medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

16
Waarde radiovergunningen ‘Transferpassagiers zijn nodig, maar maken Schiphol ook kwetsbaar’ Flexibiliteit belangrijkste meerwaarde van ZZP’er jaargang 14 . nummer 1 . juni 2010 Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Upload: buimien

Post on 15-Feb-2017

224 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Waarde radiovergunningen

‘Transferpassagiers zijn nodig, maar maken Schiphol ook kwetsbaar’

Flexibiliteit belangrijkste meerwaarde van ZZP’er

jaargang 14 . nummer 1 . juni 2010

Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Page 2: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

ColofonTopics is een uitgave van SEO Economisch Onderzoek

SEO Economisch OnderzoekRoetersstraat 291018 WB AmsterdamT 020 525 1630F 020 525 1686E [email protected] www.seo.nl

RedactieBarbara Baarsma (hoofdredactie)Tessa Kempen (traffic)Yolanda van Empel (redacteur)

FotografieYon Gloudemans

Grafisch ontwerp & IllustratieWazza, Amsterdam

DrukStolwijkGrafax

ISSN1385-0970

inhoud

3 Een goed econoom: aangeboren of aangeleerd?

4 Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

6 Nederland aantrekkelijk voor kennismigranten

7 Flexibiliteit belangrijkste meerwaarde van ZZP’er

8 Werkgroep Mobiliteit & Water: Betalen voor gebruik en schrappen van infrastructuur onontkoombaar

9 Winstuitkering ziekenhuizen onder voorwaarden toestaan

10 Waarde radiovergunningen

11 InnovatieImpuls Onderwijs: Effect van onderwijsinnovaties op de arbeidsproductiviteit van leraren

12 ‘Transferpassagiers zijn nodig, maar maken Schiphol ook kwetsbaar’

13 Sterk effect gezondheid op arbeidsparticipatie

14 Faits divers

16 Maak het eigen risico in de zorg inkomensafhankelijk

Page 3: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Na een lange bergwandeling onder de branden-de zon komen drie wandelaars, waaronder een econoom, dorstig en uitgeput op een magnifiek en populair uitkijkpunt. Uren geleden hebben ze het laatste water opgedronken. Op het uit-kijkpunt is geen stalletje of frisdrankautomaat te bekennen. Gelukkig hebben vorige wande-laars twee onaangebroken flessen mineraalwa-ter in de schaduw van de bomen achtergelaten.

Er zijn verschillende manieren om het schaarse water onder de uitgedroogde wandelaars te ver-delen. De econoom vindt een veiling waarin de meest biedende het water krijgt niet bij voorbaat verwerpelijk. De andere twee wandelaars zien meer in een gelijke verdeling van de beperkte hoeveelheid water, waarbij de oudste wandelaar meer krijgt dan de jongste. Of waarbij de dames eerst hun dorst mogen lessen en dan de heren. Zijn economen een ander slag mensen? Die vraag welt op bij dit verhaal.

Het is niet echt een verhaal, maar een verslag van een wetenschappelijk experiment. Een ver-gelijkbaar experiment betreft de verdeling van sneeuwscheppen na een onverwachte sneeuw-storm in Canada. De overgrote meerderheid van willekeurig geselecteerde inwoners van Toronto en Vancouver vindt het prijsmechanisme in deze situatie oneerlijk. Economiestudenten zijn minder negatief over prijzen als mechanisme om ‘schaarse scheppen’ te verdelen.

Een goed econoom: aangeboren of aangeleerd?Bij een willekeurige beleidsdiscussie valt op dat economen anders redeneren dan niet-econo-men. De redenering van veel economen begint bij burgers en bedrijven (bottom up), en zoekt een oplossing via de markt. Pas als de markt uit de bocht vliegt en faalt, is er reden voor de over-heid om bij te sturen. Niet-economen beginnen vaak bij overheidsingrijpen (top down). Wanneer de overheid faalt, wordt geadviseerd bij te sturen.

Zelden komen economen en niet-economen in het midden bij elkaar. In de zorgsector bij-voorbeeld komen economen tot een markt-plus-oplossing in de vorm van gereguleerde markt-werking. Niet-economen opteren mogelijk voor een overheid-minoplossing waarbij de publieke voorziening wordt aangevuld met enkele markt-experimenten, zoals vrije prijsvorming van een deel van de behandelingen waaronder staar- en heupoperaties.

Wordt iemand als econoom geboren of is hij het product van jarenlange met de paplepel ingego-ten economische principes? Voor George Stig-ler is het opleiding: ‘He is drilled in the problems of all economic systems and in the methods by which a price system solves these problems.’ Voor Bruno Frey is het self selection. Zijn stelling dat ‘economists are born, not made’ is getoetst door het antwoordgedrag van beginnende economie-studenten te vergelijken met dat van bijna afge-studeerde economen. De statistische toets blijkt

echter geen uitsluitsel te geven. Zolang er geen speciaal economengen wordt gevonden, blijft deze nurture- versus nature-discussie voortduren.

De econoom onder de dorstige bergwandelaars roept met zijn gedrag het beeld op van een ge-voelloze misantroop. Het tegenovergestelde blijkt uit de resultaten van het ‘verloren-brief-experiment’ uit de psychologie. Voor de aanvang van een college ligt er een open envelop met een biljet van tien in de klas. De onderzoeker deed dit 32 keer in een college voor economen en 32 keer in klassen van andere disciplines. De resul-taten zijn opvallend: 56 procent van de econo-men geeft de achtergelaten brieven terug, en slechts 31 procent van de achterblijvers in de klassen voor niet-economen. Maar ook hier is niet duidelijk of economen vanaf hun geboorte goede mensen zijn of dat hen dat in de econo-miecolleges is aangeleerd. •

Barbara Baarsma (algemeen directeur SEO Economisch Onderzoek)

Jules Theeuwes (wetenschappelijk directeur SEO Economisch Onderzoek)

Barbara Baarsma en Jules Theeuwes

3

Page 4: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

‘Medisch specialisten en ziekenhuizen keren zich tegen de plannen van demissionair minister Ab Klink van Volksgezondheid om per 2011 het bestuur van ziekenhuizen volledig verantwoordelijk te maken voor de ho-noraria van de specialisten.’ Dat berichtte het persbureau ANP 27 april jl. ‘Ziekenhuizen moeten niet verantwoordelijk worden gemaakt voor de hoogte van de salarissen van medisch specialisten’, zo reageerde de Orde van Medisch Specialisten gepikeerd. ‘Onuitvoerbaar’, noemde voorzitter Roelf de Boer van Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) de plannen. Klink wil ziekenhuizen verantwoordelijk maken voor de hono-rering van artsen. De raden van bestuur beslissen of ze goed functione-rende artsen extra belonen, om te voorkomen dat artsen hun motivatie verliezen om hard te werken. Daarnaast wil Klink een maximumbudget voor medisch specialisten invoeren.De salarissen van medisch specialisten zijn al jaren een steen des aan-stoots. Medisch specialisten verdienen teveel, vindt ook Klink. Circa 75 procent van de medisch specialisten zijn vrij gevestigd binnen een zie-kenhuis, terwijl in de academische ziekenhuizen alle specialisten in loondienst zijn. In 2008 bleek dat een deel van de vrijgevestigde artsen honderden miljoenen euro’s teveel verdiend had door de invoering van prestatiebeloning. Prestaties worden gemeten in diagnose behandelcom-binaties (dbc’s), waarin per dbc normtijden zijn opgenomen per specia-lisme. Ondersteunende specialisten zoals anesthesisten zagen hun in-

komen door verkeerde normtijden onbedoeld flink stijgen. Specialisten moesten daarop 150 miljoen euro ‘terugbetalen’. Het kabinet kortte het uurtarief van alle vrijgevestigde specialisten ook nog eens met ruim 12 procent. Maar daarover is het laatste woord nog niet gezegd, want de spe-cialisten stapten naar de rechter.

Verplicht loondienstVolgens de Orde van Medisch Specialisten riekt het nieuwe voorstel van Klink naar een manoeuvre ‘om specialisten indirect in een dienstver-bandstructuur probeert te krijgen’. En dat is tegen het zere been. Verplicht loondienst heeft bepaald geen draagvlak in de sector: 96 procent is tegen, blijkt uit een recente enquête van het vakblad Zorgvisie. Vast dienstver-band is volgens sommigen de oplossing om de kosten binnen de perken te houden. ‘Bij vrijgevestigde specialisten is het gevaar groter dat zij eerder een operatie doen om meer omzet te draaien.’ ‘Ook de patiënt heeft er baat bij, omdat een arts in loondienst alleen nog maar met zijn vak bezig is’, aldus Kamerlid Eelke van der Veen (PvdA) in de Volkskrant van 10 juni 2009. Loondienst biedt echter geen oplossing, waarschuwt de Orde van Medisch Specialisten. ‘Artsen worden in loondienst minder productief en innovatief, met ongewenste wachtlijsten als gevolg.’ Om deze discussie te onderbouwen deed SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het minsterie van VWS onderzoek naar ‘de prikkels voor

Medisch specialisten inloondienst: niet de beste optieVerplicht loondienst van specialisten leidt tot minder zorg en meer wachtlijsten, en daardoor niet tot lagere kosten. Dat blijkt uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek. ‘Op termijn is het onontkoombaar dat ziekenhuis en specialist onderhandelen over honorarium en bonus. Zorgverzekeraars onderhandelen dan met ziekenhuizen over prijs en omvang van de zorg.’

4

Page 5: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

medisch specialisten in loondienst en vrije vestiging’. En dan vooral wat die prikkels voor effect hebben op de arbeidsproductiviteit van artsen en de kwaliteit van de zorg. Zes beleidsopties nam SEO Economisch Onder-zoek onder de loep. Wat blijkt? Verplicht loondienst van specialisten leidt op korte termijn tot minder zorg, met wachtlijsten en onderbehandeling als mogelijke gevolgen. Minder zorg leidt bovendien bij vrije prijzen tot hogere prijzen van de zorg. Om de wachtlijsten weg te werken zullen zie-kenhuizen meer artsen willen aantrekken, waardoor de kosten stijgen. Op lange termijn zal weer meer zorg geproduceerd worden, maar tegen hogere kosten omdat de opleiding van artsen geld kost. Kok: ‘Verplicht loondienst is dus op lange termijn niet de manier om de kosten binnen de perken te houden.’In plaats van extra artsen op te leiden kan ‘de productie’ ook worden op-gevoerd door prestatiebeloning. Sommige ziekenhuizen werken al met prestatiebeloning. Het OLVG in Amsterdam heeft naar eigen zeggen het beste van twee werelden verenigd. De specialisten zijn sinds 1996 in loondienst, maar worden daarnaast ook op prestaties afgerekend. ‘Die variabele component geeft artsen wel degelijk de juiste prikkels om aan de slag te gaan’, aldus bestuurs-voorzitter Douwe Hemrika in de Volkskrant begin dit jaar. ‘Prestatie-beloning brengt echter ook kosten met zich mee en neemt de beoogde voordelen van loondienst weg’, nuanceert SEO-onderzoeker Lucy Kok.

Wat is dan wel ‘de meest gunstige beleidsoptie’? Kok: ‘Probleem is dat de financiële prikkels van de bekostigingsregimes niet altijd sporen met de belangen van ziekenhuizen en verzekerden. De belangen van patiënten zijn evident: toegankelijke, kwalitatief goede en betaalbare zorg. Specialis-ten hebben niet altijd belang bij hetzelfde zorgvolume als het ziekenhuis: soms is het voor hen financieel voordelig om minder te produceren dan wat optimaal is voor het ziekenhuis en soms is het voordelig om meer te produceren. Ook hebben specialisten niet altijd belang bij doelmatig gebruik van ziekenhuisfaciliteiten. De ideale oplossing pakt deze twee problemen aan.’

Integrale tarievenAlle onderzochte beleidsopties stuiten op voor- en nadelen, zo blijkt uit het onderzoek Specialisten staan bijvoorbeeld niet te trappelen voor de invoering van zogenaamde integrale tarieven – de beleidsoptie waar Klink voor kiest – door reguleringsonzekerheid. Het honorarium van de spe-

cialist komt dan tot stand door onderhandelingen tussen ziekenhuis en specialist. Kok: ‘Het is een beloningsmodel waarbij de belangen van de specialist in overeenstemming zijn met die van het ziekenhuis. Wanneer een arts doelmatig met de ziekenhuisfaciliteiten omgaat, ziet deze dat als het goed is terug in zijn honorarium.’ Deze optie kost tijd en dus geld omdat ziekenhuizen moeten gaan onderhandelen met specialisten. De onderhandelingen kunnen bovendien de verhoudingen tussen zieken-huisbestuur en specialisten verstoren, maar ook de verhoudingen tussen specialisten onderling. Specialisten met meer macht kunnen hogere ho-noraria bedingen, ten koste van collega’s met minder macht.

MaximumomzettenKlink gaat in zijn voorstel echter nog een stap verder: hij koppelt de in-tegrale tarieven aan maximumomzetten voor specialisten. De gevolgen zijn volgens het onderzoek gelijk aan loondienstconstructies: minder zorg en wachtlijsten. Groot verschil is dat bij maximumomzetten geen

nieuw evenwicht tot stand komt; ziekenhuizen gaan niet meer artsen aantrekken om het zorgvolume op te krikken. ‘Onverstandig’, aldus Kok. ‘Opleggen van maximumomzetten is weliswaar de snelste manier om kos-ten te besparen, maar het verstoort de

marktwerking. Ziekenhuizen moeten dan misschien zelfs patiënten gaan weren; en dat belemmert de keuzevrijheid van patiënten. Beter zou het zijn als verzekeraars een prikkel krijgen om het zorgvolume te beperken. Beperking van de zorgkosten komt dan via de markt tot stand.’

Dat neemt niet weg dat integrale tarieven op lange termijn de beste be-leidsoptie is, stelt Kok. ‘Uiteraard zonder maximering van de omzet van specialisten.’ Vanuit het oogpunt van patiënten verdienen integrale tarie-ven de voorkeur boven loondienstconstructies: door doelmatigheidsprik-kels zijn de kosten van de zorg lager. Op termijn is het onontkoombaar dat ziekenhuis en specialist onderhandelen over honorarium en bonus, verwacht Kok. ‘Klink wil alleen te snel: dat realiseer je niet binnen een jaar. Zaak is om eerst de tarieven voor medische handelingen op orde te krijgen. Het is al knap wanneer dat binnen een jaar voor elkaar is.’ •

Lucy Kok, Aenneli Houkes, Caren Tempelman: De relatie tussen medisch specialisten en het ziekenhuis. In opdracht van het ministerie van VWS (SEO-rapport 2010-16).

‘Opleggen van maximumomzetten is weliswaar de snelste manier om kosten te

besparen, maar het verstoort de marktwerking’

5

Page 6: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

‘Van Nederland een dynamische en innovatie-ve kenniseconomie maken.’ Dat is een van de speerpunten van de Nederlandse overheid. De motor van zo’n kenniseconomie zijn hoogopge-leide ‘kenniswerkers’; mensen met ten minste een hbo-diploma. De arbeidsmarkt van een kenniseconomie stopt echter niet bij de lands-grenzen. Een innovatieve kenniseconomie haalt haar kenniswerkers ook uit het buitenland. Hoeveel kennismigranten Nederland jaarlijks aantrekt is niet precies bekend. In 2008 im-migreerden bijna 116.000 buitenlanders naar Nederland. ‘Hoeveel mensen daarvan hoog-opgeleid zijn, is ongewis’, aldus onderzoeker Ernest Berkhout. De Kennismigrantenregeling was in 2004 een eerste stap om kennismigranten snel toe te la-ten. En de Regeling Hoogopgeleiden (2009) en het Zoekjaar Afgestudeerde Buitenlandse studenten geven vreemdelingen en buitenlandse studen-ten maximaal een jaar om een baan te vinden. Ook andere landen nemen maatregelen om meer kennismigranten aan te trekken. Hoe staat het met de Nederlandse concurrentiekracht bij het werven van kennismigranten? Dat onder- zocht SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. Sterke middenpositieNederland is aantrekkelijk voor kennismigran-ten, zo blijkt uit het onderzoek. Het bezet samen met Canada, Australië en Zweden een sterke middenpositie op de zogenaamde concurrentie-index. Die index meet de aantrekkingskracht van een land op kennismigranten op basis van

indicatoren als werk en loopbaan, woon- en leef-klimaat en toelatingsbeleid. Alleen de Verenig-de Staten en Zwitserland doen het beter van de in totaal 11 landen. Financiële overwegingen en carrièremogelijkheden blijken vaak door-slaggevend bij de keuze van een land. Ook de aantrekkelijkheid van de leefomgeving speelt een rol. ‘Kennismigranten komen in de eerste plaats naar Nederland vanwege hun idee over de werkgelegenheid en carrièrekansen’, aldus Berkhout. ‘Ook de regeling Hogeropgeleiden en Zoekjaar Afgestudeerde Buitenlandse Studen-ten trekt kennismigranten aan.’

‘Maar’, nuanceert Berkhout, ‘ongrijpbare cultu-rele en maatschappelijk factoren en zaken als belastingvoordelen zijn niet in de concurrentie-index opgenomen, terwijl die er natuurlijk wel toe doen voor de migrant.’ Motieven om naar Nederland te komen verschillen bovendien sterk. Zo zijn er ‘accidental tourists’; mensen die door hun werkgever worden uitgezonden en toevallig in Nederland belanden. Wetenschap-pers kiezen vaak voor plekken waar zij hun onderzoek het beste kunnen uitvoeren (de ‘pel-grims’), terwijl veel technici en ingenieurs daar gaan waar hun kwaliteiten het beste beloond worden (‘economy class passengers’). Berkhout: ‘Effectief beleid om kennismigranten aan te trekken onderkent deze verschillen. Bijvoor-beeld door specifiek beleid gericht op multi-nationals en kleine buitenlandse bedrijven die werknemers naar het buitenland uitzenden.’ Man en jongDe meeste kennismigranten in Nederland

werken in de financiële en zakelijke dienstver-lening (33 procent) en bij industrie- en nuts - bedrijven (21 procent). Ook onderwijs en onder- zoek (17 procent) en transport en communi-catie (11 procent) zijn goed vertegenwoordigd. Het merendeel, wordt door hun werkgever uitgezonden. Bijna de helft komt uit Azië, en zo’n 11 procent uit Noord-Amerika. De kennis- migranten zijn relatief jong en vaak man: 40 procent is jonger dan dertig jaar, en dik 75 procent is man. Bijna 80 procent van de hoog-opgeleide migranten uit de VS en Canada heeft Nederland al eens bezocht, terwijl de helft van de Aziatische kennismigranten al eens in Nederland is geweest. Berkhout: ‘Doeltreffend migratiebeleid richt zich dan ook op bekendheid en reputatie van Nederland bij kennismigranten.’ Weet Nederland de kennismigrant ook vast te houden? Veertig procent twijfelt of ze in Neder-land wil blijven, 30 procent wil de verblijfsver-gunning verlengen. Ongeveer een kwart van de kennismigranten in Nederland denkt eraan om in een ander land te gaan werken: de Verenigde Staten (29 procent) en het Verenigd Koninkrijk (23 procent) zijn het meest favoriet. Ook Duits-land, Canada en Australië noemen de kennis-migranten als goed alternatief voor Nederland. Belangrijkste vertrekreden is dat er geen werk meer voor ze is. •

Ernest Berkhout, Theo Smid, Maikel Volkerink: Analyse concurrentiekracht kennismigranten. In opdracht van het ministerie van EZ (SEO-rapport 2010-03).

Nederland is aantrekkelijk voor kennismigranten vergeleken met andere Westerse landen. Dat blijkt uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek.

Nederland aantrekkelijk voor kennismigranten

6

Page 7: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

De ZZP’er (Zelfstandige Zonder Personeel) is niet meer weg te denken. Hoewel door de eco-nomische recessie hun aantal in 2009 met zo’n 20.000 afnam, is het een groeiende groep. Telde Nederland in 2001 nog 200.000 ZZP’ers, in 2009 waren dat er 350.000. Wanneer ook de ‘klassieke’ zelfstandigen, zoals de uitbater van een kroeg of de kunstenaar daarbij worden op-geteld, zijn het er meer, namelijk 630.000.

ZZP’ers vertegenwoordigen het ‘nieuwe wer-ken’: zij staan voor flexibiliteit en een onder-nemende houding. Althans, zo luidt de veron-derstelling. Er is ook een keerzijde. ZZP’ers nemen niet deel aan collectieve voorzieningen op de arbeidsmarkt: zij hebben geen recht op een uitkering wanneer zij arbeidsongeschikt of werkloos worden en bouwen geen pensioen op. Doordat individuele inkomensverzekeringen duur zijn, sluiten lang niet alle ZZP’ers die af. De maatschappelijke kosten die dat met zich brengt, maken de voordelen van flexibiliteit en winst deels ongedaan. Als een ZZP’er werkloos of arbeidsongeschikt wordt en geen vermogen heeft, komt deze immers niet in de WW maar in de bijstand, een collectieve voorziening.

Vijf sectorenDus rijst de vraag: wat is de meerwaarde van ZZP’ers voor de Nederlandse samenleving? Om dat te onderzoeken nam SEO Economisch Onderzoek de kosten en baten van het ZZP-schap in vijf sectoren onder de loep: architec-tuur, bouw, hoveniersbedrijf en thuiszorg. Een strikte afbakening is het uitgangspunt: ZZP’ers hebben niet alleen geen werknemers in dienst en werken voor een of enkele opdrachtgevers. Ook kiezen zij ervoor om hun werk niet in loondienst maar voor eigen rekening en risico te verrichten. Dat wil zeggen: ze hadden hun werk ook in loondienst kunnen verrichten. Onderzoeker Peter Risseeuw: ‘We hebben geko-

ZZP’ers dragen bij aan de welvaart in Nederland. Dat blijkt uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.

zen voor die afbakening, omdat het onderzoek gaat over ‘het nieuwe werken’. Voor allerlei klas-sieke zelfstandigen, zoals boeren, kroegbazen en kunstenaars, is er geen alternatief in loondienst. Maar dat zijn niet de vertegenwoordigers van het nieuwe werken waar we naar op zoek waren.’

Dat de samenleving er per saldo op achteruitgaat als het ZZP-schap zou worden afgeschaft, mag niet verbazen. Immers, er valt een keuzemo-gelijkheid weg voor mensen. Maar: de uitkom-sten lopen per sector ver uiteen. Een voorbeeld: wanneer het ZZP-schap in de bouw zou worden afgeschaft, kost dat de sa-menleving per jaar 1.300 euro, per ZZP’er. Voor ZZP’ers die werken in de ict, het hoveniersbedrijf en de thuiszorg bedraagt het verlies jaarlijks zelfs respectievelijk 3.600, 5.000 en 9.500 euro per ZZP’er, zo becijferde SEO Economisch Onderzoek. Architecten nemen een uitzonde-ringspositie in. Wanneer het ZZP-schap voor architecten zou worden afgeschaft, levert dat de samenleving op jaarbasis ruim 15.000 euro per ZZP’er op. Risseeuw: ‘Voor architecten geldt het ZZP-schap vaak als overbrugging voor de periode dat zij zoeken naar werk. Of zij starten een eigen bureau, en nemen wanneer dat een succes is werknemers in dienst.’

Flexibele schilWat betekent dat voor de kosten en baten van ZZP’ers voor de Nederlandse samenleving? Wanneer de 50.000 ZZP’ers in de bouw in loon-dienst zouden treden of een eigen bedrijf zou-den beginnen, kost dat de samenleving per jaar ruim 62 miljoen euro. De bedrijven gaan er wel-iswaar met 325 miljoen euro per jaar op vooruit, doordat werknemers in loondienst goedkoper zijn. Dat bedrag wordt echter goeddeels gecom-

penseerd door de waarde van de zogenaamde ‘flexibele schil’: het bedrag dat aannemers be-reid zijn meer voor een ZZP’er te betalen dan voor een werknemer, om ondernemingsrisico af te wentelen. Juist die flexibiliteit is de belangrijkste meer-waarde van ZZP’ers voor samenleving, stelt Risseeuw. ‘De grootste winst van ZZP’ers zit in de flexibiliteit, en niet zo zeer in de financiële winst.’ Wanneer er geen werk voor ze is, kosten ze een bedrijf ook geen geld. ZZP’ers nemen zo een deel van het bedrijfsrisico over. Dat risico zit

weliswaar verdisconteerd in hun beloning, maar voor ZZP’ers telt vooral het gevoel van zelfstan-digheid. Risseeuw, nuch-ter: ‘Of althans de illusie van zelfstandigheid. En

dat zijn nu net factoren die moeilijk in geld uit te drukken zijn.’

De tegenhanger van de flexibiliteit is het ver- schil tussen dure individuele oudedagsvoor-zieningen en arbeidsongeschiktheidsverzeker- ingen. Risseeuw: ‘In een aantal sectoren zorgen die er zelfs voor dat ZZP’ers gemiddeld uit-eindelijk minder te besteden hebben dan als werknemer.’ Om de baten van ZZP’ers voor de Nederlandse economie te vergroten is het zaak om die voorzieningen zo aan te passen dat de ZZP’er zich er volledig in thuis kan voelen. Hoe? Risseeuw: ‘Bijvoorbeeld door arbeidson-geschiktheidsverzekeringen en een pensioen-fonds. Ook zou switchen tussen ZZP-schap en werken in loondienst makkelijker moeten zijn.’ •

Caroline Berden, Renza Dosker, Peter Risseeuw, Daan Willebrands: Markt en hiërarchie: kosten en baten van het ZZP-schap. In opdracht van het ministerie van EZ (SEO-rapport 2009-72).

Flexibiliteit belangrijkste meerwaarde van ZZP’er

7

De grootste winst van ZZP’ers zit in de flexibiliteit, en niet zo

zeer in de financiële winst

Page 8: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Betalen voor gebruik en schrappen van infrastructuur onontkoombaar

Hoe kan Nederland jaarlijks € 1,725 miljard besparen op infrastructuur en dijken? En dan zonder in te boeten op bereikbaarheid en veilig-heid? Dat waren de vragen voor de Werkgroep Mobiliteit & Water, één van de twintig commis-sies die het kabinet heeft ingesteld om 20 pro-cent besparing op de rijksuitgaven in te vullen. In 2010 zijn de totale uitgaven van het Infra-structuurfonds circa € 8,6 miljard. Daarnaast is er de Brede Doeluitkering (BDU) van € 1,8 miljard per jaar, bestemd voor 19 provincies en stadsregio’s. De Werkgroep stelde drie bespa-ringsvarianten op: prijsbeleid, leefbaarheid en milieu en geen prijsbeleid (zie kader).

Vooral efficiencymaatregelen werden onder de loep genomen: deze leiden tot het minste wel-vaartsverlies en zijn relatief eenvoudig te reali-seren. Zo kan op het spoornet jaarlijks zo’n € 40 miljoen bespaard worden door efficiencywinst,

becijferde het onderzoek. Bijvoorbeeld door het beperken van het aantal wissels; onderhoud van wissels neemt 35 procent van de onderhoudsbe-groting in beslag.

BeprijzingMaar efficiencymaatregelen zijn lang niet ge-noeg om de besparing van € 1,725 miljard te bereiken. En dan rijst de vraag: hoe stel je een goede mix van andere maatregelen samen? SEO-onderzoeksdirecteur Carl Koopmans: ‘Be-prijzing is de belangrijkste onderscheidende factor wanneer je de drie onderzochte bespa-ringsvarianten met elkaar vergelijkt. Zo spreidt en remt kilometerheffing of een extra heffing op treinkaartjes in de spits het gebruik van in-frastructuur. Echter, met de huidige plannen voor beprijzing zijn grote kosten gemoeid. Zo is het ict-systeem dat nodig is om alle kilometers van voertuigen te registreren niet alleen risico-

Spitsheffing en een kilometerprijs voor vrachtwagens zijn nodig om jaarlijks € 1,725 miljard te bezuinigen op de uitgaven van Verkeer en Waterstaat. Dat blijkt uit onderzoek van de bezuinigings-werkgroep Mobiliteit & Water, waar SEO-onderzoeksdirecteur Carl Koopmans deel van uitmaakte.

Kader: Drie besparingsvariantenDe eerste besparingsvariant ‘prijsbeleid’, die de Werkgroep Mobiliteit & Water onder-zocht, gaat uit van een alternatief systeem van beprijzing om Nederland bereikbaar te houden. Het pakt structurele verkeers-knelpunten aan door een spitsheffing op plaatsen waar vaak files staan. Voor vracht-verkeer geldt het Duitse systeem van beprij-zing: vrachtverkeer gaat volgens de huidige beprijzingsplannen in Nederland € 2,4 cent per kilometer betalen, tegen € 14,5 cent per kilometer in Duitsland. Opbrengsten: € 600 miljoen per jaar. Prijsbeleid op het spoor betekent duurdere gebruikersvergoedingen voor spoorwegen en personenvervoer. De vervoerders kunnen de kosten doorbere-kenen aan hun klanten. Gevolg: duurdere treinkaartjes.

De besparingsvariant ‘leefbaarheid en mi-lieu’ gaat tevens uit van een systeem van spitsheffing en een beprijzingssysteem voor vrachtverkeer. Daarnaast schrapt het projecten die de grootste nadelen voor de leefomgeving hebben. Omdat openbaar ver- voer niet noodzakelijkerwijs bijdraagt aan duurzaamheid en leefbaarheid, stijgen ook de gebruikerskosten voor spoorwegen en vervoersbedrijven.

Geen prijsbeleid op de weg, de derde vari-ant, levert weliswaar een eenmalige bespa-ring op, namelijk het budget voor invoering van Anders Betalen voor Mobiliteit – een jaarlijkse besparing van € 285 miljoen tot 2020. Maar zonder alternatief prijsbeleid worden de mobiliteits- en bereikbaarheids-problemen nog groter. Tegelijk moet dan een slordige € 1 miljard bespaard worden door het schrappen van aanlegprojecten. Deze variant levert Nederland dan ook het minst op in termen van bereikbaarheid en welvaart.

8

Page 9: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

vol, maar ook duur. Bovendien loopt de staats-kas dan zo’n € 900 miljoen per jaar mis aan accijnzen, doordat mensen minder snel in de auto stappen.’ In de drie besparingsvarianten is ‘Anders Betalen voor Mobiliteit’, de beoogde vorm van kilometerheffing voor automobilis-ten, dan ook niet meegenomen.

Welke besparingsvariant is nu het beste? Koop-mans: ‘Ik zie de afzonderlijke maatregelen die de werkgroep heeft onderzocht als een menu waaruit ‘de politiek’ eigen keuzes zal maken. Vanuit welvaartsoogpunt is prijsbeleid, zoals in de besparingsvarianten ‘prijsbeleid’ en ‘leef-baarheid en milieu’, in mijn optiek echter on-ontkoombaar.

Schrappen aanlegprojectenSowieso is het in alle besparingsvarianten no-dig om aanlegprojecten te laten vervallen, zo blijkt uit het onderzoek. Schrappen van investe-ringen in snelwegen, vooral wegverbredingen, levert in 2015 tot bijna € 1 miljard per jaar op. Andere voorbeelden zijn verlenging van de A15 bij de Duitse grens en voor de N50. Spoorwe-gen kunnen honderden miljoenen besparen door het netwerk niet uit te breiden (€ 423 mil-joen per jaar in 2015) of door geen onrendabele projecten te realiseren (€ 305 miljoen per jaar), of door geen hoogfrequent spoor te introduce-ren (€ 339 miljoen). Ook het schrappen van de compensatieprojecten voor de Zuiderzeelijn in het Noorden levert een flinke besparing op (€ 179 miljoen per jaar). Prijsbeleid heeft naast extra opbrengsten nog een effect. Zo verbe-tert de doorstroming van de A28/A1 dusdanig dat dit project vanuit welvaartsoogpunt kan ver-vallen. •

Brede heroverwegingen Mobiliteit & Water: http://www.minfin.nl/Onderwerpen/Begroting/Brede_heroverwegingen/3_Mobiliteit_en_water

Privaat aandeelhouderschap rukt op bij ziekenhuizen. Het bekendste voorbeeld is het Am-sterdamse Slotervaartziekenhuis. Dat balanceerde op de rand van het faillissement, en werd in 2008 overgenomen door een private partij. Het faillissement in Slotervaart werd na een jaar al afgewend; het ziekenhuis is nu zelfs winstgevend. Voornamelijk doordat het management flink de bezem haalde door de bedrijfsvoering. Onderzoeker Marco Kerste: ‘Zonder aandeelhouders die naar winst streven bestaat er weinig druk voor het ziekenhuis om efficiënt te werken.’

Het Slotervaart schrijft de slechte prestaties in het verleden toe aan de eigendomsstruc-tuur: het ziekenhuis was een stichting. En een stichting kent geen aandeelhouders en mag eventuele winsten niet als (verkapte) dividenden uitkeren aan investeerders: winst van ziekenhuizen moet terugvloeien in de zorg.

Nog wel. Nog niet zo lang geleden waren er plannen om winstuitkering toe te staan. Oud-minister Hoogervorst (Volksgezondheid, VVD) wilde dat bereiken in 2012, maar het voor-malige kabinet was huiverig voor de gevolgen van deze voortschrijdende marktwerking. Privaat aandeelhouderschap en winstuitkering aan investeerders zijn namelijk niet zonder risico’s. Kerste: ‘De consument weet vooraf niet precies welke zorg hij nodig heeft, en kan achteraf moeilijk de geleverde kwaliteit beoordelen.’ Bovendien betalen patiënten indirect voor zorg via hun verzekeringspremie. Zij maken zo niet een gebruikelijke prijs-/kwali- teitafweging. Gevolg: marktmacht van ziekenhuizen. ‘En die marktmacht kan weer leiden tot een lagere kwaliteit of onnodige of te dure zorg’, aldus Kerste: ‘Tenminste, zolang de kwaliteit van zorg onvoldoende transparant is en er geen tegenkracht is voor de markt-macht van ziekenhuizen.’ Demissionair minister Klink besloot vorig jaar onder druk van de Tweede Kamer het experiment met winstuitkering bij vier ziekenhuizen te staken.

Aandeelhouders en winstuitkeringDe vraag is of deze risico’s een grotere vrijheid van de eigendomsstructuur in de weg staan. Daarom onderzocht SEO Economisch Onderzoek hoe de eigendomsstructuur van ziekenhuizen het best kan worden ingevuld. De risico’s voor de publieke belangen zijn onvoldoende aanleiding om winstuitkering en eigendom aan banden te leggen, zo luidt de conclusie. Privaat aandeelhouderschap en winstuitkering zijn zelfs essentieel voor de toekomst van ziekenhuizen, stelt SEO Economisch Onderzoek. Kerste: ‘Banken zijn nu de enige financiers. Met de toegenomen marktwerking zijn ook de risico’s toegenomen. Dit investeringsrisico is feitelijk bij banken komen te liggen en die zullen de hand op de knip gaan houden. Er is dus vermogen van aandeelhouders nodig en die eisen een beloning voor hun investering: winst.’

Winstuitkering kan, weliswaar onder voorwaarden. Bijvoorbeeld door de eerste drie jaar geen winst aan investeerders uit te keren. En de winst pas uit te keren na een positieve beoordeling van vooraf vastgestelde minimumeisen door een onafhankelijke toezicht- houder. Zo blijven alleen ‘duurzame investeerders’ over. Ook is het zaak dat ziekenhuizen een financiële buffer opbouwen. Bijvoorbeeld op basis van minimale solvabiliteitseisen. Daarnaast is borgen van cruciale zorg een must. Bijvoorbeeld door de invoering van een early warning-systeem, dat financiële problemen vroegtijdig signaleert.’ •

Marco Kerste, Lucy Kok: Winst in de eigendomsstructuur. In opdracht van NVZ Vereniging van ziekenhuizen (SEO-rapport 2010-11).

Winstuitkering zieken-huizen onder voorwaarden toestaan

Winstuitkering aan derden is essentieel voor de toekomst van ziekenhuizen, blijkt uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek

9

Page 10: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Commerciële radiostations zoals Radio 538, Veronica en Sky Radio din-gen mee naar een prominente plek in de schaarse ether. In 2003 werden de radiofrequenties voor grote bedragen geveild. Dat bracht toen ruim 300 miljoen euro op. September 2011 lopen de vergunningen af en kunnen ze worden verlengd. Bij die verlenging wil het ministerie van Economische Zaken, dat de licenties uitgeeft, digitale radio een impuls geven.

Digitale radio (T-DAB) is bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk en De-nemarken al redelijk populair. Het biedt nieuwe mogelijkheden zoals het met het radiosignaal meezenden van achtergrondinformatie over uitge-zonden muziek, regionale weerberichten en verkeersinformatie. Ook is digitale radio energiezuiniger om uit te zenden en gaat de techniek ef-ficiënter om met radiospectrum. Als op termijn analoge radio wordt afgescha-keld, levert dat kostenbesparingen en meer ruimte in de ether op. Punt is: sta-tions zijn niet geneigd om te investeren in digitalisering zolang consumenten geen geschikte ontvangers hebben – en omgekeerd. Deze patstelling wil het mi-nisterie doorbreken.

Radiostations kunnen hun licenties al-leen verlengen wanneer zij ook digitaal gaan uitzenden. Ook moeten zij eenma-lig een bedrag betalen voor verlenging van hun vergoeding én om toegang te krijgen tot het spectrum voor digitale radio. Zo worden de vergunninghou-ders verplicht om in digitale radio te investeren. In totaal gaat het om 59 ver-gunningen: 9 landelijke, 38 niet-lande-lijke FM-vergunningen en 12 midden-golfvergunningen. De vergunningen worden voor zes jaar verlengd. Als digitale radio aanslaat, worden de vergunningen nog éénmaal verlengd met maximaal zes jaar. Daarna wordt de analoge radio afgeschakeld.

De vraag rijst wat een marktconforme vergoeding is voor de verlenging van de vergunningen onder de nieuwe voorwaarden. Dat onderzocht SEO Economisch Onderzoek samen met het Instituut voor Informatierecht (IviR) en TNO Informatietechnologie.

NieuwkomerOm de waarde van de vergunningen te bepalen ontwikkelden de onder-

zoekers een model om per vergunning de kosten en inkomsten voor een nieuwkomer te berekenen. Van belang is dat de vergoeding marktconform is en er dus geen staatssteun wordt verleend. Aan de andere kant mag de vergoeding slechts als doel hebben om een optimaal gebruik van radio- ruimte te waarborgen. Maximalisering van inkomsten is daarmee in strijd. Projectleider Joost Poort: ‘Succesvolle spelers mogen niet worden gestraft voor hun succes door een hoge vergoeding, maar minder succes-volle spelers mogen ook niet worden beloond in de vorm van een lage vergoeding.’

Wat blijkt? De landelijke vergunningen zonder clausuleringen (program-matische eisen) zijn voor een nieuwkomer tussen de 24 en 28 miljoen euro

waard. Dat zijn de vergunningen die nu in het bezit zijn van Radio 538, Sky Ra-dio en Q-music en de vergunning van het failliete Arrow Classic Rock. Dit komt overeen met een vergoeding tus-sen 32 en 38 miljoen euro, omdat die vergoeding voor vergunninghouders aftrekbaar is van de vennootschapsbe-lasting. De vergunning van Veronica, waarop oudere hits moeten worden ge-draaid, heeft een vergelijkbare waarde. De waarde van de niet-landelijke fre-quentiepakketten ligt veel lager: de 38 niet-landelijke FM-vergunningen zijn samen voor toetreders ruim 230 dui-zend euro waard, oftewel 309 duizend euro voor belasting.

De meeste niet-landelijke vergunnin-gen en de vergunningen met clausu-leringen Nieuws (BNR), Recente bij-

zondere muziek (Slam!FM), Nederlandstalig (100!NL) en Jazz/Klassiek (voorheen Arrow Jazz) hebben door beperkte advertentieopbrengsten geen commerciële waarde voor een toetreder, zo blijkt. Poort: ‘Dat bete-kent overigens niet dat de kavels voor de huidige vergunninghouders geen waarde vertegenwoordigen. Zij hebben al geïnvesteerd in zendapparatuur en luisteraars aan zich gebonden.’ •

Joost Poort, Marco Kerste, Eske Scavenius, Jurriaan Prins, Bram van den Ende (TNO), Peter Trommelen (TNO), Nico van Eijk (Instituut voor Infor-matierecht), Paul Rutten (Universiteit Leiden/TNO): Waarde commerciële radiovergunningen. In opdracht van het ministerie van EZ (SEO-rapport

De commerciële radiovergunningen zijn voor nieuwkomers samen ruim 130 miljoen euro waard, zo becijferde SEO Economisch Onderzoek. Niet-landelijke vergunningen en vergunningen voor stations met specifieke eisen aan de programmering – clausuleringen – hebben meestal geen commerciële waarde voor een nieuwkomer.

Waarde radiovergunningen

10

Page 11: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Kader: Winnende onderwijsinnovatiesBinnen het project InnovatieImpuls On-derwijs worden vijf innovaties uitgewerkt om de arbeidsproductiviteit van leraren in het basis- en voortgezet onderwijs te verho-gen. In alle innovaties staan andere organi-satievormen of de slimme inzet van ict en (digitale) media centraal. Zo werken scho-len in de innovatie ‘Slim Fit’ met ‘units’ van 70 tot 90 leerlingen in plaats van het klassikale lessysteem. Een divers team van medewerkers begeleidt de leerlingen; van universitair geschoold tot senioren. De in-novatie ‘Onderwijsteams met onderwijson-dersteuners’ gooit het over een andere boeg. Het reduceert het aantal leraren, terwijl het aantal onderwijsondersteuners meer dan evenredig toeneemt. Met dezelfde loonsom ontstaat zo meer tijd voor contact tussen leerlingen en een onderwijsgevende, is de gedachte.

‘Leerlingen voor Leerlingen’ schakelt leer-lingen uit de hogere klassen in voor het be-geleiden van leerlingen in onderbouwklas-sen. En de innovatie ‘E-klas’ richt zich op de ontwikkeling van een rijk gevulde elek-tronische leeromgeving met digitaal lesma-teriaal, video-instructies en animaties. Ook biedt het (zelf)toetsen en chatfuncties voor leerlingen en docenten. Oplossen van knel-puntvakken staat centraal in de innovatie ‘Videolessen regionaal georganiseerd’. Leerlingen volgen via regionale videocon- ferencing ‘realtime’ lessen. Deze worden ook ingezet als ‘bijspijker-’ en ‘inhaalles’, door ze via de Elektronische Leer Omge-ving (ELO) toegankelijk te maken.

Kijk voor meer informatie op www.informatieimpulsonderwijs.nl

11

InnovatieImpuls Onderwijs:

Effect van onderwijsinnovaties op de arbeidsproductiviteit van leraren

Met minder leraren dezelfde of een betere on-derwijskwaliteit realiseren zonder de werkdruk te verhogen. Dat beoogt de InnovatieImpuls Onderwijs – onderdeel van het actieplan Leer-kracht van het ministerie van Onderwijs, Cul-tuur en Wetenschap (OCW). Dat actieplan bestaat uit een pakket aan maatregelen om de beloningspositie en kwaliteit van leraren te verbeteren en het beroep van leraar aantrek-kelijker te maken. Hard nodig, want het Neder-landse onderwijs staat een enorm lerarentekort te wachten. Om het tekort aan te pakken is een versnelde groei van productiviteit en kwaliteit van leraren nodig. Daarom stelt het kabinet 20 miljoen euro beschikbaar voor innovatieve projecten om het lerarentekort in het basis- en voortgezet onderwijs op te vangen.

Najaar 2009 gingen scholen aan de slag met het bedenken van de innovatieve oplossin-gen. Dat resulteerde in 44 innovatieconcepten, waarvan er zeven zijn geselecteerd (zie kader). SER-voorzitter Rinnooy Kan maakte 8 april jl. de vijf meest kansrijke innovaties bekend. Alle scholen in het primair en voortgezet onder-wijs konden zich tot 1 mei 2010 inschrijven op één van deze win-nende concepten. De animo onder scholen was groot: 260 scholen schreven zich in. Uit-eindelijk mogen daarvan 177 scholen, verdeeld over vijf innovatieconcepten, voor 1 oktober 2010 een projectplan schrijven waarmee ze het innovatieconcept kunnen gaan implementeren.

Experimentele effectmeting Zullen de onderwijsinnovaties ook meetbaar bijdragen aan het opvangen van het leraren-tekort? Er zijn binnen het onderwijs nog geen innovaties bekend waarvan wetenschappelijk is

aangetoond dat die leiden tot een verhoging van de arbeidsproductiviteit. Daarom zet SEO Eco-nomisch Onderzoek samen met ResearchNed een effectmeting op die het absolute effect per innovatie in kaart brengt. Per onderwijsinnova-tie ontwikkelen de onderzoekers daarvoor een zogenaamd experimenteel onderzoeksdesign. Daarin worden scholen die de innovatie door-voeren (experimentscholen) vergeleken met soortgelijke scholen die de innovatie niet im-plementeren (controlescholen). Daarnaast is het de bedoeling om de onderwijsinnovaties ook onderling te vergelijken. Welke innovatie werkt het best?

Voor de effectmetingen is het essentieel dat drie indicatoren meetbaar zijn, namelijk: arbeids-productiviteit van leraren, onderwijskwaliteit en werkdruk. Voor een betrouwbare meting zijn per innovatieconcept voldoende experiment- en controlescholen nodig. Experimentscholen ont-vangen voor de implementatie van het innova-tieconcept een budget van tussen de € 60.000 en € 123.000, afhankelijk van de innovatie waar

zij aan deelnemen. Daarnaast ontvangt de school intensieve bege-leiding van coaches, ex-perts en onderzoekers.

Een goed beeld van de scholen is noodzakelijk voor een betrouwbare meting. Daarom hebben de onderzoekers nauw contact met de scholen. Zo vinden verschillende bijeenkomsten plaats om de effectmeting in het projectplan uit te werken. Het streven is even-wel om de onderzoeksbelasting voor scholen zo laag mogelijk te houden. Op 1 oktober 2010 dienen de projectplannen gereed te zijn, waarna gestart kan worden met de implementatie en de effectmeting van de onderwijsinnovaties. •

SEO Economisch Onderzoek zet samen met ResearchNed de effectmeting op van vijf onder-wijsinnovaties die het lerarentekort beogen op te vangen. Wat is het effect van de innovaties op de arbeidsproductiviteit en werkdruk van leraren? En op de kwaliteit van het onderwijs?

Zullen de onderwijsinnovaties ook meetbaar bijdragen aan het opvangen van het lerarentekort?

Page 12: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

De groei van het luchtvaartnetwerk is een van de drijvende krachten achter de huidige sterke economische positie van de Randstad. Verbeteren van het luchtvaartnetwerk blijft onverminderd van belang. Vooral door meer verbindingen met andere ‘Global City Regions’ – brandpunten van de wereldeconomie.

‘Transferpassagiers zijn nodig, maar maken Schiphol ook kwetsbaar’

De Randstad is een sterke Global City Region: het is een centrum van demand & control in de wereldeconomie. De Deltametropool prijkt op een zestiende plaats van de in totaal honderd Global City Regions, en in Europa zelfs op een zevende plaats. Dat blijkt uit onderzoek door SEO Economisch Onderzoek, Buck Consul-tants en de Universiteit van Gent. Naast belang-rijke vervoers- en communicatieknooppunten zijn Global City Regions belangrijk voor de we-reldeconomie door hun hoogwaardige woon-, leef- en vestigingsklimaat. New York-Newark-Bridgeport, Londen Metropolitan Aera en Pearl River Delta (Zuid-China) voeren de ranglijst aan.

MainportDie sterke positie dankt de Randstad mede aan het feit dat Schiphol zich de laatste decen-nia ontwikkelde tot ‘mainport’: een luchthaven met veel nationale, Europese en intercontinen-

tale verbindingen. Daardoor is Nederland goed verbonden met de rest van de wereld. Door zich sterk te profileren als ‘hub’, als overstapluchtha-ven, wist Schiphol bovendien het aantal passa-giers sterk te vermeerderen – met alle positieve gevolgen voor de kwaliteit van het netwerk van dien.

Maar het is nog maar de vraag of de Randstad die sterke positie als Global City Region weet te behouden. Global City Regions concurreren om de gunsten van internationale bedrij-ven, toeristen en ken-niswerkers. De vraag rijst hoe belangrijk een mondiaal lucht-vaartnetwerk is voor de concurrentiepositie van de Randstad als Global City Region. En: waar liggen de kansen voor verbetering van het luchtvaartnetwerk?

Dat onderzocht SEO Economisch Onderzoek in het kader van een breed onderzoek naar de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de luchthavenregio.

Wat blijkt? De netwerkkwaliteit is voor de posi-tie van Global City Region van belang; deze ver-klaart voor zo’n 50 procent de mondiale positie als Global City Region. Burghouwt: ‘Verbeteren van de kwaliteit van het netwerk is dus belang-rijk om mee te blijven doen met het mondi-

ale concurrentiespel tussen Global City Regions. Vooral door goede verbindingen met andere Global City Regions.’

Wat dat betreft staat de Deltametropool er goed voor. Schiphol heeft met 80 procent van de an-dere Global City Regions directe verbindingen, en met 21 procent is de luchthaven zelfs zeer goed verbonden. Terwijl Schiphol met 65 pro-cent gemiddeld, en met 17 procent van de Glo-bal City Regions relatief slecht verbonden is. Maar Schiphol heeft nog missings links. Twintig Global City Regions hebben geen directe ver-binding met Schiphol, waaronder Sydney, Bu-enos Aires, Rio de Janeiro en Ho Chi Min Stad. Burghouwt: ‘Daar liggen mogelijkheden om de kwaliteit van het luchtvaartnetwerk te verbete-ren. Een netwerk is echter niet maakbaar; lucht-vaartverbindingen weerspiegelen de internatio-nale handelsrelaties. Niemand zit te wachten op een Boeing 777 van Schiphol naar Ho Chi Min Stad met enkele passagiers. Bovendien kan het ontbreken van voldoende luchtvaartpolitieke rechten remmend werken op de ontwikkeling van verbindingen naar Global City Regions.’

OverstapstationEen omvangrijk luchtvaartnetwerk garandeert bovendien niet per definitie een hoge positie als Global City Region, waarschuwt Burghouwt. Sommige Global City Regions scoren hoger dan verwacht op basis van het netwerk, zoals Sydney

‘Schiphol heeft nog missing links. Zo heeft het geen directe verbinding

met Sydney, Buenos Aires, Rio de Janeiro en Ho Chi Min Stad’

Guillaume Burghouwt

12

Page 13: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Sterk effect gezondheid op arbeidsparticipatie

Gezondheid en leefstijl hebben een sterk effect op de arbeidssituatie. Mensen gaan minder werken, wanneer zij zich minder gezond voelen. Ook langdurige ziekte of beperking leidt tot minder deelname op de ar-beidsmarkt en een hoger ziekteverzuim. Dat blijkt uit de analyse van de DNB Household Survey door SEO Economisch Onderzoek. Tweeduizend mensen werden vijftien jaar lang jaarlijks ondervraagd over zaken als ge-zondheid, arbeid, inkomen, spaargedrag en pensioen. Zowel de subjec-tieve als objectieve gezondheid kwamen aan bod. Niet alleen werd de res-pondenten gevraagd of zij lijden aan een langdurige ziekte of kampen met een lichamelijke beperking, maar ook naar hoe gezond zij zich voelen.

Verschillen tussen seksenWat betreft arbeidsparticipatie zijn er grote verschillen tussen mannen en vrouwen. Neemt de kans op werk eerst toe met het vorderen van de leeftijd, vanaf ongeveer het zesendertigste levensjaar neemt die kans lang-zaam af. Dat geldt voor zowel mannen als vrouwen. Krijgen van kinde-ren heeft een heel ander effect. Hoe meer kinderen, hoe vaker mannen werken. Voor vrouwen is dat precies andersom: hoe meer kinderen, hoe minder vaak zij kiezen voor een baan. Mannen gaan vaker minder werken wanneer zij langdurig ziek worden of geconfronteerd worden met een li-chamelijke beperking dan vrouwen in dezelfde situatie. Vrouwen werken meer parttime, waardoor zij hun werk wellicht makkelijker kunnen com-bineren met hun ziekte of beperking.

LeefstijlLeefstijl is van invloed op de arbeidsparticipatie, zo blijkt uit de analyse van de enquête. Zo werken zowel mannen als vrouwen met een stevig overgewicht minder. Neemt de arbeidsparticipatie bij het ‘opklimmen’ van de Body Mass Index (BMI) aanvankelijk toe, op een gegeven moment neemt deze juist af. Het omslagpunt ligt voor vrouwen op een BMI van 25 (1,70 m. en 72 kg.), en bij mannen op een BMI van 28 (1,80 m. en 90 kg.). Mannen die meer dan twintig sigaretten per dag roken, zijn vaker ziek en werken minder. Voor vrouwen heeft dit geen effect. Meer dan vier glazen alcohol per dag, leidt bij vrouwen daarentegen tot een lagere kans op het verrichten van betaald werk, terwijl dat effect bij mannen niet meetbaar is. •

Jaap de Koning (SEOR), MarionCollewet (SEOR), Caren Tempelman, Tim Berrety (SEOR), José Gravesteijn-Ligthelm (SEOR): Gezondheid en arbeidsgerelateerde baten. In opdracht van het ministerie van VWS en het ministerie van SZW (SEO-rapport 2010-17).

Gezondheid en leefstijl hebben een sterk effect op de arbeidssituatie. Dat blijkt uit de DNB Hou-sehold Survey – een enquête over gezondheid en arbeid, geanalyseerd door SEO Economisch Onderzoek.

en Brussel. Maar ook andersom. Zo scoort de Randstad minder sterk dan op basis van de netwerkkwaliteit te verwachten is. Dat komt doordat Schiphol voor een groot deel fungeert als overstapstation: in 2009 bestond 43 procent van het Schipholverkeer uit ‘overstappers’. Burg-houwt: ‘Transfervervoer is footloose en kan gemakkelijk via andere luchthavens verlopen. Bovendien is de com-petitie moordend door de komst van nieuwe overstap- luchthavens als Dubai en Istanbul.’ Heeft Schiphol dus teveel transferpassagiers? ‘Zeker niet’, stelt Burghouwt. ‘Transfervervoer is hard nodig om vooral intercontinen-tale vluchten rendabel te maken. Maar het maakt Schip-hol ook kwetsbaar.’

Om de afhankelijkheid van transferpassagiers te ver-kleinen, is het zaak dat Schiphol meer passagiers uit de eigen regio aantrekt. Burghouwt: ‘De lokale markt is klein vergeleken met de netwerkkwaliteit. Met 57,1 pro-cent vervoert Schiphol relatief weinig passagiers uit de thuismarkt.’ Zwak punt is dat Schiphol relatief moeilijk bereikbaar is over de weg. ‘Investeren in de reistijd naar de luchthaven is een must’, stelt Burghouwt. De ‘land-zijdige bereikbaarheid’ kan Schiphol verbeteren door een regionaal samenhangend railsysteem of HSL-ver-bindingen. Maar ook door verlagen van parkeerkosten en seamless travelling. Bijvoorbeeld door automatische grenspassage en inchecken via frontports op de trein-stations. Burghouwt: ‘Om de kansen voor het aantrek-ken van internationale bedrijvigheid te vergroten, is het daarnaast belangrijk de ingezette clusteraanpak voor de Deltametropool verder te verdiepen. Dat betekent de juiste vestigingsplaatsfactoren creëren voor de econo-mische clusters waarin de Deltametropool sterk is.’ •

Rogier Lieshout, Guillaume Burghouwt, Jaap de Wit, P. Bleumink (BCI), J. de Bruijne (BCI), B. Derudder (Universiteit Gent): Naar een hernieuwd mainportconcept voor Schiphol. In opdracht van het ministerie van EZ en het ministerie van V&W (SEO-rapport 2009-78).

13

Page 14: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

Faits diversArbeid en Kennis

Afgerond onderzoekMonitor Arbeidsmarkt en Onderwijs Provincie Noord-Holland 2009, A. Heyma, B. van Dijk, M. Volkerink & J. de Kleuver. Opdrachtgever: provincie Noord-Holland, SEO-rapport 2009-65. Startmeting versterking functiemix, D. de Graaf & M. Volkerink. Opdrachtgever: ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, SEO-rap-port 2009-57.

Baten van baan-baanmobiliteit, A. Heyma, S.G. van der Werff & J. Prins. Opdrachtgever: minis-terie van Economische Zaken, SEO-rapport 2009-40.

Publicaties en lezingenGraaf, D. de & Tieben, B. (2010, 9 februari). Bouw geen muur om vierjarige HBO. Brabants Dagblad, 12.

Heyma, A. (2010, 27 januari en 16 april). Sturen op prestaties bij re-integratie: hoe doe je dat? Het belang van netto-effectiviteit. Masterclass binnen het SIG-onderzoeksprogramma Re- integratie Verbeterondezoek. Oude Manhuis-poort. Amsterdam.

R. Euwals, K. Folmer, T. Knaap & M. Volkerink (2009) Bevolkingskrimp en de arbeidsmarkt. In: N. van Nimwegen & L. Heering (eds.), Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2009, van groei naar krimp, een demografische omslag in beeld. Amsterdam: KNAW Press.

Luchtvaart

Afgerond onderzoekThe Implications of the Irish Air Travel Tax,

J. Veldhuis & J. Zuidberg. Opdrachtgever: Aer Lingus, Ryanair, Cityjet, SEO-rapport 2009-77.

Publicaties en lezingenLieshout, R. & Wit, J. de (2010, 17 maart). Schiphol moet transferpassagiers koesteren. Het Parool, 30.

Wit, J. de, Veldhuis, J., Burghouwt, G. & Matsumoto, H. (2009). Competitive position of primary airports in the Asia-Pacific Rim. Pacific Economic Review, 14, (5), 639-650.

Burghouwt, G. (2010, 15 april). Air transport net-work supply in PR China and India. Lezing op het vierde Airneth jaarcongres Air transport in PR China and India.

PersonaliaGuillaume Burghouwt is per 1 juni Jaap de Wit als hoofd van het cluster Luchtvaart op-gevolgd. Guillaume heeft een ruime onder- zoekservaring, waar-van meer dan vijf jaar bij SEO Economisch Onderzoek. In 2005 promoveerde hij op een onderzoek naar het netwerkgedrag van Europese luchtvaartmaatschappijen in de gede- reguleerde markt, de consequenties van dit gedrag voor de connectiviteit van luchthavens en de strategische planning van luchthavencapa- citeit in gedereguleerde markten. Jaap de Wit heeft Carl Koopmans (nu clusterhoofd Regio, Bedrijf en Infrastructuur bij SEO) als direc- teur van het Kennisinstituut voor Mobiliteits- beleid bij het ministerie van Verkeer en Water-staat opgevolgd.

Mededinging en Regulering

Afgerond onderzoekKwaliteitsregulering levering elektriciteit en de grootverbruiker, R. van der Noll, M. de Nooij & B. Tieben, Opdrachtgever: NMa/Energiekamer, SEO-rapport 2010-09.

Telefonie in Beeld, I. Akker & J. Poort. Opdracht-gever: ministerie van Economische Zaken, SEO-rapport 2009-80. Effecten van kilometerbeprijzing op het bbp, J. Poort, B. Hof, C.C. Koopmans ,M. Blom, S. de Bruyn, A. Schroten (CE Delft), G. Marlet & C. van Woerkens (Atlas voor gemeenten). Opdrachtgever: ministerie van Economische Zaken, SEO-rapport 2009-76.

Waardering van stroomstoringen, I. Akker, R. van der Noll, P. Hop, M. de Nooij & B. Tieben, Opdrachtgever: NMa/Energiekamer, SEO-rap-port 2009-58.

Toegang tot telecom, I. Akker, N. van Eijk, K. Jans-sen & J. Poort. Opdrachtgever: ministerie van Economische Zaken, SEO-rapport 2009-48.

Publicaties en lezingenEijk, N. van, Poort, J. & Rutten, P. (2010). Legal, Economic and Cultural Aspects of File Sharing. Communications & Strategies, 77, (1st quarter 2010), 35-54.

Noll, R. van der (2010, 15 april). Inkoopmacht en CBb-uitspraak LJNBK5729. Presentatie voor Ver-eniging voor Mededingingsrecht, Amsterdam

Kerste, M. & L. Kok (2010, 13 april). Winst-uitkering door ziekenhuizen is niet meer dan logische stap, Me Judice.

14

Page 15: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

1515

Kerste, M. & Kok, L. (2010, 12 april). Winstuit-kering door ziekenhuizen moet en kan. Het Financieele Dagblad, 6.

Tieben, B. (2009). Inleiding: economisch den-ken in beweging. TPEdigitaal, 3, (4), 1-5.

Tieben, B. (2009). De economie van marktwer-king in Chicago en Wenen. TPEdigitaal, 3, (4), 61-84.

Regio, Bedrijf en Infrastructuur

Afgerond onderzoekDe arbeidsmarkt van Amsterdam in 2010 en verder, P. Risseeuw. Opdrachtgever: Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs Amsterdam, SEO-rapport 2010-19.

Kengetallen kosten-batenanalyse van het WK Voetbal, M. van den Berg, M. de Nooij & C. Koopmans. Opdrachtgever: ministerie van Economische Zaken, SEO-rapport 2010-13.

Economische projectbeoordeling Programma Toet-sing en Toetsgestuurd leren, C. Koopmans & F. Tewes. Opdrachtgever: SURFfoundation, SEO-rapport 2010-08.

Stilte voor de storm? Bedrijfsvergelijkend onder-zoek VHG 2008, M. van de Berg, R. Dosker & P. Risseeuw. Opdrachtgever: VHG Branchever-eniging voor ondernemers in het groen, SEO-rapport 2010-04.

Sectoranalyse Goede Doelen 2008, P. Risseeuw, F. Tewes. Opdrachtgever: VFI, SEO-rapport 2009-74. Publicaties en lezingenNooij, M. de, Berg, M. van den, Garretsen, H. & Groot, H. de (2010). MKBA van Han-delsbeleid: Een illustratie aan de hand van het Programma Starters op Buitenlandse Markten. TPEdigitaal, 4, (1), 108-126.

Koopmans, C., Risseeuw, P. & Theeuwes, J. (2010, 3 april). Dé kans voor nieuw Amsterdam. Het Parool, 58.

Koopmans, C. (2010, 29 januari). Gemeenten geven graag gratis geld uit. De Volkskrant, 11.

Nooij, M. de, Lieshout, R. & Koopmans, C. (2009). Optimal blackouts: Empirical results on reducing the social cost of electricity out- ages through efficient regional rationing. Energy Economics, 31, (3), 342-347.

Zorg en Zekerheid

Afgerond onderzoekICT in zorg en onderwijs, L. Kok, C. Tempelman,

S. van der Werff & C. Koopmans. Opdrachtge-ver: ministerie van Economische Zaken, SEO-rapport 2010-10.

Participatie-effect kinderopvangtoeslag, C. Berden & L. Kok. Opdrachtgever: ministerie van So-ciale Zaken en Werkgelegenheid, SEO-rap-port 2009-73. Ontwikkelingen op de markt voor kinderopvang 2004-2008, C. Berden & L. Kok. Opdrachtgever: ministerie van OC&W, SEO-rapport 2009-41.

De effecten van bovenwettelijke uitkeringen vanuit werkgeversperspectief, L. Kok, C. Tempelman & J.P. Hop. Opdrachtgever: ministerie van Econo-mische Zaken, SEO-rapport 2009-36. Publicaties en lezingenKok, L. (2010). Effecten van de nieuwe huis- artsenbekostiging. Economisch Statistische Be-richten, 95, (4580), 150-151.

Houkes, A. (2010). Zorggebruik en aanbodgeïndu-ceerde vraag. Achtergrondstudie bij: Numerus Fixus Geneeskunde: Loslaten of vasthouden. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid en Zorg.

Houkes, A. (2010). De kosten van verruimen of los-laten van de numerus fixus. Achtergrondstudie bij: Numerus Fixus Geneeskunde: Loslaten of vasthouden. Den Haag: Raad voor Volksge-zondheid en Zorg.

Kok, L. & Tempelman, C. (2009). De kosten van bovenwettelijke uitkeringen. Economisch Statis-tische Berichten, 94, (4573), 730-732.

Kok, L. (2009, 14 december). Verhoog verplicht eigen risico topinkomens. Het Financieele Dag-blad, 7.

Overig

Afgerond onderzoekEvaluatie ingroeimodel maart 2010: Eindresul-taten, B. Baarsma, J. Weda & S. van Wijnbergen. Opdrachtgever: FNV Bondgenoten, CNV Publieke zaak, CNV Bedrijvenbond, BVPP, Sandd, Selektmail en Netwerk VSP, SEO-rap-port 2010-20.

De vaart erin: De overheid en de rol van binnen- en kustvaart bij achterlandcongestie, B. Baarsma. Opdrachtgever: Kennisinstituut voor Mobili-teitsbeleid (KiM), SEO-rapport 2009-79.

Publicaties en lezingenBaarsma, B. (2010, 30 maart), Financiële tus-senpersonen stellen eigen belang voorop in hetze tegen nieuw beloningsmodel, Me Judice.

Baarsma, B. (2010, 7 maart). Haut Talent: Geen kwestie van tobbers maar van toppers. Lezing over

de zin en onzin van beleid om vrouwen naar de top te krijgen. Amstel Hotel. Amsterdam.

Baarsma, B. (2010, 4 maart). Mededingingswet wordt te juridisch toegepast. Het Financieele Dagblad, 9.

Baarsma, B. (2010, 12 februari). Moeilijke markt-werking en meedogenloze mededinging: Een wel-vaartseconomisch perspectief. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Marktwerking en Mededingings-economie aan de Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Vossiuspers.

Theeuwes, J. (2010, 12 februari). Anatomie van de werkloosheid. Afscheidsrede Universiteit van Amsterdam.

Baarsma, B. (2010, 11 januari). Paternalistische profielen in het vwo. NRC, 7.

Baarsma, B., Koopmans, C. & Theeuwes, J. (2010), Beleidseconomie: Een rationele onderbou-wing van overheidsingrijpen, Amsterdam: Pallas Publications – Amsterdam University Press.

Theeuwes, J. (2010). De spelregels zijn ver-anderd. Economisch Statistische Berichten, 95, (4576), 13-14.

Baarsma, B. & Theeuwes, J. (2009). Publiek elang en marktwerking: argumenten voor een welvaartseconomische aanpak. In Damme, E. van & Schinkel, M.P. (eds.), Marktwerking en publiek belangen: Preadviezen 2009, (pp. 23-51). Amsterdam: Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde.

PersonaliaPer 1 september 2010 zal Koert van Buiren te- rugkeren naar SEO Eco- nomisch Onderzoek, als hoofd van het nieuwe cluster Markt en Over- heid. Het onderzoeksge- bied van M&O omvat staatssteun, aanbeste- dingen, publiek-private samen-werking en de (finance van) overheids- NV’s. Zoals de cluster-naam al aangeeft, onderzoekt het tevens mede-dingingsproblemen die kunnen optreden als overheidsorganisaties actief worden op een markt terwijl zij voordelen genieten die particuliere onderne-mingen niet hebben, of die ontstaan als private ondernemingen van de overheid een bijzondere positie krijgen ten behoeve van de uitvoering van bepaalde verplichtingen en dat zij de voor-delen daarvan eveneens kunnen gebruiken op andere markten.

15

Page 16: Medisch specialisten in loondienst: niet de beste optie

De heroverwegingscommissies hebben op 1 april hun ei gelegd. Over de bezuinigingen in de gezondheidszorg bogen zich twee commis-sies: over de curatieve zorg en over de lang-durige zorg. Een structurele bezuiniging van 20 procent op de zorguitgaven, dat was de op-dracht van de commissies.

In de curatieve zorg gaat in 2010 naar schatting 33 miljard euro per jaar om, in de langdurige zorg 22 miljard euro. Dus moesten de commis-sies voorstellen doen voor bezuinigingen van respectievelijk 6,6 miljard en 4,4 miljard euro. Beide commissies doen drie soorten voorstellen: voor een ander sturingsmodel om de efficiency in de zorg te vergroten, om het verzekerde pak-ket te verkleinen en om de eigen betalingen te verhogen.

Verhogen van de eigen betalingen levert de grootste besparing op: in de curatieve zorg 4,4 miljard euro en in de langdurige zorg 0,9 mil-jard euro per jaar. Voor de curatieve zorg stelt de commissie voor het eigen risico fors te verho-gen van 165 naar 775 euro per jaar en een eigen bijdrage van 5 euro per huisartsenconsult in te voeren.

Het voorstel om de eigen bijdrage voor de cu-ratieve zorg te verhogen tot 775 euro heeft veel verzet opgeroepen. Toch is een verhoging van het eigen risico een goede manier om de col-lectieve lasten te verlagen zonder de zorg te verschralen. Voor de meeste mensen heeft het geen gevolgen. Tegenover een hoger eigen ri-

sico staat een lagere zorgpremie. Mensen die ziek worden zijn dat jaar slechter uit dan met een lager eigen risico. Degenen die niet ziek worden, zijn beter uit. Over een langere periode maakt het voor de meeste mensen niet uit: het ene jaar zijn ze beter af, het andere jaar slechter. Dat geldt alleen niet voor chronisch zieken: die zijn elk jaar slechter af. In het voorstel voor de heroverwegingscommissie worden echter chro-nisch zieken gecompenseerd.

Een ander probleem is dat een hoog eigen ri-sico ertoe kan leiden dat mensen niet of te laat naar de dokter gaan. Daardoor kunnen de zorg-kosten toenemen. Bijvoorbeeld doordat dure ziekenhuiszorg nodig is in plaats van goedkope huisartsenzorg in combinatie met medicijnen. Vooral bij mensen met een chronische ziekte en een laag inkomen kan dat gebeuren, zo blijkt uit

onderzoek. Zo kunnen diabetici die niet regel-matig gecontroleerd worden en hun medicijnen niet regelmatig slikken, problemen krijgen met hun ogen en voeten. Of zullen mensen met een hoge bloeddruk die hun medicijnen niet slik-ken daardoor een hersenbloeding of een hart-aanval kunnen krijgen.

Dit probleem is te ondervangen door het eigen risico inkomensafhankelijk te maken: mensen met een laag inkomen betalen dan een lager eigen risico (en een hogere nominale premie) dan mensen met een hoog inkomen. De Chris-tenUnie en Groen Links hebben dit voorgesteld in hun verkiezingsprogramma’s – een onwaar-schijnlijke coalitie.’ •

Lucy Kok (clusterhoofd zorg & zekerheid)

Een verhoging van het eigen risico in de zorg is een goede manier om de collectieve las-ten te verlagen zonder de zorg te verschralen. Mits het eigen risico inkomensafhankelijk is. Dat stelt SEO-onderzoeker Lucy Kok. ‘Een hoog eigen risico voor mensen met een laag inkomen kan leiden tot hogere zorgkosten.’

Maak het eigen risico in de zorg inkomensafhankelijk

16

Lucy Kok