nieuwsbrief congres rsj 2015 pdf document | 3577 kb webpagina
TRANSCRIPT
Congres
RSJ 2015Donderdag 12 maart 2015
Heerlickheijd van Ermelo
Nie
uwsb
rief
sp
ecia
le e
ditie
Kleur erkennen!
Cultuurverschillen in de
strafrechtstoepassing:
je begrijpt het pas als je
het wilt zien
Inleidingen, discussies, conclusies en hoe nu verder?
1
Congres “Kleur Erkennen!”De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft
op 12 maart 2015 het congres “Kleur erkennen! Cultuurverschillen in
de strafrechtstoepassing: je begrijpt het pas als je het wilt zien” geor-
ganiseerd. Het congres vond plaats in congrescentrum Heerlickheijd
van Ermelo.
In deze nieuwsbrief worden de inleidingen, discussies en conclusies
kort weergegeven. Daarnaast komt de vraag “Hoe nu verder?” aan de
orde.
Waarom dit congres?Heel wat justitiabelen hebben een andere culturele achtergrond dan
de Nederlandse/Westerse. Dat stelt alle betrokkenen, zowel ingeslote-
nen als medewerkers in gevangenissen, tbs-klinieken en justitiële
jeugdinrichtingen geregeld voor problemen. Miscommunicatie en
onbegrip doen afbreuk aan de procesgang, aan diagnostiek en behan-
deling en aan het detentie-leefklimaat en kunnen leiden tot klachten
en agressie. In 2007 adviseerde de RSJ in het advies ‘Als niemand
begrijpt wat ik bedoel. Omgaan met allochtonen in de tbs’ over het
belang van aandacht voor cultuurverschillen binnen specifiek de tbs
maar benadrukte daarbij ook het belang voor de andere sectoren van
de strafrechtstoepassing, zoals het gevangeniswezen. Sindsdien signa-
leert de RSJ dat er weliswaar (beperkte) aandacht voor cultuurver-
schillen binnen de strafrechtstoepassing is, maar dat dit een meer
projectmatig dan structureel karakter heeft.
Daarom wilde de RSJ met dit congres vraagstukken op het gebied van
cultuurverschillen actualiseren en bevorderen dat aandacht voor cultu-
rele diversiteit in beleid en praktijk van de strafrechtstoepassing struc-
tureel is ingebed.
Wie waren er en hoe is het congres gewaardeerd? Het congres trok veel belangstelling: er meldden zich zelfs meer men-
sen aan dan de 400 beschikbare deelnemersplekken.
Deelnemers waren onder meer afkomstig van (uitvoeringsorganisaties
van) het ministerie van Veiligheid en Justitie, gevangeniswezen,
Openbaar Ministerie, rechterlijke macht, advocatuur, inspecties,
Intr
oduc
tie e
n co
nclu
sies
2
reclassering, belangenorganisaties van gedetineerden, forensisch-psychiatrische cen-
tra, zorginstellingen, justitiële jeugdinrichtingen, jeugdzorgplus-instellingen, universi-
teiten, hogescholen en gemeenten.
Twee derde van de deelnemers heeft met rapportcijfers de diverse onderdelen van het
congres beoordeeld. De organisatie, het programma, de relevantie en het rendement
van het congres krijgen van de deelnemers gemiddeld de volgende cijfers:
Organisatie: 8,2
Samenstelling programma: 8,0
Relevantie: 8,0
Rendement: 7,6
Wat kwam er uit?Omgaan met cultuurverschillen wordt als een belangrijk en relevant thema ervaren.
Dat is wel gebleken uit de grote en brede belangstelling voor dit congres, de geani-
meerde discussies tijdens de parallelsessies en de rondetafelgesprekken en de posi-
tieve evaluatie door de deelnemers van het punt ‘relevantie’.
Uit de inleidingen en de discussie komt een aantal hoofdlijnen naar voren dat hieron-
der wordt weergegeven. Op basis hiervan komt de RSJ tot voorlopige conclusies en
aanbevelingen:
Erken ook je eigen ‘kleur’ en deel ‘good practices’
De ondertitel van dit congres “Je begrijpt het pas als je het wilt zien”, vat samen wat
op het congres ook veel werd gehoord: een eerste voorwaarde om het te begrijpen is
het te zien, kleur te erkennen. Niet alleen de ‘kleur’ van de ander maar ook die van
jezelf! Het inzien van de urgentie hiervan kan leiden tot nieuwe inzichten en oplossin-
gen (zie onder meer Bouteh, PS 2, PS 6, PS 8).
Een mooi voorbeeld van een initiatief dat wederzijds begrip probeert te vergroten is
het project Intercom in de Pompestichting (PS 9). Helaas worden de ervaringen die
hier worden opgedaan (nog) niet gedeeld met andere instellingen voor forensische
zorg. Hier is winst te behalen. ‘Good practices’ binnen de forensische zorg kunnen
daarnaast tevens een meerwaarde hebben voor de andere domeinen van de straf-
rechtstoepassing (gevangeniswezen, reclassering, jeugd). ‘Motivational Interviewing’
wordt zowel in PS 10 over het gevangeniswezen als PS 12 over de reclassering
genoemd als een methodiek die kan bijdragen aan cultuursensitief bejegenen. De RSJ
beveelt aan de ‘good practices’ (keten)breed te delen. De RSJ blijft dit onderwerp
volgen en zal daarbij uiteraard ook letten op ‘good practices’.
3
Aandacht voor cultuurverschillen als onderdeel van een persoonsgerichte
aanpak
Over de straftoemeting1 zijn de (meeste) deelnemers het eens: de rechtspraak dient
de interculturele complexiteit te overstijgen. Pro-justitia-rapportages daarentegen
dienen wel cultuursensitief tot stand te komen omdat anders een vertekend, niet juist
beeld van de verdachte kan ontstaan (PS 4). Culturele aspecten zouden eveneens een
rol moeten spelen bij preventie (Scheffer) en de opsporing (PS 1). Er blijkt tevens
brede overeenstemming te bestaan ten aanzien van de fase van de tenuitvoerlegging
van de straf: hierin moet aandacht zijn voor culturele aspecten. Dit geldt zowel voor
de diagnostiek, de behandeling en de bejegening. In RT 7, over ‘Dagprogramma,
beveiliging en toezicht op maat’ (DBT) werd daarnaast gesteld dat in het kader van
‘promoveren-degraderen’ de normering van het gedrag voor iedereen moet gelden,
maar bij de beoordeling van gedrag wel rekening moet worden gehouden met de cul-
turele achtergrond. In PS 10 (link)over cultuursensitief werken in detentie, werd
onderschreven dat het aanbod van activiteiten in detentie cultuursensitief moet zijn.
Alleen in het rondetafelgesprek over detentiebeleving van allochtone justitiabelen werd
geconcludeerd dat bij de persoonsgerichte bejegening géén onderscheid gemaakt mag
worden tussen allochtonen en autochtonen. Anders zou er sprake zijn van ongelijke
behandeling (RT 8). Het verschil van inzicht lijkt met name te bestaan met betrekking
tot de reikwijdte/invulling van maatwerk: omvat een persoonsgerichte aanpak per
definitie aandacht voor culturele aspecten of is er meer nodig? De RSJ ondersteunt het
standpunt dat aandacht voor de culturele achtergrond onderdeel moet zijn van een
persoonsgerichte aanpak. Naar aanleiding van dit congres zal de RSJ bezien of het
omgaan met cultuurverschillen een prominentere plaats verdient in zijn uitgave ‘Goed
bejegenen: beginselen voor het omgaan met ingeslotenen’. Dit zou bijvoorbeeld kun-
nen door ‘good practices’ op dit gebied te verzamelen en uit te dragen.
Ketensamenwerking
In het rondetafelgesprek over multiculturaliteit in de strafrechtketen (RT 9) kwam naar
voren dat de samenwerking in de keten onvoldoende effectief is. Ketenpartners weten
zelden van elkaar of en hoe men rekening heeft gehouden met iemands culturele
achtergrond. Geconcludeerd werd dat meer bewustwording bij ketenpartners nodig is.
De vraag is hoe dit bewustzijn bevorderd kan worden. De RSJ beveelt aan dit onder-
werp op de agenda te zetten in ketenbrede overleggen (denk aan de Veiligheidshuizen
en het driehoeksoverleg) en zal in zijn contacten met partners in de keten aandacht
1 Interessant is in dit verband het recent verschenen onderzoek van de Raad voor de Rechtspraak over etnisch gerelateerde verschillen in de straftoeme-ting (januari 2015). Allochtone daders krijgen vaker een gevangenisstraf opgelegd dan autochtone daders. Daarnaast zijn de opgelegde celstraffen vaak langer. Deze verschillen worden grotendeels verklaard door de zwaarte van het misdrijf en de persoonlijke omstandigheden van de dader. Of er mogelijk sprake is van ongelijke behandeling tussen allochtone en autochtone daders, zegt het onderzoek niet. Dit zal nader worden onderzocht. Bron: www.rechtspraak.nl
4
(blijven) vragen voor dit onderwerp.
Onderzoek is nodig
Er is (meer) onderzoek nodig naar zowel de culturele sensitiviteit van diagnostiekin-
strumenten als van behandelaars en behandelingen. De huidige instrumenten en
behandelingen zijn onvoldoende gevalideerd voor volwassenen en jeugdigen met een
andere culturele achtergrond. (zie onder meer PS 3, RT 2 en RT 6.)
Investeren in preventie
Zowel de overheid als private partijen zullen moeten investeren in preventie. Hier ligt
een rol voor onder meer de lokale overheid, de jeugdzorg, de politie en de reclasse-
ring. Daarnaast is uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat (beperkte) taal- en
leesvaardigheid bij jeugdigen voorspellers zijn van crimineel gedrag. Dit kwam naar
voren in de parallelsessie over jonge justitiabelen met diverse culturele achtergronden
(PS 3) en werd tijdens de plenaire afsluiting van het congres door RSJ-lid Theo
Doreleijers onder de aandacht gebracht (plenaire afsluiting). Inzet vanuit de overheid
én de maatschappij om deze vaardigheden, die vaker minder goed ontwikkeld zijn bij
jeugdigen met een andere culturele achtergrond, te verbeteren zal naar verwachting
leiden tot een daling van de jeugdcriminaliteit onder allochtone jeugdigen.
Van ‘social issue’ naar ‘business issue’
De opbrengsten van het congres zoals die te lezen zijn in deze nieuwsbrief laten zien
dat dat er binnen de strafrecht- en jeugdzorgketen aandacht is voor cultuurverschillen.
De urgentie wordt gevoeld en onderkend. Dit is een belangrijke eerste stap op weg
naar culturele diversiteit als vast onderdeel van het beleid en de praktijk van de straf-
rechtstoepassing. Maar hoe zorg je er als organisatie nu voor dat dit onderwerp een
vast onderdeel wordt van het beleid en de uitvoeringspraktijk? Of in andere woorden,
zoals op het congres gehoord: hoe wordt dit onderwerp niet alleen een ‘social issue’
maar ook een ‘business issue’? Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het expli-
citeren van diversiteitsbeleid door het vast te leggen in bindend beleid of in richtlijnen,
het op te nemen in de P&C-cyclus en het zodoende onderdeel te laten uitmaken van
(verantwoordings)gesprekken tussen leidinggevenden en medewerkers enerzijds en
tussen de leiding van organisaties en hun subsidieverstrekker(s) anderzijds, het trai-
nen van personeel, het houden van intervisie, het ontwikkelen van cultuursensitieve
instrumenten en er standaard aandacht aan te besteden binnen opleidingen en prak-
tijkstages... Kortom, door het een vanzelfsprekend onderdeel te maken van de cultuur
en de werkpraktijk in de strafrecht- en jeugdzorgketens!
5
Hoe nu verder?De RSJ bood met dit congres een platform om het thema cultuurverschillen in de straf-
rechtstoepassing te bespreken en kennis hierover te delen. Het is nu aan de deelne-
mers en hun organisaties om dit thema op de agenda te zetten en verder op te pak-
ken. Bij deze roept de RSJ de congresdeelnemers dan ook op om, ook met elkaar, te
bespreken wat het congres concreet heeft opgeleverd en welke vervolgacties nodig
zijn. We stellen het zeer op prijs als u ons daarover informeert.
De RSJ zal – gezien het belang voor de kwaliteit en effectiviteit van de strafrechtstoe-
passing en jeugdbescherming - dit onderwerp ook blijven volgen en, als daar aanlei-
ding voor is, aanvullend op dit congres en deze nieuwsbrief met een verdere ‘follow-
up’ komen.
Hierna vindt u: - het programma van het congres (p. 6-7);
- samenvattingen van de plenaire lezingen (p. 8-12);
- korte terugkoppelingen van de parallelsessies (p. 13-20);
- korte terugkoppelingen van de rondetafelgesprekken (p. 21-27);
- een korte samenvatting van de plenaire afsluiting (p. 28-29);
- colofon (p. 30).
6
Programma
Welkomstwoord door de dagvoorzitter en door de algemeen voorzitter
van de RSJ
Drs. J.B. (Jan Bart) Wilschut, dagvoorzitter en mr. L.A.J.M. (Leo) de
Wit, algemeen voorzitter van de RSJ.
Het conflict als teken van integratie
Prof. dr. P.J. (Paul) Scheffer, hoogleraar Europese Studies aan Tilburg
University
Discussie
- drs. G.O. (Glenn) Helberg, kinder- en jeugdpsychiater en voorzitter
van het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN),
- drs. P. (Peter) Hennephof, hoofddirecteur Dienst Justitiële
Inrichtingen,
- drs. E. (Edwin) Ten Holte, directeur Stichting
Verslavingsreclassering GGZ, en
- E.P.M.T. (Betty) Brouns, directeur behandelzaken Pompestichting
treden met elkaar en met Paul Scheffer in discussie.
Parallelsessies
1. Multiculturaliteit in de opsporing en in de rechtszaal
2. Etnische minderheden, criminaliteit en het Nederlandse strafrecht:
hoe ervaren mensen uit verschillende culturen het gestraft wor-
den? Hoe ervaren ze gezag zoals dat in Nederland uitgeoefend
wordt?
3. Diagnostiek bij jonge justitiabelen met diverse culturele
achtergronden
4. Forensische rapportage bij verdachten met diverse culturele
achtergronden
5. Amsterdam en zijn Top 600: behandelen èn straffen, èn daarbij
rekening houden met culturele diversiteit
6. De allochtone jeugd heeft de transculturele toekomst: bespiegelin-
gen rond de bejegening van jongeren met een cultureel diverse
achtergrond in de JJI
7. Cultuursensitief werken met jongeren met een lichte verstandelijke
beperking in de justitiële hulpverlening: een dubbele uitdaging
Pro
gram
ma
7
8. Etnocentrisme in de forensische psychiatrie
9. Structurele aandacht voor culturele diversiteit in forensische zorginstellingen: project
Intercom in de Pompestichting
10. Wakker liggen van (gevangenis)cultuur: cultuursensitief werken in detentie, uitdagin-
gen en drempels
11. Vreemdelingen met psychiatrische problematiek in DJI-inrichtingen
12. Reclassering en culturele diversiteit
Niet culturen maar mensen ontmoeten elkaar: culturele diversiteit in het justitiële
werkveld
Drs. K. (Kaveh) Bouteh, senior adviseur Pharos
Rondetafelgesprekken
1. Geradicaliseerde justitiabelen: opsluiten en/of hulp verlenen?
2. Transculturele diagnostiek: gaat het ooit lukken?
3. Gedwongen jeugdzorg of JJI?
4. Transcultureel gevoelig behandelen in forensisch kader
5. Een rol voor ouders bij behandeling in de jeugdinrichting
6. LVB-ers met een andere culturele achtergrond in de strafrechtketen
7. ‘Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat’ (DBT)
8. Allochtone ingeslotenen en hun detentiebeleving
9. Multiculturaliteit in de (verschillende fasen van) de strafrechtketen: samenwerking/
opvolging binnen de keten
10. Vrijheidsbeneming van vreemdelingen vraagt om cultuursensitiviteit
11. Nazorg/re-integratie na detentie
Afsluitende plenaire sessie
Speech mw. drs. M.C.A. (Michèle) Blom, Directeur-Generaal van het Directoraat Generaal
Jeugd en Sanctietoepassing (DGJS) van het Ministerie van VenJ, als vervanger van (voor-
malig) staatssecretaris mr. F. (Fred) Teeven.
Discussie o.l.v. de dagvoorzitter naar aanleiding van de besproken stellingen in de ronde-
tafelgesprekken met:
- mr. A.T.A.J.B. (Angeline) Van Dijk, directeur gevangeniswezen DJI
- mr. C.A. (Carsten) Herstel, algemeen directeur directeur NIFP
- prof.dr. Th.A.H. (Theo) Doreleijers, em. hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie VUmc en
forensische psychiatrie Universiteit Leiden, tevens lid van de sectie jeugd van de RSJ.
8
Vers
lage
n pl
enai
rPlenaire sprekers
Het conflict als teken van integratieProf. dr. P.J. (Paul) Scheffer, hoogleraar Europese Studies aan Tilburg
University
Elk begrip van de betekenis van immigratie begint met de omvang van
de demografische veranderingen: wereldwijd gaat het om ongeveer
drie procent van de bevolking die langer dan een jaar buiten het land
woont waar men is geboren. In West-Europa/VS is dat twaalf tot vijf-
tien procent. Dat is een vervijfvoudiging sinds 1970.
De omvorming tot immigratieland is een van de belangrijkste verande-
ringen van het naoorlogse Nederland. Die verandering roept vanzelf-
sprekend onzekerheid op. Hoe kunnen we daarmee omgaan? Willen
we immigratie begrijpen dan is het beter om te beginnen met een
ervaring van ‘verlies’ aan beide kanten – van nieuwkomers en ingeze-
tenen – die het gevoel hebben een wereld die hen dierbaar was te
verliezen. Het is niet moeilijk om in te zien dat dit gevoel van verlies
kan overlopen in een krampachtige omarming van identiteit en tradi-
tie, zowel in migrantengemeenschappen als bij de autochtone ‘meer-
derheid’. Dat gevoel van verlies is allerminst een statisch gegeven,
integendeel de omgang ermee zet een dynamiek van integratie in
beweging die ruwweg in drie stadia kan worden opgedeeld: vermij-
ding, conflict en aanvaarding.
Vermijding. Deze fase valt samen met de eerste generatie, die over
het algemeen weinig zichtbaar was. Maar vermijding is niet eindeloos
vol te houden. Zeker niet als de migranten kinderen krijgen. Het zijn
de kinderen die de onomkeerbaarheid van de migratie symboliseren:
voor migranten én ingezetenen maken die kinderen duidelijk dat er
geen weg terug meer is. De kinderen zijn veel meer aanwezig in open-
bare ruimten en scholen. En juist dan ontstaan de wrijvingen.
Conflict. Er is geen omvangrijke migratie zonder conflict. Dat speelt
zich af op verschillende niveaus: sociaal economisch, cultureel-religi-
eus en internationaal.
Aanvaarding. Hoe reiken we voorbij het conflict? De grootste onzeker-
heid is de doorwerking van het internationaal conflict – vooral Midden-
Oosten – op onze immigratiesamenlevingen.
Wat is in deze context aanvaarding? De kern is wederkerigheid: een
9
samenleving die migranten vraagt in te burgeren ontkomt niet aan de vraag ‘wat is
burgerschap’ en aan de vraag ‘in welke mate wordt dat ideaal nageleefd’. De echte
verrijking van de immigratie is dat het aan alle kanten een samenleving dwingt tot
zelfonderzoek naar de betekenis van gelijke behandeling, godsdienstvrijheid en bur-
gerschap. Het gaat dus naast verschil altijd om de vraag wat ‘we’ gemeenschappelijk
hebben. Of preciezer: welke normen delen ‘we’ om onze verschillen in waarden moge-
lijk te maken? Eenheid in verscheidenheid.
Een open samenleving berust op ruime meerderheden die wederkerigheid wel omar-
men, die wel de morele betekenis van gelijkwaardigheid willen aanvaarden, die zien
dat het recht van de een de plicht van de ander is. Die wederkerigheid draagt de
rechtsstaat, maar kan nooit worden afgedwongen. Overheden kunnen dat ideaal wel
uitdragen, denk bijvoorbeeld aan een campagne als ‘een slimme meid is op haar toe-
komst voorbereid’.
Volgens Scheffer heeft cultuurverschil meer betekenis voor preventie dan voor
repressie.
Wanneer in een bepaalde buurt bij herhaling veel vuurwapenbezit wordt vastgesteld,
en dat is een buurt met veel jongeren uit migrantenmilieus, dan is het toch gerecht-
vaardigd om die buurt extra scherp in de gaten te houden en niet de angst te laten
prevaleren om een bepaalde groep onevenredig te volgen. Er moet wel zeer goed op
worden toegezien dat op die manier vooroordelen niet langzaam in de organisatie
sluipen en dat blijkt moeilijk genoeg.
Maar qua strafmaat gaat het juist om terughoudendheid waar cultuurverschillen in het
geding zijn – ook bij kwesties als eerwraak – al was het maar omdat helemaal niet zo
duidelijk is wat precies ‘de cultuur’ van de tweede of derde generatie is. Het is essenti-
eel om een rechtscultuur te waarborgen waarin gedeelde normen voorop staan en
waarin de verleiding van het rechtspluralisme zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Discussie
Na afloop van de presentatie van Paul Scheffer traden
- drs. G.O. (Glenn) Helberg, kinder- en jeugdpsychiater en voorzitter van het
Overlegorgaan Caribische Nederlanders,
- drs. P. (Peter) Hennephof, hoofddirecteur Dienst Justitiële Inrichtingen,
- drs. E. (Edwin) ten Holte, directeur Stichting Verslavingsreclassering GGZ, en
- E.P.M.T. (Betty) Brouns, directeur behandelzaken Pompestichting
met elkaar en met Paul Scheffer in discussie. Zij deden dat elk vanuit hun eigen
invalshoek. De heer Helberg plaatste hier en daar kritische noten bij het verhaal van
de heer Scheffer, waar de andere sprekers vooral instemmend reageerden en daarbij
de vertaalslag maakten naar de dagelijkse praktijk waar zij mee te maken hebben. De
10
heer Scheffer benadrukte nog eens dat het er om gaat dat ‘de maatschappij’ oog heeft
voor individueel talent en niet voor groepen. De heer Helberg sloot de discussie af met
de opmerking dat hij de heer Scheffer graag uitdaagt en dat als ‘wij’ de interactie
doorhebben, dat ‘wij’ dan met elkaar op de goede weg zijn.
Niet culturen maar mensen ontmoeten elkaar: culturele diversiteit in het justitiële werkveld
Drs. K. (Kaveh) Bouteh, senior adviseur Pharos
Na de lunchpauze mocht Kaveh (spreek uit: k.w.) Bouteh ervoor zorgen dat de con-
gresgangers niet in een lunchpauzedip terecht kwamen. En daar slaagde hij wonder-
wel in. Op luchtige wijze, met interactieve multiple-choice-vragen en leuke anekdotes
onderbouwde hij zijn centrale stelling dat het bij de culturele diversiteit in het justitiële
werkveld niet zo zeer gaat om culturen, die elkaar ontmoeten of met elkaar botsen,
maar altijd om mensen. Het gaat altijd over communicatie (of miscommunicatie) tus-
sen mensen.
Er zijn altijd meerdere waarheden. Gerelateerd aan het thema van dit congres hebben
migranten hun eigen waarheid en ingezetenen eveneens. De beste suggestie is dan
ook: ontmoet elkaar en deel je waarheden met elkaar. En besef daarbij dat ook woor-
den (zoals b.v. het woord ‘respect’) voor de één een geheel andere betekenis kunnen
hebben dan voor de ander. Bouteh constateerde dat er in zijn eigen praktijk als het
bijvoorbeeld gaat over de aanpak van probleemjongeren vaak een mismatch is tussen
migranten en de instanties waar zij in de Nederlandse samenleving mee te maken
krijgen. De professionals hebben het beeld dat de ouders geen verantwoordelijkheid
nemen en geen controle houden op hun kinderen, terwijl bij migrantengezinnen een
beeld leeft dat de Nederlandse samenleving schuld heeft aan hun achterstandssituatie
en de reactie van jongeren daarop. Bovendien voelen veel migrantenouders zich
betutteld door instanties. De remedie is je verdiepen in elkaars achtergrond. De recla-
me van Nutricia in Syrië voor babymelkpoeder was een prachtig voorbeeld van misver-
standen die ontstaan als je je niet verdiept in elkaars waarheid (van rechts naar links
lezen geeft precies de tegengestelde boodschap van hetgeen met de reclame was
beoogd en van links naar rechts was opgesteld). Migranten hebben meestal weinig
kennis van het strafrechtsysteem in Nederland. Zo wordt het gegeven dat jeugdstraf-
recht ook pedagogische doelen dient niet zomaar begrepen. Voor de professionals/
instanties is de gouden tip om je ‘klanten’ met je te laten meedenken.
11
In Nederland worden cultuurverschillen wel heel erg snel als verklarende oorzaak voor
problemen benoemd, zo betoogde Bouteh. Meestal zijn de problemen echter veel
complexer en gelaagder (bv. LVB-problematiek, laaggeletterdheid). Aan de andere
kant zijn er mensen die benadrukken dat iedereen gelijk is ongeacht etniciteit. Een
dergelijk cultuurrelativisme is net zo goed een dooddoener.
Het valt Bouteh op dat in Nederland regelmatig een statisch cultuurbegrip wordt
gehanteerd. ‘Cultuur’ wordt dan beschouwd als een vaststaand, eenduidig gegeven,
dat onveranderlijk is naar tijd, plaats en sociale groep en als een zelfstandige dwin-
gende kracht die leidt tot onveranderlijke groepsgebonden gedragsnormen. Gevolg
van deze benadering is, dat je het risico loopt op stereotypering. Het leidt sneller tot
een negatief oordeel, tot een “hier kan ik niets aan doen, want dat is nu eenmaal hun
cultuur”-houding. Culturen zijn altijd in ontwikkeling, aldus Bouteh. Dat biedt een
kans om uit de simpele “wij-zij”-tegenstelling te geraken. Dat wil overigens niet zeg-
gen dat culturele botsingen geen serieuze communicatieproblemen veroorzaken. Maar
de vraag is: hoe pak je dergelijke communicatieproblemen aan en hoe maak je derge-
lijke communicatieproblemen bespreekbaar? In elk geval worden die problemen juist
verergerd door culturen als blokken tegenover elkaar te zetten.
Bouteh beschouwt constructieve communicatie als dé voorwaarde om tot een gemeen-
schappelijke cultuur te komen. Essentieel in communicatie is ook dat de zender duide-
lijk uit kan leggen en dat zender en ontvanger op een empathische manier te werk
gaan. Wederkerigheid en oprechte nieuwsgierigheid staan daarbij centraal.
Bouteh schetste een amusant voorbeeld van verschillende communicatiepatronen in
een situatie waarin hij in zijn Mercedes zijn Nederlandse buurman tegenkomt, die op
de fiets naar dezelfde bestemming onderweg is en een lekke band heeft. Opnieuw
werd door hem het belang onderstreept om die communicatiepatronen te (leren) ken-
nen, waardoor je ze begrijpt en waardoor je ook op een effectieve wijze tot de kern
kunt komen.
Bouteh sloot zijn presentatie af door er nog eens nadrukkelijk op te wijzen dat de
basis van de Nederlandse samenleving gevormd wordt door een generiek normensy-
steem. Dat dient bij alle ingezetenen (dus ook migranten) bekend te zijn. Dat gene-
rieke systeem kent geen kleur. In tegenstelling tot alles wat daar in communicatie,
interpretatie, uitwerking bovenop ligt. Dan is het juist wel de kunst om kleur te erken-
nen en cultuursensitief te zijn.
12
Aansluitend riep de dagvoorzitter de aanwezige broers Korvinus (Henk en Cees) op het
podium om een reactie op het verhaal van Bouteh te geven. Cees gaf aan de betoog-
lijn van Bouteh te ondersteunen en van groot belang te achten, ook of misschien wel
juist in de strafrechtstoepassing. Broer Henk gaf in eerste instantie aan weliswaar met
plezier naar Bouteh te hebben geluisterd, maar niet veel nieuws te hebben gehoord.
Later vulde hij dit aan door terug te grijpen op zijn eigen ervaringen als rechter, waar-
bij hij zei dat juist het luisteren naar de verschillende waarheden (zoals door Bouteh
betoogd) van essentieel belang was.
13
Par
alle
lses
sies
Parallelsessie 1Multiculturaliteit in de opsporing en in de rechtszaal - Dr. J.H.L.J. (Janine) Janssen, politie: hoofdonderzoeker Landelijk
Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) en universi-
tair docent criminologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam
- Mr. A.H.J.M. (Achilles) Damen, advocaat-generaal (Openbaar
Ministerie)
Het LEC EGG krijgt jaarlijks zo’n 3000 zaken voorgelegd waarin sprake
lijkt van eergerelateerd geweld. Meer dan de helft van de 500 zaken
waarin dat daadwerkelijk het geval blijkt te zijn, betreft zware bedrei-
gingen, eerconflicten in familieverband. 2 tot 3% van de zaken heeft
een dodelijke afloop. Ruim twee derde van de betrokkenen is van
Turks/Koerdische en Marokkaanse afkomst. Mensen die horen tot de
zgn. ‘nieuwe’ groepen (Afghanistan, Syrië, Somalië) gebruiken exces-
sief geweld. In het kader van de opsporing zijn culturele achtergron-
den van belang, bij de straftoemeting niet.
De slachtoffers/nabestaanden hebben recht op informatie over de
procedure en over de vrijheden van de verdachte. Tijdens de voorlo-
pige hechtenis wordt deze informatie gegeven door de politie en OM,
in de executiefase door het OM. Het OM is tegelijk ook verantwoorde-
lijk voor de veiligheid van de burger. Er moet een verschil van aanpak
zijn tussen huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Er is geen spra-
ke van strafverhoging bij eergerelateerd geweld.
Parallelsessie 2Etnische minderheden, criminaliteit en het Nederlandse strafrecht: hoe ervaren mensen uit verschillende culturen het gestraft worden? Hoe ervaren ze gezag zoals dat in Nederland uitgeoefend wordt?
- Prof. dr. F. (Frank) Bovenkerk, em. hoogleraar criminologie aan de
Universiteit van Utrecht, bijzonder hoogleraar op de FORUM Frank
Buijs leerstoel Radicalisering Studies aan de Universiteit van
Amsterdam
Waarom zijn er in Nederland wel maar in het buitenland geen proble-
men met ‘Marokkanen’ en mensen uit andere etnische groepen? Dit
14
lijkt verklaarbaar door verschillen in sociale controle tussen Nederland en andere lan-
den. In Nederland is er onder Marokkanen een situatie ontstaan van verminderde
sociale controle (gezag van ouders over hun kinderen). Verder staat Nederland afwij-
zend tegenover inmenging vanuit de landen van herkomst. Ten slotte kenmerkt
Nederland zich door vrijheid in ongebondenheid zonder correctiemechanismen op de
achtergrond. In andere landen is er meer sprake van disciplinering, in gezin en ook op
school.
De presentatie van Bovenkerk leidde tot de volgende twee stellingen:
- Voor het begrijpen van de cultuur van allochtonen moet men de eigen cultuur
begrijpen in termen van vrijheid, ongebondenheid, mate van disciplinering en soci-
ale controlemechanismen;
- Nederland is volstrekt uniek in zijn benadering van het sociale probleem. In het
buitenland wordt de problematiek niet specifiek als een probleem van allochtonen
benoemd (bijvoorbeeld de problemen in de banlieues van Parijs).
Parallelsessie 3Diagnostiek bij jonge justitiabelen met diverse culturele achtergronden: een kwestie van specifieke vragen van de rechtercommissaris, van specifieke vaardigheden van de diagnosticus, van specifieke kenmerken van de cliënt of van specifieke eigenschappen van het diagnostisch instrumentarium?
- Mr. dr. L. (Lieke) Van Domburgh, senior onderzoeker bij Intermetzo en VUmc
- Dr. D.J. (David) Vinkers, psychiater (Antilliaanse expertise) te Rotterdam
Vinkers presenteert een onderzoek waarin een aantal zaken opvallen:
- allochtonen komen meer in aanraking met justitie, maar er wordt minder vaak over
hen gerapporteerd en zij komen minder vaak in GGZ-behandeling;
- bij allochtonen worden andere diagnoses gesteld (meer gedragsstoornissen), wor-
den minder vaak subtielere vormen van ontoerekeningsvatbaarheid gehanteerd en
vaker een pij-maatregel opgelegd.
Klopt dit beeld wel met de werkelijkheid of heeft het te maken met de diagnostische
instrumenten?
Van Domburgh presenteert een onderzoek naar 12-minners (Nederlandse en niet-Wes-
terse kinderen) die al met justitie (de politie) contact hebben gehad.
15
Gebleken is dat er niet zo heel veel verschillen tussen de twee groepen zijn. Er zijn
bepaalde factoren die een impact hebben op crimineel gedrag. De impact van de fac-
toren is voor beide onderzoekgroepen ongeveer gelijk. In sommige gevallen komt zo’n
factor wel meer voor bij de niet-Westerse onderzoeksgroep. Factoren die invloed ble-
ken te hebben op recidivegedrag van de kinderen waren leesvaardigheid en het heb-
ben van een grotere broer. Het instrumentarium dat door onderzoekers gebruikt wordt
is veelal niet gevalideerd voor etnische minderheden.
Parallelsessie 4Forensische rapportage bij verdachten met diverse culturele achtergronden
- Prof. dr. G. (Gerben) Meynen, bijzonder hoogleraar forensische psychiatrie aan
Tilburg University
- Mr. drs. L.E. (Laura) van Oploo, promovenda Tilburg University
- Prof. dr. F.A.M.M. (Frans) Koenraadt, hoogleraar forensische psychiatrie en psycho-
logie Universiteit Utrecht, forensisch psycholoog
Cultuurverschillen kunnen een vertekenende invloed hebben op justitiële rapportages.
Culturele sensitiviteit stelt hoge eisen aan de onderzoeker/rapporteur (=gedragskun-
dige); deze is zelf namelijk ook een ‘instrument’ in het proces omdat zijn eigen predis-
posities (onbewust) meespelen. Hier is veel te winnen door vaker gebruik te maken
van allochtone gedragskundigen en de aandacht voor cultuurverschillen zowel bij de
rechter als de gedragsdeskundige te versterken. De rechter weet doorgaans niet in
hoeverre in een rapport rekening is gehouden met cultureel bepaalde aspecten van
gedrag.
De gedragsdeskundige zou meer inzet kunnen plegen om een observandus te leren
kennen, bijvoorbeeld door samen met hem achter een PC te gaan zitten en te bekijken
wat deze uitvoert op Internet, social media en op het terrein van muziek (videoclips).
Veel allochtonen koesteren een groot wantrouwen t.a.v. het justitieapparaat (veroor-
zaakt door beeldvorming over Justitie in het land van herkomst); dit wantrouwen
kleurt hun houding tijdens het strafproces; het zou nuttig zijn aan allochtonen voor-
lichting te geven over de basisprincipes van het Nederlandse rechtsstelsel (onafhanke-
lijkheid, rechtsgelijkheid, enz.)
De vraag is of en hoe culturele verschillen, voor zover die tot uiting zijn gebracht in de
rapportage, moeten meewegen in de strafmaat.
16
Parallelsessie 5Amsterdam en zijn Top 600 - Drs. E.J (Erik) Jongman, psychotherapeut, regievoerder Expertise Netwerk
Forensische Zorg, inhoudelijk hoofd forensische polikliniek van de Bascule, docent
bij de RINO Groep Utrecht
- Drs. W. (Wilco) Tuinebreijer, psychiater, eerste geneeskundige GGD Amsterdam
Het doel van de ‘Top 600’ is het terugdringen van recidive. Hier zijn meer dan 40
instellingen/organisaties bij betrokken. De aanpak bestaat uit drie pijlers: ‘Lik op stuk’,
‘Zorg’ en ‘Preventie’. Er is een beperkte instroom van autochtonen en een relatief
grote instroom van tweede-generatie-allochtonen. Opvallend is dat bij de autochtonen
relatief vaker sprake is van (zwaardere) psychiatrische problematiek en een lager
opleidingsniveau. Aan de hand van de ‘zelfredzaamheidmatrix’ kan inzicht worden
verkregen in de mate waarin iemand zelfredzaam is. Uit de op basis van deze zelfred-
zaamheidmatrix vastgestelde ‘totaalscore’ blijkt dat allochtonen die deel uitmaken van
de Top 600 in sterkere mate zelfredzaam zijn dan autochtonen.
Om te kunnen verschuiven van iemand met harde(re) hand te brengen tot het aan-
vaarden van zorg naar het ‘verleiden tot zorg’ helpt het om die persoon ‘iets te verlie-
zen’ te geven.
Parallelsessie 6De allochtone jeugd heeft de transculturele toekomst - J.P. (Joop) van der Vlugt, directeur bij Het Poortje Jeugdinrichtingen
- Drs. G.O. (Glenn) Helberg, kinder- en jeugdpsychiater en voorzitter van het
Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN)
Deze sessie laat zich het beste weergeven in drie aanbevelingen:
- probeer als hulpverlener verbinding met de jongere te maken. Radicalisering en
criminaliteit kunnen een zelfde oorsprong hebben: zowel door jihadleiders als van-
uit de criminele wereld wordt geprobeerd binding te zoeken met jongeren, waar-
door sommigen worden aangetrokken;
- individueel bejegenen is alleen mogelijk als je meertalig werkt en nieuwsgierig
bent, dus weten wat iemand bedoelt als hij iets zegt: jouw werkelijkheid is niet de
werkelijkheid;
- professionals in de jji’s moeten kennis hebben van andere culturele achtergrond
van jongeren. Instrumenten als de Vijf dimensies van Hofstede zijn van belang in
de omgang/communicatie met mensen uit andere culturen en daar zou je als pro-
fessional kennis van moeten hebben.
17
Parallelsessie 7Cultuursensitief werken met jongeren met een lichte verstandelijke beperking (LVB) in de justitiële hulpverlening: een dubbele uitdaging
- L. (Lidwien) Schulten, senior projectmanager bij de William Schrikker Groep
- Drs. I. (Imad) Moukaddim, criminoloog en gebiedsmanager bij de William Schrikker
Groep
Met het merendeel van de LVB-ers, ongeacht het aanwezig zijn van een bi-culturele
achtergrond, gaat het wel goed. Toch is het aantal LVB-jongeren met een bi-culturele
achtergrond oververtegenwoordigd in de strafrechtketen.
De LVB-problematiek zou al in een vroeg stadium gesignaleerd moeten worden om de
juiste begeleiding te kunnen bieden, zeker bij jongeren met een bi-culturele achter-
grond. Er dienen op LBV en culturele achtergrond toegespitste interventies te worden
ontwikkeld.
Conclusies van de bijeenkomst zijn:
- de LVB-problematiek wordt zwaar onderschat. Het is broodnodig hier in de straf-
rechtketen meer specifieke aandacht aan te besteden;
- Een bi-culturele achtergrond en/of bijkomende psychpathologie vormen extra
risicofactoren;
- communicatie en benadering dienen meer aangepast te worden aan LVB-jongeren.
Parallelsessie 8Etnocentrisme in de forensische psychiatrie - Prof. dr. F. (Frank) Kortmann, em. hoogleraar transculturele psychiatrie aan de
Radboud Universiteit Nijmegenen als psychotherapeut werkzaam voor allochtone
tbs-ers bij de Pompestichting in Nijmegen
Tegenover het groeiende multiculturele karakter van de samenleving zijn twee opstel-
lingen te onderkennen: de cultuurrelativistische en de culturalistische.
Elk mens vindt per definitie zijn eigen normen en waarden de beste. Vanuit deze over-
tuiging vindt hij normen en waarden van iemand anders minder goed. Deze diskwalifi-
catie verloopt vaak reflexmatig (etnocentrische reflex). Er is geen reden om aan te
nemen dat in de tbs-klinieken discriminatie niet zou voorkomen.
Etnocentrisme in de bejegening van mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid is
een risicofactor voor verergering van het psychiatrische toestandsbeeld. Verder blijkt
dat allochtonen (ervaren als “Big, Black and Dangerous”) vaker gedwongen worden
opgenomen.
18
Door etnocentrisme van de straf en structurele machtsongelijkheid wordt de alloch-
tone patiënt gedwongen zich aan te passen aan de cultuur van de tbs-kliniek, terwijl
zijn eigen etnocentrisme zich daartegen verzet.
Remedie tegen etnocentrisme is cognitieve empathie: begrip tonen voor de cultuur
van de patiënt en in overleg kijken hoe men hem zo tegemoet kan treden dat hij zich
in zijn culturele normen en waarden zo veel mogelijk begrepen en gerespecteerd
voelt. Uitleg van grenzen en mogelijkheden van de inrichting kan behulpzaam zijn.
Parallelsessie 9Structurele aandacht voor culturele diversiteit in forensische zorginstellingen: project Intercom in de Pompestichting
- D. (Diana) Thomas, werkzaam bij de Pompestichting in Nijmegen als sociothera-
peut en projectleider interculturele communicatie
- Drs. M. (Marlies) van den Berg, junior onderzoeker bij FPC Dr. S. van Mesdag te
Groningen
Bijna een kwart van de 170 patiënten in de Pompestichting heeft een niet-Nederlandse
achtergrond. In de Van Mesdag is ongeveer de helft van de patiënten allochtoon, ter-
wijl slechts 6% van het personeel van allochtone afkomst is. Voorts is er sprake van
een groot leeftijdsverschil tussen het personeel en de tbs-gestelden: het personeel is
vaak jong en de tbs-gestelden vaker oud. De verklaringen van de patiënt en zijn net-
werk zijn van groot belang voor de behandeling.
De cursus ‘Intercom’ is ontwikkeld voor de sociotherapie ten behoeve van de bewust-
wording van de verschillende culturen en wordt aangeboden door kenniscentrum
Pompeii van de Pompestichting. Cultuur is nu een vast item geworden bij behandelbe-
sprekingen en in het behandelplan. De doelen van Intercom zijn
- door middel van een bewuste en betere communicatie te komen tot wederzijds
begrip en
- door middel van adequaat omgaan met cultuurverschillen te komen tot wederzijds
vertrouwen.
Zowel wederzijds begrip als wederzijds vertrouwen dragen bij aan betere behandelre-
sultaten. Allochtone patiënten worden uitgenodigd deel te nemen aan het programma
om hun ervaringen te delen. Uit de evaluatie is gebleken dat de cursus een positief
effect heeft gehad.
Op dit gebied worden nog geen ervaringen uitgewisseld met andere FPC’s. Binnen het
NIFP is er aandacht voor transculturele psychiatrie. Het is van belang dat rapporteurs
in hun rapportages aandacht schenken aan de culturele achtergrond van de cliënt.
19
Parallelsessie 10 Wakker liggen van (gevangenis)cultuur: cultuursensitief werken in detentie, uitdagingen en drempels
- Dr. B. (Bart) Claes, postdoctoraal onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel
(Faculteit Recht en Criminologie) en aan de Erasmushogeschool Brussel en verbon-
den aan de onderzoeksgroep Crime & Society
Claes heeft twee jaar onderzoek gedaan naar de cultuurverschillen in gevangenissen in
België, Engeland en Wales en heeft verschillende gevangenissen met elkaar
vergeleken.
De heterogeniteit van de groep gedetineerden tegenover de overheersende homogeni-
teit van het personeel veroorzaakt door het verschil in cultuur, religie en vooral de taal
veel problemen. De activiteiten zijn veelal gericht op de autochtone gedetineerden.
Persoonlijke gesprekken zijn uitzonderlijk moeilijk te realiseren. Het personeel houdt
zich alleen bezig met functionele contacten en stelt zich terughoudend op. De cultuur-
sensitieve bejegening ontbreekt. De gevangenis in Antwerpen is een voorbeeld waar
men projectmatig bezig is om het intercultureel werken te bevorderen. Een wegwijzer-
brochure voor de eerste 24 uur (met o.a. cartoons en pictogrammen), de inzet op de
verhoging van de participatie van de gedetineerde en het aanbod van hulp- en dienst-
verlening op maat zijn hier voorbeelden van.
Uit de discussie komt naar voren dat men ook in Nederland hard werkt aan intercultu-
ralisatie (van beveiliging naar bejegening) binnen de gevangenismuren. Motiverend
bejegenen is in ontwikkeling.
De volgende twee stellingen zijn naar voren gekomen:
- elke communicatie van het personeel met de gedetineerde moet cultuursensitief
zijn;
- als het aanbod van de activiteiten op maat is van de gedetineerde, dan moet het
cultuursensitief zijn.
Parallelsessie 11Vreemdelingen met psychiatrische problematiek in DJI-inrichtingen - Drs. M. (Maaike) Philippi, Gz-psycholoog, hoofdbehandelaar bij FPC Veldzicht
- Dr. F. (Cisca) Joldersma, senior adviseur bij FPC Veldzicht, coördinerend adviseur
strategie bij het ministerie VenJ
Veldzicht heeft veel ervaring met tbs-gestelde vreemdelingen die in verband met het
verliezen van hun verblijfstitel voorbereid moeten worden op terugkeer naar het land
20
van herkomst. De terugkeer is een integraal onderdeel van de behandeling in
Veldzicht. De minimale vereisen voor de terugkeer, zoals medicatie en een verblijf-
plaats, worden vastgesteld. Onderzocht wordt of deze minimale eisen daadwerkelijk
(anders dan bij vreemdelingen met een niet strafrechtelijke status), ook financieel,
beschikbaar zijn. Het familienetwerk – ‘extended family’ - wordt bij het voorbereiden
van de terugkeer betrokken. Over de terugkeer wordt geregeld met de ketenpartners
overlegd.
Andere titels voor repatriëring zijn de pij-maatregel, ISD en rechterlijke machtiging.
Veldzicht bereidt zich voor op haar nieuwe rol bij de opname en psychiatrische behan-
deling van vreemdelingen. Tbs-gestelden zonder verblijfstitel en de categorie ‘extreem
beheersgevaarlijk’ zullen nog steeds in Veldzicht worden geplaatst.
Parallelsessie 12Reclassering en culturele diversiteit - Prof. mr. M.M. (Miranda) Boone, universitair hoofddocent straf(proces)recht en
criminologie aan de Universiteit Utrecht, bijzonder hoogleraar penitentiair recht en
penologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en lid van de sectie gevangeniswezen
van de RSJ
- M. (Mamoun) el Loukili, trainer en interventiecoach bij de Stichting
Verslavingsreclassering GGZ (SGV) in Arnhem, Amsterdam en Utrecht
Hoewel tussen een reclasseringswerker en zijn of haar cliënt – behorende tot een
etnische minderheidsgroep – een taalbarrière of culturele verschillen kunnen bestaan,
mag dit een effectieve op de cliënt gerichte reclasseringszorg nooit in de weg staan. In
dat kader is Motivational Interviewing als methodiek essentieel. Motivational
Interviewing is een persoonsgerichte gespreksstijl, waarbij de reclasseringswerker een
open houding aanneemt, open vragen stelt en responsiviteit toont. Culturele begrip-
pen en verklaringen moeten niet letterlijk worden overgenomen maar de reclasse-
ringsmedewerker moet aanknopingspunten zoeken om door te kunnen vragen. Naast
het feit dat de cliënt de bron is voor het geven van een culturele verklaring voor zijn
handelen, is voor deze methodiek van belang dat de reclasseringsmedewerker ook zelf
kennis draagt van de betreffende cultuur van de cliënt.
21
Ron
deta
felg
espr
ekke
nTijdens de rondetafelgesprekken gingen 5 à 8 deskundigen –
zij vormden de ‘binnenring’ – met elkaar in discussie rondom
één thema, aan de hand van vooraf geformuleerde stellingen.
De overige deelnemers vormden de ‘buitenring’ en werden in
tweede instantie door de tafelvoorzitter bij de discussie betrok-
ken. De onderschreven of herschreven stellingen en hoofdlij-
nen van de discussie zijn op de volgende pagina’s
weergegeven.
Rondetafelgesprek 1 Geradicaliseerde justitiabelen: opsluiten en/of hulp verlenen? - Straffen van geradicaliseerden die strafbare feiten hebben begaan
heeft zin; radicalisering is op zichzelf niet strafbaar;
- Een kleine meerderheid vindt niet dat geradicaliseerden in een
aparte voorziening geplaatst moeten worden;
- Voor het behandelen van veroordeelde geradicaliseerden ontbreekt
het aan kennis, maar dat is geen alibi om niet alles uit de kast te
trekken (mits proportioneel) om in te zetten op de-radicalisering.
Radicalisering is niet strafbaar, pas als sprake is van strafbare feiten
ligt berechting in de rede. Het samen plaatsen van verdachten van
geradicaliseerden is vanuit oogpunt van de mensenrechten discutabel.
Kwetsbare gedetineerden moeten beschermd worden tegen pogingen
van anderen hen te radicaliseren. De personen die thans op de terro-
ristenafdeling verblijven ervaren ook een mate van rust. Het wordt
door hen niet alleen als ongunstig ervaren. Het is zinvol te werken aan
de geradicaliseerde overtuigingen, maatwerk is evenwel geboden.
Tevens moet er oog zijn voor de proportionaliteit.
Rondetafelgesprek 2 Transculturele diagnostiek: gaat het ooit lukken? In pro-justitiarapportage worden soms transculturele elementen
gemist die voor de behandeling van essentieel belang zijn. Daardoor
weet de behandelaar aanvankelijk niet waar hij moet beginnen. Twee
reacties hierop:
- DSM-5 omvat een transculturele paragraaf;
- PJ-rapportage is in eerste instantie bedoeld voor berechting en
straftoemeting en gaat vnl. in op toerekeningsvatbaarheid. Bij de
start van behandeling zal opnieuw onderzoek moeten plaatsvinden.
22
Bovendien geeft PJ-rapportage een (voor behandeling) beperkt beeld, de rappor-
teur spreekt de verdachte slechts een of twee keer.
Bij de introductie van de transculturele component in DSM-5 zullen rapporteurs / art-
sen moeten worden getraind in het gebruik ervan.
Om stoornissen te kunnen onderscheiden van cultuurgebonden gedrag zullen instru-
menten moeten worden ontwikkeld, naast de bestaande WAIS-4 en het ‘culturele
interview’. Een probleem daarbij is dat het om een klein aantal personen gaat.
Om bij diagnostisering en in behandeling etnocentrisme te overbruggen en cultuurge-
bonden factoren te herkennen is het nodig dat eerst de eigen cultuur wordt onder-
kend.
Rondetafelgesprek 3 Gesloten jeugdzorg of JJI?Geen rekening houden met de culturele achtergrond van de jongere?
Men is het erover eens dat je geen rekening moet houden met de culturele achter-
grond bij het bepalen van de strafmaat , maar bij behandelen wel: degenen die
behandelen moeten wel een grondige kennis hebben van achtergronden van jongeren.
Plaatsing in jji of jeugdzorgplus, wat heeft de voorkeur?
Kern is persoonsgerichte aanpak voor de jongere en de vraag of het om een kwets-
bare jongere gaat of niet.
Cultuursensitief behandelen door ‘kaaskoppen’ gaat niet werken!
Cultuursensitief behandelen door ‘kaaskoppen’ kan wel degelijk werken, mits de kaas-
kop zich openstelt voor anderen en niet pretendeert te weten hoe het zit. Voor het
beschikken over kennis is het ook nodig medewerkers van andere culturen in huis te
hebben. Denk niet in beelden zoals ‘die Marokkanen’.
Rondetafelgesprek 4 Transcultureel gevoelig behandelen in forensisch kaderDe stelling dat psychiatrische ziekten zoals schizofrenie universeel zijn en de behande-
ling voor autochtonen en de behandeling voor allochtonen dezelfde moeten zijn, is
unaniem verworpen.
Feit is dat patiënten met een niet-westerse achtergrond frequenter dwangmedicatie
wordt toegediend. Dit komt voort uit onmacht. De stelling dat dwangmedicatie, gezien
23
de culturele en taalkundige verschillen, de beste aanpak zou zijn, is door de gehele
groep verworpen.
Het is niet mogelijk om voldoende intercultureel deskundigen in dienst te hebben
aangezien de in Nederland voorkomende culturen te verschillend zijn. Wel is het van
belang om in het behandelteam verschillende culturen op te nemen en om vragen te
blijven stellen aan de patiënt waardoor veel geleerd kan worden over de andere
cultuur.
De stelling dat als de behandelaar persoonsgericht maatwerk levert er voldoende
rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond van de patiënt, werd unaniem
onderschreven.
Rondetafelgesprek 5Een rol voor ouders bij behandeling in de jeugdinrichtingOuders uit culturele minderheidsgroepen laten zich niet gemakkelijk betrekken bij de
opvang, opvoeding, zorg en behandeling van hun kinderen in een gesloten setting. Is
het toch denkbaar dat ouders – ook al hebben zij heel verschillende culturele achter-
gronden – samen inbreng hebben in de bejegening van hun kinderen binnen justitiële
inrichtingen en in de jeugdzorg?
De stellingen:
“Het betrekken van ouders uit culturele minderheidsgroepen bij de behandeling van
hun kinderen heeft in de gesloten jeugdhulp meer kans van slagen dan in een JJI”,
en
“Het is een onmogelijke opgave om ouders uit culturele minderheidsgroepen bij de
behandeling van hun kind in een gesloten setting te betrekken” worden beide
verworpen.
De ouders van culturele minderheidsgroepen zijn wel goed te betrekken bij de opvang,
opvoeding, zorg en behandeling van hun kinderen in de gesloten setting. Het kan wel
betekenen dat er specifieke aandacht en energie nodig is in het contact met deze
ouders. Om ouders (met welke achtergrond dan ook) succesvol te betrekken bij de
behandeling van hun kind is de wijze van bejegening door de professional essentieel.
De stelling:
“Hun betrokkenheid kan worden vergroot als om te beginnen een structurele overleg-
vorm tussen de ouders van verscheidene jeugdigen en de gesloten inrichting zou kun-
nen plaatsvinden” wordt overgenomen. Deskundigen uit de praktijk hebben goede
ervaringen opgedaan met een overlegvorm van de ouders onderling (van de jeugdigen
die gesloten zitten).
24
Rondetafelgesprek 6 LVB-ers met een andere culturele achtergrond in de strafrechtketenDe discussie werd gevoerd naar aanleiding van de stellingen:
- Een effectieve afhandeling van zaken van lvb-ers met een niet-Nederlandse cultu-
rele achtergrond vereist in alle gevallen overleg op casusniveau. Dat kunnen veel
organisaties niet aan.
De stelling wordt herkend, met als aanvulling dat casusoverleg en een multidiscipli-
naire aanpak ook/juist in de sfeer van preventie belangrijk is.
- Lvb en diversiteit: altijd double trouble!
Dit is te negatief gesteld, want met veel lvb-ers gaat het goed, evenals met veel
allochtonen. ‘Dubbele uitdaging’ is beter m.b.t. allochtone lvb-ers. Aandachtspunt is
hun beperkte begrip van (de Nederlandse) taal.
- De huidige screeningsinstrumenten zijn niet bruikbaar voor mensen die geen
Nederlands spreken en/of een andere culturele achtergrond hebben.
De stelling wordt niet onderschreven. In de praktijk redden we het door gebruik
van aangepaste instrumenten. Verdere ontwikkeling hiervan is nodig, zeker met
betrekking tot de taal.
Rondetafelgesprek 7Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT)Na een discussie met inbreng vanuit diverse invalshoeken uit de binnen- en de buiten-
ring (directeur gevangeniswezen, directeuren p.i., advocatuur, landelijke gedetineer-
dencommissie, piw-er, bijzonder hoogleraar reclassering, commissie van toezicht) zijn
twee stellingen aangenomen:
- Bij de beoordeling of een gedetineerde kan promoveren dan wel moet degraderen
is zijn culturele achtergrond onbelangrijk; het gaat enkel om zijn gedrag. Over het
algemeen mee eens, bij de normering van gedrag speelt de culturele achtergrond
geen rol. Die normering geldt voor iedereen.
- Van personeel mag verwacht worden dat ze bij de beoordeling van het gedrag van
een gedetineerde ook rekening houden met diens culturele achtergrond, onder de
voorwaarde van het beschikbaar stellen van middelen en ‘education permanente’.
Door inschakeling van externen, bijvoorbeeld geestelijken, medegedetineerden en
door tijd te nemen voor het houden van gesprekken leert men over andere culturen
en gebruiken.
25
Rondetafelgesprek 8Allochtone ingeslotenen en hun detentiebelevingStelling 1
Allochtone jongeren vinden het Nederlandse detentieklimaat doorgaans veel te soft,
de bejegening moet daar bij de persoonsgerichte aanpak rekening mee houden.
Het eerste gedeelte van de stelling wordt niet ondersteund. Ervaring binnen het
gevangeniswezen leert juist dat allochtone ingeslotenen het detentieklimaat helemaal
niet soft vinden.
Het tweede gedeelte van de stelling is als volgt herschreven:
Bij de bejegening in de persoonsgerichte aanpak mag geen onderscheid gemaakt
tussen allochtonen en autochtonen. Die dient voor een ieder gelijk te zijn.
Wanneer wel onderscheid wordt gemaakt, levert dit ongelijke behandeling op.
Stelling 2
Het regime is voor iedereen eender dus het doet er niet toe wat gedetineerden van het
strafklimaat vinden.
De stelling is als volgt herschreven:
Het regime moet voor zowel allochtonen als autochtonen dezelfde mogelijkheden
bieden gericht op een verantwoorde re-integratie.
Regime en strafklimaat zijn twee verschillende dingen. Een regime kan bijdragen aan
maatwerk. Voorts is een hanteerbare definitie van ‘allochtone ingeslotene’ belangrijk:
bestuursrechtelijk ingesloten vreemdelingen (vreemdelingenbewaring) vallen daar
buiten.
Stelling 3
Gedetineerden zoeken steun en relaties in hun ‘eigen’ kring. Medewerkers komen daar
niet tussen maar kunnen er wel gebruik van maken.
Het eerste gedeelte van de stelling wordt ondersteund in die zin dat niet alleen alloch-
tone medegedetineerden, maar ook medewerkers deel dienen uit te maken van deze
‘eigen’ kring. Het tweede gedeelte van de stelling is geschrapt.
26
Rondetafelgesprek 9Multiculturaliteit in de (verschillende fasen van) de strafrechtketen: samenwerking/opvolging binnen de keten
Bij de rondetafel is gediscussieerd naar aanleiding van drie stellingen, die uiteindelijk
als volgt zijn geherformuleerd:
- Zo lang er in feite sprake is van (al dan niet onbedoeld) ongerechtvaardigd onder-
scheid, gemaakt door politie en justitie, is het onvermijdelijk dat sommige culturele
minderheden daarin een argument zien zich ook niet altijd aan de wet te houden.
- Ketenpartners weten zelden van elkaar of en hoe men rekening heeft gehouden
met iemands culturele achtergrond. En dus is de keten onvoldoende effectief. Het is
belangrijk dat er bewustwording in de hele keten is.
- Deskundigheid met betrekking tot dominante culturen onder de clientèle is nodig
binnen een organisatie. Een gericht personeelsbeleid helpt daarbij. Een voorwaarde
is dan wel dat teams ook als teams werken.
Rondetafelgesprek 10Vrijheidsbeneming van vreemdelingen vraag om cultuursensitiviteitAlle drie de oorspronkelijke stellingen zijn geherformuleerd en luiden als volgt:
- Criminele vreemdelingen moeten worden behandeld zoals alle andere gedetineer-
den waarbij maatwerk dient te worden geleverd ten aanzien van het individu.
- Het is wél nodig om te investeren in een cultuursensitieve aanpak van veroordeelde
vreemdelingen, met name voor wat betreft het personeelsbeleid, omdat dit leidt tot
een betere interactie, beter behandelresultaat en betere terugkeer en het uiteinde-
lijk leidt tot minder kosten.
- Voor een succesvolle terugkeer naar het land van herkomst is het bij elkaar plaat-
sen van veroordeelde vreemdelingen op één locatie praktisch en efficiënt, hierbij is
vooral de expertise van het personeel van belang. Uitzonderingen zijn eventueel
mogelijk.
Rondetafelgesprek 11Nazorg/re-integratie na detentieDe nazorg verloopt nog niet optimaal, maar dat heeft niet per se met cultuurverschil-
len te maken. Het regionaliseringprincipe is heel belangrijk. Bijvoorbeeld een
Amsterdamse gedetineerde vanuit een Amsterdamse bajes laten re-integreren in zijn
stad, in samenwerking met lokale Amsterdamse maatschappelijke instanties wil best
aardig lukken. Als diezelfde persoon in het oosten van het land is gedetineerd, wordt
het allemaal veel lastiger om die re-integratie te realiseren.
27
De stelling die voor lag luidt: aan alle randvoorwaarden voor een goede nazorg voor
ex-gedetineerden met een andere culturele achtergrond is voldaan. De conclusies van
de het gesprek hierover luiden: de stelling wordt onderschreven, maar ........
- vaak zijn het vooral goede intenties,
- desondanks kennen niet alle ketenpartners elkaar goed genoeg,
- en is het lastig het systeem in de praktijk goed te laten werken,
- is ‘buiten’ met binnen verbinden nog een uitdaging, en
- blijft werken zonder een justitiële titel lastig, m.n. voor de reclassering.
In het jeugdveld wordt goed samengewerkt op het gebied van nazorg; dit zou als
voorbeeld kunnen dienen.
28
Ple
nair
e af
slui
ting
Plenaire afsluiting Toespraak DG De plenaire afsluiting start met een toespraak van DG Jeugd- en
Sanctiebeleid Michèle Blom. Blom fungeert als stand-in voor de eerder
deze week onverwacht afgetreden staatssecretaris Teeven. Ze bena-
drukt dat de heer Teeven beslist van plan was te komen en ze deelt
graag met de deelnemers wat hij daarbij naar voren zou hebben
gebracht.
Je zou veronderstellen dat er in de strafrechtstoepassing al heel veel
bekend is over het omgaan met mensen uit andere culturen. Zo wor-
den er in het gevangeniswezen maar liefst 106 nationaliteiten geteld.
Ook over de problematiek van licht verstandelijk beperkte mensen, die
onder gedetineerden zijn oververtegenwoordigd, is het nodige bekend.
Er is een instrument ontwikkeld om een lvb te onderkennen. Het
Sociaal-Cultureel Planbureau heeft onlangs aan het licht gebracht dat
het beroep dat lvb’ers doen op zorg is vervijfvoudigd. Helaas geldt dat
niet voor degenen onder hen die afkomstig zijn uit andere culturen.
Terwijl juist onder mensen met bijvoorbeeld een Marokkaanse achter-
grond lvb’ers veel meer delicten plegen dan normaal begaafden. De
bejegening in detentie is persoonsgericht en het personeel is gewend
om te gaan met mensen die de Nederlandse taal niet spreken.
Niettemin is het belangrijk dat er meer medewerkers met een andere
etnische achtergrond worden binnengehaald.
Gesprek met vertegenwoordigers uit drie sectorenEen gesprek van de dagvoorzitter met Angeline van Dijk (directeur
gevangeniswezen bij DJI), Carsten Herstel (directeur NIFP) en Theo
Doreleijers (em. hoogleraar jeugd kinder- en jeugdpsychiatrie en
forensische psychiatrie, tevens lid RSJ) komt in de plaats van de
geplande afsluiting met staatssecretaris Teeven.
Op de vraag of behandeling tekortschiet door gebrek aan transcultu-
rele kennis antwoordt Carsten Herstel bevestigend; dit speelt door de
hele keten heen. Wel wordt er momenteel veel kennis ontwikkeld.
Investeer daarin, ook op casusniveau, houdt Herstel de toehoorders
voor. Overigens is het ‘culturele ding’ niet de enige factor van beteke-
nis. Onder jihadgangers bijvoorbeeld is er veel psychiatrische proble-
matiek. Het is zaak te achterhalen wat iemand heeft gedreven.
29
Aan Angeline Van Dijk wordt gevraagd of het gevangenisregime zou moeten worden
aangepast aan culturele achtergronden. Nee, zegt zij, de bejegening is persoonsge-
richt – we willen juist af van standaardregimes. Het personeel vormt een afspiegeling
van de samenleving. Kom je er met een bepaalde gedetineerde niet uit, dan vraag je
aan een collega of aan een medegedetineerde hoe iemand benaderd moet worden.
Van Dijk’s aanbeveling voor de nieuwe staatssecretaris: zorg voor een gefaseerde
terugkeer van gedetineerden in de maatschappij.
Theo Doreleijers verwijst naar taalachterstand als de grootste voorspeller van delictge-
drag van jonge kinderen. In Engeland is speciaal dit probleem aangepakt en dat blijkt
te werken. Verwezenlijking op grote schaal zal door de overheid moeten worden geor-
ganiseerd. Een voorbeeld van goede praktijk is het initiatief om studenten die zich
minimaal tien uur per week inzetten voor een migrantenkind (financieel) te faciliteren
bij het vinden huisvesting in dezelfde wijk (‘Amsterdam Vooruit!’). Een zekere risico-
groep vormen de kinderen van zeer jonge, alleenstaande, allochtone moeders.
De dagvoorzitter stelt als afsluitende conclusie dat de wil om mensen uit een andere
cultuur te begrijpen volop aanwezig is – en begrijpen is een onderdeel van het vak
voor alle betrokkenen in de strafrechttoepassing. Er moet echter meer worden geïn-
vesteerd in instrumenten om dit begrijpen mogelijk te maken en te bevorderen – ten
minste door het verankeren hiervan in de P&C-cyclus in alle onderdelen van de keten.
30
TekstbijdragenSharon Blankenspoor
Ruud Boelens
Romana Boerhof
Bianca Bogaars
Arthur van Bommel
Suzette de Bruin
Theo Doreleijers
Dineke van Gemert
Tineke Hinders
Simone Jousma
Desanka Kempers
René Kokee
Mirjam Koster
Marleen Kouwenhoven
Maurits Kruissink
Yrrah van der Kruit
Marleen Kuijs
Ingrid Lispet
Pim Molenaar
Karin Piederiet
Peter-Niek Plooij
EindredactieRuud Boelens
Arthur van Bommel
Ferdi van de Klundert
Marleen Kuijs
Pim Molenaar
Den Haag, 3 april 2015
Col
ofon