openbaar meld systeem (oms) - vrh.gebouwalarm.nl · om tot een aansluiting te kunnen komen is het...
TRANSCRIPT
Openbaar Meld Systeem (OMS)
Van aansluiting tot afsluiting
GEGEVENS:
Versie Datum Auteur Opmerking Vastgesteld Vervallen
1.0 14-10-2014 Team Ontwikkeling Herziening BB2012 14-10-2014 nvt
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
2
Soort document Beknopt onderwerp
Vaste gedragslijn Het doel van deze gedragslijn is om iedereen bewust te maken van de werking
van een aansluiting op het openbaar meldsysteem (afgekort OMS-aansluiting), om
zo een snelle en juiste alarmering van de Brandweer mogelijk te maken. Daarvoor
is het van belang dat duidelijk is hoe de aansluiting tot stand komt, hoe deze
beheerd, onderhouden & gecontroleerd wordt en wat de vuilkuilen zijn.
Inhoud
Inleiding 3
1 Aansluiten 4
2 Beheer, Onderhoud en Controle 4
2.1 Eigenaar/Gebruiker 5
2.2 KPN 6
2.3 VRH 7
3 Toezicht en Handhaving 8
4 Afsluiting 9
4.1 Verplichte doormelding 9
4.2 Vrijwillige doormelding 9
Bijlage 1: Aansluitvoorwaarden 11
Bijlage 2: Standaardbrief ‘verzoek aanvullende gegevens’ 24
Bijlage 3: Periodieke controle brandmeldinstallatie 25
Bijlage 4: Voorbeeldlogboek 28
Bijlage 5: Registratieformulier brandmeldingen 33
Bijlage 6: Rekenmodule onechte/ongewenste meldingen 35
Bijlage 7: Object opzeggen in de webportal 36
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
3
Inleiding Dagelijks rijden er tankautospuiten af op gebouwen met een brandmeld- of sprinklerinstallatie die een
zogenoemde OMS-melding heeft gegenereerd. Dit is een melding van het Openbaar Meld Systeem die
via een ‘ISDN-verbinding’ bij de Meldkamer Brandweer binnenkomt en door de centralist verwerkt wordt
door het aanmaken en afhandelen van een incident. Het spreekt voor zich dat het van groot belang is dat
dit systeem te allen tijde werkzaam is. Desalniettemin komt het in de praktijk voor dat deze verbinding,
al dan niet opzettelijk, ergens verbroken is. Er moet immers soms onderhoud gepleegd worden waarvoor
uitschakeling vaak noodzakelijk is of er kunnen zich storingen in het systeem voordoen (door
bijvoorbeeld kabelbreuk tijdens graafwerkzaamheden).
Op het eerste oog lijkt een OMS-aansluiting een eenvoudige verbinding. In de realiteit blijkt dit echter
niet zo te zijn. Dit komt onder meer door de grote hoeveelheid partijen met daarbinnen weer
verschillende medewerkers en disciplines die allen verantwoordelijk zijn voor slechts een deel van de
aansluiting. Het mag duidelijk zijn dat deze verschillende verantwoordelijkheden een beheerder er niet
van ontslaat zich te verdiepen in de rest van het systeem. Het gaat immers om een zeer belangrijke
verbinding waarbij elke seconde telt.
Tegelijkertijd betekent dit dat het van belang is dat iedereen de mogelijkheid moet worden geboden zich
op een betrekkelijk eenvoudige manier te kunnen verdiepen in het gehele systeem. De VRH heeft deze
gedragslijn dan ook opgesteld zodat iedereen de context van zijn plichten kent, dat uiteindelijk het
primaire doel van een OMS-aansluiting (een snelle en juiste alarmering naar de Brandweer) ten goede
moet komen.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
4
1 Aansluiten Om tot een aansluiting te kunnen komen is het van belang dat men voldoet aan de aansluitvoorwaarden
(zie bijlage 1) van de Veiligheidsregio Haaglanden. Via de webportal ‘gebouwalarm’ kan men een
aanvraag doen. Deze webportal (toegang via OMS Haaglanden) is een belangrijk middel dat in opdracht
van de VRH is opgezet om het voor de verschillende partijen mogelijk te maken op een betrekkelijk
eenvoudige manier hun deel in het proces uit te voeren. In hoofdstuk 2 zal verder worden ingegaan op
het beheer, onderhoud en controle van de aansluiting.
De OMS-aansluiting komt als volgt tot stand:
1. De aanvrager meldt zijn object aan via https://vrh.gebouwalarm.nl
2. KPN controleert of de aanvraag volledig is ingevuld.
3. De medewerker van het cluster Risico- & Crisisbeheersing ontvangt de melding en controleert of
de aanvrager de juiste gegevens van het object heeft ingevuld. Indien dit het geval is accordeert
hij/zij de melding. Indien dit niet het geval is wordt er een mail gestuurd naar de aanvrager met
het verzoek zijn gegevens aan te vullen (zie standaardmail in bijlage 2)
4. Na uiteindelijke goedkeuring door de medewerker van het cluster Risico- & Crisisbeheersing komt
de melding automatisch bij KPN terecht. Zij sturen een monteur op pad om te zorgen voor de
fysieke aansluiting tussen het ontvangststation van ASB (= beheerder namens KPN) en het
gebouw. Het gaat om de alarmoverdrager zelf en de verbinding tussen alarmoverdrager en het
ontvangststation van ASB, zoals te zien in figuur 1. Als de fysieke aansluiting eenmaal gelegd
is, verwerkt KPN dit in gebouwalarm.
5. De Meldkamer Brandweer voert een controle uit op de gegevens en voert deze in het GMS in.
6. De medewerker van het cluster Risico- & Crisisbeheersing controleert vervolgens of de
brandmeldcentrale (BMC) is opgeleverd en werkt overeenkomstig de vooraf vastgestelde eisen.
Indien dit niet het geval is blijft deze in de wachtstand staan en wordt er een mail gestuurd naar
de aanvrager met het verzoek zijn gegevens aan te vullen (zie standaardmail in bijlage 2).
7. KPN krijgt hier een melding van en maakt de fysiek gelegde aansluiting ook digitaal actief. Vanaf
dit moment zou er een werkende doormelding moeten zijn (dit dient de beheerder van de
brandmeldinstallatie echter periodiek te blijven controleren. Zie hoofdstuk 2.).
2 Beheer, Onderhoud en Controle Zoals eerder aangegeven is niet altijd even duidelijk wie verantwoordelijk is voor welk deel van de OMS
aansluiting. In figuur 1 is te zien dat er op sommige delen van de verbinding sprake is van overlap. Dat
betekent dat er op die delen sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De lijn tussen de
brandmeldcentrale en alarmoverdrager (BMS-O IP/GPRS) dient bijvoorbeeld in gezamenlijk overleg
tussen eigenaar en KPN tot stand te komen. De alarmoverdrager valt immers onder het beheer van KPN
en de Brandmeldcentrale onder beheer van de eigenaar/gebruiker. Dit hoofdstuk zal meer inzicht geven
in beheer, onderhoud en controle van de gehele aansluiting.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
5
Figuur 1.
2.1 Eigenaar/Gebruiker De eigenaar/gebruiker heeft conform het schema van de OMS-aansluiting (figuur 1) de
verantwoordelijkheid over zowel beheer, controle als onderhoud van de brandmeldinstallatie. Om te
zorgen dat deze zaken goed kunnen worden uitgevoerd is de NEN 2654-1 tot stand gekomen. Deze biedt
een handvat voor beheer, controle en onderhoud om uiteindelijk op die manier de goede werking van de
brandmeldinstallatie zoveel mogelijk te waarborgen.
Beheer
De gebruiker/eigenaar zal één of meer personen moeten aanwijzen die zijn opgeleid (conform de NEN
2654-1) en geïnstrueerd om te fungeren als beheerder. De beheerder is er om te zorgen dat de
brandmeldinstallatie goed blijft functioneren. Desalniettemin blijft de gebruiker/eigenaar
eindverantwoordelijk.
Een correct werkende OMS-aansluiting hangt voor een groot deel af van de beheerder die de
eigenaar/gebruiker heeft aangesteld. Het onjuist beheren kan immers leiden tot:
- het niet opmerken van defecten,
- het ontstaan van storingsmeldingen,
- het ontstaan van onechte/ongewenste meldingen
- het onjuist of niet handelen n.a.v. bovenstaande
- uitschakelingen (tijdens onderhoud bijv.) die men vergeet ongedaan te maken (waardoor er
tijdelijk geen doormelding naar de Brandweer is).
Dit heeft uiteindelijk als gevolg dat:
- niet wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften (Bouwbesluit 2012) en de
aansluitvoorwaarden;
- de verzekering in geval van brandschade mogelijk niet uitkeert;
- de aanwezigen meer risico zullen lopen;
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
6
- de bedrijfscontinuïteit en het imago een verhoogd risico lopen (bedrijven die brand hebben gehad
gaan veelal failliet).
Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de beheerder om de webportal van de VRH goed bij te
houden. Dit is om te zorgen dat de VRH te allen tijde snel over de juiste informatie kan beschikken. Op
die manier kan de VRH eenvoudig communiceren met haar abonnees. De volgende 5 onderwerpen zijn
daarbij van belang:
1. Gegevens contractant;
2. Objectgegevens;
3. Alarmgegevens;
4. Sleutelhouders;
5. Factuurgegevens.
Onderhoud
Naast het beheer is de gebruiker/eigenaar ook eindverantwoordelijk voor het onderhoud.
Aangezien de beheerder veelal beperkte kennis heeft van de techniek, is de gebruiker/eigenaar verplicht
een onderhoudsovereenkomst te hebben met een ‘onderhouder’. Dit is een branddetectiebedrijf, of diens
gemachtigde, met de bevoegdheid voor het onderhouden van brandmeldinstallaties. Tezamen met de
beheerder zorgt de onderhouder ervoor dat wordt voldaan aan de onderhoudsverplichtingen uit de NEN
2654-1. Dit onderhoud bestaat in elk geval uit periodiek onderhoud, maar tevens uit het oplossen van
storingen op aangeven van de beheerder.
Controle
Om tijdig storingen of andere afwijkingen van de installatie op te merken is het van belang dat periodieke
controles worden uitgevoerd. Een deel van de periodieke controle betreft het testen van de doormelding
naar de Brandweer. Hiervoor is een protocol opgesteld voor de situatie in de Veiligheidsregio Haaglanden
(zie bijlage 3). De beheerder zal in staat moeten zijn deze controles zelfstandig en overeenkomstig de
NEN 2654-1 uit te voeren. Het resultaat van controles en meldingen dient te worden geregistreerd in een
logboek. In bijlage 4 is een voorbeeldlogboek terug te vinden waarmee op een volledige manier
geregistreerd kan worden. Het logboek dient men bij de brandmeldcentrale te bewaren zodat het voor
iedereen makkelijk terug te vinden is.
2.2 KPN De VRH heeft een deel van het beheer van de OMS-aansluitingen overgedragen aan KPN, hierdoor kan de
VRH zich richten op de kerntaken (voorkomen van brand, beperken van brand etc.). KPN is
verantwoordelijk voor het proces vanaf het moment dat er een signaal de brandmeldcentrale verlaat tot
aan het moment dat de centralist een melding ontvangt, waarbij punt 3 een gedeelde
verantwoordelijkheid is. KPN heeft alleen in beeld wat er gebeurt tussen punt 3 en 7 (zie figuur 1).
Beheer
In dit geval moet KPN gezien worden als eindverantwoordelijk over dit deel van het systeem. In de
praktijk wordt het beheer echter uitgevoerd door ASB (een door KPN gecontracteerde alarmcentrale). Zij
houden, als schakel in het netwerk, toezicht op de verbinding en zorgen dat bij eventuele storingen een
monteur ter plaatse komt.
Onderhoud en realisatie
Verschillende installateurs voeren in opdracht van KPN het onderhoud uit en zijn tevens belast met het
fysiek aansluiten van nieuwe abonnees.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
7
Controle
Tele-X is de naam van het systeem dat zorgt voor het overdragen van de brandalarmen naar de
Brandweer. Middels dit systeem kan tevens toezicht worden gehouden op de status van deze
verbindingen. Daarnaast biedt het systeem beheerders de mogelijkheid om de doormelding van een
brandmeldinstallatie op afstand in- en uit te schakelen. Hierbij wordt softwarematig de verbinding in
punt 6 onderbroken, waardoor het signaal niet meer wordt doorgestuurd naar de Meldkamer Brandweer
.
2.3 VRH De VRH heeft weliswaar het beheer van de verbinding tussen de alarmoverdrager en de centralist van de
Brandweer grotendeels uitbesteed, maar is wel primair belanghebbende bij de instandhouding van de
verbinding tussen alarmoverdrager en centralist. Daarom wordt bij uitschakelingen van meer dan 24 uur
in punt 6 automatisch een bericht verstuurd naar de Meldkamer Brandweer . Steekproefsgewijs kan de
Meldkamer Brandweer ook controleren of de doormelding (op punt 6) niet is uitgeschakeld.
De Meldkamer Brandweer heeft via de webportal ook contact met de gebruikers van de OMS
aansluitingen. Doel is om de gebruikers bewust te maken van de verantwoordelijkheden die zij dragen,
zodat zij uiteindelijk in staat zijn op de juiste manier de OMS-aansluiting in stand te kunnen houden, de
VRH heeft dan ook een signalerende functie. In de praktijk kan het voorkomen dat de
gebruiker/eigenaar zijn verantwoordelijkheid niet neemt en het nodig is om het bevoegd gezag te
adviseren te handhavend op te treden. In hoofdstuk 3 wordt nader toegelicht op welke manieren de VRH
tracht de gebruiker/abonnee bewust te maken van zijn verantwoordelijkheden en hoe indien dit nodig
blijkt te zijn er handhavend kan worden opgetreden.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
8
3 Toezicht en Handhaving Zoals in vorig hoofdstuk aangeven is de gebruiker/eigenaar verantwoordelijk voor zijn eigen
brandmeldinstallatie/sprinklermeldinstallatie en de daaraan gekoppelde OMS-aansluiting. Hierop wordt
door de onderhouder in opdracht van de beheerder toegezien. In voorkomende gevallen wordt de
onderhouder hierin gecontroleerd door een inspectie instelling.
Toezicht op de brandmeldinstallaties en gelieerde zaken vindt niet voor 100% plaats door de Brandweer.
Er vindt een algemene inspectie waarbij de volgende zaken aan bod kunnen komen:
1. Is er een geldig inspectie- of productcertificaat (afgegeven op grond van een geldig CCV schema,
zie voor actuele schema’s www.hetccv.nl)
2. Kan de goede werking worden aangetoond d.m.v. een recent (niet ouder dan 1 jaar)
opleveringsrapport, dan wel onderhoudsrapport?
3. Kan middels documentatie worden aangetoond dat het beheer, controle en onderhoud van de BMI
plaatsvindt conform de NEN 2654-1? Secundaire vragen hierbij zijn:
o Is er een beheerder brandmeldinstallaties?
o Wordt er een logboek bijgehouden? (op basis van een onderhoudscontract dient men een
logboek bij te houden, zie bijlage 4)
o Worden er periodieke/maandelijkse controles gehouden?
o Is het logboek volledig? (onechte/ongewenste meldingen? Storingsmeldingen?
Periodieke controles?)
o Voldoet men aan de maximale hoeveelheid onechte/ongewenste meldingen? (zie
bijlage 5)
4. Staat de brandmeldinstallatie in bedrijf en functioneert deze conform de voorschriften?
5. Zijn alle op de goedgekeurde tekeningen weergegeven componenten nog aanwezig?
6. Komt het brandweerpaneel/brandmeldpaneel nog overeen met het bouwwerk?
7. Vinden de noodzakelijke sturingen zoals opgenomen in het programma van eisen van de
brandmeldinstallatie bij een brandmelding plaats? En is het gevolg van de sturing ook
daadwerkelijk zoals beoogd is?
8. Is de doormelding via Tele-X Haaglanden naar de Brandweer geheel actief?
NB: De eigenaar/gebruiker is er verantwoordelijk voor dat deze zaken te allen tijde op orde zijn.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
9
4 Afsluiting
4.1 Verplichte doormelding
In die gevallen waar een doormelding vereist is op basis van wet en regelgeving, is het in eerste instantie
onwenselijk om de aansluiting af te sluiten. Het kan echter zo zijn dat men veelvuldig, ondanks
waarschuwingen en/of overleg, in overtreding is. In die gevallen kan de VRH ervoor kiezen om de
doormelding af te sluiten van het openbaar meldsysteem. Parallel daaraan zal het bevoegd gezag
geadviseerd worden om een gebruiksbeperking op te leggen.
Een doormelding kan om de volgende gevallen verplicht zijn:
- Er is een gelijkwaardigheid op basis van artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012 toegepast waarbij een
doormelding naar de Meldkamer Brandweer noodzakelijk is.
- Er is sprake van een van de volgende gevallen conform Bijlage I van Bouwbesluit 2012:
o Woonfunctie voor zorg: Zorgclusterwoning voor 24-uurs zorg in een woongebouw
o Woonfunctie voor zorg: Groepszorgwoning voor 24-uurs zorg
o Bijeenkomstfunctie: kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar (waarbij er op een
niveau hoger dan 1,5 meter geslapen kan worden door meer dan 6 kinderen)
o Gezondheidszorgfunctie met bedgebied
o Andere gezondheidszorgfunctie met een vloer op minimaal 20m boven meetniveau
o Logiesfunctie in een logiesgebouw met een vloer op 1,5m boven meetniveau zonder
24uurs bewaking*
* Onder 24-uurs bewaking wordt het volgende verstaan:
Een 24 uurs bemande receptie (wakend), die de ontruiming kan begeleiden en zorgen dat in geval van
brand de Brandweer wordt gewaarschuwd.
Daarvoor is noodzakelijk dat de beheerder van de brandmeldinstallatie de bemande receptie juist instrueert
(deze instructie dient te worden gedocumenteerd in het logboek). En dient de werkwijze opgenomen te
worden in het ontruimingsplan. De receptionist dient zich te allen tijde binnen een straal van 100 meter te
bevinden bij het dichtstbijzijnde logiesverblijf in het logiesgebouw
4.2 Vrijwillige doormelding
Niet elke doormelding is verplicht, een vrijwillige doormelding kan wanneer de eigenaar dit wenst op elk
moment worden afgesloten. Dit kan de volgende redenen hebben:
1. De doormelding is nooit verplicht geweest maar op initiatief van de gebruiker en met goedkeuring
van de Brandweer tot stand gekomen.
2. De doormelding is niet langer verplicht door gewijzigde regelgeving maar wordt (vooralsnog) niet
actief afgesloten door de VRH.
3. Object wordt getransformeerd waardoor in voorkomende gevallen geen doormelding meer van
toepassing is.
4. Object wordt gesloopt waardoor de vergunning wordt ingetrokken en dus de doormelding niet
meer van toepassing is.
In het eerste geval geeft de Brandweer goedkeuring voor de totstandkoming van de doormelding. Indien
in de praktijk echter blijkt dat men zich niet houdt aan de regels (bijvoorbeeld te veel
onechte/ongewenste meldingen) zal de Brandweer de niet-verplichte doormelding actief afsluiten. Met de
rekenmodule in bijlage 6 kan berekend worden of hier sprake van is.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
10
Tot slot kan de beheerder van een object met een OMS-aansluiting er uiteraard ook zelf voor kiezen om
op te zeggen. De procedure van opzeggen zoals deze in de webportal wordt gehanteerd is weergegeven
in bijlage 7.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
11
Bijlage 1: Aansluitvoorwaarden
Aansluitvoorwaarden Openbaar
Meldsysteem (OMS)
Veiligheidsregio Haaglanden
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
12
Inhoudsopgave
Artikel 1. Begripsomschrijvingen ...................................................................... 12
Artikel 2. Beschikbaarstelling aansluiting ......................................................... 14
Artikel 3. Betaling ............................................................................................. 15
Artikel 4. Voorwaarden ten aanzien van brandmeld- en sprinklermeldinstallaties
..................................................................................................................17
Artikel 5. Aansprakelijkheid ............................................................................. 18
Artikel 6. Aansprakelijkheid ............................................................................. 19
Artikel 7. Verplichtingen abonnee .................................................................... 20
Artikel 8. Geschillen ......................................................................................... 23
Artikel 9. Overgangs- en slotbepalingen .......................................................... 23
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze aansluitvoorwaarden zijn onderstaande begrippen van belang daar waar niet wordt omschreven
gelden de begripsomschrijvingen van NEN 2535, NEN 2654-1 en de NEN/EN54-reeks.
1.1 Aansluitnummer: Het nummer waarmee de brandmeldcentrale wordt geïdentificeerd op het Openbaar
Meldsysteem Veiligheidsregio Haaglanden.
1.2 Aansluitvoorwaarden Openbaar Meldsysteem: De door het bestuur van de Veiligheidsregio
Haaglanden vastgestelde voorwaarden waaronder aansluiting op het Openbaar Meldsysteem mogelijk is.
1.3 Abonnee: Degene die een overeenkomst heeft afgesloten inzake aansluiting op het Openbaar
Meldsysteem met doormelding naar de Meldkamer Brandweer.
1.4 Abonnement: De overeenkomst waarbij enerzijds de Veiligheidsregio Haaglanden en anderzijds de
abonnee de verplichtingen op zich nemen en derhalve nakomen zoals verwoord in deze voorwaarden .
1.5 Bevoegd gezag: De gemeente of ander openbaar bestuursorgaan welke bevoegd is een aansluiting op
het openbaar meldsysteem te eisen, binnen de Veiligheidsregio Haaglanden waarin het object is gelegen.
1.6 Brandbeveiligingsinstallaties: Installaties die in geval van een brandmelding automatisch worden
geactiveerd en dienen voor persoonlijke bescherming van aanwezige personen, het bestrijden van brand
of het beperken van schade door brand.
1.7 Branddetectiebedrijf: Bedrijf dat verantwoordelijk is voor het ontwerp, levering, montage en
onderhoud van een brandmeldinstallatie en voor het aan elkaar aangepast zijn van de gebruikte
componenten en onderdelen.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
13
1.8 Brandmeldcentrale (BMC): De centrale apparatuur bij de abonnee ten behoeve van de interne
brandmeldinstallatie voor ondermeer het registreren van brandmeldingen en storingsmeldingen van de
brandmeldinstallatie. Een sprinklermeldcentrale (SMC) wordt in verband met deze voorwaarden eveneens
geacht onderdeel te zijn van de brandmeldinstallatie.
1.9 Brandmeldinstallatie (BMI): Een samenstel van onderdelen, welke dient voor het generen, verwerken
en signaleren van brandmeldingen, waarbij het aansturen van brandbeveiligingsinstallaties mogelijk is.
1.10 Brandweer: De Brandweer van de Veiligheidsregio Haaglanden.
1.11 Brandweerpaneel: Het paneel waarop de voor de brandbestrijdingsorganisatie noodzakelijke
signalering en bedieningelementen aanwezig zijn.
1.12 het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV): Het CCV is een organisatie die
verscheidene certificatieschema’s beheert en daarmee de basis legt voor veiligheid. Het CCV inspecteert
niet aan de hand van deze certificatieschema’s, dat is voorbehouden aan inspectie-instellingen.
1.12 Commandant: De Regionaal Commandant van de Veiligheidsregio Haaglanden.
1.13 Doormeldapparatuur voor brandmeldingen: Alle apparatuur inclusief bijbehorende communicatie-
infrastructuur (digitale lijnverbindingen) die dienen voor het doorgeven van een brandmelding van de
brandmeldcentrale naar een ontvangststation voor brandmeldingen.
1.14 Doormeldapparatuur voor storingsmeldingen: Alle apparatuur inclusief bijbehorende communicatie-
infrastructuur (digitale lijnverbindingen) die dient voor het doorgeven van een storingsmelding van de
brandmeldcentrale naar een ontvangststation voor storingsmeldingen.
1.15 Exploitant: De exploitant van het Openbaar Meldsysteem, handelend namens de Veiligheidsregio
Haaglanden.
1.16 Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS): Het systeem dat een "brand" uitrukadres genereert op
grond van de via de OMS infrastructuur doorgemelde brandmelding.
1.17 Hoofdmelder: Het onderdeel van de doormeldapparatuur, aangebracht bij de abonnee, bestaande
uit een signaaloverdrager, dat nodig is om de koppeling tot stand te brengen tussen de
brandmeldcentrale en het ontvangststation voor brandmeldingen of storingsmeldingen.
1.18 Meldkamer Brandweer: De Meldkamer Brandweer van de Veiligheidsregio Haaglanden welke
alarmmeldingen ontvangt en registreert en verantwoordelijk is voor de alarmopvolging.
1.19 Object: Gebouw, bouwdeel of andere opstal waarin een brandmeldinstallatie is aangebracht en
waarvoor een abonnement is afgesloten.
1.20 Onderhouder: Het branddetectiebedrijf dan wel diens gemachtigde, met de bevoegdheid voor het
onderhouden van brandmeldinstallaties.
1.21 Ontvangststation voor brandmeldingen: Meldkamer Brandweer van waaruit op ieder moment de
nodige brandbestrijdings- en beveiligingsmaatregelen in gang kunnen worden gezet.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
14
1.22 Ontvangststation voor storingsmeldingen: Een organisatie (instelling) van waaruit de noodzakelijke
corrigerende maatregelen naar aanleiding van storingsmeldingen, onmiddellijk in gang gezet kunnen
worden, niet zijnde de Meldkamer Brandweer .
1.23 Openbaar (brand)Meldsysteem (OMS): Het systeem dat door de exploitant wordt geëxploiteerd en
dient voor de automatische doorgave van brandmeldingen naar de Meldkamer Brandweer van de VRH.
1.24 OPTA: Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.
1.25 Veiligheidsregio Haaglanden (VRH): Het openbaar lichaam of diens rechtsopvolger die
verantwoordelijk is voor de organisatie en aansturing van de hulpverlening in spoedeisende situaties en
bij rampen en waarvan de Meldkamer Brandweer onderdeel uitmaakt.
1.26 Webportal: Een via het internet voor de abonnee toegankelijke applicatie voor aanvraag, opzeggen
en beheer van het abonnement.
Artikel 2. Beschikbaarstelling aansluiting
2.1 De VRH stelt een aansluiting beschikbaar voor meldinstallaties met doormelding naar de Meldkamer
Brandweer middels het Openbaar Meldsysteem. De aansluiting heeft uitsluitend ten doel in geval
van brand of ongeval een zo spoedig mogelijk optreden van de Brandweer te bevorderen.
2.2 Een abonnement wordt aangevraagd door indiening van een ingevuld en ondertekend
aanvraagformulier op de webportal. Bij de aanvraag kan men een exemplaar van
"Aansluitvoorwaarden Openbaar Meldsysteem" printen vanaf de webportal. Met de ondertekening
van het aanvraagformulier erkent de aanvrager, dat hij bekend is met deze voorwaarden en een
abonnement wenst overeenkomstig deze voorwaarden.
2.3 Indien een aanvraag ten behoeve van een rechtspersoon, een vennootschap onder firma of een
commanditaire vennootschap wordt ingediend, moet de aanvrager ten genoegen van de VRH
middels overlegging van een uittreksel uit het handelsregister diens bevoegdheid om deze
rechtens te verbinden aantonen.
2.4 Rechtspersonen, vennoten van vennootschappen onder firma en van commanditaire
vennootschappen zijn gehouden van elke wijziging betreffende de personen of de bevoegdheden
van degenen die hen rechtens kunnen verbinden -zo mogelijk middels overlegging van een
uittreksel uit het Handelsregister aan de VRH terstond kennis te geven .
2.5 Meldinstallaties dienen te zijn voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond
van het CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties of het CCV-inspectieschema
Sprinklerinstallaties indien de aansluiting een sprinklermeldcentrale betreft.
Alvorens een meldinstallatie wordt aangesloten op het Openbaar Meldsysteem, dient een
inspectierapport met een JA-conclusie te worden overlegd aan de Brandweer.
Met een CCV-inspectiecertificaat wordt gelijkgesteld een certificaat op grond van de Regeling
brandmeldinstallaties 2002 (CCV) of ander door burgemeester en wethouders aanvaard document
waaruit blijkt dat deze voorziening adequaat functioneert, wordt onderhouden en gecontroleerd,
mits dit certificaat is verstrekt vóór 1 januari 2015 en de geldigheid daarvan nog niet is
verstreken.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
15
2.6 Aan de certificatie van de installatie dient een vooraf door de Brandweer aanvaard Programma van
Eisen of Uitgangspuntendocument ten grondslag te liggen.
2.7 Looptijd van de overeenkomst vangt aan op de datum van het realiseren van de aansluiting, die
schriftelijk wordt vastgelegd middels een oplevering. De minimale looptijd bedraagt één jaar. De
overeenkomst wordt telkens stilzwijgend verlengd met één kalenderjaar. Na het eerste jaar kan
het contract met inachtneming van de opzegtermijn van 3 maanden tussentijds, gedurende het
lopende jaar, worden beëindigd .
2.8 De Veiligheidsregio Haaglanden is bevoegd, zo nodig onverwijld, de aansluiting op te heffen indien:
2.8.1 Dit nodig is om redenen van technisch of algemeen belang;
2.8.2 De abonnee de verplichtingen genoemd in deze overeenkomst niet of niet behoorlijk
nakomt. De Veiligheidsregio Haaglanden gaat bij een door het bevoegd gezag verplicht gestelde
brandmeldinstallatie niet eerder over tot opheffing van de aansluiting, totdat ter zake overleg
heeft plaatsgevonden met het betreffende bevoegd gezag;
2.8.3 Daartoe op grond van enig wettelijk voorschrift aanleiding bestaat.
2.9 Opzeggen van de overeenkomst dient via de webportal of schriftelijk en aangetekend met een kopie
van het legitimatiebewijs te geschieden aan de Veiligheidsregio Haaglanden.
Artikel 3. Betaling
3.1 Voor het beschikbaar stellen van een aansluiting op het Openbaar Meldsysteem, worden eenmalige
aansluitkosten en vervolgens abonnementskosten in rekening gebracht.
3.2 De abonnementskosten en overige tarieven worden jaarlijks bestuurlijk vastgesteld door het
Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden en gepubliceerd in de tarievenlijst
Veiligheidsregio Haaglanden op de webportal.
3.3 De abonnementskosten worden per jaar vooraf geïnd bij voorkeur via automatische incasso.
De volgende bepalingen zijn van kracht:
• In geval de abonnee zijn overeenkomst tussentijds opzegt conform artikel 2.6
worden de abonnementsgelden voor de na de afsluiting resterende volle maanden
van het lopende kalenderjaar gerestitueerd;
• Er geldt een uiterlijke betalingstermijn van 30 dagen.
3.4 Voor wijzigingen of herstellen van de aansluiting, in opdracht van de abonnee, worden de daarvoor
benodigde apparatuur (inclusief de daarbij behorende bekabeling) en de door de exploitant
werkelijk gemaakte kosten in rekening gebracht na uitvoer van de werkzaamheden.
3.5 Indien de betalingsplicht in de loop van het jaar aanvangt worden de verschuldigde
abonnementskosten afgerond op hele maanden dat men is aangesloten op het Openbaar
Meldsysteem. De maand van aanvang van de aansluiting inbegrepen.
3.6 De Veiligheidsregio Haaglanden, de exploitant kan aan de abonnee de kosten in rekening brengen
van de testen die in verband met een juist functioneren van de brandmeldinstallatie en/of de
doormelding noodzakelijk zijn. Bij eerste aanleg vallen de kosten voor het testen van de
doormelding door de exploitant onder de eenmalige aansluitkosten. Als echter op verzoek van
abonnee meerdere testen van de doormelding moeten plaatsvinden, dan kunnen de werkelijk
gemaakte kosten hiervoor in rekening worden gebracht. Het bedrag van deze kosten wordt
vastgesteld conform de tarievenlijst zoals vernoemd in artikel 3.2.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
16
3.7 Indien de aansluiting buiten bedrijf wordt gesteld en deze buitengebruikstelling te wijten is aan de
abonnee zelf, blijven de kosten voor rekening van de abonnee. Bij uiteindelijke definitieve
opheffing blijft voor wat betreft de betaling de opzegtermijn van drie maanden van kracht.
3.8 Alle in artikel 3 bedoelde kosten moeten worden voldaan op de door de Veiligheidsregio
Haaglanden of exploitant aangegeven wijze, dat blijkens een gedagtekende kennisgeving, nota of
andere documenten verschuldigd is, binnen 30 dagen na genoemde dagtekening.
3.9 Alle overige kosten, die de Veiligheidsregio Haaglanden moet maken, tot behoud en uitoefening
van haar rechten uit deze overeenkomst, inclusief de buitengerechtelijk kosten komen ten laste
van de abonnee.
3.10 De kosten voor huur en gebruik van de benodigde Openbaar Meldsysteem-infrastructuur zijn bij de
abonnementskosten inbegrepen. De kosten voor de aanleg van een nieuwe aansluiting worden bij
de abonnee in rekening gebracht conform de tarievenlijst.
3.11 De kosten voor bediening en bewaking van het Openbaar Meldsysteem zijn bij de
abonnementskosten inbegrepen.
3.12 Over de kosten wordt de van toepassing zijnde omzetbelasting in rekening gebracht.
3.13 Eventuele aanpassingen in de belastingen verband houdende met de in deze overeenkomst
genoemde kosten komen voor rekening van de abonnee.
3.14 De voor aansluiting benodigde wijzigingen aan de brandmeldinstallatie zijn voor rekening van de
abonnee.
3.15 Eventuele optredende storingen in de doormeldapparatuur geven de abonnee niet het recht
betalingen uit te stellen of achterwege te laten.
3.16 Indien door omstandigheden bij de abonnee gelegen, op de afgesproken aansluit dag geen
aansluiting kan plaatsvinden, zullen de kosten verband houdende met de hernieuwde inplanning
aan de abonnee in rekening worden gebracht.
3.17 Voor rekening van de abonnee blijven in ieder geval:
3.17.1 de door de abonnee gewenste verplaatsingen van en overige veranderingen aan de
doormeldapparatuur;
3.17.2 aanpassingen aan de brandmeldinstallatie;
3.17.3 alle kosten verbonden aan het opheffen, c.q. tijdelijk opheffen van de aansluiting op het
Openbaar Meldsysteem en het eventueel herstellen van de aansluiting.
3.18 In geval van niet tijdige betaling:
3.18.1 Indien de abonnee niet binnen de in artikel 3.3 bedoelde termijn heeft betaald, is hij
zonder nadere ingebrekestelling in verzuim;
3.18.2 Vanaf de datum waarop de abonnee in verzuim verkeert, is de exploitant gerechtigd de
wettelijke rente en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte in
rekening te brengen . Voor vergoeding komen in aanmerking die buitenrechtelijke
kosten die in redelijkheid zijn gemaakt en die qua hoogte redelijk zijn in verhouding tot
de openstaande vordering; 3.18.3 Na eerste correspondentie aangaande aanmaning voor betaling kan Veiligheidsregio
Haaglanden, bij uitblijven van betaling binnen twee maanden na eerste factuurdatum, tot
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
17
buitengebruikstelling van abonnee overgaan. Let wel, buitengebruikstelling leidt vaak tot
een behoorlijke beperking in het gebruik van het object conform de gemeentelijke
gebruiksvergunning van het object. Voor de gevolgen is de abonnee zelf aansprakelijk.
Artikel 4. Voorwaarden ten aanzien van brandmeld- en sprinklermeldinstallaties
Algemene eisen
4.1 De apparatuur die voor de totstandkoming en instandhouding van de aansluiting benodigd is mag
alleen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming daarvan.
4.2 De brandmeld- en/of sprinklerinstallatie dient blijvend adequaat te functioneren, te worden onderhouden
en gecontroleerd overeenkomstig de bij de certificering vastgelegde uitgangspunten.
De brandmeldcentrale
4.3 Bij de brandmeldcentrale of bij het brandweerpaneel moet voldoende reservemateriaal voor het
verhelpen van kleine storingen, zoals glaasjes t.b.v. handbrandmelders, aanwezig zijn.
4.4 De Veiligheidsregio Haaglanden is bevoegd, afhankelijk van de specifieke plaatselijke
omstandigheden, aanvullende technische eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie te stellen.
4.5 De brandmeldcentrale dient te zijn voorzien van voldoende aansluitingen voor het
doormelden van brandmeldingen en eventuele storingsmeldingen. Voor een criterium is
één contact vereist. De brandmeldcentrale dient minimaal te zijn voorzien van de volgende
aansluitingen:
• Het doormelden van brandmeldingen naar een ontvangstation voor brandmeldingen;
• Het eventueel doormelden van storingsmeldingen naar een ontvangststation voor
storingsmeldingen.
• Afhankelijk van de situatie kunnen meerdere doormeldcriteria vereist worden. Zie schema in
de bijlage 1 voor details.
4.6 Ten behoeve van het doormeldsysteem dient tussen de brandmeldcentrale en de hoofdmelder een
voor signaaloverdracht en elektrische voeding geschikte kabel beschikbaar te zijn. Naast bedoelde
kabel is het mogelijk dat door de exploitant een antennekabel ten behoeve van een draadloze
signaaloverdracht moet worden aangelegd.
4.7 In de brandmeldcentrale dient ten behoeve van het doormeldsysteem een aansluitmogelijkheid
aanwezig te zijn om deze apparatuur continu te voeden met een spanning van 230 Volt.
4.8 Indien de brandmeldcentrale niet aan het gestelde in het vorige lid kan voldoen dient een aparte
voedingsinrichting te worden aangebracht welke voldoet aan NEN-EN 54-4. Deze separate voeding
dient op dezelfde eindgroep als de BMI te worden aangesloten.
De doormelding
4.9 Brand- of sprinklermeldingen dienen automatisch te worden doorgemeld aan de Meldkamer
Brandweer .
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
18
4.10 De doormelding van brand dient te geschieden via de doormeldapparatuur welke door middel van
de Openbaar Meldsysteem-infrastructuur in verbinding staat met de Meldkamer Brandweer . De
gehele Openbaar Meldsysteem-infrastructuur wordt 24h per dag 7 dagen per week continu
bewaakt door de exploitant.
4.11 De aansluiting van doormeldapparatuur geschiedt door of namens de VRH en zal pas tot stand
worden gebracht wanneer voldaan is aan alle gestelde voorwaarden. Na installatie van de
hoofdmelder in het pand/object van abonnee, heeft de abonnee een periode van 10 werkdagen om
de meldinstallatie(s) op te leveren met een opleveringsinspectierapport met JA-conclusie.
Gedurende deze periode wordt betrokken meldinstallatie aangesloten op het Openbaar
Meldsysteem maar zal de doormelding naar de Meldkamer Brandweer niet geactiveerd worden.
Zodra er op de meldinstallatie(s) een JA-conclusie is afgegeven zal de doormelding naar de
Meldkamer Brandweer worden geactiveerd. Hierna heeft men nog 40 werkdagen om te zorgen
dat de meldinstallatie daadwerkelijk is gecertificeerd door een daartoe geaccrediteerde instantie.
Onafhankelijk van de uitkomst van het certificatieproces is en blijft de abonnee verantwoordelijk
voor de werking van zijn meldinstallatie en de daaruit voortvloeiende verplichtingen zoals
opgenomen in de bouwregelgeving. Het abonnement van het Openbaar Meldsysteem wordt geacht
aan te vangen op moment van ondertekening van de overeenkomst van het Openbaar
Meldsysteem, ongeacht de uitkomst van voornoemd certificatieproces. Indien geen geldig
certificaat overlegd kan worden kan het bevoegd gezag beperkingen opleggen omtrent het gebruik
van betrokken object/pand conform de geldende bouwregelgeving.
4.12 Het vertraagd doormelden vanuit de brandmeldinstallatie, is niet zonder meer toegestaan. De
ingestelde vertragingstijd dient in principe 0 seconden te zijn. Indien de object-/ pandeigenaar
desondanks toch een vertragingstijd wil instellen dient hij hiertoe schriftelijk toestemming te
vragen aan de Regionaal Commandant. De toestemming tot vertraging dient in een overeenkomst
te zijn vastgelegd.
4.13 De Veiligheidsregio Haaglanden en/of het bevoegd gezag zijn gerechtigd speciale voorwaarden te
stellen met betrekking tot het voorkomen van ongewenste en onechte meldingen.
Artikel 5. Aansprakelijkheid
5.1 De abonnee heeft generlei aanspraak op schadevergoeding ter zake van het, om welke reden dan
ook, niet of niet optimaal functioneren van de aansluiting op het ontvangststation voor
brandmeldingen.
5.2 De Meldkamer Brandweer , de Veiligheidsregio Haaglanden en/of het bevoegd gezag zijn niet
aansprakelijk voor eventuele schade, ontstaan als gevolg van het tijdsverloop tussen de melding
en de aankomst van de Brandweer.
5.3 De Meldkamer Brandweer, de Veiligheidsregio Haaglanden en/of het bevoegd gezag zijn niet
aansprakelijk voor enige schade of nadeel door de abonnee geleden als gevolg van de beëindiging,
de opheffing of de opzegging van de aansluiting, zoals bedoeld in artikel 3.
5.4 De abonnee is aansprakelijk voor alle schade die de Meldkamer Brandweer lijdt als gevolg van
tenietgaan, verwaarlozing, misbruik of moedwillige beschadiging van de voor de aansluiting
gebruikte materialen. Beschadiging omvat mede abnormale slijtage, naar het oordeel van de
Veiligheidsregio Haaglanden, de exploitant en/of de Meldkamer Brandweer , veroorzaakt door
onoordeelkundig gebruik of onzorgvuldige behandeling.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
19
5.5 De Meldkamer Brandweer, de VRH, en het bevoegd gezag zijn niet aansprakelijk voor schade aan
het object, ontstaan in verband met de aanleg, de aanwezigheid, de wijziging of de verwijdering
van de aansluitingsapparatuur. Iedere aansprakelijkheid voor gevolgschade dan wel bedrijfsschade
wordt in dit verband uitgesloten.
5.6 De abonnee vrijwaart de VRH, de Meldkamer Brandweer en het bevoegd gezag voor alle
aanspraken, welke derden jegens deze mochten hebben of pretenderen te hebben ter zake van het
niet of niet optimaal functioneren van de aansluiting op de Meldkamer Brandweer, van het
tijdsverloop tussen de melding en de aankomst van de Brandweer of vanwege de opheffing of
opzegging van de aansluiting, zoals bedoeld in artikel 3.
5.7 De abonnee, wanneer deze geen eigenaar is van het object, vrijwaart de exploitant,
Veiligheidsregio Haaglanden en/of het bevoegd gezag tegen vorderingen van de eigenaar ter zake
van de aanleg, instandhouding, wijziging of verwijdering van de aansluiting.
5.8 De abonnee blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het juist functioneren van de
brandmeldinstallatie, ook na een melding bij de Meldkamer Brandweer .
5.9 De abonnee draagt vanaf de datum van installatie van de doormeldapparatuur het risico van
beschadiging en verlies van de apparatuur en onderdelen van de aansluiting.
5.10 Indien op verzoek van de abonnee de doormelding naar de Meldkamer Brandweer tijdelijk wordt
verbroken of uitgeschakeld, blijft de abonnee verantwoordelijk voor het functioneren van de
brandmeldinstallatie. Voor de gevolgen van het niet opnieuw "in dienst melden" van de
brandmeldinstallatie blijft de abonnee aansprakelijk.
5.11 Alle overige niet uitdrukkelijk in deze voorwaarden genoemde aanspraken van de abonnee met
name, doch niet uitsluitend, ingevolge enigerlei schade samenhangend met of voortvloeiende uit
de werking van de apparatuur, zijn uitgesloten.
5.12 De abonnee vrijwaart de Meldkamer Brandweer, de Veiligheidsregio Haaglanden en het bevoegd
gezag tegen alle aanspraken van derden ter zake van verrichtingen door of namens de exploitant
in het kader van deze voorwaarden.
5.13 Ter zake van schade, ontstaan in verband met aanleg, de aanwezigheid of de opruiming van de
aansluitingsapparatuur, beperkt de vergoedingsplicht van de exploitant voor brandmeldingen
jegens de abonnee zich tot directe materiële schade.
Artikel 6. Verrichtingen van de exploitant van het OMS en de Meldkamer Brandweer
6.1 Indien er een storing is in de apparatuur die de meldingen van het Openbaar Meldsysteem
ontvangt, worden alle alarmen telefonisch door de exploitant doorgegeven aan de Meldkamer
Brandweer .
6.2 De Meldkamer Brandweer alarmeert naar aanleiding van een brandmelding onverwijld de
Brandweer.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
20
6.3 De exploitant waarschuwt naar aanleiding van een automatische storingsmelding van de in het
object aanwezige brandmeldinstallatie zo spoedig mogelijk de abonnee dan wel de door de
abonnee opgegeven functionaris, mits deze bereikbaar is onder het door de abonnee opgegeven
permanent bereikbaar telefoonnummer (waarschuwingsadressen bij brand, 7 dagen per week
00:00u -24:00u).
6.4 De exploitant draagt zorg voor het in goede staat houden van het Openbaar Meldsysteem, inclusief
de daarop aangesloten hoofdmelders.
6.5 De exploitant draagt zorg voor de aanleg, onderhoud, wijziging, verplaatsing, reparatie en
verwijdering van de aansluiting.
6.6 De exploitant draagt er zorg voor, dat binnen 4 uur na ontvangst van een melding inzake een
dringende storing in de door de exploitant geplaatste apparatuur, dat deel uitmaakt van het
Openbaar Meldsysteem, wordt aangevangen met het opheffen van de storing, dan wel voor het
nemen van maatregelen teneinde het functioneren van het OMS naar vermogen te continueren.
Binnen 8 klokuren dient de storing te zijn opgeheven.
6.7 De Meldkamer Brandweer registreert het aantal ongewenste en onechte brandmeldingen over een
periode van een jaar, beginnende op de datum dat de overeenkomst ingaat. Dit gebeurt op basis
van het aantal automatische meldingen, die op de Meldkamer Brandweer binnenkomen en die
worden geregistreerd in het Geïntegreerd Meldkamer Systeem. Het aantal ongewenste en onechte
brandmeldingen mag de in het programma van eisen van de brandmeld- of sprinklerinstallatie
gestelde prestatie-eisen niet overschrijden.
Artikel 7. Verplichtingen abonnee
7.1 De abonnee dient er zorg voor te dragen dat ongewenste of onechte brandmeldingen van de
brandmeldinstallatie door onzorgvuldig of onoordeelkundig gebruik en/of handelen worden
voorkomen. Ongewenst of onechte brandmeldingen door onzorgvuldig of onoordeelkundig gebruik
en/of handelen, worden aangemerkt als wanprestatie van de abonnee.
7.2 Indien na een eerste schriftelijke aanmaning van de Veiligheidsregio Haaglanden dan wel het
bevoegd gezag het veroorzaken van ongewenste of onechte brandmeldingen nog plaatsvindt, kan
in overleg met het bevoegd gezag de doormelding worden verbroken.
7.3 De abonnee is verplicht om de door de exploitant geplaatste apparatuur uitsluitend te gebruiken
voor het doel waarvoor deze is bestemd.
7.4 De abonnee stelt de Veiligheidsregio Haaglanden zonder enige kosten geschikte ruimte ter
beschikking voor het onderbrengen van de doormeldapparatuur. De ruimte dient minimaal te
voldoen aan de volgende voorwaarden: temperatuur 10 tot 30 graden Celsius, relatieve
vochtigheid minder dan 85%, trillingvrij en stofvrij. De abonnee gedoogt, dat de voor de
aansluiting benodigde apparatuur en leidingen in genoemde ruimte kunnen worden aangebracht,
zonder aanspraak op herstel van de hierdoor aan het object toegebrachte schade.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
21
7.5 Verzoeken tot onderhoud, wijziging, verplaatsing, en reparatie dienen te worden gericht aan de
exploitant. Verzoeken tot verwijdering van de aansluiting dienen rechtstreeks te worden gericht
aan de Veiligheidsregio Haaglanden of via de webportal te worden gedaan. Deze werkzaamheden
worden uitgevoerd in overleg met de abonnee, doch altijd ten genoegen van de Veiligheidsregio
Haaglanden en het bevoegd gezag. Verplaatsing van de doormelder mag alleen uitgevoerd worden
door de exploitant.
7.6 De abonnee is verplicht aan de exploitant ten minste drie telefoonnummers van personen op te
geven, of één persoon of instantie die 24 uur bereikbaar is, die bij een brandmelding en/of
storingsmelding gewaarschuwd kunnen worden. Deze personen dienen binnen 15 minuten op het
object aanwezig te kunnen zijn. De personen dienen de Brandweer toegang te kunnen verschaffen
tot alle ruimten in het object. Zij dienen tevens op de hoogte te zijn van het functioneren en
bedienen van de technische installaties in het bedrijf en van het arbeidsproces. Mutaties waaronder
namen, adressen en telefoonnummers dient de abonnee onverwijld aan de exploitant door te
geven via de webportal.
7.7 De abonnee is verplicht om de gegevens met betrekking tot de installatie in de webportal in te
vullen en mutaties onverwijld door te geven.
7.8 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van handelen bij een brandmelding:
7.8.1 Schakel het geluidssignaal (zoemer) van het brandmeldpaneel uit. Schakel NIET het
ontruimingssignaal uit voordat iedereen gewaarschuwd is.
7.8.2 De brandmeldcentrale NIET resetten (herstellen) voordat de Brandweer ter plaatse is;
7.8.3 Als iemand aangeeft dat er brand is of je ziet dat er brand is, moet de handbrandmelder
(vaak te vinden in de buurt van een brandslanghaspel of receptie) worden ingedrukt;
7.8.4 Voorzie de Brandweer bij aankomst van korte en duidelijke informatie;
7.8.5 Reset de brandmeldinstallatie ALLEEN in opdracht van de Brandweer;
7.9 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van handelen bij een ongewenste of onechte
melding
7.9.1 De Brandmelding wordt via uw brandmeldinstallatie doorgemeld aan de Meldkamer
Brandweer ;
7.9.2 Indien u heeft vastgesteld dat het een ongewenste of onechte melding betreft, belt u 112
en vraagt u naar de Brandweer;
7.9.3 Geef nauwkeurig aan wat de oorzaak van de melding is (geweest). Voor het verstrekken
van de juiste gegevens blijft de gebruiker van de brandmeldinstallatie verantwoordelijk;
7.9.4 De centralist van de Brandweer zal u waarschijnlijk opdragen de brandmeldinstallatie te
resetten;
7.9.5 Als de brandmeldinstallatie wordt gereset en niet weer in alarm treedt, worden de
aanrijdende brandweereenheden teruggeroepen
7.10 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van handelen bij een storingsmelding in de
brandmeldcentrale of sprinklermeldcentrale:
7.10.1 Schakel het akoestische attentiesignaal van de meldcentrale (indien nodig) uit.;
7.10.2 Waarschuw direct het bedrijf dat voor opheffing van de storing kan zorgen;
7.10.3 Schakel de doormelding uit gedurende het verhelpen van de storing.
7.10.4 Schakel de doormelding weer in na het verhelpen van de storing.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
22
7.11 De abonnee dient zorg te dragen voor een juiste wijze van het beheer, de controle en het
onderhoud van de brandmeldcentrale of sprinklermeldcentrale:
7.11.1 Bij werkzaamheden zoals lassen, snijden, solderen, verbouwwerkzaamheden e.d. mogen
alleen de automatische melder(s) in de betreffende detectiezone worden uitgeschakeld;
7.11.2 Bij werkzaamheden aan de brandmeldinstallatie zelf de betreffende groep melders van de
zone uitschakelen. Nooit zowel de hand- als automatische melders in één zone
uitschakelen.;
7.11.3 Intern de personen (bedrijfshulpverlening) waarschuwen die moeten weten dat een deel
van de meldinstallatie wordt uitgeschakeld;
7.11.4 Zorgen voor extra bewaking en blusmiddelen die afgestemd zijn op de omvang van de
tijdelijke uitschakeling;
7.11.4 Na afloop van de werkzaamheden of buiten kantooruren moet de meldinstallatie weer
volledig operationeel zijn.
7.12 De abonnee dient op de brandmeldcentrale het aansluitnummer waaronder de abonnee bij de
Meldkamer Brandweer en exploitant bekend is aan te brengen.
7.13 De abonnee is gehouden Veiligheidsregio Haaglanden, personeel van derden dat werkt in opdracht
van de Veiligheidsregio Haaglanden en exploitant die belast zijn met de aanleg, controle,
beproeving, wijziging of verwijdering van de aansluiting, tijdens de normale werktijden toegang te
verlenen tot alle plaatsen waar enig onderdeel van de aansluiting moet worden aangebracht of
aanwezig is. De werkzaamheden zullen zoveel mogelijk na voorafgaand overleg worden
uitgevoerd.
7.14 De abonnee verplicht zich, zo nodig, de technische voorzieningen voor het koppelen met de
Meldkamer Brandweer op zijn kosten aan te passen, indien het Openbaar Meldsysteem gewijzigd
wordt of wordt vervangen door een ander Openbaar Meldsysteem.
7.15 De abonnee is en blijft onverwijld verantwoordelijk en aansprakelijk voor snelle opvolging ingeval:
7.15.1 een storingsmelding veroorzaakt wordt door de brandmeldinstallatie;
7.15.2 een aangemelde storing die niet is afgemeld.
7.15.3 De maximale duur waarmee een abonnee opvolging moet geven is in NEN 2535
voorgeschreven en gelimiteerd. De exploitant zal naar alle redelijkheid en billijkheid en
voor zover mogelijk de abonnee proberen te bereiken en te informeren. Bij
buitengebruikstelling zal tevens de Veiligheidsregio Haaglanden worden geïnformeerd.
7.16 De abonnee gaat bij acceptatie van deze voorwaarden reeds nu voor als dan akkoord met
eventuele wijzigingen in de onderhavige voorwaarden.
7.17 De abonnee draagt zorg voor de energievoorziening van de hoofdmelder. Zie hiervoor artikel 4.7
en 4.8.
7.18 Door ondertekening van de overeenkomst geeft de abonnee opdracht de aansluiting te realiseren.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
23
Artikel 8. Geschillen
8.1 Het abonnement wordt beheerst door het Nederlandse recht. In geschillen tussen u als abonnee,
KPN en de VRH die tot de absolute bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank behoren, is
uitsluitend de arrondissementsrechtbank in Den Haag bevoegd.
8.2 Van alle door de Veiligheidsregio Haaglanden, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur
genomen beslissingen inzake geschillen of verdaging van termijnen wordt schriftelijk mededeling
gedaan aan de abonnee.
Artikel 9. Overgangs- en slotbepalingen
9.1 In alle gevallen, waarin deze voorwaarden niet voorzien beslist de Regionale Commandant. Deze
beslissing is onmiddellijk uitvoerbaar. De beslissing wordt schriftelijk aan de abonnee
medegedeeld.
9.2 De door of vanwege de exploitant van het ontvangststation voor brandmeldingen aangebrachte
onderdelen van de aansluiting zijn en blijven eigendom van de exploitant. Na beëindiging van de
overeenkomst moeten de hoofdmelder en de overige onderdelen van de aansluiting ter
beschikking van de exploitant worden gesteld.
9.3 Indien omstandigheden daartoe aanleiding geven is de VRH bevoegd wijzigingen aan te brengen in
de aansluitvoorwaarden. Van de wijzigingen zal de abonnee schriftelijk op de hoogte worden
gebracht.
9.4 De Veiligheidsregio Haaglanden kan de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze
voorwaarden geheel of gedeeltelijk overdragen aan derden.
9.5 Van beslissingen, ingevolge deze voorwaarden door het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio
Haaglanden genomen, wordt aan de abonnee schriftelijk kennis gegeven. Beslissingen zijn
onmiddellijk uitvoerbaar.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
24
Bijlage 2: Standaardbrief ‘verzoek aanvullende gegevens’ Geachte aanhef naam,
Op selecteer datum adviesverzoek heeft u via de webportal een aanvraag gedaan tot aansluiting op het Openbaar
Meldsysteem voor <adres bouwwerk>.
Ik heb de aanmelding van uw object ontvangen en beoordeeld. Hieruit is gebleken dat de gegevens nog niet volledig
zijn ingevuld, onderstaande punten dienen te worden aangevuld:
1. Gegevens contractant
a. …
b.
2. Object
a. …
b.
3. Alarmgegevens
a. …
b.
4. Sleutelhouders
a. …
b.
5. Factuurgegevens
a. …
b.
U dient voor een akkoord op de aanmelding van uw object volledig te zijn in de aanlevering van uw gegevens.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met <de heer/mevrouw>, bereikbaar op bovenstaande
contactgegevens.
Met vriendelijke groet,
Brandweer Veiligheidsregio Haaglanden,
Cluster Risico- & Crisisbeheersing
"deze brief is met een gedigitaliseerd proces vervaardigd en daarom niet ondertekend"
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
25
Bijlage 3: Periodieke controle brandmeldinstallatie
Wijze van testen met Tele-X Haaglanden
VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORSCHRIFTEN
Ten einde de brandmeldinstallatie in nominale staat te houden, dient het beheer en onderhoud van
deze installatie te worden uitgevoerd conform de NEN 2654-1. Het Bouwbesluit schrijft deze
onderhoudsnorm voor bij alle verplichte brandmeldinstallaties. Daarnaast wordt deze norm vanuit de
certificeringsregelingen eveneens aangestuurd. Het beheer en onderhoud van een brandmeldinstallatie
valt volgens NEN 2654-1 uiteen in verplichtingen voor drie partijen:
1. De gebruiker: “verantwoordelijk persoon voor het beheer van een brandmeldinstallatie, of de
eigenaar van een brandmeldinstallatie”;
2. De beheerder: “een persoon, al dan niet in dienst van de gebruiker, die beschikt over een vereist
bewijs van vakbekwaamheid en die is geïnstrueerd omtrent de hem/haar toevertrouwde taken en
mogelijke gevaren die zijn verbonden aan onjuist handelen”;
3. De onderhoudsdeskundige: “een persoon die beschikt over een voor het onderhoud van
brandmeldinstallaties vereist bewijs van vakbekwaamheid, en die belast is met en verantwoordelijk is
voor het onderhoud van brandmeldinstallaties”.
Ten aanzien van het testen van de doormelding van brandalarmen naar de Brandweer zijn de taken van
de beheerder en onderhoudsdeskundige van belang. Volgens de norm dienen zij de doormelding te
beproeven.
Beheerder:
Volgens artikel 5.4.2.1 dient deze persoon eenmaal per maand de doormeldfunctie (E) voor
brandmeldingen te controleren door in de installatie een brandmelder in alarm te brengen. Hierbij
is aangegeven “een en ander in overleg met de brandmeldpost”. Daarbij dient deze persoon de
correcte ontvangst van de brandmelding te controleren. Hierbij is vermeld dat deze controle alleen
mag worden uitgevoerd “indien dit niet in strijd is met de voorschriften van de bevoegde
autoriteit”. In de Veiligheidsregio Haaglanden kunnen de periodieke controles van de
doormeldfunctie gedaan worden zonder dat de melding binnenkomt bij het ontvangststation van de
brandweer dankzij het Tele-X systeem. Deze test dient met resultaat in het logboek te worden
geregistreerd.
Onderhoudsdeskundige:
Volgens artikel 5.6.6 dient deze persoon in overleg met de beheerder en het ontvangststation voor
brandmeldingen, de goede werking van de doormeldapparatuur (E) en de alarmoverdrager (E*) tot in
het ontvangststation voor brandmeldingen (F) te controleren.
TESTPROTOCOL:
Om tegemoet te komen aan deze maandelijkse testen zonder dat De Meldkamer Brandweer maandelijks
zich bezig hoeft te houden met deze testmeldingen, is het systeem Tele-X tot stand gekomen, hiermee
kan op afstand de verbinding tussen het ontvangststation van ASB security en het ontvangststation van
de brandweer tijdelijk uitgeschakeld worden. Ter verduidelijking:
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
26
1. Schakel eventuele doormelding naar een Particuliere Alarmcentrale (PAC) uit, of zet
deze in de teststand.
2. Neem contact op met Tele-X middels een telefoon ‘Welkomst tekst wordt afgespeeld’;
Voer uw persoonlijke toegangscode in (De code die u is aangeleverd door de Fa. Croon);
Voer uw objectcode/aansluitnummer in: ‘Dit is een code die gekoppeld is aan het object
waar u verantwoordelijk voor bent;
3. Toets 1 om de doormelding in onderhoud te plaatsen. Of toets de 3 cijfers van de
betreffende criteria in gevolgd door een hekje (#) indien men slechts bepaalde
doormeldcriteria (bijvoorbeeld alleen van de brandmeldinstallatie en niet die van de
sprinklerinstallatie) in onderhoud wil plaatsen. Beëindig het ‘gesprek’.
4. Test de brandmeldinstallatie door een brandmelder in alarm te brengen.
5. Controleer of de Tele-X doormelder met een rode LED aangeeft dat het alarm is
bevestigd.
6. Reset de brandmeldinstallatie.
7. Reset de alarmoverdrager (ook wel hoofdmelder genoemd).
8. Bel nogmaals naar het automatische systeem Tele-X en log volgens boven omschreven
wijze wederom in.
9. Toets 4 om het historisch overzicht op te vragen en luister deze af (wordt in omgekeerde
volgorde afgespeeld)
10. Controleer of de brandmelding en de resetmelding is ontvangen.
11. Toets 2 om de doormelding van het systeem weer actief te plaatsen en beëindig het
gesprek.
12. Test eventuele andere groepen van de brandmeldinstallatie zonder actieve doormelding.
Dit is mogelijk door de brandmeldinstallatie zelf in de onderhoudsstatus (teststand) te
zetten.
13. Zet de brandmeldinstallatie weer geheel actief en activeer de eventuele PAC
doormelding.
LET OP: Stap 11 en 13 zijn uiterst kritiek. Het vergeten van deze stappen heeft tot gevolg dat de
doormelding uitgeschakeld blijft en het signaal dus niet binnenkomt bij het ontvangststation van de
Brandweer. De status van stap 11 is bovendien niet zichtbaar op de alarmoverdrager naar het Tele-X
systeem, waardoor het voor de eigenaar/gebruiker lijkt alsof er wordt doorgemeld naar de Brandweer,
terwijl in feite het signaal bij het ontvangststation van ASB stopt. Om dit te ondervangen ontvangt de
Meldkamer Brandweer dagelijks een bericht van KPN met daarin een overzicht van alle doormeldingen
die langer dan 24 uur in onderhoud zijn geplaatst (let wel: hierdoor kan het maximaal 47:59 uur duren
voor een object op de lijst staat). De Meldkamer Brandweer bepaalt dagelijks of deze onderhoudsstatus
terecht is (bijvoorbeeld bij verbouwing) of dat actie moet worden over gegaan al dan niet. In het laatste
geval wordt contact gezocht met de beheerder van de brandmeldinstallatie. Levert dit niet het gewenste
resultaat op, dan wordt de zaak doorgegeven aan de lokale afdeling preventie. Het blijft echter de
verantwoordelijkheid van de eigenaar om te voorkomen dat de doormelding uitgeschakeld staat.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
27
AANDACHTSPUNTEN
1. Volgens NEN 2654-1 dient ten minste 1 maal per maand de doormelding van de
brandmeldcentrale te worden getest. Volgens deze norm is het niet verplicht deze melding over het
gehele traject tot aan de centralist te testen. Formeel volstaat de controle van de werking van het
doormeldapparaat; de relais in de BMC. Deze test wordt gedaan door de beheerder
brandmeldinstallatie van de eigenaar/gebruiker volgens bovenstaande werkwijze.
2. De maandelijkse test van de doormeldapparatuur kan in de praktijk goed worden uitgevoerd,
zonder tussenkomst van de Meldkamer Brandweer . De beheerder kan middels Tele-X de doormelding
vanaf ASB uitschakelen en met een testmelding controleren of een brandmelding bij ASB binnenkomt.
3. Ten einde te voorkomen dat doormeldingen gedurende langere tijd uitgeschakeld blijven staan,
krijgt de Meldkamer Brandweer dagelijks een update van langer dan 24 uur uitgeschakelde OMS
aansluitingen. Hierop dient door de Meldkamer Brandweer actie te worden ondernomen (bellen).
Indien dit niet het gewenste resultaat geeft wordt de afdeling Risicobeheersing ingeschakeld.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
28
Bijlage 4: Voorbeeldlogboek
STORINGEN DIE NIET OPGEHEVEN KUNNEN WORDEN DIENEN DIRECT GEMELD TE WORDEN AAN ONDERHOUDER:
Naam onderhouder: Bereikbaar onder
telefoonnummer
Handtekening Datum
PERIODIEKE CONTROLES DIENEN TE WORDEN UITGEVOERD DOOR DE BEHEERDER:
Naam beheerder: Bereikbaarheid —
Tijdens kantooruren:
— Buiten kantooruren:
Naam plaatsvervanger
tijdens afwezigheid: Bereikbaarheid —
Tijdens kantooruren:
— Buiten kantooruren:
Ontvangststation voor brandmeldingen: ASB ontvangststation met daar achter het ontvangststation van de brandweer.
Ontvangststation voor storingsmeldingen:
Bevoegde autoriteit:
Aantal jaarlijks nominaal te controleren melders (zie 4.6.1.1 NEN 2654-1):
§ Tijdschema periodieke controles NEN 2654-1
4.4.2.1 Ten minste eenmaal per maand uit te voeren controles van:
— brandmeldcentrale;
— brandweerpaneel (indien aanwezig);
— nevenpaneel/panelen (indien aanwezig);
— doormeldfunctie/ontvangst doormelding door ontvangststation voor brandmeldingen; —
storingsmelding/ontvangst storingsmelding door ontvangststation voor storingsmeldingen.
Elke 1e / 2e / 3e / 4e maandag / dinsdag / woensdag / donderdag / vrijdag van iedere maand.
§ Tijdschema periodieke controles NEN 2654-1
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
29
4.4.2.2 Ten minste vier en acht maanden na oplevering en na plaatsgevonden onderhoud door een OD
overeenkomstig 4.5 uit te voeren controles van/op:
— bereikbaarheid handbrandmelders;
— vrijgehouden ruimte rondom alle automatische brandmelders en het naar behoren kunnen functioneren
ervan;
— veranderingen in ruimtegebruik, inrichting of bouwconstructie;
— overeenstemming van alarmorganisatie met de huidige voorzieningen;
— aanwezigheid brandmelders volgens installatietekening of lijst met meldernummers; —
meldfunctie van alle meldergroepen, aangesloten op de brandmeldcentrale.
Elke 1e / 2e / 3e / 4e maandag / dinsdag / woensdag / donderdag / vrijdag van de maand:
januari
februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
oktober
november
december
DE STATISTIEK VAN DE BRANDMELDINSTALLATIE DIENT DOOR BRANDDETECTIEBEDRIJF TE WORDEN INGEVULD:
Programma van Eisen (PvE) gebaseerd op:
(zie tabel 2 van NEN 2535)
Soort gebouw: ……………………..
risicoklasse ongewenst intern: ……. risicoklasse onecht intern:
………
risicoklasse ongewenst extern: ……
risicoklasse onecht extern:
……..
Bewakingsoppervlakte in m2: …….……….………...… of aantal puntmelders: ……………………….
Maximaal aantal ongewenste interne meldingen per jaar A of B:
A - bewakingsoppervlakte / 5000 x risicofactor intern = ……….... B - aantal puntmelders / 100 x risicofactor intern =
……….
Maximaal aantal ongewenste externe meldingen per jaar C of D:
C - bewakingsoppervlakte / 5000 x risicofactor extern = ………. D - aantal puntmelders / 100 x risicofactor extern =
……….
Maximaal aantal onechte interne meldingen per jaar E of F:
E - bewakingsoppervlakte / 5000 x risicofactor intern = …………. F - aantal puntmelders / 100 x risicofactor intern =
……….
Maximaal aantal onechte externe meldingen per jaar G of H:
G - bewakingsoppervlakte / 5000 x risicofactor extern = ….…….. H - aantal puntmelders / 100 x risicofactor extern =
……….
Periode ………. t.m .………
(1 jaar; periode tussen oplevering en onderhoudsbeurt of periode tussen twee onderhoudsbeurten)
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
30
Periodieke controle
Datum Sturing Zone / Groep / Meldernummer Omschrijving
Ongewenste brandmelding *
Datum Intern Extern Omschrijving
Sub totaal
Factor
Totaal
* Onder "ongewenste brandmelding" wordt verstaan een brandmelding door de aanwezigheid van op brand lijkende
verschijnselen, maar die niet het gevolg zijn van een brand (zie ook 4.3.1 van NEN 2535).
Bijvoorbeeld handbrandmelder: per abuis indrukken, rookmelder: rook van een sigaret, dampen van
laswerkzaamheden in een werkplaats, rook/dampen van een oven in een keuken, uitlaatgassen van een bromfiets in
een fietsenstalling, enz.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
31
Onechte brandmelding *
Datum Intern Extern Omschrijving
Sub totaal
Factor
Totaal
* Onder "onechte brandmelding" wordt verstaan een brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand
lijkende verschijnselen (zie ook 4.3.1 van NEN 2535). Bijvoorbeeld storingen, instraling van buitenaf, beschadiging,
binnentredend water of condens, enz.
Systeembeschikbaarheid *
Datum Tijd
begin
Tijd
einde
Tijd niet
beschikbaar
(uren)
Zone /
Groep /
Meldernumm
er
Omschrijving
Totaal aantal uren niet-beschikbaar
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
32
* Onder systeembeschikbaarheid wordt verstaan de tijd uitgedrukt in een percentage systeembeschikbaarheid
gedurende welke de brandmeldinstallatie in staat is om de vereiste brandgrootte te detecteren. Factoren die de
beschikbaarheid kunnen beïnvloeden zijn:
— uitschakelen van groepen of melders;
— preventief onderhoud;
— correctief onderhoud, opheffen storingen; —
spanningsuitval.
Uitgesloten zijn:
— uitschakelen van groepen die in het PvE zijn vastgelegd;
— storingen die door overmacht zijn veroorzaakt (zoals bliksemschade en waterschade); —
wegvallen van de openbare energievoorziening langer dan de noodstroomtijd.
8760−aantal uren niet beschikbaar
Systeembeschikbaarheid (%)= 87,6
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
33
Bijlage 5: Registratieformulier brandmeldingen
Project: Datum:
Adres: Tijdstip:
Postcode: Branddetectiebedrijf: Plaats: Brandweerregio Beheerder: OMS-nummer:
Telefoonnummer: Gecertificeerd: J / N
Ruimte: Ingevuld door:
Groep: Telefoonnummer.:
Meldernummer:
Om de termen ongewenste melding en onechte melding goed uit elkaar te kunnen houden zijn deze kort
toegelicht en worden er voorbeelden gegeven (deze komen rechtstreeks uit de NEN 2535:2009). Men zal
te allen tijde moeten kiezen tussen een ongewenste of onechte melding. Waarbij het mogelijk is dat men
niet zeker is wat de oorzaak is. Indien dit het geval is, dient men een keus te maken waar het
vermoedelijk om gaat. Het is echter niet toegestaan om geen keus te maken.
Ongewenste melding:
Bij een ongewenste melding is er sprake van een gewenste reactie van het systeem Het systeem
werkt zoals het zou moeten werken, alleen is er geen sprake van een brand. Er is echter veelal wel
sprake van een verbrandingsproces met rook als bijproduct (op het activeren van de handmelder na).
Voorbeelden van ongewenste meldingen zijn:
Roken
Bakken/Braden
Flamberen (bewuste vlam in de pan)
Uitlaatgassen
Laswerkzaamheden
Soldeerwerkzaamheden
Aerosolen uit productieproces
Met kwade opzet handmelder activeren
Sprake van een vermoeden, te weten: …………
Onechte melding:
Bij een onechte melding is er sprake van een ongewenste reactie van het systeem Door bepaalde
structurele/incidentele veranderingen in de omgeving of in de melder zelf werkt het systeem niet zoals
het zou moeten werken.
Voorbeelden van onechte meldingen zijn:
Stoom/douche/waterkoker1
Beschadiging systeem (kabelbreuk, melder kapot etc..)
Atmosferische beïnvloeding (zeer koud, zeer heet, vochtige lucht etc..)
Vervuilde melder (melder onder het stof..)
1 Let op! In eerste instantie lijkt er bij stoomvorming sprake te zijn van een ongewenste melding, maar is er in werkelijkheid sprake van
een onechte melding. Dit komt doordat er géén sprake is van een verbrandingsproces maar van een opwarmingsproces. De
watermoleculen gaan immers geen reactie aan met zuurstof, waardoor de moleculaire samenstelling
niet wijzigt.
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
34
Tabel 1 – Categoriseren van meldingen conform NEN 2535:2009
Beïnvloedi ng door ander systeem; Elektro Magnetische Compatibiliteit (EMC)
Opwervelend stof
Lijmwerkzaamheden (vloerbedekking)
Sprake van een vermoeden , te weten: …………
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
35
Bijlage 6: Rekenmodule onechte/ongewenste meldingen 1. Constateren teveel onechte en/of ongewenste meldingen, op basis van NEN 2535 (aangestuurd
door artikel 6.20 lid 1 van Bouwbesluit 2012)
Hiervoor kunnen onderstaande rekenmodules worden gehanteerd. Afhankelijk welke NEN van
toepassing is hanteer je de onderste of bovenste tabel (dubbelklikken en juiste gegevens
invoeren):
Geef in het pull-down menu de gebruiksfunctie van
het betreffende gebouw aan: Woonfunctie
Geef aan hoeveel melders er totaal in het pand
zitten: 200
Geef aan hoeveel intern ongewenste meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 2 E 2,1
Geef aan hoeveel extern ongewenste meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 0 C 1,05
Geef aan hoeveel intern onechte meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 3 E 0,9
Geef aan hoeveel extern onechte meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 0 C 0,45
CONCLUSIES Aantal intern ongewenste meldingen akkoord
Aantal extern ongewenste meldingen akkoord
INVULSHEET - NEN 2535:2009 Te veel intern onechte meldingen!
Aantal extern onechte meldingen akkoord
Geef in het pull-down menu de gebruiksfunctie van
het betreffende gebouw aan: Industriegebouw (productiegebouw)
Geef aan hoeveel melders er totaal in het pand
zitten: 300
Geef aan hoeveel intern ongewenste meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 4 C 1,05
Geef aan hoeveel extern ongewenste meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 0 B 0,7
Geef aan hoeveel intern onechte meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 3 C 0,45
Geef aan hoeveel extern onechte meldingen
afgelopen jaar hebben plaatsgevonden 0 B 0,3
CONCLUSIES Te veel intern ongewenste meldingen!
Aantal extern ongewenste meldingen akkoord
INVULSHEET - NEN 2535:1996 Te veel intern onechte meldingen!
Aantal extern onechte meldingen akkoord
2. Constateren dat de doormelding langdurig inactief is (geweest) en handhaven op basis van artikel
6.20 lid 3 van Bouwbesluit 2012 (alleen van toepassing voor verplichte doormeldingen). In
principe dient men te voldoen aan een systeembeschikbaarheid van 100%, artikel 6.20 lid 3 van
het Bouwbesluit 2012 stelt immers dat er een directe doormelding aanwezig moet zijn. In de
praktijk is het echter noodzakelijk om zo nu en dan onderhoud te plegen.
Gedurende dit onderhoud zal de gebruiker/eigenaar organisatorische en/of installatietechnische
maatregelen moeten treffen om de afwezigheid van de doormelding te ondervangen. Daarnaast
Gedragslijn Openbaar Meld Systeem
36
wordt verondersteld dat de gebruiker/eigenaar zijn verantwoordelijkheid neemt en er te allen
tijde voor zorgt dat de doormelding na onderhoud weer actief wordt geplaatst. Indien in de
praktijk blijkt dat deze verantwoordelijkheid niet wordt genomen, kan ook hierop gehandhaafd
worden.
3. Constateren dat de aansluiting is gesaboteerd en handhaven op basis van de aansluitvoorwaarden
van de Meldkamer Brandweer (alleen van toepassing op verplichte doormeldingen).
Bijlage 7: Object opzeggen in de webportal Login op de webportal https://vrh.gebouwalarm.nl door op ‘Mijn gebouw beheren’ te klikken en
vervolgens uw gebruikersnaam en wachtwoord in te vullen.