notitie invoering wmo 2015

58
Invoering Wmo 2015 Van transitie naar transformatie (aanpassingen Wmo beleid 2015-2016) Leiderdorp Versie:30 juni 2014

Upload: buidien

Post on 11-Jan-2017

225 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Invoering Wmo 2015 Van transitie naar transformatie

(aanpassingen Wmo beleid 2015-2016)

Leiderdorp

Versie:30 juni 2014

2

Inhoudsopgave Samenvatting

1. Inleiding pag.6

1.1 Doel van de notitie

1.2 Van transitie naar transformatie

1.3 Participatie

1.4 Opbouw en leeswijzer

2. Een nieuwe Wet maatschappelijke

ondersteuning (Wmo 2015) pag. 8

2.1 Wmo 2015

2.2 Voorzieningen in de Wmo

2.3 Overgangsregeling

2.4 Omslag in denken doen

2.5 Samenwerking zorgverzekeraar/zorgkantoor

2.6 De rol van de gemeenteraad

2.7 Aansluiting Wmo beleid 2013-2016

3. Aanpassingen beleidsprogramma’s pag. 11

Programma 2. Een veilige geborgen jeugd

Programma 3. Steun aan mantelzorgers en vrijwilligers

Programma 4. Meedoen makkelijker maken

Progr.4.1 Cliëntenondersteuning

Progr.4.2 Algemene- en maatwerkvoorzieningen

a. Veranderingen Hulp bij het huishouden b. Veranderingen begeleiding c. Specialistische ondersteuning d. Bestaande voorzieningen in de Wmo

e. Vervoer f. Hulpmiddelen g. Woningaanpassingen h. Wonen en zorg i. Persoonsgebondenbudget

Progr.4.3 Kwaliteitsinstrumenten

Progr. 4.4 Financiële maatwerkvoorziening chronisch zieken

Progr. 4.5 Sociaal Gebiedsgebonden Team (SGT)

Programma 5. Een vangnet voor iedereen pag. 27

progr. 5.1 Bestuursopdracht OGGZ

Progr. 5.2 Steunpunt Huiselijk Geweld samen met Algemeen

Meldpunt kindermishandeling

Progr.5.3 Telefonische hulplijn

4. Bestuurlijk contracteren pag. 29

5. Financiën pag. 31

Bijlagen

Bijlage 1. Vastgestelde uitgangspunten Notitie hervorming sociaal domein

Bijlage 2. Visie Wmo beleidsnota 2013-2016

Bijlage 3. Onderdelen in Wmo beleidsplan 2015

Bijlage 4. Verordening Wmo 2015

Bijlage 5. Beleidsdocumenten

Bijlage 6. Begrippenlijst

Bijlage 7. Scenario’s financiële maatwerkvoorziening chronisch zieken

Bijlage 8. Samenwerkingsverklaring Gemeenten Holland Rijnland &

Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid

3

Samenvatting

Op 1 januari 2015 moeten we klaar staan voor de start van de nieuwe

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Met de nieuwe Wet komt

een aantal taken uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)

over. Dit betekent verruiming, maar vraagt om inperking, want op de

budgetten wordt gekort. Deze beweging vraagt om het bijstellen van de

doelen. Het realiseren van de aangepaste doelen kan alleen door

bestaande en nieuwe verantwoordelijkheden samen te bezien. Onze

bestaande individuele en algemene voorzieningen in het kader van de

Wmo en de nieuwe taken verweven we in elkaar tot een nieuw geheel.

Dit veranderingsproces in het sociale domein is een grote opgave, omdat

niemand tussen de wal en het schip mag vallen, de klus met minder

budget geklaard moet worden en we kwaliteit en een passende oplossing

voor alle cliënten willen bieden.

We streven naar een kwalitatief goed zorg- en ondersteuningsaanbod

voor onze inwoners. Dit vraagt om een herbezinning op de huidige

voorzieningen in de sociale infrastructuur, die aansluit op de door de

raad vastgestelde uitgangspunten. De beste manier om dit te realiseren is

door de opgave samen met aanbieders op te pakken. We kiezen hierbij

voor bestuurlijk contracteren, wat een vorm van subsidieëren is waarbij

de gemeente samen met aanbieders het programma van eisen opstelt.

Deze notitie biedt informatie over een aantal onderwerpen die we in het

kader van de decentralisatie Wmo uitwerken. Op sommige onderwerpen

worden beleidsuitspraken, ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.

Voorgesteld wordt om de gemeenteraad te laten besluiten om:

Programma 2: ‘Een veilige geborgen jeugd’

- programma 2 ‘Een veilige geborgen jeugd’ in de Wmo beleidsnota te

laten vervallen.

Programma 3: ‘Steun aan mantelzorgers en vrijwilligers

- Voorstel voor de waardering van mantelzorgers in samenwerking met

de lokale ondersteuningsorganisaties vorm te geven.

Programma 4: ‘Meedoen makkelijker maken’

Hulp bij het huishouden

- de hervorming van hulp bij het huishouden met als hoofdpunten:

a. hulp bij het huishouden ( HbhH) in principe aan te bieden als een

algemene voorziening

b. het behouden van een maatwerkvoorziening HbhH voor de meest

kwetsbare groep

c. onderdelen van de huishoudelijke hulp efficiënter vorm te geven

door deze te koppelen aan andere diensten.

Begeleiding

- de begeleiding te hervormen met als hoofdpunten:

a. het inrichten van een lichtere, kortdurende vorm van begeleiding

(Welzijn/AWBZ) in een algemene voorziening;

4

b. het behouden van een maatwerkvoorziening voor zwaardere,

langdurige en complexe vormen van begeleiding, waaronder

dagbesteding;

c. onderdelen van de begeleiding efficiënter vorm te geven door

deze te koppelen aan andere diensten

Specialistische ondersteuning

- aan te sluiten bij de landelijke raamovereenkomst van de VNG

met organisaties voor specialistische begeleiding ten behoeve

van de doelgroep doven, blinden en slechtzienden en zeldzame

aandoeningen.

Bestaande voorzieningen in de Wmo:

- met ingang van 1 januari 2015 bij nieuwe aanvragen en bij

cliënten die overkomen vanuit de AWBZ, voor de volgende

individuele maatwerk voorzieningen, een eigen bijdrage in de

kosten te vragen die recht doet aan de inkomens- en

vermogenspositie van de aanvrager :

a. Vervoersvoorziening

b. Woningaanpassing

c. Hulpmiddelen

d. Hulp bij het huishouden

e. Begeleiding

Vervoer

- de ondersteuning dichter bij huis te organiseren teneinde de

vervoersafhankelijkheid van cliënten zoveel mogelijk te

voorkomen;

- indien vervoersvoorzieningen nodig zijn zoveel mogelijk gebruik

te maken van het sociaal netwerk en reguliere voorzieningen;

- de voorstellen die vanuit Holland Rijnland worden voorbereid te

betrekken bij de heroriëntatie van de huidige

vervoersvoorzieningen voor doelgroepen.

Hulpmiddelen

- met ingang van 1 januari 2015 rolstoelen voor kortdurend gebruik

als algemeen gebruikelijk aan te merken.

Wonen en zorg

- een nieuwe agenda op wonen en zorg in samenwerking met de

Leidse regio uit te werken, die aansluit op de nieuwe

ontwikkelingen.

Persoonsgebondenbudget

- het persoonsgebonden budget zodanig vorm te geven dat er

voldoende ruimte behouden blijft voor maatwerk.

Kwaliteitsinstrumenten

- het kwaliteitsbeleid in sub-regionaal verband uit te werken, waaronder:

a. rol en functie toezichthoudende ambtenaar;

b. klant ervaringsonderzoek;

c. kwaliteitseisen aanbieders;

5

d. klachtenregeling.

Financiële maatwerkvoorziening chronisch zieken

- op grond van een (tijdelijke) regeling categoriale bijstand

chronisch zieken en gehandicapten in 2014 eenmalig een

compensatie van € 100,- toe te kennen en hiervoor € 20.000 te

onttrekken uit de behoedzaamheidsreserve.

- in principe in te stemmen met het leveren van een financiële

maatwerkvoorziening voor mensen met langdurige hoge

zorgvraag vanaf 2015 conform het voorstel van Holland Rijnland

(collectieve aanvullende verzekering) en de nadere uitwerking af

te wachten.

Sociaal gebiedsgebonden team

- de project- en personeelskosten ad € 187.000 van het sociaal

gebiedsgebonden team (coördinator en sociaal innovator) voor

2015 en 2016 beschikbaar te stellen. Dekking wordt meegenomen

in de kadernota 2015-2018.

Financieel

De notitie bevat een voorlopig financieel overzicht, dat is gebaseerd op

de indicatieve bedragen die over de decentralisatie van de ZWBZ en de

wijziging van de Wmo zijn afgegeven. Na de meicirculaire is pas het

definitieve budget bekend. De aanpak is erop gericht om binnen de

beschikbare middelen te blijven.

6

Inleiding

1.1 Doel van de notitie

Doel van deze beleidsnotitie is de gemeenteraad nader te informeren

over de veranderingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo

2015), en de raad punten voor te leggen waarover in het aanlooptraject

nog besluitvorming plaats moet vinden.

De invoering van de Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de drie

decentralisaties (3D’s). De decentralisatie van delen van de AWBZ naar

de Wmo leidt tot uitgebreidere verantwoordelijkheden voor de

gemeente. Onderstaand overzicht geeft een beeld van de nieuwe taken.

Nieuwe opgave in Wmo 2015

Begeleiding Bevorderen participatie en zelfstandig

wonen (groepsbegeleiding en individueel)

Kortdurend verblijf Ondersteunen van mantelzorgers,

participatie

Cliëntondersteuning Bieden van cliëntonder-steuning

Anonieme hulplijn Zorgen voor beschikbaarheid van een

anoniem (telefonisch en elektronisch)

luisterend oor op ieder moment van de

dag

Beschermd wonen Het bieden van beschermd wonen voor

mensen met psychische/psychosociale

problematiek

Mantelzorgcompliment Ondersteunen van mantelzorgers en

vrijwilligers, waaronder het zorg

dragen voor een jaarlijkse blijk van

waardering voor mantelzorgers

De inhoud van de notitie is gebaseerd op de conceptwet Wmo 2015 en is

grotendeels samen met de gemeenten binnen de sub-regio Leiden en de

Holland Rijnland gemeenten opgesteld. Zij bevat ook enkele lokale

accenten zoals het Sociaal gebiedsgebonden team (SGT). De Wmo 2015 is

nog niet in de Eerste kamer behandeld.

1.2 Van transitie naar transformatie

Belangrijke voorloper uit het ‘aanlooptraject’ is de Notitie ‘Herontwerp

Sociaal Domein’, die met de vier Leidse Regiogemeenten gezamenlijk is

opgesteld. De uitgangspunten uit het Herontwerp (RVS 2013i01351) zijn

vertrekpunt geweest bij het gezamenlijk invulling geven aan de nieuwe

Wmo-taken in voorliggende notitie ’Invoering Wmo 2015’. In lijn met

deze uitgangspunten (bijlage 1) dient de implementatie van de nieuwe

Wmo bij te dragen aan de transformatie van het sociale domein, waarin

de ondersteuning aansluit bij de vraag van inwoners en zoveel mogelijk in

de omgeving georganiseerd wordt en, waarbij gebruik gemaakt wordt van

de eigen kracht en het eigen netwerk. De ondersteuning vanuit de

gemeente is daarop aanvullend.

De transformatie betreft het hele sociale domein en niet alleen de

nieuwe taken. Transformatie vraagt om een open proces waar ruimte is

7

en blijft voor vernieuwing welke we lerende weg vormgeven, samen met

inwoners en aanbieders binnen het sociale domein.

De kaders uit het beleidsplan en de (vervolg)notitie(s) worden in een

verordening nader uitgewerkt. Deze zal regels voor de uitvoering

bevatten, zoals criteria voor maatwerkvoorzieningen, de vaststelling en

hoogte van het persoonsgebonden budget (Pgb), de eigen bijdrage en

kwaliteitseisen. De verordening wordt in het najaar aan de gemeenteraad

voorgelegd.

1.3 Participatie

De betrokkenheid van inwoners en zorg- en welzijnspartijen bij de

transformatie van het Sociale Domein is groot. Er zijn, in samenwerking

met de gemeente Leiden verschillende vormen van participatie

toegepast zoals: cliëntinterviews, themabijeenkomsten en denktanks

bestaande uit zorgprofessionals. Tevens zijn lokaal in Leiderdorp

participatie initiatieven genomen zoals: Op de koffie bij …. waarbij we

met diverse groepen mensen in gesprek zijn gegaan over de

veranderingen , een Wmo bijeenkomst op 31 maart, een bijeenkomst

met de wijkoverleggen, gesprekken met huisartsen en gesprekken met

PGB houders.

Verschillende partijen uit de door de gemeenten Leiden en Leiderdorp

ingestelde ‘denktank Wmo volwassenen’, hebben aangegeven dat zij

elkaar blijven ontmoeten. Zij willen elkaar en andere betrokken partijen

inspireren en informeren over perspectieven en initiatieven die kunnen

bijdragen aan de veranderingen. Ook willen zij gemeentebesturen en

zorg/ondersteuningsorganisaties meekrijgen in de toekomstige

veranderingen. We waarderen dit initiatief zeer en gaan met deze

partners in gesprek om te zien hoe we ruimte kunnen bieden aan hun

kennis en ervaring, het lef om te experimenteren en de wil om een

nieuwe aanpak daadwerkelijk handen en voeten te geven. In gesprek met

partners onderzoeken we in de vorm van een pilot hoe we vernieuwing

en experiment kunnen stimuleren.

De Wmo adviesraad zal voor behandeling in de commissie Bestuur en

Maatschappij om advies over deze beleidsnota worden gevraagd.

De participatie van maatschappelijke instellingen en cliënten ervaren we

als zeer waardevol en eigenlijk onmisbaar. De gemeente kan de

verandering/transformatie niet alleen vormgeven. Ook bij het verder

uitwerken van de transformatie zullen we daarom de participatie van

instellingen en cliënten stimuleren.

1.4 Opbouw en leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de voornaamste wijzigingen in de Wet

maatschappelijke ondersteuning 2015 beschreven.

In hoofdstuk 3 worden de wijzigingen en aanpassingen voor het Wmo

beleid per beleidsprogramma uitgewerkt. Het hoofdstuk bevat

informatie als beslispunten die aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

De beslispunten zijn rood gearceerd.

Hoofdstuk 4 beschrijft kort hoe bestuurlijk contracteren in zijn werk gaat.

Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan de financiële

consequenties.

8

2. Een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning

(Wmo 2015)

In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ is afgesproken dat gemeenten een

grotere verantwoordelijkheid krijgen in de ondersteuning van haar

inwoners. Naast de decentralisaties op het terrein van jeugd en werk en

inkomen en de stelselherziening Passend onderwijs worden met een

nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) de

mogelijkheden voor de gemeenten uitgebreid om de zelfredzaamheid en

participatie van haar inwoners te bevorderen. Het is daarbij de bedoeling

dat inwoners met een beperking of met chronische, psychische of

psychosociale problemen zolang mogelijk in hun eigen leefomgeving

kunnen blijven wonen. Er is voor gekozen om daarvoor een geheel

nieuwe wet voor te leggen aan het parlement. Op 24 april 2014 is de

conceptwet met een ruime meerderheid door de Tweede Kamer

aangenomen.

2.1 Wmo 2015

De negen prestatievelden in de huidige Wmo zijn vervallen en vervangen

door drie doelen:

• Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het

vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente,

alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.

• Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van

personen met een beperking of met chronische, psychische of

psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.

• Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang,

beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder).

De huidige Wmo kent de compensatieplicht, waarbij gemeenten er voor

moeten zorgen dat inwoners een huishouden kunnen voeren, zich

kunnen verplaatsen in en om de woning, zich lokaal kunnen verplaatsen

met een vervoermiddel en dat men andere mensen kan ontmoeten en

sociale contacten kan leggen. In de Wmo 2015 is de compensatieplicht

vervangen door een ruimer geformuleerde resultaatverplichting.

De resultaatverplichting is als volgt geformuleerd:

2.2 Voorzieningen in de Wmo

De Wmo 2015 kent een (juridisch) onderscheid in algemene- en

maatwerkvoorzieningen.

Algemene voorzieningen zijn ondersteuningsvoorzieningen die voor

iedereen toegankelijk zijn. Dit kunnen gesubsidieerde welzijnsactiviteiten

zijn maar ook via inkoop gefinancierde activiteiten zoals

Het gemeentebestuur draagt zorg voor de maatschappelijke

ondersteuning en bevordert in dat verband een goede

toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor

mensen met een handicap en de zelfredzaamheid en participatie

van personen met een beperking, chronische psychische of

psychosociale problemen, teneinde te bevorderen dat inwoner zo

lang mogelijk in de eigen omgeving kunnen blijven

9

mantelzorgondersteuning. Ze kunnen gratis zijn voor inwoners, maar er

kan ook een kostendekkende vergoeding voor gevraagd worden. Voor

deze voorzieningen is geen indicatie (beoordeling) noodzakelijk,

(Individuele) Maatwerkvoorzieningen zijn ondersteuningsvoorzieningen

die aanvullend zijn op de algemene voorzieningen, om daar waar nodig

en het niet kan via de algemene voorziening, specifiek op maat een

individu te ondersteunen bij zijn of haar zelfredzaamheid of participatie.

De noodzaak tot een individuele maatwerkvoorziening wordt bepaald

door een indicatie en is afhankelijk van de vraag en de situatie van de

inwoner. Criteria voor het bieden van maatwerkvoorzieningen dienen

gemeenten in een verordening vast te leggen.

Daarnaast wordt vaak gesproken over algemeen gebruikelijke

voorzieningen. Dit zijn voorzieningen die voor iemand zonder

beperkingen ook tot het normale aanschaffingspatroon behoort en/of

niet speciaal bedoeld is voor mensen met beperkingen. Het product is

gewoon te koop in reguliere winkels en is niet duurder dan soortgelijke

producten.

2.3 Overgangsregeling

In de Wmo 2015 is een overgangsregeling getroffen voor mensen die de

bij inwerkingtreding van de Wmo 2015 AWBZ-zorg ontvangen. De

overgangsperiode duurt in principe een jaar, tenzij de indicatie eerder

vervalt. In de overgangsperiode moet de gemeente een nieuw

ondersteunings-arrangement vaststellen. Dit geldt ook voor mensen die

gebruik maken van een Pgb. Voor mensen met een AWBZ-indicatie geldt

dat zij uiterlijk tot 1 januari 2016 hun recht op de bestaande indicatie

behouden. Voor mensen met een AWBZ aanspraak op beschermd wonen

geldt een overgangstermijn van vijf jaar, omdat het om kwetsbare

mensen gaat die vaak al jaren in een instelling voor beschermd wonen

verblijven.

2.4 Omslag in denken en doen

De drie decentralisaties hebben tot doel de participatie van mensen in de

samenleving te bevorderen. De regering hoopt met de Wmo 2015 de

betrokkenheid van mensen te vergroten. Inzetten van de ‘eigen kracht en

eigen verantwoordelijkheid’ van de hulpvrager zelf en/of die van de

sociale omgeving moet worden bevorderd. Eventuele professionele

ondersteuning zal hand in hand moeten gaan met informele

ondersteuning en zorg.

Met het zoveel mogelijk inzetten van de ‘eigen kracht’, passende

ondersteuning door het sociale netwerk en/of hulp door middel van

algemene voorzieningen, moeten mensen met een ondersteuningsvraag

op een ‘normale’ wijze binnen de samenleving kunnen participeren. Komt

dit onvoldoende tot stand of is deze ondersteuning onvoldoende dan

wordt een (individuele) maatwerkvoorziening ingezet.

De opgave in het maatschappelijk domein en in deze notitie specifiek de

Wmo, raakt daarbij ook aan de andere domeinen van de gemeente, zoals

jeugdbeleid, gezondheidsbeleid, wonen, werk en onderwijs. Ook iser een

relatie met de wijze waarop we ons maatschappelijk vastgoed inzetten

(voor wijkgerichte voorzieningen). De komende jaren zal meer dan

voorheen de maatschappelijke opgave integraal meegenomen moeten

worden bij andere ontwikkelingen in Leiderdorp.

10

De integrale en verbindende manier van denken en werken komt ook tot

uitdrukking in de methodiek ‘één gezin – één plan’ bij het sociaal

gebiedsgebonden team (SGT), Centrum voor Jeugd en gezin (CJG) en de

jeugd& gezinsteams (JGT).

Tenslotte kan niet voorbij worden gegaan aan de financiële opgave die

onder de Wmo 2015 en de daarin te decentraliseren taken ligt.

Gemeenten staan voor de uitdaging om met minder budget het

voorzieningenniveau in stand te houden. Gemeenten staan dichterbij

haar inwoners en kunnen beter inspelen op lokale initiatieven van

inwoners zelf en aanbieders binnen het sociale domein. De gemeente

krijgt meer ruimte om een financiële bijdrage naar vermogen te vragen

van de inwoners die gebruik maken het gemeentelijk

ondersteuningsaanbod. Tegelijkertijd kan en mag de gemeente aan

inwoners met een laag inkomen gerichte financiële ondersteuning geven

bijvoorbeeld via een financiële maatwerkvoorziening.

De hervorming van het sociale domein heeft ook gevolgen voor de wijze

waarop we voorzieningen financieren. Meer sturen op samenwerking,

integraliteit, innovatie, flexibiliteit en maatwerk vraagt mogelijk om

andere wijzen van ‘inkopen/opdrachtgeven’ dan we nu hanteren, zowel

voor de te subsidiëren als de te contracteren partijen.

In de notitie ‘Herontwerp sociaal domein’ is een aanzet gegeven tot

bestuurlijk contracteren in relatie tot de activiteiten en diensten in het

kader van de Wmo 2015. Het proces en de methodiek van bestuurlijk

contracteren past bij het karakter van het sociaal domein en de

ontwikkeling die we daarin willen maken (zie hoofdstuk 4).

2.5 Samenwerking Zorgverzekeraar/zorgkantoor

In het veld van de ondersteuning en langdurige zorg zijn drie regisseurs

actief. De gemeente op het terrein van de ondersteuning, begeleiding en

participatie, de zorgverzekeraar op terrein van persoonlijke verzorging,

thuisverpleging en de verzekerde zorg en het Zorgkantoor die de inkoop

verzorgt voor de Wet langdurige zorg (intramurale zorg). De taken die

een ieder op het terrein van de langdurige ondersteuning/zorg heeft zijn

communicerende vaten.

Tussen gemeenten en zorgverzekeraar/zorgkantoor is daarom een

samenwerkingsovereenkomst gesloten (Bijlage 8). In de overeenkomst

staat op welke wijze de samenwerking wordt georganiseerd en op welke

thema’s de samenwerking gericht is.

De thema’s zijn benoemd:

• geïntegreerde zorg en ondersteuning in de wijk;

• preventie en gezondheidsbevordering;

• samenwerking binnen inkoop en sturing;

• extramuralisering (langer zelfstandig wonen) / wonen, zorg en

welzijn en

• jeugdhulp.

Binnen deze thema’s zijn gewenste doelstellingen en resultaten

benoemd. De agenda is dynamisch. Dit betekent dat er altijd wijzigingen

kunnen worden doorgevoerd.

11

2.6 De rol van de gemeenteraad

Het beleidsplan

Het is aan de gemeenteraad om periodiek een plan vast te stellen waarin

beschreven wordt hoe de raad het beleid wenst te voeren met betrekking

tot de maatschappelijke ondersteuning (artikel 2.1.2 van de Wmo 2015).

In dit plan moet duidelijk worden wat het college in zijn te nemen

besluiten of te verrichten handelingen moet gaan doen (zie bijlage 3).

Verordening

Een aantal onderdelen van het Wmo beleid dient te worden beschreven

in een verordening (zie bijlage 4). De verordening wordt door de

gemeenteraad vastgesteld.

2.7 Aansluiting Wmo beleid 2013-2016

In december 2012 is de Wmo beleidsnota 2013-2016 door de

gemeenteraad vastgesteld. Bij het schrijven van de Wmo beleidsnota

2013-2016 is al voorgesorteerd op de nieuwe taken die richting

gemeenten zouden komen, zoals beschreven in het Regeerakkoord

“Bruggen slaan” van 29 oktober 2012. In bijlage 4 treft u de doelstelling

en de visie op de Wmo aan die in de beleidsnota 2013-2016 zijn

beschreven.

Het beleid in de notitie ‘Invoering Wmo 2015’ sluit aan op de beleidsnota

2013-2016. De vertaling van de Wmo taken in beleidsprogramma’s blijft

gehandhaafd, met uitzondering van programma 2: ‘Een veilige geborgen

jeugd’, dat met ingang van 1 januari 2015 onder de Jeugdwet valt:

1. Samenleven in Leiderdorp

2. Een veilige en geborgen jeugd

3. Steun aan mantelzorgers en vrijwilligers

4. Het meedoen makkelijker maken

5. Een vangnet voor iedereen

3. Aanpassingen beleidsprogramma’s

Per beleidsprogramma worden de belangrijkste aanvullingen naar

aanleiding van de decentralisatie weergegeven. Op beleidsprogramma 1.

Samenleven in Leiderdorp zullen geen wijzigingen plaats hebben. Tevens

bevat dit hoofdstuk informatie over relevante veranderingen en/of

nieuwe taken. In rood worden de beslispunten aangegeven.

Programma 2. Een veilige en geborgen jeugd

De gemeentelijke doelstelling op het terrein van een veilige en geborgen

jeugd wordt bijgesteld op de toekomstige taken die de gemeente krijgt op

basis van de Jeugdwet. Het preventief jeugdbeleid wordt binnen de

Jeugdwet geïntegreerd en uit de Wmo gehaald.

De Raad wordt voorgesteld:

- programma 2 ‘Een veilige geborgen jeugd’ in de Wmo beleidsnota

te laten vervallen.

12

Programma 3. Steun aan mantelzorgers en vrijwilligers

In de eerder verschenen Nota mantelzorgondersteuning (2012) is het

belang van het ondersteunen van mantelzorgers beschreven. De Wmo

2015 versterkt de positie van de mantelzorger. De mantelzorger wordt

betrokken bij de vraag van de inwoner die ondersteuning nodig heeft, om

af te stemmen wat de inwoner en de mantelzorger zelf doen en waar

ondersteuning vanuit de overheid nodig is. Het onder de AWBZ

bestaande “Mantelzorgcompliment” is afgeschaft ( 1 januari 2014) en het

bestaande budget komt naar de gemeente. Het mantelzorgcompliment is

momenteel gekoppeld aan de indicatie van de cliënt waarvoor de

mantelzorger zich inzet. De Sociale VerzekeringsBank (SVB) betaalt het

compliment (€ 200,-) uit aan de mantelzorger. Een probleem voor de

gemeente wordt dat de koppeling AWBZ-indicatie-mantelzorger vervalt

en dat er veel meer mantelzorgers zijn dan de mantelzorgers die nu het

compliment ontvangen. Gemeenten mogen zelf bepalen op welke wijze

zij hun waardering voor mantelzorgers willen vormgeven. Het

mantelzorgcompliment zoals wij die nu kennen komt hiermee te

vervallen.

Om mantelzorgers te ontlasten bieden we op basis van de Wmo

mantelzorgondersteuning. Een onderdeel hiervan is respijtzorg. Deze

wordt uitgebreid met kortdurend verblijf. Kortdurend verblijf is het

tijdelijk opvangen van de cliënt in een logeerhuis, waardoor de

mantelzorger ontlast kan worden. Het betreft cliënten waarbij 24 uur

toezicht nodig is. Respijtzorg betreft het tijdelijk ontlasten van de

mantelzorger in de thuissituatie, wat ook mogelijk is in de vorm van

vrijwilligerswerk (bijvoorbeeld Vrijwillige Thuishulp).

Omdat we nog niet precies weten hoe we deze nieuwe gemeentelijke

taak moeten gaan vorm geven en hoe het budget van het

mantelzorgcompliment aan te wenden, willen we hier samen met de

uitvoeringsorganisaties een plan voor opstellen.

De Raad wordt voorgesteld:

- Voorstel voor de waardering van mantelzorgers in samenwerking

met de lokale ondersteuningsorganisaties vorm te geven.

Programma 4. Het meedoen makkelijker maken

Dit beleidsprogramma gaat over ondersteuning als meedoen op eigen

kracht (al dan niet tijdelijk) niet meer mogelijk is. Het programma gaat

over algemene voorzieningen die worden geboden door het welzijnswerk

en organisaties waar iedereen zonder indicatie gebruik van kan maken

(Bureau Rechtshulp, Slachtofferhulp, ActiVite, Pluspunt, Sociaal Cultureel

werk etc.), maar ook over de individuele maatwerk voorzieningen ( rol-

stoelen, begeleiding, woningaanpassingen, hulpmiddelen en

vervoersvoorzieningen).

Beleidsdoel : versterken van ondersteuning aan mantelzorgers,

zodat overbelasting voorkomen kan worden, aantrekkelijk houden en

ondersteunen van vrijwilligerswerk.

13

Progr. 4.1 Cliëntondersteuning

Onder cliëntondersteuning verstaan we informatie, advies en

ondersteuning aan cliënten bij de hulpvraag en het vergroten van het

sociale netwerk. De ondersteuning draagt bij aan het versterken van de

zelfredzaamheid en participatie. Hiermee verkrijgt de cliënt een zo

integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke

ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn,

wonen, werk en inkomen. Deze nieuwe definitie van cliëntondersteuning

richt zich op alle leefdomeinen en heeft daarmee een bredere reikwijdte

dan de ondersteuning in de huidige Wmo. Het doel van

cliëntondersteuning is:

• het geven van informatie en advies en lichte ondersteuning, zo

integraal mogelijk, die bijdraagt aan het versterken van de

zelfredzaamheid en participatie;

• het versterken van de civil society (lotgenotencontact,

preventieve kracht in de wijk);

• het bieden van hulp bij vraagverheldering,

ondersteuningsbehoefte en oplossingsrichtingen bij het gesprek;

• het behoud van eigen regie van de cliënt tijdens uitvoering van de

zorgafspraken.

Cliëntondersteuning wordt binnen de Wmo 2015 wettelijk verplicht.

Hierbij worden de volgende eisen gesteld:

• cliëntondersteuning dient kosteloos te zijn;

• ondersteuning is op alle domeinen van het leven mogelijk;

• ondersteuning dient, indien de cliënt dit aangeeft, onafhankelijk

te zijn;

• ondersteuner dient geheel uit te gaan van het belang van de

cliënt.

Hoe gaan we de cliëntondersteuning vormgeven:

a. Cliëntondersteuning vanuit Gebiedsgebonden Teams:

De informatie, advies en lichte ondersteuning kan vanuit het Sociaal

Gebiedsgebonden Teams (SGT) geboden worden. Het SGT bestaat uit

generalisten afkomstig uit diverse organisaties. Cliënten mogen om hun

belangen te laten vertegenwoordigen iemand uit de eigen omgeving of

sociaal netwerk mee vragen. 50% van de MEE-inzet die nu regionaal is

vastgesteld, is bedoeld voor de invulling van taken in de Wmo. Deze

zullen we grotendeels inzetten in het SGT. Samen met de ondersteuning

uit het eigen sociale netwerk, verwachten we hiermee dat 80% van de

cliëntondersteuningsvragen opgepakt kunnen worden.

Beleidsdoel : inwoners zolang mogelijk op eigen kracht laten

deelnemen aan de samenleving en daartoe in elke individuele

situatie de meest adequate oplossing bieden

14

b. Onafhankelijke cliëntondersteuning

Indien iemand aangeeft onafhankelijke cliëntondersteuning te wensen

kan deze terecht bij instellingen met kennis van psychiatrische

stoornissen, algemeen maatschappelijk werk, het Regionaal

specialistenteam MEE1 of een van de MEE-ondersteuners uit een ander

SGT/of Jeugd en Gezinsteam (JGT). Met deze organisaties zal binnen

bestaande subsidieafspraken gekeken worden hoe onafhankelijke

cliëntondersteuning geboden kan worden. De afspraken zullen in eerste

instantie voor 2015 gelden, om na een evaluatie (medio 2015) de

mogelijkheid te hebben de cliëntondersteuning te herschikken.

Cliëntondersteuning van MEE

Binnen Holland Rijnland zijn door de gemeenten gezamenlijk afspraken

gemaakt over de overgang van MEE naar gemeenten. De afspraken

betreffen alleen het jaar 2015. MEE is nu een landelijke

cliëntondersteuningsorganisatie. Met ingang van 1 januari 2015 worden

de middelen van MEE naar de gemeenten overgeheveld . In de regionale

afspraken is voor 2015 het volgende vastgesteld over de MEE-gelden:

a) gemeenten besteden gezamenlijk circa 95% (geschat bedrag van

€ 4.953.812) van het budget voor cliëntondersteuning bij MEE,

onder voorbehoud van niet al te grote afwijkingen in de

definitieve budgetten in de meicirculaire;

1 Specialistenpool MEE: bestaat uit een groep gedrags-wetenschappers (4 fte)

met specifieke kennis over de doelgroepen van MEE en kunnen diagnoses

stellen.

b) gemeenten maken regionaal afspraken over de inzet van MEE in

de Jeugd- en gezinsteams;

c) gemeenten maken regionaal afspraken over de coördinatie

integrale vroeghulp;

d) gemeenten maken (sub)regionaal afspraken over de

specialistenpool;

e) gemeenten maken individueel afspraken met MEE over de inzet

op lokaal niveau (ongeveer 50% van de totale MEE-inzet) wat

moet leiden tot een subsidiebeschikking voor 1 oktober 2014.

Progr 4.2 Algemene- en maatwerkvoorzieningen

Het college moet een maatwerkvoorziening leveren die, rekening houdt

met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 (Wmo 2015) genoemde

onderzoek. De maatwerkvoorziening dient een passende bijdrage te

leveren aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt

gesteld zelfredzaamheid te zijn of te participeren en zo lang mogelijk in

de eigen leefomgeving te blijven wonen. Het compensatieprincipe binnen

de huidige Wmo is in de Wmo 2015 vervangen door een

resultaatverplichting.

De gemeente krijgt door de resultaatverplichting meer beleidsvrijheid om

zelf de vorm te kiezen waarin iemand ondersteuning wordt geboden. In

verband met de beschikbare middelen kunnen gemeenten bezien in

hoeverre zij door het treffen van algemene voorzieningen, het toekennen

van maatwerkvoorzieningen zoveel mogelijk kunnen beperken. Een

groot deel van de financiële taakstelling zal in de toekomst door het

15

hanteren van een algemene voorziening worden gerealiseerd, doordat de

gemeente minder bijdraagt in de kosten. Rekening houdend met

bovenstaande beleidsvrijheid en de visie die meer uitgaat van eigen

verantwoordelijkheid en eigen kracht worden de volgende veranderingen

binnen de voorzieningen voorgesteld.

Progr. 4.2 a. Veranderingen Hulp bij het Huishouden (HbhH)

In HbhH zitten grofweg de volgende functies: schoonmaken van het huis

(licht en zwaar huishoudelijk werk), het doen van de was, en signalering.

Deze taken vallen in categorie A HbhH. In categorie B van HbhH zit tevens

ondersteuning bij het regie voeren op een huishouden en activiteiten bij

een ontregelde huishouding. In een beperkt aantal gevallen bestaat hulp

bij het huishouden uit hulp bij het klaarzetten van de broodmaaltijd en

het opwarmen van de warme maaltijd. Landelijk wordt er 40% op het

beschikbare budget van de gemeente op Hulp bij het huishouden

bezuinigd.

Kijkend naar de bovenstaande functies van de Hulp bij het huishouden,

de situatie van de cliënt en het loslaten van de geprotocolleerde

werkwijze zal de hulp bij het huishouden in de Wmo 2015 bestaan uit:

• Een individuele maatwerkvoorziening voor de meest kwetsbare

groep van HbhH-cliënten:

- Cliënten met HbhH categorie B: hier willen we HbhH combineren

met de eventuele aanwezige begeleiding tot een nieuwe vorm van

ondersteuning (werktitel “Thuisbegeleiding”). Signalering, regie en

activiteiten bij een ontregelde huishouding zijn daarin inbegrepen.

- Cliënten die vanwege hun specifieke situatie veel uren hulp bij

het huishouden hebben of waar meer gedaan moet worden dan

bijvoorbeeld de taken licht en zwaar huishoudelijk werk.

• Een algemene voorziening voor schoonmaakondersteuning.

Hiermee faciliteert de gemeente de andere huidige cliënten met

HbhH om de functie schoonmaken zelf te gaan regelen. Het gaat

hier om cliënten die deze ondersteuning nodig hebben omdat ze

daar zelf fysiek niet toe in staat zijn, maar wel instaat zijn dit zelf te

regelen. Toegang tot deze algemene voorziening gaat zonder

indicatie, alleen nog via een lichte toets. We gaan er vanuit dat

circa 70 tot 75% van de cliënten HhbH onder deze groep vallen.

Diverse uitvoeringsvormen van een algemene voorziening zijn

mogelijk.

• Onderdelen van de huidige huishoudelijke hulp (bijvoorbeeld taak

“opwarmen van de maaltijd of boodschappen”) efficiënter

vormgeven door deze te koppelen aan andere diensten. Het

opwarmen van de maaltijd kan vaker gekoppeld worden aan het

sociaal netwerk, de dienstverlening vanuit het verzorgingshuis in de

buurt of organisaties die maaltijden verkopen. Ook het koppelen

ervan aan de persoonlijke verzorgende of de verpleegkundige van

de thuiszorg die toch langskomt, is een efficiëntere optie. Daar

waar al het bovenstaande geen optie is, kan het bij één organisatie

per gebied belegd worden. Zij kunnen een efficiënte route langs

diverse adressen maken.

De Raad wordt voorgesteld:

- de hervorming van hulp bij het huishouden met als hoofdpunten:

16

a. hulp bij het huishouden in principe aan te bieden als een

algemene voorziening

b. het behouden van een maatwerkvoorziening HbhH voor de

meest kwetsbare groep

c. onderdelen van de huishoudelijke hulp (bijvoorbeeld opwarmen

maaltijd en boodschappen halen) efficiënter vorm te geven door

deze te koppelen aan andere diensten.

Progr. 4.2.b. Veranderingen Begeleiding

In de AWBZ wordt begeleiding geïndiceerd als groepsvoorziening

(dagbesteding) of als individuele voorziening. Individuele begeleiding richt

zich vooral op het ondersteunen van zelfredzaamheid in het dagelijks

leven, bijvoorbeeld ondersteuning bij administratie en zelfstandig

wonen, maar ook het aanleren van sociale vaardigheden en terugval

preventie. Dagbesteding voor volwassenen beslaat een breed palet van

ondersteuning. Dagbesteding wordt ingezet om verwaarlozing te

voorkomen, en om een dagstructuur (dag- en nachtritme,

voedselinname) en vaardigheden te behouden. Voor mensen met

psychische problemen of een verstandelijke handicap richt dagbesteding

zich op het opbouwen van een werkritme en het samenwerken met

anderen. Maar dagbesteding kan ook ingezet worden bij de begeleiding

van mensen die niet kunnen werken in een normale baan.

Begeleiding wordt in de Leidse regio door een groot aantal aanbieders

aangeboden. Een klein deel van die aanbieders is verantwoordelijk voor

het grootste deel van de uitvoering.

Uitkomsten participatie over begeleiding

Tijdens drie bijeenkomsten met aanbieders van begeleiding in april

hebben we inhoudelijk met elkaar gesproken over hervorming van

begeleiding. De input vanuit deze bijeenkomsten wordt gebruikt voor de

verdere invulling van begeleiding. De aanbieders hebben aangegeven:

• ondersteuning vaker te willen organiseren als een combinatie van

professionals en vrijwilligers;

• groepsbegeleiding te willen bieden, tenzij; bepaalde onderdelen van

de individuele begeleiding kunnen in de vorm van groepsbegeleiding

worden georganiseerd (bijvoorbeeld het versterken van de

zelfredzaamheid of het aanleren van administratieve handelingen);

• verbinding te willen maken tussen ambulante begeleiding op

wijkniveau en welzijnsvoorzieningen;

• de ambulante begeleiding te willen transformeren door bredere

invoering van cliëntgebonden ICT (beeldcontact, app). Deze vorm van

E-health maakt de begeleiding sterker met minder inzet van uren per

cliënt (doelmatigheidswinst);

• zowel op het vlak van preventie als nazorg het zorg- en welzijnsaanbod

beter te benutten dan wel dit aanbod daartoe aan te passen

(bijvoorbeeld door voor mensen met een psychiatrische aandoening

een stukje van de nazorg te leggen bij het SGT of ervoor te zorgen dat

er zonder indicatie of toets de mogelijkheid bestaat om vanwege een

terugval tijdelijk weer een aantal contactmomenten te hebben);

• specifiek voor de doelgroep ouderen winst te willen behalen door de

ondersteuning vanuit welzijn, HbhH en begeleiding te stroomlijnen;

• dat de dagbesteding van mensen met een psychiatrische aandoening

of een verstandelijke beperking vaker zo vorm te willen geven dat het

een andere doelgroep helpt (bijvoorbeeld mensen met een

17

verstandelijke beperking die in verzorgingshuis het winkeltje

bemensen of ouderen naar hun kamer begeleiden);

• de efficiency te willen vergroten bij de aanbieders (o.a. overhead en

huisvestingslasten);

• dat beschikbare ruimten beter benut kunnen worden door

bijvoorbeeld voor de doelgroep ouderen het diverse aanbod aan

sociale ontmoeting en bezigheden meer in blokken te organiseren;

• dat sommige vormen van dagbesteding onder voorwaarden meer

gemengd kunnen worden aangeboden qua doelgroepen en ook het

vervoer van verschillende doelgroepen kan eventueel vaker

gecombineerd. De voorwaarden worden in het traject van bestuurlijk

contracteren vastgesteld;

• dat efficiënter organiseren van vervoer mogelijk is;

• dat de kansen van mensen om vanuit dagbesteding door te stromen

naar begeleid werk of gewoon werk, actiever benut kunnen worden .

Dagbesteding is te verdelen in arbeidsmatige dagactiviteit,

ontwikkelingsgerichte dagactiviteit en belevingsgerichte dagactiviteit

(personen met ernstig meervoudige beperkingen). Deze indeling geeft

de verschillende soorten dagactiviteit weer en de uiteenlopende

intensiteit van begeleiding die tijdens de dagactiviteit nodig is;

sommige arbeidsdagbesteding kan onder voorwaarden meer in de

wijk plaatsvinden. De dagbesteding van mensen met een

psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking kan vaker

in plaats van op een vaste dagbestedingslocatie in de wijk worden

georganiseerd (zie al genoemde voorbeeld van mensen met een

verstandelijke beperking die in verzorgingshuis het winkeltje

bemensen of ouderen naar hun kamer begeleiden);

• dat vooral bij de arbeidsmatige dagbesteding er een link is met de Wet

sociale werkvoorziening (Wsw) en dus nauwe samenwerking tussen

De ZijlBedrijven (DZB) en uitvoerders van deze dagbesteding mogelijk

is.

De suggesties zullen bij de verdere hervorming van begeleiding en het

bestuurlijk contracteren worden meegenomen.

Bij de vormgeving van begeleiding in de Wmo 2015 gaan we uit van de

zelfde structuur als bij de HbhH. Lichte (kortdurende) vormen van

begeleiding worden binnen een algemene voorziening vormgegeven.

Zwaardere, langdurige en complexe vormen van begeleiding (inclusief

dagbesteding) blijft een maatwerkvoorziening.

De Raad wordt voorgesteld:

- de begeleiding te hervormen met als hoofdpunten:

a. het inrichten van een lichtere, kortdurende vorm van begeleiding

(Welzijn/AWBZ) in een algemene voorziening;

b. het behouden van een maatwerkvoorziening voor zwaardere,

langdurige en complexe vormen van begeleiding, waaronder

dagbesteding;

c. onderdelen van de begeleiding (bijvoorbeeld thuisadministratie)

efficiënter vorm te geven door deze te koppelen aan andere diensten.

Progr 4.2 c. Specialistische ondersteuning

In de huidige AWBZ wordt specialistische begeleiding geboden aan

mensen met een zintuigelijke beperking, een ernstige psychiatrische

18

beperking (PSY) en mensen met een niet aangeboren hersenletsel (NAH)

waarvan de problematiek zo zwaar is, er specialistische begeleiding

noodzakelijk is.

Voor de doelgroep zintuigelijk gehandicapten (doven, blinden,

slechtzienden en zeldzame aandoeningen) is het mogelijk aan te sluiten

bij de landelijke raamovereenkomst ( van de VNG) met de desbetreffende

organisatie(s).

In de regio wordt veel specialistische begeleiding voor de doelgroepen

PSY en NAH aangeboden door organisaties die ook lichte vormen van zorg

en begeleiding bieden die gemeenten in de Wmo 2015 sub- regionaal dan

wel lokaal gaan inkopen. Het aantal cliënten dat specialistische

ondersteuning ontvangt is erg klein in Leiderdorp (3 NAH , 9 PSY en geen

zintuigelijk gehandicapten2).

De Wmo 2015 biedt mogelijkheden om de specialistische begeleiding

anders en breder te benaderen. In de Wmo 2015 wordt zoveel mogelijk

uitgegaan van het regelen van de ondersteuning zo dicht mogelijk in de

eigen omgeving van de cliënt. Hierdoor kan er meer in samenhang met

overige voorzieningen en vormen van ondersteuning georganiseerd

worden.

De Raad wordt voorgesteld:

- aan te sluiten bij de landelijke raamovereenkomst tussen van de VNG

met organisaties voor specialistische begeleiding ten behoeve van de

2 Conform gegevens CIZ 2013.

doelgroep doven, blinden en slechtzienden en zeldzame

aandoeningen.

Progr. 4.2.d. Bestaande voorzieningen in de Wmo

Voor de huidige voorzieningen binnen de Wmo blijft de gemeente ook na

1 januari 2015 verantwoordelijk. Ten aanzien van alle huidige

voorzieningen in de Wmo wordt voorgesteld een eigen bijdrage te heffen.

Door het invoeren van een eigen bijdrage worden cliënten zich bewust

van de kosten en zal een niet gebruikte voorzieningen eerder worden

geretourneerd. De cliënt zal ook bewuster de afweging maken of de

voorziening echt noodzakelijk is en/of deze zelf kan worden aangeschaft.

Cliënten betalen niet meer eigen bijdrage dan hun draagkracht toelaat

(eigen bijdrage plafond). Het Centrale Administratie Kantoor (CAK)

bepaalt dat aan de hand van het inkomen en een stukje eigen vermogen.

De Raad wordt voorgesteld:

- met ingang van 1 januari 2015 bij nieuwe aanvragen en bij cliënten die

overkomen vanuit de AWBZ, voor de volgende individuele maatwerk

voorzieningen, een eigen bijdrage in de kosten te vragen die recht

doet aan de inkomens- en vermogenspositie van de aanvrager :

a. Vervoersvoorziening

b. Woningaanpassing

c. Hulpmiddelen

d. Hulp bij het huishouden

e. Begeleiding

19

Progr. 4.2 e. Vervoer

De huidige Wmo kent een vervoersvoorziening of –vergoeding. Naast de

bestaande cliënten komt er met de overheveling van de AWBZ een

nieuwe doelgroep voor vervoer bij. Namelijk het vervoer van en naar o.a.

dagbestedingsactiviteiten of mogelijk vervoer voor speciale doelgroepen

(bijv. zintuiglijk gehandicapten). Uit informatie van het transitiebureau

Wmo blijkt dat tussen de 90-95% van de personen met een indicatie voor

dagbesteding ook een vervoersindicatie heeft.

Naast de hiervoor genoemde vervoersvoorzieningen zijn er nog andere

vervoersvoorzieningen waarbij combineren een mogelijkheid is. Het gaat

dan om het Leerlingenvervoer, Wsw-vervoer, boven regionaal vervoer

(Valys), Wia-vervoer (van en naar werkgevers) en zittend ziekenvervoer

(bijvoorbeeld met ambulance naar het ziekenhuis).

Veel van de binnen de Wmo aangeboden vervoersvoorzieningen spelen

zich af buiten de gemeentegrenzen. Afstemming met regiogemeenten

heeft in het verleden al plaatsgevonden waarbij het ging om een op

elkaar aansluitend en gelijkluidend vervoerssysteem voor de Wmo-

doelgroep (ouderen) te hebben. Met het verkrijgen van meer taken

binnen het sociale domein wordt regionale afstemming ook op de andere

delen belangrijk. Doelgroepenvervoer is een belangrijk middel om te

kunnen participeren om bijvoorbeeld de school of de dagbesteding te

kunnen bereiken. Maar het kan ook een rol spelen bij het vinden en

behouden van een baan (met name voor mensen met minder

arbeidsvermogen). Binnen Holland-Rijnland heeft een werkgroep een

onderzoek verricht naar het optimaliseren van doelgroepenvervoer

binnen Holland Rijnland. Optimaliseren van het doelgroepenvervoer

levert een besparing op. Om tot optimalisatie te komen heeft de

werkgroep een aantal scenario’s voorgesteld, te weten:

- sturen op locatie van voorzieningen: door dagbesteding dicht bij huis

te organiseren worden de vervoerskosten beperkt;

- versterken van eigen kracht: met het inzetten op

netwerkondersteuning en training in zelfstandig reizen wordt de

toegang tot de vervoersvoorziening beperkt;

- bundelen van vervoer: het vervoer van bepaalde doelgroepen te

bundelen, een tariefdifferentiatie in te voeren, verschillende

doelgroepen gezamenlijk te vervoeren en/of te werken met centrale

opstapplaatsen leidt tot kostenbesparing;

- hervormen onderkant openbaar vervoer: door kleinschalig openbaar

vervoer te creëren en vrijwilligersactiviteiten te ondersteunen kan tot

vermindering van de druk op het doelgroepenvervoer worden

gekomen;

- besparing beheerskosten: met het opzetten van een regionale

regiecentrale kan gekomen worden tot kosten beheersing en

beperking.

De genoemde scenario’s passen in de visie die wij hebben vastgesteld

binnen het sociale domein, met name daar waar het gaat om inzet van de

‘eigen kracht en verantwoordelijkheid’ en het principe dat samenwerken

met regiogemeenten gebeurt waar het verplicht is en loont. Verdere

uitwerking van deze scenario’s is nodig om het doelgroepenvervoer

binnen de regio effectief en efficiënt te kunnen uitvoeren

Een heroriëntatie op de bestaande Wmo-vervoersvoorzieningen zoals wij

die lokaal uitvoeren is in het licht van ‘eigen kracht en

verantwoordelijkheid’ ook aan de orde. Binnen de huidige Wmo moet

20

aan de inwoner een vervoersvoorziening worden verstrekt ook als die

daar zelf voor kan zorgen. Binnen de Wmo 2015 zal bij de overweging van

een vervoersvoorziening ook meer gekeken worden naar de draagkracht

en andere mogelijkheden die de cliënt heeft om het vervoer zelf te

regelen.

Daar waar iemand door een gebrek zich niet kan verplaatsen is er het

doelgroepenvervoer, zoals hiervoor beschreven.

De raad wordt voorgesteld:

- de ondersteuning dichter bij huis te organiseren teneinde de

vervoersafhankelijkheid van cliënten zoveel mogelijk te voorkomen;

- indien vervoersvoorzieningen nodig zijn, zoveel mogelijk gebruik te

maken van het sociale netwerk en reguliere voorzieningen;

- de voorstellen die hierover vanuit Holland Rijnland worden voorbereid

te betrekken bij de heroriëntatie van de huidige

vervoersvoorzieningen voor doelgroepen.

Progr. 4.2. f. Hulpmiddelen

Hulpmiddelen dragen ertoe bij dat de inwoner in staat is zichzelf te

verplaatsen, veiliger gebruik te maken van de openbare ruimte en/of de

ruimte thuis, waarmee zelfstandigheid wordt gegarandeerd.

De meest verstrekte hulpmiddelen zijn de rolstoel en de scootermobiel.

Daarnaast zijn er hulpmiddelen zoals tilliften en driewielfietsen. Voor

weekendjes weg wordt een zogenaamd ‘meeneem (opvouwbaar)

rolstoelmodel’ verstrekt. We willen rolstoelen voor kortdurend gebruik

als een algemeen gebruikelijk voorziening aanmerken. Opvouwbare

rolstoel modellen zijn namelijk te huren bij diverse aanbieders van

hulpmiddelen.

Het toekennen van deze voorzieningen zal, nog meer dan tot nu

gebruikelijk, worden afgestemd op de individuele omstandigheden van de

cliënt, ‘Eigen kracht en verantwoordelijkheid’ .

Scootermobielen zien we steeds meer op de openbare weg. Vanuit de

visie op eigen kracht en verantwoordelijkheid is het denkbaar dat deze in

plaats van een individuele voorziening als algemene voorziening versterkt

wordt, bijvoorbeeld in de vorm van scootermobielpool en/of

uitleensysteem. Een pool maakt een scootermobiel voor alle inwoners

toegankelijk tegen een acceptabel (huur)tarief. In een aantal gemeenten

in Nederland wordt al geëxperimenteerd met dergelijke pools.

Op termijn is het te overwegen om de scootermobiel algemeen

gebruikelijk te verklaren. Steeds vaker ziet men particuliere aanbieders

van scootermobielen tegen aantrekkelijke prijzen. Denkbaar is ook dat

het in de toekomst met scootermobielen net zo zal gaan als met de

rollator. Deze werd vroeger via de AWBZ vergoed en moet nu door de

gebruiker zelf worden aangeschaft, wat tot aanzienlijke prijsverlagingen

heeft geleid.

De raad wordt voorgesteld:

- met ingang van 1 januari 2015 rolstoelen voor kortdurend gebruik als

algemeen gebruikelijk aan te merken.

21

Progr. 4.2. g. Woningaanpassingen

Om thuis te kunnen wonen of om langer thuis te kunnen blijven wonen is

het aanpassen van de woning soms onontkoombaar. In 2013 zijn veel

kleine aanpassingen, op basis van bestaande jurisprudentie, als algemeen

gebruikelijk aangemerkt (verhoogd toilet, beugels, douchemengkraan

etc.). Veel van de ongemakken in een woning worden door de

bewoner/eigenaar zelf verholpen en dat vinden we niet meer dan logisch

(drempelloos huis, bij het verbouwen van de badkamer het bad

verwijderen voor een douche e.d.).

De visie rond ‘eigen kracht en verantwoordelijkheid’ roept de vraag op of

het nog wel past om kleine aanpassingen in en rond het huis als

voorziening binnen de Wmo te vergoeden en ook het vragen van een

eigen bijdrage gerechtvaardigd is. Bij een nodige

verbouwing/vernieuwing van de woning kan ingespeeld worden op de

zekerheid dat de woning op enig moment op bepaalde onderdelen niet

meer zo handig is.

Natuurlijk moet er wel oog blijven voor de individuele omstandigheden

van de inwoner (draagkracht en zelfredzaamheid) en zal er dus ook

individueel maatwerk nodig blijven, met als stelregel dat ieder zelf

verantwoordelijk is voor het kunnen wonen in zijn/haar eigen huis als het

niet meer zo gemakkelijk gaat.

Progr. 4.2 h. Wonen en zorg

Intramurale woonvormen worden de komende jaren sterk afgebouwd,

waardoor meer mensen met een zwaardere ondersteuning en zorgvraag

zelfstandig moeten (blijven) wonen.

De ontwikkelingen rond wonen en zorg maken dat de zorg en

ondersteuning aan huis goed georganiseerd moeten worden. De

gemeente moet het levensloopbestendig bouwen stimuleren, waardoor

op termijn minder woningaanpassingen nodig zijn. Voorzieningen in de

buurt moeten toereikend zijn om mensen met een ondersteuningsvraag

binnen de algemene voorzieningen te kunnen ondersteunen.

In samenspraak met de zorgverzekeraar die verantwoordelijk wordt voor

persoonlijke verzorging en de functie thuisverpleging dienen afspraken

gemaakt te worden over deze zorg en ondersteuning (zie paragraaf 2.5).

Er moet naar aanleiding van de veranderingen opnieuw gekeken worden

naar het lokaal en regionaal woonbeleid. Zijn er nieuwe mogelijkheden

om aan de ontwikkelingen tegemoet te komen, zoals bijvoorbeeld

Kangoeroe woningen? Is zelfstandig huren van een voormalige

verpleeghuisunits mogelijk?

In de woonvisie ‘Gewoon lekker wonen, tussen stad en Groene Hart’

(2013) zijn maatregelen opgenomen op het terrein van wonen en zorg.

Deze zijn:

- op centrale locaties in het dorp 100% levensloopgeschikte nieuwbouw

toevoegen (3 sterren)

- samen met Rijnhart Wonen, zorgaanbieders en zorgkantoor plan maken

voor modernisering van het woonzorgaanbod in Leiderdorp.

- samenwerking tussen aanbieders van welzijn en zorg stimuleren, ten

behoeve van wijkgerelateerde servicearrangementen.

Deze zullen bij de nieuwe plannen worden meegenomen.

22

De raad wordt voorgesteld:

- een nieuwe agenda op wonen en zorg in samenwerking met de

Leidse regio uit te werken, die aansluit op de nieuwe

ontwikkelingen.

Progr 4.2. i. Persoonsgebondenbudget (Pgb)

Ondersteuning via een (individuele) maatwerkvoorziening kan worden

verstrekt in natura of als een Pgb. Met een Pgb kunnen inwoners zelf de

ondersteuning kopen die bij een maatwerkvoorziening hoort. Bij een Pgb

is de budgethouder zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de

ondersteuning die zij inkoopt. De gemeente kan een aanvraag voor een

Pgb weigeren als er onvoldoende waarborgen zijn voor de kwaliteit. De

gemeente stelt namelijk zelf vast of de inwoner die een Pgb aanvraagt, in

staat is dit op adequate wijze in te zetten. De Wmo 2015, de Jeugdwet,

de Wet Langdurige Zorg en de Zorgverzekeringswet biedt de mogelijkheid

om een Pgb aan te vragen.

In de Wmo 2015 wordt een wijziging aangebracht in de aanspraak op een

Pgb. Een aanvragen dient aan drie voorwaarden te voldoen, om in

aanmerking te komen voor een Pgb. Een Pgb wordt verstrekt, indien:

• de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende

in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan

wel met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel van een curator,

bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is te achten de aan

een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

• de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele

voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, voor hem niet

passend is;

• naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten,

hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de

individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil

betrekken, van goede kwaliteit zijn.

In de verordening Wmo zullen de toetsingscriteria die gehanteerd worden

voor de eerste en de derde voorwaarde worden vastgelegd. Wij willen

het Pgb zo interpreteren dat ruimte voor maatwerk, cliëntsturing en het

combineren van verschillen vormen door het verstrekken van een Pgb

mogelijk wordt.

Het Pgb wordt per 1 januari 2015niet meer direct aan de cliënt verstrekt

maar vindt plaats via het zogenaamde trekkingsrecht. Het Pgb bedrag

wordt door de gemeente periodiek verstrekt aan de Sociale

verzekeringsbank (SVB) . De cliënt met een Pgb kan rekeningen en

kosten die hij/zij daarvoor maakt bij de SVB declareren.

De raad wordt voorgesteld:

- het persoonsgebonden budget zodanig vorm te geven dat er

voldoende ruimte behouden blijft voor maatwerk.

23

Progr 4.3 Kwaliteitsinstrumenten Onder kwaliteitsinstrumenten verstaan we richtlijnen, standaarden,

samenwerkingsafspraken, protocollen, productbeschrijvingen en

aanbevelingen die tot doel hebben de maatschappelijke ondersteuning

voor hulpvragers te verbeteren.

Kwaliteitsstandaarden

In de concept Wettekst Wmo (artikel 5.1) staat dat de

verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van maatschappelijke

ondersteuning bij de verantwoordelijke overheid ligt, in dit geval bij de

gemeente. Daarnaast hebben aanbieders en beroepskrachten een eigen

verantwoordelijkheid voor kwaliteit (de professionele standaarden) van

de ondersteuning die zij verlenen. Het is van belang dat de gemeente

kwaliteitsbeleid ontwikkelt. De VNG reikt daarvoor standaarden aan, die

in het tweede kwartaal 2014 in concept worden aangeleverd. De lokale of

mogelijk (sub) regionale kwaliteitsstandaarden zullen worden

meegenomen in de onderhandeling met de aanbieders (contracten,

Verordeningen, etc).

Daarnaast is bepaald dat de gemeente een toezichthoudende ambtenaar

moet aanstellen die zich richt op het bovenstaande en aangeeft wanneer

de kwaliteit onder de gestelde normen raakt. Momenteel wordt

nagedacht of deze functie (sub)regionaal kan worden ingevuld in

samenhang met het contractbeheer dat we binnen de Wmo kennen

(BORL3).

Klantervaringsonderzoek

De gemeente is in de huidige Wmo verplicht (artikel 9) om jaarlijks haar

cliënten te bevragen naar bevindingen en ervaringen met de Wmo. Vanaf

2015 wordt deze verplichting (horizontale verantwoording) voortgezet.

Het onderzoek is bedoeld om te meten hoe cliënten de maatschappelijke

ondersteuning ervaren en geeft de gemeente input voor de lokale

beleidscyclus. De verwachting is dat er met een standaard vragenlijst zal

worden gewerkt, zodat benchmarking mogelijk is. Een eerste rapportage

zal in 2016 verschijnen en ervaringen beschrijven uit 2015. De

verwachting is dat de VNG het tweede kwartaal 2014 een eerste concept

vragenlijst zal opleveren.

Klachtenregeling (regionaal)

We gaan er vanuit dat door het voeren van gesprekken (nog meer dan

voorheen) maatwerk tot stand komt, waardoor er (op termijn) minder

klachten te verwachten zijn. Aangezien er niet aan pijnlijke keuzes en

maatregelen ontkomen kan worden, is de verwachting dat cliënten in de

eerste jaren na 1 januari 2015 soms moeite zullen hebben met de

veranderingen in de ondersteuning die zij de afgelopen jaren gewend

waren. Dit vraagt om een duidelijke toelichting van de medewerkers in

3 BORL: Beheersorganisatie Regio Leiden: beheert de contracten van de

individuele voorzieningen voor: Katwijk, Oegstgeest, Kaag en Braassem, Leiden,

Leiderdorp, Voorschoten en Zoeterwoude.

24

het SGT ten aanzien van de overwegingen om de ondersteuning aan te

passen.

Indien cliënt en medewerker onverhoopt geen overeenstemming

bereiken over de voorgestane of voorgenomen bouwstenen van het

ondersteuningsplan, dan wordt ingezet op een bemiddelend gesprek.

Cliënten die dan nog niet tevreden zijn over de uitkomsten van het

‘gesprek’ hebben niet de mogelijkheid van beroep- en bezwaar. Alleen

tegen de besluiten voor maatwerkvoorzieningen kan bezwaar worden

gemaakt. Om cliënten toch de mogelijkheid te geven hun klacht of

onvrede kenbaar te maken wordt nadacht over een klachtenregeling.

De raad wordt voorgesteld:

- het kwaliteitsbeleid in sub-regionaal verband uit te werken, waaronder:

a. rol en functie toezichthoudende ambtenaar;

b. klant ervaringsonderzoek;

c. kwaliteitseisen aanbieders;

d. klachtenregeling.

Progr. 4.4 Financiële maatwerkvoorziening chronisch

zieken

Het regeerakkoord voorzag in de afschaffing van de Wet tegemoetkoming

chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen

Risico (CER). De regelingen hebben naar het oordeel van het kabinet niet

het effect dat wordt beoogd: namelijk het compenseren van meerkosten

ten gevolge van chronische ziekte of handicap voor mensen die het echt

nodig hebben.

De regeling CER compenseert voor een deel het eigen risico in de

zorgverzekering. In 2013 was dat € 99,-. De Wtcg kent de volgende

compensaties:

- Een jaarlijkse tegemoetkoming voor chronisch zieken en

gehandicapten (min. € 149,- en max. € 494,-);

- Een jaarlijkse tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten

(€ 342,-);

- Een korting op de eigen bijdrage Wmo/AWBZ;

- Belastingaftrek van specifieke zorgkosten.

Van deze regelingen blijft alleen de tegemoetkoming voor

arbeidsongeschikten bestaan en blijven specifieke zorgkosten deels

fiscaal aftrekbaar.

In het regeerakkoord werd nog een bedrag van € 750 miljoen genoemd

dat gemeenten voor deze doelgroepen zou kunnen gaan inzetten. Dit

bedrag is inmiddels verlaagd naar € 268 miljoen omdat de fiscale aftrek in

stand blijft. Omdat de CER al in 2014 is afgeschaft ontvangen de

gemeenten in 2013 € 45 miljoen. De Wtcg-tegemoetkoming wordt eind

2014 voor de laatste maal uitgekeerd.

In Holland-Rijnland-verband is een notitie opgesteld waarin verschillende

scenario’s zijn uitgewerkt hoe om te gaan met deze nieuwe taak. Deze

scenario’s behelzen een regeling via:

1. De Wmo;

2. Bijzondere bijstand (individueel categoriaal en met groepskenmerken);

25

3. Collectieve aanvullende zorgverzekering;

4. Declaratiefonds.

Zie voor nadere uitleg scenario’s bijlage7.

Als we naar de scenario’s kijken gelden voor scenario 1., 2. en 4. hoge

uitvoeringskosten. Binnen de Wmo mag geen inkomensgrens worden

toegepast. Uit onderzoek naar de meerkosten blijkt dat 80% van de

ervaren meerkosten verzekerbaar zijn. De overige 20% zijn mogelijk niet

verzekerbare niet medische kosten. In het PHO SA (14 mei) is een vervolg

opdracht verstrekt om voor 2015 te komen met een nadere uitwerking

van het scenario rond de collectieve verzekering.

Om de groep met de laagste inkomen in 2014 te compenseren voor het

wegvallen van de CER bijdrage, stellen wij voor om in 2014 eenmalig de

een bedrag van €100,- te koppelen aan een tijdelijke regeling categoriale

bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten.

De raad wordt voorgesteld:

- op grond van een (tijdelijke) regeling categoriale bijstand chronisch

zieken en gehandicapten in 2014 eenmalig een compensatie van

€ 100,- toe te kennen en hiervoor € 20.000 te onttrekken uit de

behoedzaamheidsreserve.

- in principe in te stemmen met het leveren van een financiële

maatwerkvoorziening voor mensen met langdurige hoge zorgvraag

vanaf 2015 conform het voorstel van Holland Rijnland (collectieve

aanvullende verzekering) en de nadere uitwerking af te wachten.

Progr 4.5 Sociaal Gebiedsgebonden Team (SGT)

Het SGT wordt de nieuwe toegang met vragen op het terrein van

ondersteuning en welzijn. Het SGT is er voor alle inwoners van

Leiderdorp die ondersteuning nodig hebben op sociaal maatschappelijk

terrein en die dit (tijdelijk) niet op eigen kracht kunnen organiseren. Het is

een integraal werkend multidisciplinair team dat zich richt vragen en

problemen die zich op alle levensdomeinen kunnen afspelen.

Het doel van het SGT is om inwoners te laten participeren en zo

zelfredzaam mogelijk te worden of te blijven.

Het SGT vormt de toegangspoort voor individuele voorzieningen van de

Wmo en fungeert als verwijzer naar de algemene voorzieningen.

Door de ondersteuning integraal en bij voorkeur in de wijk te organiseren

kan maatwerk worden geleverd. Zwaardere, specialistische

ondersteuning wordt voorkomen omdat problematiek vroegtijdig wordt

gesignaleerd en er adequaat wordt ingegrepen.

Het SGT voert onderstaande taken uit die noodzakelijk zijn om het eerder

benoemde doel te bereiken:

1. Informeren adviseren en lichte ondersteuning bieden

Inwoners kunnen bij het SGT terecht voor vragen over zorg en welzijn.

Het SGT informeert over (basis)voorzieningen en leert hulpvragers de weg

naar hun (eigen) hulpbronnen vinden. Het team kan zelf ook lichte

ondersteuning bieden zoals cliëntondersteuning.

26

2. Signaleren van ondersteuningsvragen

Het is van belang dat hulpvragen snel worden opgemerkt. Het tijdig

organiseren van de juiste ondersteuning kan zwaardere, duurdere zorg

voorkomen. Het SGT werkt outreachend en heeft een signaleringsfunctie.

3. Opstellen en coördineren van integrale arrangementen(1

huishouden, 1 plan, 1 hulpverlener)

Bij complexe vragen stelt het SGT samen met de cliënt een arrangement

op dat alle leefgebieden4 omvat die betrekking hebben op de hulpvraag.

Een arrangement kan opgebouwd zijn uit afspraken over wat iemand zelf

kan, al dan niet met behulp van zijn/haar sociale netwerk,, algemene

voorzieningen en maatwerkvoorzieningen.

Het arrangement bestaat uit ondersteuning, voorzieningen en of hulp

wordt (nogmaals) getoetst binnen het SGT waarna deze zo spoedig

mogelijk wordt toegekend of wordt overgegaan tot aanpassing van het

arrangement. Indien iemand een beroep doet op ondersteuning van de

gemeente dient binnen 2 weken te worden besloten of de ondersteuning

wel of niet wordt toegekend.

Het SGT verleent lichte ondersteuning zelf en coördineert de

ondersteuning waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Daar waar het

SGT ziet dat gespecialiseerde of andere hulp noodzakelijk is – die het niet

4 Leefgebieden uit de Zelfraadzaamheidsmatrix: Financiën, Huisvesting, Gezin en

opvoeding, Activiteiten Dagelijks Leven, Sociaal netwerk, Dagbesteding, Maatschappelijke participatie, Geestelijke gezondheid, Lichamelijke gezondheid, Verslaving en Justitie

zelf in huis heeft – maakt het gebruik van de expertise van deskundigen

buiten het SGT, waaronder ook het Jeugd en GezinsTeam . Het SGT kan

deskundigen consulteren of tijdelijk betrekken in de uitvoering . Het SGT

houdt hierbij de regie.

4. Versterken van de eigen kracht van inwoners

De kracht van de inwoner staat centraal. De rol van de professional is

daarop aanvullend. Door de kracht van de inwoner te versterken wordt

de afhankelijkheid van zorg en ondersteuning verkleind. Gemeente en

organisaties moeten de mogelijkheden van de inwoner centraal stellen in

plaats van de beperkingen. Het gaat om een verschuiving van ‘zorgen

voor’ naar ‘zorgen dat’. Dit betreft een noodzakelijke cultuuromslag

waarin het SGT een actieve rol heeft.

5. Versterken van buurtkracht

Het SGT verbindt inwoners(groepen), benut (bestaande en nieuwe)

informele, sociale netwerken beter en faciliteert inwoners zoveel

mogelijk in hun initiatieven. Zo ontstaan meer sociale samenhang en

onderlinge hulp in de straat, buurt en/of wijk. Individuele inwoners

kunnen zo langer zelfstandig blijven wonen en op hun beurt iets

bijdragen. De stimulerende rol van het SGT richt zich op het versterken

van de mogelijkheden van inwoners om initiatieven zelfstandig vorm en

inhoud te geven.

6. Inzicht hebben in en adviseren over de sociale structuur en het

voorzieningenaanbod

27

Om de zelfredzaamheid en participatie van inwoners te vergroten is het

noodzakelijk dat de juiste hulp en voorzieningen binnen handbereik zijn.

Het SGT signaleert welke behoeften er in een wijk zijn en in hoeverre de

sociale- en voorzieningenstructuur hierop aansluit. Indien deze

aansluiting er niet of te beperkt is kan het SGT, afhankelijk van de

wijziging, corrigeren of de gemeente adviseren.

In Leiderdorp gaat één SGT van start. Gebaseerd op het totaal aantal

inwoners en de omvang van de ondersteuningsbehoefte is de

verwachting dat ondersteuningsvragen van Leiderdorpse inwoners

binnen één team kunnen worden afgehandeld.

Vanuit het uitgangspunt van één huishouden, één hulpverlener, één plan

bestaat het SGT uit generalisten. Zij zijn in staat zijn om problemen op

verschillende domeinen te overzien en deze aan te pakken.

Alhoewel de taken van het SGT veelomvattend zijn, is het gewenst dat

het team klein blijft, zodat het slagvaardig te werk kan gaan, de lijnen kort

zijn en snel en flexibel gewerkt kan worden.

We starten in september 2014 met het basisteam, maar we willen de

mogelijkheid open houden om op basis van specifieke vragen van onze

inwoners indien nodig bepaalde deskundigheid aan het team toe te

voegen. In de loop van de tijd moet op basis van monitoring en evaluatie

blijken wat de gewenst samenstelling van het team is en kan de

samenstelling worden aangepast.

Een klein slagvaardig team dat alle componenten bevat, bestaat uit de

volgende professionals:

• Coördinator (0.7 fte)

• Maatschappelijkwerker (1,4 fte Kwadraad)

• Ouderen adviseur (0.7 fte Pluspunt)

• Wijkverpleegkundige (0,1 fte ActiVite)

• MEE-consulent (1 fte MEE)

• Wmo consulent5 (1,5 fte Wmo-loket)

• Sociale innovator (0.7 fte)

De formatie wordt zoveel mogelijk binnen bestaande budgetten

gefinancierd. Bij aanvang ( 2015-2016) van het SGT dienen de coördinator

en sociaal innovator en de projectkosten extra gefinancierd te worden.

Verwacht wordt dat op termijn deze kosten door verschuivingen binnen

het sociale domein bekostigd kunnen worden. In juni 2015 zal een eerste

evaluatie plaatsvinden over de samenstelling en de eerste ervaringen met

het SGT.

Voor het samenlevingsopbouwcomponent binnen het SGT wordt een

sociaal innovator ingezet. De sociale innovator richt zich op de

participatie van de burgers en hun functioneren in de samenleving met

het doel het individuele welzijn en dat van groepen en

samenlevingsverbanden te vergroten. De sociale innovator activeert de

inwoner verantwoordelijkheid te nemen en vorm te geven aan

participatie en de eigen kracht te versterken. De sociale innovator is een

aanjager die als taak heeft passieve burgers actief te maken, met als doel

5 Binnen het deelproject verandering Wmo loket zal 3

e kwartaal 2014 worden

onderzocht welke taken en werkzaamheden binnen het SGT zullen worden

uitgevoerd en welke binnen een backoffice (Wmo loket) blijven en de daarvoor

benodigde fte.

28

het creëren van een participatie maatschappij. Hier geeft hij op een

creatieve en innovatieve manier vorm aan.

De raad wordt voorgesteld:

- de project- en personeelskosten ad € 177.500 van het sociaal

gebiedsgebonden team (coördinator en sociaal innovator) voor 2015

en 2016 beschikbaar te stellen. Dekking wordt meegenomen in de

kadernota 2015-2018.

Aanpassingen programma 5. Een vangnet voor iedereen

‘Een vangnet voor iedereen’ gaat over de ondersteuning aan de meest

kwetsbare inwoners in de samenleving; de opvang van dak- en thuislozen,

vrouwenopvang, de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ),

ambulante verslavingszorg en tegengaan van huiselijk geweld.

Kenmerkend voor de doelgroep binnen dit programma is dat deze

cliënten/inwoners vaak niet of onvoldoende in staat zijn om in eigen

bestaansvoorwaarden te voorzien; meerdere problemen tegelijk hebben;

vanuit de optiek van de hulpverlening niet die hulp krijgen die zij nodig

hebben om zich in de samenleving te handhaven; geen op de reguliere

hulpverlening passende hulpvraag hebben, waardoor sprake is van

zorgmijding en ongevraagde hulpverlening.

Zijn gemeenten binnen de huidige Wmo met name verantwoordelijk voor

preventie en herstel (waaronder ook nazorg) en is de centrum gemeente

Leiden verantwoordelijk voor gespecialiseerd opvang; vanaf 2015 worden

gemeenten en de centrum gemeente samen verantwoordelijk voor de

gehele keten. Dit betekent voor gemeenten dat een groep zwaardere

GGZ-cliënten onder hun verantwoordelijkheid gaat vallen. Het kabinet

heeft die keuze gemaakt om het leven van deze cliënten, daar waar

mogelijk, te normaliseren en het perspectief op herstel, ontwikkeling en

integratie in de samenleving te bevorderen.

Het betreft beschermd wonen, de verplichting een anonieme telefonische

hulplijn te hebben, inloophuis psychiatrie en de samenwerking

Steunpunt huiselijk geweld (SHG) met het Algemeen Meldpunt

Kindermishandeling (AMK).

Progr 5.1 Bestuursopdracht OGGZ

In regionaal verband is een bestuursopdracht geformuleerd waarbinnen

gewerkt wordt aan een uitwerking van de OGGZ binnen het sociaal

domein.

De volgende opgaven zijn geformuleerd:

a. Transformatie sociaal domein:

- Het realiseren van een integraal beleid met specifieke aandacht voor

instrumenten die worden ingezet voor de OGGZ doelgroep;

- Het communiceren en uitdragen van de doelen en acties die in het

nieuwe regionaal Kompas (de regionale werkagenda dak- en

thuislozen en de OGGZ) worden opgenomen;

Beleidsdoel: verbeteren en behouden zorg, preventie en opvang

en nazorg wanneer mensen zelf niet langer in staat zijn de regie over

hun eigen bestaan te voeren.

29

- OGGZ taken van de centrum gemeente verbinden aan de

lokale/subregionale wensen voor de doelgroep

b. Preventie/herstel

- Preventie en herstel versterken door: trainingen aan te bieden aan

lokale professionals (SGT) en vrijwilligers; werkwijze ontwikkelen voor

opschalen vanuit wijkgerichte netwerken/teams bij complexe en

urgente problematiek en ook afbouw als situatie weer stabiel is;

huisartsen meer in positie brengen bij de signalering van OGGZ

problematiek en toeleiding naar hulpverlening.

- Afspraken maken over integrale en maatwerkaanpak binnen

gemeenten, conform 1 huishouden, 1 plan waarbij

schuldhulpverlening, werk en inkomen en wonen een belangrijke

functie hebben.

- Bij het maken van afspraken met aanbieders wordt de voorwaarde

gesteld dat zij naar buiten gericht zijn en ambulant te werk te gaan en

een aanbieders zich moet inspanning om kwetsbare inwoners niet uit

beeld te laten verdwijnen.

c. Inloophuis Psychiatrie

- Afstemmen van bestaande en benodigde inloopfuncties in individuele

gemeenten en het organiseren van nieuwe laagdrempelige

inloopfunctie waar gewenst.

d. Begeleiding

- Continuering van begeleiding voor de OGGZ doelgroep; organiseren

van de toegang en uitvoeren van de begeleiding

e. Beschermd wonen

- Uitwerking overgangsregeling, organiseren toegang beschermd

wonen nieuwe cliënten en afstemming met zorgverzekeraar.

Progr 5.2 Steunpunt huiselijk geweld samen met Algemeen

Meldpunt Kindermishandeling

Vanaf 1 januari 2015 zal het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling

(AMK) binnen het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) worden

geïntegreerd. Hierdoor ontstaat één meldpunt voor geweld en

kindermishandeling (AMHK).

Het meldpunt zal ondergebracht worden bij de RDOG/GGD. De GGD voert

op dit moment ook het SHG uit en richt zich van oudsher op de gehele

bevolking ( niet alleen jeugd). Tevens bestaat er een nauwe relatie met

het meldpunt zorg en overlast.

De Regiovisie Huiselijk Geweld is leidend. De doelstelling is dat per 1

oktober 2014 de nieuwe AMHK organisatie staat en kan (proef)draaien.

Progr.5.3 Telefonische hulplijn

In de Wmo (art 2.2.4 lid 1b) worden gemeenten verplicht een vorm van

24 uurs anonieme hulp op afstand beschikbaar te maken per telefoon,

chat en email. Doel hiervan is ondersteuning bieden aan mensen die

kampen met psychische problemen en/of eenzaamheid maar ook

mensen die door een ingrijpende levensgebeurtenis tijdelijk of eenmalig

behoefte hebben aan contact. Gemeenten in Holland Rijnland zijn

voornemens gezamenlijk deze ondersteuning te regelen via de landelijke

organisatie Sensoor. Sensoor biedt al 55 jaar deze vorm van

ondersteuning en voert dit met behulp van zo’n 900 vrijwilligers uit.

30

4. Bestuurlijk contracteren

In de notitie ‘Herontwerp sociaal domein’ is een aanzet gegeven tot het

bestuurlijk contracteren voor de activiteiten en diensten in het kader van

de Wmo 2015. De kern van bestuurlijk contracteren ligt in de

onderhandeling over wensen en eisen van gemeentelijke opdrachtgevers

en inzichten en mogelijkheden van aanbieders van diensten. Dat gaat

gepaard met investeren in relatievorming, het opstellen van

raamcontracten met aanbieders en keuzevrijheid voor de afnemers van

de diensten. Het proces en de methodiek van bestuurlijk contracteren

past namelijk bij het karakter van het sociaal domein en de ontwikkeling

die we daarin willen maken. Immers het ‘nieuwe sociale domein’ wordt

gekenmerkt door:

• Onzekerheid (bijvoorbeeld ten aanzien van de budgetten, de

ontwikkeling van het volume van de ondersteunende behoefte van

inwoners etc) en complexiteit (een voortdurend veranderde

samenleving, waarbij we steeds sneller afspraken moeten aanpassen

aan de praktijk).

• Een wederzijdse afhankelijkheid tussen de opdracht gevende

overheid en (zorg-) aanbieders. Beide partijen hebben de ander

nodig om de eigen doelstellingen te kunnen realiseren.

• Een grote ontwikkelingsopgave om het sociaal domein te

herontwerpen.

• De behoefte aan innovatie door nieuwe concepten en nieuwe

aanbieders.

Het proces van bestuurlijk contracteren sluit op deze kenmerken aan

door:

• Het aangaan van een langlopende ontwikkelovereenkomst tussen

alle partijen op het terrein van welzijn en ondersteuning. Aan (een

fysieke en digitale) overlegtafel bespreken gemeente, aanbieders en

vertegenwoordigers van cliënten het verder ontwikkelen van het

sociaal domein en wat dit betekent voor de afspraken van gemeente

met aanbieders en de activiteiten van aanbieders.

• Het aangaan van overeenkomsten om daadwerkelijk ook

ondersteuningsdiensten te kunnen leveren aan inwoners. Ook de

inhoud van deze overeenkomsten komen tot stand op basis van

overleg en onderhandeling. Deelname aan deze contracten staat

open voor zowel bestaande als nieuwe (ook kleinere) partijen. Ook

de (basis)prijs is onderwerp van bespreking met alle geïnteresseerde

partijen. Bij wijzigende omstandigheden overleggen en

onderhandelen gemeente en partijen opnieuw en wordt de

overeenkomst aangepast. Dit geeft ruimte om aan te passen aan alle

veranderingen in het sociaal domein en biedt aanbieders de ruimte

om de investeringen die deze veranderingen vragen ook over een

langere periode terug te kunnen verdienen.

• Per partij zal er een definitieve prijs en specifieke aanbieder

gebonden afspraken worden onderhandeld.

• Niet een periodieke aanbesteding, maar een continu

contracteringsproces, onder andere door niet alleen een dialoog bij

het komen tot een overeenkomst, maar ook voortdurend overleg

over de doorontwikkeling van de overeenkomst in de periode

daarna.

31

Bestuurlijk contracteren is een proces met drie fases:

I. Voorbereiding en sluiten van een ontwikkelovereenkomst: In de

voorbereiding, waar we op dit moment inzitten, stelt de gemeente

een ontwikkelovereenkomst op met ontwikkeldoelen en

procesafspraken. Alle partijen die deel gaan nemen aan de “het

bestuurlijk contracteren” moeten deze ontwikkelovereenkomst

ondertekenen. De ontwikkelovereenkomst bestaat vooral uit

procesafspraken. Er ligt in vast wie en waarover partijen gaan

overleggen en onderhandelen, waarom en hoe zij dat doen,,

wanneer zij dat gaan doen en tot welk resultaat de

onderhandelingen moeten leiden. Zowel ten behoeve van deze

ontwikkelovereenkomst als de overeenkomsten om diensten/

producten te leveren als tijdens de uitvoeringsproces wordt er een

overlegtafel van gemeente, aanbieders en vertegenwoordigers van

cliënten ingesteld.

II. Overleg en onderhandelingen: Het onderhandelingsproces is tijdens

bestuurlijke contracteren altijd in ieder geval plenair en met alle

partijen tegelijk. Aan tafel zitten ook in ieder geval de belangrijkste

bestaande aanbieders. Deze beschikken immers over middelen die

de gemeente nodig heeft om doelstellingen te bereiken. Denk aan

personeel, lokale infrastructuur, deskundigheid, et cetera. De

gemeente beschikt over de middelen die deze aanbieders nodig

hebben en dienen hier besluiten over te nemen.

III. Contractsluiting en Uitvoering: Alle partijen kunnen bovendien

gedurende de uitvoering voortdurend wijzigingsvoorstellen doen

voor de overeenkomst. De onderhandelingsfase gaat dus eigenlijk in

de uitvoering door. Dit is nodig om snel te kunnen aanpassen naar

wijzigende omstandigheden in de omgeving van het sociale domein.

Tot slot kent de overeenkomst een lange looptijd van 5 tot 10 jaar

met de mogelijkheid tot stilzwijgende verlenging. Met een langere

looptijd krijgen gemeente en deelnemende partijen de mogelijkheid

investeringen terug te verdienen en te leren van de gedane

transacties voor de toekomst.

Bestuurlijk contracteren heeft de verplichting van een publicatie op

www.tenderned.nl na de contractsluiting. Deze aankondiging van een

gegunde opdracht kan de gemeente gebruiken om alle geïnteresseerde

aanbieders op de hoogte te stellen van de mogelijkheid zich aan te sluiten

bij de overeenkomst.

Samen met de gemeenten in de Leidse regio willen wij op bovenstaande

wijze de contracten met leveranciers en instellingen voor de komende

jaren aangaan. We denken hiermee optimaal invulling en ruimte te

kunnen geven aan de veranderingen die wij voorstaan binnen het sociale

domein.

32

5. Financiën Dit hoofdstuk gaat in op de financiële opgave die onder de Wmo 2015 en

de daarin te decentraliseren taken ligt.

In het financiële overzicht zijn de huidige uitgaven Wmo uit de begroting

als wel de nieuwe budgetten (rood) die in de meicirculaire zijn

aangegeven verwerkt.

Sociaal deelfonds

Tot en met 2017 worden de middelen verbonden aan de transitie Wmo

gestort in een Sociaal deelfonds. De overige inkomsten komen binnen via

de Algemene uitkering. Het Rijk wilt de komende jaren de uitgaven uit

het Sociaal deelfonds monitoren. Deze moeten dan ook tot 2018 apart

worden verantwoord. Schuiven tussen posten binnen het Sociaal

deelfonds is toegestaan.

Omdat het eerste jaar waarin het uitvoeren van de nieuwe taken het

grootste nadeel geeft heeft het geen zin om een reserve Sociaal

deelfonds in te stellen omdat een reserve conform BBV niet in de min

mag lopen. Derhalve wordt voorgesteld in de Kadernota 2015 de gelden

vanuit het Sociaal deelfonds in het meerjarenbeeld te verrekenen met de

Reserve Zorg, Welzijn, Jeugd en Onderwijs.

De huidige budgetten die overkomen zijn gebaseerd op de uitgaven 2013.

Vanaf 2016 zal het objectief verdeelmodel gehanteerd worden. Dit kan

voordeel, maar ook nadeel gemeenten opleveren ten opzichte van het

eerder verkregen budget.

Risico’s

Aan de transitie en de beschikbare middelen zitten risico’s verbonden:

- het objectief verdeelmodel in 2016 kan een nadeel voor

Leiderdorp opleveren;

- het is niet duidelijk of de taakstelling op de hulp bij het

huishouden en de andere voorzieningen ook daadwerkelijk

gehaald wordt;

- het budget Begeleiding kan niet toereikend zijn voor de taken die

hiermee bekostigd moeten worden ( groen). Doordat we in 2015

nog gebonden zijn aan de overgangsbepaling, zullen maatregelen

pas in 2016 ook een financieel voordeel laten zien.

- De inkomsten van de eigen bijdrage is op basis van aannames

berekend. Afname van het gebruik van voorzieningen leidt ook

tot een afname van de inkomsten via de eigen bijdrage. De

gegevens van het CAK moeten ons hierin langzaam inzicht gaan

geven.

Een negatieve ontwikkeling op de begroting zal vragen naar extra

oplossingen. Deze oplossing kan gezocht worden in een aantal

richtingen:

- door een groter beroep te doen op de eigen mogelijkheden van

inwoners en hun sociale netwerk;

- door de inzet van algemene voorzieningen en alleen daar waar

noodzakelijk individuele maatwerkvoorzieningen in te zetten;

- door meer ruimte en invulling te geven aan lokale innovatie door

inwoners en zorgpartijen;

33

- door een financiële bijdrage naar vermogen te vragen van de inwoners

die ondersteuning nodig hebben.

- door met samenwerkingspartners afspraken te maken over de

uitgaven en tarieven;

- door meer voorzieningen als algemeen gebruikelijk aan te merken.

Echter kan bij hervorming van het sociaal domein oud niet direct voor

nieuw worden ingeruild en zullen in de eerste jaren ook

investeringen/kosten gemaakt worden, die in latere fase moeten worden

terugverdiend.

Reserve

De stand van de reserve zorg, welzijn, jeugd en onderwijs per 1 januari

2014 is € 1.200.000. Conform raadsbesluit is in 2014 een bedrag van €

268.065 beschikbaar gesteld aan de implementatie 3D transities waardoor

een saldo resteert van € 931.935. In kader van de transitie(s) en de

daarmee gepaard gaande risico’s kan overwogen worden het plafond van

de reserve op te hogen. Voorstel hiervoor zal later dit jaar volgen.

34

Begrote uitgaven per beleidsprogramma

Beleidsprogramma 2015 2016 2017 2018

Samenleven in Leiderdorp 23.487,00 23.487,00 23.487,00 23.487,00

Steun voor mantelzorgers en vrijwilligers

- a Mantelzorg (bestaand beleid) 78.405,00 78.405,00 78.405,00 78.405,00

- b Mantelzorg (compliment) 70.000,00 70.000,00 70.000,00 70.000,00

- c Vrijwilligers 68.211,00 68.211,00 68.211,00 68.211,00

Het meedoen makkelijker maken

-a Collectieve voorzieningen 571.161,00 571.161,00 571.161,00 571.161,00

Sociaal gebiedsgebonden team 177.500,00 177.500,00 177.500,00 177.500,00

-b Individuele maatwerkvoorzieningen

Hulp bij het huishouden 1.879.000,00 1.879.000,00 1.879.000,00 1.879.000,00

Overige maatwerkvoorzieningen 1.400.111,00 1.376.445,00 1.370.469,00 1.370.469,00

-c Begeleiding 3.122.441,00 3.271.572,00 3.180.681,00 3.171.857,00

MEE regionaal (clientondersteuning)

Anonieme telefonische hulplijn

Doventolk

Kortdurend verblijf

Begeleiding groep

Begeleiding individueel

Inloopfunctie GGZ

-d Financiele maatwerkvoorziening 216.000,00 216.000,00 216.000,00 216.000,00

Een vangnet voor iedereen 132.534,00 132.534,00 132.534,00 132.534,00

WMO adviesraad 10.000,00 10.000,00 10.000,00 10.000,00

Toezichthoudende ambtenaar WMO 35.000,00 35.000,00 35.000,00 35.000,00

Taakststelling HBH -800.000,00

-1.100.000,00

-1.100.000,00

-1.100.000,00

Ict - 15.000,00 15.000,00 15.000,00

Onderhoudskosten/beheer ICT 18.750,00 18.750,00 18.750,00 18.750,00

Uitbreiding Beleidsformatie WMO 52.500,00 52.500,00 52.500,00 52.500,00

Meerkosten SP71 pm pm pm pm

7.055.100,00 6.895.565,00 6.798.698,00 6.789.874,00

Deze taken moeten gefinancierd worden uit het budget Begeleiding.

35

Begrote dekking

Dekking binnen begroting 2015 2016 2017 2018

6262201 wmo huishoudelijke verzorging excl.uren 1.277.984,00 1.277.760,00 1.277.536,00 1.277.536,00

65201 Wet Voorziening Gehandicapten 1.400.111,00 1.376.445,00 1.370.469,00 1.370.469,00

Toevoeging n.a.v. transitie

b Begeleiding 3.122.441,00 3.271.572,00 3.180.681,00 3.171.857,00

Samenleven in buurt en wijk 23.487,00 23.487,00 23.487,00 23.487,00

Ondersteuning mantelzorg 78.405,00 78.405,00 78.405,00 78.405,00

Ondersteuning vrijwilligers 68.211,00 68.211,00 68.211,00 68.211,00

Het meedoen makkelijker maken

a Collectieve voorzieningen 571.161,00 571.161,00 571.161,00 571.161,00

b.Inning eigen bijdrage HBH 225.000,00 135.000,00 135.000,00 135.000,00

c inning eigen bijdrage overige voorzien 28.002,22 55.057,80 54.818,76 54.818,76

d inning eigen bijdrage begeleiding 156.122,05 163.578,60 159.034,05 158.592,85

Een vangnet voor iedereen 132.534,00 132.534,00 132.534,00 132.534,00

Wmo adviesraad 10.000,00 10.000,00 10.000,00 10.000,00

7.093.458,27 7.163.211,40 7.061.336,81 7.052.071,61

Resultaat 38.358,27 267.646,40 262.638,81 262.197,61

voordeel voordeel voordeel voordeel

36

Bijlage 1. Vastgestelde uitgangspunten Notitie Hervorming sociaaldomein

De notitie Herontwerp van het sociaal domein: de uitwerking op hoofdlijnen vast te stellen en daarmee onderstaande uitgangspunten en keuzes:

Sturing

a. De gemeente kiest als uitvoeringsmodel voor het opdrachtgeverschap een lokale uitwerking van het regisseursmodel. Dit model houdt in dat de

gemeente (en op termijn het gebiedsteam) regisseur is. Doel is de regievorming waar mogelijk gefaseerd te verkleinen en de

verantwoordelijkheden zo veel mogelijk over te dragen aan professionals.

Toegang

b. Voor de toegang tot ondersteuning worden meerdere toegangspoorten in samenhang georganiseerd. Belangrijkste uitgangspunten voor de organisatie van de toegang zijn: - de inwoner staat centraal; - de hantering van de methodiek één gezin, één plan, één regisseur; - focus op samen mét; - vraag- en oplossingsgericht.

c. Gebiedsgebonden teams zijn een middel om de toegang dicht bij de inwoner te organiseren: het CJG met als onderdeel het Jeugd & Gezinsteam

zorgt voor de toegang tot de Jeugdzorg, Sociaal Gebiedsgebonden teams voor Zorg en Welzijn/Wmo. Korte onderlinge lijnen, ook tot de

toegangspoort tot werk - het Werkplein. Korte lijnen van de lokale toegangspoorten met onderwijs, de 1ste lijnondersteuning en de huisartsen zijn

van groot belang.

Opdrachtgeven

d. Uitgangspunt is ‘vorm volgt inhoud’, en dus diversiteit: de vorm waarin we als gemeenten opdracht geven hangt af van de aard van het vraagstuk,

de inhoudelijke doelen daarbij en de situationele omstandigheden.

e. Uitgangspunten bij het opdrachtgeverschap zijn:

37

- de opdrachten aan instellingen (“de uitvraag”) integraal formuleren;

- gebiedsgericht opdracht geven waar dat kan, lokaal of subregionaal waar effectief en regionaal waar dat extra nodig is;

- voldoende ruimte voor maatwerk, flexibiliteit en innovatie;

- meer ruimte geven aan cliëntsturing;

- sturen op het leveren van prestaties in plaats van op productie;

- nauwe samenwerking tussen gemeenten en de andere opdrachtgevers (zoals Zorgverzekeraars en UWV) in het sociale domein teneinde

tegengestelde prikkels te voorkomen.

f. In de komende jaren wordt de uitvraag naar zowel de te subsidiëren partijen als de te contracteren partijen opnieuw en anders geformuleerd. Dit

kan op onderdelen leiden tot competitie om de opdracht te verkrijgen en daarmee tot een herverkaveling tussen bestaande partijen en/of een

verandering in het veld van partijen door de toetreding van nieuwe spelers.

g. Gemeenten in de Leidse regio gaan meer op samenwerking tussen partijen én de bijdrage van partijen aan andere beleidsterreinen sturen, niet op

het stimuleren van consortiums.

h. Het subsidiëren of inkopen van ondersteuning in het kader van de 3D kenmerkt zich door:

- een (inkoop)procedure waarbij de opdracht geformuleerd wordt in samenspraak met partijen;

- (bij inkoop, indien het juridisch kader om een aanbesteding vraagt) primair gebruik te maken van de methode van bestuurlijk of maatschappelijk

aanbesteden. Dat wil zeggen dat de gemeente in overleg treedt met alle geïnteresseerde partijen die

voldoen aan bepaalde criteria, waarna in een onderhandelingsproces gemeente en partijen de voorwaarden voor prijs en kwaliteit bepalen;

- de overweging om bij de inkoop naast een klassiek contract ook een relationeel contract met het veld te sluiten;

- zoveel mogelijk financiering op prestatie/resultaat in geval van inkoop via een aanbesteding;

- het doortrekken van huidig contractmanagement voor individuele voorzieningen Wmo naar de nieuwe taken binnen het sociale domein, teneinde

de gemaakte afspraken goed te kunnen monitoren en goed opdrachtgeverschap te kunnen voeren.

38

Naar aanleiding van de wetswijziging Participatiewet

i. De gemeente gaat, al dan niet via het Werkbedrijf, een actieve samenwerking aan met het bedrijfsleven om de garantiebanen op grond van het

Sociaal Akkoord te realiseren.

j. De gemeente verkent de mogelijkheden van nieuwe vormen van participatie in de wijk in samenwerking met organisaties.

k. De gemeente gaat experimenteren met de verbinding beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding zowel in het SW-bedrijf als op wijkniveau.

l. De gemeente verkent de mogelijkheden van de vormgeving van een social firm.

m. De gemeente biedt beperkte ondersteuning bij re-integratie aan de groep niet uitkeringsgerechtigden die door de wijzigingen in de Wajong geen

eigen inkomen meer hebben. De gemeente rekent op een toename van het beroep op de schuldhulpverlening ten gevolge van de wijzigingen in de

Wajong.

n. De gemeente biedt beperkte ondersteuning aan niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een uitkering op grond van de Algemene

nabestaandenwet.

Naar aanleiding van de uitbreiding Wmo

o. Bij de toegangspoort van Welzijn en Zorg is bij het bepalen van de benodigde ondersteuning de cliënt en zijn/haar vraag, diens talenten en

omstandigheden het uitgangspunt.

p. Bij de nadere uitwerking van de vernieuwing van de ondersteuningsvoorzieningen in het kader van de Wmo gaan we:

39

- zoveel mogelijk uit van algemene voorzieningen;

- de bestaande producten op het terrein van de Wmo en die overkomen uit de AWBZ op laten gaan in nieuwe vormen van ondersteuning;

- individuele maatwerkvoorzieningen die vaak in dezelfde combinaties nodig zijn, als één geheel aanbieden;

- meer ruimte geven aan cliëntsturing, dat wil zeggen meer sturingsmogelijkheden voor cliënten binnen de te leveren ondersteuning in natura (zie

ook beslispunt e.);

- bij de individuele maatwerkvoorzieningen voor langdurige en/of specialistische ondersteuning het PGB als instrument bieden, zodat de cliënt zelf

haar/zijn zorg kan vormgeven.

q. Om de ondersteuning in het kader van de Wmo, zoveel als mogelijk binnen de financiële kaders te realiseren, gaan we:

- een gedeelte van de financiële opgave opvangen door waar mogelijk het versoberen van de hoeveelheid ondersteuning die mensen nu ontvangen

(per cliënt bezien of dit mogelijk is). We verwachten dat we hiermee maximaal 5% van de huidige vraag kunnen ombuigen;

- in het eerste kwartaal van 2014 een fundamentele inhoudelijke herbezinning op bepaalde vormen van ondersteuning opstarten (zoals Hulp bij het

huishouden) voor wat betreft doel, doelgroep en prioriteiten;

- kijken naar quick wins in het combineren en in elkaar schuiven van bepaalde vormen van ondersteuning;

- waar inkoop aan de orde is, voor een (sub)regionale aanbesteding te kiezen, zodat cliënten gebruik kunnen maken van een breed spectrum aan

ondersteuning, de administratieve lasten voor aanbieders worden beperkt en we als gemeenten financiële schaalvoordelen kunnen behalen;

- binnen andere bestaande onderdelen van het sociaal domein, bijvoorbeeld de subsidies voor collectieve voorzieningen in de Wmo, herprioriteren.

r. We geven de wettelijk verankerde cliëntondersteuning in het kader van de Wmo vorm door de bestaande cliëntondersteuningstaken te

herschikken, te weten:

- het onderdeel informatie, advies en het bieden van lichte ondersteuning, nemen we grotendeels op binnen het SGT;

- delen van de bestaande onafhankelijk cliëntondersteuningstaken worden – waar mogelijk minder doelgroepsgewijs - bij een derde georganiseerd.

s. We organiseren mantelzorgondersteuning via het mantelzorgbeleid en in de vorm van kortdurend verblijf en via respijtzorg. Bij respijtzorg wordt

zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheden binnen de ziektekostenverzekering en/of het sociaal netwerk en de mogelijkheid om

hiervoor vrijwilligers in te zetten.

40

t. Dagbesteding wordt zoveel mogelijk in de directe omgeving van de cliënt georganiseerd. Bij het organiseren van dagbesteding zoeken we naar een

verbinding met de voorzieningen die in de gemeente/wijk/buurt aanwezig zijn).

u. Door de ondersteuning dichter bij huis te organiseren, wordt de vervoersafhankelijkheid van cliënten zoveel mogelijk voorkomen. Indien

vervoersvoorzieningen nodig zijn, wordt er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van sociaal netwerk en reguliere voorzieningen.

v. De gemeente anticipeert op de extramuralisering door:

- afspraken te maken met corporaties en zorgverzekeraars; - levensloopbestendig bouwen te stimuleren, waardoor op termijn minder woningaanpassingen nodig zijn.

w. Wonen, opvang en begeleiding wordt voor de doelgroep van het Regionaal Kompas zoveel mogelijk in de directe omgeving georganiseerd om de

sociale binding maximaal te benutten.

41

Bijlage 2. Visie Wmo

Doelstelling en pijlers

De gemeente Leiderdorp wil op het terrein van de Wmo een samenhangend beleid voeren, waarbij mensen niet worden uitgesloten van het meedoen aan

de samenleving. De ondersteuning die binnen de Wmo wordt geboden moet er toe bijdragen dat inwoners van Leiderdorp zo lang mogelijk zelfstandig

kunnen blijven wonen en functioneren. Belangrijke pijlers van dit beleid zijn: eigen kracht en verantwoordelijkheid, compensatie en meedoen.

Visie op Wmo

De gemeente Leiderdorp wil dat haar inwoners zolang mogelijk de regie over hun dagelijkse leven houden en kunnen participeren in de samenleving.

Iedereen moet naar zijn of haar vermogen kunnen meedoen. Daarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van mensen. Wat mensen zelf kunnen, al dan

niet met behulp van hun sociale omgeving (vrijwilligers, mantelzorgers, sportvereniging etc.), moet niet worden overgenomen door professionals, maar

indien nodig worden ondersteund.

Voor hen die niet op eigen kracht mee kunnen doen aan de samenleving en/of de belasting voor de sociale omgeving te zwaar wordt is het

compensatiebeginsel opgenomen in de Wet. Mensen die geen regie over hun eigen bestaan kunnen voeren en/of door beperkingen niet mee kunnen,

moeten kunnen rekenen op ondersteuning vanuit de overheid.

Bij de vraag naar ondersteuning staat de behoefte van de vrager centraal (maatwerk). De ondersteuning kan in vele vormen worden geboden: informatie

en advies, kortdurende hulp, welzijnswerk, buddy achtige projecten, etc. Maar ook in de vorm van individuele voorzieningen kan worden ondersteund: hulp

bij het huishouden, woningaanpassingen, hulpmiddelen (zoals rolstoelen) en vervoersvoorzieningen. De vormen van algemene- en individuele

ondersteuning moeten er toe bijdragen dat het gewenste resultaat “weer meedoen”, gerealiseerd wordt.

De gemeente legt het accent vooral op de preventie (voorkomen van professionele ondersteuning) en de algemene of basisvoorzieningen. Het gesprek

tussen inwoners en overheid zal ingaan op de vraag welke resultaten iemand wil bereiken en welke beperkingen iemand daarbij ervaart. De gemeente gaat

er van uit dat als het resultaat via algemene basisvoorzieningen en/of steun van de sociale omgeving kan worden behaald, dit als eerste dient te worden

ingezet. Pas als dit niet toereikend is zullen individuele voorzieningen worden ingezet om het gewenste resultaat te behalen. Het kan ook voorkomen dat

42

het gaat om een pakket van maatregelen (zowel basis- als individuele voorzieningen). Een individueel arrangement is pas aan de orde als algemene

voorliggende voorzieningen geen soelaas bieden.

Visie op rol van gemeente

De gemeente rekent en bouwt op de eigen kracht van haar inwoners. De gemeente wil haar inwoners stimuleren om zelf de verantwoordelijkheid te nemen

en te kijken wat zij zelf kunnen doen. Voor zichzelf ziet de gemeente de volgende taken:

1. Het versterken van de sociaal-maatschappelijke infrastructuur;

2. Het waar nodig ondersteunen van inwoners en hun sociale netwerk ;

3. Het organiseren van een vangnet als inwoners het tijdelijk, langdurend of structureel niet redden op eigen kracht en deze steun niet in het sociale

netwerk of de sociaal-maatschappelijke infrastructuur aanwezig is.

De gemeente beschouwt zichzelf primair als regisseur voor deze taken. Dat betekent dat zoveel mogelijk wordt uitgevoerd door het maatschappelijk

middenveld en niet door de gemeente.

43

Bijlage 3. Onderdelen in Wmo beleidsplan 2015

1.• Bevorderen van de sociale samenhang, toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimte

2.• Bevorderen van de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente

3.• Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld (via ketenaanpak: voorkomen-signaleren-stoppen- opvang-nazorg)

4.• Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers

5.• Vroegtijdig vaststellen dat inwoners maatschappelijke ondersteuning behoeven

6.• Voorkomen dat inwoners op maatschappelijke ondersteuning aangewezen worden

7.• Bieden van algemene voorzieningen aan inwoners die niet of onvoldoende in staat zijn om op ‘eigen kracht’ zelfredzaam zijn en kunnen

participeren in de maatschappij, ondanks dat zij gebruik maken van gebruikelijke hulp, mantelzorg en/of hun sociale netwerk

8.• Bieden van maatwerkvoorzieningen aan inwoners die niet in staat zijn zich op ‘eigen kracht’ te handhaven in de samenleving en beschermd wonen

of opvang behoeven in verband met psychische of psychosociale problemen of omdat zij de thuissituatie hebben moeten verlaten in verband met

hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.

44

Bijlage 4. Verordening Wmo 2015

1. De mogelijkheid van het toekennen van een eventueel persoonsgebonden budget, die alleen maar kan worden verstrekt worden wanneer:

• de klant in staat geacht wordt de bijbehorende taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

• de klant goed kan motiveren waarom hij de voorziening niet wenst geleverd te krijgen door een aanbieder;

• de voorzieningen van goede kwaliteit zijn.

2. De opdracht die gemeente heeft om passende opvang te bieden zo lang dat noodzakelijk is aan mensen die niet (meer) in staat zijn zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven. (slachtoffers huiselijk geweld, van gerelateerd geweld, van loverboys, mensen die een uitweg zoeken uit de prostitutie, mensen met psychiatrische problemen etc.). Zij hebben mogelijk hulp nodig bij het zelfstandig wonen, het vinden van een dagbesteding, werk, financiële zaken of opbouw van een sociaal netwerk). Deze taken worden voorlopig belegd bij de 43 centrumgemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het bieden van een beschermende woonomgeving aan personen met psychische problemen. Voor de Leiderdorp ligt deze taak bij de gemeente Leiden. Het verblijf is primair gericht op participatie (en dus niet op behandeling)

3. De mogelijkheid die de gemeente heeft om redenen van doelmatigheid te bepalen dat er mogelijkheden geboden worden om niet-professionals financieel voor hun diensten te belonen. Dit moet wel beperkt blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt (bijvoorbeeld 24/7 beschikbaarheid van ondersteuning op afroep ). De gemeente kan differentiatie aanbrengen voor professionele en niet professionele ondersteuning.

4. Hoe zij de mantelzorgers in de gemeente jaarlijks een blijk van waardering geven. Dit kan in de vorm van een geldbedrag maar kan ook via een waardering in natura.

5. Hoe zij er voor zorgen dat professionele cliëntondersteuning beschikbaar is voor inwoners die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben.

6. Hoe zij toezichthouders aanstelt die moeten toezien op de naleving van de Wmo. De minister stelt toezichthouders aan op de naleving van de kwaliteit. Op rijksniveau wordt toegewerkt naar een integrale benadering van het toezicht door IGZ, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Sociale Zaken en /werkgelegenheid. Zij toetsen of de inspanningen van de gezamenlijke hulpverleners leiden tot een ondersteuning die voldoet aan de werkelijke behoefte. De aanbieder moet direct aangifte doen bij de toezichthoudende ambtenaar bij calamiteit of geweld bij de verstrekking van een voorziening.

45

7. Of en hoe het college de uitvoering van de wet door derden laat verrichten. De vaststelling van rechten en plichten van de belanghebbende kan niet aan derden worden overgedragen, dat mag alleen aan andere bestuursorganen worden gemandateerd.

8. Omdat bij een eventuele aanbesteding het college niet uitsluitend op grond van de laagste prijs mag gunnen, moet ook aandacht worden geschonken met welke criteria dan rekening moet worden geworden..

9. Vastleggen dat de aanbieder van een maatwerkvoorziening een meldcode moet vaststellen waarin wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan.

10. Vastleggen dat medewerkers van aanbieders (niet zijnde leveranciers van hulpmiddelen of woningaanpassingen) in het bezit moeten zijn van een verklaring omtrent gedrag.

Hoe het college haar bevoegdheid om de persoonsgegevens van de klant, zijn echtgenoot en de thuiswonende minderjarige kinderen, de mantelzorger en het sociale netwerk gebruikt. Ook de toezichthoudende ambtenaren, het CAK, de SVB, het SHG en de aanbieder van de maatwerkvoorziening hebben deze bevoegdheden. Gegevensuitwisseling vindt verplicht plaats op grond van bsn-nummers. Dit is nodig om een integrale dienstverlening aan de klant te garanderen en om een zo efficiënt mogelijk pakket van ondersteuning aan de klant te bieden. Ook maakt dit continuering van zorg mogelijk, bijvoorbeeld wanneer iemand uitbehandeld is op grond van de Zvw en nog wel ondersteuning vanuit de Wmo nodig heeft.

Hoe het jaarlijkse klant ervaringsonderzoek plaatsvindt waarvan de uitkomsten voor 1 juli moeten worden gepubliceerd.

46

Bijlage 5. (Beleids)documenten

(Beleids)document Corsanummer/link Raadsbesluit

Vrijwilligersbeleid 2013-2016 2012i01494 8-10-2012

Onderwijsvisie 2012i00486 14-5-2012

Mantelzorgbeleid 2013-2016 2012i1505 8-10-2012

Jeugd, vrijetijd en participatie 2012-2016 2012i01382

Onderwijs in Beeld 2011i00703

Sporten en bewegen 2013-2017 2012i01526

Wmo beleidsplan ‘Samenleven in Leiderdorp”

2013-2016

212i01648 17-12-2012

Strategische visie 3 decentralisatie ‘Op eigen

kracht’ Holland Rijnland

Op website Holland Rijnland 3D

Woonbehoefte onderzoek 2011 2012i00573

Kadernota Integraal Veiligheid 2011-2014 2011i01647 10-10-2011

Wmo benchmark 2012 2012.04737

Eindrapportage tevredenheidsonderzoek Wmo

2012

2012.04737

Beleidsuitgangspunten gezamenlijke subsidies 2011i02951

47

Geestelijke gezondheidszorg

Verordening voorzieningen maatschappelijke

ondersteuning 2010

2009i01076 14-12-2009

Besluit voorzieningen maatschappelijke

ondersteuning 2012

2011i02234

Convenant Openbare geestelijke gezondheidszorg 2011i01139

Tussentijdse evaluatie regionaal Kompas ZHN

2008-2013

2012.01897

Convenant Zorgnetwerken OGGZ ZHN 2012.02485

Rapport preventief jeugdbeleid ketenaanpak 2012i00211

Deelprojectplan Jeugdzorg 2012i00760 11-5-2012

Focus 2014 Holland Rijnland www.hollandrijnland .net

Regeerakkoord VVD-PvdA “Bruggen slaan” 29-10-

2012

http://www.kabinetsformatie2012.nl/actueel/documenten/regeerakkoord.html

Woonvisie ‘Gewoon lekker wonen, tussen stad en

Groene Hart’ (2013)

2013i… 4-2-2013

Visie Hervorming sociaal domein 2013i01361 25-11-2013

Notitie Hervorming sociaal domein 2013i01945/2013i00098(oplegnotitie) 10-3-2014

48

Bijlage 6. Begrippenlijst

Verordening maatschappelijke voorzieningen De verordening beschrijft de lokale invulling van de Wmo.

Maatwerkvoorziening Maatwerkvoorzieningen zijn ondersteuningsvoorzieningen die aanvullend zijn op algemene voorzieningen, om daar waar dat nodig

is en waar het niet kan via een algemene voorziening, specifiek en op maat een individu te ondersteunen (hulpmiddelen, woningaanpassingen, vervoer

e.d.).

Algemene voorziening Algemene voorzieningen zijn (ondersteunings-)voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn. Dit kunnen gesubsidieerde

welzijnsactiviteiten zijn, maar ook via inkoop gefinancierde activiteiten (bijvoorbeeld een scootermobielpool). Algemene voorzieningen kunnen gratis zijn

voor burgers, maar het kan ook zo zijn dat er een (kostendekkende) vergoeding gevraagd wordt.

Algemeen gebruikelijk Dit zijn voorzieningen die voor iemand zonder beperkingen ook tot het normale aanschaffingspatroon behoort of is niet speciaal

bedoeld is voor mensen met beperkingen. Het product is gewoon te koop in reguliere winkels en is niet duurder dan soortgelijke producten

Indiceren Beoordelen of iemand voor een voorziening in kader van de Wmo in aanmerking komt.

Centraal administratie kantoor (CAK) Administratie kantoor dat door het Rijk is aangewezen de eigen bijdrage voor de Wmo en de AWBZ zorg te bepalen.

Decentralisatie Taken die de rijksoverheid overdraagt aan lagere overheden.

Trekkingsrecht Is het beheer van het persoongebonden budget en het verzorgen van de betalingen aan zorgverleners door de Sociale Verzekeringsbank

Begeleiding Begeleiding is bedoeld om de zelfredzaamheid van personen te bevorderen, te behouden of te compenseren zodat een verblijf in een instelling

zo lang mogelijk wordt uitgesteld waarbij verwaarlozing wordt voorkomen. Begeleiding is mogelijk in de vorm van individuele begeleiding of als begeleiding

in groepsverband.

Kortdurend verblijf Bij kortdurend verblijf logeert iemand maximaal 72 uur per week in een instelling. Bijvoorbeeld in een gehandicapteninstelling,

verpleeghuis of verzorgingshuis. Hierdoor wordt degene die thuis die persoon verzorgt even ontlast.

Financiële maatwerk inkomensvoorziening De maatwerkvoorziening is ter vervanging van de Wtcg en de CER. Nieuwe regeling die gemeenten vormgeven

ter compensatie van de meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten

49

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) Regeling die chronisch zieken en gehandicapten compenseert voor de meerkosten die zij

hebben door hun ziekte en/of handicap. Regeling houdt per 1/1/2014 op met bestaan. Laatste bijdrage wordt over 2013 in het derde kwartaal 2014

uitgekeerd.

Compensatie Eigen Risico (CER) Regeling voor chronisch zieken en gehandicapten die de eigen risico compenseert. Regeling houdt per 1/1/2014 op met

bestaan. De laatste bijdrage hebben cliënten in 2013 ontvangen.

Beschermd wonen Is wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende begeleiding die niet afhankelijk is van op genezing gerichte

zorg, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Begeleid

wonen wordt gedefinieerd als maatwerkvoorziening en maakt onderdeel uit van de Wmo verordening. De centrum gemeente leiden wordt hiervoor

vooralsnog verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering.

Arrangement Een arrangement kan worden beschreven als alles wat de samenleving via informele en formele wegen kan regelen om participatie mogelijk

te maken. Het arrangement kan bestaan uit een combinatie van oplossingen zoals een oplossing in het sociale netwerk en een algemene voorziening. Dit

houdt in dat een arrangement niet altijd hoeft te bestaan uit individuele voorzieningen, maar het kan wel.

Generalist Een generalist is een professional die van vele markten thuis is en over een breed arsenaal aan kennis beschikt om op alle leefgebieden

ondersteuning te bieden. Het is een professional die verbinden legt tussen de leefwereld ban burgers en de institutionele wereld, maar tussen professionals

onderling, met een sterke nadruk op empowerment. Dit in tegenstelling tot een specialist die een specifieke deskundigheid koppelt aan het oplossen van

een probleem op één domein. De generalist blijft altijd de cliënt op bewoner in het vizier houden. Ook als die tijdelijk bij een specialist terecht komt.

(Samenwerken in de wijk, movisie, 2013)

Toegang Onder toegang verstaan we het proces vanaf het moment waarop inwoners met een ondersteuningsvraag zich melden of worden gemeld.

Toegang is de deur naar het antwoord op de (hulp)vraag: er vindt vraagverheldering plaats, wordt informatie en advies gegeven, en indien nodig samen

met de inwoner een arrangement opgesteld.

Vindplaats Onder vindplaatsen verstaan we alle plekken in de gemeente waar iemand kan binnen lopen (buurthuis, zelfstandig psycholoog,

vrijwilligersorganisaties, welzijnsinstelling, aanbieders van ondersteuning, huisarts, school etc.) en zijn vraag ventileert.

50

E-health: eHealth is het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, en met name internettechnologie, om gezondheid en

gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren

Kangoeroewoningen Een kangoeroewoning is een zelfstandige woonvorm voor iemand die afhankelijk is van zorg. Het zijn eigenlijk twee zelfstandige

woningen: de buidel- en de hoofdwoning. De woningen zijn verbonden met een tussendeur of tussentrap. Hierdoor kan een mantelzorger makkelijk hulp

bieden. De woningen heten ook wel woonzorgcombinaties.

Servicearrangementen Een service arrangement is een pakket aan diensten die een inwoner kan afnemen. Zoals: kapper aan huis, was service, pedicure

e.d.

Integrale vroeghulp is een netwerk van professionals, samenwerkingspartners, gemeenten en ouders om zorgen over de ontwikkeling van jonge kinderen

vroegtijdig te signaleren. Het is een instrument om ervaringen en kennis met elkaar te delen

51

Bijlage 7. Scenario’s financiële maatwerkvoorziening chronisch zieken

(uit: Nota maatwerk inkomensvoorziening Holland Rijnland- mei 2014)

De wijze van het benaderen van de doelgroep en de financiële mogelijkheden worden vier scenario’s beschreven waarop gemeenten een

maatwerkvoorziening inkomensondersteuning vorm kunnen geven.

Scenario 1: Wmo

Met een aanpassing van de Wmo wordt het voor gemeenten mogelijk gemaakt om personen met een chronische ziekte en/of beperking een

tegemoetkoming te verstrekken, onder de noemer maatwerkvoorziening inkomensondersteuning . Het gaat daarbij om de mogelijkheid dat “het college

aan personen met een beperking, chronisch psychisch of psychosociaal probleem en daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten een

tegemoetkoming ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren [verstrekt]“ . Met deze

bevoegdheid kan de gemeente naast en in samenhang met het reeds bestaande gemeentelijk instrumentarium voor ondersteuning binnen het sociaal

domein (zoals de individuele bijzondere bijstand), gericht een tegemoetkoming op maat bieden.

Onderbrenging bij de Wmo brengt met zich mee dat inkomensgrenzen niet kunnen worden gehanteerd. De Wmo staat open voor iedereen, de gemeente

mag geen inkomenspolitiek bedrijven. Bij Wmo voorzieningen kan wel een eigen bijdrage worden gevraagd. De maatwerkvoorziening is in beginsel bestemd

voor mensen die zelf de kosten niet kunnen dragen. Vragen van een eigen bijdrage in relatie tot een maatwerkvoorziening ligt dan ook niet voor de hand.

Vanuit de Wmo kan de maatwerkvoorziening mogelijk in de vorm van een Pgb worden verstrekt. Ook is een forfaitaire vergoeding mogelijk, Het is ook

mogelijk om voorzieningen in natura te verstrekken. Blijft het probleem dat iedereen een beroep kan doen op deze middelen, die ten gevolge daarvan

ontoereikend kunnen zijn.

Voor dit scenario dient binnen de Wmo-verordening een bepaling te worden opgenomen over de lokale invulling. De hoogte van de vergoeding kan worden

opgenomen in een gemeentelijke deelverordening of besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Het is aan de gemeente om te bepalen welke

personen (op basis van indicaties, ondersteuningsbehoefte) en welke soort kosten (noodzakelijk dan wel aannemelijk) voor vergoeding in aanmerking

komen. De uitvoeringslast is hierbij naar verwachting hoog.

52

Scenario 2a, b, c: bijzondere bijstand, WWB

De bijzondere bijstand is eveneens een mogelijk en reeds bestaand instrument in de WWB om de maatwerkvoorziening inkomensondersteuning onder te

brengen. Hier gelden wel inkomens-en vermogensgrenzen. Er is sprake van gerichte inkomensondersteuning, alleen voor de personen die daadwerkelijke

en noodzakelijke meerkosten hebben. Op basis van een aanvraag van individuele bijzondere bijstand vindt door de gemeentelijke sociale dienst een

toetsing plaats van de noodzakelijkheid van de kosten en daarnaast een draagkrachtberekening die de hoogte van de tegemoetkoming bepaalt. Dit is een

open einderegeling.

Bij de categoriale bijzondere bijstand is het criterium of het aannemelijk is dat iemand ten gevolge van chronisch ziekte of handicap meerkosten heeft. De

gemeenten die al een categoriale regeling hebben kunnen door de tegemoetkoming voor 2014 eenmalig te verhogen het bedrag voor 2014 op eenvoudige

wijze ‘wegzetten’.

De per 1 januari 2015 gewijzigde WWB biedt gemeenten nog wel de ruimte om individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken te verlenen.

Het is goed mogelijk om maatwerkondersteuning, waarbij gebruik gemaakt wordt van groepskenmerken, vorm te geven binnen de juridische kaders van de

WWB en daarbij de uitvoeringskosten voor de gemeenten beperkt te houden.

In dit verband kan de groep chronisch zieken en gehandicapten binnen de verlening van de bijzondere bijstand als specifieke groep aangemerkt worden.

Om tot rechtmatige verstrekking te kunnen overgaan moet de gemeente wel vaststellen dat daadwerkelijk kosten gemaakt worden. Op basis daarvan kan

gekozen worden voor het verstrekken van een forfaitair bedrag. Hoe deze controle plaats moet vinden is niet in de wet geregeld. Gedacht kan worden aan

steekproefsgewijze controle, controle boven een bepaalde limiet of controle op basis van risicoprofielen.

Voor de bijzondere bijstand dienen de gemeenten beleidsregels op te stellen dan wel de huidige beleidsregels aan te passen voor de integratie van de

maatwerkvoorziening inkomensondersteuning. Hierin kan komen te staan welke voorwaarden eventueel gehanteerd worden.

Scenario 3: collectieve aanvullende ziektekostenverzekering

De gemeenten in Holland Rijnland bieden momenteel een Collectieve Ziektekostenverzekering voor Minima (CZM) aan als onderdeel van de categoriale

bijzondere bijstand. De CZM, bij zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid, heeft tot doel te zorgen dat minima goed verzekerd zijn zodat zij geen zorg mijden en

niet door onverzekerd zorggebruik in een schuldensituatie belanden.

53

Het vormen van een uitgebreidere gemeentelijke Collectieve Aanvullende Zorgverzekering (CAZ) is één van de mogelijkheden om de maatwerkvoorziening

vorm te geven. Hierbij is naast inkomenssteun voor lagere inkomens, met name de hogere zorgvraag van de doelgroep het uitgangspunt. Het bieden van

een collectieve ziektekostenverzekering is de enige vorm van categoriale bijzondere bijstand die na 1 januari 2015 blijft bestaan.

Vergoeding van medische kosten vindt voor het grootste deel plaats via de basiszorgverzekering. Een aanvullende verzekering geldt daarbij als uitbreiding,

waarin vergoedingen kunnen worden opgenomen die buiten de basisdekking vallen, maar wel voorzien in dekking van kosten voor inwoners met een

aanvullende zorgbehoefte. Een uitgebreide verzekering waarin de meest voorkomende zorgkosten voor mensen met een hoge zorgvraag zijn opgenomen,

dient ertoe te leiden dat meerkosten (onverzekerde kosten) teruggedrongen worden. De doelgroep, mensen met een hoge zorgvraag, kan zichzelf

includeren in een dergelijke collectiviteit. De gemeente kan hier een stimulerende rol spelen. Een financiële tegemoetkoming wordt vervolgens door

gemeenten gedaan via een bijdrage in de premie, zoals ook nu het geval bij de CZM. Dit geeft inwoners met een lager inkomen de ruimte om zich

uitgebreid te verzekeren waardoor een groot deel van hun kosten gedekt zijn en de hogere premie door een bijdrage van de gemeente wordt

gecompenseerd. In de bijlage is een uitgebreidere beschrijving van dit scenario opgenomen.

Voor dit scenario dienen gemeenten gezamenlijk afspraken te maken met de zorgverzekeraar om te komen tot een collectiviteit. Lokaal maakt elke

gemeente vervolgens afspraken over de hoogte van de bijdrage in de premie en een eventuele inkomensgrens die bepaalt of inwoners in aanmerking

komen voor een bijdrage in de premie. De uitvoeringslast van de gemeenten is beperkt, want inwoners dienen zichzelf aan te melden bij de verzekering en

de declaraties en vergoedingen verlopen dan ook via de verzekeringssystematiek. De gemeente doet de inkomenstoets, zoals ook nu het geval bij de CZM.

Alleen op dit onderdeel is het de verwachting dat de doelgroep dan groter is dan binnen de huidige minimaregelingen.

Scenario 4: Declaratiefonds

Het is mogelijk om onder de reikwijdte van de Gemeentewet een declaratiefonds te vormen. Hierbij kan een inkomensgrens worden gehanteerd die hoger

is dan bij de verlening van bijzondere bijstand wordt gehanteerd. Er hoeft ook geen draagkrachtberekening te worden gemaakt. Het is aannemelijk dat

mensen met een inkomen tot modaal het vervallen van de CER en Wtcg in de portemonnee zullen voelen. Met een declaratiefonds kan hiervoor

compensatie worden geboden. Om in aanmerking te komen moet een aanvraag worden ingediend. Deze aanvraag werpt een drempel op. Gevraagd wordt,

omdat het een declaratiefonds betreft, om bewijsstukken, waardoor fraude wordt voorkomen. Het maatwerk is gericht op feitelijk gemaakte zorgkosten die

niet door ziektekostenverzekeraar worden gedekt. Te denken valt aan bewassingskosten, stookkosten, kosten voor beddengoed, kleding, et cetera

gerelateerd aan de chronische ziekte en/of handicap. De gemeente kan er voor kiezen een limitatieve lijst te maken. Daarnaast is het een overweging om

54

een maximumbedrag vast te stellen. In een gemeentelijke verordening of beleidsregels worden regels gesteld. In deze regels staan de kosten die declarabel

zijn en een omschrijving van de doelgroep. De gemeenten hebben hoge uitvoeringskosten, hoewel dit deels afhankelijk is van de wijze waarop en wanneer

kan worden gedeclareerd (piekbelasting).

55

Bijlage 8. Samenwerkingsverklaring Gemeenten Holland Rijnland & Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid

De convenantpartners:

De 14 gemeenten in Holland Rijnland6,

Vertegenwoordigd door mevrouw R. van Gelderen, voorzitter portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda

Verder te noemen “de gemeenten”

Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid

Vertegenwoordigd door de heer T. van Houten, voorzitter Raad van bestuur

Verder te noemen “Zorg en Zekerheid”

In overweging nemende dat:

- de hervorming van de langdurige zorg tot een verschuiving van taken en verantwoordelijkheden leidt. Een deel van de extramurale zorg

(begeleiding en kortdurend verblijf) wordt vanuit de AWBZ naar de Wmo gedecentraliseerd en een deel (verpleging en verzorging) wordt als

nieuwe functie wijkverpleging naar de Zorgverzekeringswet overgeheveld;

6 De gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen,

Voorschoten en Zoeterwoude

56

- gemeenten daarnaast vanaf 2015 ook verantwoordelijk worden voor de hele jeugdzorg;

- gemeenten en Zorg en Zekerheid het beide belangrijk vinden om goede en betaalbare zorg en ondersteuning te bieden; gemeenten aan hun

inwoners, Zorg en Zekerheid aan zijn cliënten;

- de financiële taakstelling, waarmee de overgang van taken gepaard gaat, en de stijgende kosten om een zo efficiënt mogelijke inzet van middelen

door gemeenten en Zorg en Zekerheid vragen;

- gemeenten hebben afgesproken om voor het maken van afspraken met Zorg en Zekerheid zoveel mogelijk op regionaal niveau (regio Holland

Rijnland) op te trekken, waar dat een duidelijke meerwaarde heeft. Gemeenten behouden daarbij wel de ruimte om op subregionaal/lokaal niveau

specifieke, aanvullende afspraken te maken

Spreken de intentie uit om:

- samen te werken om de transitie van de langdurige zorg en de decentralisatie van de jeugdzorg goed en zorgvuldig aan te pakken en de gewenste

transformatie vorm te geven; en

- de samenwerking een intensiever en meer gestructureerd karakter te geven met het vaststellen van dit convenant

Formuleren de volgende ambitie:

- samenhangende zorg en ondersteuning voor inwoners/cliënten te organiseren;

- doelmatigheid van de zorgverlening en ondersteuning te bevorderen

- zorg dragen dat mensen die langdurige zorg en ondersteuning nodig hebben, geen hinder ondervinden van de verdeling van zorg en ondersteuning

over twee wetten, niet bij de overgang naar gemeenten en zorgverzekeraar en niet bij de uitvoering door beide partijen.

En maken de volgende afspraken:

Inhoud van de samenwerking

- Gemeenten en Zorg en Zekerheid besluiten gezamenlijk over de wijze van samenwerking en de inhoud van de samenwerking.

57

- De inhoud van de samenwerking, de thema’s waarop wordt samengewerkt, wordt nader uitgewerkt in een samenwerkingsagenda. Deze agenda is

als bijlage bijgevoegd.

Samenwerkingsagenda

- De samenwerkingsagenda is een gezamenlijke werkagenda. Dit betekent dat gemeenten en Zorg en Zekerheid samen verantwoordelijk zijn voor de

uitvoering van de agenda.

- De samenwerkingsagenda is een dynamische agenda. Dit betekent dat de inhoud van de agenda aangepast kan worden wanneer gemeenten en

Zorg en Zekerheid dit noodzakelijk vinden.

Projecten

- De samenwerking(sagenda) kan ertoe leiden dat gezamenlijke projecten worden opgestart.

- Gemeenten en Zorg en Zekerheid besluiten gezamenlijk over de inhoud en organisatie van deze projecten.

Uitvoering en organisatie van de samenwerking

- De uitvoering van de samenwerkingsagenda vraagt gezamenlijke inzet van gemeenten en Zorg en Zekerheid.

- Voor de uitvoering van de samenwerkingsagenda worden werkgroepen geformeerd, bestaande uit vertegenwoordigers van gemeenten en Zorg en

Zekerheid.

- Regie over de uitvoering van de samenwerkingsagenda ligt bij het afstemmingsoverleg en bestuurlijk bij de stuurgroep.

Duur van de samenwerking

- De afspraken in dit convenant gaan in eerste instantie over de periode 2014 en 2015

- Gemeenten en Zorgverzekeraar hebben de intentie om langer samen te werken wanneer dit noodzakelijk/wenselijk blijkt.

58

Ondertekening

Namens de 14 gemeenten in Holland Rijnland Namens Zorg en Zekerheid

……………………………………………….. ………………………………………………………

Voorzitter portefeuillehoudersoverleg Voorzitter Raad van Bestuur

Sociale Agenda