media.scholieren.net · web viewblauw als de wijzers van een pendule. zijn mond is op een vreemde...

12
Thematisch werkstuk Naam: Tanziel Muradin

Upload: others

Post on 02-Mar-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

Thematisch werkstuk

Naam: Tanziel Muradin

Datum: 12 januari 2017

Klas: VED1

Page 2: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

Inleiding

Ik heb voor dit thematisch werkstuk de volgende drie boeken gebruikt: Een vlucht regenwulpen, Nooit meer slapen en De Avonden. Ik heb voor deze boeken gekozen omdat ik dit alle drie wel leuke boeken vond. Ze vielen alle drie onder het thema eenzaamheid en dat was een thema wat mij wel aansprak. Ik heb bovendien twee van deze drie boeken al gelezen voor mijn HAVO literatuurlijst, namelijk Een vlucht regenwulpen en De Avonden.

Een vlucht regenwulpen

Deze roman is geschreven door Maarten ’t Hart. Ik heb voor deze roman gekozen omdat ik deze ook al in 5havo gelezen had en ik vond het een heel mooi boek. Dit boek stond ook op de lijst van Eenzaamheid in Literaire theorie en daarom heb ik deze gekozen.

Nooit meer slapen

Geschreven door Willem Frederik Hermans. Ik had dit boek nog niet gelezen voor dit schooljaar en hij stond tussen de lijst met boeken van het thema eenzaamheid. Ik had al vaker over dit boek gehoord en mijn moeder zei dat ze het een heel mooi boek vond en dat zij het ook had gelezen toen zij op de middelbare school zat. We hadden ook al eerder tijdens een les fragmenten gelezen uit dit boek. Bovendien is Nooit meer slapen een beroemde roman. Hierdoor werd ik nieuwsgierig naar deze roman en wilde ik die wel lezen.

De avonden

Dit boek is geschreven door Gerard Reve. Ik heb voor deze roman gekozen omdat ik deze ook al in 4havo gelezen had en toen vond ik het een heel mooi en nogal apart boek. Het boek stond ook op de lijst van Eenzaamheid en daarom heb ik het gekozen.

Over deze drie boeken heb ik de volgende stelling geformuleerd:

Eenzaamheid gaat vaak samen met ernstige verwondingen, de dood en/of een hoop ellende

Mijn thematisch werkstuk is opgebouwd uit een voorblad, de inleiding van één A4-tje, een middenstuk van drie tot vijf A4-tjes en een slot van één A4-tje. Daarnaast heb ik nog twee bijlages, een ingevuld argumentatieschema meervoudig onderschikkend van elke roman (dus drie argumentatieschema’s in totaal) en een bronnenlijst. De bronnenlijst is een lijst van gebruikte literatuur die ik voor dit werkstuk gebruikt heb.

Page 3: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

Middenstuk

Ik zal eerst kort vertellen hoe het thema eenzaamheid is uitgewerkt in elke roman en daarna geef ik uit elke roman drie citaten en leg ik uit of deze citaten de stelling onderbouwen of juist ontkrachten.

Een vlucht regenwulpen

In Een vlucht regenwulpen komt eenzaamheid terug bij de hoofdpersoon Maarten doordat hij enig kind is en op het platteland is opgegroeid, ver weg van de andere kinderen in het dichtstbijzijnde dorp. Maarten heeft ook problemen met contact maken met het andere geslacht. Hij is al zijn hele leven verliefd op een meisje genaamd Martha, maar hij kan geen normaal gesprek met haar voeren.

In dit boek zie ik dat de stelling erg goed terugkomt. Als Maarten helemaal alleen is, krijgt hij last van dwanggedachten dat hij dood zal gaan. Dit zie ik terug in het volgende citaat:

Als ik instap en mijn hand omhoog hef en verbaasd constateer dat ik naar haar wuif, zie ik opeens de lede van het Concertgebouworkest voor me. Ik zie vooral zwarte rokkostuums, nee, het zijn geen rokkostuums, het zijn zwarte jassen, jassen van doodbidders. Vreemd toch, denk ik, dat ik altijd als er iets bijzonders gebeurt, last heb van dwanggedachten en dat ze altijd worden ingeleid met een soort visioen, een beeld dat aan de verbeelding ontglipt. Op donderdag 15 oktober zal ik al dood zijn, ik zal niet met haar kunnen uitgaan. Ik ben er eensklaps zo zeker van dat ik veel voorzichtiger rijd dan anders terwijl ik toch ook weet dat het een dwanggedachte is, een mentale verschansing tegen het denkbeeld met een meisje te moeten uitgaan. Als ik dood zal zijn, zal ik immers niet meer met haar kunnen uitgaan; een rustgevende gedachte. Even buiten de stad parkeer ik mijn auto bij een café dat gelukkig nog open is. Ik drink een paar koppen koffie en heb de illusie dat ik wat nuchterder word. Waarom zou ik over veertien dagen dood zijn? Ik ben gezond. Zal me een ongeluk voorkomen? Ik zal voorzichtig zijn. Aanstaande maandag vertrek ik naar Bern. Zou ik daar moeten sterven? (blz. 20-21)

Waarom heb ik voor dit citaat gekozen?

Uit dit citaat blijkt dat Maarten last krijgt van dwanggedachten als hij in de auto zit nadat hij het zusje van zijn grote liefde Martha mee heeft uitgevraagd. Maarten zit dan alleen in de auto met zijn dwanggedachten, hieruit blijkt zijn eenzaamheid. Hij denkt dat hij al dood zal zijn op donderdag 15 oktober, de dag waarop hij een afspraakje met haar heeft. Dit onderbouwt de stelling.

De dood komt vaker terug in Een vlucht regenwulpen. Onder meer bij de dood van Maartens moeder, die doodziek op bed lag. Als Maartens moeder sterft aan keelkanker, dan ziet Maarten een vlucht regenwulpen voorbij vliegen. Maarten is op het moment dat zijn moeder sterft alleen met haar in huis, zijn vader is niet thuis.

Ik weet niet waarom ik steeds maar denken moet dat het donkerder opkleuren van het grijs en het vervluchtigen van het leven in het lichaam van mijn moeder gelijk opgaan zodat ze pas tegen de avond, als het geheel donker zal zijn, sterven zal. Misschien denk ik om uitstel van het onvermijdelijke tot de avond te bewerkstelligen of misschien omdat ik hoop dat het pas zal gebeuren als het donker is zodat ik het niet goed zien kan. Ze ademt nog altijd, maar

Page 4: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

zo rustig dat haar borst nauwelijks beweegt. Aan het eind van de middag richt ze plotseling haar hoofd even op en twee korte zuchten ontsnappen haar en haar hoofd glijdt opzij en op hetzelfde moment zie ik een vlucht regenwulpen voorbij gaan boven het donkere riet. Regenwulpen zijn zo zeldzaam, zo bijzonder dat ik naar het raam toe wil rennen om ze beter te kunnen zien maar ik doe het niet, ik denk alleen maar: ze is gestorven op het moment dat de regenwulpen over kwamen en die gedachte troost me, vreemd genoeg. (blz. 68)

Uit dit citaat blijkt dat Maartens eenzaamheid gepaard gaat met de dood, dus dit citaat onderbouwt de stelling.

Het derde citaat uit het boek is nadat Maarten op congres is gegaan naar Bern, Zwitserland. Op dit congres ontmoet hij Ernst en Adriënne. Hij gaat samen met Ernst en Adriënne op stap in de bergen. Tijdens een afdaling laat hij zich zo snel naar beneden zakken dat hij zijn evenwicht verliest en naar beneden valt. In dit citaat wordt beschreven dat hij denkt dat hij doodgaat en hoe hij denkt dat hij zal doodgaan.

Ik ga dood, denk ik. Plotseling ben ik bang, niet op een erg bewuste wijze evenwel. Ik weet wat er gebeuren zal. Over de grote stenen zal ik snel omlaag vallen. De puntige toppen ervan zullen eerst mijn kleding, daarna mijn rug en mijn benen openscheuren en door de snelheid waarmee ik omlaag ga langs de steile helling zal ik waarschijnlijk één keer of misschien zelfs een paar maal voorover slaan en ik zal met mijn hoofd op de stenen bonken, zodat ik, overal bloedend, op de groene weiden zal aankomen, zwaargewond of dood. Ik ga nu snel langs de rotsen. Maar mijn handen hebben het nog altijd niet opgegeven want zij zijn echt wanhopig, zij graaien nog altijd langs de gladde wand. Maar zij bloeden dan ook hevig. Straks zal ik overal bloeden. Er gaat veel om in mijn hoofd tijdens het vallen. Er is vooral verbazing omdat het zo gebeurt. Het was voorvoeld: de dood. (blz. 153)

Uit dit citaat blijkt Maartens eenzaamheid omdat Ernst en Adriënne niet zo ernstig in de problemen komen. Tevens blijkt uit dit citaat dat Maartens eenzaamheid gepaard gaat met een hoop ellende en de dood.

Mijn conclusie is dat de citaten uit Een vlucht regenwulpen de stelling goed onderbouwen.

Nooit meer slapen

In Nooit meer slapen gaat de 25-jarige geoloog Alfred Issendorf op expeditie naar Noorwegen voor zijn promotieonderzoek. Tijdens deze expeditie wordt hij vergezeld door drie andere Noren, (Arne, Qvigstad en Mikkelsen) en in het begin ook nog door een andere sterke man. Doordat Alfred in tegenstelling tot de drie Noren niet gewend is aan en geen echte kennis heeft over het landschap in Lapland en zich ook niet zo goed heeft voorbereid op de expeditie, voelt hij zich erg eenzaam.

Doordat Alfred niet gewend is aan de omgeving in Noors Lapland, raakt hij tijdens de expeditie regelmatig gewond. Uit dit citaat blijkt dat hij van een rots af stapt (waarschijnlijk maakt hij een misstap) en daardoor tijdens de expeditie ernstig gewond raakt.

Dat Alfred ernstig gewond raakt zie ik terug in het volgende citaat:

Wilde ik om het gesprek te beëindigen van de rots af stappen? Wat gebeurt me? De wereld flitst langs mij heen, ik slaak een gil. Met een schok kom ik op mijn voeten terecht. Mijn hoofd doet zo verschrikkelijk pijn dat ik mijn ogen niet meer open durf te doen. Ik lig languit tegen de rots aan. Ik voel het gesteente aan mijn handpalmen, maar zie niets meer. Arne staat naast mij en pakt mij onder mijn schouders. Ik probeer te lopen, maar kan mijn rechterbeen

Page 5: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

niet verzetten. Er stroomt bloed in mijn rechteroog. Met mijn linkerhand probeer ik Arne weg te duwen, want ik roep: I’m allright! I’m allright! Maar hij laat me niet los. De wereld verschijnt weer in mijn hersens, als gezien door de bodem van een bierglas. Nadat ik met de rug van mijn hand in mijn oog geveegd heb, zit niet alleen mijn hand vol bloed, maar ook mijn rechterbroekspijp. Hoe kan dat? (blz. 160)

Arne, Qvigstad en Mikkelsen hebben veel meer ervaring met het gebied en raken nooit gewond. Daarom denkt Alfred dat de drie Noren hem maar een lastpak vinden die alleen mar voor vertraging zorgt. Uit dit citaat blijkt dus dat Alfred als enige van de vier ernstig gewond raakt en dat maakt hem eenzaam.

Nadat de expeditie een tijdje gevorderd is, splitst de groep zich. Alfred gaat alleen met Arne verder en Qvigstad en Mikkelsen gaan met elkaar verder. Na onenigheid over de te volgen richting, raakt Alfred Arne kwijt. Tijdens de tocht die Alfred alleen maakt, is de weinige uitrusting die hij bij zich had (de drie Noren waren beter uitgerust) ook al grotendeels kapot gegaan. Het volgende citaat speelt zich af nadat Alfred Arne is kwijtgeraakt en zijn uitrusting grotendeels onbruikbaar is geworden.

Geen twijfel mogelijk: berooid als ik ben, doe ik het verstandigste terug te gaan waar de huizen zijn. Wat komt er van mijn wetenschappelijke onderzoek nog terecht? Luchtfoto’s had ik aldoor al niet. Die had Mikkelsen. Hij ziet wat ik niet zie. Kwam ik hem tegen, ik zou hem doodslaan. Maar ik zie hem niet. Kompas verloren, camera kapot, overal bloedend en gekneusd, koortsig van gebrek aan slaap, geen eten. Ik weet niets meer, niet eens precies hoe laat het is. Ik zou het beste terug kunnen keren naar Skoganvarre, vijfentwintig kilometer lopen. Maar wegens Arne kan ik dat natuurlijk niet doen. Stel je voor dat hij nog weken naar mij zou blijven zoeken. Ik weet welhaast zeker dat hij nog bij het kloofdal op mij zit te wachten. (blz. 243)

In dit citaat komt Alfreds eenzaamheid heel sterk naar voren. Hij wordt in dit citaat niet geconfronteerd met de dood, maar uit dit citaat blijkt wel dat hij verwond is en dat hij zich in ellendige omstandigheden bevindt. Dit citaat onderbouwt de stelling dus.

Nadat Alfred een tijd lang alleen heeft rondgezworven door Noors Lapland, komt hij het lijk van Arne tegen. Arne blijkt te zijn overleden, waarschijnlijk is hij van een berg af gevallen. Dit wordt in het volgende citaat beschreven:

Hij ligt achterover, één been gekromd, het andere gestrekt. Duidelijk zie ik de gladafgesleten zool van zijn laars, die bovendien is opengescheurd. Zijn achterhoofd ligt tegen een steen. Iets dat op gele pudding lijkt, besmeurt de steen. Het zit vol vliegen van een soort dat ik hier nog niet eerder heb gezien, grote, blauwe. Blauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of hij op het allerlaatste ogenblik nog pijn heeft moeten verbijten. Verder is zijn gezicht precies zo als ik het gezien heb in zijn slaap: onbegrijpelijk oud en moe, gerimpeld als de schors van een eik. Maar dit is geen slapen. Dit is nooit meer slapen. Mijn hand voor mijn mond schijnt mij het verder ademhalen te willen beletten. Er lopen ook vliegen over zijn baard, over zijn voorhoofd, over zijn half gesloten ogen. Maar geen enkele mug. (blz. 256)

In dit citaat wordt heel gedetailleerd beschreven hoe het lijk van Arne eruit ziet nadat hij van een berg is af gevallen. Dit is een nogal lugubere omschrijving. Eigenlijk is het ironisch dat Arne op deze manier doodgaat. Ik verwachtte dat dit Alfred zou overkomen omdat Alfred regelmatig ernstig gewond raakte en Arne niet. Uit dit citaat blijkt dus dat Alfreds eenzaamheid samen gaat met de dood (van Arne).

Page 6: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

Mijn conclusie is dat de drie citaten uit Nooit meer slapen de stelling heel goed onderbouwen.

De avonden

In De avonden komt eenzaamheid op verschillende manieren bij de hoofdpersoon Frits van Egters terug. Hij is het enige kind in huis bij zijn ouders, want zijn oudere broer Joop is al het huis uit en is getrouwd en Frits vindt het niet fijn om alleen met zijn ouders te zijn. Frits heeft last van enge, naargeestige dromen en nachtmerries waar hij niemand wat over vertelt, waardoor hij erg eenzaam is. Ook vindt hij dat de dagen nutteloos voorbijgaan, hij vindt dat hij de tijd niet goed besteedt, waardoor hij ook eenzaam is. Frits is erg egoïstisch, hij denkt enkel aan zichzelf en houdt geen rekening met anderen, wat zijn eenzaamheid versterkt. En last but not least, Frits praat heel vaak tegen zichzelf, wat zijn eenzaamheid ook versterkt.

In De avonden heeft Frits van Egters vaak griezelige, lugubere dromen waarin hij alleen en dus eenzaam is. In zijn dromen lijkt hij te worden achtervolgt door de dood of dat de dood op hem afkomt of lijkt het alsof hij al dood is.

In het eerste citaat droomt Frits dat hij ergens buiten is, tussen de weilanden, maar dat staat niet in dit citaat. Op een gegeven moment wordt hij geroepen door een tuinman. Frits liep naar de tuinman toe en bekeek de grasperken van de tuin, toen hij een stoomwals of iets dergelijks aan hoorde komen.

Kom hierheen, riep een tuinman. Frits duwde het zware hek open en liep de oprit op. Kijk, zei de man, we zijn van allerlei aan het aanleggen. Hij wees op bloemperken. Er waren ook grasveldjes, afgezet met randen van klimbloemen, die bij gebrek aan een muur of boom, over de grond groeiden. Bij scherp kijken zag hij, dat het geen bloemen waren, maar dat het kunstig wolweefsel was, gespannen zoals op een klosje, waarmee de kinderen leidsels breien. Nu werd hij bang. Hij wilde wegrennen, doch stapte in de bonte rand van een der grasperken en raakte er met de voeten in verward. Eindelijk was hij los, maar toen hoorde hij het gevaar aankomen: een langzaam ratelend, schuddend geluid als van een stoomwals. Hij vluchtte de weg op, maar het verschrikkelijke volgde. Achterom kijkend, zag hij telkens niets, maar hij wist, dat het, als hij maar even zou blijven staan, om de bocht zou verschijnen. Hij holde een klein huis binnen, maar een vrouwenstem riep: Hola, wat gebeurt hier? Stil, stil!, riep hij. De stem bleef echter luid schreeuwen. Toen hoorde hij het gevaar van de weg af ratelen en op het huis toe stevenen. Het drong binnen en in een laatste poging rende hij een wenteltrap naar de kelder af. Hij sprong, half struikelend, de treden af, maar het achtervolgende begon, eerst langzaam, toen sneller en luider ratelend, achter hem aan te komen. (blz. 72)

De tuinman leek niet te merken dat er een stoomwals op hun afkwam, maar Frits wel. Hieruit blijkt Frits’ eenzaamheid. Frits vluchtte weg door de weg op te rennen tot hij bij een klein huis aankwam, waar hij naar binnen ging. Maar ook toen hij in het huis was bleef de stoomwals hem achtervolgen, terwijl de vrouw die in het huis woonde niets leek te merken. Ook hieruit blijkt dus Frits’ eenzaamheid. Hij lijkt te worden achtervolgd door de dood, maar dat wordt door niemand opgemerkt. Dit citaat onderbouwt dus de stelling.

Ook het tweede citaat komt uit een droom van Frits, waarin hij droomt in een kano op een groot, effen meer zit en dood zal gaan:

Hij zat in een kano en peddelde op een groot, effen meer. De hemel was betrokken. Wind was er niet, zodat de waterspiegel volkomen vlak was. Het water stijgt, dacht hij. In de kano kwam steeds meer water te staan. Hij peilde het met de hand en tastte daarna in het water

Page 7: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

buiten de boot. Gruwelijk teken, dacht hij, het water hier binnenin de boot is veel kouder dan dat er buiten. Het is ander water. Waar komt het vandaan? Hij peddelde zo hard als hij kon. Als ik de wal maar eerst zie, zei hij hardop. Het water op de bodem steeg en bereikte zijn benen en dijen. Ik ben verloren, dacht hij. Het water bleef stijgen, de kano kwam steeds dieper te liggen en het begon donker te worden. Hij kwam steeds langzamer vooruit, hoe hard hij ook roeide. Eindelijk was het bootje tot de rand volgelopen. Hij hield op met peddelen, bewoog zich niet en wachtte. Het zal, als ik niet beweeg, blijven drijven, dacht hij. Op dat ogenblik zag hij in de verte tegenover zich, in de avondschemering een vloedgolf ter hoogte van een huis. Een muur van water, dacht hij, het is de vloedgolf. (blz. 197-198)

Behalve Frits, is er behalve hem niemand op het meer. Frits is dus erg eenzaam. Hij denkt dat het water stijgt en ziet de boot vollopen en zijn hele lichaam bedekken, waardoor hij zal verdrinken. Hij verdrinkt echter niet, maar ziet in de verte een hoge vloedgolf aankomen. De vloedgolf zal de kano doen omvallen en Frits zal dus alsnog verdrinken. Hieruit blijkt dat Frits eenzaam is en dat het lijkt alsof de dood op hem afkomt. Dit citaat onderbouwt dus de stelling.

En ook het laatste citaat komt uit een droom van Frits. In dit fragment droomt Frits dat hij thuis is. Er wordt een postpakket bij hem thuis afgeleverd. Dit postpakket blijkt een dode man te zijn, die ongeveer even oud en even groot is als hijzelf.

Frits nam het lange voorwerp aan, dat in bruin pakpapier was gewikkeld. Het was ongeveer zo lang als hijzelf, voelde lauw aan en er schenen haast onmerkbare bewegingen in op te treden. De mannen groetten en verdwenen. Hij sloot de deur op de grendel en luisterde, maar hoorde ze niet de trap afgaan. Hij begon bang te worden. Er werd op de deur geklopt en een stem, die Frits als die van de lantaarndrager herkende, zei langzaam: Denk er aan, wat wij hier in huis brengen, mag er nooit meer uit. U bent gewaarschuwd. Daarop hoorde hij snelle stappen naar beneden. Ik weet het, dacht hij, het is de dode. Hij wilde het pak op de grond leggen, maar kon zijn rug niet buigen. Nu komen alle verschrikkingen tegelijk, dacht hij, het is een gruwelijke straf. Het pak werd slap en begon aan de einden naar beneden te buigen. Met alle inspanning lukte het hem, zijn handen te openen. Het pak viel, maar het papier bleef aan zijn vingers kleven. Al vallende wikkelde de inhoud er uit. Hij keek naar boven. Nee, zei hij, niet zien. Langzaam moest hij echter het hoofd voorover buigen. Op de grond lag het gave lichaam van een in groene uniform geklede jongeman van zeer tengere gestalte. Het hoofd was een doodskop, met aarde en een druipende, slijmerige stof in de geopende mondholte. (blz. 227)

Uit dit citaat blijkt dat Frits eenzaam is en dat zijn eenzaamheid samen gaat met de dood, mogelijk zijn eigen dood.

Mijn conclusie is dat de citaten uit De avonden de stelling goed onderbouwen.

Page 8: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

Slot

Mijn stelling was: Eenzaamheid gaat vaak samen met (ernstige) verwondingen, de dood en/of een hoop ellende

Ik vind dat het thema Eenzaamheid het beste wordt uitgewerkt in Nooit meer slapen. In Nooit meer slapen kon ik vanaf het eerste hoofdstuk al begrijpen dat Alfred erg eenzaam is. In Een vlucht regenwulpen is er ook veel sprake van eenzaamheid, omdat Maarten alleen is opgegroeid op het platteland ver weg van het dichtstbijzijnde dorp en omdat hij geen vrienden heeft en omdat hij geen vrouw heeft. Maar ik vind dat Een vlucht regenwulpen minder vlot geschreven is dan Nooit meer slapen, mede omdat de meeste zinnen in Een vlucht regenwulpen erg lang en moeilijk zijn en in Nooit meer slapen juist kort en simpel. Ik vind de schrijfstijl van Nooit meer slapen beter, waardoor Alfreds eenzaamheid beter wordt tot uitdrukking komt dan Maartens eenzaamheid.

In vergelijking met Maarten uit Een vlucht regenwulpen en Alfred uit Nooit meer slapen, vind ik dat Frits in De avonden minder eenzaam is. Frits is vooral eenzaam in zijn dromen, wanneer hij alleen is en de dood hem achterna lijkt te zitten. Ik heb in De avonden ook passages gelezen waarop Frits overdag en ‘s avonds volwaardig met zijn vrienden discussieert en dat wijst niet op eenzaamheid. Ook heb ik passages gelezen dat hij met vrienden naar de bioscoop gaat, dat wijst ook niet op eenzaamheid.

Ik ben het niet volledig met de stelling eens. Eenzaamheid hoeft niet altijd gepaard te gaan met ernstige verwondingen. Ik heb dat als stelling geformuleerd omdat in Een vlucht regenwulpen en Nooit meer slapen de hoofdpersonen beide een tocht maken/op expeditie gaan door de bergen en ze daar ernstig gewond raken. Ik denk wel dat eenzaamheid vaak gepaard gaat met de dood en veel ellende. Mensen die erg eenzaam zijn, kunnen depressief worden en daardoor veel met de dood en een hoop ellende geconfronteerd worden.

Ik kan mezelf goed identificeren met de drie hoofdpersonen, maar wat minder met Frits. Ik begin met Een vlucht regenwulpen. Als ik celbioloog was en een tocht zou maken door de bergen in Zwitserland samen met twee collega’s, een man en een vrouw, en ik zou moeite hebben met het contact maken met vrouwen, dan zou ik denk ik net zo reageren als Maarten. Ik zou ook boos worden als Adriënne verliefd wordt op Ernst en niet op mij, terwijl ik verliefd ben op Adriënne. Ik kan me ook goed voorstellen dat hij aan het einde van het boek besluit om zijn liefde voor Martha na te streven. Hij krijgt immers al dwanggedachten bij de gedachte uit te moeten gaan met een van haar jongere zusjes.

Met Alfred kan ik me ook goed identificeren, vooral als hij op expeditie is gegaan. Hij is dan samen met drie Noren die in hun thuisland zijn en veel beter zijn voorbereid op de expeditie en wordt dan achterdochtig omdat de drie Noren ook onderling Noors praten. Ik vind eigenlijk dat hij best wel kalm reageert als blijkt dat hij de luchtfoto’s niet te pakken kan krijgen, voordat hij echt aan de expeditie begint. Ik zou boos worden als ik in een vreemd, groot land als Noorwegen van hot naar her moest reizen om luchtfoto’s te bemachtigen die mij beloofd waren en die vervolgens iemand blijkt te hebben die meedoet aan dezelfde expeditie (Mikkelsen). Ik kan me ook goed voorstellen dat Alfred heel boos wordt op Mikkelsen als hij erachter komt dat hij de luchtfoto’s in zijn bezit heeft.

Met Frits kan ik me minder goed identificeren. Ik vind dat Frits op een nogal vreemde en ouderwetse manier praat, maar dat komt ook doordat De avonden in 1947 geschreven is. Ik vind het ook vreemd dat Frits in zichzelf praat. Hij praat vaak in zichzelf omdat hij psychische

Page 9: media.scholieren.net · Web viewBlauw als de wijzers van een pendule. Zijn mond is op een vreemde manier gesloten, de slechte tanden van zijn bovenkaak rusten op zijn onderlip, of

problemen heeft en blijkbaar is hij al ver heen. Zijn fascinatie voor de dood snap ik aan de ene kant heel goed, hij droomt immers ook vaak over de dood. Maar aan de andere kant ook niet, Frits heeft veel vrienden, zo lijkt het in De avonden en dan snap ik niet waarom hij vaak droomt over zijn eigen dood. Ook is Frits erg egoïstisch, terwijl hij toch veel vrienden heeft. Daar kan ik me ook niet echt mee identificeren.