op de huid

25
Joke Verweerd Op de huid mozaïek  |  roman

Upload: boekencentrum-uitgevers

Post on 31-Mar-2016

225 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

Een fragment

TRANSCRIPT

Joke Verweerd

Op de huid

mozaïek | roman

Kun je sterk worden door je zwakte te leren kennen?

Renske Hofstra is volkomen ontredderd: haar partner Peer is vermoord. Renske komt tot het besef dat ze hoog heeft ingezet met haar onvoorwaardelijke loyaliteit en liefde. Op de schok van zijn dood volgt de onthutsende ontdekking dat hij niet degene was voor wie ze hem hield. Waarom heeft ze geen argwaan gekregen, geen vragen gesteld? Hoe dicht zitten mensen elkaar op de huid, wat zoeken ze bij elkaar? Is liefde wel belangeloos?Het rechercheonderzoek dwingt haar om de vragen alsnog onder ogen te zien – een pijnlijk, maar ontdekkend proces. Met alle kracht die in haar is probeert Renske haar stabiliteit en vertrouwen te hervinden.De nieuwe verantwoordelijkheden in het restaurant en het zorghotel van landgoed Groot Mangelhout bieden haar een gelegenheid met zichzelf in het reine te komen, en vol hoop ziet ze de lente komen. Maar dan wordt ze opnieuw betrokken bij het verleden. Rosalie, de vrouw van Peer, komt om de zaak af te handelen.

Joke Verweerd schrijft elke maand een kort verhaal voor het opiniemagazine CV-Koers. Haar romans haalden alle christelijke bestsellerslijstjes: De wintertuin, De rugzak, Permissie, Paradiso en Snoeitijd. Een paar romans werden in het buitenland vertaald. Ook publiceerde ze de verhalenbundels Binnenstebuiten, Opluisteren en Spiegeling. Kijk ook eens op www.jokeverweerd.nl.

M9 789023 992035

isbn 978 90 239 9203 5

Joke Verweerd O

p de huid

www.uitgeverijmozaiek.nl

Verweerd 2e druk.indd 1 10-04-2007 12:08:59

Joke Verweerd

Op de huid

Roman

UITGEVERIJ MOZAÏEK – ZOETERMEER

Van Joke Verweerd verscheen eerder bij Uitgeverij Mozaïek:De wintertuin, roman

De rugzak, roman Permissie, romanParadiso, romanSnoeitijd, roman

Wapenbroeders, novelleBinnenstebuiten, verhalen

Spiegeling, verhalenSpiegeling, luisterboek

Opluisteren, verhalen, gedichten en gebeden voor christelijke feesten

© 2006 Uitgeverij Mozaïek, ZoetermeerISBN 978 90 239 9203 5

Eerste druk augustus 2006Tweede druk april 2007

Vormgeving omslag en binnenwerk Geert de KoningIllustratie omslag Corbis

Meer informatie over deze roman en andere uitgaven van Mozaïek vindt u op www.uitgeverijmozaiek.nl.

Meer informatie over de auteur vindt u op www.jokeverweerd.nl.

Alle rechten voorbehouden

Deel 1

7

Hoofdstuk 1

In het souterrain, waar de keuken is, hangt nog vaag een mengeling van etensgeuren, het bakken en braden van gis-teren, een vleug schoonmaakmiddel. De dag begint som-ber. In het portaal wil het maar niet licht worden. De treden van de trap omhoog naar het restaurant zijn nog niet van elkaar te onderscheiden – vanuit de keuken lijkt het een zwart gat. Het waaklichtje bij de garderobe flakkert aan en weer uit. De paar jassen die er hangen, worden weerkaatst in de spiegelwand rechts. Door het aar-zelende licht lijkt het net of iets mee beweegt in of achter het spiegelbeeld. Renske gooit haar klamme jack over een haak. Nu de deur van de keuken openstaat, zijn het maar een paar stappen. De vijf treden af en licht maken in de keuken, is altijd het eerste wat ze – blindelings – doet.Nu moet het ventilatiesysteem op volle sterkte en het klap-raam boven de werkbank open om de lucht te verversen. Ze doet het niet. Ze trekt een van de hoge krukken onder de werkbank vandaan en zet haar ellebogen op het werk-blad. De koelkast slaat aan. Zo hier te zitten in de vroege ochtend is voor even als het hoort, vertrouwd.

8

Parmentier, een vriendelijke, niet al te chique eetgelegen-heid, waar de gasten lekker kunnen eten en graag nog eens terugkomen. Frans georiënteerde keuken, maar niet strikt. Er kon veel bij Peer en dat was aan de menu’s te zien. Elke drie maanden een nieuwe kaart, niet te lang teren op oude succesnummers. Je gasten blijven verrassen. In die dingen was Peer goed.Renske begint automatisch met het vouwen van servetten. Dat brengt haar gedachten bij wat er vandaag gebeuren moet. Het gastenboek ligt opengeslagen voor haar. De zes-tien tafels zullen maar voor de helft bezet zijn vanavond, maar dat is niet ongewoon voor de donderdag. En je weet maar nooit wat er onverwacht nog binnenkomt. Zo moet ze dat niet zeggen! Het is te hopen dat er nog een paar gasten zonder reservering aanschuiven – dat klinkt beter. Het pand is oud en heeft charme. De moderne inrichting is juist door de tegenstellingen zo verrassend: het felle rood van de stoelen tegen de gele muur en daarboven de don-kere balkenzoldering. Hier in het souterrain is alles strak en glimmend, roestvrij staal en van alle gemakken voor-zien. Van combioven tot nulgradenkast. Johan zwaait er de scepter. De promotie tot chefkok zal hij zich nooit op deze manier hebben voorgesteld. Samen proberen ze de lijn van Peer voort te zetten. In afwachting van hoe het loopt. En hoe lang het nog duurt. Ze doen hun best, pro-beren het hoofd boven water te houden. Dat valt niet mee, ze weten het van elkaar. Er is soms een knipoog nodig of een waarschuwende duw tegen een schouder. Het moet gezellig en warm zijn hier en vooral goed. Mond-tot-mond-reclame voor de plek waar je betaalbaar en lekker

9

kunt eten, daar moeten ze het van hebben. Toen Peer er nog was, was dat niet moeilijk, leek alles vanzelf te gaan. Peer tobde nooit over de bedrijfsresultaten. Renske heeft ook nooit vragen gesteld. Dat was niet nodig.Naast de personeelsorganisatie en de bediening is de wijn haar verantwoordelijkheid. Wijn is een mooi vak. Een fles ontkurken is een ontdekking doen. Dat blijft ze zeggen, wat er ook gebeurt. Waar ze ook terechtkomt.Renskes ogen gaan omhoog naar het randje van de boven-ste keukenplank. Daar staat het keukengereedschap dat niet vaak gebruikt wordt. De rug van het vaktijdschrift is maar een smal streepje. Niemand weet dat het daar ligt en Renske hoeft het er niet bij te pakken omdat ze de advertentie op haar netvlies heeft staan.Zodra ze de pagina onder ogen kreeg, had ze geweten dat dit de uitdaging was die ze nodig had. Het is een vacature waarin hoge eisen worden gesteld; wat daartegenover staat, wordt nauwelijks genoemd. Maar ze voelde zich meteen aangesproken. Die lui zoeken mij, heeft ze gedacht. Een hotel-restaurant in Spank, een dorp aan de rand van bos en hei, buiten de Randstad. De klank alleen al roept beelden van haar jeugd op. De vraag of ze naar deze baan op zoek is, is helemaal niet aan de orde. Een oproep is het.Het idee in een andere keuken te zitten. Ver weg. Alles anders. Ergens opnieuw beginnen. Is dat aantrekkelijk? Opstaand bedwingt ze een huivering. Ze rekt zich uit. Nu zou ze het magazine kunnen pakken en openslaan, maar nee, ze schuift het iets verder naar achteren. Zo is het zelfs geen smal streepje meer op de plank en toch ligt het er.

10

Ze moet naar boven. Er is genoeg te doen. Ze holt de trap op, ze kan niet eens meer rustig de trap nemen. Ze komt adem te kort, maar dat komt niet van het hardlopen. Een hoog tempo is ze gewend en met haar lichamelijke conditie is niets mis.Fia is aan het dweilen. Renske wacht even: geen voetstap-pen op de natte vloer. Ze hoeft niet te zeggen dat Fia beter door de knieën kan gaan bij het dweilen. Fia gaat voor niets of niemand door de knieën.Donker glimmen de geverniste planken in het herfstlicht als Renske de schuiframen omhoog haalt. ‘Alles goed?’ vraagt Fia, als ze de dweil in de emmer heeft gegooid en zich aan de deurpost optrekt om haar rug recht te krijgen.Natuurlijk is alles goed. Fia wil net als iedereen graag ge-rustgesteld worden. In een onverwacht harde windvlaag wervelt wat dor blad mee naar binnen. Dat is niet de bedoeling, maar het was te verwachten, gezien de tijd van het jaar. Nog even en de bomen aan de gracht zijn kaal. Ze moet iemand bellen voor het onderhoud van de verwar-mingsketel, er moet een contract zijn. ‘Waar moet ik dat nu weer zoeken?’ vraagt Renske zich hardop af, als ze de bladeren van de natte vloer raapt. Het zou gewoon zomer moeten blijven. De zomers van vroeger, die te maken heb-ben met Spank en de herinneringen aan haar vader. Kam-peren in een tent. De geur van een slaapzak en van vers ge-maaid gras. Er zijn niet eens veel van die zomers geweest. Ze was nog maar veertien toen haar vader stierf. Samen met haar moeder kamperen was geen optie, haar moe-der hield er eigenlijk niet van. Haar moeder hield daarna

11

nergens meer van. Had ze dan toch van vader gehou- den?Dat er goede herinneringen zijn, is mooi. Dat zegt ze vaak tegen zichzelf. Die zomerse vakantieweken en de zaterdag-middagen in de keuken van De Lindenhof, het restaurant waar haar vader chef-kok was.Er zijn gebeurtenissen die een blijvende indruk achterla-ten. Alsof ze nog steeds een impuls geven, nieuwe energie. Er zijn helaas ook andere herinneringen.Zo was er kortgeleden die dag dat de wereld op zijn kop ging. Toen ze Peer vond op de trap in het portaal. Dood.

Aan het waarschuwende geluid van een achteruitrijdende vrachtauto hoort ze dat Bert Vossen in aantocht is. Ze loopt naar het bureau in het kleine kantoor om de bestel-lijst te pakken.Bert is een aardige jongen, maar niet altijd even precies. Dat was vroeger geen probleem, Peer lachte daarom. Maar nu elke cent verantwoord moet worden, neemt ze de be-stellijst erbij. In de open deur staand ziet ze dat hij een hand opsteekt terwijl hij de laadklep bedient. Zijn hoekige gezicht wordt mild. Nu gaat hij ‘goedemorgen’ roepen en iets over het weer zeggen, over de herfst en de vogeltrek. Je vraagt je af wat Bert doet achter het stuur van een vrachtwagen in de drukte van de stad.‘Goedemorgen Renske, veel wind vandaag. Als dat maar geen storm wordt!’De laatste weken kijken zijn ogen haar vorsend aan. Bert weet veel, ook of het vandaag te verdragen is. Renske ont-wijkt zijn blik en vouwt de bestellijst open. Bert heeft al

12

geknikt en klimt in de vrachtwagen om de dozen en de trays vooraan te zetten. Hij belet Renske ze aan te pak-ken. Daar heeft hij een steekwagentje voor. Nauwgezet controleert ze de bestelling. Het kleine kistje rosevalaard-appelen, de veldsla, de pomodori’s, het pandanblad en het basilicum. Het klopt dit keer. Bert glundert, maar als hij in de keuken achter een kop koffie zit, staat zijn gezicht weer ernstig. ‘U bent een goeie voor het bedrijf! U bent de kurk waar het hier op drijft, zeg maar. Ze lopen allemaal met u weg,’ zegt hij troostend.‘Ach,’ zegt Renske, ‘wat helpt dat?’‘Dat weten ze in Kortrijk ook. Ze zouden wel gek zijn om de tent hier te sluiten. Dat jullie nu even in een dip zitten, is toch logisch? Daar komen jullie van de winter wel weer uit.’ ‘Het is afwachten, we horen niet veel uit Kortrijk. Nadat de boekhouder de administratie heeft opgehaald eigenlijk niets meer.’ Wanneer moet ze over de vacature beginnen? Waarom voelt het alsof ze Parmentier en haar collega’s verraadt? Hoe legt ze uit dat ze hier niet langer blijven kan? Straks als Fia het kantoor schoongemaakt heeft, kan ze achter de computer gaan zitten, het blad openslaan bij de dubbelge-vouwen pagina. Of misschien neemt ze het mee naar huis en schrijft ze vanavond de brief. Nog beter zou het zijn om eerst te gaan kijken. Spank, de omgeving daar. Zou ze er nog iets vinden of is ook daar alles veranderd?‘Niet jezelf de put in duwen!’ zegt Bert streng. ‘Dat ben ik niet van je gewend, Hofstra.’Bert heeft zo zijn eigen etiquette, hij noemt haar bij de voornaam in combinatie met ‘u’, maar als hij gaat jijen en

13

jouwen stapt hij over op haar achternaam en dan moet het wel heel erg zijn, weet Renske. Ze haalt haar schouders op, een glimlach mislukt. Ze lijkt misschien meer op haar moeder dan ze dacht. De dood bederft alles.Het hoofd van Johan om de hoek. Hij is ook vroeg van-daag. ‘Hé, Bert is er al!’ zegt hij opgetogen.Het is Johan aan te zien dat hij blij is dat Bert er is, dat maakt het gesprek gemakkelijk. Als ze alleen in de keuken zit, heeft Johan tegenwoordig een bepaalde schroom, alsof er nog meer narigheid te verwachten is. ‘Ik kan er niet mee leven, Renske. Ik vertrouw het niet meer,’ zei hij laatst. ‘Ik snap het ook niet, ik blijf het zo oneerlijk vinden! En dan nog die rompslomp. Dat gedoe met die rechercheurs, iedere keer weer dezelfde vragen. Ik heb al op tachtig manieren hetzelfde antwoord gegeven.’ ‘Hoe is het met het vee?’ vraagt Bert, terwijl hij de kopie van de bestellijst naar Renske toeschuift. Bert vraagt altijd naar de katten van Johan. Liefde voor katten is zo ongeveer de enige overeenkomst tussen hen. Renske luistert naar hun stemmen, de vlugge, vrij hoge stem van Johan en het donkere stemgeluid van Bert. Er klinkt een lach, ze glimlacht mee ondanks het feit dat ze de grap heeft gemist.Ze staat op en schuift de kruk onder de werkbank. ‘Kom, jongens, we moeten verder.’

‘Je hebt het druk zeker?’ vraagt Johan aan Bert. ‘We kun-nen anders wel even een sterke man gebruiken!’‘Wat moet er gebeuren?’ Bert vraagt het aan háár. Bert had psycholoog moeten worden.

14

‘Het terras moet leeg. Het moet een keer gebeuren.’Toch geeft Johan het antwoord. Bert stroopt zijn mouwen op. ‘Waar moet de boel heen?’ Renske is al buitenom gelopen, door de lage poort opzij van de trap; de sleutelbos rinkelt in haar hand. Ze opent de brede deuren van de berging aan de achterkant van de kleine binnenplaats. Het ruikt hier behoorlijk muf. Ze moet niet vergeten zo nu en dan de deur open te zetten. Het zal met de natgeregende rieten stoelen nog wel erger worden. De deur wil niet open blijven staan. Waar is de baksteen die Peer altijd gebruikte als deurstopper? Johan komt met een leeg olijvenblik. Het grote blik stamt uit haar begintijd in Parmentier, toen het nog bijzonder was om de gasten te verwelkomen met amuses. Hoeveel schaaltjes heeft Peer daaruit geschept? Olijven met een blokje gemarineerde geitenkaas, een gedroogd tomaatje en wat kappertjes – dat was het binnenkomertje geweest waardoor de vaste klan-tenkring groeide. Onderschat daarbij niet het gastvrije gebaar dat Peer maakte als hij het schaaltje op de tafel zette.Het blik is leeg en dus te licht om de deur open te houden. Het blijft pas staan als Bert er een verroeste vleesmolen in zet. Wat een troep staat er eigenlijk hier in de schuur! Als de boel opgedoekt wordt, dan mag Kortrijk wel een paar containers sturen. Peers appartement moet ook nog leeg. Zou daar na de begrafenis nog wel eens iemand geweest zijn? De sleutel die altijd op het vaste plekje in de bureaula lag, is bij de recherche. Wat heeft ze eraan te weten dat Peers pyjama er nog ligt en dat zijn gedragen overhemd er over de stoelleuning hangt?

15

De laatste keer dat ze daar was, had ze alleen maar zijn schone was in de kast gelegd. Peer was toen in Kortrijk. Als Peer terugkwam, reed hij meestal meteen door naar het restaurant. Dan gooide hij zijn jack van een afstand op de kapstok. Als het niet bleef hangen, liet hij het liggen. Altijd hoorde ze zijn auto afremmen op de kade. En als ze het niet had gehoord, wist ze het toch. ‘Je bent laat,’ zei ze dan, ‘veel te laat, maar toch nog op tijd.’Na de omhelzing, die kwam als niemand in de buurt was, verklaarde hij zich zelf schuldig. ‘Sorry, ook weer gerookt onderweg. Pokkeneind, die A14. Weer alles vast voor Antwerpen. Dan gaat er zo een pakje doorheen.’Peer rookte nooit als zij erbij was, niet in Parmentier en thuis ook niet. Maar in Kortrijk wel.Daar rookte iedereen volgens Peer. ‘Is het een verplichting dan?’ was haar commentaar.Peer wreef over zijn ogen, moe van het turen op de weg. ‘Ja, idioot is dat, gaat vanzelf.’ ‘Je stinkt.’ ‘Kan eraf gewassen worden,’ fluisterde hij alleen voor haar. Dan lachte ze en schonk een whisky voor hem in om er zeker van te zijn dat zij hem naar huis zou rijden. De laatste keren was hij wel erg moe geweest. Misschien omdat hij de fles naast zijn glas had gezet? Als het laat werd, liet ze op zo’n dag het opruimen en afsluiten aan Johan over. Dan sloeg ze Peers jack om zijn schouders. ‘Naar huis! Ik breng je wel,’ en hij gehoorzaamde.‘Ik ga maar meteen door. Jij moet slapen,’ had ze de voor-laatste keer gezegd, toen hij thuis op de bank neerzakte.

16

‘Ik ben te moe om mijn schoenveters los te maken.’Dat had zij voor hem gedaan. Ze weet nog welke gedachte er door haar heen geschoten was toen ze geknield voor hem zat. Het kwam toch wel vaker voor dat een vrouw een man vroeg?Maar zijn ogen waren dicht toen ze opkeek. Al honderd keer heeft ze zich afgevraagd hoe zijn reactie zou zijn ge-weest als ze de vraag wel gesteld had.

Ze moet zichzelf de baas blijven! Daar komt Johan met de eerste drie stoelen. ‘Je kunt er beter twee nemen,’ zegt ze, als ze ziet hoe moei-zaam hij moet manoeuvreren om de deurposten niet te schampen.‘Ga jij nou wat anders doen, Renske.’Ze knikt. Ze gaat tafels dekken en glaswerk opwrijven, in-tussen zo nu en dan naar voren lopen en zien hoe het ter-ras leger wordt. Daar gaan de stoelen van het zitje onder de grote plataan. Uitkijken, Bert, het plaveisel ligt daar ongelijk, de wortels hebben de tegels behoorlijk omhoog gedrukt. Zo gaat dat met dingen die ondergronds dringen en wringen. Te eniger tijd komt het ergens omhoog.Het waarschuwingslicht van Berts vrachtauto flitst irritant langs de zoldering, nu het opnieuw donker wordt. Weer een bui. ‘Kom even schuilen! Jullie hoeven niet kletsnat te worden!’ Het wordt een wedren wie het eerst binnen is, Bert is altijd in voor een beetje gekheid.Als hij hijgend tegen de bar hangt, vraagt hij: ‘Is het niks geworden met de andere opslagplaats? Peer zou het terras-meubilair toch naar een selfstorage brengen? Ik heb hem

17

aan een adres geholpen op het nieuwe industrieterrein in Zuid.’‘Weet ik niets van,’ zegt Johan, ‘jij, Renske?’Ze knikt weifelend. Hoe zat dat ook weer? ‘Hij is er wel heen geweest. Met mijn auto omdat hij dacht dat er iets mis was met de startmotor van zijn eigen auto. ’t Was al laat in de middag. Wat zei hij toch toen hij te-rugkwam? Ik weet het niet meer. Hij was chagrijnig, zoals altijd als hij uit Kortrijk kwam. Ik heb er later nooit meer naar gevraagd. ’t Zal wel te duur geweest zijn.’‘Volgens mij is dat helemaal niet zo duur. Maar het zal een klus zijn om het spul daarheen te brengen. Dan mag je me wel een hele dag inhuren.’ ‘Dan zullen we je passeren; niet te betalen, zo’n topsalaris als het jouwe!’ plaagt ze terug. Terwijl ze de glazen glanzend wrijft, blijft het plagerijtje treiterend in haar hoofd. Het was geen geintje: het loopt echt spaak hier. Hoe deed Peer dat toch? Werd hij dan toch gesponsord door Kortrijk? Ze haalt een hangende rozenknop uit de smalle vaas. Moeten ze over op nepbloe-men? Elke week verse bloemen is een forse kostenpost, ook al haalt ze de bloemen op de markt. Misschien is de beslissing niet meer aan haar, moeten ze gewoon wachten op bericht uit Kortrijk. Het resultaat van de gesprekken tussen de accountant en Peers familie kan niet lang meer uitblijven. Zes weken, is er gezegd; het zijn er intussen al zeven. Sluiting en verkoop of een nieuwe manager? Zí j́ zal het niet worden, die illusie zit alleen in Johans hoofd. Hoe moet ze Johan vertellen dat ze niet blijft als de zaak een nieuwe manager krijgt? Dat ze in geen geval blijft?

18

Als ze weer naar buiten kijkt, is het terras leeg. Bert en Johan sjouwen net de laatste parasolvoet naar binnen.‘Bedankt, Bert!’ Haar eigen stem is haar vreemd.Bert tikt aan een denkbeeldige pet. Peer kon ook altijd zo goed met Bert opschieten. Zou Bert ook op het oosten rijden met die verse spullen? Of zou Spank te ver zijn? In de keuken wast Johan zijn handen. Renske legt een schone handdoek voor hem neer.‘Altijd een rotklus, dat terras leeghalen. Alsof het ineens helemaal winter is,’ zegt Johan.‘Nog langer wachten zou ook onzin zijn, of hoop je nog op een Indian summer?’ probeert Renske te relativeren.‘Moeten we ook niet een andere kaart, Renske? Doen we nog iets met het wildseizoen?’Johan kijkt van haar weg. Nu geselt de regen het raam.‘Ik had gedacht aan een inlegvel in het menu,’ zegt ze stroef. Johan knikt nog voor ze uitgesproken is. Zijn adamsappel beweegt heftig. ‘Peer zou vast wel…’ begint hij, maar hij stopt halverwege de zin.Ze geeft hem even een tik tegen zijn arm. Bemoediging en waarschuwing tegelijk. Hij denkt dat het gewone vertrouw-de leven weer terugkomt, ooit. Wat moet Johan beginnen als de deur hier dichtvalt? Op de eerste avond, na Peers dood, heeft hij geroepen dat hij hier nooit meer een voet wilde zetten. De volgende morgen was hij er eerder dan zij. ‘Over vijf dagen weer open,’ was de opdracht van de Belgi-sche accountant, die sprak namens de familie uit Kortrijk. ‘Doorgaan,’ zei ook rechercheur Kroeze. ‘De zaak op de

19

oude manier voortzetten met je ogen en je oren op scherp. Alles kan een aanwijzing zijn, een link. Er hoeft maar één los draadje te zitten.’ Want nu er geen wapen gevonden is, geen DNA-sporen zijn, hoopt men op het toeval van een los draadje. Kunnen ze haar verplichten te blijven? ‘Kom, ik gooi de boel open, het is half drie geweest.’‘Renske, weet je wat ik nou niet snap? Dat er nooit eens iemand van de familie uit België komt of belt om te vragen hoe het er bij staat hier.’‘Die mensen zijn overstuur, Johan.’Even schieten de beelden van de begrafenis voorbij. De jonge vrouw, een bleek poppengezicht, veel ogenzwart. De kleine jongen met de strepen van de kam in zijn gelkuifje. Een oude man in een rolstoel, een plaid over zijn benen, de vrouw die de rolstoel duwde, een oudere uitgave van de vrouw met het wit weggetrokken gezicht. De stem van de pastoor zo rad en zo Vlaams, dat het onverstaanbaar was. Miezerige regen, een diep graf. Het schrille zingen van een jongenskoor. Ze had gedacht dat die dag langs haar heen was gegaan, maar steeds blijkt dat ze meer heeft opgeslagen dan ze dacht. Bijvoorbeeld dat ze bij het weg-gaan omkeek naar haar eigen voetafdruk op de plek waar ze gestaan had. En dat ze zo bang was voor het moment waarop Johan zou zeggen: ‘Dat Peer het ons nooit verteld heeft van die vrouw en dat kind.’ ‘Zijn wij niet overstuur soms? We moeten toch weten waar we aan toe zijn?’ roept Johan haar achterna.Ze is de trap al op. ‘Dat komt nog wel; die mensen worden ook geconfronteerd met dingen waar ze geen raad mee weten.’

20

‘’t Zal wel een verdrongen schuldgevoel zijn. Zo close was de familie niet.’ Er klinkt verontwaardiging in Johans stem. Hij heeft gelijk, Peer sprak zelden over Kortrijk en nooit over zijn familie. Ze had niets geweten. Niet hoe de lij-nen lagen, niet uit wie de familie bestond. Als Peer naar Kortrijk ging voor een paar dagen, was dat omdat hij daar nodig was. Zij had gedacht dat het restaurant in Kortrijk ook onder Peers verantwoordelijkheid viel, al stond het niet op zijn naam. Nóg niet, had zij gedacht; ze had toch de indruk gehad dat hij er de baas was. Als hij weg was, meestal een dag of vier, nam zij zijn rol over in Parmentier. Op die condities was ze aangenomen.

De interesse in de horeca had ze van haar vader. Ze wist al vroeg dat ze later, net als hij, in een restaurant wilde werken. Ze genoot als haar vader haar meenam naar zijn werkplek. Als kind speelde ze nooit vadertje-en-moedertje, maar keukentje of restaurantje. Na de Hogere Hotelschool en een aantal stages was ze als beursmedewerkster bij een wijnimporteur terechtgekomen. De wens om meer te weten van de herkomst van wijnen had de studie tot sommelier in de hand gewerkt. Het verlangen om zelf gastvrouw te zijn, een eigen sfeer te creëren en het de gasten naar de zin te maken was gebleven. Ze wilde niet alleen verstand van wijnen hebben, maar ook van het combineren en het uitschenken. Een beurs was een goede gelegenheid om contacten te leggen en ze kon haar kans afwachten. Iemand een goede wijn laten proeven zodat die wijn tot zijn recht kwam, was leuker dan dozen vol verhandelen. Die dag, twee jaar geleden, op een internationale vakbeurs in Brussel, vergeet ze nooit. Er was een nieuwe Shiraz die

21

promotie verdiende. Belangstelling genoeg. Peer viel op tussen de anderen. Ze schonk hem een bodempje. Keek toe terwijl hij proefde, wilde dat hij bleef staan. Hij lachte, hij moet haar blik hebben gevoeld. ‘Wat zou jij bij deze wijn willen eten?’ had hij gevraagd. ‘Deze wijn kan iets kruidigs hebben. Wild. Een stukje springbokfilet, met groenten uit de wok. Of mooi biolo-gisch rundvlees, gegrild, met knolselderijpuree, dat zou ook heel goed smaken.’Peer had nogmaals het glas aan zijn lippen gezet. ‘Een mannenwijn, denk ik. Vrouwen hebben misschien liever iets lichters, minder… spicy?’ Licht schouderophalen ver-ried dat hij dit niet het juiste woord vond. Ze had haar hoofd geschud en vulde aan: ‘Leer, rook, peper en vanille tegelijk. Komt door de rijping op nieuw Amerikaans eiken. Juist iets voor vrouwen dus!’De glimlach, waardoor het was alsof ze de wijn zelf ge-dronken had.‘Applaus!’ had hij waarderend gezegd. ‘Waar komt deze wijn vandaan?’ ‘Barossa Valley, Stonewell Vineyard, Australië.’ ‘Dat klinkt alsof je er geweest bent.’ ‘Was dat maar waar! Ik heb al heel wat wijngebieden be-zocht, maar down-under, nee, dat staat nog op mijn ver-langlijstje.’ Zo was het begonnen. Hij had gevraagd of ze tijd had voor een kleine lunch. Toen ze de uitnodiging afsloeg – het was druk in de stand, ze kon niet weg – had hij zijn kaartje gegeven. ‘Dan kom je die lunch volgende week maar eens halen bij ons. Be my guest!’Het kaartje was nog warm van zijn binnenzak. ‘Peer Ver-

22

aard, manager, Restaurant Parmentier, de perfecte mix van huiselijk en stijlvol.’‘Is het echt zo erg?’ had ze lachend gevraagd.Hij had zijn wenkbrauwen opgetrokken. ‘Parmentier, dat is toch een soort jachtschotel van restjes van gisteren?’ ‘Je hebt ook nog een koksopleiding?’Ze had haar hoofd geschud. ‘Interesse. Het zit in mijn genen.’‘Dat klinkt goed. Je komt maar eens kijken en proeven. Het is heus de moeite waard.’ Ze had het kaartje zorgvuldig opgeborgen.Toen hij afscheid nam, had hij haar nogmaals uitgeno-digd. ‘Volgende week,’ had hij gezegd. Ze wachtte veertien dagen voor ze ging. Ze kon altijd nog een broodje bestellen, ze zou niet naar hem vragen als ze hem niet zag. Misschien was hij er niet aldoor, er stond ook een adres in België op het kaartje.

Peer herkende haar meteen. Zijn ogen keken verrast. ‘Hé, daar ben je dan toch. Goed van je. We gaan op donderdag eigenlijk pas om half drie open, maar dat komt nu juist goed uit. Loop maar mee, dan maak ik wat.’Ze was achter hem aan de trap af gelopen, had in de keuken aan de werkbank gezeten en gekeken hoe hij een salade voor haar maakte.Hij noemde de ingrediënten die hij pakte, zij zei overal ja op. Hoewel ze geitenkaas pas die keer voor het eerst echt lekker vond.Onder de werkbank stond een aantal lege flessen. Shiraz, Barossa Valley, Stonewell. Alsof het een liefdesverklaring

23

was. Hij zag haar kijken en lachte. Ze had mee gelachen.‘Je hebt indruk gemaakt!’ zei hij, terwijl hij sesamzaad in de koekenpan op het vuur roosterde. De geur verraste haar. Hij schepte de salade om en proefde. Een paar blaadjes rucola tussen duim en wijsvinger.Dat was het. Precies genoeg om van het ene op het an-dere moment weer het kind te zijn dat bij haar vader in de restaurantkeuken van De Lindenhof zat. Zaterdagmiddag, op het markplein speelde het draaiorgel. Ze was een jaar of acht, op zaterdag mocht ze kiezen tussen de stad of de keuken. Ze hoefde niet te kiezen. Het gastenboek lag voor haar. Met haar vinger ging ze de reserveringen langs.Het was soms moeilijk om te ontcijferen wat er stond, maar het handschrift van haar vader kende ze, gelukkig.‘Drie personen, niet-roken, negentien-punt-dertig uur.’‘Tafel zeven,’ dicteerde pa van bij de werkbank. In half-schuine schoolse letters schreef ze het erachter. Het puntje van haar tong tussen haar lippen. ‘Zes personen, achttien-punt-nulnul uur, over roken staat er niets.’‘Tafel veertien en zet er een kruisje achter; daar kunnen we na acht uur nog een groep plaatsen.’Soms moest ze even spieken op het kladblaadje dat ach-terin lag. Dat lijstje vertelde haar dat acht uur hetzelfde was als twintig uur. En zeven uur was negentien uur. Je hoefde het niet te snappen, het was gewoon zo. Ze kon heel precies werken. Pa zei het zelf, dat ze nog nooit een fout had gemaakt. ‘Waar denk je aan?’ had Peer gevraagd.‘Aan vroeger, aan mijn vader. Het restaurant waar hij werkte, ik kwam daar graag. Zo’n keuken, het heeft wat.’

24

‘Wat let je?’ Peer had haar aangekeken.Ze was opgestaan met een blik op de deur. Alsof haar moe-der binnen zou komen om haar te halen, zoals toen. Altijd met volle tassen van het winkelen, gehaast en verwachtend dat ze meteen haar jas zou pakken en zonder tegensput-teren zou meegaan. Ze hoefde niet te kijken, ma wist niet eens dat ze hier was. ‘Wat let je? Misschien kunnen wij samen een goede deal maken.’Ze wilde nee zeggen, maar was weer gaan zitten. Peer schoof een kruk naast die van haar en leunde naar haar over.‘Mijn familie runt een restaurant in Kortrijk, België. Ik moet daar regelmatig voor een paar dagen heen. Het zou goed zijn iemand hier te hebben die het klappen van de zweep kent. Ik kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Je zou behoorlijk zelfstandig zijn.’‘Je kunt me vast niet betalen,’ had ze uitdagend gezegd. Was het zelfverdediging geweest?‘Heb je Hogere Hotelschool-diploma’s?’Ze had ook haar ellebogen op het werkblad gezet, dat ge-baar was duidelijker dan knikken.Er was even iets van twijfel in Peers houding gekomen. Hij had zijn blik afgewend en met zijn vingers op de werkbank getrommeld. ‘Ik heb iemand nodig die de motor wil zijn. Iemand die ideeën heeft en die uitwerken kan. Dit hier moet een puntgaaf, bloeiend bedrijf worden. Een succes. Ik ken mezelf, daar kan ik wel wat hulp bij gebruiken.’‘Oké!’ had ze gezegd, hem aankijkend.Peer had een oog dichtgeknepen en haar een notitieblokje toegeschoven en een pen.

25

‘Wat ben je waard?’ Ze had gewoon haar maandsalaris opgeschreven en het blokje dichtgeslagen in zijn richting geduwd. Als je iets graag wilt, zet je niet te hoog in.Drie maanden later was ze begonnen in Parmentier.Zelfstandig werkend gastvrouw was ze geworden, een som-melier hadden ze hier niet nodig. Maar dat gaf niet. Ze had hier een plek die haar beviel. Een keuken waar ze gelukkig was. Ondanks het feit dat haar moeder er niet over op-houden kon: of ze dan helemaal niet meer aan haar vader dacht? Niets geleerd had van zijn vroege dood? Hoe ze vergeten kon dat het horecaleven zwaar is en niet met een normaal gezinsleven zou zijn te combineren? Wie koos er nu voor het ritme van ’s avonds werken, ’s morgens vrij, ongezond, ongezellig en slopend. Renske had juist wel aan haar vader gedacht en geweten dat hij haar begrepen zou hebben. Als ze in de keuken zat, was het alsof hij dat wist. Het had alles te maken met de keren dat ze bij hem in de keuken had gezeten in De Lindenhof. Je wist dat je maar een koekenpan op het vuur hoefde te zetten, een teentje knoflook en een paar sjalotten erin. Het geluk van die geur… Haar moeder snapte het niet. ‘Je hebt alle diploma’s voor een functie op niveau en nu loop je avond aan avond in de bediening de benen uit je lijf!’ ‘Het bloed kruipt,’ had ze schouderophalend gezegd, maar haar moeder had zich verongelijkt afgewend. Ma kon al-leen maar negatief zijn over alles wat met de horeca te maken had. Sinds Peers dood had ze duidelijk nog meer recht van spreken. Levensgevaarlijk, verkeerd circuit, broedplaats van criminaliteit.