rembrandt caravaggio
DESCRIPTION
Design: MV LevievanderMeerTRANSCRIPT
Inhoud
Voorwoord
Dankbetuiging
Bruikleengevers
InleidingDuncan Bull
Chronologieën
Tentoongestelde werken
Proloog: Caravaggio, de Utrechtse Caravaggisten en de jonge RembrandtTaco Dibbits
Rembrandt – CaravaggioDuncan Bull en Taco Dibbits
Essays
Licht en kleur bij Caravaggio en Rembrandt, door de ogen van hun tijdgenotenMargriet van Eikema Hommes en Ernst van de Wetering
‘Michael Agnolo van Caravaggio, die te Room wonderlijcke dinghen doet’Over Rembrandts kennis van het leven en werk van CaravaggioVolker Manuth
Noten
Geraadpleegde literatuur
Fotoverantwoording
6
8
9
10
26
31
53
164
180
195
202
207
9
Deze catalogus is gepubliceerd aansluitend bij de tentoonstelling
Rembrandt–Caravaggio, van 24 februari – 18 juni 2006 door het
Rijksmuseum Amsterdam en het Van Gogh Museum gepresenteerd
in het Van Gogh Museum te Amsterdam. Deze tentoonstelling vindt
plaats in het kader van de viering van Rembrandts 400ste geboorte-
jaar, met Hare Majesteit koningin Beatrix der Nederlanden als
beschermvrouwe.
Het basisconcept van de tentoonstelling is van Ronald de Leeuw,
hoofddirecteur van het Rijksmuseum Amsterdam. De tentoonstelling
is tot stand gekomen onder supervisie van Duncan Bull, hoofd-
conservator schilderijen.
Tentoonstelling en catalogus werpen licht op de twee grote genieën
van de schilderkunst van de barok. Beiden zijn wereldberoemd om
hun krachtige weergave van sterke gevoelens, hun dramatisch licht-
gebruik en hun verontrustend realisme.Voor het eerst worden deze
twee revolutionaire kunstenaars rechtstreeks met elkaar geconfronteerd.
De tentoonstelling omvat 38 schilderijen, die merendeels afkomstig
zijn uit een groot aantal vooraanstaande musea in Europa en de
Verenigde Staten.
De Rabobank is hoofdsponsor van Rembrandt–Caravaggio.
Verzekerd door Aon Artscope,Amsterdam.
Comité van Aanbeveling
Dr. B.R. Bot, Minister van Buitenlandse Zaken
Sir Colin Budd KCMG, voormalig Ambassadeur van Groot-Brittannië
in Nederland
A. Dastis,Ambassadeur van Spanje in Nederland
Dr. E. Duckwitz,Ambassadeur van Duitsland in Nederland
Mevrouw prof. G. Gregori, Presidente Fondazione di Studi di Storia
dell’Arte ‘Roberto Longhi’, Florence
Mr. E.J. Jacobs,Ambassadeur van Nederland in Italië
Mevrouw mr. M.C. van der Laan, Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen
Jhr. R.H. Loudon, voormalig Ambassadeur van Nederland in Italië
Prof. Dr. B.W. Meijer, Directeur Nederlands Interuniversitair
Kunsthistorisch Instituut, Florence
Prof.A. Paolucci, Soprintendente Speciale per il Polo Museale
Fiorentino, Florence
M.B. Pensa,Ambassadeur van Italië in Nederland
Dr. P. Schatborn, voormalig hoofd Rijksprentenkabinet,
Rijksmuseum,Amsterdam
Prof. C. Strinati, Soprintendente Speciale per il Polo Museale
Romano, Rome
R.Townsend,Ambassadeur van Ierland in Nederland
Prof. dr. E. van de Wetering, Rembrandt Research Project,
Amsterdam
Sir Christopher White, CVO, FBA
4
Hoofdsponsor
38
Cat. nr. 3 Gerard van Honthorst
De doornenkroning van Christus, c.1622
Olieverf op doek, 192,4 x 221,5 cm
Amsterdam, Rijksmuseum (aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt,
het Jubileumfonds Rijksmuseum, de Rijksmuseum Stichting)
is onmiskenbaar gebaseerd op Caravaggio’s compositie van hetzelfde
onderwerp (Cat. nr. 2 en afb. 28).Ter Brugghens compositie, hoewel
in spiegelbeeld, toont alle kenmerken van Caravaggio. Door de figuren
ten halven lijve af te beelden en door ze voor een egaal okergrijze
achtergrond te plaatsen, concentreerde Ter Brugghen de compositie
op de essentie van deze bijbelse gebeurtenis. Ogen en handen spelen
hierin een essentiële rol: de discipel Thomas betwijfelt de verhalen
van zijn metgezellen over de herrijzenis, en zegt hen pas te geloven
als hij zelf Christus heeft gezien. Hierop verschijnt Christus in hun
midden en zegt tegen Thomas:‘Breng uw vinger hier, en zie Mijn
handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en wees niet
ongelovig, maar gelovig. En Thomas antwoordde en zeide tot Hem:
Mijn Heere en mijn God! Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien
hebt,Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig [zijn zij], die niet zullen gezien
hebben, en [nochtans] zullen geloofd hebben’ (Johannes 20: 27-29).
Caravaggio en Ter Brugghen vertellen het verhaal met nadrukkelijke
gebaren. Christus brengt de hand van Thomas naar de wond in zijn
zijde om hem het tastbare bewijs van zijn wederopstanding te geven.19
Nieuwsgierig buigen de discipelen zich voorover en turen naar Thomas’
vinger die de wond betast. Om het belang van het ‘eerst zien dan
geloven’ nog extra nadruk te geven, introduceerde Ter Brugghen een
pince-nez waar de oude discipel rechts doorheen staart. Het spel met
de handen zette Ter Brugghen voort met een vierde discipel, die met
de handen gevouwen naar de hemel kijkt, wellicht als een van de
zaligen die niet zag maar toch geloofde.20 In Van Baburens Prometheus
door Vulcanus geketend (Cat. nr. 4) herinnert het sterk verkort lichaam
van de krijsende god wiens hoofd achterover is geworpen, aan
Caravaggio’s Bekering van Paulus (afb. 29) in de Santa Maria del
Popolo.21 Daar draagt het sterke verkort waarin Paulus is weergege-
ven zó succesvol bij aan de illusie van diepte dat de apostel uit het
schilderij lijkt te vallen. Ook de gespreide armen van Prometheus en
Paulus verhogen het drama van de gebeurtenis. Het gaat hier echter
om een formele overeenkomst, want de betekenis van Prometheus’
gespreide armen is van geheel andere aard dan die van Paulus. Bij
Van Baburen versterken zij de gewelddadigheid van de gebeurtenis:
schreeuwend en met angst in de ogen ziet de Titaan zijn straf aanko-
men voor het stelen van het vuur der goden. Door hem met gespreide
armen op de rotsen te ketenen ligt zijn buik bloot voor de adelaar die
zich dagelijks te goed zal doen aan zijn lever, die eeuwig weer zal 39
aangroeien.22 De gespreide armen van Paulus in Caravaggio’s schilde-
rij dragen bij tot de sterk pathetische werking van de voorstelling: de
veldheer die de Christenen vervolgde, is van zijn paard gevallen, en
verblind door het goddelijk licht tast hij eenzaam in het duister.
Honthorst schilderde De Doornenkroning van Christus (Cat. nr. 3)
waarschijnlijk kort na zijn terugkeer uit Italië. Een vergelijking met
Caravaggio’s De heilige Andreas aan het kruis uit 1606-1607 (Cat. nr. 1),
laat weinig twijfel bestaan over de invloed van de late stijl van de
Italiaanse schilder op Honthorst, vooral in het gebruik van het licht.23
Niet voor niets kreeg de Nederlander in Italië de bijnaam ‘Gherardo
delle Notti’. In een donker vertrek heeft zich een groep krijgsknech-
ten rond Christus verzameld.‘En toen zij Hem ontkleed hadden,
deden zij Hem een purperen mantel om; En een kroon van doornen
gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en een rietstok in
Zijn rechter [hand]; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten
zij Hem, zeggende:Wees gegroet, Gij Koning der Joden!’ (Mattheüs
27:28-29). Slechts het licht van de fakkel van een van de knechten
belicht deze dramatische gebeurtenis. Het benadrukt het uitgeputte
lichaam van Christus wiens hoofd achterover wordt getrokken door de
stokken van de soldaten die de doornenkroon aanbrengen. Hoewel
het een artificiële lichtbron is binnen de compositie, waar het bij
Caravaggio om een lichtbron van buiten het schilderij gaat, veroor-
zaakt het licht in beide gevallen een sterk chiaroscuro. Door het sterke
contrast tussen licht en donker wordt in de hele compositie rilievo
geschapen (de illusie van diepte).24 Honthorst introduceerde hiervoor
nog een ‘truc’ die men bij Caravaggio zelden aantreft: de afgedekte
lichtbron. Door de persoon die voor Christus knielt vóór de licht-
bron te zetten, valt de kant die de toeschouwer ziet geheel in de
schaduw en contrasteert deze figuur sterk met de gloed van het licht
erachter, waardoor een repoussoir ontstaat. Rembrandt gebruikte een-
zelfde kunstgreep in De verloochening van Petrus waar de dienstmeid
haar hand voor de vlam van een kaars houdt (Cat. nr. 16). Een ander
voordeel van de bedekte lichtbron werd later in de eeuw beschreven
door Rembrandts leerling Samuel van Hoogstraeten: als de schilder
de bron van het licht laat zien, moet hij daaraan de lichtste toon in
zijn compositie toekennen.Als hij de bron daarentegen bedekt, kun-
nen andere delen – bij Honthorsts Doornenkroning Christus’ lichaam
en de spottende gezichten – de lichtste tonen krijgen.25 De afge-
schermde lichtbron was in de jaren 1620 een veelgebruikt motief bij
64
Cat. nr. 11 Rembrandt
De Heilige Familie in de timmermanswerkplaats, c.1634
Olieverf op doek, 183 x 123 cm
München, Bayerische Staatsgemäldesammlungen,Alte Pinakothek
65
Cat. nr. 12 Caravaggio
De Heilige Familie met Johannes de Doper, c.1603
Olieverf op doek, 117,5 x 96 cm
New York, particuliere collectie, ter beschikking gesteld door het Metropolitan Museum of Art
vast te leggen op het moment dat hij onverhoeds gebeten wordt door
een hagedis die school tussen het fruit waarvan de jongen wilde gaan
snoepen. De voorstelling is des te treffender door het decadente
voorkomen dat Caravaggio de verwijfde jongeling gegeven heeft, met
die bloem in zijn haar en met zijn geaffecteerde houding en gebaren.
Caravaggio mag zich dan later nóg zo’n reputatie van rebelsheid
hebben verworven, hij was zich maar al te goed bewust van de
geschiedenis en de traditie van zijn metier, en hij zal tijdens zijn eerste
scholing in Lombardije zijn gewezen op het belang dat Leonardo da
Vinci en andere theoretici hechtten aan de nauwkeurige uitbeelding
van emoties door middel van gebaren en mimiek. Hij moet ook het
bericht van Vasari hebben gekend over een door Michelangelo
bewonderde tekening die de vermaarde Lombardische kunstenares
Sofonisba Anguissola in de jaren veertig of vijftig van de 16de eeuw
had gemaakt, van een jongen die wordt gebeten door een kreeftje.
Daarop was, zo schrijft Vasari, zowel lachen als huilen uitgebeeld.2
Michelangelo zou, nadat hij een door Sofonisba gemaakte tekening
van een lachend kind had gezien, hebben opgemerkt dat het veel
moeilijker was om een huilend kind uit te beelden, en haar zo heb-
ben uitgedaagd om een tekening te maken waarop lachen en huilen
naast elkaar waren afgebeeld. Ofschoon het niet waarschijnlijk is dat
Caravaggio de originele tekening heeft gekend, kan de beschrijving
bij Vasari hem er heel goed toe hebben aangezet om een soortgelijk
onderwerp te beproeven, met als extra wending dat degene die lacht
om wat de jongen overkomt, de beschouwer van het schilderij is
– wijzelf dus.
Meer dan enig ander vroeg werk van Caravaggio geeft Een jongen
gebeten door een hagedis een voorproefje van hoe hij zich zou ontwik-
kelen, niet alleen als historieschilder, maar ook als een schilder die
geboeid bleef door schilderijen van nauwlettend geobserveerde losse
figuren (afb. 8 en Cat. nr. 27). De bekwaamheid, die hij gemeen had
met Rembrandt, om uit een bepaalde scène het sprekendste moment
te distilleren, komt hier al vroeg tot uiting. Hetzelfde geldt voor zijn
gave om uit een eenvoudig scenario alle dramatische mogelijkheden
te halen die erin zitten. Dan is hier ook de lichtbundel, die met zijn
felle schijnsel de overdreven opgetrokken schouder belicht en zo de
verstarde beweging accentueert, en die niet alleen de hand uitlicht
waarin het reptiel gebeten heeft, maar ook de wapperende vinger van
de in afgrijzen weggetrokken andere hand – wat allemaal vooruitwijst
naar zijn latere meesterschap in het clair-obscur. De directheid van
de handeling en de bliksemsnelle weergave van schok en angst op
het moment dat ze zich voordoen, krijgen ook een tegenwicht in
Caravaggio’s precieze uitbeelding van de vaas, waarin het licht van
een ver venster zichtbaar is, en van de zorgvuldig getekende vruchten
waartussen de hagedis school, die echter niet beroerd worden door de
commotie die ze hebben veroorzaakt. Het is bovenal de realistische
tegenwoordigheid van de jongen, de scherpe, indringende blik, die te
danken is aan Caravaggio’s vermaarde gewoonte om alleen naar het
leven te schilderen, die van dit schilderij meer maakt dan een oefe-
ning in expressie: de schilderkunstige uitkristallisatie van een overwel-
digende reactie.
Ook Rembrandt werd gefascineerd door het probleem hoe je vluch-
tige emoties moet vastleggen in verf.Al vroeg in zijn loopbaan had hij
geëxperimenteerd met karakterstudies op basis van zijn eigen gelaats-
trekken, niet alleen in ezelschilderijen (Cat. nr. 6),3 maar vooral ook
in etsen (afb. 33 en 47). Dit zijn in wezen oefenstukken, waarop hij
bijna karikaturaal overdreven grijnst en bekken trekt, die hij later zou
verwerken in het ruimere vocabulaire van zijn rijpe historiestukken.
Net als Caravaggio onderzocht hij hoe je met losse figuren emoties
kunt opwekken, losse figuren die dikwijls door een bepaalde bezig-
heid in beslag werden genomen, zoals in het schilderij van een vrouw
met een boek (afb. 15), dat het midden houdt tussen een uitbeelding
van een bijbelse profetes en een studie van een oude vrouw die op
zondagavond in de Bijbel leest.
Rembrandt vond in de Nederlandse traditie van de tronie een
nuttig uitgangspunt om tot een soort semantische vaagheid te komen
in afbeeldingen, waarin stemming en toon belangrijker zijn dan een
specifieke beschrijving van de persoon of de handeling. De tronie
– die verwant is met de Noord-Italiaanse traditie van figuren ten hal-
ven lijve of koppen die de schoonheid (afb. 50) of de ouderdom per-
sonifiëren – is een portretachtige studie van een individuele kop die,
ofschoon veelal sterk geïndividualiseerd, niet bedoeld is als beeltenis van
een persoon, maar als studie van een karakter of type, en die bewon-
dering wil wekken door de schoonheid van uitvoering, de expressi-
viteit, en de vaardigheid waarmee de schilder een geestestoestand
heeft weten vast te leggen. Rembrandts schilderijen van exotische
figuren, zoals de man met de tulband (afb. 60) of de soldaat met een112
halsstuk en een bepluimde hoed (Cat. nr. 5), zijn karakteristiek voor
dit soort schilderijen, dat meer bedoeld is om een algemene indruk
van een type te geven dan een beeltenis van een bepaald individu.
Rembrandts uitbeelding van de jonge Titus kan misschien het
best worden geplaatst in deze traditie van de tronie. Ondanks dat ze
onmiskenbaar de gelaatstrekken van de zoon van de schilder weer-
geeft, is dit duidelijk geen portret in de eigenlijke zin van het woord,
zoals het portret van de wat oudere Titus in de Wallace Collection in
Londen (afb. 48). Strikt genomen is het evenmin een portrait historié –
een tamelijk speelse categorie schilderijen, waarin de geportretteerde
zich voordoet als een historisch of bijbels personage. Heel zijn loop-
baan lang is Rembrandt, net als Caravaggio, gefascineerd door de
mogelijkheid om mensen door een verkleedpartij een gedaante-
verandering te doen ondergaan, misschien nog het meest van al in
zijn zelfportretten (afb. 14), waarin hij zich met evenveel uitzinnig
genoegen uitdost als Caravaggio doet met de efebische knapen uit
zijn jonge jaren.
In ‘Titus aan zijn schrijftafel’ veranderen de studentenbaret, de
smeuïg geschilderde vellen papier en de breed geschilderde maar
levensechte inktkoker de jongen van een simpele studie van Titus als
persoon in een overpeinzing over geleerdheid, jeugdige aspiraties en
de melancholie van de studie.Al mist dit schilderij misschien het
fundamenteel speelse van de studie van Titus in een monnikspij
(Cat. nr. 26), het gaat wel dieper. In plaats van stil te blijven staan bij
Titus’ gezicht en karakter, generaliseert Rembrandt met zijn prachtige
losse toets de trekken van de jongen, die op een moment van intense
concentratie door een zonnestraal worden verlicht. Deze verlichting
fungeert als metafoor van de innerlijke verlichting die de studie
brengt, en de jongen wordt haast een model van het denkproces dat
in gang is gezet. Met onnavolgbare subtiliteit toont Rembrandt hoe het
kind zijn duim tegen zijn wang drukt, en weet hij de dromerige blik
in zijn ogen vast te leggen. Net als in Caravaggio’s hardere, rauwere
beeld van een geschrokken jongen zien wij hier niet een beeltenis
van een individu, maar van een vluchtige geestestoestand. [DB]
113
afb. 48 Rembrandt
Portret van Titus, zoon van de kunstenaar, c.1657 (68 x 57 cm)
Met welwillende toestemming van de Trustees van de
Wallace Collectie, Londen
151
Sedert de Renaissance hebben schilders de in het Oude Testament
beschreven geschiedenis van koning David, die zijn wellustige oog
liet vallen op de getrouwde Bathseba, als voorwendsel genomen voor
veelal erotische uitbeeldingen van het vrouwelijk naakt.Volgens 2
Samuël (11:2-4) zag koning David vanaf het dak van zijn paleis ‘een
vrouw, zich wassende; deze vrouw nu was zeer schoon van aanzien. En
David zond henen, en ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide:
Is dat niet Bathséba, de dochter van Eliam, de huisvrouw van Uría,
den Hethiet? Toen zond David boden henen, en liet haar halen. En als
zij tot hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had zich van haar
onreinigheid gezuiverd); daarna keerde zij weder naar haar huis’. Later,
toen bleek dat David Bathseba zwanger had gemaakt, regelde hij dat
Uria in een schermutseling werd gedood, en nam haar tot vrouw.
In dit lyrische meesterwerk uit 1654 koos de 58-jarige Rembrandt
ervoor Bathseba in afzondering te tonen: zij zit bij het bad, terwijl één
enkele dienares haar voet afdroogt. De anekdotische elementen van het
verhaal die schilders zo graag een plaatsje gaven – zoals de boden, of
David op zijn toren –, heeft Rembrandt weggelaten. De enige aanwij-
zing dat het inderdaad om Bathseba gaat is de brief in haar hand. Zoals
zo vaak bij Rembrandts meesterwerken is niets bekend over de om-
standigheden waarin hij het heeft geschilderd, noch over de vraag of
het in opdracht of voor eigen genoegen is gemaakt.
De indringende, monumentale wijze waarop Rembrandt Bathseba
heeft weergegeven is ongewoon. In de lange beeldtraditie van dit
onderwerp wordt zij gewoonlijk badend in de open lucht voorgesteld
– om te verklaren dat David haar had kunnen zien –, volop genietend
van haar bad en bijgestaan door dienaressen. Dat is ook het geval bij
een klein schilderij op basis van een prototype van Rembrandts leer-
meester Lastman, waar op de achtergrond ook Davids paleis zichtbaar
is, dat Rembrandts signatuur en het jaartal 1643 draagt (afb. 56).1 Daar
zijn de erotische implicaties evident: de beschouwer wordt uitgeno-
digd om zich net als David te verlustigen in de aanblik van haar naak-
te lichaam. Op het schilderij in het Louvre is de situatie meer in het
vage gehouden: de zuil achter het hoofd van Bathseba suggereert een
grandioos bouwwerk, en de kostbare draperieën rechts van haar,
waarin met een fenomenaal vlechtwerk van zwierige penseelstreken
in rijke tinten bruin en oker een gouden glans wordt opgeroepen, lij-
ken een voorproefje van het koninklijke paleis dat Bathseba nog moet
binnengaan. Nog ongewoner is de diepe duisternis van de bovenste
helft van de compositie, die de indruk wekt dat de nacht al is geval-
len; dit biedt Rembrandt de gelegenheid om door middel van het
zachte licht dat uit onnaspeurlijke bron van buiten de beeldruimte
binnenvalt, het naakte lichaam tegen de donkere achtergrond te doen
uitkomen.
Ofschoon het vrouwelijk naakt in Rembrandts geschilderde
oeuvre veel minder vaak voorkomt dan in zijn etsen en tekeningen,
had hij het thema van de vrouwelijke wulpsheid toch al vroeg behan-
deld, van een schilderijtje van Susanna en de ouderlingen uit ca. 1634 tot
het verbluffend intieme schilderij van een vrouw in bed uit 1647, nu
in Edinburgh. In dezelfde periode als de Bathseba in het Louvre heeft
hij ook de buitengewone studie vervaardigd van een vrouw die een
riviertje inloopt om te gaan baden (afb. 57) – een schilderij waarvan
het onderwerp nog altijd ondoorgrondelijk is, behalve dan dat wij
getuige zijn van een intiem moment. Omdat het zo verbazingwekkend
krachtig en vrijuit is geschilderd, is dit vaak als een schets beschouwd.
Mogelijk is Rembrandts Bathseba in het Louvre ook begonnen als
zo’n soort studie, maar op een veel grotere en grootsere schaal.
Het stevige, zorgvuldig gemodelleerde en smeuïg geschilderde lijf,
dat tot in de kleinste contouren is verkend en verbeeld, behoort tot
de briljantste en subtielste weergaven van het menselijk lichaam.
Er valt niets te bekennen van een geïdealiseerde, perfectie – de beko-
ring ligt in de combinatie van plastische vorm en zacht opgebrachte
verf.
afb. 56 Rembrandt (toegeschreven)
Het toilet van Bathseba, 1643 (paneel, 57,2 x 76,2 cm)
New York,The Metropolitan Museum of Art
ISBN 90-400-9129-3
9 789040 091292
www.waanders.nlwww.rijksmuseum.nl
NEDERLANDSE EDITIE