re-arch
TRANSCRIPT
Re-Arch nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen
Rotterdam, zomer 1996
O$ze pubiUcetle ward gei"'laekt in opdracht van
hst Stimulerlngsfonds voor Archltectuur door
CRIMSON ondenoek krltlsk theorie te Rotterdam.
lnleld/ng sn s/rtdredsc:tie
Michelle Provoost
Onderzoek en pro}ecrbeschr/]vinQen
Cassandra Wl\klna
Besldredsctis
Emst van dar Hoeven
Tebtredactle
Wouter Vanstlphout
Voor d6Ze publlketle warden Interviews gedaan met Emst..Jan Nusaelder, Bert van Bommel, Cor..Jan van der Peet,
Marc van Roosmalen, Mels Crouwal, Rob van Erk.
Paul Wintermans, Aulte van der Woud, Gar Klapwljk,
MatthljsBouw
Me1 dank aen: Jan Duursma
Vormgevlng
Proforma as.soclatle voor antwerp & advles bNO
(Ciarlin 6Gaore en Menno van dar Vaen)
Drokkorl}
Van de Rhea, Rotterdam
Lithogrsfis Letters bv Rotterdam
Ultgeverlf 010, Rotterdam
Personen of lnstanties die menan rechten aan daze publikatfe
te kunnen onttanen worden verzocht contact op te nemen
met het Stimulerfngstonds voor Architectuur
CIP /ISBN 90 6450 267 6
5
9
38
50
50
62
72
94
114
122
148
158
168
lnhoudsopgave
Voorwoord N. deVreeze
Re-Arch: nleuwe ontwerpen voor oude gabouwen M. Provoost
Acht ratorlsche flguren M. Provoost
Twintig projecten C. Wilkins
Ondargronds Museum Beeklen aan Zee
RljksarchJef Limburg
1+1=2 Beurs van Ber1age
Anne Frankmuseum
1 +1 =1 Rljksslcademle voor Beeldende Kunsten
Hoofdklntoor Mexx~lntemational
Nederlandse Bank
Koninklljke Schouwburg
Continuiteit Openbare Bibliotheek
Historisch Droogdol<
Kasteel Deume
Palimpsest Centraal Museum
Heramietkreeft Studiocomplex Schlehaven
Graanpakhuls Albion
DeWaag
Klnderdagverblijf Hat Kasteel
Recapitulatie MeesPieraon Bank
Koffiesllo Van Nellefsbriek
Face-lift Transltortum
Acom kantoorgebouw
Projectgegevens
Voorwoord dr. ir. N. de Vreeze
directeur van hat Stimuleringsfonds voor Architectuur
Men kan soms oprecht verbaasd zijn over de funds·
mentele betekenis van hat begrip 'tijd', die essentiiile eigenschap van hat
bestaan, waardoor we enerzijds voortdurend gedwongen worden ons te
richten op een niet bestaande toekomst en ons anderzijds voortdurend
moeten herinneren wat definitlef voorbij is gegaan.
Hat wankele moment dat we 'heden' plegen te noemen wordt ingeklemd
tussen de duistere zee van hat verladen en de onzichtbare en onzekere
mist van de toekomst. De ervaring van de tljd is in ons bestaan zo domi
nant dat alias van waarde in termen van tijd wordt beleefd: kunst en
cultuur worden begrepen in peri odes, wetenschappen leggen observaties
en wetmatigheden van hat verladen vast om hat haden te begrijpen en de
toekomst te voorspellen, politiek en be laid anticiperen op verwachtingen
over wat komen gaat en wat nodig zal zijn, in opvoeding en onderwljs
worden ervaringen uit hat verleden overgedragen om in de toekomst
adequaat, verantwoord en tevraden te kunnen functioneren, vak
manschap en deskundlgheid zijn gebaseerd op een selectie van bruikbare
en onbrulkbare handelingen en inzichten, en zo kan men doorgaan.
Ook architectuur en stedebouw, de culturele ambities die daarin schuilen,
de wetenschap en het beleid die ervoor nodig zijn, het vakmanschap en
de deskundigheid die erin tot ontwikkeling kunnen komen, bestaan bij de
gratia van de geschiedenis van daze fenomenen, en tegelijkertljd zijn ze
gericht op het veronderstelde nut en het plezier dat men van architectuur
en stedebouw in de toekomst kan bel even.
Waaraan denken architecten als ze hot over geschiedenis hebben7 Aan de
grote tradities7 Aan lichtende bakens die een referentie kunnen zijn voor
kwalitatieve ambities7 Aan de ontwikkeling van technologisch vernuft,
waardoor steeds meer mogelijk wordt?
In die zin is geschiedenis voor de architectuur en de stedebouw ongetwlj
feld een van de belangrijkste kennis- en inspiratiebronnen. In dit boek
gaat het om lets anders, namelijk om de geschiedenis als onderdeel van
een actuele en op de toekomst gerichte ontwerpopgave: om de betaken is,
de waardering en de interpretatie van de historische context. Voorlopig
wordt de vraag naar de betekenis van de context aileen gesteld op het
niveau van gebouwen: wat is de essentie van de coalitie tussen oud en
nieuw in 'nleuwe ontwerpen voor oude gebouwen'7 Hoe gaan archltecten
om met het nieuwe in de context van het oude7
'lnterventies in hlstorische context' noemde het Stimuleringsfonds voor
Architectuur een van de prioriteiten van het subsidiebeleid van het fonds.
lnmlddels zijn diverse subsidie-aanvragen in deze steer gehonoreerd, en
sommige projecten hebben ook tot concrete resultaten geleid.
Een van die projecten was de meervoudige studie-opdracht voor de ru'ine
van het Groot Kasteel In Deurne, waarvoor nu de spannende fase van
bouwplanontwikkeling en realisatie moet gaan beginnen. Deze meer
voudige studie-opdracht Ioverde drie verschillende concepten op, op
grond waarvan de vraag kon worden gesteld of er een overzicht te maken
zou zijn van de verschillende ontwerpstrategien, waarmee de huidige
ontwerpcultuur met betrekking tot dit thema -nieuwe ontwerpen voor
oude gebouwen- kan worden ge'interpreteerd.
Het Stimuleringsfonds voor Architectuur beoogt met deze studie bij te
dragen aan inzicht in hoe ontwerpers omgaan met de betekenis van de
historische component van de context, wat een essentieel aspect van
architectuur genoemd kan worden. Er zijn gelukkig veel geslaagde voor
beelden te vinden van de polariteit tussen oud en nieuw. De Beurs van
Barlage in Amsterdam werd op een gedurfde wijze aangepast ten behoo
ve van nieuw gebruik, waarbij de radicale afwijzing van een brave,
onopvallende aanpassing leidde tot een insplrerende confrontatie tussen
oud en nieuw. Juist daardoor warden de oorspronkelijke kwaliteiten van
het gebouw geactualiseerd en gerespecteerd. Hetzelfde geldt voor het
gebouw van de De Pont Stichting, een oude textielfabriek in TIIburg die
verbouwd werd tot museum voor hedendaagse kunst, het complex van
de Tweede Kamer in Den Haag, dat In een historlsche context ingrijpend
werd uitgebreid en gemoderniseerd en de cavaleriekazerne in
Amsterdam, die na een ingrijpende herstructurering onderdak bledt aan
de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten.
In dit boek wordt aannemelijk gemaakt dat een alles omvattende en con
sistente theorie over ontwerpstrategien, of een sluitende rubricering van
intellectuele standpunten niet mogelijk is. Ieder project kan en moot op
z'n eigen merites en ambities worden beschreven en beoordeeld.
Een wetenschappelijke theorie over de aard van architectonische inter
venties zou bestaan uit louter fricties en paradoxen, en vindt juist daarin
haar essentie, stelt M. Provoost in haar inleldende essay.
Projecten moeten uiteindelijk steeds beoordeeld worden op wat ze zelf
teweeg brengen: inzicht in wat de ontwerper beoogde met de in het ant
werp verankerde relatie tussen oud en nieuw, in de subtlliteit van relatles
en contrasten en in de manier waarop hot oude door hot nieuwe op z'n
plaats gezet wordt.
Re-Arch nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen
Waaraan denken architecten als ze het over geschlede
nis hebben 7 Indian we 'geschiedenis' aileen opvatten als een idee en als
een wetenschap kunnen we deze vreag snel van tafel vegan. In
intellectueel opzicht maakt de geschiedenls immers nauwelijks deel uit
van de Nederlandse architectuur. We stellen daze vraag hier echter uit
interesse voor de geschiedenis zoals die geconcretiseerd is in het oude
gebouw en voor de omgang met die geschiedenis wanneer dat gebouw
opnieuw het onderwerp wordt van een architectonisch ontwerp: wanneer
deze verbouwd, uitgebreid, van een nieuw uiterlijk voorzien of herin
gericht wordt. We zouden dergelijke architectonische opgaven willen
benoemen als Re-Architecture, kortweg Re-Arch.
Welke houding kiezen architecten in Nederland wanneer zlj een nleuw
ontwerp maken voor een oud gebouw7 'Eigenheid met respect voor het
oude' Is de standaard-wens van opdrachtgevers en de standaard-toelich
ting van ontwerpers. Oud en nieuw moeten 'in evenwicht' zljn, men
streeft near 'harmonia zonder pastiche', aen 'dialoog met het oude' of 'een
historisch, maar niet historiserend beeld'. Dit boek wil de scherpe kantjes
die achter deze eufemismen en cliches verscholen gaan opnieuw zicht
baar maken en ingesleten begrippen weer van nieuw Ieven voorzlen.
De werkelljke inhoud van Re-Archprojecten zit namelljk minder in de
beleefdheidsfrases waarmee ze worden toegelicht, dan in de architectuur
als een fysieke ingreep in het bestaande. De intense een-op-een-relatie
l1'.N die een nieuw ontwerp aangaat met de geschiedenis, en aile paradoxen
:.e~ en l@mbigu"ite!!}die daze met zich meebrengt, is daarom hat onderwerp
van dit boek.
De volgende vraag die zich aandient is: waarom de concentratie op hat
individuals gebouw? Hat opnieuw gebruiken van de bestaande stad, de
herbestemming van industriiile gebieden, de invullingen in oude stads
wijken, de transformaties van perifere stedelijke gebieden lijken zoveel
belangrijker voor de omgang met de historische substantia van de stad.
Bovendien is de focus van de Nederlandse architectuurdiscussie de laatste
tien a vijftien jaar gericht op de stedebouw. Oat is echter juist de redan dat
we terug willen naar de tactiele concreetheid van het enkele gebouw.
Re-Arch is, ondanks de kleine of grote rol die stedebouwkundige aspecten
erin spelen, door zijn detaillistlsche karakter wezenlijk anders dan de ste
debouwkundige opgave van hat maken van een stadswijk in een oud
havengebied of een woonwijk in een bestaand landschap. In plaats van
-zoals gebruikelijk geworden is- hat gebouw te bespreken vanuit de stad,
dienen we nu zonder schroom hat omgekeerde te doen. Dit boek concen
treert zich op de architectonische dimensie en bewaart de stadebouwkun
diga interventies in een historische context voor een volgende publikatie.
Gaen aupertheorle
Voor zover er consensus bestaat over een algemeen
criterium voor Re-Arch is hat wei de eis van 'eigentijdsheid', van een
modern en herkenbaar nieuw antwerp, dat zich zelfbewust naast hat oude
gebouw opstelt. Niet aileen is daze term zo breed interpretabel dat hij ons
welnig verder helpt, ook dreigen we hier in de valstrik te lopen van de
moderns. archltectuur, die immers uitgaat van een fundamentals tegen·
stalling tussen inventie en conservatie; een uitgangspunt dat tot voor kort
de onverzoenlijkheid van architecten en monumentenzorgers bepaalde.
De architectonische an conceptuele veelvormigheid van de in dit boek
opgenomen projecten wijst echter op hat verdwijnen van die conceptuele
apartheid, voortkomend uit een enge definitie van hat begrip 'modern'.
Voorlopig moeten we concluderen dat een consistente benadering van
Re·Arch niet bestaat. Daarvoor is de historische architectuur te pluriform
in aard, status en betekenis. Daarbij komt dat de relatie tussen oude en
nieuwe architectuur onderhevig is aan wisselende culturele opvattingen
over de betekenis van het monument en die van de nieuwbouw. Een theorie
van de architectonische interventie zou bestaan uit louter frictles en para·
doxen en vindt juist daarin haar essentie. Door in elk apart gavel hat idee
te analyseren, dat besloten ligt in een nleuw antwerp, is hat mogelijk om
te zien welke verschillende karakteristieken de relatie tussen oud en
1 nieuw op dit moment kent. Daarom zijn in dit boek twintig recente
Nederlandse -uitgevoerde en onuitgevoerde- projecten opgenomen,
gedocumenteerd en beschreven, telkens vanuit een specifieke invals
hoek.
Nut en nedeel
De pluriformiteit van Re-Arch nu vloeit enerzijds voort
uit de pluriformiteit van de hedendaagse architectonische cultuur, ander
zijds l1.[t een verschuiving van attitude, die we -met de Spaanse architec
tuurhistoricus I. de Sola Morales· kunnen omschrijven als een verschui-'f ving ven contrast near analogie'. Bij de houding van contrast ligt de · nadruk op de eigenheid en eigentijdsheid van hat ontwerp; op de eigen
identiteit ten opzichte van hat oude. Daze houding komt voort uit de ver
I onderstelling dat contrast de betekenis van hat oude en hat nieuwe inten
f(t~llW 1· siveert en visualiseert •• !!ij die~~l!.!'~i!l9i~ 2111~aat !let '?l"!tw!lrP uit de • !.JEeR ' ~~ssen hat oude en het nieuwe, waarbij uit de interferentie tussen
beida ietS nieuws ontstaat. Daardoor is de identiteit van hat nieuwe ver-
bonden met de historle, in plaats van dat het ermee geconfronteerd word!.
De Sola Morales omschrijft analogs architectuur als 'een nieuwe sensi
billteit', die getuigt van een complexe opvatting van de relatie tussen
oud· en nieuwbouw. Hij vindt daze in hetwerk van Carlo Scarpa (Museum
Castelvecchio, 1956), Rafael Moneo (Banco de Espana, Madrid 1980),
Georgio Grassi (Romeins theater in Sag unto, 1993), maar ook in de einde
loze reeks ontwerpen die Gunnar Asplund maakte voor hat stadhuis van
Goteborg (1913·1937), gedreven zoekend naar een vorm, eigenwijs
genoeg om verwant te kunnen zijn a an het bestaande gebouw.
Hat onderscheid tussen contrast en analogie is daarmee geconstateerd
op een formeel architectonisch niveau, maar komt als concept ook voor in
algemenere beschouwingen over de dialectiek tussen hat oude en hat
nieuwe. De meest scherpe tekst over dit aspect ward geschreven door
Friedrich Nietzsche: Over nut en nadeal van geschiedenis voor hat Ieven.
Hij zet hlerin de dilemma's en paradoxen, de do's and don' ts in de
omgang met de geschiedenis in een meedogenloos Iicht. Dit boek ward
gepubliceerd in 1874, toen de monumentenzorg in Nederland onder Iei
ding van Victor de Stuers en AJberdingk Thijm juist vaste voet aan de
grond begon te krijgen. Nietzsche wijst op hat gevaar van de geschiede
nis: een teveel werkt verlammend en voorkomt dat een cultuur hear eigen
scheppende kracht in daden weet om te zetten: 'Er is een mate van slape
loosheid, van herkauwen, van historisch beset, waardoor hat Ieven
geschaad wordt en tenslotte te gronde gaat, of hat nu een mens, een volk
of een cultuur is''. Hij plait voor vergeten, voor a-historisch besef en voor
een artistieke, operatieve geschiedenis in dienst van 'het Ieven'.
Hoewel daze tekst natuurlijk gezien moat worden in zijn negentiende
eeuwse context treft ons hoe de twee houdingen van contrast en an alogia
) hier ge'introducee~d w~.rden .. Contra~ vinden we in het a-historische en
het streven naar e1gent1Jdshe1d, voorUitgang en anders-zijn; daze houding
! kan zowel destructief zijn ten opzichte van het bestaande als een enorme
/ da~dkracht o~tlenen aan zij~ ni~ door hi~orische. ballast beperkte vrijheld. De houdmg van analog1e vmden we m het ple1dooi voor een opera
tieve omgang met het verleden als ruw materiaal en het idee dat 'kennis
1 v~n het verleden aileen wenselijk is in dienst van heden en toekomst, en
met om het heden te verzwakken of om een levenskrachtige toekomst van
haar wortels te beroven,.., Aileen in dat geval kan de geschiedenis aan-1 zetten tot daden.
De a-historische houding van contrast, waarin een kunstwerk geschapen
wordt zonder banden met het verleden, leidde in de late negentiende
eeuw tot de formulering van kunst als 'de allerindividueelste expressie
van de allerindividueelste emotie'; in de 'eigenheid en originaliteit' van
het beeld van onze contemporains gebureaucratiseerde architectuur
vinden we een restant van het moderniteitsbegrip van de negentiende eeuwterug4
•
Nietzsche formuleerde de nog steeds actuele gedachte dat historie er in
de meeste gevallen aileen is om vernieuwd of verworpen te worden.
Maar hij laat ons met meer vragen dan antwoorden zitten: waar ligt de
precieze grens tussen de mens als een dier zonder herinnering en een ver
lamd wezen met een buik vol onverteerde historische stenen; oftewel wat
is teveel en wat is te weinig geschiedenis? Hoe is de historie, die als zelf
standig werk gemaakt wordt door de historicus, te rijmen met de operativiteitvan die geschiedenis?
Contrast an analogla
De houding van contrast is niet zo agressief en
autonoom als Nietzsche's formulering doet vermoeden. De Sola Morales
legt de complexiteit ervan uit aan de hand van canonieke ontwerpen van
Mies van der Rohe, Hilberseimer en Le Corbusier. De wolkenkrabbers (1)
aan de Friedrichstrasse (1920), het plan voor het centrum van Berlijn
(1928) en het Plan Voisin voor Parijs (1925) zijn door andere historici als
Bernard Huet ge'interpreteerd als doodvonnis over de bestaande stad.
Maar volgens De Sola Morales kon zelfs daze architectuur niet anders
doen dan 'haar eigen interpretatie geven van het materiaal dat haar
gepresenteerd ward door de stad en de geschiedenis, op paradigmatische
wijze een relatie definiiirend die wordt gekarakteriseerd door de nadruk op
het effect van contrast boven elk ander type formele categorie''. Hij ziet
contrast en de presentatie van de projecten als fotomontages kortom
gewoon als e~n manier om met het bestaande om te gaan en niet per se als destructief.
In 1931, twee jaar voor ClAM, brachten de professionals organisaties voor
monumentenzorg een document uit met de naam 'Charter van Athena'.
Zij propageerden bij restauraties een afleesbaar contrast tussen oud en
nieuw. De monumentanzorg, die traditio nee I als vijandig aan ontwerpers
wordt beschouwd, droeg zo bij aan de onstuitbare opkomst van contrast. Dit onderstreept dat contrast beschouwd ward als een didactisch principe
en een streven naar duidelijkheid en niet als een Marinetti-achtige oproep tot het verbranden van musea en kerken.
Voor wie de twintigsta eeuw niet aileen in termen van (a I dan nlet dialecti
sche) vernieuwing van de architectuurgeschiedenis wil zien, blijkt de
moderne architectuur wei degelijk ook de houding van analogie in zich te
drag en. Oat geldt juist voor enkele bij uitstek modern a architacten, wiens
ontwerpen gericht zijn op het creiiren van formele en semantische com
plexiteit in plaats van onderscheid en eenduidigheid.
~ F
De uitbreiding die Van Loghem in 1928 maakte voor een ijzerhandel (2) in
Amsterdam is tekenend voor hat zoeken naar een manier om zonder pola
rlteit onderscheid te maken, om tegelijkertijd verschil en overeenkomst te
Iaten zien. Het pakhuis en kantoor bezaten in Van Loghem's earste versie
een vlakke betonnen gavel met smalle verticale raamstroken. Na afkeu
ring van dit antwerp door de welstandscommissie werd een tweede ver
sie gemaakt'. Van Log hem ontwierp -in baton- een raamorde die het mid
den houdt tussen strookvensters en die van een Amsterdams grachten
pand. Op de kantoorverdieping verraadt hat grate roam over de gehele
breedte van hat pand de niet-dragende functie van de gavel, een theme
dat we van de koopmanshuizen uit de Gouden Eeuw kennan, evenals uit
La Corbusier's Oeuvre Completa Met zijn 'aangepaste' gavel en schuine
kap met drie enorme dakkapellen leunt de nieuwbouw als een kolossaal
volume op, naast en achter het oude gebouw. Zander enige vorrn van be-
2
leefdheid of respect is het oude pakhuis in hat nieuwe volume opgenomen.
Een alternatief voor de patsteiiing tussen de als incompatibel beschouwde
attitudes van inventie en conservering was J.J.P. Oud's antwerp voor een
monument voor de Laurenskerk (3) In Rotterdam (1950}. In de strijd die op
dat moment woedde tussen hat traditlonaiisme en het modernisms
schaarde de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zich achter het eerste
en beijverde zich stark voor hat in historische vormen terugrestaureren
van -onder andere- de Leurenskerk'. Oud bedacht voor de kerk -hilt icoon
van hat verwoeste Rotterdam- een oplossing, die de moderns en histori
sche architectuur als gelijkwaardig zieten de rui"ne oplaadt met een veal-
held aan betekenissen: architectonlsch, semantisch en stedebouwkundig.
Daarmee is hat, meer dan Van Log hem's pakhuis, een statement over de
inhoud van de analoge interventie.
Oud eist voor de madame architectuur hat recht op zelfbewust antwoord
te geven op een maatschappelijke en cultureel beladen opgave. Zander
enige plichtpleging restaureert hij de toren ('als symbool van de stads
idee'} en breekt de rest van de ruine at. Als een herinnering verrijst de kerk
In zijn hale, onaangetaste vorm in miniatuur op een eilandje in de vijver
tussen de toren en hat nieuwe, onaanzienlijke kerkgebouw. Hat plan laat
zien wat Is en wat niet meer is.
3
Naoorlogs modemlsme
In de decennia na de oorlog verkozen de meeste archil tecten van moderne signatuur en hun opdrachtgevers een hard en een
' duidig standpunt: eigsntijdshaidwerd dermate belangrijk dat de historici-
telt van hat oude gebouw geen initierende rol kreeg in het tot stand
1 komen van hat nieuwe ontwerp. De strategie van contrast kreeg een kari
\ katurale platheid, die hat in hat vooroorlogse modernisme nog niet bezat.
' Op de architectuur-van-contrast vormden slechts de Delftse School-ant-
/
' werpen een uitzondering door de andere extreme pool te kiezen, die van
hat historiserend bouwen. Daze keuze beiicht de tweespalt In de architec
tuur van de jaren vijftig en zestig.
Daar stoat tegenover dat een van oorsprong Delftse School-architect als
Vegter voor de uitbreiding van hat classicistische stadhuis van
Groningen (1949-1962} een contrasterende oplosslng koos, waarbij oud
en nieuw zich in volume, materiaal, bouwwijze en stijl strang van elkaar
onderscheidden (4). De redan was in dit geval dat Vegter zocht naar een
moderne equivalent van het negentiende-eeuwse stadhuis. Zijn marme
ren geometrie staat voor een nieuwe monumentaiiteit en een nieuwe
waardigheid. Het Goudkantoortje -een zeventiende-eeuws monument·
werd als een derde object binnen de nieuwe orde geplaatst door koppe
ling aan een glazen luchtbrug. Deze losse configuratie volgde uit het ver
zet van Monumentenzorg tegen uitbreiding van het oude stadhuis. Toch
werd nadien juist het contactpunt geiezen ais een doelbewuste en kwalij
ke breuk met de historie. Het gebouw, met al haar aspiraties van een
hoopvolle en trotse eigentijdse architectuur, werd in 1994 afgebroken.
4
Tot aan de jaren zeventig was Re-Arch van ondergeschikte betakenis als
archltectonische opgave. Zo waren in de oeuvres van grote productie
bureaus als Maaskant en Van Tijen of Van den Broek & Bakema vrijwel
aileen werken te vinden van nieuwbouw. De uitbreidingen die Van den
Broek & Bakema enkele karen maakten aan hun eigen gebouwen (Galerie
Modernes, Termeulen) spreken van de continu'iteit van het bureau, niet
zozeer van het gebouw zelf. Het meest exemplarisch wordt dit gedemon·
streerd in de Van Nellefabriek, die in wezen een enorme palimpsest is, vol
van tegenstrijdigheden. Toch lijken aile achteree.nvoigende incarnaties
van het bureau -van Michie! Brinkman tot Melndert Booij- een consistente
bijdrage te hebben geleverd aan de realisering van een geheimzinnig
masterplan.
i
~ I
-- 1
Een van de weinig karen dat Van den Broek & Bakema een nieuw antwerp
maakten voor een historisch gebouw was de verbouwing van het stad·
huis (51 van Brielle (1954-1957, i.s.m. C. Baert de Ia Faille van de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg). Het monument was een hybride bouwwerk,
ontstaan tussen de middeleeuwen en de negentiende eeuw. Van den
Broek & Bakema gingen op zoek naar de diepte-structuur van het
gebouw; ze behielden de buitenmuren, de plafonds en vloeren, en brach
ten de oude balkan in het zicht. De dragers en wanden warden los van
elkaar in een elementaristische compositie samengebracht; de inrichting
werkte mee aan het transformeren van de oude 'statische' vorm van het
gebouw in een nieuw 'open' beeld.
5
In de pers werd dit antwerp besproken als een vorm van 'harmonieus
contrast' waarbij de leeftijd van elk onderdeel duidelljk wordt gemaakt en
terioopse overgangen zijn vermeden. Daze vorm van harmonia ontstaat
doordat de fragmentarische geschiedenis van het oude gebouw geredu
ceerd is tot de overzichtelijke polen oud en nieuw. Aileen de meest
robuuste, brutallstische delen van het oudE! gebouw, die het meest over
eenstemmen met het strakke geometrische interieur-design van Van den
Broek & Bakema, zijn gebruikt in wat we ais een trans-historisch Rletveld
Schriiderhuis kunnen beschrijven.
Heropanlng van hat debat In de overwegend door formeel contrast gekenmerkte
manier waarop het naoorlogse functionelisme met oude gebouwen
omging werd via twee wegen verandering gebracht. In de eerste pleats
voltrok zich rend 1960 een verandering in de internationals erchitectuur
theorie die zijn sporen naliet in de Nederlandse architectuurpraktijk.
De nieuwe generatie modernisten in Team X zette in 1959 haar versle van
het modernisme tegenover de 'oude'. Hun belangrijkste bijdrage wat
betreft Re-Arch was dat ze tegenover de generallserende concepten van
'de generatie van 1930' het idee ven uniciteit plaatsten. Terwijl in de herol
sche periode bestaande gebouwen en steden warden vervangen door
algemene concepten, verkoos Team X de 'time-conscious techniques of
renewal and extension derived from the recognition of the positive ecolo
gical trends to be found in every particular situation''. Met daze 'meta
bolische' opvatting van geschiedenis als een groelproces ward een
venster geopend naar de specificiteit van de locatie als voedingsbodem
voor het antwerp.
De onuitgevoerde verbouwing door Herman Hertzberger van de
Broerkerk (6} in Groningen tot universiteitsbibliotheek (1975) was type
rend voor de opvattingen van 'Team X-dochter' Forum over de bestaande
stad, met name voor de invloed van de psychologie en sociologie. Dit on t
werp was het logische vervolg op de Doelstellingennota uit 1972, waarin
de fijnmazigheid en kleinschaligheld van de stedelijke morfologie als
waardevol warden aangewezen. Het behoud van de Broerkerk was duide
lijk niet het belangrijkste doe! van dit plan; het gebouw is gebruikt als de
8
voorhanden zijnde container voor een zoemende mensenmassa, die zijn
creativiteit en leesgierigheid mag uitleven. Het gebouw lost op In het 'ste
delijk weefsel': het verdwijnt onder de grand en vloeit uit in een serie half
ronde daken. Met de profanisering van de negentiende-eeuwse kerk zou
het neo-gotische koor niet meer zijn dan een theatrale verrassing binnen
de bibliotheek als een 'open en uitnodigend' instituut.
In de tweede plaats ward door de Torre Velasca (7) van Ernesto Rogers
(1958) in Milaan het startschot gegeven voor een heetgebakerde discussie
in Team X over de betekenis van de historische stad voor de moderne
architectuur -tot dan toe een non-issue. De pre-moderne vorrngeving van
daze moderne kantoor- en woonflat bracht Bakema tot het verwijt aan
Rogers: 'You are resisting contemporary lite". In het kielzog van Rogers
werd door de rond zijn tijdschrift Casabella geformeerde Tendenza-groep
(Aido Rossi, Giorgio Grassi) en door Saverio Muratori een strang onder
zoek naar de typologie en morfologie van de historische stad ontwikkeld.
Hoewel dit onderzoek ward uitgevoerd door architecten, was het niet
direct gerlcht op het ontwikkelen van een model voor toekomstige archi
tectuur, maar op het isoleren van de historische wetmatigheden die de
stad van toen, nu en straks bepalen.
Het lokale, de Interesse voor transformatie en groei van Team X enerzijds,
en het historische onderzoek van de ltallaanse en later Franse architecten
en historici als Bruno Fortier en Andre Chaste! anderzijds, hebben in het
architectonlsch denken de weg bereid voor een complexe en gelaagde -
ana loge- attitude ten opzichte van Re-Arch, waarin de geschiedenis opge
vat wordt als een opslagplaats van vorm en kennis.
In de Nederlandse theorle werd dit buitenlandse gedachtengoed
ge'introduceerd via Ungers' ontwerp voor de TU Twente (1967) en het Kop
van Zuid-ontwerp (8) van Rossi en het bijbehorend onderzoek door
8
~ F
Donald van Dansik, Jan de Graaf en Wim Nijenhuis (1983). Daarbij waren
er steeds de pleidooien van de architectuurhistoricus Ed Taverna voor een
serieuze rol van historisch onderzoek in de architectuur.
Een authentiek-Nederlandse inbreng in de debatten over de historische
context werd zichtbaar met de stadsvernieuwing, een operatie die niet
architectonisch, maar sociaal-politlek werd geformuleerd. Aldo van Eyck
en Theo Bosch herintroduceerden een kleinschalige stedelijke morfologie
in de door metro-aanleg verwoeste Nieuwmarktbuurt in Amsterdam, die
hierna hat icoon werd van de architectuur en stedebouw van de jaren
zeventig. De hero'iek van 1970 -van het terugvinden van de sociaal-kritl
sche positie van de architectuur- is sindsdlen In diskrediet geraakt door
hear In architectonisch opzicht teleurstellende voortbrengselen. De aan
dacht voor de gebouwde geschiedenis van de stad bleef oppervlakkig
en vooral gericht op een zo efficient en economisch mogeli]k hergebruik.
Hat bouwen voor de buurt en hat verwante contaxtualisme betekenden
echter voor het grote publiek, de overheden en de institutionele op
drachtgevers een keerpunt en maakte duldelijk dat het behoud van de
historische stad eerbiedwaardig is en bijdraagt aan een 'gewaardeerd
leefmilieu'. Woningbouwverenigingen, gemeentelijke instanties en arch l
tecten stemden hun denken, werkwijze en organisatie af op de nieuwe
cultuur, die enorm verschilde van de woningproductie In de jaren zestig.
Van de hier ontwikkelde expertise is geprofiteerd in de vela hergebruik
projecten in de jaren tachtig en negentig.
9
1980
Twee projecten markeren achteraf gezien een belang
rijke cesuur in de verhouding tussen geschiedenis en architectuur. De
breuklijn ligt rond 1980 en de projecten zijn de Tweede Kamer-prijsvraag
I en het antwerp voor de Koepelgevangenis van het OMA. Het antwerp
voor de nieuwe Tweed& Kamer was een nationaal gewetensvraagstuk,
gekenmerkt door drama en chaos. De kern van het probleem was de ver-
houding tussen oud en nieuw, in concreto tussen he! bestaande
Binnenhofcomplex en de nieuwbouw. De eerste prijsvraagronde werd
een blamage; geen van de 111 inzendingen werd door de jury goed
genoeg bevonden.
Het plan (9) dat het OMA instuurde werd afgewezen vanwege de inbreuk
die het maakte op het Binnenhof met een volume dat van opzij het com
plex binnendrong. Het antwerp kwam voort uit een kritisch-parano'ide
analyse van de Nederlandse samenleving. Hat deed met ons democrati
sche bestel hetzelfde als Rem Koolhaas' boek Delirious New Yarkvoor het
Manhattan van de jaren twintig had gedaan. Het antwerp was een montage
van de attributen en excessen van de Nedertandse democratie, met onder
meer een smoke filled roam, en een zitkuil voor inspraakgroepen.
Na de afwijzing van het plan ging het zijn eigen Ieven leiden door de
waardering die ervoor bestond onder architecten, intellectuelen en kun
stenaars, Haagse belangengroepen en door de invloed die hat kreeg op
de winnaar van de volgende ronde, Pi de Bruyn.
Ditmaal sprak vooral de tegenstelling tussen De Bruyn's antwerp en dat
van Groep 5 tot de verbeelding. Dit laatste plan bracht de kleinschaligheid
uit de stadsvernieuwing op het Nederlandse parlement over en ver
smalde het plein aan de Hofsingel tot een buurtstraat. Hoewel dit plan de
meeste steun ondervond -ook vanuit hat parlement- maakte rijksbouw
meester ljeerd Dijkstra korte metten met daze vorm van bouwen voor de
buurt op nationaal niveau door midden in de helse discussie hat plan van
Pi de Bruyn near voren te schuiven, op dat moment gezien als een
gawaagda votm van 'autonome architactuur'. Nu, in 1995, word! nog
steeds gewerkt aan de voltooiing van hat Tweed a Kamercomplex (10), dat
niet aileen uit delnmiddels voltooide nieuwbouw bestaat, maar ook uit de
restauratie van Binnenhofpanden.
Hoewel Pi de Bruyn altijd heeft erkend schatplichtig te zijn aan Koolhaas'
in retrospectief gelauwerde ontwerp (vooral in de richting en de plaatsing
van de plenaire zaal) hebben de twee meest in hat oog springende ken
merken van zijn gebouw daar niet zoveel mae te maken, namelijk de
representatie van hat bestuur en hat stedebouwkundige gedrag van hat
gebouw. De openheid van hat overheidsapparaat word! gerepresenteerd
11
in de binnenstraat, de uitnodigende glazen deuren en de grote perstoren.
Stedebouwkundig is hat gebouw als een kitvoeg tussen hat bestaande
complex en de gebouwen aan de lange Houtstraat gesmeerd.
Veel concepten leken met de Tweede Kamer-prijsvraag ten grave te zijn
gedragen: k/einschaligheld als symbool voor san passing aan de geschie
denis, bouwen voor de buurt als socials basis voor architectuur, contrast
als exclusieve vorm om om te gaan met hat bestaande en tenslotte de
respectvolle afstandtussen oud en nieuw.
I Meer dan een elnde vormt hat ontwerp voor de Koepelgevangenls (11) in
Amhem door het OMA (1980) het begin van een nieuw concept. De relatie
met het oude word! niet Ianger uitsluitend omschreven als een formeel
probleem; hat ontwerp verhoudt zich tot de betekenis en hat idee van hat
gebouw. Dit bracht Hans van Dijk ertoe hat project te omschrijven als een
vorm van conceptuele monumentenzorg: 'een strategie om het bestaande
nlet zozeer near de letter maar naar de geest te respecteren'".
Hat oorspronkelijke panopticon uit 1880 van vader en zoon Metzelaar was
een interieure wereld die vanuit hat middelpunt bewaakt (en ook geevan
geliseerd) ward. In een eeuw tijds was het panoptisch functioneren bin
nenste buiten gekeerd: vanwege ruimtegebrek waren allerlei functies in
barakken buiten hat gebouw ondergebracht en de bewakers hadden zich
vanuit hat midden over de ruimte verspreid. Hat nieuwe gebruik van dit
'puur theoretische gebouw' ward door het OMA geaccommodeerd door
een totale revisie van hetterrein binnen de muren. De rigide ordening van
het oude gebouw gat aanleiding tot het tekenen van een kruis van onder
grondse straten waaraan nieuwe ruimtes gekoppeld warden. Daze supre
matistische compositie laat hat panopticon grotendeels intact en dear
mea ook zijn betekenis van opsluiting en controls, 'saving the new the
embarassment of having either to ignore or express the idea of incarcera
tion, which is incompatible with its aspirations. After the Intervention, the
dome represents the dismantled past, its former center crossed out, resting
on a podium of modernity, which is concerned only with improving the
prisoners conditions'11•
Vanuit de programmatische verbeteringen die vereist waren, is hat beeld
van hat panopticon gebruikt als een van hat heden vervreemd object, dat
uittorent boven hat programmatische platform. De onverbiddelijke
geometrische en in zichzelf gekeerde vorm is ondergraven met een
net-niet symmetrisch kruls, dat de kern uit hat oude gebouw wegvaagt en
formeel en programmatisch overneemt. Hat project is een onderzoek naar
de asplraties van vrijheid en historiciteit van de moderns archi
tectuur, en is in zijn conceptuele gelaagdheid innig verbonden met
Cud's laurenskerkontwerp.
RIJksgebouwendlenst en Monumentenzorg
In de jaren tachtig veranderden ook bij de Rijksge
bouwendienst en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de twee grote
overheidsdiensten die Ieder vanuit hun eigen optiek over het monumen
tenbestand waken, de opvattingen over Re-Arch.
Als elgenaar, gebruiker en beheerder van honderden monumenten heeft
de Rijksgebouwendienst zichzelf opgelegd 'een voorbeeldige rol' te ver
vullen, ook op het gebied van het aanpassen en hergebruik van hun bezit.
De dienst getroost zich grote inspanningen om onverschillige gebruikers
en eventuele eigenaren te enthousiasmeren voor hergebruik.
De discussie over monumenten in rijksbezit, die begon in de periode dat
Wim Quist Rijksbouwmeester was, kwam onder Tjeerd Dijkstra in een
stroomversnelllng, mede door de bezuinigingen op het budget van de
Rijksgebouwendienst. Daardoor verschoof het accent geleidelijk van
nieuwbouw naar beheer, een tendens die bevestigd werd in de
Architectuurnota uit 1991. Dijkstra wilda het monumentenbeleld ontdoen
van zijn stoffige imago. Daartoe werd het in 1981 gedecentraliseerd en
1 geleid door een kerngroep Rijksmonumenten in Den Haag. Met dit nieuwe
; monumentenbeleid ging, voorafgaand aan een intarventie, een syste
matischer en wetenschappelijker bouwhistorisch onderzoek gepaard. Bij
restauraties betrachtte men uiterste terughoudendheid en werd 'kunsthis
torisch terugrestaureren' verworpen, waarvan de restauratie van Paleis 't
Loo (1974-1978) als een afschrikwekkend symbool werd beschouwd (12}.
Bij uitbreidingen en verbouwingen van monumenten koos men voor
'hoogwaardig eigentijdse vormgeving'".
Het belang dat men hecht aan moderniteit en contrast is ook terug te
vinden in projecten die een combinatie vereisen van restauratie en nieuw
bouw. In zo'n geval verleent de Rijksgebouwendienst de opdracht tegen
woordig steeds vaker aan een duo, bestaand ult een nieuwbouwarchitect
en een restauratie-architect, in de hoop dat de kruisbestuiving van beider
' vakbekwaamheid het plan op een hoger niveau zal brengen". Daarblj
{ wordt de leidende rol -het ontwikkelen van visie- toebedeeld aan de
nieuwbouwarchitect, waarvan het gebrek aan historische kennls en
gevoel gecompenseerd moat worden door de restauratie-architect.
De typische 'Staatsarchitectuur', de harken bare overheidsgebouwen van
rijksbouwmeester Friedhoff uit de jaren vijftig en de jack-block kantoren
van Lucas & Niemeyer uit de jaren zestig, is verdwenen, in het kielzog van
de toenemende pluriformiteit van de Nederlandse architectuur en de uit
besteding aan extarne architecten. In dit boek getuigen het Transitorium,
het Rijksarchief Limburg en de Koepelgevangenis van de huiver voor for-
male arch~tectonische consistentie. Daarentegen is de morale en ethische
consistentie in de opdrachtverstrekking zaer aanwezig. Daze wordt het
I best gekarakteriseerd door 'eigenheid en eigentijdsheid met respect voor
het oude'. De houding van contrast als optimlstische markerlng van de
scheidslijn tussen het verleden en de toekomst wordt kennelijk nog altijd
als geldig beschouwd.
12
Ook de monumentenzorg is vanaf de jaren tachtig in beweging. In het
Charter van Venetie van 1966 van de international& organisaties voor
monumentenzorg en restauratie konden de notie van het authentieke
monument, de wetenschappelijke ingreep en de passende omgeving nog
als de ingredienten van een nieuwe monumentenzorg gepresenteerd
worden. Momenteel werken daze algemene principes niet meer. Het san
tal gebouwen dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg onder zijn
hoede heeft is de laatste jaren exponentieel gegroeid, terwijl tegelijkertijd
de financiele middelen drastisch zijn afgenomen14
• Het Monumenten
lnventarisatie Project Ievert een baby-boom van nieuwe monumenten op
die zijn specifieke eisen stelt; door de toevoeging van industriele en ste
debouwkundige monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en
zelfs pJanologische ideeen (het Groene Hart) is de monumentenvoorraad
heterogener geworden. De verruimlng van het begrip monument is zo
stark dat Auke van der Woud in 1989 al opmerkte dat 'er een tijd zal komen
dat het grootste deal van Nederland onder de Monumentenwet valt'11
•
Mf)t de heterogeniteit groeit ook het aantal varieteiten van monumenten
zorg: met reconstructie als het ene en afbraak na documentatie als het
andere uiterste.
Bovendien heeft de objectmatige aanpak van monumentenzorg als een
'schelpenverzameling'11
pleats gemaakt voor de wens om het monumen
tenbeleid te integreren in de totale praktijk van de ruimtelijke ordening.
Steeds vaker zal er gebouwd worden op een plek waar al lets staat of die
op een of andere manier beschermd wordt. Daarmee wordt het construire
Ia ville sur Ia ville tot programmapunt gemaakt en de mental a en organl
satorische scheiding tussen oude en nieuwe architectuur opgeheven.
Oaarmee zou logischerwijs ook de tegenstelling, waarin Monumenten
zorg uitsluitend staat voor de kunsthistorische reconstructie en de moder
ne architect voor de eigentijdse ingreep, verdwenen moeten zijn.
Het is de vraag of de bijdrage van Monumentenzorg niet verdund wordt
door de stortvloed van monumenten en de verbreding naar stedebouw
kundige ensembles enerzijds en bezuinigingen en decentralisatie ander
zijds. Hlerop reageert het appal van Auke van der Woud, die opnieuw dui
delijkheid en hiiirarchie wil in het monumentenbeleid en deze ondermeer
zoekt in de integratie met de ruimtelijke ordening. Naast de onaantastba
re meesterwerken en de no-go gebieden, verboden voor architecten, zou
den er in zijn optiek B-monumenten moeten zijn, die aileen als gevelbeeld
in stand worden gehouden. Oat onderscheid correspondeert respectieve
lijk met een specialistische, historisch-verantwoorde restauretie en een
'toeristisch' behoud van hat gevelbeeld voor hat grote publiek. Dan zijn er
echter nog de 150.000 gebouwen, die door het MIP aangewezen zijn als
waardevol, zonder dat daaraan een beschermingsfactor verbonden is. Hat
ligt voor de hand dat hat behoud van deze gebouwen aileen kan worden
gegarandeerd als ze onderworpen worden aan Re-Arch.
Het jonga varladan Een vraagstuk dat het hart van de Nederlandse archi
tectonische cultuur sneller doet kloppen, is dat van de monumenten van
het modernisms. De veroudering ervan zorgt dat nu ook jonge architec
ten, vanwege hun bijna paranormale affiniteit met de beroemde moder
nistische voorbeelden, als restauratlear<;llitect gaan werken. Daarmee
komen de twee polen van inventie en conservatie opeens angstaanja
gend dicht bij elkaar.
13
14
Hier ontstaat het filosofische probleem hoe op een integers manier
gebouwen voor de eeuwigheid bewaard kunnen worden, die door hun
ontwerpers nadrukkelijk niet voor de eeuwlgheid gebouwd zijn
(Sanatorium Zonnestraal, Kiefhoek, Witte Dorp). Respect voor hat concept
van daze architectuur staat strikt genomen haaks op bescherming ervan.
Men heeft zich echter van de schroom voor een fetlsjistische behandeling
van daze gebouwen weten los te maken en het verlangen naar behoud
Iaten prevaleren. Dit heeft ertoe geleid dat we nu de meest extre111e vorm
van monumentenzorg -reconstructie- juist bij monumenten van hat
modernisms aantreffen. Het 'witte' werk van J .J .P. Oud lijkt hierop een
speciale aantrekkingskracht te hebben: Cafe de Unie en het bouwkeetje
van het Witte Dorp (13}werden herbouwd (op een andere plek dan ze oor
spronkelijk stonden en van de keet bestaan nu zelfs twee exemplaren) en
hetzelfde geldt voor de gehele wijk de Kiefhoek, ook in Rotterdam. De
wederopstanding van deze iconen van het modernisms hebben zij geheel
te danken aan hun beeldwaarde. Daarrnee is bewezen dat een monument
eenvoudig nieuw gemaalct kan worden. Over de historische illusie spreekt
men met dedain wanneer het gaat om het Hollandse dorp in Nagasaki
(14}, maar ook de reconstructie van de Kiefhoek is natuurlijk een soort
architectuurtoeristische attractie. We kunnen aileen maar concluderen dat
simulatie soms bater is dan de raal thing, zeals Tropicana met zijn attrac-
I ties en zonder zout leuker is dan de zee. De andere _extreme VQ!:_I'(I van
monumentenzorg is toegepast bij een ander project van Oud, het Witte
f Dorp. Dit werd uitvoerig gedocumenteerd en vervolgens afgebroken. We
kunnen rustig stollen dat beida extreme vormen van monumentenzorg
betar zijn dan die, wearaan Oud's visueel minder aantrekkelijke bekstenen
woningbouw in Spangen ten prooi is gevallen: een blok is getooid met de
balkons en dakopbouwen van de Rotterdamse stadsvernieuwing en het
architectuurhistorisch belangrijke 'blok IX' is in 1993 afgebroken.
L26
F
Het llgt voor de hand om te veronderstellen dat de door ideo Iogie en leef
tijd nabije moderne monumenten een specials vorm van monumenten
zorg genereren, maar dat is niet zo. In principe komt de wijze van restau-
1 reran overeen met die van de klassleke monumentenzorg en hebben ___ ...., __ __....._____ ____ -- _..,.
architecten ook dezelfde houding en retoriek ten opzichte van deze opgave.
Uit Interviews blijkt dat de meest algemene opvatting is dat met name de
essentiiile delen van het monument met respect behandeld moeten wor
den, waarmee men bedoelt dat toevoegingen en veranderingen onopval
lend moeten zijn.
Een opvatting wordt verwoord door Bartus Mulder, die het Rletveld
Schroderhuls heeft gerestaureerd. Hij ziet het restauratiewerk als een 'hei
lige plicht'. Voor Koen van Velsen, die onder andere het Hotel Gooiland
van Jan Duiker in Hilversum heeft verbouwd, maakt het daarentegen
geen verschil of een opdracht restauratie, renovatie of nieuwbouw
betreft. Van Velsen stelt zich collegiaal naast de oorspronkelijke ontwer
per op, verdi apt zich in diens werk om vervolgens een gelijkwaardige toe
voeging te lntroduceren volgens zijn eigen architectonische opvattlngen.
Als v!~sle ep~~~ !I~ is er de kameleontische. De silo die Meindert
Booij ontwierp als uitbreiding van de Van Nellefabriek 'krulpt in de huid
van de meester' en is volgens de principes van de oorspronkelijke archi
tect ontworpen. Een uiterste consequentie hiervan is het 'Han van
Meegeren'-model, dat letterlijk de stijl van het oorspronkelijke ontwerp
overneemt. lmitatie is niet erg gerespecteerd in onze architectonische cul
tuur en wordt dan ook niet vaak openlijk bel eden. lnteressant a an Han van
Meegerer) is overigens dat hij zijn tijdgenoten wist te overtuigen, maar
dat tegenwoordig aileen het verschil met Vermeer opvalt en men zich
afvraagt hoe iemand er in godsnaam ooit een Vermeer in kon zien.
Als tour de force voor de toekomst van de jongere monumenten heeft zich
de Van Nellefabrlek aangediend, die in 1996 buiten bedrijf zal worden
16
gesteld. Zljn grootte, bouwtechnische staat en excentrische ligging op een
industrieterrein, in combinatie met zijn onbetwiste status als hat monu
ment van het Nieuwe Bouwen, stelt het historische geweten van de
Nederlandse architectuur voor een mythische taak.
Mlsschien dat de verbouwing van de Fiat lingottofabrie~ (15} in Turijn
door Renzo Piano (1986-1993) als model kan fungeren. De fabriek met zijn
beroemde racetrack op het dak zal veranderen van een ontoegankelijke
testplaets voor nieuwe auto's in een industrieel-technologisch centrum,
dat als een spin in een urbanistisch web zit. De operatie kan als voorbeeld
dienen wat betreft de economische en bedrijfsmatige opzet waarbij _in
publiek-private samenwerking de recycling van het gebouw gefaseerd
uitgevoerd wordt. Zo zal ook de opgave voor de Van Nellefabriek slechts
gedeeltelljk een kwestie zijn van Re-Arch, maar vooral van het vinden van
een nieuw programma en inbedding in een stedebouwkundig concept.
De jongste generatie monumenten die zich aandient is die van de weder
opbouwarchitectuur, over de toekomst waarvan In het herdenkingsjaar
1996 de discussie is geopend. De grens tussen oud en eerbiedwaardig
(behoud) en ouderwets (afbraak) ligt bij 1940. Reeds over een paar jaar
zullen de eerste wederopbouwgebouwen de leeftijd van vijftig jaar berei
ken en wordt een herijking onafwendbaar. Een aantal van de belangrijkste
werken is inmiddels op gemeentelijke monumentenlijsten geplaatst.
Daarnaast is er een grote groep gebouwen waarvan de kwantitelt zo groot
is of de kwaliteit zo laag dat bescherming niet aan de orde is.
Voor het schimmige gebied daartussenin is een nleuwe strategie nodig.
Niet aileen vanwege de overbelasting van de monumenteninstanties,
maar vooral omdat daze archltectuur in veel opzichten afwijkt van het
traditional& monument, waarbij strengere eisen gesteld worden aan het
behoud van de gavels dan aan dat van het interleur. Het Groothandels
gebouw of de Lijnbaan zijn niet aileen interessant vanwege de vorm
geving van hun gavels, maarvooral ook vanwege hun organisatie, typologie,
de opeenstapeling van programma, etc. Andere gebouwen tonen een
allesoverhe~rsende nadruk op de stedebouwkundlge samenhang en kun
nen aileen in hun stedelijke context gezien worden. Weer andare bezitten
een mooie gevel rond een standaardbetonskelet, waarbij de gevel
bewaard kan worden bij een totaal nieuw gebruik van het interieur.
Om een concept voor de toekomst van deze architectuur te kunnen
ontwerpen is er historisch inzicht nodlg in de theme's ervan, zoals kwanti
teit, mobiliteit en bigness".
De hlstorlacha arvarlng In hat voorgaande hebben we kunnen zien dat de
figuur van contrast tegenwoordig aan betekenis verliest; architecten en
opdrachtgevers vatten de toevoeging van een nieuw deal aan een oud
gebouw eerder opals een analoge operatie, die continu"lleit met hat ver
leden bezit. Met dit uitgangspunt is de ervaring van de nabljheid van de
historie een kwaliteit die men nastreeft. Oud en nieuw staan dan niet
dialectisch tegenover elkaar, maar worden gelijktijdig en gelijkwaardig
naast elkaar geplaatst.
16
Oat kan op een eenvoudige manier, door delen van de gavel of hat karkas
van hat oude gebouw zichtbaar te Iaten en als hat ware te exposeren bin
nan de omhulling van hat nieuwe gebouw. Bij de nieuwbouw voor de
Tweede Kamer (1979-1992] transformeerde Pi de Bruyn de achtergevels
van de bestaande, in hat complex opgenomen panden aan de Korte
Houtstraat, tot voorgevels langs de centrale hal van de nieuwbouw.
Dezelfde omkering, van buitengevels naar binnengevels, kent oak de ver
bouwing van het Ministerie van Economische Zaken (16) in Den Haag (1993),
waar Hans Ruyssenaars de binnenplaats overkapte met een dak op ijle
kolommetjes.
In daze gevallen wordt het historisch materiaal plotseling hat decor waar
tegen de nieuwe architectuur zich afspeelt; een strategie die Aldo Rossi en
lgnazio Gardella tot in hat extreme doortrekken in de reconstructle van
hat theater van Genua (1982-1990), waar nieuwe 'oude' gavels het 'stede
lijke' decor vormen In de grate zaal.
Zander theatraliteit komen we daze expositie van de geschiedenis even
eens tegen bij Grassi's project voor de Bqmeinse lt!E!~!.!lrrulne (17) in hat
$paans!l Sagunto. Grassi reconstrueerde de architectonische ruimte en
maakte er een modern functionerend theater van. In het project wordt
geen pag ing gedaan om een historische eenheid nate bootsen en dear
door lijkt hat resultaat op de restauratiemethode van sculpturen en
schilderijen waarbij ontbrekende delen aangevuld worden met 'blanco'
vlekken. Archeologische vondsten van de locatie, die tot dan toe in een
museum stonden -delen van een fries, kolommen- hebben een plaats
gekregen in de achterwand achter het podium. Zij fungeren niet zozeer als
decor, maar worden tentoongesteld. Hat nieuyve 9!!bouw is daardoor hat
mJ!seum. '!.~!.l_h_!!~\!de g~~qrden. Op pedagogische wijze is dit idee van het exposeren aanwezig in
hat Rijksarchief Limburg (18), verbouwd en uitgebreid door Marc van
Roosmalen in 1989-1996, waar hat fundament van de gotische kerk uitge
graven en vanaf de nieuwe om loop te bezichtigen is. De oude stadsmuur,
die op de binnenplaats opgegraven Is, is zichtbaar en via een gat in de
gavel wordt -ook aan voorbijgangers- getoond hoe de muur aan de over
kant van de straat verderloopt. In hat koor van de kerk vergadert men
ondergronds onder een glazen dak waarop een bizarre expositie van
middeleeuwse grafstenen is ingericht.
17
Deze vormen van exposeren, van de mise-en-scene van oud en nieuw,
lijken wei een paging om lets te bereiken wat de historicus Frank
Ankersmlt noemt 'de historische ervaring'. Hij beschrijft deze als een
onvoorspelbaar moment van intimiteit met het verleden; niet een inzicht,
waardoor men plotseling lets begrljpt, samenhang ontdakt, maar aan
onbeheersbaar moment waarin de gaschiedenis gevoald en ondergaan
wordt. ean 'kortstondige ophaffing van de tijdsdlmensie'. Vanwage zijn
subjectieve karakter lijkt het onmogelijk om deze historische ervaring te
plannen; wallicht is het wei mogelijk om aan ta wijzen onder welke
omstandlgheden de historische ervarlng zich kan aandienen.
Ankersmit legt de historische ervaring uit aan de hand van zijn beschou
wing van aen schilderij van Francesco Guardi, Arcade met /antaam (19).
Het is ean voorstalling van Pulclnalla's (carnavalsfiguran) in een
Venatiaans steegja. Hat schilderij kent sen aantal compositorlsche en
semantischa paradoxen die Ankersmit 'onwaarschijnlijke waarschijnlljk
hedan' noamt. De compositie wringt doordat zich boven In het schilderij
18
een enorme massa van het gewelf bevindt, terwijl de onderkant Iicht en
transparent is. De carnavalsfiguran zljn verkleed en gedragen zlch zoals
hun karaktars op het toneel, maar het tafereel speelt zich af op straat. De
steer van aen lome Mediterrana namiddag, gecombineerd met hat drukke
gedoe van de Pulcinalla's brengt Ankarsmit artoe het schilderij te ervaren
als de uitdrukking van verveling. Hij gaat nog een stap varder en ziet die
verveling als aen direct contact met de ervaring van het achttiende-aeuw
se levensgevoal, gatakend door de theatralisaring en stllering van hat
socials Ieven.
Julst het onwaarschijnlijke, hat paradoxale an onbegrijpalijke is in staat
de historische ervaring ta bewarkstelligen: Wat slachts waarschijnlijk,
logisch of waar Is draagt nooit dit stem pal van echtheid of authanticitelt.
Zij mogen ons verstand bavredigen, maar de ervarlng is daar niat bij. Het
authentieke contact met de werald bezit steeds lets paradoxaals, een
onvolkomenheid, een defect of ean onbaholpenheid'".
De waarde van dit idee voor Re-Arch llgt in het pleidooi voor het behoud
, van de paradox; in het naast elkaar Iaten bastaan van gebouwen, van
19
onderdalen of van concepten die wringen. Een overkoepelend principe is
daarvoor niet te formuleran; een generaliserend concept werkt julst ave
rechts. Het op elkaar Iaten inwerken van tegenstrijdige concepten kan
bijdragen aan het onvoorspelbare ontstaan van het werkelijk nieuwe.
De toevallige ontdekking en het behoud van merkwaardige vijftiger jaran
zuiltjes in het kantoor van MeesPierson (Rob van Erk), dat verder op een
glossy Amerikaanse manier is uitgebreid, heeft dit effect. Ook de curieuze
muurresten in het binnenhof van het Rljksarchiaf limburg bewarken zo'n ervaring van 'onwaarschijnlijke waarschilnii]kt;~id·.-. ·- -
Nu Bah alva een intellectueel vraagstuk is Re-Arch ook een
kwestie van techniek en materiaal. De tendens bestaat om algemene
theorieen los te Iaten bij Re-Arch en om een uniek en specifiek uitgangs
punt in hat oude gebouw te zoeken: soms kleur, detaillering of materiaal,
soms de omgeving of hat landschap. Ontwerpers speuren in hat oude
gebouw naar latente architectonische kwalitelten. Hat nieuwe ontwerp
vindt zijn beginpunt dan niet bij een overkoepelend concept, maar
misschien wei bij hat kleinste detail. Nietzsche zegt dat historlci zich niet
bezig dienen te houden met algemene wetten, maar met 'hat bloemrijk
beschrijven van bekende theme's, doodgewone deuntjes misschien,
teneinde ze boven hun alledaagsheid uit te tillen en te verheffen tot
alomvattende symbolen om zo een wereld aan wljsheid, macht en
schoonheid in die oorspronkelijke thema's te Iaten doorklinken'11
• Dit
klinkt als een manifest voor een nieuwe ontwerphouding die we hyper
pragmatisch kunnen noemen.
Meer in hat algemeen kunnen we zlen dat de terminologie, die gebruikt
wordt in de discussie over nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen, aan
vernieuwing toe is. Juist hat woord respect blijkt door zijn nietszeggend
. held hat denken over Re-Arch te fruatreren. Hat is een normatlef dogma,
dat in hat rijtje thuishoort van eigenheid, eigentijdsheid en herkenbaar
1 beeld. Maar wat is er mis met bevriezen, imitatle en nostalgia? En, aan de
andere kant, met Rem Koolhaas' 'Fuck context'?
Voor de architect impliceert de werkwijze vanuit de unlciteit van hat oude
gebouw een nauwere band tussen ontwerp en uitvoering; zowel in hat
voortraject als tijdens de bouw is meer dlrecte betrokkenheid en aanwe
zigheid nodig dan bij een nieuwbouwproject. De taak van de architect
gaat op die van een designer lijken, in de zin dat aile aspecten van concept
tot en met voltooiing constant in de gaten gehouden moeten worden. Ook
gezien de horror vacu"i in de uitvoering en inrichting van vale Nederlandse
Re-Archprojecten is hier Renzo Piano's omschrijving van design van
belang: 'What is called industrial design is more appropriate than what is
called architecture, because there's a unity of process - a better connec
tion. The designer has to invent the whole manufacturing process, not
just the finished product. An architect can learn a lot from the motor
industry, not high-tech, just perfection".
Wat kunnen we verwachten van de huldige architectuurtheorie? Wat kan
de betekenis zijn van hergebruik in een tijdperk waarin hat tijdelijke en
instabiele van de architectuur de kern is van de avant-garde maar waarin
de economische levensduur van gebouwen steeds korter wordt?
De Nederlandse overheid, die nu de milieulasten gaat doorberekenen,
waardoor vervanging van gebouwen minder lucratief zal worden, geeft
juist precies de omgekeerde richting aan". Hoe valt met architectonische
concepten van de plool, hat rhlzoom, van ruimta- en vormeloze architec
tuurte reageren op daze opgave?
1 Hat nleuwe marketing-toverwoord 'reversibiliteit' klinkt als de vertaling
van tijdelijkheid naar de opgave van interventles: de nieuwe ingreep is
~ altijd weer terug te draaien omdat daze het oude gebouw niet wezenlijk
I verandert". Dit argument lljkt echter meer bedacht te zijn om ingrijpende
voorstellen te verzachten, dan om daadwerkelijk op zijn kwaliteit van
tijdelijkheid aangesproken te worden.
De aansluiting op recente ontwikkelingen in de architectuur zit eerder in
hat idee van gelaagdheid, pluriformiteit en hat verdwijnen van generalis
tische en normatieve ontwerpprincipes. Juist gelaagdheid en juxtapositie
: zijn te koppelen aan hat idee van de historische ervaring. Door het koud
tegen elkaar aanzetten van objecten of door wrapping met translucente
1 materialen kunnen zich onvoorspelbare fricties en paradoxen aandienen.
: Die hoeven niet opgelost of tot een synthase gevoerd te
worden, maar bieden zoals ze zijn een nieuwe vorm van harmonia en
; nabijheid. Hat doel van Re-Arch is hoe dan ook iets maken dat het oude
' lm hat nieuwe overstijgt. Wanneer de geschledenis niet ingeperkt wordt
door een beleefdheidslogica kan zlj zich onverwachts aandienen, zoals de
• historische ervaring dat doet: als lets dat nleuw is.
1.1. de SolS Morales, 'From contrast to analogy. Developments In the concept of architectural Intervention', Lotus nr.46, Interpretation of the past, 37-46
2. F. Nietzsche, Over nut en nBdeel ven geschiedenis voor het Ieven, Gronlngen 1983, 18
3.ldem,48
4. Daze obsarvatle Is van Auke van derWoud,ln: 'De permanents ontwerpopgave. Monumentenzorg In de jaren negentig', Archls 1992 nr.9, 18. 'Hedendeagse architecten leren In hun opleidlng dat ze de wetten van de fyslca en de bouwverordening moeten gehoorzamen, maer ook dat hun antwerp onafhankelljk, oorspronkelljk moat zljn, uit henzelf moat voortkomen. Kunst Is In de Neder1andse onderwijsfn
stellingen nog altljd allerlndlvtdueelste expressla van de allerindlvfdueelste emotie: hat modemlteitabegrip van de late negentlende eeuw'.
5.1. de SolS Morales, 'From contrast to analogy. Developments In the
concept of architectural Intervention', Lotus nr.46, Interpretation of the past,39
6. J. van dan Beek, 'J.B. ven Loghem', monografisch nummer van Plan1971,nr.12
7. De kerk ward ven 1945-1956 opnlsuw gerestaureerd In zljn vooroorlogse vorm. Zle voor Oud's antwerp: E. Taveme, 'Bouwen zonder make-up. Actias van Oud tot behoud ven de architectuur', Wonen TAIBK1983nr.3, 8-22
8. John Voelker, geciteerd In: J. Ockman (red.), Architscture Culture. A documentary anthology, Cambridge 1993, 19
9. Deze dlscussle vond pleats op het laatste ClAM congres In Otterio ln1959.
10. H. van Dljlc, 'Hat bezwljken ven tegenstelllngen', Wonan TA/BK 1982 nr.13/14, 12-49
11. R. Koolhaas, 'Project for the renovation of a panoptlcon prison, ArtForumsept.1981,41
12. De Rljksbouwmeesters. Twes eeuwen archltectuur van de
Rljksgebouwendlenst en zljn voorlopers, Rotterdam 1995, 605
13. Een voorbeeld van deze samenwerking is die tussen Mels Crouwel en Laurens VIs bij het Rljkslnstltuut voor Oorlogsdocumentatie In Amsterdam.
14. A. van dar Woud, 'De permanents ontwerpopgave. Monumentenzorg In de jaren negentlg', Archis 1992 nr.9, 16-17
15. A. van dar Woud, 'Een monumentale toakomst', Bulletin KNOB 1989nr.1,5
16. Themanummer Monumentenzorg, Wonen TAIBK 1980 nr.16/17/18
17. De eersta stappen zijn lnmlddels gezet door het Comit' Wederopbouw Rotterdam, dat teams van architectuurhlstoricf an archltecten formeert om te koman tot onderzoek en nlauwe concepten voor hergebruik, en vervolgens tot concrete ontwerpen voor aen aental Rotterdamsa wederopbouwgebouwen.
18. F.R.Ankersmlt. DehltJtorischeervsring, Gronlngen 1993
19. F. Nietzsche, Over nut an nadeel van geschlsdenls voor hat ltWBn, Gronlngen 1983
20. A Nahum, 'Italy's Brunei', Blueprint apr111989, 53
21. Ook nu al is hergebrulk van gebouwen per vlerkante meter goedkoper dan aen nieuw bouwwerk; de budgattalre scheidlng van sloopen bouwkosten heeft echter ean tegenovergestald effect.
22. De ultbreldlng van De Ooelen in Rotterdam van Jan Hoogstad en de zalen In de Beurs van Berlaga door Pieter Zaanen zljn voorbealden van reverslbela projecten.
l36 F
Acht retorische figuren De patstelling tussen eigentijds en historise
rend bouwen, tussen de inventie van de moderne architectuur en
de conservatie van Monumentenzorg, tussen contrast en mimi
cry, heeft in de jaren negentig plaats gemaakt voor een grote plu
riformiteit. Restauratie en nieuwbouw worden in een en hetzelfde
project gecombineerd, eigentijdse ontwerpen baseren zich op for
male of conceptuele eigenschappen van hat oude gebouw, oppor
tunism& en wetenschappelijke kennis worden beide als geldige
instrumenten beschouwd. Tussen de extreme polen van restaura
tie en afbraak zijn vele mengvormen ontstaan. Een eenduidige
theorie voor Re-Arch ontbreekt, maar respect en zorgvuldige
behandeling zijn geaccepteerde grondslagen. Tegelijkertijd war
pen deze termen een rooksluier op; ze suggereren een consensus
die tegengesproken wordt door de veelheid aan oplossingen die
allemaal uit 'respect' geboren worden.
De architectonische veelvormigheid van Re-Arch-projecten is
natuurlijk een kenmerk van de huidige architectonische cultuur en
elk project heeft zijn eigen conceptuele karakteristieken. Wat
betreft de relatie tussen nieuw en oud is temidden van deze pluri
formiteit een aantal retorische figuren te onderscheiden, waarmee
de houding van de ontwerpers tan opzichte van hat bestaande zich
aftekent. Elk van deze figuren vertegenwoordigt een
stellingname in een specifieke situatie, een concept waarmee de
relatie tussen historische en nieuwe archl'tectuurwordt vormgeven.
Voor dit boek zijn twlntig Re-Arch projecten uitgekozen. Het zijn
uitbreidingen en verbouwingen van bestaande gebouwen, maar
niet altijd van een monument. De cultuurhistorische waarde of de
architectonische kwaliteit van het oude gebouw stond voor deze
selectie niet altijd voorop; het gaat ons immers om de wljze waar
op de interventie is ontworpen. Doorslaggevend was daarom de
mate waarin hat nieuwe ontwerp een bepaald idee bevat over de
relatle oud-nieuw; over de opgave van Re-Arch.
D Ondergronds
De gedachte zou gemakkelijk kunnen ontstaan
dat een ondergrondse ingreep in een historlsche context zich
ingraaft uit onderdanigheid tegenover hat bestaande object.
Tegenover deze nederige beweegreden kan echter net zo goed hat
zelfbewustzljn staan, waarmee de eis van onopvallendheid {bij
voorbeeld vanuit Monumentenzorg of stedebouwkundlg plan)
getransformeerd wordt tot de radicale positieve keuze voor een
eigen interieure wereld. Oat geldt voor de Koepelgevangenis van
het OMA in Arnhem, voor het ontwerp voor de Berlijnse Reichstag
van Pi de Bruyn en ook voor hat museum Beelden aan Zee van
2
Wim Quist, dat vanaf de boulevard vrijwel onzichtbaar ingegra
ven is in een Scheveningse duinpan. Binnen vinden we een geiso
leerde wereld ter contemplatie van de Kunst, met slechts een
raam met uitzicht op zee.
Bij het Rijksarchief Limburg ward een groot deal van het depot
ondergronds gebouwd, hoewel daardoor de kostbare archiefstuk
ken naast de onderaardse loop van het rivlertje de Jeker kwamen
teliggen. Men was bereid daze technische tour-de-forcete onder
nemen omdat een bovengronds depotvolume schadelijk ward
geacht voor hat historische ldoostercomplex. Ook in Leeuwarden,
waar Gunnar Daan de uitbreiding van het Fries Museum (1 J ont
wierp, was de instandhouding van hat stadsbeeld de reden om de
ontworpen zwaer-tectonische caf&-brug te verbieden. De gefor
ceerde vervanging van de brug door een ondergrondse verbin-
~
3
ding werd aangegrepen om een 'tunnelzaal' te maken, een ovale
exposltieruimte, waarvan de aanwezigheid slechts wordt verra
den door de kleur van het straatdek.
In deze gevallen duikt de architectuur ondergronds om de land
schappelijke of stedelijke omgeving onveranderd te Iaten of bater
tot zijn recht te Iaten komen. Oat geldt ook voor de collegezaal die
Jo Coenen bouwde in Maastricht { 1987), die een combinatie is
van ingraven en blootleggen en dee I uitmaakt van een grater pro
ject dat weliswaar bovengronds, maar toch grotendeels onzicht
baar is. De collegezaal (2) is ingegraven in het talud van de stads
muur, maar is niet onzichtbaar; de kelderverdieping van het
bestaande Jezu'itenklooster is uitgegraven en blootgelegd. De rest
van het project bestaat uit bovengrondse ingrepen waarin de
hand van de architect vrijwel onzichtbaar is gebleven: het aanleg
gen van een rozentuln, het doortrekken van een pad over de
stadsmuur en het doortrekken van interne verbindingen tussen
bestaande gebouwen, om het geheel tot de binnenstedelijke
campus van de Maastrichtse universitelt te maken. In dit geval
had de architect vooral een goed oog nodig voor hetgeen er al was.
tl 1+1=2
De figuur van cont~ast, waarbij het oude en het
nieuwe gebouw als twee zelfstandige volumes naast elkaar staan
en het oude als architectonisch object zijn integriteit behoudt, is
een van de overheersende concepten waarin Re-Arch in de twin-
· tig.ste eeuw door Nederlandse architecten benaderd is. Het nieu
we gebouw dient herkenbaar eigentijds te zijn, technologische
veranderingen duidelijk te maken en de Zeitgeist van het oude
zichtbaar te maken, juist door die van nu ertegenover te stellen.
Tegenwoordig is het nog slechts een van de retorische figuren
1 waarmee architecten aan dit theme vormgeven, meestal bij oude
! gebouwen die een belangrijk architectonisch monument zijn. De
onaantastbaarheid van het monument maakt het in zo'n geval
ondenkbaar ingrijpende veranderingen door te voeren en dat ieidt
tot de keuze om de uitbreiding of verbouwing als een los, zelfstan
dig bouwwerk een pleats te geven naast het oude.
Het antwerp voor het raadhuis in Usquert (3) van Benthem
Crouwel {1979) en de aanbouw aan de Laurenskerk in Rotterdam
{Wim Quist, 1976-1981) zijn hiervan paradigmatische voorbeel
den; de verbouwing van de Beurs van Berlage is een recanter
voorbeeld, waarbij de uitbreiding niet naast, maar los in het
gebouw ward geplaetst. Oud en nieuw verschijnen als architecto-
' nische iconen, heel en puur, onaangetast.
~ 1+1=1
De vrijheid van handelen is beduidend grater
bij gebouwen die niet de status van monument hebban. Zij zijn
niet onaantastbaar en hoeven niet als zelfstandige entiteit te blij
ven bestaan. Volgens deze attitude vaart het oude gebouw er wei
bij wanneer het geabsorbeerd wordt als onderdeel van de nieuw
bouw. Het oude en hat nie'!We worden semen een. Voorbeelden
van daze -meest voorkomende- houding zien we in de Koninklijke
Schouwburg in Den Haag, een co-productie van Charles
Vandenhove en Sol Lewitt, en in de uitbreiding die A+ D + P archi
tecten maakten voor de Nederlandse Bank in Amsterdam.
Een tussenvorm vinden we in de uitbreiding van het hoofd
kantoor van Mexx in Voorschoten {Robart Stern), waar de gavel
van de monumentwaardige oude zilverfabriek gerestaureerd is,
maar aan de achter- en binnenkant van een geheel nieuw lichaam
voorzien is. In het interieur is de scheiding nauwelijks merkbaar;
het bestaande gebouw is met zijn uitbreiding tot een nieuw
geheel gemaakt.
Bij de Rijksakademie in Amsterdam {Koen van Velsen) zijn beida
innig met elkaar verweven; aan de sobere bouw van de voor
malige Kavaleriekazerne is zonder enige terughoudendheid een
nieuw bouwwerk opgedrongen, dat de binnenplaats vrijwel vult.
De vormgeving ervan speelt zowel het contrast tussen baide als
de gelijkenis in vormgeving en materiaal uit.
'·' Contlnuiteit
De figuur van continu'iteit berust op de opvat
' ting dat de grondslagen van de architectuur niet tijdgebonden zijn
en dat de {architectuur)geschiedenis een continue traditie vormt,
: of zou moeten vormen. In dit denken moeten interventies in histo
rische gebouwen niet gebaseerd zijn op het verschil met het
bestaande, maar op gelijkenis en congruentie. Maar ook blnnen
daze figuur van continu'iteit tonen de drie gebouwen, die als voor-
~
beeld in dit boek gepresenteerd worden, net zoveel verschillen als
overeenkomsten.
De ltaliaanse architect Grassi heeft het idee van architectuur als
continulteit in zijn (geschreven, getekende en gebouwde) oeuvre
consequent uitgewerkt. De Openbare Bibliotheek in Groningen,
die in 1992 werd voltooid, getuigt van een voor hat theme van dit
boek essentieel en radicaal idee: Grassi maakt geen onderscheid
tussen historische en nieuwe architectuur. Daardoor bestaat er
ook geen pleats voor de bestaande specialisatie tot architect dan
wei restauratie-architect.
In Grassi's opvatting van de architectuur als een tijdloos ambacht
bepalen de universals rationaliteit van het bouwen en de uniciteit
van de locatie semen hat antwerp. De architectuur is ontdaan van
ornament, stijl en representatie en is vrij van psychologische, sub
jectieve, expressieve of ideologische bedoelingen.
Hat bekroonde antwerp van de gebroeders Wintermans voor de
kasteelru"ine in Deurne doet denken aan een ander project van
Grassi: de verbouwing van het Romeinse theater in het Spaanse
Sag unto tot een modern functionerend theater. Zander de consis
tentie en noodzakelijkheid die hat werk van Grassi kenmerken
heeft het bureau Wintermans gekozen voor continu"iteit, in de
meest letterlijke en pragmatische zin: de ru"ine wordt voltooid met
vloeren, wanden en ramen, op het grondvlak en in hat verlengde
4
van de bestaande resten. De ruine wordt niet als een pittoreske
folly tentoongesteld, maar opgenomen met een logisch en up-to
date gebouw, in een 'blanco' en ornamentloze vormgeving. Ook
hier vinden we de combinatie van een idee over de architectoni
sche essentie van 'hat kasteel' en een site-specific idee over de
samenhang van hat kasteel met zijn omgeving.
Charles Vandenhove's antwerp voor hat Historisch Droogdok in
Hellevoetsluis en zijn stadsvernieuwingsprojecten in Maastricht
en Den Haag tonen dat hij een geheel andere opvatting heeft over
continuiteit dan Grassi. Hij maakt wei onderscheid tussen mode r
na en pre-moderne architectuur en heeft teruggegrepen naar de
tijd dat de architectuur als systeem nog consistentie bezat: de
achttiende en vroeg negentiende eeuw. Zijn projecten zijn rijk
gedetailleerd en geornamenteerd, met een duidelijke architecto
nische stijl, die traceerbaar is en communicatief.
c I
.. , ,~· Palimpsest
Als archltectonische metafoor verwijst de
palimpsest naar hat idee van de sedimentaire stad, de stad die
laag na laag groeit door de onvoorspelbare accumulatie van
gebouwen. Daze analytische figuur ward door Fortier, Chaste!,
Rowe e.a. gebruikt in hun analyses van stedelijke ontwikkeling.
Als retorische figuur werkt de palimpsest aileen voorbij een kriti
sche grens van twee uitbreidingen.
Hat museum Boymans-Van Beuningen (4} in Rotterdam, gebouwd
in 1937 door A.J. van dar Steur, ward in 1960 uitgebreid door
A. Bodon en opnieuw in 1993 door H.J. Henket. Pas bij de laatste
1 uitbreiding wordt het mogelijk hat karakter van hat complex als
~ palimps~st zichtbaar te maken, en de eenheid en hat inclusieve
karakter van het oude gebouw met de uitbreiding aan de ana kant
te verstoren en a an de andere kant te benadrukken.
De retoriek van de palimpsest komt hat sterkst tot uiting wanneer
hat formele of conceptuele verschil tussen de samenstellende
onderdelen van hat complex wordt benadrukt. Dan ontstaat hat
varschil met de anoniame, gagroaide complexen uit vroegera
eeuwen. Elke ingreep verandert de voriga. in het gaval van het
Boymans-Van Beuningen verstarkt hat open en industrials karak
ter van hat glas-en-staal-paviljoen van Hanket de introvertie van
Van dar Steur's raprasentatieva bakstanen doos. In hat geval van
hat Centraal Museum in Utrecht werpen de verschillende uitbrei
dingen binnen dezelfde functionele entiteit Iicht op elkaars archi
tectonische identiteit: de grondgebondenheid van Van Schijndel
(1988), de rigide strengheid van Stephana BeEtl (1995) en de tijda
lijkheid van de erkar van Joep van Lieshout (1994), die aan de
gavel komt te hangen.
Als een Cadavra Exquis breidt de palimpsest zich uit met een fun
damentals ambivalentie: terwijl elke ingreep zelfbewust zijn
oplossing poneert, is de onvoorspelbare wijze waarop hat de
recaptie van zijn voorgangers be"invloedt ean voorafspiegeling
J van hetgeen een volgende uitbreiding onherroepelijk met hemzelf
zal doen.
,.. , ~ Haremletkreeft
De meeste publieke belangstalling bestaet
voor een specifiek soort Re-Arch: namelijk voor de inventieve en
vaak curieuze herbestemmingen van bijzondere oude gebouwen
zoals vuurtorens, pakhuizan, electriciteitshuisjes, kerken en
fabrieken. Daze vorrnen van hergebruik hebben in de eerste
pleats hat behoud van hat beeld van hat gebouw tot doel. Oat
beta kent dat meestal als strategie gekozen wordt voor aen restau-
retia van de gavels en ean uitholling van hat interieur om hat
gebouw geschikt te maken voor zijn nieuwe functie. De identiteit
en hat beeld van de nieuwbouw ontleent daze geheel aan hat
t
oude gebouw. Vorm en inhoud corresponderen niet meer met
elkaar, maar dat is niet bezwaarlijk; de gelaagdheid, die op daze
manier ontstaat, is immers een wezenskenmerk van hat stedelijk
landschap.
Terwijl ooit hat principe van hergebruik, van uitholling en herin
richting, elke vorm van retoriek kon ontberen omdat hat econo
misch vanzelfsprekend was, moat nu een omgekeerde bewijslast
geleverd worden: met architectonisch-eulturele argumenten moat
hat behoud van hat monument bedongen worden. In plaats van
de vraag: waarom zou je hat afbreken? wordt in onze tijd de vraag
gesteld: waarom zoujejlet Iaten staao? Jnmiddels lijken de nieuwe
milieuwetten en de doorberekening van milieulasten opnieuw
voor een omkering te gaan zorgen vanuit hat solide en over
tuigende argument van economische besparing.
Aileen a lin hat laatste decennium zijn er honderden meer en min
dar geslaagde projecten voor hergebruik uitgevoerd. Wonen
(wanneer hat oude gebouw zich eJVoor Jeent), culturele en muse
ale functies (bij excentriekere ruimtes) of een combinetie van
beida zijn de meest voorkomende nieuwe bestemmingen'.
Een van de meest geprezen verbouwingen van een industrieel
gebouw tot museum is die door Benthem Crouwel van wol
spinnerij De Pont (5) inTilburg (1992). Hat is de kern van hat stede
bouwkundige plan 'Thomas de Beer-driehoek', een informeelen
5
ambigu plan met woningbouw van Rudy Uyttenhaak. Wiel Arets
enWillem-Jan Neutelings.
Twee jaar lang ward hat spinnerijcomplex onderworpen aan een
geleidelijke purificatie, waaruit de fabriek als Museum tevoor
schijn kwam. Dit ontwerp is niet getekend en gebouwd, maar
door experimenten en proefopstellingen langzaam gegroeid. De
horizontals platte hal, met een sheddak op stalen kolommen,
ward ontdaan van alias wat niet-eonstructief en niet-origineel
was. Door een veJVanging van de glazen kappen ward de exposi
tieruimta 300% Iichter. Slechts op drie plekken hoefde een muur
doorgebroken te worden om hat museum functioneel te maken,
met werkruimte voor de stat, voorzieningen voor hat publiek en
een depot voor de collectie. De bestaande materialen, kleuren en
details waren hat uitgangspunt voor de nieuwe inrichting, eve nels
een strikte scheiding tussen oud en nieuw. Net als in de fabriek
bepalen glas, steal en hout -maar dan 'op chique'- het karakter van
hat nieuwe gebouw.
Wanneer hat oude gebouw getransformeerd wordt tot woningen
gaat het dikwijls om woningwetwoningen. In tegenstelling tot
Parijs, Londen en New York wear al jaren een /oft-wooncultuur
bestaat. vinden we in de Nederlandse steden weinig duurdere
appartementen in pakhuizen, fabrieken e.d. Oat is jammer, want
er zijn vale gevallen waarin hat apparaat van volkshuisvestingsr&
gels slecht past bij de weerbarstigheid van hat gebouw in kwestie,
waardoor hat monument uiteindelijk hat loodje legt. In andere
gevallen moeten 'zichtbare concessies gedaan worden om hat
nieuwe programma in hat monumentale-keurslijf te persen". De
moeizame verhouding tussen monumentenzorg en volkshuisves
ting ward in 1990 opnieuw door Noud de Vreeze aan de orde
gesteld. Hij bracht near voren dat hat bij hergebruik essentiele
ontwerperstalent incompatibel lijkt te zijn met de interesse van
volkshuisvesters, die gevoeliger zijn voor kwantitatieve, functio
nele en financiele argumenten'.
Hoe hat hergebrulk van monumenten voor woningbouw als archi
tectonisch probleem opgevat wordt, is hat best omschreven door
Joop van Stigt (EntrepotdokAmsterdam), die als een expert op dit
terrain beschouwd mag worden. Hij formuleerde dat nieuwbouw
functioneel niet ondergeschikt moat worden gemaakt aan hat
monument, maar architectonisch will. Er is dus sprake van
behoud van hat oude, maar zo min mogelijk van een interpretatie
of toevoeging. Hat oude verleent betaken is en beeld aan hat nieu
we, maar niet andersom.
Twee van de uitzonderingen op Van Stigt's doctrine vinden we in
Groningen: de drukkerij van Wolters-Noordhoff, die door Kees
Rijnboutt verbouwd ward tot wonlngen en studio's en hat pakhuis
Albion (Thomas Muller). Dit laatste wist evenmin aan de ijzeren
~
hokjesgeest van de woningwetregels te ontsnappen, maar heeft
wei een spanning weten te creeren tussen oud- en nieuwbouw;
nietalleen in hat beeld, maarook in hat bewonen van hetcomplex
is de geschiedenis expliciet aanwezig, met zijn ongebruikelijke
woningvarlaties en zijn onconventionele ruil van functioneel
woongenot voor hat excentrieke woongenot van een wintertuin
aan hat water of een cltadelwoning boven in hat pakhuis.
Recapltulatie 1) Hat contextualisme uit de jaren zeventig en
tachtig vatte zijn relatie tot de historie op als een geschematiseer-
de imitatie, als een lijken op hat oude, met een nadruk op klein
schaligheid. Op dit moment bestaat er een complexere en interes
santere manier waarop architectonische thema's verwerkt en
gerecapituleerd worden in een nieuw ontwerp. Daarbij kunnen
we een formeel-opportunistische en een ideologisch-methodi
sche houding onderscheiden.
In de uitbreiding van de bank MeesPierson in Rotterdam heeft
Rob van Erk zich Iaten lei den door een groot gevoel voor de eigen
aardigheden en de bijzondere kwaliteiten van hat oude gebouw
van Van Nieuwenhuyzen, Van dar Heijden en Moerman (1943-
1950). Een vreemde wandbetimmering met gelakte schrootjes en
vitrines, een plafondversiering of marmeren zuiltjes met een
gebeeldhouwd kapiteel duiken als relicten van de oude geexal
teerde architectuur op temidden van de efficientie van hat moder
ne bankkantoor. Duidelijk vanuit een persoonlijke bewondering of
fascinatie heeft Van Erk ze bewaard, zonder ze als thema in hat
interieur terug te Iaten komen. Oat is anders in hat exterieur.
Zonder een morale angst voor schaalvergroting komen de oculus
vormige vensters en de rusticablokken van hat basement van de
oude bank op 80 meter hoogte terug in een kolossale versie. De
kenmerkende aspecten van de bestaande architectuur zijn op een
prettig-opportunistische manier opgenomen in het rationale sche
ma van de nieuwbouw, bestaande uit drie stroken rond hat can-
' trale atrium, dat uit hat oude gebouw groeit.
Bij restauraties of interventies in belangrijke monumenten van
hat Nieuwe Bouwen wordt hat niet als integer beschouwd om de
formele eigenschappen van hat oorspronkelijke werk te imiteren,
maar wei om de ontwerpmentaliteit van de oorspronkelijke ont
werper te recapituleren. Psychologisch is hat natuurlijk een moei
zame vraag: hoe zou de oorspronkelijke ontwerper gewerkt heb
ben met de middelen van vandaag? De beantwoording hiervan
~
lijkt onmogelijk, behalve wanneer de identiteit van die ontwerper
is vastgelegd in een bureaumentaliteit, zoals min of meer hat
geval is bij bureau Van den Broek en Bakema. Hat 'levenswerk'
van hat bureau, de Van Nellefabriek, werd door Meindert Booij uit
gebreid met een koffiesilo, die zowel stilistisch als ideologisch de
lijn van Van derVIugt doorzet.
6-' ; Face-lift Gevaarlijk dichtbij komt de geschiedenis in de
transformatie van architectuur uit de jaren vijftig en zestig, waarin
voor woningblokken en kantoorgebouwen overwegend de figuur
van de face-lift gekozen wordt. Met een gemiddelde levensduur
van circa 25 jaar is hat renoveren van kantoren a an de orde van de
l dag. Architectonische kwaliteit is zelden een overweging tot hat
behoud van daze gebouwen, die te jong zijn om een monumen
n tenstatus te bezitten; economische redenen will. Wanneer de tech
' nische uitrusting en hat imago van het gebouw niet meer voldoen
, Is het afdoende om de installaties te vernieuwen, de technologie
te moderniseren en de gavel door mlddel van design aan te pas-
• sen. Dergelijke metamorfoses dragen nlet aileen bij aan hat
imago van hat bedrijf, maar vaak ook aan hat beeld van de stad.
Daarnaast zijn de problemen met naoorlogse kantoren dikwijls
van stedebouwkundige aard. Doordat het autonome objecten zijn
waarvan de begane grond niet openbaar is, noch winkels of ande
re activiteiten kent. is de voorspelbare behoefte ontstaan om ze te
verbinden aan hun stedelijke omgeving. Hat is echter opvallend
hoe troebel de argumentatie is over renovatie dan wei afbraak. In
de beargumentering van de afbraak van hat Groningse stadhuis
van Vegter (1949-1962) en hat Maupoleum in Amsterdam (Zanstra,
Gmelig-Meyling, De Clerq-Zubli, 1971) is moeilijk uit te maken wat
de redan voor nieuwbouw is: hat programmatisch disfunctione-
~
ran van het gebouw of de abstracts vormgeving van de architec
tuur. Waarschijnlijker is det het inspelen op populistische senti
menten over deze architectuur gebruikt wordt als manier om
gemeentelijke vastgoedoperaties geaccepteerd te krijgen.
Van een duidelijk verlangen om de zestiger jaren uit de geschiede
nis te zuiveren is sprake bij hetTransitorium in Den Haag, een in
1967 door Lucas en Niemeijer ontworpen kantoortoren, gebouwd
met het jack-block systeem en vliesgevels. In de voortdurende
herontwikkeling van het Haagse centrum werd voor het gebied
van de toren een verdichtingsplan gemaakt. Daarbij ward hat
Transitorium door Michael Graves onherkenbaar versierd: het
onopvallende grid van de toren wordt getransformeerd in een
icoon met twee hoge puntgevels en zadeldaken.
Een dergelijke vorm van Re-Arch kunnen we het best karakterise
ren als recycling. Hat constructieve skelet wordt opnieuw
gebrulkt, maar uiterlijk herinnert niets aan het oude gebouw.
Een kleine reminder vinden we in het politiebureau van Maarten
Struys aan de Coolsingel in Rotterdam (6). Daar steken de bakste-
nan erkers van hat sombere wederopbouwkantoor door de olijke
roze stuclaag. De golvende dakopbouw, de hardblauwe kleur van
de uitbreiding en de opvallende detaillering leveren in hat voorbij
rijden een stortvloed san vrolijke beelden op, waarmee hat poli
tiebureau-nieuwe stijl gerepresenteerd wordt.
' De gelaagdheid en de letterlijke oppervlakkigheid, die het wezen
is van de face-lift, is bij weinig projecten tot een inhoudelijk thema
' gemaakt, behalve bij de verbouwing van hat Amersfoortse
kantoortje ACOM door Ben van Berkel. De interventie is een
wrBpping, een inpakprocedure, die de aanwezigheid van het
oorspronkelijke gebouw doet vermoeden achter de bekleding met
matglazen panelen en houten lamellen.
1. De publilunle Monuments/a gebouwen herbsstemd. Restaurstle, transformat/e en h&rrJ&brolk vsn grot9 comp18X8n. die In 1994 ward gemaakt door de Rljksdlenst voor de Monumentenzorg. geeft een beachrijvlng van de herbestemmlng van 18 c:omplexen, met veellnformatfe over de organlsatorlsche, flnanciBie en architectonische compHcatles biJ daze projecten.
2. E. Koster. 'Herbestemming: nleuwbouw In hlstorisch oontext'. De Architect 1989 nr.37. Theme: Monumentenmrg. 3443
3. Noud de Vreeze, •Monumentemorg in de volkshulsvesting. Tussen prestigleuze projecten en hat gewone werk'. Arch is 1990 nr.S. 23
~
Museum Bee/den aan Zee
Het Museum Beelden aan Zee, naar antwerp
van Wim Quist, is een voorbeeld van wat we.!D.9!!!!!!::~~
zouden kunnen noemen. De keuze voor deze stretegie is made
bepaald door de eisen en wensen van de verschillende belang
hebbende partijen en door de aard van de_gpJ1~8~: een duin aan
het strand van Scheveningen met daarop een Palladiaans pavil
joen. Omdat de locatie een zwakke plek vormt in de zeewering
eiste het Hoogheemraadschap dat <:le bouw van het museum
geen afbreuk zou doen san het duin. Het zand dat werd afgegra
ven voor de bouw is daarom weer rondom hat gebouw terug
gebracht, zodat de natuurlijke waterkering niet san sterkte heeft
ingeboet. Monumentenzorg schreef bovendien voor dat het pavil
joen haar autonomie In het landschap zou behouden. Oat Quist's
project vrijwel onzichtbaar zou worden, was dus van te voren al
gegeven. Vanaf de boulevard gezien is van het museum aileen
een kaal-betonnen muur zlchtbaar. De associatie met diep in hat
zand verschanste bunkers is dan ook onontkoombaar. Door de
verfijnde afwerking en de zandkleur van de betonnen muren ver
dwijnt echter hat negatieve, apocalyptische aspect van daze associatie en blijft daze puur arch1i8ctoni~:· -~
Hat paviljoen Von Wied, dat in 1826 door
koning Willem I werd gebouwd als kuuroord voor zijn ziekelijke
vrouw, is geconcipieerd door architect Adriaan Noordendorp. De
symmetrie van diens plattegrond heeft zowel op de vroegere uit
breiding als op de aanbouw van Quist een gebiedende werking
gehad. De nieuwe muren vormen twee identieke rondingen, die
op grotere schaal de ronde delen van de uitbreiding aan de land
zijde herhalen (Jan limburg, 1918). Deze vormen op hun beurt
weer een verdubbeling .van de enkelvoudige ronding van het
paviljoen aan de zeezijde. Waar de rondlngen van Quist blj elkaar
komen en instulpen -de cleavage- torent het paviljoen uit over het
duin. Aan de noordzijde van het museum bevindt zich een recht
hoekig volume dat de verscholen ingang bevat en dat de enige
onregelmatigheid vormt binnen de verder symmetrische platte
grand.
De twee cirkelsegmenten van de plattegrond, die zich san weers
zijden van het paviljoen uitstrekken, zijn san elkaar geschakeld
door een centrale gang. Het noordelijke segment is grotendeels
overdekt en heeft twee patio's. Het zuidelijke segment bestaat uit
twee patio's en twee terrassen die door een hellingbaan langs de
buitenmuur en door trappen worden ontsloten. Het expositie
oppervlak bevindt zich merendeels in de open Iucht. Door de
glazen wenden die binnen en ~uiten scheiden kan men de
patio's inkijken.
Een centrale positie is gegeven san de bestaande kelder van het
paviljoen. Deze is enigszins verdiept om zo op het vloerniveau van
het museum a ante sluiten. De rest van hat paviljoen, det zich ach
ter en boven de kelder bevindt, behoort toe aan de litera ire socie
teit 'De Witte' en maakt geen deal uit van hat museum. Door de
lage kruisribgewelven wit te pleisteren en er en kale beelden in te
plaatsen heeft Quist de kelder in een crypts veranderd. Tegenover
de crypte bevindt zich de enige plek binnenin het museum dat een
uitzicht geeft op de zee. Vanaf een bank kan men zich a an contem
platie overgeven bij hat stukje Noordzee dat als een zeezicht
omkaderd wordt door de lijst van het raam. Hat is de enige ope
ning in de buitenmuur. De sacrale steer van de oude kelder door
dringt ook verder het gebouw, waa·rvan het materiaal en het kleur
gebruik even sober is. Hat religieuze ontzag voor een als subliem
opgevatte natuur, typisch voor zeegezichten in de romantische
periode, kan als een leitmotif gezien worden in het ontwerp van
Quist. De monotonie van hat vale baton en het kleurgebruik ver
binden het gebouw aan de oneindige zandvlakte en watermassa
nog geen tien meter ervandaan, san de Noordzeekust niet aileen
als werkelijkheid maar ook als idee. Het gebouw lijkt verwant san
de kokkels die te vinden zijn op datzelfde strand: rond en symme
trisch, net onder hat zand uitkomend, glad geschuurd door het
water en gebleekt door het zout. Het museum is een ambigue
relatie met hat paviljoen aangegaan. De nieuwbouw past zich
enerzijds aan, door zich te voegen in het landschap en hat pavil·
joan visueel te ontzien. Anderzijds staat het los van de oudbouw
en trekt zich er nauwelijks iets van aan. Hat kan zich dat veroorlo
ven omdat het museum voor het grootste deal ondergronds is.
Een vervreemdend effect ontstaat wanneer vanuit sommige
patio's en de terrassen ineens het paviljoen zichtbaar wordt. Het
gebouwtje wordt Mn van de beelden, bevroren in Quist's baton
nan duinpan. Bovendien hebben de natuur-associaties die de
nieuwbouw oproept en haar onzichtbaarheid tot effect dat juist
het peviljoen van Willem I ervaren wordt als de ingreep in
het bestaande.
~ .. I o
Rijksarchief Limburg In de verbouwing en uitbnsiding van het
Rijksarchief Limburg (RAL) is hat graven of blootleggen tot onder
warp gemaakt. De grond fungeert als depot van het meteriele
archief van de stad. De~ stad, de gelaagdheid van
Maastricht, wordt op verschillende plekken zichtbaar gemaakt,
waardoor het gebouw een archeologisch aspect krijgt.
In het historische centrum van Maastricht wordt vanaf 1987 de
Minderbroederskerk en het gebouwencomplex dat er in de loop
der tijden omheen ontstaan is verbouwd, om te kunnen voorzien
In de nieuwe eisen van het Rijksarchief Limburg. Met de explosie
ve groei van aile functies van het RAL (behoud, opslag en open
stalling van de verzameling) ward de beschikbans ruimte in het
complex te klein. Daarblj voldeed de rulmte niet meer aan de
ldimatologische eisen voor archiefopslag. Er is enige tijd over
wogen het archief, dat vanaf 1939 op daze locatie is gevestigd,
in nieuwbouw buiten de stad onder te brengen. Om de bereik
baarheid van het archief en het gebrulk van het oude complex te
waarborgen ward toch besloten een uitbreiding te maken.
Omdat het gebouw in een beschermd stadsgezicht ligt en het
complex op de monumentenlijst staat was de kernvraag hoe men
nieuwbouw een tweede binnenplaats is ontstaan. Daze is vrij toe
gankelijk vanaf de straat.
Verschillende ingrepen in hat gebouw willen de occupanten en
bezoekers van het gebouw bewust maken van de geschiedenis
van deze omgeving. Het centrale punt in de uitbreiding is de
dienststraet die op hat eerste kelderniveau langs de kerk leidt.
Hier zijn de fundamenten van de kerk blootgelegd en kan het
publiek vanaf de omgang op de begane grond een blik werpen op
een deal van de kerk dat anders verborgen zou zijn. Bovendien
wordt hier de publieke ruimte visueel verbonden met het onder
grondse depot dat verder verscholen blijft. De kerk zal na reno
vatie en verbouwing (derde fase, begonnen in 1995) vanaf de
omloop bereikbaar zijn via een brug. Daze biedt over de dienst
straat en door een opening in de kerkmuurtoegang tot de nieuwe
studiezaal.
De gelaagdheid van de stad wordt ook In de oude hof zichtbaar
gemaakt. Hier zijn na bodemonderzoek de resten van de oude
stadsmuur gevonden, die dateert uit 1229. De muur is uitgegra
ven en als een van de vela archief5tukken in het gebouw tentoon
gesteld. Om de aanwezigheid ervan ook aan voorbijgangers op
:~
het oppervlak kon verdubbelen zonder de omgeving geweld aan straat kenbaar te maken is een bras geslagen in de westgevel op
te doen. Naast daze consideraties wezen ook de klimatolog ische de plek waar de stadsmuur liep. Daze bras, die over twee bouw-
eisen in de richting van ondergronds bouwen, omdat het grootste lagan de gehele gavel en gedeeltelijk de vloer van de verdieping
gedeelte van de uitbreiding uit depotruimte zou bestaan. doorklieft, creeert een vide. Van Roosmalen heeft de gevlochten
Aangezien de archiefstukken in een temperatuur van 18"C, dus vrij bewapening van de vloer die hierbij te voorschijn kwam omgebo-
koel bewaard dienen te worden, konden op daze wijze zaer veal gen tot een railing. Via de opening kan men het restauratie-atelier
energiekosten worden bespaerd. Een complicatie bij daze optle blnnenkljken en wordt Biin van de belangrijkste functies in het
was dat het riviertje de Jeker juist hier ondergronds lengs het ter- gebouw openbaar gemaekt.
rein loopt. De betonnen kelders zijn daarom in folie ge'lsoleerd Aan de oostkant van het complex, waar de nieuwbouw aansluit
zodat zij waterdampdicht zijn. In 1994 en 1995 kwam hat water van op de commandantswoning, heeft de architect de spitsbogen van
de Meas echter zo hoog dat op het punt waar de kelders aanslui-~ de vroegere kloostergang in ere hersteld. Dit oude motief wordt
ten bij de kerk toch lekkage ontstond en het archief in gevaal voortgezet in een hedendaagse betonnen portico, zodat hat aan-
dreigde te komen. Men is daarom tot injectie van de betonmuren grenzende terras bij de cafeteria wordt omsloten.
overgegaan. In de nieuwbouw wordt een continuering van hat bestaande '
De verbouwing vindt in drie fasen plaats. In 1987 ward begonnen nagestnsefd: in hat maken van de nieuwe omloop en bijbehorende
met de nsstauratie en aanpassing van de commandantswoning hot, in hat gebruik van dezelfde gele merge! waaruit de oudbouw
voor de inventarisatlewerkzaamheden van het archief. In 1994 is is opgetrokken en in het doorzetten van de daklijstprofilering.
in de tweede fase de gehele uitbreiding gereed gekomen, waaron- Desondanks blijven de nieuwe toevoegingen duidelijk herken-
der de drie kelderl~gen. Door middel van een glazen omloop, baar. Zij abstraheren en vormen varieties op het bestaande in
geTnspireerd op de kloostergang die hier ooit heeft gestaan, zijn hedendaagse materialen en kleuren.
de verschillende gebouwen van het complex verbonden. De
bebouwing rond de bestaande westelijke hot, dat in de jaren der-
tig grondig is verbouwd, wordt nu san de kerk en de comman-
dantswoning verbonden, zodat met de U-vormige bovengrondse
~
P..t C:.IQ
De Beurs van Berlage
De Beurs van Barlage, die bijna een eeuw gale
den gebouwd werd, is vanaf 1990 toegankelijk voor zowel kunst
als muziekminnend publiek. Toan de laatste beursfunctie in 1987
verhuisde kon het gebouw eindelijk de rol krijgen die Barlage in
gedachten had toen hij het ontwierp: een Palazzo Publico, waarin
aile kunsten verenigd zouden kunnen worden. De renovatie en
aanpassing van de Beurs van Barlage voor het Nederlands
Philharmonisch Orkest door Pieter Zaanen sluit het lange traject
af naar het realiseren van een passende nieuwe bestemming voor
een van Nederlands belangrijkste architectuurmonumenten.
Zoals vaker in de omgang met monumenten van grote cultuurhis
torische waarde (bijvoorbeeld in de uitbreiding van Pi de Bruyn
voor het Arnsterdamse Concertgebouw) wordt ook dit ontwerp
bepaald door een met vee I retoriek uitgedragen tactiek van~
!!!!!!!!.li!J· In de voormalige graan- en effectenbeursen zijn een con
certzaal (voorheen WANG-zaal, nu Yakult-zaal, 700 plaatsen) en
een repetitiezaal (AGA-zaal, 200 plaatsen) gerealiseerd, die het
bestaande gebouw geheel intact Iaten en zelfs geheel ongedaan
te maken zijn. De verbouwing behelst, naast daze zalen en de
inrlchting van bijbahorande ruimtes, de herinrichting van het cafe
en de verplaatsing en aanpassing van de hoofdingang aan het
Damrak. De nieuwe inrichting citeert een aantal karaktaristieken
van de oudbouw. De kleuren blauw an geel zijn overgenomen uit
de decoratias van Barlage en de tegeltableaus van Toorop.
Daarnaast is in de meubelontwerpen en decoratie veelvuldig
gebruik gemaakt van de Egyptische driehoek waarop Barlage de
gevelcompositie ais totaiiteit baseerde. De repetitiezaal is de
enige architectonische ingreep.
Om de twee zalen tegelijkertijd te kunnen gebruiken werd het
probieem van geiuidsdichtheid bepalend voor het ontwerp.
Na onderzoek bieek dat het isoieren van de scheidingswand tus
sen de zalen de ruimte teveel zou be'invloeden. Een logische
oplossing lag in hat bouwen van de repetitieruimte als een zasl in
een zssl, zodat de wand onaangetast kon blijven. Zaanen ont
wierp met constructeur Mick Eekhout en akoestisch specialist
Rob Metkemeijer een giazen doos die diagonaai in de ruimte
geplaatst werd.
De glazen wanden zijn 'afgespannen', zodat zo min mogelijk con
structie-elementen het zicht near binnen en buiten belemmeren.
Het ruimtevakwerk dat het glazen plafond draagt, de kolommen
en de tuidradan zijn aile aan de binnenkant van de doos verwerkt,
zodat de buitenkant zo neutraal mogelijk is ten opzichte van de
omgeving. De glazen panelen zijn aan elkaar geschakeld en han
gen letterlijk als gordijnen aan de constructie. De bovenste glas-
platen dragen zo de glasplaten daaronder.
Zijn architectonische expressie ontleent de zeal aan de materUile
eigenschappen van glas en staal, maar tegelijkertijd aan het
immateriiile aspect van glas. Daarin sluit het aan bij Barlage's
pogingen het natuursteen, baksteen en steal van zijn buitengevels
zoveel mogelijk van masse te ontdoen met een plat en grafisch
effect. Zaanens glazen doos ~aat echter in het gebouw; hier zljn
Barlage's gavels juist zwaar tectonisch en zoeken zij het contrast
met de glazen en ijzeren dakconstructie, een contrast dat door
Zaanen op de spits gedreven wordt.
Het gelamineerde en getinte glas geeft onder invloed van het ver
anderende Iicht verschillende verschijningsvormen aan de zaal.
Wanneer de zaal niet in gebruik is heeft het glas een hoge reflec
tiewaarde, waardoor een glanzende zwarte doos de omgeving
domineert. Zodra het publiek de doos binnen gaat is de verlich
ting binnen en buiten de doos van gelijk niveau en is het glas
maximaal transparent, zodat de wanden wegvallen en de omlig
gende architectuur van Barlage het interieur bepaalt, weiiswaar
gefilterd door tuidraden, trekstangen en andere high-tech orna
menten. Tijdens het concert dooft het Iicht buiten de doos.
Van binnen uit zijn de wanden nu ondoorzichtig, maar van buiten af
zijn deze juist transparent en vormt de zaal het stralende middelpynl
De doos vormt in elke gedaante een contrast met de architectuur van
Barlage. Wilde Barlage het wezen van 'de muur' tonen in zijn matte
naaktheid, de gordijnwanden betuigen respect aan de oude meestar
door het toevoegen van een blinkend beeld van transparantie.
08 '>11/cun-ZBBI
~
Anne Frank Museum
Totdat het dagboek van Anne Frank werd ge
vonden was Prinsengracht 263 een doodgewoon grachtenpand
tussen de duizenden die Amsterdam telde. lneens werd dit huis
en vooral hat bijbehorende achterhuis een tastbaar stuk geschie
denis, dat vertelt van de jaren waarin Anne en haar familia tijdens
de Tweede Wereldoorlog hier ondergedoken hebben geleefd en
dat hun ervaringen bijna voelbaar maakt. In 1957 werd de Anne
Frank Stichting opgericht en werd hat pand semen met nummer
265 tot een museum gemaakt. Elk jaar stromen meer dan 600.000
bezoekers vanuit de hale wereld toe om de ruimtes, waar zich het
ge"isoleerde Ieven van de familia Frank heeft afgespeeld, mat
eigen ogen te zien en te beleven. De krochtige houten gangen en
trappen, die naar het achterhuis leidden, droegen hat claustrofo
bische gevoel van het ondergedoken zijn goed over, maar konden
op een gegeven moment de mensenmassa's niat meer aan.
Daarnaast was het grachtenpand niat berekend op de muse ale en
educatieve activiteiten van de Anne Frank Stichting. Maar buiten
kijf stond natuurlijk dat hat achterhuis in zijn oorspronkelijke staat
-als ee.n schrijn- bewaard moest blijven. Dit was de complexe pro
blematiek die in 1987 de meervoudige opdracht voor een ver-
bouwing en uitbreiding van hetAnne Frankhuis bepaalde.
Benthem Crouwel Architekten zochten de oplossing in een glazen
laagbouw in de tuin, zodat de panden aan de Prinsangracht ver
bonden werden mat hat nieuw verworven pand aan de
Westermarkt. De bezoekers zouden zo, na het achterhuis en de
tentoonstellingen aan de Prinsengracht te hebben bezocht, via
een nieuw trappenhuis naast het achterhuis het paviljoen in de
tuin bereiken en dan aan de Westermarkt het museum verlaten.
Voor groepen was een a parte routing ontworpen beginnend bij de
Westermarkt, zodat zij zo strategisch mogelijk fangs de stroom
individuate bezoekers geleid konden worden. Door daze bypass zou het gedrang in de gangen en op de trappen van Prinsengracht
263 opgeheven worden.
Het glazen paviljoen was bestemd voor horeca en tentoonstellin
gen over contemporains uitingen van rassehaat. In het pand aan
de Westermarkt waren de museumwinkel, een filmzaal en daarbo
ven kantoren voorzien. Door de uitbreiding kon de binnenplaats
tussen voor- en achterhuis teruggebracht worden. Op de begane
grond na werd hat achterhuis daarmee geheel gereconstrueerd in
de staat waarin het verkeerde In 1944, toen de Franks warden
afgevoerd.
Benthem Crouwels ontwerp betekende een totale transformatie
van hetAnne Frankhuis als een visuals ervarlng. Vanuit de fabriek
achtige laagbouw van glas en steal werd het achterhuis via de tac-
tisch geplaatste sheddaken van aile kanten zichtbaar en begrijpe
lijk gemaakt. Dit laetste was precies het bezwaar dat
Monumentenzorg tegen het plan had. Juist de raison d'lltre van
het achterhuis, hear verscholen en geisoleerde ligging, die haar
bewoners beschermde tegen hat alziende oog van de joden
vervolging, werd teniet gedaan. Buurtbewoners hadden heel
andere bezwaren tegen de uitbreiding in de tuin; zij hadden geen
behoefte san bouwactiviteiten, bezoekers en horeca in 'hun' bin
nenterrein. Bovendien hadden zij bezwaren tegen het verdwijnen
van da in hat dagboek beschreven kastanjeboom, waarop het ach
terhuis uitkijkt. Het zes meter hoge portret in de glazen gavel aan
de Westermarkt vonden velen smakeloos. Het Anne Frank
Museum kreeg geen toestemming om het plan uit te voeren en
ging semen met Benthem Crouwel op zoek naar een andere
oplossing. Deze diende zich aan toen het museum hat pand op de
hoek van de Prinsengracht en Westermarkt in hear bezit kreeg. Het
studentenhuis mocht afgebroken worden als elders in het project
een aantal HAT-eenheden teruggebrachtwerden.
De extra ruimte maakt het mogelijk aile functies uit nummer 263
te verhuizen. Daardoor kan het gehele pand, als een museaal
object, teruggebracht worden near de toestand van 1944. Op de
begane grond wordt hat kruidenmagazijn van Otto Frank gere
construeerd, waarbij zelfs geur wordt ingezet om een authentieke
en veel completere historische ervaring teweeg te brengen dan
met aileen het achterhuls mogelljk is. Ook de dubbele trap, wear
van een dee! naar de kantoorruimtes van het magazijn leidde en
hat andere naar het bovenhuis, wordt gereconstrueerd.
Vanzelfsprekend wordt ook de binnenplaats teruggebracht, zodat
de structuur van voor- en achterhuis weer ervaarbaar wordt.
Het publiek komt straks binnen in de nieuwbouw, van waaruit
men een bezoek brengt aan het gerestaureerde huis. In nummer
265 wordt een nieuwe trap gebouwd, zodat een rondlopend
circuit ontstaat en de stromen bezoekers moeiteloos door het
gebouw geleid kunnen worden. Aileen op de eerste verdieping
van het a<J'terhuis is geen doorstroom mogelijk. Om dit op te los
sen heeft ~en in de keuken en in het kantoor van Otto Frank een
videocamera geplaatst, zodat men in real time de onbeweeglijke
ruimtes kan gadeslaan op een scherm op de overtoop. De ten
toonstellingen kunnen plaatsvinden op de eerste en tweede ver
dieping van de nieuwbouw waar een lichthof is ontworpen,
analoog aan de oude structuur met voor- en achterhuis. In het
pand aan de Westermarkt komt hat kantoor van de Stichting, zodat aile museumfuncties geconcentreerd blijven aan de
Prinsengracht. Op de hoek zijn vanaf de tweede verdieping
~
HAT-eenheden ontworpen.
Terwijl het eerste ontwerp -in glas en staal en met het metershoge
portret van Anne Frank- vooral het contrast met de omgeving
zocht, hebben Benthem Crouwel de recente uitbreiding zo ont
worpen dat daze aansluit bij het ritme van smalle grachtengevels.
Ze zijn opgebroken in kleinere vlakken van steeds andere dimen
sies en opgedeeld in basement en bovenbouw, zodat een contex
tuele gavel ontstaat die toch modern is gedetailleerd, zoals we dat
van Benthem Crouwel gewend zijn. De bekleding van de gavels
wisselt steeds tussen glas in het basement en baksteen of ver
schlllende soorten metalen lamellen in de bovenbouw. De diffe
rentiatie in de gavel maalct bovendien inzichtelijk welke functies er
zich achter bevinden.
Het effect van het nieuwe plan op de beleving van het achterhuis
is totaal anders dan in hat eerste plan. Nu het gehele pand op
nummer 263 een historische reconstructie is, zonder didactische
tentoonstellingspanelen, wordt een autonoom object gecreeerd,
een in zichzelf gekeerd universum, zoals dat in het dagboek
beschreven wordt. Dit is precies waarvoor de bezoeker komt.
Eerste antwerp: axonometrie vanaf de tuinzijde
Doorsn«Je. tn9t in ds inzet de gBVeJ aan de YrestetmBrtt
Rijksakademie voor Beeldende Kunsten
In 1992 ward, na een verbouwing en uitbrei
ding door Koen van Velsen, de voormalige Cavaleriekazerne
aan de Sarphatistraat betrokken door de Rijksakademie voor
Beeldende Kunsten. Hiermee ging oc;>k de Rijksakademie zelf een
nieuwe fase in. De verbouwing is een indirect gevolg van de
rigoureuze modernisering van de opleiding begin jaren tachtig.
Van een Akademie in de formele, aan de Beaux Arts ontleende
batekenis, is in daze nieuwe organisatie niet Ianger sprake.
De installing biedt een groep streng geselecteerde kunstenaars
vanuit de hale wereld, die na hun kunstopleiding al enige tijd zelf
standig aan het werk zijn, de mogelijkheid zich een of twee jaar
geconcentreerd verder te ontwikkelen. De zestig kunstanaars die
worden aangenomen krijgen een eigen atelier en een werkbudget
tot hun beschikking; daarnaast kunnen zij gebruik maken van
faciliteiten, ~oals de verschillende technische werkplaatsen en de
bibliotheek. Dit alles staat ten dienste van de eigen projecten van
de kunstenaars; niets moat in de Rijksakademie. Essentieel is
de mogelijkheid tot uitwisseling van ideeen en kennis tussen
de jonge kunstenaars en de wisselende groep van internationaal
vermaarde kunstenaars en theoretici die als 'professor' san
de Akademie verbonden zijn.
In 1985 begon de lange en intensieve s~menwerkingsperiode tus
sen directeur Jan Willem Schrofer en architect Koen van Velsen,
met de bedoeling om vanuit de nieuwe structuur van de opleiding
een Re-Arch ontwerp te maken en te realiseren. Juist binnen een
organisatie gericht op de individuallteit van de projecten was het
belangrijk de gemeenschappelijke faciliteiten binnen handbereik
te brengen en daarmee een basis te creiiren voor interactie. Daze
ambitie heeft als geen andere hat project bepaald.
De strange, gesloten bakstenen cam! van de kazerne was geheel
georiiinteerd op de binnenplaats, waar de cavalerie haar paarden
oefende. Daze organisatie is in het nieuwe ontwerp overgeno
men. De voormalige exercitieplaats is gevuld met nieuwbouw;
daze bevat de bibliotheek, de administratis en een multifunctio
nele zaal. De twee bouwvolumes in de binnenplaats vormen het
kloppende hart van hat verder grotendeels op individuele concen
tratie ingestelde gebouw. Op de begane grond zijn in de oudbouw
de gemeenschappelijke technische werkplaatsen te vinden, terwijl
op de verdiepingen de individuele ateliers zijn ondergebracht.
Gesloten ten opzichte van de gang waar zij aan liggen en de bin
nenplaats waarop daze uitkijkt, openen de ateliers zich met grote
ramen near de omgeving. In deze zone van de Akademie hearst
een serene, individuele en besloten werksfeer.
De nieuwbouw is geprojecteerd langs een assenkruls dat schuin
staat ten opzichte van de rechthoekige oudbouw. Dit verklaart de
onbehouwenheid waarmee de ruwe bouwvolumes in de binnen- IJT< .• ~J ,._, e plaats staan, alsof ze eigenlijk niet pasten en men ze er in heeft
moeten wringen. In tegenstelling tot de oudbouw zijn de volumes
voor een belangrijk deel transparent. Hierdoor figureren de geslo-
ten bakstenen muren met ronde boogvensters van de oudbouw
steeds als achtergrond voor de activiteiten in de nieuwbouw.
Hat assenkruis is zichtbaar in de vier loopbruggen die de nieuwe
kern als tentakels naar het oude gebouw uitslaat. Zij dringen door
tot in de kazerne en ontsluiten de 'kloostergangen'; twee dringen
zelfs door de kazerne heen en maken contact met de drie pavil
joens, die zijn ontsnapt aan de perimeter van de kazerne.
Afgezien van de bijna deconstructivistische wijze waarop hat
oude met hat nieuwe is geconfronteerd en de dominant aanwezi-
ge tectoniek van onder andere de loopbruggen, is de architectuur
ingetogen. Van Velsen heeft een baksteen geselecteerd die ver
want is a'an die van de oudbouw. De eenvoudige materialen
(metaal, hout, glas en baksteen) zijn koud tegen elkaar aangezet
en de afwerking is rudimentair. Hierdoor krijgt hat gehele gebouw
de steer van een werkplaats. leidingen zijn nergens weggewerkt
en de nieuwe ingrepen zijn vrij grot -zonder al te veal rekening te
houden met de bestaande structuur- in hat oude geplaatst. Op
sommige plekken is letterlljk om oude gietijzeren pilaren en trek
stangen heen gestuct, omdat er nu eenmaal een muur of plafond
moest komen. Op de plekken waar de loopbruggen de oudbc:>uw
penetreren is de afwerking ronduit agressief. De bruggen wringen
zich scheef in de gedisciplineerde rechte oudbouw. Maar de pijn
die hiermee gepaard gaat lijkt mee te vallen. De wonden helen
zich snel; hat oude gebouw is niet kleinzerig.
De agressie waarmee hat nieuwe is geimplanteerd, gekoppeld
aan de stoerheid van de oudbouw, heeft uiteindelijk zelfs geleld
tot een symbiotische relatie tussen hat oude en hat nieuwe.
Niet aileen als fysieke gestalten, m~r ook als karakters zijn ze
met elkaar versmolten. De individu~e concentratie op het werk
vaart wei bij de strange, gedisciplineerde militaire sfeer van
de kazerne; deze zou echter nergens toe lei den zonder de onvoor
spelbare en soms heftige kruisbestuivingen in de dozen op
de oude exercitieplaats.
1'-tArtiRM;AL.
~ w I N
j ~
~ t 7 I
l ]
Hoofdkantoor Mexx-lnternational
Langs de weg tussen Voorschoten en Lei den is
sinds 1987 het hoofdkantoor van modebedrijf Mexx-lntemational
gevestigd. Het bedrijf kocht in 1985 de voormalige zilverfabriek
'Van Kempen en Begeer' op. Mexx is een jong en snelgroeiend
bedrijf dat wereldwijd met een nauwkeurig geconstrueerd imago
kleding en accessoires verkoopt. Robert Stern werd uitgenodigd
om een hoofdgebouw te maken dat bij dit imago zou passen.
Mexx laat zich voorstaan op het mengen van klassieke en moder
ne vormen en materia len tot een trendy stijl, gericht op de moder
ns jonge stedeling. De representatieve functle van een bedrijfs
pand is voor een imagobewust modebedrijf als Mexx uiterst
belangrijk. Het hoofdkantoor is het organisatorische knooppunt
waar de wereldwijde produktie, distributie en verkoop wordt
gecoordineerd. lnVoorschoten worden de collecties, reclamecam·
pagnes en winkels ontworpen als een Gesamtkunstwerk.
De postmodernistische architectuurbenadering van Robert Stern
lijkt analoog aan het door collage en montage beinvloede mode
en marketing-programma van Mexx. Het erudiete combineren
van verschillende historische en reglonale motieven is een hoofd
kenmerk van die tak van het postmodernisme waarvan Robert
De zilverfabriek, die in 1858 naar eigen antwerp werd gebouwd
door de fabrikant Van Kempen, staat op een oud landgoed met
een bijbehorende villa. Een imposante oprit en tuin scheiden de
fabriek van de weg. In 1984 warden de fabriek en de tuinaanleg tot
rijksmonument gemaakt.
Van het bestaande gebouw zljn door Stern aileen de voorgevel en
gedeeltes van de andere gavels behouden. De monumentaliteit
van het hoofdgebouw behoudt haar functie als representatief
beeld. Stern heeft deze gevel gerestaureerd en teruggebracht in
de oorspronkelijke kleuren: wit met donkergrijze horizontale ban
den. Over dit laatste ontstond een conflict met Monumentenzorg,
die van mening was dat de gavel moest worden gerestaureerd in
de meest recente kleurstelling, in dit geval een combinatie van
mosterdkleurige wenden met witte banden en een zwarte plint,
stammend uit de jaren zeventig. Het klassieke debat over welke
geschiedenis behouden moet worden werd door Stern en Mexx
simpelweg overstegen door nate gaan welke kleurstelling past bij
het gewenste imago.
Een van de programma-alsen was een grate ruimte voor festivi
teiten en modeshows die tegelijk dienst kon doen als dagelijks
- - - - ________ , _______ -----.,
Stern Mn van de founding fathers is. Mede uit ergernis over het
voorvoegsel 'post-' beschrijft Stern zijn werk als een continuering
van de mod erne traditie. Het puristische, exclusieve en universele
modernisms ziet hij als een fase binnen deze traditie die te lang
heeft geduurd en te serieus is genomen. Hij wil terug naar een
architectuur die in relatie staat tot de geschiedenis, de architec
tonische en landschappelijke omgeving en tot de specifieke cul
tuur waarin zij gebouwd wordt, oak als dit die van de tachtiger
jaren yuppie-dynamiek is.
'Together we're called Mexx'; Moustache en Emanuelle springen
in elkaars armen (XX) tegen de achtergrond van een bruisende
metropool. ledereen kent nog deze reclamecampagne uit het
begin van de jaren tachtig, waarmee de twee labels hun samen
gaan wereldkundig maakten. Sindsdien is togetherness het cen
trale begrip in de Mexx-cultuur; dat geldt voor de modestijlen en
doelgroepen, voor de bijna zonder uitzondering jonge en veelal
internationale medewerkers en voor de horizontaal georganiseer
de bedrijfsvoering. Togetherness vormt oak de sleutel tot de plat
tegrond en de organisatie.van het gebouw, en is ook hetgene dat
door de architectuur gevierd en gerepresenteerd wordt. Wat is nu
de aard van de saamhorigheid die door Stern is bewerkstelligd
tussen het stoffelijk overschot van de zilverfabriek en het levens
lustige hoofdkwartier van Mexx?
trefpunt voor de medewerkers. Stern bouwde een groat atrium
over twee verdiepingen op de plek waar eens de binnenplaats
van de oudbouw was gesitueerd. De werkruimtes zijn in drie vleu
gels rand het atrium gegroepeerd, zodat deze fungeert als belang
rijke verkeersruimte. Aan de noordzijde van het atrium leidt een
monumentale trap naar een open galerij, die de werkruimtes en
werknemers zo direct met de bedrijvigheid op de begane grand
verblndt. Asn de zuidkant wordt het atrium begrensd door een
gebogen glazen wand die aan een zijde naar boven uitkraagt. De
wand biedt een uitzicht op de aangrenzende vijver, de directie
vleugel van de oudbouw, de ronde kantine en de tuin. Een bin
nenstraat doorsnijdt in het verlengde van de wand het achterste
bouwdeel. Ramen overbruggen op de verdieping visueel de
'ltaliaanse straat' die de werkruimtes scheidt, zeals dit oak bij een
echte straat gebeurt. Op deze wijze wordt de verbindende werking
van het atrium doorgetrokken.
De doorzichtigheid van het gebouw ondersteunt zo de doorzich
tigheid van de bedrijfsorganisatie. In dit opzicht speelt ook het
gebruik van glas en Iicht een belangrijke rol. De vijver die direct
aan de glaswand grenst reflecteert het Iicht, zodat wanneer de zon
laag staat het Iicht op het plafond van het atrium weerkaatst.
Daklichten maken van de binnenstraat een lichtstraat en verlich
ten de !rappen in het atrium. Het splegelglas, het water en de bui
.ging van de wand vormen sam en een caleidosooop, die het baeld
~ CD I CD
( ·,
van het nieuwa complex in hear chique omgeving versplintert tot
een vroeg twintigste-eeuwse collage.
De inrichting van de royals verkeersruimtes in het gebouw creeert
eenhaid binnen in het gebouw. De kleuren worden bepaald door
ivoor, hout en zwarte natuursteen. Elk van deze ruimtes wordt
gesierd door een houten lambrizering. De luxueuze steer wordt
tot in de meest onwaarschijnlijke details doorgevoerd. De brand
blussers zijn in dezelfde ivoorkleur gespoten als de muren, en de
drankenautomaat in de kantine is bekleed met hetzelfde hout als
de lambrizering. Daarentegen zijn de werkruimtes kaal op
geleverd. Hier is de afwerking sober en functioneel. Hier zijn geen
gestucte maar systeemplafonds, ligt er linoleum in pleats van
marmer of parket, zijn de ruimtes niet zorgvuldig gecomponeerd
maar zo flexibel mogelijk ingedeeld.
De nieuwbouw citeert de stijl van zowel het negentiende-eeuwse
a is het jaren vijftig gedeelte en voegt er enkele nieuwe stijlen aan
toe. Zo wordt -in Sterns woorden- een geschiedenis voor het
gebouw gecreeerd die de afstand overbrugt tussen de oorspron
kelijke bouw en de hedendaagse uitbreiding. Doordat er gebruik
wordt gemaakt van een pluriformiteit aan bouwstijlen is er geen
sprake van Mn enkel contrast maar van meardare, waardoor het
contrast tussan oud en nieuw niet wordt banadrukt. Dit maakt ook
Sterns onverwacht& gebruik van een typisch modernistisch theme
lk>oryeYBI van de oude zifv9rfsbriek
als de spiagelende gordijngevel bagrijpelijk. Naast het fait dat
daze te maken heeft met het corporate aspect van het imago van
Mexx, kunnen we in hear wulpse buiging ook een pervertering
van het modernisms herkennen. Hetzelfde geldt voor hat ostenta
tieftonen van de constructie die hat bedrijfsrestaurant domineert.
Vooral dit laatste is ongewoon voor Stern; constructie heeft niet
zijn grootste interesse. Hij begint bij hat beeld van een gebouw;
later volgt de technlsche uitwerking en hij ziet dan ook geen
belangrijke relatie tussen beida as pecten. Sterns flirts met functio
nalistische tendensen vormen verwijzingen near de Nederlandse
architectuurhistorische context van hat modernisms. Hij stelt zich
echter niet tevreden met hat citeren van onze meest vrome
modernisten, maar heeft zich op de hoogte gesteld van het oeuvre
van Sybold van Ravesteyn, eens een strang modernist, later in
zijn carriere een italianiserend eclecticus. Het hoofdgebouw van
Mexx vorrnt dan ook een momentopname in de geschiedenis van
het gebouw, in de stilistische ontwikkeling van de architectuur,
maar ook in de persoonlijke fascinaties van Robert Stern. Op dit
moment werkt Stern san het ontwerp voor een uitbreiding van
het hoofdgebouw. Het wordt een zaer dynamisch vorrngegeven
vleugel die in zijn zwiepende vorm beinvloed is door het decon
structivisme en high-tech gedetailleerd is.
Gsng In de directievlfJUIJB/
7fl
Nederlandse Bank
Aan de oplevering van de door Marius Ouintjer
in 1968 ontworpen Nederlandse Bank zijn jaren van vijandelijk
heden voorafgegaan. Er waren grote bezwaren tegen de stede
bouwkundige en sociale onaangepastheid van een dergelijk groot
kantoorgebouw in de negentiende-eeuwse stadswijk rond hat
Frederiksplein. Bovendien ging hat om een bank, een introverts
installing, een 'monument voor het grootkapitaal'. De meest
gehoorde kritiek was dat Duintjers gebouw geen vriendelijke aan
sluiting zocht bij de historische stadsstructuur, dat hat aileen maar
nam en niets gat. Ondanks aile protesten is het vreemde lichaam
gebouwd en nog steeds staat het voor alles wat slecht is aan
modern a architectuur in de hiatorische stad. Oat geldt ook voor de
uitbreiding van 1990. Geheel volgens verwachting is de voor
naamste kritiek dat Abma, Dirks en Partners, die de uitbreiding
hebben ontworpen, de effecten van Duintjers gebouw niet
onschadelijk hebben weten te maken.
Hat bankgebouw staat als een eiland aan het Frederiksplein, waar
tot 1929 het enorme glazen en gietijzeren Paleis van Volksvlijt
stond van architect Outshoorn (1864). Duintjer ontwierp een
carrevormige laagbouw met twee hoven en heel veal parkeer-
plaatsen, ter grootte van een heel stadsblok. Daarop plaatste hij
een rechthoekige schijf van zeventien verdiepingen. De laagbouw
is door pilaren boven hat maaiveld verheven, als een salontafel
tje. De toren staat erop als een doos.
In de grootste hof is de bank nu uitgebreid met een nieuwe toren.
Een cilindrische vorm is tegen de oude rechthoekige doos gezet.
In werkelijkheid is de nieuwe toren door het oude gebouw heen
geboord. Terwijl het parkeren en het geldtransport doorgingen
heeft men funderingspijlers door de kelder heen geheid tot op de
derde zandlaag op 62 mater diepte, waardoor de fundering even
diep is als het gebouw hoog. Men moest daze constructieve en
organisatorische tour de force uithalen om ongelijke verzakkingen
tegen te gaan. De fundering verheft hat nieuwe gebouw op een
heksenkring van kolommen boven de grond, zodat de hof open is
gebleven.
De twee torens zijn op elke verdieping aan elkaar gekoppeld door
een transparante gang, die scharniert om de toch nog grote ver
schillen in zetting tussen de twee gebouwen op te vangen.
Wanneer men de plattegronden bekijkt blijkt dat de nieuwe toren,
ook al is hij constructief en formeel autonoom, organisatorisch
slechts een uitstulping vormt van de oude. Bij hat antwerp is
ervan uitgegaan dat de nieuwe verdiepingen gebruik maken van
de bestaande dienstruimtes, waardoor er relatief weinig toiletten
en verticals verbindingen gemaakt hoefden te worden.
Beida torens staan met beida voeten in een traditie van rationeel
en functioneel bouwen. Hun structuur komt voort uit dezelfde set
van ijzeren wetten van de kantoorbouw: de centrale kern met
llften, !rappen, keukens en toiletten, de gangen met de kamertjes,
de systeemplafonds, de gordijngevel etc. Toch vertegenwoor
digan ze twee verschillande paradigms's. De gavels van Duintjer
worden bepaald door strookramen en de met hardgebakken
bruinrode tegels beklede borstweringen. De afwisseling van Iicht
en donker, transparent en opaak verleent hat gebouw een ruwe
noblesse. In de nieuwe gavel is daze afwissaling gereduceerd tot
een Iicht kleurverschil tussen raam en borstwering. De vliesgevel
is homogeen opgetrokken in weerspiegelend glas en wordt gevat
in hat raster van de bronzen raamprofielen. De betekenisloosheid
van de gavel correspondeert 01et de richtingloosheid van de cilin
dervorm. De gavel van Duintjer weersplegelt de constructie en
organisatie van hat gebouw. De nieuwe gavel weerspiegelt vooral
de Iucht en de oude toren en heeft een autonome functle: beeld en
imago.
Hat gebouw kan verweten worden zich niets aan te trekken van
hear historische omgeving, maar ondertussen is de tijd voort-
geschreden en is hat gebouw zelf een historische omgeving
geworden. Minitieuze restauratie (zoals recentelijk is gebeurd met
hat grote oervoorbeeld van dit gebouwtype: Skidmore, Owings
and Merril's Lever House uit 1952 aan Park Avenue in New York)
was niet aan de orde. Abma heeft echter ook niet gekozen voor
een therapeutisch concept waarmee hij de fouten van de meester
ongedaan zou kunnen maken, maar voor een pragmatische uit
breiding vanuit een diep beg rip voor de cultuur waar dit gebouw
uit voortkomt, een cultuur waar hijzelf ook deal van uit maakt.
Wear Duintjer nog staat voor de Miesiaanse geleding van de
schijf, staat Abma voor de post-Miesiaanse spiegeling.
Uiteindalijk is het resultaat te vergelijken met eeneiige tweelingen
die kort na de geboorte gescheiden zijn en onder geheel verschil
lende omstandigheden zijn opgegroeid. Oat zij nu weer bij elkaar
zljn gebracht heeft geleid tot een aanschouwelijk college over de
geschiedenis van hat naoorlogse kantoorgebouw.
--=-17
l
.. Koninklijke Schouwburg
Charles Vandenhove is beroemd geworden
vanwege hat schaamteloze formalisms en de nadrukkelijke
monumentale aanwezigheid van zijn projecten in Frankrijk, Belgie
en Nederland (zie de transformatie van hat Historisch Droogdok te
Hellevoetsluis). In contrast daarmee staat zijn project voor de
renovatie van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, een pro
ject dat vooral basta at uit hat ontkennen van de fysieke aanwezig
heid van architectuur.
Tussen 1766 en 1n4 ward door Pieter de Swart aan hat Korte
Voorhout in Den Haag een paleis gebouwd voor Carel van
Nassau-Wallburg. D(!l gavel van hat frans-classiclstische gebouw
is concaaf en vormt een klein halfrond plain aan de straat. In 1798
ward hat een schouwburg; men bouwde tegen de achterkant aen
zaal met een toneeltoren. In 1992 ward de foyer van het
rijksmonument aangepast aan eigentijdse eisen door Charles
Vandenhove. De probleempunten lagan in de geslotenheid van de
gavel aan hat plain en de onduidelijke ~ansluiting van de foyer
met de toneelzaal erachter; via een stelsel van verborgen trappen
moest de bezoeker daze weten te vinden.
Het eerste wat Vandenhove deed was het verbannen van de
kassa-balie en aile aanverwante functies uit de foyer naar een uit
bouw tegen de zijkant van hat paleis. De uitbouw heeft zijn eigen
ingang en ken afgesloten worden van de rest van hat gebouw,
waardoor men overdag informatie, reserveringen en toegangs
bewijzen kan verstrekken zonder hat gehele gebouw open te stol
len. Hat belangrijkste voordeel was dat de volledig lege foyer
daardoor louter als een ceremoniiile antichambre voor hat
theatrale gebeuren kon gaan functioneren.
De aanbouw is bescheiden van maat en vorm en is hoofdzakelijk
opgebouwd uit glas en metaal. De sponningen zetten de classi
cistische gavel van de oudbouw slechts als horizontale lijnen
voort. De continu"iteit van oud en nieuw speelt zich af op hat
niveau van de grafiek.
Om het gebouw te openen maakte Vandenhove glazen deuren in
de in 1989 gerestaureerde pleingevel, waardoor hat mogelijk is
vanaf hat plain de foyer in te kijken. De ontruimde foyer is geheel
in handen gegeven van Sol LeWitt. een kunstenaar met wie
Vandenhove regelmetig samenwerkt. LeWitt heeft van de foyer
een environment gemaakt; zijn lngreep beperkt zich tot twee
dimensies. De wanden zijn beschilderd met grote vierkante vlak
ken die weer zijn opgedeeld in strepen, waarvan de meat ont
leend is aan de geleding van hat basement van de oudbouw. De
strepen zijn laag na laag aangebracht met inkt, zodat diepe, verza
digde kleuren ontstaan, varierend van bruin naar rood en van gael
naar blauw. De kleurstellingen doen denken aan de mystieke
kleurvlakken van Mark Rothko. De strepen komen terug in de
vloer; daze bestaat uit Iicht- en donkergrijze banen, die doorlopen
tot in de nieuwe aanbouw en tot op de drempels van de zeal .
Hat is geen schildering die uitnodigt voor langdurige bewon
dering; Sol LeWitt heeft zijn kenmerkende kleurenbanen eerder
ingezet om hat gebouw in een chromatisch en geometrisch
patroon te Iaten baden. De banen zijn ook architectonisch
gebruikt: om verbindingen te creeren en de ruimte als beeld te
bepalen. De kleurvlakken doen echter lets waar aileen architectuur
wellicht niet toe in staat zou zljn; zij slagen erin de ruimtelijkheid
van hat theater op te lossan in kleur en lijn, met als gevolg een
magisch effect van vervreemdlng. In die zin doet hat project den
ken aan de samenwerking tussen J.J.P. Oud en Theo van
Doesburg; de eerste maakte architectuur, die de laatste met zijn
beschilderingen weer van zijn fysieke samenhang probeerde te
ontdoen.
Als er een voorstelling is stromen de bezoekers door de verschil
lende deuren direct de foyer binnen; daar kunnen zij niets anders
doen dan piechtig als toneelspalers dralen en om elkaar heen
draaien tussen La Witt's kleurbanen.
De oude architectuur is geassimileerd in termen van meetkunde
en grafiek; ook hat theater is geassimileerd, maar dan in termen
van kunstmatigheid, vervreemding en het ceremoniele. De drie
dimensionaliteit van architectuur heeft evenmin als de gebruike
lijke rood-pluche associaties met hat toneelbezoek een rol ge
speeld in hat antwerp. Hat project van Vandenhove en LeWitt is
eerder verwant aan de zowel archa"ische als avant-gardistische
gedaantes die beida kunstvormen kunnen aannemen. Hat is oer
oud en splinternieuw tegelijkertijd.
-;rz
Openbare Bibliotheek
De locatie voor de Openbare Bibliotheek
besloeg een geheel bouwblok in het stadscentrum, uitgezonderd
vier herenhuizen aan de Oude Boteringestraat. Een daarvan, het
Kalmershuls, stamt uit de dertiende eeuw. De restauratie van de
monumenten maakte deal uit van de opdracht. Ze warden opge
nomen in Grassi's archltectonische concept voor het gehele
bouwblok, maar mochten een zelfstandig bestaan leiden naast de
bibliotheek, waarvan ze ook volumetrisch losgemaakt zijn.
In zijn theoretisch werk stelt Grassi dat de architectuur en de ande
re disciplines geen gemeenschappelijke taal meer spreken. Een
gebouw kan zich niet meer middels een contemporains stijl en
vocabulaire rechtstreeks tot ons richten en vertellen van iets
anders (geschiedenis, politiek, dood of liefde). Architectuur is een
dode taal; zij vertelt aileen nog over haar eigen totstandkoming,
over architectonische middelen en architectonische problemen.
Om deze redan concentreert Grassi zijn architectuur op de tradi
ties en de kennis, die in de architectuurgeschiedenis en het bouw
vak opgeslagen liggen; de regels die door de tijden heen de basis
vormen van aile architectuur. Daarnaast zoekt hij aansluiting bij
de ontstaansprincipes van de stedelijke context waarin hij bouwt1
mal van daze volumes. Zo worden de volumatrische aspecten van
de kavelstructuur zichtbaar en meetbaar, op een manier die daar
voor niat mogelijk was.
De abstractie die Grassi hanteert komt vooral tot uiting in de
gavels. Daze zijn bekleed met een uniforme deken van rode bak
steen, slechts onderbroken door het regelmatige ritme van de
raamopeningen. Ze zijn steeds van dezelfde maat (die van een
stadshuis), behalve aan de achterkant waar zij een kleinerformaat
hebben (die van een pakhuis). Achter daze vrijwel blinde gavel
bevinden zich aile stijgpunten en service-ruimten. De ramen zijn
traditioneel aangebracht met verdiepte sponningen, geschilderd
in een ouderwets donkergroen en wit. De enige vorm van orna
ment bevindt zich rend de ingangen, waar classicistische pro
fielen de donkergroene deuren omlljsten. Witte kroonlijsten mar
karen de entrees. De enige andere toevoegingen san de gavel zijn
de standaard aluminium brandtrappen en greene zonnescher
men. Juist door de naakte grondvorm van de gevel te tonen pro
clameert Grassi de veranderlijkheid van het ornament. Te zien is
hoe in de vier gavels van. de monumenten de basisgevel in ver
schiilende tijden telkens anders is gedecoreerd. Daardoor begrij-
-------------------·- ------Door middel van een streng onderzoek naar de stadsstructuur en
de'architectuur, gekoppeld san een niet minder rigoureuze abstra
hering, wordt het bestaande niet gei miteerd, van een spiegel of
weerwoord voorzien, maar als een idee en een principe -als
gematerialiseerde kennis- inzichtelijk gemaakt.
Grassi ziet de functie van een gebouw niet als een wezenlijk
beginpunt voor hat antwerp: het gebruik is immers san voort
durende verandering onderhevig. Typologisch beschouwt hij de
bibliotheek als een pakhuis voor boeken dat gemakkelijk toegan
kelijk dient te zijn voor het publiek. Hat gebruik heeft dan ook op
een minieme maar afdoende wijze hat antwerp van de Openbare
Bibliotheek in Groningen gestuurd.
In Grassi's antwerp voor de bibliotheek zijn leegte en abstractie de
twee belangrijkste architectonische strategleen om een relatie te
bewerkstelligen tussen het nieuwe en het oude. Naar de Oude
Boteringestraat spreidt het volume tussen de monumenten door
twee parailelle vleugels uit. Daze kantoorvleugels zijn van elkaar
gescheiden door een smalle en diepe leegte, die het gebouw in
tweeen dealt en de hoofdas vormt; ze zijn bovendien ook van
de beida monumenten losgemaakt door twee smaile stegen.
De leegte-as ontmoet halverwege de fa~ade van de hoofdingang,
die de leegte tot een plain a an de straat maakt. Terwijl de mast en
de properties van de historische herenhuizen terug te vinden zijn
in de twee smalle bouwdelen aan de straat, is het plain de contra-
pen we de kroonlijsten van de Open bare Bibliotheek als fragmen
ten, die tegen de standvastige gavel zijn aangeplakt.
Met de volumes en gavels van de Openbare Bibliotheek heeft
Grassi de architectuur en stedelijke structuur van deze Groningse
locatie tot op hat bot inzichtelijk gemaakt. Hierdoor is de verschij
ning van stedelijke archetypes als het plein, de stadstuin, de pak
huisgevel en de steeg in deze bibliotheek volkomen logisch. Ook
al neemt de Bibliotheek het overgrote deal van het bouwblok aan
de Oude Boteringestraat in, en domlneren Grassi's gavels de vier
zijden van het bouwblok, tech is hat een architectuur die zich voor
al invoegt; dit schatst de zelfverzekerde bescheidenheid van het
project.
a: I ~
(
i ~
I
Historisch Dr~ogdok De restauratie en uitbreiding van het
Hlstorisch Droogdok te Hellevoetsluis is een bijzonder project bin
nan dit boek. Ten eerste gaat het om een niet-gerealiseerde
ingreep in een architectonisch object dat geen gebouw is; ten
tweede is het de kern van een groter stedebouwkundig plan.
Jan Blanken bouwde in Hellevoetsluis, dat in de achttiende- en
negentiende eeuw een belangrijke militaira haven was, tussen
1801 en 1806 een droogdok. Het bestaat uit een kieldok en
timmerdok van bak- en natuursteen en is Mn van de weinige en
minst aangetaste exemplaren van vroeg lndustriille maritieme
monumenten in Europa. Het maakte integra a I dee I uit van de ver
dedigingswerken aan de monding van het kanaal Voorne-Putte,
de levensader voor Rotterdam voordat de Nieuwe Waterweg werd
aangeiegd. De archltectuur rond het dok is niet bewaard gable
van; in de jaren zestig is het laatste restant, het eveneens door Jan
Blanken ontworpen pompgebouw, afgebroken.
Bijna twee eeuwen later zoekt Hellevoatsiuis naar een manier om
het droogdok in ere te herstellen en het tot een levend onderdeel
van de stad t~ makan. Vooralsnog geisoleerd van het stadscen
trum in de noordelijke extremiteitvan de vestingwerken, moat het
een brand punt worden van recreatie en toerisme. Daartoe werd in
1987 de eerste step gezet met een opdracht aan Charles
Vandenhove. Het monument van ingenieurskunst moest niet
aileen gerestaureerd worden, maar ook een geheel nleuwe en
volwaardige architectonische setting krijgen. Nieuwe architectuur
zou het monument, dat onder het maaiveld ligt en daarom pas
van zeer dichtbij of vanaf het water zichtbaar word!, tot een trotse
aanwezigheid maken.
Ean studle near de inrichtingsmogelijkheden van he! Hollands
bolwerk, wear het deel van uitmaakt, leverde het idee op rondom
he! gerestaureerde dok aen cluster van nieuwe functies aan te
leggen. Ten eerste zou voorzien moeten worden in een dokmuse
um en een vaste expositie- en verenigingsruimte voor de
Stoomcompagnie (de oorspronkelijke pompen van het droogdok
warden gedreven door stoom). Het droogdok zou, naar het idee
van de Batavia in Lelystad, een 'ievend monument' worden door
de verwerving van een historisch schip, dat in het dok gerestau
reerd zou worden. Met steun van de gemeente zou het zelfs
mogelijk zijn het dok tot centrum te maken van een nostalgische,
plaatselijke industria met als produkt het maritieme monument.
Uiteraard zou de vrijkomende energie weer zijn weg vinden naar
andere 'industrleiin' zoals horeca en winkels.
In zijn ontwikkelingsplan heeft de Lulkse premodernist Charles
Vandenhove de Disney-achtige kwaliteiten van zijn architectuur
ingezet om van het dok en zijn omgeving een classicistisch vorm
gegeven them9-park te maken. Rondom het oude droogdok
pleats! hij zijn ideale gebouwen. Het resultaat is, zoals men dat op
basis van het oeuvre van Vandenhove kan verwachten, dat de per
fect gedetailleerde gebouwen de locatie een onwerkelijke glans
verlenen. De architectuur van Jan Blanken lijkt gerelncameerd te
zijn, mooier en perfecter dan deze ooit is geweest. Het pian van
Vandenhove bestaat uit de herrijzing van het verdwenen pompge
bouw, bedoeld voor hat dokmuseum, dat gespiegeld word! aan
de andere kant van de dok-ingang. Hierdoor verkrijgt het dok een
monumentaal front dat vanaf het centrum zichtbaar is. In de twee
lingbroer van het dokmuseumgabouw word! de Stoomcompagnie
gavestigd. Aan weerszijden van het dok komen twee restauratie
werkplaatsen. Tussen de frontgebouwen en de werkplaatsen stelt
Vandenhove aan de ene kant een vierkant en aan de andere kant
van het dok een rond paviljoen voor. Het eerste doat dienst als
abri, hat tweede herbergt een cafe.
De bouwstijl van het ontwerp refereert aan die van het oorspron
kelijke pomphuis: het sobere en bijna grafische classicism& van
de uit het reger afkomstige architect-ingenieurs. Ook de materia-
len (baksteen en natuursteen) van Jan Blankens architectuur zijn
overgenomen. De paviljoens die een minder dlrecte relatie heb
ben met het dok wijken af in still en materiaal.
In een later stadium werd de opgave uitgebreid met woningen om
daarmee een deel van de restauratie te bekostigen. Vandenhove
ontwierp aan het einde van he! dok een sikkelvormig woonblok
met aan beide uiteinden een woontoren. Een losse loren werd ten
zuiden van het dok voorgesteld. Ten noorden van het dok voerde
een rij woningen met tuin naar een carre-vormig bouwblok op het
volgende bolwerk. Door de grotere schaal verhield de architectuur
zich veeleer tot de stadsvorrn in het algemeen en de verdedigings
werken in het bijzonder, dan enkel tot het historisch droogdok.
lnmiddels is het plan van Vandenhove wegens financiele omstan
digheden geaborteerd. Een nieuw plan concentreert zich op de
restauratie van het droogdok zelf. De wens om een historisch
schip te verwerven, en daarrnee de toeristische functie te verster
ken, is blijven bestaan. Van het maken van een architectonische
setting is vooralsnog afgezien, maar men laat de mogelijkheid
open het pomphuis te reconstrueren naar de oorspronkelijke
bestektekeningen van Jan Blanken. OokVandenhove zou ons met
zijn plan een reconstructie van de negentiende eeuw hebben
gegeven, niet zoals deze in werkelijkheid was, maar zoals deze
volgens zijn dromen had moeten zijn.
B 0 0
. I
~ j ! -;
~ ~
~ 1 ~ ~
"~ l 8
Kasteel Deurne
Hat Groot of Nieuw kasteel Deurne ligt in de
Peel en werd in de vijftiende eeuw gebouwd door het geslacht van
Doeme. Naast het kasteel staat het Dinghuis, dat vanaf de zeven
tiende eeuw dienst deed als gemeentehuis en rechthuis. In 1944 is
het kasteel na beschietingen grotendeels verbrand. Uit een onder
zoek naar de mogelijkheden voor de huisvesting van het
Gemeentemuseum de Wieger kwam hat kasteel naar voren als
Mn van de alternatieven. Nadat het er bijna een halve eeuw als
rui'ne had bijgestaan schreef de gemeente een meervoudige
opdracht uit om hat kasteel een centrale functie te geven binnen
het culturele Ieven van Deurne.
Het programma van eisen vroeg om een masterplan voor het
gebied, waarin de kasteelruine en het Dinghuis als centraal uit
gangspunt dienden voor de huisvesting van een aantal culturele
functies. Hierbij moesten het Museum de Wieger, de Vrije
Academia Deurne en het Natuur- en Milieu Educatief Centrum een
eigen behuizing krijgen. Andere culturele functies zouden een
gemeenschappelijke multifunctionele ruimte delen. Het park en
de infrastructuur mochten in het plan betrokken worden en in
overeenstemming met de bestaande landschapsvisie en de analyse
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg veranderd worden.
De drie ontwerpen van architectenbureau Mecanoo, Mertens en
Wintermans die resulteerden uit de opdracht, Iaten grofweg twee
verschillende houdingen zien ten aanzien van de rui'ne. De romsntische houding neemt het pittoreske aspect als uitgangspunt en
baseert een antwerp van daaruit op de mise en scene van beelden
en associeties. Daarnaast is er een houding die we simpelweg
srchitectonisch zouden kunnen noemen; daze is koeler en gaat uit
van de puur architectonische eigenschappen van de rui'ne, van de
diepe wetmatigheden waaraan haar vorm onderhevig _ is, en pro
beert vanuit een begrip hiervan te komen tot een logische relatie
tussen hat oude en het nieuwe.
De plannen van Mecanoo Architekten en Architektengroep
Mertens vertegenwoordigen de romantische houding. Mecanoo
stelt in haar plan voor de kasteelru'ine onaangetast te Iaten en ont
werpt een nieuw gebouw voor het museum. Het Dinghuis
(bestemd voor het NMEC en de Vrije Academia) wordt uitgebreid
door een rechthoekig volume schuin tegen de zijkant te zetten. Hat
'f' Ds nn)w, wn hflt Kastflffl Deume in 1994
gebied rondom het kasteel is onder water gezet zodat de slot
gracht verdwijnt en er een meertje ontstaat. Hierin worden de drie
'paviljoens' als het ware opgediend (het bureau legt het plan uit
aan de hand van de compositieleer van de Japanse keuken) op
een houten vlonder, die een plain vormt tussen de drie gebou
wen. De romantische inslag van het plan komt near voren in het
voorstel de ru"ine als een folly te conserveren tussen de nieuwe,
maar niet minder romantische follies van Mecanoo zelf. Samen
zijn zij de attracties in een artificieel waterpark, een uitbeelding
van het landschap van de Peel.
Architectengroep Mertens gaat uit van een soortgelijk romantisch
principe als Mecanoo, zij het minder expliciet. Zij doen wei een
ingreep in de ru"ine, met een aanbouw over twee verdiepingen en
een ronde toren met puntdak op de pleats waar eens het rondeel
stond. Hiermee wordt een associatief beeldkenmerk van hat kas
teel ingevoegd en hat baeld van het kasteel wordt nog kasta/igar.
Het Dinghuis is uitgebreid met een bescheiden bouwvolume en
gespiegeld door een nieuw gebouw. De drie bouwvolumes zijn
gekoppeld door een glazen gang, waardoor tussen de gebouwen
een binnenplaats ontstaat. De glazen gang incorporeert de brug
die over de slotgracht naar de rur~e leidt. Het bewust opwekken
van associaties met het verleden, maar ook het uitspelen van de
contrasten tussen oude en nieuwe materialen, speelt zich af bin
nan een axiale compositie, die de ruine meer samenhang geeft
dan het kasteel ooit heeft gehad.
Het winnende plan van bureau Wintermans vertegenwoordigt
de architectonische houding. De ru"ine is in dit antwerp gebruikt
om het museum te huisvesten. Door het gebouw op de nog
bestaande fundamenten aan te vullen met een architectuur, die
we zouden kunnen opvatten als een abstrahering van de basis
vorm van het kasteel, wordt een nieuwe laag toegevo(lgd aan
het bestaande. De gebroedersWin.termans hebban klaarblijkelijk
van het gebouw zelf geleerd hoe dit het baste uitgebreid zou
kunnen worden. De ru"ine is niet opgevat als een grafsteen voor
een niet meer te achterhalen verleden, maar simpelweg als
architectuur, waarvan de principes nog steeds geldig, bagrijpe
lijk en bruikbaar zijn.
De aansluiting met het oude vindt plaats in het materiaalgebruik
en de volumetrie van het nieuwe. De bakstenen wanden hebben
nauwelijks raamopeningen; zij zijn koud tegen de middeleeuwse
muren aangezet en herhalen, in een afgewogen spel van horl
zontale en verticals volumes, de historisch gegroeide vorm van
hat afgebrande deel. In de slotgracht stelt men een multifunctio
nele ruimte voor, die vanaf de kelderverdieping van het kasteel
"f' Ont\Nerp van Arc/Jftslrrengroep Mertens, sitwtis en noordgfM!II
het water ult en doet dienst als terras bij het cafe. Een glasstrook
net onder het terras zorgt ervoor dat daglicht kan toetreden in de
ruimte onder de waterspiegel. Hat plan stelt verder voor hat
omliggende park zoveel mogelijk te restaureren. De routing in het
museum maakt door middel van zorgvuldig gekozen uitzichtspun
ten de bezoeker bewust van het bestaande landschap en de land·
marks in de omgeving, die deel uitmaken van de geschiedenis
van hat Nieuw Kasteel. Zo wordt de blinde strengheid van de
oostgevel van het kasteel doorbroken door een schuin geplaatste
erl<er, die als een vizier de blik richt op het verderop gelegen Oud
Kasteel. Hier dringt de romantiek toch binnen in een antwerp dat
verder bepaald lijkt te zijn door de opvatting van architectuur als
een metier.
Ontwerp vsn M9C8noo Architekten, rnlklUBtte (boven) en doorsned9 van het museum
--m-... 0
..
i t c ..
l ~ ·i ~ ~ :!l
~ ~
3
Centraal Museum Vanaf de jaren tachtig vormt hat museum zelf
-als gebouw- een even goede redan voor bezoek als de collectie of
de tijdelijke tentoonstellingen. De uitbreiding of nieuwbouw van
een museum door een beroemd architect wordt een topstuk in de
eigen collectie, die voor een deal van hat bezoekersaantal garant
staat. De recente golf van vernieuwing heeft tegelijkertijd te
maken met de druk om meer mensen te trekken en met de druk
die de grotere mensenmenigtes uitoefenen op hat museum. De
musea komen in een positieve spiraal van aantrekkelijkheid, die
nieuwbouw nodig maakt en nieuwbouw, die de aantrekkelijkheid
verhoogt. Een standaard is inmiddels geschapen en geen enkel
museum lijkt daze te kunnen ontwijken.
Het Centraal Museum in Utrecht met haar breda collectie, varia
rend van kunstnijverheid in stijlkamers tot en met hedendaagse
Nederlandse beeldende kunst in witgepleisterde zalen, is gehuis
vest in een conglomeraat van gebouwen dat zijn oorsprong vindt
in hetAgnietenklooster uit de zestiende eeuw. Hat complex vormt
een enclave aan de rand van hat middeleeuwse stadscentrum en
bestaat uit hat oude kloostergebouw met kapel, de negentiende
eeuwse cavaleriestallen en een museumaanbouw uit de jaren
twintig. Hat gebouwencomplex heeft door de eeuwen heen
steeds introverts instituties geherbergd (klooster, cavalerie,
school en ambachtskinderhuis) die een hermetische architectuur
met zich meebrachten. Aan Mn kant maakt daze ambigue ruimte
Jijke structuur deal uit van de stenen stad; aan de andere kant
Joopt hij uit in hat arcadische wandelgebied dat J.D. Zocher jr.
rond 1830 fangs de Stadsbuitengracht aanlegde. In 1921 ward hat
complex betrokken door hat Centraal Museum, wat een serie
uitbouwen fangs en dwars op de straat met zich meebracht.
in 1986 is met de verbouwing van de cavaleriestallen, door Mart
van Schijndel, hat tentoonstellingsopperviak van hat museum
verdubbeld. De extra ruimte was bestemd voor de moderns
kunst-collectie. De drie in de lengte geschakelde stallen zijn op
ingenieuze wijze verbouwd, zodat enige afwisseling in de erg line
sire ruimte wordt gebracht. In het midden van elk segment heaft
Van Schijndel de ruimte gebroken door kabinetten te maken. In
beida zijgevels is op daze plekken een driehoekige opening
gemaakt en dringt een getemperd Iicht door glasstenen wanden
naer binnen. In de middelste vleugel is een kubus dwars in de
oude, met rondbogen afgezette poort geplaatst. De overblijvende
schuine gevelvlakken zijn beglaasd, zodat men van binnenuit een
blik kan werpen op de groene omgeving. De stallen zijn discreet
ondergro!'ds verbonden met de kloostervleugel. Hat interieur ver
raadt niet dat men zich in een negentiende-eeuws stallencomplex
bevindt. Hat is geheel leeggesloopt en er zijn nieuwe wanden,
vloeren en een dak gemaakt. Alles is in een neutraal lichtgrijs
geverfd, zodat de tentoongestelde kunst op de klassiek-moderne
manier tot haar recht komt.
De enige nieuwe toevoeging aan hat complex is een zwarte glazen
doos, die de stallen aan de meest westelijke vleugel van de oud
bouw koppelt; hierin bevindt zich de aula. De wanden, op
gebouwd uit verschillende lagan donker glas, hebben als ver
vreemdend effect dat midden op de dag in de tuin de avond al
gevallen lijkt te zijn.
Met de uitbreiding van Van Schijndel was hat ruimtetekort op
gelost. maar twee problemen zijn blijven bestaan. Ten eerste hat
bezoekersparcours: de verschillende uitlopers van hat complex
maken een systematische rondgang door de zalen onmogelijk.
Hat tweede vraagstuk betreft hat gesloten karakter van de gebou
wen. Hat museum heeft geen duidelijk herkenbare entree en hoe
wei Van Schijndel enige uitzichten heeft gecreeerd is de visuele
relatie met de omgeving mlnimaal. Hat ontwerp dat de Belgische
architect Stephana Beef en zijn compagnon Lieven Achtergael in
, 1995 maakten komt made voort uit daze problematiek.
In dit meest recente ontwerp is een gedeelte van de oostelijke
kloostervleugel afgebroken om plaats te maken voor een nieuw
bouwblok naast de Nikolaaskerk. Vanaf de Agnietenstraat bereikt
men via een flauwe hellingbaan de verdiepte hoofdentree in de
nieuwe toren van zes gestapelde tentoonstellingszalen. Steeds is
per verdieping tltln gavel geheel van glas. Dit heeft tot gevolg dat
de omgeving -de bomen en gebouwen- wandvullende panora
ma's In de zalen vormt. Etln daarvan is een prachtige close-up van
hat koor van de kerk. Van buitenaf heeft de afwisseling in de gavel
van dlcht en open tot gevolg dat hat gebouw van haar tectoniek
wordt ontdaan en de zwaartekracht Jijkt te tartan.
Ondergronds vertakt de nieuwbouw zich naar de verschillende
de len van het complex. Beef maakt architectonisch gebruik van de
onderaardse Jigging door middel van 'openluchtkamers', die op
onverwachte momenten een uitzicht van onderaf op de oudbouw
bladen. De kelderlaag Joopt onzichtbaar onder de cavaleriestallen
door om weer spectaculair boven de grond te verschijnen in een
glazen caftl-paviljoen, dat zich langzaam uit hat talud verheft en
een zwevend uitzicht over de gracht geeft. Door de ondergrondse
nleuwbouw op bepaalde plekken te openen is hat landschap van
de binnentuin verrijkt met patio's en een verdiepte vijver, die tus
sen de bomen en hat gras verschijnen.
Door de geensceneerde views, de ogenschijnlijke autonomie en
hat contrasterende beeld van Beefs ontwerp Jaat hat museum-
~ a; I :
complex zich lezen als een eeuwenoude gebouwenverzameling in
een binnenstedelijke tuin. De vermenging van kunstwerken in de
collectie met architectonische objecten zal versterkt worden door
de piepklelne 'uitbreiding' van de Rotterdamse kunstenaars Joep
van Lieshout en Klaar van der Lippe (1994). Hun clip-on is een
minuscule ruimte, compleat met tafels en stoelen, die vervaarlijk
als een zwaluwnestje uit een van de bovenste ramen van de oud
bouw gehangen zal worden en uitzicht zal bieden op het complex.
John Ki:irmeling, de 'conceptuele architect' uit Eindhoven, speel
de eerder al in op de ambities van contemporaine musea met zijn
idee voor 'De snelste rondleiding van Nederland' (1992). Hij stelde
voor een achtbaan door de oudbouw van hat Centra a I Museum te
breken, om de bezoekers razendsnellangs de kunstwerken te lei
den. Zo zou hat museum moeiteloos de felbegeerde status van
stadsattractie behalen en zich uit haar beperkende omhulsel kun
nen bevrijden. Zijn vervolgproject 'De vierkante auto' (1994) gaat
nog verder. Hierin ontwerpt hij een autootje, dat slechts bestaat
uit een ijzeren frame op een carrosserie. Daarin kan de bezoekar
vanaf het museum een rondrit door de stad maken: het langste
museumcircuit van Nederland. Zo zou hat museum werkelijk
geen grenzen meer kennan en de hele stad tot de collectie gaan
behoren. Het museum wordt de stad: de ultieme palimpsest. De 'Ciip.On' vsn JoKJs (Joep van Lisshout en 1</ur van der UppeJ
TIT .. "'
·i l I -3 it
I ~ 1
;
J [~ ;. t J· j
'r ~ e !
~ l ~
! i
1
I t
~
f ~ f
.... , .... ~
Studiocomplex Schiehaven
Zelden is zo'n tot de verbeelding sprekende
combinatie gevonden van oud gebouw, nieuwe functie en archi
tect als in het onuitgevoerd gebleven plan van Jean Nouvel voor
een mediacomplex in de elektriciteitscentrale Schiehaven te
Rotterdam. Hat project vormde een onderdeel van een stede
bouwkundig plan voor de Schiehaven. Daze kwam voort uit een
workshop, georganiseerd door de dienst Stedebouw, waarin het
hergebruik van hat total a oude havengebied de opgave was en de
centrale hat stralende middelpunt vormde.
Hat oorspronkelijke gebouw, gelegen in de nieuwa havenga
bieden ten westen van de stad, ward in 1904 ontworpen door
gemeenta-bouwkundige A.J.Th. Kok. Het bestond uit een kantoor
gebouw, een schakelwachtgebouw en een machinehal met daar
achter het ketelhuis, wear stoom ward gemaakt om de turbines in
de hal aan te drijven; aan de havenkant bevonden zich de kolen
bunkers. De bouw van daze centrale, de tweede in de stad, was
noodzakelijk vanwege de grote groei van de haven en de algehele
elektrificatie van de stad. De. nieuwe elektrische tram,
de machines in en rond de Waalhaven en hat havens poor zouden
vanuit de Schiehaven worden aangedreven. In hat gesloten, som-
bare gebouw van donkere bakstenen voltrok zich een mysterieus
proces: hier ward de onzichtbare en voor velen nog moeilijk te
bevatten energie opgewekt waarmee stad en land in een steeds
hoger tempo warden getransformeerd. Sinds Rotterdam via de
Nieuwe Waterweg was aangesloten op de wereldhandel, die met
grote stoomschepen dwars door de continenten voer in pleats
van er omheen, ward Rotterdam een transformetor in een globaal
economisch netwerk.
In 1990 ward het plan opgevat in de oude centrale, die pas na de
oorlog haar bekende aluminium silhouet kreeg, verschillende
massamediabedrijven te huisvesten. De mythe van een wereld
die getransformeerd wordt door onzichtbare netwerken van
media en informatica neemt moeiteloos de oude myth en over van
een wereld, veranderd door elektricitelt en industria. De keuza
voor Jean Nouvel lag voor de hand, vanwege zijn fascinatie voor
de massamedia. In zijn architectuur probeert hij het veranderlijke
en vluchtige ervan in de gavels te belichamen door beelden of tek
sten in gelaagde glaswanden te verwerken of te projecteren.
De architectuur van de oude elektriciteitscentrale, die van hat oor
spronkelijke gebouw en al haar uitbreidingen, is niets meer dan
een huls waarin machines staan. Aileen het oorspronkelijke kan
toorgebouw, schakelgebouw en de machinehal zijn behouden.
De detaillering van de oudbouw is van binnen rijker dan aan de
buitenkant. De muren van de machlnehal zljn bijvoorbeeld geheel
bekleed met geglazuurde baksteen en doen stark den ken aan die
van de Beurs van Barlage. Zij worden op een dramatische manier
belicht door een bovenlicht aan hat einde van de hal, dat hat zon
licht verticaal langs de muur doat strijken. Langs de lengte van
daze ruimte !open aan weerszijden rails waarlangs een hijs
mechaniek geleid kan worden, zodat de pistache-kleurlg gelakte
turbines in en uit de grijs wit betegelde vloeren getakeld konden
worden. De vernieuwing van het gebouw heeft de vorm aangeno
men van een invasie door vreemde wezens. De machinehal wordt
als ruimte en als steer grotendeels onaangatast gelaten, maar
waar eens de turbines stonden, staan nu vijf black boxes op hoge
poten verspreid door de ruimte. Hat zijn televisiestudio's, twee
grote en drie kleine, door loopbruggen onderling en met de rest
van hat gebouw verbonden. Volgens de eisen van een opname
studio zijn het geluids- en lichtdichte dozen die daarom gesloten
en glad zijn. Hierbinnen speelt zich hat mysterie van de massame
dia af, net als dat van de elektriciteit onzichtbaar van buitenaf.
De enige exteme ingreep is de grootste studio die, eveneens als
een gesloten doos op kolommen, tegen de westkant van de oud
,bouw is geprojecteerd. Hat dak fungeert als terras voor hat restau-
' rant in het voormalige ketelhuis; tussen de kolommen kunnen
auto's parkeren. Het gebouw heeft een uitgesproken publieks
functie en scheidt op subtiele wijze het publiek en de werknemers.
De bezoekers kunnen ronddwaien in de machinehal en verwon
derd tussen de kolommen van de boxes wandelen, waar Mn van
de turbines als een artefact is achtergebleven. Van beneden af
kunnen zij het werkverkeer op de loopbruggen gadeslaan. Het uit
zicht is een belangrijk element in hat plan. Vanuit de centrale hal
kijkt men door een giazen wand near de westelijke havengebie
den; daze langgerekte rafelige horizon wordt ais een smalle strip
omkaderd en onderbroken door de kolommen en auto's onder de
grootste studio.
Nouvel heeft in dit project de bestaande monumentaliteit van de
elektriciteitscentrale op grootse en meeslepende wijze aanga
wend om de mythologie rond de media en informatietechnologie
te verbeeiden. Het is veeizeggend dat Mn van de schoorstenen
wordt hergebruikt als zendmast. Zijn architectuur is die van de city
of flows : information-flows, media-flows en economic flows
maar laat er in dit project geen twijfei over bestaan dat elektriciteit
de motherofflowsis.
TfT N N
~ -~ ~
~ i ~
1 I'!
·~ !
~ ~
5
Graanpakhuis Albion
Toen in 1988 het graanpakhuis Albion leeg
kwam besloot de gemeente het gebouw te behouden. Het com
plex werd In 1908 gebouwd aan de Noorderhaven in Groningen.
Met haar prachtige ligging en sublieme schoonheid leek het uiter
mate geschikt voor een woningbouwproject. De Berlijnse archi
tectThomas Miillerwerd op initiatief van J.P. Kleihues, de toenma
lige suparvisor van de binnenstad, aangetrokken vanwege zljn
ervaring met soortgelijke opgaven. Het eerste antwerp {1989),
voor vrije-sactor wonlngen in en aan hat oude pakhuls, was finan
cieel onhaalbaar en stierf een vroege dood. Op elgen lnitiatlef
kwam Muller met een tweeds plan voor Albion dat de gemeente
deed besluiten hem sen vervolgopdracht te geven. Daze keer
betrof het socials wonlngbouw.
Hat bakstenen gevaarte Albion is aileen al door zijn hoogte impo
sant. Aan de Noorderhaven telt het pakhuis zeven verdiepingen.
Hierachter, gescheiden door een ruim dertig meter hoge siloschijf,
ligt de vierkante overkoepelde droogruimte. Aan de westkant van
dit volume ligt een tWaede siloruimte.
Het antwerp van Muller laat grate stukken van het pakhuiscom
plex onaangetast. De weerbarstlgheid van hat gebouw liet hem
oolc nauweJijlcs een andere lceuze. Op sommige plekken zijn de
muren sen meter dik en functioneel zaer gespeclaliseerde ruimtes
als de silo's en de droogrulmte zijn nlet goad aan te passen voor
woningen. De droogruimte is in het plan opgenomen als multi
functionele ruimte en wordt nu verhuurd als galerie, een functie
die juist kan profiteren van 'moeilljke' ruimtes. De silo's zijn
gedeeltelijk verbouwd tot woningen, maar bij de westelijke silo
ruimte was dit nie.t mogelijk. Deze vormt nu een laze ruimte,
omhuld met baton, in het gebouw. Bijkomende problemen vorm·
den de lage verdiepingen, de diepte van de stages en de daarmee
samenhangende geringe lichttoetredlng, allemaal zaken die niet
stroken met de Woningwet. Ook al heeft het antwerp zich toe
gespitst op het minimaliseren van deze bijverschijnselen, tach zijn
verscheidene woningen behoorlijk danker. Bovendien moesten,
om het project rendabel te maken, zoveel mogelijk woningen wor
den ingepast. Vanuit een systematisch typologisch onderzoak
warden vierenveertig woningen ontworpen, waarin elf verschil
lende types te herkennen zijn.
Door de gesloten, hoge gavels heeft het pakhuis een monumen
tale strengheid. Omdat de oude gavels al een zekere gelaagdheid
bezitten vormen de nieuwe balkons, die overigens met veel aan
dacht zijn vormgegeven, geen opvallende toevoegingen. Het
nieuwbouwblok aan de Havenstraat herhaalt driemaal het silhouet
en de masse van de silotoren. Het is opgetrokken uit een verwan-
te roda baksteen en is via loopbruggen en galerijen verbonden
met het verbouwde pakhuis. De strengheid van de oudbouw
wordt hier gespiegeld in een wat Iasser idioom. De in beginsel
sobara gevelcompositie wordt verluchtigd door de ritmiek en de
gelaagdheid van de uitspringende balkons.
Om de woningen op een andere manier aantrekkelijk te maken
dan via de gebruikelijke norman en voorschriften zijn twee uit
gangspunten gehanteerd. Ten eerste is geprobeerd juist te profite
ren van het beeld dat de weerbarstigheid van het gebouw ople
vert. Het robuuste karakter van het pakhuis domineert steeds,
waardoor het wonen in Albion andars wordt. Door een van de
ingangen ta plaatsen bij de onbruikbare betonnen silo's worden
zij in hun naaktheid getoond in de ·openbare ruimte, en ,geven de
silovoeten karakter aan een prominente ruimte. Ondanks het felt
dat hat horizontals dael van de elevator, die de weg overbrugt
naar de gracht, het Iicht ontneemt aan de waning erachter, is deze
behouden. De elevator is bij de desbetreffende waning getrokken
zodat daze als enige de beschikking heeft over sen bizarre winter
tuin die over de wag heen hangt en via openslaande deurtjes san
hat eind een spectaculair uitzicht bledt over de Noorderhaven.
Dit brpngt ons bij het tweeds uitgangspunt. In het antwerp is geprobeerd de handicaps, die het pakhuis als woongebouw met
zich meebrengt, te compenseren. Om de geringe lichttoetreding
te compenseren zijn de woningen bijvoorbeeld veel ruimer opge
zet dan gebruikelijk bij socials woningbouw. Om tach woningen
te kunnen maken boven in de siloschijf moest er sen lift worden
gebouwd voor slechts vijf woningen, waarvan een els een ade
laarsnest het gebouw bekroont.
Deze dingen, ondenkbaar in een normaal Woningwet-project,
komen voort ult de moeite die MOller zich heeft getroost om de
woningen in te passen in het pakhuis. De vrijheden die hij zich
heeft kunnen veroorloven mat de norman en wetten van de
woningbouwpraktijk, komen voort uit de ldiosyncratleen van sen
oud en koppig pakhuls. De ethiek van de socials woningbouw -het
zo egaal mogelijk verdelen van woonkwaliteit- is door de omstan
dighedan geperverteerd in ean zoektocht naar bijzonderhaden,
ook al staan hier op andere pleatsen weer onhebbelijkhedan te
genover. Het is prettig dat hat gebouw niet is gebruikt om een
schijn van bijzonderheid an authenticlteit aan het wonen te gevan,
maar het wonen in de weg mag blijven zitten. Muller heeft het
pakhuis aangewend om aan een talc van de wonlngbouw, die zich
als een neutrals voorziening aanbiedt aan de gebruikers, onvoor
spelbaameid en keuzevrijheid terug te geven.
... I ... rg Ill :..
DeWaag De Waag is het oudste nlet-kerkelijke openbare
bouwwerk van Amsterdam. Oorspronkelijk ward het mini-kasteel
tje in de vijftiende eeuw gebouwd als stadspoort In 1617 werd het
verbouwd tot stadswaag en vervolgens heeft het tot in de twintig
ste eeuw de meest uiteenlopende functies gehad. Op een gage
van moment behuisde het gebouw tegelijkertijd het gilde van de
schoenlappers, de koekebakkers, de smeden, de metselaars en
de chirurgijnen, Ieder met hun eigen ingang in een van de zes
torens. Vooral hat gilde van de chirurgijnen liet een belangrijke
erfenis na: hat Theatrum Anatomicum; een koepelzaal, waarin
voor een publiek van gildeleden en studenten de lijken van
terechtgestelden warden ontleed. De congestie van functies
spreidde zich ook uit over de Nieuwmarkt. Niet aileen ward hier
een grote markt gehouden, waardoor de groente en het vlees tot
tegen hat gebouw a an warden tentoongespreid; hier vonden ook
de openbare executies pleats, die de lijken leverden voor het
Theatrum Anatomicum. De Waag stond voor een combinatie van
het theatrale, hat morbide en het banale, oftewel voor hat Ieven
in destad.
Het laatste decennium is de Waag het brandpunt geweest van een
ander soort grootstedelijke dynamiek. Bij hat vertrek van hat
Joods Historisch Museum in 1986 besloot men de ondertussen
door drugs, prostitutie en stadsvemieuwing gedomineerde
Nieuwmarktbuurt een positieve impuls te geven vanuit de Waag.
Een ambitieus plan om er een mediacentrum annex Grand Cafe in
te vestigen kon aanvankelijk rekenen op steun van de politiek, de
ondernemers en Monumentenzorg. Hat fait dat men de wereld
beroemde Franse designer Philippe Starck had weten te enthou
siasmeren voor de verbouwing droeg bij aan de algehele opwin
ding. Het plan zou deWaag zowel van binnen als van buiten ingrij
pend wijzigen. Na protesten van de buurtbewoners, waarvan
sommigen tot de culturele jet-set behoorden, en weerstand van
de bond Heemschut, ward de verbouwing eind 1989 onverwacht
door de gemeente stopgezet op het moment dat het al bijna vol
tooid was. De Waag, nu een steen des aanstoots op het verder
opgefriste plain, verbergt achter haar donkere muren de archeolo
gische resten van een nieuw gebouw dat nog voordat het af was,
in de steak ward gelaten.
Het project van Starck, die beroemd ward door zijn verbouwing
van het Parijse Cafe Costas en de inrichting van de appartementen
van Fran~is en Daniells Mitterand in hat Elysee, behelsde de ver
bouwing en inrichting van he! interieur en een uitbreiding met
een glazen entreegebouw. Daze is tegen de oostkant van de Waag
ontworpen en is verbonden met de lngangspoort waardoor men
in de middeleeuwen de stad binnen ging. In het oorspronkelijke
ontwerp bestaat de aanbouw uit helder glas waarin een donker,
glad volume staat. Dit volume herbergt de installaties en heeft het
karakter van een hoekig wezen met vier poten. Zo betreedt men
het geboow tussen de voorpoten van een merkwaardig reptiel dat
uit zijn terrarium lijkt te gaan barsten. Ook de oude Waag dient
zich door de nabljheid van een gebouwd dier aan als een wezen:
een oeroude, donkere Moloch.
Hierbinnen heeft Starck echter een geheel nieuwe wereld
gecreeerd, dichtbevolkt door objecten, meubelen en materialen.
In hat ontwerp komen op de begane grond van de Waag en in de
uitbouw het Grand Cafe en restaurant. Vanuit de glazen aanbouw
betreedt men de zeven meter hoge ruimte van de oudbouw, via
een glazen gang. In het achterste gedeelte van de tweedelige
rulmte bevindt zich tegen de westelijke poort een gebogen mezza
nine, met daarop een ronde bar met ean weerszijden zitjes, om
geven door fiuwelen gordijnen. In een van de grotere torens is
een ronde, met mahoniehout afgewerkte bookshop ontworpen.
De toren aan de andere kant herbergt hat trappenhuis. Op de
eerste verdieping zijn een t .v.-studio, een viewingroom en een
computerruimte ontworpen. De tweeds verdieping met de koe
pelzaal van hetTheatrum Anatomicum is bestemd voor Societeit
De Waag, actief op het gebied van informatie, communicatie en
media. Starck ontwierp voor de koepeizaal een ronde tafel, die
herlnnert aan de ontleedtafel en wanneer hij omhoog getakeld
wordt als lamp dient. Hat inforrnaticaspektakel wordt gadegesla
gen door de meesterchirurgijnen op de zeventiende-eeuwse
piafondschilderingen.
De zwart wit geblokte vloer, een uit het iood getrokken schaak
bord, wordt bevolkt met objecten. Staande lampen met ver
schillend gekleurde kappen dienen als kapstokken en staan als
bellboys in de houding bij de lichtgroene iederen banken. De poet
in de bookshop biedt de bezoeker een boek aan. De derde verdie
ping word! bewaakt door pilaren die aan enorme schaakstukken
doen denken. Het weldadige materiaalgebruik speelt in dit ont
werp een essentiele rol: mahoniehouten lambrizering wordt afge
wisseld met zilverkleurige muren, koperen deuren slaan open
naar de mezzanine en zilveren lamellen zijn voor de schaarse
ramen in de dlkke oude muren geplaatst.
Starcks ambitie met deWaag was om 'door het maken van mooie
dingen een heftigheid op te roepen' in hat hart van de mensen en
in het hart van de stad. Wat zijn lngreep zichtbaar probeert te
maken is niet zozeer de Waag ais geschiedenis, maar de nabijheid
en-... ...
van tegengestelde dingen die het gebouw ook in haar glorie
dagen bezat. Het project is een klassieke Starck. Of het nu tanden
borstels zijn of kantoorgebouwen in Japan, grote of kleine
dingen, architectuur of design: zijn projecten worden verbonden
door de nauwkeurigheid in uitvoering en door hun surrealistische
aanwezigheld. Starck wil de wereld bevolken met vreemde wezens.
Entreegebouw
Pbef in de books/lop
~
= I ~
~ ' '--t
I
~~ .~
!: 1,; , .... - - · - ~~ 7 I K Zf!!fC(?G )l l I .•
&nk met IBmp en spiegeiBBn koord
" ...
L138
F
Kinderdagverblijf Het Kasteel
'Hoe komen we van die gevangenis af7' was
de vraag die de ontwerpers van kinderdagverblijf 'Het Kasteel' te
Soest zichzelf stelden. Met 'die gevangenis' bedoelden Matthijs
Bouw, Mirjam Galje, Ton Venhoeven, Daan Bakker en Kirsten van
den Berg hat onaanzienlijke huishoudschooltje, dat architect
P.othoven in 1953 had gebouwd. Hat onschuldig lijkende
l:vormige bakstenen gebouw met zadeldak kwam, volgens hun
parano'ide analyse, zoais aile scholen in daze periode voort uit een
wil tot controls en hierarchie. Centraal gelegen vlakbij de entree
bevonden zich de directeurskamer, de administratis en de docen
tenkamers: centra van macht. De lokalen waren langs een gang
geschakeld: ovarzicht. De ramen in de iokalen waren hoog
geplaatst, want zodra de bakvissen binnen waren mocht de bui
tenwereld hen niet meer afleiden: controls. Daze analyse van hat
gebouw heeft geleid tot een radicaai ontwerp dat het tegendeel
vormt van respect voor het oude: hat oude is met hand en tand
van binnenuit bestreden en hoogstens gebruikt als huls voor iets
dat heel erg nieuw is.
De stichting Kinderdagverblijf had al in 1991 haar oog Iaten vall en
op hat oude schoolgebouw; men dacht er door simpelweg wat
sanltair te vernieuwen en wat wenden toe te voegen, een perfect
kinderdagverblijf van te kunnen maken. Omdat Matthijs Bouw en
Ton Venhoeven stelden dat je kinderen van moeders, die zelf vrij
zijn opgevoed en buitenshuis carriere maken, toch niet kon
opvangen in een in wezen panoptisch gebouw, daagde de stich
ting hen uit hun ideeiin op papier te zetten. Op een no cura no pay
basis maakten de ontwerpers een werkboek, waarin de belang
rijkste theme's van ee'! ontwerp, alsmede een budget waren
opgenomen. Hiermee gewapend overtuigde de stichting de
gemeente hen hat gebouw toe te wijzen en geld vrij te maken
voor een buitengewone verbouwing.
Hat concept van de verbouwing gaat uit van de omkering van de
bestaande situatie. Een kinderdagverblijf is geen school, maar
een plek wear kinderen verblijven die nog niet naar de basis
school hoeven of die net een dag leren achter de rug hebben. Als
aiternatief voor het traditionele model van een kinderdagverblijf
dat het kind beschermdheid, veiligheid en huiselijkheid geeft,
wiilen de ontwerpers hat kind een wereld bieden die ontdekt moat
worden en die, net zoals de buitenwereld, niet van gevaren ont
bloot is. Hat ontwerpmodel is de straat, de autosloop of hat bos
van Alice in Wonderland. Hat gebouw is gekaapt door de kinde
ran: de juffen spelen niet meer de centrale allesziende rol in hat
gebouw, maar zijn near de periferie verbannen.
De buitengeveis van hat gebouw zijn grotendeels onaangetast
gebleven en verraden niets van de vreemde wereld erachter. Van
binnen is de oudbouw echter zoveel mogelijk gestript. Door 'cre
atief te slopen' zijn de constructief belangrijke muren geminimali
seerd tot een stelsel van bogen, zodat een grote continue ruimte
is ontstaan. De nlet gesloopte onderdelen van het gebouw zijn in
een zo ruw mogelijke staat gelaten. Doordat de plafonds zijn ver
wijderd warden de dakspanten zichtbaar en ging hat interieur op
een boerenschuur lijken. De nieuwbouw is uitgevoerd in verschil
lende soorten onafgewerkte houtprodukten: betonplex, yal/ow
pins, gaatjesboard, underlaymant.
De nieuwe ruimtes bevetten een complexe structuur van houten
kamertjes, die op elkaar gestapeld zijn en naast elkaar geschakeld.
Ze zijn verbonden door trappen en bruggen. De begane grond in
hat hoofdgebouw is grotendeels leeggeruimd voor de gemeen
schappelijke speelzaal. Hier is het straatmodelletterlijk gemateria
liseerd. In de zwarte \inoleumvloer zijn verkeerspijlen en -strepen,
een zebrapad en parkeervakken opgenomen. Een sloopauto staat
naast de geperkeerde driewielers als speeimeubel. De stuclaag is
van hat plafond verwijderd waardoor de 'holie baksteenvloer'
zichtbaar is geworden en de materiiile ruwheid van de straat in
hat plafond terugkomt. Achter de 'straatwand' met poorten en
ramen bevindt ~ich een zone -de kast genoemd- met huiskamers
waar de grotere kinde ran zich na de thee kunnen terugtrekken, om
bijvoorbeeld Nintendo ta spalen.
In de achtervleugel zijn de jongere kinderen ondergebracht. De
baby's en de peuters hebben hun eigen ruimte met daaromheen
de slaapruimtes. Deze ruimtes zijn op zo'n manier naast, boven en
onder elkaar gezet dat de kinderen af en toe een kijkje kunnen
nemen bij de anderen. Aan de tuinkant is de bakstenen gavel
opengemaakt en getransformeerd in een nieuwe serrewand langs
de speelhal. Wanneer de deuran geopend worden breidt het
speelterrein zich ongebreideld naar buiten uit
In hat ontwerp zijn verschi\lende schalen door elkaar heen
gebruikt, zodat er hale kleine ruimtes zijn waar aileen peuters in
passen en moeilijk te berelken ruimtas waar de grotere kinderen
hun dome in hebben. Zo zijn er voor iedereen geheimzinnige plek
ken in hat gebouw en worden de kleinen bijvoorbeeld uitgedaagd
om goad te leren traplopen om ook tot hat domain van de grote
ren door te kunnen dringen. Omgekeerd kunnen de kleintjes zich
terugtrekken in kleine ruimtes en hun eigen routes afleggen door
gangen die te klein zijn voor, bijvoorbeeld, de begeleidsters. Voor
de leidster van hat kinderdagverblijf is tussen hoofdgebouw
en achtervleugel een kamer ontworpen die -hoewel centraal
geplaatst- niet als panoptische controlekamerte gebruiken is.
~ I i
De ongewone verschijningsvorm van het kinderdagverblijf komt
niet aileen voort uit een uitgesproken idee over kinderopvang,
maar ook uit een specifiek ontwerpproces. Dit werd gekenmerkt
door een vrije uitwisseling van ideeen en een pragmatische en
positieve benadering van de restricties van de oudbouw en het
budget. Uiteindelijk is het gebouw het resultaat van een inten
sieve versmelting van oud en nieuw, van architecten en opdracht
gevers. De afwezigheid van hierarchie is totaal; in dit gebouw zou
Pippi Langkous zich thuis voelen.
Het vverlcboek: 'Vraag, hoe komen \N8 van die Q8VBnQBni's sf?
6P~IlPAQ.P.rc;..J lit c..tNtJe:>-.1
NM'l.. ButTa.. ~ 00:0~
~ 6e,9b\.lA..:) rtoer ~
uoeo b~t'f~'r ~
e:eN \-U..I.iSI.(Arza ll.l!fll ~ ~.c.. CP~~uAr- l.o:O'L()e)J
TfT
MeesPierson Bank Aan de Rotterdamse skyline is in 1993 een
nieuwe kantoortoren toegevoegd. Toen de stedebouwkundige
dienst in de jaren tachtig het idee van de 'tweedelinie bebouwing'
introduceerde, die bepaalde dat achter de bestaande bebouwing
aan de Coolsingel hoogbouw mocht komen, kon de MeesPierson
Bank haar te klein geworden behuizing uitbreiden. De voormall
ge Bank voor Handel en Scheepvaart (1950) ward door Van
Nieuwenhuyzen, Van dar Heijden & Moerman ontworpen. Hat
Bssisplsn voor de wederopbouw van de verwosste stsdsdelen uit
1946 schreef voor dat aan de westzijde van de Coolsingel 'wand
gebouwen' afgewisseld moesten worden met gebouwen die naar
voren sprongen en zich verzelfstandigden als objecten. Daarvan is
hat dozige gebouw van Van Nieuwenhuyzen er atm. Hat is opge
trokken in een classicistische wederopbouw-stijl, die retio
nalistische bouwprincipes combineert met een classicistische
niaterialiserlng. Dit manifesteert zich met name in de portico, de
erker en hat oculusvormige venster in de zijgevel, en in de tri
partiete opbouw van rustics-basement, geglazuurde bakstenen
bovenbouw en daklijst.
Vanaf de Coolsingel ziet men nu de nieuwe hoogbouw boven de
oudbouw uittorenen. Daze uitbreiding van de MeesPierson Bank
is, evenals de WTC-toren aan de overkant van de Coolsingel, ont
worpen door Rob van Erk van hat bureau EGM Architecten. Het
hoogste gedeelte van de nieuwbouw ligt achter de oude bank en
bevat een poort naar de expeditiehof achter de Coolsingel. De
toren besteat uit drie verspringende schijven die haaks op de
Coolsingel staan. De buitenste schijven zijn bekleed met natuur
steen. De binnenste schijf is van glas en tot in de binnenplaats
van hat oude gebouw geschoven. Deze schijf loopt vanaf de
Coolsingel naar boven met een getrapt silhouet, dat associaties
oproept met de art-deco wolkenkrabbers van Amerikaanse metro
pol en en zelfs met die van de metropool der metropolen:
Batman's Gotham City.
De nieuwe gavel citeert op verschillende manieren de oucle. In de
zijgevel is een stuk van de oude gavel simpelweg gekopieerd en
tegen de nieuwe gavel geplakt. Net als de erker in het oude ge
bouw markeert daze nieuwe middentravee de ingang van de
bank. De opbouw van de oude gavel wordt in de nieuwe verticaal
gespiegeld, doordat de toren wordt bekroond met dezelfde
rusticalaag met oculi als we op de begane grond van Van
Nieuwenhuyzens gebouw aantreffen. De kleur van de natuurste
nen bekleding komt overeen met die van de oude geglezuurde
bekstenen, maar is spiegelglad. Wie het gebouw via de oude
hoofdentree betreedt, komt vanuit de statige oude hal in hat nieu-
i
we atrium dat door zijn glossiness doet denken aen de meester
van hat atrium, de architect John Portman uit Atlanta. Hier wordt
de bezoeker overdonderd door een glimmende marmeren vloer,
de schittering van het Iicht in het glas, de oneindige hoogte en de
cascades van planten die van de balustrades hangen. Echter, de
planten zijn van plastic en elke plantebak blijkt bij inspectie iden
tiek gecomponeerd te zijn. Hat weelderige effect wordt nog eens
verhoogd doordet de borstweringen waar zij tegenaan hangen
met spiegelglas bekleed zijn. Ook de oneindige vide blijkt een
mirage te zijn; hij is niet hoger dan het oude gebouw, maar wordt
verdubbeld door hat spiegelende plafond, dat via een opening in
hat dak hat zonlicht van buiten in hat atrium kaatst. Wanneer men
de glazen lift naar boven neemt, zoeft de oude stetigheid met een
adembenemende snelheid voorbij. Tijdens de rit dient hat
gebouw zich aan als een videoclip; men vliegt door hat spiegelpla
fond, denkt door hat dak heen te gaan breken maar passeert de
directiekamer, de vergaderzalen en de gewone kantoorruimtes, die
allemaal enkele seconden in beeld kornen.
De hoogste regionen zijn bestemd voor de bedrijfskantine en een
afdeling met luxueuze vergaderkabinetten. De kantine op de
zeventiende en achttiende verdieping heeft een riant uitzlcht over
Rotterdam en de Maas. Amerikaanse diner-zitjes staan langs de
dubbelhoge glasgevel. Rand de overige tafels staan Knoll-stoelen
in aile kleuren uit de collectie, zodat 'bloemen' op het groene tapijt
gevormd worden. Doordat in de loren een andere dan de stan
daardmaatvoering is gehanteerd, is er nu een grate variatie aan
inrichtingen mogelijk. Het interieur van de nieuwbouw is in de
obsessie voor hat detail verwant aan dat van de oudbouw.
Eigenaardigheden, zoals een zaer tijdgebonden schrootjeswand ,
zijn met veal moeite door Van Erk behouden. Op de eerste ver
di aping is de inrichting van de oude directievertrekken en bij
behorende wachtkamer opgeknapt en als stijlkamer bewaard. Als
door een timewsrp zijn daze residu's van de jaren vijftig op vol
strekt onverklaarbare wijze in de jaren negentig terecht gekomen.
~egan over de frisheid en vrolijkheid van de kantine staat de exclu
slviteit en dramatische stetigheid van de negentlende verdieping.
Achter een golvende houten wand zijn vier kabinetten verscholen
voor vergaderingen met belangrijke relaties. De ruimtes hebben
een vervreemdende maatverhouding. Ze zijn vrij klein maar erg
hoog en worden volkomen gedomineerd door de gigantische
oculi waarachter zij zich bevlnden. Hier manifesteert zich met een
intense nabijheid weer de sfeer van Gotham City; de bankiers van
MeesPierson moeten niet verbaasd opkijken als Batman ineens
op hun vensterbank neerstrijkt.
i
Koffiesilo Van Nellefabriek
In 1990 is de meest recente uitbreiding van de
Rotterdamse Van Nellefabriek opgeleverd: een kofliesilo, ontwor
pen door Meindert Booy van het architectenbureau Van den Broek
& Bakema. Het aluminium en glazen torentje van 9 x 9 x 32 meter
is een bepalend element geworden in het silhouet van het
fabriekscomplex aan de Delfshavense Schie. De silo bestaat uit
een onderbouw, een zelfdragend silogedeelte en een bovenbouw.
De onderbouw herbergt de weeg- en verdeelruimte waar de ver
schillende melanges worden samengesteld. In de bovenbouw
bevindt zich de verdeelzoider van waaruit de verschillende silocel
len worden gevuld. Een transportbuis zorgt voor direct transport
van de melanges naar de branderijen in de oudbouw.
Het gebouw is bekleed met een gordijngevel van glazen en alu
minium panelen in de maatvoering van het tuindersglas dat in
de oude fabriek is gebruikt. Rand de onderbouw is de gevel
geheel beglaasd waardoor van buiten zicht is op het bedrijfs
proces. Aan de Schie-kant van de silo is een geheel transparent
noodtrappanhuis tegen de gevel aangezet. De trap wordt zelden
gebruikt; hij zal nlet het dynamische bedrijfsproces zichtbaar
maken, zoals de glazen trappen in de fabriek die hem tot voor-
beeld hebben gestrekt.
Het belang van de eenvoudige silo berust niet bij de eiegantie en
het raflinement waarmee daze gemaakt is, maar bij de complexe
historische en ideologische context waarvan hij deal uitmaakt.
Hij bevindt zich immers op de heilige grand van de geschiedenis
van de moderne architectuur in Nederland, en is gebouwd door
een bureau dat kan bog en op een directe bloedlijn naar het hero"i
sche functionalisme uit de jaren twintig, waarvan de Van
Nellefabriek het symbool is.
De werkelijke schepper van de Van Nellefabriek is C.H. van der
Leeuw, verllcht ondernemer, psychoanalyticus, dandy, theosoof
en partner in de firma Van Nelle vanaf 1917. Hij bedacht met
M. Brinkman het concept van een groeiende fabriek die in
staat zou zijn bedrijfskundige veranderingen op te nemen. Toen
Brinkman stierf zorgde hij ervoor dat diens zoon Jan samen ging
met de jonge architect L.C. van dar Vlugt. Van dar Leeuws con
tacten met Walter Gropius en Le Corbusier, gekoppeld aan zijn
bekendheid met Amerikaanse innovaties als de daylight factories
en de assembly line, hebben vee! invloed gehad op de uiteinde
lijke verschijningsvorm van de Van Nellefabriek. De fabriek is
mede door zijn stimulans gebouwd in de transparante, pure en
verlichte bouwstijl van het functionalisme. Toen Van der Vlugt in
1937 stierf, zorgde Van der Leeuw er voor dat het bureau fuseerde
met dat van Van den Broek. Brinkman & Van den Broek bleef de
huisarchitect van de fabriek. Later was het Vander Leeuw die Van
den Broek steunde in zijn besluit de jonge architect Bakema aan te
trekken als partner. Vanaf 1953 heat hat bureau Van den Broek &
Bakema. Met terugwerkende kracht ward vooral door Bakema
random de Van Nellefabriek een mythe opgewekt van een archi
tectuur die letterlijk en figuurlijk open is en veal meer dan uit een
stijl voortkomt uit een mentaliteit. Oat de verbouwingen, restaura
ties en toevoegingen allemaal door Van den Broek & Bakema zijn
uitgevoerd schetat de verbondenheld van hat bedrijf aan de
geschiedenis van dit gebouw. Meindert Booy, 'erfgenaam' van de
in 1981 overladen Bakema, is mat gemak In de huid van de mees
ter gekropen om de laatate uitbreiding te maken van de fabriek.
De paradoxale situatie waarin hat bedrijf verkeert sinds het
gebouw op de monumentenlijst staat, waarin zij slechta met de
grootate omzichtigheid om mag gaan met haar huisvesting terwijl
de bedrijfsontwikkelingen gewoon doorgaan, zal in de nabije toe
komst beeindigd worden. Recentelijk heeftVan Nelle besloten het
gebouw te verlaten. De kofliesilo zal de laatate spruit zijn uit het
droomhuwelijk tussen de zich steeds vernieuwende gebruiker van
het gebouw en het al even veranderlijke architectenbureau Van
den Broek & Bakema.
Oat het gebouw niet opnieuw een fabriek wordt lijkt zeker. Het zal
in Ieder geval voortleven als historisch monument, als trekpleister
voor architectuurtoeristen, hoe vreselijk dit oak mag klinken in de
oren van de believers in het gebouw. Het is nu aan nieuwe en
andere generaties architecten en gebruikers om voort te bouwen aan de Van Nellefabriek.
\f.ln Nellefabriek met f'fldJts dtJ kofflesilo
m 1 i
Transitorium
Hat gabled van de Haagse binnenstad tussen
winkelcentrum Babylon en de Nieuwe Ksrk, hat BaNK~ebied, is
sinds de oorlog onderwerp van veal discussie. Hat bombards
men! van 1945, de kaalslag van wat over was en de constructie
van een grootschalige city met regeringsgebouwen vanaf de
jaren zestig hebben dit gabled gemaakt tot wat hat is: een leegte,
gedomineerd door een aantal introverts kantoorreuzen, verras
send door zijn ligging, pal naast hat 'mooie' historische centrum
van Den Haag. De eensluidende afkeuring van hat gebied weerspiegelde zich in
de keuze van de stedebouwkundige die Den Haag in 1988 aantrok:
Rob Krier, de Luxemburgse architect die semen met zijn broer
Leon beroemd was geworden door hun polemische plannen voor
de 'reparatie' van de schade die de moderns stedebouw en archi
tectuur in de historische steden hadden veroorzaakt. Hat plan van
Krier trachtte de grots schaalovergang van hat historische centrum
naar hat BaNK~ebied te overbruggen, maar probeerde hat vooral
een stedebouwkundige structuur te geven die verwant is aan die
van de historische sted, met straten, plain en en stadsblokken.
Kriers plan ging uit van een intense verdichting van functies en
gebouwd vloeroppervlak. Hij wilda hat enorme programma van
hat plan onderbrengen in een stadswijk met een grote eenheid,
ook al zou daze gebouwd worden door verschillende architecten.
Hat brendpunt van hat plan -hat grootste gebouw- was echter een
overblijfsel van de gehate tabula-rasa periods: hat zeventig meter
hogeTransitorium. Het gebouw gaat onderdak verlenen san de helft
van hat nieuwe Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Om hat gebouw te transformeren nodigden Krier en de betrokken
ontwikkelaars de Amerikaanse star-architect Michael Graves uit,
tot grots ontsteltenis van de Nederlandse architectenwereld, die
zelf hunkerde naar zo'n zeldzame grootschalige culturele staats
opdracht. Graves is net als Robert Stern (zie: Hoofdkantoor Mexx
lnternational) sen van de heiden van de postmoderne revolutie
die vanaf de jaren zeventig door Amerika en Europa woei en
waartegen Nederland tot voor kort weerstand wist te bieden.
Net als Stern staat hij voor een architectuurbeoefening waarbij
op een erudiete manier gebruik wordt gemaakt van historische
motieven; net als Stern weet hij tegelijkertijd architectuur als
een vorm van entertainment te beoefenen. Niet voor niets is hij
sen van de huis-architecten van Disney en heeft hij in hetTeam
Disney Building in Los Angeles (1991) de zeven dwergen als
kariatiden gebruikt.
HetTransitorium ward opgeleverd in 1967, naar een ontwerp van
bureau Lucas en Niemeijer. Hat gebouw behoorttot een serie kan·
toren, gebouwd in opdracht van de Rijksgebouwendienst volgens
he! jac/cb/ock·principe. Dlt Engelse bouwsysteem betekende korte
tijd een revolutie in de systeembouw. Hat werkt volgens hat prin
cipe van de krik, waarbij de vloeren steeds op de begane grond
gegoten en vervolgens opgekrikt worden. Doordat aile installatie
werk en de afbouw in de lagere regionen plaatsvinden, kon men
veal tijd en geld besparen en veiligheid wlnnen. De gavel van hat
gebouw (staal, gias, borstweringen, brandbalkons) is niet ontwor
pen om lets te representeren, zoais de waardigheid en be
trouwbaarheid van de overheid, maar toont simpelweg datgene
waervan zij hat produkt is: industrials efficientie en raffinement.
Daarmee staat hat gebouw voor a lies waar Graves in zijn carriere
tegen heeft gestreden; hij schuwde dan ook geen enkel middel
om hat beeld van hat gebouw naar zijn hand te zetten. Ais hat ant
werp uit 1994 straks is uitgevoerd, staat er geen voor iedereen
herkenbare jackblock-schijf meer -daze word! tot op het skelet
gestript-, maar een gebouw met twee zadeldaken, een bakstenen
gavel en een basement: een tien maal uitvergroot zeventiende
eeuws herenhuis.
Graves beperkte zijn ingreep tot hat exterieur; de interne organi
satie ward niet veranderd. Hij heeft de gavels van hat gebouw
voorzien van erkers, bekleed met natuursteen. Daze verticals
doorbrekingen van de gavel sugQ13reren trappenhuizen of lift
schachten, maar dienen slechts om het gebouw een zekere dikte
te geven en hat vanaf elke kant visueel in twee gelijke delen te
splitsen. De ramen zijn niet in stroken samengebracht, maar in
een monumentaal-orde van rechthoekige pseudo-zeventiende
eeuwse ramen met vierkante vensters. De schaalloze, met een
gordijngevel omkiede masse van hetTransitorium wordt op deze
manier herverdeeld, zodat daze 'leesbaar' wordt. Tegelijkertijd
vormt hat gebouw ook een architectonisch trompe l'oeil, in die zin
dat architectonische eigenschappen als monumentaliteit, axiali
teit en tectoniek achteraf worden toegevoegd.
Een belangrijk doel van de transforrnatie is de inpassing van hat
Transitorium In zijn omgeving. Eerst stond het gebouw gewoon
op de grond; het was van beida lange kanten toegankeiijk en
enkele lege paviljoens eromheen dienden voor de expeditie. Hat
gebouw veriiest nu zijn zetfstandigheid als object en word! opge
nomen in de nieuwe straatgevel van de Zwarteweg. Hiertoe is hat
Transitorium uitgebreid met een bouwvolume dat de hoogte en
de rooilijn van daze straat volgt. Daarnaast ontstaat via een colon·
nade eon monumentale toegang tot een plain, dat zich bevindt
tussen Graves' gebouw en dat van Sjoerd Soeters. Dit laatste is
~ I ~
via een luchtbrug met Graves' gebouw verbonden en huisvest de
andere helft van het Ministerie vanVWS. De plaza is's nachts afte
sluiten en fungeert als grootse buitenfoyer voor beida gebouwen.
Vanaf het smalle plain zal de toren van Graves zich aandienen als
een grote vriendelijke reus.
De pers bekritiseerde het ontwerp om zijn oppervlakkigheid,
waarop Graves antwoordde: 'The skin is not only skindeep'. Juist
het oppervlak van een gebouw heeft volgens Graves de plicht een
wisselwerking te genereren tussen het particuliere gebouw en de
publieke stedelijke ruimte. De gavel wordt niet als een puur func
tioneel element opgevat, maar krijgt de functie van aanduider
terug, in dit geval van de Nederlandse cultuur. Graves weet even
snel en schaamteloos als hij dat voor Disney deed, deze in een
beeld om te zetten: 'het herhalende patroon van puntdaken, dat is
voor mij het beeld van Nederland' (NRC 17-5-1994).
Maqustte met <itbt8icfng _,de~
~ ... !
ACOM kantoorgebouw In 1992 kreeg bureau Van Berkel en Bos de
opdrachttot de gevelrenovatie en herinrichting van een klein kan
toorgebouw uit de jaren zestig in Amersfoort. Hat gebouw staat
aan de drukke ringweg en vial slechts op tussen de negentiende
eeuwse huizen vanwege haar recht-toe-recht-aan modernistische
uiterlijk. Het was niet meer dan een rechthoekige doos met aan de
voorzijde !Wee strookramen rustend op een glazen onderbouw.
In he! algemeen zijn er twee redenen voor gevelrenovatie: de
gavel voldoet in technisch opzicht niet maar of de opdrachtgever
wil de verschijningsvorm van hat gebouw veranderen. Dit project
val! onder de tweede categorie; we kunnen spreken van een fscs
lift. Bouwtechnisch was er niets mis met de gavel maar men wilda
he! meer 'karekter' geven. De oude gavel ward kortom niet meer
als waardevol beschouwd. Vaak word! in zo'n geval een ontwerp
gemaakt dat het bestaande ontkent en eenvoudigweg vervangt,
zoals in he! ontwerp van Michael Graves voor he!Transitorium in
Den Haag. Van Berkel en Bos hebben echter de ambigu'iteit en de
vreemdheid van daze omgang met gebouwen tot kern van hun
ontwerp gemaakt. He! inpakken van een gebouw vormt he!
onderwerp van een bescheiden project waarvan de betaken is des-
alniettemin de specifieke opgave en locatie ontstijgt.
De oude gevel is in dit ontwerp grotendeels intact gelaten. Op de
begane grond is de oude glazen pui weggehaald. Aan de voorkant
is bovendien inpandig een nieuwe trap gemaakt. Nadat de verdie
pingen met wit isolerend polystyreen zijn bekleed, is de gavel
omwikkeld met gewapende semitransparante glaspanelen. De
panelen zijn met bouten bevestigd aan metalen frames. Deze vor
men een raster tussen het isolatiemeteriaal en de glaspanelen.
Over de raampartijen zijn horizontale merantihouten lamellen
geplaatst die hat gladde glasoppervlak onderbreken.
Achter de nieuwe gevelcompositie blijft de oude gavel zichtbaar
als een diffuse verschijning door de mistige glaspanelen en de
verwarrende lamellen. De entrees worden gemarkeerd doordat
de lamelwanden hier uit de rooilijn steken. De nieuwe schermen
hellen steeds net iets near voren, steken uit of staan schuin tegen
de oude doos, waardoor de vorm van de oudbouw voelbaar blijft
maar de omtrekken vervagen.
Zoals de gavels de verschijning van hat oude !J&bouw bijna, maar
niet helemaal onzichtbaar maken, hebben Van Berkel en Bos ook
de plattegrond stapsgewijs veranderd. Een zaer ordelijke indeling
van een gang met kamers is gemuteerd in een diffuus patroon
van diagonale wanden en ruimtes die in elkaar overvloeien.
Door de translucente lagan word! de afstand tussen he! oude en
hat nieuwe tot een tactiele ervaring gemaakt. Voor hat ears! zien
we een project waar he! een niet word! getoond naast hat andere,
maar door hat andere heen. De retoriek van hat ontwerp is duide
lijk: ambigu is bater dan ordelijk, diffuus is bater dan transparent
of opaak en erotisch is beter dan tectonisch. Waar hat kantoor
eerst als een geuniformeerde klaar-over bij hat kruispunt op wacht
stond, dient he! zich nu aan als een gesluierde haremvrouw,
roomblanke plooien suggererend achter exquise texturen, die
haar huid niet bedekken maar slechts strelen.
Ontwerptekening
m 1 i
Projectgegevens Museum Beelden aan Zee, Scheveningen Architectenbureau: Quist bv, Rotterdam
Projectarch~ect: W. Quist
Medewerkara: H. Korver, P. Meeuwisaen
Ontwerp-opfeverlng: 19~1994
Opdrachtgaver. Stlchtlng 'De Onvoltoolde', 'a Gravenhaga
Rijksarchief Limburg, M11astricht Archltectenbureau: Rljklgebouwendienst, Olrectie Ontwerp & Technlek.
afd. Archltectuuran Restauratletechnlelc
Projectarchltect: M. van Roosmalen Medewencers: W. van der Voorst F. Sell& (fase 1 ),
J. Janssen. B. Minke, S. Gleles (fese 2). L lie, R. Oavlea, M. Brouwera (fase 3)
Ontwerp-oplaverfng: 198s.1988lcommendantswonlng),
199().1993 (archlefgobouw), 1994-1998 (Minderbroederskerk)
Opdrachtgever. Dlrectie Zuid Rljksgebouwendienst. district Maastricht
en Oirectle Projectmanegement Rljksgebouwendienst, Den Haag
tnterieurarchltect: S. Glelas,l.s.m. M. van Roosmalen Tuinarchltect: P. Lubbera
Kunstenaara: C. Rogge, E. Wind
Beurs van Berlage, Amsterdam Architectenbureau: Zaanen Spenjers cs ArchRecten bv, Amsterdam
Projectarchitect: Plater Zaanen
Ontwerp-oplevoring: 1987-1988 (Yekult-zaal), 1989-1990 (AGA-zaal)
Opdrechtgever. Naderlends Phllharmonlsch Orkest. Amsterdam
Anne Frankmuseum, Amsterdam Architectenbureau: Benthem Crouwel Archltekten
Ontwerpteam: M. Crouwei,J. Benthem. A. Staalenhoef, T. Uemburg
Ontwerp: 1987 (aarste ontwerp),1995 (tweeds ontwerp)
Opdrachtgever: Anne Frankstfchting i.s.m. Stedelljka WonlngdienstAmsterdam
Rijksakademie, Amsterdam Archltectenbureau: Koen van Valsan
Projectarchltect: Koen van Velsan
Medewerkers: G. de Boer, M. van dar Hulst, T. Keulen. G. Rutten, L Zwart
Ontwerp--oplevering: 1988-1993
Opdrachtgever: Rljksgebouwendlenst
lnterleurerchitect: Koen van Velsen
Hoofdkantoor MEXX-Internatlonal, Voorschoten Architectenburaau: Robert A.M. Stem Architects
Projectarchitect: G.S. Wyatt
CoOrdlnerend architect: Van de Meant, Alphen aan de Rijn
Ontwarp-oplevering: 1986-1987
Opdrachtgever. MEXX:-fntemational bv
lnterieurerchitact: Robert A.M. Stem
~ F
Nederlandse Bank, Amsterdam Archltectenbureau: A+ 0 + P archltecten, Amsterdam ProJectarchitect: J. Abme, G. Hoekstra, M. a Campo Medewerkers: DIJkema Ontwerp-opleverlng: 1984-1990
Opdrachtgev8f:. De Nederiandse Bank nv
lnterfeurarchitect: 0. van den Berg
Koninklijke Schouwburg, Den Haag Archttectenbureau: Charles Vandenhove
Kunatenaar. Sol LeWrtt Ontwerp-oplevering: 199~1991 Opdrachtgever. Gemeente Den Haag
Openbare Bibliotheek, Groningen Archltectenbureeu: Giorgio Grassi Modewarl<ors: N.Deja. Ch. Stuut
Co6rdlnerend arch Met Archltelctenburo Cor Kalfsbeek bv
Ontwerp-opleverlng: 1gsg..1992
Opdrechtgever. Mabon bv
Historisch Droogdok, Hellevoetsluis Architectenbureau: Charles Vanden hove
Ontwerp: 1987
Opdrachtgever:: Gemeente Hellevoetssluls
Kasteel, Deurne Ontwerp: 1994
Opdrachtgever. Gemeente Oeurne
Archftectenbureau: wtntermana Architekten, Rotterdam
Archltectenbureau: Mecanoo Archhelcten bv (F. Houben, Th. Kupers, D. Huls), Delft
Archftectenbureau: Mertens bv (J . Hamers, R. van Baalen, J .Nijssen, R. Hubert!, Hearten
Centraal Museum, Utrecht Architectenbureau: M. van Schljndel
Medewerkers: P. Versseput. E. van Heusden
Ontwerp-oplevering: 1985-1986
Opdrechtgever: K.F. Helnstichtlng, Utrecht
Kunstenaar. Peter Struycken
Archltectenbureau: S. Beef en L Achtergael, Brugge
Medewerkers: P. Jacobs, D. Allard, H. Lust, T. Hofkens, H. Huyghe, Ph. Vlerin, E. Vandaele
Ontwarp: 1995
Opdrachtgevar: Centraal Museum Utrecht. Dienst Stadsbeheer
Cllp-On: JoKia (Joepven Lieshout, t<Jaarvan dar Uppe, Rotterdam)
antwerp: 1994
Mediacomplex Schiehaven, Rotterdam Archftectenbureau: Jean Nouvel
Projectarchltect: Jean Nouvel
Ontwerp: 1990
Opdrachtgever: gemeente Rotterdam, DROS
Graanpakhuis Albion, Groningen Archltectenbureau: MUIIer-Relmenn-Scholz, Ber11Jn, i.s.m. Ovlng Architekten bv, Groningen
Projactarchhect:Th. MOller, Th. Ovlng
Medewerters: G. Dam, W. Vogel, M.C. Ooomen, P. van dar Zwaag, J. Smedlng
Ontwerp-opleverlng: 1991-1994
Opdrachtgever: Wonlngatichtlng Patrimonium, Gronlngen
De Waag, Amsterdam Architectenbureau: Philippe Starck
Co6rdlnerend architect KLON IR. Ujbarsl
Ontwerp: 1987
Opdrachtgever: Stichtfng De Waag
lnterieurarchftect: Philippe Starck
Kinderdagverblijf Het Kasteel, Soest Archltecten: 0. Bekker, M. Bouw, M. Geljll, T. Venhoaven, K. van den Berg Ontwerp-oplevering: 1992-1993
Opdrachtgever: Stichtfng Klnderdagverblijven Soest
Jnterieurarchltect: 0. Bakker, M. Bouw, M. Galjll, T. Venhoeven, K. van den Berg
MeesPierson Bank, Rotterdam Archtteetenbureau: EGM A.rehltectan bv
Projectarchftect: R.B. van Erk
Medewerkers: A. van Wean
Ontwerp-oplevering: 1988-1993
Opdrachtgever: Bank Mees 8t Hope NV lnu MeesPJerson)
lnterieurarchltect: EGM Architecten bv
Koffiesilo Van Nellefabrlek, Rotterdam Archltectenbureau: Van den Broek en Bekema, Rotterdam
Projectarchftact: M.D. Booy, G. Slob
Medewerkers: A. Dekker
Ontwerp-oplevering: 1989-1990
Opdrachtgever: Koninkllfke Douwe Egberts bv, Rotterdam
Transitorium, Den Haag Archltectenbureau: Michael Graves Architect, New Jersey
Profectarchltect: M . Graves
Medewerkars: G. La para, W. Butter Ontwerp-oplevering: 1994-1998
Opdrachtgever. MAB-groep
lnterleurarchltect: M. Graves
Tulnarchftect: CH & Partners
ACOM kantoorgebouw, Amersfoort Archltectenbureau: Van Berkel en Boa
ProJectarchltect: 8. van Berkel
Medewerkers: A. Krom, P. van der Erve, J. Till
Ontwerp-oplevering: 1992R1993
Opdrachtgaver: ACOM
~ F
Fotoverantwoordlng
ABC.press: omslagfoto met Anna Nicole Smith en echtgeno01 Howard MarshaU (t) ~ro VIew I Dick Sellenraad: 21 r
Algemeen Rijksarchlef: 1 04r
Aveq Fotografie: 181,182,163
Pepa Bsleguer Dezcallar: 31
Anhur Blonk: 39
Michel Boesveld: 76, n, 96197,98 Bureau Mertens: 107
City View: 126, 127 Jan Oerwlg: 63, 86 Jim Ernst: 130,131 Robert Fels: 88, 88, 89 F01odlanstTU Delft: 81r
Galleria dells Accademia Carrara. Bergamo: 33
Gemeente Hellevoetsluls: 103
lnstituutvoorKAA, RUG: 18
Gerhard Jaeger: 118,119
Marcel van Kerckhoven: 160, 151r, 1531
KLM-Iuchtfotografle:74, 104b
Jannes Llnders: 45
Ban Lootsma: 27
MOMA.NY:13 NAJ: 15,81 I, 82,83
Oerlemans van Reeken studio: 58, 60r
Peleis "1 Loo: 25
Michelle Provoost: 32, 40, 61, 138
Plat Rook I Slldcans Foundation: 26
dienst ROW, Rotterdam: 1251
Peter de Ruig: 1611, 152,153r
Frid1jof Versnal: 211
Rene de Wit: 144, 145
Dark-Jan Wooldrlk: 55r, 91, 93, 1561167
Kim Zwans: 52, 54, 551, 92, 99, 166r. 167
Wsar nist verms/d Is hBt matsrlaal aflcomstig van de ontwerpers.