nhg-behandelrichtlijn koortslip (herpes labialis) · 2018-06-08 · vermijd zoenen en orogenitaal...
TRANSCRIPT
1
NHG-Behandelrichtlijn Koortslip (herpes labialis) De Jong J, Verduijn MM
Kernboodschappen Een koortslip is een veelvoorkomende self-limiting reactivatie van een herpes-simplexinfectie
waar een patiënt meestal geen medische hulp voor zoekt.
Een koortslip kan lokaal worden behandeld met zinkoxide- of zinksulfaatgel of indifferente
crème. Alleen in de vroege fase, voordat er korsten optreden, kan antivirale crème de
genezingsduur iets bekorten.
Inleiding De NHG-Behandelrichtlijn Koortslip bevat adviezen voor de diagnostiek en behandeling van patiënten
met een koortslip, ook wel koortsuitslag of herpes labialis genoemd.
Achtergronden
Epidemiologie Een koortslip is een frequent voorkomende huidaandoening. In 2015 was de incidentie van herpes
simplex 1,9 bij mannen en 4,4 bij vrouwen per 1000 personen per jaar.1 De incidentie is het hoogst
bij vrouwen tussen 19 en 24 jaar (7,1 per 1000) en daalt met de leeftijd. Deze getallen zijn
vanwege het goedaardige karakter waarschijnlijk een forse onderschatting van het aantal patiënten
met een koortslip. Ongeveer 20 tot 40% van de bevolking heeft waarschijnlijk ooit een koortslip
gehad. Een derde van de patiënten krijgt recidieven, vaak meerdere per jaar. Ongeveer 50 tot 70%
van de bevolking is drager van het virus. Een groot aantal mensen met herpes labialis zoekt geen
contact met een huisarts en maakt gebruik van zelfzorgmiddelen.
Klinisch beeld Herpes labialis is een goedaardige infectie waarbij meestal op of rond de lippen of het mondslijmvlies
in groepjes gelegen blaasjes (vesikels) met helder vocht op een erythemateuze ondergrond ontstaan.
Tintelingen of een branderige pijn gaan soms vooraf aan de klachten of gaan hiermee gepaard. Na
indroging van de blaasjes ontstaan korsten (crustae).
Een eerste infectie kan asymptomatisch verlopen (zie etiologie). De meeste van deze primaire – of
‘primo-infecties treden op in de kinderleeftijd. Kinderen kunnen bij een eerste infectie algemene
malaise en koorts ontwikkelen met kleine blaasjes en zweren (2 tot 10 mm) in de voorzijde en rondom
de mond (herpetische stomatitis), tong en lippen, al dan niet gepaard met een cervicale lymfadenitis.
Na een tot twee weken treedt spontane genezing op zonder littekens. Bij adolescenten kan een eerste
infectie zich voordoen als een ulcererende glossitis. Bij volwassenen staan bij een eerste infectie
keelpijn en halsklierzwellingen op de voorgrond, wat kan lijken op de ziekte van Pfeiffer.
2
Recidieven zijn eigenlijk reactivaties en beperken zich bij jonge kinderen tot de mucosa van het
palatum durum of, bij oudere kinderen en volwassenen, tot de lippen. Zij passeren de mucocutane
overgang niet. Recidieven zijn in de meeste gevallen kortdurend en leiden over het algemeen tot
betrekkelijk weinig klachten. Recidieven kunnen zich gedurende het hele leven voordoen.
Risicogroepen: bij besmetting van een neonaat met het herpesvirus bestaat het risico op neonatale
herpes, een ernstig ziektebeeld met zeer ernstige complicaties, zoals herpesencefalitis, met een hoge
mortaliteit.2 Neonatale herpes kan ontstaan door contact met een koortslip, maar waarschijnlijk is
vooral een primo-infectie van herpes genitalis na de 34e week van de graviditeit een belangrijke
risicofactor voor een ernstig beloop van een neonatale herpesinfectie.2
Tijdens de zwangerschap verloopt een koortslip zelden ernstiger dan bij niet-zwangere vrouwen.
Patiënten met een gestoorde immuniteit hebben vaker recidieven, een ernstiger beloop en een hoger
risico op complicaties, zoals een gedissemineerde infectie.3
Bij patiënten met constitutioneel eczeem kan een koortslip in zeldzame gevallen leiden tot het ontstaan
van eczema herpeticum, een ernstig ziektebeeld. Eczema herpeticum begint meestal bij een bestaande
eczeemlaesie. Vervolgens verspreiden de herpeslaesies zich over de niet-aangedane huid, gepaard
gaand met koorts, malaise en lymfadenopathie en een potentieel fatale gedissemineerde infectie.
Etiologie Herpes labialis wordt veroorzaakt door het herpes-simplexvirus type 1 (HSV-1). Besmetting met
type 2 (HSV-2) kan ook een koortslip geven, maar veroorzaakt zelden een recidief. De primo-
infectie met HSV-1 treedt meestal op in de kleuterleeftijd en meestal voor het twintigste levensjaar.
De incubatietijd is twee tot twaalf dagen (meestal vier dagen).
Waarschijnlijk verloopt 80 tot 90% van de primo-infecties asymptomatisch. Besmetting kan
optreden via mondcontact of gecontamineerde voorwerpen.4 Na een eerste infectie blijft het virus
aanwezig in het ganglion van de sensibele zenuw van het aangedane huidgebied, meestal het
ganglion van de n. trigeminus (gasserganglion). Van hieruit kan het reactiveren. De persoon blijft
levenslang drager.
Factoren die mogelijk een recidief kunnen uitlokken zijn uv-straling (zonlicht, hoogtezon,
zonnebank), koorts, een operatie, een bovensteluchtweginfectie, immunosuppressieve therapie,
stress en vermoeidheid, menstruatie en lokaal mechanisch trauma.5
Diagnostiek De patiënt stelt meestal zelf de diagnose.
Anamnese Vraag naar:
frequentie van de recidieven. Vraag bij een eerste consult vanwege een koortslip naar mondcontact of orogenitaal contact met iemand met herpeslaesies (zie eventueel NHG-Standaard
Het soa-consult)
koorts en algemeen ziekzijn
het begin van de (prodromale) klachten en het begin van huid- of slijmvliesafwijkingen
mogelijke uitlokkende factoren, zoals expositie aan zonlicht, uv-straling, stress, menstruatie
eerdere episodes en beloop en behandeling hiervan
aandoeningen of behandelingen die de weerstand verminderen (hiv-infectie, immunosuppressieve
therapie zoals na een orgaantransplantatie, hematologische maligniteit)
(ernstig) eczeem (in de voorgeschiedenis)
gebruik van zelfzorgmiddelen
contact met neonaten
3
Lichamelijk onderzoek Inspecteer mondholte en lippen en palpeer bij kinderen de hals. Let hierbij op:
blaasjes, zweertjes of korstjes (crustae) op de lippen of het slijmvlies van mond, keel en tong
lymfklieren in de hals (vergroot, pijnlijk?)
Let bij een primaire herpesinfectie op tekenen van dehydratie.
Aanvullend onderzoek Aanvullend onderzoek is voor het stellen van de diagnose niet nodig en heeft bij
immuuncompetente patiënten geen meerwaarde voor het bepalen van het beleid. Overweeg een
viruskweek of PCR alleen bij een zeer ernstig beloop of persisterende laesies waarbij er twijfel is
over de diagnose. Zie voor beleid bij immuungecompromitteerde patiënten: consultatie/verwijzing.
Evaluatie Stel de diagnose herpes labialis of primaire herpesinfectie op basis van de anamnese en
bevindingen bij lichamelijk onderzoek. Denk differentiaal diagnostisch aan:
impetigo vulgaris: bij een koortslip voelt de patiënt vaak al branderigheid voor de blaasjes
ontstaan. Bij impetigo ontstaat pijn tegelijkertijd met de blaasjes en zijn er kenmerkende gele
korsten. Onbehandeld breidt impetigo zich nogal eens geleidelijk uit en kunnen ook
afwijkingen elders op het lichaam ontstaan; een koortslip geeft vaak (levenslang) recidieven,
impetigo meestal niet
aften: ronde, oppervlakkige, pijnlijke ulcera op het slijmvlies van de mond (zie ook de NHG-
Behandelrichtlijn Aften)
infectie met coxsackievirus (hand-voet-mondziekte)
ziekte van Pfeiffer
ziekte van Behçet of erythema multiforme/syndroom van Stevens-Johnson (beide zeldzaam).
Beleid
Voorlichting Bied voorlichtingsmateriaal aan en verwijs naar de informatie over koortslip op www.thuisarts.nl.
De informatie op Thuisarts.nl is gebaseerd op deze NHG-Behandelrichtlijn. Maak eventueel een
koortslip-episode aan in het HIS om deze bij zwangerschap mee te nemen bij verwijzing.
Niet-medicamenteuze behandeling Vertel de patiënt dat een koortslip vooral besmettelijk is zolang er blaasjes ontstaan en openbarsten. De
besmettelijkheid neemt af als de blaasjes indrogen en er een korstje op komt.
Geef de patiënt de volgende adviezen om te voorkomen dat anderen besmet raken:
was de handen na elke aanraking van de koortslip, gebruik handdoeken niet samen met een
ander;
vermijd zoenen en orogenitaal contact ter preventie van herpes genitalis (zie NHG-Standaard
Het soa-consult); krab niet aan korstjes maar wacht tot deze vanzelf afvallen;
knuffel of verzorg tijdens een koortslip geen neonaten jonger dan drie tot vier weken om het
risico op een herpesinfectie met complicaties te verkleinen. Zorg voor een goede handhygiëne.
Reinig eet- en drinkgerei goed en laat dit niet door anderen gebruiken.2 Als moeders met een
koortslip hun neonaat verzorgen, is de kans op neonatale herpes mogelijk wat kleiner door
passieve antistofoverdracht; vermijd echter direct contact tussen de laesies en de neonaat (niet
kussen, bedek de laesies met een pleister of eventueel een mondmasker) en zorg voor goede
handhygiëne;6
patiënten die beroepsmatig met neonaten of patiënten met een gestoorde immuniteit werken,
moeten contact tussen de laesies en het kind of de patiënt voorkomen. Bedek de laesies met een
mondmasker en zorg voor een goede handhygiëne.6
4
Medicamenteuze behandeling
Indifferente crèmes, zinksulfaat en zinkoxide
Blaasjes: zinksulfaat of zinkoxide kunnen de blaasjes sneller doen indrogen. Mogelijk nadeel
van zinkoxide is de witte kleur. Zinksulfaatgel en zinksulfaat-vaselinecrème zijn kleurloos.7
Dosering: laat de patiënt zinkoxide naar behoefte aanbrengen, meestal is twee tot vier keer per
dag voldoende. Voor zinksulfaat geldt: vier- tot zesmaal daags dik aanbrengen.
Korstjes: een patiënt kant ook een indifferente crème of gel proberen om de korsten te verzachten,
bijvoorbeeld vaseline-cetomacrogolcrème. Indifferente crème kan onbeperkt worden gebruikt.
Desgewenst kan de patiënt een hydrocolloïdpleister proberen.8
Adviseer de patiënt crème of gel voorzichtig op de blaasjes aan te brengen en niet uit te
smeren om verspreiding van het virus te voorkomen.
Zinksulfaat, zinkoxide en indifferente crème zijn zonder recept verkrijgbaar.
Lidocaïne
Overweeg lidocaïne/zinkoxide 5% smeersel (witte kleur) of lidocaïne-vaselinecrème, indien
(hevige) pijnklachten op de voorgrond staan en een pijnstillend en (bij blaasjes) indrogend
effect gewenst wordt.9
Antivirale crèmes
Bespreek met de patiënt de mogelijkheid om bij recidieven in de vroege fase, dus zodra de
kenmerkende branderigheid optreedt en voordat er blaasjes- en korstvorming optreden, lokale
antivirale middelen, zoals aciclovircrème (5%), te proberen. Aciclovircrème moet vijfmaal
daags met tussenpozen van ongeveer vier uur (de nachtdosering vervalt), tot de blaasjes
indrogen, worden aangebracht. Bijwerkingen, zoals contactdermatitis of
overgevoeligheidsreacties zoals angio-oedeem, treden zelden op. De effectiviteit van
antivirale crème is vrij gering. De genezingsduur van blaasjes wordt gemiddeld met íets
minder dan een dag bekort en er is geen aangetoond effect op de pijnklachten. Het effect van
antivirale crème lijkt niet veel groter dan behandeling met een indifferent middel.10,11
Aciclovircrème is ook zonder recept verkrijgbaar en kan vanaf de leeftijd van een maand
worden voorgeschreven.
In het crusteuze stadium is aciclovircrème niet meer zinvol en volstaat een indifferente crème.
Orale behandeling
Antivirale middelen
Orale antivirale middelen worden bij immuuncompetente volwassenen en kinderen niet
aanbevolen.12,13
Overweeg orale behandeling met valaciclovir uitsluitend indien een patiënt bij eerdere
episodes zeer ernstige klachten had (uitgebreide laesies, veel pijn, langdurig klachten) en
lokale behandeling onvoldoende effect gaf en zodra de kenmerkende branderigheid optreedt
of uiterlijk binnen 48 uur na het verschijnen van de huiduitslag gestart kan worden. Start zo
kort mogelijk na het verschijnen van de huiduitslag.
Dosering valaciclovir ≥ 12 jaar: tweemaal daags 2 g gedurende 1 dag. De eerste dosis
ongeveer 12 uur na de tweede dosis (ten minste 6 uur). Valaciclovir heeft op grond van de
lagere doseringsfrequentie de voorkeur.
Geef als alternatief aciclovir ≥ 18 jaar 200 mg, vijfmaal daags gedurende vijf dagen met
tussenpozen van ongeveer vier uur (nachtdosering vervalt).
Preventie recidieven
Vermijd zo mogelijk uitlokkende factoren, zoals zonlicht, stress en vermoeidheid (zie etiologie),
ter preventie van recidieven.
Overweeg bij zonlicht-geïnduceerde herpes labialis preventief gebruik van een zonnebrandmiddel
met een hoge beschermingsfactor.14
5
Overweeg een lange preventieve kuur (drie tot vier maanden) alleen bij zeer frequente
(meermaals per maand) en hinderlijke of uitgebreide recidieven in overleg met de patiënt, na
voorlichting over de bijwerkingen (vaak: misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, hoofdpijn,
duizeligheid, vermoeidheid, koorts, huiduitslag inclusief fotosensibilisatie, jeuk. Geef dan bij
patiënten ≥ 18 jaar aciclovir (off-label) tweemaal daags 400 mg of valaciclovir eenmaal daags
500 mg of zoek een dosering die effectief lijkt te zijn.14 Het effect is beperkt. Het is niet
bekend of het effect aanhoudt na het staken van de preventieve behandeling.
Controle Alleen bij preventieve orale therapie is (telefonische) controle aangewezen na twee tot drie
weken.Vraag dan naar het beloop van de klachten en eventuele bijwerkingen.
Consultatie/verwijzing
Verwijs patiënten met vermoeden van eczema herpeticum met spoed naar een dermatoloog of
kinderarts.3
Overleg bij immuungecompromitteerde patiënten en patiënten met een actuele maligniteit voor
behandeling of preventie op korte termijn met de behandelend specialist, kinderarts of
dermatoloog.15
Overweeg verwijzing naar een dermatoloog bij een zeer ernstig beloop of persisterende laesies
waarbij er na een viruskweek of PCR twijfel over de diagnose blijft bestaan.
Overleg bij kinderen < 12 jaar met zeer ernstige klachten bij wie orale behandeling met antivirale
middelen wordt overwogen met een kinderarts.
Totstandkoming Download het deel Totstandkoming en methoden (pdf).
Download de Disclaimer (pdf).
© 2017 Nederlands Huisartsen Genootschap
6
Literatuur
Bij verwijzing naar NHG-producten: zie www.nhg.org.
Arain N, Paravastu SC, Arain MA. Effectiveness of topical corticosteroids in addition to antiviral therapy in the
management of recurrent herpes labialis: a systematic review and meta-analysis. BMC Infect Dis 2015;15:82.
Bardell D. Survival of herpes simplex virus type 1 in saliva and tap water contaminating some common objects.
Microbios 1993;74:81-7.
Chen F, Xu H, Liu J, Cui Y, Luo X, Zhou Y, et al. Efficacy and safety of nucleoside antiviral drugs for treatment
of recurrent herpes labialis: a systematic review and meta-analysis. J Oral Pathol 2017;46:561-8.
Chi CC, Wang SH, Delamere FM, Wojnarowska F, Peters MC, Kanjirath PP. Interventions for prevention of
herpes simplex labialis (cold sores on the lips). Cochrahne Database Syst Rev 2015:CD010095.
Da Rosa MI, Souza SL, De Farias BF, Pires PD, Dondossola ER, Dos Reis ME. Efficacy of topical 5%
acyclovir-1% hydrocortisone cream (ME-609) for treatment of herpes labialis: a systematic review. An Acad
Bras Cienc 2015;87:1415-20.
De Carvalho RR, De Paula Eduardo F, Rahalho KM, Antunes JL, Bezinelli LM, De Magalhaes MH, et al. Effect
of laser phototherapy on recurring herpes labialis prevention: an in vivo study. Lasers Med Sci 2010;25:397-402.
Glenny AM, Fernandez Mauleffinch LM, Pavitt S, Walsh T. Interventions for the prevention and treatment of
herpes simplex virus in patients being treated for cancer. Cochrane Database Syst Rev 2009:CD006706.
Godfrey HR, Godfrey NJ, Godfrey JC, Riley D. A randomized clinical trial on the treatment of oral herpes
with topical zinc oxide/glycine. Altern Ther Health Med 2001;7:49-56.
Kaminester LH, Pariser RJ, Pariser DM, Weiss JS, Shavin JS, Landsman L, et al. A double-blind, placebo-
controlled study of topical tetracaine in the treatment of herpes labialis. J Am Acad Dermatol 1999;41:996-1001.
Karlsmark T, Goodman JJ, Drouault Y, Lufrano L, Pledger GW. Randomized clinical study comparing
compeed cold sore patch to acyclovir cream 5% in the treatment of herpes simplex labialis. J Eur Acad
Dermatol Venereol 2008;22:1184-92.
Kneist W, Hempel B, Borelli S. Klinische Doppelblindprüfung mit Zinksulfat topisch bei Herpes labialis
recidivans. Arzneimittelforschung 1995;45:624-6.
LCI, RIVM. LCI-richtlijn Herpessimplexvirusinfecties (2011a).
http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/LCI_richtlij
nen/LCI_richtlijn_Herpessimplexvirusinfecties.
LCI, RIVM. Bijlage 1 bij LCI-richtlijn Herpessimplexvirusinfecties (2011b).
http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/LCI_richtlij
nen/LCI_richtlijn_Herpessimplexvirusinfecties.
Opstelten W, Knuistingh Neven AK, Eekhof JAH. Treatment and prevention of herpes labialis. Can Fam
Physician 2008;54:1683-7.
Opstelten W, Bijlsma JWJ, Gelinck LBS, Hielkema CMJ, Verheij TJM, Van Eden W. Verminderde afweer. Ned
Tijdschr Geneeskd 2016;160:A9752.
Raborn GW, Martel AY, Grace MG, McGaw WT. Herpes labialis in skiers: randomized clinical trial of
aciclovir cream versus placebo. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 1997;84:641-5.
Rooney JF, Bryson Y, Mannix ML, Dillon M, Wohlenberg CR, Banks S et al. Prevention of ultraviolet-light-
induced herpes labialis by sunscreen. Lancet 1991;338:1419-22.
7
Spruance SL, Freeman DJ, Stewart JC, McKeough MB, Wenerstrom LG, Krueger GG, et al. The natural
history of ultraviolet radiation-induced herpes simplex labialis and response to therapy with peroral and
topical formulations of aciclovir. J Infect Dis 1991;163:728-34.
Van Ham-Borawitz VE, Stam ED, Welborn KM, Sas TC. Neonatale infectie met herpes-simplexvirus. Ned
Tijdschr Geneeskd 2016;160:A9634.
Whitley RJ, Gnann JW, Jr. Aciclovir: a decade later. N Engl J Med 1992;327:782-9.
Wohlrab J, Voss F, Muller C, Brenn LC. The use of local concentrated heat versus topical acyclovir for a herpes
labialis outbreak: results of a pilot study under real life conditions. Clin Cosmet Investig Dermatol 2013;6:263-
271.
Worrall G. Herpes labialis. BMJ Clin Evid 2009;1704:1-27.
8
Noten
1 Epidemiologie
De genoemde cijfers zijn gebaseerd op de NIVEL Zorgregistraties 2014. Voor de etiologische en
diagnostische gegevens is gebruikgemaakt van de overzichtsartikelen van Whitley, Rooney, Worrall en
Opstelten [Whitley 1992, Rooney 1991, Worrall 2009, Opstelten 2008].
2 Neonatale herpes
Kans op overdracht
Casusbeschrijvingen laten zien dat de meeste neonatale infecties binnen een week na de geboorte optreden;
klinische verschijnselen kunnen tot na drie à vier weken ontstaan [LCI 2011b]. Besmetting geschiedt in 90%
van de gevallen via laesies in het geboortekanaal. Dit laatste gebeurt waarschijnlijk alleen als de moeder een
primo-infectie van herpes genitalis heeft na de 34e week van de graviditeit. Hierdoor ontbreken antistoffen
nog bij de moeder; dit is waarschijnlijk een belangrijke risicofactor voor een ernstig beloop. Een recente
primaire infectie bij de moeder geeft een tien tot dertig keer groter risico op transmissie in vergelijking met
een recidief. Een postnataal verworven infectie via de handen of mond van ouders of verzorgers is zeldzaam,
maar kan eveneens tot ernstige infecties leiden. Moeders met een koortslip hebben in de regel antistoffen aan
het kind overgedragen, waardoor het risico op neonatale herpes kleiner is. Hoe goed passief overgedragen
antistoffen tegen neonatale herpes beschermen, is niet bekend.
Klinische varianten
Er worden drie varianten van neonatale herpes beschreven:
een huid-oog-mondvariant met alleen huid- en slijmvliesafwijkingen zonder andere klinische
verschijnselen (40 tot 45% van de herpesinfecties). Bij 5 tot 10% van de neonaten die adequaat met
intraveneus aciclovir worden behandeld, vindt alsnog transmissie naar het centrale zenuwstelsel plaats.
Zonder behandeling is dit risico 50 tot 60%;
herpesencefalitis (mortaliteit 50%);
een gegeneraliseerde variant waarbij meerdere orgaansystemen zijn betrokken (mortaliteit 80 tot 85%;
50% van de overlevenden hebben blijvend neurologische schade) [Van Ham-Borawitz 2016].
3 Verhoogd risico op een ernstig beloop
De LCI-richtlijn Herpessimplexvirusinfecties noemt naast neonaten nog twee andere risicogroepen voor een
ernstig beloop van een herpesinfectie.
Immuungecompromitteerden
Patiënten met een gestoorde cellulaire immuniteit hebben vaker recidieven en een hoger risico op een ernstig
beloop. Het betreft hiv-positieve patiënten met < 200 CD4 cellen/ul, patiënten met maligniteiten en
(hematopoëtische stamcel)transplantatiepatiënten. Ook kan een gedissemineerde infectie met een hoge
mortaliteit ontstaan waarbij diverse orgaansystemen zijn betrokken, waaronder pneumonie, colitis, oesofagitis,
meningo-encefalitis [LCI 2011a, Opstelten 2016].
Patiënten met constitutioneel eczeem
Hierbij kan een herpesinfectie leiden tot het ontstaan van eczema herpeticum, een zeldzame complicatie. Eczema
herpeticum begint meestal bij pre-existente eczemateuze laesies, maar kan zich verder verspreiden over niet-
aangedane huid en gaat vaak gepaard met koorts, malaise en lymfeklierzwelling. Snelle verwijzing voor
behandeling met antivirale middelen is noodzakelijk om complicaties, zoals meningitis, te voorkomen. Bij lokale
infectie met milde verschijnselen volstaat orale therapie, bij gevorderde infectie en ernstige klachten of
complicaties kan ziekenhuisopname voor intraveneuze therapie noodzakelijk zijn [LCI 2011a].
4 Overleving herpes-simplexvirus type 1 op voorwerpen
In een experimentele setting werd een overleving van infectieus HSV-1 op enkele voorwerpen (deurklink,
metalen hendel) gevonden van ten minste twee uur. Wel was er een flinke afname in de hoeveelheid virus tussen
de dertig en zestig minuten [Bardell 1993].
5 Uitlokkende factoren
De hiergenoemde factoren worden vaak genoemd in systematische overzichtsartikelen [Worrall 2009, Chi 2015,
LCI 2011a], maar zonder verwijzing naar bewijs.
9
6 Werken met een koortslip
In de LCI-richtlijn wordt aangeraden om maatregelen te treffen bij personeel met actieve herpes labialis die
werken met neonaten of immuunincompetente patiënten. Direct contact tussen de laesies en het kind moet
worden voorkomen (niet kussen); de laesies moeten bij de verzorging van het kind worden bedekt met een
mondmasker en er moet goede handhygiëne worden toegepast. Bij oudere immuuncompetente kinderen zijn
maatregelen niet nodig [LCI 2011a/b].
7 Indifferente crème, zinkoxide of zinksulfaat
Uitgangsvraag
Is behandeling met indifferente crème, zinkoxide of zinksulfaat bij een koortslip aan te bevelen?
Uitkomstmaten
Duur tot genezing (re-epithelisatie) en duur van de pijn, bijwerkingen.
Resultaat
Beschrijving onderzoeken
Bij het beantwoorden van deze vraag is gebruikgemaakt van twee overzichtsartikelen van Opstelten en Worrall
[Opstelten 2008, Worrall 2009].
De werking van een indifferente (vet)crème, zoals vaseline-cetomacrogolcrème of -smeersel, is gebaseerd op
bescherming van de laesies en verzachting van de korsten. Zinkoxide en zinksulfaat werken indrogend.
Zinkoxide bekortte de genezingsduur in een dubbelblinde RCT met 46 patiënten met een koortslip met
ongeveer anderhalve dag vergeleken met placebo (50% volledige genezing na 5 versus 6,5 dagdelen; p =
0,018) bij applicatie iedere 2 uur tot genezing [Godfrey 2001]. Zinkoxide heeft een witte kleur en kan
cosmetische bezwaren geven. Zinksulfaatcrème of -gel werkt vergeleken met placebo indrogend en
jeukstillend en geeft nauwelijks bijwerkingen. In een dubbelblinde RCT met 79 patiënten had de
interventiegroep 4 tot 12 dagen na het ontstaan van de klachten ongeveer 10 tot 20% minder blaasjes dan de
placebogroep [Kneist 1995]. Het verschil zou significant zijn. Genoemde onderzoeken kennen forse
gebreken qua opzet en rapportage.
Conclusie
Er is zeer beperkt bewijs dat zinkoxide en zinksulfaat de duur van een koortslip iets kunnen bekorten. Er is
geen onderzoek naar indifferente crèmes gedaan. Er is geen bewijs dat indifferente crèmes en zinkoxide of -
sulfaat de pijn verminderen.
Overwegingen
Zinkoxide en zinksulfaat zijn goedkoop, vrij eenvoudig verkrijgbaar (zelfzorg) en de bijwerkingen zijn
beperkt. Patiënten die een lokaal middel wensen te gebruiken, kunnen zinksulfaat overwegen, eventueel als
alternatief voor lokale antivirale middelen. Gebruik van zinkoxide in het gezicht is om cosmetische redenen
mogelijk minder geschikt, omdat het witte vlekken geeft. Op rationele gronden lijkt zinkoxide of -sulfaat te
overwegen vanwege de indrogende werking. Indifferente vetcrèmes kunnen korsten iets verzachten. Crèmes
hebben een afdekkende werking en kunnen zo de pijn of gevoeligheid verminderen, maar bewijs hiervoor
ontbreekt. De doseringsfrequentie van zinkoxidecrème in het onderzoek van Godfrey is voor de praktijk
onpraktisch en waarschijnlijk niet nodig, omdat zinkoxidecrème in de regel lang op het gezicht aanwezig
blijft.
Aanbeveling
De patiënt kan lokale indifferente middelen op proef uitproberen. Indien de patiënt dit wenst: geef zinkoxide
(witte kleur) of zinksulfaat (helder) voor de blaasjes en vetcrème voor de korsten. Laat de patiënt zinkoxide
naar behoefte aanbrengen, meestal is twee tot vier keer per dag voldoende. Adviseer om zinksulfaat vier- tot
zesmaal daags dik aan te brengen. 8 Niet-medicamenteus beleid bij een koortslip
Uitgangsvraag
Welke niet-medicamenteuze interventies zijn effectief bij een koortslip?
Uitkomstmaten
Duur en ernst van de klachten (grootte en pijn), bijwerkingen.
10
Resultaat
Er werd onderzoek gevonden naar twee interventies, hitte-applicatie en een hydrocolloïdpleister.
Beschrijving onderzoeken
Hitte-applicatie: kortdurende lokale verhitting tot 50 graden gedurende 4 seconden vijfmaal per dag zou de
replicatie van het virus voorkomen en blaarvorming tegengaan. In een niet-gerandomiseerd, observationeel
onderzoek van matige kwaliteit werden 51 patiënten die hitte-applicatie gebruikten en 52 patiënten die
aciclovircrème gebruikten geïncludeerd. In beide groepen verdwenen de klachten in de loop van een week.
Bij hitte-applicatie leken branderigheid, jeuk en zwelling sneller te verminderen dan bij aciclovirgebruik. Het
betrof een gesponsord onderzoek [Wohlrab 2013].
Hydrocolloïdpleister: in een multicentre-RCT kregen 179 patiënten met een koortslip een
hydrocolloïdpleister en 172 aciclovircrème 5% vijfmaal per dag [Karlsmark 2008]. De gemiddelde tijd tot
genezing was 7,6 dagen in de aciclovirgroep tegenover 7,5 dagen in de patchgroep (HR 1,11; 95%-BI 0,88
tot 1,39; niet significant). Ondanks enkele methodologische beperkingen (blindering van de patiënt was niet
mogelijk) was de kwaliteit van het onderzoek goed. Het betrof een gesponsord onderzoek.
Conclusies
Er is onvoldoende bewijs voor de effectiviteit van hitte-applicatie. Een hydrocolloïdpleister is mogelijk even
effectief als aciclovircrème.
Overwegingen
Het onderzoek naar hitte-applicatie kende forse methodologische beperkingen; er is onvoldoende bewijs voor
de effectiviteit. Hydrocolloïdpleisters zijn ongeveer even effectief als aciclovircrème (waarvoor slechts
beperkt bewijs bestaat voor de effectiviteit, zie noot 10). Hydrocolloïdpleisters kunnen enige hinder geven en
sommige patiënten zullen cosmetische bezwaren hebben. De patiënt moet de pleisters zelf aanschaffen.
Aanbeveling
Indien de patiënt behandeling wenst, kan een hydrocolloïdpleister worden geprobeerd.
9 Anesthetische crème
Uitgangsvraag
Is behandeling met anesthetsische crème bij een koortslip aan te bevelen?
Uitkomstmaten
Duur tot genezing (re-epithelisatie) en duur van de pijn, bijwerkingen.
Resultaat
Beschrijving onderzoeken
Bij het beantwoorden van deze vraag is gebruikgemaakt van twee overzichtsartikelen van Opstelten en Worrall,
aangevuld met een RCT [Opstelten 2008, Worrall 2009, Kaminester 1999].
In een RCT werden 72 patiënten geïncludeerd. Van hen kregen 37 1,8% tetracaïne (lokaal verdovende crème
vergelijkbaar met lidocaïne) en 35 placebo. De koortslip genas in 5,1 +/- 0,35 dagen in de interventiegroep
tegenover 7,2 +/- 0,36 dagen in de placebogroep (p = 0,0002). De symptoomscore (schaal 1: geen effect tot
10: zeer effectief) was 7,3 in de interventie- versus 5,9 in de placebogroep (p = 0,036) [Kaminester 1999,
Worrall 2009]. Het overzichtsartikel vermeldt een kleine placebogecontroleerde RCT (n = 7) waarin
lidocaïne/prilocaïnecrème de duur van de klachten (2,1 versus 5,1 dagen) reduceerde, evenals de
genezingsdduur van de blaasjes (2,6 versus 7,3 dagen) [Opstelten 2008].
Conclusie
Er is zeer beperkt bewijs dat anesthetische crèmes de klachten en duur van een koortslip bekorten.
Overwegingen
Tetracaïnecrème is in Nederland niet verkrijgbaar. Het is alleen in combinatie met lidocaïne geregistreerd
voor oppervlakte-anesthesie van de intacte huid. De combinatie lidocaïne/tetracaïne is niet voor herpes
geregistreerd en relatief duur. Op basis van het zeer beperkte bewijs op het verkorten van de klachtduur is er
onvoldoende reden om de combinatie lidocaïne/tetracaïne te adviseren. Lidocaïne/zinkoxide smeersel (5%) is
geregistreerd voor herpes genitalis of zoster, maar in verband met witte vlekken door zinkoxide cosmetisch
mogelijk minder geschikt voor gebruik in het gezicht.
11
Een goedkoop alternatief zonder cosmetische bezwaren is lidocaïne-vaselinecrème. Lidocaïne mag alleen
kortdurend en niet op open wonden worden toegepast.
Aanbeveling
Overweeg behandeling met lidocaïne/zinkoxide 5% smeersel (witte kleur) of lidocaïne-vaselinecrème, indien
(hevige) pijnklachten op de voorgrond staan en een pijnstillend en (bij blaasjes) indrogend effect gewenst
wordt. 10 Antivirale crème
Uitgangsvraag
Is behandeling met lokale, antivirale crème bij een koortslip aan te bevelen?
Uitkomstmaten
Duur tot genezing (re-epithelisatie) en duur van de pijn, bijwerkingen.
Resultaat
Beschrijving onderzoeken
Bij het beantwoorden van deze vraag is gebruikgemaakt van een meta-analyse van Chen [Chen 2017].
In een meta-analyse naar de effectiviteit van antivirale geneesmiddelen werden elf onderzoeken geïncludeerd
waarin lokale antivirale behandeling met placebo werd vergeleken. Hierbij werd zowel gekeken naar alleen
‘klassieke’ laesies (blaasjes) als naar álle laesies: zowel klassieke als ‘aborted’ laesies (laesies die zich niet
tot een volledig blaasjes ontwikkelen). In alle geïncludeerde onderzoeken moest kort na de eerste klachten
met behandeling worden gestart: binnen 1, 12 of 24 uur, of ‘zo snel mogelijk’.
Kwaliteit van bewijs
Het bewijs voor de uitkomsten klassieke en alle laesies werd afgewaardeerd vanwege de kans op vertekening
(één niveau) (zie GRADE-tabellen in de totstandkoming). Voor de uitkomst ‘duur van de pijn’ werd
afgewaardeerd vanwege onnauwkeurigheid (één niveau). Het bewijs voor de uitkomst pijn werd
afgewaardeerd vanwege het risico op publicatiebias (één niveau).
Effectiviteit
Genezingsduur
Het gepoolde gemiddelde verschil (MD) in genezingsduur van klassieke laesies was -0,80 (95%-BI -1,15 tot
-0,45) dagen minder in de interventiegroep (6 onderzoeken; n = 1265 koortslip-episodes; zie GRADE-tabel).
Het gepoolde gemiddelde verschil (MD) in genezingsduur van alle laesies was -0,56 (95%-BI -0,75 tot -0,37)
dagen minder in de interventiegroep (5 onderzoeken; n = 2148 koortslip-episodes).
Pijnklachten
De duur van de pijn was -0,35 (95%-BI -0,54 tot -0,16) dagen minder in de interventiegroep (2 onderzoeken,
1385 koortslip-episodes).
Conclusie: er is zekerheid (bewijs van redelijke kwaliteit) dat antivirale crème de duur van de genezing en
van pijn bij een koortslip bekort.
Overwegingen: antivirale crème is effectief, al lijkt de effectiviteit niet veel groter dan behandeling met een
indifferent middel. Antivirale crème is goedkoop en als zelfzorgmiddel verkrijgbaar. Het Farmacotherapeutisch
Kompas vermeldt als bijwerkingen huidklachten: jeuk, droogheid, schilfering, branderig gevoel na aanbrengen
(0,1 tot 1%); roodheid, contactdermatitis (0,01 tot 0,1%); allergische reactie, urticaria (< 0,01%) en angio-
oedeem (< 0,01%). Aciclovir- en penciclovircrème zijn zonder recept verkrijgbaar. Penciclovircrème moet
iedere twee uur, behalve ’s nachts (acht tot negen keer per dag) worden aangebracht. Dit is onpraktisch; om deze
reden wordt penciclovircrème niet aanbevolen. Het bewijs beperkt zich tot behandeling waarmee kort na de
eerste klachten wordt gestart. Om deze en op rationele gronden wordt geadviseerd met de behandeling te
beginnen zodra de kenmerkende branderigheid optreedt, voordat er blaasjes ontstaan.
Aanbevelingen:
Bespreek met de patiënt de mogelijkheid van behandeling met antivirale crème. Vertel de patiënt dat de
effectiviteit van antivirale crème vrij gering is en niet veel groter dan behandeling met een indifferent
middel, maar dat individuele ervaring anders kan zijn.
12
Overweeg bij recidieven desgewenst lokale antivirale middelen, zoals aciclovircrème (5%), zodra de
kenmerkende branderigheid optreedt en voordat er blaasjes- en korstvorming optreedt. Aciclovircrème
moet vijfmaal daags gedurende vijf dagen worden aangebracht.
In het crusteuze stadium is aciclovircrème waarschijnlijk niet meer zinvol en volstaat een indifferente
crème.
11 Combinatiecrème met corticosteroïden en antivirale middelen
Om de effectiviteit van corticosteroïdcrème na te gaan werd gebruikgemaakt van een meta-analyse van
matige kwaliteit (AMSTAR 5/11) [Arain 2015]. In deze meta-analyse werden 4 RCT’s (n = 1891)
geïncludeerd waarin lokale, antivirale middelen werden vergeleken met combinatiepreparaten van antivirale
middelen (aciclovir, famciclovir en valaciclovir) en corticosteroïden (1% hydrocortison en 0,05%
fluocinonide) of placebo [Arain 2015].
- Combinatiecrème versus antivirale crème
Het gemiddeld aantal recidief koortslippen bij de deelnemers varieerde van 4,5 tot 5,6. De kwaliteit van de 4
RCT’s was goed, al werd in twee RCT’s niet vermeld of de effectbeoordelaar was geblindeerd.
Combinatiecrèmes gaven geen snellere genezing dan antivirale crèmes (gemiddeld verschil -1,68 dagen;
95%-BI -4,52 tot 1,16). Combinatiepreparaten gaven wel minder kans op korstvorming (OR 0,73; 95%-BI
0,58 tot 0,92).
- Combinatiecrème versus placebo
Bovenstaande meta-analyse rapporteerde een snellere genezing (gemiddeld verschil -1,49 dag (95%-BI -1,99
tot -0,98) en minder kans op korstvorming (OR 0,50; 95%-BI 0,39 tot 0,66) in de groep combinatiecrème
versus de placebogroep. In een vergelijkbare meta-analyse van goede kwaliteit (AMSTAR 8/11) werden 2
onderzoeken met in totaal 1187 patiënten geïncludeerd [Da Rosa 2015]. De kans op korstvorming bij gebruik
van 5% aciclovir met 1% hydrocortison was eveneens kleiner dan bij placebo (RR 0,78; 95%-BI 0,70 tot
0,85).
Conclusie
Combinatiepreparaten van antivirale en corticosteroïdcrème gaven snellere genezing dan placebo, maar geen
snellere genezing dan antivirale crèmes zonder corticosteroïden.
Overwegingen
Combinatiepreparaten van corticosteroïden en antivirale middelen zijn in Nederland niet geregistreerd. Ze zijn
bovendien niet effectiever dan antivirale crèmes zonder corticosteroïden. Lokale corticosteroïden hebben zeker
bij gebruik in het gelaat potentiële bijwerkingen.
Aanbeveling
Combinatiepreparaten van antivirale en corticosteroïdcrème worden niet aanbevolen.
12 Behandeling van primaire infecties met orale antivirale middelen
Uitgangsvraag
Zijn antivirale geneesmiddelen bij een primaire infectie aan te bevelen?
Beschrijving onderzoeken
Bij het beschrijven van de effectiviteit van orale geneesmiddelen bij eerste infecties is gebruikgemaakt van twee
overzichtsartikelen [Worrall 2009, Opstelten 2008].
Effectiviteit
In een overzichtsartikel werden twee oudere RCT’s beschreven waarin het effect van aciclovir bij een primo-
infectie van herpes stomatitis werd nagegaan. In een RCT waarbij 20 kinderen van gemiddeld 2 jaar werden
geïncludeerd duurden de pijnklachten 4,3 dagen in de groep die 5 dd 200 mg aciclovir gebruikte tegenover 5
dagen in de placebogroep (p = 0,05). In een RCT met 72 kinderen met een eerste koortslip-episode (of herpes
stomatitis) was de mediane genezingsduur 4 dagen bij aciclovir 15 mg/kg gedurende een week, tegenover 10
dagen in de placebogroep [Worrall 2009].
Kwaliteit van bewijs
De auteur van het overzichtsartikel waardeerde het bewijs met twee niveaus af vanwege forse
methodologische tekortkomingen (weinig data, incomplete rapportage). De auteurs waardeerden tevens af
13
vanwege indirectheid, omdat het uitsluitend kinderen betrof. Omdat primo-infecties in de regel juist bij
kinderen plaatsvinden, nemen de auteurs van de behandelrichtlijn dit niet over.
Conclusies
Er is onzekerheid (lage kwaliteit van bewijs) dat orale behandeling met aciclovir de genezingsduur en de
pijnklachten bij kinderen bekort. Er is geen gepubliceerd onderzoek naar de effectiviteit van orale
behandeling met antivirale geneesmiddelen van primo-infecties bij volwassenen gevonden.
Overwegingen
Aciclovir oraal is geregistreerd voor ‘behandeling herpes-simplexinfectie’ (met name initiële herpes
genitalis). Het Farmacotherapeutisch Kompas vermeldt als mogelijke bijwerkingen (vaak:1-10%)
misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, koorts, huiduitslag (inclusief
fotosensibilisatie) en jeuk. Het kinderformularium vermeldt als bijwerking: neutropenie (verdwijnt meestal
tijdens gebruik of na staken), potentieel nefrotoxisch. Gezien de lage kwaliteit van het bewijs en de kans op
bijwerkingen lijkt behandeling met aciclovir door de huisarts bij immuuncompetente patiënten niet
aanbevolen. Valaclovir is geregistreerd voor infecties van huid en slijmvliezen veroorzaakt door Herpes
simplex, inclusief de initiële episode. Aciclovir moet vaker (vijfmaal daags) gedoseerd worden dan
valaciclovir (tweemaal daags). In het Farmacotherapeutisch Kompas wordt bij primo-infecties een langere
behandeling met valaciclovir po 500 mg 2 dd gedurende 10 dagen genoemd. De LCI-richtlijn stelt dat het
effect van valaciclovir bij eerste infecties niet is onderzocht, maar het is te verwachten dat dit minstens zo
effectief is als aciclovir.
Kinderen
Het aantal kinderen dat bij de huisarts komt met een dusdanig ernstige primo-infectie dat systemische
behandeling wordt overwogen, is vermoedelijk klein. Overweeg om kinderen met een eerste koortslip-
episode of herpetische stomatitis waarbij vanwege de ernst van de klachten behandeling met orale antivirale
middelen wordt overwogen te verwijzen naar een kinderarts.
Volwassenen
Primo-infecties bij volwassenenen komen vermoedelijk zeer weinig voor en het onderscheid met een recidief
is lastig. Omdat bewijs voor de effectiviteit van orale antivirale geneesmiddelen ontbreekt, worden geen
adviezen voor orale antivirale behandeling bij immunocompetente patiënten gegeven. Overweeg verwijzing
naar een dermatoloog bij een zeer ernstig beloop of persisterende laesies of waarbij er na een viruskweek of
PCR twijfel over de diagnose blijft bestaan. Bij immuungecompromitteerde patiënten en patiënten met een
actuele maligniteit is overleg met de behandelend specialist aan te bevelen.
13 Behandeling koortslip met orale antivirale middelen
Uitgangsvraag
Is orale behandeling met antivirale middelen bij een recidief koortslip aan te bevelen?
Uitkomstmaten
Duur tot genezing en duur van de pijnklachten, bijwerkingen.
Resultaat
Bij het beschrijven van de effectiviteit van orale geneesmiddelen bij koortsliprecidieven is gebruikgemaakt van
een meta-analyse naar de effectiviteit van antivirale geneesmiddelen [Chen 2017].
Beschrijving onderzoeken
In de meta-analyse werden subgroepanalyses gedaan van onderzoeken waarin orale antivirale behandeling
(aciclovir, valaciclovir of famciclovir in uiteenlopende doseringen) met placebo werd vergeleken. Hierbij werd
de effectiviteit nagegaan van het voorkomen van zowel ‘klassieke’ leasies (blaasjes) als álle laesies: zowel
klassieke als ‘aborted’ laesies (laesies die zich niet tot een volledig blaasjes ontwikkelen). De behandeling moest
in alle onderzoeken kort na de eerste klachten worden gestart: binnen 1, 12 of 24 uur, of ‘zo snel mogelijk’.
Kwaliteit van bewijs
Het bewijs voor de genezingsduur van alle laesies en voor duur van de pijn werd afgewaardeerd vanwege
inconsistentie (één niveau) (zie GRADE-tabel in de totstandkoming). Voor de uitkomst duur van de pijn
werd bovendien afgewaardeerd vanwege onnauwkeurigheid (één niveau). Het bewijs voor de uitkomst duur
van de pijn werd eveneens afgewaardeerd vanwege het risico op publicatiebias (één niveau).
14
Effectiviteit:
Genezingsduur
Het gepoolde gemiddelde verschil (MD) in genezingsduur van klassieke laesies was -1,19 (95%-BI -1,39 tot
-0,99) dagen minder in de interventiegroep (7 onderzoeken; n = 1265 koortslip-episodes; zie GRADE-tabel).
Het gepoolde gemiddelde verschil (MD) in genezingsduur van alle laesies was -0,88 (95%-BI -1,04 tot -0,71)
dagen minder in de interventiegroep (5 onderzoeken; n = 2148 koortslip-episodes).
Pijnklachten
De duur van de pijn was -0,40 (95%-BI -0,65 tot -0,15) dagen minder in de interventiegroep (8 onderzoeken,
2879 koortslip-episodes).
Bijwerkingen: de meest vermelde bijwerkingen bij de orale antivirale middelen waren hoofdpijn,
misselijkheid en soms diarree.
Conclusie:
Er is zekerheid (redelijk tot hoge kwaliteit van bewijs) dat orale antivirale geneesmiddelen de
genezingsduur van de laesies met ongeveer een dag kunnen bekorten.
Er is veel onzekerheid (zeer lage kwaliteit van bewijs) dat orale antivirale geneesmiddelen de
pijnklachten bij een recidief bekorten.
Overwegingen
Recidieven zijn in de meeste gevallen kortdurend en leiden over het algemeen tot betrekkelijk weinig
klachten. Gezien het beperkte bewijs, de kosten en de potentiële bijwerkingen is orale behandeling alleen
geïndiceerd indien op een ernstig beloop wordt geanticipeerd, zoals bij ouderen en bij patiënten met zeer
ernstige klachten in de acute fase of bij een eerdere koortslip-episode. Bij ouderen en bij patiënten met een
verminderde nierfunctie is meer kans op neurologische bijwerkingen. Het effect is alleen onderzocht indien
de behandeling wordt begonnen kort na het ontstaan van de klachten.
Famciclovir is niet voor herpes simplex geregistreerd en het (off-label) voorschrijven voor een koortslip
wordt om deze reden niet geadviseerd. De behandelingsadviezen in de LCI-richtlijn zijn gebaseerd op het
Nationale Antibiotica Boekje van de Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB). In deze NHG-
Behandelrichtlijn zijn de doseringen uit het Farmacotherapeutisch Kompas en het kinderformularium
gebruikt.
Aanbevelingen:
Orale antivirale middelen worden bij immuuncompetente patiënten voor de behandeling van recidief
herpes labialis niet aanbevolen.
Indien een patiënt bij eerdere episodes zeer ernstige klachten had, waarbij lokale behandeling
onvoldoende effect had, kan een recidief worden behandeld met valaciclovir (≥ 12 jaar) po 2 dd 2 gram
(tweede dosis 12 uur na de eerste dosis) of aciclovir 200 mg po, 5 dd gedurende 5 dagen. Valaciclovir
heeft op grond van de lagere doseringsfrequentie de voorkeur. Start zo kort mogelijk en in ieder geval
binnen 48 na het verschijnen van de huiduitslag.
Herpes labialis kan ernstig verlopen bij immuungecompromitteerde personen. Overleg dan met de
behandelend specialist over de gewenste behandeling (zie noot 5).
14 Preventie van een koortslip
Om de vraag welke interventies effectief zijn ter preventie van een recidief koortslip te beantwoorden werd
gebruikgemaakt van een Cochrane-review van goede kwaliteit (AMSTAR 11/11). Hierin worden 32 RCT’s
met in totaal 2640 immuuncompetente patiënten en 19 behandelingen besproken [Chi 2015]. In deze review
wordt preventieve behandeling korter dan een maand onderscheiden van preventieve behandeling langer dan
een maand. Aanvullend werd een RCT gevonden waarin lasertherapie werd vergeleken met aciclovircrème.
In onderstaand overzicht wordt het onderzoek beschreven in drie groepen:
a) preventie met lokale antivirale middelen
b) preventie met orale antivirale middelen
c) preventie door andere preventieve maatregelen
15
a) Preventie met lokale antivirale middelen
Aciclovircrème
Toepassing < 1 maand: in een onderzoek onder 196 patiënten die bekend waren met recidiverende door zonlicht
uitgelokte herpes labialis-infecties bleek aciclovircrème, aangebracht vijf minuten na experimentele uv-
belichting, niet effectief met betrekking tot de frequentie en ernst van herpes labialis [Spruance 1991]. In een
onderzoek onder natuurlijke omstandigheden bij 196 skiërs bleek wel een profylactisch effect van aciclovircrème
(vijfmaal daags gedurende 3 tot 7 dagen, begonnen minstens 12 uur voor zonexpositie) [Raborn 1997]. Pooling
van deze onderzoeken in de Cochrane-review toonde geen significant effect (2 RCT’s; n = 271; gepoolde RR
0,91; 95%-BI 0,48 tot 1,72; redelijke kwaliteit).
Toepassing > 1 maand: in 1 cross-over RCT naar langdurig preventief gebruik van aciclovircrème 4 dd
gedurende 16 weken werd een verschil gevonden in het aantal (spontane) recidieven dat de onderzoekers
vaststelden (gemiddeld 0,5 versus 1,1; p < 0,05; n = 23). Het aantal recidieven dat de patiënten meldden,
verschilde echter niet (gemiddeld 1,6 versus 2,4; p > 0,05; lage kwaliteit).
Foscarnetcrème (als crème niet in Nederland verkrijgbaar)
Preventieve lokale behandeling met foscarnetcrème 3% 8 dd in een experimentele opstelling was niet effectief (1
RCT; n = 295; RR 1,08; 95%-BI 0,82 tot 1,40; matige kwaliteit).
b) Preventie met orale antivirale middelen
Aciclovir:
Gebruik < 1 maand: aciclovir werd in verschillende doseringen met placebo vergeleken. Aciclovir 400 mg 2
dd 12 tot 24 uur voor, en gecontinueerd tijdens zonexpositie gedurende 3 tot 7 dagen, bleek de klinische
verschijnselen effectief te verminderen (2 RCT’s; n = 177; RR 0,26; 95%-BI 0,13 tot 0,51). De kwaliteit van
het bewijs werd als laag beoordeeld. Aciclovir 800 mg 2 dd bleek daarentegen niet effectief (1 RCT; n = 237;
RR 1,08; 95%-BI 0,62 tot 1,87; matige kwaliteit), evenals 200 mg 5 dd (1 RCT; n = 66; RR 0,46; 95%-BI
0,20 tot 1,07; lage kwaliteit).
Gebruik > 1 maand: in 1 cross-over RCT (n = 20) werd de effectiviteit van 4 maanden behandeling met 2 dd
400 mg aciclovir nagegaan. Het aantal recidieven was 0,85 per deelnemer tegenover 1,80 bij placebogebruik
(p = 0,009). Tevens waren de tijd tot ontstaan langer (118 versus 46 dagen; p = 0,05) en de gemiddelde duur
korter (4,3 versus 7,9 dagen; gemiddeld verschil -3,60; 95%-BI -7,20 tot 0,00).
Valaciclovir:
Gebruik < 1 maand: valaciclovir gedurende 2 dagen rondom een tandheelkundige behandeling (op de dag van de
behandeling en dag erna) verminderde het aantal recidieven gedurende 1 week niet significant (1 RCT; n = 125;
RR 0,55; 95%-BI 0,23 tot 1,28; matige kwaliteit). De duur van pijnklachten nam wel af van 3,2 versus 6,2
dagen; p = 0,006).
Gebruik > 1 maand: valaciclovir 500 mg 1 dd gedurende 16 weken (1 RCT; n = 95; redelijke kwaliteit)
verminderde het aantal recidieven enigszins: 0,12 versus 0,21 per maand; p = 0,042).
In 1 RCT (n = 120; zeer lage kwaliteit) verminderde langer preventief gebruik van valaciclovir het aantal
recidieven ten opzichte van kortdurend gebruik bij beginnende klachten (gemiddeld verschil -0,1 per maand;
95%-BI -0,16 tot -0,05).
Famciclovir
Famciclovir bleek in doseringen van 125, 250 en 500 mg 3 dd gedurende 5 dagen, 48 uur voor uv-blootstelling
niet effectief (1 RCT; n = 120 tot 122; matige kwaliteit).
Overige orale geneesmiddelen
Onderzoek naar andere orale geneesmiddelen, zoals lysine, levamisole of vitaminepreparaten, bleek van zeer
lage kwaliteit.
c) Preventie door andere preventieve maatregelen
Zonnebrandcrème bleek recidieven niet te voorkomen bij blootstelling aan zonlicht in een skigebied (1
RCT; n = 51; RR 1,12; 95%-BI 0,25 tot 5,06; lage kwaliteit). Zonnebrandcrème bleek wel effectief in een
experimentele opstelling (2 RCT’s; RR 0,07; 95%-BI 0,01 tot 0,33; n = 111; zeer lage kwaliteit).
Lasertherapie versus aciclovircrème: lasertherapie zou het aantal viruspartikels verminderen en een anti-
inflammatoir effect hebben en zo bijdragen aan weefselreparatie. In een RCT met 71 patiënten werd
laserbehandeling gedurende 10 weken met aciclovircrème bij het ontstaan van klachten vergeleken. De
follow-up was 16 maanden. Patiënten die lasertherapie kregen rapporteerden minder grote blaasjes (p =
0,013). Pijn en aantal recidieven verschilden niet significant [De Carvalho 2010].
Er was weinig of geen onderzoek naar thymopentine, interferon, gammaglobuline of HSV-vaccin.
16
Conclusies
Lokale antivirale middelen lijken niet effectief ter preventie van een koortslip (kwaliteit van bewijs laag tot
redelijk).
Er is beperkt bewijs (kwaliteit van bewijs laag-redelijk) dat langdurig gebruik van orale antivirale medicatie
de kans op het ontstaan van een recidief koortslip vermindert. De klinische meerwaarde is zeer beperkt
(ongeveer 0,1 tot 0,2 minder episodes per patiënt per maand).
Er is veel onzekerheid of zonnebrandcrème effectief is (kwaliteit van bewijs zeer laag tot laag).
Lasertherapie lijkt even weinig effectief als lokale antivirale middelen.
Overwegingen
Preventief gebruik van lokale antivirale crème wordt niet geadviseerd, omdat de effectiviteit onvoldoende
vaststaat. De gevonden bescheiden effectiviteit van orale antivirale geneesmiddelen ter preventie van een
koortslip werd vooral onderzocht onder patiënten met relatief veel recidieven. Orale aciclovor en valaciclovir
zijn niet duur, maar hebben bijwerkingen. Gezien het goedaardige karakter van een koortslip en de mogelijke
bijwerkingen is terughoudendheid met orale antivirale medicatie aangewezen. Medicatie ter preventie van een
koortslip dient te worden gereserveerd voor patiënten met zeer frequente en hinderlijke recidieven.
Er is onvoldoende bewijs voor een preventief effect van zonnebrandcrème, maar omdat er geen belangrijke
nadelen zijn aan het gebruik van zonnebrandcrème en bescherming tegen zonverbranding vrijwel altijd raadzaam
is, kan het gebruik van zonnebrandcrème ter preventie van een koortslip worden overwogen. Lasertherapie is
mogelijk even effectief als lokale antivirale middelen, maar omdat de effectiviteit van lokale middelen ter
preventie van een koortslip beperkt is en onvoldoende vaststaat, wordt lasertherapie niet geadviseerd.
Aanbevelingen
Preventief gebruik van lokale antivirale crème wordt niet geadviseerd.
Alleen bij zeer frequente en hinderlijke recidieven en na goede voorlichting kan in overleg met de patiënt
een lange kuur van drie tot vier maanden worden overwogen. Geef dan aciclovir 2 dd 400 mg of
valaciclovir 1 dd 500 mg.
Gebruik van zonnebrandcrème ter preventie van een koortslip kan worden overwogen.
15 Preventie en behandeling van herpes simplex bij patiënten die behandeld worden voor een maligniteit
In een Cochrane-review van 17 RCT’s naar de preventie van herpes-simplexlaesies bij patiënten die behandeld
werden voor een maligniteit voorkwam aciclovir herpes simplex effectiever dan placebo: RR 0,16; 95%-BI 0,08
tot 0,31 (9 RCT’s) [Glenny 2009]. Valaciclovir bleek niet effectiever dan aciclovir, ook niet bij hogere
doseringen. Aciclovir bleek ook de pijnklachten te bekorten. Het aantal dagen voordat de pijn afnam was lager
bij aciclovir dan bij placebo (mediaan 3 versus 16 dagen; p = 0,04) evenals het volledig verdwijnen van de pijn
(mediaan 2,5 versus 17 dagen; p = 0,0002). Hetzelfde gold voor de totale genezing (mediaan 13,9 versus 20,7
dagen; p = 0,08). Deze bevindingen moeten met terughoudendheid worden geïnterpreteerd, gezien de
methodologische beperkingen van de verschillende RCT’s.
Conclusie: er is beperkt bewijs dat aciclovir bij patiënten met een maligniteit herpes simplex kan voorkomen en
de klachten kan verminderen.
Overwegingen: overweeg bij patiënten met frequente recidieven die behandeld (gaan) worden vanwege een
maligniteit preventieve behandeling met aciclovir. Over het algemeen worden deze patiënten in de tweede lijn
behandeld.
Aanbeveling: overleg met de behandelend specialist bij patiënten met een actuele maligniteit die preventief
behandeld wensen te worden met aciclovir.