samenvatting · 2017. 12. 17. · datum :31-12-2012 kwaliteitstoets paraaf naam johan voerman...
TRANSCRIPT
Blad 1 van 3
Notitie
Aan
e-nose board
Kopie aan
Datum Documentnummer Project Auteur
11 april 2013 21556783 e-nose programma Dr. J.B. Milan
Onderwerp
Activiteit D, Automatische Alarmering Veiligheid: Validatie E-nose alarmering t.b.v. veiligheid
Inleiding In het e-nose programma wordt onderzocht of een e-nose netwerk een kansrijk hulpmiddel biedt om sneller en gerichter veiligheidsinformatie te verzamelen en te presenteren op basis waarvan beslissingen, zoals alarmering, opschaling, ontalarmering en inzetten en aansturen van meetploegen kunnen worden genomen. Hiervoor is een adequate alarmering voor veilig-heid een vereiste. Binnen het e-nose programma en wel voor activiteit D (Automatische Alar-mering Veiligheid) heeft daarom een validatie plaatsgevonden van de huidige veiligheidsalar-mering. Hiervoor is gebruik gemaakt van het e-neusnetwerk opgesteld in het industriegebied op de Vondelingenplaat. In de bijlage van deze notitie is een rapport getiteld “Validatie E-nose alarmering t.b.v. veiligheid”(DMS 21557788) toegevoegd over dit onderwerp. Een samenvat-ting, inclusief aanbevelingen uit het rapport, staat hieronder beschreven. Samenvatting Het netwerk van het eNose programma van de DCMR staat deels opgesteld in het industriege-bied op de Vondelingenplaat en deels in de bebouwde omgeving van de deelgemeenten rondom dit industriegebied. De instellingen van alarmgrenzen waarbij de eNoses de meldka-mer van de DCMR waarschuwen dat er mogelijk sprake is van een situatie met een verhoogde concentratie van gasvormige stoffen in de omgevingslucht, waren aanvankelijk gebaseerd op het voorkomen van geurhinder. In de afgelopen tijd zijn de mogelijkheden onderzocht om een differentiëring in de veiligheidsalarminstellingen te bereiken. De huidige alarminstellingen voor veiligheid staan beschreven in het eerder rapport (DMS 21441736). Het resultaat is dat er een systeem is ontwikkeld waarbij de eNoses dusdanig kunnen worden ingesteld dat eNoses kruis-beïnvloeding door lokale bronnen (huisgeuren+ windhoek+ hoogte) kunnen negeren. Ook is voor verdere differentiëring van de veiligheidsalarmering een tijdsafhankelijkheid ingebouwd. De eNose moet nl. een verhoging gedurende enige tijd waarnemen om een alarm te genere-ren. Deze instellingen van het alarmeringsysteem voor veiligheidsrelevante parameters zijn gevalideerd m.b.v. de dataset die vanaf april 2010 is opgebouwd. Uit deze validatie komt het volgende beeld:
1. De huidige alarminstelling, met name de selectie op signaalhoogten, is ruimschoots
voldoende om grote incidenten te detecteren. Deze conclusie is gebaseerd op de re-
gistratie van 2 incidenten door eenzelfde e-neusnetwerk opgesteld in een haven in het
Midden-Oosten (Oman). Dit omdat er zich geen grote incidenten in het industriegebied
van de Vondelingenplaat hebben voorgedaan in de periode 2010-2012.
2. De resultaten laten zien dat met de huidige alarminstelling adequaat gealarmeerd
wordt op voorvallen waar veel emissies zijn vrijkomen. Het stationaire meetnet in het
industriegebied op de Vondelingenplaat heeft nl. gereageerd op de vijf meest opval-
lende voorvallen in het Rijnmondgebied (2010-2012) waaronder het langdurig affakke-
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Blad 2 van 3
len van procesgas en een transformatorbrand. Daarbij blijkt tevens dat de e-neuzen
zelfs op een afstand van 20 km een incident kunnen registeren.
3. De resultaten laten tevens zien dat met de huidige alarminstelling goed gealarmeerd
wordt op voorvallen waar emissies te verwachten zijn. Het stationaire meetnet in het
industriegebied op de Vondelingenplaat heeft nl. gealarmeerd op een aanzienlijk deel
van de CIN-melding, gemeld door de industrie op de Vondelingenplaat waar emissies
te verwachten zijn (type B1, G1 t/m G3 en Z1). De trend hierbij is dat als een voorval
groter is, dus bij CIN meldingen voor Brand/Explosie met assistentie Brandweer en
voor gasontsnapping met mogelijk gevaar, de kans groter (71%) is dat er gealarmeerd
wordt. Omgekeerd wordt er op kleinere voorvallen (CIN meldingen met alleen gasont-
snapping) grotendeels niet gealarmeerd (18%).
4. Geconcludeerd wordt dat de huidige alarminstelling (signaalhoogten + peak shaving +
huisgeuren) een verbeterd alarmgedrag geeft t.o.v. de oude alarminstelling (signaal-
hoogten). Met de huidige alarmeringsinstellingen is nl. een reductie in het aantal alar-
men gevonden van 28,6% tot 44,9%. Deze reductie in het aantal alarmen is groten-
deels afkomstig van het ‘peak shaving’ algoritme als extra stap in de veiligheidsalar-
mering. Het ‘peak shaving’ algoritme wordt nl. gebruikt ter voorkoming dat er gealar-
meerd wordt op kortstondige pieken. Het toevoegen van huisgeuren reduceert het
aantal alarmen daarentegen maar met enkele procenten.
5. Kijkend naar de verdeling van het aantal alarmeringen per dag kan geconcludeerd
worden dat de e-neuzen in alarm gaan op dagen dat er daadwerkelijk iets aan de
hand is. Tevens is bepaald dat met de huidige alarmeringsinstellingen een e-neus tus-
sen de 96% en 99,8% van de tijd geen alarmeringen geeft. Ten behoeve van een differentiatiestap van de veiligheidsalarmering, en wel voor de kruisbeïn-vloeding, zijn voor de e-neuzen op de Vondelingenplaat voor 11 van de 14 e-neuzen één of meerdere huisgeuren bepaald. In totaal zijn er 42 huisgeuren gedefinieerd inclusief hun thres-hold en hun windhoek. Dit houdt in dat indien een specifieke e-neus benedenwinds van een lokale bron staat dan zal het alarmeringsysteem de huisgeur van deze geur negeren totdat deze over zijn specifieke threshold gaat. Tenslotte omvat het rapport aanbevelingen. Zo wordt het bepalen van huisgeuren in een groot-schalig e-neus netwerk ten behoeve van het reduceren van alarmen afgeraden mede omdat dit een arbeidsintensief proces is. Het gebruik van huisgeuren voor een bedrijfsnetwerk wordt wel gezien als waardevol. Ten behoeve van het nog verdere optimalisatie van alarmen wordt het volgende aanbevolen:
1. Doorontwikkeling van alarmeringsmethodiek op e-nose niveau en uitbreiding naar alarmering op netwerkniveau;
2. Onderzoeken van de mogelijkheden voor dynamisering van alarmhoogtes (op netwerk niveau) tijdens incidenten;
3. Onderzoeken van de mogelijkheden om verstorende invloeden op de alarmering, zoals omgevingsfactoren die niet aan incidenten zijn gerelateerd en systeemafhankelijke fac-toren zoals sensordrift, verder te optimaliseren.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Blad 3 van 3
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Activiteit D, Automatische Alarmering Validatie E-nose alarmering t.b.v. veilig-heid
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
DCMR Milieudienst Rijnmond
Parallelweg 1
Postbus 843
3100 AV Schiedam
T 010 - 246 80 00
F 010 - 246 82 83
W www.dcmr.nl
Activiteit D, E-nose Safety deel A Validatie E-nose alarmering t.b.v. veilig-heid
Auteur (s) :John Korsman en Bianca Milan
Afdeling :Expertisecentrum
Bureau :Lucht
Documentnummer :21557788
Datum :31-12-2012
Kwaliteitstoets Paraaf
Naam Johan Voerman
Autorisatie Paraaf
Naam Marcel Koeleman
Functie Bureauhoofd Lucht
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 3 van 31
Inhoud
1 Inleiding 4
1.1 Het instrument e-neus 4 1.2 Alarmeringen voor geur 4 1.3 Alarmeringen voor veiligheid 4 1.4 Doelstelling project 5
2 Methodiek 6
2.1 Methode definiëren huisgeuren 6 2.2 Methode validatie huisgeuren en ‘peak shaving’ algoritme 10
3 Resultaten en discussie 12
3.1 Gedefinieerde Huisgeuren 12 3.2 Validatie 12
4 Conclusies 17
4.1 Definiëring Huisgeuren 17 4.2 Validatie van de alarmeringinstellingen 17
5 Aanbevelingen 18
5.1 Gebruik huisgeuren 18 5.2 Verdere differentiëring in de veiligheidsalarmering 18
6 Dankwoord 18
Bijlage 1 Immissieplots 20
Bijlage 2 Huisgeuren 23
Bijlage 3 CIN-meldingen 25
Bijlage 4 Beoordeling opvallende voorvallen 26
Bijlage 5 Naderende informatie over butaanincident 29
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 4 van 31
1 Inleiding
1.1 Het instrument e-neus
Een elektronische neus, of kortweg e-neus, is een instrument waarin een aantal gassensoren
is verwerkt. De uitgangssignalen van de gassensoren worden tegelijkertijd uitgelezen, De e-
neuzen staan via een online verbinding in contact met een centrale database voor opslag van
de ruwe sensordata. E-neuzen reageren op veranderingen van de luchtsamenstelling. De reac-
tie van alle sensoren samen vormt een bepaald patroon. Wanneer de e-neus gericht wordt
blootgesteld aan een bepaald gasmengsel, dan wordt het patroon beschouwd als de fingerprint
van het betreffende gas. Door het vastleggen van fingerprints ontstaat een database met refe-
rentiepatronen. Als op een ander tijdstip een patroon wordt waargenomen dat lijkt op een van
de referentiepatronen, dan is er mogelijk sprake van een situatie waarbij de e-neus hetzelfde
gas ‘ruikt’ als op het moment dat het referentiepatroon werd bepaald. Patroongeneratie en -
herkenning in ruwe sensordata vormt de basis van de e-neus technologie.
1.2 Alarmeringen voor geur
Het huidige netwerk van het e-neus programma van de DCMR bestaat sinds 2010. Het net-
werk is deels opgesteld in het industriegebied op de Vondelingenplaat (zie bijlage 1 voor posi-
tie + naamgeving) en deels in de bebouwde omgeving van de deelgemeenten rondom dit indu-
striegebied. De instellingen van alarmgrenzen, waarbij de e-neuzen de meldkamer van de
DCMR waarschuwen dat er mogelijk sprake is van een situatie met een verhoogde concentra-
tie van gasvormige stoffen in de omgevingslucht, waren aanvankelijk gebaseerd op de ervarin-
gen van een eerder project met e-neuzen in de regio Rijnmond. Hierbij stonden de e-neuzen
alleen opgesteld in de woonwijken. De gebruikte instellingen waren daarom vooral representa-
tief voor alarmering voor zogenaamde geurrelevante parameters. Het betreft hier concentraties
van stoffen in de lucht waarbij een verhoogde kans op het ontstaan van geurhinder aanneme-
lijk is. Deze “geur”alarmering is gefundeerd op een grensoverschrijding van het actuele som-
signaal van de vier sensoren bij 5 (geel), 10 (oranje) en 15 dB (rood). Voor de e-neuzen opge-
steld in de woonomgeving gelden anno 2013 nog steeds dezelfde instellingen van de alarm-
grenzen.
1.3 Alarmeringen voor veiligheid
Het e-nose programma is niet alleen gericht op het detecteren van geurrelevante emissies,
maar ook op het voorkomen van concentraties die mogelijk een veiligheidsrisico met zich mee-
brengen. Uit de resultaten van de eerste fase van het onderzoek met de e-neuzen in het indu-
striegebied bleek, zoals verwacht, dat de “geur”alarminstellingen niet representatief zijn voor de
situatie in het industriegebied waarbij de focus meer gericht is op het detecteren van veilig-
heidsrelevante parameters. Het betreft hier concentraties van gasvormige stoffen in de lucht
die mogelijk een indicatie zijn van een emissie met een verhoogde kans op een incident.
Omdat de alarmgrenzen waren gebaseerd op de resultaten van de vergelijking tussen geurhin-der en eNose data, bleek dat de eNoses op het industriegebied veel te ‘gevoelig’ stonden inge-steld. Hierdoor ging de uitrukdienst teveel vergeefs op pad. Vaak werd bij een vermeend alarm vastgesteld dat er sprake was van de aanwezigheid van een industriële ‘huisgeur’ nabij de betreffende eNoses, maar werd met de overige meetapparatuur die de uitrukdienst hanteert geen indicatie gevonden die een veiligheidsincident impliceerde. In de afgelopen tijd zijn de mogelijkheden onderzocht om een differentiering in de veiligheids-alarminstellingen te bereiken. De eerste logische differentiëringstap, gezet direct na de start van het huidig netwerk in 2010, was om voor de industrieneuzen hogere waarden voor grens-overschrijding te hanteren. Voor de industrieneuzen maakt men op dit moment gebruik van de
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 5 van 31
grensoverschrijdingen van 10 (geel), 15 (oranje) en 20 dB (rood) t.b.v. alarmeringen. Een ver-dere differentiëring omvatte een tijdsafhankelijkheid van het signaal. De eNose moet nl. een verhoging gedurende enige tijd waarnemen om een alarm te genereren ter voorkoming dat het systeem op kortstondige pieken reageert. Dit is feitelijk een geavanceerd algoritme voor ‘peak shaving’. Gekozen is om alarmering te baseren op de laatste vijf e-neusregistraties waarbij het systeem pas een alarm geeft wanneer minimaal drie keer verhoogde waarden worden geregi-streerd. De derde differentiëring omvat een instelling waarbij eNoses kruisbeïnvloeding door lokale bronnen (huisgeuren+ hoogte + windrichting) kunnen negeren. Dit betekent dat indien een specifieke eNose benedenwinds een lokale bron staat dan zal het alarmeringsysteem de huisgeur van deze bron negeren totdat deze over zijn specifieke threshold gaat. Het huidige alarminstellingen voor veiligheid welke gebaseerd is op de hier bovengenoemde drie differenti-atie stappen staat in zijn geheel beschreven in rapport van Bootsma (2012).
1.4 Doelstelling project
Het doel van dit project is tweeledig. Allereerst, het definiëren van de locale huisgeuren in het
industriegebied op de Vondelingenplaat. Dit is nodig voor de derde differentiatie stap van de
veiligheidsalarmering, d.w.z. de kruisbeïnvloeding van een bepaalde e-neus door lokale bron-
nen negeren. De tweede doelstelling was het testen van de prestatie van de alarminstellingen
o.b.v. huisgeuren en ‘peak shaving’ voor e-neuzen in het industriegebied op de Vondelingen-
plaat. In dit onderzoek zijn methodieken ontwikkeld waarmee huisgeuren kunnen worden gede-
finieerd en de prestatie van individuele e-neuzen kan worden beoordeeld. De huisgeuren zijn
opgesteld met behulp van ruwe wind- en e-neusdata van april t/m augustus 2010. De presta-
ties van de alarminstellingen zijn door middel van vijf validatiestappen uitgebreid getest met
data uit vanaf mei 2011 t/m september 2012.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 6 van 31
2 Methodiek
2.1 Methode definiëren huisgeuren
De methodiek voor het bepalen van huisgeuren bevat een drietal stappen:
1. Opstellen immissieplots en bepalen windhoek per patroon;
2. Identificeren van huisgeuren;
3. Bepalen alarmeringshoogte per patroon.
Hieronder worden de stappen behandeld aan de hand van een voorbeeld voor VO-01.
2.1.1 Stap 1. Opstellen immissieplots en bepalen windhoek per patroon
Immissieplots geven per maand aan uit welke windrichting de stoffen komen die de e-neus
beïnvloeden (zie Figuur 1). Daarmee wordt ook de potentiële bron aangegeven. Met behulp
van software van Comon-Invent is per e-neus een immissieplot gemaakt voor de maanden
april t/m augustus (zie bv. bijlage 1). Op basis van datum en tijd koppelt het softwareprogram-
ma ruwe e-neus data aan de bijbehoorde windrichting die is geregistreerd door windvaan BU-
01.
Per e-neus is m.b.v. de immissieplot visueel bepaald wat het patroon en windrichting-
range is van de stof(fen) die de e-neus consequent beïnvloeden. Vervolgens is gekeken of dit
patroon voorkomt in andere maanden. Indien een patroon in meerdere maanden bij ruwweg
dezelfde windrichting terugkomt, is de windrichtingrange bepaald op basis van al deze maan-
den (zie Figuur 1f). Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven hoe de windhoek van een
huisgeur is bepaald.
Voorbeeld 1: in de immissieplot van VO-01 is te zien dat in juli 2010 de e-neus wordt beïnvloed
door een bron tussen 310° en 340° met het volgende patroon: rood en oranje ongeveer even
hoog; kleine bijdrage van blauw; en geen bijdrage van groen (zie Figuur 1d). Dit patroon komt
bij ongeveer dezelfde windrichtingrange ook voor bij juni en augustus 2010 (zie Figuur 1c en
e) en zijn daarom samengevoegd in één plaatsje (zie Figuur 1f). Ondanks dat de windrichting-
range in juli iets smaller is dan in juni en augustus is één windrichtrange bepaald o.b.v. deze 3
maanden (zie Figuur 1f). In de volgende stap worden o.b.v. de windrichtingrange het patroon
geïdentificeerd.
Voorbeeld 2: in de immissieplot van VO-01 is te zien dat in april 2010 de e-neus wordt beïn-
vloed door een bron tussen 275° en 355° met het volgende patroon blauw, rood, oranje en
groen (zie Figuur 1a). Dit patroon komt bij deze e-neus voor de betreffende windrichtingrange
alleen voor in april en is daarom als aparte maand meegenomen in de volgende stap.
Voorbeeld 3: in de immissieplot van mei 2010 wordt geen duidelijke bron aangewezen. Er kan
daarom voor een bepaalde windrichtingrange geen patroon worden bepaald met als gevolg dat
maand mei niet is meegenomen in de volgende stap.
355°
275°
a. VO-01 in april 2010 b. VO-01 in mei 2010
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 7 van 31
Figuur 1. Immissieplots voor VO-01 per maand (a-f) met visueel bepaalde windhoekranges in april (a), juli (d)
en augustus (f)
2.1.2 Stap 2. Identificeren huisgeuren
In deze stap worden de patronen uit stap 1 bepaald met behulp van software van Comon-
Invent. De software van Comon-Invent, genaamd ‘de analyser’, is zodanig aangepast dat al-
leen ruwe e-neusdata geanalyseerd wordt die uit een bepaalde windrichting komt. Welke wind-
richting (en welke maanden) geanalyseerd moeten worden is bepaald in stap 1. De analyser
gebruikt wederom windvaan BU-01 (wind device: 10317; wind sensor: 36). Om een gedeelte
van achtergrondruis te verdringen is een threshold gebruikt van 2000. In Figuur 2 zijn alle ana-
lyseresultaten gegeven voor e-neus VO-01 ( o.b.v. juni t/m augustus 2010 en windhoekrange
275 – 355). Door de analyser zijn 6 patronen gevonden (zie Figuur 2a). Naarmate een patroon
meer voorkomt, stijgt het percentage en wordt het meest voorkomende patroon aan de linkse
kant geplot (Figuur 2a). Ter voorkoming dat relatief zeldzame patronen worden gebruikt als
huisgeur zijn alleen patronen met een percentage van 10% of hoger gebruikt. Het patroon met
de hoogste percentage is gebruikt wanneer geen van de patronen een percentage heeft hoger
dan 10%.
355°
275°
340°
310°
c. VO-01 in juni 2010 d. VO-01 in juli 2010
e. VO-01 in augustus 2010 f. VO-01 juni t/m augustus 2010
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 8 van 31
Figuur 2. Analyseresultaten voor V0-1 (a-e)
a b
c
d e
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 9 van 31
2.1.3 Stap 3 Bepalen alarmeringshoogte per patroon
De analyseresultaten geeft per patroon aan wanneer de hoogste relatieve verhogingen is
waargenomen (zie Y-as in Figuur 2c). Voor patroon 1 is dit omstreeks 2010-08-05 09:48:07.
Op basis van deze tijd is de ruwe e-nose data van de betreffende dag geplot (zie Figuur 3a) en
‘genuld’ (zie Figuur 3b). De genulde ruwe e-nose data is vervolgens gedownload in MS Excel.
Uit Figuur 3b is afgeleid dat de hoogste piek heeft plaatsgevonden tussen 13:00 en 14:00. Deze
piek wordt gezien als de hoogste waarde van een huisgeur waarbij de e-nose niet in alarm mag
gaan. Wat de precieze sensorwaardes zijn van deze piek is opgezocht in het MS Excel be-
stand. De maximale gesommeerde waarde van alle 4 sensoren van VO-01 bij patroon 1 is
29.91 dB (zie Tabel 1).
Figuur 3. Trendlijn van niet-genuld (a) en genulde (b) ruwe e-neusdata voor 2010-08-05
Tabel 1 Sensorwaardes van genulde e-neusdata t.b.v. hoogtebepaling
Sensor S1 Sensor S1 Sensor S2 Sensor S3 Sensor S4 Σ sensor S1 t/m S4
Time Value (dB) Value (dB) Value (dB) Value (dB) Value (dB)
05-08-10 13:05:58 0,74 2,80 1,44 2,41 7,39
05-08-10 13:07:00 3,49 11,30 4,49 10,16 29,44
05-08-10 13:08:00 2,39 9,23 3,55 8,53 23,70
05-08-10 13:09:00 1,84 7,48 2,64 6,93 18,89
05-08-10 13:10:00 3,70 11,02 4,43 10,77 29,91
05-08-10 13:11:03 2,48 8,74 3,38 8,12 22,71
05-08-10 13:12:03 1,14 4,21 1,61 3,96 10,92
05-08-10 13:13:03 0,86 2,79 1,37 2,61 7,63
05-08-10 13:14:02 1,01 5,91 2,23 5,22 14,37
a
b
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 10 van 31
2.2 Methode validatie huisgeuren en ‘peak shaving’ algoritme
De prestatie van de alarminstellingen o.b.v. huisgeuren en ‘peak shaving’ algoritme zijn door
middel van de onderstaande vijf validatiestappen getest.
2.2.1 Kwalitatieve alarmering op grote incidenten
Om te beoordelen of de e-neuzen met de nieuwe alarminstelling adequaat reageren zou in
retrospectief gekeken moeten worden of er gealarmeerd werd op grote incidenten in het Rijn-
mondgebied. Echter, de afgelopen jaren hebben er geen grote incidenten plaatsgevonden in
het Rijnmond gebied. Als alternatief is kwalitatief beoordeeld of dezelfde e-neuzen tijdens inci-
denten in een haven in het Midden-Oosten (Oman) in alarm gaan bij standaard instellingen van
de signaalhoogtes (d.w.z. 10, 15 en 20 dB).
2.2.2 Alarmeren opvallende voorvallen in het Rijnmondgebied
Een ander alternatief is een meer kwantitatieve beoordeling of de e-neuzen met de nieuwe
alarminstelling adequaat reageren op de vijf meest opvallende voorvallen die door het statio-
naire meetnet zijn waargenomen in het Rijnmondgebied. Dit zijn de volgende voorvallen:
• BP-Raffinaderij (Europoort): affakkelen van procesgas na een stroomstoring op 17 mei 2010;
• Esso Raffinaderij (Botlek): affakkelen van procesgas na het uitvallen van fornuizen op 10 september 2010;
• Shell Raffinaderij (Pernis): transformatorbrand op 7 december 2010;
• Recyclingbedrijf Beelen (Vlaardingen): zeer grote brand op 14 mei 2011;
• Odfjell Terminal Rotterdam: butaniseren op 14 augustus 2011.
Bij het bepalen of de e-neuzen alarmeren op deze 5 CIN-melding zijn de alarmeringen twee
uur voor en één uur na de CIN-melding bekeken en geclassificeerd volgens onderstaande cri-
teria (zie Tabel 2). E-neusalarming met klasse 1 en 2 worden hier geïnterpreteerd dat deze niet
in alarm zijn gegaan bij de betreffende CIN-melding.
Tabel 2. Toetsingscriteria alarmering op CIN-meldingen
Klasse Criteria
5
Meerdere e-neuzen consistent in alarm.
Locatie e-neus benedenwinds CIN-melding.
Overeenstemming stof tussen neuzen.
4
Eén e-neus consistent in alarm.
Locatie e-neus benedenwinds CIN-melding
3
Eén of meerdere e-neuzen niet consistent in alarm, of
dichtbijliggende e-neus (benedenwinds) niet in alarm. –
Stoffen tussen neuzen komen niet overeen.
2 E-neus in alarm, maar niet in overeenstemming met windrichting.
1 Geen alarm.
2.2.3 CIN-meldingen Vondelingenplaat
In voorgaande validatiestap wordt er gekeken naar opvallende voorvallen als alternatief voor
grote incidenten. Een ander alternatief is het bepalen of de e-neuzen in alarm gaan bij CIN-
meldingen afkomstig van de Vondelingenplaat (zie bijlage 3). Dit geeft inzicht hoe gevoelig de
e-neuzen staan ingesteld. In overleg met de DCMR-meldkamer is gekozen om te kijken of de
e-neus alarmeert op CIN-meldingstypes B1, G1 t/m G3 en Z1 (zie paragraaf 3.2.4 voor defini-
ties B1, G1 t/m G3 en Z1). Hierbij wordt verwacht dat types B1,G1 t/m G3 wel worden gezien
en type Z1 niet. In deze validatiestap wordt dus antwoord gegeven op de volgende vraag:
• Gaan e-neuzen op de Vondelingenplaat in alarm bij CIN-meldingen (type B1,G1 t/m G3 en Z1) van de Vondelingenplaat in de periode mei 2011 en september 2012?
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 11 van 31
Hiervoor zijn dezelfde toetsingscriteria gebruikt als uit validatiestap 1 (zie Tabel 2).
2.2.4 Nieuwe versus oude alarminstellingen: aantal alarmeringen
Het aantal alarmen met de “oude” alarminstellingen (d.w.z. alarmering alleen op basis van
grensoverschrijding van het somsignaal van de vier sensoren bij 10, 15 en 20 dB) is vergele-
ken met het aantal alarmen met de oude alarminstelling plus gebruikmakend van het ‘peak
shaving’ algoritme en de nieuwe alarmering (oude alarmstelling + ‘peak shaving’ + huisgeuren).
Dit is gedaan met de neuzen V0-01 en VO-02 van mei t/m juli 2011. T.b.v. het bepalen van de
consistentie is dezelfde analyse uitgevoerd voor de periode mei t/m juli in 2012. In deze valida-
tiestap staat dus de volgende vraag centraal:
• Zijn VO-01 en VO-02 in mei t/m juli 2011 en mei t/m juli 2012 met de nieuwe alarminstellin-gen minder vaak in alarm gegaan vergeleken met de oude alarmeringinstellingen?
2.2.5 Alarmeringsgedrag
Voorgaande validatiestap gaat in op aantallen alarmeringen. Naast aantallen is inzicht in het
alarmeringsgedrag ook van belang. Bijvoorbeeld, zo is het niet gewenst dat een e-neus con-
stant tientallen keren per uur in alarm gaat. Wat wel een gewenst beeld is, is dat een e-neus
bijna 100% van de tijd nul alarmeringen per uur geeft (bijna 100% van de tijd zijn er geen inci-
denten). Maar als er wel een incident is, dat een neus dan 60 alarmeringen per uur geeft.
Daarnaast wordt een beeld verwacht dat een groot deel van de totale alarmeringen op één of
enkele dagen worden gegeven wanneer er sprake is van een voorval. T.b.v. het testen of het
gewenste alarmgedrag wordt vertoont met de nieuwe alarminstellingen is de volgende vraag
opgesteld:
• Wat is de verdeling van het aantal alarmeringen per dag en is een potentiële oorzaak te vinden wanneer veel alarmeringen zijn gegeven?
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 12 van 31
3 Resultaten en discussie
3.1 Gedefinieerde Huisgeuren
Voor 11 van de 14 e-neuzen op de Vondelingenplaat zijn één of meerdere huisgeuren gedefi-
nieerd. In totaal zijn voor deze 11 neuzen 42 huisgeuren gedefinieerd (zie bijlage 2). Voor deze
neuzen bestaat de nieuwe alarmeringset bestaan uit zowel huisgeuren als de ‘peak shaving’
algoritme.
Voor de e-neuzen VO-03, VO-05 en VO-07 konden geen huisgeuren worden gedefini-
eerd omdat vanuit de immissieplot geen bronnen konden worden aangewezen. Deze alarme-
ringinstelling van deze drie e-neuzen bevatten dus alleen de ‘peak shaving’ algoritme.
3.2 Validatie
3.2.1 Kwalitatieve alarmering op grote incidenten
De signaalhoogte waarop wordt gealarmeerd zijn 10, 15 en 20 dB voor respectievelijk alarm-
code geel, oranje en rood. De gesommeerde signaalhoogtes die gemeten zijn tijdens twee
incidenten in een haven in het Midden-Oosten (Oman) zijn groter dan 20 dB (zie Figuur 4 en
Figuur 5). Dit geeft aan dat de huidige alarminstelling op hoogte afdoende is voor grote inciden-
ten.
Figuur 4 17 juni 2012: e-neus registratie van een lekkage in een warmtewisselaar bij een raffinaderij waar-
door hoge VOS-concentraties in de waterzuivering terecht kwamen. Andere e-neuzen dichtbij registreerden
ook deze anomalie
Figuur 5 periode 6-11 oktober 2012: e-neus registratie van een lekkage in een warmtewisselaar bij dezelfde
raffinaderij waardoor hoge VOS-concentraties in de waterzuivering terecht kwamen. Andere e-neuzen dicht-
bij registreerden ook deze anomalie
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 13 van 31
3.2.2 Alarmeren opvallende voorvallen
Aangezien grote incidenten ontbreken in het Rijnmond gebied is als alternatief gekeken of de
e-neuzen in alarm gaan tijdens de volgende opvallende voorvallen die gemeten zijn door het
meetnet:
• BP-Raffinaderij (Europoort): affakkelen van procesgas na een stroomstoring op 10 mei 2010;
• Esso Raffinaderij (Botlek): affakkelen van procesgas na het uitvallen van fornuizen op 10 september 2010;
• Shell Raffinaderij (Pernis): transformatorbrand op 7 december 2010;
• Recyclingbedrijf Beelen (Vlaardingen): zeer grote brand op 14 mei 2011;
• Odfjell Terminal Rotterdam: butaniseren op 14 augustus 2011.
Uit nadere analyse van de e-neus data van deze dagen blijkt dat bij alle opvallende voorvallen
de e-neuzen in alarm zijn gegaan (zie bijlage 4 + rapport DMS 21204847). In Figuur 6 en bijla-
ge 5 wordt het voorbeeld: van butanisering bij Odfjell getoond. Tevens blijkt dat de e-neuzen
zelfs op een afstand van 20 km een incident kunnen registeren (BP-Raffinaderij).. Deze resul-
taten laten zien dat de e-neuzen alarmeren op voorvallen waar relatief veel emissies vrijkomen.
Figuur 6. E-neuzen in alarm tijdens butaniseren.
3.2.3 CIN-meldingen
Bij CIN-meldingtype B1 en G1 t/m G3 gaan de e-neuzen 71,4 % in alarm. Bij deze CIN-melding
types was verwacht dat deze een alarm zouden veroorzaken. Bij 28,6 % wordt geen alarm
gegeven. Dit kan veroorzaakt worden door diverse factoren. Zo zou bijvoorbeeld de emissie bij
een CIN-melding gering kunnen zijn of er is sprake van een zeer ongunstige windrichting. Op
CIN-melding type Z1 wordt 18,2% gealarmeerd (zie Tabel 4). Bij deze CIN-melding was geen
alarm verwacht aangezien de emissies bij deze CIN-meldings type vaak klein zijn.
Tabel 3 Alarmering op CIN-melding types B1 en G1 t/m G3
CIN-type Wel alarmering (%)
Geen alarmering (%)
aantal CIN-meldingen
B1 Brand/Explosie met assistentie Brandweer 66,7 33,3 12
G1 Gasontsnapping met mogelijk gevaar 100 0 1
G2 Vloeistofmorsing met mogelijk gevaar geen data geen data 0
G3 Incident met mogelijk gevaar 100 0 1
Totaal 71,4 28,6 14
De resultaten uit validatiestap 2 (zie §3.2.2) laten zien dat de e-neuzen alarmeren op alle op-
vallende voorvallen waar veel emissies zijn vrijgekomen. Uit de resultaten van onderhavige
validatiestap is op te maken dat de e-neuzen ook reageren op een aanzienlijk deel van voorval-
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 14 van 31
len waar emissies te verwachten zijn. De trend hierbij is dat als een voorval groter is (dus meer
emissies), de kans groter is dat er wordt gealarmeerd. Dit werkt ook vice versa, namelijk op
kleinere voorvallen (CIN-type Z1), wordt grotendeels niet gealarmeerd.
Tabel 4 Alarmering op CIN-melding type Z1
CIN-type Wel alarmering (%) Geen alarmering (%) aantal CIN-meldingen
Z1 Gasontsnapping 18.2 81.8 11
3.2.4 Nieuwe versus oude alarminstellingen: aantal alarmeringen
Met de nieuwe alarmeringsinstellingen is bij alle onderzochte neuzen een reductie in het aantal
alarmen gevonden van 28,6% tot 44,9% (zie Tabel 5). De reductie in het aantal alarmen door
het gebruik van alleen de ‘peak shaving’ algoritme is al aanzienlijk. Namelijk 24,0% tot 45,7%
minder alarmen t.o.v. oude alarminstellingen. Het toevoegen van huisgeuren reduceert het
aantal alarmen nog maar met enkele procenten. De reductie met alleen het gebruik van huis-
geuren is niet beoordeeld door softwarematige beperkingen.
Tabel 5. Reductie in aantal alarmeringen tussen nieuwe en oude alarminstellingen
2011 2012 E-neus Variabele
Oud Oud met ‘peak
shaving’ algo-
ritme
Nieuw Oud Oud met ‘peak
shaving’ algo-
ritme
Nieuw
Totaal aantal alar-
men 7126 5181 4785 454 336 250
Geen alarm 113248 115193 114991 131229 131347 131087
VO-01
Reductie in alarmen
t.o.v. oud (%) 27.3 32.9 26.0 44.9
Totaal aantal alar-
men 4621 3511 3301 549.0 298.0 306.0
Geen alarm 115693 116803 116999 130957 131208 131114
VO-02
Reductie in alarmen
t.o.v. oud (%) 24.0 28.6 45.7 44.3
3.2.5 Alarmeringsgedrag
Voorgaande paragraaf laat zien dat de ‘peak shaving’ algoritme en de huisgeuren een reductie
in het aantal alarmeringen van VO-01 en VO-02 geven. Dit heeft het gevolg dat de tijd dat VO-
01 en VO-02 in alarm staan ook wordt gereduceerd (zie Tabel 6). Met het gebruik van de ‘peak
shaving’ algoritme en huisgeuren is de alarmeringstijd van VO-01 gereduceerd met 1,9% en
0,1% in respectievelijk 2012 en 2011. Voor VO-01 zijn vergelijkbare reductiegetallen gevonden,
namelijk 1,1 en 0,2 in respectievelijk 2011 en 2012. Dergelijke reductiegetallen lijken laag, ech-
ter deze getallen zijn gebaseerd op een groot aantal waarnemingen. Een reductie van enkele
tienden komt namelijk overeen met enkele honderden tot enkele duizenden alarmeringen. De
absolute reductie in aantal alarmeringen is gegeven in Tabel 5. Verder kan uit onderstaande
tabel afgeleid worden dat met de nieuwe alarmeringsinstellingen dat een e-neus tussen de
96% en 99,8% van de tijd geen alarmeringen geeft.
Tabel 6 Reductie in alarmeringstijd tussen nieuwe en oude alarminstellingen
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 15 van 31
In Figuur 7 worden het aantal alarmeringen per dag weergegeven waarbij voor de dagen met
veel alarmeringen de potentiële oorzaak is gegeven. Voor een groot aantal dagen met veel
alarmeringen is de potentiële oorzaak gevonden in de weekstaten van de DCMR. Voor een
aantal dagen in 2011 zijn geen oorzaak gevonden. Uit een zeer beperkte analyse blijkt dat e-
neuzen bij een de transformatorbrand bij SNR meer dan 700 keer op de betreffende dag in
alarm zijn gegaan. Dergelijke resultaten geven aan dat de e-neuzen in alarm gaan op dagen
dat er daadwerkelijk iets aan de hand is.
0
50
100
150
200
250
300
350
400
1-5
-20
11
3-5
-20
11
5-5
-20
11
7-5
-20
11
9-5
-20
11
11
-5-2
01
1
13
-5-2
01
1
15
-5-2
01
1
17
-5-2
01
1
19
-5-2
01
1
21
-5-2
01
1
23
-5-2
01
1
25
-5-2
01
1
27
-5-2
01
1
29
-5-2
01
1
31
-5-2
01
1
2-6
-20
11
4-6
-20
11
6-6
-20
11
8-6
-20
11
10
-6-2
01
1
12
-6-2
01
1
14
-6-2
01
1
16
-6-2
01
1
18
-6-2
01
1
20
-6-2
01
1
22
-6-2
01
1
24
-6-2
01
1
26
-6-2
01
1
28
-6-2
01
1
30
-6-2
01
1
2-7
-20
11
4-7
-20
11
6-7
-20
11
8-7
-20
11
10
-7-2
01
1
12
-7-2
01
1
14
-7-2
01
1
16
-7-2
01
1
18
-7-2
01
1
20
-7-2
01
1
22
-7-2
01
1
24
-7-2
01
1
26
-7-2
01
1
28
-7-2
01
1
30
-7-2
01
1
Aan
tal a
larm
erin
ge
n
VO-01 (1 mei tot 1 augustus 2011)
0
50
100
150
200
250
300
350
400
1-5
-20
11
3-5
-20
11
5-5
-20
11
7-5
-20
11
9-5
-20
11
11-5
-201
1
13-5
-201
1
15-5
-201
1
17-5
-201
1
19-5
-201
1
21-5
-201
1
23-5
-201
1
25-5
-201
1
27-5
-201
1
29-5
-201
1
31-5
-201
1
2-6
-20
11
4-6
-20
11
6-6
-20
11
8-6
-20
11
10-6
-201
1
12-6
-201
1
14-6
-201
1
16-6
-201
1
18-6
-201
1
20-6
-201
1
22-6
-201
1
24-6
-201
1
26-6
-201
1
28-6
-201
1
30-6
-201
1
2-7
-20
11
4-7
-20
11
6-7
-20
11
8-7
-20
11
10-7
-201
1
12-7
-201
1
14-7
-201
1
16-7
-201
1
18-7
-201
1
20-7
-201
1
22-7
-201
1
24-7
-201
1
26-7
-201
1
28-7
-201
1
30-7
-201
1
Aan
tal ala
rme
rin
ge
n
VO-02 (1 mei tot 1 augustus 2011)
2011 2012 E-neus Variabele
Oud Oud met
‘peak
shaving’
algoritme
Nieuw Oud Oud met
‘peak
shaving’
algoritme
Nieuw
In alarm
(%)
5,9 4,3 4,0 0,3 0,3 0,2
VO-01
Geen
alarm (%) 94,1 95,7 96,0 99,7 99,7 99,8
In alarm
(%)
3,8 2,9 2,7 0,4 0,2 0,2
VO-02
Geen
alarm (%) 96,2 97,1 97,3 99,6 99,8 99,8
Reeks kleine brandjes SNR
Brand Beelen
Brand Emerald Kalama Chemical
a
b
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 16 van 31
0
20
40
60
80
100
120
140
1-5
-20
12
3-5
-20
12
5-5
-20
12
7-5
-20
12
9-5
-20
12
11
-5-2
01
2
13
-5-2
01
2
15
-5-2
01
2
17
-5-2
01
2
19
-5-2
01
2
21
-5-2
01
2
23
-5-2
01
2
25
-5-2
01
2
27
-5-2
01
2
29
-5-2
01
2
31
-5-2
01
2
2-6
-20
12
4-6
-20
12
6-6
-20
12
8-6
-20
12
10
-6-2
01
2
12
-6-2
01
2
14
-6-2
01
2
16
-6-2
01
2
18
-6-2
01
2
20
-6-2
01
2
22
-6-2
01
2
24
-6-2
01
2
26
-6-2
01
2
28
-6-2
01
2
30
-6-2
01
2
2-7
-20
12
4-7
-20
12
6-7
-20
12
8-7
-20
12
10
-7-2
01
2
12
-7-2
01
2
14
-7-2
01
2
16
-7-2
01
2
18
-7-2
01
2
20
-7-2
01
2
22
-7-2
01
2
24
-7-2
01
2
26
-7-2
01
2
28
-7-2
01
2
30
-7-2
01
2
Aan
tal a
larm
erin
ge
n
VO-01 (1 mei tot 1 augustus 2012)
0
20
40
60
80
100
120
140
1-5
-20
12
3-5
-20
12
5-5
-20
12
7-5
-20
12
9-5
-20
12
11
-5-2
01
2
13
-5-2
01
2
15
-5-2
01
2
17
-5-2
01
2
19
-5-2
01
2
21
-5-2
01
2
23
-5-2
01
2
25
-5-2
01
2
27
-5-2
01
2
29
-5-2
01
2
31
-5-2
01
2
2-6
-20
12
4-6
-20
12
6-6
-20
12
8-6
-20
12
10
-6-2
01
2
12
-6-2
01
2
14
-6-2
01
2
16
-6-2
01
2
18
-6-2
01
2
20
-6-2
01
2
22
-6-2
01
2
24
-6-2
01
2
26
-6-2
01
2
28
-6-2
01
2
30
-6-2
01
2
2-7
-20
12
4-7
-20
12
6-7
-20
12
8-7
-20
12
10
-7-2
01
2
12
-7-2
01
2
14
-7-2
01
2
16
-7-2
01
2
18
-7-2
01
2
20
-7-2
01
2
22
-7-2
01
2
24
-7-2
01
2
26
-7-2
01
2
28
-7-2
01
2
30
-7-2
01
2
Aa
nta
l a
larm
eri
nge
n
VO-02 (1 mei tot 1 augustus 2012)
Figuur 7. Aantal alarmeringen per dag in 2011 en 2012 voor VO-01 (a-c) en VO-02 (b-d). Meldingen zijn
afkomstig van de meldkamer.
De resultaten uit met name 2012 laten zien dat met de ‘peak shaving’ algoritme en huisgeuren
een gewenst alarmeringsbeeld is ontstaan. Hierbij geeft een e-neus 99,8% van de tijd geen
alarm en worden de meeste alarmeringen gegeven op dagen waarbij een voorval heeft plaats-
gevonden (zie Tabel 6 en Figuur 6).
Spanningsdip: opnieuw opstarten
fabrieken
Veel verschillende voorvallen
Veel verschillende voorvallen
Ontluchten binnenvaarttanker Stolt
Texas
c
d
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 17 van 31
4 Conclusies
4.1 Definiëring Huisgeuren
Ten behoeve van een verdere differentiëring in de veiligheidsalarmering voor het e-neusnetwerk opgesteld in het industriegebied op de Vondelingenplaat zijn voor 11 van de 14 e-neuzen één of meerdere huisgeuren gedefinieerd. In totaal zijn er 42 huisgeuren bepaald in-clusief hun threshold en bijbehorende windhoeken.
4.2 Validatie van de alarmeringinstellingen
Voor de beoordeling of de e-neuzen met de nieuwe alarminstelling (signaalhoogte + peak sha-
ving + huisgeuren) adequaat reageren is in retrospectief gekeken naar de e-neus data in com-
binatie met de informatie die beschikbaar was van voorvallen. Hieruit zijn de volgende conclu-
sies getrokken:
1. De huidige alarminstelling, met name de selectie op signaalhoogten, is ruimschoots
voldoende om grote incidenten te detecteren. Omdat er geen grote incidenten in het
industriegebied van de Vondelingenplaat zich hebben voorgedaan (2010-2012) is de-
ze conclusie gebaseerd op de registratie van twee incidenten door eenzelfde e-neus-
netwerk opgesteld in een haven in het Midden-Oosten (Oman).
2. De resultaten laten zien dat met de huidige alarminstelling adequaat gealarmeerd
wordt op voorvallen waar veel emissies zijn vrijkomen. Het stationaire meetnet in het
industriegebied op de Vondelingenplaat heeft nl. gereageerd op de vijf meest opval-
lende voorvallen in het Rijnmondgebied (2010-2012) waaronder het langdurig affakke-
len van procesgas en een transformatorbrand. Daarbij blijkt tevens dat de e-neuzen
zelfs op een afstand van 20 km een incident kunnen registeren.
3. De resultaten laten tevens zien dat met de huidige alarminstelling goed gealarmeerd
wordt op voorvallen waar emissies te verwachten zijn. Het stationaire meetnet in het
industriegebied op de Vondelingenplaat heeft nl. gealarmeerd op een aanzienlijk deel
van de CIN-melding, gemeld door de industrie op de Vondelingenplaat waar emissies
te verwachten zijn (type B1, G1 t/m G3 en Z1). De trend hierbij is dat als een voorval
groter is, dus bij CIN-meldingen waaronder Brand/Explosie met assistentie Brandweer
en gasontsnapping met mogelijk gevaar, de kans groter (71%) is dat er gealarmeerd
wordt. Omgekeerd wordt er op kleinere voorvallen (CIN-meldingen met alleen gasont-
snapping) grotendeels niet gealarmeerd (18%).
4. Geconcludeerd wordt dat de huidige alarminstelling (signaalhoogten + peak shaving +
huisgeuren) een verbeterd alarmgedrag geeft t.o.v. de oude alarminstelling (signaal-
hoogten). Met de huidige alarmeringsinstellingen is nl. een reductie in het aantal alar-
men gevonden van 28,6% tot 44,9%. Deze reductie in het aantal alarmen is groten-
deels (24,0 tot 45,7%) te danken aan de introductie van de ‘peak shaving’ algoritme
als extra stap in de veiligheidsalarmering. Het ‘peak shaving’ algoritme wordt nl. ge-
bruikt ter voorkoming dat er gealarmeerd wordt op kortstondige pieken. Het toevoegen
van huisgeuren reduceert het aantal alarmen daarentegen maar met enkele procen-
ten.
5. Kijkend naar de verdeling van het aantal alarmeringen per dag kan geconcludeerd
worden dat de e-neuzen in alarm gaan op dagen dat er daadwerkelijk iets aan de
hand is. Tevens is bepaald dat met de huidige alarmeringsinstellingen een e-neus tus-
sen de 96% en 99,8% van de tijd geen alarmeringen geeft.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 18 van 31
5 Aanbevelingen
5.1 Gebruik huisgeuren
Voor de methodiek van de huisgeuren moet per e-neus bepaald worden wat een toelaatbare
huisgeur is. Het bepalen van huisgeuren in een grootschalig e-neusnetwerk ten behoeve van
het reduceren van alarmen wordt afgeraden omdat dit erg arbeidsintensief zal zijn. Hiervoor
zijn collectieve alarmeringsregels (die gelden voor alle neuzen) geschikter.
Een ander nadeel van het gebruik van huisgeuren is dat de gedefinieerde huisgeuren
maar beperkt houdbaar zijn. Zo zal de huisgeur mogelijk veranderen wanneer een bedrijf zijn
proces aanpast. Dit betekent dus dat hele methodiek voor het definiëren van de huisgeur op-
nieuw uitgevoerd dient te worden voor de nabijgelegen e-neuzen.
Het gebruikt van huisgeuren kan echter waardevol zijn. Bijvoorbeeld wanneer er sprake
is van een consistente alarmering op een specifieke emissie of in het geval wanneer een e-
neusnetwerk gebruikt wordt als een bedrijfsnetwerk. Zo zou in een bedrijfsnetwerk een e-neus
een bepaalde emissie van een procesonderdeel kunnen negeren. Wanneer er een verandering
in emissie optreedt, wat kan duiden op een procesverstoring, kan hierop wel worden gealar-
meerd.
5.2 Verdere differentiëring in de veiligheidsalarmering
Ondanks dat bepaald is in onderhavige studie dat met de huidige alarmeringsinstellingen een
e-neus tussen de 96% en 99,8% van de tijd geen alarmeringen geeft, zal in een grootschalig e-
neusnetwerk het totaal aantal alarmen van het totale netwerk nog steeds te groot worden. Ten
behoeve van een nog verdere optimalisatie van alarmen wordt het volgende aanbevolen:
1. Doorontwikkeling van alarmeringsmethodiek op e-nose niveau en uitbreiding naar
alarmering op netwerkniveau;
2. Onderzoeken van de mogelijkheden voor dynamisering van alarmhoogtes (op net-
werk niveau) tijdens incidenten;
3. Onderzoeken van de mogelijkheden om verstorende invloeden op de alarmering,
zoals omgevingsfactoren die niet aan incidenten zijn gerelateerd en systeemafhan-
kelijke factoren zoals sensordrift, verder te optimaliseren.
.
6 Dankwoord
Ralph van Nellestijn en Simon Bootsma van het bedrijf Comon-Invent worden bedankt voor de
intensieve gedachtewisselingen over dit onderwerp en het aanleveren van de datasets in het
juiste format.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 19 van 31
Literatuur
Bootsma, Van Nellestijn en Milan (2012), E-nose alarmering t.b.v. Veiligheid Ontwerp en instel-
lingen van e-neuzen op Vondelingenplaat (DMS 21441736)
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 20 van 31
Bijlage 1 Immissieplots
Immissieplots in april 2010
Immissieplots in maart 2010
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 21 van 31
Immissieplots in juni 2010
Immissieplots in juli 2010
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 22 van 31
Immissieplots in augustus 2010
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 23 van 31
Bijlage 2 Huisgeuren
e-n
eu
s
e-
ne
us
nr.
idP
eri
od
e in
'10
be
gin
win
dri
c
hti
ng
ein
d
win
dri
chti
ng
thre
s
ho
ldP
atr
oo
n s
1P
atr
oo
n s
2P
atr
oo
n s
3P
atr
oo
n s
4
% u
it
an
aly
s
er
Ge
dif
f.
Ho
og
te
(dB
)
Ho
og
te
tota
al
(dB
)
Tij
d b
ep
ale
n
ho
og
te
Ho
og
te
S1
(d
B)
Ho
og
te
S2
(d
B)
Ho
og
te
S3 (
dB
)
Ho
og
te
S4
(d
B)
De
mp
ing
-
fact
or
S1
De
mp
ing
-
fact
or
S2
De
mp
ing
-
fact
or
S3
De
mp
ing
-
fact
or
S4P
ote
nti
ele
bro
n
AR
-01
26
57
1ju
ni
t/m
au
g1
65
31
52
00
01
,48
85
90
,22
06
13
0,1
09
0,2
13
40
72
7,5
98
,51
6,0
42
9-0
7-1
0 0
2:3
5:1
57,9
33
,40
2,0
42
,67
2,7
5E
-07
2,5
2E
-07
-3,5
E-0
62
,04
E-0
7
SNR
; K
oo
le;
SNC
, A
rgo
s; R
ijn
mo
nd
En
erg
ie;
BP
ra
ffin
ad
eri
j; K
ron
e;
Ch
evr
on
; Sh
in E
tsu
;
Un
ile
ver;
Kre
be
r, V
op
ak
AR
-01
26
57
1a
pri
l t/m
me
i2
73
34
42
00
00
,55
57
70
,81
41
13
0,2
06
38
90
,89
06
81
13
,04
15
,52
1,5
72
2-0
4-1
0 1
7:1
9:3
86,8
36
,48
2,2
36
,02
3,7
68
33
8-1
,05
06
4-0
,76
21
9-1
,00
65
8 K
reb
er;
Vo
pa
k
AR
-01
26
57
1a
pri
l t/m
me
i2
73
34
42
00
00
,99
84
65
0,4
04
13
10
,27
16
42
0,3
26
83
11
3,0
41
2,2
51
9,3
91
9-0
4-1
0 0
8:5
5:0
76,2
66
,90
2,0
84
,15
4,0
10
58
3-0
,57
41
60
,01
20
8-0
,67
76
6 K
reb
er;
Vo
pa
k
AR
-01
26
57
1ju
ni
12
61
96
20
00
1,1
67
92
50
,39
67
28
0,1
19
26
20
,38
94
15
20
5,2
51
4,0
92
4-0
6-1
0 0
2:4
5:1
26,3
52
,61
2,5
02
,62
0,3
65
93
90
,31
32
78
0,3
95
29
60
,39
38
26
A4
; B
en
elu
x-tu
nn
el;
Exx
on
Mo
bill
; S
NC
;
Kra
ton
Po
lym
ers
; SN
R;
Arg
os
AR
-01
26
57
1ju
ni
12
61
96
20
00
0,2
58
47
21
,20
07
87
0,5
10
,99
88
59
20
4,2
51
0,6
92
5-0
6-1
0 0
6:2
6:2
13,2
53
,06
1,7
02
,67
0,3
65
93
90
,26
43
83
0,3
95
29
60
,35
88
01
A4
; B
en
elu
x-tu
nn
el;
Exx
on
Mo
bill
; S
NC
; S
NR
;
Arg
os
BU
-01
26
40
2a
pri
l t/m
au
g2
86
34
42
00
00
,12
54
95
0,7
04
79
0,5
36
52
40
,74
10
17
3,8
58
,75
27
,53
10-0
7-1
0 0
1:2
6:5
04,6
47
,67
8,0
57
,17
0,3
05
04
2-0
,75
02
70
,19
45
04
-0,6
39
48
RB
T
BU
-01
26
40
2ju
ni
t/m
ju
li1
35
24
22
00
00
,22
49
01
1,0
12
58
90
,39
40
,88
67
89
30
,77
3,5
8,2
81
1-0
7-1
0 0
2:0
4:0
42,4
41
,96
1,4
22
,47
0,0
46
93
7-0
,69
40
30
,30
24
1-0
,61
46
3
Exx
on
Mo
bill
; S
NC
;Kra
ton
Plo
yme
rs;
SNR
;
Arg
os;
Rij
nm
on
d E
ne
rgie
; B
P r
aff
ina
de
rij
BU
-01
26
40
2ju
ni
t/m
ju
li1
35
24
22
00
03
,17
59
61
-0,0
59
55
81
,71
57
48
0,1
04
71
62
3,0
86
,25
12
,81
16-0
6-1
0 2
2:3
3:0
14,0
83
,03
3,7
41
,96
-0,7
43
85
-1,2
35
3-0
,39
32
3-1
,08
64
1
Exx
on
Mo
bill
; S
NC
;Kra
ton
Plo
yme
rs;
SNR
;
Arg
os;
Rij
nm
on
d E
ne
rgie
; B
P r
aff
ina
de
rij
BU
-02
26
41
3a
pri
l3
14
35
52
00
00
,36
68
63
0,7
18
53
90
,42
37
58
0,6
79
37
34
1,9
12
,52
7,5
72
0-0
4-1
0 0
6:0
4:0
76,3
68
,32
5,4
97
,40
0,1
83
21
0,7
92
85
81
,10
12
32
2,0
16
38
8A
4;
Be
ne
lux-
tun
ne
l; R
BT
BU
-02
26
41
3a
pri
l3
14
35
52
00
01
,55
95
72
0,2
29
08
20
,10
80
19
0,2
15
58
62
3,5
31
32
6,9
32
0-0
4-1
0 2
0:4
5:4
313,8
35
,28
3,5
84
,24
0,1
83
21
0,7
92
85
81
,10
12
32
2,0
16
38
8A
4;
Be
ne
lux-
tun
ne
l; R
BT
BU
-03
26
42
4a
pri
l3
33
34
42
00
00
,95
85
84
0,8
09
39
90
,29
28
66
0,6
33
17
94
08
26
,96
22-0
4-1
0 0
6:1
2:5
59,1
47
,97
3,5
46
,31
-2,5
00
63
1,2
54
57
5-1
,29
98
8-0
,44
76
7A
4;
Exx
on
Mo
bil
BU
-03
26
42
4a
pri
l3
33
34
42
00
00
,38
35
57
0,7
36
46
50
,22
27
56
0,7
92
88
25
2,7
51
7,7
72
9-0
4-1
0 1
3:0
1:1
84,9
15
,42
2,8
84
,56
-2,1
94
68
1,9
50
32
3-0
,51
93
60
,29
35
29
A4
; E
xxo
n M
ob
il
BU
-04
26
43
5a
pri
l t/m
juli
31
53
55
20
00
1,1
07
29
50
,52
44
17
0,0
67
04
60
,49
82
85
3,5
73
,25
14
,43
07-0
5-1
0 1
7:0
2:5
04,9
44
,47
2,9
22
,10
-1,7
99
31
1,6
46
25
40
,85
97
36
1,3
08
31
7A
4;
Exx
on
Mo
bil
BU
-04
26
43
5a
pri
l t/m
juli
26
22
95
20
00
0,5
94
10
80
,68
86
45
0,0
73
91
90
,65
85
43
11
,54
71
1,4
20
8-0
7-1
0 1
2:5
2:4
63,1
23
,42
1,8
53
,02
-2,2
97
24
0,5
63
67
10
,66
63
52
0,2
53
34
A4
; S
NC
BU
-04
26
43
5a
pri
l t/m
juli
26
22
95
20
00
1,2
16
60
40
,42
44
86
0,0
68
77
70
,30
35
24
11
,54
22
,75
29
,53
08-0
4-1
0 0
8:4
1:4
315,1
16
,00
2,1
76
,24
-2,8
32
51
,14
29
0,4
53
64
60
,95
20
87
A4
; S
NC
OM
-01
26
58
9a
pri
l t/m
juli
31
53
55
20
00
1,1
06
19
40
,48
90
23
0,0
75
46
90
,36
92
66
31
,37
17
,75
15
,08
23-0
6-1
0 1
6:4
5:2
45,6
14
,57
1,9
52
,95
1,9
31
24
-0,3
30
44
-0,2
64
2-0
,68
85
3G
eu
lha
ve
n;
Od
fje
ll; L
BC
; C
ete
m
OM
-01
26
58
9a
pri
l t/m
juli
31
53
55
20
00
0,3
96
73
60
,83
18
08
0,3
92
43
90
,76
39
49
19
,72
32
3,1
60
8-0
6-1
0 2
0:0
5:0
83,4
67
,78
4,9
66
,96
1,4
09
56
0,1
91
79
20
,40
40
88
0,0
72
55
4G
eu
lha
ve
n;
Od
fje
ll; L
BC
; C
ete
m
PE
-02
26
55
11
ap
ril t
/m ju
ni
28
53
20
20
00
0,0
72
06
80
,85
74
49
0,1
84
08
70
,90
34
38
7,6
96
,51
0,0
70
5-0
4-1
0 0
2:0
3:5
31,1
43
,88
2,1
52
,90
-3,8
77
61
,51
15
24
0,6
27
40
60
,31
15
91
Shin
Ets
u;
SN
C;
SN
R
PE
-02
26
55
11
ap
ril t
/m ju
ni
32
53
45
20
00
0,3
30
91
30
,73
41
99
0,3
37
56
70
,60
40
52
1,2
31
5,2
51
0,0
70
5-0
4-1
0 0
2:0
3:5
31,1
43
,88
2,1
52
,90
-3,8
77
61
,51
15
24
0,6
27
40
60
,31
15
91
Rij
nm
on
d e
ne
rgie
; B
P r
aff
ina
de
rij;
Ch
evr
on
V0
-01
26
33
22
ap
ril
27
53
55
20
00
0,0
79
07
50
,84
27
57
0,5
20
27
50
,63
84
65
7,4
17
,51
9,4
10
1-0
4-1
0 0
3:0
3:4
62,5
25
,70
6,7
84
,42
-1,9
11
62
-0,9
28
35
1,1
07
20
5-0
,45
67
7A
ir p
rod
uct
s; v
an
Be
ntu
m;
Ark
em
a;
Wil
ma
r
V0
-01
26
33
22
jun
i t/
m a
ug
27
53
55
20
00
0,0
79
12
30
,86
16
22
0,2
41
74
50
,85
98
63
14
,71
24
,52
9,9
10
5-0
8-1
0 1
3:1
0:0
03,7
011
,02
4,4
310
,77
0,8
04
87
-1,2
46
18
-0,6
24
94
-1,1
93
9A
ir p
rod
uct
s; v
an
Be
ntu
m;
Ark
em
a;
Wil
ma
r
V0
-01
26
33
22
me
i t/
m a
ug
22
19
52
00
00
,14
57
68
0,7
68
86
0,7
74
34
61
,09
85
15
34
,67
3,5
13
,91
28-0
7-1
0 0
3:5
1:1
02,0
55
,26
1,5
75
,02
0,7
84
29
8-1
,40
08
9-0
,56
40
2-1
,31
74
2K
oo
le,
SNR
V0
-01
26
33
22
me
i t/
m a
ug
22
19
52
00
01
,41
65
61
0,3
03
67
70
,06
35
42
0,2
57
79
61
8,6
77
,25
10
,81
08-0
7-1
0 0
6:2
2:0
54,3
62
,59
1,1
12
,75
0,7
73
98
4-1
,33
07
6-0
,72
76
5-1
,11
05
5K
oo
le,
SNR
V0
-01
26
33
22
me
i t/
m a
ug
22
19
52
00
00
,49
68
65
1,0
93
23
30
,09
25
82
1,0
03
63
81
23
,75
15
,80
23-0
7-1
0 0
7:0
8:4
15,4
63
,38
3,0
63
,90
0,7
63
65
1-1
,06
91
1-0
,31
23
5-0
,91
54
4K
oo
le,
SNR
V0
-01
26
33
22
me
i t/
m a
ug
22
19
52
00
00
,24
50
68
1,7
84
29
60
,57
68
91
1,5
18
12
91
21
2,2
52
1,0
90
6-0
8-1
0 2
2:5
9:0
93,6
07
,73
2,8
86
,88
0,8
76
29
1-1
,43
61
2-0
,59
78
-1,2
91
24
Ko
ole
, SN
R
V0
-02
26
34
23
ap
ril t
/m a
ug
29
43
55
20
00
0,0
80
20
10
,78
40
74
0,3
77
45
30
,77
52
29
19
,51
14
,25
37
,80
02-0
6-1
0 0
2:5
8:4
46,6
912
,50
7,1
711
,45
2,2
51
69
2-0
,55
91
-1,0
99
27
-1,0
50
23
Air
Pro
du
cts;
Va
n B
en
tum
V0
-02
26
34
23
ap
ril
22
42
75
20
00
0,0
65
86
0,8
57
22
0,4
85
58
50
,83
62
11
5,9
71
3,7
53
1,8
21
8-0
4-1
0 2
1:2
9:3
83,4
811
,03
7,0
210
,28
0,0
46
36
1-0
,47
97
-0,3
20
5-0
,25
04
6C
ete
m;
Od
fje
ll; L
BC
Ta
nk
Te
rmin
al
V0
-02
26
34
23
ap
ril
22
42
75
20
00
0,4
44
30
,62
78
78
0,3
36
76
10
,70
88
17
11
,11
2,2
51
9,2
11
5-0
4-1
0 2
2:0
9:1
95,0
99
,41
5,5
27
,36
-0,8
06
34
-0,1
21
28
-0,1
05
34
0,4
14
49
8C
ete
m;
Od
fje
ll; L
BC
Ta
nk
Te
rmin
al
V0
-02
26
34
23
jun
i t/
m a
ug
22
42
75
20
00
0,1
35
57
50
,91
27
07
0,3
08
73
20
,85
03
16
,89
11
,75
23
,91
06-0
5-1
0 2
1:1
3:4
38,7
86
,35
4,1
84
,60
-0,5
92
27
-3,8
04
07
-1,8
97
65
-1,7
42
82
Ce
tem
; O
dfj
ell;
LB
C T
an
k T
erm
ina
l
V0
-02
26
34
23
jun
i t/
m a
ug
22
42
75
20
00
0,6
27
70
20
,71
71
40
,25
67
73
0,5
86
76
31
6,8
91
1,7
51
9,4
41
3-0
5-1
0 1
6:4
2:2
50,9
03
,87
3,8
110
,86
6,3
59
93
-4,8
80
51
-0,5
88
51
-8,9
52
35
Ce
tem
; O
dfj
ell;
LB
C T
an
k T
erm
ina
l
V0
-02
26
34
23
ap
ril
22
66
20
00
0,1
60
56
50
,84
00
25
0,4
10
50
70
,73
48
17
89
,47
10
,25
29
,52
09-0
4-1
0 0
1:2
8:4
78,6
78
,29
5,3
07
,26
0,2
86
78
1-2
,87
21
-2,0
12
-2,1
23
83
Ark
em
a;
Ko
ole
; SN
R;
Wil
ma
r
V0
-02
26
34
23
jun
i2
26
62
00
00
,09
92
41
0,9
25
44
30
,25
09
60
,86
09
53
83
,59
10
,53
1,8
10
1-0
6-1
0 0
4:5
4:5
54,6
210
,42
5,8
610
,92
3,1
12
12
5-0
,82
59
6-1
,14
96
-1,3
14
16
Ark
em
a;
Ko
ole
; SN
R;
Wil
ma
r
V0
-02
26
34
23
jun
i2
26
62
00
02
,16
55
15
0,5
44
50
70
,07
85
36
0,3
60
00
71
0,4
58
,52
1,5
32
3-0
6-1
0 1
7:2
7:2
58,1
05
,41
3,0
64
,97
4,2
58
21
-0,5
59
1-0
,92
25
-0,8
67
46
Ark
em
a;
Ko
ole
; SN
R;
Wil
ma
r
V0
-02
26
34
23
au
g2
26
62
00
00
,15
03
07
0,8
95
72
20
,27
94
49
0,8
28
60
58
06
,75
26
,81
16-0
8-1
0 0
6:5
0:2
83,9
78
,84
5,2
48
,76
3,8
25
80
8-0
,59
00
5-0
,76
37
6-0
,85
61
6A
rke
ma
; K
oo
le;
SNR
; W
ilm
ar
V0
-04
26
36
25
ap
ril t
/m a
ug
34
13
82
00
01
,63
53
75
0,3
05
12
70
,25
76
47
0,1
69
75
71
2,5
4,5
9,1
12
4-0
6-1
0 0
0:5
1:2
44,1
52
,44
0,4
22
,09
2,1
73
14
43
,56
25
14
3,1
35
04
41
,58
87
81
SNC
; S
NR
V0
-06
26
38
27
ap
ril
18
52
25
20
00
0,0
10
13
10
,91
93
59
00
,84
94
41
22
,22
2,2
55
,02
13-0
4-1
0 2
2:2
1:3
91,1
51
,38
1,1
91
,30
-2,4
34
53
-0,3
60
74
-1,0
94
64
-3,4
37
15
A1
5;
kru
isp
un
t P
etr
oli
um
we
g e
n
Vo
nd
eli
ng
en
we
g
V0
-06
26
38
27
ap
ril
18
52
25
20
00
-0,2
63
00
22
,08
00
33
0,5
97
00
30
,37
00
79
22
,22
3,7
57
,88
29-0
4-1
0 0
9:5
6:5
92,5
32
,07
1,8
01
,48
-2,5
341
40
,24
09
37
-0,2
84
99
-2,8
17
31
A1
5;
kru
isp
un
t P
etr
oli
um
we
g e
n
Vo
nd
eli
ng
en
we
g
V0
-06
26
38
27
ap
ril
30
43
34
20
00
1,1
37
16
0,5
06
47
50
,25
83
43
0,4
85
88
62
8,5
74
,58
,42
20-0
4-1
0 2
2:0
5:4
71,3
01
,95
2,4
22
,75
-1,9
17
29
-0,6
86
98
-1,1
14
39
-3,8
17
74
SNC
; S
NR
TH
-01
26
56
18
ap
ril t
/m ju
li2
95
34
52
00
00
,18
37
44
0,7
24
22
10
,44
93
45
0,6
63
12
23
4,6
21
12
0,9
41
0-0
7-1
0 0
0:5
1:4
95,0
36
,10
4,3
85
,44
0,6
52
10
50
,37
90
94
1,4
75
84
5-0
,17
30
6M
ost
ert
; V
erw
o;
Un
ile
ve
r
TH
-01
26
56
18
ap
ril t
/m ju
li2
95
34
52
00
00
,73
41
24
0,4
98
56
90
,35
06
89
0,4
72
36
31
6,3
53
5,9
71
5-0
7-1
0 2
0:2
4:1
24,1
70
,76
0,4
80
,56
0,2
63
05
81
,04
04
68
1,8
11
73
90
,84
07
55
Mo
ste
rt;
Ve
rwo
; U
nil
ev
er
TH
-01
26
56
18
ap
ril t
/m ju
li8
02
55
20
00
0,8
53
15
40
,57
22
14
0,2
15
74
40
,48
06
96
40
,74
3,5
7,4
21
4-0
4-1
0 1
4:4
3:2
21,2
81
,16
2,5
32
,45
-3,0
17
46
0,1
10
21
31
,47
64
55
0,4
17
73
5
Shin
Ets
u;
Ark
em
a;
Wilm
ar;
Air
pro
du
cts;
Ark
em
a;
Ko
ole
; SN
C;
SNR
TH
-01
26
56
18
ap
ril t
/m ju
li8
02
55
20
00
1,5
91
99
70
,17
50
31
0,1
28
12
90
,11
52
12
11
,11
14
,75
20
,32
20-0
4-1
0 0
7:3
1:1
86,3
65
,32
5,4
03
,24
-3,9
37
43
0,2
24
33
71
,44
44
19
0,3
52
13
1
Shin
Ets
u;
Ark
em
a;
Wilm
ar;
Air
pro
du
cts;
Ark
em
a;
Ko
ole
; SN
C;
SNR
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 24 van 31
Toelichting onderwerpen in tabel.
Onderwerp toelichting
e-neus: kenmerk van e-neus, zoals weergegeven op dashboard
e-neus nummer: kenmerk van e-neus gebruikt door Comon Invent
e-neus –id: kenmerk van e-neus gebruikt door Comon Invent in alarmeringsysteem
periode in ’10: maanden waarop de huisgeur is gekwantificeerd
Begin windrichting: begin van windrichting van betreffende patroon
Eind windrichting: eind van windrichting van betreffende patroon
Threshold: waarde in analyzer om achtergrondruis te negeren in de analyse
Patroon S1 - S4: individuele signaalhoogte per sensor die samen een patroon vormen
% uit analyser: mate hoe vaak een patroon voorkomt in een bepaalde tijd
Gediff. Hoogte (dB): gedifferentieerde hoogte van een patroon in dB. Dit getal dient te worden
gebruikt bij floating zero
Hoogte totaal (dB): Maximale hoogte van patroon gebaseerd op genulde ruwe data
Tijd bepalen hoogte: Tijd waarop de maximale hoogte is bepaald
Hoogte S1 - S4 (dB): individuele signaalhoogte per sensor die samen de maximale hoogte vormen
Dempingsfactor S1 - S4: Dempingfactor gebruikt voor het nullen van de ruwe data
Potentiële bron: Potentiële bron van stoffen die de e-neus beïnvloeden
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 25 van 31
Bijlage 3 CIN-meldingen
Beoordeel
in klasse1
Datum incident Datum en tijden van beoordeling Bedrijf CIN-type 2
1 20-9-2012 20:02 2012-9-20 18:00-21:00 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
1 1-9-2012 15:35 2012-9-1 13:30-16:30 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
1 2-8-2012 4:07 2012-8-2 2:00-5:00 Momentive Specialty Chemicals B.V. Z1
2 26-7-2012 15:40 2012-7-26 13:30-16:30 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
1 7-7-2012 10:21 2012-7-7 8:00-11:00 Momentive Specialty Chemicals B.V. B1
2 14-6-2012 8:10 2012-6-14 6:00-9:00 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
5 26-3-2012 10:14 2012-3-26 8:00-11:00 Shell Nederland Raffinaderij B.V. B1
3 21-3-2012 15:15 2012-3-21 13:00-16:00 Shell Nederland Raffinaderij (v/h SNC) BV B1
1 28-2-2012 11:44 2012-2-28 10:00-13:00 Shell Nederland Raffinaderij B.V. B1
5 25-2-2012 0:15 2012-2-24 22:00-2012-2-25 1:00 Shell Nederland Raffinaderij (v/h SNC) BV Z1
1 12-1-2012 2:04 2012-1-12 0:00-3:00 Shin-Etsu PVC B.V. Locatie Pernis B1
3 20-12-2011 16:30 2012-12-20 14:30-17:30 Shell Nederland Raffinaderij B.V. B1
1 29-11-2011 16:25 2011-11-29 14:30-17:30 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
1 10-11-2011 19:56 2011-11-10 18:00-21:00 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
1 21-10-2011 15:09 2011-10-21 13:00-16:00 Shell Nederland Raffinaderij B.V. B1
3 19-10-2011 16:15 2011-10-19 14:00-17:00 Cerexagri Bv B1
2 12-10-2011 8:13 2011-10-12 6:00-9:00 Shell Nederland Raffinaderij (v/h SNC) BV Z1
3 28-9-2011 0:17 2011-9-27 22:00-2011-9-28 1:00 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
3 19-9-2011 12:20 2011-9-19 10:00-13:00 Cerexagri Bv B1
2 18-9-2011 7:30 2011-9-18 5:30-8:30 Shell Nederland Raffinaderij B.V. Z1
3 24-8-2011 8:30 2011-8-24 6:30-9:30 Arkema Rotterdam B.V. B1
4 22-8-2011 12:50 2011-8-22 11:00-14:00 Cerexagri Bv B1
3 27-5-2011 8:35 2011-5-27 6:30-9:30 Recycling Kombinatie Rotterdam G3
3 26-5-2011 22:40 2011-5-26 21:00- 23:59 Shin-Etsu PVC B.V. Locatie Pernis G1
3 9-5-2011 14:58 2011-5-9 13:00-16:00 Shell Nederland Raffinaderij Bv B1 1 Klasse en bijbehorende criteria:
5 Meerdere e-neuzen consistent in alarm, locatie e-neus benedenwinds CIN-melding en overeenstemming stof tussen
neuzen.
4 Eén e-neus consistent in alarm en locatie e-neus benedenwinds CIN-melding
3 Eén of meerdere e-neuzen niet consistent in alarm, of dichtbijliggende e-neus (benedenwinds) niet in alarm.
Stoffen tussen neuzen komen niet overeen.
2 E-neus in alarm, maar niet in overeenstemming met windrichting.
1 Geen alarm.
2 CIN-type:
B1 Brand/Explosie met assistentie Brandweer
G1 Gasontsnapping met mogelijk gevaar
G2 Vloeistofmorsing met mogelijk gevaar
G3 Incident met mogelijk gevaar
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 26 van 31
Bijlage 4 Beoordeling opvallende voorvallen
Datum en tijd van beoordeling
Klasse Toelichting Stof Bedrijf Voorval
2010-5-17 3:00-10:00
5 VO-01; VO-02; OM-01; VO-04 en BU-02 in alarm.
meerdere stoffen per e-neus
BP raffinaderij (Europoort)
grootschalig affakkelen van procesgas
2010-9-10 18:00-23:00
3 VO-02 regelmatig in alarm; neuzen in bebouwing wel in alarm.
Fire smell plastic (43): 3769
Esso Raffinaderij (Botlek)
affakkelen van procesgas
2010-12-7 5:00-10:00
4 VO-02; VO-04 en BU-03 in alarm.
meerdere stoffen per e-neus
Shell Raffinaderij (Pernis)
transformator-brand
2011-5-14 16:00-21:00
4 VO-01; OM-01; VO-04 in alarm.
meerdere stoffen per e-neus
Recyclingbedrijf Beelen
brand
2011-8-14 8:00-12:00
5 OM-01 constant in rood/oranje alarm; VO-01, VO-02 en PE-02 ook in alarm.
meerdere stoffen per e-neus
Odfjell Terminal Rotterdam
butaan incident
BP-Raffinaderij (Europoort): affakkelen van procesgas na een stroomstoring op 17 mei 2010;
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 27 van 31
Esso Raffinaderij (Botlek): affakkelen van procesgas na het uitvallen van fornuizen op 10 sep-tember 2010;
Shell Raffinaderij (Pernis): transformatorbrand op 7 december 2010;
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 28 van 31
Recyclingbedrijf Beelen (Vlaardingen): zeer grote brand op 14 mei 2011;
Odfjell Terminal Rotterdam: butaniseren op 14 augustus 2011.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 29 van 31
Bijlage 5 Naderende informatie over butaanincident
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 30 van 31
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
E-neus alarmering t.b.v. veiligheid blad 31 van 31
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding