notiziario dec '13

26
Van de redactie –1– Allereerst een excuus (‘sorry’ is zo ge- woon) aan onze lezers voor twee foutjes in ‘Van de voorzitter’, in het vorige nummer. Daarin stond ‘Lancichenecchi’, en dat had moeten zijn ‘Lanzichenecchi’. En er stond ‘babbordo’, wat ‘babordo’ had moeten zijn. Dergelijke spel- en typfouten komen veelvuldig voor, in het Nederlands zowel als in het Italiaans, maar dat is en blijft jammer. En omdat Dante’s gezelschap ge- zocht wordt om Italiaans te leren, liefst zonder fouten, vinden wij het dus heel spij- tig. Bij dezen rechtgezet! Nog een foutje in het vorige nummer – nee, het vált ook niet mee om je werk fout- loos af te leveren als redactie van een blad. Het stukje over de bijna drie eeuwen oude balsamicoazijn kwam er onthoofd in te- recht. Dat krijgt u daarom opnieuw, maar nu helemaal – hopen we, want je weet het maar nooit met die onzichtbare grapjes van de digitale apparatuur... U vindt het achteraan. Maar dit nummer bevat gelukkig méér dan rectificaties. Reinier Speelman doet verslag van de pro- motie van Gandolfo Cascio, in september. Een gedenkwaardige gebeurtenis, voor de promovendus zelf én voor alle aanwezigen. In deze Notiziario laat Gandolfo de Floren- tijnse dichter Mario Luzi spreken in een nieuwe aflevering van ‘L’Italia dei poeti’. De ‘nonna’ van de Notiziario, Laura Schram, deed opnieuw een ontdekking in haar eigen omgeving: de Scuola d’arte ‘Paolo Brenzoni’ in Sant’Ambrogio. Minne de Boer is in tweevoud aanwezig: met een volgende aflevering in zijn serie over de Ita- liaanse giallo, én met een nieuwe Apo- strofo. Zie ook de aankondiging van de bundel Apostrofi, elders in dit nummer! De redactie kwam een Utrechts musicus en zanger op het spoor die – heel opmerkelijk – begonnen is de teksten die hij zingt in het Italiaans te schrijven. Zij ging bij hem op bezoek en hij bleek veel te vertellen te hebben. Het is opvallend hoe vaak in het telegiornale van Rai 1 aan een optreden van paus Fran- cesco een ‘item’ wordt gewijd. En hoe ge- weldig populair de naam Francesco de laatste tijd is voor kersverse Italiaanse ba- by’s. Ook Marina Pressato heeft zich wel- licht laten inspireren door de huidige paus: zij wijdde een lijvig artikel aan San Fran- cesco, de heilige aan wie de paus zijn naam ontleende. Zij sluit haar verhaal af met een recept – een favoriete lekkernij van San Francesco en echt iets voor de naderende feestdagen – én met de in december zo graag geuite wens Pace e bene, geheel in de geest van San Francesco. Wij sluiten ons daar van harte bij aan. De redactie n Inhoud Van de redactie 1 Van de voorzitter/Jeroen Torenbeek 2 Opening van het Utrechtse Dante-seizoen zeer geslaagd! (verslag)/Ciska van der Glas 2 Uitslag filmwedstrijd 3 Il mondo del marmo/Laura Schram-Pighi 3 Olandiamo 4 Marino Marini in Zwolle/Ciska van der Glas 5 Oktober, kastanjetijd in Italië 6 Mathijn den Duijf, een Nederlandse cantautore/Mathijn den Duijf en de redactie 7 Het bijgelovige Italië. Daar geloof ik niet in. Denk ik… 10 Apostrofo 45/Minne de Boer 11 Lo sapevate che...: Olio di gomito/Elena Valbusa 12 Traditie uit de Valle d’Aosta: Grolla met vrienden 12 Ludmilla ha letto per voi:Ugo Riccarelli, L’amore graffia il mondo/Monica Jansen 13 Gandolfo Cascio promoveert op Michelangelo-receptie/Raniero Speelman 14 L’Italia dei poeti: Mario Luzi e Firenze/ Gandolfo Cascio 15 Uit de geschiedenis van de Italiaanse giallo (11)/Minne de Boer 16 Fratello sole, sorella luna/Marina Pressato 17 273 jaar oude balsamicoazijn smaakt nog fantastisch! 24 In vino libertas/Ciska van der Glas 24 Tentoonstellingen in Italië 25 ontwerp: blauwblauw-design | bno NOTIZIARIO december 2013 – nummer 4 Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93 kopij voor nummer 5 graag vóór of op 14 februari?

Upload: dante-alighieri

Post on 23-Mar-2016

234 views

Category:

Documents


6 download

DESCRIPTION

De Notiziario is het verenigingsblad van de Società Dante Alighieri Utrecht

TRANSCRIPT

Page 1: Notiziario dec '13

Van de redactie

– 1 –

Allereerst een excuus (‘sorry’ is zo ge-woon) aan onze lezers voor twee foutjes in‘Van de voorzitter’, in het vorige nummer.Daarin stond ‘Lancichenecchi’, en dat hadmoeten zijn ‘Lanzichenecchi’. En er stond‘babbordo’, wat ‘babordo’ had moetenzijn. Dergelijke spel- en typfouten komenveelvuldig voor, in het Nederlands zowelals in het Italiaans, maar dat is en blijftjammer. En omdat Dante’s gezelschap ge-zocht wordt om Italiaans te leren, liefstzonder fouten, vinden wij het dus heel spij-tig. Bij dezen rechtgezet!

Nog een foutje in het vorige nummer –nee, het vált ook niet mee om je werk fout-loos af te leveren als redactie van een blad.Het stukje over de bijna drie eeuwen oudebalsamicoazijn kwam er onthoofd in te-recht. Dat krijgt u daarom opnieuw, maarnu helemaal – hopen we, want je weet hetmaar nooit met die onzichtbare grapjesvan de digitale apparatuur... U vindt hetachteraan.

Maar dit nummer bevat gelukkig méér danrectificaties.Reinier Speelman doet verslag van de pro-motie van Gandolfo Cascio, in september.Een gedenkwaardige gebeurtenis, voor depromovendus zelf én voor alle aanwezigen.In deze Notiziario laat Gandolfo de Floren-tijnse dichter Mario Luzi spreken in eennieuwe aflevering van ‘L’Italia dei poeti’.

De ‘nonna’ van de Notiziario, LauraSchram, deed opnieuw een ontdekking inhaar eigen omgeving: de Scuola d’arte‘Paolo Brenzoni’ in Sant’Ambrogio. Minnede Boer is in tweevoud aanwezig: met eenvolgende aflevering in zijn serie over de Ita-liaanse giallo, én met een nieuwe Apo -strofo. Zie ook de aankondiging van debundel Apostrofi, elders in dit nummer! De redactie kwam een Utrechts musicus enzanger op het spoor die – heel opmerkelijk– begonnen is de teksten die hij zingt inhet Italiaans te schrijven. Zij ging bij hemop bezoek en hij bleek veel te vertellen tehebben.Het is opvallend hoe vaak in het telegiornalevan Rai 1 aan een optreden van paus Fran-cesco een ‘item’ wordt gewijd. En hoe ge-weldig populair de naam Francesco delaatste tijd is voor kersverse Italiaanse ba-by’s. Ook Marina Pressato heeft zich wel-licht laten inspireren door de huidige paus:zij wijdde een lijvig artikel aan San Fran-cesco, de heilige aan wie de paus zijn naamontleende. Zij sluit haar verhaal af met eenrecept – een favoriete lekkernij van SanFrancesco en echt iets voor de naderendefeestdagen – én met de in december zograag geuite wens Pace e bene, geheel in degeest van San Francesco.

Wij sluiten ons daar van harte bij aan.

De redactie n

InhoudVan de redactie 1

Van de voorzitter/Jeroen Torenbeek 2

Opening van het Utrechtse Dante-seizoenzeer geslaagd! (verslag)/Ciska van der Glas 2

Uitslag filmwedstrijd 3

Il mondo del marmo/Laura Schram-Pighi 3

Olandiamo 4

Marino Marini in Zwolle/Ciska van der Glas 5

Oktober, kastanjetijd in Italië 6

Mathijn den Duijf, een Nederlandsecantautore/Mathijn den Duijf en de redactie 7

Het bijgelovige Italië. Daar geloof ik nietin. Denk ik… 10

Apostrofo 45/Minne de Boer 11

Lo sapevate che...: Olio di gomito/ElenaValbusa 12

Traditie uit de Valle d’Aosta: Grolla metvrienden 12

Ludmilla ha letto per voi:Ugo Riccarelli,L’amore graffia il mondo/Monica Jansen 13

Gandolfo Cascio promoveert opMichelangelo-receptie/Raniero Speelman 14

L’Italia dei poeti: Mario Luzi e Firenze/Gandolfo Cascio 15

Uit de geschiedenis van de Italiaansegiallo (11)/Minne de Boer 16

Fratello sole, sorella luna/Marina Pressato 17

273 jaar oude balsamicoazijn smaakt nogfantastisch! 24

In vino libertas/Ciska van der Glas 24

Tentoonstellingen in Italië 25

ontwerp: blauw

blauw-design | bno

N O T I Z I A R I Odecember 2013 – nummer 4

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93

k o p i j v o o r n u m m e r 5 g r a a g v ó ó r o f o p 1 4 f e b r u a r i ?

Page 2: Notiziario dec '13

– 2 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Wij soci van Dante Utrecht zullen allemaalmet enige regelmaat in Italië zijn. Die re-gelmaat zal voor sommigen betekenen‘om de zoveel jaar’, terwijl anderen wel eenpaar keer per jaar naar Italië afreizen. Destranden en de bergen in de zomer, de truf-felbossen en de wijn in de herfst. Be-sneeuwde bergen in de winter en deToscaanse heuvels in het voorjaar. Kunsten cultuur altijd en vrijwel overal binnenhandbereik. Misschien is er niet altijd degelegenheid voor, maar er is altijd wel eengoede aanleiding. Vroeger was het binnendringen van Italiëeen stuk lastiger dan nu. Zo moest Hanni-bal nogal wat toeren uithalen om met zijnolifanten de Alpen over te trekken. Hoe-wel… Tegenwoordig weten wij dat het kli-maat in Europa toen een stuk warmer wasdan nu. Er waren veel minder gletsjers inde Alpen, en met de sneeuw viel het ookwel mee. Achteraf zou je je kunnen inden-ken dat de olifanten door de bergweidenhuppelden, op weg naar Rome.

Van de voorzitter

Op 17 oktober deed ‘ons’ pandje aan hetJanskerkhof dienst als filmhuis. Dankzij deinspanningen van webmaster Dennis kon-den de aanwezige soci genieten van frag-menten uit de indrukwekkende film Baarìavan Giuseppe Tornatore, bekend van ondermeer Nuovo Cinema Paradiso, en van de hi-larische, tegelijk tenenkrommende kortefilm Perfetto van Corrado Ravazzini.Ter inleiding van Baarìawas beeld- en steen-houwer Filippo Buttitta (zie Notiziario 2-2013) te gast. Dankzij hem kwam hetprogramma van deze avond tot stand: hij isgeboren in het Siciliaanse Baarìa, officieelBagherìa, niet ver van Palermo. Aanvanke-lijk was het zijn bedoeling de aandacht terichten op het Siciliaanse houten transport-middel met twee wielen il carretto (siciliaans:carrettu), dat in de eeuw van zijn bestaan (ca.1860 tot ca. 1960) van een eenvoudig trans-portmiddel een folkloristisch instrumentwerd, kleurrijk en uitbundig beschilderdmet uiteenlopende voorstellingen. Over deze carretto is een documentaire ge-maakt, maar deze bleek niet te achterha-len. Voor de documentaire kwam toen defilm Baarìa in de plaats. Filippo Buttitta zouter inleiding ‘een paar woordjes’ zeggen –

maar die paar woordjes dijden uit tot eenkleine lezing, want als Filippo eenmaal be-gint te vertellen zijn zijn verhalen als de zeedie zijn geboorte-eiland omspoelt: die ruistdóór en verveelt níet…De reactie van zijn toehoorders was danook: kom nog maar eens terug! En dat ter-wijl het niet eens zo gemakkelijk is hem tevolgen: zijn tongval is nog steeds enigszinsSiciliaans, al woont hij sinds de jaren tach-tig van de vorige eeuw in Nederland, enzijn stem komt achter uit zijn keel. Dewaardering voor zijn optreden zal alle be-trokkenen voldoening hebben gegeven: Fi-lippo zelf, maar ook en in het bijzonder

José van Houcke, die in het bestuur de nieteenvoudige taak heeft met de uiterstschaarse middelen die ter beschikkingstaan lezingen en cursussen te organise-ren, en Roland Fagel, die de redactie begindit jaar opmerkzaam maakte op het be-staan en het beeld- en steenhouwwerk vanFilippo Buttitta. ‘Van ’t een komt ’t ander’. Dit originele en boeiende programmawerd extra smeuïg dankzij de al dan nietItaliaanse hapjes en dranken waarmee hetbestuur zich opnieuw een goede gastheer/-vrouw toonde. Zo werd het nieuwe Dante-seizoen even geanimeerd ingeluid als hetin mei werd afgesloten.

Ciska van der Glas

Opening van het Utrechtse Dante-seizoen zeer geslaagd!

Ook in de tijd van Karel de Grote, die – integenstelling tot tal van voorgangers – naarRome toog niet om de muren te slechtenen de stad plat te branden, maar om zichdaar door de Paus tot keizer te laten kro-nen, was het warmer dan nu. Groenlandwas toen nog echt groen, en er groeidegraan. Toch is die tocht naar verluidt welzwaar geweest. Een halve eeuw geleden reisden wij vooralper trein en soms met de auto naar Italië,om daar te ontdekken dat voor menigeenhet dialect de eerste, en het Italiaans de

tweede taal was. Er was geen derde. Dat isnu wel wat anders. Maar voor iedereen inonze contreien die met enige regelmaatnaar Italië reist is Dante Utrecht het ver-trekpunt voor zowel een gedegen taalkun-dige voorbereiding als het laden van extraculturele bagage. Ik hoop u ook het komend jaar weer bijonze taalcursussen, cultuurcursussen enlezingen te zien.

Jeroen Torenbeek

Page 3: Notiziario dec '13

Om de nieuwste film van Paolo Sorrentinote gaan zien, La grande bellezza, die al meer-dere prijzen in de wacht heeft gesleept,hebben intussen een gratis kaartje gewon-nen en vermoedelijk al te gelde gemaakt:Edith GrijseelsCharlotte GispenJan Bernard GijsmanDe DVD-box Paolo Sorrentino, bestaandeuit Il Divo, Le conseguenze dell’amore en L’uomoin più, die distributeur Cinemien ter be-schikking stelde, is gewonnen door:Clazina Dingemanse

Het beste overzicht van de prijzen die Lagrande bellezza gewonnen heeft en waarvaner één geraden moest worden is te vindenop de sitehttp://www.imdb.com/title/tt2358891/awards?ref_=tt_awd)De politicus over wie de regisseur eerdereen film maakte, Il Divo, is uiteraard Giu-lio Andreotti. Nogmaals gefeliciteerd, prijswinnaars!

Come spesso succede il mondo che cono-sci di meno è quello dove vivi. Continuo dunque la mia ‘scoperta’ dellaValpolicella dove vivo da più di vent’anni,presentandovi una realtà che mi è fami-gliare, quella del marmo, ma che riservasempre delle sorprese.Il mondo del vino, ben noto a tutti, è piùprevedibile: la natura ha sempre i suoiritmi, e chi si occupa delle viti può solo mi-gliorare le tecniche di coltivazione e di ven-dita del prodotto. La terra, crisi o no, nonti abbandona mai, se sai coltivarla. Il mondo del marmo invece deve fare iconti con realtà diversissime: ve ne ac-cenno solo alcune. Anzitutto le montagnenon si rinnovano ad ogni stagione, comefa la natura con i suoi frutti; la montagnascavata da secoli, si esaurisce e l’uomodeve ‘rinnovare’ il prodotto se vuole creareeconomia, adeguandolo alla domanda delmercato. Per questo sono famosissime lefiere internazionali come ‘Marmomak’ cheattirano architetti e macchinari da tutto ilmondo. Ma ci sono molti altri aspetti connessi colmarmo: il Rosso veronese viene da una parti-colare conformazione geologica di questaregione, un antico mare tropicale, e poi c’èl’Adige che permetteva il trasporto delmarmo a Verona: senza il suo fiume Ve-rona non sarebbe una città di marmo damillenni.Ma nemmeno senza gli scavatori che dagenerazioni formano il primo indispensa-bile anello della lavorazione del marmo:basta andare a Sant’Ambrogio di Valpoli-cella, la capitale del marmo veronese,quando alla festa dei Santi Coronati, pa-troni degli scalpellini, tutte le tradizioni sidanno convegno, e basta girare per la Val-policella una micro regione che com-prende otto comuni, dove tutto, maproprio tutto, è di pietra. E inoltre voi linguisti che ne dite di scavarenell’inesauribile campo semantico delmarmo e della pietra e degli strumenti ne-cessari per lavorarli? E infine ci sono i creatori di forme: a Ve-rona e nella sua provincia nascono moltiscultori del marmo, fonditori e scultori delbronzo (campane e portali di chiese) e dialtri metalli (oro, ferro, rame, peltro, ot-tone) e creatori di gioielli anche modernis-simi. Il mondo delle montagne è unmondo di forme, Venezia, il suo colore, la

sua luce sono lontani. Sugli scultori mi ri-servo di tornare per farvi conoscere almenoi più significativi, molti dei quali si sonodati convegno pochi giorni fa per l’inau-gurazione di un monumento alle porte diSant Ambrogio, nato nella scuola d’arte eintitolato ‘Valpolicella’. Ma chi forma gli scultori? I quali devonoanche saper disegnare un progetto primadi realizzarlo nel marmo o nei metalli. E fi-

– 3 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Uitslag filmwedstrijd

Il mondo del marmo

Allievi del corso di scultura della scuola d’arte

Allievi del corso di scultura della scuola d’arte

Opera scultorea ‘IL GIARDINO DI PIETRA’ realizzata

dagli allievi della scuola

Page 4: Notiziario dec '13

pubblicare una ricerca scientifica affidataal Centro di documentazione della Valpolicella,prestigiosa istituzione di ricercatori, chenon hanno trascurato di esaminare e illu-strare nessun aspetto del vastissimomondo del marmo. Perciò mi sono im-mersa subito nella lettura di quei libri ric-camente illustrati e le sorprese non eranoancora finite.A cominciare dal testo della lapide del 1868per la posa della prima pietra della scuoladefinita: Scuola gratuita di ornato, geometria,architettura, plastica, ricordanza cara e perennedella rivendicata indipendenza italiana, sospirodi tante età. Pare voglia dire più molto di ciòche esprime, ma anzitutto chi era PaoloBrenzoni?Fin dal primo Ottocento, viveva nel paesedi Sant’ Ambrogio di Valpolicella una fa-miglia proprietaria di cave di marmo rossoveronese, quella del conte Paolo Brenzoni,che come altre della borghesia locale (pen-siamo ai Serego Alighieri, ai Pindemonte,ai Pellegrini) era animata da profondi sen-timenti risorgimentali. Quando Paolo nel1831 sposò Caterina Bon, donna di note-vole cultura, poetessa e scienziata, la lorocasa di Verona, e quella in Valpolicella, di-vennero un circolo culturale molto vivaceaperto a letterati e a patrioti.Ma la tranquilla vita di Paolo Brenzonicambiò radicalmente dopo la morte di due

figli piccoli, e della moglie: rimasto solonel 1868 egli pensò di donare al comune diVerona una scuola che portasse il suonome (l’attuale ‘Accademia d’arte’) perl’educazione artistica gratuita della gio-ventù e nel paese di Sant’Ambrogio istituìun’altra scuola per far studiare i figli deglioperai del marmo, destinati altrimenti allamiseria dei padri. Quella stessa scuoladove oggi arrivano studenti che vengonoanche da lontano, per l’ottima formazioneartistica di base completata dall’uso distrumenti elettronici sofisticatissimi: unmestiere molto richiesto. Quella lapide dice anche che un grande ca-pitalista veronese due anni prima del-l’unità d’Italia collegava l’antichissima artedel marmo, con la ‘rivendicata indipen-denza italiana’ come dire che questa puònascere se si insegna alla future genera-zioni l’arte di trasformare la natura in eco-nomia. Una lezione valida anche oggi e purtroppospesso dimenticata.

Laura Schram-PighiLe foto ha gentilmente messe a disposi-zione la direttrice della Scuola, signoraBeatrice Mariotto.

– 4 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

nalmente l’arte, questa arte, oggi può darepane? Ho avuto modo di parlare con la direttricedella Scuola d’arte ‘Paolo Brenzoni’ diSanto Ambrogio, Beatrice Mariotto, fieradiscendente di una antica dinastia di scal-pellini, formata come artista e come do-cente nella scuola che ora dirige. E lei miha donato alcune importanti pubblicazioniedite pochi anni fa dal comune di San-t’Ambrogio per celebrare i 140 anni dellascuola professionale ‘Paolo Brenzoni’(1868- 2008). Io collegavo questo nomecon l’Accademia d’arte di Verona, ma hoavuto la sorpresa di scoprire una secondascuola d’arte, ai piedi delle grandi cave dimarmo: “Nata come atto d’amore verso lapovera gente di Sant’Ambrogio la scuolad’arte è sempre stata testimone della tena-cia, dell’inventiva, dello spirito di sacrifi-cio di molti ambrosiani …in questicentoquarant’anni vi hanno trovato spazioartisti divenuti famosi e semplici arti-giani”. Un atto d’amore di notevolissimo pesoeconomico per far vivere fino ad oggi unaistituzione con decine di classi e di docentie un centinaio di alunni. E quei pesantis-simi tomi che avevo in mano testimonia-vano anche l’esistenza di un Comune,consapevole del valore della propria gentee della dignità del loro lavoro. Tanto da

OlandiamoVan onze altijd alerte ‘Signora Laura’ kreegde redactie de volgende tip:Conoscete l’attività di Olandiamo? L’im-postazione è diversa dal nostro Notiziario,ma è impressionante ciò che fanno…Hanno un ottimo sito: http://www.olan-diamo.it/Het gaat om een website (blog) onder devlag van het ministerie van BuitenlandseZaken en de Nederlandse ambassade inRome. Ook de consulaten werken eraanmee. Een voorbeeld van wat er te vinden is:evenementen in Italië waar ook Nederlandzich manifesteert.

Page 5: Notiziario dec '13

In het Zwolse museum De Fundatie, sindskort verrijkt met een als aluminium ogend,gigantisch ei boven op het dak, is tot halfmaart 2014 een tentoonstelling te zien ge-wijd aan het werk en de persoon van kun-stenaar Marino Marini (1901-1980). Ik waser in oktober en vond het een heel waarde-volle tentoonstelling. Ik ken het MuseoMarino Marini in Florence niet, wist ookniet van het bestaan van de FondazioneMarino Marini in Pistoia, zijn geboorte-stad; met deze twee instellingen samenheeft de Fundatie de tentoonstelling totstand gebracht. Ik heb dankzij mijn be-zoek aan Zwolle een aanzienlijk meer om-vattend beeld van de kunstenaar gekregendan ik had. De tentoonstelling omvat nietalleen 30 sculpturen maar ook 120 schil-derijen en tekeningen van zijn hand. En jekunt hem, in de film die op de tentoon-

stelling doorlopend vertoond wordt, horenzeggen dat hij ‘in kleur denkt’.Wie kent geen van zijn ruiterbeelden? En-kele daarvan stonden mij voor ogen, ennog wat ander werk. In Zwolle heb ik ge-leerd wat de achtergrond is van het themavan de ruiter te paard in Marini’s werk: demate van harmonie van de mens met dewereld die Marini op dat moment waar-neemt geeft hij ermee weer. Nu ik dat weetkijk ik met andere ogen naar al die figurente paard, betekenen die ineens méér. Geboren in Pistoia, voelt hij zich sterk ver-bonden met de Etrusken, het volk dat inlang vervlogen tijden in zijn geboorte-streek huisde. Hij zegt van zichzelf dat hijeen Etrusk ís. En in zijn werk maakt hij datEtrusk-zijn zichtbaar: je kunt er de Etrus-kische beeldhouwkunst in herkennen –tenminste, dat vind ik: iets stijfs in de hou-

ding, in de ledematen van de figuren en fi-guurtjes die ik gezien heb bijvoorbeeld inhet museum in Volterra, dat zie ik ook bijMarini.Zijn verbondenheid met de Etrusken bete-kent bepaald niet dat hij zich niet toegan-kelijk heeft getoond voor eigentijdseontwikkelingen en stromingen in dekunst. Hij voelde de behoefte op reis tegaan om andere kunstenaars met nieuweideeën en voorkeuren te ontmoeten. Pi-casso bijvoorbeeld heeft grote invloed ophem gehad.Er hangen in Zwolle een paar kleine schil-derwerken die hij maakte in de laatste jarenvan zijn leven. Het trof mij met hoe weinigpenseelstreken hij zoveel effect wist te be-reiken. De essentie die pas de ouderdomweet te benaderen?

– 5 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Marino Marini in Zwolle

Page 6: Notiziario dec '13

De Fondazione Marino Marini beheert een zeer breed archief,zowel van de voormalige bezittingen van de kunstenaar zelf alsvan documenten aan hem gewijd. Zie http://www.fondazionemarinomarini.it

Museum De Fundatie heeft er zeker goed aan gedaan deze ten-toonstelling in te richten: voor de bezoeker in Nederland dé ge-legenheid om Marino Marini beter te leren kennen en zich eenbeeld te vormen van de kunstenaar dat hem veel meer rechtdoet dan de eenzijdige notie van ‘de beeldhouwer van manne-tjes te paard’.

Ciska van der GlasDe foto’s op p.5 zijn gemaakt door fotograaf Pedro Sluiter.Met dank aan Museum De Fundatie.

Oktober, kastanjetijd in Italië

– 6 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Met dank ontleend aan (de Nederlandse) IlGiornale, 20 augustus 2013

Onlangs mochten wij ons bekwamen inhet zogenaamde Törggelen. Dat is een tradi-tie in de Noord-Italiaanse regio Zuid Tirol(Alto Adige) die zich in de maand oktoberafspeelt en waarbij de tamme kastanje, inZuid Tirol ‘keschtn’ genoemd, de hoofdrolspeelt. Samen met de jonge wijn geniet debevolking bij de wijnboerderijen van dekastanjes en van eenvoudige gerechten,waarbij het sociale aspect misschien nogwel het belangrijkste is. ‘Gezellig!’ zoudenwij zeggen. Een aanrader is het zeker ookvoor toeristen, hebben we ons laten vertel-len.

Gezond en glutenvrijIn heel Italië worden in de herfst kastanjesgegeten, want ze zijn lekker, gezond en jekunt er veel culinaire kanten mee op. Ge-poft, gepureerd, gekonfijt, met chocola, insiroop, door de soep, de quiche, of depasta. Interessant voor steeds meer men-sen is dat kastanjemeel glutenvrij is en jeer bijvoorbeeld brood van kunt bakken,

eventueel gemengd met glutenvrije bloem.Het hart van de Italiaanse kastanjeproduc-tie ligt een stuk zuidelijker, in de Mugello,vlak bij Florence. De Mugello-kastanjeshebben een verfijnde smaak en zelfs de‘beschermde-oorsprongsbenaming’ vande Europese Unie, net als Gorgonzola, Par-mezaanse kaas en champagne.

Oudste kastanjeboom ter wereldNog zuidelijker, op Sicilië, op de hellingenvan de Etna, staat een heel bijzondere kas-tanjeboom. Il Castagno dei Cento Cavalliwordt hij genoemd, ‘de kastanjeboom vande Honderd Paarden’. Het is de grootste enoudste levende boom van zijn soort, deomvang bedraagt zo’n 68 meter. Menschat de leeftijd op meer dan 2000 jaar. Deboom is uitgeroepen tot beschermd na-tuurmonument. De boom wordt al eeu-wenlang bestudeerd door wetenschappersen diverse legendes doen erover de ronde.Zo zou in 1308 Giovanna, koningin vanAragon, met haar gevolg met honderdpaarden onder de boom gescholen hebbenvoor een onweer. De boom is natuurlijkeen bezoekje aan het gehucht Sant’Alfiowaard, maar volgens een bewoner van destreek zitten ze daar niet zo op te wachten.Men vindt het wel goed zo, lekker rustig,zonder souvenirverkopers, die zijn er inhet nabij gelegen Taormina al genoeg…

Het sociale vermogen van kastanjes

Kastanjes uit de Mugello

De oudste kastanjeboom ter wereld

Page 7: Notiziario dec '13

Hij is musicoloog en muzikant, hij speeltpiano sinds zijn zevende, hij componeert,hij speelt gitaar, hij schrijft liedteksten inhet Nederlands én het Italiaans, hij zingten hij leidt jongere musici op. Zijn inspira-tie vond en vindt hij bij Italiaanse cantau-tori. In het voorjaar was hij te horen bijBonardi, eind juni in het Beauforthuis inAusterlitz. In mei van dit jaar trad hij op inMilaan, in juli tijdens een muziekfestival inde Abruzzo, een festival waar hij al geenonbekende meer was, en voor begin okto-ber werd hij uitgenodigd naar Napels tekomen. Hij is een Dordtenaar, oorspronkelijk af-komstig uit de boerenstand van de Alblas-serwaard ‘waar alles protestants, plat entot en met de waterstanden geregeld is’(om zijn eigen woorden te gebruiken). Vanwaar die aantrekkingskracht van Italië enhet Italiaans?De redactie ging nieuwsgierig bij hem opbezoek in zijn Utrechtse studio. Hieronderwat uit dit bezoek naar voren kwam én watMathijn er vervolgens voor de Notiziarionog aan toevoegde.

Bij binnenkomst in zijn studio valt direct de gi-gantische hoeveelheid gereedschap, elektronica-onderdelen en meetapparatuur op.Precisieschroevendraaiers, een oscilloscoop uit dejaren tachtig, een verzameling radiobuizen en heelveel koperdraad. Waar is dat allemaal goed voor?

Gereedschap, het stelt mij gerust. Wanneerik hier in de studio muziek aan het makenben of opnames beluister kijk ik dikwijlsmet een schuin oog naar mijn werkbank endan zie ik inderdaad allerhande technischspul waarmee ik noodzakelijke reparatieskan uitvoeren of nieuwe uitvindingen kandoen. Het is bijna onmogelijk het onder-houd en de reparaties uit te besteden aanderden. Er zijn zeker kundige reparateurs,maar geen van hen heeft een muzikalewijzevan werken. Ik beschouw alle instrumen-ten en apparatuur die ik hier verzameldheb als muzikaal instrumentarium. Iederzogenaamd technisch probleem beoordeelik met een muzikaal oor.

Wat mij naar Italië trekt…Ik kan verschil-lende antwoorden geven die alle even waarof onwaar zijn. Want om eerlijk te zijn, ikweet niet zo goed uit te leggen waarom inAbruzzo de trabocchi, de orsi marsicani en

een piratennest zoals Santo Stefano di Ses-sanio mij zo gemakkelijk alles laten verge-ten wat mij in Nederland nog zo belangrijken onmisbaar voorkwam. Of waarom iknaar een notoire stinkstad als Milaan afreisom er onwennig – want in constantedoodsangsten verkerend voor het verkeer– op zoek te gaan naar het pittoreske cen-trum, de zachtmoedige en kunstminnendeziel van deze antieke stad. En natuurlijkvind ik die niet, maar slechts brokstukken,kleine eilandjes van oude stenen, eenmassa oude kerkjes verscholen tussen delelijkheid van negentiende-eeuws pragma-tisme, misschien een verkoelende en stillecortile…

Wie naar zijn muziek luistert zal niet één twee driegemakkelijk te herleiden referenties ontwaren. Hetzijn dan wel liedjes, maar vaak te kort of te langom tot het popidioom gerekend te kunnen wordenen bovendien ontbreken er dikwijls duidelijke re-freinen.

Voor mijn muziek speelt de Nederlandsemuziekcultuur, voor zover die al zou be-staan, geen rol van betekenis. Het bestu-deren van een schilderij van Rembrandt,bijvoorbeeld, vind ik oneindig veel inspi-rerender. Vooral de werken die hij niet inopdracht schilderde, zoals de zelfportret-ten, brengen mij op nieuwe ideeën overvorm en compositie die ik kan toepassenop mijn muziek.Ik heb ontdekt dat sommige plekken inItalië dezelfde uitwerking op mij hebben.Een wandeling door een van de natuurre-servaten in de Abruzzo zet mij op een spe-ciale manier aan het denken. Je vindt daargrote oerbossen die grotendeels functio-neren op natuurlijke voorwaarden; watervoor de vegetatie komt uit de overvloedigaanwezige bronnen in de bergen, vorm enomvang van de bossen worden vooral be-paald door reliëf, hoogte en bodemsoort.Een tocht door dit gebied kan nooit saaizijn, al is het maar omdat je weet dat er, in

– 7 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Mathijn den Duijf, een Nederlandse cantautore

Page 8: Notiziario dec '13

vrijheid!, bruine beren en wolven rondlo-pen. Het ligt in mijn bedoeling om mijzelf,mijn medemuzikanten en luisteraars teverrassen en verbazen met muzikale land-schappen die bij voorkeur nog niet of nau-welijks betreden zijn.

Tijdens mijn laatste verblijf (drie weken-lang, deze zomer) logeerde ik bij een fa-milie in Paglieta, in de provincie Chieti.Het is een kasteeldorp, het ligt op een heu-vel met uitzicht op de Adriatische zee. Viaen dankzij de familie ben ik in contact ge-komen met allerlei Abruzzesi. Één wil ik erhier speciaal noemen en dat is de zestigja-rige Angelo, eigenaar van een molen voormeel. Ik ontmoette hem bij de frantoio vanzijn zoon, Nereo, waar ik mijn piano aanhet prepareren was voor een concert die-zelfde avond. Angelo begon direct met mijte praten omdat hij had bedacht dat ik welgeïnteresseerd zou zijn in een van zijn mu-zikale liefdes, namelijk de machinerie diein zijn mulino allerlei soorten graan ver-maalt tot allerlei soorten meel. Hij stonderop dat ik een bezoek zou afleggen in zijnbedrijf waar hij – zoals hij het zelf uitdrukt– als een dirigent de machines, het orkestdus, beluistert en bestuurt. Enige dagenlater ben ik, in de verzengende hitte, rondhet middaguur een kijkje gaan nemen bijAngelo’s mulino. Ik trof een kleinschaligfamiliebedrijf aan waar Angelo en zoonNereo in de weer waren met grote zakkenmeel. Het geluid van de machinerie wasbehoorlijk stevig, maar aangenaam. An-gelo legde uit dat wanneer je aan het eindvan de rit voedzaam en gezond meel wiltoverhouden je iedere korrel graan liefdevoldient te behandelen. Hij kent het graan,want dat komt uitsluitend uit de eigenregio, en hij kent zijn machines. Op basisvan het geluid, de klank, weet hij of allesdraait en puft zoals het bedoeld is. Een vande leukste ruimtes vond ik die waar kleinemotoren rubberbanden aandrijven die danweer op hun beurt allerlei transport van deverschillende meelsoorten naar de zakkenmogelijk maken. Deze kleine ruimte is af-gesloten met een luik en Angelo en ik ont-dekten dat bij opening daarvan als het wareeen vioolsectie tevoorschijn getoverdwordt die het machine-orkest een soortklassieke klank meegeeft. Dezelfde avondzou ik wederom voor publiek een stuk opde piano spelen bij de frantoio. Ik kan nietzeggen dat ik daar de machines van Angeloheb ‘gespeeld’, want ik geloof niet dat ikpuur programmatisch muziek wil spelen.Dan had ik in dit geval op een piano moe-ten spelen alsof het een mulino is. Maareen piano is een piano en een mulino iseen mulino. Als je het machine-orkest vanAngelo wilt horen ga je naar Angelo’s mu-lino. Zo simpel is dat. Maar toch, de cadans en klank van Ange-

lo’s machinerie zitten nu in mijn muzikalegeest en mogen er wat mij betreft gerustblijven zitten. Want wie weet op wat voorondoorgrondelijke wijze een en ander nogeens tot uiting komt in toekomstige com-posities.

Mathijn spreekt met een zachte g. Waar komt dievandaan? Hij is tenslotte een Dordtenaar enDordtenaren bezigen ‘de meest onuitstaanbareharde g’ (aldus Dordtenaar Mathijn)!

Toen ik begon met het leren van de Itali-aanse taal ontdekte ik dat de harde g daarniet in gebruikt wordt. Wanneer ik an-dersom een Italiaan wat Nederlands pro-beer te leren maak ik altijd direct duidelijkdat de harde g absoluut geen voorwaardeis om verstaanbaar Nederlands te spreken. Na verloop van tijd begon ik, uit onvredemet mijn gezongen Nederlands, zo maarwat Italiaanse woorden te gebruiken opmelodieën die ik al eerder had gecompo-neerd op mijn Nederlandse teksten. On-danks het kreupele Italiaans was ik weltevreden over het muzikale resultaat. We-tende dat ik voorlopig niet in staat zou zijnin goed Italiaans te zingen en dat ik het Ne-derlands niet op wilde geven, ging op zoeknaar een manier om mijn moedertaal zo telaten klinken dat mijn liedjes muzikaler zou-den worden. Hiermee bedoel ik dat ze me-lodischer, soepeler en vrijer moesten zijn.Het bleek redelijk eenvoudig: mijn hardeDordtse g moest eruit om plaats te makenvoor soms een stemloze g (klinkt als eenzucht), soms een van mijn Limburgsevriend Harold geleende Zuid-Nederlandseg en soms een zachte g zoals die in mijnherinnering bij mijn Eindhovense omaklonk. Inmiddels begrijp ik iets meer vande Italiaanse taal en schrijf ik er ook lied-teksten mee. En via het Italiaans kan ik nuuit een rijkere klankdiversiteit putten voormijn Nederlandse liedjes.

Zijn laatste bezoek aan Italië bracht hem naarNapels, om op te treden tijdens ‘Piano CityNapoli’, het weekend van 5 en 6 oktober. Daarspeelde hij eigen composities voor piano. Eerder,in mei van dit jaar, deed hij dit ook, in Milaan.Wat vonden de Italianen van zijn muziek?

Er heeft applaus geklonken, maar wat zegtdat over het bereik van mijn muziek? In Mi-laan waren de omstandigheden om eengoed concert te geven bijna optimaal. Devleugel was uitstekend en goed gestemd enhet publiek was stil en geconcentreerd.

– 8 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Ik maak gebruik van klassieke harmonieëndie – net als oerbos – vanuit eigen, onver-woestbare en onveranderlijke, wettenfunctioneren. De vraag is of ik als compo-nist werkelijk degene ben die volgorde entijdsduur van de akkoorden bepaalt of datik slechts met de juiste aandacht en anten-nes hoef te luisteren om datgene wat al inde natuur besloten ligt, bloot te leggen entoegankelijk te maken voor andere oren.Dit idee is natuurlijk niets nieuws onder demuzikale zon, maar het helpt mij wel de-gelijk om waardevolle keuzes te kunnenmaken tijdens het scheppende proces vanhet componeren. Vanuit de werkkamer inmijn huis aan de Vecht, dicht bij Utrecht,roep ik de beelden van mijn tochten doorde Abruzzo weer op en zij helpen mij omvoort te gaan met componeren. Eigenlijkhoef ik de beelden niet eens op te roepen,ze dringen zich vanzelf op vanuit mijn ge-heugen. Ik denk zelfs dat dat vanuit hetmuzikale geheugen gebeurt, want ik hoorer als vanzelf muziek bij.

Heeft hij in de Abruzzo Italianen ontmoet en metze gepraat?

Page 9: Notiziario dec '13

Het recital vond plaats in een prachtigeachttiende-eeuwse salon die voor deze ge-legenheid ingericht was als concertruimte.De zaken in Napels stonden er iets andersvoor. Het concert zou plaatsvinden bij ie-mand thuis en dat thuis bleek een prachtigpalazzo te zijn. De concertruimte was desalon, weliswaar niet minder prachtig,maar de daar aanwezige vleugel was vanbinnen vuil en stoffig en daardoor zeerstug bij het spelen. Bovendien was het in-strument zeer matig gestemd. Zoals mijnsympathieke gastheer Riccardo het uit-drukte: de stembeurt die eerder die weekhad plaatsgevonden was ‘un’offerta Napo-letana’. Een op mijn verzoek opgeroepenstemmer (een Japanner die nauwelijks Ita-liaans of Engels sprak), was zo over zijntoeren en overwerkt dat hij weigerde hetinstrument in orde te maken. Een en anderhad ermee te maken dat hij verantwoorde-lijk was voor alle piano’s en vleugels die ingebruik waren tijdens Piano City Napoli. Ikdenk dat hij die dag tientallen piano’s hadgestemd en dat is echt geen pretje…Ik be-sloot daarop zelf de ergste problemen uitde vleugel te draaien en met een combina-tietang ben ik een aardig eindje gekomen.Onderwijl vernam ik van Riccardo dat hijzo’n tachtig gasten verwachtte en dat deavond het karakter van een diner zou krij-gen met eten en natuurlijk drinken. Deavond zou niet alleen om muziek draaien,dat werd mij nu wel duidelijk. En Riccardoen zijn vriend Pasquale waren zo inne-mend en gastvrij dat ik het moeilijk vondom eisen te stellen aan de omstandighe-den of om te laten doorschemeren dat ikliever niet had dat er tijdens het concert an-dere dingen zouden gebeuren dan musice-ren en luisteren.Enigszins gespannen door het vooruitzichtte zullen concerteren voor etende en drin-kende Napolitanen nam ik een rare beslis-sing: de klep moest van de vleugelweggenomen worden. Ik had het idee datde vleugel zo beter in balans zou klinkenin de ruime salon van Riccardo’s palazzoen dat ik daarmee het publiek in bedwang– dus stil – zou krijgen. Riccardo was heelbehulpzaam en vond het geen enkel pro-bleem om samen met mij de klep te de-monteren. Hij stelde voor het ding in zijnslaapkamer te ruste te leggen. Alvorens deslaapkamer te bereiken liepen we met deklep door Riccardo’s klimatologisch ge-controleerde huisbibliotheek met ontel-bare antieke boeken. Ik wist niet wat ikzag. De vleugel ging alleen bepaald niet

beter klinken zonder klep…en we plaat-sten hem weer terug op het instrument.Toch bleek mijn angst voor een pratend enniet luisterend publiek ongegrond. Al washet wat vreemd om tijdens een soiree mijnmuziek te spelen, het ging wél goed. Ric-cardo zorgde ervoor – zonder dwingend tezijn – dat het stil werd en dat ik kon begin-nen. Ik voelde een beetje spanning in mijnvingers en besloot de tempi, zeker in hetbegin, wat lager te houden. Het voordeelimmers van het spelen van eigen werk isdat geen mens, in Napels al helemaal niet,verwachtingen heeft ten aanzien van deuitvoering ervan. Gaandeweg werd ik vanbinnen rustiger en kon ik de muziek beterlaten stromen. Het hart van mijn stukkenmoet voelbaar kloppen voor zowel mijzelfals de luisteraar. Het lukte die avond won-derwel om de composities met de juistepuls te voeden en ik was daar tijdens hetconcert al blij mee.Ik had bedacht dat ik voor deze gelegen-

heidsgehalte, uiterlijk niet en muzikaalook niet. Mijn pianomuziek is voor de on-wetende luisteraar geen feest der herken-ning… Toch blijken mijn compositiesdesondanks bij sommigen binnen tekomen, iets aan te raken.Een van de onberispelijk in pak gestokenNapolitaanse heren op de soiree kwam nahet concert op mij toe en vroeg mij of ikeen bepaald systeem hanteer tijdens hetcomponeren. Dit vond ik een fijne vraag,want dan gaat het werkelijk over mijn mu-ziek. Het gesprek met de Napolitaanseheer verliep prettig en ik schaamde mij nietvoor mijn Italiaans. Wanneer het over mu-ziek gaat kan ik mij beter uitdrukken danwanneer ik bijvoorbeeld de verplichte be-leefdheden moet uitwisselen. Een aardigdetail nog van deze avond in Napels is datik in gesprek raakte met een daar woon-achtige Waalse en dat de conversatie in hetItaliaans plaatsvond. Het Italiaans heeftmíjn middelbare-schoolFrans verjaagd en

– 9 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

heid met vijfenveertig minuten de juistespanningsboog kon laten ontstaan en haddaarop mijn repertoire afgestemd. Mijnmuziek bestaat uit motieven en moduleswaarvan ik lengte en deels ook volgordepas bepaal tijdens het spelen. En het mooieis dat wanneer ik besluit dat het optredenvijfenveertig minuten moet duren, of zoalsin Milaan zestig minuten, dat het ook luktom het precies zo te laten uitkomen.En zoals gezegd, na afloop klonk er ap-plaus in Riccardo’s salon. Toegegeven, hetapplaus voor het twaalfjarige Napolitaansewonderkind dat voor en ook na mij Liszt,Prokofiev, Chopin en Bach speelde wassteviger, maar dat lag denk ik voor dehand. Ik heb bepaald geen hoog schattig-

háár Vlaams weigert vooralsnog te functio -neren in Napels.In Milaan,eerder dit jaar, was het voor mijnog wat moeilijker om in het Italiaans teconverseren. De drie weken in de Abruzzodeze zomer, die tussen mijn bezoeken aanMilaan en Napels invielen, hebben mijweer heel wat nieuwe handen en voetenopgeleverd in de Italiaanse taal. Na afloopvan het concert in Milaan, in mei van ditjaar dus, vond ik het lastig om te begrijpenwat de concertbezoekers te zeggen haddenover mijn muziek. Het feit dát ze er overwilden praten deed mij desondanks welgoed, herinner ik mij.

Mathijn den Duijf en de redactie

Page 10: Notiziario dec '13

Het bijgelovige Italië. Daar geloof ik niet in. Denk ik…MagieNapels is een stad vol magie. Een stad ookwaar het mysterie is verborgen achter dekunst en waar legendes van spoken nogoverleven onder de zeventiende-eeuwsepaleizen. Met name de oudere Napolitanenschudden moeiteloos verhalen uit hunmouw. Enge verhalen vooral, over monni-ken die met het hoofd in de pij gedoken eneen kandelaar met brandende kaars doorde straten trekken. En ineens zijn ze weg.En er bestaan ook buiten de stad verhalenover klopgeesten en vervloekte huizen.De duistere en magische kant van Napelskomt uitgebreid aan de orde tijdens speci-ale rondleidingen door de stad. Bij het toe-ristenbureau helpen ze je graag aan eendeskundige gids die zijn ‘esoterische’ Na-pels laat zien. Fabio Comella (fabio-

Gij zult niet…Het lijkt een kleine moeite om over het bij-geloof in Italië een boeiend artikel teschrijven of zelfs een boek. Ook omdat ie-dere regio, stad en straat door de jarenheen weer eigen variaties heeft bedacht,waardoor het bijgeloof meer een bij-bij-bij-geloof werd. Neem het getal 13. Dat is ookin Italië een ongeluksgetal, maar er zijnook cultuurkenners die geluk toeschrijvenaan 13 en juist het getal 17 tot ongeluk-brengend bestempelen. Tja. En zo zijn ermeer van die ‘heilige’ wetten:• Leg nooit een brood ondersteboven op tafel.• Niet afkloppen op hout, maar op oud ijzer.• Veeg nooit met de bezem over je schoenen.• Geen voeten op tafel.• Nooit wijn inschenken met de linkerhand.• Geef nooit een spiegel cadeau.• Geen bloemen op bed.• Maak nooit een kruis met je bestek.• Een geen appel met kerst.• Een beetje spumante achter je oor op

1 januari brengt geluk.• De wens in bocca al lupo brengt succes.

Bijgeloof in de tuinIn het lekkerste land ter wereld zijn(on)geluk en (bij)geloof uiteraard ook tevinden in de keuken en de tuin. Dat isvooral te merken tijdens de feestdagen,zoals de traditionele linzen rond de jaar-wisseling.

Knoflook zou een wapen zijn tegen de ma-gische krachten van de tovenares Circe. InPiemonte bestaat nog steeds de traditie omeen nieuw pan eerst met knoflook in tewrijven, zodat de kwade geesten verdrevenkunnen worden. En een gebonden bosknoflook achter de voordeur zou bescher-men tegen het boze oog.Hazelnoten (of een tak van deze boom)werden voor een behouden vaart meege-nomen tijdens lange zeereizen, terwijl lau-rier, waarschijnlijk door zijn sterke geur,beschermt tegen duivels, de pest of eenaanval van parasieten. Je ziet de struikenvaak rond landbouwvelden in de hoop opeen goede oogst.Voor geluk en liefde zijn het klavertje vier,rode rozen en de maretak in Italië nog al-tijd ware klassiekers.

– 10 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Met dank ontleend aan Il Giornale (m.m.v.Metropolis), 3 augustus 2013

Het geloof mag dan heilig zijn in Italië, hetbijgeloof is er allerminst een bijzaak. Metname in het zuidelijk deel van de laarswordt nog altijd veel waarde gehecht aanzwarte magie, kwade geesten en de krachtvan kruiden. Vooral door de ouderen. Jezult er ook niet snel iemand onder een lad-der door zien lopen. Esoterismo noemen deItalianen dat.Il Giornale gelooft er het zijne van, wantbijgeloof brengt ongeluk.

Bijgeloof in Napels: de Lotto en de SmorfiaNapels is misschien wel de hoofdstad voorbijgelovigen. De Lotto is daarvan het bestevoorbeeld, want het is ongelooflijk hoeveelwaarde de Napolitanen hechten aan de ge-tallen op een vodje papier dat ze iedereweek halen bij de Ricevitoria del Lotto. Hetlot is met recht hun lot en dat het ze ernstis, blijkt uit de boekenkast. Daar staat hetheilige getallenboek Smorfia. Ieder getalheeft een betekenis en de Smorfia heeft hetantwoord. Wie zonder boek zijn geluk inde loterij zoekt, vraagt zijn bejaarde buur-vrouw nog wel eens om hulp.

Bent u bijgelovig?

Het heilige getallenboek Smorfia vertelt welk lottogetal te kiezen.

De schedel met bruidssluier die je ineens toegrijnst in

de duistere catacomben van Napels…

Knoflook houdt het kwaad buitenshuis.

[email protected]) vertelt over de Prins vanSan Severo en de tastbare herinneringenaan spokerij en tovenarij van eeuwen gele-den. Maar het ‘duistere’ verleden van Na-pels is ook tastbaar in het heden, wantdood en rouw gaan hier gepaard met ver-schillende vormen van bijgeloof. Geestenworden uitgedreven om rusteloze zielen inhet vagevuur te voorkomen.

Page 11: Notiziario dec '13

Op de voorplaat van L’Espresso van 10 okto-ber 2013 staat met koeienletters te lezenQUI NON COMANDA PIÙ NESSUNO. Hetnummer ligt in onze krantenbak onder deglazen tafelplaat en staart mij nu al enigedagen aan. Het zinnetje begint me steedsmeer te intrigeren en dat zal wel zijn omdathet zo’n Italiaans zinnetje is. Dat is het niet alleen om de inhoud. Na-tuurlijk weten we al lang dat het twijfel-achtig is hoe Italië bestuurd wordt, maarop het moment dat ik dit schrijf (16 okto-ber) staan de kranten overal vol met twijfelover het Nederlandse begrotingsakkoorden de strijd tussen Obama en de Tea Party:het woordje qui hoeft niet speciaal op Italiëte slaan. Nee, het gaat me als taalkundigeom de zin zelf, die ik typisch Italiaans vind.Om dat te laten zien kan ik twee wegen opgaan: ik kan mij de vraag stellen hoe ik hetin het Nederlands zou vertalen, en ik kananalyseren wat je allemaal moet weten omdie zin foutloos uit je pen te krijgen. Devraag van de vertaler en de vraag van detaaldocent, vaak verenigd in dezelfde per-soon.Ik begin maar met de laatste vraag. Hetzinnetje bevat één inhoudelijk woord (co-manda), een paar grammaticale woordenen de toepassing van een paar syntactischeregels, vooral met betrekking tot de volg-orde van de woorden. Nessuno is het onder-werp van de zin: het antwoord op de vraagChi comanda? Het zinnetje bevat twee ont-kenningen: nessuno ‘niemand’ ontkent ‘ie-

het duidelijkst te zien is als iets anders denadruk krijgt: Obama comanda in America,Letta in Italia. Krijgt het werkwoord de na-druk dan verandert er niets: Obama non co-manda! Krijgt het onderwerp de nadruk,dan wisselen onderwerp en werkwoordvan plaats: Comandano tutti! Het is duidelijkdat in de gedachtegang van de Espressonessuno de nadruk moet hebben. Het is danook de nieuwe informatie voor iemand diede vraag chi comanda? heeft gesteld. De regel voor non is ingewikkelder. Als hetnegatieve woordje zelf de ontkenningbevat, zoals in niente of nessuno, dan blijftnon weg als het ontkennende woord voorhet werkwoord staat. We weten al dat dezin ontkennend is en dat hoeft niet nogeens aangedikt te worden. We zien dat inNessuno comanda gl’italiani, met de nadrukop de Italianen (ik houd het maar eenvou-dig, want je hebt ook nog Gl’italiani, nessunoli comanda, met nadruk op comanda). Als hetontkennende woord na het werkwoordstaat, dan wordt non verplicht. Bij più ligthet anders; dat draagt de ontkenning nietin zich mee. Omdat mijn intuïties hier watvaag worden, heb ik maar even più non ri-mango opgegoogled en ik krijg een aantalverwijzingen naar de tragedie Saul van Al-fieri, waarin Micol zegt: No, no; del crudopadre al fianco più non rimango. Io vo’ seguirti,o sposo ... ‘Nee, nee; aan de zijde van mijnwrede vader blijf ik niet langer; ik wil je vol-gen, bruidegom ...’ Dat we zo’n oude tekstvinden wijst op een vermijdingsstrategie

voor het type più non rimango in het heden.De regel voor non is anders dan die voor hetFranse ne, waar we zouden zeggen Personnene commande ici. Ten slotte moeten we nogvaststellen dat het hulpwoordje maar éénkeer gezet wordt: non ... più en non ... nes-suno worden gecombineerd tot non più nes-suno.Ik hoop niet dat het u inmiddels duizelt,beste lezer, maar ik wilde duidelijk makenhoeveel een Italiaan (onbewust) moetweten om zo’n simpel zinnetje te vormen.En nu dan de Nederlandse vertaling. Daarzit het grootste probleem in het inhoude-lijke woord. Als we comandaremet comman-deren vertalen krijgen we Hier commandeertniemand meer. Dat klinkt niet lekker; hetsuggereert blaffende sergeants. We moe-ten zoeken naar een omschrijving; erkomen twee suggesties bij me op: ‘dedienst uitmaken’ en ‘het voor het zeggenhebben’. De eerste geeft een bijgedachtedie me erg on-Italiaans lijkt, namelijk datregeren dienen is. Vandaar dat ik kom totde vertaling: ‘Hier maakt niemand meer dedienst uit’.Ik zou nog door kunnen gaan met be-schouwingen over de Nederlandse woord-volgorde, die anders dan de Italiaansegebaseerd is op het principe: persoons-vorm van het werkwoord in tweede posi-tie. En ik zou het kunnen hebben overscheidbare voorvoegsels, zoals in uitmaken,en over de subtiele regels die ongetwijfeldnodig zijn om de onderlinge volgorde van

– 11 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Apostrofo 45

mand’, più ‘meer’ of ‘langer’ontkent ancora ‘nog’ (vergelijkQui comanda ancora Berlusconi:zou hij wel willen!). Non is eenhulpwoordje om de ontkenninguit te drukken, net als ne in hetFrans: ici il n’y a plus personne quicommande. De syntactische re-gels waar het hier om gaat be-treffen de plaats van hetonderwerp in de zin en het ge-drag van het hulpwoordje non. De natuurlijke volgorde in hetItaliaans is: onderwerp + ge-zegde. Maar dan moet geen vanbeide de nadruk hebben, wat

niemand en meer. Daar moet eenItaliaan maar eens een studieaan wijden. Want voor vertalersnaar de moedertaal geldt dat jedeze dingen onbewust welgoed doet. Grammatica heb jepas nodig als je naar devreemde taal wilt vertalen, ten-zij je inmiddels zo tweetaligbent geworden dat ook het Ita-liaans vanzelf goed gaat. Laatdat ons uiteindelijke strevenzijn.

Minne de Boer

Page 12: Notiziario dec '13

Voor lezers van de Notiziario dieniet alle nummers bewaard heb-ben en graag alle Apostrofi eensachter elkaar lezen, heeft Uitge-verij Epimetheus 41 columns vanMinne de Boer gebundeld in:

ApostrofiGiro d’Italia in 41 columns

In deze Giro d’Italia wordt Italië nietsportief doorkruist op de racefiets,maar taalkundig met woorden, in 41 co-lumns. Van Sicilië tot de Veneto, van devilla van Berlusconi tot aan L’Aquila.Het landschap waarin gekoerst wordt isdivers: van de klassieke literatuur totaan de politieke actualiteit en van hetmerkwaardig gedrag van de premier totaan die van een cruisekapitein. Eenscherpzinnige bundel vol kennis van deItaliaanse taal en cultuur waarin delezer ook nog te weten komt waar inNederland voor het eerst cappuccinowerd gedronken of waar het woordpizza eigenlijk vandaan komt.

Apostrofi (ISBN: 978-94-91830-01-3) vanaf december verkrijgbaar voor € 12,95

Boekhandel Bonardi, Entrepotdok 26,1018 AD Amsterdam (020-6239844), e-mail: [email protected] Epimetheus, postbus 223,3870 CE Hoevelaken, e-mail: [email protected] Dante Alighieri Utrecht, e-mail: [email protected]

Kom langs bij Bonardi of zend eenmailtje naar de uitgeverij, Bonardi ofDante Utrecht en het boek wordt bin-nen enkele dagen (gratis) verstuurd. Bijbestelling bij bovengenoemde adressenkrijgt u 10% korting op de verkoopprijs(€ 11,65).

www.uitgeverijepimetheus.nl

– 12 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Molto spesso, quando chiedevo a miamadre che cosa usava per pulire, mirispondeva: ‘olio di gomito!’ Ricordoancora la prima volta che me lo dissee lo sconcerto mio che ne seguì.Quale bottiglia di olio intendeva? giù ecc. L’efficienza dei gomiti è basi-

lare e per mantenerli ‘lubrificati’ è ne-cessario – figurativamente – dell’olio.Olio di gomito altro non è che un’ana-logia e sta a significare duro lavoro.

Elena Valbusa

Lo sapevate che...Olio di gomito

Espressione molto popolare in Italia, oliodi gomito è l’elemento essenziale per ognilavoro che implica fatica fisica, soprattuttoin riferimento a pulizie domestiche. Un la-voro in casa fatto bene implica un intensomovimento delle braccia: e su e giù, e su e

Wie moeite heeft met de uitleg van ‘Olio di gomito’ hierboven mag het zeggen! (Per e-mail aan de re-dactie: [email protected].) In de volgende Notiziario zullen wij dan een vertaling geven. Wiezijn/haar krachten wil beproeven op het vertalen: ga uw gang, en stuur uw vertaling naar ons toe!

Traditie uit de Valle d’Aosta: Grolla met vrienden

Met dank ontleend aan Il Giornale,20 oktober 2013

De wintersport heeft zo zijn tradities. Demeest bekende is meteen ook de meest be-ruchte: de après-ski. Na een dag lang glij-den gaat het met stoere praat de bierhut in,waar bijgetankt moet worden. Letterlijk.Gelukkig zijn er ook andere manieren omde skidag gezellig en ‘warm’ te besluiten:het Italiaanse alternatief voor de bierpul...

In het noorden van Italië, grenzend aanFrankrijk en Zwitserland, ligt de prachtigeValle d’Aosta. De vallei is met haar reusach-tige Alpentoppen ook onder steeds meerNederlanders een populaire skibestem-ming. Behalve het natuurschoon vormenook de culturele beziens waar dig heden eneeuwenoude tradities in deze regio eenhoogtepunt. De Grolla bijvoorbeeld, eencoppa dell’amicizia, oftewel vriendschapsbe-ker. De Grolla is een soort houten kruik metmeerdere tuitjes. Erin gaat een combinatievan koffie, grappa en wat suiker, en vervol-gens gaat de warme mixdrank de kring rondterwijl iedereen een slok neemt uit zijn eigentuitje. Dit zou de vriendschap bevestigen,maar je wordt er bovendien warm van na eenkoude dag in de sneeuw...

Ober!Met de revival van de klassieke mixdrank-jes en cocktails in de hippe bar van tegen-woordig, staat ook de Grolla steeds vakerop de kaart in de Valle d’Aosta en andereItaliaanse skigebieden. Daarbij krijg je ove-rigens nog zelden een houten kruik optafel. Het is veelal een baksel van plaatse-lijke pottenbakkers; bij je bestelling kun jehet aantal gewenste ‘tuitjes’ aangeven.Ook de drank wil per lokaal nog wel eensvan smaak verschillen. Vier kopjes es-presso en drie glazen grappa zijn nog al-tijd de basis, maar de barman van dienstvoegt daar graag zijn eigen likeur, kruidenen hoeveelheid suiker aan toe. Genepy iseen populair distillaat in de Valle d’Aosta,en ook Cynar, geperst uit artisjokken. Omde traditie compleet te maken, gaat tertafel de vlam in de kruik als een lepeltjegrappa wordt aangestoken. En als vervol-gens de gastheer zijn vrienden heeft toe-gesproken, kunnen de tuitjes de rondedoen. Overigens geldt in de Valle d’Aostaeen bekend spreekwoord bij deze traditio-nele rondgang: Chi beve solo si strozza (Hij diealleen drinkt, zal stikken). De Grolla gaatleeg tot de laatste druppel; op de vriend-schap!

Page 13: Notiziario dec '13

tore scomparso prima della serata finale ehanno vinto la forza e la fragilità delledonne cui Ugo Riccarelli, scomparso il 21luglio 2013, ha dedicato il suo romanzo.Così ci informa il Corriere della Sera, trala-sciando però di far notare che la dedica nellibro è a un altro scrittore scomparso di re-cente, Antonio Tabucchi: “Per Antonio,che è andato appena un attimo di là”. Unlibro per donne sui sacrifici che sono di-sposte a fare in nome dell’amore per i loroprossimi? Il nome della protagonista, Si-gnorina, come la locomotiva che era lapassione di suo padre Delmo, e che entravanella stazione di Castiglione (Piemonte)mentre lei veniva al mondo, fa presumereche il suo sia un ruolo emblematico, as-sunto dalla donna di turno nel passaggioda signorina a signora. Maria, sua madre,e seconda moglie di Delmo la cui primamoglie muore a seguito del parto, si sacri-fica per prendere il posto dell’amica e svol-gerà il suo ruolo di serva e di “prefica”senza mai ribellarsi. Ada, la sorellastra diSignorina, nel tentativo di liberarsi dal-l’autorità paterna, si precipita negli am-plessi focosi di Mario, maschio fascista,agli antipodi di Delmo, ma la sua sarà unastoria di subalternità sofferta. Delmo si li-cenzia come capostazione appena la pro-mozione di carriera diviene legata ai favorielargiti dal partito, e rompe ogni contattocon la figlia deviata. Una durezza che puòessere interpretata come rettitudine, maanche come ristrettezza di vedute nei con-fronti del sesso femminile, destinato a pro-creare e a educare, e con tale mentalità eglirispecchia comunque l’ideologia fascistadell’epoca. Siamo negli anni Venti, e il fa-scismo percorre la sua parabola fino a con-solidarsi in regime totalitario e a spedire isuoi sudditi per il mondo di guerra in

guerra. Mario lascerà moglie e figlio –chiamato Impero Italo Romano perchénato nel giorno della conquista dell’Abis-sinia – per combattere in Africa, in Spagna,in Albania e per rifugiarsi infine, dopo ladisfatta del fascismo, nella Repubblica diSalò. L’amnistia del dopoguerra gli per-metterà di metter su una fiorente officina.I fratelli di Signorina combatteranno ancheloro, Severo in Grecia, Leone in Africa eOlmo in Russia, per necessità e non perconvinzione, ma nessuno di loro partecipaalla Resistenza. Tornano tutti sconfittimentre le donne s’impegnano a far andareavanti la vita di ogni giorno. La storia di Signorina è fatta di dinieghi edi sacrifici, ma anche di una vocazione acui dovrà fare violenza per fronteggiare leincombenze della sua vita privata. “In-combenza” è un vocabolo che comparespesso in queste pagine, cosparse di un li-rismo, che secondo la recensione sull’In-dice non convince sempre. È però proprioquesto tono cantato che fa respirare la nar-razione con i venti della storia e della fan-tasia, direi anche della mitologia, checostituiscono l’incantesimo di questa fa-vola di una vita che si svolge in sordina.Nella nota posta alla fine del romanzo l’au-tore specifica che la narrazione è “il fruttodi una sintesi letteraria tra realtà e fanta-sia, di quella particolare capacità che ap-punto la letteratura possiede di fornire unaverità altra raccontando storie. In altre pa-role, come ha scritto Antonio Tabucchi, alcui ricordo questo libro è dedicato, rac-contando menzogne”. Il destino della pic-cola Signorina è segnato dall’apparizionedi un omino in stazione con gli occhi asghimbescio che taglia un vestito di cartaper la sua bambola. Lei, rifacendo il taglioimparerà l’arte di creare modelli di stoffa,

e la costrizione che il padre le infligge diseguire la formazione di sarta, e quindi dirinunciare ai suoi talenti per lo studio, di-venta così un’opportunità per poter svi-luppare la sua dote creativa. A ripetizioneperò le verrà richiesto di abbandonare lasua vocazione e perfino di maledirla. Oltreal sacrificio Signorina non si risparmia ne-anche il senso di colpa che la tortura peraver messo al mondo un figlio prematurocon una disfunzione polmonare. Non saràstata la sua mancanza di attenzione men-tre la creatura le cresceva in grembo adaverlo reso imperfetto e dipendente dallesue cure? È anche disposta ad abortire perpoter offrire a Ivo una seconda nascita. Daqui il titolo ossimorico L’amore graffia ilmondo, che viene accompagnato da dueepigrafi: “Muoiono d’amore i rami” di Fe-derico García Lorca, e “Dovevamo saperloche l’amore brucia la vita e fa volare iltempo” di Vincenzo Cardarelli. L’amorepuò essere un impedimento al benesserealtrui, e così Signorina e il marito Beppe silasciano convincere a spedire Ivo in un col-legio al mare per curarlo. E Ivo, per potersublimare invece la mancanza dell’affettodei genitori, scoprirà la sua ‘isola’ per re-sistere al vuoto, il pianoforte. Non sempreperò il cuore è abbastanza forte per sop-portare il continuo rinnegamento dellapropria identità, e così Signorina avràanche delle ricadute mentali, da cui guari-sce soltanto ritrovando il mondo in cui ècresciuta, in seno alla famiglia ma anchein compagnia dell’oca Armida, la sua con-fidente e la materializzazione del deside-rio di volare. Il finale del libro mi ha fattopensare alla Vita Nuova di Dante, al cui cen-tro sta l’amore per la Beatrice reale e idealeche si trasfigura in quello mistico trascen-dentale per Dio. Si tratta del secondo in-contro con Beatrice che fa provare a Dantein una visione sia la dolcezza che l’“orrore”dell’amore che comporta la perdita di sestessi: “Allegro mi sembrava Amor te-nendo/ meo core in mano, e ne le bracci’avea/ Madonna, involta ‘n un drappo dor-mendo;/ poi la svegliava, d’esto core ar-dendo/ lei paventosa umilmente pascea”.In Riccarelli si narra il sogno di Signorinain cui si materializza il suo cuore “logoro,mezzo strappato. […] Guastato dal-l’amore”. Sembra anche essere davanti alladivinità induista Shiva, che, tutelando sia

– 13 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Ludmilla* ha letto per voi:Ugo Riccarelli, L’amore graffia il mondo, Milano: Mondadori, 2012

Per la prima volta nellastoria del Premio Cam-piello ha vinto uno scrit-

Page 14: Notiziario dec '13

l’amore che la morte, è tanto una forza di-struttrice che rigeneratrice, e che ha affa-scinato gli scrittori che danzano sull’orlodella menzogna, ovvero Riccarelli, maanche Tabucchi. Ivo e la sua vita precaria, impedita dallamalattia respiratoria, ha molto in comunecon lo scrittore, anch’egli affetto da uncuore e polmoni disfunzionanti a cui avevacercato rimedio con un trapianto subito in

In een volle senaatskamer van de Universi-teit Utrecht promoveerde op 17 september2013 Gandolfo Cascio, docent Italiaansaan onder meer de UU en de Volkuniversi-teit Amstelveen en niet onbekend als dich-ter, onderzoeker, essayist en animator vanliteraire activiteiten, tot doctor in de Lette-ren. Promotor was Harald Hendrix.In zijn proefschrift Michelangelo in Parnasodoet Cascio onderzoek naar de receptie vanMichelangelo als dichter en analyseert debijzondere aard van ervan. Anders dansommige andere ‘schrijvende kunstenaars’als Raphaël, Bronzino en Titiaan, die inci-denteel sonnetten schreven, en dan Cellini,die van Vasari beweerde dat “Egli è tal pit-tor qual io son buon poeta”, en daarmeeeen zeldzaam bewijs leverde van het besefvan zijn eigen beperkingen, was Buonar-roti een groot lyrisch dichter, van wie meerdan driehonderd volledige composities –overwegend sonnetten, madrigalen enkwatrijnen – en fragmenten over zijn, uiteen periode die van 1503 (de eerste be-waarde) tot de laatste levensjaren loopt.Daarnaast is een substantieel (vooralouder) deel van zijn poëtische scheppin-gen verloren gegaan. Niet ten onrechteschrijft de Franse schrijver Marek Halterover hem: “Michel-Ange a écrit les sonnetsles plus parfaits de la poésie universelle.”(Un homme, un cri, 1991).Ofschoon in Michelangelo’s tijd (ca. 1546)een project heeft bestaan van zijn vriendLuigi del Riccio om tot een uitgave totkomen van een keuze van gedichten, zoueen eerste editie pas ruim een halve eeuwna de dood van de dichter het licht zien(1623), door toedoen van zijn achterneefMichelangelo il Giovane. Deze leefde in deperiode van Controriforma en Barok, die an-dere esthetische idealen had dan de Re-naissance en een strenge moraal na -streefde. Hierom, maar niet minder om de

Liszt, Wolf en Myaskowski hebben zijn ge-dichten getoonzet of werden erdoor geïn-spireerd. In dezen loopt de internationaleerkenning ook ver vooruit op die in de Ita-liaanse kritiek en de appreciatie bij het

grote lezerspubliek. Dat is nu anders: Mi-chelangelo is een erkend en gewaardeerddichter en zijn gedichten zijn alom toe-gankelijk.Maar er blijft nog veel te doen voor wie Mi-chelangelo als dichter zijn rechtmatigeplaats wil toekennen. Het bijna tien kilowegende boek van Zöllner, Thoenes enPöpper Michelangelo, das vollständige Werk,dat in 2007 bij Benedikt Taschen Verlagverscheen, besteedt totaal geen aandachtaan de poëtische scheppingen, anders ove-rigens dan het in 1964 ter gelegenheid vande vierhonderdste sterfdag bij De Agostiniuitgegeven L’opera completa di Michelangelo(gecoördineerd door Mario Salmi), dat uit-gebreide essays van Garin en Girardi overdenker- en dichterschap bevat, die nietsaan waarde hebben ingeboet.

– 14 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Gandolfo Cascio promoveert op Michelangelo-receptie

Inghilterra. Chiudo con le parole toccantidi Antonio Franchini, editore presso laMondadori e scrittore di Signore delle lacrime(Marsilio, 2010), il risultato di un viaggioin India sulle tracce di Shiva: “Di Ugo ri-cordo la forza, un uomo minuto con ungrande cuore. Lo caratterizzava la sua im-mensa vitalità e gioia di vivere. Non l’homai sentito lamentarsi né compatirsi,aveva una forza interiore enorme e lo aiu-

tavano la scrittura e l’arte. Nei libri trasfe-riva gran parte della sua vitalità”.

Monica Jansen

* Ludmilla come l’appassionata lettrice in Se una notte d’inverno unviaggiatore di Italo Calvino. Ludmilla è anche il nome di un club dilettura costituito da appassionate ‘Ludmille’ che vogliono far par-tecipi delle loro scoperte i lettori del Notiziario della Dante.

reputatie van Michelangelo en de belangenvan de Buonarroti-clan te beschermentegen de gevolgen van de niet zelden expli-ciet homo-erotisch geladen liefdespoëzie,heeft Michelangelo junior ingrijpende wij-zigingen doorgevoerd in de lyriek van zijnvermaarde familielid. Zo werden verwij-zingen naar mannelijke geliefden omgezetnaar een vrouwelijke vorm. Het is in dezevorm dat de gedichten eeuwenlang – onderanderen door Foscolo – zijn gelezen, tot-dat in de negentiende eeuw Cesare Guastiop uitnodiging van de gemeente Florenceeen nieuwe, op de oorspronkelijke hand-schriften uit het voormalige familiearchiefgebaseerde editie bezorgde. Later kwamennieuwe uitgaven van Carl Frey en, in detwintigste eeuw, van Enzo Noè Girardi be-schikbaar. Deze drie edities vormen debasis van de moderne kritische benaderingen waardering van Michelangelo’s poëzieals werk van hoge kwaliteit en als het warede ‘vierde kunst’ waarin Buonarroti tot eender grootsten van de Italiaanse geschiede-nis moet worden gerekend, naast (eerderdan na) de beeldhouwkunst, schilderkunsten architectuur.Het is opmerkelijk – en men zou dit kun-nen aanduiden als de kern van Cascio’s on-derzoek – dat dichters (en componisten)vanaf de zestiende eeuw veel onmiddellij-ker hebben gereageerd op Buonarroti’s ge-dichten. De ‘ottimo artista’ was eenvolwaardig lid van de literaire gemeen-schap van zijn tijd – vandaar ook de titelvan Cascio’s proefschrift. We hebben ver-wijzingen, citaten en enkele gevallen vancorrespondentie in de vorm van gedichten(een bekende activiteit sinds de Middel-eeuwen). Maar ook in de volgende eeuwenis Michelangelo voor vele broeders in dekunst een referentiepunt geweest: Words-worth vertaalde enkele sonnetten en had ernog meer willen vertalen, componisten als

Page 15: Notiziario dec '13

Deze ‘segnalazione’ heeft niet de pretentieeen recensie te vormen. Toch mag niet on-vermeld blijven dat Gandolfo Cascio, in detraditie van de grote Siciliaanse intellectu-elen (van Verga via Borgese tot Tomasi en –why not? – Camilleri) een enorme eruditieten toon spreidt. Zijn stijl lijkt aan weer eenander voorbeeld schatplichtig: aan hetrijke maar cerebrale proza van GianfrancoContini. Toch heeft het proefschrift eenzeer sterke persoonlijke inslag, opzet enlading: het is naast een wetenschappelijkwerk van niveau ook een reflectie door eeneigentijdse dichter op een illustere voor-ganger. Dat daarbij relatief veel aandachtuitgaat naar negentiende- en twintigste-eeuwse dichters (Baudelaire, Gautier,Browning, Carducci, Yeats, Pound, D’An-

nunzio, Ungaretti, Papini, Eliot en ande-ren), van wie een bloemlezing van Miche-langelo-verwijzingen is opgenomen, is eenvan de charmante aspecten van het boek.Om met een kritische kanttekening te ein-digen: op p. 8 worden de geschriften vaneen ander schrijvend kunstenaar, Leo-nardo da Vinci, als “meno rilevanti” afge-daan. Dit is natuurlijk niet helemaal waar,zowel in kwalitatief als in kwantitatief op-zicht horen deze al lange tijd tot de canonder kunsthistorische geschriften en tot dehoogtepunten van het proza uit de Renais-sance. Maar het is veelzeggend dat Leo-nardo de dichtkunst als ondergeschikt aande schilderkunst zag en Michelangelonooit zo’n hiërarchisch onderscheid heeftwillen maken.

Gandolfo Cascio, Michelangelo in Parnaso,Scrittori a contatto con le Rime buonarrotiane: laricezione critica, creativa e le traduzioni d’autore.Proefschrift, Universiteit Utrecht, 2013.ISBN 978-90-393-5990-7.

Raniero Speelman

Universiteit Utrecht, Departement Taal, Li-teratuur en Communicatie - ItaliaansTrans 10, 3512 JK, [email protected] dank aan Incontri, Rivista europea distudi italiani (www.rivista-incontri.nl),waarvoor dit signalement oorspronkelijk werd ge-schreven: zie aflevering 2013/2.

– 15 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

L’Italia dei poetiMario Luzi e Firenze

Si approssima Firenze.Si aggrega la città.

S’addensano i suoi primarari sparpagliati borghi.

S’infittisconogli orti e i monasteri.Lo attrae nel suo gomitolo,

ma è incertose sfidarne il labirintoo tenersi alla proda, non varcare il ponte.Il seguito è sfinito. Il sonno e il caldo

ne annientano il respiro.È là, lei, la Gran Villache brulica e formicola.Di là dal fiume. Lo tentae lo respinge,ostica, non sabene in che cosa, ma osticaeppure seducente,vivida. In molti lo conoscono,alcuni tra i Maestripregiano la sua arte,ma lui teme la loro,evita il paragone,

non desidera il confronto.Lo soppiantano – si dice –.Avverte il mutamento. Subentranopiù rudi,più solidi e corposie prossimi ai mercanti,è vero, i nuovi artisti.Irridono la sua sublimitàe quella dei maggiori.A lui piace e non piace quel vigoredei corpi, quella fortepassione delle forme.Non è alto cifrato quello stigma.Ma questo è ora il secolo, si lasciaalle spalle non lui forsema gli umili compagninella inarrivabile officina, i “candidie celesti fabbricantid’immagini” – li chiamano questi,

fieri del loro nuovo stile.Ah Firenze, Firenze. Sonnecchianointontiti i viaggiatori nella sosta.Meglio rimettersi in cammino,prendere la via di Siena, immantinente.

Se, come tutti dicono, Roma è barocca e,dunque, inclusiva, allora Venezia è altera edistante. Anche per Firenze, se proprio vo-gliamo fare questo gioco, possiamo sce-gliere un unico aggettivo che ne esprimal’indole, e questo non può che essere se-vera. L’attributo difatti esprime non solo ilcarattere dell’architettura che, esclusa lamegalomania di pochi palazzi (degli

Strozzi e dei Pitti), rimane sempre robusta– quando non austera – e ci fa compren-dere appieno il carattere della sua gente.Così non è difficile considerare Dante, Ma-chiavelli e Michelangelo come campioni disobrietà e di rigore etico o, magari, diasprezza e intransigenza. Certo è comun-que che il paesaggio, naturale e umano,che ci circonda influisce potentemente e

subdolamente sulla nostra personalità esul nostro modo di concepire il mondo.Ciò è testimoniato, ad esempio, dalla poe-sia di Montale, di Piccolo o Sereni per la Li-guria, la Sicilia, la Lombardia. Come loroanche Mario Luzi (Castello 1914-Firenze2005) ha trovato nella propria regione/cittàun soggetto poetico imprescindibile peresprimere facilmente una biografia lirico-

Page 16: Notiziario dec '13

esistenziale. Dico facilmente perché inLuzi le descrizioni, così particolari, paionoconsolidarsi in una materia che ambisca adescrivere qualcosa che vada oltre il pae-saggio. Chi scrive, cioè, pare interessatopiù nella cultura che nelle immagini dacartolina. Con cultura qui intendo una ci-viltà, il senso d’appartenenza a una comu-nità e la scelta libera di agire secondo lenorme concordate. Il paesaggio rurale e/ourbano – com’è anche nei quadri di CarloCarrà – ha nei testi luziani un significatomorale che trascende quello che si vede, edè manifestazione di quello che si è. I primi libri di Luzi sono di matrice erme-tica (La barca, 1935; Avvento notturno, 1940).In questi testi è presente una sensibilitàfortemente e coerentemente religiosa cuisi affiancano, spesso, delle potenti analo-

gie tra paesaggio e stato d’animo. In se-guito il poeta ha necessità di sostituire illinguaggio fieramente letterario con unodi tipo mediano, quasi colloquiale. Da ciòs’è inverata la capacità di guardare ilmondo e di raccontarlo con degli stru-menti linguistici più in sintonia con lacomplessità della modernità (cfr. Nelmagma, 1963). La parola è intesa dunquecome “verbum”: dove oltre ad avere un si-gnificato in sé (l’essere) ne possiede un altroche dà vigore all’azione (il vivere). In que-sto senso, oltre a Frasi e incisi di un canto sa-lutare (1990) è certamente il Viaggio terrestree celeste di Simone Martini (1994) l’opera chesegna un cambiamento radicale nella poe-tica di Mario Luzi. Si racconta, in modofantastico e allegorico, il viaggio del pittoregotico da Avignone verso Siena. Il percorsodi Simone Martini (alter ego di Luzi) si ma-nifesta come un viaggio interiore, comemagari lo sono stati quello di Petrarca sulMont Ventoux, e di Dante nell’aldilà. Nelframmento qui riportato Martini è quasiarrivato alla citta comunale, ricchissima espregiudicata, e quella vista lo porta a ri-flettere sulla sua arte e sul suo posto nelmondo, ora che i tempi stanno cam-biando. Il pittore, cioè, è pienamente co-sciente di essere (stato) un “Maestro”,

tuttavia “Avverte il mutamento”, dei “nuoviartisti” e dello lo Zeitgeist. Questi pittori(Giotto per primo) – com’è inevitabile agliocchi dell’iperelegante Martini – non solosono “più rudi, più solidi e corposi” nel-l’espressione formale, ma vengono perce-piti come uomini omologati ai com -portamenti dei “mercanti”. Il testo luzianoè in questa sua dualità tra presa di coscienza esenso della perdita come esemplare. E nonsolo perché qui l’esperienza del pittore sipropone come il doppio di quella umanadel poeta, ma anche della nostra, nel 2013.Siamo noi, difatti, che ci troviamo davantiuna serie di trasformazioni altrettantoestreme e, per alcuni di noi, non sempregiustificate.

Gandolfo Cascio

– 16 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

het dan niet om de stad Turijn? Mijn ant-woord is dat ‘Turijn’ staat voor een aantalgesloten milieus: de industriële elite van de‘zondagsvrouw’ Anna Carla Dosio en haarechtgenoot, de topmanager Vittorio, detraditionele burgerij waar Massimo Campiuit voorkomt, het wereldje van de stad-huisambtenaren waar Lello Riviera – totzijn verdriet – toe behoort, een Maigret-

zoeningen. De zondagsvrouw heeft weinig om han-den, gaat shoppen met haar irritante vrien-din Bona, tut wat om met haar tweejarigedochtertje, doet wat aan cultuur en heefteen soort eigen wereldje gevormd metMassimo, waarin ze mensen die ze vage-lijk kennen laten optreden in een soortprivé teatrinomet vaste rollen en symbool-

functies, en waarin ze elkaar plagen mettaalspelletjes, zoals de juiste uitspraak vande stadsnaam Boston, en wat dat over desprekers zegt. Dat teatrino leidt tot hun betrokkenheid bijde moordzaak. De moord wordt in de eer-ste zin van het boek aangekondigd; hetslachtoffer is architect Garrone en hetmoordwapen een marmeren namaakfallusuit de oudheid, gefalsificeerd door de sjoe-melaars ten behoeve van de toeristen. Demoord en het krantenverslag ervan zijn hetgesprek van de dag in alle milieus die stukvoor stuk voorbijkomen in het eerstehoofdstuk; het slachtoffer, een uitgespro-ken loser, wordt steeds onsympathieker,met het gevolg dat de lezer – althans dezelezer – absoluut niet meer geïnteresseerdis in de oplossing en de plot dus op de ach-tergrond raakt. De interesse verplaatst zichnaar de beschrijving van de milieus en huninteractie. Deze beschrijving is uitermategedetailleerd en betreft de ruimtes, de ty-petjes die die ruimtes bevolken en hun ste-reotiepe gedragingen, in een snelle

Uit de geschiedenis van de giallo (11)Als detectiveroman stamtLa Donna della Domenica(1972) van de journalis-ten Carlo Fruttero (1926-2012) en FrancoLucentini (1920-2002) afvan twee tradities: deklassieke Engelse van degesloten ruimte (kamer,treinwagon of eiland,zoals bij Christie) en deMaigret-traditie van decommissaris met de psy-chologische invoeling.De eerste opmerking kanverbazing wekken: gaat

achtige politie, de louchescharrelaars waar hetslachtoffer, architect Gar-rone, toe behoort, en me-ridionalen van allerleisoort. Daartussen zijnnogal wat echte en ver-meende getuigen, alle-maal met hun eigenomgevinkje en eigenaar-digheden. En ook privé-wereldjes ertussendoor,zoals de homofiele relatietussen Massimo en Lello,vol opgewonden stem-mingswisselingen en ver-

Page 17: Notiziario dec '13

afwisseling van locaties binnen elk hoofd-stuk. De details gaan heel ver; als voor-beeld neem ik de getuige geometraBauchiero, steevast vergezeld van zijnhond, waarvan we op een snikhete dagzelfs vernemen hoe hij zijn poten ver-plaatst om zo min mogelijk last te hebbenvan de hete vloer – een detail dat wel helptom sfeer te scheppen, maar absoluut nietbijdraagt tot het verhaal. En van iederehuiskamer waar de politie binnenkomtwordt ons de exacte inrichting meege-deeld. Verder wordt er gepraat en nog eensgepraat.Anna Carla heeft genoeg van Garrone enschrijft Massimo een briefje dat ze hemmaar moeten elimineren (far fuori). Ze ver-frommelt het briefje en gooit het in deprullenmand, waar het Sardijnse echtpaardat ze net in een opwelling ontslagen heefthet vindt en het wraakzuchtig naar de po-litie brengt. Daardoor valt de verdenkingeen ogenblik op hen. De politie vaardigtcommissaris Santamaria, een aangepasteSiciliaan, die goede tafelmanieren heeft, afom hen te verhoren. Dat verhoor mag ech-ter geen verhoor lijken, anders klappen zedicht, maar een sociale ontmoeting opgrond van eerdere contacten met Mas-simo, voor wiens ouders hij ooit een in-braak had opgelost. Het gesprek is een vande sterke episodes uit deze roman: beidepartijen spelen hun sociale rol, de com-missaris probeert de psychologie van zijngesprekspartners te doorgronden en moettegelijk zijn uiterste best doen om nietmeegezogen te worden in het wereldje vanhet teatrino.Santamaria is niet de enige speurder. Lelloheeft over de moord gelezen, vangt het eenen ander op uit zijn omgeving en meent dathij de rol van de sjoemelaars herkent. Hij

gaat zelf uitgebreid op onderzoek uit zon-der er iemand in te kennen en maakt hier-bij iemand ongerust, wat hem zijn levenzal kosten.Die tweede moord, aan het eind van deroman, maakt er weer een echte detectivevan. Die speelt zich af op il Balùn, de Tu-rijnse vlooienmarkt, waar toevallig bijnaiedereen die we hebben leren kennen aan-wezig is, maar zoals dat op zo’n plek gaat,iedereen zoekt iedereen en als ze elkaar ge-vonden hebben, raken ze weer verdwaaldtussen de kraampjes. Niemand ziet dus demoord gebeuren en iedereen wordt ver-dacht. Commissaris Santamaria had eenafspraakje gemaakt met Anna Carla, maarin plaats daarvan moet hij haar een verhoorafnemen, uiteraard weer met dubbelebodem. Alle politiemensen gaan achteralle personen aan met wie Lello contactheeft gehad, en zo leren we opnieuw veelaspecten van Turijn kennen, een Turijn datgekenschetst wordt als een geheel vanschitterende lanen, met prachtige gevels,waar het publiek zich opstelt om een vorstte verwelkomen ter ere van zijn intocht,een vorst die echter nooit komt. Uiteinde-lijk berusten beide misdaden op gesjoemelmet bouwvergunningen en is de schuldigeiemand op wie de lezer nooit gekomen zouzijn. De roman speelt in 1971, het jaar waarin inNederland het woord allochtoon is be-dacht,. De Torinese allochtonen heten me-ridionali; ze zijn luidruchtig, onbetrouw -baar en spreken een raar Italiaans. Ze over-spoelen de vertrouwde wereld, het Turijnvan Monsù Travet (de klassieke bureau-craat uit de negentiende eeuw), van de geo-metrische plattegronden en van deopkomende auto-industrie. Samen met deprojectontwikkelaars – die bijvoorbeeld de

mooie wijk van Massimo’s ouders verpes-ten – creëren ze een klimaat van angst enonbehagen. Toen ik de roman destijds lashad ik het niet zo in de gaten, maar met dekijk van nu is het duidelijk dat de voortref-felijke journalisten Fruttero en Lucentiniperfect het klimaat aanvoelden waarintwintig jaar later de Lega Nord furore zoumaken. Met de uitermate gedetailleerde beschrij-ving van talloze personages, die geen vanalle zijn wat ze lijken, inwoners van eenstad die niet is wat ze lijkt te zijn, creërenFruttero en Lucentini een nieuw genre gi-allo, nog altijd zeer Italiaans met een dub-belzinnige maatschappij, die eenafspiegeling van het echte Italië is, en meteen geïdealiseerde politiemacht, die on-danks het soms cynisch optreden er het ge-weten van vormt. Later zullen ze dat genrezelf aanpassen en parodiëren. Maar deDonna della domenica mag gelden als eenvaste waarde in de canon van de Italiaansegiallo.

Minne de Boer

– 17 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Fratello sole, sorella lunaRicordo che quando andavo alle scuole ele-mentari, si iniziava l’anno scolastico il 1° ot-tobre e già il 4 si stava a casa perché era festa.Era la festa di San Francesco d’Assisi, pa-trono d’Italia. Nel nostro libro di scuola erarappresentato San Francesco che predicaagli uccelli, immagine presa da uno dei ciclidi Giotto che affrescano la Basilica inferioredel santo di Assisi. Di fianco si trovava iltesto del Cantico delle Creature, primo docu-mento scritto in lingua volgare italiana, chedovevamo imparare a memoria per poi reci-tarlo quando il maestro ci interrogava.

Ogni anno, il 4 ottobre si commemora lamorte di San Francesco. In tutti i santuarifrancescani e chiese dedicate al Santo, sitengono celebrazioni che attirano personeda ogni dove. In alcune parrocchie france-scane, a fine celebrazione, vengono distri-buiti ai fedeli i mostaccioli, biscotti conmandorle e miele che erano tanto graditial Santo, con allegato un foglietto che ri-porta l’episodio tratto da La Leggenda Peru-gina in cui si narra che donna Jacopa,fedele ed affezionata alla comunità france-scana, avrebbe portato i biscotti a San

Francesco prima della sua morte.Quest’anno papa Francesco (non potevaessere altrimenti visto il nome che porta!)ha presieduto la Santa Messa nella Piazzadel Santo ad Assisi, seguita da un incontrocon i giovani dell’Umbria. La città di San Francesco è stata scelta nel1986 da papa Giovanni Paolo II come sededel primo incontro interreligioso per lapace. Il 27 ottobre di quell’anno papa Woj-tyla si recava ad Assisi con i leader cristianie delle religioni mondiali per pregare as-sieme per la pace, dando così inizio ad una

Page 18: Notiziario dec '13

serie di incontri annuali, l’ultimo dei qualisi è tenuto lo scorso 28 ottobre.

Breve racconto della vitaMa chi era quest’uomo che molti cono-scono per aver letto o sentito racconti sullasua vita, o per aver visitato la Basilica cheporta il suo nome? Vediamo innanzituttola descrizione che ce ne fa frate Tommasoda Celano nella sua Vita di San Francesco d’As-sisi e trattato dei miracoli:

“Di media statura, quasi piccolo, testa rotonda eproporzionata, volto un po’ ovale e proteso, frontepiana e piccola, occhi di media grandezza, neri esereni, capelli scuri, sopracciglia diritte, naso pro-porzionato, sottile e rettilineo, orecchie dritte mapiccole, tempie piane, parola mite, ardente e pe-netrante, voce robusta, dolce, chiara e sonora,denti ben allineati, regolari e bianchi, labbra sot-tili, barba nera e rada, collo sottile, spalle dritte,braccia deboli, mani scarne, dita lunghe, unghieallungate, gambe esili, pelle delicata, magris-simo, veste rozza, sonno brevissimo, mano gene-rosissima”.1

Facciamo ora un viaggio a ritroso neltempo e scopriamo la sua vita.Era il 1181 e l’età comunale era in pieno fer-mento. Una nuova classe sociale, i mer-canti, si stava facendo strada e dava filo datorcere ai nobili. Pietro Bernardone deiMoriconi apparteneva proprio a questanuova classe sociale. Era un ricco mercantedi stoffe di Assisi, sposato con MadonnaPica Bourlemont, di origine francese. Inquell’anno nacque il loro primo figlio, alquale la madre impose il nome di Gio-vanni. Il padre, che al momento della na-scita si dice fosse in Francia per affari, alsuo ritorno gli cambiò il nome in France-sco, probabilmente per il suo particolarelegame con la terra di Francia. Il giovaneFrancesco studiava il latino ed il volgare, lamusica e la poesia, mentre il padre gli in-segnava il francese e il provenzale. Ovvia-mente era desiderio del padre che il figliolo seguisse nel suo lavoro, perciò lo avviòall’attività del commercio facendolo lavo-rare, già da giovane, nella sua bottega. La vita di Francesco prima della conver-sione era spensierata, egli era partecipedella cultura “cortese-cavalleresca” delproprio secolo e delle ambizioni del pro-prio ceto sociale. Iniziò molto giovane acoltivare il sogno di diventare cavaliere ecosì, nel 1202, all’età di ventun anni, preseparte allo scontro con la nemica Perugia,ma venne catturato con molti suoi concit-

tadini e condotto prigioniero a Perugia. Qui rimase un anno, e rientrò ad Assisi,molto provato e malato, solo dopo la con-clusione della pace con Perugia. Le cureamorevoli della madre e il tempo riusci-rono a ristabilirlo. Iniziò un lungo periodo di riflessione incui sviluppò un amore profondo per la na-tura, anche lui stesso “si stupiva dell’improv-viso cambiamento” come riporta FraTommaso da Celano. Ripresosi dalla ma-lattia, prevalse il fortissimo spirito cavalle-resco, e così decise di realizzare la suaaspirazione a diventare miles (cavaliere),unendosi, nel 1205, al conte Gentile chepartiva per la Puglia.

La scelta di FrancescoÈ a questo punto della sua vita che inizianoi sogni premonitori di un destino diversoda quello che lui immaginava. In viaggioverso la Puglia, giunto a Spoleto, di notte,nel dormiveglia, sentì una voce interro-garlo: “Francesco, chi può meglio trattarti: il Si-gnore o il servo?”. Francesco rispose: “IlSignore”. La voce replicò: “E allora perché ab-bandoni il Signore per il servo?”. Francescocapì che quella era la voce del Signore echiese: “Che cosa vuoi che io faccia, Signore?”“Ritorna ad Assisi, non è questa la tua vita” ri-spose la voce. L’indomani Francesco feceritorno ad Assisi, aspettando che Dio, delquale aveva udito la voce, gli rivelasse la sua vo-lontà.

Dobbiamo sapere che i cavalieri assume-vano in sè alcuni valori peculiari (il sensodell’onore, la prodezza, la lealtà, ecc.).Tutti questi valori erano complementari traloro e formavano un sistema unitario dicomportamento: venir meno all’idealedella prodezza, per esempio sottraendosiallo scontro, comprometteva l’onore.Francesco, seppur non ancora cavaliere, ri-tornando a casa, compie una scelta sicura-mente coraggiosa, ma che implicava undover rendere conto del suo gesto alla suafamiglia che aveva investito molto sul suofuturo di cavaliere.

Ad Assisi trascorse circa un anno nella so-litudine, nella preghiera e al servizio deilebbrosi. Il padre, infatti, vedendo il com-portamento del figlio, era molto adiratocon lui, e lo fece addirittura imprigionareper piegarlo alla sua volontà. Fortunata-mente, durante un suo viaggio di affari, lamadre, che pur non capiva né poteva capireil cambiamento del figlio, lo liberò. Pietro

Bernardone, ritornato dai suoi viaggi e sco-perto che Francesco era libero, lo ricercòper diseredarlo. Troppe volte l’aveva rac-colto nelle vie di Assisi, vestito di stracci, eriportato a casa, e troppe volte l’aveva vistodonare molti denari e stoffe ai poveri, tantoche pensava che quel loro primogenitofosse malato di pazzia.

Ed è così che, nel 1206 Francesco, all’età diventicinque, anni rinunciò pubblicamenteall’eredità paterna nelle mani del vescovoGuido, chiamato in veste di “giudice”.Nella piazza di Assisi, Francesco si spogliòletteralmente delle sue vesti e assunse uffi-cialmente la condizione canonica di peni-tente volontario. Di fatto, fu questa la suascelta definitiva e radicale: non possederepiù nessun bene terreno per “liberare lospirito”, e praticare una vita segnata dalvoto di povertà. Vestì l’abito da eremita: uncamice di tela grezza, che confezionò luistesso ispirandosi alla forma della croce,cinto ai fianchi da una cordicella bianca atre nodi (simbolo di obbedienza, carità ecastità), continuò a dedicarsi all’assistenzadei lebbrosi e ad una vita di intensa pre-ghiera.

Dopo questo burrascoso evento, Francescopreferì allontanarsi per un certo periodo daAssisi. Iniziò anche a restaurare material-mente alcune chiese in rovina del contadoassisiano dopo che a San Damiano, unachiesetta di campagna diroccata, avevanuovamente udito la voce del Signore dir-gli attraverso l’icona del Crocifisso: “Fran-cesco, va’, ripara la mia casa che, come vedi, ètutta in rovina”.4 Francesco, pensando di es-sere chiamato a dover riparare la chiesettadi San Damiano, si mise alacremente al-l’opera e, con l’aiuto di alcune persone, laricostruì. Per circa un anno si dedicò allariparazione, oltre che di San Damiano,anche della chiesa di San Pietro alla Spinae della Porziuncola di Santa Maria degliAngeli, che poi diventerà la sua abitazione.

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

San Francesco, come riportato da Giotto

– 18 –

Page 19: Notiziario dec '13

Ovviamente non aveva immaginato che lachiesetta di San Damiano sarebbe poi di-ventata sede del Monastero delle Clarissedi San Damiano, come lo conosciamooggi, nè tantomeno aveva capito inizial-mente il significato profondo di quelle pa-role che non intendevano commissionarglila ricostruzione materiale delle chiese,bensì la ricostruzione spirituale dellaChiesa, che è poi quello che farà con il suooperato.

La RegolaUn paio di anni dopo, nel 1208, attirati dalsuo modo di vita, si associarono a France-sco i primi compagni, con i quali condiviselunghi momenti di preghiera, di medita-zione, di gioia immensa derivatagli dallaprofonda unione spirituale con Dio, di la-voro, di carità. Nella semplicità della sua vita egli cercò diapplicare essenzialmente gli insegnamentidel Vangelo, ai quali si rifaceva ogni voltache qualcuno gli chiedeva spiegazioni circale sue scelte e cercava di intravederne delleregole di vita. Affidandosi totalmente aDio, e come era comune nel Medioevo,Francesco ‘interrogò’ il messale tre volte eottenne come risposta “Se vuoi essere perfettova e vendi tutto quello che possiedi e donalo ai po-veri” “Non portare alcuna cosa per via, né ba-stone, né bisaccia, né calzari, né denari” edinfine “Chi vuol venire dietro a Me, rinunzi a sestesso, prenda la sua croce e mi segua”: ecco tro-vate le linee guida per chi voleva condivi-dere il suo stile di vita e seguirlo. Infatti,l’ordine che si stava formando, a diffe-renza degli altri ordini religiosi allora esi-stenti, aveva come scelta primaria quella divivere in modo totale la povertà evangelica,senza possedere beni quali conventi e terrecome era in uso a quel tempo. Era un or-

dine mendicante, cioè che non viveva conle rendite del lavoro dei campi e del com-mercio, ma della provvidenza, le offerte deifedeli. Le stesse “regole” diventeranno, nel 1210,la base della prima Regola approvata dapapa Innocenzo III che, inizialmente “con-fuse” Francesco e i suoi undici compagnicon una delle tante compagnie eretiche delperiodo e li allontanò senza troppi ri-guardi, per poi invece dare il suo assensoalla “sperimentazione” di questo stile divita.

La storia narra che Papa Innocenzo III,dopo aver rifiutato Francesco, sognasse unuomo che sorreggeva su di una spalla laBasilica Lateranense in rovina per evitarnela distruzione. Quell’uomo era Francesco,e anche quello era un sogno premonitoree simbolico: Francesco avrebbe sostenutola Chiesa restando dentro la Chiesa stessa.

Una volta tornato ad Assisi, Francesco do-vette però gestire due problemi molto ter-reni: l’aumento inaspettato dei suoiconfratelli che confluivano ad Assisi daogni parte, e la ricerca di un luogo dove vi-vere in comunità. La Regola però volevache i frati non possedessero nulla e quindioccorreva che qualcuno donasse loro inmodo perpetuo un rifugio. Questo qual-cuno furono i Monaci Benedettini che ce-dettero in uso perpetuo ai Francescani laPorziuncola di Santa Maria degli Angeli. LaPorziuncola era quella chiesina molto pic-cola poco fuori Assisi che Francesco,tempo addietro aveva restaurato. Oggi è in-globata nella Basilica di Santa Maria degliAngeli, costruita nel XVI secolo.

Francesco e ChiaraAlla figura di Francesco è legata anchequella di Chiara, nata ad Assisi nel 1194 dafamiglia nobile e fondatrice dell’Ordinedelle Clarisse. Anche la vita di Chiara d’As-sisi è segnata da una conversione radicaleche la portò ad abbracciare lo stile di vitapovero e aderente al Vangelo di Francesco.Chiara, che conobbe Francesco e neascoltò gli insegnamenti, decise in cuorsuo di sottrarsi alla vita mondana per en-trare in convento e, ancora giovane, fuggìdalla casa paterna per raggiungere la Por-ziuncola dove l’attendevano Francesco e isuoi primi frati. Qui Francesco presiedetteil rito della tonsura, rito che al tempo indi-cava la consacrazione a Dio e che tra-sformò di fatto Chiara da nobildonna a

donna di penitenza. Chiara venne primaportata in un convento di benedettine e poisi trasferì nella chiesina di San Damiano,quella che aveva restaurato Francesco. Benpresto Chiara venne seguita dalla sorellaAgnese, Beatrice, dalla madre Ortolana eda molte altre donne, nobili e no, e in brevetempo si creò una comunità di circa cin-quanta suore. Osservavano la stessa formadi vita dei frati, e Chiara chiese al papa il“privilegio della povertà”, cioè di viveresenza rendite di capitali, mobili o immo-bili, confidando solo nella Divina Provvi-denza. Anche oggi nel convento di SanDamiano sono presenti le Clarisse.

ViaggiFrancesco, uomo di preghiera, di solitu-dine, di meditazione e di profonda comu-nione con Dio, non aveva le migliori dotiper gestire un Ordine in continua espan-sione, perciò rinunciò al governo dei frati afavore di uno dei suoi primi seguaci, rima-nendo però la loro guida spirituale cometestimoniano i suoi scritti. Due volte l’anno tutti i frati si ritrovavanoalla Porziuncola per incontrarsi e parlaredelle cose dell’Ordine. Questi incontrisono detti Capitoli, ed ancora oggi, le as-semblee dei francescani sono chiamatecosì. Alcuni frati avevano iniziato a predi-care anche fuori dall’Italia, arrivando finoin Terra Santa. Anche Francesco arrivò finoin Egitto, alla corte del sultano Melek el-Kamel con il quale intrattenne rapporti fra-terni. Al suo ritorno in Italia, dovette far fronte adissensi nati all’interno dell’Ordine e capìche si rendeva necessaria una nuova Re-gola, anzi bisognava riscrivere la regolache a suo tempo papa Innocenzo III avevasì accettato verbalmente ma non approvatoufficialmente. Nell’eremo di Fonte Co-lombo, nei pressi di Rieti (eremo tuttoraesistente e abitato da francescani) France-sco redisse la nuova Regola, di vitale im-portanza per la vita dei numerosissimi frati

– 20 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

San Damiano

San Francesco sostiene la Basilica Lateranense

Page 20: Notiziario dec '13

sparsi ormai in buona parte d’Italia e in al-cune regioni al di fuori dei confini. Questaè la Regola che osservano tuttora Iifratifrancescani. Francesco era sempre in cammino: Grec-cio, Rieti, Stroncone, Foligno, Gubbio, Ri-votorto, Poggio Bustone e tanti altri sono iluoghi dove si recava a predicare e dove re-stava per dei periodi. La maggior parte diquesti luoghi conserva ancora oggi letracce del suo passaggio in forma di con-venti o eremi. È così che a Greccio, nel-l’eremo che era stato donato ai Fancescanidal conte Velita, Francesco rievocò per laprima volta in assoluto, con personaggi vi-venti, la nascita del Cristo nella notte diNatale. Tutt’oggi Greccio, gemellata conBetlemme, ogni Natale rappresenta il Pre-sepe Vivente.

L’incontro col serafino sulMonte della VernaEra il 1224, Francesco aveva quarantatreanni, ed era molto provato nel fisico nonsolo dai ripetuti e lunghi digiuni e dai fati-cosi viaggi, ma anche dal suo stile di vitaestremamente rigoroso (ad esempio nondormiva mai su guanciali di piuma o di pa-glia, bensì sulla nuda pietra). Dopo il Ca-pitolo, Francesco si ritirò con frate Leonesul monte della Verna per celebrarvi unaquaresima. In quel luogo Francesco ebbela visione del serafino, al termine dellaquale “nelle sue mani e nei piedi cominciarono acomparire gli stessi segni dei chiodi che aveva ap-pena visto in quel misterioso uomo crocifisso”5.L’episodio è confermato anche dall’anno-tazione che ne fa frate Leone e autografatada Francesco (attualmente è conservata inun reliquiario presso il Sacro Convento diAssisi). Gli ultimi due anni della sua vita fu-rono segnati da una grave malattia agliocchi e da una spossatezza fisica che lo co-strinsero a fermarsi per essere curato. Inquesto periodo compose il Cantico di fratesole (o Cantico delle creature). Quando le con-dizioni di Francesco si aggravarono, chiesedi essere riportato alla Porziuncola, dovemorì la notte fra il 3 e il 4 ottobre 1226.Nella Porziuncola è possibile vedere ‘la cap-pella del transito’, ossia il luogo dove la suaanima ha lasciato la vita terrena. Frate Fran-cesco viene canonizzato nel 1228.

Ispirazioni artisticheQuesta è la storia della vita di Francescomolto succinta e senza pretese. La sua bio-grafia e i suoi scritti meriterebbero di es-sere letti per capirne la ricchezza, la

profondità e la loro modernità (tutti i testifrancescani sono disponibili anche in ne-erlandese). Nel corso dei secoli San Francesco è statodefinito ‘ecologista’ e amico degli animali(da qui “Werelddierendag’ del 4 ottobre) peril suo spiccato amore per tutto il creato nelquale vedeva l’espressione dell’amore Di-vino. Nel Cantico delle Creature, per esem-pio, egli chiama il sole ‘frate sole’, e la luna‘sora luna’ ( fratello sole, sorella luna), ma èstato assunto anche quale modello diumiltà e di semplicità, nonché portatore dipace (usava entrare nelle case con il saluto‘pace e bene’, saluto che moltissimi fran-cescani utilizzano ancora oggi). Lo sichiama anche ‘il poverello di Assisi’, e pareche egli stesso si definisse ‘il giullare diDio’. Ispirandosi proprio a questo aspetto,Dario Fo nel 1997 ha scritto uno spettacolodal titolo ‘Lu santu jullàre Francesco’, creandoun nuovo ritratto di questo straordinario in-novatore del pensiero cristiano. AngeloBranduardi nel 2000 ha composto un albumdal titolo L’infinitamente piccolo, basandosi sutesti e leggende francescane e, ritornando alMedioevo, non dimentichiamo che ancheDante Alighieri ne parla nel Paradiso, CantoXI ([…] nel crudo sasso intra Tevere e Arno da Cri-sto prese l’ultimo sigillo, che le sue membra due anniportarno. […] a’ frati suoi, sì com’a giuste rede, rac-comandò la donna sua più cara6, e comandò chel’amassero a fede). Questo testo viene cantatoda Branduardi nell’album.

E oggi?Ogni definizione di Francesco sarebbe ri-duttiva in quanto non potrebbe compren-dere la complessità della sua figura.Oggigiorno i frati francescani sono sparsipraticamente in tutto il mondo con diversiordini venutisi a creare, sempre in seno alprimo Ordine, nel corso dei secoli. Così ab-biamo l’Ordine dei Frati Minori (il primo“istituito” da Francesco), i Frati MinoriConventuali, i Frati Minori Cappuccini, iFrancescani Riformati e i Frati Francescanidell’Immacolata. Ognuno con lo stesso ca-risma ma con attenzioni proprie verso al-cuni aspetti delle attività a favore dei piùpoveri e della cura della spiritualità.

I conventi e gli eremi dove Francesco havissuto, sono ancora oggi luoghi di culto,di spiritualità, di silenzio, di preghiera, distudio, di incontro e di condivisione fra-terna con i frati che li abitano. Il profondosilenzio, il rispetto, la semplicità, la fidu-cia e l’accoglienza gioiosa dei pellegrini,

sono un segno tangibile della presenzafrancescana. Anche nei Paesi Bassi sono presenti i fran-cescani: a Den Bosch, a Breda, ad Amster-dam, a Valkenburg, e a Megen sonopresenti le Clarisse. Den Bosch ospita lasede del Franciscaanse Beweging, associa-zione molto attiva nel promuovere la co-noscenza delle figure di San Francesco e diSanta Chiara attraverso gruppi di incontrosparsi un po’ ovunque, passeggiate nellanatura a tema, corsi e studi. L’associazioneorganizza ogni anno pellegrinaggi ad As-sisi dove si visitano, percorrendo “il cam-mino di Francesco” a piedi, i principali luoghifrancescani. Esattamente dieci anni fa ènato proprio il Cammino di Francesco, un per-corso nella valle reatina, anche chiamataValle santa per la presenza dei santuarifrancescani, sulle orme del Santo. Si trattadi un percorso che porta il pellegrino neiprincipali santuari quali Greccio, La Fore-sta, Poggio Bustone, Fontecolombo e altriancora. Lungo il Cammino è presente unasegnaletica in legno e, nei centri abitati, lefrecce direzionali sulla pavimentazioneguidano il pellegrino lungo i sentieri.

1 Tommaso da Celano capitolo 29 Fonti Francescane 465.2 Fonti Francescane 1492.3 Fonti Francescane 1401.4 Fonti Francescane 593.5 Fonti Francescane 485.6 La povertà.

– 21 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

La Porziuncola

Page 21: Notiziario dec '13

Per concludere, riporto il Cantico delleCreature così come l’aveva scritto France-sco in lingua volgare e la sua versione inneerlandese.

(testo originale, in volgare)

Informazioni che potrebbero essere utiliChi volesse sapere di più su Francesco eChiara, può consultare i seguenti siti web:

•www.fraticappucciniassisi.it (una delle fontida cui sono state attinte alcune informa-zioni di questo articolo)

•www.camminodifrancesco.itInformazioni sul cammino nella ValleSanta

•www.franciscaansebeweging.nlcentro di studi francescani di Den Bosch

•www.klooster-velp.nlconvento dei cappuccini ora in gestione alaici di ispirazione francescana

•www.clarissen.nlil convento delle Clarisse di Megen

•www.stoutenburg.nlprogetto ambientale francescano

– 22 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Zonnelied ofwel Lofzang der schepselen

Allerhoogste, almachtige, goede Heer,

van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen.

U alleen, Allerhoogste, komen zij toe,

en geen mens is waardig uw naam te noemen.

Wees geprezen, mijn Heer, door al uw schepse-

len,

vooral door mijnheer broeder zon die de dag is

en door wie Gij ons verlicht.

En hij is mooi en straalt in grote pracht;

van U, Allerhoogste, draagt hij het teken.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan

en de sterren.

Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en

kostbaar en mooi.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder wind

en door de lucht,

bewolkt of helder, en ieder jaargetijde door wie

Gij het leven

van uw schepselen onderhoudt.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water

die heel nuttig is en nederig,

kostbaar en kuis.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur

door wie Gij voor ons de nacht verlicht; en hij

is mooi en vrolijk, stoer en sterk.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster

moeder aarde,

die ons voedt en leidt, en allerlei vruchten voort-

brengt, bonte bloemen en planten.

Wees geprezen, mijn Heer,door wie omwille

van uw liefde vergiffenis schenken,

en ziekte en verdrukking dragen. Gelukkig wie

dat dragen in vrede,

want door U, Allerhoogste, worden zij ge-

kroond.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster de

lichamelijke dood,

die geen levend mens kan ontvluchten.

Wee hen die in doodzonde sterven; gelukkig

wie zij in uw allerheiligste wil vindt,

want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.

Prijs en zegen mijn Heer, en dank en dien Hem

in grote nederigheid.

Cantico delle CreatureHet Zonnelied (ofwel de Lofzang der schepselen)

testo originale in volgare

Altissimu, onnipotente bon Signore,

Tue so’ le laude, la gloria e l’honore et onne be-

nedictione.

Ad Te solo, Altissimo, se konfano,

et nullu homo ène dignu te mentovare.

Laudato sie, mi’ Signore cum tucte le Tue crea-

ture,

spetialmente messor lo frate Sole, lo qual è

iorna, et allumeni noi per lui.

Et ellu è bellu e radiante cum grande splendore:

de Te, Altissimo, porta significatione.

Laudato si’, mi Signore, per sora Luna e le

stelle:

in celu l’ài formate clarite et pretiose et belle.

Laudato si’, mi’ Signore, per frate Vento

et per aere et nubilo et sereno et onne tempo,

per lo quale, a le Tue creature dài sustenta-

mento.

Laudato si’, mi’ Signore, per sor Aqua,

la quale è multo utile et humile et pretiosa et

casta.

Laudato si’, mi Signore, per frate Focu,

per lo quale ennallumini la nocte:

ed ello è bello et iocundo et robustoso et forte.

Laudato si’, mi’ Signore, per sora nostra matre

Terra,

la quale ne sustenta et governa,

et produce diversi fructi con coloriti flori et

herba

Laudato si’, mi Signore, per quelli che perdo-

nano per lo Tuo amore

et sostengono infirmitate et tribulatione.

Beati quelli ke ’l sosterranno in pace,

ka da Te, Altissimo, sirano incoronati.

Laudato si’ mi Signore, per sora nostra Morte

corporale,

da la quale nullu homo vivente po’ skappare:

guai a quelli ke morrano ne le peccata mortali;

beati quelli ke trovarà ne le Tue sanctissime vo-

luntati,

ka la morte secunda no ’l farrà male.

Laudate et benedicete mi Signore et rengratiate

e serviateli cum grande humilitate.

Page 22: Notiziario dec '13

– 23 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Ingredienti250 gr di farina 00 250 gr di farina di mandorle 150 gr di zucchero 150 gr di miele 2 cucchiaini di cannella 2 cucchiaini di cacao amaro 150 ml di acqua tiepida 6 gr di ammoniaca per dolci (o bicarbo-nato di ammonio da sostituire anche condel semplice lievito per dolci)1 arancia o limone grattugiato 1 pizzico di sale

PreparazioneAmalgamate tutti gli ingredienti, senza la-vorare troppo l’impasto, e ricavatene uncomposto consistente, ma non troppoduro. Lasciatelo riposare per 15 minuti.Stendete l’impasto e ricavatane dei rombidi 7 cm. Cuocete a 150°C, o secondo le in-dicazioni del vostro forno, per circa 10 mi-nuti o fino a quando saranno dorati. Seriposti in una scatola di latta si conserve-ranno più a lungo.[Alle ingrediënten goed mengen, maarniet te lang: tot een samenhangend maarníet te hard geheel. Laat een kwartier rus-ten. Rol het deeg uit en vorm er hoopjesvan 7 cm van. Ca. 10 minuten bakken ineen op ca. 150°C voorverwarmde oven(raadpleeg de aanwijzingen bij uw oven),tot ze goudgeel zijn. In blik bewaard blij-ven de mostaccioli enige tijd vers.]Pace e bene.

Marina Pressato

E… dulcis in fundo... la ricetta dei mostaccioli

Page 23: Notiziario dec '13

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

In Milaan:Tot 9 februari, Piero Fornassetti

Ter gelegenheid van de 100ste geboortedagvan de kunstenaar, ‘che ha vestito di immagi-nifica ironia oggetti d’uso come mobili, piatti esaliere’.Triennale, viale Alemagna 6

In Rome:Tot 9 februari, Augusto. La visione di unanuova era

Beeldhouwwerk (standbeelden), portret-ten, sieraden, voorwerpen van brons, zil-ver en glas uit de tijd van Augustus’keizerschap.Scuderie del Quirinale, via XXIV Maggio 16Info: tel. 06.39 96 75 00,www.scuderie.quirinale.it

Tot 16 februari, Il tesoro di NapoliEen selectie uit het Museo di San Gennaro;erfgoed, verzameld in de loop van zeveneeuwen.Fondazione Roma Museo, Palazzo Sciarra,Via Marco Minghetti 22Info: tel. 06.69 20 50 60,www.mostrasangennaro.it

In San Secondo di Pinerolo (To)Tot 2 februari, I volti e l’anima, Lorenzo Lotto

Portretten en religieus getinte stukken.Castello di Miradolo, via Cardonara 2Info: tel. 0121.50 27 61

In Venetië:Tot 28 april, Pietro Bellotti

Tentoonstelling gewijd aan Canaletto’skleinzoon, jongere broer van BernardoBellotti.Ca’Rezzonico, Museo del Settecento ve-neziano, Dorsoduro 3136Info: 041.241 01 00, www.carezzonico.vi-sitmuve.it

(Met dank aan Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)

– 24 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

In Agrigento:Tot 25 februari, Fausto Pirandello, il tempodella guerra (1939-1945)

‘Espressionismo tormentato’, in ca. 60schilderijen.Fam, piazza S. Francesco 1Info: tel. 0922.277 29

In Bari:Tot 30 maart, Michele di Palma‘Realtà e oltre’, in ca. 100 werken.Info: tel. 080.541 24 20

In Bolzano:Tot 5 oktober, Il lato sconosciuto della colle-zione Goetz

‘When now is minimal’: het minima-lisme waarmee kunstenaars van diversegeneraties zich vanaf de jaren ’60 gecon-fronteerd zagen.Museion, via Dante 6Info; tel. 0471.22 34 13, www.museion.it

Page 24: Notiziario dec '13

273 jaar oude balsamicoazijn smaakt nog fantastisch!In Modena, de thuishaven van de balsamicoazijn, is een 273 jaar oud flesje van dit vocht ontdekt. Experts hebben de inhoud ge-proefd en zij stonden perplex.

Een flesje van de wereldberoemde strope-rige en gereduceerde druivenmost werdtwee jaar geleden gevonden in de Noord-Italiaanse stad. Aan de binnenkant van een18de-eeuwse kist die door een Modenese fa-milie was geërfd, zat ook een handgeschre-ven briefje. Daar stond op: “Azijn uit een flesvan de familie Gregori uit Modena in 1740.Vandaag: 17 februari 1943, de azijn is 203jaar oud.” Ondertekend: Giulio Cesare.Giulio Cesare betekent Julias Cesar en dandenk je meteen aan een grap. Maar na uit-gebreide laboratoriumtests van de inhouden onderzoek in oude documenten naar deechtheid van de fles, kwam men tot de con-clusie dat de leeftijd moest kloppen. Ver-volgens werd de inhoud gekeurd opsmaak, textuur en uiterlijk door de Con-sorteria dell’Aceto Balsamico Tradizionale.De keurmeesters gaven de oude balsamicomaar liefst 307 punten, slechts een paarpunten minder dan de Stefano Artioli diemet 317,8 punten de winnaar werd van de47ste Palio di San Giovanni in juni dit jaar.Dit is een smaakwedstrijd die de brancheieder jaar organiseert en waar uit 1000 in-zendingen de beste 12 balsamico’s wordengekozen. De experts waren sprakeloosdoor de ongekend goede kwaliteit en datna bijna driehonderd jaar.

Met dank ontleend aan Il Giornalewww.ilgiornale.nl.

In vino libertas

In het oktobernummer van Touring, hetmaandblad van de Touring Club Italianowaaruit de Notiziario-redactie de rubriekTentoonstellingen in Italië selecteert,stond een artikel dat ik met veel plezier las,zó dat ik besloot om er ook de Notiziario-lezers over te informeren. Plaats van han-deling is een piepklein eilandje voor dekust van Livorno.Het eilandje, Gorgona, ‘aspra e solitaria’, isniet groter dan twee vierkante kilometer enis daarmee het kleinste eilandje van de Tos-caanse archipel. Het heeft niet meer danzo’n honderd bewoners. Welgeteld ééndaarvan (een vrouw van 80!) woont er vast,een aantal verblijft als gedetineerde in degevangenis op het eiland, anderen hebbener hun werk als politieman of -vrouw. Degevangenis heeft een lange historie: in1777 stichtte Groothertog Leopold vanToscane er al een colonia agricola penale ensinds 1869 is het eiland een isola-penitenzia-rio, met als bijzonderheid de indirizzo agri-colo-zootecnico. Zeven van de eilanden die deToscaanse archipel vormen, waaronderGorgona, hebben samen sinds 1996 destatus van parco nazionale marino, het groot-ste in zijn soort (marino) in Europa.De zorg voor de natuur, inclusief de faunaop het eilandje is in handen van de gedeti-

neerden; de verantwoordelijkheid ligt bijde ‘nationale-parkenkoepel’, maar dezeheeft de zorg uitbesteed aan het ministerievan Justitie en zodoende aan de gedeti-neerden. De zorg voor de natuur houdt óókin het onderhouden van de olijfgaard, hetverbouwen van groente en het houden vanvarkens, koeien en schapen. De gevangenisdirecteur, Maria Grazia Gi-ampiccolo, en Lamberto Frescobaldi, vanhet gerenommeerde 700 jaar oude Tos-caanse wijnhuis Marchesi Frescobaldi,hebben eind jaren negentig de handen in-eengeslagen om op Gorgona een wijn-gaard van, of laat ik zeggen ín de grond tekrijgen en deze te laten verzorgen en run-nen door de gedetineerden. LambertoFrescobaldi heeft de experts van zijn huisingezet om ook van deze wijngaard opGorgona een succes te maken en daarnaastalle mogelijke moeite gedaan om sponsorste werven die gezamenlijk bereid en instaat zijn de wijngaard en de wijnproductiete financieren. Zoals hij ook al bij een (ofmeer) ondernemer(s) enthousiasme pro-beert te kweken voor de olijfolie, kaas enworst die het eiland voortbrengt. Die op-brengst was tot nu toe bestemd voor eigengebruik in de gevangenis. Nu is het strevenermee naar buiten te gaan, de producten teverkopen zodat de opbrengst bij kan dra-gen aan het huishoudboekje van de gevan-genis en zijn bewoners. Dat betekent datde kwaliteit van de producten aan hogereeisen moet voldoen en dat ze commercieelop de markt moeten komen.

Op grond van de Legge Smuraglia uit hetjaar 2000 zijn behoorlijke belastingvoorde-len mogelijk voor ondernemingen en orga-nisaties die gedetineerden werk ver -schaffen.

– 25 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Page 25: Notiziario dec '13

Er zijn intussen dan ook ongeveer 50 justi-tiële instellingen met een eigen productie,de gevangenis op Gorgona is niet de enige.Soms runt de instelling een en ander zelf,soms is dit toevertrouwd aan cooperative soci-ali, die dan ook het op de markt brengenvoor hun rekening nemen.

Dit jaar zal de eerste wijn uit de wijngaardop Gorgona gepresenteerd worden, dieeenvoudig de naam van het eiland draagt:Gorgona, een witte wijn van de vermentino-en de ansonicodruif.

Voor de gedetineerden hoeft het verblijf opGorgona geen periode van stilstand te zijnmaar biedt het hun een kans om alvast aaneen ‘normaal’ leven te wennen, via hetwerk op het land en wat daarop volgt. Ge-bleken is dat het werkt: is het gemiddelderecidivepercentage zo’n 80%, voor het de-tentiecentrum op Gorgona is dat inmid-dels 60%.

Ciska van der GlasBron: Isabella Brega, ‘In vino libertas’,Touring, ottobre 2013, pp. 44-50.Foto’s: Federica Fioravanti.Met dank aan Touring.

– 26 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

Page 26: Notiziario dec '13

– 28 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2013 – nummer 4

a d v e r t e n t i e

Bed en Breakfastin ValpolicellaBed en Breakfast ‘Le Cave’ ligt in het dorpje Prun,in de provincie Verona, ongeveer 6 km van Negrar, 15 km van Verona en 20 km van het Gardameer.

Het ligt aan de rand van de Valpolicellastreek, in het natuurpark van Lessinia met een uitzicht over de Povlakte waarachter je de Apennijnen kunt zien.Het ligt 580 m boven zeeniveau en heeft ’s zomers een buitengewoon aangename temperatuur.

De B&B beschikt over 3 tweepersoonskamers, met gemeenschappelijke badruimte, keukenhoek, balkon en garage.

Desgewenst wordt het ontbijt geserveerd.

Prijs per persoon € 35,–, inclusief ontbijt

Famiglia Degani

Telefoon (werk) 0039 – 045 – 600 01 03

Telefoon (huis) 0039 – 045 – 752 56 86

Mobiel (engels) 0039 – 347 – 294 86 33

a d v e r t e n t i e

blauwblauw grafische vormgeving | bno

egelantiersstraat 22

1015 pm amsterdam

020 – 420 24 87 | 06 – 55 87 76 10

[email protected]

blauwblauw is een innoverend klein ontwerpbureau met ruim25 jaar ervaring in grafische ontwerpen op het gebied vanwerving, affiches, brochures, uitnodigingen en(boek)typografie.

blauwblauw werkt samen met een groot netwerk van freelancefotografen, illustratoren en dtp-ers.

Door kleinschaligheid is blauwblauw flexibel en kan maatwerkleveren tegen concurrerende prijzen.

blauwblauw verzorgt een breed spectrum aan diensten.

Indien gewenst verzorgt blauwblauw het gehele grafischetraject, van concept tot uitwerking, alsook de begeleiding encoördinatie van complexe drukwerkproducties.

www.blauwblauw-design.nl