navo - nato.int · pdf filewonen en president carlo azeglio ciampi, de vertrekkende minister...

36
Generaal Sir Rupert Smith – interview bladzijden 24-25 Vrouwen in uniform bladzijden 30-33 De uitdaging vredeshandhaving NAVO DEPOT ANTWERPEN X NAVO kroniek De uitdaging vredeshandhaving ZOMER 2001

Upload: vutuong

Post on 04-Feb-2018

215 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Generaal Sir RupertSmith – interviewbladzijden 24-25

Vrouwenin uniformbladzijden 30-33

De uitdagingvredeshandhaving

NAVOD

EP

OT

AN

TW

ER

PE

N X

NAVOkroniek

De uitdagingvredeshandhaving

de noord-atlantische verdragsorganisatie

belgiëcanada

denemarkenduitslandfrankrijk

griekenlandhongarije

ijslanditalië

luxemburgnederlandnoorwegen

polenportugalspanje

tsjechische republiekturkije

verenigd koninkrijkverenigde staten

ZOMER 2001

Page 2: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVODit tijdschrift, uitgegeven onderverantwoordel i jkheid van deSecretaris-Generaal, is bedoeld omeen bijdrage te leveren tot eenconstructieve discussie over deAtlantische vraagstukken. Daaromweerspiegelt de inhoud niet nood-zakelijk de officiële mening of hetbeleid van de regeringen der lid-staten of van de NAVO.

UITGEVER : Christopher BennettASSISTENT UITGEVER: Vicki NielsenPRODUCTIE ASSISTENT: Felicity BreezeLAYOUT : NATO Graphics Studio

Verantwoordelijke uitgever:directeur informatie & pers –NAVO, B-1110 Brussel Gedrukt in België door les ÉditionsEuropéennes© NATO

[email protected]@hq.nato.int

De artikelen mogen na het verkrijgen van toe-stemming van de hoofdredacteur gereprodu-ceerd worden, mits de NAVO Kroniek alsbron wordt vermeld en de naam van deauteur indien de artikelen ondertekend zijn.

Het tijdschrift NAVO Kroniekwordt viermaal per jaar gepubliceerd, evenals in het:Deens NATO Nyt; Duits NATO Brief; EngelsNATO Review; Frans Revue de l’OTAN;Grieks Deltio NATO; Hongaars NATO Tükor;Italiaans Rivista della NATO; Noors NATONytt; Pools Przeglad NATO; PortugeesNoticias da OTAN; Spaans Revista de laOTAN; Tsjechisch NATO Review;TurksNATO Dergisi.Eenmaal per jaar verschijnt een nummer in hetIJslands - NATO Fréttir. Gebeurlijk verschij-nen er ook nummers in het Oekraïens en hetRussisch.NAVO Kroniekwordt ook gepubliceerd opde NAVO-website op het volgende adres:www.nato.int/docu/other/nl/dutch.htm.

Voor alle vragen naar informatie of om NAVOKroniekgratis te verkrijgen of i.v.m. andereNAVO publicaties, gelieve men zich te wen-den naar:NAVO Informatie- en Persbureau,1110 Brussel, BelgiëFax: (32-2) 707 1252E-Mail: [email protected]

Elke vermelding in deze publicatie van deVoormalige Joegoslavische RepubliekMacedonië is gemarkeerd met een aste-risk (*) die verwijst naar volgende voetnoot:Turkijë erkent de Republiek Macedoniëonder haar grondwettelijke naam.

NAVO Kroniek2 Zomer 2001

i nhoudNAVOkroniek

OP DE VOORPAGINA

Een NAVO-blauwhelm heeteen terugkerende Kosovaars-Albanese vluchteling welkom.

© N

ick

Sid

le —

Alli

ed M

ouse

and

Hea

rtst

one

NAVO NIEUWS

4Bondgenootschappelijk nieuwsin het kort

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

6Vredeshandhaving vroeger ennuEspen Barth Eide onderzoektde ontwikkelingen in de vredes-handhaving vanaf de Koude Oorlog

9Klaar om te vechten en in staattot medelevenChristopher Bellamy betoogtdat vredeshandhaving beslist geenwerk is voor watjes.

12De geleerde lessenDavid Lightburn vergelijkt hoede NAVO en de Verenigde Natiesde lessen die zij op de Balkanhebben geleerd in praktijk brengen

DEBAT

16Kunnen militairen tegelijkstrijder en vredeshandhaver zijn?BILL NASH VS JOHN HILLEN

Moeten gevechtstroepen wordenaangewezen om deel te nemen aanvredesoperaties? Zal dat afbreukdoen aan hun gevechtsvaardigheden?

BOEKBESPREKING

21Instant geschiedenisJamie Shea recenseert vijf boekendie nu al zijn verschenen overde Kosovo-campagne van de NAVO.

INTERVIEW

24Generaal Sir Rupert Smith:DSACEUR

Page 3: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Zomer 2001 NAVO Kroniek 3

Van

de

reda

ctie Het laatste nummer van de NAVO Kroniek heeft weer

een volle postzak opgeleverd. Er zijn veel verzoeken bin-nengekomen om een bladzijde voor ingezonden brieven.In reactie daarop zal dit onderdeel binnenkort aan de vol-gende nummers worden toegevoegd. Deze keer is het cen-trale thema de vredeshandhaving, een terrein waarop hetBondgenootschap de laatste jaren steeds actiever is gewor-den. Espen Barth Eide, staatssecretaris bij het KoninklijkNoors Ministerie van Buitenlandse Zaken, bespreekt deontwikkelingen in de vredeshandhaving vanaf de KoudeOorlog tot nu toe. Christopher Bellamy, professor in demilitaire wetenschappen en doctrine aan de Cranfeld Uni-versity, betoogt dat vredeshandhaving echt geen werk voorwatjes is. En David Lightburn, verbonden aan het PearsonPeacekeeping Center in Canada, vergelijkt hoe de NAVO ende Verenigde Naties de lessen die zij op de Balkan hebbengeleerd in praktijk brengen. In het debat, discussiëren BillNash, directeur van de Council on Foreign' Relations' Centerfor Preventive Action, en John Hillen, één van de veilig-heidsadviseurs tijdens de verkiezingscampagne van deAmerikaanse president George W. Bush, over de vraag ofmilitairen zowel vredeshandhaver als soldaat kunnen zijn.Dit onderwerp komt opnieuw aan de orde in het inter-view, waarin generaal Sir Rupert Smith, plaatsvervangendSACEUR, onder meer zijn mening geeft over welke takengeschikt zijn om te worden uitgevoerd door vredeshand-havers. In de boekbespreking recenseert Jamie Shea, direc-teur van het NAVO-Bureau Voorlichting en Pers, vijf boe-ken die nu al verschenen zijn over de campagne van hetBondgenootschap in Kosovo. Elders geeft Carlo Scogna-miglio-Pasini, de voormalige Italiaanse minister vandefensie, uitleg over de grotere rol die Italië tegenwoordigspeelt in de vredesoperaties op de Balkan. En BronislawKomorowski, de Poolse minister van defensie, legt hetmilitair hervormingsprogramma van zijn land uit. Tenslotte bespreekt Vicki Nielsen, redacteur van de NAVOKroniek, 25 jaar nadat het Comité Vrouwen in de NAVO-Strijdkrachten officieel werd erkend, de mate waarin vrou-wen geïntegreerd zijn in de NAVO-legers. Dit nummerwordt afgerond met statistieken over het aantal vrouwen inde militaire en vredeshandhavingsoperaties.

Christopher Bennett

Volume 49Zomer 2001

Vacatures bij de NAVO

Ingezetenen van NAVO-landen kunnen solliciteren voor alle vacantebetrekkingen bij de NAVO Internationale Staf.

Nadere gegevens m.b.t. de vacatures, procedures en formulierenzijn te vinden op de NAVO web site :

http://www.nato.int/structur/recruit/index.htm

SPECIALE BIJDRAGE

26Italië’s bijdrage verhogenCarlo Scognamiglio-Pasini vertelthoe en waarom Italië zijn bijdrageaan de vredesoperaties onder leidingvan de NAVO op de Balkan heeftuitgebreid.

28Het Poolse leger hervormenBronislaw Komorowski legt uitwelke beweegredenen zijn landheeft om zijn strijdkrachten temoderniseren

MILITAIRE ZAKEN

30Vrouwen in uniformVicki Nielsen onderzoekt in hoe-verre vrouwen in de NAVO-strijd-krachten zijn geïntegreerd

STATISTIEKEN

34Vrouwen in de NAVO-strijd-krachten

Vredeshandhavingsoperaties

Page 4: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Op 20 juni hebben de NAVO-ambassa-deurs in principe het verzoek ingewilligdvan president Boris Trajkovski van devoormalige Joegoslavische RepubliekMacedonië* om NAVO-hulp bij de ont-wapening van etnische Albanese extre-misten, op voorwaarde dat de partijenmet succes een politieke dialoog voerenen de vijandelijkheden beëindigen. Erzijn instructies gegeven om op die basiseen Operationeel Plan op te stellen.

NAVO-secretaris-generaal Lord Robertsonheeft een bezoek gebracht aan Skopje, inde voormalige Joegoslavische RepubliekMacedonië*, om te spreken met presi-dent Boris Trajkovski en premierLjoebco Georgievski en andere belang-rijke politieke figuren, om te overleggenop welke wijze er een einde gemaakt kanworden aan de opstand van de etnischeAlbanese extremisten.

Bezoek Bush

Op 13 juni kwamen de NAVO-staats-hoofden en regeringsleiders in een bij-zondere zitting van de Noord-Atlanti-sche Raad bijeen, tijdens het eersteofficiële bezoek van de Amerikaansepresident George W. Bush aan Europa.De discussies betroffen alle belangrijkepunten op de NAVO-agenda, inclusiefhet raketschild. M.b.t. de uitbreidings-kwestie hopen en verwachten de Bond-genoten nieuwe kandidaat-landen tekunnen uitnodigen voor de Top in Praagin 2002.

De Militaire Comités van de EuropeseUnie en van de NAVO kwamen op 12juni officieel voor het eerst bijeen op deNAVO, om informatie uit te wisselenover praktische zaken die verband hou-den met de ontwikkeling van de veilig-heidssamenwerking tussen de EU ende NAVO.

Het Comité Vrouwen in de NAVO-Strijdkrachten vierde zijn 5e lustrum tij-dens een conferentie van 10-15 juni, diebij wijze van uitzondering in Rome, inItalië werd gehouden, ter ere van het feitdat de Italiaanse strijdkrachten vorig jaarvoor het eerst vrouwelijke rekruten heb-ben aangenomen.

De ministers van defensie van deNAVO- en Partnerlanden kwamen op 7en 8 juni in Brussel bijeen voor hunhalfjaarlijkse bijeenkomst. De belang-rijkste discussiepunten betroffen deverdere ontwikkelingen van de betrek-kingen tussen de EU en de NAVO, deimplementatie van het Initiatief Defen-sievermogens, het raketschild en de cri-sis in de voormalige JoegoslavischeRepubliek Macedonië*.

De Armeense president Robert Kotsja-rian bezocht op 6 juni de NAVO enontmoette daar Lord Robertson.Zij bespraken Armenië’s verderepartnerschap met de NAVO en despanningen tussen Armenië en Azer-beidzjan in verband met Nagorno-Kara-bach.

Bijna 100 generaals kwamen op 5 en 6juni bijeen op SHAPE (Supreme Head-quarters Allied Powers Europe) vooreen jaarlijkse conferentie georgani-seerd door SACEUR, generaal JosephW. Ralston. De twee belangrijksteonderwerpen van discussie waren hetStrategisch Concept van de NAVO van1999 en de gevolgen ervan voor detroepen en de vermogens, en een ana-lyse van de NAVO-operaties op de Bal-kan.

Veertien NAVO- en Partnerlandenhebben deel genomen aan de OefeningBaltops 2001, een vredesoperatieop de Baltische Zee van 1 tot 18 juni.

Op 1 en 2 juni bracht Lord Robertsoneen bezoek aan Rome, in Italië, om dejaarlijkse nationale militaire parade bij tewonen en president Carlo AzeglioCiampi, de vertrekkende minister vandefensie Sergio Mattarella, en de pasgekozen premier Silvio Berlusconi teontmoeten.

Ministers in BoedapestDe ministers van buitenlandse zakenuit NAVO- en Partnerlanden kwamenop 29 en 30 mei voor hun regulierevoorjaarsoverleg bijeen in Boedapest,in Hongarije. De discussies betroffenmet name de toenemende spanningenin de voormalige Joegoslavische Repu-bliek Macedonië*, de ontwikkelingen inde Balkan, de samenwerking tussen deEU en de NAVO, en de nieuwe uitdagin-gen voor het Bondgenootschap en

tevens de versterking van de NAVO-partnerschappen en de betrekkingenvan het Bondgenootschap met Ruslanden Oekraïne.

Op 31 mei bracht Lord Robertsoneen bezoek aan Dubrovnik, in Kroatië,om een toespraak te houden tijdenseen conferentie over Key steps forEuropean integration: promotingpeace, and prosperity in Souht EastEurope.

Het vraagstuk van de NAVO-uitbreidingoverheerste de discussie tijdens de vijfdagen durende voorjaarsbijeenkomstvan de NAVO-Parlementaire Assem-blee die van 27 tot 31 mei in Vilnius, inLitouwen werd gehouden.

In een verklaring op 24 mei veroor-deelde Lord Robertson krachtig derecente acties van extremistische groe-peringen in de voormalige Joegoslavi-sche Republiek Macedonië*, inzon-derheid hun aanhoudende aanwezig-heid in verscheidene bezette dorpen enhun aanvallen op de veiligheidstroepenvan de regering.

Bufferzone gaat openOp 24 mei begon de gefaseerde terug-keer van de Joegoslavische en Servi-sche veiligheidstroepen naar Sector Bvan de Ground Safety Zone, de buffer-zone tussen Servië en Kosovo.

De Raad van de Atlantische Verdrags-vereniging (ATA) hield op 21 mei zijnjaarlijkse bijeenkomst op de NAVO. DeATA-Raad werd ingelicht door LordRobertson over de belangrijkste puntenop de NAVO-agenda. De Onderwijs-commissie van de ATA kwam devolgende dag bijeen om te besprekenhoe internationale organisaties veilig-heidskwesties kunnen uitleggen aanjongeren.

SACLANT ontmoet SACEURDe geallieerd opperbevelhebber Atlanti-sche Oceaan, Generaal William F. Ker-nan bracht op 16 en 17 mei 2001 zijneerste bezoek aan SHAPE voor een ont-moeting met SACEUR generaal JosephW. Ralston en zijn staf.

Lord Robertson ontmoette de Albanesepresident Rexhep Meidani, premier IlirMeta, minister van buitenlandse zakenPaskal Milo en minister van defensieIshmail Lleshi in Tirana in Albanië,waar zij de ontwikkelingen bespraken inde regio en in de politieke hervormin-gen.

De Kroatische premier Ivica Racan ont-moette Lord Robertson op de NAVO ensprak op 16 mei de NAVO-ambassa-deurs toe. Zij bespraken de bijdrage vanKroatië aan de regionale stabiliteit en hetregeringsprogramma voor de politiekehervorming dat nu een jaar onderweg is.

Van 15 tot 26 mei hebben zeven NAVO-landen troepen geleverd voor DamselFair 2001, een militaire oefening in deKusadasi Baai, voor de kust van Turkije,die ten doel had alle aspecten te oefenenvan de planning, uitvoering en analysevan de oorlogvoering met mijnen.

De NAVO-stafchefs hielden op 15 en 16mei een serie bijeenkomsten op deNAVO samen met hun collega’s uit dePartnerlanden. De belangrijkste onder-werpen van gesprek waren de vredes-operaties op de Balkan, de situatie in devoormalige Joegoslavische RepubliekMacedonië*, de ontwikkeling van debetrekkingen tussen de EU en de NAVO,de herziening van de NAVO-strijdkracht-stuctuur, en de aanschaf van een lucht-grond surveillancesysteem.

De pas verkozen premier van MoldaviëVasile Tarlev, ontmoette Lord Robertsonop de NAVO op 15 mei. Hij verklaardedat zijn land vastbesloten was desamenwerking met de NAVO teverbreden en uit te breiden, vooralop het gebied van de vredeshandhaving.

Vijf NAVO-leden en zeven Partnerlandennamen deel aan Cooperative Tide 2001,een marine oefening voor de oorlogvoe-

NAVO Kroniek4 Zomer 2001

NAVO NIEUWS

Page 5: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

ring in kustwateren, die van 14 tot 23mei werd gehouden in Newsport News,in Virginia in de VS.

Van 14 tot 16 mei namen zes NAVO-leden en zes Partnerlanden deel aanCooperative Baltic Eye in de BaltischeZee, een oefening die tot doel had deprocedures te ontwikkelen voor debevelvoering, de controle en de coördi-natie van de middelen voor zoek- en red-dingsacties.

In de nacht van 11 op 12 mei hebbenKFOR-troepen een grote vangst zwarewapens gedaan. Deze waren bestemdvoor etnische Albanese gewapendegroepen, die in het Presevo Dal opere-ren.

Op 10 en 11 mei heeft Lord Robertsoneen bezoek gebracht aan Spanje, waarhij de veiligheids- en defensieconferen-tie toesprak. Vervolgens reisde hij naarMadrid voor ontmoetingen met premierJosé Maria Aznar, minister van buiten-landse zaken Josep Piqué, en ministervan defensie Frederico Trillo-Figueroa.

In Den Haag (Nederland) op 9 mei,hield Lord Robertson een toespraak ophet Centrum voor Europese Veilig-heidsstudies en daarna ontmoette hijde Nederlandse minister van defensieFrank de Grave.

Het eerste overleg over het raketschildvond plaats op 8 mei op de NAVO, toeneen Amerikaanse delegatie het stand-punt van de nieuwe Amerikaanse rege-ring uitlegde aan Lord Robertson en deNoord-Atlantische Raad.

EU en NAVO werkensamen

Na de herhaalde gewelddaden van etni-sche Albanese extremisten tegen destrijdkrachten van de voormalige Joego-slavische Republiek Macedonië*, reisdeLord Robertson op 7 mei naar Skopje,voor overleg met president Boris Traj-kovski en andere belangrijke figuren. Hijvoerde deze besprekingen tezamen metde hoge vertegenwoordiger van de EUvoor buitenlands- en veiligheidsbeleid,Javier Solana.

De Conferentie van Nationale Bewape-ningsdirecteuren kwam op 3 en 4 meiin Brussel bijeen voor hun tweejaarlijksevergadering. Belangrijkste beleidsvraag-stukken en projecten van de NAVO wer-den besproken, inclusief de implemen-tatie van het Initiatief Defensie-vermogens en de Bewapeningsherzie-ning.

Het Economisch Colloquium 2001 vande NAVO, werd van 2 tot 4 mei gehou-den in Boekarest, in Roemenië. Het wasvooral gericht op de relatie tussen regio-nale economische samenwerking, vei-ligheid en stabiliteit, vooral in zuidoostEuropa, de zuidelijke Kaukasus en Cen-traal-Azië.

Lord Robertson veroordeelde de aanvalvan Albanese extremisten op de veilig-heidstroepen in de voormalige Joego-slavische Republiek Macedonië* bij destad Tetovo, op 28 april.

Ruim 1.500 reservisten uit zes NAVO-en Partnerlanden en ook uit Argentinië,hielden van 27 april tot 10 mei in Bosniëen Kosovo twee gecombineerde vredes-handhavingsoefeningen, AlbaniaAdventure Express en DynamicExpress 2001. Ter voorbereiding werdgeoefend in Albanië met Albanese troe-pen, voordat de reservetroepen zichnaar het werkgebied van SFOR en KFORbegaven.

Partijen in KosovoNa een bezoek van Servische regerings-functionarissen aan de NAVO op 25april, was er op 26 april een ontmoetingmet de bijzonder vertegenwoordiger vande VN voor Kosovo Hans Haekkerup eneen delegatie hoge politieke leiders, ver-

tegenwoordigers van alle etnische groe-peringen in Kosovo, Lord Robertson ende NAVO-ambassadeurs.

Israël heeft, als eerste van de zeven lan-den die deelnemen aan de MediterraneDialoog van de NAVO, op 24 april eenveiligheidsovereenkomst ondertekendmet de NAVO.

Generaals en hoge officieren die hetbevel voeren over een Genie Corps inNAVO- en Partnerlanden, bespraken detoekomst van de genie, tijdens hun jaar-lijkse conferentie, die dit jaar werdgehouden op het Franse opleidingsinsti-tuut voor de genie in Angers, van 24 tot26 april.

Op 23 april bracht Lord Robertsoneen bezoek aan Nederland. Na eenontmoeting met de minister van buiten-landse zaken, Jozias van Aartsen,opende hij de Business Week Conven-tion die was georganiseerd door defaculteitsvereniging van de Economi-sche Faculteit in Rotterdam, en ontvingde Business Week Award 2001, voorzijn bijdrage aan de mondiale communi-catie.

Op 15 april assisteerden KFOR-soldatenbij de overdracht van vijf Servischegijzelaars, die waren vastgehouden dooretnische Albanese extremistendie sinds maart in zuid Servië actiefwaren.

Verdachte van oorlogs-misdaden aangehoudenOp 15 april hebben SFOR-troepen Dra-gan Obrenovic aangehouden, een vande drie Bosnische Serviërs, beschuldigdvan de massamoord in Srebrenica. Zijhebben hem overgedragen aan hetInternationaal Tribunaal voor Oorlogs-misdaden in Den Haag.

Na een besluit van de Noord-AtlantischeRaad op 10 april, is op 14 aprilSector D van de Ground Safety Zone,die Servië van Kosovo scheidt, overge-dragen aan de Joegoslavische strijd-krachten.

Lord Robertson veroordeelde het feitdat op 11 april tijdens een vuurgevechtin Kosovo een Russische KFOR-militairopzettelijk is gedood.

Twee Britse luchtmachtsoldaten zijn op9 april bij slecht weer omgekomen ineen helikoptercrash in een bergachtigestreek van Kosovo. Hun helikopter isneergestort dicht bij de grens met devoormalige Joegoslavische RepubliekMacedonië*.

Luchtmachtpersoneel uit zes NAVO-lan-den heeft deelgenomen aan de logis-tieke oefening, Ample Train 2001, inGriekenland van 2 tot 6 april, om teoefenen in het onderhoud en omgaanmet gevechtsvliegtuigen.

KFOR commando over-drachtOp 6 april nam de Noorse generaalThorstein Skiaker het bevel over KFORover, hij is de opvolger van de Italiaansegeneraal Carlo Cabigiosu.

Op 6 april heeft het Bulgaarse parlementeen akkoord met de NAVO bekrachtigd,dat Griekse en Turkse NAVO-troepentoestaat zich over Bulgaars grondge-bied te begeven om de vredesoperatieonder leiding van de NAVO in Kosovo teversterken.

De NAC gaat naarhet zuidenLord Robertson en de 19 NAVO-ambas-sadeurs hebben een bezoek gebrachtaan de voormalige JoegoslavischeRepubliek Macedonië* en Kosovo op3 en 4 april. Onderweg stopten zij bij hethoofdkwartier van de geallieerde troe-pen Zuid-Europa in Napels, in Italië, vanwaaruit het bevel over SFOR en KFORwordt gevoerd.

Op 2 april vierde SHAPE zijn 50e verjaar-dag, met een ceremonie die werd voor-gezeten door SACEUR, generaal Rals-ton, en Lord Robertson.

Lord Robertson bracht op 29 en 30 meieen bezoek van twee dagen aan Wars-chau in Polen, waar hij een ontmoetinghad met president Aleksander Kwas-niewski, premier Jerzy Boezek, deministers van defensie en buitenlandsezaken, en leden van het hoger en lagerhuis van het parlement.

Zomer 2001 NAVO Kroniek 5

Zie voor meer informatieNATO Update at

www.nato.int/docu/index.htm.

NAVO NIEUWS

Page 6: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO Kroniek6 Zomer 2001

zame oplossing van conflicten. Het was vooral een creatievemanier om het probleem van de rivaliteit tussen de supermogend-heden op te lossen. Die had maar al te vaak tot gevolg dat de Vei-ligheidsraad vast kwam te zitten en zijn bevoegdheden neergelegdin hoofdstuk VII, over handelingen met betrekking tot bedreigin-gen van de vrede, niet kon uitoefenen.

In de eerste jaren hield vredeshandhaving letterlijk het hand-haven van een specifieke vrede in. Dit gebeurde meestal alsgevolg van internationale bemiddeling in een gewapend conflict,wanneer de strijdende partijen een staakt-het-vuren of een vre-desakkoord hadden ondertekend en ook wilden dat het stand zouhouden, maar er niet op vertrouwden dat de andere partij zijnwoord gestand zou doen. Dan deed men een beroep op de Ver-enigde Naties om de “bufferzones” tussen twee partijen te con-troleren en er te patrouilleren. De partijen voelden zich gerustge-steld door het “neutrale” en niet offensieve karakter van deVN-aanwezigheid. Hoewel niet alle vredeshandhavingsoperatiesten tijde van de Koude Oorlog even geslaagd kunnen wordengenoemd, hielp de aanwezigheid van VN-blauwhelmen in som-mige gevallen beslist het weer opvlammen van de vijandelijkhe-den te voorkomen.

Espen Barth Eide is staatssecretaris bij het Koninklijk NoorsMinisterie van Buitenlandse zaken.

Vredeshandhaving is niet meer hetzelfde als vroeger. Departijen die erbij betrokken zijn, de handelswijzen dieerbij horen, het hele begrip, alles is veranderd. Het is in

de loop van dat veranderingsproces een veel complexer, meer-omvattende en gevaarlijker activiteit geworden. Bovendien zijnde omvang van de taak en de middelen en de vaardigheden diezij vergt, van dien aard, dat alle betrokken instellingen, zowel demilitaire als de civiele, hard op zoek zijn om hun werkwijzen teveranderen om het hoofd te kunnen bieden aan die uitdaging. Deverandering manifesteert zich het sterkst in Europa.

Hoewel de vredeshandhaving van oudsher onder de bevoegd-heden van de Verenigde Naties valt, wordt er niet expliciet overgesproken in het VN-Handvest. Het concept werd door de Ver-enigde Naties in feite uitgevonden tijdens de Koude Oorlog, dooreen bredere interpretatie te geven aan de bevoegdheden die inhoofdstuk VI van het Handvest beschreven staan over de vreed-

Vredeshandhaving vroeger en nuEspen Barth Eide bespreekt de wijze waarop de vredeshandhaving zichontwikkeld heeft sinds het einde van de Koude Oorlog en de aard van

de uitdaging in deze tijd.

© N

AV

O

Geef me de vijf!: de totale vredesopbouw gaat verder dan de meest directe militaire en humanitaire zorgen

Page 7: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Tijdens de Koude Oorlog associeerde men “veiligheid” metstabiliteit. Het beste wat bereikt kon worden, was het handha-ven van de status-quo: op macroniveau betekende dat een even-wicht tussen de supermogendheden, op microniveau, datbestaande vredesakkoorden in stand gehouden werden. Allesdraaide in die periode om het begrip “containment”. Gezienhet alternatief, een totale verstoring van het machtsevenwichten een confrontatie tussen de supermogendheden, kon dat ookniet anders.

Het veiligheidsdenken van vandaag gaat verder. Niet hethandhaven van de status quo, maar overgang, uitbreiding enintegratie zijn tegenwoordig de sleutelwoorden – allemaal eer-der dynamische dan statische concepten. De dynamiek van deverandering, is ook van invloed op de vredeshandhaving. Deklassieke taak, het opwerpen van een “neutrale” buffer tussenpartijen die daarin toestemmen, is uitgegroeid tot operaties dieten doel hebben politieke, economische en maatschappelijkeveranderingen tot stand te brengen, onder moeilijke omstandig-heden – een ontwikkeling die nog wordt versterkt door het feitdat de meeste moderne vredeshandhavingsoperaties plaatsvin-den in reactie op een conflict binnen één en dezelfde staat enniet tussen verschillende staten.

De operationele planning en de strategieën voor de conflictbe-heersing, moeten rekening houden met de veranderende dyna-miek van de vredeshandhaving. In veel gevallen is het niet moge-lijk, en evenmin wenselijk, de situatie die vóór het uitbreken vanhet conflict bestond, te herstellen. Integendeel hebben de partijenbehoefte aan hulp bij de opbouw van een nieuwe samenleving.Dikwijls is het moeilijk duidelijke, samenhorige en betrouwbarepartners te vinden die hun eigen strijdkrachten werkelijk ondercontrole hebben. Vaak wordt de situatie nog verder bemoeilijktdoor de aanwezigheid van krijgsheren en conflictondernemers,die bereid zijn mythes te gebruiken om het geweld aan te wakke-ren om macht te verwerven, of te behouden. Politieke en finan-ciële beweegredenen overlappen elkaar, waardoor soms de lijnentussen de politiek en de georganiseerde misdaad vervagen.Bovendien draait het tegenwoordig in veel conflicten nu juist omde aard van de staat. Aangezien dat soort vraagstukken meestalnog niet is opgelost op het moment dat de open vijandelijkhedenworden gestaakt, ziet de internationale gemeenschap zich danvoor de taak geplaatst slecht functionerende instellingen te her-vormen, waaronder het staatsbestuur, het rechtssysteem, en zelfsde plaatselijke media.

De moderne conflictbeheersing is complex. Naast het mili-taire aspect, is er een groot aantal andere activiteiten die een inte-graal onderdeel van de vredesoperatie zijn geworden. Alleen eenzorgvuldige, goedgeplande en gecoördineerde combinatie vanciviele en militaire maatregelen kan de voorwaarden scheppendie nodig zijn voor een duurzame, zelfstandige stabiliteit envrede. De behoefte aan een nieuwe benadering van de vredes-handhaving heeft geleid tot een debat over de respectieve rollenvan de Verenigde Naties, en de regionale organisaties in de cri-sisbeheersing. Dit is met name het geval in Europa, waar ver-schillende regionale en subregionale organisaties zich actiefbezighouden met verschillende aspecten van de crisisbeheersingen de vraagstukken betreffende de samenwerking en de werkver-deling sterk naar voren komen.

De institutionele en financiële kracht van Europa maakte heteen logische plek om te beginnen met het verlichten van takenvan de Verenigde Naties, door bepaalde verantwoordelijkheden

voor de vredeshandhaving over te nemen. Europa is niet perdefinitie beter in het omgaan met conflicten, en evenmin zijn hierbeproefde modellen voor vredesondersteunende operaties ont-wikkeld, die makkelijk ook in andere delen van de wereld kunnenworden toegepast. Maar de ervaring die Europa heeft opgedaan,is wel belangrijk, vooral omdat de gebeurtenissen op de Balkanen de internationale reactie erop in sterke mate hebben bijgedra-gen aan de ontwikkeling van een moderne doctrine over post-Koude Oorlog vredesoperaties. De Balkan is op velerlei wijze hetproefterrein geworden voor de Europese veiligheidspolitiek.Bijna alle veiligheidsvraagstukken waar het tegenwoordig in hetEuropese debat om draait – de transatlantische betrekkingen, detoekomst van de NAVO, de rol van de Europese Unie en de Ver-enigde Naties, en de betrekkingen met Rusland – hebben ook metde Balkan te maken.

De oorlog die geleid heeft tot het uiteenvallen van Joegoslaviëen de internationale reacties erop brachten de tekortkomingenvan de Europese veiligheidsarchitectuur aan het einde van deKoude Oorlog aan het licht. Omdat er geen geloofwaardigeregionale organisatie in staat of bereid kon worden gevonden omde taak op zich te nemen, stuurde de Verenigde Naties in februari1992 UN Protection Force naar Kroatië. Al snel daarna werd hetmandaat uitgebreid tot Bosnië en Herzegovina (Bosnië) en later,in 1993, tot de voormalige Joegoslavische Republiek Macedo-nië*. Wat oorspronkelijk was gepland als een operatie van zesmaanden, duurde uiteindelijk vier jaar.

Van 1992 tot 1995 was de VN de voornaamste instelling dietrachtte een eind aan de vijandelijkheden tot stand te brengen, devrede te handhaven in gebieden waar een staakt-het-vuren over-eengekomen was, en het lijden van de niet-strijdende partijen inde conflictgebieden te verlichten. In de loop der jaren raakte deNAVO daar meer bij betrokken door middel van de verschillendeondersteunende operaties in de lucht en ter zee. Geleidelijk ont-stond een nauw partnerschap tussen de twee instellingen. Nadathet Dayton-Akkoord, het vredesakkoord waarmee er een eindekwam aan de Bosnische Oorlog, op 20 december 1995 van krachtwas geworden, werd de militaire verantwoordelijkheid overge-dragen aan de door de NAVO geleide vredesmacht IFOR (Imple-mentation Force). Dit was de eerste Bondgenootschappelijkemilitaire operatie te land, en heeft in sterke mate bijgedragen aande hervorming van de Bondgenootschappelijke identiteit. Inslechts enkele jaren heeft de NAVO zich omgevormd om eenbijna totaal nieuwe rol op zich te nemen en is zij een steeds effec-tiever instrument geworden voor de militaire en politieke crisis-beheersing.

Dit aanpassings- en leerproces blijkt duidelijk uit de wijzewaarop de vredeshandhaving zich in Bosnië eerst in IFORen later in SFOR (Stabilisation Force) heeft ontwikkeld en ver-volgens is verwerkt in de benadering die KFOR (Kosovo Force)hanteerde, die in juni 1999 werd ingezet. Er zijn twee duidelijkeontwikkelingen waarneembaar. De eerste is een uitbreiding vanwat het mandaat van het leger inhoudt. In de begindagen vanIFOR, lag de nadruk op het voorkomen van wat men “missioncreep” noemde, de neiging die een strijdmacht heeft om taken opzich te nemen die als civiele taken worden beschouwd. Uiteinde-lijk werd het echter steeds duidelijker dat geïsoleerd militair suc-ces niet mogelijk is.

Indien de algehele vredesinspanning niet zou leiden tot deomstandigheden die nodig zijn voor een stabiele en blijvendevrede, dan zou dit evenzeer gezien worden als het falen van de

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

Zomer 2001 NAVO Kroniek 7

Page 8: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO als dat van de civiele instellingen. Dit heeft geholpennauwe banden te smeden tussen de vredesmacht en de vele aan-wezige civiele organisaties. Toen KFOR werd uitgezonden, wasdie les doorgedrongen, hetgeen bleek uit het brede mandaat datKFOR direct al meekreeg en de goede en flexibele relatie tus-sen KFOR en het UN Interim Administration Mission inKosovo.

De tweede ontwikkeling is de geleidelijke Europeaniseringvan de NAVO-vredesoperaties. UNPROFOR was voornamelijkEuropees van samenstelling, maar omvatte ook een behoorlijkaantal soldaten uit Derdewereldlanden. Toen de leiding van devredesmissie van de VN overging op de NAVO, vertrok hetmerendeel daarvan. Intussen arriveerden de Amerikaanse sol-daten, zij vormden éénderde van de 60.000 man sterke IFOR-vredesmacht, een verhouding die de laatste jaren geleidelijk isafgenomen. KFOR was van het begin af aan onmiskenbaarEuropees. In sterke tegenstelling tot de luchtaanvallen opKosovo, die werden overheerst door de Verenigde Staten,bedroeg de verhouding tussen de Amerikaanse en de Europesetroepen, toen de vredesoperatie op de grond goed op gang wasgekomen, 8.000 Amerikanen tegenover 34.000 Europeanen.Bovendien is de bevelhebber van KFOR altijdeen Europeaan geweest, terwijl de bevelheb-ber van SFOR altijd een Amerikaan was.

Veiligheid en stabiliteit op de Balkan iseen uiterst belangrijk punt voor de Europe-anen. Het is dus niet meer dan natuurlijk datde Europeanen het grootste deel van de ver-antwoordelijkheid voor deze operatie dragen.Dit voldoet ook aan de wens van Amerika,dat heeft aangedrongen op een betere lasten-verdeling in de NAVO en wil dat Europameer verantwoordelijkheid op zich neemtvoor zijn eigen veiligheid. Maar hoewel deAmerikaanse aanwezigheid kleiner is dan vroeger, blijft hetcommitment en de actieve betrokkenheid van Amerika bij devrede en stabiliteit in het gebied, van essentieel belang voor hetvinden van duurzame oplossingen voor de Balkan en de stabi-liteit en veiligheid van Europa op de lange termijn.

De NAVO heeft veel gedaan om zich aan te passen aan deuitdagingen van de hedendaagse vredeshandhaving. Ook eldersdoen zich dergelijke ontwikkelingen voor. Tegenwoordig wordtalgemeen geaccepteerd dat een vredesmissie alleen kans vanslagen heeft, als de militaire maatregelen die wellicht nodig zijnom hevige conflicten onder controle te brengen, worden onder-steund, aangevuld en nauw gecoördineerd met civiele instru-menten. Dit zou tien of zelfs vijf jaar geleden niet zo vanzelf-sprekend zijn geweest, omdat het haaks staat op het toengeldende militaire en humanitaire denken. Toen verzetten detraditioneel denkenden zich tegen het uitvoeren van civieletaken door militairen en veel non-gouvernementele organisatieswilden “hun handen niet vuil maken” door samen te werkenmet het leger. De conflicten op de Balkan hebben echter over-duidelijk aangetoond, dat de in de traditionele vredeshandha-vingsoperaties gebruikelijke zuiverheid van taken, tot het verle-den behoort.

De Europese Unie werkt de laatste jaren aan het opzettenvan een militair vermogen voor de crisisbeheersing en eenverbetering van de civiele crisisresponsstructuur. Het gevolgdaarvan is dat deze instelling in de toekomst misschien vaker

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

NAVO Kroniek8 Zomer 2001

de leiding zal gaan kunnen nemen bij de crisisbeheersing.Noorwegen heeft samen met nog enkele Europese landen dieniet tot de EU behoren, zelfs beloofd nauw met de EuropeseUnie samen te zullen werken bij de beheersing van complexecrises, vanwege het grote aantal beleidsinstrumenten waar-over de Europese Unie beschikt. Naast haar militaire enciviele vermogens, kan de Europese Unie bijvoorbeeld eenbelofte van het toekomstig lidmaatschap, of associatie- enpartnerschapsovereenkomsten als middel inzetten om haardoelen te verwezenlijken.

Ook de VN is begonnen aan een nieuwe opzet voor zijn vre-desoperaties. Dit naar aanleiding van het rapport Brahimi datvorig jaar uitkwam. Dit rapport heeft ten doel de wijze waarop deVN betrokken raakt bij het opzetten en uitvoeren van vredesope-raties nieuw leven in te blazen. De institutionele ontwikkelingvan de Europese Unie en de NAVO en de steeds nauwere samen-werking tussen de VN en regionale organisaties, zowel op degrond als op politiek niveau, zullen zonder twijfel ook bijdragentot de hervorming van de VN-vredeshandhaving, waartoe Bra-himi de aanzet geeft en de rol van de VN in de wereld van van-daag helpen bepalen, ten minste in een gebied dat zo rijk aan

instellingen is als Europa.

Er zijn natuurlijk grenzen aan wateen individuele organisatie vermag, of het nugaat om de Europese Unie, de NAVO of deVN. Daarom zullen de instellingen zo goedals zeker moeten blijven samenwerkenen nauwere banden met elkaar moetensmeden, in reactie op toekomstige crises.De discussie die op dit moment wordtgevoerd tussen de Europese Unie en deNAVO over toegang tot de middelen wanneerzich een crisis voordoet, zijn daar het bewijsvan. Er zal vermoedelijk wel een oplossing

voor het probleem op de grond worden gevonden, in reactie opde crisis in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedo-nië* en de nog niet afgeronde vredesopbouw in Kosovoen Bosnië.

De ervaringen op de Balkan hebben bewezen dat de belang-rijkste taak in het waarborgen van de vrede bestaat uit het bie-den van hulp bij de langdurige, complexe, politieke en maat-schappelijke omvorming van door de oorlog ontwrichtesamenlevingen. De totale vredesopbouw moet zich niet alleenbezig houden met de meest directe militaire en humanitaireproblemen, maar ook langtermijn taken op zich nemen, als deopbouw van de staat, de hervorming van de veiligheidssector,de versterking van de civiele samenleving, en het bevorderenvan de sociale herintegratie. Hoewel de regionalisering van devredeshandhaving zijn vruchten heeft afgeworpen, is er geenuniverseel model voor de relatie tussen regionale organisatiesen de VN. Bovendien zou het onjuist zijn aan te nemen datregionale staten en instellingen altijd de meest geschikteinstanties zijn om de problemen in hun eigen regio op te los-sen. Het is juist essentieel dat de mondiale vredeshandhavingput uit alle opgedane ervaringen, competenties en middelen;dat de lessen van Kosovo misschien ook in Oost-Timor kunnenworden toegepast en vice versa; en dat mondiale en regionaleorganisaties, humanitaire en ontwikkelingsorganisaties, en deciviele samenleving in de betrokken landen allemaal dezelfdekant op werken. ■

De Balkan ishet proefterreingeworden voorde Europeseveiligheidspolitiek

Page 9: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Zomer 2001 NAVO Kroniek 9

De term ‘vredesondersteunende operaties’ omvangt een breedspectrum aan taken. Zij omvat: de traditionele vredeshandha-ving: wanneer een overeengekomen vrede in stand gehoudenmoet worden – wat de Britten vroeger de 'bredere vredeshandha-ving' noemden wanneer de omgeving zeer instabiel is –; de vre-desopbouw: de wederopbouw van de samenleving na het conflicten de terugkeer naar het normale leven; en de vredesoplegging:het beëindigen van een conflict door geweld te gebruiken.

Vredesondersteunende operaties in complexe noodsituatieszijn gezamenlijk (joint): zij omvatten alle diensten. Zij zijngecombineerd (combined): er zijn veel landen bij betrokken; enzij zijn nog iets – een nieuw bijvoeglijk naamwoord – ze zijngeïntegreerd (integrated): er zijn veel verschillende organisatiesbij betrokken. Hiertoe behoren strijdkrachten, de politie, non-gouvernementele organisaties (NGO’s), hulpverlenende instan-ties, internationale organisaties, overheidsorganisaties voor ont-wikkelingswerk, het particuliere bedrijfsleven en anderebedrijven en de media.

Alle vredesoperaties vinden tegenwoordig plaats in het spot-light van de media. Dit verschijnsel is net zoiets als het weer – dereacties zijn meestal wel zo’n beetje te voorspellen, maar niethelemaal precies. Niet alleen brengen de media verslag uit overde problemen, zij kunnen ook een belangrijke rol spelen in hetvinden van een oplossing. De media vormen een van de belang-rijkste controlemiddelen die een democratische, marktgeoriën-teerde samenleving rijk is. En vredesoperaties trachten nu juistdergelijke samenlevingen tot stand te brengen omdat zij de bestegarantie vormen voor vrede. Helpen bij het ontstaan van vrije,onafhankelijke media moet daarom een van de kernelementenvan de vredesopbouw zijn.

Generaal Sir Mike Jackson, de Britse officier die in juni 1999de NAVO-strijdkrachten Kosovo binnenvoerde, vergeleekonlangs dit soort veelzijdige operaties met een stuk touw. Hettouw bestaat uit een groot aantal strengen, maar het breekpuntvan het touw ligt veel hoger dan dat van de som der individuelestrengen. Het probleem is de strengen zo met elkaar te verwevendat er nergens een bobbel zit, omdat het touw daardoor zou ver-vormen, er spanningen in ontstaan en het alles waar het tegenaanschuurt zou beschadigen.

Dat deze geïntegreerde aanpak noodzakelijk is, wordt alge-meen onderkend, niet alleen in het veld, maar ook op het hoogsteregeringsniveau. De Britse regering heeft onlangs het “cross cut-ting” initiatief ingesteld, waarin drie departementen – het minis-terie van defensie, het foreign and commonwealth office en hetdepartment for international development – alle bijdragen aantwee begrotingen, een voor Afrika en een voor de rest van de

Christopher Bellamy is professor in de militaire wetenschap-pen en doctrine aan de Cranford University (V.K.) en auteurvan verscheidene boeken, waaronder Knights in WhiteArmour: The New Art of War and Peace (Pimlico).

Veel beroepsmilitairen en beroepslegers hebben metenthousiasme en flexibiliteit de vredesondersteunendeoperaties van het laatste decennium op zich genomen.

Anderen blijven aarzelen om eraan deel te nemen, en aarzelennog meer om nauw samen te gaan werken met andere agent-schappen en de lokale bevolking, omdat zij menen dat soldatengemaakt zijn om te vechten en dat “vredeshandhaving iets voorwatjes is”.

De ervaringen opgedaan tijdens de recente operaties in Bos-nië, Haïti, Kosovo en Sierra Leone duiden erop dat vredeshand-having allesbehalve iets voor watjes is. Een aantal van de hard-ste, taaiste gevechtssoldaten ter wereld munt uit invredesoperaties en de aanpak van wat meestal “complexe nood-situaties” worden genoemd. Zulke operaties vereisen een groteflexibiliteit en vindingrijkheid om te kunnen reageren op onver-wachte ontwikkelingen, en ook een sterke menselijke toets.Recent onderzoek dat uitgevoerd werd door de Cranfield Uni-versity wijst erop dat de plaatselijke bevolking het meesterespect heeft voor die vredeshandhavers die onmiskenbaar ookberoepssoldaten zijn, die robuust kunnen optreden en goed zijnuitgerust. Maar als de troepen te hardhandig ingrijpen, of teafstandelijk blijven van de plaatselijke bevolking uit bezorgd-heid voor de “force protection” dan verliezen ze het respect – enhun effectiviteit.

De meeste vredesondersteunende operaties vinden plaatsrond complexe noodsituaties – noodsituaties waar menselijkekwaadaardigheid gecombineerd wordt met door mensen ofnatuurgeweld veroorzaakte ontberingen, of allebei. Strijdkrach-ten zijn nodig om een veilige omgeving te scheppen, waarin devrede weer kan worden opgebouwd, maar zij zijn zeker niet deenige of de belangrijkste partij. Zodra de vrede gesloten is,bestaat een groot deel van het werk dat in eerste instantie moetworden gedaan eerder uit politietaken dan uit militaire activitei-ten. Toch is het om allerlei redenen nodig – de kosten van depolitiesalarissen en het probleem om politiemensen voor langeretijd in het buitenland te stationeren – dat soldaten die taken ver-vullen. Taken die in een later stadium aan de orde komen, waar-onder de fysieke wederopbouw, het opsporen van gevangen envluchtelingen, het weer op gang brengen van de gezondheids-zorg, het organiseren van verkiezingen en het straffen van oor-logsmisdadigers, behoren tot de verantwoordelijkheden vanandere organisaties.

Klaar om te vechten en in staattot medeleven

Christopher Bellamy betoogt dat de beste vredeshandhavers ook de bestegevechtssoldaten zijn en dat vredeshandhaving beslist geen werk is voor watjes.

Page 10: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

wereld, voor de conflictpreventie. De regering wil daarmee degeïntegreerde aard van de conflictpreventie onderstrepen.

Intussen bestaat een van de grootste problemen op de grond,uit de cultuurverschillen tussen de NGO’s en de strijdkrachten.Hoewel in veel NGO’s de ex-militairen goed vertegenwoordigdzijn, zijn sommige NGO’s ontstaan uit een religieuze, of pacifis-tische beweging en die zijn van nature nogal achterdochtig waarhet militairen betreft. Aan de andere kant zijn sommige militairennogal op hun hoede tegenover NGO’s, ze ergeren zich enorm aaneen schijnbaar gebrek aan coördinatie en kunnen zich, – vaakvolkomen ten onrechte – zeer laatdunkend uitlaten over het ver-mogen van NGO-ers om in het veld te overleven.

Toen de VN-troepen in 1992 eerst Kroatië en later Bosnië bin-nentrokken, stonden zij daarmee model voor de geïntegreerdevredesondersteunende operatie. De operatie die sinds 1999 inKosovo loopt, biedt een volgend, veel ingewikkelder model. Debelangrijkste reden daarvoor is, dat er in Kosovo – heel andersdan in Bosnië – geen effectief plaatselijk bestuur is. Het is in feiteeen internationaal protectoraat. Bovendien is er op dit momentgeen langetermijn staatsbestel voorhanden. Het “staatsbestel” ishet UNMIK (UN Interim Administration Mission in Kosovo).Niettemin zijn er tussen de militaire en civiele organisaties die inKosovo actief zijn allerlei goede samenwerkingsvormen ontstaanen hieruit valt veel te leren voor toekomstige geïntegreerde ope-raties.

Op dit moment zijn in Kosovo zo’n 200 NGO’s actief. Hetcoördineren van hun activiteiten heeft veel weg van het “hoedenvan katten”. Elk heeft zijn speciale belangstellingsgebied eneigen expertise. Pogingen van de militaire autoriteiten om hetwerk van de NGO’s te controleren en coördineren, worden hunsoms niet in dank afgenomen. Bovendien beschouwen NGO’shun onafhankelijkheid als een vorm van bescherming. Als zij inde perceptie van de bevolking te nauwe banden onderhoudenmet de bezettende strijdmacht dan kunnen zij zelf tot doelwitworden.

In de eerste plaats moeten dus de barrières die een nauwerecommunicatie in de weg staan, worden neergehaald. In veelgevallen leidt het gebruik van een andere taal en andere termino-logie tot verder wanbegrip, en dit wordt nog verergerd door ver-schillende interpretaties van een en dezelfde opdracht. In 1994organiseerde Noorwegen een conferentie waaraan werd deelge-nomen door 45 landen en 25 NGO’s. Deze conferentie ontwik-kelde richtlijnen voor het gebruik van militaire en civieledefensiemiddelen bij de rampenbestrijding: de zogeheten “Oslo-richtlijnen”. Hoewel zij bedacht zijn voor de iets eenvoudigerwereld van de rampenbestrijding, zijn die richtlijnen ookgebruikt door de Verenigde Naties in complexe noodsituaties,met name in Oost-Timor en in Kosovo. De Oslo-richtlijnen wor-den op dit moment geëvalueerd door het Euro-Atlantische Coör-dinatiecentrum voor de Rampenbestrijding van de NAVO, om tezien of het mogelijk is een soortgelijk document op te stellenvoor het gebruik van militaire en civiele middelen bij complexehumanitaire rampen. De NAVO is tevens bezig met de ontwikke-ling van een doctrine voor de civiel-militaire samenwerking(CIMIC), die hiervoor kan dienen, hoewel sommige NGO’s mis-schien achterdochtig zouden kunnen zijn, ten opzichte van ietswat een “NAVO-doctrine” genoemd wordt.

Het zal vermoedelijk geen acceptabele oplossing zijn, de mili-taire Combined Joint Task Forces (CJTF’s) om te vormen tot

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

NAVO Kroniek10 Zomer 2001

Combined Integrated Joint Task Forces, waarvan de NGO’s eenonderdeel uitmaken. Dit zou vermoedelijk de angst van deNGO’s om door de militairen overheerst te worden, alleen maarvergroten. In iedere vredeshandhavings- of vredesondersteu-nende operatie zal het hoogste gezag waarschijnlijk berusten bijde een of andere, door de VN benoemde, “Hoge Vertegenwoordi-ger”, en het is op dit niveau dat het werk van de internationalemilitaire, civiele, non-gouvernementele en commerciële betrok-kenen en dat van de plaatselijke autoriteiten vervlochten dient teworden.

De verscheidenheid tussen de betrokken partijen kan in plaatsvan een zwakte, ook een sterkte zijn. Hoewel mensen meestal vannature trachten organisaties op institutionele of doctrinaire wijzemet elkaar te verbinden en duplicatie te voorkomen, draait hetvaak allemaal om de persoonlijke relaties tussen de mensen inhet veld. Men veronderstelt dat er een vaste groep is van onge-veer 1.000 man, die van de ene plek waar noodhulp moet wordengeboden, naar de volgende trekt. Als men die mensen zou kunnenidentificeren en als zij samen zouden kunnen worden getraind,dan zou dat de coördinatie wellicht ten goede komen.

Communicatie tussen de militaire organisaties, internationaleorganisaties, NGO’s, plaatselijke autoriteiten, en de media is dui-delijk van cruciaal belang om een geïntegreerde vredesonder-steunende operatie efficiënt te kunnen doen verlopen. In het tijd-perk van de camcorder en het internet is 24 uur per daginformatie nodig, om te voorkomen dat vijandige regeringen enplaatselijke belangengroepen een propagandacampagne kunnenvoeren.

De humanitaire hulpgemeenschap in Kosovo is de informatie-voorziening al aan het coördineren. Het Humanitair CoördinatieInformatie Centrum (HCIC) is opgericht in Kosovo om alle orga-nisaties en agentschappen van informatie te voorzien. Het voor-ziet in een “wie doet wat, en waar en wanneer” database die vanessentieel belang is voor efficiënte en veilige operaties. Militairestrijdkrachten moeten meer betrokken worden bij initiatieven alshet HCIC, misschien via hun CIMIC-tak.

Het is ook zeer belangrijk vast te stellen, wie voor welke taakhet meest geschikt is. Een Strijdmacht is dikwijls de eerste orga-nisatie die wordt uitgezonden en zij kan heel veel doen zonderhulp van buitenaf. De bouw van vluchtelingenkampen in devoormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* door Britsetroepen is daarvan een voorbeeld. Sommige agentschappen inKosovo hebben een duidelijk omschreven communicatiekanaalmet KFOR. Direct na de bezetting van Kosovo echter, werd deNAVO gezien als partij bij het conflict en dit maakt een duide-lijke scheiding tussen de militaire en de humanitaire taken nood-zakelijk.

De ervaringen met de operaties van de afgelopen tien jaar,doen vermoeden dat troepen die alleen bestemd zijn voor de vre-deshandhaving en soortgelijke taken – een gendarmerie – nieterg gerespecteerd worden door de mensen met wie zij moetensamenwerken. De meest effectieve vredeshandhavers zijngetraind en uitgerust als beroepsmilitairen, die zich ookbemoeien met de lokale bevolking. De Amerikaanse troepen methun sterke nadruk op force protection en hun soms intimiderenduiterlijk, lijken soms te ver door te schieten naar de andere kant,en hun afstandelijkheid ten opzichte van de lokale bevolking zouhun effectiviteit als vredeshandhavers wel eens in de weg kunnenstaan.

Page 11: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

De Royal Marines zijn een voorbeeld van hoe de hardsteberoepssoldaten ook uitstekend vredeshandhavingswerkkunnen doen. Zij hebben meegewerkt aan de bouw van eengroot aantal speeltuinen om het leven van kinderen te veraan-genamen en iets van het normale bestaan te herstellen.Een van die speeltuinen liep het gevaar door een stel oudereknullen te worden vernield. Maar de mariniers dachten late-raal en stelden een “Hot Line“ in, zodat de buurtbewoners –anoniem – konden opbellen als er gevaar dreigde. Listigmanoeuvreren werkt net zo goed in de vredeshandhaving, alsin de oorlog.

Soms werkt desamenwerking tus-sen agentschappenniet zoals het zoumoeten, met interes-sant resultaat. DeBritse NGO, WarChild, is onder meergespecialiseerd inhet bouwen vanspeeltuinen voorkinderen. Een vande eerste werdgebouwd bij dedovenschool in Pri-zen in Kosovo, vlakna de komst van degeallieerde troepenin 1999. Onlangsbesloot de Duitsecomponent vanKFOR een donatiete schenken aande dovenschool envroeg waar deschool behoefte aanhad. Er schijnt ietsmis gegaan te zijnmet de communica-tie en de Duitsersarriveerden om…een speeltuin te bou-wen aan de anderekant van de school.Een paar telefoon-tjes, of kennis vanwat andere NGO'’aan het doen waren, had deze toestand kunnen voorkomen, maarnu heeft de school twee speeltuinen. De kinderen vinden het ergleuk, maar de onderwijzers minder, omdat ze nu in twee speeltui-nen aan weerszijden van de school toezicht moeten houden.

Vredesondersteuning en humanitaire operaties zullen ookgedurende de volgende generatie wel een van de belangrijkstetaken van de NAVO-troepen blijven. De ervaringen die in hetrecent verleden met de vredesopbouw in post-conflict situaties isopgedaan, doet vermoeden dat het minimaal een generatie duurtvoordat een zelfstandige eindstaat in Kosovo en elders is ont-staan. Teneinde het succes van de bestaande vredesoperaties teverzekeren, zullen strijdkrachten met de ethos en de fysieke kwa-

liteiten van gevechtssoldaten moeten worden geworven engetraind. Niemand anders kan het aan als de vredeshandhavingplotseling omslaat in een burgeroorlog, en studies hebben aange-toond dat niemand anders het noodzakelijke respect krijgt van deplaatselijke bevolking in de eerste dagen na een bloedig conflict.Maar zulke gedisciplineerde – en dat is de sleutel – soldaten,kunnen de beste vredeshandhavers zijn en nemen die taakenthousiast op zich. Een gedeeltelijk getrainde gendarmerie ofeen leger dat alleen is getraind voor vredeshandhavingstaken, zalvermoedelijk niet erg effectief zijn. De ethos van de gevechtssol-daat moet bewaard blijven, maar die moet worden doortrokken

van flexibiliteit enhumaniteit, en debereidheid om tegaan met de plaatse-lijke bevolking enzelfs – zoals velegrote militairen heb-ben gedaan – “to gonative”. Het ismogelijk gevechts-gereedheid te com-bineren met mede-leven en dat isde uitdaging waar-voor veel strijd-krachten zich in heteerste kwart van de21ste eeuw geplaatstzullen zien.

Maar militairenzullen een compro-mis moeten sluitenmet hulpagentschap-pen en andereNGO’s, internatio-nale organisaties enandere overheidsin-stellingen en plaatse-lijke functionarissen.De opleiding vanonderoff icieren enofficieren moet wor-den uitgebreid. Zijmoeten leren zichaan te passen aan deeigenaardighedenvan andere organisa-

ties om ermee te werken. Dit gebeurt steeds vaker via stafcursus-sen, die steeds vaker “gezamenlijk” (joint) zijn. Zij besteden altijdveel aandacht aan geïntegreerde operaties en het werk van deNGO’s. Andere organisaties vinden het echter moeilijker zich aante passen. Slechts enkele overheidsorganisaties, laat staan deNGO’s, kunnen het zich permitteren stafleden voor langere tijdvrij te maken om een opleiding of cursus te volgen, zoals het legerdat kan. Voor NGO’s, die immers moeten werken met gedoneerdegelden, heeft het terecht de hoogste prioriteit mensen in het veldte krijgen, om zo snel en efficiënt mogelijk levens te redden ofweer op te bouwen. Het is daarom aan het leger om extra veelbegrip te tonen voor de problemen van NGO’s en de juiste relatiemet hen te ontwikkelen. ■

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

Zomer 2001 NAVO Kroniek 11

© H

eath

er K

err/

War

Chi

ld U

K

Dienst in de speeltuin: een paar van de hardste, taaiste gevechtssoldaten, zoals de RoyalMarines, doen het uitstekend in vredesoperaties

Page 12: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO Kroniek12 Zomer 2001

geleid tot de oprichting in 2000 van een commissie onder leidingvan ambassadeur Lakhdar Brahimi. Deze kreeg van de opdrachteen rapport over de toekomst van de VN-vredeshandhaving uit tebrengen. De NAVO heeft op de Balkan veel “eerste keren” mee-gemaakt: het eerste “out-of-area” optreden; de eerste schoten diein woede werden afgevuurd; de eerste significante samenwerkingmet andere internationale organisaties; en de eerste Bondgenoot-schappelijke vredeshandhavingsoperatie.

In de zomer van 1992 liet de VN-secretaris-generaal zijn“Agenda voor de Vrede” het licht zien, een document waarin deverschillende fases van het vredeshandhavingsproces werdenopgesomd en waaruit het besef sprak, dat de traditionele vredes-handhaving veel complexer is geworden en dat er meer partijenbij betrokken zijn dan vroeger. Later in 1995 na de ervaringen opde Balkan, in Cambodja, Ruanda en in Somalië, zag de VN in datde situatie nog problematischer en complexer was, en vaardigdeeen aangepaste versie van de Agenda voor de Vrede uit. Daarinwas het aantal categorieën uitgebreid en bijgesteld, en werdenbeperkingen voor de organisatie aanvaard, vooral waar het hetafdwingen van vrede betrof.

De NAVO had tijdens de Koude Oorlog de vrede in Europahelpen bewaren en aan het eind van 1991 begon zij reeds veilig-heid na te streven via dialoog, samenwerking, en partnerschap

David Lightburn is als analist verbonden aan het PearsonPeacekeeping Center in Nova Scotia, Canada.Vanaf voorjaar 1992 tot najaar 2000 was hij verbondenaan de NAVO en heeft hij geholpen met de ontwikkelingvan de Bondgenootschappelijke vredeshandhaving.

H et begin van de jaren '90 heeft grote veranderingengebracht in de wijze waarop de internationale gemeen-schap denkt om te moeten gaan met veiligheidsuitda-

gingen. De vraag naar vredeshandhaving is na het einde van deKoude Oorlog toegenomen, vooral toen een aantal latente,interne, etnische, territoriale en religieuze spanningen uitbarsttenin een conflict. Voor veel van de regionale en internationale orga-nisaties die in de jaren 1990 op de Balkan actief waren, haddende ervaringen daar veel weg van een groot experimenteel labora-torium. De twee organisaties die het meest veranderd zijn doorhun betrokkenheid op de Balkan, zijn de NAVO en de VerenigdeNaties.

Voor de Verenigde Naties heeft een combinatie van moeilijkeervaringen op de Balkan, en de problemen en realiteit van mis-sies in Ruanda, Somalië en het meest recentelijk op Oost-Timor,

De geleerde lessenDavid Lightburn bespreekt de ervaringen die de NAVO met de vredeshandha-

ving op de Balkan heeft opgedaan en vergelijkt hoe het Bondgenootschap ende Verenigde Naties de lessen die zij daar hebben geleerd in praktijk brengen.

© R

eute

rs

Geleerd aan de frontlinie: De NAVO en de Verenigde Naties hebben grotendeels dezelfde lering getrokken uit hun ervaringen met de vredeshandhavingop de Balkan

Page 13: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

met voormalige tegenstanders. Het Strategisch Concept van1991 maakte duidelijk dat de nieuwe veiligheidsuitdagingen vanallerlei verschillende aard zouden zijn, uit allerlei verschillendehoeken zouden kunnen komen, en moeilijk te voorspellen en inte schatten zouden zijn. Terwijl de nieuwe strategie werd geïm-plementeerd, was één van de stappen waartoe de Bondgenoot-schappelijke ministers van buitenlandse zaken in het voorjaarvan 1992 besloten, “in individuele gevallen, en met inachtne-ming van onze eigen procedures, het ondersteunen van vredes-handhavingsactiviteiten onder de verantwoordelijkheid van deOVSE”. Later, in december 1992, na de interventie van hetBondgenootschap ter ondersteuning van de VN-doelstellingenop de Adriatische Zee, kwamen de NAVO-ministers van buiten-landse zaken officieel overeen de Verenigde Naties de steun vanhet Bondgenootschap te bieden voor de vredeshandhaving. Van1992 tot 1995 werd de NAVO in toenemende mate, zowel ter zeeals in de lucht, betrokken bij de ondersteuning van de VN-ope-raties op de Balkan.

Het rapport Brahimi dat in augustus 2000 ter tafel kwam,onderkent dat er een belangrijke verschuiving heeft plaatsgevon-den in de benadering van de Verenigde Naties, van neutraalwaarnemer bij directe post-conflict scenario's, tot betrokkenheidbij conflicten die nog niet zijn afgelopen. Het rapport constateerttevens dat de Verenigde Naties zijn organisatiecultuur nog nietheeft aangepast en evenmin zijn vermogen om nieuwe uitdagin-gen aan te gaan. Het roept op tot veranderingen, inclusief realis-tische en duidelijke mandaten voor de vredeshandhaving,robuuste rules of engagement voor de strijdkrachten, een eenheidvan inspanning, een duidelijk en verenigde bevelsketen, en eenverschuiving in de politietaken van waarneming tot een actieverebetrokkenheid bij de wederopbouw van complete openbare vei-ligheidssystemen. Het omvat ook talloze aanbevelingen metbetrekking tot het vermogen van de VN om een complexe vre-desoperatie te bedenken, te plannen, op gang te brengen en logis-tiek te ondersteunen.

De NAVO is al in 1996 begonnen met een serie oefeningen omde geleerde lessen in praktijk te brengen. Het toezicht op deimplementatie van het Dayton-Akkoord in Bosnië en Herzeg-ovina (Bosnië) leverde een aantal fundamenteel politieke en mili-taire lessen op die over het algemeen vervolgens in Kosovo,ongeveer 4 jaar later, in praktijk werden gebracht. Er bestaat heelveel overeenkomst tussen de fundamentele lessen die de NAVOheeft geleerd, en de belangrijkste speerpunten van het RapportBrahimi, die verdere aandacht verdienen.

Mandaat, missie en vermogens moeten nauw aan elkaargekoppeld zijn: Bij de planning voor het toezicht op de imple-mentatie van het Dayton-Akkoord, heeft de NAVO haar voordeelgedaan met de ervaringen die de VN aan het begin van de jaren1990 in Bosnië had opgedaan. Dit geldt met name voor de pro-blemen die voortvloeiden uit de frequente veranderingen in hetmandaat, het ontbreken van duidelijke richtlijnen voor de mili-taire bevelhebbers van de VN, en het algemene gebrek aan steunvan de lidstaten voor de mandaten die zij zelf overeengekomenwaren op het VN-hoofdkwartier in New York. Dientengevolgestond de NAVO op een nauwe koppeling tussen het mandaat,beschreven in appendix 1A, de militaire appendix, van het Day-ton-Akkoord, en de missie die de Noord-Atlantische Raadopdroeg aan de militaire autoriteiten van het Bondgenootschap,in het bijzonder aan de bevelhebber van de Implementatiestrijd-macht IFOR, en de vermogens van het Bondgenootschap en debestemming van bepaalde troepen en andere middelen voor

IFOR. Appendix 1A werd, met behulp van een aantal belangrijkeBondgenoten zó opgesteld dat de NAVO in staat was om datgenete doen wat van een implementerende militaire strijdmacht wordtgevraagd. Dit hield in dat er ook een clausule in staat die tegen-woordig bekend staat als de “silver bullet” clausule, deze bepaaltdat de bevelhebber van IFOR het noodzakelijk, uiteindelijkgezag had over de strijdkrachten van de partijen bij het conflict.De missie werd in elkaar gezet door de politieke autoriteiten vanhet Bondgenootschap, en gebaseerd op degelijke adviezen van demilitaire autoriteiten op het juiste moment. Het resultaat was eenduidelijke focus op Appendix 1A, zonder dat de strijdmachtallerlei kanten uit getrokken kon worden door de civiele agent-schappen die alle steun zochten voor hun werk op de grond –geen “mission creep” – een van de problemen waar vorige VN-troepen mee te kampen hadden gehad. SHAPE (Supreme Head-quarters Allied Powers Europe) organiseerde ten slotte een serieconferenties over de strijdkrachtplanning om te zorgen dat debenodigde troepen beschikbaar zouden zijn.

Brahimi maakte ook duidelijk dat de fouten die de VN in dejaren ’90 heeft gemaakt – met het veranderen van mandaten enmissies, en operaties die over onvoldoende middelen kondenbeschikken – niet meer gemaakt mogen worden. Het rapport roeptmet name op tot “duidelijke, geloofwaardige en realiseerbaremandaten” en beveelt aan dat vóór de Veiligheidsraad overeen-komt een staakt-het-vuren of een vredesakkoord te implemente-ren, dat de overeenkomst moet voldoen aan een aantal drempel-voorwaarden, zoals voldoen aan bepaalde maatstaven op hetgebied van de mensenrechten, en de haalbaarheid van bepaaldetaken en tijdslimieten. Het rapport stelt ook voor dat de Veilig-heidsraad iedere resolutie in conceptvorm laat, tot de lidstatendefinitief troepen ter beschikking stellen en zich verbinden omandere belangrijke elementen ter ondersteuning van de operatie televeren, waaronder middelen voor de vredesopbouw. Dit brengtde koppeling aan tussen mandaat en middelen. Het rapport steltvervolgens voor het VN-secretariaat volledig te betrekken bij hetproces, door te zorgen dat de deskundigen in het secretariaat deVeiligheidsraad vertellen wat ze moet weten, en niet wat ze wilhoren. Bovendien moeten de landen die troepen bijdragen, wor-den betrokken bij een dialoog, met het doel de opdracht helder tekrijgen die de bevelhebber van de missie meekrijgt.

De noodzaak een eenheid van inspanning te bewerkstel-lingen: Een andere belangrijke les die de NAVO heeft geleerd,is het feit dat de sleutel tot iedere exitstrategie, iets dat sommi-gen aan het begin van het Bosnische vredesproces zeer heeftbeziggehouden, bestond uit het succes van bepaalde kernonder-delen van het Dayton-Akkoord. Na de geslaagde implementatievan de militaire aspecten van het vredesakkoord was het duide-lijk dat het instandhouden van een veilige omgeving voor deciviele implementatie vereiste, dat met een groot aantal deelne-mers aan het vredesproces zou worden samengewerkt, inclusiefhet Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger, de OVSE en deVerenigde Naties. De bezorgdheid over “mission creep” ver-dween daardoor geleidelijk en daarvoor in de plaats kwam hetbesef dat ondersteuning voor de civiele implementatie vanessentieel belang was. Het waarmaken van de noodzakelijkesamenwerking vraagt om veel meer begrip tussen de verschil-lende militaire, civiele, humanitaire en ontwikkelingsorganisa-ties voor elkaars cultuur, beleid, werkwijze, besluitvormings-processen, beschikbaarheid van middelen, vermogens, sterktenen beperkingen.

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

Zomer 2001 NAVO Kroniek 13

Page 14: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Het rapport Brahimi onderkent ook dat partnerschappen nodigzijn die berusten op een beter begrip tussen de verschillende par-tijen. Hoewel het voornamelijk gericht is op het interne systeemvan de VN en de behoefte aan “geïntegreerde missies” en “geïn-tegreerde hoofdkwartieren”, bespreekt het ook de noodzaak voorsamenwerking, en dus fundamenteel begrip, tussen de mensendie verantwoordelijk zijn voor de politieke analyse, de militaireoperaties, de civiele politie, de hulp bij verkiezingen, de mensen-rechten, het ontwikkelingswerk, de humanitaire hulp, vluchtelin-gen en ontheemden, voorlichting aan het publiek, de logistiek ende financiën en werving.

Het harmoniseren van doelstellingen, concepten en plan-nen: In oktober 1995 trachtte de NAVO, door middel van bezoe-ken op stafniveau, inzicht te krijgen in de doelstellingen, concep-ten en plannen van andere organisaties die mogelijk een bijdragezouden gaan leveren aan het Dayton-Akkoord dat toen nog in demaak was. Bijna geen enkele organisatie was voorbereid op eensnel vertrek naar Bosnië en voor de meeste was de werving diedaarvoor nodig was veel omvangrijker dan ooit tevoren. Boven-dien waren sommige van hen – de Verenigde Naties is daar zelfeen voorbeeld van – geen partij bij de onderhandelingen in Day-ton, en ze hadden dus geen waarschuwingstijd. Het gevolg wasdat concepten of plannen niet werden uitgewisseld en dat er heelweinig inzicht was in de doelstellingen, anders dan wat er in delatere appendices bij het Dayton-Akkoord te vinden was.

Brahimi gaat uit van het concept “geïntegreerde hoofdkwar-tieren voor bepaalde missies” en stelt voor leden te detacheren bijzo’n hoofdkwartier vanuit alle hoeken van het VN-apparaat. Invervolg daarop is het Department of Peacekeeping Operationsvan de VN (DPKO) gestart met de ontwikkeling van een uit driefasen opgebouwd trainingsprogramma voor deze hoofdkwartie-ren, inclusief de specifieke voorbereidingen voor een missie.

De behoefte aan een robuust militair vermogen: Veel vanwat de strijdmacht onder leiding van de NAVO op dit momentdoet in Bosnië, kan beschouwd worden als klassieke vredeshand-having, maar met een robuuste strijdmacht die is opgewassentegen noodsituaties. IFOR en haar opvolgster SFOR hebbenhumanitaire hulp geboden en in voorkomende gevallen hebben zegeweld moeten gebruiken. SFOR heeft de implementatie vanallerlei civiele aspecten van het vredesakkoord ondersteund enonderzoekt thans op welke wijze een duurzame stabiliteit tot standkan worden gebracht. In Kosovo hield het Bondgenootschap zichin eerste instantie bezig met de conflictpreventie, in samenwer-king met de OVSE, daarna met de humanitaire hulpverlening,vervolgens met het opleggen van een vredesregeling, het afdwin-gen van vrede en het bieden van ondersteuning aan de civieleimplementatie De belangrijkste les voor de Bondgenootschappe-lijke planners, is dat er behoefte is aan een sterke, flexibele strijd-macht, met robuuste rules of engagement, die in staat is op te tre-den in allerlei onverwachte en gevaarlijke situaties. HetCJTF-concept (Combined Joint Task Forces: CJTF) van de NAVOis dan ook zo uitgebreid dat het vermogen van het Bondgenoot-schap om te reageren op noodgevallen in de toekomst, is versterkt.

Het rapport Brahimi trekt ook conclusies over de behoefte aaneen robuuste samenstelling van de strijdmacht en een gezondestrategie voor de vredesopbouw. Het rapport impliceert dat de VNbereid zal moeten zijn partij te kiezen. Wanneer een der partijen bijeen vredesakkoord duidelijk en onweerlegbaar de bepalingen vanhet akkoord schendt, dan kan men niet langer alle partijen opdezelfde manier blijven behandelen, omdat men daarmee degeloofwaardigheid van de missie in gevaar brengt en zich in som-

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

NAVO Kroniek14 Zomer 2001

mige gevallen zelfs tot medeplichtige van de overtreders zoumaken. Missies moeten dus de bevoegdheid hebben geweld tegebruiken om geweld tegen te gaan. Ze moeten in staat én vastbe-sloten zijn de overtreders op de knieën te dwingen. Dit betekentgrotere, beter uitgeruste, en duurdere troepen, waarvan een grotereafschrikwekkende werking uitgaat. Dit in tegenstelling tot de sym-bolische, niet-bedreigende aanwezigheid die tot nu toe altijd zokenmerkend is geweest voor de meer traditionele vredeshandha-ving. De recente VN-rapporten over Ruanda en Srebrenica onder-steunen deze conclusie. Wat de strijdkrachten betreft, is de UN-Standby High Readiness Brigade, die wat paraatheid betreft tot opzeker hoogte het equivalent is van de CJTF’s van de NAVO, al opde proef gesteld tijdens het conflict tussen Ethiopië en Eritrea.

De landen die troepen bijdragen op de juiste wijze integre-ren: De NAVO heeft hard gewerkt sinds het optreden van IFOR inBosnië om Partnerlanden die troepen bijdragen steeds intensieverbij de planning en besluitvorming van de missie te betrekken. Inhet begin moest uit veiligheidsoverwegingen een evenwicht wor-den gevonden tussen overleg met de Partners enerzijds, en hettonen van de juiste waardering voor de bijdragen van niet-NAVO-landen anderzijds. De NAVO heeft ook een methode ontwikkeldom aangeboden troepen uit niet-NAVO-landen te evalueren, en tewaarborgen dat er een voldoende mate van paraatheid is om hethoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen op de Balkan.

Het rapport Brahimi benadrukt dat troepen leverende landenin sterkere mate betrokken moeten worden bij de planning enbesluitvorming. Het rapport bespreekt ook het probleem van dekwaliteit en stelt voor om vaste VN-beoordelingsteams op terichten en in te zetten, die zowel de training als de uitrusting vannationale contingenten kunnen begeleiden.

Zorgen voor de veiligheid van de burgerbevolking tijdensvredeshandhavingsoperaties: De veiligheid van de bevolkingblijft een van de belangrijkste problemen voor de internationalegemeenschap in zowel Bosnië als Kosovo. De situatie in die tweegebieden is echter duidelijk verschillend, aangezien in Bosnië ordeen gezag onder de verantwoordelijkheid vallen van de plaatselijkepolitiemacht, en in Kosovo onder die van de VN. In Bosnië heeft deNAVO geleerd dat de strijdmacht onder haar leiding, vanwege detekortkomingen van de plaatselijke politie, behoefte had aan eenvermogen dat in staat was adequaat te reageren op het verstoren vanorde en gezag, aangezien soldaten onvoldoende getraind zijn in hetuitoefenen van politietaken. Dientengevolge heeft de NAVO eenmultinationale, bijzondere eenheid opgericht, bestaande uit carabi-nieri, gendarmes en andere speciale politiemensen, die onder mili-tair bevel opereert. In Kosovo waren de meeste contingenten uitge-breid met een extra militair, of bijzonder politievermogen en/of–troepen voor de handhaving van orde en gezag, omdat men beseftedat het dringend noodzakelijk was dat het leger politietaken op zichnam, totdat de VN-politiemacht zou zijn gearriveerd.

Het rapport Brahimi concludeert tevens, dat dit een cruciaalpunt is en stelt dat er een groep nationale civiele politiemensenmoeten komen, die beschikbaar zijn om te worden ingezet tijdenseen VN-missie. Het rapport dringt aan op regionale trainings-voorzieningen, en op de oprichting van een stand-by pool van100 politiemensen ter versterking van de VN-planningsstaven ophet moment dat zich een crisis voordoet.

Nieuwe procedures en structuren voor de crisisbeheersing:Al vroeg in het planningsproces voor IFOR, besefte de NAVO dathaar bestaande crisisbeheersingsprocedures niet in hun totaliteitzonder meer konden worden toegepast voor de vredeshandha-

Page 15: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

vingssituatie in Bosnië. Hoewel fundamentele aspecten ervan,zoals de ontwikkeling van militaire advisering en politieke besluit-vorming, tot op heden valide blijven, berustte de ondersteuningvan dag tot dag voor de secretaris-generaal en de Noord-Atlanti-sche Raad bij een kleine multifunctionele groep deskundigen, deTaakgroep Bosnië, later de Taakgroep Balkan geheten. Deze groepomvatte deskundigen uit politieke, militaire, humanitaire, juridi-sche, en mediakringen en, waar nodig, nog andere specialisten. Erwerd ook een speciaal politiek-militair NAVO-comité opgericht,dat zorgde dat ook de nationale inbreng en nationale overwegingenten aanzien van de vraagstukken konden worden meegenomen.

Een van de belangrijkste punten van het rapport Brahimi is deconclusie dat een aanzienlijke reorganisatie nodig is van het heleVN-systeem, en vooral op het hoofdkwartier in New York. Erkomen structurele, procedurele, en financiële problemen aan deorde, en met name het vraagstuk van de financiële bevoegdhedenen verantwoording. Naast voorstellen over mandaten en de Veilig-heidsraad, brengt het rapport de volgende punten naar voren: devredesopbouw dient behandeld te worden door de afdeling Poli-tieke Zaken; er moet een organisatie worden opgericht voor infor-matievoorziening en strategische analyse; reeds vroeg in het plan-ningsproces moet een geïntegreerde staf worden samengesteld enworden bepaald wie de leiding heeft over de missie; er moetenbepaalde financiële bevoegdheden worden verleend aan diegenendie zich bezighouden met de planning en tenuitvoerlegging vaneen missie; het concept voor de militaire stand-by voorzieningendient te worden uitgebreid naar de civiele politie, rechters, juris-ten, mensenrechtendeskundigen, en andere specialisten; en de sta-ven moeten meer personeel krijgen, met name het DPKO.

Het belang van training, onderwijs en paraatheid: Zowel deNAVO als de Verenigde Naties beseffen ten volle, dat goedopge-leide, goedgeïnformeerde en goeduitgeruste civiele en militaireorganisaties nodig zijn, ieder met hun eigen staf, in de veeleisendeveiligheidsomgeving en de humanitaire omstandigheden die op deBalkan en bij soortgelijke complexe missies heersen. De door deNAVO geleide strijdkrachten hebben heel veel tijd besteed aan devoorbereiding voor hun uitzending naar de oorlogsgebieden op deBalkan en, zoals reeds eerder werd opgemerkt, aan het beoordelenvan de extra bijdragen die door niet-NAVO-landen zijn geleverd.De klemtoon die in het Bondgenootschappelijk Partnerschap voorde Vrede is komen te liggen op de vredeshandhaving, heeft alvroeg zijn vruchten afgeworpen. Veel Partners hebben uit eigenbeweging troepen geleverd. In de Bondgenootschappelijke con-cepten, doctrines, en procedures wordt nu nadrukkelijk rekeninggehouden met de ervaringen die op de Balkan zijn opgedaan,vooral op het vlak van de samenwerking en coördinatie met civieleorganisaties tijdens het vredesproces.

Brahimi roept op tot zowel nationale inspanningen om groe-pen, individuele staven of specialisten beter voor te bereiden op

collectief werken onder leiding van de VN. Het rapport richt zichmet name op de voorbereiding van geïntegreerde hoofdkwartie-ren voor specifieke missies, van de civiele politie en van andereciviele specialisten en beveelt sterk aan dat er een evaluatieme-chanisme komt.

De NAVO is zelf al bezig deze lessen in praktijk te brengen enze op allerlei manieren door te laten werken in het beleid en dedoctrine: door de vele jaren dat de strijdkrachten samen trainenen opereren; door het Partnerschap voor de Vrede sterk op devredeshandhaving te richten; in de speciale samenwerkingspro-gramma’s van het Bondgenootschap met Rusland en Oekraïne enin haar Mediterrane Dialoog; en in de steeds sterkere banden diede NAVO onderhoudt met de verschillende militaire organisatiesin het hele Balkan-gebied. Het Bondgenootschap stimuleert defundamentele internationale samenwerking door een intensie-vere communicatie te onderhouden met de Europese Unie, deOVSE en de UNHCR. Het heeft een permanente verbindingsof-ficier op het VN-hoofdkwartier in New York en zendt incidenteelverbindingsofficieren uit naar Genève. De NAVO onderhoudtook nauwe banden met de chefs-de-mission van internationaleorganisaties in Bosnië en Kosovo en in de militaire doctrine vande NAVO wordt tegenwoordig volledig onderkend, dat complexevredeshandhavingsoperaties ook een civiele dimensie hebben.

Het rapport Brahimi heeft op constructieve en effectieve wijze deaandacht van overheid en publiek gevestigd op de tekortkomingenvan de vredeshandhaving in de jaren ‘90. Het bespreekt een aantalpraktische vraagstukken zoals de besluitvorming, de snelle ont-plooiing, en planning en ondersteuning. Verder wordt bekeken opwelke wijze men door problemen in de civiele implementatie op telossen, het huidige ad hoc karakter van sommige vredeshandha-vingsoperaties zou kunnen minimaliseren. Het is nu de taak van delidstaten om samen te werken met de betrokken VN-officials en devredeshandhavingsvermogens van de VN verder te versterken.

Als men een laatste conclusie zou mogen trekken uit de erva-ring van zowel de NAVO als de VN, dan is dat het inzicht dat eenrobuuste vredeshandhaving moet doorwerken in de civiele sec-tor. Het is duidelijk uit de ervaringen die in Bosnië en Kosovozijn opgedaan, dat de internationale gemeenschap in een vroegstadium de bevoegdheden moet afbakenen en haar geloofwaar-digheid moet bewijzen. Dat kan niet met behulp van strijdkrach-ten alleen. De belangrijkste internationale organisaties moetenveel sneller, efficiënter en effectiever ingrijpen, daarbij gebruik-makend van alle bevoegdheden die hun respectieve mandatenhen bieden. Zodra deze groep organisaties aan de plaatselijkeautoriteiten en het publiek kan aantonen dat zij een duidelijkdoel heeft en eensgezind is, zal het makkelijker zijn hun mede-werking en steun te krijgen en daarmee een geslaagde missie terealiseren. ■

DE UITDAGING: VREDESHANDHAVING

Zomer 2001 NAVO Kroniek 15

HET NAVO WETENSCHAPPELIJK PROGRAMMA“Wetenschappers bijeenbrengen voor vooruitgang en vrede”

Het Wetenschappelijk Programma van de NAVO ondersteunt samenwerkingsprojecten tussenwetenschappers uit Geallieerde en Partnerlanden. Het programma – dat niet aan defensie

is gerelateerd – tracht de samenwerking tussen wetenschappers met een verschillendeachtergrond te stimuleren, blijvende banden tussen onderzoekers te scheppen, en de

wetenschappelijke gemeenschappen in de partnerlanden in stand te houden.

Zie voor alle details de NAVO-webside: http://www.nato.int/science

Page 16: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

debat

Kunnen militairen tegelijk strijderen vredeshandhaver zijn?

Ja:Bill Nash is een Amerikaans

generaal-majoor b.d. en directeurvan de Council on Foreign

Relations' Center for PreventiveAction. Hiervoor was hij de

Amerikaanse regionale bestuurderin noord Kosovo en bevelhebber

van de eerste Amerikaanse divisiedie naar de Balkan is gestuurd.

Nee: John Hillen is de chief opera-ting officer van Island ECNInc en een voormalig officier inde Amerikaanse Landmacht.Hij heeft veel gepubliceerd overde internationale veiligheid enwas adviseur tijdens de verkie-zingscampagne van presidentGeorge W. Bush.

Beste John,

Het is hoog tijd dat deze discussieover oorlogvoeren en vredeshandhavinggevoerd wordt en ik ben blij dat we ereindelijk een gelegenheid voor gevondenhebben. Ik kwam voor het eerst in aanra-king met het probleem van de relatie tus-sen vredeshandhaving en paraatheidvoor de oorlogvoering en aanverwantevraagstukken, toen mijn divisie zichvoorbereidde om naar Bosnië en Herzeg-ovina (Bosnië) te vertrekken in het najaarvan 1995. Het succes dat we in Bosniëhebben geboekt en de positieve berichtenna onze terugkeer naar Duitsland eenjaar later, hebben me ervan overtuigd dathet grotendeels te danken is geweest aanonze benadering van de vredeshandha-ving, dat de missie een succes was en wijna terugkeer onze paraatheid voor deoorlogvoering weer snel hebben kunnenherstellen tot het niveau van voor de ope-ratie. Ik heb drie hoofdpunten.

Als de bevelhebber van de 1e Gepant-serde Divisie, was ik vastbesloten te zor-gen dat mijn troepen niet in dezelfde pro-blemen terecht zouden komen als die deVN-strijdmacht vóór ons had ondervon-den. Wij gingen de missie in Bosnië inmet een oorlogsvechtersmentaliteit. Demaatstaf, zoals ik zei in de eerste zin vanmijn intentieverklaring als commandant,was dat wij ons te allen tijde zoudenopstellen als “harde, gedisciplineerde,competente, beroepssoldaten”. In de eer-

ste 60 dagen van de missie moet ik diezin gemiddeld zo'n 50 keer per dag her-haald hebben. En ik denk dat het gewerktheeft. Dit is de eerste sleutel tot hetinstandhouden van een vermogen totoorlogvoering terwijl je met een vredes-handhavingsoperatie bezig bent.

Vanuit die mentaliteit hebben wij ver-volgens steeds getracht “de dingen op dejuiste manier te doen” en om onze trai-ning in de dagelijkse gang van zaken teintegreren. Met dat laatste bedoel ik datwe de routinematige field-craft vaardig-heden en leidinggevingsprocedures toteen integraal onderdeel maakten van dedagelijkse werkzaamheden. Het dage-lijks onderhoud, de pre-combat contro-les, en oefeningen waren standaard.Jonge leiders raakten er aan gewend ope-rationele orders te geven en te zorgen dathun eenheid in staat was de missie van dedag uit te voeren. De stafcoördinatie,zowel de horizontale als de verticale,vond dagelijks plaats en werd met eenzorgvuldige aandacht voor alle detailsuitgevoerd.

Op het gebied van de training, steldenwij garnizoensgerichte trainingsinstruc-ties en -programma's op, waarmee binnen90 dagen na aankomst in het werkgebiedwerd aangevangen. We legden schietba-nen en oefenterreinen aan en vuurden inBosnië regelmatig onze wapens af. Onzetanks en onze Bradley-bemanningengebruikten Hongaarse schietbanen, met

een roulatiesysteem van één compagnieper week. We hebben zelfs gevorderden-cursussen voor tank- en Bradley-beman-ningen ingesteld voor de training metlaserwapens, in samenhang met onzeobservatieposten, die we gebruikten omde militaire bewegingen van de plaatse-lijke troepen in de gaten te houden. Wewilden dat ze zouden zien hoe wij onsvoorbereidden op de gevechten.

De derde sleutel was het her-ontplooi-ings- en post-ontplooiingstrainingsplanvoor onze terugkeer naar Duitsland. Hoewe thuis kwamen en wat we de eerstemaanden na onze terugkeer hebbengedaan, heeft grote invloed gehad op hoesnel wij gereed waren om weer te ver-trekken – voor welke missie dan ook. Inons her-ontplooiingsplan stond, dat wevier tot zes dagen dienden door te bren-gen op onze tussenbasis in Hongarije.Daar deden we van alles, van het uitdelenvan nieuwe uniformen en het inleverenvan overtollige uitrusting, onderdelen envoertuigen, tot medische en tandartscon-troles, en schietoefeningen voor onzetank- en infanteriepelotons. De tijd inHongarije heeft onze soldaten wekenwerk op de thuisbasis bespaard.

Ons trainingsplan na terugkeer begonmet een welverdiend verlof voor de sol-daten. Deze investering van ongeveer 45dagen per bataljon, heeft direct bijgedra-gen aan een positieve houding bij de sol-daten en hun gezinnen ten aanzien van

NAVO Kroniek16 Zomer 2001

Page 17: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

het werk dat nog voor ons lag. Deze aan-dacht voor de kwaliteit-van-leven isbelangrijk, ook voor de militaire vereis-ten van vandaag en morgen.

Ons trainingsplan was vooral gerichtop die vaardigheden die wij in Bosniëniet hadden gebruikt, zoals de planningen uitvoering van diepteaanvallen encounter-reconnaissance. Over het alge-meen kwamen we tot de conclusie, dat dewinst aan moeilijke gevechtsstaf- encommandovaardigheden die Bosnië hadopgeleverd, ruimschoots het eventueelverlies aan specifieke oorlogsvaardighe-den veroorzaakt door de deelname aande vredeshandhavingsactiviteiten, over-trof. Een hoge commandant merkte zelfsop na onze Fort Leavenworth TrainingProgram-oefening, die ongeveer 90dagen na de thuiskomst van de divisiewerd gehouden, dat de 1e GepantserdeDivisie in veel opzichten beter getraindwas na Bosnië, dan sommige divisies nahun terugkeer van Desert Storm. Losdaarvan ben ik ervan overtuigd dat weeen veel capabeler gevechtsdivisie warenna Bosnië dan ervoor.

Als we proberen lering te trekken uitdeze ervaringen, dan moet ik tweebelangrijke feiten noteren. In de eersteplaats werd bijna de gehele divisie tege-lijkertijd naar Bosnië gestuurd. We kon-den de eenheden dus veel beter bij elkaarhouden dan in 1995 of 1996 mogelijkwas. De voordelen van de samenhorig-heid in de eenheden voor de paraatheidop de langere termijn zijn zeer belang-rijk, misschien wel cruciaal. Het tweedefeit, helaas, is dat het verloop onder degeneraals, kolonels, en luitenant-kolo-nels zeer groot was, zo'n 70 á 80 procentwas aan het einde van de zomer van 1997vervangen, inclusief alle brigadecom-mandanten. Dat is niet de manier omparaatheid in stand te houden.

Nu John, ik ben benieuwd naar jouwvisie en ik heb nog wat munitie achterge-

houden voor de te verwachten tegenaan-val.

Vriendelijke groet,Bill

Beste Bill,

Laat me in de eerste plaats zeggen datik het fantastisch vind om over dezebelangrijke vraagstukken te debatterenmet een man die ik zeer respecteer – alskrijgsman, diplomaat en zorgvuldig ana-list van de buitenlandse politiek.

Ik ben geen vijand van de vredeshand-having, of van andere vredesondersteu-nende operaties. In feite heb ik in mijnboek over de geschiedenis van de Ameri-kaanse vredeshandhaving bijna 50 ver-schillende missies geanalyseerd en ik hebdaarbij grote waardering gekregen voorde enorme uitdagingen waarmee dezeoperaties geconfronteerd werden en debijdrage die zij hebben geleverd aan deinternationale vrede en veiligheid. En netals jij, heb ik als militair zowel oorlogengevochten als in vredeshandhavingsmis-sies gediend, dus ik heb beide kanten vande medaille gezien.

Bovendien, en dit zal sommigen mis-schien verrassen, denk ik dat de Ameri-kaanse troepen betrokken moeten zijn bijde multinationale vredeshandhaving.Maar voor mij, en voor het werk dat ikgedaan heb tijdens Bush's verkiezings-campagne, draait het om de omvang vande Amerikaanse betrokkenheid bij devredeshandhavingsoperaties en de kostendie met een dergelijke betrokkenheidgemoeid zijn.

Waar ik tegen ben, is een langdurigebetrokkenheid van Amerikaanse gevecht-stroepen bij de multinationale vredes-handhaving. Ik denk dat de VerenigdeStaten op de lange termijn ondersteu-nende troepen en reservisten voor de vre-deshandhaving zouden moeten leveren,maar dat de Amerikaanse frontliniege-vechtstroepen alleen gedurende kortereperiodes een sleutelrol kunnen vervullen.Naar mijn idee stoelt de beroemdeuitspraak van de nationale veiligheidsad-viseur, Condolezza Rice, over hoe onlo-gisch het is dat 82ste Airborne Paratroop-ers (een van mijn vroegere eenheden)kinderen naar school lopen te brengen, op

drie hoofdargumenten die ik in dit debatnader hoop uit te werken.

In de eerste plaats is er het geopoli-tieke argument over wat de rol van hetAmerikaanse leger zou moeten zijn – metbetrekking tot onze bondgenoten en part-ners – bij internationale veiligheidscrises.Aangezien bijna alle internationale vei-ligheidsmissies waarbij de Verenigde Sta-ten betrokken zijn, coöperatief en “team-based” van aard zijn, is er eenbelangrijke rol weggelegd voor de leidervan het team die de taken en verantwoor-delijkheden moet afstemmen op debelangen en de vermogens. Mijn argu-ment is dan ook dat “supermogendhedengeen ramen lappen”. Gezien de enormekloof tussen de militaire vermogens vande Verenigde Staten en die met name vande Europese Bondgenoten, geloof ik datde NAVO haar verschillende veiligheids-taken (en dat is meer dan de vredeshand-having in Europa) het best kan vervullen,als zij de kerncompetenties van haarleden zo goed mogelijk benut. Voor deVerenigde Staten – en alleen de Ver-enigde Staten – bestaan die uit de oorlog-voering op grote schaal. Voor iedereandere Bondgenoot uit veel kleinere mis-sies en vooral vredesondersteunende ope-raties.

Ten tweede zijn er de praktische gevol-gen van een langdurige Amerikaanse vre-deshandhavingsinspanning voor de restvan de Amerikaanse militaire strategie.Anders dan de meeste NAVO-bondgeno-ten hebben de Verenigde Staten een grootaantal veeleisende veiligheidsverplich-tingen elders in de wereld. Hoewel hetVerenigd Koninkrijk oorlogstroepenlevert voor Bondgenootschappelijke mis-sies als de afschrikking van Irak, staan deVerenigde Staten grotendeels alleen voorde taak te zorgen dat geen enkele vijande-

Zomer 2001 NAVO Kroniek 17

JOHN HILLEN

Waar ik tegen ben, is eenlangdurige betrokkenheid

van Amerikaansegevechtstroepen bijde multinationalevredeshandhaving

BILL NASHversusJOHN HILLEN

Wij gingen de missiein Bosnië in met een

oorlogsvechtersmentaliteit

BILL NASH

Page 18: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

lijke mogendheid Oost-Azië, of het Golf-gebied, in zijn macht kan krijgen. Boven-dien vereisen dat soort missies hoogop-geleide gevechtstroepen en een volledigscala aan Amerikaanse luchtmacht-,marine- en landmachttroepen – vastbe-sloten, en 24 uur per dag getraind, omopgewassen te zijn tegen de spanning enproblemen van een oorlog (die meestalonaangekondigd komt!).

Ik zou bovendien willen stellen dat ditde missies zijn waarin noch de VerenigdeStaten – noch het Bondgenootschap –zich kunnen permitteren te falen. Zoalsmijn boek over de VN-vredeshandhavingaantoont, kan een grote mogendheid eenvredeshandhavingsmissie wel eens ver-knoeien, erdoorheen ploeteren, of zelfserin stranden, zonder dat dit blijvendegevolgen heeft voor de internationale vei-ligheidsorde. Maar als de Verenigde Sta-ten en hun Bondgenoten een belangrijkconflict zouden verliezen, of zelfs als hetconflict onbeslist zou blijven (zoals bij-voorbeeld de Golfoorlog), dan zou destructuur van de heel internationale arenakunnen veranderen en erop achteruitgaan. Zelfs in dit politiekcorrecte tijd-

perk, moeten we toegeven dat sommigemissies er meer toe doen dan andere.

Je eerste opmerkingen betreffen vooralde derde factor, of Amerikaanse soldateneven goed opgeleid kunnen worden voorvredestaken als voor gevechtstaken, enwel zo dat ze beide kunnen vervullen.Mijn vriend profesoor Charles Moskosstaat bekend om de uitspraak: “Vredes-handaving is geen werk voor een soldaat,maar alleen een soldaat kan het uitvoeren.”Dat geeft het probleem vrij aardig weer. Erbestaat geen enkele twijfel of goedge-trainde en gedisciplineerde soldaten kun-nen, met de juiste soort aanvullende trai-ning, heel goede vredeshandhavers zijn.Maar ik heb zo mijn vermoedens (en ookwel wat bewijs) dat soldaten problemenhebben als ze, na diepbetrokken te zijngeweest bij de vredeshandhaving, zondernauwelijks enige waarschuwing moetenomschakelen en plotseling weer een com-plexe en geavanceerde driedimensionaleoorlog moeten voeren.

Ik zal later in het debat verder op ditpunt ingaan, maar wat ik nu wil stellen, isdat je absoluut heldhaftige en bewonde-renswaardige trainingsinspanningen inBosnië, op dit fenomeen waren afge-stemd- en hetgeen zeer veel vergt van deAmerikaanse troepen. De vredeshandha-vers moeten immers van het ene op hetandere moment over kunnen schakelenop de oorlogvoering. Er is door verschei-dene overheidsinstanties en research-instellingen onderzoek naar dit fenomeenverricht en alle komen tot de conclusiedat de gevechtsvermogens van soldatendie zich langdurig met de vredeshandha-ving bezighouden, achteruitgaan –gewoon omdat geen enkele instellingtwee totaal verschillende taken, evengoed kan uitvoeren.

De vraag waar wij een antwoord opmoeten geven is, hoe veel achteruitgang deVerenigde Staten bereid zijn te accepteren?

Vriendelijke groet,John

Beste John,

Ik zal je drie punten in omgekeerdevolgorde bespreken. Ik ben het met jeeens dat er mogelijk “enige achteruit-gang optreedt in de gevechtscapacitei-

ten van soldaten die zich langdurig metde vredeshandhaving bezighouden.”Maar een eenheid blijft niet voor lan-gere tijd. Een detachering duurt meestal6 maanden tot een jaar, en dat is niet bij-zonder lang. Zelfs als je daar nog eensde drie tot zes maanden aan toevoegt dienodig zijn voor de voorbereidende trai-ning, dan zijn de gevolgen niet overdre-ven ondermijnend. Het belangrijkstepunt is dat de vaardigheden die wordenverworven in een operationele omge-ving meer dan een tegenwicht vormenvoor een eventueel verlies van descherpte van de gevechtsvaardigheden.De laatste zijn overigens vrij makkelijkweer op peil te brengen. Het Ameri-kaanse leger heeft veel meer paraat-heidsproblemen die uit een andere hoekkomen, dan uit de relatief geringe con-sequenties van de vredesmissies.

Maar de langetermijn problemen dievoortvloeien uit interventies, die jij naarvoren brengt, moeten wel degelijk wor-den opgelost. Hier hebben we het nietzo zeer over de vredeshandhaving alsover de vredesopbouw. Ik ben vanmening dat vredesopbouw niet tot decompetentie en taak van de strijdkrach-ten behoort. Dit is het terrein van deciviele implementatie tijdens een vre-desoperatie. Als er geen civiele vermo-gens zijn, wordt het leger afgehoudenvan zijn eigen taken, en moet het dingendoen die buiten zijn competentie vallen.Totdat de civiele component erop kanrekenen dat de toewijzing van personeelen middelen ongeveer evenveel priori-teit krijgt als bij de militaire componenthet geval is, zullen we de doelstellingenvan ons buitenlandbeleid niet kunnenverwezenlijken. Naar mijn oordeelbesteden we veel te veel tijd aan hetbespreken van de militaire vraagstuk-ken en veel te weinig aan een analysevan de politieke, economische, maat-schappelijke en bredere veiligheidspro-blemen, die opgelost moeten wordenom de taak die met onze interventiebegon, tot een goed einde te kunnenbrengen.

Ook over je eerste punt wil ik eenpaar opmerkingen maken. Het com-mentaar over “ramenlappen” is welgeestig, maar niet erg nuttig. Leidersmoeten altijd de ontberingen en geva-ren, zowel de politieke als de fysieke,met hun aanhangers delen. Competen-

NAVO Kroniek18 Zomer 2001

BILL NASHversusJOHN HILLEN

Het belangrijkste punt isdat de vaardigheden die

worden verworven in eenoperationele omgeving

meer dan een tegenwichtvormen voor een eventueelverlies van de scherpte vande gevechtsvaardigheden.De laatste zijn overigens

vrij makkelijk weerop peil te brengen

BILL NASH

Page 19: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

ties afstemmen op de missies is logisch,maar je moet een consensus opbouwen,je kunt hem niet afdwingen. Wij moetennooit het verschil uit het oog verliezentussen leiderschap en autocratie.

Vriendelijke groet,Bill

Beste Bill,

Het lijkt me dat we het niet oneenszijn over de principes, maar over subjec-tieve schaalvraagstukken, We zijn het erbijvoorbeeld over eens, dat langdurigevredeshandhaving door gevechtstroe-pen onvermijdelijk afbreuk doet aanhun gevechtsvermogens, maar we zijnhet niet eens over waar en wanneer dieachteruitgang al te zeer ondermijnendwordt. We zijn het er ook over eens datde NAVO-Bondgenoten verschillendebelangen en vermogens hebben, maarwe zijn het oneens over de mate waarinde Verenigde Staten de vermogens vanhun Bondgenoten moeten repliceren inkleinere missies ten behoeve van de col-lectieve veiligheid. Laat me mijn stand-punt hierover toelichten.

We weten nooit of de achteruitgangvan de gevechtsvermogens te vergevor-derd is, totdat het te laat is. In mei 1950toen er nog vrede heerste in Korea, leekhet feit dat de gevechtstraining van deAmerikaanse bezettingstroepen in Koreaen Japan niet messcherp was, niet onder-mijnend. Maar slechts een maand later,op 25 juni, vond de Noord-Koreaanseinvasie plaats en leden de Amerikaansebezettingstroepen een zware nederlaag.En toen dacht men er opeens anders over.

Veel gebeurtenissen die vragen omhet optreden van een gevechtsklareAmerikaanse strijdmacht komen als eenverrassing Er is misschien niet veel tijdom te herstellen van de vredesmissie engevechtsklaar te worden gemaakt. Latenwe eerlijk zijn. Geen van de Bondgeno-ten heeft dezelfde mondiale verantwoor-delijkheden als de Verenigde Staten, opieder moment kan hun gevraagd wordendirect in actie te komen bij een ernstigebedreiging van de veiligheid. Het zoudom zijn het leven van Amerikaanse sol-daten in de waagschaal te stellen – alsgevolg van verminderde gevechtsge-

reedheid – en de unieke, doorslagge-vende vermogens van het Amerikaanseleger op te offeren, om datgene wat onzeBondgenoten zo goed kunnen nog eensdunnetjes over te doen, in vredesmissiesdie uiteindelijk minder belangrijk zijnvoor de mondiale veiligheid

Dat brengt ons tot het tweede puntwaarover wij het niet eens zijn: de rol diede Verenigde Staten zouden moeten spe-len als de leider van de NAVO bij dezekleinere missies. Zelfs in een diploma-tieke sfeer, die vereist dat men een schijnvan gelijkheid ophoudt, kunnen de Ver-enigde Staten niet pretenderen dat leider-schap betekent dat je gewoon doet wat deanderen ook doen. Het is waar dat de lei-ders de gevaren en lasten van hun aan-hangers moeten delen, maar onze Euro-pese Bondgenoten – en zij zijn de eerstedie dit zouden zeggen – kunnen in steedsmindere mate de gevaren en lasten opzich nemen van missies die van groteinvloed zijn op de mondiale veiligheid.

We zijn de laatste tijd allemaal ergBalkan-centrisch geworden, maariemand binnen de NAVO moet een oogjeop de rest van de wereld houden. Dieiemand is duidelijk de Verenigde Staten.Waarom zou je een gevechtseenheid diebinnen enkele dagen moet kunnenreageren op een situatie als de invasievan Koeweit in 1990 (zoals het 82ste Air-borne heeft gedaan) voor taken dieiedere andere Bondgenoot kan vervullenmet behulp van paramilitaire reservis-ten? Dat is misschien een goede therapievoor het Bondgenootschap, maar hetzou slechte veiligheid voor de wereldbetekenen. Het Bondgenootschap isgeen op zichzelf staand doel. Het isgewoon een middel voor meer veiligheidin Europa en elders. We mogen ons duswel twee keer bedenken voor we de kort-termijn solidariteit boven de langeter-mijn veiligheid stellen.

Ik ben helemaal vóór de deelnamevan Amerikaanse militairen aan eenvredesmissie onder leiding van deNAVO, maar tegen de langdurige, aan-houdende deelname van Amerikaansegevechtstroepen aan zulke missies. Degeschiedenis leert dat we daar allemaalspijt van zouden kunnen krijgen.

Vriendelijke groet,John

Beste John,

Ik geloof dat we wel nader tot elkaargekomen zijn, al zijn we het nog niet 100procent eens, over de vraag of soldatenzowel vredeshandhavers als vechterskunnen zijn. Jij wilt gewoon niet datAmerikaanse soldaten die taken voorlangere tijd combineren.

Je bent te veel een historicus om mei1950 als bewijs aan te voeren dat de vre-deshandhaving in 2001 slecht is voor degevechtsgereedheid van de Amerikaansetroepen. De ruim twee divisies van deAmerikaanse landmacht die in juni 1950naar Korea werden gestuurd, waren hetproduct van bijna vijf jaar bezettings-dienst in Japan, waar hun samenstelling,uitrusting en training alles behalvegevechtsgericht waren geweest. Het waseen andere tijd, een andere wereld enzeker ook een ander Amerikaans leger.

Ik ben het eens met je argument datAmerikaanse troepen niet te lang bij eenvredesmissie betrokken moeten zijn enik denk, zoals ik in mijn vorige brief alschreef, dat de echte problemen op delange termijn eerder civiel dan militairvan aard zullen zijn. Het gebruik vanreservisten voor missies die langer gaanduren is inderdaad een goed idee. De

Zomer 2001 NAVO Kroniek 19

JOHN HILLEN

We zijn de laatste tijdallemaal erg Balkan-

centrisch geworden, maariemand binnen de NAVOmoet een oogje op de rest

van de wereld houden

BILL NASHversusJOHN HILLEN

Page 20: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

gevolgen voor de paraatheid zijn echterminimaal en ik denk dat we ons nietmoeten verschuilen achter frivole rede-nen, wanneer er zo veel echte redenen totbezorgdheid zijn over tekortkomingen inde paraatheid, die moeten worden aange-pakt als wij aan onze wereldwijde ver-plichtingen willen kunnen voldoen. Erzijn minder dan 10.000 van onze solda-ten actief op de Balkan, vele van wiereservisten zijn. Als we ergens andersmoeten vechten, dan kan de overplaat-sing van dit kleine aantal naar eenbelangrijker plek, geen verschil uitmaken voor de overwinning of het over-leven van de Verenigde Staten.

Ten slotte geef ik ter overweging datwe een brede coalitie in stand moetenhouden van vrienden en bondgenoten, nuwij ons voorbereiden op de veiligheids-uitdagingen van de 21ste eeuw. Debeschuldiging dat Amerika zich arrogantof elitair zou opstellen, of die nu terechtof ten onrechte is, zal ons niet helpen inons werk, en vermoedelijk slechtsafbreuk doen aan de veiligheid waarnaarwij streven. Alles alleen willen opknap-pen, is geen langetermijn strategie metveel kans van slagen.

Vriendelijke groet,John

Beste Bill,

Mijn complimenten voor je uitste-kende betoog. We zijn het erover eens datAmerikaanse gevechtssoldaten deel kun-nen nemen aan de vredeshandhaving, enaan de oorlogvoering, vooral in deNAVO of in andere collectieve veilig-heidsmissies. Bovendien heb je gelijkwat het gebruik van reservetroepenbetreft. Het gebruik van Amerikaansereservetroepen voor dit soort missies –een voorbeeld dat vele van onze Bondge-noten reeds volgen – is een positieve ont-wikkeling maar zal niet zonder gevolgen

zijn in de Verenigde Staten waar destructuur van de reservestrijdmacht enhet “convenant” zullen moeten wordenaangepast, aangezien beide nog zijnafgestemd op de Koude Oorlog.

Ik ben er echter van overtuigd dat devredeshandhaving een secundaire com-petentie voor de Amerikaanse gevechts-roepen moet blijven. Het voorbeeld vanKorea in 1950 is niet bedoeld als eenexacte historische paralel, maar alleenom te wijzen op een patroon waar degeschiedenis bol van staat:1) Slechtedingen gebeuren met goede landen; 2)Het komt meestal als een verrassing; en3) Het kost heel veel moeite de situatieweer terug te draaien, als een land ofgroep landen niet bereid is de agressievanaf dag één te bestrijden. De Eerste ende Tweede Wereldoorlog, Korea, de Golf,……. noem maar op, allemaal hetzelfdepatroon.

Er zijn de missies waarin de VerenigdeStaten het zich gewoonweg niet kunnenpermitteren te falen. Falen in dit soortsituaties heeft veel ernstiger en verderrei-kende consequenties dan de langdurige,en grotendeels onoplosbare bloedige con-flicten die kenmerkend zijn voor de vre-desmissies van tegenwoordig. Een beetjegeopolitieke realiteitszin is vereist. Dezenoodsituaties waarop alleen de VerenigdeStaten voorbereid zijn, zijn niet noodza-kelijkerwijs situaties die ons overlevenbedreigen. Dat is een schertsargument.Het zijn gewoonweg veiligheidsbedrei-gingen die de stationering en mogelijkook het in actie komen vereisen van eenredelijke hoeveelheid gevechtstroepen,op zeer korte of ultrakorte termijn.

Slechts weinigen herinneren zichHaïti of Somalië nog, hoewel we in hetbegin van de jaren '90 geobsedeerdwaren door de situatie daar. Maar als hijKoeweit zou bezetten en Saoedi-Arabiëin zijn macht zou hebben, zouden weiedere dag over Saddam Hoessein horen.Zeggen dat vredeshandhaving belangrij-ker is dan dit soort veiligheidsuitdagin-gen is misschien wel therapeutisch, maatuiterst onrealistisch.

Slechts één NAVO-lid beschikt overde Stealth-technologie, precisiemunitie,grote vliegdekschepen, strategischeluchtvervoersmogelijkheden, satellieten,grote verplaatsbare logistieke verpakkin-gen, enz. En aan de andere kant zijn er

veel landen met ervaren vredeshandha-vers, paramilitaire politiemensen, des-kundigen voor de civiele wederopbouwen dergelijke. Waarom zou je het enigeechte zwaard bot maken door het tegebruiken naast de ploegscharen?

Nogmaals ik doel alleen op de langdu-rige deelname van Amerikaanse gevecht-stroepen in Bondgenootschappelijke vre-desoperaties. We weten allemaal dat deVerenigde Staten intensief bij praktischieder aspect van bijna alle NAVO-mis-sies betrokken moeten zijn (inlichtingen,ondersteuning, logistiek, vervoer enz.).Anders komen ze niet van de grond. Hetbelang van de Amerikanen bij de lucht-aanvallen op Kosovo in 1999 is daarvaneen voorbeeld. Het is omdat het nietanders kan, en niet omdat zij het nietanders willen, dat de Verenigde Statenbij andere veiligheidsmissies die vangroter belang zijn de zaak alleen zullenmoeten opknappen. Andere Bondgeno-ten hebben zelf toegegeven, dat zij er nietin zijn geslaagd hun troepen om te vor-men en geschikt te maken voor gevecht-staken buiten Europa.

Iemand in het Bondgenootschap moetop een noodsituatie kunnen reageren metgoedgetrainde gevechtstroepen. Hetgetuigt van slecht leiderschap als deAmerikaanse troepen worden ingezetalsof ze een soort politiemannen zijn diein dienst staan van de Bondgenootschap-pelijke solidariteit. Peter Drucker herin-nert ons eraan, dat leiders de leiding krij-gen, omdat zij over unieke kennis encompetenties beschikken; zij geven geenleiding omdat zij de vaardigheden vanhun aanhangers proberen te imiteren.

Vriendelijke groet,John

* Zie voor een Europees standpunt overde vredeshandhaving ook het interviewmet generaal Sir Rupert Smith op blz. 24en 25.

NAVO Kroniek20 Zomer 2001

BILL NASH

Leiders moeten altijd deontberingen en gevaren met

hun aanhangers delen

BILL NASHversusJOHN HILLEN

JOHN HILLEN

Er zijn de missies waarin deVerenigde Staten het zichgewoonweg niet kunnen

permitteren te falen

Page 21: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Zomer 2001 NAVO Kroniek 21

escaleerde het geweld toen Milosevic antwoordde met het ver-drijven van 1,3 miljoen Kosovaarse Albanezen, waarvan meerdan 800,000 het land uit moesten vluchten. Pas twee maandenlater, toen de geallieerde leiders hadden laten zien dat zij vast-besloten waren te overwinnen door de luchtaanvallen te intensi-veren en het probleem van de grondtroepen aan te pakken,gooide Milosevic eindelijk de handdoek in de ring.

De tweede reden voor de voortdurende inte-resse in het ingrijpen van de NAVO in Kosovo, ligtin de vrijblijvende aard van moderne conflicten.De vitale nationale belangen of fysieke veiligheidvan de 19 NAVO lidstaten werden niet direct ofmeteen bedreigd door het etnische geweld inKosovo, hoewel de mogelijke uitbreiding van degevechten over de grenzen wel de stabiliteit vanNAVO-Partnerlanden in de regio bedreigde. Vooralle 19 NAVO-regeringen was het besluit om deoperatie Allied Force te starten een heikel punt,dat moeilijke besluiten vereiste. Zou de prijs vaninterventie uiteindelijk lager zijn dan die vanafzijdigheid? Was het geweld dat tegen de burgersin Kosovo werd gebruikt wel zo ernstig, dat lucht-aanvallen op grote schaal gerechtvaardigd waren?Hoe kon de behoefte om politieke steun binnen

NAVO landen te verzekeren, verenigd worden met de behoefteaan maximale afschrikking en, later, met een snelle beslissendeluchtoorlog? Hoe zou de publieke steun in een Bondgenoot-schap van 19 verschillende regeringen en publieke opinies voorlangere duur kunnen worden behouden, als het directe gebruikvan geweld Milosevic niet klein zou krijgen? Hoe zou een over-tuigende juridische basis voor het gebruikmaken van geweldkunnen worden gevonden, zonder een Resolutie van de VN-Vei-ligheidsraad? En hoe zou de NAVO een verbetering in de post-conflict-situatie kunnen waarborgen en tot een politieke oplos-sing in Kosovo kunnen komen, die de beslissing omstrijdkrachten in te zetten en de onvermijdelijke destructie enontwrichting zou rechtvaardigen?

De jury is nog in beraad over de laatste vraag. Gezien de eeu-wenoude haatgevoelens in Kososvo, moeten we misschien nogeen aantal jaren wachten voordat KFOR het gebied kan verlatenin de vaste overtuiging dat een multi-etnische, democratische enwelvarende maatschappij is gecreëerd. Maar het is de verdienstevan de boeken die in dit artikel worden besproken dat zij gezag-hebbend zijn omgegaan met de overige bittere controverses diedestijds hardnekkig vastkleefden aan Allied Force.

Tim Judah’s Kosovo: War and Revenge (Yale UniversityPress, 2000) analyseert uitstekend de oorzaken van het conflict.Judah gaat ver terug in de geschiedenis en brengt het zich her-halende patroon van geweld tussen etnische Albanezen en Ser-viërs in kaart, waarin beide partijen tijdens verschillende perio-

Jamie Shea is directeur van het NAVO-Bureau voorVoorlichting en Pers.

Alhoewel de televisiebeelden van NAVO-bombardemen-ten en de duizenden vluchtelingen die over de grenzentrokken al meer dan twee jaar oud zijn, blijft het Kosovo-

conflict nog steeds de aandacht trekken, en wekt het controver-siële en verhitte gevoelens op. Er gaat geen maand voorbij, of erverschijnt al weer een geschiedenis, of een boek met memoires.Sommige, zoals Wesley Clark’s recent uitgekomen werk, gaangepaard met een enorme hoeveelheid publiciteitin de belangrijkste nieuwsbladen. Uit mijn gege-vens blijkt dat er over Kosovo alleen al in hetEngels meer dan 200 boeken zijn verschenen. Totmijn grote verbazing, worden zelfs de meest duis-tere aspecten van het Kosovo-conflict door pro-movendi onderzocht. Vorige maand nog werd ikbezocht door een promovendus wiens dissertatieging over de semiologische linguïstische analysevan NAVO-persverklaringen. Van een aantalhoofdrolspelers in deze historie, die nu niet meerwerkzaam zijn bij de overheid, wordt gezegd datzij tegenwoordig voor eigen rekening werken. Deslag om het ultieme oordeel van de geschiedenis iskennelijk nog niet gestreden.

Waarom heeft zo’n kort en beperkt conflict totzoveel verhit debat geleid? Waarom hebben zoveel van de hoofdrolspelers het gevoel gehad zich post factum –en publiekelijk – te moeten rechtvaardigen? Ik meen dat hiertwee redenen voor bestaan. In de eerste plaats bestaat er volgensvelen een discrepantie tussen doelen en middelen. Hoewelslechts enkelen bestreden dat internationale druk noodzakelijkwas om zo de benarde toestand van de Kosovaarse Albanezen teverlichten, deinsden velen terug voor het gebruik van geweld opeen dergelijke schaal, met name toen luchtaanvallen op geheelJoegoslavië noodzakelijk waren. De overtuiging bleef in veelkringen bestaan dat de gewelddadigheden konden wordengestopt door de diplomatie meer tijd te geven – een opinie waar-bij Milosevic’s categorische afwijzing van de in Rambouilletvoorgestelde vredesakkoorden over het hoofd wordt gezien.Anderen vonden dat eerder en actiever met militair geweldgedreigd had moeten worden, waardoor het uiteindelijk inzettenhelemaal voorkomen had kunnen worden – een argument dat erte makkelijk van uitgaat dat Milosevic op rationele wijze de risi-co’s berekende en de uitkomsten afwoog. Ieder ontwikkeld indi-vidu wil middelen die direct in verhouding staan tot de doelen.De NAVO heeft dit aan het begin van de luchtaanvallen zelfgeprobeerd te doen, door het publiekelijk uitsluiten van grond-troepen, en zichzelf te beperken tot 50 gevechtsvliegtuigen endoelen in of vlakbij Kosovo. Helaas, in plaats van te stoppen,

Instant geschiedenisJamie Shea bespreekt de doorlopende aandacht voor campagne van de NAVO

in Kosovo en recenseert vijf boeken die hierover reeds zijn verschenen.

Page 22: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

des van deze lange en vrij deprimerende geschiedenis om beur-ten de overhand hebben. Judah, de auteur van een eerder, zeergerespecteerd boek over de Serviërs is een ware Balkan-specia-list en niet te verslaan op het gebied van de locale factoren. Metvolledige onpartijdigheid, brengt hij zeer gedetailleerd desplitsingen en radicaliseringen tussen Kosovaars-Albanese lei-ders en het ontstaan van het Kosovo Bevrijdingsleger (KosovoLiberation Army: KLA) in de jaren ‘90 in beeld. Hij heeft eenheldere kijk op de centrale factoren die de balans over dedenslaan naar geweld, met name de teleurstelling van de Koso-vaarse Albanezen dat hun zaak niet werd besproken tijdens deVredesconferentie in Dayton van 1995, en de bijna totale ineen-storting van de Albanese staat in 1997, waardoor het KLA dehand kon leggen op duizenden wapens aan absolute bodemprij-zen.

Hoewel Judah laat zien dat deKosovaarse Albanezen geen engeltjeswaren, wijst hij duidelijk de beschuldi-gende vinger naar Milosevic en Bel-grado, die stelselmatig geen aandachtbesteedden aan de Kosovaars-Albanesegrieven en die de situatie verergerdendoor een toenemend eigenzinnig en wil-lekeurig gebruik van geweld tegen deciviele populatie. Het is tragisch genoeg,typerend voor Milosevic te noemen dathij geen duidelijke strategie had voor zijnoptreden tegen Kosovo en dat zijn onge-stadige, maar wrede acties slechts geleidhebben tot de NAVO-interventie en delangdurige militaire aanwezigheid opJoegoslavisch grondgebied, die hij nu juistwilde voorkomen.

Vanuit de NAVO gezien, is een van Judah’smeest nuttige observaties dat Milosevic’s etnischezuiveringscampagne reeds lang voor het begin vande luchtaanvallen was gestart. Hij wijst erop dat deServische speciale troepen in januari 1999, tweemaanden voor Allied Force, al 300,000 KosovaarseAlbanezen uit hun huizen hadden verdreven. Hijbewijst ook dat de etnische zuivering van de locale burgerpopu-latie al een stijgende lijn vertoonde en dat dit alleen maar zou zijntoegenomen, ongeacht de NAVO nu had ingegrepen of niet. Hier-mee laat hij zien dat die commentatoren die beweren dat deNAVO door actie te ondernemen de humanitaire crisis in Kosovoheeft veroorzaakt en dat het middel erger was dan de kwaal, erfaliekant naast zitten.

Judah’s boek toont duidelijk zijn diepgaand inzicht in de psy-chologie van de etnische Albanese en Servische autoriteiten,maar dit gaat wel ten koste van een gedetailleerde beschrijvingvan de standpunten die de 19 NAVO-staten en hun militaire orga-nisaties innamen. In dit boek worden de NAVO-luchtaanvallenslechts kort, maar krachtig, aan het eind behandeld. Diegenen diedeze hoek belicht willen zien, kunnen beter Winning Ugly:NAVO’s War to Save Kosovo (Brookings Institution Press, 2000)lezen, geschreven door Evo Daalder en Michael O’Hanlon, bei-den prominente wetenschappers bij het Brookings Instituut, enbeide met eerdere bestuurlijke ervaring. Voor een NAVO-insideris hun uiteenzetting zowel bemoedigend als bedroevend tegelijk.Bemoedigend, aangezien de auteurs een aantal fascinerende en

BOEKBESPREKING

NAVO Kroniek22 Zomer 2001

intellectueel geldige analyses over de mogelijke alternatievenvan de NAVO-benadering aanbieden. Op deze wijze laten zijzien, dat de destijds aangeprezen alternatieven, zoals het afschei-den van Kosovo, krachtdadiger beperkende maatregelen opleg-gen aan de KLA of het aanbieden van concessies aan Milosevicom zodoende zijn toestemming te krijgen voor volledige autono-mie van Kosovo, niet gewerkt zouden hebben in de omstandighe-den van het voorjaar van 1999. De enige manier om niet alleeneen humanitaire ramp te voorkomen, maar ook om de destabili-satie van de gehele zuidelijke Balkan (wat overigens de geloof-waardigheid van de NAVO blijvend zou hebben aangetast), wasvolgens Daalder en O’Hanlon het nemen van militaire actie doorde NAVO. Om Churchill te parafraseren over de democratie,Allied Force was de slechtst mogelijke uitkomst, afgezien vanalle andere.

Maar na Allied Force te hebben gerechtvaardigd door detekortkomingen van alle andere alternatieven aan te tonen,zijn de auteurs van Winning Ugly net zo meedogenloos inhun beoordeling van het gedrag van de NAVO gedurendehet conflict: vandaar de bitterzoete titel van hun boek.Napoleon zei eens: “God, als ik moet vechten, laat het dantegen een coalitie zijn”. Op dezelfde wijze worden de val-

kuilen van de Bondgenootschappelijke politiek ende conflictbehandeling in overleg duidelijk geana-lyseerd. De auteurs onderkennen overigens dat wehet voorlopig met de coalitie-politiek zullen moe-ten doen, aangezien het onwaarschijnlijk is datnaties in de toekomst zelfstandig humanitaireinterventies zullen ondernemen. Alliantiesmogen de militaire besluitvorming bemoeilijken,maar zij maken het de onderdrukker ook duide-lijk dat hij te maken heeft met de internationalegemeenschap. Dit bleek uiteindelijk ook een vande sleutelfactoren in de isolatie en nederlaagvan Milosevic.

Het centrale punt in de redenering van Daal-der en O’Hanlon is de kloof tussen de militairevermogens van de Verenigde Staten en die vanEuropa tijdens Allied Force. Er drukte een

onevenredig grote last op de Verenigde Staten terwijl de Euro-pese partijen gefrustreerd raakten, omdat zij zich buiten spelvoelden gezet bij de cruciale besluitvorming. De oorlogvoe-ring in coalitieverband kan in de toekomst alleen soepel verlo-pen, als de militaire bijdragen binnen de NAVO evenwichtigerworden verdeeld. Daalder en O’Hanlon spreken de NAVOvoorts aan op het feit dat de luchtaanvallen te langzaam zijnopgestart en dat de optie van grondtroepen in eerste instantiewerd afgewezen. Hierdoor ging het verrassingseffect van deNAVO-strategie verloren die Milosevic in onzekerheid hadkunnen houden. Ze hebben hier een punt, maar bij een conflictblijft het de kunst om het politiek haalbare te verenigen met hetmilitair wenselijke. De keuze van de NAVO ging niet tusseneen perfecte aanval of een minder perfecte variant. Aangeziener een consensus tussen 19 lidstaten bereikt moest worden,ging de keuze tussen een inperfecte of geen aanval. Dan is hetmisschien beter om ‘op een lelijke wijze’ te winnen, dan‘mooi’ te verliezen. Desalniettemin kan niet worden voorbijge-gaan aan de kritiek van Daalder en O’Hanlon, zeker aangezienzij overtuigd zijn dat: “Deze oorlog niet de laatste keer zal zijndat de NAVO-regeringen militair geweld zullen inzetten omlevens te redden.”

Page 23: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Degenen die vermoeden dat achter elke grote gebeurtenis eenturbulente inside-story zit, worden op hun wenken bediend metWaging Modern War (Public Affairs, 2001), de memoires van decommandant van Allied Force, de voormalige SACEUR, gene-raal Wesley Clark. Iedereen die conflicten bestudeert, weet maaral te goed dat de stress van een oorlog en de behoefte aan onmid-dellijke besluiten, vaak leidt tot bureaucratische worstelingen enpersoonlijke botsingen. Het confronteren van superieuren kansoms net zo veeleisend zijn als het confronteren van de vijand.Generaal Clark beschrijft zijn frustraties met zijn collega’s op hetPentagon op openhartige wijze. Zelfs NAVO-officials, die op hetNAVO-hoofdkantoor zaten tijdens Allied Force zullen, als zij ditboek lezen, ontdekken dat zij de helft niet wisten van wat er ach-ter de schermen omging. Het persoonlijke karakter van dit boek,dat als een dagboek is geschreven, maakt het heerlijke kost voorgespecialiseerde functionarissen en journalisten, maar mogelijkminder leesbaar voor de gewone lezer die niet bekend ismet alle de betrokken spelers. Verhalen over bureaucratischgekissebis en politieke botsingen overschaduwen regelma-tig de meer algemene bespiegelingen van de auteur over deeigenschappen van het moderne conflict, de principes vansuccesvol crisismanagement, of de mogelijkheden voorhet creëren van vrede op de Balkan. Boeken over grotegebeurtenissen die geschreven zijn door een deelnemeraan zo'n gebeurtenis, plaatsen de auteurzeer centraal. In het geval van generaalClark is dit logisch en biedt het velewaardevolle inzichten. Maar het bete-kent ook, dat degenen die niet direct inClark's dagelijkse omgeving verkeer-den, slechts een enkele keer en kort-stondig in zijn verhaal voorkomen, hoe-wel ook zij een belangrijke rol hebbengespeeld. Wat wij te weten komen overde schrijver is even belangrijk als watwe over de gebeurtenissen te horenkrijgen. Generaal Clark beschrijft uit-stekend de beperkingen die politici,de media, NGO’s, collega’s en superi-euren opleggen aan het handelen vaneen commandant die probeert eenmoderne oorlog te winnen. Maar tot op zekere hoogte bestondendeze beperkingen al veel langer. Zij domineren bijvoorbeeld deliteratuur over Vietnam net zo hard als de boeken over Kosovo enBosnië.

Wat we nu juist zouden willen van een boek als dat van Clarkis een meer conceptuele analyse van de wijze waarop de nieuwe,high-tech, in-het-spotlight-van-de-media-gevoerde oorlog ver-schilt van die van vroeger. Hoewel je begrip kan hebben voorClark's hachelijke positie – hij trachtte zijn superieuren en colle-ga’s op het Pentagon te overtuigen dat massaal geweld, ondanksalle lessen van de Golfoorlog, geen doctrine is die voor iedersoort conflict de beste oplossing biedt – vraag je je aan het eindevan Waging Modern War wel af, wat er nu nieuw, of significant isaan het woord “modern”.

Een stimulerende poging om deze vraag te beantwoorden,komt van Michael Ignatieff in Virtual War (Chalto and Windus2000). Hij heeft een aantal eigentijdse interviews en essays ver-zameld, waaronder een over Clark (“the virtual commander”),en zijn boek biedt inzicht in de moderne zoektocht naar hetongrijpbaar ideaal van de perfecte oorlog, een oorlog zonder

slachtoffers, die in moreel en juridisch opzicht volkomengerechtvaardigd is. De meest interessante discussie gaat over hoede beelden van de realiteit zo geselecteerd worden dat ze steun inhet eigen land genereren en tegelijk de zaak van de tegenstanderin een kwaad daglicht stellen in de ogen van zijn eigen publiek.Maar zelfs de beste manipulatie door de media, de meest overtui-gende politici en de meest geavanceerde technologie kunnen dewreedheden en het menselijk lijden van gewapende conflictenniet oneindig verhullen. Bovendien kunnen zij niet voorkomendat er slachtoffers vallen. Uiteindelijk komt de virtuele oorlog dievia de ether is gevoerd oog in oog te staan met de echte oorlog.Ignatieff, niet alleen een Balkan-veteraan, maar ook betrokkengeweest bij de meeste andere etnische conflicten die het afgelo-pen decennium plaatsvonden, is een echte denker op het gebiedvan de moderne oorlogsvoering. Ik kan slechts hopen dat hij zijninteressante visies in de toekomst zal uitwerken in een vollediger

en uitgebreider boek.

Het conflict in Kosovo heeft geleid toteen controverse over de wijze waarop deNAVO met de media omging en de dage-lijkse persberichten afkomstig van hetNAVO-hoofdkwartier en de Bondgenoot-schappelijke hoofdsteden. De wijzewaarop het conflict in de media werd gepre-senteerd, is door journalisten net zo hevigbediscussieerd als de militaire operatieszelf. Loog de NAVO opzettelijk? Waren ermeer spin doctors dan woordvoerders?Welke verantwoordelijkheden hebben rege-ringen en journalisten wanneer een modernconflict moet worden uitgelegd aan het grotepubliek? Een uitstekende weergave van de

NAVO-mediahandelingen geeft de toenmalige militairewoordvoerder, generaal Walter Jertz, in Krieg der Worte,Macht der Bilder (Bernard and Graefe, 2001). Jertz iseerlijk in zijn beschrijving van zowel de blunders als desuccessen van de NAVO in het omgaan met de enormeaantallen internationale persmensen, die neerstreken ophet NAVO-hoofdkantoor gedurende de luchtaanvallen.Hij maakt duidelijk dat het in de “fog of war” van Clause-witz, moeilijk was om op het juiste moment, accurate

informatie uit het oorlogsgebied te krijgen. Maar hij toont ook opovertuigende wijze aan dat de NAVO niet opzettelijk wilde mis-leiden en dat zij vaak zelf het slachtoffer was van haar eigen stre-ven naar transparantie. Jertz markeert een groot aantal belang-rijke onderwerpen die zich lenen voor verbetering in detoekomst. Men kan slechts hopen dat dit boek in meerdere talenuitgegeven zal worden, opdat het een zo breed mogelijk publiekbereikt.

De NAVO heeft heel veel kritiek gekregen in verband metKosovo, zowel destijds als nadien. Er zijn verslaggevers geweestdie ieder stukje slecht nieuws aangrepen om aan te tonen dat deNAVO geen recht had om militair in te grijpen. Maar deze boe-ken, allemaal het lezen waard, laten zien dat de NAVO niets tevrezen of te betreuren heeft van een diepteonderzoek naar de fei-ten. De auteurs zijn allemaal kritisch over wat verkeerd is gegaan,of beter had gekund. Allied Force komt uit deze verhalen nietbeter naar voren dan de operatie in werkelijkheid was, maar niet-temin blijft de morele en strategische noodzaak van het NAVO-ingrijpen in Kosovo overeind. ■

BOEKBESPREKING

Zomer 2001 NAVO Kroniek 23

Page 24: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO Kroniek24 Zomer 2001

geen ander geweld mocht wordengebruikt, dan een door de NAVO uit-gevoerde luchtaanval, slaagden zijdaar niet in en het heeft aardig wat tijdgekost om voldoende troepen bijelkaar te brengen met de juiste midde-len om krachtigere maatregelen tekunnen nemen.

NK: Mogen militairen wel wordeningezet met het soort mandaat dat deVN-troepen in Bosnië hadden, of moeter een robuuster mandaat zijn, voordater troepen worden ingezet?RS: Je kan wel troepen met zo’n man-daat inzetten, als je wilt dat ze preciesdie taak uitvoeren. Maar wat je nietmoet doen, is op een later momentbesluiten dat je ze iets anders wiltlaten doen zonder ze daarvoor uit terusten of de juiste rules of engage-ment te geven om die taak goed tekunnen uitvoeren. Dit was duidelijk

het geval met de “veilige gebieden” in Bosnië, waar het ideewas dat verdere aanvallen op die enclaves moesten wordentegengehouden, terwijl de troepen die daarvoor moesten zorgeninadequaat waren.

NK: Welke strategie zal resultaten opleveren in complexe situ-aties, zoals die in Bosnië?RS: Als je geweld wilt gebruiken om te helpen bij de oplossingvan een conflict, dan moet dat geweld worden gebruikt ter onder-steuning van het politiek proces. Het vooruitzicht dat geweld zalworden gebruikt en het politiek proces moeten parallel lopen enniet worden behandeld als lineaire processen. De gebeurtenissenvan 1995 in Bosnië zijn een goed voorbeeld van een aantal par-tijen die op hetzelfde moment in dezelfde richting werkten.Richard Holbrook zocht een diplomatieke oplossing, dit leiddeuiteindelijk tot het Dayton Akkoord, en er werd geweld gebruiktter ondersteuning van de onderhandelingen, hoewel het laatstemeer een kwestie was van de juiste kansen aangrijpen dan vanplanning.

NAVO Kroniek: Kunnen militairentegelijkertijd soldaat en vredeshandha-ver zijn?Generaal Sir Rupert Smith: Eenmilitair is een soldaat. Hij is geengoed militair als hij niet kan vech-ten. Maar militairen kunnen voorallerlei verschillende doeleindenworden ingezet, met inbegrip van devredeshandhaving.

NK: Voor welke activiteiten zijn vre-deshandhavers nodig?RS: Dat hangt af van de aard van devrede die je probeert te handhaven,wie die vrede verstoort, en hoeveelgeweld je zult moeten gebruiken omde omstandigheden die je zijn opge-dragen te creëren, ook werkelijk totstand te brengen. Als je te maken hebtmet een volledig bewapende vijand,die een goed georganiseerd legerheeft ingezet, dan heb je een verge-lijkbare strijdmacht nodig. Als je tegenover enkele bewapendeindividuen komt te staan dan is het natuurlijk niet goed ommeer geweld te gebruiken dan nodig is om je doelen te berei-ken.

NK: Wat zou naar uw mening de juiste hoeveelheid geweld zijngeweest in de oorlog in Bosnië en vindt u dat u over de juistehoeveelheid kon beschikken?RS: De troepen die door de Verenigde Naties naar Bosniëwaren gestuurd, waren daar niet om vrede te handhaven, vredeaf te dwingen, of om als vredeshandhavers op te treden. Zewaren gestuurd om bescherming te bieden aan de konvooienmet hulpgoederen die terecht moesten komen bij vluchtelingenen burgers. In de meeste gevallen is dat gelukt. Toen hun man-daat werd uitgebreid en de troepen ook de zogenaamde “veiligegebieden” moesten gaan beschermen, lukte dat minder goed,hoewel zij er nog steeds in slaagden de hulp naar die enclaves tekrijgen. Toen zij echter de opdracht kregen verdere aanvallen opde “veilige gebieden” af te schrikken, terwijl daarbij in principe

Generaal Sir Rupert Smith:DSACEUR

Generaal Sir Rupert Smith is plaatsvervangend geallieerd opperbevelhebberEuropa (DSACEUR) sinds november 1998. Hij is een van de meest

prominente officieren van zijn generatie en werd DSACEUR nadat hijvan 1996 tot 1998 het bevel had gevoerd over het Britse leger in

Noord-Ierland en over UNPROFOR in Bosnië en Herzegovina in 1995.Hij zal medio september SHAPE verlaten en gaat begin 2002

met pensioen.

© N

AV

O

Page 25: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NK: U bent op de Balkan actief geweest zowel in dienst vande NAVO als van de VN. Welke invloed heeft dat gehad opuw beeld van beide organisaties?RS: Mijns inziens heeft het geen zin ze met elkaar te vergelij-ken, omdat het twee totaal verschillende organisaties zijn. DeNAVO heeft een beperkt aantal leden. Het is een regionale orga-nisatie. Ze is georganiseerd en uitgerust om één ding te doen,en dat is vechten. De landen die lid zijn van de NAVO hebbenover het algemeen vertrouwen in de politieke sturing die deNoord-Atlantische Raad geeft aan de strijdkrachten. De Ver-enigde Naties daarentegen omvat alle landen, of bijna alle lan-den. Zij heeft een mondiale verantwoordelijkheid, en geenregionale. De VN biedt het juridisch kader voor veel van watwij doen en heeft een groot aantal zware taken, maar waarvechten niet bij hoort.

NK: Welke ingrediënten zijn naar uw mening van essentieelbelang voor het welslagen van operaties onder leiding van deNAVO op de Balkan, en voor vredesoperaties in het alge-meen?RS: De NAVO kan alleen succes boeken met vredeshandha-vingsoperaties op zeer kleine schaal, omdat de NAVO niet veelmeer kan doen dan de omstandigheden scheppen waarondersucces kan ontstaan. Het zijn de andere organisaties, zij die hetland weer opbouwen, instellingen hervormen, bevolkingenredden en werken aan hun herstel, die het succes kunnen beha-len.

NK: Welke punten moeten in orde zijn voor men kan besluiten deomvang van vredesmissies te beperken?RS: Er moet gekeken worden hoe groot de kans is dat degevechten weer zullen oplaaien. En er moet worden nagegaanhoe de staats- en andere civiele instellingen er uitzien, zoalseen goed ontwikkelde politiemacht en een juridisch systeemdie het vertrouwen hebben van de lokale bevolking. Na eenburgeroorlog, wanneer het interne bestuur is ontwricht en deetnische groeperingen elkaar niet langer vertrouwen, dan zijnde punten waar je naar moet kijken de status van de organisa-ties die met het vechten zijn begonnen. Zijn die door jouwaanwezigheid geneutraliseerd? Ben je ze kwijt, of zijn ze her-vormd? Zijn ze hervormd en nu van waarde voor het land, ofzijn ze vervangen en heb je iets anders op hun plaats gezet?Naarmate het gevaar afneemt dat er weer gevochten wordt, kanje de afschrikkingstrijdmacht ter plaatse verkleinen. Dit is ech-ter geen snel proces.

NK: Hoe kunnen militairen zich het beste voorbereiden op mis-sies als SFOR en KFOR? En waar houdt het werk van een mili-tair op en begint dat van de politieman?RS: Ik geef eerst antwoord op de tweede vraag, omdat dat helptde eerste te beantwoorden. Het primaire doel van een soldaat iszijn tegenstander te doden. Dat is de reden dat hij er is, daarvoorzetten wij hem in. De primaire taak van een politieman is een mis-dadiger op te pakken en te zorgen dat hij zijn gerechte straf krijgt.Natuurlijk kan de soldaat de politieman helpen, door informatie teverschaffen, of zelfs door de politieman te beschermen, zodat hijzijn taken uit kan voeren. Maar als het puntje bij het paaltje komt,is hij geen politieagent. De politieman van zijn kant, legt zijn wilof de wet niet op door het gebruik van geweld. Het afschrikkings-middel dat hij heeft om te zorgen dat de wet wordt nageleefd, is degerechte straf. En daar heb je dan het verschil tussen die twee. Dusin deze omstandigheden moet je dat verschil goed in je hoofd

hebben omdat het je duidelijk maakt waarop je je soldaat moetvoorbereiden. Hij moet in de allereerste plaats in staat zijn zijnwapens te gebruiken. Maar de volgende stap is dat hij die politie-man moet kunnen ondersteunen in de omstandigheden van diegemeenschap. Dus hij moet die gemeenschap begrijpen. Hij moetop laag niveau kunnen opereren, en zwaardere en complexerebesluiten nemen dan hij in een conventioneel gevecht zou moetendoen. En ten slotte moet hij in staat zijn de informatie te verzame-len die de politieman nodig heeft om zijn werk te kunnen doen.Anders kweek je de politiemacht niet op die je nodig hebt om jesoldaat te vervangen.

NK: Militairen zijn op allerlei manieren betrokken geraakt bijde wederopbouw van de Balkan. Welke lering trekt u uit uwervaringen met de missies in Bosnië en Kosovo? En hoe kunnende civiel-militaire betrekkingen het best worden gecoördi-neerd?

RS: We gebruiken soldaten, en in het bijzonder de genie, omwederopbouwtaken uit te voeren. Een aantal van die taken iszeer geschikt voor militairen. Met uitzondering van een oftwee non-gouvernementele organisaties, hebben wij vermoe-delijk de grootste deskundigheid op een gebied als het oprui-men van mijnen. Dat gezegd zijnde, is het waarschijnlijk welterecht om in het begin van de wederopbouw genietroepen tegebruiken om scholen te bouwen. Maar als er schot in de zaakgekomen is, dan ontneemt deze vorm van wederopbouw werk-gelegenheid aan de lokale bevolking, en dat is niet de manierom een nieuwe samenleving op te bouwen. Misschien zijn er inhet begin nog een paar militaire ingenieurs nodig om toezichtte houden op het werk, maar zelfs dan moeten ze niet al te langblijven, omdat hun aanwezigheid de verdere ontwikkeling vande plaatselijke samenleving in de weg staat. Voor de coördina-tie van dit werk met de civiele organisaties die belast zijn metde wederopbouw, is een vorm van centraal bestuur noodzake-lijk, of dat nu het plaatselijk bestuur is, of een van buitenafopgelegd bestuur, zoals de Verenigde Naties in Kosovo. En danmoet het in ieder afzonderlijk geval duidelijk zijn, wie onder-steuning biedt aan wie.

NK: Hoe zou naar uw mening de toekomstige Europese snellereactiestrijdmacht moeten gaan opereren? Onder welke omstan-digheden zou zij onafhankelijk van de NAVO in actie kunnenkomen?

RS: Ik denk dat een Europese snelle reactiestrijdmacht min ofmeer op dezelfde wijze zal opereren als de NAVO. De landen diede troepen leveren, zijn over het algemeen dezelfde en ik voor-zie niet veel problemen. Als zich een crisis zou voordoen opEuropees grondgebied, zou een debat moeten plaatsvinden tus-sen de NAVO en de Europese Unie. De voordelen van wie welketaak uitvoert, zouden op voorhand moeten worden besproken,voordat besloten wordt wie van de twee organisaties de leidingneemt. De precieze omstandigheden waaronder de een, of deander de leiding zou dienen te nemen, zullen van crisis tot crisisverschillen.

NK: Hoewel u nog lang niet de normale pensioengerechtigdeleeftijd hebt bereikt, verlaat u toch begin volgend jaar het leger.Naar welke nieuwe uitdagingen gaat u na uw pensioen op zoek?

RS: Die uitdagingen zullen mij wel vinden. Dat hebben ze altijdgedaan. ■

INTERVIEW

Zomer 2001 NAVO Kroniek 25

Page 26: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO Kroniek26 Zomer 2001

1998 deel uit maken van de zogeheten Multinationale SpecialeEenheden (MSU’s) en die tot taak hebben de openbare orde tehandhaven. Carabinieri hebben vaardigheden die bij uitstektgeschikt zijn voor de vredehandhaving. Daarom zijn zij in heelBosnië en Kosovo ingezet om te patrouilleren in onrustgebie-den, te helpen bij de terugkeer van vluchtelingen en ontheem-den, en tussen beide te komen wanneer de openbare orde wordtverstoord.

Carabinieri waren ook bepalend voor het succes van de Ope-ratie Alba in 1997, toen Italië een uit acht landen bestaande,7.000 man sterke, interventiestrijdmacht samenstelde, om derechtsorde te herstellen in Albanië na de rampzalige gang vanzaken met de piramidebeleggingen. Deze “coalition of the wil-ling” had de goedkeuring van de VN-Veiligheidsraad en werdgecoördineerd door een ad hoc stuurcomité. De operatie liep vanapril tot augustus en was de eerste crisisbeheersingsoperatie inEuropa die werd uitgevoerd door een multinationale strijdmachtbestaande uit uitsluitend Europeanen.

Het keerpunt in de Italiaanse opstelling kwam na het besluitvan de NAVO om een extraction force in de voormalige Joego-slavische Republiek Macedonië* te stationeren. Deze doorFrankrijk geleide strijdmacht had tot taak de terugtrekking tebegeleiden en ondersteunen van de missie die namens de Organi-satie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in Kosovo aanhet werk was geweest. In november 1998 nam de nieuwe regeringonder leiding van Massimo D’Alema bewust het besluit eenbelangrijke rol te gaan spelen, door 2.850 soldaten uit te zenden,het equivalent van een brigade, die uitgerust waren met de zo felbegeerde A-129 antitankhelikopters. De reden voor dit nieuwestandpunt was dat Massimo D’Alema en ik, toemalig ministervan defensie, zeer bezorgd waren over de gevolgen van degebeurtenissen in Kosovo voor de stabiliteit van Albanië. Albaniëwas in de tien jaar daarvoor al drie maal ondergedompeldgeweest in anarchie, hetgeen direct geleid had tot meer smokke-larij over de Adriatische Zee en een instroom van misdaad in onsland. Onze regering had daartegen in bijna onmogelijke omstan-digheden moeten optreden. We wilden een herhaling van die toe-stand voorkomen door Albanië te stabiliseren en ik dacht dat debeste manier om dit te doen was, te zorgen dat de Albanezen zichin hun eigen land veilig zouden voelen. Bovendien meende ik datdit plan gerealiseerd zou kunnen worden als de NAVO Albaniëbij haar strategisch veiligheidsbeleid zou betrekken. Op datmoment kon dit voorstel echter geen genade vinden in de ogenvan de NAVO-leden.

Wij maakten ons toen zeer bezorgd, omdat de relatie tussenItalië en Albanië veel weg kreeg van een protectoraat, maaronze pogingen om het vraagstuk te internationaliseren, warenmislukt. Ik realiseerde me echter dat wij ook iets niet goeddeden als de andere leden van het Bondgenootschap niet naarons luisterden. De eerste stap om de aandacht van onze Bond-

Senator Carlo Scognamiglio-Pasini is hoofd van hetItaliaanse Aspen Instituut en voormalig ministervan defensie.

Het is vijf jaar geleden sinds de eerste NAVO-troepen opde Balkan werden ingezet en het aantal Italiaanse sol-daten op de grond is sindsdien, zowel absoluut als ver-

houdingsgewijs gezien, constant gestegen. Italië levert thansevenveel troepen aan de vredesoperaties onder leiding van deNAVO op de Balkan, in Herzegovina (Bosnië) en in Kosovo, alsFrankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Dit is het gevolg van eenbewust beleid om een grotere rol te spelen in dit gebied, waarnaar de mening van Rome ook Italiaanse nationale belangen ophet spel staan.

Aangezien Italië aan dezelfde Adriatische Zee ligt als Slove-nië, Kroatië, Montenegro en Albanië, heeft het grote aantrek-kingskracht voor vluchtelingen, die vaak zijn opgegroeid met deItaliaanse televisie, van Italië droomden en Italiaans spreken.Deze banden gaan diep en zijn duurzaam en verklaren medewaarom Italiaanse burgers zich in het recent verleden hebbenaangemeld als hulpverleners, om humanitaire hulp te bieden tij-dens de oorlog, en daarna bij de wederopbouw van de verwoestesamenlevingen.

Italiaanse blauwhelmen werden voor het eerst ingezet op deBalkan in december 1995, ze maakten toen deel uit van IFOR,de Implementatiestrijdmacht van de NAVO in Bosnië. Zijnamen geen deel aan UNPROFOR tijdens de Bosnische oorlog,omdat de Verenigde Naties toen die missie in 1992 van startging, afwijzend stond tegenover de inzet van blauwhelmen uitbuurlanden met een verleden van militaire betrokkenheid in hetvoormalige Joegoslavië. Van 1992 tot 1995 richtte Italië zichvooral op de humanitaire hulpverlening. Toen de Europese Uniehet bestuur overnam van de verdeelde en door oorlog verwoestestad Mostar in zuid Bosnië heeft Italië 40 carabinieri gestuurdnaar een internationale politiemacht die was opgezet onder deauspiciën van de West-Europese Unie. En toen de NAVO-vlieg-tuigen opstegen om Bosnisch-Servische doelen aan te vallen,eerst de beperkte aanvallen om het beleg van Sarajevo op te hef-fen in 1994 en daarna de aanhoudende luchtaanvallen in augus-tus en september 1995, deden ze dat vanaf Italiaanse lucht-machtbases.

In het begin waren 3.200 Italiaanse troepen actief in IFOR inde Franse sector. Op dat moment telde IFOR 60.000 soldaten.Vandaag maken ruim 1.800 Italiaanse manschappen nog deeluit van de sterk ingekrompen Stabilisatiestrijdmacht SFOR, dienu uit 20.000 man bestaat. Daarnaast zijn nog eens 6.000 Italia-nen in KFOR ingezet. Hiertoe behoren ook een aantal carabi-nieri, politiemensen met een militaire status, die sinds augustus

Italië’s bijdrage verhogenCarlo Scognamiglio-Pasini legt uit hoe en waarom Italië zijn bijdrage aan

de vredesoperaties onder leiding van de NAVO op de Balkan heeft uitgebreid.

Page 27: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

genoten te trekken vooronze problemen was tezorgen dat wij een evengrote bijdrage zoudenleveren aan de NAVO-ope-ratie op de Balkan, alsFrankrijk en het VerenigdKoninkrijk. Alle besluitendie vervolgens werdengenomen, stoelden op diegedachte.

Toen de NAVO op24 maart 1999 luchtaan-vallen aankondigde opMilosevic’s troepen, droegItalië 50 gevechtsvliegtui-gen bij aan het totale aan-tal voor de campagne van900. Aan het eind van de78ste dag van de luchtaan-vallen, kwam Milosevicovereen het Joegoslavi-sche leger terug te trekkenuit Kosovo en de volgendedag trokken Italiaansestrijdkrachten de provin-cie binnen vanuit de voor-malige JoegoslavischeRepubliek Macedonië*om de leiding te nemenover een sector in denoordwest hoek vanKosovo, rond de stad Pec.

In mijn verslag van decampagne in Kosovo wor-den twee vraagstukkenbelicht die niet algemeenbekend zijn; het vraagstukvan de zogeheten “groundoption” en de Albanese context. Aan het begin van het conflictleek Milosevic’s strategie te bestaan uit het verduren van deluchtaanvallen, totdat de coalitie tegen hem uit elkaar zou val-len, terwijl hij onderwijl de buurlanden Albanië en de voorma-lige Joegoslavische Republiek Macedonië trachtte te destabili-seren en te voorkomen dat zij als vertrekpunt voor deNAVO-grondtroepen zouden kunnen fungeren. Een maand nade start van operatie Allied Force begon men te twijfelen aande effectiviteit van een campagne met alleen luchtaanvallen, enkwam de NAVO onder druk te staan om met een andere optiete komen om te overwinnen. Hoewel er nooit plannen zijnopgesteld voor de verovering van Kosovo over de grond, werddeze kwestie wel besproken tijdens een informele bijeenkomstvan de defensieministers van de vijf grootste NAVO-leden op27 mei. Hoewel Italië als de zwakste schakel in de coalitiewerd beschouwd, zegde het niettemin tijdens die vergaderingonvoorwaardelijk toe 10.000 man te zullen leveren, zoals ookte lezen staat in het recente boek van SACEUR, generaal Wes-ley Clark.

Het resultaat van die bijeenkomst was, dat men besloot op15 juni opnieuw bijeen te komen om in staat te zijn uiterlijk

op 15 september de nood-zakelijke troepen op debeen te brengen en eengrondoffensief in gang tekunnen zetten. Uiteindelijkheeft die bijeenkomst ech-ter nooit plaats gevonden,omdat Milosevic op 9 junibesloot zich over te gevenen het Joegoslavische legerterug te trekken uitKosovo. Ik ben er echtervast van overtuigd dat hijheel goed wist dat de laat-ste kans dat de coalitie uit-een zou vallen, was vervlo-gen en dat het geen zinmeer had nog langer weer-stand te bieden.

In Albanië, vreesden wijdat Milosevic zou proberenhet land te destabiliserendoor een massale uittochtvan vluchtelingen op gangte brengen. Er waren tweebenaderingen nodig omdeze tactiek tegen te gaan:de Albanezen voldoendeonderdak en voedsel bie-den en hen in de buurt vande grens te houden inafwachting van hun terug-keer naar huis; en hun hetvertrouwen geven dat deNAVO voor hen zou zorgenen – bovenal – dat deNAVO de overhand zoubehalen. In januari 1999wees het Italiaanse legerlocaties aan voor vluchte-

lingenkampen en begon voedsel op te slaan en onderdak te bou-wen. Toen Albanië vrijwel direct na aanvang van de luchtaanval-len werd overstroomd door bijna een miljoen vluchtelingen washet mogelijk snel kampen te bouwen in de omgeving van Kukesen elders. Hierdoor bleef de bevolking hoopvol gestemd en werdhet humanitaire lijden verlicht. De inzet van meer dan 7.000NAVO-soldaten, inclusief een groot Italiaans contingent, inAlbanië tijdens de operatie Allied Harbour op 15 april, ver-sterkte de boodschap dat de vluchtelingen op weg waren naarhuis.

Aangezien Italië in die tijd een snelle reactiestrijdmachthad van slechts 20.000 man, liepen wij groot gevaar datwij onze strijdkrachten tijdens de campagne in Kosovo tever zouden uitrekken. Na afloop van deze operatie heeftonze regering een wet ingediend die vervolgens door het par-lement is goedgekeurd, waardoor de dienstplicht wordt afge-schaft en Italië een leger krijgt dat helemaal zal bestaan uitberoepsmilitairen De omvang van de Italiaanse snelle reactie-strijdmacht neemt daardoor aanzienlijk toe en moet in detoekomst voldoende zijn voor welke NAVO-vredesoperatiedan ook. ■

SPECIALE BIJDRAGE

Zomer 2001 NAVO Kroniek 27

© R

eute

rs

Op de korrel: Italië heeft zijn bijdrage aan de vredeshandhavingsoperatiesonder leiding van de NAVO op de Balkan verhoogd, tot hetzelfde niveau alsdie van Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk

Page 28: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO Kroniek28 Zomer 2001

Armed Forces of the Republic of Poland 2001-2006 (het hervor-mingsprogramma) is op die beginselen gebaseerd.

De eerdere reductie op het personeel is niet gevolgd door eensoortgelijke vermindering van de militaire hardware en mili-taire middelen. De strijdkrachten gebruiken bijvoorbeeld nogsteeds materieel en munitie waaraan veel onderhoud is, maardie weinig militair nut of trainingswaarde hebben, zoals T55tanks, en 100mm granaten. Het verouderd materieel en deopslag ervan vereisen bovendien extra toezicht, wat ook buiten-gewoon kostbaar is. De verkoop van het teveel aan middelen,waaronder verouderde militaire oefenterreinen die wellichtenige commerciële waarde hebben, zal vermoedelijk een bespa-ring opleveren van 200 á 250 miljoen zloty (ongeveer 50 á 60miljoen dollar). Verdere besparingen zouden kunnen komen uitde voorgenomen bezuinigingen op militair personeel, geld datin de toekomst binnen de defensiebegroting zal vallen, en doorde aanschafprocedures te veranderen en diensten uit te bestedenaan de private sector.

Deze kostenbesparende maatregelen moeten het ministerievan defensie in staat stellen een groter deel van de begrotingte bestemmen voor kapitale uitgaven, van de huidige 12 pro-cent naar 23 procent in vijf jaar. In de praktijk wordt het bud-get van het ministerie er wat ruimer door en ontstaat er finan-ciële ruimte voor herstructurering en modernisering op delangere termijn. Om dit te bereiken, moet het budget van hetministerie van defensie echter tijdens de gehele implementa-tiefase van de hervormingen op 1,95 procent van het BNPworden gehouden.

Alle projecten die verband houden met Polen's verplichtingenaan de NAVO en ook de vereisten gesteld aan het huidige Poolsedefensiesysteem zijn opgenomen in het hervormingsprogramma.Tijdens de herstructurering van de Poolse strijdkrachten zal één-derde van het leger – de snelle reactiestrijdmacht en de troepenbestemd voor strategische taken – volledig interoperabel wordenmet andere NAVO-troepen, en tevens worden aangepast aan deNAVO-maatstaven voor materieel, uitrusting, mobiliteit en hetvermogen te opereren in complexe missies buiten Pools grondge-bied. Het programma voorziet in de modernisering van de syste-men voor de inlichtingendienst, het commando en de luchtverde-diging. Voorts omvat het maatregelen om de verdereverslechtering van de bewapening en de militaire infrastructuurtegen te gaan in de resterende tweederde van de Poolse strijd-krachten.

Verdere plannen betreffen het instellen van duidelijke, func-tionele scheidslijnen tussen operationele en ondersteunende troe-pen; een verandering in de structuur van militaire functies voorberoepsmilitairen, zodat deze is aangepast aan de NAVO-maat-staven; het aanpassen van de logistieke systemen, om te zorgendat zij overeenstemmen met die van de NAVO, en beter in staatzijn samen te werken met de relevante NAVO-structuren, en een

Bronislaw Komorowski is de Poolse minister van defensie.

De Poolse strijdkrachten hebben in de tien jaar na 1989een turbulente tijd doorgemaakt. Net als in alle ex-com-munistische landen, hebben onze successievelijke rege-

ringen door schade en schande geleerd, dat de omvorming vanhet defensieapparaat, als essentieel onderdeel van de sociale,politieke, en economische transformatie van ons land, moeilijker,pijnlijker en langzamer verliep dan zij hadden verwacht. Dezeproblemen werden in de laatste helft van dat decennium nog ver-ergerd door de verdere hervormingen die nodig waren i.v.m.Polen's toetreding tot de NAVO. Het gevolg is, dat de Poolsestrijdkrachten nog een lange moeilijke hervormingsweg te gaanhebben.

De komende vijf jaar zullen deze hervormingen niet alleen destructuur van onze strijdkrachten aanzienlijk wijzigen – huncommando-, controle-, communicatie- en inlichtingensystemen,en operationele procedures – maar ook het militaire opleidings-systeem en de personeelsstructuur. Deze veranderingen zullenvoor de strijdmacht zeer complex zijn en bijna onvermijdelijkook tot sociale spanningen leiden en een andere relatie tussen hetleger en de samenleving tot gevolg hebben. De 350.000 mansterke strijdmacht uit de jaren 1980 is nu teruggebracht tot zo'n200.000 man. Deze verandering in kwantiteit heeft echter nietgeleid tot een vergelijkbare verbetering in de kwaliteit. Hoewelde hervormingen ten doel hadden een kleinere maar meer effec-tieve strijdmacht te creëren, is de toename van de effectiviteitmaar gering, omdat men er niet in is geslaagd het geld dat menheeft kunnen bezuinigen door het leger te verkleinen, te gebrui-ken voor de technische modernisering. Het bespaarde bedrag isteruggestort in de staatskas om Polen in staat te stellen te voldoenaan de meest dringende behoeften.

Sinds 1999 neemt Polen als NAVO-lid ook deel aan de NAVO-defensieplanning en dit is een van de belangrijkste stimulansenvoor verder modernisering geweest. Het meest recente hervor-mingsprogramma beoogt dan ook de verwezenlijking van deBondgenootschappelijke doelstellingen. Toen Polen tot hetBondgenootschap toetrad, namen de leden van de NAVO tegelij-kertijd een nieuw Strategisch Concept aan en zetten het InitiatiefDefensievermogens in gang. De strijdkrachtdoelstellingen diedaaruit voortvloeiden, betreffen in de allereerste plaats de techni-sche modernisering van de strijdkrachten, de organisatie van eensnelle reactiestrijdmacht, en een verbetering van de operationelewerkwijze. Dit vereist een aanzienlijke hoeveelheid geld en deontwikkeling van een beter raamwerk voor de financiële plan-ning op de langere termijn. Bovendien moet de hele filosofieachter de militaire hervorming worden gewijzigd. The Pro-gramme of Restructuring and Technical Modernisation of the

Het Poolse leger hervormenBronislaw Komorowski legt uit welke beweegredenen zijn land heeft om

zijn strijdkrachten te moderniseren en hervormen.

Page 29: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

verhoging van hunmobiliteit om henin staat te stellendeel te nemen aanoperaties buitenPolen zelf.

Bij het afmakenvan het ontwerpvoor het War Com-mand System ende afstemmingdaarvan op deNAVO-commando-systemen, zalvermoedelijk demoeilijkste taakbestaan uit hetinkrimpen van hetpersoneel volgenseen strak tijds-schema. Eind 2001moeten 26.000arbeidsplaatsen,dat is 13 procentvan het totaal, ver-dwenen zijn. Erblijven dan nog180.000 plaatsenover, waarvan 36.000 arbeidsplaatsen voor off icieren, en52.000 voor andere beroepsmilitairen. Tegen 2003 moet hettotaal aantal militairen nog verder zijn teruggebracht tot150.000, waarvan 75.000 beroepsmilitairen.

Het verdwijnen van arbeidsplaatsen houdt direct verband metde werving op militaire scholen, en het ontslagsysteem. Hoewelafgestudeerden aan de Poolse militaire academies hoogopgeleidzijn en een hoog niveau van militaire vaardigheden bezitten, ishet opleidingsproces veel te lang en te duur in relatie tot de feite-lijke behoeften van de strijdmacht. De kosten van het opleidenvan een cadet bedragen ongeveer 38.000 zloty per jaar, dit verge-leken met de 6.500 zloty die een student aan de universiteit kost.In eerste instantie zal daarom het aantal plaatsen aan de militaireacademies worden teruggebracht. Vervolgens zullen de strijd-krachten gaan werven onder universitair afgestudeerden voorofficiersposten op contractbasis. Ook zal een systeem van onon-derbroken onderwijs worden ingevoerd. De sociale kosten vandeze inkrimping zullen waarschijnlijk zeer hoog zijn en dit zoukunnen leiden tot onrust onder de officieren – kolonels, luite-nant-kolonels en majoors – die er het meeste van te lijden zullenhebben en onder wie de komende drie jaar de meeste ontslagenzullen vallen.

De technische modernisering van het leger zal vermoedelijkminder pijnlijk, maar even duur zijn. Een van de speerpuntenvan het moderniseringsprogramma is te voorzien in High Ope-ration Readiness Units, (éénderde van alle strijdkrachten) diemodern zijn uitgerust. Dit zal worden bereikt door óf nieuwmaterieel aan te kopen óf oud materieel te moderniseren.Tevens zal materieel dat op dit moment wordt gebruikt bijandere types troepen worden toegewezen aan de in High Ope-ration Readiness Units. De technische modernisering is geba-seerd op lange-termijn programma's met een gegarandeerde,

bij wet vastgelegdefinanciering.

A a n z i e n l i j k ehoeveelheden mid-delen zullen wor-den bestemd voorde volgende gebie-den: moderniseringvan het luchtverde-digingssys teem,inclusief het com-mandosysteem ende procedure voorhet verkrijgen vanm u l t i - i n z e t b a r evliegtuigen; moder-nisering van T-72tanks zodat zij vol-doen aan de NAVO-maatstaven, ende aankoop vannieuwe tanks; hetinvoeren van ver-schillende versiesvan rollendegepantserde perso-neelsvoertuigen, ende invoering van

nieuwe geleide anti-tank raketten; het uitrusten van schepen metmoderne raketsystemen; het moderniseren van gevechtshelikop-ters; de aankoop van transportvliegtuigen voor de middellangeafstand, en het invoeren van nieuwe schepen van het type 621 enFFG-7, en onderzeeboten.

Omstreeks 2006 moet het Poolse leger de volgende eenhedenomvatten die uitgerust en getraind zijn volgens de NAVO-maat-staven: 11 gevechtseenheden van het type brigaderegiment;15 gevechtseenheden van het type bataljon; twee eenheden vanhet type compagnie; vijf tactische luchtsquadrons en 22 luchtver-dedigingsraketdivisies, zeven luchtmachtbases, drie radio-elek-tronische eenheden, 35 schepen en twee marine luchtsquadrons.Op dat moment zullen de Poolse eenheden die deel uit maken vanhet Deens-Duits-Poolse Multinationale Corps Noord-Oost, dat inSzczecin in Polen gestationeerd is, zo ver zijn dat zij voldoen aande NAVO-maatstaven.

De technische modernisering, waaronder ook de aankoop vanmaterieel en militaire uitrusting vallen, betekent ook een aantalnieuwe kansen voor de Poolse militaire industrie en aanverwantebedrijven. Het programma is opgesteld na uitvoerig overleg metpolitici van alle partijen en militaire deskundigen. De implemen-tatie zal moeilijk zijn en vereist brede steun. Het is echter vancruciaal belang, dat de voorgenomen hervormingen positief zijnontvangen door alle grote politieke partijen in Polen, zowel die inde regering als die in de oppositie. Deze steun heeft ertoe geleiddat op 25 mei 2001 het hervormingsprogramma door een grotemeerderheid in het Parlement is aangenomen. ■

SPECIALE BIJDRAGE

Zomer 2001 NAVO Kroniek 29

© R

eute

rs

Stemmen door handopsteking: een grote meerderheid in het Poolse parlement heeft vóór zowelhet NAVO-lidmaatschap als de modernisering van de defensie gestemd

Voor meer bijzonderheden m.b.t. het Programmeof Restructuring and Technical Modernisation of

the Armed Forces of the Republic of Poland 2001-2006,zie: www.wp.mil.pl

Page 30: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO Kroniek30 Zomer 2001

Aangezien de integratie van vrouwen op verschillende niveausen op verschillende manieren plaatsvindt, is het moeilijk om eenprecies overzicht te maken van de stand van zaken in de NAVO-landen. Een snelle blik op een aantal lidstaten die al langer vrou-welijke militairen hebben, vaak al vanaf de Eerste of TweedeWereldoorlog, illustreert het punt.

Noorwegen en Denemarken zijn in bepaalde opzichten demeest progressieve landen, wat vrouwelijke soldaten betreft.Noorwegen was het eerste NAVO-land dat vrouwen toestond oponderzeeërs te werken en vrouwen mogen sinds 1985 deel uit-maken van alle gevechtseenheden. Denemarken stelde in 1988alle functies en eenheden open voor vrouwen nadat tests warenuitgevoerd met gevechtswapens in 1985 en 1987. Deense enNoorse militaire vrouwen dienen, of hebben in alle operationelefuncties van het leger gediend, behalve als para-ranger ofmarine commando, aangezien tot vandaag de dag nog geenenkele vrouw aan de toelatingseisen heeft voldaan. Bovendienheeft geen Deense vrouw ooit als straaljagerpiloot gediend. Inbeide landen trainen, werken en dienen vrouwen op basis vandezelfde voorwaarden als mannen. Zij kunnen zich ook op vrij-willige basis aanmelden voor de nationale dienst, hetgeen hunde mogelijkheid biedt inzicht te krijgen in het leger en hen kanstimuleren om een militaire carrière na te streven. Er is zelfseen recent debat in Noorwegen geweest over een mogelijke

Vicki Nielsen is assistant uitgever van NAVO Kroniek.

NAVO-vrouwen hebben veel te vieren dit jaar. Het is de40ste verjaardag van de eerste NAVO-Conferentie vanHoge Vrouwelijke Officieren en de 25ste verjaardag van

de officiële erkenning van het Comité Vrouwen in de NAVO-strijdmacht door het Militair Comité, de hoogste militaire autori-teit binnen de NAVO.

Gedurende de laatste vier decennia zijn de status, de conditiesen aantallen van vrouwen binnen de NAVO-strijdkrachten enormveranderd. Volgens statistieken van het Bureau Vrouwen in deNAVO, is het aantal vrouwen in NAVO-uniform, allen vrijwilli-gers, gestegen van 30.000 in 1961 naar 288.000 vandaag. Maariedere militaire eenheid heeft zijn eigen geschiedenis, traditie encultuur en de mate van integratie van vrouwen verschilt dan ookvan de een tot de ander. Alhoewel vrouwen al meerdere jaren inde strijdkrachten dienen, blijft de discussie over de feminiseringvan het leger bestaan, zelfs in landen waar men al verder gevor-derd is met de integratie dan andere: over hoe en waar vrouwenzouden moeten dienen en trainen, over de mate waarin vrouwenzouden moeten integreren, en zelfs over de vraag of het procesniet al te ver gevorderd is.

Vrouwen in uniformVicki Nielsen onderzoekt in hoeverre vrouwen in de NAVO-strijdkrachten

zijn geïntegreerd

© U

S D

oD

Richting geven: gedurende de laatste vier decennia zijn de status, de condities en aantallen van vrouwen binnen de NAVO-strijdkrachten enorm veranderd

Page 31: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

dienstplicht voor vrouwen als middel om vrouwelijke vertegen-woordiging te realiseren en om gelijke behandeling van de sek-sen te bevorderen.

Maar toch is een vrouwelijke vertegenwoordiging van vijfprocent en slechts drie procent voor respectievelijk Denemarkenen Noorwegen laag in vergelijking met andere lidstaten. Noor-wegen probeert het aantal vrouwelijke soldaten in 2005 op tekrikken naar zeven procent. Ondanks de aanstelling van de eerstevrouwelijke minister van defensie in Noorwegen in maart 1999zijn slechts enkele vrouwelijke militairen tot de hogere functiesdoorgedrongen. De eerste vrouwelijke kolonel werd pas innovember 1999 benoemd. Een van de redenen is dat veel vrou-welijke officieren na hun zwangerschapsverlof van een operatio-nele naar een administratieve functie overgaan, waarmee hunkansen om geselecteerd te worden voor een studie aan de mili-taire academie verminderen. Ook in Denemarken hebben slechtsweinig vrouwen de hogere functies bereikt. Hier is ook de rekru-tering en het behouden van vrouwelijke soldaten een probleem.In 1999 en 2000 hadden de militaire academies de laagsteinstroom van vrouwen van de afgelopen jaren.

De hoogste vertegenwoordiging van vrouwen in het leger diein actieve dienst zijn, is te vinden in de Verenigde Staten (14 pro-cent) en Canada (11,4 procent). De doorbraak voor Amerikaanselegervrouwen kwam met het ontstaan van de All-Volunteer Forcein 1973. Destijds was het leger na de Vietnam Oorlog in diskre-diet geraakt, en dit leidde ertoe dat minder mannen bereid warenin dienst te gaan en vrouwen dus welkom waren. Vandaag de dag

is 8,6 procent van de Amerikaanse strijdkrachten die over degehele wereld dienen vrouw. Meer dan 11.200 vrouwelijke sol-daten hebben deelgenomen aan NAVO-vredesoperaties en37.000 hebben in de Golf gediend tijdens Operation DesertStorm in 1991. Amerikaanse legervrouwen vinden ook hun wegnaar de top. Vandaag de dag zijn er vier van hen doorgestroomdnaar de driesterren functie die vergelijkbaar is met die van luite-nant-generaal of vice-admiraal.

Niet alle functies zijn echter open voor vrouwen in het Ameri-kaanse leger. In theorie zijn alleen de functies gesloten, waarbijdirecte grondgevechten plaatsvinden. Maar in praktijk zorgen dehuidige bestemmingsreglementen ervoor, dat verscheideneandere functies in feite enkel en alleen voor mannen zijn. Effec-tief is dus 80 procent van alle functies bereikbaar voor vrouwen.Canadese militaire vrouwen hebben aan de andere kant vanaf1989 de mogelijkheid in bijna alle functies en omgevingen te die-nen. De enige uitzondering gold voor onderzeeboten, maar dezerestrictie is in maart van dit jaar opgeheven. De eerste vrouwenzullen in de herfst starten met hun onderzeeboottraining. Tochzijn ook in het Canadese leger de meeste vrouwen nog steeds tevinden in de meer traditionele gebieden en heeft men weinigsucces geboekt met het integreren van vrouwen in de beroependie werken met gevechtswapens zoals de infanterie, artillerie,veld-genie en pantser, waar de vertegenwoordiging blijft stekenop 1,9 procent.

Het Franse, Nederlandse en Britse leger werven sinds jaar endag vrouwelijke soldaten en vrouwen vertegenwoordigen hier

MILITAIRE ZAKEN

Zomer 2001 NAVO Kroniek 31

De discussie gaat verderNiet iedereen is even blij met het toenemend aantal vrou-

wen in het leger. Sommige traditioneel ingestelde mensenvinden nog steeds dat er geen plaats voor hen is in het mili-tair bedrijf. In een gedachtewisseling in het Millenium-jour-naal van vorig jaar stelt Martin Van Creveld van de JoodseUniversiteit van Jeruzalem, een duidelijke voorstander vandit standpunt, dat feminisering voor een deel symptoom envoor een deel oorzaak is van de teloorgang van het moderneleger. Zowel Christopher Coker van de London School ofEconomics en Jean Bethke Elshtain van de Universiteit vanChicago reageerden hierop door het verval van het leger tebetwisten. Volgens hen is het juist betrokken in een verande-ringsproces. Dit proces weerspiegelt een aantal sociale, tech-nologische en internationale veiligheidsontwikkelingen, diehet leger dwingen te luisteren naar de mening van de samen-leving over bepaalde maatschappelijke waarden. Dit steltnieuwe eisen aan het leger wat de vaardigheden betreft, metname op het gebied van vredeshandhavingsactiviteiten.

Caroline Kennedy-Pipe van de Universiteit van Sheffieldbracht deze gezichtspunten nog eens naar voren in een arti-kel dat verscheen in het Journal of Strategic Studies vanafgelopen december. Gebruikmakend van de definitie van desoldaat van de toekomst uit Christopher Bellamy's boekKnights in White Armour stelt zij dat technologische innova-ties de aard van de huidige oorlogsvoering hebben veran-derd. Zo zou het ouderwetse man-tegen-man gevecht nu

minder waarschijnlijk zijn en zou de rol van de moderne sol-daat sekseneutraler zijn dan ooit. Hierdoor blijven er maarweinig militaire redenen overeind om fysiek en mentaalcapabele vrouwen uit het leger te weren. Bovendien stelt zijvoor de hele discussie over de vraag of vrouwen volledig inhet leger geïntegreerd zouden moeten worden, te verleggennaar “hoe en waar zij het beste kunnen dienen in de nieuweoorlogen, die een nieuw soort soldaat vereisen”.

Van make-up tot camouflage: Debatten over de feminisering vanhet leger gaan over de vraag of vrouwen fysiek en mentaal geschiktzijn voor de oorlog

© D

eens

e S

trijd

krac

hten

Page 32: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

dan ook meer dan 8 procent van het personeel. In het algemeenzijn slechts enkele vrouwen doorgedrongen tot hogere posities.Vrouwen bleven zowel in Nederland als in Groot-Brittannië totin respectievelijk de vroege jaren ’80 en ’90 gescheiden invrouweneenheden. Frankrijk verleende vrouwen een gelijkestatus in de vroege jaren ’70, maar pas in 1980 werden er seri-euze stappen gezet om de integratie van vrouwen te bevorderenen de quota bleven ongewijzigd tot in 1998. Men verwacht datde rekrutering van Franse legervrouwen zal toenemen bij hetafschaffen van de dienstplicht in 2002. Het streven van hetNederlandse leger om in 2010 twaalf procent vrouwen in dienstte hebben, zal vermoedelijk moeilijk te halen zijn, gezien demoeilijkheden de huidige aantallen te realiseren en op peil tehouden.

In theorie zijn zowel in het Nederlandse als in het Franse legeralle posities open voor vrouwen. In praktijk blijft de toegang totbepaalde specialismen echter verboden terrein. Dit is meestal opgebieden waar hoge fysieke eisen en gevechtseffectiviteit gelden,of vanwege praktische redenen zoals bijvoorbeeld in het gevalvan onderzeeërs. De meeste vrouwen blijven dienen op logistiekeen gevechtsondersteunende afdelingen, terwijl operaties van deafgelopen jaren de geschiktheid van vrouwen om effectief te ope-reren in oorlogsgebieden hebben aangetoond.

Bepaalde beperkingen blijven ook in het Verenigd Konink-rijk bestaan, maar in het begin van 1990 zijn veel veranderingendoorgevoerd. Vrouwen mochten vanaf toen op zee dienen opoppervlakteschepen, inclusief gevechtsschepen, en zij mochteniedere rol in de lucht vervullen. Nu staan ongeveer 95 procentvan alle luchtfuncties en ongeveer 70 procent van alle leger- enmarineposten voor vrouwen open. Engelse vrouwelijke solda-ten dienen op bijna ieder gebied naast hun mannelijke collega’s,behalve daar waar de eerste taak is om ‘de vijand te stoppen ente doden’ en hun aanwezigheid afbreuk zou doen aan de slag-kracht van de troepen. Dergelijke restricties passen bij een uit-spraak van het Europese Hof dat het toelaat vrouwen om diereden uit te sluiten van bepaalde functies. Het Hof laat debeslissing op dit terrein over aan de nationale overheden. Britselegervrouwen mogen vanwege medische redenen ook niet oponderzeeërs werken of als mine-clearance duikers in deKoninklijke Marine.

Belgische legervrouwen kwamen pas later ten tonele, destrijdmacht werd pas in 1975 opengesteld voor vrouwen. Van-daag vertegenwoordigen zij zeven procent van de totale macht enhun aantal groeit nog steeds, ook in de hogere regionen. Zij zijnvolledig geïntegreerd in alle functies maar de meeste vervullentoch administratieve of logistieke functies. In Luxemburg, datgeen luchtmacht of marine heeft, was het vrouwen tot 1987 niettoegestaan in het leger te dienen, op dit moment bestaat slechts0,6 procent van al het personeel uit vrouwen.

De meeste Mediterrane landen hebben hun strijdmacht in dejaren '80 en '90 opengesteld voor vrouwen, alhoewel sommigevrouwen wel al in de medische staf toelieten. Griekenland lietvrouwelijke onderofficieren toe in supportfuncties vanaf 1979.Militaire academies bleven tot 1990 gesloten en de toegang toteen militaire opleiding blijft beperkt. Vrouwen worden nogsteeds van gevechtstaken uitgesloten, maar de eerste Grieksevrouwen dienden op zee in 2000 en de eerste vrouwelijke cadetwordt in 2001 op de Luchtmacht Academie verwacht. Ongeveervier procent van alle militairen is vrouw. Spanje begon in 1988met het rekruteren van vrouwen en Portugal in 1992. In beide

MILITAIRE ZAKEN

NAVO Kroniek32 Zomer 2001

landen is het aantal vrouwen ongeveer 6 procent van de gehelelegermacht. De meeste posities, ook de gevechtsfuncties, zijnopengesteld voor vrouwen in het Spaanse leger. Bepaalde beper-kingen blijven bestaan voor wat betreft bepaalde specialismen enmeer dan de helft van de vrouwen werkt op administratieve func-ties. Portugese legervrouwen kunnen in theorie voor iedere postin aanmerking komen, maar in praktijk blijven de mariniers engevechtsspecialismen voor hen gesloten.

In Turkije, werden vrouwen vanaf de late jaren ’50 toegelatenop de militaire academies. Een drastische ommekeer in het beleidin 1960 zorgde er echter voor dat zij tot 1982 niet meer aanvaardwerden voor een militaire opleiding en dat er geen vrouwelijkecadetten meer toegelaten werden op de militaire scholen tot tienjaar daarna. Turkse legervrouwen, die slechts 0,1 procent van detotale krijgsmacht uitmaken, kunnen alleen dienst doen als offi-cier en zijn uitgesloten van alle gepantserde en infanteriedien-sten, evenals van onderzeeërs.

In de nieuwe NAVO-lidstaten hebben de voorbereidingen opde toetreding tot de EU, geleid tot een sneller invoeren vangelijke kansen voor mannen en vrouwen in het leger in de jaren’90. Ook werd toen het militaire onderwijs voor vrouwen open-gesteld in alle drie de landen. Vandaag vertegenwoordigen vrou-welijke soldaten 3,7 procent van de totale krijgsmacht in de Tsje-chische Republiek en ruim negen procent in Hongarije, maar zijblijven met name in de traditionele rollen werkzaam en slechtsweinigen zijn naar hogere functies doorgestroomd. In het Poolseleger bestaat een lage vertegenwoordiging van 0,1 procent vrou-wen, wat waarschijnlijk wel zo zal blijven, gezien de recente her-structurering. Zo goed als alle vrouwen werken op medische pos-ten.

De Duitse Bundeswehr beperkte tot voor kort het tewerkstel-len van vrouwen tot de militaire muziekkorpsen en medischediensten. Als gevolg hiervan is het percentage vrouwen laag met2,8 procent. Maar dankzij de eenzame strijd van een vrouw diegraag in dienst wilde bij het onderhoudsteam en een uitspraakvan het Europese Hof van Justitie in januari 2000, zijn alle func-ties nu opengesteld voor vrouwelijke soldaten. Een jaar later wer-den de eerste vrouwen gerekruteerd voor de lagere functies en alsonderofficier, waarna in juli 2001 de eerste officieren werdentoegelaten. De integratie van vrouwen is soepel verlopen envrouwen uit alle takken van dienst, werken nu al in de door deNAVO geleide operatie op de Balkan.

Italië was het laatste NAVO-land dat vrouwen uit het legerhield. Maar in september 1999 stemde het parlement in meteen wet die vrouwen toestond in dienst te treden bij het leger.Hierop volgden jaren van campagnevoeren door La Associa-zione Nazionale Aspiranti Donne Soldato (de vereniging vanaankomende vrouwelijke soldaten), die de brede steun van hetpubliek kreeg en bovendien gesteund werd door AdmiraalGuido Venturoni, voorzitter van het Militair Comité van deNAVO. Om deze mijlpaal en de eerste toelating van vrouwe-lijke leerlingen in 2000 te vieren, werd de jaarlijkse vergade-ring van het Comité Vrouwen in de NAVO-strijdkrachten injuni 2001 op verzoek van Italië in Rome gehouden. Normaalgesproken zou deze vergadering in Nederland gehouden zijn,aangezien dit land destijds het voorzitterschap had. Italië pasteen stapsgewijze benadering toe, waarbij in eerste instantieaandacht wordt besteed aan het integreren van vrouwen inalgemene ondersteunende diensten in plaats van uitvoerendefuncties. Bovendien zijn er beperkingen op de toelating tot

Page 33: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Werken aan meervrouwen in de

NAVO-strijdkrachtenVeertig jaar geleden, in juni 1961, kwamen afgevaar-

digden van Denemarken, Nederland, Noorwegen, hetVerenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in Kopenha-gen bij elkaar, ter gelegenheid van de eerste NAVO-con-ferentie van Hoge Vrouwelijke Officieren, die werd geor-ganiseerd door de Deense Atlantische Vereniging. Deconferentiegangers spraken de wens uit regelmatig bijeente komen en zeiden te hopen dat de daartoe aangewezenNAVO- en nationale autoriteiten zouden overwegen ommeer vrouwen in het leger op te nemen.

Maar het was pas in 1976, vijftien jaar later, dat hetComité Vrouwen in de NAVO-strijdmacht officieel werdgeaccepteerd door de Militair Comité. Het aantal NAVO-landen dat afgevaardigden, of waarnemers, naar de verga-deringen van het comité zond, steeg echter met de jarengestaag. Nu zijn er 18 afgevaardigden van alle NAVO-lan-den behalve IJsland dat geen strijdmacht heeft. Canadaheeft de komende twee jaar het voorzitterschap.

Een Bureau voor Vrouwen binnen de NAVO kreeg aanhet eind van 2000 op het NAVO-hoofdkantoor de perma-nente status bij de Internationale Militaire Staf. Hetondersteunt het werk van het comité en dat van de driesubcomités op de gebieden van training en ontwikkeling,rekrutering en werkgelegenheid, en kwaliteit van hetleven. Het bureau probeert ook als een verzamelplek tedienen voor informatie en onderzoek op dit gebied.Tevens tracht het bewustwording te creëren over heteffectief inzetten van vrouwen in het leger bij NAVO- enPartnerlanden.

MILITAIRE ZAKEN

Zomer 2001 NAVO Kroniek 33

militaire academies. Men hoopt dat dit de integratie zal verge-makkelijken en dat de mannelijke militairen zo de tijd zullenhebben om te wennen.

De Duitse en Italiaanse legers kunnen andere lidstaten alsvoorbeeld gebruiken, wanneer zij verder gaan met het integrerenvan vrouwen op brede schaal. Zij kunnen leren van de lessen dieanderen leerden en gebruik maken van de methodes die eldersfunctioneel bleken. Het is natuurlijk de interactie tussen de ver-schillende legers van de lidstaten, die tijdens militaire oefeningenen operaties, of vredeshandhavingsactiviteiten met elkaar in con-tact komen, die moet leiden tot de verdere kruisbestuiving vanideeën en handelwijzen voor een betere omgang met seksevraag-stukken.

Ook de NAVO-landen waar vrouwen al langer in het legerwerkzaam zijn, kunnen van elkaar leren aangezien de krijgs-machten vechten om geschoold personeel te krijgen en tebehouden in een competitieve arbeidsmarkt. In Noorwegenzijn, in het kader van de strategie van de minister van defensieop het gebied van gelijke behandeling, bijvoorbeeld uitge-breide mentorprogramma’s ontwikkeld. Hiermee tracht menvrouwen te stimuleren om te blijven en mee te dingen naarhogere posities in het leger. Ook in andere landen wordt weleen vorm van mentoraat gebruikt waaronder het VerenigdKoninkrijk en de Verenigde Staten. Zowel Canada als Dene-marken zijn begonnen met het ‘management van diversiteit’.Denemarken hoopt meer vrouwen te kunnen rekruteren doorvoor de verschillende seksen aparte fysieke basismaatstaven inte voeren, terwijl de eisen voor fysiek uitdagende taken sekse-onafhankelijk blijven. Er is echter een trend gaande dat defysieke maatstaven in toenemende mate bepaald worden doorde eisen die het werk stelt, ze zijn steeds minder vaak verschil-lend voor beide seksen.

In de Verenigde Staten en verscheidene andere landen is deverhoging van de kwaliteit van leven van het militair personeelen hun gezin een topprioriteit. Nederland en België experi-menteren bijvoorbeeld met mogelijkheden voor parttime werkwat het makkelijker moet maken voor vrouwen met kleine kin-deren. De Noorse Strijdmacht zal deze zomer een actieplanvoor het gezinsbeleid publiceren. Dit richt zich vooral op deondersteuning van gezinnen als gezinsleden deelnemen aaninternationale operaties. En in Denemarken krijgt al het perso-neel zoveel mogelijk invloed op hun eigen werksituatie endienstrooster om het gezinsleven zo min mogelijk te belasten,inclusief de mogelijkheid om tijdelijk een lagere functie te ver-vullen zonder dat dit de toekomstige carrièrekansen in gevaarbrengt.

Vrouwen zijn de afgelopen 40 jaar een heel eind gekomen inde NAVO-strijdkrachten. Toch blijft het lage aantal vrouwe-lijke militairen, vooral in de hogere rangen, een groot pro-bleem. Op dit punt geeft het NAVO-hoofdkwartier niet bepaaldhet goede voorbeeld, er zijn slechts drie vrouwelijke officie-ren, die op dit moment deel uit maken van de InternationaleMilitaire Staf. Maar laten we eens afwachten wat de aanko-mende 25 jaar in petto hebben voor vrouwen in dienst van deNAVO, die langzaamaan in functie stijgen en die steeds meerhun stempel op het leger drukken. ■

Rekruten drillen: een van de problemen in de competitievearbeidsmarkt van tegenwoordig is het werven en vasthoudenvan geschoold personeel

© U

S D

oD

Meer informatie over vrouwen in de NAVO strijdkrachtenkan je vinden op: www.nato.int/docu/facts/cwinf.htm.

Page 34: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

NAVO Kroniek34 Zomer 2001

STATISTIEKEN

België 7.6% 3,202

Canada 11.4% 6,558

Tsjechische Rep. 3.7% 1,991

Denemarken 5.0% 863

Frankrijk 8.5% 27,516

Duitsland 2.8% 5,263

Griekenland 3.8% 6,155

Hongarije 9.6% 3,017

Italië 0.1% 438

Luxemburg 0.6% 47

Nederland 8.0% 4,170

Noorwegen 3.2% 1,152

Polen 0.1% 277

Portugal 6.6% 2,875

Spanje 5.8% 6,462

Turkije 0.1% 917

Ver. Koninkrijk 8.1% 16,623

Ver. Staten 14.0% 198,452

De statistieken over vrouwen in de NAVO-strijdkrachten komen tot

stand op basis van getallen die door ieder NAVO-land worden verstrekt

(behalve IJsland dat geen leger heeft) in de Annual Review of Women in

NATO's Armed Forces. De totale aantallen militairen omvatten ook

dienstplichtige soldaten. De getallen voor 2001 zijn voorlopig.

Vrouwelijk personeel in de strijdmacht

0% 5% 10% Aantallen

Bron: CWINF National Delegates

Geselecteerde huidige VN-vredeshandhavingsoperaties

start van aantallen kosten tot geschatte de operatie personeel 1999/00 kosten in

in Am. $ 2000/01in Am. $

UNTSO United Nations Truce Supervision (Middle East) 1948 154 606 23UNFICYP United Nations Peacekeeping Force in Cyprus 1964 1,219 1,019 43UNDOF United Nations Disengagement Observer Force (Israel) 1974 1,120 786 37UNIFIL United Nations Interim Force in Lebanon 1978 4,922 3,118 147MINURSO United Nations Mission for the Referendum in Western Sahara 1991 231 389 49UNIKOM United Nations Iraq-Kuwait Observer Mission 1991 1,115 521 53UNOMIG United Nations Observer Mission in Georgia 1993 102 115 30UNAMSIL United Nations Mission in Sierra Leone 1999 12,439 267 504UNTAET United Nations Transitional Administration in East Timor 1999 8,087 350 584MONUC United Nations Organisation Mission in DROC 1999 258 59 141

Geselecteerde huidige non-VN-vredeshandhavingsoperaties

start van aantallen kosten tot geschatte de operatie personeel 1999/00 kosten in

in Am. $ 2000/01in Am. $

MFO Multinational Force and Observers (Egypt) 1982 1,844 1,385 51SFOR NATO-led Stabilisation Force (Bosnia) 1996 22,800 13,000 2,700Belisi Peace Monitoring Group in Bougainville 1998 262 55 14KFOR NATO-led Kosovo Force 1999 50,000 7,000 6,000

Geselecteerde VN-vredeshandhavingsoperaties in het verleden

operatie aantallen kostenin personeel in Am. $

UNEF I First United Nations Emergency Force 1956-67 6,073 214UNOGIL United Nations Observer Group in Lebanon 1958 591 4ONUC United Nations Operation in the Congo 1960-64 19,828 400UNYOM United Nations Yemen Observer Mission 1963 239 2UNEF II Second United Nations Emergency Force 1973-79 6,973 446UNIIMOG United Nations Iran-Iraq Military Observer Group 1988-91 400 178UNTAG United Nations Transition Assistance Group 1989-90 5,993 369ONUCA United Nations Observer Group in Central America 1989-92 1,098 89UNAVEM I, II, III United Nations Angola Verification Mission I, II, III 1989-97 7,546 944ONUSAL United Nations Observer Mission in El Salvador 1991-95 683 107UNTAC United Nations Transitional Authority in Cambodia 1992-93 19,159 1,600ONUMOZ United Nations Operations in Mozambique 1992-94 8,125 471UNOSOM I,II United Nations Operations in Somalia I, II 1992-95 28,000 2,300UNPROFOR United Nations Protection Force 1992-95 30,869 4,600UNAMIR United Nations Assistance Mission for Rwanda 1993-96 5,500 437UNMIH United Nations Mission in Haiti 1993-96 1,549 516UNPREDEP United Nations Preventive Deployment Force 1995-99 1,110 176UNTAES United Nations Transitional Administration for Eastern Slavonia 1996-98 5,344 558MINUGUA United Nations Verification Mission in Guatemala 1997 188 15UNOMA United Nations Observer Mission in Angola 1997-99 1,156 181MINURCA United Nations Mission in the Central African Republic 1998-00 1,252 86

Geselecteerde non-VN-vredeshandhavingsoperatiesin het verleden

operatie aantallen kostenin personeel in Am. $

ECOMOG ECOWAS Military Observer Group (Liberia) 1990-98 12,400 525UNTAF Unified Task Force in Somalia 1992-93 40,000 2,500IFOR NATO-led Implementation Force (Bosnia) 1995-96 60,000 5,000Alba Multinational Protection Force (Albania) 1997 6,294 175MISAB Mission Interafricaine de Surveillance des Accords de Bangui 1997 1,578 102AFOR NATO Albania Force 1999 5,500 650INTERFET International Force in East Timor 1999 11,310 421

Bovenstaande statistieken komen uit de 2000 Chart of Armed Conflict, gepubli-ceerd in The Military Balance 2000-2001, uitgegeven door het in Londengevestigde Institute for Strategic Studies. De gegevens worden juist geacht vanaf30 juni 2000.

Vrouwen in de NAVO-strijdkrachtenen vredeshandhavingsoperaties

Page 35: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

“KOSOVO - ONE YEAR ON - Achievement and Challenge”Rapport van de secretaris-generaal, Lord Robertson.

NATO and Russia: Partners in PeacekeepingInfoblad over de praktische samenwerking op het veld

tussen NAVO en Russische vredeshandhavers in de Balkan.

“Extending Security - The Role of NATOand its Partner Countries”Een geïllustreerd boekje waarin uitvoerig wordt beschrevenhoe de NAVO werkt en welke ontwikkelingen er in het beleidvan de NAVO op de belangrijkste gebieden hebben plaats-gevonden.

NAVO 2000CD-Rom waarin de evolutie van het Bondgenootschap wordtin kaart gebracht alsook de aanpassing die het heeft onder-gaan om de veiligheidsuitdagingen van de 21ste eeuw tebeantwoorden

“NATO Topics” Deze visuele presentatie van het Bondgenootschap schetst de belang-rijkste mijlpalen in de ontwikkeling van de NAVO en de belangrijksteonderwerpen op haar huidige agenda.(Aleen in electronische versie:www.nato.int/docu/topics/2000/home.htm)

“The Reader’s Guide to the Washington Summit”Compilatie van alle officiële teksten en declaraties afgelegdtijdens de NAVO-top in Washington van april 1999, inclusief

achtergrondinformatie over Bondgenootschappelijkeprogramma’s en activiteiten.

“NATO at 50” Inleidende brochure over de geschiedenis van het Bondge-

nootschap die een overzicht geeft van de belangrijksteonderwerpen op de huidige NAVO-agenda.

NATO UpdateWekelijks web based infoblad m.b.t. de NAVO-activiteiten en

gebeurtenissen – met een breed overzichtvan de Bondgenootschappelijke initiatieven.

(Aleen in electronische versie: www.nato.int/docu/update/index.htm)

ALLE PUBLICATIES ZIJN VERKRIJGBAAR IN HET ENGELS EN HET FRANS;VELE ZIJN OOK IN ANDERE TALEN BESCHIKBAAR.

Alle aanvragen en bestellingen van gedrukte exemplarendienen te worden gericht aan:Office of Information and Press - Distribution UnitLeopold III -laan - 1110 Brussel - BelgiëTel.: 00-32-2 707 5009Fax.: 00-32-2 707 1252E-mail: [email protected]

Electronische versies van deze publicaties zijn beschikbaarop de NAVO-website: www.nato.int

Op de website worden ook officiële verklaringen, persberichtenen toespraken gepubliceerd. Er is ook verdere informatie te vin-den over Bondgenootschappelijke structuren, beleid, en actrivi-teiten en er worden verscheidene on-line diensten aangeboden.

Page 36: NAVO - nato.int · PDF filewonen en president Carlo Azeglio Ciampi, de vertrekkende minister van defensie Sergio Mattarella, en de pas ... in Hongarije. De discussies betroffen

Generaal Sir RupertSmith – interviewbladzijden 24-25

Vrouwenin uniformbladzijden 30-33

De uitdagingvredeshandhaving

NAVO

DE

PO

T A

NT

WE

RP

EN

X

NAVOkroniek

De uitdagingvredeshandhaving

de noord-atlantische verdragsorganisatie

belgiëcanada

denemarkenduitslandfrankrijk

griekenlandhongarije

ijslanditalië

luxemburgnederlandnoorwegen

polenportugalspanje

tsjechische republiekturkije

verenigd koninkrijkverenigde staten

ZOMER 2001