realistische synthese als relatietherapie voor beleidsmakers en beleidsevaluatoren?
TRANSCRIPT
![Page 1: Realistische synthese als relatietherapie voor beleidsmakers en beleidsevaluatoren?](https://reader031.vdocuments.net/reader031/viewer/2022020602/57506fcb1a28ab0f07d1fa16/html5/thumbnails/1.jpg)
BOEKBESPREKINGEN
Realistische synthese als relatietherapie voor beleidsmakers enbeleidsevaluatoren?
Jo Baele
Bij de titel van dit boek verwacht ik een werk over beleid
op grond van bewijsvoering. Gezien de palmares van de
auteur zou dat op realistische wijze moeten (wie zou dat
overigens tegenspreken?). Het boek timmert inderdaad
noest verder aan de weg van de Realistic Evaluation
(1997). ‘Realistische evaluatie’ beoordeelt een pro-
gramma niet op een resultaat, maar ontrafelt de pro-
grammatheorie of de samenhang tussen
werkingsmechanismen, context en uitkomstpatronen.
De vraag is dan: ‘hoe koppel ik dat aan beleidskeuzes?’
De auteur vindt het antwoord in de ‘realistische syn-
these’. Dat het boek draait rond een methodiek die al in
2002 is gepubliceerd roept bij mij gemengde gevoelens
op: wat wil Pawson hiermee nog bewijzen?
De eerste drie hoofdstukken wijdt Pawson aan de
vraag waarom beleidsmakers de resultaten van courante
programma-evaluaties niet gebruiken. Een oorzaak zou
de teleurstelling zijn over het feit dat evaluaties onvol-
doende cumulatief inzicht opleveren en dat (quasi-)expe-
rimentele bewijslast te schraal is om beleid op te steunen.
In hoofdstuk 2 probeert de auteur de interesse van
beleidsmakers in ‘wat werkt’ om te buigen naar de ana-
lyse van ‘hoe het werkt’. Ik zie niet in hoe de verstand-
houding tussen evaluatoren en beleidsmakers kan
verbeteren door het eigen denkkader en gelijk nog eens
dik in de verf te zetten. Ook de strategie geraakt versle-
ten: creeer een vijand (in hoofdstuk 3) en red vervolgens
(in hoofdstuk 4) de slachtoffers. Hoofdstuk 3 haalt onge-
nuanceerd uit naar meta-analyse als orgelpunt van de
systematische review. Meta-analyse stevent schijnbaar
rechtdoorzee af op eenvoudig toepasbare resultaten,
maar in werkelijkheid klopt daar niets van: de eenvoud
is het resultaat van eenzijdig gekozen experimentele stu-
dies en verwaarlozing van de complexiteit. Ik vermoed
dat Pawson door zijn strijd enkele evoluties gemist heeft.
Zo zou je ook met structural equation modeling of multi-
levelanalyses mooi genuanceerde programmatheorieen
kunnen testen.
De sleutel van het boek is dus te vinden in hoofdstuk 4.
De realistische synthese volgt het standaard stappenplan
van een review en vereist eveneens transparantie en audi-
teerbaarheid (Pawson gelooft niet in ‘repliceerbaarheid’).
Ze verschilt van meta-analyse door de analyse van uit-
komstpatronen eerder dan van uitkomsten. Een boeiend
idee en wat mij betreft het meest vernieuwende is dat de
onderzoekseenheid van de realistische synthese niet stu-
dies of programma’s zijn, maar de elementen uit de pro-
grammatheorie: de mechanismen en contextvariabelen
die het resultaat veroorzaken. De gevolgen daarvan zijn
spectaculair. Zo komt een groter spectrum van studies in
aanmerking, zoals een studie over slechts een of meerdere
schakels van de programmatheorie of kwalitatief onder-
zoek. Er zijn ook nadelen. Leg als onderzoeker maar uit
aan de minister van verkeer dat die studie over perso-
neelszaken relevant is voor de geplande verkeersmaat-
regel, omdat daar dezelfde mechanismen aan het werk
zijn. Daarnaast zou de complexiteit van de opzet een
sterke inperking van de onderzoeksvragen vereisen en
zou de onderzoeker over twee jaar voorbereidingstijd
voor een realistische synthese moeten beschikken.
Benieuwd hoe realistisch de sponsors dat vinden… .Wel-
licht heeft de auteur het zelf nog niet uitgetest: ‘Only time
… will tell whether such a strategy may find favour in the
policy community’ (p.100).
Gelukkig adviseert Pawson de realistische synthese
met mondjesmaat te consumeren en niet minutieus het
voorgestelde taak- en tijdpad te volgen. Dat hij het zelf
ook zo aanpakt blijkt uit de volgende drie hoofdstukken,
die telkens een of twee van de zes stappen beschrijven.
Jammer dat de auteur ook hier enkel vroeger
Psychologie en Gezondheid, jaargang 2007 (2007) 35:240–241
DOI 10.1007/BF03071806
13
![Page 2: Realistische synthese als relatietherapie voor beleidsmakers en beleidsevaluatoren?](https://reader031.vdocuments.net/reader031/viewer/2022020602/57506fcb1a28ab0f07d1fa16/html5/thumbnails/2.jpg)
gepubliceerd werk herkauwt. De verwijzingen doorheen
het boek naar uitgebreidere versies van de hoofdstukken
op zijn website maken pijnlijk duidelijk dat het boek
grotendeels gerecycleerd is. De letterlijk gekopieerde
voorbeelden en figuren voegen daardoor weinig over-
tuigingskracht toe aan de ‘nieuwe’ methodiek. Toch heb-
ben deze hoofdstukken hun verdienste. De concrete
voorbeelden verhelderen het soms ietwat wereldvreemde
discours en bombastische taalgebruik en illustreren con-
creet hoe elke stap wordt uitgevoerd. Hoofdstuk 5 toont
dat een gefundeerde sterktezwakteanalyse van de onder-
zochte programma’s beleidsmakers meer inhoudelijke
inspiratie kan opleveren dan een berekende effectgrootte.
De synthese overMegan’s Law beoordeelt de houdbaar-
heid van vooronderstellingen in de programmatheorieen,
bijvoorbeeld over risicobeoordeling, daderregistratie of
reacties van daders en bevolking. Hoofdstuk 6 distilleert
vergelijkbare gegevens uit onderzoeken met uiteenlo-
pende methodologie, gaande van interviews en gevalstu-
dies over (quasi)-experimenten tot en met een meta-
analyse. Het voorbeeld behandelt negen studies over
vier werkingsmechanismen van jongerenbegeleiding.
Hoofdstuk 7 illustreert treffend hoe werkingsmechanis-
men zinvol en bruikbaar te evalueren met inhoudelijk en
methodologisch zeer divers onderzoeksmateriaal dat de
inclusiecriteria voor een meta-analyse niet zou door-
staan. Studies over bekendmaking van diefstalgevoelige
automerken, wanbetalers of prestatiegegevens van zie-
kenhuizen worden hier gebruikt om gedragseffecten te
verklaren van ‘namingandshaming’ en vijf
contextvariabelen.
In het laatste hoofdstuk vraagt Pawson zich af of zijn
visie op realistische evidentie meer kans zou maken bij
beleidsmakers. Hij stelt voor ze op hun eigen terrein te
verslaan. Omdat beleidsmakers meer zouden denken in
termen van modellen dan van data moeten evaluatoren
uitleggen waarom een programmatheorie beter werkt in
de ene dan in de andere context en de resultaten presen-
teren per programmatheorie in plaats van per studie.
Niet toevallig zijn dat de uitgangspunten van de realis-
tische synthese. Daarom had het boek volgens mij ook
met dit onderwerp moeten beginnen. Een grondiger stu-
die van de beweegredenen van politici en de mechanis-
men van agendavorming en beleidsvoorbereiding –de
literatuurlijst bevat geen bestuurskundig werk- had de
auteur kunnen leren dat het rationele model van de
beleidsmaker meer niet dan wel opgaat. Volgens mij
dreigt zijn methode dan ook hier de aansluiting met het
beleid te missen.Correspondentieadres: Jo Baele, Rekenhof, Regentschapsstraat 2,1000 Brussel. E-mailadres: [email protected]
Literatuur
PawsonR., & Tilley, N. (1997).Realistic Evaluation. London: Sage.Pawson, R. (2002). Evidence-based Policy: The Promise of ‘Realist
Synthesis’. Evaluation, 8, 340-358.R. Pawson (2006). Evidence-based policy. A realist perspective.
London: Sage.
Psychologie en Gezondheid, jaargang 2007 (2007) 35:240–241 241
13