re-arch

88

Upload: yasmin-ciorabai

Post on 02-Dec-2015

450 views

Category:

Documents


8 download

TRANSCRIPT

Page 1: Re-Arch
Page 2: Re-Arch

Re-Arch nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen

Rotterdam, zomer 1996

Page 3: Re-Arch

O$ze pubiUcetle ward gei"'laekt in opdracht van

hst Stimulerlngsfonds voor Archltectuur door

CRIMSON ondenoek krltlsk theorie te Rotterdam.

lnleld/ng sn s/rtdredsc:tie

Michelle Provoost

Onderzoek en pro}ecrbeschr/]vinQen

Cassandra Wl\klna

Besldredsctis

Emst van dar Hoeven

Tebtredactle

Wouter Vanstlphout

Voor d6Ze publlketle warden Interviews gedaan met Emst..Jan Nusaelder, Bert van Bommel, Cor..Jan van der Peet,

Marc van Roosmalen, Mels Crouwal, Rob van Erk.

Paul Wintermans, Aulte van der Woud, Gar Klapwljk,

MatthljsBouw

Me1 dank aen: Jan Duursma

Vormgevlng

Proforma as.soclatle voor antwerp & advles bNO

(Ciarlin 6Gaore en Menno van dar Vaen)

Drokkorl}

Van de Rhea, Rotterdam

Lithogrsfis Letters bv Rotterdam

Ultgeverlf 010, Rotterdam

Personen of lnstanties die menan rechten aan daze publikatfe

te kunnen onttanen worden verzocht contact op te nemen

met het Stimulerfngstonds voor Architectuur

CIP /ISBN 90 6450 267 6

5

9

38

50

50

62

72

94

114

122

148

158

168

lnhoudsopgave

Voorwoord N. deVreeze

Re-Arch: nleuwe ontwerpen voor oude gabouwen M. Provoost

Acht ratorlsche flguren M. Provoost

Twintig projecten C. Wilkins

Ondargronds Museum Beeklen aan Zee

RljksarchJef Limburg

1+1=2 Beurs van Ber1age

Anne Frankmuseum

1 +1 =1 Rljksslcademle voor Beeldende Kunsten

Hoofdklntoor Mexx~lntemational

Nederlandse Bank

Koninklljke Schouwburg

Continuiteit Openbare Bibliotheek

Historisch Droogdol<

Kasteel Deume

Palimpsest Centraal Museum

Heramietkreeft Studiocomplex Schlehaven

Graanpakhuls Albion

DeWaag

Klnderdagverblijf Hat Kasteel

Recapitulatie MeesPieraon Bank

Koffiesllo Van Nellefsbriek

Face-lift Transltortum

Acom kantoorgebouw

Projectgegevens

Page 4: Re-Arch

Voorwoord dr. ir. N. de Vreeze

directeur van hat Stimuleringsfonds voor Architectuur

Men kan soms oprecht verbaasd zijn over de funds·

mentele betekenis van hat begrip 'tijd', die essentiiile eigenschap van hat

bestaan, waardoor we enerzijds voortdurend gedwongen worden ons te

richten op een niet bestaande toekomst en ons anderzijds voortdurend

moeten herinneren wat definitlef voorbij is gegaan.

Hat wankele moment dat we 'heden' plegen te noemen wordt ingeklemd

tussen de duistere zee van hat verladen en de onzichtbare en onzekere

mist van de toekomst. De ervaring van de tljd is in ons bestaan zo domi­

nant dat alias van waarde in termen van tijd wordt beleefd: kunst en

cultuur worden begrepen in peri odes, wetenschappen leggen observaties

en wetmatigheden van hat verladen vast om hat haden te begrijpen en de

toekomst te voorspellen, politiek en be laid anticiperen op verwachtingen

over wat komen gaat en wat nodig zal zijn, in opvoeding en onderwljs

worden ervaringen uit hat verleden overgedragen om in de toekomst

adequaat, verantwoord en tevraden te kunnen functioneren, vak­

manschap en deskundlgheid zijn gebaseerd op een selectie van bruikbare

en onbrulkbare handelingen en inzichten, en zo kan men doorgaan.

Ook architectuur en stedebouw, de culturele ambities die daarin schuilen,

de wetenschap en het beleid die ervoor nodig zijn, het vakmanschap en

de deskundigheid die erin tot ontwikkeling kunnen komen, bestaan bij de

gratia van de geschiedenis van daze fenomenen, en tegelijkertljd zijn ze

Page 5: Re-Arch

gericht op het veronderstelde nut en het plezier dat men van architectuur

en stedebouw in de toekomst kan bel even.

Waaraan denken architecten als ze hot over geschiedenis hebben7 Aan de

grote tradities7 Aan lichtende bakens die een referentie kunnen zijn voor

kwalitatieve ambities7 Aan de ontwikkeling van technologisch vernuft,

waardoor steeds meer mogelijk wordt?

In die zin is geschiedenis voor de architectuur en de stedebouw ongetwlj­

feld een van de belangrijkste kennis- en inspiratiebronnen. In dit boek

gaat het om lets anders, namelijk om de geschiedenis als onderdeel van

een actuele en op de toekomst gerichte ontwerpopgave: om de betaken is,

de waardering en de interpretatie van de historische context. Voorlopig

wordt de vraag naar de betekenis van de context aileen gesteld op het

niveau van gebouwen: wat is de essentie van de coalitie tussen oud en

nieuw in 'nleuwe ontwerpen voor oude gebouwen'7 Hoe gaan archltecten

om met het nieuwe in de context van het oude7

'lnterventies in hlstorische context' noemde het Stimuleringsfonds voor

Architectuur een van de prioriteiten van het subsidiebeleid van het fonds.

lnmlddels zijn diverse subsidie-aanvragen in deze steer gehonoreerd, en

sommige projecten hebben ook tot concrete resultaten geleid.

Een van die projecten was de meervoudige studie-opdracht voor de ru'ine

van het Groot Kasteel In Deurne, waarvoor nu de spannende fase van

bouwplanontwikkeling en realisatie moet gaan beginnen. Deze meer­

voudige studie-opdracht Ioverde drie verschillende concepten op, op

grond waarvan de vraag kon worden gesteld of er een overzicht te maken

zou zijn van de verschillende ontwerpstrategien, waarmee de huidige

ontwerpcultuur met betrekking tot dit thema -nieuwe ontwerpen voor

oude gebouwen- kan worden ge'interpreteerd.

Het Stimuleringsfonds voor Architectuur beoogt met deze studie bij te

dragen aan inzicht in hoe ontwerpers omgaan met de betekenis van de

historische component van de context, wat een essentieel aspect van

architectuur genoemd kan worden. Er zijn gelukkig veel geslaagde voor­

beelden te vinden van de polariteit tussen oud en nieuw. De Beurs van

Barlage in Amsterdam werd op een gedurfde wijze aangepast ten behoo­

ve van nieuw gebruik, waarbij de radicale afwijzing van een brave,

onopvallende aanpassing leidde tot een insplrerende confrontatie tussen

oud en nieuw. Juist daardoor warden de oorspronkelijke kwaliteiten van

het gebouw geactualiseerd en gerespecteerd. Hetzelfde geldt voor het

gebouw van de De Pont Stichting, een oude textielfabriek in TIIburg die

verbouwd werd tot museum voor hedendaagse kunst, het complex van

de Tweede Kamer in Den Haag, dat In een historlsche context ingrijpend

werd uitgebreid en gemoderniseerd en de cavaleriekazerne in

Amsterdam, die na een ingrijpende herstructurering onderdak bledt aan

de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten.

In dit boek wordt aannemelijk gemaakt dat een alles omvattende en con­

sistente theorie over ontwerpstrategien, of een sluitende rubricering van

intellectuele standpunten niet mogelijk is. Ieder project kan en moot op

z'n eigen merites en ambities worden beschreven en beoordeeld.

Een wetenschappelijke theorie over de aard van architectonische inter­

venties zou bestaan uit louter fricties en paradoxen, en vindt juist daarin

haar essentie, stelt M. Provoost in haar inleldende essay.

Projecten moeten uiteindelijk steeds beoordeeld worden op wat ze zelf

teweeg brengen: inzicht in wat de ontwerper beoogde met de in het ant­

werp verankerde relatie tussen oud en nieuw, in de subtlliteit van relatles

en contrasten en in de manier waarop hot oude door hot nieuwe op z'n

plaats gezet wordt.

Page 6: Re-Arch

Re-Arch nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen

Waaraan denken architecten als ze het over geschlede­

nis hebben 7 Indian we 'geschiedenis' aileen opvatten als een idee en als

een wetenschap kunnen we deze vreag snel van tafel vegan. In

intellectueel opzicht maakt de geschiedenls immers nauwelijks deel uit

van de Nederlandse architectuur. We stellen daze vraag hier echter uit

interesse voor de geschiedenis zoals die geconcretiseerd is in het oude

gebouw en voor de omgang met die geschiedenis wanneer dat gebouw

opnieuw het onderwerp wordt van een architectonisch ontwerp: wanneer

deze verbouwd, uitgebreid, van een nieuw uiterlijk voorzien of herin­

gericht wordt. We zouden dergelijke architectonische opgaven willen

benoemen als Re-Architecture, kortweg Re-Arch.

Welke houding kiezen architecten in Nederland wanneer zlj een nleuw

ontwerp maken voor een oud gebouw7 'Eigenheid met respect voor het

oude' Is de standaard-wens van opdrachtgevers en de standaard-toelich­

ting van ontwerpers. Oud en nieuw moeten 'in evenwicht' zljn, men

streeft near 'harmonia zonder pastiche', aen 'dialoog met het oude' of 'een

historisch, maar niet historiserend beeld'. Dit boek wil de scherpe kantjes

die achter deze eufemismen en cliches verscholen gaan opnieuw zicht­

baar maken en ingesleten begrippen weer van nieuw Ieven voorzlen.

De werkelljke inhoud van Re-Archprojecten zit namelljk minder in de

beleefdheidsfrases waarmee ze worden toegelicht, dan in de architectuur

als een fysieke ingreep in het bestaande. De intense een-op-een-relatie

Page 7: Re-Arch

l1'.N die een nieuw ontwerp aangaat met de geschiedenis, en aile paradoxen

:.e~ en l@mbigu"ite!!}die daze met zich meebrengt, is daarom hat onderwerp

van dit boek.

De volgende vraag die zich aandient is: waarom de concentratie op hat

individuals gebouw? Hat opnieuw gebruiken van de bestaande stad, de

herbestemming van industriiile gebieden, de invullingen in oude stads­

wijken, de transformaties van perifere stedelijke gebieden lijken zoveel

belangrijker voor de omgang met de historische substantia van de stad.

Bovendien is de focus van de Nederlandse architectuurdiscussie de laatste

tien a vijftien jaar gericht op de stedebouw. Oat is echter juist de redan dat

we terug willen naar de tactiele concreetheid van het enkele gebouw.

Re-Arch is, ondanks de kleine of grote rol die stedebouwkundige aspecten

erin spelen, door zijn detaillistlsche karakter wezenlijk anders dan de ste­

debouwkundige opgave van hat maken van een stadswijk in een oud

havengebied of een woonwijk in een bestaand landschap. In plaats van

-zoals gebruikelijk geworden is- hat gebouw te bespreken vanuit de stad,

dienen we nu zonder schroom hat omgekeerde te doen. Dit boek concen­

treert zich op de architectonische dimensie en bewaart de stadebouwkun­

diga interventies in een historische context voor een volgende publikatie.

Gaen aupertheorle

Voor zover er consensus bestaat over een algemeen

criterium voor Re-Arch is hat wei de eis van 'eigentijdsheid', van een

modern en herkenbaar nieuw antwerp, dat zich zelfbewust naast hat oude

gebouw opstelt. Niet aileen is daze term zo breed interpretabel dat hij ons

welnig verder helpt, ook dreigen we hier in de valstrik te lopen van de

moderns. archltectuur, die immers uitgaat van een fundamentals tegen·

stalling tussen inventie en conservatie; een uitgangspunt dat tot voor kort

de onverzoenlijkheid van architecten en monumentenzorgers bepaalde.

De architectonische an conceptuele veelvormigheid van de in dit boek

opgenomen projecten wijst echter op hat verdwijnen van die conceptuele

apartheid, voortkomend uit een enge definitie van hat begrip 'modern'.

Voorlopig moeten we concluderen dat een consistente benadering van

Re·Arch niet bestaat. Daarvoor is de historische architectuur te pluriform

in aard, status en betekenis. Daarbij komt dat de relatie tussen oude en

nieuwe architectuur onderhevig is aan wisselende culturele opvattingen

over de betekenis van het monument en die van de nieuwbouw. Een theorie

van de architectonische interventie zou bestaan uit louter frictles en para·

doxen en vindt juist daarin haar essentie. Door in elk apart gavel hat idee

te analyseren, dat besloten ligt in een nleuw antwerp, is hat mogelijk om

te zien welke verschillende karakteristieken de relatie tussen oud en

1 nieuw op dit moment kent. Daarom zijn in dit boek twintig recente

Nederlandse -uitgevoerde en onuitgevoerde- projecten opgenomen,

gedocumenteerd en beschreven, telkens vanuit een specifieke invals­

hoek.

Nut en nedeel

De pluriformiteit van Re-Arch nu vloeit enerzijds voort

uit de pluriformiteit van de hedendaagse architectonische cultuur, ander­

zijds l1.[t een verschuiving van attitude, die we -met de Spaanse architec­

tuurhistoricus I. de Sola Morales· kunnen omschrijven als een verschui-'f ving ven contrast near analogie'. Bij de houding van contrast ligt de · nadruk op de eigenheid en eigentijdsheid van hat ontwerp; op de eigen

identiteit ten opzichte van hat oude. Daze houding komt voort uit de ver­

I onderstelling dat contrast de betekenis van hat oude en hat nieuwe inten­

f(t~llW 1· siveert en visualiseert •• !!ij die~~l!.!'~i!l9i~ 2111~aat !let '?l"!tw!lrP uit de • !.JEeR ' ~~ssen hat oude en het nieuwe, waarbij uit de interferentie tussen

beida ietS nieuws ontstaat. Daardoor is de identiteit van hat nieuwe ver-

bonden met de historle, in plaats van dat het ermee geconfronteerd word!.

De Sola Morales omschrijft analogs architectuur als 'een nieuwe sensi­

billteit', die getuigt van een complexe opvatting van de relatie tussen

oud· en nieuwbouw. Hij vindt daze in hetwerk van Carlo Scarpa (Museum

Castelvecchio, 1956), Rafael Moneo (Banco de Espana, Madrid 1980),

Georgio Grassi (Romeins theater in Sag unto, 1993), maar ook in de einde­

loze reeks ontwerpen die Gunnar Asplund maakte voor hat stadhuis van

Goteborg (1913·1937), gedreven zoekend naar een vorm, eigenwijs

genoeg om verwant te kunnen zijn a an het bestaande gebouw.

Hat onderscheid tussen contrast en analogie is daarmee geconstateerd

op een formeel architectonisch niveau, maar komt als concept ook voor in

algemenere beschouwingen over de dialectiek tussen hat oude en hat

nieuwe. De meest scherpe tekst over dit aspect ward geschreven door

Friedrich Nietzsche: Over nut en nadeal van geschiedenis voor hat Ieven.

Hij zet hlerin de dilemma's en paradoxen, de do's and don' ts in de

omgang met de geschiedenis in een meedogenloos Iicht. Dit boek ward

gepubliceerd in 1874, toen de monumentenzorg in Nederland onder Iei­

ding van Victor de Stuers en AJberdingk Thijm juist vaste voet aan de

grond begon te krijgen. Nietzsche wijst op hat gevaar van de geschiede­

nis: een teveel werkt verlammend en voorkomt dat een cultuur hear eigen

scheppende kracht in daden weet om te zetten: 'Er is een mate van slape­

loosheid, van herkauwen, van historisch beset, waardoor hat Ieven

geschaad wordt en tenslotte te gronde gaat, of hat nu een mens, een volk

Page 8: Re-Arch

of een cultuur is''. Hij plait voor vergeten, voor a-historisch besef en voor

een artistieke, operatieve geschiedenis in dienst van 'het Ieven'.

Hoewel daze tekst natuurlijk gezien moat worden in zijn negentiende­

eeuwse context treft ons hoe de twee houdingen van contrast en an alogia

) hier ge'introducee~d w~.rden .. Contra~ vinden we in het a-historische en

het streven naar e1gent1Jdshe1d, voorUitgang en anders-zijn; daze houding

! kan zowel destructief zijn ten opzichte van het bestaande als een enorme

/ da~dkracht o~tlenen aan zij~ ni~ door hi~orische. ballast beperkte vrij­held. De houdmg van analog1e vmden we m het ple1dooi voor een opera­

tieve omgang met het verleden als ruw materiaal en het idee dat 'kennis

1 v~n het verleden aileen wenselijk is in dienst van heden en toekomst, en

met om het heden te verzwakken of om een levenskrachtige toekomst van

haar wortels te beroven,.., Aileen in dat geval kan de geschiedenis aan-1 zetten tot daden.

De a-historische houding van contrast, waarin een kunstwerk geschapen

wordt zonder banden met het verleden, leidde in de late negentiende

eeuw tot de formulering van kunst als 'de allerindividueelste expressie

van de allerindividueelste emotie'; in de 'eigenheid en originaliteit' van

het beeld van onze contemporains gebureaucratiseerde architectuur

vinden we een restant van het moderniteitsbegrip van de negentiende eeuwterug4

Nietzsche formuleerde de nog steeds actuele gedachte dat historie er in

de meeste gevallen aileen is om vernieuwd of verworpen te worden.

Maar hij laat ons met meer vragen dan antwoorden zitten: waar ligt de

precieze grens tussen de mens als een dier zonder herinnering en een ver­

lamd wezen met een buik vol onverteerde historische stenen; oftewel wat

is teveel en wat is te weinig geschiedenis? Hoe is de historie, die als zelf­

standig werk gemaakt wordt door de historicus, te rijmen met de operativiteitvan die geschiedenis?

Contrast an analogla

De houding van contrast is niet zo agressief en

autonoom als Nietzsche's formulering doet vermoeden. De Sola Morales

legt de complexiteit ervan uit aan de hand van canonieke ontwerpen van

Mies van der Rohe, Hilberseimer en Le Corbusier. De wolkenkrabbers (1)

aan de Friedrichstrasse (1920), het plan voor het centrum van Berlijn

(1928) en het Plan Voisin voor Parijs (1925) zijn door andere historici als

Bernard Huet ge'interpreteerd als doodvonnis over de bestaande stad.

Maar volgens De Sola Morales kon zelfs daze architectuur niet anders

doen dan 'haar eigen interpretatie geven van het materiaal dat haar

gepresenteerd ward door de stad en de geschiedenis, op paradigmatische

wijze een relatie definiiirend die wordt gekarakteriseerd door de nadruk op

het effect van contrast boven elk ander type formele categorie''. Hij ziet

contrast en de presentatie van de projecten als fotomontages kortom

gewoon als e~n manier om met het bestaande om te gaan en niet per se als destructief.

In 1931, twee jaar voor ClAM, brachten de professionals organisaties voor

monumentenzorg een document uit met de naam 'Charter van Athena'.

Zij propageerden bij restauraties een afleesbaar contrast tussen oud en

nieuw. De monumentanzorg, die traditio nee I als vijandig aan ontwerpers

wordt beschouwd, droeg zo bij aan de onstuitbare opkomst van contrast. Dit onderstreept dat contrast beschouwd ward als een didactisch principe

en een streven naar duidelijkheid en niet als een Marinetti-achtige oproep tot het verbranden van musea en kerken.

Voor wie de twintigsta eeuw niet aileen in termen van (a I dan nlet dialecti­

sche) vernieuwing van de architectuurgeschiedenis wil zien, blijkt de

moderne architectuur wei degelijk ook de houding van analogie in zich te

drag en. Oat geldt juist voor enkele bij uitstek modern a architacten, wiens

ontwerpen gericht zijn op het creiiren van formele en semantische com­

plexiteit in plaats van onderscheid en eenduidigheid.

~ F

Page 9: Re-Arch

De uitbreiding die Van Loghem in 1928 maakte voor een ijzerhandel (2) in

Amsterdam is tekenend voor hat zoeken naar een manier om zonder pola­

rlteit onderscheid te maken, om tegelijkertijd verschil en overeenkomst te

Iaten zien. Het pakhuis en kantoor bezaten in Van Loghem's earste versie

een vlakke betonnen gavel met smalle verticale raamstroken. Na afkeu­

ring van dit antwerp door de welstandscommissie werd een tweede ver­

sie gemaakt'. Van Log hem ontwierp -in baton- een raamorde die het mid­

den houdt tussen strookvensters en die van een Amsterdams grachten­

pand. Op de kantoorverdieping verraadt hat grate roam over de gehele

breedte van hat pand de niet-dragende functie van de gavel, een theme

dat we van de koopmanshuizen uit de Gouden Eeuw kennan, evenals uit

La Corbusier's Oeuvre Completa Met zijn 'aangepaste' gavel en schuine

kap met drie enorme dakkapellen leunt de nieuwbouw als een kolossaal

volume op, naast en achter het oude gebouw. Zander enige vorrn van be-

2

leefdheid of respect is het oude pakhuis in hat nieuwe volume opgenomen.

Een alternatief voor de patsteiiing tussen de als incompatibel beschouwde

attitudes van inventie en conservering was J.J.P. Oud's antwerp voor een

monument voor de Laurenskerk (3) In Rotterdam (1950}. In de strijd die op

dat moment woedde tussen hat traditlonaiisme en het modernisms

schaarde de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zich achter het eerste

en beijverde zich stark voor hat in historische vormen terugrestaureren

van -onder andere- de Leurenskerk'. Oud bedacht voor de kerk -hilt icoon

van hat verwoeste Rotterdam- een oplossing, die de moderns en histori­

sche architectuur als gelijkwaardig zieten de rui"ne oplaadt met een veal-

held aan betekenissen: architectonlsch, semantisch en stedebouwkundig.

Daarmee is hat, meer dan Van Log hem's pakhuis, een statement over de

inhoud van de analoge interventie.

Oud eist voor de madame architectuur hat recht op zelfbewust antwoord

te geven op een maatschappelijke en cultureel beladen opgave. Zander

enige plichtpleging restaureert hij de toren ('als symbool van de stads­

idee'} en breekt de rest van de ruine at. Als een herinnering verrijst de kerk

In zijn hale, onaangetaste vorm in miniatuur op een eilandje in de vijver

tussen de toren en hat nieuwe, onaanzienlijke kerkgebouw. Hat plan laat

zien wat Is en wat niet meer is.

3

Naoorlogs modemlsme

In de decennia na de oorlog verkozen de meeste archi­l tecten van moderne signatuur en hun opdrachtgevers een hard en een­

' duidig standpunt: eigsntijdshaidwerd dermate belangrijk dat de historici-

telt van hat oude gebouw geen initierende rol kreeg in het tot stand

1 komen van hat nieuwe ontwerp. De strategie van contrast kreeg een kari­

\ katurale platheid, die hat in hat vooroorlogse modernisme nog niet bezat.

' Op de architectuur-van-contrast vormden slechts de Delftse School-ant-

/

' werpen een uitzondering door de andere extreme pool te kiezen, die van

hat historiserend bouwen. Daze keuze beiicht de tweespalt In de architec­

tuur van de jaren vijftig en zestig.

Daar stoat tegenover dat een van oorsprong Delftse School-architect als

Vegter voor de uitbreiding van hat classicistische stadhuis van

Groningen (1949-1962} een contrasterende oplosslng koos, waarbij oud

en nieuw zich in volume, materiaal, bouwwijze en stijl strang van elkaar

onderscheidden (4). De redan was in dit geval dat Vegter zocht naar een

moderne equivalent van het negentiende-eeuwse stadhuis. Zijn marme­

ren geometrie staat voor een nieuwe monumentaiiteit en een nieuwe

Page 10: Re-Arch

waardigheid. Het Goudkantoortje -een zeventiende-eeuws monument·

werd als een derde object binnen de nieuwe orde geplaatst door koppe­

ling aan een glazen luchtbrug. Deze losse configuratie volgde uit het ver­

zet van Monumentenzorg tegen uitbreiding van het oude stadhuis. Toch

werd nadien juist het contactpunt geiezen ais een doelbewuste en kwalij­

ke breuk met de historie. Het gebouw, met al haar aspiraties van een

hoopvolle en trotse eigentijdse architectuur, werd in 1994 afgebroken.

4

Tot aan de jaren zeventig was Re-Arch van ondergeschikte betakenis als

archltectonische opgave. Zo waren in de oeuvres van grote productie­

bureaus als Maaskant en Van Tijen of Van den Broek & Bakema vrijwel

aileen werken te vinden van nieuwbouw. De uitbreidingen die Van den

Broek & Bakema enkele karen maakten aan hun eigen gebouwen (Galerie

Modernes, Termeulen) spreken van de continu'iteit van het bureau, niet

zozeer van het gebouw zelf. Het meest exemplarisch wordt dit gedemon·

streerd in de Van Nellefabriek, die in wezen een enorme palimpsest is, vol

van tegenstrijdigheden. Toch lijken aile achteree.nvoigende incarnaties

van het bureau -van Michie! Brinkman tot Melndert Booij- een consistente

bijdrage te hebben geleverd aan de realisering van een geheimzinnig

masterplan.

i

~ I

-- 1

Een van de weinig karen dat Van den Broek & Bakema een nieuw antwerp

maakten voor een historisch gebouw was de verbouwing van het stad·

huis (51 van Brielle (1954-1957, i.s.m. C. Baert de Ia Faille van de Rijksdienst

voor de Monumentenzorg). Het monument was een hybride bouwwerk,

ontstaan tussen de middeleeuwen en de negentiende eeuw. Van den

Broek & Bakema gingen op zoek naar de diepte-structuur van het

gebouw; ze behielden de buitenmuren, de plafonds en vloeren, en brach­

ten de oude balkan in het zicht. De dragers en wanden warden los van

elkaar in een elementaristische compositie samengebracht; de inrichting

werkte mee aan het transformeren van de oude 'statische' vorm van het

gebouw in een nieuw 'open' beeld.

5

In de pers werd dit antwerp besproken als een vorm van 'harmonieus

contrast' waarbij de leeftijd van elk onderdeel duidelljk wordt gemaakt en

terioopse overgangen zijn vermeden. Daze vorm van harmonia ontstaat

doordat de fragmentarische geschiedenis van het oude gebouw geredu­

ceerd is tot de overzichtelijke polen oud en nieuw. Aileen de meest

robuuste, brutallstische delen van het oudE! gebouw, die het meest over­

eenstemmen met het strakke geometrische interieur-design van Van den

Broek & Bakema, zijn gebruikt in wat we ais een trans-historisch Rletveld­

Schriiderhuis kunnen beschrijven.

Heropanlng van hat debat In de overwegend door formeel contrast gekenmerkte

manier waarop het naoorlogse functionelisme met oude gebouwen

omging werd via twee wegen verandering gebracht. In de eerste pleats

voltrok zich rend 1960 een verandering in de internationals erchitectuur­

theorie die zijn sporen naliet in de Nederlandse architectuurpraktijk.

De nieuwe generatie modernisten in Team X zette in 1959 haar versle van

Page 11: Re-Arch

het modernisme tegenover de 'oude'. Hun belangrijkste bijdrage wat

betreft Re-Arch was dat ze tegenover de generallserende concepten van

'de generatie van 1930' het idee ven uniciteit plaatsten. Terwijl in de herol­

sche periode bestaande gebouwen en steden warden vervangen door

algemene concepten, verkoos Team X de 'time-conscious techniques of

renewal and extension derived from the recognition of the positive ecolo­

gical trends to be found in every particular situation''. Met daze 'meta­

bolische' opvatting van geschiedenis als een groelproces ward een

venster geopend naar de specificiteit van de locatie als voedingsbodem

voor het antwerp.

De onuitgevoerde verbouwing door Herman Hertzberger van de

Broerkerk (6} in Groningen tot universiteitsbibliotheek (1975) was type­

rend voor de opvattingen van 'Team X-dochter' Forum over de bestaande

stad, met name voor de invloed van de psychologie en sociologie. Dit on t­

werp was het logische vervolg op de Doelstellingennota uit 1972, waarin

de fijnmazigheid en kleinschaligheld van de stedelijke morfologie als

waardevol warden aangewezen. Het behoud van de Broerkerk was duide­

lijk niet het belangrijkste doe! van dit plan; het gebouw is gebruikt als de

8

voorhanden zijnde container voor een zoemende mensenmassa, die zijn

creativiteit en leesgierigheid mag uitleven. Het gebouw lost op In het 'ste­

delijk weefsel': het verdwijnt onder de grand en vloeit uit in een serie half­

ronde daken. Met de profanisering van de negentiende-eeuwse kerk zou

het neo-gotische koor niet meer zijn dan een theatrale verrassing binnen

de bibliotheek als een 'open en uitnodigend' instituut.

In de tweede plaats ward door de Torre Velasca (7) van Ernesto Rogers

(1958) in Milaan het startschot gegeven voor een heetgebakerde discussie

in Team X over de betekenis van de historische stad voor de moderne

architectuur -tot dan toe een non-issue. De pre-moderne vorrngeving van

daze moderne kantoor- en woonflat bracht Bakema tot het verwijt aan

Rogers: 'You are resisting contemporary lite". In het kielzog van Rogers

werd door de rond zijn tijdschrift Casabella geformeerde Tendenza-groep

(Aido Rossi, Giorgio Grassi) en door Saverio Muratori een strang onder­

zoek naar de typologie en morfologie van de historische stad ontwikkeld.

Hoewel dit onderzoek ward uitgevoerd door architecten, was het niet

direct gerlcht op het ontwikkelen van een model voor toekomstige archi­

tectuur, maar op het isoleren van de historische wetmatigheden die de

stad van toen, nu en straks bepalen.

Het lokale, de Interesse voor transformatie en groei van Team X enerzijds,

en het historische onderzoek van de ltallaanse en later Franse architecten

en historici als Bruno Fortier en Andre Chaste! anderzijds, hebben in het

architectonlsch denken de weg bereid voor een complexe en gelaagde -

ana loge- attitude ten opzichte van Re-Arch, waarin de geschiedenis opge­

vat wordt als een opslagplaats van vorm en kennis.

In de Nederlandse theorle werd dit buitenlandse gedachtengoed

ge'introduceerd via Ungers' ontwerp voor de TU Twente (1967) en het Kop

van Zuid-ontwerp (8) van Rossi en het bijbehorend onderzoek door

8

~ F

Page 12: Re-Arch

Donald van Dansik, Jan de Graaf en Wim Nijenhuis (1983). Daarbij waren

er steeds de pleidooien van de architectuurhistoricus Ed Taverna voor een

serieuze rol van historisch onderzoek in de architectuur.

Een authentiek-Nederlandse inbreng in de debatten over de historische

context werd zichtbaar met de stadsvernieuwing, een operatie die niet

architectonisch, maar sociaal-politlek werd geformuleerd. Aldo van Eyck

en Theo Bosch herintroduceerden een kleinschalige stedelijke morfologie

in de door metro-aanleg verwoeste Nieuwmarktbuurt in Amsterdam, die

hierna hat icoon werd van de architectuur en stedebouw van de jaren

zeventig. De hero'iek van 1970 -van het terugvinden van de sociaal-kritl­

sche positie van de architectuur- is sindsdlen In diskrediet geraakt door

hear In architectonisch opzicht teleurstellende voortbrengselen. De aan­

dacht voor de gebouwde geschiedenis van de stad bleef oppervlakkig

en vooral gericht op een zo efficient en economisch mogeli]k hergebruik.

Hat bouwen voor de buurt en hat verwante contaxtualisme betekenden

echter voor het grote publiek, de overheden en de institutionele op­

drachtgevers een keerpunt en maakte duldelijk dat het behoud van de

historische stad eerbiedwaardig is en bijdraagt aan een 'gewaardeerd

leefmilieu'. Woningbouwverenigingen, gemeentelijke instanties en arch l­

tecten stemden hun denken, werkwijze en organisatie af op de nieuwe

cultuur, die enorm verschilde van de woningproductie In de jaren zestig.

Van de hier ontwikkelde expertise is geprofiteerd in de vela hergebruik­

projecten in de jaren tachtig en negentig.

9

1980

Twee projecten markeren achteraf gezien een belang­

rijke cesuur in de verhouding tussen geschiedenis en architectuur. De

breuklijn ligt rond 1980 en de projecten zijn de Tweede Kamer-prijsvraag

I en het antwerp voor de Koepelgevangenis van het OMA. Het antwerp

voor de nieuwe Tweed& Kamer was een nationaal gewetensvraagstuk,

gekenmerkt door drama en chaos. De kern van het probleem was de ver-

houding tussen oud en nieuw, in concreto tussen he! bestaande

Binnenhofcomplex en de nieuwbouw. De eerste prijsvraagronde werd

een blamage; geen van de 111 inzendingen werd door de jury goed

genoeg bevonden.

Het plan (9) dat het OMA instuurde werd afgewezen vanwege de inbreuk

die het maakte op het Binnenhof met een volume dat van opzij het com­

plex binnendrong. Het antwerp kwam voort uit een kritisch-parano'ide

analyse van de Nederlandse samenleving. Hat deed met ons democrati­

sche bestel hetzelfde als Rem Koolhaas' boek Delirious New Yarkvoor het

Manhattan van de jaren twintig had gedaan. Het antwerp was een montage

van de attributen en excessen van de Nedertandse democratie, met onder

meer een smoke filled roam, en een zitkuil voor inspraakgroepen.

Na de afwijzing van het plan ging het zijn eigen Ieven leiden door de

waardering die ervoor bestond onder architecten, intellectuelen en kun­

stenaars, Haagse belangengroepen en door de invloed die hat kreeg op

de winnaar van de volgende ronde, Pi de Bruyn.

Ditmaal sprak vooral de tegenstelling tussen De Bruyn's antwerp en dat

van Groep 5 tot de verbeelding. Dit laatste plan bracht de kleinschaligheid

uit de stadsvernieuwing op het Nederlandse parlement over en ver­

smalde het plein aan de Hofsingel tot een buurtstraat. Hoewel dit plan de

Page 13: Re-Arch

meeste steun ondervond -ook vanuit hat parlement- maakte rijksbouw­

meester ljeerd Dijkstra korte metten met daze vorm van bouwen voor de

buurt op nationaal niveau door midden in de helse discussie hat plan van

Pi de Bruyn near voren te schuiven, op dat moment gezien als een

gawaagda votm van 'autonome architactuur'. Nu, in 1995, word! nog

steeds gewerkt aan de voltooiing van hat Tweed a Kamercomplex (10), dat

niet aileen uit delnmiddels voltooide nieuwbouw bestaat, maar ook uit de

restauratie van Binnenhofpanden.

Hoewel Pi de Bruyn altijd heeft erkend schatplichtig te zijn aan Koolhaas'

in retrospectief gelauwerde ontwerp (vooral in de richting en de plaatsing

van de plenaire zaal) hebben de twee meest in hat oog springende ken­

merken van zijn gebouw daar niet zoveel mae te maken, namelijk de

representatie van hat bestuur en hat stedebouwkundige gedrag van hat

gebouw. De openheid van hat overheidsapparaat word! gerepresenteerd

11

in de binnenstraat, de uitnodigende glazen deuren en de grote perstoren.

Stedebouwkundig is hat gebouw als een kitvoeg tussen hat bestaande

complex en de gebouwen aan de lange Houtstraat gesmeerd.

Veel concepten leken met de Tweede Kamer-prijsvraag ten grave te zijn

gedragen: k/einschaligheld als symbool voor san passing aan de geschie­

denis, bouwen voor de buurt als socials basis voor architectuur, contrast

als exclusieve vorm om om te gaan met hat bestaande en tenslotte de

respectvolle afstandtussen oud en nieuw.

I Meer dan een elnde vormt hat ontwerp voor de Koepelgevangenls (11) in

Amhem door het OMA (1980) het begin van een nieuw concept. De relatie

met het oude word! niet Ianger uitsluitend omschreven als een formeel

probleem; hat ontwerp verhoudt zich tot de betekenis en hat idee van hat

gebouw. Dit bracht Hans van Dijk ertoe hat project te omschrijven als een

vorm van conceptuele monumentenzorg: 'een strategie om het bestaande

nlet zozeer near de letter maar naar de geest te respecteren'".

Hat oorspronkelijke panopticon uit 1880 van vader en zoon Metzelaar was

een interieure wereld die vanuit hat middelpunt bewaakt (en ook geevan­

geliseerd) ward. In een eeuw tijds was het panoptisch functioneren bin­

nenste buiten gekeerd: vanwege ruimtegebrek waren allerlei functies in

barakken buiten hat gebouw ondergebracht en de bewakers hadden zich

vanuit hat midden over de ruimte verspreid. Hat nieuwe gebruik van dit

'puur theoretische gebouw' ward door het OMA geaccommodeerd door

een totale revisie van hetterrein binnen de muren. De rigide ordening van

het oude gebouw gat aanleiding tot het tekenen van een kruis van onder­

grondse straten waaraan nieuwe ruimtes gekoppeld warden. Daze supre­

matistische compositie laat hat panopticon grotendeels intact en dear­

mea ook zijn betekenis van opsluiting en controls, 'saving the new the

embarassment of having either to ignore or express the idea of incarcera­

tion, which is incompatible with its aspirations. After the Intervention, the

dome represents the dismantled past, its former center crossed out, resting

on a podium of modernity, which is concerned only with improving the

prisoners conditions'11•

Vanuit de programmatische verbeteringen die vereist waren, is hat beeld

van hat panopticon gebruikt als een van hat heden vervreemd object, dat

uittorent boven hat programmatische platform. De onverbiddelijke

geometrische en in zichzelf gekeerde vorm is ondergraven met een

net-niet symmetrisch kruls, dat de kern uit hat oude gebouw wegvaagt en

formeel en programmatisch overneemt. Hat project is een onderzoek naar

de asplraties van vrijheid en historiciteit van de moderns archi

tectuur, en is in zijn conceptuele gelaagdheid innig verbonden met

Cud's laurenskerkontwerp.

Page 14: Re-Arch

RIJksgebouwendlenst en Monumentenzorg

In de jaren tachtig veranderden ook bij de Rijksge­

bouwendienst en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de twee grote

overheidsdiensten die Ieder vanuit hun eigen optiek over het monumen­

tenbestand waken, de opvattingen over Re-Arch.

Als elgenaar, gebruiker en beheerder van honderden monumenten heeft

de Rijksgebouwendienst zichzelf opgelegd 'een voorbeeldige rol' te ver­

vullen, ook op het gebied van het aanpassen en hergebruik van hun bezit.

De dienst getroost zich grote inspanningen om onverschillige gebruikers

en eventuele eigenaren te enthousiasmeren voor hergebruik.

De discussie over monumenten in rijksbezit, die begon in de periode dat

Wim Quist Rijksbouwmeester was, kwam onder Tjeerd Dijkstra in een

stroomversnelllng, mede door de bezuinigingen op het budget van de

Rijksgebouwendienst. Daardoor verschoof het accent geleidelijk van

nieuwbouw naar beheer, een tendens die bevestigd werd in de

Architectuurnota uit 1991. Dijkstra wilda het monumentenbeleld ontdoen

van zijn stoffige imago. Daartoe werd het in 1981 gedecentraliseerd en

1 geleid door een kerngroep Rijksmonumenten in Den Haag. Met dit nieuwe

; monumentenbeleid ging, voorafgaand aan een intarventie, een syste­

matischer en wetenschappelijker bouwhistorisch onderzoek gepaard. Bij

restauraties betrachtte men uiterste terughoudendheid en werd 'kunsthis­

torisch terugrestaureren' verworpen, waarvan de restauratie van Paleis 't

Loo (1974-1978) als een afschrikwekkend symbool werd beschouwd (12}.

Bij uitbreidingen en verbouwingen van monumenten koos men voor

'hoogwaardig eigentijdse vormgeving'".

Het belang dat men hecht aan moderniteit en contrast is ook terug te

vinden in projecten die een combinatie vereisen van restauratie en nieuw­

bouw. In zo'n geval verleent de Rijksgebouwendienst de opdracht tegen­

woordig steeds vaker aan een duo, bestaand ult een nieuwbouwarchitect

en een restauratie-architect, in de hoop dat de kruisbestuiving van beider

' vakbekwaamheid het plan op een hoger niveau zal brengen". Daarblj

{ wordt de leidende rol -het ontwikkelen van visie- toebedeeld aan de

nieuwbouwarchitect, waarvan het gebrek aan historische kennls en

gevoel gecompenseerd moat worden door de restauratie-architect.

De typische 'Staatsarchitectuur', de harken bare overheidsgebouwen van

rijksbouwmeester Friedhoff uit de jaren vijftig en de jack-block kantoren

van Lucas & Niemeyer uit de jaren zestig, is verdwenen, in het kielzog van

de toenemende pluriformiteit van de Nederlandse architectuur en de uit­

besteding aan extarne architecten. In dit boek getuigen het Transitorium,

het Rijksarchief Limburg en de Koepelgevangenis van de huiver voor for-

male arch~tectonische consistentie. Daarentegen is de morale en ethische

consistentie in de opdrachtverstrekking zaer aanwezig. Daze wordt het

I best gekarakteriseerd door 'eigenheid en eigentijdsheid met respect voor

het oude'. De houding van contrast als optimlstische markerlng van de

scheidslijn tussen het verleden en de toekomst wordt kennelijk nog altijd

als geldig beschouwd.

12

Ook de monumentenzorg is vanaf de jaren tachtig in beweging. In het

Charter van Venetie van 1966 van de international& organisaties voor

monumentenzorg en restauratie konden de notie van het authentieke

monument, de wetenschappelijke ingreep en de passende omgeving nog

als de ingredienten van een nieuwe monumentenzorg gepresenteerd

worden. Momenteel werken daze algemene principes niet meer. Het san­

tal gebouwen dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg onder zijn

hoede heeft is de laatste jaren exponentieel gegroeid, terwijl tegelijkertijd

de financiele middelen drastisch zijn afgenomen14

• Het Monumenten

lnventarisatie Project Ievert een baby-boom van nieuwe monumenten op

die zijn specifieke eisen stelt; door de toevoeging van industriele en ste­

debouwkundige monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en

zelfs pJanologische ideeen (het Groene Hart) is de monumentenvoorraad

heterogener geworden. De verruimlng van het begrip monument is zo

stark dat Auke van der Woud in 1989 al opmerkte dat 'er een tijd zal komen

dat het grootste deal van Nederland onder de Monumentenwet valt'11

Mf)t de heterogeniteit groeit ook het aantal varieteiten van monumenten­

zorg: met reconstructie als het ene en afbraak na documentatie als het

andere uiterste.

Bovendien heeft de objectmatige aanpak van monumentenzorg als een

'schelpenverzameling'11

pleats gemaakt voor de wens om het monumen­

tenbeleid te integreren in de totale praktijk van de ruimtelijke ordening.

Page 15: Re-Arch

Steeds vaker zal er gebouwd worden op een plek waar al lets staat of die

op een of andere manier beschermd wordt. Daarmee wordt het construire

Ia ville sur Ia ville tot programmapunt gemaakt en de mental a en organl­

satorische scheiding tussen oude en nieuwe architectuur opgeheven.

Oaarmee zou logischerwijs ook de tegenstelling, waarin Monumenten­

zorg uitsluitend staat voor de kunsthistorische reconstructie en de moder­

ne architect voor de eigentijdse ingreep, verdwenen moeten zijn.

Het is de vraag of de bijdrage van Monumentenzorg niet verdund wordt

door de stortvloed van monumenten en de verbreding naar stedebouw­

kundige ensembles enerzijds en bezuinigingen en decentralisatie ander­

zijds. Hlerop reageert het appal van Auke van der Woud, die opnieuw dui­

delijkheid en hiiirarchie wil in het monumentenbeleid en deze ondermeer

zoekt in de integratie met de ruimtelijke ordening. Naast de onaantastba­

re meesterwerken en de no-go gebieden, verboden voor architecten, zou­

den er in zijn optiek B-monumenten moeten zijn, die aileen als gevelbeeld

in stand worden gehouden. Oat onderscheid correspondeert respectieve­

lijk met een specialistische, historisch-verantwoorde restauretie en een

'toeristisch' behoud van hat gevelbeeld voor hat grote publiek. Dan zijn er

echter nog de 150.000 gebouwen, die door het MIP aangewezen zijn als

waardevol, zonder dat daaraan een beschermingsfactor verbonden is. Hat

ligt voor de hand dat hat behoud van deze gebouwen aileen kan worden

gegarandeerd als ze onderworpen worden aan Re-Arch.

Het jonga varladan Een vraagstuk dat het hart van de Nederlandse archi­

tectonische cultuur sneller doet kloppen, is dat van de monumenten van

het modernisms. De veroudering ervan zorgt dat nu ook jonge architec­

ten, vanwege hun bijna paranormale affiniteit met de beroemde moder­

nistische voorbeelden, als restauratlear<;llitect gaan werken. Daarmee

komen de twee polen van inventie en conservatie opeens angstaanja­

gend dicht bij elkaar.

13

14

Hier ontstaat het filosofische probleem hoe op een integers manier

gebouwen voor de eeuwigheid bewaard kunnen worden, die door hun

ontwerpers nadrukkelijk niet voor de eeuwlgheid gebouwd zijn

(Sanatorium Zonnestraal, Kiefhoek, Witte Dorp). Respect voor hat concept

van daze architectuur staat strikt genomen haaks op bescherming ervan.

Men heeft zich echter van de schroom voor een fetlsjistische behandeling

van daze gebouwen weten los te maken en het verlangen naar behoud

Iaten prevaleren. Dit heeft ertoe geleid dat we nu de meest extre111e vorm

van monumentenzorg -reconstructie- juist bij monumenten van hat

modernisms aantreffen. Het 'witte' werk van J .J .P. Oud lijkt hierop een

speciale aantrekkingskracht te hebben: Cafe de Unie en het bouwkeetje

van het Witte Dorp (13}werden herbouwd (op een andere plek dan ze oor­

spronkelijk stonden en van de keet bestaan nu zelfs twee exemplaren) en

hetzelfde geldt voor de gehele wijk de Kiefhoek, ook in Rotterdam. De

wederopstanding van deze iconen van het modernisms hebben zij geheel

te danken aan hun beeldwaarde. Daarrnee is bewezen dat een monument

eenvoudig nieuw gemaalct kan worden. Over de historische illusie spreekt

men met dedain wanneer het gaat om het Hollandse dorp in Nagasaki

(14}, maar ook de reconstructie van de Kiefhoek is natuurlijk een soort

architectuurtoeristische attractie. We kunnen aileen maar concluderen dat

simulatie soms bater is dan de raal thing, zeals Tropicana met zijn attrac-

I ties en zonder zout leuker is dan de zee. De andere _extreme VQ!:_I'(I van

monumentenzorg is toegepast bij een ander project van Oud, het Witte

f Dorp. Dit werd uitvoerig gedocumenteerd en vervolgens afgebroken. We

kunnen rustig stollen dat beida extreme vormen van monumentenzorg

betar zijn dan die, wearaan Oud's visueel minder aantrekkelijke bekstenen

woningbouw in Spangen ten prooi is gevallen: een blok is getooid met de

balkons en dakopbouwen van de Rotterdamse stadsvernieuwing en het

architectuurhistorisch belangrijke 'blok IX' is in 1993 afgebroken.

L26

F

Page 16: Re-Arch

Het llgt voor de hand om te veronderstellen dat de door ideo Iogie en leef­

tijd nabije moderne monumenten een specials vorm van monumenten­

zorg genereren, maar dat is niet zo. In principe komt de wijze van restau-

1 reran overeen met die van de klassleke monumentenzorg en hebben ___ ...., __ __....._____ ____ -- _..,.

architecten ook dezelfde houding en retoriek ten opzichte van deze opgave.

Uit Interviews blijkt dat de meest algemene opvatting is dat met name de

essentiiile delen van het monument met respect behandeld moeten wor­

den, waarmee men bedoelt dat toevoegingen en veranderingen onopval­

lend moeten zijn.

Een opvatting wordt verwoord door Bartus Mulder, die het Rletveld­

Schroderhuls heeft gerestaureerd. Hij ziet het restauratiewerk als een 'hei­

lige plicht'. Voor Koen van Velsen, die onder andere het Hotel Gooiland

van Jan Duiker in Hilversum heeft verbouwd, maakt het daarentegen

geen verschil of een opdracht restauratie, renovatie of nieuwbouw

betreft. Van Velsen stelt zich collegiaal naast de oorspronkelijke ontwer­

per op, verdi apt zich in diens werk om vervolgens een gelijkwaardige toe­

voeging te lntroduceren volgens zijn eigen architectonische opvattlngen.

Als v!~sle ep~~~ !I~ is er de kameleontische. De silo die Meindert

Booij ontwierp als uitbreiding van de Van Nellefabriek 'krulpt in de huid

van de meester' en is volgens de principes van de oorspronkelijke archi­

tect ontworpen. Een uiterste consequentie hiervan is het 'Han van

Meegeren'-model, dat letterlijk de stijl van het oorspronkelijke ontwerp

overneemt. lmitatie is niet erg gerespecteerd in onze architectonische cul­

tuur en wordt dan ook niet vaak openlijk bel eden. lnteressant a an Han van

Meegerer) is overigens dat hij zijn tijdgenoten wist te overtuigen, maar

dat tegenwoordig aileen het verschil met Vermeer opvalt en men zich

afvraagt hoe iemand er in godsnaam ooit een Vermeer in kon zien.

Als tour de force voor de toekomst van de jongere monumenten heeft zich

de Van Nellefabrlek aangediend, die in 1996 buiten bedrijf zal worden

16

gesteld. Zljn grootte, bouwtechnische staat en excentrische ligging op een

industrieterrein, in combinatie met zijn onbetwiste status als hat monu­

ment van het Nieuwe Bouwen, stelt het historische geweten van de

Nederlandse architectuur voor een mythische taak.

Mlsschien dat de verbouwing van de Fiat lingottofabrie~ (15} in Turijn

door Renzo Piano (1986-1993) als model kan fungeren. De fabriek met zijn

beroemde racetrack op het dak zal veranderen van een ontoegankelijke

testplaets voor nieuwe auto's in een industrieel-technologisch centrum,

dat als een spin in een urbanistisch web zit. De operatie kan als voorbeeld

dienen wat betreft de economische en bedrijfsmatige opzet waarbij _in

publiek-private samenwerking de recycling van het gebouw gefaseerd

uitgevoerd wordt. Zo zal ook de opgave voor de Van Nellefabriek slechts

gedeeltelljk een kwestie zijn van Re-Arch, maar vooral van het vinden van

een nieuw programma en inbedding in een stedebouwkundig concept.

De jongste generatie monumenten die zich aandient is die van de weder­

opbouwarchitectuur, over de toekomst waarvan In het herdenkingsjaar

1996 de discussie is geopend. De grens tussen oud en eerbiedwaardig

(behoud) en ouderwets (afbraak) ligt bij 1940. Reeds over een paar jaar

zullen de eerste wederopbouwgebouwen de leeftijd van vijftig jaar berei­

ken en wordt een herijking onafwendbaar. Een aantal van de belangrijkste

werken is inmiddels op gemeentelijke monumentenlijsten geplaatst.

Daarnaast is er een grote groep gebouwen waarvan de kwantitelt zo groot

is of de kwaliteit zo laag dat bescherming niet aan de orde is.

Voor het schimmige gebied daartussenin is een nleuwe strategie nodig.

Niet aileen vanwege de overbelasting van de monumenteninstanties,

maar vooral omdat daze archltectuur in veel opzichten afwijkt van het

traditional& monument, waarbij strengere eisen gesteld worden aan het

behoud van de gavels dan aan dat van het interleur. Het Groothandels­

gebouw of de Lijnbaan zijn niet aileen interessant vanwege de vorm­

geving van hun gavels, maarvooral ook vanwege hun organisatie, typologie,

de opeenstapeling van programma, etc. Andere gebouwen tonen een

allesoverhe~rsende nadruk op de stedebouwkundlge samenhang en kun­

nen aileen in hun stedelijke context gezien worden. Weer andare bezitten

een mooie gevel rond een standaardbetonskelet, waarbij de gevel

bewaard kan worden bij een totaal nieuw gebruik van het interieur.

Om een concept voor de toekomst van deze architectuur te kunnen

ontwerpen is er historisch inzicht nodlg in de theme's ervan, zoals kwanti­

teit, mobiliteit en bigness".

Page 17: Re-Arch

De hlstorlacha arvarlng In hat voorgaande hebben we kunnen zien dat de

figuur van contrast tegenwoordig aan betekenis verliest; architecten en

opdrachtgevers vatten de toevoeging van een nieuw deal aan een oud

gebouw eerder opals een analoge operatie, die continu"lleit met hat ver­

leden bezit. Met dit uitgangspunt is de ervaring van de nabljheid van de

historie een kwaliteit die men nastreeft. Oud en nieuw staan dan niet

dialectisch tegenover elkaar, maar worden gelijktijdig en gelijkwaardig

naast elkaar geplaatst.

16

Oat kan op een eenvoudige manier, door delen van de gavel of hat karkas

van hat oude gebouw zichtbaar te Iaten en als hat ware te exposeren bin­

nan de omhulling van hat nieuwe gebouw. Bij de nieuwbouw voor de

Tweede Kamer (1979-1992] transformeerde Pi de Bruyn de achtergevels

van de bestaande, in hat complex opgenomen panden aan de Korte

Houtstraat, tot voorgevels langs de centrale hal van de nieuwbouw.

Dezelfde omkering, van buitengevels naar binnengevels, kent oak de ver­

bouwing van het Ministerie van Economische Zaken (16) in Den Haag (1993),

waar Hans Ruyssenaars de binnenplaats overkapte met een dak op ijle

kolommetjes.

In daze gevallen wordt het historisch materiaal plotseling hat decor waar­

tegen de nieuwe architectuur zich afspeelt; een strategie die Aldo Rossi en

lgnazio Gardella tot in hat extreme doortrekken in de reconstructle van

hat theater van Genua (1982-1990), waar nieuwe 'oude' gavels het 'stede­

lijke' decor vormen In de grate zaal.

Zander theatraliteit komen we daze expositie van de geschiedenis even­

eens tegen bij Grassi's project voor de Bqmeinse lt!E!~!.!lrrulne (17) in hat

$paans!l Sagunto. Grassi reconstrueerde de architectonische ruimte en

maakte er een modern functionerend theater van. In het project wordt

geen pag ing gedaan om een historische eenheid nate bootsen en dear­

door lijkt hat resultaat op de restauratiemethode van sculpturen en

schilderijen waarbij ontbrekende delen aangevuld worden met 'blanco'

vlekken. Archeologische vondsten van de locatie, die tot dan toe in een

museum stonden -delen van een fries, kolommen- hebben een plaats

gekregen in de achterwand achter het podium. Zij fungeren niet zozeer als

decor, maar worden tentoongesteld. Hat nieuyve 9!!bouw is daardoor hat

mJ!seum. '!.~!.l_h_!!~\!de g~~qrden. Op pedagogische wijze is dit idee van het exposeren aanwezig in

hat Rijksarchief Limburg (18), verbouwd en uitgebreid door Marc van

Roosmalen in 1989-1996, waar hat fundament van de gotische kerk uitge­

graven en vanaf de nieuwe om loop te bezichtigen is. De oude stadsmuur,

die op de binnenplaats opgegraven Is, is zichtbaar en via een gat in de

gavel wordt -ook aan voorbijgangers- getoond hoe de muur aan de over­

kant van de straat verderloopt. In hat koor van de kerk vergadert men

ondergronds onder een glazen dak waarop een bizarre expositie van

middeleeuwse grafstenen is ingericht.

17

Page 18: Re-Arch

Deze vormen van exposeren, van de mise-en-scene van oud en nieuw,

lijken wei een paging om lets te bereiken wat de historicus Frank

Ankersmlt noemt 'de historische ervaring'. Hij beschrijft deze als een

onvoorspelbaar moment van intimiteit met het verleden; niet een inzicht,

waardoor men plotseling lets begrljpt, samenhang ontdakt, maar aan

onbeheersbaar moment waarin de gaschiedenis gevoald en ondergaan

wordt. ean 'kortstondige ophaffing van de tijdsdlmensie'. Vanwage zijn

subjectieve karakter lijkt het onmogelijk om deze historische ervaring te

plannen; wallicht is het wei mogelijk om aan ta wijzen onder welke

omstandlgheden de historische ervarlng zich kan aandienen.

Ankersmit legt de historische ervaring uit aan de hand van zijn beschou­

wing van aen schilderij van Francesco Guardi, Arcade met /antaam (19).

Het is ean voorstalling van Pulclnalla's (carnavalsfiguran) in een

Venatiaans steegja. Hat schilderij kent sen aantal compositorlsche en

semantischa paradoxen die Ankersmit 'onwaarschijnlijke waarschijnlljk­

hedan' noamt. De compositie wringt doordat zich boven In het schilderij

18

een enorme massa van het gewelf bevindt, terwijl de onderkant Iicht en

transparent is. De carnavalsfiguran zljn verkleed en gedragen zlch zoals

hun karaktars op het toneel, maar het tafereel speelt zich af op straat. De

steer van aen lome Mediterrana namiddag, gecombineerd met hat drukke

gedoe van de Pulcinalla's brengt Ankarsmit artoe het schilderij te ervaren

als de uitdrukking van verveling. Hij gaat nog een stap varder en ziet die

verveling als aen direct contact met de ervaring van het achttiende-aeuw­

se levensgevoal, gatakend door de theatralisaring en stllering van hat

socials Ieven.

Julst het onwaarschijnlijke, hat paradoxale an onbegrijpalijke is in staat

de historische ervaring ta bewarkstelligen: Wat slachts waarschijnlijk,

logisch of waar Is draagt nooit dit stem pal van echtheid of authanticitelt.

Zij mogen ons verstand bavredigen, maar de ervarlng is daar niat bij. Het

authentieke contact met de werald bezit steeds lets paradoxaals, een

onvolkomenheid, een defect of ean onbaholpenheid'".

De waarde van dit idee voor Re-Arch llgt in het pleidooi voor het behoud

, van de paradox; in het naast elkaar Iaten bastaan van gebouwen, van

19

onderdalen of van concepten die wringen. Een overkoepelend principe is

daarvoor niet te formuleran; een generaliserend concept werkt julst ave­

rechts. Het op elkaar Iaten inwerken van tegenstrijdige concepten kan

bijdragen aan het onvoorspelbare ontstaan van het werkelijk nieuwe.

De toevallige ontdekking en het behoud van merkwaardige vijftiger jaran

zuiltjes in het kantoor van MeesPierson (Rob van Erk), dat verder op een

glossy Amerikaanse manier is uitgebreid, heeft dit effect. Ook de curieuze

muurresten in het binnenhof van het Rljksarchiaf limburg bewarken zo'n ervaring van 'onwaarschijnlijke waarschilnii]kt;~id·.-. ·- -

Page 19: Re-Arch

Nu Bah alva een intellectueel vraagstuk is Re-Arch ook een

kwestie van techniek en materiaal. De tendens bestaat om algemene

theorieen los te Iaten bij Re-Arch en om een uniek en specifiek uitgangs­

punt in hat oude gebouw te zoeken: soms kleur, detaillering of materiaal,

soms de omgeving of hat landschap. Ontwerpers speuren in hat oude

gebouw naar latente architectonische kwalitelten. Hat nieuwe ontwerp

vindt zijn beginpunt dan niet bij een overkoepelend concept, maar

misschien wei bij hat kleinste detail. Nietzsche zegt dat historlci zich niet

bezig dienen te houden met algemene wetten, maar met 'hat bloemrijk

beschrijven van bekende theme's, doodgewone deuntjes misschien,

teneinde ze boven hun alledaagsheid uit te tillen en te verheffen tot

alomvattende symbolen om zo een wereld aan wljsheid, macht en

schoonheid in die oorspronkelijke thema's te Iaten doorklinken'11

• Dit

klinkt als een manifest voor een nieuwe ontwerphouding die we hyper­

pragmatisch kunnen noemen.

Meer in hat algemeen kunnen we zlen dat de terminologie, die gebruikt

wordt in de discussie over nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen, aan

vernieuwing toe is. Juist hat woord respect blijkt door zijn nietszeggend­

. held hat denken over Re-Arch te fruatreren. Hat is een normatlef dogma,

dat in hat rijtje thuishoort van eigenheid, eigentijdsheid en herkenbaar

1 beeld. Maar wat is er mis met bevriezen, imitatle en nostalgia? En, aan de

andere kant, met Rem Koolhaas' 'Fuck context'?

Voor de architect impliceert de werkwijze vanuit de unlciteit van hat oude

gebouw een nauwere band tussen ontwerp en uitvoering; zowel in hat

voortraject als tijdens de bouw is meer dlrecte betrokkenheid en aanwe­

zigheid nodig dan bij een nieuwbouwproject. De taak van de architect

gaat op die van een designer lijken, in de zin dat aile aspecten van concept

tot en met voltooiing constant in de gaten gehouden moeten worden. Ook

gezien de horror vacu"i in de uitvoering en inrichting van vale Nederlandse

Re-Archprojecten is hier Renzo Piano's omschrijving van design van

belang: 'What is called industrial design is more appropriate than what is

called architecture, because there's a unity of process - a better connec­

tion. The designer has to invent the whole manufacturing process, not

just the finished product. An architect can learn a lot from the motor­

industry, not high-tech, just perfection".

Wat kunnen we verwachten van de huldige architectuurtheorie? Wat kan

de betekenis zijn van hergebruik in een tijdperk waarin hat tijdelijke en

instabiele van de architectuur de kern is van de avant-garde maar waarin

de economische levensduur van gebouwen steeds korter wordt?

De Nederlandse overheid, die nu de milieulasten gaat doorberekenen,

waardoor vervanging van gebouwen minder lucratief zal worden, geeft

juist precies de omgekeerde richting aan". Hoe valt met architectonische

concepten van de plool, hat rhlzoom, van ruimta- en vormeloze architec­

tuurte reageren op daze opgave?

1 Hat nleuwe marketing-toverwoord 'reversibiliteit' klinkt als de vertaling

van tijdelijkheid naar de opgave van interventles: de nieuwe ingreep is

~ altijd weer terug te draaien omdat daze het oude gebouw niet wezenlijk

I verandert". Dit argument lljkt echter meer bedacht te zijn om ingrijpende

voorstellen te verzachten, dan om daadwerkelijk op zijn kwaliteit van

tijdelijkheid aangesproken te worden.

De aansluiting op recente ontwikkelingen in de architectuur zit eerder in

hat idee van gelaagdheid, pluriformiteit en hat verdwijnen van generalis­

tische en normatieve ontwerpprincipes. Juist gelaagdheid en juxtapositie

: zijn te koppelen aan hat idee van de historische ervaring. Door het koud

tegen elkaar aanzetten van objecten of door wrapping met translucente

1 materialen kunnen zich onvoorspelbare fricties en paradoxen aandienen.

: Die hoeven niet opgelost of tot een synthase gevoerd te

worden, maar bieden zoals ze zijn een nieuwe vorm van harmonia en

; nabijheid. Hat doel van Re-Arch is hoe dan ook iets maken dat het oude

' lm hat nieuwe overstijgt. Wanneer de geschledenis niet ingeperkt wordt

door een beleefdheidslogica kan zlj zich onverwachts aandienen, zoals de

• historische ervaring dat doet: als lets dat nleuw is.

Page 20: Re-Arch

1.1. de SolS Morales, 'From contrast to analogy. Developments In the concept of architectural Intervention', Lotus nr.46, Interpretation of the past, 37-46

2. F. Nietzsche, Over nut en nBdeel ven geschiedenis voor het Ieven, Gronlngen 1983, 18

3.ldem,48

4. Daze obsarvatle Is van Auke van derWoud,ln: 'De permanents ont­werpopgave. Monumentenzorg In de jaren negentig', Archls 1992 nr.9, 18. 'Hedendeagse architecten leren In hun opleidlng dat ze de wetten van de fyslca en de bouwverordening moeten gehoorzamen, maer ook dat hun antwerp onafhankelljk, oorspronkelljk moat zljn, uit henzelf moat voortkomen. Kunst Is In de Neder1andse onderwijsfn­

stellingen nog altljd allerlndlvtdueelste expressla van de allerindlvf­dueelste emotie: hat modemlteitabegrip van de late negentlende eeuw'.

5.1. de SolS Morales, 'From contrast to analogy. Developments In the

concept of architectural Intervention', Lotus nr.46, Interpretation of the past,39

6. J. van dan Beek, 'J.B. ven Loghem', monografisch nummer van Plan1971,nr.12

7. De kerk ward ven 1945-1956 opnlsuw gerestaureerd In zljn voor­oorlogse vorm. Zle voor Oud's antwerp: E. Taveme, 'Bouwen zonder make-up. Actias van Oud tot behoud ven de architectuur', Wonen TAIBK1983nr.3, 8-22

8. John Voelker, geciteerd In: J. Ockman (red.), Architscture Culture. A documentary anthology, Cambridge 1993, 19

9. Deze dlscussle vond pleats op het laatste ClAM congres In Otterio ln1959.

10. H. van Dljlc, 'Hat bezwljken ven tegenstelllngen', Wonan TA/BK 1982 nr.13/14, 12-49

11. R. Koolhaas, 'Project for the renovation of a panoptlcon prison, ArtForumsept.1981,41

12. De Rljksbouwmeesters. Twes eeuwen archltectuur van de

Rljksgebouwendlenst en zljn voorlopers, Rotterdam 1995, 605

13. Een voorbeeld van deze samenwerking is die tussen Mels Crouwel en Laurens VIs bij het Rljkslnstltuut voor Oorlogsdocumentatie In Amsterdam.

14. A. van dar Woud, 'De permanents ontwerpopgave. Monumentenzorg In de jaren negentlg', Archis 1992 nr.9, 16-17

15. A. van dar Woud, 'Een monumentale toakomst', Bulletin KNOB 1989nr.1,5

16. Themanummer Monumentenzorg, Wonen TAIBK 1980 nr.16/17/18

17. De eersta stappen zijn lnmlddels gezet door het Comit' Wederopbouw Rotterdam, dat teams van architectuurhlstoricf an archltecten formeert om te koman tot onderzoek en nlauwe concep­ten voor hergebruik, en vervolgens tot concrete ontwerpen voor aen aental Rotterdamsa wederopbouwgebouwen.

18. F.R.Ankersmlt. DehltJtorischeervsring, Gronlngen 1993

19. F. Nietzsche, Over nut an nadeel van geschlsdenls voor hat ltWBn, Gronlngen 1983

20. A Nahum, 'Italy's Brunei', Blueprint apr111989, 53

21. Ook nu al is hergebrulk van gebouwen per vlerkante meter goed­koper dan aen nieuw bouwwerk; de budgattalre scheidlng van sloop­en bouwkosten heeft echter ean tegenovergestald effect.

22. De ultbreldlng van De Ooelen in Rotterdam van Jan Hoogstad en de zalen In de Beurs van Berlaga door Pieter Zaanen zljn voorbealden van reverslbela projecten.

l36 F

Page 21: Re-Arch

Acht retorische figuren De patstelling tussen eigentijds en historise­

rend bouwen, tussen de inventie van de moderne architectuur en

de conservatie van Monumentenzorg, tussen contrast en mimi­

cry, heeft in de jaren negentig plaats gemaakt voor een grote plu­

riformiteit. Restauratie en nieuwbouw worden in een en hetzelfde

project gecombineerd, eigentijdse ontwerpen baseren zich op for­

male of conceptuele eigenschappen van hat oude gebouw, oppor­

tunism& en wetenschappelijke kennis worden beide als geldige

instrumenten beschouwd. Tussen de extreme polen van restaura­

tie en afbraak zijn vele mengvormen ontstaan. Een eenduidige

theorie voor Re-Arch ontbreekt, maar respect en zorgvuldige

behandeling zijn geaccepteerde grondslagen. Tegelijkertijd war­

pen deze termen een rooksluier op; ze suggereren een consensus

die tegengesproken wordt door de veelheid aan oplossingen die

allemaal uit 'respect' geboren worden.

De architectonische veelvormigheid van Re-Arch-projecten is

natuurlijk een kenmerk van de huidige architectonische cultuur en

elk project heeft zijn eigen conceptuele karakteristieken. Wat

betreft de relatie tussen nieuw en oud is temidden van deze pluri­

formiteit een aantal retorische figuren te onderscheiden, waarmee

de houding van de ontwerpers tan opzichte van hat bestaande zich

aftekent. Elk van deze figuren vertegenwoordigt een

stellingname in een specifieke situatie, een concept waarmee de

relatie tussen historische en nieuwe archl'tectuurwordt vormgeven.

Voor dit boek zijn twlntig Re-Arch projecten uitgekozen. Het zijn

uitbreidingen en verbouwingen van bestaande gebouwen, maar

niet altijd van een monument. De cultuurhistorische waarde of de

architectonische kwaliteit van het oude gebouw stond voor deze

selectie niet altijd voorop; het gaat ons immers om de wljze waar­

op de interventie is ontworpen. Doorslaggevend was daarom de

mate waarin hat nieuwe ontwerp een bepaald idee bevat over de

relatle oud-nieuw; over de opgave van Re-Arch.

D Ondergronds

De gedachte zou gemakkelijk kunnen ontstaan

dat een ondergrondse ingreep in een historlsche context zich

ingraaft uit onderdanigheid tegenover hat bestaande object.

Tegenover deze nederige beweegreden kan echter net zo goed hat

zelfbewustzljn staan, waarmee de eis van onopvallendheid {bij­

voorbeeld vanuit Monumentenzorg of stedebouwkundlg plan)

getransformeerd wordt tot de radicale positieve keuze voor een

eigen interieure wereld. Oat geldt voor de Koepelgevangenis van

het OMA in Arnhem, voor het ontwerp voor de Berlijnse Reichstag

van Pi de Bruyn en ook voor hat museum Beelden aan Zee van

2

Wim Quist, dat vanaf de boulevard vrijwel onzichtbaar ingegra­

ven is in een Scheveningse duinpan. Binnen vinden we een geiso­

leerde wereld ter contemplatie van de Kunst, met slechts een

raam met uitzicht op zee.

Bij het Rijksarchief Limburg ward een groot deal van het depot

ondergronds gebouwd, hoewel daardoor de kostbare archiefstuk­

ken naast de onderaardse loop van het rivlertje de Jeker kwamen

teliggen. Men was bereid daze technische tour-de-forcete onder­

nemen omdat een bovengronds depotvolume schadelijk ward

geacht voor hat historische ldoostercomplex. Ook in Leeuwarden,

waar Gunnar Daan de uitbreiding van het Fries Museum (1 J ont­

wierp, was de instandhouding van hat stadsbeeld de reden om de

ontworpen zwaer-tectonische caf&-brug te verbieden. De gefor­

ceerde vervanging van de brug door een ondergrondse verbin-

~

Page 22: Re-Arch

3

ding werd aangegrepen om een 'tunnelzaal' te maken, een ovale

exposltieruimte, waarvan de aanwezigheid slechts wordt verra­

den door de kleur van het straatdek.

In deze gevallen duikt de architectuur ondergronds om de land­

schappelijke of stedelijke omgeving onveranderd te Iaten of bater

tot zijn recht te Iaten komen. Oat geldt ook voor de collegezaal die

Jo Coenen bouwde in Maastricht { 1987), die een combinatie is

van ingraven en blootleggen en dee I uitmaakt van een grater pro­

ject dat weliswaar bovengronds, maar toch grotendeels onzicht­

baar is. De collegezaal (2) is ingegraven in het talud van de stads­

muur, maar is niet onzichtbaar; de kelderverdieping van het

bestaande Jezu'itenklooster is uitgegraven en blootgelegd. De rest

van het project bestaat uit bovengrondse ingrepen waarin de

hand van de architect vrijwel onzichtbaar is gebleven: het aanleg­

gen van een rozentuln, het doortrekken van een pad over de

stadsmuur en het doortrekken van interne verbindingen tussen

bestaande gebouwen, om het geheel tot de binnenstedelijke

campus van de Maastrichtse universitelt te maken. In dit geval

had de architect vooral een goed oog nodig voor hetgeen er al was.

tl 1+1=2

De figuur van cont~ast, waarbij het oude en het

nieuwe gebouw als twee zelfstandige volumes naast elkaar staan

en het oude als architectonisch object zijn integriteit behoudt, is

een van de overheersende concepten waarin Re-Arch in de twin-

· tig.ste eeuw door Nederlandse architecten benaderd is. Het nieu­

we gebouw dient herkenbaar eigentijds te zijn, technologische

veranderingen duidelijk te maken en de Zeitgeist van het oude

zichtbaar te maken, juist door die van nu ertegenover te stellen.

Tegenwoordig is het nog slechts een van de retorische figuren

1 waarmee architecten aan dit theme vormgeven, meestal bij oude

! gebouwen die een belangrijk architectonisch monument zijn. De

onaantastbaarheid van het monument maakt het in zo'n geval

ondenkbaar ingrijpende veranderingen door te voeren en dat ieidt

tot de keuze om de uitbreiding of verbouwing als een los, zelfstan­

dig bouwwerk een pleats te geven naast het oude.

Het antwerp voor het raadhuis in Usquert (3) van Benthem

Crouwel {1979) en de aanbouw aan de Laurenskerk in Rotterdam

{Wim Quist, 1976-1981) zijn hiervan paradigmatische voorbeel­

den; de verbouwing van de Beurs van Berlage is een recanter

voorbeeld, waarbij de uitbreiding niet naast, maar los in het

gebouw ward geplaetst. Oud en nieuw verschijnen als architecto-

' nische iconen, heel en puur, onaangetast.

~ 1+1=1

De vrijheid van handelen is beduidend grater

bij gebouwen die niet de status van monument hebban. Zij zijn

niet onaantastbaar en hoeven niet als zelfstandige entiteit te blij­

ven bestaan. Volgens deze attitude vaart het oude gebouw er wei

bij wanneer het geabsorbeerd wordt als onderdeel van de nieuw­

bouw. Het oude en hat nie'!We worden semen een. Voorbeelden

van daze -meest voorkomende- houding zien we in de Koninklijke

Schouwburg in Den Haag, een co-productie van Charles

Vandenhove en Sol Lewitt, en in de uitbreiding die A+ D + P archi­

tecten maakten voor de Nederlandse Bank in Amsterdam.

Een tussenvorm vinden we in de uitbreiding van het hoofd­

kantoor van Mexx in Voorschoten {Robart Stern), waar de gavel

van de monumentwaardige oude zilverfabriek gerestaureerd is,

maar aan de achter- en binnenkant van een geheel nieuw lichaam

voorzien is. In het interieur is de scheiding nauwelijks merkbaar;

het bestaande gebouw is met zijn uitbreiding tot een nieuw

geheel gemaakt.

Bij de Rijksakademie in Amsterdam {Koen van Velsen) zijn beida

innig met elkaar verweven; aan de sobere bouw van de voor­

malige Kavaleriekazerne is zonder enige terughoudendheid een

nieuw bouwwerk opgedrongen, dat de binnenplaats vrijwel vult.

De vormgeving ervan speelt zowel het contrast tussen baide als

de gelijkenis in vormgeving en materiaal uit.

'·' Contlnuiteit

De figuur van continu'iteit berust op de opvat­

' ting dat de grondslagen van de architectuur niet tijdgebonden zijn

en dat de {architectuur)geschiedenis een continue traditie vormt,

: of zou moeten vormen. In dit denken moeten interventies in histo­

rische gebouwen niet gebaseerd zijn op het verschil met het

bestaande, maar op gelijkenis en congruentie. Maar ook blnnen

daze figuur van continu'iteit tonen de drie gebouwen, die als voor-

~

Page 23: Re-Arch

beeld in dit boek gepresenteerd worden, net zoveel verschillen als

overeenkomsten.

De ltaliaanse architect Grassi heeft het idee van architectuur als

continulteit in zijn (geschreven, getekende en gebouwde) oeuvre

consequent uitgewerkt. De Openbare Bibliotheek in Groningen,

die in 1992 werd voltooid, getuigt van een voor hat theme van dit

boek essentieel en radicaal idee: Grassi maakt geen onderscheid

tussen historische en nieuwe architectuur. Daardoor bestaat er

ook geen pleats voor de bestaande specialisatie tot architect dan

wei restauratie-architect.

In Grassi's opvatting van de architectuur als een tijdloos ambacht

bepalen de universals rationaliteit van het bouwen en de uniciteit

van de locatie semen hat antwerp. De architectuur is ontdaan van

ornament, stijl en representatie en is vrij van psychologische, sub­

jectieve, expressieve of ideologische bedoelingen.

Hat bekroonde antwerp van de gebroeders Wintermans voor de

kasteelru"ine in Deurne doet denken aan een ander project van

Grassi: de verbouwing van het Romeinse theater in het Spaanse

Sag unto tot een modern functionerend theater. Zander de consis­

tentie en noodzakelijkheid die hat werk van Grassi kenmerken

heeft het bureau Wintermans gekozen voor continu"iteit, in de

meest letterlijke en pragmatische zin: de ru"ine wordt voltooid met

vloeren, wanden en ramen, op het grondvlak en in hat verlengde

4

van de bestaande resten. De ruine wordt niet als een pittoreske

folly tentoongesteld, maar opgenomen met een logisch en up-to­

date gebouw, in een 'blanco' en ornamentloze vormgeving. Ook

hier vinden we de combinatie van een idee over de architectoni­

sche essentie van 'hat kasteel' en een site-specific idee over de

samenhang van hat kasteel met zijn omgeving.

Charles Vandenhove's antwerp voor hat Historisch Droogdok in

Hellevoetsluis en zijn stadsvernieuwingsprojecten in Maastricht

en Den Haag tonen dat hij een geheel andere opvatting heeft over

continuiteit dan Grassi. Hij maakt wei onderscheid tussen mode r­

na en pre-moderne architectuur en heeft teruggegrepen naar de

tijd dat de architectuur als systeem nog consistentie bezat: de

achttiende en vroeg negentiende eeuw. Zijn projecten zijn rijk

gedetailleerd en geornamenteerd, met een duidelijke architecto­

nische stijl, die traceerbaar is en communicatief.

c I

.. , ,~· Palimpsest

Als archltectonische metafoor verwijst de

palimpsest naar hat idee van de sedimentaire stad, de stad die

laag na laag groeit door de onvoorspelbare accumulatie van

gebouwen. Daze analytische figuur ward door Fortier, Chaste!,

Rowe e.a. gebruikt in hun analyses van stedelijke ontwikkeling.

Als retorische figuur werkt de palimpsest aileen voorbij een kriti­

sche grens van twee uitbreidingen.

Hat museum Boymans-Van Beuningen (4} in Rotterdam, gebouwd

in 1937 door A.J. van dar Steur, ward in 1960 uitgebreid door

A. Bodon en opnieuw in 1993 door H.J. Henket. Pas bij de laatste

1 uitbreiding wordt het mogelijk hat karakter van hat complex als

~ palimps~st zichtbaar te maken, en de eenheid en hat inclusieve

karakter van het oude gebouw met de uitbreiding aan de ana kant

te verstoren en a an de andere kant te benadrukken.

De retoriek van de palimpsest komt hat sterkst tot uiting wanneer

hat formele of conceptuele verschil tussen de samenstellende

onderdelen van hat complex wordt benadrukt. Dan ontstaat hat

varschil met de anoniame, gagroaide complexen uit vroegera

eeuwen. Elke ingreep verandert de voriga. in het gaval van het

Boymans-Van Beuningen verstarkt hat open en industrials karak­

ter van hat glas-en-staal-paviljoen van Hanket de introvertie van

Van dar Steur's raprasentatieva bakstanen doos. In hat geval van

hat Centraal Museum in Utrecht werpen de verschillende uitbrei­

dingen binnen dezelfde functionele entiteit Iicht op elkaars archi­

tectonische identiteit: de grondgebondenheid van Van Schijndel

(1988), de rigide strengheid van Stephana BeEtl (1995) en de tijda­

lijkheid van de erkar van Joep van Lieshout (1994), die aan de

gavel komt te hangen.

Als een Cadavra Exquis breidt de palimpsest zich uit met een fun­

damentals ambivalentie: terwijl elke ingreep zelfbewust zijn

oplossing poneert, is de onvoorspelbare wijze waarop hat de

recaptie van zijn voorgangers be"invloedt ean voorafspiegeling

J van hetgeen een volgende uitbreiding onherroepelijk met hemzelf

zal doen.

,.. , ~ Haremletkreeft

De meeste publieke belangstalling bestaet

voor een specifiek soort Re-Arch: namelijk voor de inventieve en

vaak curieuze herbestemmingen van bijzondere oude gebouwen

zoals vuurtorens, pakhuizan, electriciteitshuisjes, kerken en

fabrieken. Daze vorrnen van hergebruik hebben in de eerste

pleats hat behoud van hat beeld van hat gebouw tot doel. Oat

beta kent dat meestal als strategie gekozen wordt voor aen restau-

retia van de gavels en ean uitholling van hat interieur om hat

gebouw geschikt te maken voor zijn nieuwe functie. De identiteit

en hat beeld van de nieuwbouw ontleent daze geheel aan hat

t

Page 24: Re-Arch

oude gebouw. Vorm en inhoud corresponderen niet meer met

elkaar, maar dat is niet bezwaarlijk; de gelaagdheid, die op daze

manier ontstaat, is immers een wezenskenmerk van hat stedelijk

landschap.

Terwijl ooit hat principe van hergebruik, van uitholling en herin­

richting, elke vorm van retoriek kon ontberen omdat hat econo­

misch vanzelfsprekend was, moat nu een omgekeerde bewijslast

geleverd worden: met architectonisch-eulturele argumenten moat

hat behoud van hat monument bedongen worden. In plaats van

de vraag: waarom zou je hat afbreken? wordt in onze tijd de vraag

gesteld: waarom zoujejlet Iaten staao? Jnmiddels lijken de nieuwe

milieuwetten en de doorberekening van milieulasten opnieuw

voor een omkering te gaan zorgen vanuit hat solide en over­

tuigende argument van economische besparing.

Aileen a lin hat laatste decennium zijn er honderden meer en min­

dar geslaagde projecten voor hergebruik uitgevoerd. Wonen

(wanneer hat oude gebouw zich eJVoor Jeent), culturele en muse­

ale functies (bij excentriekere ruimtes) of een combinetie van

beida zijn de meest voorkomende nieuwe bestemmingen'.

Een van de meest geprezen verbouwingen van een industrieel

gebouw tot museum is die door Benthem Crouwel van wol­

spinnerij De Pont (5) inTilburg (1992). Hat is de kern van hat stede­

bouwkundige plan 'Thomas de Beer-driehoek', een informeelen

5

ambigu plan met woningbouw van Rudy Uyttenhaak. Wiel Arets

enWillem-Jan Neutelings.

Twee jaar lang ward hat spinnerijcomplex onderworpen aan een

geleidelijke purificatie, waaruit de fabriek als Museum tevoor­

schijn kwam. Dit ontwerp is niet getekend en gebouwd, maar

door experimenten en proefopstellingen langzaam gegroeid. De

horizontals platte hal, met een sheddak op stalen kolommen,

ward ontdaan van alias wat niet-eonstructief en niet-origineel

was. Door een veJVanging van de glazen kappen ward de exposi­

tieruimta 300% Iichter. Slechts op drie plekken hoefde een muur

doorgebroken te worden om hat museum functioneel te maken,

met werkruimte voor de stat, voorzieningen voor hat publiek en

een depot voor de collectie. De bestaande materialen, kleuren en

details waren hat uitgangspunt voor de nieuwe inrichting, eve nels

een strikte scheiding tussen oud en nieuw. Net als in de fabriek

bepalen glas, steal en hout -maar dan 'op chique'- het karakter van

hat nieuwe gebouw.

Wanneer hat oude gebouw getransformeerd wordt tot woningen

gaat het dikwijls om woningwetwoningen. In tegenstelling tot

Parijs, Londen en New York wear al jaren een /oft-wooncultuur

bestaat. vinden we in de Nederlandse steden weinig duurdere

appartementen in pakhuizen, fabrieken e.d. Oat is jammer, want

er zijn vale gevallen waarin hat apparaat van volkshuisvestingsr&­

gels slecht past bij de weerbarstigheid van hat gebouw in kwestie,

waardoor hat monument uiteindelijk hat loodje legt. In andere

gevallen moeten 'zichtbare concessies gedaan worden om hat

nieuwe programma in hat monumentale-keurslijf te persen". De

moeizame verhouding tussen monumentenzorg en volkshuisves­

ting ward in 1990 opnieuw door Noud de Vreeze aan de orde

gesteld. Hij bracht near voren dat hat bij hergebruik essentiele

ontwerperstalent incompatibel lijkt te zijn met de interesse van

volkshuisvesters, die gevoeliger zijn voor kwantitatieve, functio­

nele en financiele argumenten'.

Hoe hat hergebrulk van monumenten voor woningbouw als archi­

tectonisch probleem opgevat wordt, is hat best omschreven door

Joop van Stigt (EntrepotdokAmsterdam), die als een expert op dit

terrain beschouwd mag worden. Hij formuleerde dat nieuwbouw

functioneel niet ondergeschikt moat worden gemaakt aan hat

monument, maar architectonisch will. Er is dus sprake van

behoud van hat oude, maar zo min mogelijk van een interpretatie

of toevoeging. Hat oude verleent betaken is en beeld aan hat nieu­

we, maar niet andersom.

Twee van de uitzonderingen op Van Stigt's doctrine vinden we in

Groningen: de drukkerij van Wolters-Noordhoff, die door Kees

Rijnboutt verbouwd ward tot wonlngen en studio's en hat pakhuis

Albion (Thomas Muller). Dit laatste wist evenmin aan de ijzeren

~

Page 25: Re-Arch

hokjesgeest van de woningwetregels te ontsnappen, maar heeft

wei een spanning weten te creeren tussen oud- en nieuwbouw;

nietalleen in hat beeld, maarook in hat bewonen van hetcomplex

is de geschiedenis expliciet aanwezig, met zijn ongebruikelijke

woningvarlaties en zijn onconventionele ruil van functioneel

woongenot voor hat excentrieke woongenot van een wintertuin

aan hat water of een cltadelwoning boven in hat pakhuis.

Recapltulatie 1) Hat contextualisme uit de jaren zeventig en

tachtig vatte zijn relatie tot de historie op als een geschematiseer-

de imitatie, als een lijken op hat oude, met een nadruk op klein­

schaligheid. Op dit moment bestaat er een complexere en interes­

santere manier waarop architectonische thema's verwerkt en

gerecapituleerd worden in een nieuw ontwerp. Daarbij kunnen

we een formeel-opportunistische en een ideologisch-methodi­

sche houding onderscheiden.

In de uitbreiding van de bank MeesPierson in Rotterdam heeft

Rob van Erk zich Iaten lei den door een groot gevoel voor de eigen­

aardigheden en de bijzondere kwaliteiten van hat oude gebouw

van Van Nieuwenhuyzen, Van dar Heijden en Moerman (1943-

1950). Een vreemde wandbetimmering met gelakte schrootjes en

vitrines, een plafondversiering of marmeren zuiltjes met een

gebeeldhouwd kapiteel duiken als relicten van de oude geexal­

teerde architectuur op temidden van de efficientie van hat moder­

ne bankkantoor. Duidelijk vanuit een persoonlijke bewondering of

fascinatie heeft Van Erk ze bewaard, zonder ze als thema in hat

interieur terug te Iaten komen. Oat is anders in hat exterieur.

Zonder een morale angst voor schaalvergroting komen de oculus­

vormige vensters en de rusticablokken van hat basement van de

oude bank op 80 meter hoogte terug in een kolossale versie. De

kenmerkende aspecten van de bestaande architectuur zijn op een

prettig-opportunistische manier opgenomen in het rationale sche­

ma van de nieuwbouw, bestaande uit drie stroken rond hat can-

' trale atrium, dat uit hat oude gebouw groeit.

Bij restauraties of interventies in belangrijke monumenten van

hat Nieuwe Bouwen wordt hat niet als integer beschouwd om de

formele eigenschappen van hat oorspronkelijke werk te imiteren,

maar wei om de ontwerpmentaliteit van de oorspronkelijke ont­

werper te recapituleren. Psychologisch is hat natuurlijk een moei­

zame vraag: hoe zou de oorspronkelijke ontwerper gewerkt heb­

ben met de middelen van vandaag? De beantwoording hiervan

~

lijkt onmogelijk, behalve wanneer de identiteit van die ontwerper

is vastgelegd in een bureaumentaliteit, zoals min of meer hat

geval is bij bureau Van den Broek en Bakema. Hat 'levenswerk'

van hat bureau, de Van Nellefabriek, werd door Meindert Booij uit­

gebreid met een koffiesilo, die zowel stilistisch als ideologisch de

lijn van Van derVIugt doorzet.

6-' ; Face-lift Gevaarlijk dichtbij komt de geschiedenis in de

transformatie van architectuur uit de jaren vijftig en zestig, waarin

voor woningblokken en kantoorgebouwen overwegend de figuur

van de face-lift gekozen wordt. Met een gemiddelde levensduur

van circa 25 jaar is hat renoveren van kantoren a an de orde van de

l dag. Architectonische kwaliteit is zelden een overweging tot hat

behoud van daze gebouwen, die te jong zijn om een monumen­

n tenstatus te bezitten; economische redenen will. Wanneer de tech­

' nische uitrusting en hat imago van het gebouw niet meer voldoen

, Is het afdoende om de installaties te vernieuwen, de technologie

te moderniseren en de gavel door mlddel van design aan te pas-

• sen. Dergelijke metamorfoses dragen nlet aileen bij aan hat

imago van hat bedrijf, maar vaak ook aan hat beeld van de stad.

Daarnaast zijn de problemen met naoorlogse kantoren dikwijls

van stedebouwkundige aard. Doordat het autonome objecten zijn

waarvan de begane grond niet openbaar is, noch winkels of ande­

re activiteiten kent. is de voorspelbare behoefte ontstaan om ze te

verbinden aan hun stedelijke omgeving. Hat is echter opvallend

hoe troebel de argumentatie is over renovatie dan wei afbraak. In

de beargumentering van de afbraak van hat Groningse stadhuis

van Vegter (1949-1962) en hat Maupoleum in Amsterdam (Zanstra,

Gmelig-Meyling, De Clerq-Zubli, 1971) is moeilijk uit te maken wat

de redan voor nieuwbouw is: hat programmatisch disfunctione-

~

Page 26: Re-Arch

ran van het gebouw of de abstracts vormgeving van de architec­

tuur. Waarschijnlijker is det het inspelen op populistische senti­

menten over deze architectuur gebruikt wordt als manier om

gemeentelijke vastgoedoperaties geaccepteerd te krijgen.

Van een duidelijk verlangen om de zestiger jaren uit de geschiede­

nis te zuiveren is sprake bij hetTransitorium in Den Haag, een in

1967 door Lucas en Niemeijer ontworpen kantoortoren, gebouwd

met het jack-block systeem en vliesgevels. In de voortdurende

herontwikkeling van het Haagse centrum werd voor het gebied

van de toren een verdichtingsplan gemaakt. Daarbij ward hat

Transitorium door Michael Graves onherkenbaar versierd: het

onopvallende grid van de toren wordt getransformeerd in een

icoon met twee hoge puntgevels en zadeldaken.

Een dergelijke vorm van Re-Arch kunnen we het best karakterise­

ren als recycling. Hat constructieve skelet wordt opnieuw

gebrulkt, maar uiterlijk herinnert niets aan het oude gebouw.

Een kleine reminder vinden we in het politiebureau van Maarten

Struys aan de Coolsingel in Rotterdam (6). Daar steken de bakste-

nan erkers van hat sombere wederopbouwkantoor door de olijke

roze stuclaag. De golvende dakopbouw, de hardblauwe kleur van

de uitbreiding en de opvallende detaillering leveren in hat voorbij­

rijden een stortvloed san vrolijke beelden op, waarmee hat poli­

tiebureau-nieuwe stijl gerepresenteerd wordt.

' De gelaagdheid en de letterlijke oppervlakkigheid, die het wezen

is van de face-lift, is bij weinig projecten tot een inhoudelijk thema

' gemaakt, behalve bij de verbouwing van hat Amersfoortse

kantoortje ACOM door Ben van Berkel. De interventie is een

wrBpping, een inpakprocedure, die de aanwezigheid van het

oorspronkelijke gebouw doet vermoeden achter de bekleding met

matglazen panelen en houten lamellen.

1. De publilunle Monuments/a gebouwen herbsstemd. Restaurstle, transformat/e en h&rrJ&brolk vsn grot9 comp18X8n. die In 1994 ward gemaakt door de Rljksdlenst voor de Monumentenzorg. geeft een beachrijvlng van de herbestemmlng van 18 c:om­plexen, met veellnformatfe over de organlsatorlsche, flnanciBie en architectonische compHcatles biJ daze projecten.

2. E. Koster. 'Herbestemming: nleuwbouw In hlstorisch oontext'. De Architect 1989 nr.37. Theme: Monumentenmrg. 3443

3. Noud de Vreeze, •Monumentemorg in de volkshulsvesting. Tussen prestigleuze projecten en hat gewone werk'. Arch is 1990 nr.S. 23

~

Page 27: Re-Arch

Museum Bee/den aan Zee

Het Museum Beelden aan Zee, naar antwerp

van Wim Quist, is een voorbeeld van wat we.!D.9!!!!!!::~~

zouden kunnen noemen. De keuze voor deze stretegie is made

bepaald door de eisen en wensen van de verschillende belang­

hebbende partijen en door de aard van de_gpJ1~8~: een duin aan

het strand van Scheveningen met daarop een Palladiaans pavil­

joen. Omdat de locatie een zwakke plek vormt in de zeewering

eiste het Hoogheemraadschap dat <:le bouw van het museum

geen afbreuk zou doen san het duin. Het zand dat werd afgegra­

ven voor de bouw is daarom weer rondom hat gebouw terug­

gebracht, zodat de natuurlijke waterkering niet san sterkte heeft

ingeboet. Monumentenzorg schreef bovendien voor dat het pavil­

joen haar autonomie In het landschap zou behouden. Oat Quist's

project vrijwel onzichtbaar zou worden, was dus van te voren al

gegeven. Vanaf de boulevard gezien is van het museum aileen

een kaal-betonnen muur zlchtbaar. De associatie met diep in hat

zand verschanste bunkers is dan ook onontkoombaar. Door de

verfijnde afwerking en de zandkleur van de betonnen muren ver­

dwijnt echter hat negatieve, apocalyptische aspect van daze asso­ciatie en blijft daze puur arch1i8ctoni~:· -~

Hat paviljoen Von Wied, dat in 1826 door

koning Willem I werd gebouwd als kuuroord voor zijn ziekelijke

vrouw, is geconcipieerd door architect Adriaan Noordendorp. De

symmetrie van diens plattegrond heeft zowel op de vroegere uit­

breiding als op de aanbouw van Quist een gebiedende werking

gehad. De nieuwe muren vormen twee identieke rondingen, die

op grotere schaal de ronde delen van de uitbreiding aan de land­

zijde herhalen (Jan limburg, 1918). Deze vormen op hun beurt

weer een verdubbeling .van de enkelvoudige ronding van het

paviljoen aan de zeezijde. Waar de rondlngen van Quist blj elkaar

komen en instulpen -de cleavage- torent het paviljoen uit over het

duin. Aan de noordzijde van het museum bevindt zich een recht­

hoekig volume dat de verscholen ingang bevat en dat de enige

onregelmatigheid vormt binnen de verder symmetrische platte­

grand.

De twee cirkelsegmenten van de plattegrond, die zich san weers­

zijden van het paviljoen uitstrekken, zijn san elkaar geschakeld

door een centrale gang. Het noordelijke segment is grotendeels

overdekt en heeft twee patio's. Het zuidelijke segment bestaat uit

twee patio's en twee terrassen die door een hellingbaan langs de

buitenmuur en door trappen worden ontsloten. Het expositie­

oppervlak bevindt zich merendeels in de open Iucht. Door de

glazen wenden die binnen en ~uiten scheiden kan men de

patio's inkijken.

Een centrale positie is gegeven san de bestaande kelder van het

paviljoen. Deze is enigszins verdiept om zo op het vloerniveau van

het museum a ante sluiten. De rest van hat paviljoen, det zich ach­

ter en boven de kelder bevindt, behoort toe aan de litera ire socie­

teit 'De Witte' en maakt geen deal uit van hat museum. Door de

lage kruisribgewelven wit te pleisteren en er en kale beelden in te

plaatsen heeft Quist de kelder in een crypts veranderd. Tegenover

de crypte bevindt zich de enige plek binnenin het museum dat een

uitzicht geeft op de zee. Vanaf een bank kan men zich a an contem­

platie overgeven bij hat stukje Noordzee dat als een zeezicht

omkaderd wordt door de lijst van het raam. Hat is de enige ope­

ning in de buitenmuur. De sacrale steer van de oude kelder door­

dringt ook verder het gebouw, waa·rvan het materiaal en het kleur­

gebruik even sober is. Hat religieuze ontzag voor een als subliem

opgevatte natuur, typisch voor zeegezichten in de romantische

periode, kan als een leitmotif gezien worden in het ontwerp van

Quist. De monotonie van hat vale baton en het kleurgebruik ver­

binden het gebouw aan de oneindige zandvlakte en watermassa

nog geen tien meter ervandaan, san de Noordzeekust niet aileen

als werkelijkheid maar ook als idee. Het gebouw lijkt verwant san

de kokkels die te vinden zijn op datzelfde strand: rond en symme­

trisch, net onder hat zand uitkomend, glad geschuurd door het

water en gebleekt door het zout. Het museum is een ambigue

relatie met hat paviljoen aangegaan. De nieuwbouw past zich

enerzijds aan, door zich te voegen in het landschap en hat pavil·

joan visueel te ontzien. Anderzijds staat het los van de oudbouw

en trekt zich er nauwelijks iets van aan. Hat kan zich dat veroorlo­

ven omdat het museum voor het grootste deal ondergronds is.

Een vervreemdend effect ontstaat wanneer vanuit sommige

patio's en de terrassen ineens het paviljoen zichtbaar wordt. Het

gebouwtje wordt Mn van de beelden, bevroren in Quist's baton­

nan duinpan. Bovendien hebben de natuur-associaties die de

nieuwbouw oproept en haar onzichtbaarheid tot effect dat juist

het peviljoen van Willem I ervaren wordt als de ingreep in

het bestaande.

~ .. I o

Page 28: Re-Arch
Page 29: Re-Arch
Page 30: Re-Arch

Rijksarchief Limburg In de verbouwing en uitbnsiding van het

Rijksarchief Limburg (RAL) is hat graven of blootleggen tot onder­

warp gemaakt. De grond fungeert als depot van het meteriele

archief van de stad. De~ stad, de gelaagdheid van

Maastricht, wordt op verschillende plekken zichtbaar gemaakt,

waardoor het gebouw een archeologisch aspect krijgt.

In het historische centrum van Maastricht wordt vanaf 1987 de

Minderbroederskerk en het gebouwencomplex dat er in de loop

der tijden omheen ontstaan is verbouwd, om te kunnen voorzien

In de nieuwe eisen van het Rijksarchief Limburg. Met de explosie­

ve groei van aile functies van het RAL (behoud, opslag en open­

stalling van de verzameling) ward de beschikbans ruimte in het

complex te klein. Daarblj voldeed de rulmte niet meer aan de

ldimatologische eisen voor archiefopslag. Er is enige tijd over­

wogen het archief, dat vanaf 1939 op daze locatie is gevestigd,

in nieuwbouw buiten de stad onder te brengen. Om de bereik­

baarheid van het archief en het gebrulk van het oude complex te

waarborgen ward toch besloten een uitbreiding te maken.

Omdat het gebouw in een beschermd stadsgezicht ligt en het

complex op de monumentenlijst staat was de kernvraag hoe men

nieuwbouw een tweede binnenplaats is ontstaan. Daze is vrij toe­

gankelijk vanaf de straat.

Verschillende ingrepen in hat gebouw willen de occupanten en

bezoekers van het gebouw bewust maken van de geschiedenis

van deze omgeving. Het centrale punt in de uitbreiding is de

dienststraet die op hat eerste kelderniveau langs de kerk leidt.

Hier zijn de fundamenten van de kerk blootgelegd en kan het

publiek vanaf de omgang op de begane grond een blik werpen op

een deal van de kerk dat anders verborgen zou zijn. Bovendien

wordt hier de publieke ruimte visueel verbonden met het onder­

grondse depot dat verder verscholen blijft. De kerk zal na reno­

vatie en verbouwing (derde fase, begonnen in 1995) vanaf de

omloop bereikbaar zijn via een brug. Daze biedt over de dienst­

straat en door een opening in de kerkmuurtoegang tot de nieuwe

studiezaal.

De gelaagdheid van de stad wordt ook In de oude hof zichtbaar

gemaakt. Hier zijn na bodemonderzoek de resten van de oude

stadsmuur gevonden, die dateert uit 1229. De muur is uitgegra­

ven en als een van de vela archief5tukken in het gebouw tentoon­

gesteld. Om de aanwezigheid ervan ook aan voorbijgangers op

:~

het oppervlak kon verdubbelen zonder de omgeving geweld aan straat kenbaar te maken is een bras geslagen in de westgevel op

te doen. Naast daze consideraties wezen ook de klimatolog ische de plek waar de stadsmuur liep. Daze bras, die over twee bouw-

eisen in de richting van ondergronds bouwen, omdat het grootste lagan de gehele gavel en gedeeltelijk de vloer van de verdieping

gedeelte van de uitbreiding uit depotruimte zou bestaan. doorklieft, creeert een vide. Van Roosmalen heeft de gevlochten

Aangezien de archiefstukken in een temperatuur van 18"C, dus vrij bewapening van de vloer die hierbij te voorschijn kwam omgebo-

koel bewaard dienen te worden, konden op daze wijze zaer veal gen tot een railing. Via de opening kan men het restauratie-atelier

energiekosten worden bespaerd. Een complicatie bij daze optle blnnenkljken en wordt Biin van de belangrijkste functies in het

was dat het riviertje de Jeker juist hier ondergronds lengs het ter- gebouw openbaar gemaekt.

rein loopt. De betonnen kelders zijn daarom in folie ge'lsoleerd Aan de oostkant van het complex, waar de nieuwbouw aansluit

zodat zij waterdampdicht zijn. In 1994 en 1995 kwam hat water van op de commandantswoning, heeft de architect de spitsbogen van

de Meas echter zo hoog dat op het punt waar de kelders aanslui-~ de vroegere kloostergang in ere hersteld. Dit oude motief wordt

ten bij de kerk toch lekkage ontstond en het archief in gevaal voortgezet in een hedendaagse betonnen portico, zodat hat aan-

dreigde te komen. Men is daarom tot injectie van de betonmuren grenzende terras bij de cafeteria wordt omsloten.

overgegaan. In de nieuwbouw wordt een continuering van hat bestaande '

De verbouwing vindt in drie fasen plaats. In 1987 ward begonnen nagestnsefd: in hat maken van de nieuwe omloop en bijbehorende

met de nsstauratie en aanpassing van de commandantswoning hot, in hat gebruik van dezelfde gele merge! waaruit de oudbouw

voor de inventarisatlewerkzaamheden van het archief. In 1994 is is opgetrokken en in het doorzetten van de daklijstprofilering.

in de tweede fase de gehele uitbreiding gereed gekomen, waaron- Desondanks blijven de nieuwe toevoegingen duidelijk herken-

der de drie kelderl~gen. Door middel van een glazen omloop, baar. Zij abstraheren en vormen varieties op het bestaande in

geTnspireerd op de kloostergang die hier ooit heeft gestaan, zijn hedendaagse materialen en kleuren.

de verschillende gebouwen van het complex verbonden. De

bebouwing rond de bestaande westelijke hot, dat in de jaren der-

tig grondig is verbouwd, wordt nu san de kerk en de comman-

dantswoning verbonden, zodat met de U-vormige bovengrondse

~

Page 31: Re-Arch
Page 32: Re-Arch
Page 33: Re-Arch

P..t C:.IQ

De Beurs van Berlage

De Beurs van Barlage, die bijna een eeuw gale­

den gebouwd werd, is vanaf 1990 toegankelijk voor zowel kunst­

als muziekminnend publiek. Toan de laatste beursfunctie in 1987

verhuisde kon het gebouw eindelijk de rol krijgen die Barlage in

gedachten had toen hij het ontwierp: een Palazzo Publico, waarin

aile kunsten verenigd zouden kunnen worden. De renovatie en

aanpassing van de Beurs van Barlage voor het Nederlands

Philharmonisch Orkest door Pieter Zaanen sluit het lange traject

af naar het realiseren van een passende nieuwe bestemming voor

een van Nederlands belangrijkste architectuurmonumenten.

Zoals vaker in de omgang met monumenten van grote cultuurhis­

torische waarde (bijvoorbeeld in de uitbreiding van Pi de Bruyn

voor het Arnsterdamse Concertgebouw) wordt ook dit ontwerp

bepaald door een met vee I retoriek uitgedragen tactiek van~­

!!!!!!!!.li!J· In de voormalige graan- en effectenbeursen zijn een con­

certzaal (voorheen WANG-zaal, nu Yakult-zaal, 700 plaatsen) en

een repetitiezaal (AGA-zaal, 200 plaatsen) gerealiseerd, die het

bestaande gebouw geheel intact Iaten en zelfs geheel ongedaan

te maken zijn. De verbouwing behelst, naast daze zalen en de

inrlchting van bijbahorande ruimtes, de herinrichting van het cafe

en de verplaatsing en aanpassing van de hoofdingang aan het

Damrak. De nieuwe inrichting citeert een aantal karaktaristieken

van de oudbouw. De kleuren blauw an geel zijn overgenomen uit

de decoratias van Barlage en de tegeltableaus van Toorop.

Daarnaast is in de meubelontwerpen en decoratie veelvuldig

gebruik gemaakt van de Egyptische driehoek waarop Barlage de

gevelcompositie ais totaiiteit baseerde. De repetitiezaal is de

enige architectonische ingreep.

Om de twee zalen tegelijkertijd te kunnen gebruiken werd het

probieem van geiuidsdichtheid bepalend voor het ontwerp.

Na onderzoek bieek dat het isoieren van de scheidingswand tus­

sen de zalen de ruimte teveel zou be'invloeden. Een logische

oplossing lag in hat bouwen van de repetitieruimte als een zasl in

een zssl, zodat de wand onaangetast kon blijven. Zaanen ont­

wierp met constructeur Mick Eekhout en akoestisch specialist

Rob Metkemeijer een giazen doos die diagonaai in de ruimte

geplaatst werd.

De glazen wanden zijn 'afgespannen', zodat zo min mogelijk con­

structie-elementen het zicht near binnen en buiten belemmeren.

Het ruimtevakwerk dat het glazen plafond draagt, de kolommen

en de tuidradan zijn aile aan de binnenkant van de doos verwerkt,

zodat de buitenkant zo neutraal mogelijk is ten opzichte van de

omgeving. De glazen panelen zijn aan elkaar geschakeld en han­

gen letterlijk als gordijnen aan de constructie. De bovenste glas-

platen dragen zo de glasplaten daaronder.

Zijn architectonische expressie ontleent de zeal aan de materUile

eigenschappen van glas en staal, maar tegelijkertijd aan het

immateriiile aspect van glas. Daarin sluit het aan bij Barlage's

pogingen het natuursteen, baksteen en steal van zijn buitengevels

zoveel mogelijk van masse te ontdoen met een plat en grafisch

effect. Zaanens glazen doos ~aat echter in het gebouw; hier zljn

Barlage's gavels juist zwaar tectonisch en zoeken zij het contrast

met de glazen en ijzeren dakconstructie, een contrast dat door

Zaanen op de spits gedreven wordt.

Het gelamineerde en getinte glas geeft onder invloed van het ver­

anderende Iicht verschillende verschijningsvormen aan de zaal.

Wanneer de zaal niet in gebruik is heeft het glas een hoge reflec­

tiewaarde, waardoor een glanzende zwarte doos de omgeving

domineert. Zodra het publiek de doos binnen gaat is de verlich­

ting binnen en buiten de doos van gelijk niveau en is het glas

maximaal transparent, zodat de wanden wegvallen en de omlig­

gende architectuur van Barlage het interieur bepaalt, weiiswaar

gefilterd door tuidraden, trekstangen en andere high-tech orna­

menten. Tijdens het concert dooft het Iicht buiten de doos.

Van binnen uit zijn de wanden nu ondoorzichtig, maar van buiten af

zijn deze juist transparent en vormt de zaal het stralende middelpynl

De doos vormt in elke gedaante een contrast met de architectuur van

Barlage. Wilde Barlage het wezen van 'de muur' tonen in zijn matte

naaktheid, de gordijnwanden betuigen respect aan de oude meestar

door het toevoegen van een blinkend beeld van transparantie.

08 '>11/cun-ZBBI

~

Page 34: Re-Arch
Page 35: Re-Arch

Anne Frank Museum

Totdat het dagboek van Anne Frank werd ge­

vonden was Prinsengracht 263 een doodgewoon grachtenpand

tussen de duizenden die Amsterdam telde. lneens werd dit huis

en vooral hat bijbehorende achterhuis een tastbaar stuk geschie­

denis, dat vertelt van de jaren waarin Anne en haar familia tijdens

de Tweede Wereldoorlog hier ondergedoken hebben geleefd en

dat hun ervaringen bijna voelbaar maakt. In 1957 werd de Anne

Frank Stichting opgericht en werd hat pand semen met nummer

265 tot een museum gemaakt. Elk jaar stromen meer dan 600.000

bezoekers vanuit de hale wereld toe om de ruimtes, waar zich het

ge"isoleerde Ieven van de familia Frank heeft afgespeeld, mat

eigen ogen te zien en te beleven. De krochtige houten gangen en

trappen, die naar het achterhuis leidden, droegen hat claustrofo­

bische gevoel van het ondergedoken zijn goed over, maar konden

op een gegeven moment de mensenmassa's niat meer aan.

Daarnaast was het grachtenpand niat berekend op de muse ale en

educatieve activiteiten van de Anne Frank Stichting. Maar buiten

kijf stond natuurlijk dat hat achterhuis in zijn oorspronkelijke staat

-als ee.n schrijn- bewaard moest blijven. Dit was de complexe pro­

blematiek die in 1987 de meervoudige opdracht voor een ver-

bouwing en uitbreiding van hetAnne Frankhuis bepaalde.

Benthem Crouwel Architekten zochten de oplossing in een glazen

laagbouw in de tuin, zodat de panden aan de Prinsangracht ver­

bonden werden mat hat nieuw verworven pand aan de

Westermarkt. De bezoekers zouden zo, na het achterhuis en de

tentoonstellingen aan de Prinsengracht te hebben bezocht, via

een nieuw trappenhuis naast het achterhuis het paviljoen in de

tuin bereiken en dan aan de Westermarkt het museum verlaten.

Voor groepen was een a parte routing ontworpen beginnend bij de

Westermarkt, zodat zij zo strategisch mogelijk fangs de stroom

individuate bezoekers geleid konden worden. Door daze bypass zou het gedrang in de gangen en op de trappen van Prinsengracht

263 opgeheven worden.

Het glazen paviljoen was bestemd voor horeca en tentoonstellin­

gen over contemporains uitingen van rassehaat. In het pand aan

de Westermarkt waren de museumwinkel, een filmzaal en daarbo­

ven kantoren voorzien. Door de uitbreiding kon de binnenplaats

tussen voor- en achterhuis teruggebracht worden. Op de begane

grond na werd hat achterhuis daarmee geheel gereconstrueerd in

de staat waarin het verkeerde In 1944, toen de Franks warden

afgevoerd.

Benthem Crouwels ontwerp betekende een totale transformatie

van hetAnne Frankhuis als een visuals ervarlng. Vanuit de fabriek­

achtige laagbouw van glas en steal werd het achterhuis via de tac-

tisch geplaatste sheddaken van aile kanten zichtbaar en begrijpe­

lijk gemaakt. Dit laetste was precies het bezwaar dat

Monumentenzorg tegen het plan had. Juist de raison d'lltre van

het achterhuis, hear verscholen en geisoleerde ligging, die haar

bewoners beschermde tegen hat alziende oog van de joden­

vervolging, werd teniet gedaan. Buurtbewoners hadden heel

andere bezwaren tegen de uitbreiding in de tuin; zij hadden geen

behoefte san bouwactiviteiten, bezoekers en horeca in 'hun' bin­

nenterrein. Bovendien hadden zij bezwaren tegen het verdwijnen

van da in hat dagboek beschreven kastanjeboom, waarop het ach­

terhuis uitkijkt. Het zes meter hoge portret in de glazen gavel aan

de Westermarkt vonden velen smakeloos. Het Anne Frank

Museum kreeg geen toestemming om het plan uit te voeren en

ging semen met Benthem Crouwel op zoek naar een andere

oplossing. Deze diende zich aan toen het museum hat pand op de

hoek van de Prinsengracht en Westermarkt in hear bezit kreeg. Het

studentenhuis mocht afgebroken worden als elders in het project

een aantal HAT-eenheden teruggebrachtwerden.

De extra ruimte maakt het mogelijk aile functies uit nummer 263

te verhuizen. Daardoor kan het gehele pand, als een museaal

object, teruggebracht worden near de toestand van 1944. Op de

begane grond wordt hat kruidenmagazijn van Otto Frank gere­

construeerd, waarbij zelfs geur wordt ingezet om een authentieke

en veel completere historische ervaring teweeg te brengen dan

met aileen het achterhuls mogelljk is. Ook de dubbele trap, wear­

van een dee! naar de kantoorruimtes van het magazijn leidde en

hat andere naar het bovenhuis, wordt gereconstrueerd.

Vanzelfsprekend wordt ook de binnenplaats teruggebracht, zodat

de structuur van voor- en achterhuis weer ervaarbaar wordt.

Het publiek komt straks binnen in de nieuwbouw, van waaruit

men een bezoek brengt aan het gerestaureerde huis. In nummer

265 wordt een nieuwe trap gebouwd, zodat een rondlopend

circuit ontstaat en de stromen bezoekers moeiteloos door het

gebouw geleid kunnen worden. Aileen op de eerste verdieping

van het a<J'terhuis is geen doorstroom mogelijk. Om dit op te los­

sen heeft ~en in de keuken en in het kantoor van Otto Frank een

videocamera geplaatst, zodat men in real time de onbeweeglijke

ruimtes kan gadeslaan op een scherm op de overtoop. De ten­

toonstellingen kunnen plaatsvinden op de eerste en tweede ver­

dieping van de nieuwbouw waar een lichthof is ontworpen,

analoog aan de oude structuur met voor- en achterhuis. In het

pand aan de Westermarkt komt hat kantoor van de Stichting, zodat aile museumfuncties geconcentreerd blijven aan de

Prinsengracht. Op de hoek zijn vanaf de tweede verdieping

~

Page 36: Re-Arch

HAT-eenheden ontworpen.

Terwijl het eerste ontwerp -in glas en staal en met het metershoge

portret van Anne Frank- vooral het contrast met de omgeving

zocht, hebben Benthem Crouwel de recente uitbreiding zo ont­

worpen dat daze aansluit bij het ritme van smalle grachtengevels.

Ze zijn opgebroken in kleinere vlakken van steeds andere dimen­

sies en opgedeeld in basement en bovenbouw, zodat een contex­

tuele gavel ontstaat die toch modern is gedetailleerd, zoals we dat

van Benthem Crouwel gewend zijn. De bekleding van de gavels

wisselt steeds tussen glas in het basement en baksteen of ver­

schlllende soorten metalen lamellen in de bovenbouw. De diffe­

rentiatie in de gavel maalct bovendien inzichtelijk welke functies er

zich achter bevinden.

Het effect van het nieuwe plan op de beleving van het achterhuis

is totaal anders dan in hat eerste plan. Nu het gehele pand op

nummer 263 een historische reconstructie is, zonder didactische

tentoonstellingspanelen, wordt een autonoom object gecreeerd,

een in zichzelf gekeerd universum, zoals dat in het dagboek

beschreven wordt. Dit is precies waarvoor de bezoeker komt.

Eerste antwerp: axonometrie vanaf de tuinzijde

Doorsn«Je. tn9t in ds inzet de gBVeJ aan de YrestetmBrtt

Page 37: Re-Arch
Page 38: Re-Arch

Rijksakademie voor Beeldende Kunsten

In 1992 ward, na een verbouwing en uitbrei­

ding door Koen van Velsen, de voormalige Cavaleriekazerne

aan de Sarphatistraat betrokken door de Rijksakademie voor

Beeldende Kunsten. Hiermee ging oc;>k de Rijksakademie zelf een

nieuwe fase in. De verbouwing is een indirect gevolg van de

rigoureuze modernisering van de opleiding begin jaren tachtig.

Van een Akademie in de formele, aan de Beaux Arts ontleende

batekenis, is in daze nieuwe organisatie niet Ianger sprake.

De installing biedt een groep streng geselecteerde kunstenaars

vanuit de hale wereld, die na hun kunstopleiding al enige tijd zelf­

standig aan het werk zijn, de mogelijkheid zich een of twee jaar

geconcentreerd verder te ontwikkelen. De zestig kunstanaars die

worden aangenomen krijgen een eigen atelier en een werkbudget

tot hun beschikking; daarnaast kunnen zij gebruik maken van

faciliteiten, ~oals de verschillende technische werkplaatsen en de

bibliotheek. Dit alles staat ten dienste van de eigen projecten van

de kunstenaars; niets moat in de Rijksakademie. Essentieel is

de mogelijkheid tot uitwisseling van ideeen en kennis tussen

de jonge kunstenaars en de wisselende groep van internationaal

vermaarde kunstenaars en theoretici die als 'professor' san

de Akademie verbonden zijn.

In 1985 begon de lange en intensieve s~menwerkingsperiode tus­

sen directeur Jan Willem Schrofer en architect Koen van Velsen,

met de bedoeling om vanuit de nieuwe structuur van de opleiding

een Re-Arch ontwerp te maken en te realiseren. Juist binnen een

organisatie gericht op de individuallteit van de projecten was het

belangrijk de gemeenschappelijke faciliteiten binnen handbereik

te brengen en daarmee een basis te creiiren voor interactie. Daze

ambitie heeft als geen andere hat project bepaald.

De strange, gesloten bakstenen cam! van de kazerne was geheel

georiiinteerd op de binnenplaats, waar de cavalerie haar paarden

oefende. Daze organisatie is in het nieuwe ontwerp overgeno­

men. De voormalige exercitieplaats is gevuld met nieuwbouw;

daze bevat de bibliotheek, de administratis en een multifunctio­

nele zaal. De twee bouwvolumes in de binnenplaats vormen het

kloppende hart van hat verder grotendeels op individuele concen­

tratie ingestelde gebouw. Op de begane grond zijn in de oudbouw

de gemeenschappelijke technische werkplaatsen te vinden, terwijl

op de verdiepingen de individuele ateliers zijn ondergebracht.

Gesloten ten opzichte van de gang waar zij aan liggen en de bin­

nenplaats waarop daze uitkijkt, openen de ateliers zich met grote

ramen near de omgeving. In deze zone van de Akademie hearst

een serene, individuele en besloten werksfeer.

De nieuwbouw is geprojecteerd langs een assenkruls dat schuin

staat ten opzichte van de rechthoekige oudbouw. Dit verklaart de

onbehouwenheid waarmee de ruwe bouwvolumes in de binnen- IJT< .• ~J ,._, e plaats staan, alsof ze eigenlijk niet pasten en men ze er in heeft

moeten wringen. In tegenstelling tot de oudbouw zijn de volumes

voor een belangrijk deel transparent. Hierdoor figureren de geslo-

ten bakstenen muren met ronde boogvensters van de oudbouw

steeds als achtergrond voor de activiteiten in de nieuwbouw.

Hat assenkruis is zichtbaar in de vier loopbruggen die de nieuwe

kern als tentakels naar het oude gebouw uitslaat. Zij dringen door

tot in de kazerne en ontsluiten de 'kloostergangen'; twee dringen

zelfs door de kazerne heen en maken contact met de drie pavil­

joens, die zijn ontsnapt aan de perimeter van de kazerne.

Afgezien van de bijna deconstructivistische wijze waarop hat

oude met hat nieuwe is geconfronteerd en de dominant aanwezi-

ge tectoniek van onder andere de loopbruggen, is de architectuur

ingetogen. Van Velsen heeft een baksteen geselecteerd die ver­

want is a'an die van de oudbouw. De eenvoudige materialen

(metaal, hout, glas en baksteen) zijn koud tegen elkaar aangezet

en de afwerking is rudimentair. Hierdoor krijgt hat gehele gebouw

de steer van een werkplaats. leidingen zijn nergens weggewerkt

en de nieuwe ingrepen zijn vrij grot -zonder al te veal rekening te

houden met de bestaande structuur- in hat oude geplaatst. Op

sommige plekken is letterlljk om oude gietijzeren pilaren en trek­

stangen heen gestuct, omdat er nu eenmaal een muur of plafond

moest komen. Op de plekken waar de loopbruggen de oudbc:>uw

penetreren is de afwerking ronduit agressief. De bruggen wringen

zich scheef in de gedisciplineerde rechte oudbouw. Maar de pijn

die hiermee gepaard gaat lijkt mee te vallen. De wonden helen

zich snel; hat oude gebouw is niet kleinzerig.

De agressie waarmee hat nieuwe is geimplanteerd, gekoppeld

aan de stoerheid van de oudbouw, heeft uiteindelijk zelfs geleld

tot een symbiotische relatie tussen hat oude en hat nieuwe.

Niet aileen als fysieke gestalten, m~r ook als karakters zijn ze

met elkaar versmolten. De individu~e concentratie op het werk

vaart wei bij de strange, gedisciplineerde militaire sfeer van

de kazerne; deze zou echter nergens toe lei den zonder de onvoor­

spelbare en soms heftige kruisbestuivingen in de dozen op

de oude exercitieplaats.

1'-tArtiRM;AL.

~ w I N

Page 39: Re-Arch
Page 40: Re-Arch

j ~

~ t 7 I

l ]

Page 41: Re-Arch

Hoofdkantoor Mexx-lnternational

Langs de weg tussen Voorschoten en Lei den is

sinds 1987 het hoofdkantoor van modebedrijf Mexx-lntemational

gevestigd. Het bedrijf kocht in 1985 de voormalige zilverfabriek

'Van Kempen en Begeer' op. Mexx is een jong en snelgroeiend

bedrijf dat wereldwijd met een nauwkeurig geconstrueerd imago

kleding en accessoires verkoopt. Robert Stern werd uitgenodigd

om een hoofdgebouw te maken dat bij dit imago zou passen.

Mexx laat zich voorstaan op het mengen van klassieke en moder­

ne vormen en materia len tot een trendy stijl, gericht op de moder­

ns jonge stedeling. De representatieve functle van een bedrijfs­

pand is voor een imagobewust modebedrijf als Mexx uiterst

belangrijk. Het hoofdkantoor is het organisatorische knooppunt

waar de wereldwijde produktie, distributie en verkoop wordt

gecoordineerd. lnVoorschoten worden de collecties, reclamecam·

pagnes en winkels ontworpen als een Gesamtkunstwerk.

De postmodernistische architectuurbenadering van Robert Stern

lijkt analoog aan het door collage en montage beinvloede mode­

en marketing-programma van Mexx. Het erudiete combineren

van verschillende historische en reglonale motieven is een hoofd­

kenmerk van die tak van het postmodernisme waarvan Robert

De zilverfabriek, die in 1858 naar eigen antwerp werd gebouwd

door de fabrikant Van Kempen, staat op een oud landgoed met

een bijbehorende villa. Een imposante oprit en tuin scheiden de

fabriek van de weg. In 1984 warden de fabriek en de tuinaanleg tot

rijksmonument gemaakt.

Van het bestaande gebouw zljn door Stern aileen de voorgevel en

gedeeltes van de andere gavels behouden. De monumentaliteit

van het hoofdgebouw behoudt haar functie als representatief

beeld. Stern heeft deze gevel gerestaureerd en teruggebracht in

de oorspronkelijke kleuren: wit met donkergrijze horizontale ban­

den. Over dit laatste ontstond een conflict met Monumentenzorg,

die van mening was dat de gavel moest worden gerestaureerd in

de meest recente kleurstelling, in dit geval een combinatie van

mosterdkleurige wenden met witte banden en een zwarte plint,

stammend uit de jaren zeventig. Het klassieke debat over welke

geschiedenis behouden moet worden werd door Stern en Mexx

simpelweg overstegen door nate gaan welke kleurstelling past bij

het gewenste imago.

Een van de programma-alsen was een grate ruimte voor festivi­

teiten en modeshows die tegelijk dienst kon doen als dagelijks

- - - - ________ , _______ -----.,

Stern Mn van de founding fathers is. Mede uit ergernis over het

voorvoegsel 'post-' beschrijft Stern zijn werk als een continuering

van de mod erne traditie. Het puristische, exclusieve en universele

modernisms ziet hij als een fase binnen deze traditie die te lang

heeft geduurd en te serieus is genomen. Hij wil terug naar een

architectuur die in relatie staat tot de geschiedenis, de architec­

tonische en landschappelijke omgeving en tot de specifieke cul­

tuur waarin zij gebouwd wordt, oak als dit die van de tachtiger

jaren yuppie-dynamiek is.

'Together we're called Mexx'; Moustache en Emanuelle springen

in elkaars armen (XX) tegen de achtergrond van een bruisende

metropool. ledereen kent nog deze reclamecampagne uit het

begin van de jaren tachtig, waarmee de twee labels hun samen­

gaan wereldkundig maakten. Sindsdien is togetherness het cen­

trale begrip in de Mexx-cultuur; dat geldt voor de modestijlen en

doelgroepen, voor de bijna zonder uitzondering jonge en veelal

internationale medewerkers en voor de horizontaal georganiseer­

de bedrijfsvoering. Togetherness vormt oak de sleutel tot de plat­

tegrond en de organisatie.van het gebouw, en is ook hetgene dat

door de architectuur gevierd en gerepresenteerd wordt. Wat is nu

de aard van de saamhorigheid die door Stern is bewerkstelligd

tussen het stoffelijk overschot van de zilverfabriek en het levens­

lustige hoofdkwartier van Mexx?

trefpunt voor de medewerkers. Stern bouwde een groat atrium

over twee verdiepingen op de plek waar eens de binnenplaats

van de oudbouw was gesitueerd. De werkruimtes zijn in drie vleu­

gels rand het atrium gegroepeerd, zodat deze fungeert als belang­

rijke verkeersruimte. Aan de noordzijde van het atrium leidt een

monumentale trap naar een open galerij, die de werkruimtes en

werknemers zo direct met de bedrijvigheid op de begane grand

verblndt. Asn de zuidkant wordt het atrium begrensd door een

gebogen glazen wand die aan een zijde naar boven uitkraagt. De

wand biedt een uitzicht op de aangrenzende vijver, de directie­

vleugel van de oudbouw, de ronde kantine en de tuin. Een bin­

nenstraat doorsnijdt in het verlengde van de wand het achterste

bouwdeel. Ramen overbruggen op de verdieping visueel de

'ltaliaanse straat' die de werkruimtes scheidt, zeals dit oak bij een

echte straat gebeurt. Op deze wijze wordt de verbindende werking

van het atrium doorgetrokken.

De doorzichtigheid van het gebouw ondersteunt zo de doorzich­

tigheid van de bedrijfsorganisatie. In dit opzicht speelt ook het

gebruik van glas en Iicht een belangrijke rol. De vijver die direct

aan de glaswand grenst reflecteert het Iicht, zodat wanneer de zon

laag staat het Iicht op het plafond van het atrium weerkaatst.

Daklichten maken van de binnenstraat een lichtstraat en verlich­

ten de !rappen in het atrium. Het splegelglas, het water en de bui­

.ging van de wand vormen sam en een caleidosooop, die het baeld

~ CD I CD

( ·,

Page 42: Re-Arch

van het nieuwa complex in hear chique omgeving versplintert tot

een vroeg twintigste-eeuwse collage.

De inrichting van de royals verkeersruimtes in het gebouw creeert

eenhaid binnen in het gebouw. De kleuren worden bepaald door

ivoor, hout en zwarte natuursteen. Elk van deze ruimtes wordt

gesierd door een houten lambrizering. De luxueuze steer wordt

tot in de meest onwaarschijnlijke details doorgevoerd. De brand­

blussers zijn in dezelfde ivoorkleur gespoten als de muren, en de

drankenautomaat in de kantine is bekleed met hetzelfde hout als

de lambrizering. Daarentegen zijn de werkruimtes kaal op­

geleverd. Hier is de afwerking sober en functioneel. Hier zijn geen

gestucte maar systeemplafonds, ligt er linoleum in pleats van

marmer of parket, zijn de ruimtes niet zorgvuldig gecomponeerd

maar zo flexibel mogelijk ingedeeld.

De nieuwbouw citeert de stijl van zowel het negentiende-eeuwse

a is het jaren vijftig gedeelte en voegt er enkele nieuwe stijlen aan

toe. Zo wordt -in Sterns woorden- een geschiedenis voor het

gebouw gecreeerd die de afstand overbrugt tussen de oorspron­

kelijke bouw en de hedendaagse uitbreiding. Doordat er gebruik

wordt gemaakt van een pluriformiteit aan bouwstijlen is er geen

sprake van Mn enkel contrast maar van meardare, waardoor het

contrast tussan oud en nieuw niet wordt banadrukt. Dit maakt ook

Sterns onverwacht& gebruik van een typisch modernistisch theme

lk>oryeYBI van de oude zifv9rfsbriek

als de spiagelende gordijngevel bagrijpelijk. Naast het fait dat

daze te maken heeft met het corporate aspect van het imago van

Mexx, kunnen we in hear wulpse buiging ook een pervertering

van het modernisms herkennen. Hetzelfde geldt voor hat ostenta­

tieftonen van de constructie die hat bedrijfsrestaurant domineert.

Vooral dit laatste is ongewoon voor Stern; constructie heeft niet

zijn grootste interesse. Hij begint bij hat beeld van een gebouw;

later volgt de technlsche uitwerking en hij ziet dan ook geen

belangrijke relatie tussen beida as pecten. Sterns flirts met functio­

nalistische tendensen vormen verwijzingen near de Nederlandse

architectuurhistorische context van hat modernisms. Hij stelt zich

echter niet tevreden met hat citeren van onze meest vrome

modernisten, maar heeft zich op de hoogte gesteld van het oeuvre

van Sybold van Ravesteyn, eens een strang modernist, later in

zijn carriere een italianiserend eclecticus. Het hoofdgebouw van

Mexx vorrnt dan ook een momentopname in de geschiedenis van

het gebouw, in de stilistische ontwikkeling van de architectuur,

maar ook in de persoonlijke fascinaties van Robert Stern. Op dit

moment werkt Stern san het ontwerp voor een uitbreiding van

het hoofdgebouw. Het wordt een zaer dynamisch vorrngegeven

vleugel die in zijn zwiepende vorm beinvloed is door het decon­

structivisme en high-tech gedetailleerd is.

Gsng In de directievlfJUIJB/

7fl

Page 43: Re-Arch
Page 44: Re-Arch

Nederlandse Bank

Aan de oplevering van de door Marius Ouintjer

in 1968 ontworpen Nederlandse Bank zijn jaren van vijandelijk­

heden voorafgegaan. Er waren grote bezwaren tegen de stede­

bouwkundige en sociale onaangepastheid van een dergelijk groot

kantoorgebouw in de negentiende-eeuwse stadswijk rond hat

Frederiksplein. Bovendien ging hat om een bank, een introverts

installing, een 'monument voor het grootkapitaal'. De meest

gehoorde kritiek was dat Duintjers gebouw geen vriendelijke aan­

sluiting zocht bij de historische stadsstructuur, dat hat aileen maar

nam en niets gat. Ondanks aile protesten is het vreemde lichaam

gebouwd en nog steeds staat het voor alles wat slecht is aan

modern a architectuur in de hiatorische stad. Oat geldt ook voor de

uitbreiding van 1990. Geheel volgens verwachting is de voor­

naamste kritiek dat Abma, Dirks en Partners, die de uitbreiding

hebben ontworpen, de effecten van Duintjers gebouw niet

onschadelijk hebben weten te maken.

Hat bankgebouw staat als een eiland aan het Frederiksplein, waar

tot 1929 het enorme glazen en gietijzeren Paleis van Volksvlijt

stond van architect Outshoorn (1864). Duintjer ontwierp een

carrevormige laagbouw met twee hoven en heel veal parkeer-

plaatsen, ter grootte van een heel stadsblok. Daarop plaatste hij

een rechthoekige schijf van zeventien verdiepingen. De laagbouw

is door pilaren boven hat maaiveld verheven, als een salontafel­

tje. De toren staat erop als een doos.

In de grootste hof is de bank nu uitgebreid met een nieuwe toren.

Een cilindrische vorm is tegen de oude rechthoekige doos gezet.

In werkelijkheid is de nieuwe toren door het oude gebouw heen

geboord. Terwijl het parkeren en het geldtransport doorgingen

heeft men funderingspijlers door de kelder heen geheid tot op de

derde zandlaag op 62 mater diepte, waardoor de fundering even

diep is als het gebouw hoog. Men moest daze constructieve en

organisatorische tour de force uithalen om ongelijke verzakkingen

tegen te gaan. De fundering verheft hat nieuwe gebouw op een

heksenkring van kolommen boven de grond, zodat de hof open is

gebleven.

De twee torens zijn op elke verdieping aan elkaar gekoppeld door

een transparante gang, die scharniert om de toch nog grote ver­

schillen in zetting tussen de twee gebouwen op te vangen.

Wanneer men de plattegronden bekijkt blijkt dat de nieuwe toren,

ook al is hij constructief en formeel autonoom, organisatorisch

slechts een uitstulping vormt van de oude. Bij hat antwerp is

ervan uitgegaan dat de nieuwe verdiepingen gebruik maken van

de bestaande dienstruimtes, waardoor er relatief weinig toiletten

en verticals verbindingen gemaakt hoefden te worden.

Beida torens staan met beida voeten in een traditie van rationeel

en functioneel bouwen. Hun structuur komt voort uit dezelfde set

van ijzeren wetten van de kantoorbouw: de centrale kern met

llften, !rappen, keukens en toiletten, de gangen met de kamertjes,

de systeemplafonds, de gordijngevel etc. Toch vertegenwoor­

digan ze twee verschillande paradigms's. De gavels van Duintjer

worden bepaald door strookramen en de met hardgebakken

bruinrode tegels beklede borstweringen. De afwisseling van Iicht

en donker, transparent en opaak verleent hat gebouw een ruwe

noblesse. In de nieuwe gavel is daze afwissaling gereduceerd tot

een Iicht kleurverschil tussen raam en borstwering. De vliesgevel

is homogeen opgetrokken in weerspiegelend glas en wordt gevat

in hat raster van de bronzen raamprofielen. De betekenisloosheid

van de gavel correspondeert 01et de richtingloosheid van de cilin­

dervorm. De gavel van Duintjer weersplegelt de constructie en

organisatie van hat gebouw. De nieuwe gavel weerspiegelt vooral

de Iucht en de oude toren en heeft een autonome functle: beeld en

imago.

Hat gebouw kan verweten worden zich niets aan te trekken van

hear historische omgeving, maar ondertussen is de tijd voort-

geschreden en is hat gebouw zelf een historische omgeving

geworden. Minitieuze restauratie (zoals recentelijk is gebeurd met

hat grote oervoorbeeld van dit gebouwtype: Skidmore, Owings

and Merril's Lever House uit 1952 aan Park Avenue in New York)

was niet aan de orde. Abma heeft echter ook niet gekozen voor

een therapeutisch concept waarmee hij de fouten van de meester

ongedaan zou kunnen maken, maar voor een pragmatische uit­

breiding vanuit een diep beg rip voor de cultuur waar dit gebouw

uit voortkomt, een cultuur waar hijzelf ook deal van uit maakt.

Wear Duintjer nog staat voor de Miesiaanse geleding van de

schijf, staat Abma voor de post-Miesiaanse spiegeling.

Uiteindalijk is het resultaat te vergelijken met eeneiige tweelingen

die kort na de geboorte gescheiden zijn en onder geheel verschil­

lende omstandigheden zijn opgegroeid. Oat zij nu weer bij elkaar

zljn gebracht heeft geleid tot een aanschouwelijk college over de

geschiedenis van hat naoorlogse kantoorgebouw.

--=-17

l

Page 45: Re-Arch
Page 46: Re-Arch
Page 47: Re-Arch

.. Koninklijke Schouwburg

Charles Vandenhove is beroemd geworden

vanwege hat schaamteloze formalisms en de nadrukkelijke

monumentale aanwezigheid van zijn projecten in Frankrijk, Belgie

en Nederland (zie de transformatie van hat Historisch Droogdok te

Hellevoetsluis). In contrast daarmee staat zijn project voor de

renovatie van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, een pro­

ject dat vooral basta at uit hat ontkennen van de fysieke aanwezig­

heid van architectuur.

Tussen 1766 en 1n4 ward door Pieter de Swart aan hat Korte

Voorhout in Den Haag een paleis gebouwd voor Carel van

Nassau-Wallburg. D(!l gavel van hat frans-classiclstische gebouw

is concaaf en vormt een klein halfrond plain aan de straat. In 1798

ward hat een schouwburg; men bouwde tegen de achterkant aen

zaal met een toneeltoren. In 1992 ward de foyer van het

rijksmonument aangepast aan eigentijdse eisen door Charles

Vandenhove. De probleempunten lagan in de geslotenheid van de

gavel aan hat plain en de onduidelijke ~ansluiting van de foyer

met de toneelzaal erachter; via een stelsel van verborgen trappen

moest de bezoeker daze weten te vinden.

Het eerste wat Vandenhove deed was het verbannen van de

kassa-balie en aile aanverwante functies uit de foyer naar een uit­

bouw tegen de zijkant van hat paleis. De uitbouw heeft zijn eigen

ingang en ken afgesloten worden van de rest van hat gebouw,

waardoor men overdag informatie, reserveringen en toegangs­

bewijzen kan verstrekken zonder hat gehele gebouw open te stol­

len. Hat belangrijkste voordeel was dat de volledig lege foyer

daardoor louter als een ceremoniiile antichambre voor hat

theatrale gebeuren kon gaan functioneren.

De aanbouw is bescheiden van maat en vorm en is hoofdzakelijk

opgebouwd uit glas en metaal. De sponningen zetten de classi­

cistische gavel van de oudbouw slechts als horizontale lijnen

voort. De continu"iteit van oud en nieuw speelt zich af op hat

niveau van de grafiek.

Om het gebouw te openen maakte Vandenhove glazen deuren in

de in 1989 gerestaureerde pleingevel, waardoor hat mogelijk is

vanaf hat plain de foyer in te kijken. De ontruimde foyer is geheel

in handen gegeven van Sol LeWitt. een kunstenaar met wie

Vandenhove regelmetig samenwerkt. LeWitt heeft van de foyer

een environment gemaakt; zijn lngreep beperkt zich tot twee

dimensies. De wanden zijn beschilderd met grote vierkante vlak­

ken die weer zijn opgedeeld in strepen, waarvan de meat ont­

leend is aan de geleding van hat basement van de oudbouw. De

strepen zijn laag na laag aangebracht met inkt, zodat diepe, verza­

digde kleuren ontstaan, varierend van bruin naar rood en van gael

naar blauw. De kleurstellingen doen denken aan de mystieke

kleurvlakken van Mark Rothko. De strepen komen terug in de

vloer; daze bestaat uit Iicht- en donkergrijze banen, die doorlopen

tot in de nieuwe aanbouw en tot op de drempels van de zeal .

Hat is geen schildering die uitnodigt voor langdurige bewon­

dering; Sol LeWitt heeft zijn kenmerkende kleurenbanen eerder

ingezet om hat gebouw in een chromatisch en geometrisch

patroon te Iaten baden. De banen zijn ook architectonisch

gebruikt: om verbindingen te creeren en de ruimte als beeld te

bepalen. De kleurvlakken doen echter lets waar aileen architectuur

wellicht niet toe in staat zou zljn; zij slagen erin de ruimtelijkheid

van hat theater op te lossan in kleur en lijn, met als gevolg een

magisch effect van vervreemdlng. In die zin doet hat project den­

ken aan de samenwerking tussen J.J.P. Oud en Theo van

Doesburg; de eerste maakte architectuur, die de laatste met zijn

beschilderingen weer van zijn fysieke samenhang probeerde te

ontdoen.

Als er een voorstelling is stromen de bezoekers door de verschil­

lende deuren direct de foyer binnen; daar kunnen zij niets anders

doen dan piechtig als toneelspalers dralen en om elkaar heen

draaien tussen La Witt's kleurbanen.

De oude architectuur is geassimileerd in termen van meetkunde

en grafiek; ook hat theater is geassimileerd, maar dan in termen

van kunstmatigheid, vervreemding en het ceremoniele. De drie­

dimensionaliteit van architectuur heeft evenmin als de gebruike­

lijke rood-pluche associaties met hat toneelbezoek een rol ge­

speeld in hat antwerp. Hat project van Vandenhove en LeWitt is

eerder verwant aan de zowel archa"ische als avant-gardistische

gedaantes die beida kunstvormen kunnen aannemen. Hat is oer­

oud en splinternieuw tegelijkertijd.

-;rz

Page 48: Re-Arch
Page 49: Re-Arch

Openbare Bibliotheek

De locatie voor de Openbare Bibliotheek

besloeg een geheel bouwblok in het stadscentrum, uitgezonderd

vier herenhuizen aan de Oude Boteringestraat. Een daarvan, het

Kalmershuls, stamt uit de dertiende eeuw. De restauratie van de

monumenten maakte deal uit van de opdracht. Ze warden opge­

nomen in Grassi's archltectonische concept voor het gehele

bouwblok, maar mochten een zelfstandig bestaan leiden naast de

bibliotheek, waarvan ze ook volumetrisch losgemaakt zijn.

In zijn theoretisch werk stelt Grassi dat de architectuur en de ande­

re disciplines geen gemeenschappelijke taal meer spreken. Een

gebouw kan zich niet meer middels een contemporains stijl en

vocabulaire rechtstreeks tot ons richten en vertellen van iets

anders (geschiedenis, politiek, dood of liefde). Architectuur is een

dode taal; zij vertelt aileen nog over haar eigen totstandkoming,

over architectonische middelen en architectonische problemen.

Om deze redan concentreert Grassi zijn architectuur op de tradi­

ties en de kennis, die in de architectuurgeschiedenis en het bouw­

vak opgeslagen liggen; de regels die door de tijden heen de basis

vormen van aile architectuur. Daarnaast zoekt hij aansluiting bij

de ontstaansprincipes van de stedelijke context waarin hij bouwt1

mal van daze volumes. Zo worden de volumatrische aspecten van

de kavelstructuur zichtbaar en meetbaar, op een manier die daar­

voor niat mogelijk was.

De abstractie die Grassi hanteert komt vooral tot uiting in de

gavels. Daze zijn bekleed met een uniforme deken van rode bak­

steen, slechts onderbroken door het regelmatige ritme van de

raamopeningen. Ze zijn steeds van dezelfde maat (die van een

stadshuis), behalve aan de achterkant waar zij een kleinerformaat

hebben (die van een pakhuis). Achter daze vrijwel blinde gavel

bevinden zich aile stijgpunten en service-ruimten. De ramen zijn

traditioneel aangebracht met verdiepte sponningen, geschilderd

in een ouderwets donkergroen en wit. De enige vorm van orna­

ment bevindt zich rend de ingangen, waar classicistische pro­

fielen de donkergroene deuren omlljsten. Witte kroonlijsten mar­

karen de entrees. De enige andere toevoegingen san de gavel zijn

de standaard aluminium brandtrappen en greene zonnescher­

men. Juist door de naakte grondvorm van de gevel te tonen pro­

clameert Grassi de veranderlijkheid van het ornament. Te zien is

hoe in de vier gavels van. de monumenten de basisgevel in ver­

schiilende tijden telkens anders is gedecoreerd. Daardoor begrij-

-------------------·- ------Door middel van een streng onderzoek naar de stadsstructuur en

de'architectuur, gekoppeld san een niet minder rigoureuze abstra­

hering, wordt het bestaande niet gei miteerd, van een spiegel of

weerwoord voorzien, maar als een idee en een principe -als

gematerialiseerde kennis- inzichtelijk gemaakt.

Grassi ziet de functie van een gebouw niet als een wezenlijk

beginpunt voor hat antwerp: het gebruik is immers san voort­

durende verandering onderhevig. Typologisch beschouwt hij de

bibliotheek als een pakhuis voor boeken dat gemakkelijk toegan­

kelijk dient te zijn voor het publiek. Hat gebruik heeft dan ook op

een minieme maar afdoende wijze hat antwerp van de Openbare

Bibliotheek in Groningen gestuurd.

In Grassi's antwerp voor de bibliotheek zijn leegte en abstractie de

twee belangrijkste architectonische strategleen om een relatie te

bewerkstelligen tussen het nieuwe en het oude. Naar de Oude

Boteringestraat spreidt het volume tussen de monumenten door

twee parailelle vleugels uit. Daze kantoorvleugels zijn van elkaar

gescheiden door een smalle en diepe leegte, die het gebouw in

tweeen dealt en de hoofdas vormt; ze zijn bovendien ook van

de beida monumenten losgemaakt door twee smaile stegen.

De leegte-as ontmoet halverwege de fa~ade van de hoofdingang,

die de leegte tot een plain a an de straat maakt. Terwijl de mast en

de properties van de historische herenhuizen terug te vinden zijn

in de twee smalle bouwdelen aan de straat, is het plain de contra-

pen we de kroonlijsten van de Open bare Bibliotheek als fragmen­

ten, die tegen de standvastige gavel zijn aangeplakt.

Met de volumes en gavels van de Openbare Bibliotheek heeft

Grassi de architectuur en stedelijke structuur van deze Groningse

locatie tot op hat bot inzichtelijk gemaakt. Hierdoor is de verschij­

ning van stedelijke archetypes als het plein, de stadstuin, de pak­

huisgevel en de steeg in deze bibliotheek volkomen logisch. Ook

al neemt de Bibliotheek het overgrote deal van het bouwblok aan

de Oude Boteringestraat in, en domlneren Grassi's gavels de vier

zijden van het bouwblok, tech is hat een architectuur die zich voor­

al invoegt; dit schatst de zelfverzekerde bescheidenheid van het

project.

a: I ~

(

Page 50: Re-Arch

i ~

I

Page 51: Re-Arch
Page 52: Re-Arch

Historisch Dr~ogdok De restauratie en uitbreiding van het

Hlstorisch Droogdok te Hellevoetsluis is een bijzonder project bin­

nan dit boek. Ten eerste gaat het om een niet-gerealiseerde

ingreep in een architectonisch object dat geen gebouw is; ten

tweede is het de kern van een groter stedebouwkundig plan.

Jan Blanken bouwde in Hellevoetsluis, dat in de achttiende- en

negentiende eeuw een belangrijke militaira haven was, tussen

1801 en 1806 een droogdok. Het bestaat uit een kieldok en

timmerdok van bak- en natuursteen en is Mn van de weinige en

minst aangetaste exemplaren van vroeg lndustriille maritieme

monumenten in Europa. Het maakte integra a I dee I uit van de ver­

dedigingswerken aan de monding van het kanaal Voorne-Putte,

de levensader voor Rotterdam voordat de Nieuwe Waterweg werd

aangeiegd. De archltectuur rond het dok is niet bewaard gable­

van; in de jaren zestig is het laatste restant, het eveneens door Jan

Blanken ontworpen pompgebouw, afgebroken.

Bijna twee eeuwen later zoekt Hellevoatsiuis naar een manier om

het droogdok in ere te herstellen en het tot een levend onderdeel

van de stad t~ makan. Vooralsnog geisoleerd van het stadscen­

trum in de noordelijke extremiteitvan de vestingwerken, moat het

een brand punt worden van recreatie en toerisme. Daartoe werd in

1987 de eerste step gezet met een opdracht aan Charles

Vandenhove. Het monument van ingenieurskunst moest niet

aileen gerestaureerd worden, maar ook een geheel nleuwe en

volwaardige architectonische setting krijgen. Nieuwe architectuur

zou het monument, dat onder het maaiveld ligt en daarom pas

van zeer dichtbij of vanaf het water zichtbaar word!, tot een trotse

aanwezigheid maken.

Ean studle near de inrichtingsmogelijkheden van he! Hollands

bolwerk, wear het deel van uitmaakt, leverde het idee op rondom

he! gerestaureerde dok aen cluster van nieuwe functies aan te

leggen. Ten eerste zou voorzien moeten worden in een dokmuse­

um en een vaste expositie- en verenigingsruimte voor de

Stoomcompagnie (de oorspronkelijke pompen van het droogdok

warden gedreven door stoom). Het droogdok zou, naar het idee

van de Batavia in Lelystad, een 'ievend monument' worden door

de verwerving van een historisch schip, dat in het dok gerestau­

reerd zou worden. Met steun van de gemeente zou het zelfs

mogelijk zijn het dok tot centrum te maken van een nostalgische,

plaatselijke industria met als produkt het maritieme monument.

Uiteraard zou de vrijkomende energie weer zijn weg vinden naar

andere 'industrleiin' zoals horeca en winkels.

In zijn ontwikkelingsplan heeft de Lulkse premodernist Charles

Vandenhove de Disney-achtige kwaliteiten van zijn architectuur

ingezet om van het dok en zijn omgeving een classicistisch vorm­

gegeven them9-park te maken. Rondom het oude droogdok

pleats! hij zijn ideale gebouwen. Het resultaat is, zoals men dat op

basis van het oeuvre van Vandenhove kan verwachten, dat de per­

fect gedetailleerde gebouwen de locatie een onwerkelijke glans

verlenen. De architectuur van Jan Blanken lijkt gerelncameerd te

zijn, mooier en perfecter dan deze ooit is geweest. Het pian van

Vandenhove bestaat uit de herrijzing van het verdwenen pompge­

bouw, bedoeld voor hat dokmuseum, dat gespiegeld word! aan

de andere kant van de dok-ingang. Hierdoor verkrijgt het dok een

monumentaal front dat vanaf het centrum zichtbaar is. In de twee­

lingbroer van het dokmuseumgabouw word! de Stoomcompagnie

gavestigd. Aan weerszijden van het dok komen twee restauratie­

werkplaatsen. Tussen de frontgebouwen en de werkplaatsen stelt

Vandenhove aan de ene kant een vierkant en aan de andere kant

van het dok een rond paviljoen voor. Het eerste doat dienst als

abri, hat tweede herbergt een cafe.

De bouwstijl van het ontwerp refereert aan die van het oorspron­

kelijke pomphuis: het sobere en bijna grafische classicism& van

de uit het reger afkomstige architect-ingenieurs. Ook de materia-

len (baksteen en natuursteen) van Jan Blankens architectuur zijn

overgenomen. De paviljoens die een minder dlrecte relatie heb­

ben met het dok wijken af in still en materiaal.

In een later stadium werd de opgave uitgebreid met woningen om

daarmee een deel van de restauratie te bekostigen. Vandenhove

ontwierp aan het einde van he! dok een sikkelvormig woonblok

met aan beide uiteinden een woontoren. Een losse loren werd ten

zuiden van het dok voorgesteld. Ten noorden van het dok voerde

een rij woningen met tuin naar een carre-vormig bouwblok op het

volgende bolwerk. Door de grotere schaal verhield de architectuur

zich veeleer tot de stadsvorrn in het algemeen en de verdedigings­

werken in het bijzonder, dan enkel tot het historisch droogdok.

lnmiddels is het plan van Vandenhove wegens financiele omstan­

digheden geaborteerd. Een nieuw plan concentreert zich op de

restauratie van het droogdok zelf. De wens om een historisch

schip te verwerven, en daarrnee de toeristische functie te verster­

ken, is blijven bestaan. Van het maken van een architectonische

setting is vooralsnog afgezien, maar men laat de mogelijkheid

open het pomphuis te reconstrueren naar de oorspronkelijke

bestektekeningen van Jan Blanken. OokVandenhove zou ons met

zijn plan een reconstructie van de negentiende eeuw hebben

gegeven, niet zoals deze in werkelijkheid was, maar zoals deze

volgens zijn dromen had moeten zijn.

B 0 0

. I

Page 53: Re-Arch
Page 54: Re-Arch

~ j ! -;

~ ~

~ 1 ~ ~

"~ l 8

Page 55: Re-Arch

Kasteel Deurne

Hat Groot of Nieuw kasteel Deurne ligt in de

Peel en werd in de vijftiende eeuw gebouwd door het geslacht van

Doeme. Naast het kasteel staat het Dinghuis, dat vanaf de zeven­

tiende eeuw dienst deed als gemeentehuis en rechthuis. In 1944 is

het kasteel na beschietingen grotendeels verbrand. Uit een onder­

zoek naar de mogelijkheden voor de huisvesting van het

Gemeentemuseum de Wieger kwam hat kasteel naar voren als

Mn van de alternatieven. Nadat het er bijna een halve eeuw als

rui'ne had bijgestaan schreef de gemeente een meervoudige

opdracht uit om hat kasteel een centrale functie te geven binnen

het culturele Ieven van Deurne.

Het programma van eisen vroeg om een masterplan voor het

gebied, waarin de kasteelruine en het Dinghuis als centraal uit­

gangspunt dienden voor de huisvesting van een aantal culturele

functies. Hierbij moesten het Museum de Wieger, de Vrije

Academia Deurne en het Natuur- en Milieu Educatief Centrum een

eigen behuizing krijgen. Andere culturele functies zouden een

gemeenschappelijke multifunctionele ruimte delen. Het park en

de infrastructuur mochten in het plan betrokken worden en in

overeenstemming met de bestaande landschapsvisie en de analyse

van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg veranderd worden.

De drie ontwerpen van architectenbureau Mecanoo, Mertens en

Wintermans die resulteerden uit de opdracht, Iaten grofweg twee

verschillende houdingen zien ten aanzien van de rui'ne. De romsn­tische houding neemt het pittoreske aspect als uitgangspunt en

baseert een antwerp van daaruit op de mise en scene van beelden

en associeties. Daarnaast is er een houding die we simpelweg

srchitectonisch zouden kunnen noemen; daze is koeler en gaat uit

van de puur architectonische eigenschappen van de rui'ne, van de

diepe wetmatigheden waaraan haar vorm onderhevig _ is, en pro­

beert vanuit een begrip hiervan te komen tot een logische relatie

tussen hat oude en het nieuwe.

De plannen van Mecanoo Architekten en Architektengroep

Mertens vertegenwoordigen de romantische houding. Mecanoo

stelt in haar plan voor de kasteelru'ine onaangetast te Iaten en ont­

werpt een nieuw gebouw voor het museum. Het Dinghuis

(bestemd voor het NMEC en de Vrije Academia) wordt uitgebreid

door een rechthoekig volume schuin tegen de zijkant te zetten. Hat

'f' Ds nn)w, wn hflt Kastflffl Deume in 1994

Page 56: Re-Arch

gebied rondom het kasteel is onder water gezet zodat de slot­

gracht verdwijnt en er een meertje ontstaat. Hierin worden de drie

'paviljoens' als het ware opgediend (het bureau legt het plan uit

aan de hand van de compositieleer van de Japanse keuken) op

een houten vlonder, die een plain vormt tussen de drie gebou­

wen. De romantische inslag van het plan komt near voren in het

voorstel de ru"ine als een folly te conserveren tussen de nieuwe,

maar niet minder romantische follies van Mecanoo zelf. Samen

zijn zij de attracties in een artificieel waterpark, een uitbeelding

van het landschap van de Peel.

Architectengroep Mertens gaat uit van een soortgelijk romantisch

principe als Mecanoo, zij het minder expliciet. Zij doen wei een

ingreep in de ru"ine, met een aanbouw over twee verdiepingen en

een ronde toren met puntdak op de pleats waar eens het rondeel

stond. Hiermee wordt een associatief beeldkenmerk van hat kas­

teel ingevoegd en hat baeld van het kasteel wordt nog kasta/igar.

Het Dinghuis is uitgebreid met een bescheiden bouwvolume en

gespiegeld door een nieuw gebouw. De drie bouwvolumes zijn

gekoppeld door een glazen gang, waardoor tussen de gebouwen

een binnenplaats ontstaat. De glazen gang incorporeert de brug

die over de slotgracht naar de rur~e leidt. Het bewust opwekken

van associaties met het verleden, maar ook het uitspelen van de

contrasten tussen oude en nieuwe materialen, speelt zich af bin­

nan een axiale compositie, die de ruine meer samenhang geeft

dan het kasteel ooit heeft gehad.

Het winnende plan van bureau Wintermans vertegenwoordigt

de architectonische houding. De ru"ine is in dit antwerp gebruikt

om het museum te huisvesten. Door het gebouw op de nog

bestaande fundamenten aan te vullen met een architectuur, die

we zouden kunnen opvatten als een abstrahering van de basis­

vorm van het kasteel, wordt een nieuwe laag toegevo(lgd aan

het bestaande. De gebroedersWin.termans hebban klaarblijkelijk

van het gebouw zelf geleerd hoe dit het baste uitgebreid zou

kunnen worden. De ru"ine is niet opgevat als een grafsteen voor

een niet meer te achterhalen verleden, maar simpelweg als

architectuur, waarvan de principes nog steeds geldig, bagrijpe­

lijk en bruikbaar zijn.

De aansluiting met het oude vindt plaats in het materiaalgebruik

en de volumetrie van het nieuwe. De bakstenen wanden hebben

nauwelijks raamopeningen; zij zijn koud tegen de middeleeuwse

muren aangezet en herhalen, in een afgewogen spel van horl­

zontale en verticals volumes, de historisch gegroeide vorm van

hat afgebrande deel. In de slotgracht stelt men een multifunctio­

nele ruimte voor, die vanaf de kelderverdieping van het kasteel

"f' Ont\Nerp van Arc/Jftslrrengroep Mertens, sitwtis en noordgfM!II

Page 57: Re-Arch

het water ult en doet dienst als terras bij het cafe. Een glasstrook

net onder het terras zorgt ervoor dat daglicht kan toetreden in de

ruimte onder de waterspiegel. Hat plan stelt verder voor hat

omliggende park zoveel mogelijk te restaureren. De routing in het

museum maakt door middel van zorgvuldig gekozen uitzichtspun­

ten de bezoeker bewust van het bestaande landschap en de land·

marks in de omgeving, die deel uitmaken van de geschiedenis

van hat Nieuw Kasteel. Zo wordt de blinde strengheid van de

oostgevel van het kasteel doorbroken door een schuin geplaatste

erl<er, die als een vizier de blik richt op het verderop gelegen Oud

Kasteel. Hier dringt de romantiek toch binnen in een antwerp dat

verder bepaald lijkt te zijn door de opvatting van architectuur als

een metier.

Ontwerp vsn M9C8noo Architekten, rnlklUBtte (boven) en doorsned9 van het museum

--m-... 0

..

Page 58: Re-Arch

i t c ..

l ~ ·i ~ ~ :!l

~ ~

3

Page 59: Re-Arch

Centraal Museum Vanaf de jaren tachtig vormt hat museum zelf

-als gebouw- een even goede redan voor bezoek als de collectie of

de tijdelijke tentoonstellingen. De uitbreiding of nieuwbouw van

een museum door een beroemd architect wordt een topstuk in de

eigen collectie, die voor een deal van hat bezoekersaantal garant

staat. De recente golf van vernieuwing heeft tegelijkertijd te

maken met de druk om meer mensen te trekken en met de druk

die de grotere mensenmenigtes uitoefenen op hat museum. De

musea komen in een positieve spiraal van aantrekkelijkheid, die

nieuwbouw nodig maakt en nieuwbouw, die de aantrekkelijkheid

verhoogt. Een standaard is inmiddels geschapen en geen enkel

museum lijkt daze te kunnen ontwijken.

Het Centraal Museum in Utrecht met haar breda collectie, varia­

rend van kunstnijverheid in stijlkamers tot en met hedendaagse

Nederlandse beeldende kunst in witgepleisterde zalen, is gehuis­

vest in een conglomeraat van gebouwen dat zijn oorsprong vindt

in hetAgnietenklooster uit de zestiende eeuw. Hat complex vormt

een enclave aan de rand van hat middeleeuwse stadscentrum en

bestaat uit hat oude kloostergebouw met kapel, de negentiende­

eeuwse cavaleriestallen en een museumaanbouw uit de jaren

twintig. Hat gebouwencomplex heeft door de eeuwen heen

steeds introverts instituties geherbergd (klooster, cavalerie,

school en ambachtskinderhuis) die een hermetische architectuur

met zich meebrachten. Aan Mn kant maakt daze ambigue ruimte­

Jijke structuur deal uit van de stenen stad; aan de andere kant

Joopt hij uit in hat arcadische wandelgebied dat J.D. Zocher jr.

rond 1830 fangs de Stadsbuitengracht aanlegde. In 1921 ward hat

complex betrokken door hat Centraal Museum, wat een serie

uitbouwen fangs en dwars op de straat met zich meebracht.

in 1986 is met de verbouwing van de cavaleriestallen, door Mart

van Schijndel, hat tentoonstellingsopperviak van hat museum

verdubbeld. De extra ruimte was bestemd voor de moderns

kunst-collectie. De drie in de lengte geschakelde stallen zijn op

ingenieuze wijze verbouwd, zodat enige afwisseling in de erg line­

sire ruimte wordt gebracht. In het midden van elk segment heaft

Van Schijndel de ruimte gebroken door kabinetten te maken. In

beida zijgevels is op daze plekken een driehoekige opening

gemaakt en dringt een getemperd Iicht door glasstenen wanden

naer binnen. In de middelste vleugel is een kubus dwars in de

oude, met rondbogen afgezette poort geplaatst. De overblijvende

schuine gevelvlakken zijn beglaasd, zodat men van binnenuit een

blik kan werpen op de groene omgeving. De stallen zijn discreet

ondergro!'ds verbonden met de kloostervleugel. Hat interieur ver­

raadt niet dat men zich in een negentiende-eeuws stallencomplex

bevindt. Hat is geheel leeggesloopt en er zijn nieuwe wanden,

vloeren en een dak gemaakt. Alles is in een neutraal lichtgrijs

geverfd, zodat de tentoongestelde kunst op de klassiek-moderne

manier tot haar recht komt.

De enige nieuwe toevoeging aan hat complex is een zwarte glazen

doos, die de stallen aan de meest westelijke vleugel van de oud­

bouw koppelt; hierin bevindt zich de aula. De wanden, op­

gebouwd uit verschillende lagan donker glas, hebben als ver­

vreemdend effect dat midden op de dag in de tuin de avond al

gevallen lijkt te zijn.

Met de uitbreiding van Van Schijndel was hat ruimtetekort op­

gelost. maar twee problemen zijn blijven bestaan. Ten eerste hat

bezoekersparcours: de verschillende uitlopers van hat complex

maken een systematische rondgang door de zalen onmogelijk.

Hat tweede vraagstuk betreft hat gesloten karakter van de gebou­

wen. Hat museum heeft geen duidelijk herkenbare entree en hoe­

wei Van Schijndel enige uitzichten heeft gecreeerd is de visuele

relatie met de omgeving mlnimaal. Hat ontwerp dat de Belgische

architect Stephana Beef en zijn compagnon Lieven Achtergael in

, 1995 maakten komt made voort uit daze problematiek.

In dit meest recente ontwerp is een gedeelte van de oostelijke

kloostervleugel afgebroken om plaats te maken voor een nieuw­

bouwblok naast de Nikolaaskerk. Vanaf de Agnietenstraat bereikt

men via een flauwe hellingbaan de verdiepte hoofdentree in de

nieuwe toren van zes gestapelde tentoonstellingszalen. Steeds is

per verdieping tltln gavel geheel van glas. Dit heeft tot gevolg dat

de omgeving -de bomen en gebouwen- wandvullende panora­

ma's In de zalen vormt. Etln daarvan is een prachtige close-up van

hat koor van de kerk. Van buitenaf heeft de afwisseling in de gavel

van dlcht en open tot gevolg dat hat gebouw van haar tectoniek

wordt ontdaan en de zwaartekracht Jijkt te tartan.

Ondergronds vertakt de nieuwbouw zich naar de verschillende

de len van het complex. Beef maakt architectonisch gebruik van de

onderaardse Jigging door middel van 'openluchtkamers', die op

onverwachte momenten een uitzicht van onderaf op de oudbouw

bladen. De kelderlaag Joopt onzichtbaar onder de cavaleriestallen

door om weer spectaculair boven de grond te verschijnen in een

glazen caftl-paviljoen, dat zich langzaam uit hat talud verheft en

een zwevend uitzicht over de gracht geeft. Door de ondergrondse

nleuwbouw op bepaalde plekken te openen is hat landschap van

de binnentuin verrijkt met patio's en een verdiepte vijver, die tus­

sen de bomen en hat gras verschijnen.

Door de geensceneerde views, de ogenschijnlijke autonomie en

hat contrasterende beeld van Beefs ontwerp Jaat hat museum-

~ a; I :

Page 60: Re-Arch

complex zich lezen als een eeuwenoude gebouwenverzameling in

een binnenstedelijke tuin. De vermenging van kunstwerken in de

collectie met architectonische objecten zal versterkt worden door

de piepklelne 'uitbreiding' van de Rotterdamse kunstenaars Joep

van Lieshout en Klaar van der Lippe (1994). Hun clip-on is een

minuscule ruimte, compleat met tafels en stoelen, die vervaarlijk

als een zwaluwnestje uit een van de bovenste ramen van de oud­

bouw gehangen zal worden en uitzicht zal bieden op het complex.

John Ki:irmeling, de 'conceptuele architect' uit Eindhoven, speel­

de eerder al in op de ambities van contemporaine musea met zijn

idee voor 'De snelste rondleiding van Nederland' (1992). Hij stelde

voor een achtbaan door de oudbouw van hat Centra a I Museum te

breken, om de bezoekers razendsnellangs de kunstwerken te lei­

den. Zo zou hat museum moeiteloos de felbegeerde status van

stadsattractie behalen en zich uit haar beperkende omhulsel kun­

nen bevrijden. Zijn vervolgproject 'De vierkante auto' (1994) gaat

nog verder. Hierin ontwerpt hij een autootje, dat slechts bestaat

uit een ijzeren frame op een carrosserie. Daarin kan de bezoekar

vanaf het museum een rondrit door de stad maken: het langste

museumcircuit van Nederland. Zo zou hat museum werkelijk

geen grenzen meer kennan en de hele stad tot de collectie gaan

behoren. Het museum wordt de stad: de ultieme palimpsest. De 'Ciip.On' vsn JoKJs (Joep van Lisshout en 1</ur van der UppeJ

TIT .. "'

Page 61: Re-Arch
Page 62: Re-Arch

·i l I -3 it

I ~ 1

;

J [~ ;. t J· j

'r ~ e !

~ l ~

! i

1

I t

~

f ~ f

.... , .... ~

Page 63: Re-Arch

Studiocomplex Schiehaven

Zelden is zo'n tot de verbeelding sprekende

combinatie gevonden van oud gebouw, nieuwe functie en archi­

tect als in het onuitgevoerd gebleven plan van Jean Nouvel voor

een mediacomplex in de elektriciteitscentrale Schiehaven te

Rotterdam. Hat project vormde een onderdeel van een stede­

bouwkundig plan voor de Schiehaven. Daze kwam voort uit een

workshop, georganiseerd door de dienst Stedebouw, waarin het

hergebruik van hat total a oude havengebied de opgave was en de

centrale hat stralende middelpunt vormde.

Hat oorspronkelijke gebouw, gelegen in de nieuwa havenga­

bieden ten westen van de stad, ward in 1904 ontworpen door

gemeenta-bouwkundige A.J.Th. Kok. Het bestond uit een kantoor­

gebouw, een schakelwachtgebouw en een machinehal met daar­

achter het ketelhuis, wear stoom ward gemaakt om de turbines in

de hal aan te drijven; aan de havenkant bevonden zich de kolen­

bunkers. De bouw van daze centrale, de tweede in de stad, was

noodzakelijk vanwege de grote groei van de haven en de algehele

elektrificatie van de stad. De. nieuwe elektrische tram,

de machines in en rond de Waalhaven en hat havens poor zouden

vanuit de Schiehaven worden aangedreven. In hat gesloten, som-

bare gebouw van donkere bakstenen voltrok zich een mysterieus

proces: hier ward de onzichtbare en voor velen nog moeilijk te

bevatten energie opgewekt waarmee stad en land in een steeds

hoger tempo warden getransformeerd. Sinds Rotterdam via de

Nieuwe Waterweg was aangesloten op de wereldhandel, die met

grote stoomschepen dwars door de continenten voer in pleats

van er omheen, ward Rotterdam een transformetor in een globaal

economisch netwerk.

In 1990 ward het plan opgevat in de oude centrale, die pas na de

oorlog haar bekende aluminium silhouet kreeg, verschillende

massamediabedrijven te huisvesten. De mythe van een wereld

die getransformeerd wordt door onzichtbare netwerken van

media en informatica neemt moeiteloos de oude myth en over van

een wereld, veranderd door elektricitelt en industria. De keuza

voor Jean Nouvel lag voor de hand, vanwege zijn fascinatie voor

de massamedia. In zijn architectuur probeert hij het veranderlijke

en vluchtige ervan in de gavels te belichamen door beelden of tek­

sten in gelaagde glaswanden te verwerken of te projecteren.

De architectuur van de oude elektriciteitscentrale, die van hat oor­

spronkelijke gebouw en al haar uitbreidingen, is niets meer dan

een huls waarin machines staan. Aileen het oorspronkelijke kan­

toorgebouw, schakelgebouw en de machinehal zijn behouden.

De detaillering van de oudbouw is van binnen rijker dan aan de

buitenkant. De muren van de machlnehal zljn bijvoorbeeld geheel

bekleed met geglazuurde baksteen en doen stark den ken aan die

van de Beurs van Barlage. Zij worden op een dramatische manier

belicht door een bovenlicht aan hat einde van de hal, dat hat zon­

licht verticaal langs de muur doat strijken. Langs de lengte van

daze ruimte !open aan weerszijden rails waarlangs een hijs­

mechaniek geleid kan worden, zodat de pistache-kleurlg gelakte

turbines in en uit de grijs wit betegelde vloeren getakeld konden

worden. De vernieuwing van het gebouw heeft de vorm aangeno­

men van een invasie door vreemde wezens. De machinehal wordt

als ruimte en als steer grotendeels onaangatast gelaten, maar

waar eens de turbines stonden, staan nu vijf black boxes op hoge

poten verspreid door de ruimte. Hat zijn televisiestudio's, twee

grote en drie kleine, door loopbruggen onderling en met de rest

van hat gebouw verbonden. Volgens de eisen van een opname­

studio zijn het geluids- en lichtdichte dozen die daarom gesloten

en glad zijn. Hierbinnen speelt zich hat mysterie van de massame­

dia af, net als dat van de elektriciteit onzichtbaar van buitenaf.

De enige exteme ingreep is de grootste studio die, eveneens als

een gesloten doos op kolommen, tegen de westkant van de oud­

,bouw is geprojecteerd. Hat dak fungeert als terras voor hat restau-

' rant in het voormalige ketelhuis; tussen de kolommen kunnen

auto's parkeren. Het gebouw heeft een uitgesproken publieks­

functie en scheidt op subtiele wijze het publiek en de werknemers.

De bezoekers kunnen ronddwaien in de machinehal en verwon­

derd tussen de kolommen van de boxes wandelen, waar Mn van

de turbines als een artefact is achtergebleven. Van beneden af

kunnen zij het werkverkeer op de loopbruggen gadeslaan. Het uit­

zicht is een belangrijk element in hat plan. Vanuit de centrale hal

kijkt men door een giazen wand near de westelijke havengebie­

den; daze langgerekte rafelige horizon wordt ais een smalle strip

omkaderd en onderbroken door de kolommen en auto's onder de

grootste studio.

Nouvel heeft in dit project de bestaande monumentaliteit van de

elektriciteitscentrale op grootse en meeslepende wijze aanga­

wend om de mythologie rond de media en informatietechnologie

te verbeeiden. Het is veeizeggend dat Mn van de schoorstenen

wordt hergebruikt als zendmast. Zijn architectuur is die van de city

of flows : information-flows, media-flows en economic flows

maar laat er in dit project geen twijfei over bestaan dat elektriciteit

de motherofflowsis.

TfT N N

Page 64: Re-Arch

~ -~ ~

~ i ~

1 I'!

·~ !

~ ~

5

Page 65: Re-Arch
Page 66: Re-Arch

Graanpakhuis Albion

Toen in 1988 het graanpakhuis Albion leeg

kwam besloot de gemeente het gebouw te behouden. Het com­

plex werd In 1908 gebouwd aan de Noorderhaven in Groningen.

Met haar prachtige ligging en sublieme schoonheid leek het uiter­

mate geschikt voor een woningbouwproject. De Berlijnse archi­

tectThomas Miillerwerd op initiatief van J.P. Kleihues, de toenma­

lige suparvisor van de binnenstad, aangetrokken vanwege zljn

ervaring met soortgelijke opgaven. Het eerste antwerp {1989),

voor vrije-sactor wonlngen in en aan hat oude pakhuls, was finan­

cieel onhaalbaar en stierf een vroege dood. Op elgen lnitiatlef

kwam Muller met een tweeds plan voor Albion dat de gemeente

deed besluiten hem sen vervolgopdracht te geven. Daze keer

betrof het socials wonlngbouw.

Hat bakstenen gevaarte Albion is aileen al door zijn hoogte impo­

sant. Aan de Noorderhaven telt het pakhuis zeven verdiepingen.

Hierachter, gescheiden door een ruim dertig meter hoge siloschijf,

ligt de vierkante overkoepelde droogruimte. Aan de westkant van

dit volume ligt een tWaede siloruimte.

Het antwerp van Muller laat grate stukken van het pakhuiscom­

plex onaangetast. De weerbarstlgheid van hat gebouw liet hem

oolc nauweJijlcs een andere lceuze. Op sommige plekken zijn de

muren sen meter dik en functioneel zaer gespeclaliseerde ruimtes

als de silo's en de droogrulmte zijn nlet goad aan te passen voor

woningen. De droogruimte is in het plan opgenomen als multi­

functionele ruimte en wordt nu verhuurd als galerie, een functie

die juist kan profiteren van 'moeilljke' ruimtes. De silo's zijn

gedeeltelijk verbouwd tot woningen, maar bij de westelijke silo­

ruimte was dit nie.t mogelijk. Deze vormt nu een laze ruimte,

omhuld met baton, in het gebouw. Bijkomende problemen vorm·

den de lage verdiepingen, de diepte van de stages en de daarmee

samenhangende geringe lichttoetredlng, allemaal zaken die niet

stroken met de Woningwet. Ook al heeft het antwerp zich toe­

gespitst op het minimaliseren van deze bijverschijnselen, tach zijn

verscheidene woningen behoorlijk danker. Bovendien moesten,

om het project rendabel te maken, zoveel mogelijk woningen wor­

den ingepast. Vanuit een systematisch typologisch onderzoak

warden vierenveertig woningen ontworpen, waarin elf verschil­

lende types te herkennen zijn.

Door de gesloten, hoge gavels heeft het pakhuis een monumen­

tale strengheid. Omdat de oude gavels al een zekere gelaagdheid

bezitten vormen de nieuwe balkons, die overigens met veel aan­

dacht zijn vormgegeven, geen opvallende toevoegingen. Het

nieuwbouwblok aan de Havenstraat herhaalt driemaal het silhouet

en de masse van de silotoren. Het is opgetrokken uit een verwan-

te roda baksteen en is via loopbruggen en galerijen verbonden

met het verbouwde pakhuis. De strengheid van de oudbouw

wordt hier gespiegeld in een wat Iasser idioom. De in beginsel

sobara gevelcompositie wordt verluchtigd door de ritmiek en de

gelaagdheid van de uitspringende balkons.

Om de woningen op een andere manier aantrekkelijk te maken

dan via de gebruikelijke norman en voorschriften zijn twee uit­

gangspunten gehanteerd. Ten eerste is geprobeerd juist te profite­

ren van het beeld dat de weerbarstigheid van het gebouw ople­

vert. Het robuuste karakter van het pakhuis domineert steeds,

waardoor het wonen in Albion andars wordt. Door een van de

ingangen ta plaatsen bij de onbruikbare betonnen silo's worden

zij in hun naaktheid getoond in de ·openbare ruimte, en ,geven de

silovoeten karakter aan een prominente ruimte. Ondanks het felt

dat hat horizontals dael van de elevator, die de weg overbrugt

naar de gracht, het Iicht ontneemt aan de waning erachter, is deze

behouden. De elevator is bij de desbetreffende waning getrokken

zodat daze als enige de beschikking heeft over sen bizarre winter­

tuin die over de wag heen hangt en via openslaande deurtjes san

hat eind een spectaculair uitzicht bledt over de Noorderhaven.

Dit brpngt ons bij het tweeds uitgangspunt. In het antwerp is geprobeerd de handicaps, die het pakhuis als woongebouw met

zich meebrengt, te compenseren. Om de geringe lichttoetreding

te compenseren zijn de woningen bijvoorbeeld veel ruimer opge­

zet dan gebruikelijk bij socials woningbouw. Om tach woningen

te kunnen maken boven in de siloschijf moest er sen lift worden

gebouwd voor slechts vijf woningen, waarvan een els een ade­

laarsnest het gebouw bekroont.

Deze dingen, ondenkbaar in een normaal Woningwet-project,

komen voort ult de moeite die MOller zich heeft getroost om de

woningen in te passen in het pakhuis. De vrijheden die hij zich

heeft kunnen veroorloven mat de norman en wetten van de

woningbouwpraktijk, komen voort uit de ldiosyncratleen van sen

oud en koppig pakhuls. De ethiek van de socials woningbouw -het

zo egaal mogelijk verdelen van woonkwaliteit- is door de omstan­

dighedan geperverteerd in ean zoektocht naar bijzonderhaden,

ook al staan hier op andere pleatsen weer onhebbelijkhedan te­

genover. Het is prettig dat hat gebouw niet is gebruikt om een

schijn van bijzonderheid an authenticlteit aan het wonen te gevan,

maar het wonen in de weg mag blijven zitten. Muller heeft het

pakhuis aangewend om aan een talc van de wonlngbouw, die zich

als een neutrals voorziening aanbiedt aan de gebruikers, onvoor­

spelbaameid en keuzevrijheid terug te geven.

... I ... rg Ill :..

Page 67: Re-Arch
Page 68: Re-Arch

DeWaag De Waag is het oudste nlet-kerkelijke openbare

bouwwerk van Amsterdam. Oorspronkelijk ward het mini-kasteel­

tje in de vijftiende eeuw gebouwd als stadspoort In 1617 werd het

verbouwd tot stadswaag en vervolgens heeft het tot in de twintig­

ste eeuw de meest uiteenlopende functies gehad. Op een gage­

van moment behuisde het gebouw tegelijkertijd het gilde van de

schoenlappers, de koekebakkers, de smeden, de metselaars en

de chirurgijnen, Ieder met hun eigen ingang in een van de zes

torens. Vooral hat gilde van de chirurgijnen liet een belangrijke

erfenis na: hat Theatrum Anatomicum; een koepelzaal, waarin

voor een publiek van gildeleden en studenten de lijken van

terechtgestelden warden ontleed. De congestie van functies

spreidde zich ook uit over de Nieuwmarkt. Niet aileen ward hier

een grote markt gehouden, waardoor de groente en het vlees tot

tegen hat gebouw a an warden tentoongespreid; hier vonden ook

de openbare executies pleats, die de lijken leverden voor het

Theatrum Anatomicum. De Waag stond voor een combinatie van

het theatrale, hat morbide en het banale, oftewel voor hat Ieven

in destad.

Het laatste decennium is de Waag het brandpunt geweest van een

ander soort grootstedelijke dynamiek. Bij hat vertrek van hat

Joods Historisch Museum in 1986 besloot men de ondertussen

door drugs, prostitutie en stadsvemieuwing gedomineerde

Nieuwmarktbuurt een positieve impuls te geven vanuit de Waag.

Een ambitieus plan om er een mediacentrum annex Grand Cafe in

te vestigen kon aanvankelijk rekenen op steun van de politiek, de

ondernemers en Monumentenzorg. Hat fait dat men de wereld­

beroemde Franse designer Philippe Starck had weten te enthou­

siasmeren voor de verbouwing droeg bij aan de algehele opwin­

ding. Het plan zou deWaag zowel van binnen als van buiten ingrij­

pend wijzigen. Na protesten van de buurtbewoners, waarvan

sommigen tot de culturele jet-set behoorden, en weerstand van

de bond Heemschut, ward de verbouwing eind 1989 onverwacht

door de gemeente stopgezet op het moment dat het al bijna vol­

tooid was. De Waag, nu een steen des aanstoots op het verder

opgefriste plain, verbergt achter haar donkere muren de archeolo­

gische resten van een nieuw gebouw dat nog voordat het af was,

in de steak ward gelaten.

Het project van Starck, die beroemd ward door zijn verbouwing

van het Parijse Cafe Costas en de inrichting van de appartementen

van Fran~is en Daniells Mitterand in hat Elysee, behelsde de ver­

bouwing en inrichting van he! interieur en een uitbreiding met

een glazen entreegebouw. Daze is tegen de oostkant van de Waag

ontworpen en is verbonden met de lngangspoort waardoor men

in de middeleeuwen de stad binnen ging. In het oorspronkelijke

ontwerp bestaat de aanbouw uit helder glas waarin een donker,

glad volume staat. Dit volume herbergt de installaties en heeft het

karakter van een hoekig wezen met vier poten. Zo betreedt men

het geboow tussen de voorpoten van een merkwaardig reptiel dat

uit zijn terrarium lijkt te gaan barsten. Ook de oude Waag dient

zich door de nabljheid van een gebouwd dier aan als een wezen:

een oeroude, donkere Moloch.

Hierbinnen heeft Starck echter een geheel nieuwe wereld

gecreeerd, dichtbevolkt door objecten, meubelen en materialen.

In hat ontwerp komen op de begane grond van de Waag en in de

uitbouw het Grand Cafe en restaurant. Vanuit de glazen aanbouw

betreedt men de zeven meter hoge ruimte van de oudbouw, via

een glazen gang. In het achterste gedeelte van de tweedelige

rulmte bevindt zich tegen de westelijke poort een gebogen mezza­

nine, met daarop een ronde bar met ean weerszijden zitjes, om­

geven door fiuwelen gordijnen. In een van de grotere torens is

een ronde, met mahoniehout afgewerkte bookshop ontworpen.

De toren aan de andere kant herbergt hat trappenhuis. Op de

eerste verdieping zijn een t .v.-studio, een viewingroom en een

computerruimte ontworpen. De tweeds verdieping met de koe­

pelzaal van hetTheatrum Anatomicum is bestemd voor Societeit

De Waag, actief op het gebied van informatie, communicatie en

media. Starck ontwierp voor de koepeizaal een ronde tafel, die

herlnnert aan de ontleedtafel en wanneer hij omhoog getakeld

wordt als lamp dient. Hat inforrnaticaspektakel wordt gadegesla­

gen door de meesterchirurgijnen op de zeventiende-eeuwse

piafondschilderingen.

De zwart wit geblokte vloer, een uit het iood getrokken schaak­

bord, wordt bevolkt met objecten. Staande lampen met ver­

schillend gekleurde kappen dienen als kapstokken en staan als

bellboys in de houding bij de lichtgroene iederen banken. De poet

in de bookshop biedt de bezoeker een boek aan. De derde verdie­

ping word! bewaakt door pilaren die aan enorme schaakstukken

doen denken. Het weldadige materiaalgebruik speelt in dit ont­

werp een essentiele rol: mahoniehouten lambrizering wordt afge­

wisseld met zilverkleurige muren, koperen deuren slaan open

naar de mezzanine en zilveren lamellen zijn voor de schaarse

ramen in de dlkke oude muren geplaatst.

Starcks ambitie met deWaag was om 'door het maken van mooie

dingen een heftigheid op te roepen' in hat hart van de mensen en

in het hart van de stad. Wat zijn lngreep zichtbaar probeert te

maken is niet zozeer de Waag ais geschiedenis, maar de nabijheid

en-... ...

Page 69: Re-Arch

van tegengestelde dingen die het gebouw ook in haar glorie­

dagen bezat. Het project is een klassieke Starck. Of het nu tanden­

borstels zijn of kantoorgebouwen in Japan, grote of kleine

dingen, architectuur of design: zijn projecten worden verbonden

door de nauwkeurigheid in uitvoering en door hun surrealistische

aanwezigheld. Starck wil de wereld bevolken met vreemde wezens.

Entreegebouw

Pbef in de books/lop

~

= I ~

~ ' '--t

I

~~ .~

!: 1,; , .... - - · - ~~ 7 I K Zf!!fC(?G )l l I .•

&nk met IBmp en spiegeiBBn koord

" ...

Page 70: Re-Arch
Page 71: Re-Arch

L138

F

Page 72: Re-Arch

Kinderdagverblijf Het Kasteel

'Hoe komen we van die gevangenis af7' was

de vraag die de ontwerpers van kinderdagverblijf 'Het Kasteel' te

Soest zichzelf stelden. Met 'die gevangenis' bedoelden Matthijs

Bouw, Mirjam Galje, Ton Venhoeven, Daan Bakker en Kirsten van

den Berg hat onaanzienlijke huishoudschooltje, dat architect

P.othoven in 1953 had gebouwd. Hat onschuldig lijkende

l:vormige bakstenen gebouw met zadeldak kwam, volgens hun

parano'ide analyse, zoais aile scholen in daze periode voort uit een

wil tot controls en hierarchie. Centraal gelegen vlakbij de entree

bevonden zich de directeurskamer, de administratis en de docen­

tenkamers: centra van macht. De lokalen waren langs een gang

geschakeld: ovarzicht. De ramen in de iokalen waren hoog

geplaatst, want zodra de bakvissen binnen waren mocht de bui­

tenwereld hen niet meer afleiden: controls. Daze analyse van hat

gebouw heeft geleid tot een radicaai ontwerp dat het tegendeel

vormt van respect voor het oude: hat oude is met hand en tand

van binnenuit bestreden en hoogstens gebruikt als huls voor iets

dat heel erg nieuw is.

De stichting Kinderdagverblijf had al in 1991 haar oog Iaten vall en

op hat oude schoolgebouw; men dacht er door simpelweg wat

sanltair te vernieuwen en wat wenden toe te voegen, een perfect

kinderdagverblijf van te kunnen maken. Omdat Matthijs Bouw en

Ton Venhoeven stelden dat je kinderen van moeders, die zelf vrij

zijn opgevoed en buitenshuis carriere maken, toch niet kon

opvangen in een in wezen panoptisch gebouw, daagde de stich­

ting hen uit hun ideeiin op papier te zetten. Op een no cura no pay

basis maakten de ontwerpers een werkboek, waarin de belang­

rijkste theme's van ee'! ontwerp, alsmede een budget waren

opgenomen. Hiermee gewapend overtuigde de stichting de

gemeente hen hat gebouw toe te wijzen en geld vrij te maken

voor een buitengewone verbouwing.

Hat concept van de verbouwing gaat uit van de omkering van de

bestaande situatie. Een kinderdagverblijf is geen school, maar

een plek wear kinderen verblijven die nog niet naar de basis­

school hoeven of die net een dag leren achter de rug hebben. Als

aiternatief voor het traditionele model van een kinderdagverblijf

dat het kind beschermdheid, veiligheid en huiselijkheid geeft,

wiilen de ontwerpers hat kind een wereld bieden die ontdekt moat

worden en die, net zoals de buitenwereld, niet van gevaren ont­

bloot is. Hat ontwerpmodel is de straat, de autosloop of hat bos

van Alice in Wonderland. Hat gebouw is gekaapt door de kinde­

ran: de juffen spelen niet meer de centrale allesziende rol in hat

gebouw, maar zijn near de periferie verbannen.

De buitengeveis van hat gebouw zijn grotendeels onaangetast

gebleven en verraden niets van de vreemde wereld erachter. Van

binnen is de oudbouw echter zoveel mogelijk gestript. Door 'cre­

atief te slopen' zijn de constructief belangrijke muren geminimali­

seerd tot een stelsel van bogen, zodat een grote continue ruimte

is ontstaan. De nlet gesloopte onderdelen van het gebouw zijn in

een zo ruw mogelijke staat gelaten. Doordat de plafonds zijn ver­

wijderd warden de dakspanten zichtbaar en ging hat interieur op

een boerenschuur lijken. De nieuwbouw is uitgevoerd in verschil­

lende soorten onafgewerkte houtprodukten: betonplex, yal/ow

pins, gaatjesboard, underlaymant.

De nieuwe ruimtes bevetten een complexe structuur van houten

kamertjes, die op elkaar gestapeld zijn en naast elkaar geschakeld.

Ze zijn verbonden door trappen en bruggen. De begane grond in

hat hoofdgebouw is grotendeels leeggeruimd voor de gemeen­

schappelijke speelzaal. Hier is het straatmodelletterlijk gemateria­

liseerd. In de zwarte \inoleumvloer zijn verkeerspijlen en -strepen,

een zebrapad en parkeervakken opgenomen. Een sloopauto staat

naast de geperkeerde driewielers als speeimeubel. De stuclaag is

van hat plafond verwijderd waardoor de 'holie baksteenvloer'

zichtbaar is geworden en de materiiile ruwheid van de straat in

hat plafond terugkomt. Achter de 'straatwand' met poorten en

ramen bevindt ~ich een zone -de kast genoemd- met huiskamers

waar de grotere kinde ran zich na de thee kunnen terugtrekken, om

bijvoorbeeld Nintendo ta spalen.

In de achtervleugel zijn de jongere kinderen ondergebracht. De

baby's en de peuters hebben hun eigen ruimte met daaromheen

de slaapruimtes. Deze ruimtes zijn op zo'n manier naast, boven en

onder elkaar gezet dat de kinderen af en toe een kijkje kunnen

nemen bij de anderen. Aan de tuinkant is de bakstenen gavel

opengemaakt en getransformeerd in een nieuwe serrewand langs

de speelhal. Wanneer de deuran geopend worden breidt het

speelterrein zich ongebreideld naar buiten uit

In hat ontwerp zijn verschi\lende schalen door elkaar heen

gebruikt, zodat er hale kleine ruimtes zijn waar aileen peuters in

passen en moeilijk te berelken ruimtas waar de grotere kinderen

hun dome in hebben. Zo zijn er voor iedereen geheimzinnige plek­

ken in hat gebouw en worden de kleinen bijvoorbeeld uitgedaagd

om goad te leren traplopen om ook tot hat domain van de grote­

ren door te kunnen dringen. Omgekeerd kunnen de kleintjes zich

terugtrekken in kleine ruimtes en hun eigen routes afleggen door

gangen die te klein zijn voor, bijvoorbeeld, de begeleidsters. Voor

de leidster van hat kinderdagverblijf is tussen hoofdgebouw

en achtervleugel een kamer ontworpen die -hoewel centraal

geplaatst- niet als panoptische controlekamerte gebruiken is.

~ I i

Page 73: Re-Arch

De ongewone verschijningsvorm van het kinderdagverblijf komt

niet aileen voort uit een uitgesproken idee over kinderopvang,

maar ook uit een specifiek ontwerpproces. Dit werd gekenmerkt

door een vrije uitwisseling van ideeen en een pragmatische en

positieve benadering van de restricties van de oudbouw en het

budget. Uiteindelijk is het gebouw het resultaat van een inten­

sieve versmelting van oud en nieuw, van architecten en opdracht­

gevers. De afwezigheid van hierarchie is totaal; in dit gebouw zou

Pippi Langkous zich thuis voelen.

Het vverlcboek: 'Vraag, hoe komen \N8 van die Q8VBnQBni's sf?

6P~IlPAQ.P.rc;..J lit c..tNtJe:>-.1

NM'l.. ButTa.. ~ 00:0~

~ 6e,9b\.lA..:) rtoer ~

uoeo b~t'f~'r ~

e:eN \-U..I.iSI.(Arza ll.l!fll ~ ~.c.. CP~~uAr- l.o:O'L()e)J

TfT

Page 74: Re-Arch
Page 75: Re-Arch
Page 76: Re-Arch

MeesPierson Bank Aan de Rotterdamse skyline is in 1993 een

nieuwe kantoortoren toegevoegd. Toen de stedebouwkundige

dienst in de jaren tachtig het idee van de 'tweedelinie bebouwing'

introduceerde, die bepaalde dat achter de bestaande bebouwing

aan de Coolsingel hoogbouw mocht komen, kon de MeesPierson

Bank haar te klein geworden behuizing uitbreiden. De voormall­

ge Bank voor Handel en Scheepvaart (1950) ward door Van

Nieuwenhuyzen, Van dar Heijden & Moerman ontworpen. Hat

Bssisplsn voor de wederopbouw van de verwosste stsdsdelen uit

1946 schreef voor dat aan de westzijde van de Coolsingel 'wand­

gebouwen' afgewisseld moesten worden met gebouwen die naar

voren sprongen en zich verzelfstandigden als objecten. Daarvan is

hat dozige gebouw van Van Nieuwenhuyzen er atm. Hat is opge­

trokken in een classicistische wederopbouw-stijl, die retio­

nalistische bouwprincipes combineert met een classicistische

niaterialiserlng. Dit manifesteert zich met name in de portico, de

erker en hat oculusvormige venster in de zijgevel, en in de tri­

partiete opbouw van rustics-basement, geglazuurde bakstenen

bovenbouw en daklijst.

Vanaf de Coolsingel ziet men nu de nieuwe hoogbouw boven de

oudbouw uittorenen. Daze uitbreiding van de MeesPierson Bank

is, evenals de WTC-toren aan de overkant van de Coolsingel, ont­

worpen door Rob van Erk van hat bureau EGM Architecten. Het

hoogste gedeelte van de nieuwbouw ligt achter de oude bank en

bevat een poort naar de expeditiehof achter de Coolsingel. De

toren besteat uit drie verspringende schijven die haaks op de

Coolsingel staan. De buitenste schijven zijn bekleed met natuur­

steen. De binnenste schijf is van glas en tot in de binnenplaats

van hat oude gebouw geschoven. Deze schijf loopt vanaf de

Coolsingel naar boven met een getrapt silhouet, dat associaties

oproept met de art-deco wolkenkrabbers van Amerikaanse metro­

pol en en zelfs met die van de metropool der metropolen:

Batman's Gotham City.

De nieuwe gavel citeert op verschillende manieren de oucle. In de

zijgevel is een stuk van de oude gavel simpelweg gekopieerd en

tegen de nieuwe gavel geplakt. Net als de erker in het oude ge­

bouw markeert daze nieuwe middentravee de ingang van de

bank. De opbouw van de oude gavel wordt in de nieuwe verticaal

gespiegeld, doordat de toren wordt bekroond met dezelfde

rusticalaag met oculi als we op de begane grond van Van

Nieuwenhuyzens gebouw aantreffen. De kleur van de natuurste­

nen bekleding komt overeen met die van de oude geglezuurde

bekstenen, maar is spiegelglad. Wie het gebouw via de oude

hoofdentree betreedt, komt vanuit de statige oude hal in hat nieu-

i

we atrium dat door zijn glossiness doet denken aen de meester

van hat atrium, de architect John Portman uit Atlanta. Hier wordt

de bezoeker overdonderd door een glimmende marmeren vloer,

de schittering van het Iicht in het glas, de oneindige hoogte en de

cascades van planten die van de balustrades hangen. Echter, de

planten zijn van plastic en elke plantebak blijkt bij inspectie iden­

tiek gecomponeerd te zijn. Hat weelderige effect wordt nog eens

verhoogd doordet de borstweringen waar zij tegenaan hangen

met spiegelglas bekleed zijn. Ook de oneindige vide blijkt een

mirage te zijn; hij is niet hoger dan het oude gebouw, maar wordt

verdubbeld door hat spiegelende plafond, dat via een opening in

hat dak hat zonlicht van buiten in hat atrium kaatst. Wanneer men

de glazen lift naar boven neemt, zoeft de oude stetigheid met een

adembenemende snelheid voorbij. Tijdens de rit dient hat

gebouw zich aan als een videoclip; men vliegt door hat spiegelpla­

fond, denkt door hat dak heen te gaan breken maar passeert de

directiekamer, de vergaderzalen en de gewone kantoorruimtes, die

allemaal enkele seconden in beeld kornen.

De hoogste regionen zijn bestemd voor de bedrijfskantine en een

afdeling met luxueuze vergaderkabinetten. De kantine op de

zeventiende en achttiende verdieping heeft een riant uitzlcht over

Rotterdam en de Maas. Amerikaanse diner-zitjes staan langs de

dubbelhoge glasgevel. Rand de overige tafels staan Knoll-stoelen

in aile kleuren uit de collectie, zodat 'bloemen' op het groene tapijt

gevormd worden. Doordat in de loren een andere dan de stan­

daardmaatvoering is gehanteerd, is er nu een grate variatie aan

inrichtingen mogelijk. Het interieur van de nieuwbouw is in de

obsessie voor hat detail verwant aan dat van de oudbouw.

Eigenaardigheden, zoals een zaer tijdgebonden schrootjeswand ,

zijn met veal moeite door Van Erk behouden. Op de eerste ver­

di aping is de inrichting van de oude directievertrekken en bij­

behorende wachtkamer opgeknapt en als stijlkamer bewaard. Als

door een timewsrp zijn daze residu's van de jaren vijftig op vol­

strekt onverklaarbare wijze in de jaren negentig terecht gekomen.

~egan over de frisheid en vrolijkheid van de kantine staat de exclu­

slviteit en dramatische stetigheid van de negentlende verdieping.

Achter een golvende houten wand zijn vier kabinetten verscholen

voor vergaderingen met belangrijke relaties. De ruimtes hebben

een vervreemdende maatverhouding. Ze zijn vrij klein maar erg

hoog en worden volkomen gedomineerd door de gigantische

oculi waarachter zij zich bevlnden. Hier manifesteert zich met een

intense nabijheid weer de sfeer van Gotham City; de bankiers van

MeesPierson moeten niet verbaasd opkijken als Batman ineens

op hun vensterbank neerstrijkt.

i

Page 77: Re-Arch
Page 78: Re-Arch
Page 79: Re-Arch

Koffiesilo Van Nellefabriek

In 1990 is de meest recente uitbreiding van de

Rotterdamse Van Nellefabriek opgeleverd: een kofliesilo, ontwor­

pen door Meindert Booy van het architectenbureau Van den Broek

& Bakema. Het aluminium en glazen torentje van 9 x 9 x 32 meter

is een bepalend element geworden in het silhouet van het

fabriekscomplex aan de Delfshavense Schie. De silo bestaat uit

een onderbouw, een zelfdragend silogedeelte en een bovenbouw.

De onderbouw herbergt de weeg- en verdeelruimte waar de ver­

schillende melanges worden samengesteld. In de bovenbouw

bevindt zich de verdeelzoider van waaruit de verschillende silocel­

len worden gevuld. Een transportbuis zorgt voor direct transport

van de melanges naar de branderijen in de oudbouw.

Het gebouw is bekleed met een gordijngevel van glazen en alu­

minium panelen in de maatvoering van het tuindersglas dat in

de oude fabriek is gebruikt. Rand de onderbouw is de gevel

geheel beglaasd waardoor van buiten zicht is op het bedrijfs­

proces. Aan de Schie-kant van de silo is een geheel transparent

noodtrappanhuis tegen de gevel aangezet. De trap wordt zelden

gebruikt; hij zal nlet het dynamische bedrijfsproces zichtbaar

maken, zoals de glazen trappen in de fabriek die hem tot voor-

beeld hebben gestrekt.

Het belang van de eenvoudige silo berust niet bij de eiegantie en

het raflinement waarmee daze gemaakt is, maar bij de complexe

historische en ideologische context waarvan hij deal uitmaakt.

Hij bevindt zich immers op de heilige grand van de geschiedenis

van de moderne architectuur in Nederland, en is gebouwd door

een bureau dat kan bog en op een directe bloedlijn naar het hero"i­

sche functionalisme uit de jaren twintig, waarvan de Van

Nellefabriek het symbool is.

De werkelijke schepper van de Van Nellefabriek is C.H. van der

Leeuw, verllcht ondernemer, psychoanalyticus, dandy, theosoof

en partner in de firma Van Nelle vanaf 1917. Hij bedacht met

M. Brinkman het concept van een groeiende fabriek die in

staat zou zijn bedrijfskundige veranderingen op te nemen. Toen

Brinkman stierf zorgde hij ervoor dat diens zoon Jan samen ging

met de jonge architect L.C. van dar Vlugt. Van dar Leeuws con­

tacten met Walter Gropius en Le Corbusier, gekoppeld aan zijn

bekendheid met Amerikaanse innovaties als de daylight factories

en de assembly line, hebben vee! invloed gehad op de uiteinde­

lijke verschijningsvorm van de Van Nellefabriek. De fabriek is

mede door zijn stimulans gebouwd in de transparante, pure en

verlichte bouwstijl van het functionalisme. Toen Van der Vlugt in

1937 stierf, zorgde Van der Leeuw er voor dat het bureau fuseerde

met dat van Van den Broek. Brinkman & Van den Broek bleef de

huisarchitect van de fabriek. Later was het Vander Leeuw die Van

den Broek steunde in zijn besluit de jonge architect Bakema aan te

trekken als partner. Vanaf 1953 heat hat bureau Van den Broek &

Bakema. Met terugwerkende kracht ward vooral door Bakema

random de Van Nellefabriek een mythe opgewekt van een archi­

tectuur die letterlijk en figuurlijk open is en veal meer dan uit een

stijl voortkomt uit een mentaliteit. Oat de verbouwingen, restaura­

ties en toevoegingen allemaal door Van den Broek & Bakema zijn

uitgevoerd schetat de verbondenheld van hat bedrijf aan de

geschiedenis van dit gebouw. Meindert Booy, 'erfgenaam' van de

in 1981 overladen Bakema, is mat gemak In de huid van de mees­

ter gekropen om de laatate uitbreiding te maken van de fabriek.

De paradoxale situatie waarin hat bedrijf verkeert sinds het

gebouw op de monumentenlijst staat, waarin zij slechta met de

grootate omzichtigheid om mag gaan met haar huisvesting terwijl

de bedrijfsontwikkelingen gewoon doorgaan, zal in de nabije toe­

komst beeindigd worden. Recentelijk heeftVan Nelle besloten het

gebouw te verlaten. De kofliesilo zal de laatate spruit zijn uit het

droomhuwelijk tussen de zich steeds vernieuwende gebruiker van

het gebouw en het al even veranderlijke architectenbureau Van

den Broek & Bakema.

Oat het gebouw niet opnieuw een fabriek wordt lijkt zeker. Het zal

in Ieder geval voortleven als historisch monument, als trekpleister

voor architectuurtoeristen, hoe vreselijk dit oak mag klinken in de

oren van de believers in het gebouw. Het is nu aan nieuwe en

andere generaties architecten en gebruikers om voort te bouwen aan de Van Nellefabriek.

\f.ln Nellefabriek met f'fldJts dtJ kofflesilo

m 1 i

Page 80: Re-Arch
Page 81: Re-Arch

Transitorium

Hat gabled van de Haagse binnenstad tussen

winkelcentrum Babylon en de Nieuwe Ksrk, hat BaNK~ebied, is

sinds de oorlog onderwerp van veal discussie. Hat bombards­

men! van 1945, de kaalslag van wat over was en de constructie

van een grootschalige city met regeringsgebouwen vanaf de

jaren zestig hebben dit gabled gemaakt tot wat hat is: een leegte,

gedomineerd door een aantal introverts kantoorreuzen, verras­

send door zijn ligging, pal naast hat 'mooie' historische centrum

van Den Haag. De eensluidende afkeuring van hat gebied weerspiegelde zich in

de keuze van de stedebouwkundige die Den Haag in 1988 aantrok:

Rob Krier, de Luxemburgse architect die semen met zijn broer

Leon beroemd was geworden door hun polemische plannen voor

de 'reparatie' van de schade die de moderns stedebouw en archi­

tectuur in de historische steden hadden veroorzaakt. Hat plan van

Krier trachtte de grots schaalovergang van hat historische centrum

naar hat BaNK~ebied te overbruggen, maar probeerde hat vooral

een stedebouwkundige structuur te geven die verwant is aan die

van de historische sted, met straten, plain en en stadsblokken.

Kriers plan ging uit van een intense verdichting van functies en

gebouwd vloeroppervlak. Hij wilda hat enorme programma van

hat plan onderbrengen in een stadswijk met een grote eenheid,

ook al zou daze gebouwd worden door verschillende architecten.

Hat brendpunt van hat plan -hat grootste gebouw- was echter een

overblijfsel van de gehate tabula-rasa periods: hat zeventig meter

hogeTransitorium. Het gebouw gaat onderdak verlenen san de helft

van hat nieuwe Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Om hat gebouw te transformeren nodigden Krier en de betrokken

ontwikkelaars de Amerikaanse star-architect Michael Graves uit,

tot grots ontsteltenis van de Nederlandse architectenwereld, die

zelf hunkerde naar zo'n zeldzame grootschalige culturele staats­

opdracht. Graves is net als Robert Stern (zie: Hoofdkantoor Mexx­

lnternational) sen van de heiden van de postmoderne revolutie

die vanaf de jaren zeventig door Amerika en Europa woei en

waartegen Nederland tot voor kort weerstand wist te bieden.

Net als Stern staat hij voor een architectuurbeoefening waarbij

op een erudiete manier gebruik wordt gemaakt van historische

motieven; net als Stern weet hij tegelijkertijd architectuur als

een vorm van entertainment te beoefenen. Niet voor niets is hij

sen van de huis-architecten van Disney en heeft hij in hetTeam

Disney Building in Los Angeles (1991) de zeven dwergen als

kariatiden gebruikt.

HetTransitorium ward opgeleverd in 1967, naar een ontwerp van

bureau Lucas en Niemeijer. Hat gebouw behoorttot een serie kan·

toren, gebouwd in opdracht van de Rijksgebouwendienst volgens

he! jac/cb/ock·principe. Dlt Engelse bouwsysteem betekende korte

tijd een revolutie in de systeembouw. Hat werkt volgens hat prin­

cipe van de krik, waarbij de vloeren steeds op de begane grond

gegoten en vervolgens opgekrikt worden. Doordat aile installatie­

werk en de afbouw in de lagere regionen plaatsvinden, kon men

veal tijd en geld besparen en veiligheid wlnnen. De gavel van hat

gebouw (staal, gias, borstweringen, brandbalkons) is niet ontwor­

pen om lets te representeren, zoais de waardigheid en be­

trouwbaarheid van de overheid, maar toont simpelweg datgene

waervan zij hat produkt is: industrials efficientie en raffinement.

Daarmee staat hat gebouw voor a lies waar Graves in zijn carriere

tegen heeft gestreden; hij schuwde dan ook geen enkel middel

om hat beeld van hat gebouw naar zijn hand te zetten. Ais hat ant­

werp uit 1994 straks is uitgevoerd, staat er geen voor iedereen

herkenbare jackblock-schijf meer -daze word! tot op het skelet

gestript-, maar een gebouw met twee zadeldaken, een bakstenen

gavel en een basement: een tien maal uitvergroot zeventiende­

eeuws herenhuis.

Graves beperkte zijn ingreep tot hat exterieur; de interne organi­

satie ward niet veranderd. Hij heeft de gavels van hat gebouw

voorzien van erkers, bekleed met natuursteen. Daze verticals

doorbrekingen van de gavel sugQ13reren trappenhuizen of lift­

schachten, maar dienen slechts om het gebouw een zekere dikte

te geven en hat vanaf elke kant visueel in twee gelijke delen te

splitsen. De ramen zijn niet in stroken samengebracht, maar in

een monumentaal-orde van rechthoekige pseudo-zeventiende­

eeuwse ramen met vierkante vensters. De schaalloze, met een

gordijngevel omkiede masse van hetTransitorium wordt op deze

manier herverdeeld, zodat daze 'leesbaar' wordt. Tegelijkertijd

vormt hat gebouw ook een architectonisch trompe l'oeil, in die zin

dat architectonische eigenschappen als monumentaliteit, axiali­

teit en tectoniek achteraf worden toegevoegd.

Een belangrijk doel van de transforrnatie is de inpassing van hat

Transitorium In zijn omgeving. Eerst stond het gebouw gewoon

op de grond; het was van beida lange kanten toegankeiijk en

enkele lege paviljoens eromheen dienden voor de expeditie. Hat

gebouw veriiest nu zijn zetfstandigheid als object en word! opge­

nomen in de nieuwe straatgevel van de Zwarteweg. Hiertoe is hat

Transitorium uitgebreid met een bouwvolume dat de hoogte en

de rooilijn van daze straat volgt. Daarnaast ontstaat via een colon·

nade eon monumentale toegang tot een plain, dat zich bevindt

tussen Graves' gebouw en dat van Sjoerd Soeters. Dit laatste is

~ I ~

Page 82: Re-Arch

via een luchtbrug met Graves' gebouw verbonden en huisvest de

andere helft van het Ministerie vanVWS. De plaza is's nachts afte

sluiten en fungeert als grootse buitenfoyer voor beida gebouwen.

Vanaf het smalle plain zal de toren van Graves zich aandienen als

een grote vriendelijke reus.

De pers bekritiseerde het ontwerp om zijn oppervlakkigheid,

waarop Graves antwoordde: 'The skin is not only skindeep'. Juist

het oppervlak van een gebouw heeft volgens Graves de plicht een

wisselwerking te genereren tussen het particuliere gebouw en de

publieke stedelijke ruimte. De gavel wordt niet als een puur func­

tioneel element opgevat, maar krijgt de functie van aanduider

terug, in dit geval van de Nederlandse cultuur. Graves weet even

snel en schaamteloos als hij dat voor Disney deed, deze in een

beeld om te zetten: 'het herhalende patroon van puntdaken, dat is

voor mij het beeld van Nederland' (NRC 17-5-1994).

Maqustte met <itbt8icfng _,de~

~ ... !

Page 83: Re-Arch
Page 84: Re-Arch

ACOM kantoorgebouw In 1992 kreeg bureau Van Berkel en Bos de

opdrachttot de gevelrenovatie en herinrichting van een klein kan­

toorgebouw uit de jaren zestig in Amersfoort. Hat gebouw staat

aan de drukke ringweg en vial slechts op tussen de negentiende­

eeuwse huizen vanwege haar recht-toe-recht-aan modernistische

uiterlijk. Het was niet meer dan een rechthoekige doos met aan de

voorzijde !Wee strookramen rustend op een glazen onderbouw.

In he! algemeen zijn er twee redenen voor gevelrenovatie: de

gavel voldoet in technisch opzicht niet maar of de opdrachtgever

wil de verschijningsvorm van hat gebouw veranderen. Dit project

val! onder de tweede categorie; we kunnen spreken van een fscs­

lift. Bouwtechnisch was er niets mis met de gavel maar men wilda

he! meer 'karekter' geven. De oude gavel ward kortom niet meer

als waardevol beschouwd. Vaak word! in zo'n geval een ontwerp

gemaakt dat het bestaande ontkent en eenvoudigweg vervangt,

zoals in he! ontwerp van Michael Graves voor he!Transitorium in

Den Haag. Van Berkel en Bos hebben echter de ambigu'iteit en de

vreemdheid van daze omgang met gebouwen tot kern van hun

ontwerp gemaakt. He! inpakken van een gebouw vormt he!

onderwerp van een bescheiden project waarvan de betaken is des-

alniettemin de specifieke opgave en locatie ontstijgt.

De oude gevel is in dit ontwerp grotendeels intact gelaten. Op de

begane grond is de oude glazen pui weggehaald. Aan de voorkant

is bovendien inpandig een nieuwe trap gemaakt. Nadat de verdie­

pingen met wit isolerend polystyreen zijn bekleed, is de gavel

omwikkeld met gewapende semitransparante glaspanelen. De

panelen zijn met bouten bevestigd aan metalen frames. Deze vor­

men een raster tussen het isolatiemeteriaal en de glaspanelen.

Over de raampartijen zijn horizontale merantihouten lamellen

geplaatst die hat gladde glasoppervlak onderbreken.

Achter de nieuwe gevelcompositie blijft de oude gavel zichtbaar

als een diffuse verschijning door de mistige glaspanelen en de

verwarrende lamellen. De entrees worden gemarkeerd doordat

de lamelwanden hier uit de rooilijn steken. De nieuwe schermen

hellen steeds net iets near voren, steken uit of staan schuin tegen

de oude doos, waardoor de vorm van de oudbouw voelbaar blijft

maar de omtrekken vervagen.

Zoals de gavels de verschijning van hat oude !J&bouw bijna, maar

niet helemaal onzichtbaar maken, hebben Van Berkel en Bos ook

de plattegrond stapsgewijs veranderd. Een zaer ordelijke indeling

van een gang met kamers is gemuteerd in een diffuus patroon

van diagonale wanden en ruimtes die in elkaar overvloeien.

Door de translucente lagan word! de afstand tussen he! oude en

hat nieuwe tot een tactiele ervaring gemaakt. Voor hat ears! zien

we een project waar he! een niet word! getoond naast hat andere,

maar door hat andere heen. De retoriek van hat ontwerp is duide­

lijk: ambigu is bater dan ordelijk, diffuus is bater dan transparent

of opaak en erotisch is beter dan tectonisch. Waar hat kantoor

eerst als een geuniformeerde klaar-over bij hat kruispunt op wacht

stond, dient he! zich nu aan als een gesluierde haremvrouw,

roomblanke plooien suggererend achter exquise texturen, die

haar huid niet bedekken maar slechts strelen.

Ontwerptekening

m 1 i

Page 85: Re-Arch
Page 86: Re-Arch

Projectgegevens Museum Beelden aan Zee, Scheveningen Architectenbureau: Quist bv, Rotterdam

Projectarch~ect: W. Quist

Medewerkara: H. Korver, P. Meeuwisaen

Ontwerp-opfeverlng: 19~1994

Opdrachtgaver. Stlchtlng 'De Onvoltoolde', 'a Gravenhaga

Rijksarchief Limburg, M11astricht Archltectenbureau: Rljklgebouwendienst, Olrectie Ontwerp & Technlek.

afd. Archltectuuran Restauratletechnlelc

Projectarchltect: M. van Roosmalen Medewencers: W. van der Voorst F. Sell& (fase 1 ),

J. Janssen. B. Minke, S. Gleles (fese 2). L lie, R. Oavlea, M. Brouwera (fase 3)

Ontwerp-oplaverfng: 198s.1988lcommendantswonlng),

199().1993 (archlefgobouw), 1994-1998 (Minderbroederskerk)

Opdrachtgever. Dlrectie Zuid Rljksgebouwendienst. district Maastricht

en Oirectle Projectmanegement Rljksgebouwendienst, Den Haag

tnterieurarchltect: S. Glelas,l.s.m. M. van Roosmalen Tuinarchltect: P. Lubbera

Kunstenaara: C. Rogge, E. Wind

Beurs van Berlage, Amsterdam Architectenbureau: Zaanen Spenjers cs ArchRecten bv, Amsterdam

Projectarchitect: Plater Zaanen

Ontwerp-oplevoring: 1987-1988 (Yekult-zaal), 1989-1990 (AGA-zaal)

Opdrechtgever. Naderlends Phllharmonlsch Orkest. Amsterdam

Anne Frankmuseum, Amsterdam Architectenbureau: Benthem Crouwel Archltekten

Ontwerpteam: M. Crouwei,J. Benthem. A. Staalenhoef, T. Uemburg

Ontwerp: 1987 (aarste ontwerp),1995 (tweeds ontwerp)

Opdrachtgever: Anne Frankstfchting i.s.m. Stedelljka WonlngdienstAmsterdam

Rijksakademie, Amsterdam Archltectenbureau: Koen van Valsan

Projectarchltect: Koen van Velsan

Medewerkers: G. de Boer, M. van dar Hulst, T. Keulen. G. Rutten, L Zwart

Ontwerp--oplevering: 1988-1993

Opdrachtgever: Rljksgebouwendlenst

lnterleurerchitect: Koen van Velsen

Hoofdkantoor MEXX-Internatlonal, Voorschoten Architectenburaau: Robert A.M. Stem Architects

Projectarchitect: G.S. Wyatt

CoOrdlnerend architect: Van de Meant, Alphen aan de Rijn

Ontwarp-oplevering: 1986-1987

Opdrachtgever. MEXX:-fntemational bv

lnterieurerchitact: Robert A.M. Stem

~ F

Page 87: Re-Arch

Nederlandse Bank, Amsterdam Archltectenbureau: A+ 0 + P archltecten, Amsterdam ProJectarchitect: J. Abme, G. Hoekstra, M. a Campo Medewerkers: DIJkema Ontwerp-opleverlng: 1984-1990

Opdrachtgev8f:. De Nederiandse Bank nv

lnterfeurarchitect: 0. van den Berg

Koninklijke Schouwburg, Den Haag Archttectenbureau: Charles Vandenhove

Kunatenaar. Sol LeWrtt Ontwerp-oplevering: 199~1991 Opdrachtgever. Gemeente Den Haag

Openbare Bibliotheek, Groningen Archltectenbureeu: Giorgio Grassi Modewarl<ors: N.Deja. Ch. Stuut

Co6rdlnerend arch Met Archltelctenburo Cor Kalfsbeek bv

Ontwerp-opleverlng: 1gsg..1992

Opdrechtgever. Mabon bv

Historisch Droogdok, Hellevoetsluis Architectenbureau: Charles Vanden hove

Ontwerp: 1987

Opdrachtgever:: Gemeente Hellevoetssluls

Kasteel, Deurne Ontwerp: 1994

Opdrachtgever. Gemeente Oeurne

Archftectenbureau: wtntermana Architekten, Rotterdam

Archltectenbureau: Mecanoo Archhelcten bv (F. Houben, Th. Kupers, D. Huls), Delft

Archftectenbureau: Mertens bv (J . Hamers, R. van Baalen, J .Nijssen, R. Hubert!, Hearten

Centraal Museum, Utrecht Architectenbureau: M. van Schljndel

Medewerkers: P. Versseput. E. van Heusden

Ontwerp-oplevering: 1985-1986

Opdrechtgever: K.F. Helnstichtlng, Utrecht

Kunstenaar. Peter Struycken

Archltectenbureau: S. Beef en L Achtergael, Brugge

Medewerkers: P. Jacobs, D. Allard, H. Lust, T. Hofkens, H. Huyghe, Ph. Vlerin, E. Vandaele

Ontwarp: 1995

Opdrachtgevar: Centraal Museum Utrecht. Dienst Stadsbeheer

Cllp-On: JoKia (Joepven Lieshout, t<Jaarvan dar Uppe, Rotterdam)

antwerp: 1994

Mediacomplex Schiehaven, Rotterdam Archftectenbureau: Jean Nouvel

Projectarchltect: Jean Nouvel

Ontwerp: 1990

Opdrachtgever: gemeente Rotterdam, DROS

Graanpakhuis Albion, Groningen Archltectenbureau: MUIIer-Relmenn-Scholz, Ber11Jn, i.s.m. Ovlng Architekten bv, Groningen

Projactarchhect:Th. MOller, Th. Ovlng

Medewerters: G. Dam, W. Vogel, M.C. Ooomen, P. van dar Zwaag, J. Smedlng

Ontwerp-opleverlng: 1991-1994

Opdrachtgever: Wonlngatichtlng Patrimonium, Gronlngen

De Waag, Amsterdam Architectenbureau: Philippe Starck

Co6rdlnerend architect KLON IR. Ujbarsl

Ontwerp: 1987

Opdrachtgever: Stichtfng De Waag

lnterieurarchftect: Philippe Starck

Kinderdagverblijf Het Kasteel, Soest Archltecten: 0. Bekker, M. Bouw, M. Geljll, T. Venhoaven, K. van den Berg Ontwerp-oplevering: 1992-1993

Opdrachtgever: Stichtfng Klnderdagverblijven Soest

Jnterieurarchltect: 0. Bakker, M. Bouw, M. Galjll, T. Venhoeven, K. van den Berg

MeesPierson Bank, Rotterdam Archtteetenbureau: EGM A.rehltectan bv

Projectarchftect: R.B. van Erk

Medewerkers: A. van Wean

Ontwerp-oplevering: 1988-1993

Opdrachtgever: Bank Mees 8t Hope NV lnu MeesPJerson)

lnterieurarchltect: EGM Architecten bv

Koffiesilo Van Nellefabrlek, Rotterdam Archltectenbureau: Van den Broek en Bekema, Rotterdam

Projectarchftact: M.D. Booy, G. Slob

Medewerkers: A. Dekker

Ontwerp-oplevering: 1989-1990

Opdrachtgever: Koninkllfke Douwe Egberts bv, Rotterdam

Transitorium, Den Haag Archltectenbureau: Michael Graves Architect, New Jersey

Profectarchltect: M . Graves

Medewerkars: G. La para, W. Butter Ontwerp-oplevering: 1994-1998

Opdrachtgever. MAB-groep

lnterleurarchltect: M. Graves

Tulnarchftect: CH & Partners

ACOM kantoorgebouw, Amersfoort Archltectenbureau: Van Berkel en Boa

ProJectarchltect: 8. van Berkel

Medewerkers: A. Krom, P. van der Erve, J. Till

Ontwerp-oplevering: 1992R1993

Opdrachtgaver: ACOM

~ F

Page 88: Re-Arch

Fotoverantwoordlng

ABC.press: omslagfoto met Anna Nicole Smith en echtgeno01 Howard MarshaU (t) ~ro VIew I Dick Sellenraad: 21 r

Algemeen Rijksarchlef: 1 04r

Aveq Fotografie: 181,182,163

Pepa Bsleguer Dezcallar: 31

Anhur Blonk: 39

Michel Boesveld: 76, n, 96197,98 Bureau Mertens: 107

City View: 126, 127 Jan Oerwlg: 63, 86 Jim Ernst: 130,131 Robert Fels: 88, 88, 89 F01odlanstTU Delft: 81r

Galleria dells Accademia Carrara. Bergamo: 33

Gemeente Hellevoetsluls: 103

lnstituutvoorKAA, RUG: 18

Gerhard Jaeger: 118,119

Marcel van Kerckhoven: 160, 151r, 1531

KLM-Iuchtfotografle:74, 104b

Jannes Llnders: 45

Ban Lootsma: 27

MOMA.NY:13 NAJ: 15,81 I, 82,83

Oerlemans van Reeken studio: 58, 60r

Peleis "1 Loo: 25

Michelle Provoost: 32, 40, 61, 138

Plat Rook I Slldcans Foundation: 26

dienst ROW, Rotterdam: 1251

Peter de Ruig: 1611, 152,153r

Frid1jof Versnal: 211

Rene de Wit: 144, 145

Dark-Jan Wooldrlk: 55r, 91, 93, 1561167

Kim Zwans: 52, 54, 551, 92, 99, 166r. 167

Wsar nist verms/d Is hBt matsrlaal aflcomstig van de ontwerpers.