samenvatting logistiek 1_hh
TRANSCRIPT
1
Samenvatting
Werken met logistiek H.M. Visser en A.R. van Goor
MScC 6
Logistiek 1
2
INHOUDSOPGAVE
H.1 Logistiek in vogelvlucht ................................................................ 3
H.2 Basisconcepten voor logistiek ....................................................... 6 H.3 Marketing en logistiek ................................................................ 13
H.4 Customer service en logistiek ..................................................... 17 H.5 Inkoop en logistiek .................................................................... 18
H.6 Vraagvoorspelling ..................................................................... 26 H.7 Voorraadbeheer ........................................................................ 27
H.8 Raamwerk productielogistiek (!) ................................................. 34 H.9 Besturing productielogistiek (!) ................................................... 40
H.10 Raamwerk distributielogistiek ................................................... 45 H.11 Materials Handling ................................................................... 50
H.12 Reverse logistics ..................................................................... 51 H.13 Logistiek raakvlakken .............................................................. 55
Definities ....................................................................................... 58
Reader .......................................................................................... 61
3
H.1 Logistiek in vogelvlucht
Logistiek Management heeft te maken met het beheersen van goederenstromen,
informatiestromen en geldstromen. De principes zijn toepasbaar op fysieke en niet-
fysieke processen in profit en non-profit organisaties.
Definitie logistiek
Het aantal eisen waarmee men in de bedrijfsvoering wordt geconfronteerd neemt sterkt
toe. Steeds meer factoren gaan een rol spelen bij het besturen van een organisatie.
De succesvolle invoering van logistiek, dat wil zeggen integratie tussen goederenstroom,
gegevensstroom en geldstroom, leidt tot optimale kansen op verbetering van het
bedrijfsresultaat.
In een organisatie worden goederen verwerkt tot meer waardevolle goederen fysieke
stroom.
Een organisatie kan worden ontleed in meerdere subsystemen inzoomen.
Definitie subsystemen
In het kader van logistiek management is het gebruikelijk om de totale
goederenstroom tussen oerproductenten en consumenten onder te verdelen in een
drietal deeltrajecten: Definitie material management
Definitie physical distribution
Definitie aanvoerlogistiek
Definitie business logistics
Material management: 4 subsystemen waartussen een evenwicht moet worden gevonden
binnen een organisatie:
1. inkoop, aanvoerlogistiek, verwerving;
2. voorraadbeheer, grondstoffen, hulpmaterialen, halffabrikaten;
3. productieplanning en het besturen van de uitvoering van die plannen;
4. materials handling.
Kosten material management: investeringen in voorraden, materials handling, inkoop en
productieplanning- en besturing.
= goederenstroom
= informatiestroom
Material management Physical distribution management
Business logistics
leverancier
grondstoffen+
halffabrikaten
productieplanning
productieproces
voorraad
eind-
product
voorraad
eind-
product
voorraad
eind-
product
voorraad
eind-
product
4
Fysieke distributie: 3 subsystemen waartussen een evenwicht moet worden gevonden
binnen een organisatie:
1. het voorraadbeheer gereed product;
2. de problematiek rond en binnen magazijnen en depots;
3. het transport.
Kosten fysieke distributie: magazijnen, verpakking en handling, extern transport,
voorraadkosten.
Ontwikkelingen op milieugebied dwingen de logistiek om ook aandacht te schenken aan
retourstromen van gebruikte producten en verpakkingsmaterialen. Dit staat bekend als
reverse logistics. Definitie reverse logistics
De logistieke deeltrajecten zorgen alle voor een onderlinge afstemming van de
goederenstroom. Bij inkooplogistiek richt deze afstemming zich voornamelijk op het
afsluiten van overeenkomsten met derden voor het verkrijgen van goederen, alsmede
het daadwerkelijke bestellen en verwerven.
Bij het material management gaat het om het plannen en ondersteunen van de
goederenstroom bij binnenkomst tot aan de aflevering van het gerede product. Daarna
neemt de fysieke distributie het over om het uiteindelijk af te leveren op een wijze zoals
met de klant is overeengekomen.
Bij de reverse logistics richt de aandacht zich op de retourstromen. De gehele kringloop
moet in die beschouwing meegenomen worden.
leverancier klant
= goederenstroom = fysiek proces
Material management Fysieke distributie
aanvoerlogistiek productielogistiek distributielogistiek
Reverse Logistics
Distributielogistiek
Physical Supply Physical DistributionMaterial Management
logistiek
Inkoop/aanvoer- Productielogistiek
=
Logistiek Management
Integrale Goederenstroombesturing
5
Al naar gelang het karakter van de organisatie, zal de nadruk sterker gelegd worden op
inkooplogistiek, material management, fysieke distributie of reverse logistics.
Logistiek in een productie-omgeving: het gaat om het wijzigen van het product naar een
eigen identiteit form, fit en function. Veelal is er sprake van een convergente of
divergente grondvorm.
Logistiek in een distributie-omgeving: uitgangspunt is de wens van de klant.
6
H.2 Basisconcepten voor logistiek
Het logistieke concept is het ontwerp van de gewenste inrichting van de logistieke functie
in een organisatie. Hierin wordt beschreven hoe de goederen-, geld- en
gegevensstromen op elkaar afgestemd worden.
Functies:
1. Integrale visie op de besturing van de goederenstroom;
2. Raamwerk voor een gecoördineerd actieplan;
3. Creatie van logistiek bewustzijn.
De structuur van het concept is als volgt:
Het vinden van een evenwicht tussen de realisatie van externe en interne doelstellingen
vormt één van de kerntaken van logistiek management. Maatregelen tot realisatie van de
geformuleerde doelstellingen in vier aandachtsgebieden onderscheiden:
1. De fysieke inrichting;
2. De beheersing;
3. De informatieverzorging;
4. De organisatie.
De vier gebieden liggen in elkaars verlengde. De invulling hiervan is een concrete
bedrijfssituatie is bepalend voor de logistieke performance: de mate waarin interne en
externe doelstellingen worden gerealiseerd.
organisatie
Logistiek aandachtspunten: hoe?
extern intern
flexibiliteit lage voorradenop tijd leveren benutting
hoge capaciteits-
personele
fysieke inrichting beheersing informativerzorging
Logistieke doelstellingen: waarom?
7
Logistieke doelstelling
Algemeen: de verbetering van het customer service level bij een verlaging van
de integrale kosten.
Meer expliciet: - óf het verbeteren van de customer service bij het huidige niveau
van integrale kosten
- óf het verlagen van de integrale kosten, die behoren bij het
huidige customer service niveau.
Verbetering customer service level niveau door:
1. verkorting doorlooptijd;
2. verbetering leverbetrouwbaarheid;
3. verhoging flexibiliteit.
Hoofddoelstelling logistiek
‘Het doel van de logistiek is om de doorlooptijd te verkorten, de
leveringsbetrouwbaarheid te verbeteren, de flexibiliteit te verhogen en de integrale
kosten te verlagen.’
De doelstellingen hangen sterk met elkaar samen.
Logistieke doelstellingoptimalisatie customer servie in relatie tot kostenniveau
keuze pers. organisatie
logistieke prestatie indicatoren
keuze grondvorm
keuze besturingssystemen
keuze informatiesysteem
8
Leveringsbetrouwbaarheid blijkt van de drie hoofddoelstellingen dus ook de grootste
invloed op het (voorraad)kostenniveau uit te oefenen. Het verdient dan ook de voorkeur
eerst die maatregelen te nemen die de leveringsbetrouwbaarheid zeker stellen en pas
daarna de maatregelen die gericht zijn op verkorting van de doorlooptijd, verhoging van
de flexibiliteit en verlaging van de integrale kosten.
Het is belangrijk dat de effecten op de leveringsbetrouwbaarheid steeds snel worden
gesignaleerd, opdat direct kan worden bijgestuurd.
De logistieke grondvorm is een model dat de structuur van een fysieke
goederenstroom weergeeft in een bepaalde organisatie. De belangrijkste elementen van
een grondvorm zijn:
de primaire processen van inkoop tot en met nazorg;
de locatie van de voorraadpunten;
de goederenbewegingen tussen processen en voorraadpunten.
(=de opstelling van de primaire functies en de daarbij behorende fysieke
goederenstromen)
In elke organisatie speelt de wens om de grondvorm te vereenvoudigen en de
goederenstroom daardoor minder complex te maken.
De volgende soorten grondvormen worden onderscheiden:
Pijplijn: 1 proces, meest ideaal en eenvoudig.
Keten: pijplijn met breuklijnen; er vindt overdracht van operationele
verantwoordelijkheid plaats aan een volgende marktpartij.
Shared resource: gemeenschappelijke capaciteitsbron in de keten van 2
verschillende product-marktcombinaties.
Convergentie: assemblageproces met input vanuit verschillende
toeleveringsprocessen.
Divergentie: 1 proces is toeleverancier voor verschillende andere processen.
Netwerk: divergentie en convergentie tussen processen met verschillende
product-marktcombinaties.
verlaging van
de integrale
kosten
verhoging van
de flexibiliteit
verbetering
van de lever-
betrouwbaarh
eid
verkorting
van de
doorlooptijd
9
Om vereenvoudiging van de grondvorm te kunnen realiseren speelt een mogelijke
verschuiving van het klantenorderontkoppelpunt een belangrijke rol.
Definitie klantenorderontkoppelpunt.
Er kunnen 5 soorten klantenorderontkoppelpunten worden onderscheiden:
De eerste vorm is het meest stroomneerwaarts gelegen. Stroomafwaarts betekent dat er
voorraad wordt gehouden, dicht bij de klant. Stroomopwaarts wil zeggen dicht bij de
bron; meer voorraadvorming bij de leverancier dus. Binnen het bedrijf zelf is het houden
van voorraad dus beperkt.
pijplijn
keten
shared resource
convergentie
divergentie
netwerk
productie distributie
leveranciers klanten
inkoop verkoop
PLANMATIG KLANTGERICHT
1 maken voor lokale voorraad
5
4
3
2 maken voor centrale voorraad
assembleren op order
maken op order
inkopen op order klantenorder
onder-
delen
assem-blage installatie
10
KOOP 1: maken en zenden naar voorraad. De producten worden gefabriceerd en
gedistribueerd naar voorraadpunten die verspreid en dichtbij de nog onbekende klanten
liggen.
KOOP 2: maken van voorraad. De eindproducten worden in voorraad gehouden aan
het eind van het productieproces en van daaruit direct verzonden naar vele geografische
verspreide klanten.
KOOP 3: assembleren op order. Alleen die producten worden in voorraad gehouden
waarvan productie, samenstelling en aflevering langer duren dan de gewenste levertijd.
KOOP 4: maken op order. De grondstoffen en onderdelen worden alleen op voorraad
gelegd. Elke order is een klantspecifiek project.
KOOP 5: inkopen en maken op order. Er wordt geheel geen voorraad aangehouden.
Alle verwervingen gebeuren op basis van specifieke klantenorders.
Het goederenstroomtraject vóór het KOOP wordt aangestuurd op basis van een
prognose, vaak een voorspelling. Met de producten die vóór het KOOP gemaakt worden,
loopt de producent een voorraadrisico. Met de producten die na het KOOP worden
geproduceerd worden loopt de ondernemer geen enkel voorraadrisico. Deze producten
hoeven pas aangeschaft te worden als de klantenorder binnen is. De keuze van het KOOP
bepaalt daarmee het ondernemersrisico.
Aan de keuze van het KOOP zijn ook financiële consequenties verbonden. Hoe meer het
KOOP stroomopwaarts gelegd wordt, des te meer zal de ondernemer capaciteit
beschikbaar moeten hebben in de vorm van machines en gebouwen. Daarnaast is er ook
een levertijdrisico, omdat er geen reservevoorraden zijn. Die levertijd moet de klant dus
wel toestaan. Verschuift de ondernemer het KOOP stroomafwaarts, dan neemt deze
voldoende voorraad in huis om aan de vele wensen van directie levering te kunnen
voldoen.
Bepalend bij de keuze van een grondvorm zullen steeds zijn de service graad, de
levertijd en de leveringsbetrouwbaarheid jegens de finale afnemer.
Er is een duidelijk verschil te onderkennen in de wijze waarop voorraden worden
aangestuurd. Als we voor het KOOP produceren, moeten we voorspellen wat we nodig
hebben. Dat kan door te peilen bij de klanten. Dit noemt men de voorwaartskoppeling. Er
Stroomopwaarts Stroomafwaarts
Product
Productie
Mensen
Beheersing
Risico
Productiviteit Efficiency Effectiviteit
Onverkoopbaar
Optiemogelijkheden
Flexibiliteit
Generalist
Orders
Doorlooptijd/Capaciteit
Anonieme productie Klantenorder gedreven productie
Voorspelling
Specialist
Hoog volume
Standaardisatie
Klantenorder
Proces voor
het KOOP
Proces na het
KOOP
KOOP
11
wordt gemeten wat er gaat komen en op basis van de vooruitzichten worden beslissingen
genomen.
Men meet de voorraden die in de pijplijn zitten naar het bedrijf. Deze hoeveelheid wordt
vergeleken met de voorspellingen. Hieruit valt de berekenen wat men nog nodig heeft. push methode (MRP-I)
Er bestaat ook een terugkoppeling. Bij deze methode houdt met een beperkte voorraad aan. Pas als de consument een product afneemt, komt de bevoorrading op gang.
pullmethode.
Er kunnen grote verschillen bestaan in de vraag- en omzetsnelheid per product.
80-20 regel/ABC analyse (omzetbijdrage)
Deze methode verdeelt het assortiment van artikelen in veel, middelmatig en weinig
gevraagde artikelen.
Op grond van de ABC analyse kan men concluderen dat de C-artikelen een relatief
geringe bijdrage leveren aan de omzet. Op grond van dat criterium zouden zij in
aanmerking kunnen komen voor sanering uit het assortiment.
zie voorbeeld p. 47
Voorwaarstekoppeling (PUSH)
norm
actie
vergelijken initialiseren
meting
inkopen/maken
Terugkoppeling (PULL)
norm
actie
initialiseren vergelijken
meting
inkopen/maken
12
winstgevendheid van een product (winstbijdrage)
De winstgevendheid van producten wordt doorgaans beoordeeld aan de bijdrage die een
product levert aan de dekkingsbijdrage van het totale assortiment.
Het is mogelijk de dekkingsbijdrage van elk product uit te drukken als fractie van de
dekkingsbijdrage van het assortiment. Op basis van de fracties kan een rangorde van
producten worden opgesteld.
Met name het bepalen van winstbijdrage per artikel kan erg moeilijk zijn vanwege de
interdependenties, die er zowel aan kosten- als aan opbrengstenzijde tussen producten
kunnen bestaan. OP grond hiervan moet men voorafgaande aan een definitieve
eliminatiebeslissing, zowel de winstgevendheid van het desbetreffende product voor de
totale organisatie als de invloed op die van andere producten uit het assortiment
proberen vast te stellen.
Beter is een beslissing te nemen nadat men simultaan naar omzet- en winstbijdrage zou
kijken.
Uit toepassing van deze doorsnede blijkt welke van de artikelen en tot groep C behoren
(omzetbijdrage) en een geringe winstbijdrage leveren. Op grond van economische
criteria moeten die artikelen worden verwijderd uit het assortiment.
De methodes kunnen in velerlei gebieden worden toegepast:
Sanering (zoals hiervoor)
Bestelpolitiek
Magazijnindeling
Opslagpolitiek.
Bij het nemen van uiteindelijke beslissingen worden ook marktoverwegingen in
ogenschouw genomen.
Logistiek richt zich primair op de beheersing van goederenstromen. Het resultaat van die
beheersing wordt meestal uitgedrukt in geld: meer opbrengsten en/of lagere kosten, en vooral in het verschil tussen die twee. winstgevendheid van de onderneming.
Een goede methode om de invloed van logistiek op de ROI inzichtelijk te maken is de Du
Pont analyse.
Vier logistiek invloeden op het ondernemingsresultaat:
1. marktverbreding (aanbieden van bestaande producten op nieuwe markten)
2. kostenverlaging (minimaliseren van kosten, gegeven een bepaalde service graad)
3. omloopsnelheidsverhoging (voorraadverlaging door meer frequent kleine
bestellingen te plaatsen)
4. uitbesteding van bepaalde activiteiten (vrijmaken van vaste activa voor andere
doeleinden).
Besparingen in logistiek traject levert hefboomeffect op op het resultaat.
Potentials Kampioenen
Saneren Achterblijvers
hoge dekkingsbijdrage
lage dekkingsbijdrage
laag volume hoog volume
13
H.3 Marketing en logistiek Customer service kan worden aangemerkt als één van de belangrijkste raakvlakken
tussen marketing en logistiek.
De waarde die een onderneming creëert, wordt bepaald door het bedrag dat afnemers
bereid zijn voor een product of dienst te betalen.
De waardeketen van een onderneming is een systeem van onderlinge afhankelijke
activiteiten waartussen verbindingen bestaan. Van een verbinding is sprake wanneer het
verrichten van een bepaalde activiteit gevolgen heeft voor de kosten of de effectiviteit
van andere activiteiten.
De verbindingen tussen de activiteiten maken coördinatie noodzakelijk. Een goede
afstemming tussen productie en fysieke distributie kan voorraden drastisch reduceren en
de service graad ten goede komen.
De waardeketen maakt deel uit van het waardesysteem. Dit systeem omvat de
waardeketens van leveranciers, de eigen onderneming, de distributeurs en de afnemers.
Verbinden veroorzaken niet alleen een samenhang tussen de waardeactiviteiten binnen
een onderneming maar doen tevens afhankelijkheden ontstaan van leveranciers,
distributeurs en afnemers.
Kenmerkend voor het marketingconcept is het denken vanuit de markt. Binnen het
concept worden drie subdoelstellingen onderscheiden:
1. Afnemersgerichtheid
2. Winstgerichtheid
3. Coördinatie van activiteiten.
Op 3 niveaus in een organisatie worden doelstellingen onderkend:
doelstellingenhiërarchie. Deze doelstellingen moeten goed op elkaar worden afgestemd.
w
ondersteunde resource management i
activiteiten technologie ontwikkeling n
procurement/planning s t
m
inkoop operatie-/ distributie- marketing customer a
primaire logistiek productie- logistiek & verkoop service r
activiteiten logistiek g
e
ondernemings-
waardeketen
kopers
waarde ketenwaardeketen
distributeurs-
waardeketen
de onderneming
bedrijfsinfrastructuur
leveranciers
14
Voor het marketingbeleid is het van belang de totale heterogene verzameling afnemers
te rangschikken in min of meer homogene kopersgroepen (-segmenten). Definitie marktsegmentatie
Door segmentatie kan men beter en specifieker kennis vergaren over de wensen en
verlangens in een bepaald segment. Als gevolg daarvan kan men veel efficiënter omgaan
met het hanteren van marktinstrumenten of andere ondernemingsactiviteiten.
Vaak toegepaste segmentatiecriteria zijn:
1. socio-economische criteria
2. geografische criteria
3. psychologische criteria
4. koopgedragscriteria
Na segmentatie kunnen verschillende benaderingen worden toegepast:
1. Geconcentreerde marketing (concentratie op aanbieden van producten aan 1
segment)
2. Gedifferentieerde marketing (verschillende marketingmixes voor verschillende
afnemersgroepen)
3. Ongedifferentieerde marketing.
Voorwaarden aan segmenten:
1. De omvang moet kunnen worden vastgesteld. (meetbaarheid)
2. Het segment moet communicatief en fysiek bereikt kunnen worden.
3. Het segment moet voldoende groot zijn om winstgevendheid als apart segment
bewerkt te kunnen worden.
4. Het segment dient intern zoveel mogelijk homogeen te zijn.
5. Tussen de segmenten moet voldoende heterogeniteit bestaan.
Marktinstrumenten:
Product (eigenschappen van het product)
Prijs (verschillende mogelijkheden om verkoopprijs van het product te
bepalen)
Promotie (reclame)
Plaats (distributie, voldoen aan de wensen van de afnemers om producten
op een bepaalde plaats te kunnen laten aankomen)
De samenstelling van de optimale combinatie van marktinstrumenten die men voor een
bepaalde doelgroep wil gaan hanteren, staat bekend als marketingmix.
Product
Het product- en assortimentsbeleid van een onderneming kan worden opgevat als het
totaal van overwegingen die ertoe lieden het product (de producten) zo goed mogelijk af
te stemmen op de behoeften van huidige en potentiële afnemers, rekening houdend met
de doelstellingen van de onderneming.
Productbeslissingen verschillen naarmate men te maken heeft met bestaande producten
of nieuwe producten. De problematiek van bestaande producten kan het beste worden
geïllustreerd met behulp van de zogenoemde levenscyclus van een product.
In het algemeen worden de volgende fasen onderscheiden:
1. Introductie
2. Groei
3. Rijping
4. Verzadiging
5. Verval.
In iedere fase van de productlevenscyclus doet zich een aantal logistieke vraagstukken
voor.
15
Voorafgaand aan de introductie van een nieuw product (of nieuwe dienst) op de markt,
heeft er productontwikkeling plaatsgevonden. Definitie Technologisch innoveren
Er zijn 2 categorieën van innovatie:
Productinnovatie
Procesinnovatie
Over het algemeen hebben maar weinig ondernemingen maar één product in hun
programma. Definitie product
Definitie productgroep
Definitie assortiment
De breedte van een productgroep is het aantal verschillende artikelen dat de
productgroep omvat.De diepte van een productgroep heeft betrekking op het
gemiddelde aantal varianten dat een artikel uit de productgroep omvat.
De breedte van een assortiment heeft betrekking op het aantal verschillende
productgroepen dat een assortiment telt. De diepte van een assortiment gaat over het
gemiddelde aantal variëteiten dat een product uit het assortiment omvat.
Het assortiment vormt een belangrijk onderdeel van de marketingmix van een fabrikant.
De samenstelling van het assortiment moet dan ook gerelateerd worden aan onder
andere het prijs- en kwaliteitsniveau dat de afnemers wensen.
Grading up heeft betrekking op het verhogen van het kwaliteits- en prijsniveau van de
bestaande producten met een hoger kwaliteits/prijsniveau en/of het toevoegen van
nieuwe producten met een hoger kwaliteits/prijsniveau aan het bestaande assortiment.
Grading down impliceert veelal de uitbreiding en/of aanpassing van het bestaande
assortiment met een of meer producten die een lager kwaliteits- en prijsniveau bezitten.
De positionering van producten in een totaalassortiment staat bekend onder de naam
portfoliobenadering.
Het assortiment kan worden ingedeeld in 2 criteria:
1. Omzetgroei van de totale markt;
2. Het relatieve marktaandeel van het eigen product.
De combinatie van een product en een markt is een product/marktcombinatie. Er is
sprake van 4 groeistrategieën voor het assortiment: Definitie marktpenetratie
Definitie marktontwikkeling
Definitie productontwikkeling
Definitie diversificatie
Prijs
De oudste aanpak van het prijszettingsprobleem benadrukt het kostenaspect en
verwaarloost het marketingaspect bij de vaststelling van de verkoopprijs. De
verkoopprijs wordt gevonden door verhoging van de fabricagekostprijs met een bepaalde
opslag. De distributeur verhoogt doorgaans zijn inkoopprijs met een bepaalde opslag
(mark up pricing).
De opslag kan door volgende factoren worden bepaald:
Markt- en concurrentieomstandigheden
Gewenst rendement
Seizoenmatige fluctuaties
Vraagveranderingen tijdens de productlevenscyclus.
Promotie
Het promotiebeleid heeft tot doel om potentiële afnemers in de doelgroepen te
informeren over, te overtuigen van en te herinneren aan de producten en/of diensten die
16
door de organisatie worden aangeboden. De activiteiten die hiervoor nodig zijn, moeten
zo efficiënt en effectief mogelijk worden verricht. Het promotiebeleid omvat een veelheid
aan uiteenlopende activiteiten.
De budgetallocatie naar de aanwendingsmogelijkheden kan gebeuren aan de hand van
een aantal criteria:
1. geografische gebieden
2. producten
3. volgtijdelijk over bepaalde periode
4. verdeling over media.
Plaats
Het woord ‘distributie’ kan 2 betekenissen hebben: commercieel en logistiek. Binnen de
marketing gaat het om de commerciële distributie.
Het commerciële distributiebeleid richt zich op de kanaalkeuze en
distributiespreiding.
Een distributiekanaal is de weg die een product aflegt van producent naar consument.
Een distributiekanaal bestaat uit een aantal min of meer bij elkaar horende
bedrijfshuishoudingen (distributieschakels), die een product voortstuwen van producent
naar consument. Deze schakels in het distributiekanaal worden gevormd door
detaillisten, grossiers, agenten en importeurs.
De opbouw en samenstelling van een distributiekanaal verschillen veelal per
productgroep. Binnen een bepaalde branche komt men dan ook veel soorten
distributiekanalen tegen. Deze verzameling noemt men de distributiestructuur van die
branche.
Wanneer een grossier binnen hetzelfde distributiekanaal de taak van een detaillist op zich
neemt, spreekt men van voorwaartse integratie; neemt de grossier de taak van de
producent over, dan spreekt men van achterwaartse integratie. Het tegengestelde
van integratie is differentiatie. Naast deze samenwerkingsmogelijkheden binnen
eenzelfde distributiekanaal kan er ook tussen bijvoorbeeld grossiers in verschillende
distributiekanalen worden samengewerkt: er is dan sprake van parallellisatie of
horizontale integratie; hier tegenover staat specialisatie.
De distributiespreiding is een kengetal dat weergeeft hoeveel
wederverkopers/tussenhandelaren het product van een leverancier in hun assortiment
voeren. Het streefcijfer m.b.t. dit kengetal moet worden ontleend aan de marketing
doelstellingen van de leverancier.
De distributiespreiding moeten worden gewogen met de gemiddelde omzet per vestiging
om te komen tot de zogenaamde gewogen distributiespreiding, ook wel marktbereik
genoemd.
De gewogen distributiespreiding en het omzetaandeel bepalen gezamenlijk het
marktaandeel van de fabrikant.
Een fabrikant kan zijn marktinstrumenten richten op de afzetbevordering van zijn
producten bij de distributeur en/of bij de consument. De consument kan rechtstreeks worden bereikt door het voeren van reclame, het creëren van een merk etc. pull
politiek.
Bij een pushpolitiek richt de fabrikant zich niet rechtstreeks tot de consument.
De keuze tussen push- en pullpolitiek hangt samen met de mening die een fabrikant
heeft over de kwaliteit van zijn grossiers en de detaillisten en de mate waarin zij in staat
zijn bepaalde functies in het distributiekanaal over te nemen.
17
H.4 Customer service en logistiek Customer service betreft alle factoren die het proces beïnvloeden waarin het product
voor de klant beschikbaar en geschikt wordt gemaakt. Het zorgt ervoor dat een klant het
product op het door hem gevraagde tijdstip ontvangt en kan gebruiken. Het gaat niet
alleen om een korte levertijd en een hoge leveringsbetrouwbaarheid. Een succesvolle
customer service vraagt ook het realiseren van specifieke klanteneisen over
levertijdstippen, verpakking, documenten en streepjescode, het beantwoorden van
vragen, het geven van informatie bij vertragingen, het installeren van het product en het
leveren van reserve onderdelen.
In de praktijk kan er een groot verschil bestaan tussen de perceptie van de leverancier
omtrent zijn customer service prestaties en de werkelijke prestaties zoals die zijn ervaren
door de klant. service kloof
Definitie service graad
Ontwikkelingsstadia customer service:
1. customer service als activiteit;
2. customer service als prestatiemaatstaf;
3. customer service als managementfilosofie.
Definitie customer service
Eén van de belangrijkste en moeilijkste taken is het operationeel maken van customer
service. Customer service omvat activiteiten voorafgaand aan de transactie
(pretransactie), op het moment van de transactie (transactie) en na de daadwerkelijke
overdracht van goederen (posttransactie).
Voor de formulering van de customer service strategie dient een aantal stappen te
worden doorlopen:
1. omschrijven concurrentiestrategie
2. afleiden van customer service strategie
3. formuleren meetbare customer service doelstellingen
4. begroting kosten en omzet
5. realisatie
6. definiëring prestatie indicatoren (op verschillende niveaus).
18
H.5 Inkoop en logistiek Definitie (commerciële) inkoop
Definitie inkooplogistiek
De commerciële inkoop tracht zijn inkoopkosten te minimaliseren. De inkooplogistiek
probeert een optimale kostprijs te bereiken door de gehele keten in de beschouwing te
betrekken.
Daarnaast worden bij inkooplogistiek niet alleen strategische en administratieve
activiteiten uitgevoerd, maar ook fysieke activiteiten om de goederenstroom te besturen
en een optimale kostprijs van het eindproduct te verkrijgen.
De afdeling inkoop kent 5 verantwoordelijkheden:
1. bijdragen een de continuïteit van het bedrijfsproces
2. maximaal bijdragen aan het ondernemingsresultaat en kostenreductie
3. vermindering van de strategische kwetsbaarheid van de onderneming ten opzichte
van toeleveringen vanuit de inkoopmarkt
4. representeren van de onderneming naar buiten, in het bijzonder naar haar
leveranciersmarkten
5. bijdragen en product- en procesinnovatie.
Verschillen tussen industriële-, handels- en distributieondernemingen en overheid zijn:
1. handelsinkoop staat in nauwe relatie met het verkoopbeleid van het
desbetreffende bedrijf
2. de inkoper van handelsbedrijven kent doorgaans een grotere bewegingsvrijheid
en handelingsvrijheid dan de inkoper van een industrieel bedrijf
3. de inkoper van industriële goederen ken doorgaans een langduriger en meer
intensieve relatie met zijn leveranciers dan zijn collega in een handelsbedrijf.
4. de prijs is voor de industriële inkoper veelal minder belangrijk dan goede
kwaliteit, leveringsbetrouwbaarheid en service.
5. bij overheid ontbreekt commerciële doelstelling
6. budgettering speelt bij overheid andere rol dan in bedrijfsleven
7. de overheidsinkoper heeft beperkte speelruimte
8. productspecificatie en leverancierskeuze speken doorgaans zonder tussenkomst
van inkoopafdeling
9. in bedrijfsleven ligt de nadruk meer op efficiency dan op effectiviteit.
Het is van belang dat elke organisatie haar huidige inkoopsituatie kritisch analyseert.
Bij deze analyse spelen 2 variabelen een rol:
1. strategische kwetsbaarheid (gemeten naar criteria zoals toegevoegde waarde
etc.)
2. complexe toeleveringsmarkt (gemeten naar criteria zoals het wel of niet bestaan
van structurele schaarste aan materialen, snelheid van technologische
ontwikkeling etc.)
Er worden 4 inkoopsituaties onderscheiden:
1. purchasing management
2. material management
3. sourcing management
4. supply management
19
Segmentatie van het inkoopbeleid op basis van verschillende productkenmerken is
noodzakelijk.
Uitgangspunten van het inkoopproces vormen de doelstellingen van de onderneming. De
inkoopdoelstellingen moeten in lijn liggen met het totale ondernemingsbeleid.
Definitie inkoop(markt)onderzoek
Inkoop(markt)onderzoek is beleidsondersteunend kan zich op 4 hoofdgebieden richten:
1. macro-economische factoren (invloed op inkoopmarkt)
2. meso-economische factoren (ontwikkelingen in specifieke bedrijfstakken)
3. micro-economische factoren (het individuele bedrijf)
hoog
2 4
1 3
laag
laag hoog
complexiteit van de inkoopmarkt
knelpuntproductennormale producten
str
ate
gis
che k
wets
baarh
eid
material management supply management
sourcing managementpurchasing management
opbrengsverhogende producten strategische producten
* leveranciersbeleid
* communicatie
6. Controle en evaluatie
5. Beleidsuitvoering
* inkooplogistiek
* kwaliteitsbeleid
* prijsbeleid
1. Inkoop(markt)onderzoek
2. Inkoopstrategie
3. Inkoopdoelstellingen
4. Inkoopplanning
20
4. product-factoren (specifiek voor het betreffende product)
De taken en verantwoordelijkheden van de afdeling inkoop binnen een organisatie
verschillen per onderneming en zijn mede afhankelijk van de strategie van de organisatie
en de visie vanuit het management op inkoop.
Actievelden waarop inkoopstrategie zich kan richten:
1. sourcingbeleid
2. direct vs indirect inkopen
3. make or buy analyse
4. integratie tussen inkoop en andere functiegebieden
5. opbouw inkoopinformatie- en beheersingssysteem
6. centraal danwel decentraal inkopen
7. standaardisatie
Belangrijke instrumenten bij de uitvoering van het inkoopbeleid zijn de in inkooplogistiek,
het kwaliteitsbeleid ter zake van ingekochte materialen en diensten, het prijsbeleid, het
leveranciersbeleid en het communicatiebeleid.
Drie belangrijke aandachtsgebieden van de inkooplogistiek zijn:
1. controle op interne bestelaanvragen
2. controle op de leveringsbetrouwbaarheid van de leveranciers
3. bestelbeleid, met als doel optimalisatie van de bestelhoeveelheid
Centraal in het kwaliteitsbeleid staan de goederenspecificaties. Deelinstrumenten zijn:
1. goederenstandaardisatie door vereenvoudiging of uniformering
2. een op de levenscyclus van de eindproducten gericht inkoopbeleid
3. gerichte kwaliteitsverbetering
4. overeenkomen en geleidelijk uitbouwen van duurzame garantieverplichtingen
Doel van het prijsbeleid is om op basis van kennis omtrent de prijsvorming van
ingekochte goederen en diensten tot een zo gunstig mogelijk resultaat voor de
onderneming te komen.
Onder leveranciersbeleid wordt verstaan het beleid gericht op het systematisch
verbeteren of afbouwen van relaties met leveranciers.
Door middel van een gericht communicatiebeleid dient het idee van inkoopmarketing
aan alle betrokkenen aan de inkoopzijde duidelijk te worden gemaakt.
Het inkoopmanagement dient er door controle en evaluatie op toe te zien dat de
geplande activiteiten binnen de beschikbare financiële middelen worden gerealiseerd.
Definitie co-makership
4 belangrijke aspecten:
1. het doel van de relatie is wederzijds zakelijk voordeel;
2. wederzijds vertrouwen vormt de basis voor samenwerking;
3. er is sprake van een lange-termijnrelatie, waarin beide partijen in de diepte
investeren;
4. de relatie kan slechts met een beperkt aantal leveranciers worden aangegaan.
Doelen van co-makership:
1. betrouwbaarheid in afspraken;
2. verplichting om op tijd te leveren;
3. levering in kleine hoeveelheden (lot sizes) overeenkomend met behoefte;
4. flexibiliteit in levering;
21
5. een zo goed mogelijk ontwikkeld product;
6. tegen optimale kosten.
Er zijn een drietal fasen te onderkennen in de relatie met leveranciers:
1. voorkeurleveranciers (de leveranciers die bij het bestellen van een bepaald artikel
als eerste wordt benaderd);
2. prime-vendor (wordt niet alleen als eerste benaderd, er is ook een afspraak
gemaakt tussen de prime-vendor en de afnemer dat alle artikelen binnen een
bepaald pakket alleen bij hem besteld worden, evaluatie a.d.h.v. vendor rating);
3. de co-maker (stringente richtlijnen).
Definitie Just in time – inkoop
In deze benadering van inkoop worden voorraden van ingekochte materialen en
producten in principe als verspilling beschouwd.
Kenmerken just in time – inkoop:
1. kwantiteit (regelmatige en constante hoeveelheden);
2. kwaliteit (minimumspecificaties welke functie van het product omschrijven);
3. selectie van leveranciers (minder leveranciers, dicht in de buurt,
transportvoordelen).
22
Bij invoering van het just in time-concept staat het samenspel met de toeleverancier
centraal. Noodzakelijk is dat de leverancier het voordeel van deze benadering voor zijn
afnemer onderkent, dit onderschrijft en hieraan meewerkt.
Voordelen voor toeleveranciers:
beter planningsinformatie
administratieve besparingen
snelle terugkoppeling
product- en procesvernieuwing
verantwoord investeringsbeleid
Invoering van het JIT concept kan zowel kansen als bedreigingen vormen.
Inkoopactiviteiten Traditionele inkoopbenadering JIT-inkoopbenadering
Selectie van leveranciers minimaal twee of meer
leveranciers; de prijs staat
centraal
vaak één lokale leverancier;
frequente leveringen
Plaatsing van de order een order waarin leveringstijd
en kwaliteit zijn gespecificeerd
een jaarorder waartegen
naar behoefte wordt
afgeroepen
Orderwijzigingen leveringstijd en -kwaliteit
worden vaak op het laatste
moment gewijzigd
leveringstijden en kwaliteit
liggen
vast, hoeveelheden worden
binnen vooraf bepaalde marges
naar behoefte aangepast
Opvolgen van orders
veel telefoontjes om
leveringsproblemen op te
lossen
door goede afspraken weinig
leveringsproblemen; kwaliteits-
en leveringsverschillen worden
niet getolereerd.
Ingangscontroles inspectie op kwaliteit en
hoeveelheden op vrijwel alle
geleverde goederen
aanvankelijk
steekproefsgewijze
controles; later geen controles
meer nodig
Beoordeling leverancier kwalitatieve beoordeling;
leveringsverschillen worden
toegestaan
verschillen worden niet
getolereerd; prijs ligt vast op
basis van open calculatie.
Facturering betaling geschiedt per
bestelling
facturen worden verzameld en
eenmaal per periode betaald
23
Het operationele inkoopproces is een proces dat zich dagelijks bij alle ondernemingen
met een grote mate van herhaling voltrekt.
Intern gezien kunnen zaken misgaan als onjuistheden in of het niet nakomen van
afspraken. Extern gaat het om leveringsbetrouwbaarheid.
Producten die niet van een constant kwaliteit zijn, verstoren het gehele proces.
Omgevingsfactoren waarmee de inkoper rekening dient te houden zijn:
politieke situatie
ontwikkelingen op de valutamarkt
arbeidsverhoudingen.
Leveranciersbeoordeling is wel één van de primaire taken van de inkoopafdeling, maar
het is geen privilege van inkopers. Een gedegen leveranciersbeoordeling is een zaak van
verschillende disciplines in de organisatie. De kennis op dat gebied moet gebundeld
worden.
De intensiteit van de leveranciersbeoordeling moet evenredig zijn aan het belang van de
desbetreffende relatie; vandaar dat inzicht in het inkooppakket en de leveranciersmarlt
essentiële basisgegevens zijn.
Vooral bij beoordeling van de bestaande leveranciers ontstaat de behoefte aan
kwantitatieve gegevens, zodra bij de evaluatie aspecten worden behandeld als kwaliteit,
leveringsbetrouwbaarheid en prijs. Leveranciers zullen moeten worden gemeten, zodat
de inkoper over betrouwbare kwantitatieve gegevens kan beschikken. Vendor rating.
Onderbouwde leveranciersprestaties vormen een hulpmiddel om met de leveranciers over
verbeteringsprogramma’s te spreken. Targets en continue controle op de stand van
Inkoop-
behoefte
Leveranciers
offerte-aanvragen
offerte-
bestand
opdracht/
contract
aflevering
betaling
bepaald artikel
bestaat behoefte aan een
Bij productie of verkoop
aangevraagd
Bij de leveranciers
gesuggereerde, leverancier geselecteerd
al dan niet door de gebruiker
Door inkoop wordt een,
gebruiker, een leverancier gekozen
al dan niet in overleg met de
Door inkoop wordt,
wordt een offerte
volgt betaling
Na ontvangstcontrole
zorg voor levering
De leverancier draagt
van het bestelde
24
zaken maken het doel van leveranciersbeoordeling duidelijk, namelijk een stelselmatige
verbetering van de prestaties van de leveranciers.
Leveranciersprestaties maken deel uit van de leveranciersbeoordeling. Het
leveranciersbestand wordt up to date gehouden met behulp van de input die wordt
verkregen vanuit de leveranciersbeoordeling.
Er bestaan in principe 2 methoden om leveranciers te beoordelen:
1. de subjectieve methode
2. de gewogen factor score methode
Bij de subjectieve methode wordt een zogenaamde leveranciersbeoordelingskaart
gebruikt. Op deze kaart is een aantal aspecten vermeld waarop de inkopers periodiek de
belangrijkste leveranciers moeten beoordelen. Een variant o deze methode is dat ook de
functionarissen werkzaam buiten de inkoopafdeling bij de evaluatie worden betrokken.
Het voordeel van deze methode is gelegen in haar eenvoud. De nadelen zijn, dat de
evaluatie-resultaten berusten op een persoonlijke beoordeling en dat een duidelijke
normstelling ontbreekt.
Het laatste nadeel van de subjectieve methode kan men ondervangen m.b.v. de
gewogen factor score methode. Het doel van deze methode is dat men een totaal
beoordelingscijfer verkrijgt dat vergeleken kan worden met een normcijfer. Deze
methode berust in hoge mate op gekwantificeerde gegevens. Kwalitatieve aspecten
worden buiten beschouwing gelaten.
Leveringsbetrouwbaarheid leent zich naast een kwalitatieve beoordeling ook voor een
meer kwantitatieve benadering. Bekeken wordt dan in welke mate de leverancier zijn
leveringsverplichtingen t.a.v. de leveringsdatum en hoeveelheid in het verleden is
nagekomen.
Per ordernr worden leveringsgegevens verzameld:
bestelde hoeveelheid
geleverde hoeveelheid
gevraagde afleveringsmoment
werkelijk afleveringsmoment
Per leveringsprestatie (te vroeg, te laat, op tijd, te veel/te weinig) worden vervolgens
wegingsfactoren toegekend.
externe
informatie
behoefte offerte keuze contract levering betaling
leveranciers
leveranciersbeoordeling
leveranciersbestand leveranciersprestatie
25
Per order kan vervolgens een leveringsbetrouwbaarheidscijfer (LBC) worden bepaald. Het
totale leveringsbetrouwbaarheidscijfer wordt bepaald als het gemiddelde van de
verschillende leveringsbetrouwbaarheidscijfers.
Voor de kwaliteitsbeoordeling kan een zelfde soort redenering worden gevolgd. De
kwaliteit van de geleverde goederen kan met de specificaties worden vergeleken. Dit kan
als resultaat hebben:
goedkeuren, cf. specificatie (geen strafpunten)
afkeuren, te retourneren (100 strafpunten)
afkeuren, te verwerken ter vermijding van productieverliezen (75 strafpunten)
reclameren, functioneel bruikbaar (40 strafpunten)
Berekening van het kwaliteitsbetrouwbaarheidscijfer (KBC):
KBC=(100-totaal aantal strafpunten/aantal leveringen).
Voorwaarde voor een zuivere prijsbeoordeling is, dat de opbouw van de te vergelijken
prijzen dezelfde is. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het aanvragen van de
offerte. Daarnaast moet het om gelijksoortige producten moet gaan.
Voor een totaalbeoordeling is een weging tussen de elementen prijs, kwaliteit en
leveringsbetrouwbaarheid van belang. Deze kan arbitrair worden bepaald, bijvoorbeeld:
prijs = 0,20, kwaliteit = 0,40 en leveringsbetrouwbaarheid = 0,40. De waarde die daaruit
voortvloeit kan nu met een normwaarde worden vergeleken.
Bij een lage score zal de inkoper ervoor moeten zorgdragen dat de leverancier toch zo
snel mogelijk aan de gestelde norm voldoet. Harde afspraken over te realiseren service
graad en kwaliteitsniveaus zijn in dit verband noodzakelijk, afspraken die naar onze
mening dienen te berusten op gekwantificeerde gegevens.
26
H.6 Vraagvoorspelling Vraagvoorspelling is een belangrijke input voor logistieke beheerssystemen (MRP, DRP).
De afdelingen Marketing en Verkoop zijn vaak verantwoordelijke voor het maken van die
inschatting.
Karakteristieken van voorspellingen:
Voorspellingen zijn gewoonlijk fout.
Een voorspelling moet meer inhouden dan een enkel getal.
Geaggregeerde voorspellingen zijn nauwkeuriger. (aggregeren is gelaagdheid
aanbrengen of samenvoegen)
Hoe langer de voorspelhorizon is, des te minder accuraat zal de voorspelling zijn.
In een voorspelmethode moet alle beschikbare informatie worden ingebracht.
Voorspellen is zeker noodzakelijk als er productie vóór het ontkoppelpunt plaatsvindt. De
ondernemer produceert dan op eigen risico.
Voorspellen heeft zin wanneer men iets afweet van bijvoorbeeld het patroon van de
vraag, de invloed van promotionele acties en veranderingen in de mode. Er moet dus een
duidelijke trend aanwezig zijn. Men past voorspellen voornamelijk toe op de korte
termijn.
Er zijn 4 voorspelmethoden te onderscheiden:
1. intuïtie (subjectieve keuzen spelen een dominante rol, komt meeste voor)
2. kwalitatieve modellen (het verloop komt door (consumenten)onderzoek tot stand,
lage zekerheid, hoge kosten, komt weinig voor)
3. causale modellen (gedrag wordt bepaald door één of meer variabelen)
4. tijdreeksmodellen (trend wordt bepaald vanuit historische waarden, schatting van
toekomstige behoefte)
a. voortschrijdend gemiddelde (van een aantal laatste waarnemingen wordt
het gemiddelde genomen, mean absolute deviation MAD vormt maatstaf
voor kwaliteit van de voorspellingen)
b. gewogen voortschrijdend gemiddelde (is van toepassing indien men aan de
laatste waarneming een hoger belang wil toekennen)
c. exponentiële vereffening (gebaseerd op een afnemend verschil tussen de
laatst voorspelde waarde en de laatst gemeten waarde, dempingsfactor
alpha)
d. seizoenspatronen
Gevaarlijk is dat voorspellingen zonder meer geaccepteerd worden. Bij vergelijking van
de financiële en de logistieke gegevens omgerekend naar geld, blijkt vaak dat er een
afwijking te onderkennen valt.
De afdeling logistiek zal te allen tijde moeten nagaan of de verhoudingen tussen de
goederenhoeveelheid en de te genereren geldhoeveelheid kloppend zijn.
27
H.7 Voorraadbeheer Definitie Voorraad
Goederen in een pijplijn zijn onderweg tussen 2 ondernemingen. Een veem is een
onderneming die opslag verzorgt in pakhuizen.
Het beheer in één voorraadpunt is opvallend anders dan dat in een keten.
Er kan bij voorraadbeheer in één punt onderscheid gemaakt worden naar de mate van
zekerheid van de vraag. Bij deterministische modellen heeft men zekerheid over het
vraagverloop
Het voorraadbeheer bij onzekerheid gebeurt veelal op basis van stochastische modellen.
Als er knelpunten ontstaan die de stroom afstoppen, komt de goederenstroom stil te
liggen: de voorraden = goederen met een stroomsnelheid van 0.
Voorraden ontstaan meestal op een punt waar aanvoer en afvoer niet met elkaar
overeenstemmen; oftewel het verloop van de afname in de tijd is niet identiek aan dat
van het aanbod. De voorraadhoogte, ofwel de hoeveelheid stuks die men in voorraad
heeft, is dus een tijdgebonden gegeven.
Voorraden kunnen opgedeeld worden naar verschillende aspecten:
1. het traject waar de voorraad ligt of beweegt;
2. de soorten voorraad;
3. de theoretische of berekende voorraad;
4. de normvoorraadbegrippen.
Met het traject waar de voorraad zich bevindt, wordt bedoeld de plaats in de
goederenstroom gerekend vanaf de bron tot de gebruiker. Deze opdeling wordt vaak
gebruikt bij voorraadanalyses om te traceren waar de te hoge voorraadvorming zich
voordoet. In de logistieke grondvorm speelt de plaats van de grootste voorraadvorming
in de keten een belangrijke rol. (voorbeeld p. 171)
De hoofdvoorraadvorming in de keten hoort meestal in één bepaald punt van de
goederenstroom plaats te vinden: het klantenorderontkoppelpunt (KOOP). Voor een
zorgvuldige conclusie uit de voorraadanalyse is een definiëring van het ontkoppelpunt
dus van groot belang.
Een voorraadanalyse geeft een eerste indicatie waar zich logistieke problemen voordoen
in een bedrijf.
Gezamenlijk met de voorraad onderhanden werk omvat de magazijnvoorraad bij veel
bedrijven een groot gedeelte van de ondernemingsvoorraad.
Voorraad Voorraad Theoretische Normvoorraad
naar traject naar soort voorraad bestelgrootte
in bestelling strategisch technische voorraad voorraadnorm
in inspectie speculatie bestelde voorraad minimum
grondstoffen buffervoorraad beschikbare voorraad maximum
inkoopdelen cyclusvoorraad gereserveerde voorraad gemiddelde
onderhanden werk veiligheidsvoorraad economische voorraad max. spreiding
gereed product seizoenvoorraad fysieke voorraad vaste serie
pijplijnvoorraad restantpartij effectieve voorraad veelvouden van
filiaalvoorraad incourant veiligheidsvooraad laagste kosten
retourgoederen afgekeurd eindvoorraad maandverbruik
28
De indeling naar soort is van belang voor de commerciële activiteiten in de onderneming.
De strategische voorraad wordt aangelegd om grote stagnaties in de aanvoer op te
vangen.
Van tijdelijke aard is meestal de speculatieve voorraad. Een speculatieve voorraad betreft
meestal voorraden van essentiële grondstoffen en inkoopdelen die aangelegd worden
omdat men bang is voor onverwachte en vrij hevige verstoringen in de inkoopprijzen.
Een buffervoorraad is een hoeveelheid materiaal die wacht op verdere bewerking. Dit kan
zowel betrekking hebben op grondstoffen als op halffabrikaten, zowel in magazijnen als
in productie-afdelingen.
Van de 2 belangrijke elementen van iedere productievoorrraad is de cyclusvoorraad het
meest actieve deel; het komt er op neer dat de voorraad geleidelijk afneemt en periodiek
wordt aangevuld wanneer er orders worden ontvangen. Een ander element van de
productvoorraad is de veiligheidsvoorraad, die een buffer vormt tegen onzekerheden in
de vraag of in de aanvoer, gedurende de bevoorradingsdoorlooptijd.
De seizoenvoorraad is die voorraad ie men opbouwt om aan de vraag gedurende
seizoenschommelingen te kunnen voldoen in het geval het productieniveau in zijn geheel
niet of minder meefluctueert met de schommelingen in de vraag.
Restantpartijen betreffende voorraden van gerede producten die na afloop in de markt
overblijven en niet meer volgens het normale patroon verkocht kunnen worden.
Incourante voorraden kunnen ook slaan op voorraden grondstof of halffabrikaten
waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij in toekomstige productieprocessen verbruikt
kunnen worden. Afgekeurde producten voldoen niet aan de eisen die gelden bij normaal
gebruik.
Het begrip theoretische voorraad biedt houvast om de gegevens in de administratieve zin
vast te leggen in de computer.
Vanuit drie gegevens kan de rest berekend worden.
De bestelde voorraad betreft de goederen waar tegenover een bestelling bij een
leverancier staat en die nog niet zijn opgenomen in de magazijnvoorraad.
De beschikbare voorraad betreft alleen die goederen waar, op dat moment, nog geen
bestelling van een afnemer tegenover staat.
De gereserveerde voorraad omvat die goederen waar een order van een klant tegenover
staat.
Te ontvangen (IN) Beschikbaar (DOOR) Af te leveren (UIT)
Bestelde voorraad
Beschikbare voorraad
Gereserveerde voorraad
Economische voorraad
Technische voorraad
Effectieve voorraad
29
De technische of fysieke voorraad omvat de werkelijke aanwezige hoeveelheid. Hierin
zijn ook de nog uit te leveren bestellingen opgenomen.
De effectieve voorraad omvat de wezenlijke werkvoorraad. Dit is de som van de fysieke
voorraad en de bestelde voorraad.
In algemene zin omvat de economische voorraad het bedrag aan goederen waarop het
bedrijf beslag heeft weten te leggen. Over deze economische voorraad loopt de
onderneming een financieel risico (prijsdaling en onverkoopbaarheid). Deze economische
voorraad betreft de som van de fysieke voorraad en de bestelde, maar nog niet
ontvangen goederen minus de reeds verkochte maar nog niet aan de klant geleverde
goederen.
De economische voorraad noemt men ook wel de geplande voorraad aan het einde van
de gehele tijdsbalk.
De geplande voorraad is voor het nemen van beslissingen (zoals het nog kunnen voldoen
aan een klantenorder, of het plaatsten van een bestelling) een belangrijk gegeven.
Geplande voorraad: Gt=Gt-1 – Bt + It
De veiligheidsvoorraad is de berekende voorraad die dient om het effect van afwijkingen
tussen de voorspelde vraag en het werkelijke verbruik op te vangen.
Bij kostenoptimalisatie gaat het er voornamelijk om het risicokapitaal van de
onderneming, ofwel de economische voorraad te optimaliseren.
Normvoorraden betreffende de grootheden die gebruikt worden voor de berekening van
de hoeveelheden voorraad die men acceptabel vindt of die als signaal dienen bij onder-
of overschrijding. Onder een voorraadnorm verstaat men de verhouding van de voorraad
t.o.v. bv. de verkopen, die als een norm is vastgelegd.
De voorraadnorm bepaalt men door rekening te houden met:
veiligheidsvoorraad
productieserievoorraad of verzendserievoorraad
normale seizoensvoorraad
normatieve pijplijnvoorraad.
Voorraden leggen beslag op de geldstroom in de onderneming.
Definitie Bestelkosten
In feite zijn het alle variabele kosten die extra voor een bestelling gedaan moeten
worden.
De variabele kosten van een order bij volledig automatische verwerking kunnen laag
gehouden worden door toepassing van EDI>
Meestal leggen controllers een opslag op de kostprijs van producten die in het bedrijf
ontvangen worden. Kostprijs + opslag is magazijprijs.
De kosten van het voorraadhouden zelf betreffen zowel de directe kosten als de indirecte
kosten:
Rente
Ruimte
Risico
Reparatie
Restvoorraden
30
De rentekosten zijn afhankelijk van het rentepercentage dat de onderneming zou kunnen
krijgen als ze een hoeveelheid goederen weet vrij te maken door omzetting in geld en dit
bv. op de bank zet.
Elk product in opslag vergt ruimte.
De het in voorraad houden van producten ontstaat een kans op schade door diverse
oorzaken. Hierbij gaat het zowel om kosten van voorzorg als van nazorg. Dit worden
respectievelijk ook wel de preventieve en de correctieve kosten genoemd.
Reparatiekosten betreffende het in de loop van de tijd invoeren van wijzigingen in een
gereed product, ook wel retrofit genoemd: het weer terugbrengen in conditie.
Een vaak vergeten onderwerp betreft de restvoorraden. Bij beëindiging van de fabricage
van een bepaald type apparaat blijven we vaak nog jaren met onverkoopbare voorraden
aan halffabrikaten zitten. Deze dienen meestal verschrot te worden.
De kosten van het houden van voorraad, de 5 R’s, kunnen aanzienlijk oplopen. Minimaal
is het bedrag gelijk aan de op de kapitaalmarkt geldende rente.
De wijze waarop voorraden gewaardeerd worden, in financiële zin, varieert per bedrijf en
heeft een sterke invloed op de wijze van voorraadbeheersing. Het onderwerp
voorraadkosten dient per product of –groep beschouwd te worden. Door de individuele
verschillen kunnen de met voorraad gemoeide bedragen aan kosten onderling sterk
verschillen. Bij een voorraadanalyse dient men hiermee nadrukkelijk rekening te houden.
Wanneer producten niet beschikbaar zijn, heeft het desbetreffende bedrijf gederfde
inkomsten. Deze ook wel out of stock genoemde situatie kan gevolgen hebben voor de
geldstroom, zowel op korte als op lange termijn. Er is een zekere relatie tussen de
hoogte van de voorraad en het aantal neenverkopen.
Voorbeelden van kosten van neenverkoop zijn het verliezen van eenklant of het
naleveren van producten.
Vooral de reactie van de klant op het niet in voorraad hebben van producten is van
belang.
Kosten van neenverkoop (Kn) = D * (100-CS)/100 * N/100 * (P-E)
Kn = kosten neenverkoop
D = jaarlijkse afname in stuks
CS = customer service graad in procenten
N = weglopers in procenten
P = verkoopprijs in €
E = economische waarde in € (inkoopprijs)
Kosten van neenverkopen mogen niet onderschat worden. Het is echter geen oplossing
de service graad tot 100% op te voeren, omdat daardoor de voorraadkosten weer
extreem hoog gaan worden. Er zal gezocht moeten worden naar een optimum.
De klassieke voorraadtheorie beschouwt slechts afzonderlijke voorraadpunten in de totale
logistieke keten tussen leverancier, producent en/of distribuant en klant. Men spreekt
dan van voorraadbeheer in 1 punt.
Het bijsturen van de hoeveelheid voorraad zal afhangen van wat er in de markt gebeurt.
Voor het beheersen van voorraden zijn er enige bestelmethoden ontwikkeld.
Deze voorraadaanvullingen zijn afhankelijk van de kosten die ermee gemoeid zijn en de
hoeveelheid die men nodig heeft. Als de bestelkosten laag zijn, zal men zoveel mogelijk
bestellingen doen. Hierdoor zal het vermogensbeslag klein blijven. De frequentie
waarmee een leverancier uitlevert, zal echter vaak aan grenzen gebonden zijn. Bij de
31
meeste bestellingen zijn de kosten aanzienlijk. Tegen deze achtergrond zal er een
optimale bestelgrootte dienen te worden bepaald.
De belangrijkste aspecten die men onderscheidt, zijn het bestelmoment en de
bestelgrootte. Deze kunnen vervolgens worden opgedeeld in vast en variabele mogelijkheden 4 mogelijkheden.
De bestelling in een veelvoud van de vaste hoeveelheid wordt ook wel multipl quantity
genoemd.
De BQ-bestelmethode betreft een systeem voor het bestellen op basis van een tevoren
berekend bestelniveau B. Het bestelniveau is dat punt waarbij de voorraad zo gering is
geworden dat er weer een bestelling moet worden geplaatst. Op het moment dat de
voorraad gelijk aan of minder is dan het bestelniveau wordt een vaste hoeveelheid Q
besteld.
Deze hoeveelheid is zodanig van grootte dat de voorraad na aanvulling weer boven het
bestelniveau komt.
De BQ-bestelmethode wordt gebruikt, wanneer het bestellen bij de leverancier op elk
moment afzonderlijk mogelijk is. Daarnaast geldt dat de vraag uit vele relatief kleine
orders bestaat.
Het voordeel van de BQ-bestelmethode is dat deze per afzonderlijk artikelnummer te
gebruiken is. De methode is eenvoudig en doordat de bestellingop elke moment kan
plaatsvinden, kan het bestelniveau relatief laag gekozen worden.
De sS-bestelmethode heeft een vast bestelmoment. De bestelserie is variabel. Als op het
vastgestelde bestelmoment de (economische) voorraad kleiner is dan s, wordt een
zodanige bestelling geplaatst dat de (economische) voorraad hierdoor gelijk wordt aan
niveau S.
De hoogte van s en S zijn vooraf berekend en worden periodiek in overeenstemming
gebracht met veranderingen in de vraag en/of de levertijd en ander bepalende
grootheden. De grootte van de bestelserie wordt bepaald door het verschil van S en het
niveau van de (economische) voorraad op het bestelmoment. Het sS-systeem vindt
toepassing in gevallen waarin slechts periodiek de mogelijkheid tot bestellen bestaat.
Ook ingeval een afzonderlijke bestelling relatief duur is, kiest men voor deze methode.
De sS-bestelmethode wordt toegepast in het geval men veel kleine artikelen nodig heeft
bij één leverancier, zoals voorraadaanvullingen in het schap van een winkel met een
maximale schapafmeting. De leverancier kan dan de uitleverkosten drukken door alles in
één keer te verzamelen en te verzenden.
De BS-bestelmethode wordt toegepast ingeval er beperkingen zijn in de maximale
voorraadhoogte en/of de maximale hoeveelheid geld die men aan een enkel artikel mag
besteden.
De sQ-bestelmethode kan gebruikt worden als er bij een leverancier veel bestellingen
binnenkomen van verschillende artikelen met een vaste bestelgrootte.
Camp kwam tot de conclusie dat men bij het op voorraad houden in één punt de
economisch meest verantwoorde seriegroottes kon berekenen.: EOQ formule (economic
order quantity) Hierbij gaat men er van uit dat de totale kosten per periode van een
artikel bestaan uit alle bestelkosten en alle voorraadkosten in die periode.
Veronderstellingen:
Naam Bestelmoment Bestelgrootte
BQ variabel, op elk moment vast of veelvoud van
BS variabel, op elk moment variabel tot bovengrens
sQ vaste tijdstippen vast of veelvoud van
sS vaste tijdstippen variabel tot bovengrens
32
1. de afname per tijdeenheid is constant en bekend
2. de levertijd is vast en wordt stipt nagekomen
3. er komen geen neenverkopen voor
4. de bestelkosten per bestelling zijn constant en bekend
5. de kosten voor het op voorraad houden van één product zijn constant en bekend
6. de levering dient ineens afgeleverd te worden
Gebruikte afkortingen:
Q = bestelhoeveelheid per bestelling
D = vraag naar het product in de beschouwde periode
Cb = kosten per bestelling van een hoeveelheid Q stuks
Cv = voorraadkosten per stuk over de beschouwde periode
Kc = totale kosten Camp over de beschouwde periode
Kb = bestelkosten over de beschouwde periode
Kv = voorraadkosten over de beschouwde periode
Bestelkosten: Kb = D/Q * Cb = (D*Cb)/Q
Voorraadkosten: Kv = 0,5 * Q * Cv = (Q*Cv)/2
Totale kosten (Kc) = Kb + Kv = (D*Cb)/Q + (Q*Cv)/2
Het optimum wordt bereikt als de raaklijn aan de curve van Kc horizontaal verloopt.
In het optimum geldt dat de bestelkosten en de voorraadkosten gelijk zijn.
Optimale bestelgrootte: Q2 = (2 * D * Cb) / Cv
Door het verlagen van de bestelkosten ontstaat de mogelijkheid om in kleinere series te
bestellen, waardoor het totale kostenplaatje er veel aantrekkelijker uitziet.
Het continu verlagen van de vaste kosten per bestelling is daarom een belangrijke
verbeteringsactie.
Opmerkingen bij Camp:
Pas op de Campformule klakkeloos toe te passen. De vooronderstellingen waarvan we
zijn uitgegaan, gaan in lang niet alle gevallen op. Daarnaast zijn er andere aspecten te
noemen:
1. Een product is vaak onderdeel van een keten; dit effect wordt niet meegenomen
in de EOQ formule.
2. Een product heeft vaak een relatie met andere producten.
3. In bepaalde branches kan het aanhouden van veel voorraad vraagstimulerend
werken.
4. Een voorraad kan soms in waarde mee stijgen groter dan of gelijk aan het
rentepercentage van de voorraadkosten. De voorraad kan echter ook aanzienlijk
in waarde afnemen.
5. Soms moet men producten afnemen in een minimale verpakkingshoeveelheid die
aanzienlijk kan afwijken van de optimale hoeveelheid.
Bij de formule van Camp wordt er vanuit gegaan dat het voorraadverloop zich grafisch
gezien als een zaagtand in de tijd beweegt. De voorraadaanvullingen kwamen precies op
tijd binnen: als de voorraad uitgeput was. Er is echter meestal een afwijking van het
ideaalbeeld. Enerzijds kan het verbruik variëren in de tijd. Dit kan er oorzaak van zijn
van neenverkopen.
Anderzijds kan eenzelfde soort neenverkopen worden veroorzaakt door overschrijding
van de levertijd. Ook dan zal de handelaar niet over een voorraad kunnen beschikken.
Om dit effect te voorkomen, voert men veelal veiligheidsvoorraden in.
De veiligheidsvoorraad moet voldoende zijn om de variatie in de vraag en de levertijd te
overbruggen. Hier staan echter wel extra kosten tegenover.
33
Het aanhouden van een veiligheidsvoorraad is echter niet de meest geschikte methode
om de problemen op te lossen. Ook hier geldt dat voorkomen beter is dan genezen. Het
is beter een gelijkmatiger verloop in de afname te verkrijgen of striktere afspraken te
maken bij leveranciers. Dit geldt alleen in situaties waarin men feitelijk invloed kan
uitoefenen op vraagpatronen en op leveranciersgedrag.
Leg veiligheidsvoorraden alleen dan aan als het echt nodig is. Voorkomen is hier beter
dan gebruiken. Het is beter de oorzaken, waardoor ze ontstaan, weg te nemen.
Definitie Deterministische modellen
Alle factoren die gebruikt worden, zin tevoren vastgesteld (gedetermineerd). Er is daarbij
zekerheid over de verbruikshoeveelheden, de voorraadaanvullingen, de waarde van het
product etc. Dit soort modellen komt men vooral tegen in MRP-achtige systemen. M.b.v.
deze systemen kan van tevoren afgeleid gaan worden hoe het voorraadverloop in de tijd
zich gaat gedragen.
Deterministische modellen met volkomen zekerheid komen slechts in beperkte mate
voor. Meestal is er wel een mate van onzekerheid. Dit komt vooral voor als de
toekomstige vraag op voorspellingen gebaseerd is.
Definitie Stochastische modellen
Hierbij is men afhankelijk van het statistische patroon.
Zie boek voor formules.
Veiligheidsvoorraad: Vv = kxx * sigma * wortel L
Kosten veiligheidsvoorraad = Vv * Cv
De mogelijkheid bestaat om te rekenen met een samengesteld voorraadkostenmodel.
De totale kosten bestaan uit kosten van neenverkoop, kosten m.b.t. bestellen, kosten
m.b.t. voorraad houden en de kosten van veiligheidsvoorraad.
De totale kosten dalen naarmate de service graad stijgt. Dit houdt meestal op naarmate
de servicegraad hoger wordt. Meestal is er een optimum te vinden.
34
H.8 Raamwerk productielogistiek (!) Voorraadvorming komt in een productiebedrijf meestal in meer dan één punt voor.
Dit zal des te sterker zijn naarmate men complexe samengestelde producten fabriceert.
In een onderneming kan met de productiewijze indelen op basis van drie grondvormen:
1. continue fabricage
2. functionele fabricage
3. groepsgewijze fabricage
Op basis van de keuze of men een ondernemersrisico in productiecapaciteit prefereert of
in voorraden, zal een bedrijf meer ordergericht of voorraadgericht werken. Het risico ligt
daarbij respectievelijk meer op de capaciteitsbenutting of het voorraadrisico.
Het totale productieproces én de producten die men er binnen maakt worden binnen
Business Proces Redesign grondig worden herzien.
De meeste productiebedrijven zijn opgezet vanuit een product dat door de eigenaar
ontworpen werd. Afhankelijk van het soort product zien we dat de goederenstroom
afgeleid werd van het oorspronkelijke ontwerp.
De wijze van productie en de daarbij behorende besturing verschilt sterk per
bedrijfstype.
Bedrijven met divergente productie komt men sterk tegen in de grondstoffen en de
procesindustrie. Meestel wordt hier een constante stroom van goederen verwerkt. De
beheersing daarvan kan vaak op een eenvoudige wijze plaatsvinden. Meer complexe
situaties komt men tegen daar waar hoogwaardige toevoegingen plaatsvinden. De
complexiteit is ter herleiden tot het aantal varianten dat op de markt wordt gebracht.
Bij bedrijven waarin de goederenstromen volledige parallel verlopen, is er geen
productrelatie tussen de stromen. Ze kunnen qua materiaal apart bestuurd worden. De
relatie is vaak wel aanwezig in het gebruik van mensen en middelen. Vooral de
beheersing van de capaciteit is hierbij van belang.
In extreme situaties kan het voorkomen dat er slechts één processtroom is, waarin
producten achter elkaar vervaardigd worden. Meestal gaat het om speciale producten
waarbij het omstellen van de apparatuur in verhouding duur is. Vaak kan bij seriegewijze
productie worden volstaan met het samenstellen van vaste roosters.
Bedrijven die samengestelde producten leveren, komen veelvuldig voor. Deze producten
kunnen qua constructie soms zeer complex zijn. Varianten komen daarbij slechts in
beperkte mate voor. In complexe gevallen van convergente productie is slechts sprake
van een eenmalige vervaardiging. Men gebruikt dan vaak een vorm van projectplanning.
Hierbij is het vooral van belang het kritieke pad te beheersen, d.w.z. dat traject
waardoor in geval van verstoring de doorlooptijd in gevaar komt.
Als het aantal uitvoeringsvormen toeneemt, is er een verdichting in de goederenstroom
waar te nemen. Men gebruikt standaardonderdelen en samenstellingen. Men spreekt ook
wel van modulaire opbouw.
In de meeste gevallen zullen de productstromen mengvormen zijn. Voor elk van deze
typen is een ander soort productiebesturing nodig. De uiteindelijke samenstelling van het
project, die kan worden weergegeven in een productstructuur, speelt hierbij een grote
rol.
35
Niet alleen de stroomvorm is van belang, ook de regelmaat van de stroom speelt een
belangrijke rol bij de keuze van een besturingsvorm.
Twee basisgrondvormen:
1. continue fabricage (lijnopstelling, voortdurend in bewerking)
2. functionele fabricage (slechts kort in bewerking, grote aantallen naast elkaar,
series, tussenvoorraden)
Mengvorm is groepsgewijze fabricage. Kleinere series, minder tussenvoorraden.
Zorgvuldige studie voor machine opstelling is vereist.
Zie eventueel figuur 8.2.
De meest aantrekkelijke vorm van productie is die vorm zonder voorraadvorming. Het
materiaal stroomt dan continu door de onderneming: continue productie. Deze structuur
in uiterste vorm is alleen mogelijk voor een product dat geen eigen vorm heeft.
Van belang is dat de intervaltijden tussen de achtereenvolgende bewerkingen zorgvuldig
worden bepaald.: barcharts/balkenplannen. (figuur 8.4)
Per medewerker worden de taken vastgelegd en afgestemd. (figuur 8.5)
Nadeel is dat deze vorm kan leiden tot eentonigheid .
Bij functionele indeling brengt men gelijksoortige bewerkingen in één afdeling of groep
bij elkaar. Vaak staat technologie als indelingscriterium voorop.
Bij een functionele indeling kan een product op verschillende machines bewerkt worden
in een nader te bepalen volgorde. De producten dien wel in een serie, ook wel batch
genoemd, door de productie heen te stromen. Per machine is nl. een insteltijd nodig.
Deze indeling wordt ook wel de seriegewijze of batch-gewijze productie.
Het probleem bij deze vorm is dat de afstemming over de machines heen nogal complex
kan worden. Voor elk product moet een uitvoerige beschrijving van de
vervaardigingswijze gemaakt worden op een werkblad. Voorbereiding vindt vaak plaats
op een centrale afdeling waardoor de afstand tot de werkvloer toeneemt. In praktijk
blijkt de goede afstemming vaak moeilijk te bepalen te zijn.
Bij de groepsgewijze fabricage heeft men een zodanige indeling van machines gemaakt,
dat groepen op elkaar gelijkende producten op een logische wijze door de werkplaats
heen stromen. (zie figuur 8.7).
De productie kan worden opgedeeld in autonome groepen, vaak productiecellen
genoemd. Ze zijn autonoom in het nemen van een aantal beslissingen. In feite kunnen
we hier spreken van het bij elkaar brengen van de voordelen van een lijnproductie en
een functionele productiewijze.
Het is van belang dat er een bepaalde capaciteit in taaktijduren per week beschikbaar is.
De cel krijgt een afgepaste hoeveelheid opdrachten te verwerken en wordt daar als groep
op beoordeeld. Hierdoor neemt de onderlinge solidariteit toe. Om de capaciteit in uren
per week goed te kunnen verwerken, dient er een overschot aan machine-capaciteit te
zijn.
De overgang van lijnproductie of functionele productie naar een groepsgewijze vorm van
werken vraagt een degelijke voorbereiding.
Wat de wijze van productiebesturing betreft is het (volgens Bertrand) van belang
onderscheid te maken tussen materiaalgeoriënteerdheid en capaciteitsgericht
produceren. Bij het materiaalgeoriënteerde bedrijf zal de aanvoer en voorraadbeheersing
van het gebruikte materiaal centraal staan. Bij het capaciteitsgerichte bedrijf is de
beheersing van de gebruikte apparatuur van primair belang. De meeste bedrijven zullen
een mengvorm hanteren.
Bij een materiaal georiënteerde productie vraagt de afstemming van de
materiaalstromen de belangrijkste aandacht in het beheersingsproces. Er zijn diverse
36
besturingsmethoden ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld MRP I. Dit is echter alleen toepasbaar
onder een aantal stringente voorwaarden.
De productiebesturing bij capaciteitsgeoriënteerde bedrijven richt zich met name op die
afdelingen of machines uit de productie die een bottle-neck kunnen vormen voor de te
bereiken productievolumes.
Het gaat er bij de capaciteitsgeoriënteerde productie met name om dat de voor de totale
productie belangrijke processen optimaal aangestuurd worden. Meestal focust men zich
op de bezettingsgraad van de belangrijkste machines omdat deze de grootste bijdrage
leveren in de vorm van efficiency. Dit kan echter leiden tot grote voorraden halffabrikaat
of gereed product. Financieel administratief gezien lijkt dit gewenst, echter dient men
wel het grote risico van incourantheid in beschouwing te nemen.
Een mengvorm betreft die gevallen waarbij naast de materiaalgeoriënteerdheid de
capaciteitsbeheersing een belangrijke rol speelt. Het management kan er bij het logistiek
raamwerk nadrukkelijk voor kiezen een prioriteitsvolgorde te hanteren.
Het is echter zaak dat eerst wordt gemeten wat daadwerkelijk wordt gepresteerd. In de
vorm van prestatie-indicatoren voor o.a. doorlooptijd en leverbetrouwbaarheid. Pas
daarna kan op goede gronden worden bijgestuurd.
Van doorslaggevend belang voor de keuze van een productiebesturingssysteem is het
soort product dat doorstroomt in de productie.
Definitie Product
Van Dale maakt onderscheid tussen 4 soorten producten:
1. voortbrengselen van al dan niet gecultiveerde natuur, vruchten;
2. voortbrengselen van arbeid of nijverheid, handelsartikelen;
3. voortbrengselen van een chemisch of fysiologisch proces;
4. voortbrengselen van de scheppende geest of artistieke vermogens.
In een aantal bedrijven spreekt men ook wel van artikelen. Het is van belang dat er
duidelijke definities voorhanden zijn in de onderneming alvorens men overgaat tot een
vorm van productiebesturing en automatisering.
Meestal worden producten geïdentificeerd op basis van een productnummer, waarmee
het product uniek wordt weergegeven. Van het product liggen dan de form, fit en
function (FFF) vast. Met form wordt de uitwendige vorm bedoeld, die aan dient te sluiten
bij de omgeving van het product. Dit fit slaat op de mogelijkheid tot aansluiting op
andere producten. De function heeft betrekking op de wijze van presteren van het
product.
De FFF garandeert een belangrijke mate van uitwisselbaarheid voor de klant. Als de FFF
van een product verandert, zal het productnummer voor de identificatie mede moeten
veranderen. Het aantal productnummers dat men intern gebruikt, is onder andere
maatgevend voor de moeilijkheidsgraad van het besturingsproces.
Inkoopedelen worden betrokken van leveranciers en worden al dan niet op basis van een
klantenspecificatie geleverd.
Maakdelen worden geheel of gedeeltelijk binnen de eigen onderneming vervaardigd. Bij
gedeeltelijke vervaardiging buitenshuis spreekt men van uitbesteed werk. De
bezettingsgraad, milieu-eisen en kostenoverweginen spelen hierbij veelal een grote rol.
Het aansturingsproces vindt meestal plaats op basis van een bewerkingsblad. Hierop
worden alle bewerkingen in chronologische volgorde weergegeven, alsmede de te
gebruiken uitgangsmaterialen en de voor de vervaardiging benodigde tijd.
Maakdelen en inkoopdelen zijn weer onder te verdelen in diverse soorten producten op
basis van hun verschijningsvorm:
37
1. grondstoffen
2. onderdelen
3. samenstellingen
4. eindproducten
Grondstoffen zijn ruwe materialen die van buiten worden betrokken en uitsluitend in
gewicht, volume, oppervlakte of lengte worden verhandeld. Ze zijn bestemd om via een
bewerking tot onderdeel te worden verwerkt. Ze worden meestal ingekocht onder een
specifiek productnummer.
Onderdelen zijn producten die enkelvoudig zijn. Dat wil zeggen dat het product niet meer
in andere losse delen hoeft te worden onderscheiden. Het kunnen zowel maak- als
koopdelen zijn. Normdelen zijn koopdelen die volgens een standaard zijn vervaardigd.
Samenstellingen zijn vastgemonteerde of blijvend bij elkaar verpakte producten,
opgebouwd uit een aantal bestaande producten die onafhankelijk van elkaar vervaardigd
of verkregen zijn. Het overzicht van de producten die gezamenlijk de samenstelling
vormen, wordt weergegeven in de vorm van een productstructuur.
Eindproducten of gereed product zijn de normaal in het handelspakket opgenomen
producten die voor klantenverkoop bedoeld zijn. Meestal heeft het bedrijf een
kernactiviteit met eindproducten waarin het zich heeft gespecialiseerd. Ze komen in
verschillende verschijningsvormen voor. De meeste producten echter blijken in allerlei
varianten op de markt te worden gebracht.
Afhankelijk van omvang van het productenpakket is een verdere verdeling gewenst. Het
kan zeker bij logistieke analyses een goed hulpmiddel zijn om na te gaan waar zich de
specifieke problemen voordoen. Regelmatig zal een herziening van de categorieën
gewenst zijn, omdat de bedrijfsproblemen veranderen. Dit is zeker het geval als het
productenpakket sterk groeit.
De keuze van een productnummersysteem heeft veel te maken met de wijze van
construeren van het product. Elke positie van een productnummer heeft een bepaalde
betekenis. In de informatiewereld spreekt men ook wel over de entiteit van het
productienummer.
Definitie Entiteit
Onder deze entiteit hangen zgn. attributen, die specifieke informatie over het product
geven. Dit soort informatie wordt opgeslagen in het stambestand van een
besturingssysteem.
Deze stambestanden zijn te onderscheiden naar de individuele productgegevens, de item
master file en de onderlinge afhankelijkheid tussen productnummers, de
productstructuur.
De samengesteldheid van een product bepaalt in belangrijke mate de maakbaarheid en
de wijze waarop een product door een fabriek stroom. Vanuit de wijze waarop het
ontworpen product is opgebouwd, zal de ontwerper een schema maken met de
onderlinge relaties: stuklijst. Dit begrip is afgeleid van de lijst met de gebruikte
materialen en/of onderdelen die de ontwerper onder aan zijn producttekening zet.
De stuklijsten worden in de productiebesturing vooral productstructuren genoemd of Bill
of material (BOM). Ze geven de opbouw van het product in aantallen onderdelen en/of
samenstellingen weer.
De opbouw van een productstructuur kent een zekere gelaagdheid. Een eindproduct
bestaat uit samenstellingen, die weer uit subsamenstellingen en/of onderdelen kunnen
bestaan.
38
De wijze van de productopbouw is te achterhalen uit de productstructuur. Deze structuur
is niet eenduidig naar aanleiding van de ontwerptekening. Per bedrijf zal, afhankelijk van
de afdelingsgewijze indeling een productopbouw gekozen worden.
De low level code (LLC) is nodig om de uiteindelijke materiaalbehoefteberekening te
vereenvoudigen. Een product behoeft niet verder in de berekeningen te worden
meegenomen dan de LLC aangeeft.
Stuklijstexplosie is het stap voor stap ontleden van een product om te bepalen hoe de
productopbouw is.
Hierbij kan men per product nagaan in welke hoger liggende levels het gebruikt wordt.
De productstructuur kan zichtbaar worden gemaakt door een totale stuklijstexplosie uit
te voeren voor alle in het eindproduct gebruikte samenstellingen en onderdelen. Hieruit
ontstaat een productstructuur overzicht.
Het is interessant om ook aandacht te besteden aan de levertijdgegevens. Door
levertijden via vertakkingen op te tellen, is het mogelijk de totale doorlooptijd te
berekenen vanaf leverancier tot aan de aflevering. Dit is de cumulatieve levertijd.
De productstructuur kan ook worden weergegeven in een projectplan.
Als men weet welke tijd de klant over heeft voor het verkrijgen van het product, kan uit
het plan worden afgeleid waar het KOOP van het product komt te liggen.
Aangegane verplichtingen zijn de bedragen aan bestellingen die bij een leverancier zijn
geplaatst. Over deze verplichting loopt de fabrikant een risico: er is sprake van een
afnameverplichting.
Men kan de rentekosten aanzienlijk reduceren door de dure delen pas in het laatste
gedeelte van het productieproces in te bouwen. Vaak is het dan nodig om de constructie
hiervoor aan te passen.
Bij samengestelde producten is er geen sprake van voorraden in één punt. De formule
van Camp gaat dan niet meer op.
Het is van belang ritme in de goederenstroom aan te brengen.
Er zijn voor de besturing van het voortbrengingsproces diverse mogelijkheden. In feite
dienen de verschillende bewerkingsprocessen aan elkaar gekoppeld te worden. Er zal een
regelsysteem nodig zijn dat over de verschillende producten en bewerkingen heen de
coördinatie over de goederenstroom verzorgt.
Bij de klassieke benadering werd elk voorraadpunt apart aangestuurd in combinatie met
het daarbij behorende productieproces. Dit leidt veelal tot onbeheerste en ongewenste
voorraden.
Dit effect wordt groter door de volgende factoren:
1. het aantal schakels in de keten
integrale benadering
klassieke benadering
39
2. de lever- of doorlooptijd
3. de onregelmatigheid van de goederenstroom
4. de variëteit aan producten.
Zowel het pull-systeem als het push-systeem gaan uit van de besturing op basis van
veranderingen in de aanvoer- of afvoerstroom. De verstoring in het ritme van de
goederenstroom heeft veelal diverse soorten verstoringsbronnen.
Bottle-necks zijn op te sporen met een optimalisatieprogramma. OPT: software pakket
afgeleid van optimized production technology. Hiermee ken men de knelpunten in het
productieproces blootleggen en correcties doorvoeren door herplanning en splitsing van
opdrachten.
In het verlengde van het OPT-pakket is de theory of constraints van Goldratt ontwikkeld.
M.b.v. TOC wordt de relatie tussen oorzaak en gevolg blootgelegd. De beperking kan zo
bij de wortel worden aangepakt.
De drie besturingsmethoden (MRP, JIT en TOC) wijken misschien que beschrijving wel
sterk van elkaar af, maar het blijkt dat ze elkaar in een aantal gevallen overlappen en
vaak ook in combinatie met elkaar toe te passen zijn.
De complexiteit en de regelmatigheid van de goederenstroom blijken van groot belang te
zijn voor de toepasbaarheid van besturingssystemen.
Tot slot kan automatisering van de besturing nooit een doel op zichzelf zijn. De
gehanteerde elementen van het logistieke concept en de wijze waarop dit opgebouwd
wordt, zijn hierbij in sterke mate van toepassing.
TOCaa
nta
l o
nd
erd
ele
n
complexiteit
seconden
minuten
uren
dagen
weken
maanden
jaren
tijd tussen opeenvolgende producten
projectplanning
MRP
just in time
continu
40
H.9 Besturing productielogistiek (!)
Het besturingssysteem MRP-I bestaat uit een set met rekenregels waarmee de
toekomstige behoefte aan materiaal kan worden gecalculeerd. Aangezien het uitgaat van
een toekomstige behoefte (vooruitkijken), is het een voorwaarts gekoppelde besturing
(push-systeem). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de productstructuur. Het systeem is
gebaseerd op 2 basisprincipes: tijdfasering en afhankelijke vraag. Men verdeelt de
tijdshorizon in gelijke perioden: ook wel buckets genoemd. Deze buckets zijn nodig om
gegevens over die periode samen te voegen. De keuze met betrekking tot de gekozen
periode is afhankelijk van de totale doorlooptijd en de nauwkeurigheid waarmee men
wenst te plannen.
De afhankelijke vraag wordt berekend en behoeft derhalve niet apart te worden
voorspeld. Met de onafhankelijke vraag wordt de behoefte aan eindproducten bedoeld.
Een MRP-I schema is onderverdeeld in vastgestelde en geplande acties. De vastgestelde
acties betreffen de gegevens die niet meer gewijzigd behoren te worden door de planner.
De ‘bruto behoefte’ aan eindproducten is afkomstig van een hoofdproductieplan; meestal
master production schedule (MPS) = MRP-I schema genoemd.
De geplande acties betreffen de resultaten zoals de computer ze voorrekent op basis van
rekenregels: Gt = Gt-1 + It – Bt
De planner kan aan de hand van dit schema acties nemen. De planner hoeft in het
algemeen alleen nog te letten op uitzonderingsboodschappen. Uitzonderingen kunnen
ontstaan doordat er tussentijds afkeur heeft plaatsgevonden, of door het zoekraken van
onderdelen.
Het MRP-I systeem moet gezien worden als een hulpmiddel voor de planner aan de hand
waarvan deze beslissingen kan nemen.
De invoering van een veiligheidsvoorraad heeft een sterke invloed op de voorraadkosten.
Het MRP-I systeem lijkt veel op een BQ-systeem. De maximale voorraadvariatie is gelijk
aan de seriegrootte. Deze heeft eveneens een behoorlijke invloed op de gemiddelde
voorraad.
De invloed van de doorlooptijd op de voorraadhoogte is gering, als deze tijd stipt
nageleefd wordt en er weinig veranderingen in de planning optreden. Aangezien dit vaak
nogal storende factoren blijken, blijft ook hier waakzaamheid geboden.
Doorlooptijdverkorting van een aantal kritische onderdelen blijkt zeker veel invloed te
hebben op het ontkoppelpunt.
Het MRP-I schema vormt een onderdeel in de keten. Bij de vrijgave van opdrachten
dienen de onderliggende delen beschikbaar te zijn (afhankelijke vraag). Hier nu ligt
vooral de kracht van het MRP-I systeem. Door de bekendheid van de productstructuur
kan men de behoefte aan deze onderliggende delen doorrekenen.
Indien een product uniek toegepast wordt in een (eind)samenstelling, kan het nuttig zijn
de seriegroottes te synchroniseren.
Met verkleining van de seriegrootte moet voorzichtig worden omgegaan. Aangezien de
behoefteregel is gerelateerd aan het verbruik in de samenstellingen, moet de
seriegrootte hierop worden afgestemd. Een andere manier van verlaging van de
gemiddelde geplande voorraad is het overgaan op de methode lot for lot (LfL) voor
bepaling van de seriegrootte. Het komt er dan op neer dat de geplande vrij te geven
order exact afgestemd wordt op de behoefte en de veiligheidsvoorraad.
41
MRP-I geeft verschillende ordersuggesties tegelijkertijd uit. Het kan daarnaast ook
ordersuggesties doorkoppelen aan afhankelijke producten d.m.v. de productstructuur.
Juist in dit laatste ligt de kracht van MRP-I. De materialen worden als het ware de
onderneming ingedrukt; men noemt het dan ook wel een push-systeem. Er wordt geen
rekening gehouden met de beschikbare capaciteit aan mensen en middelen. Bij dit door
de onderneming heendrukken van de materiaalstroom ontstaan veelvuldig ophopingen.
Dit vraagstuk heeft men proberen op te lossen door invoering van een methode waarbij
het plan wordt getoetst op de beschikbare bronnen = MRP II
Het systeem manufacturing resource planning is een logisch vervolg op MRP-I. Bij MRP-I
was er geen terugkoppeling vanuit de productie mogelijk. De aansturing vindt top-down
plaats.
In MRP-II heeft men een aantal terugkoppelingen aangebracht. Vanuit het management
worden de doelen bepaald en op basis van product- en marktplannen wordt een
productieplan opgesteld. Dit productieplan geeft aan welke totale opbrengst moet worden
geproduceerd. In het plan staan meestal de maandelijks te produceren aantallen van
iedere productfamilie. Diverse meeteenheden kunnen worden gebruikt. Voor de MPS-
planner vormt het productieplan de autorisatie van de directie om het plan om te zetten
in een gedetailleerd plan, het master production schedule (MPS). De gegevens uit het
productieplan worden grof getoetst op de beschikbare middelen. De belangrijkste
productiemiddelen kunnen hierbij meegenomen worden. Pas als hier geen
belemmeringen zijn, mogen de gegevens doorgekoppeld worden naar het MPS.
In het MPS wordt nagegaan of de producten te vervaardigen zijn. Hier worden meestal
de eindproducten ingegeven. Men werkt in het MPS met herkenbare productnummers.
Het MPS is van groot belang, omdat hiermee de daadwerkelijke productie wordt
aangestuurd.
De werking van het MRP-I gedeelte van het MRP-II systeem verloopt hetzelfde als
hiervoor beschreven. Echter wordt nu naast een geplande voorraad ook een schema
opgesteld met de geplande capaciteit. Dit noemt men het capacity requirements plan
(CRP). Per machine kan per bucket bepaald worden in hoeverre deze benut wordt of
overbelast. Bij grote afwijkingen kan men ertoe overgaan dat het MPS wordt herzien. Bij
kleine afwijkingen kan de planner vaak handmatig ingrijpen door opdrachten naar voren
te verschuiven, indien de materiaalsituatie dit nog toelaat.
Als er voldoende veiligheidsvoorraad is, kan ook naar achteren gepland worden. Men
dient hier echter zo weinig mogelijk gebruik van te maken, omdat het systeem hierdoor
voorraad- voorraad- productstructuur
informatie informatie
order- order- tijdgefaseerde geplande
informatie informatie nieuwe orders
systemen
aanvul-
één geplande nieuwe order
vraagvoorspelling
MRP-I
gewenste wijzigingen
uitstaande orders
voorraadaanvulsystemen MRP-I
parameters
voorraad-
parameters
42
verstoord kan worden. Veranderingen moeten met mate doorgevoerd worden; abrupte
veranderingen brengen het systeem in onbalans.
Voordat MRP-II wordt geïmplementeerd wordt geadviseerd eerste te starten met een
onderzoek naar de grondvorm en de gewenste besturingssystematiek.
Enkele softwarepakketten zijn uitgebreid tot complete bedrijfsbesturingssystemen, incl.
de financiële verantwoording. Naast materiaal en capaciteit wordt ook geld in de
afweging meegenomen: ERP.
De filosofie achter de uit Japan overgekomen pull-systemen is dat er pas gereageerd
wordt als de marktvraag verandert. Dit heeft gelijk één van de beperkingen van het
systeem weer: het kan alleen werken daar waar hoge volumes met een zekere regelmaat
verwerkt worden. Alle bedrijfsprocessen dienen hier op het pull-systeem te worden
afgestemd. Hierbij wordt het begrip just-in-time gehanteerd.
De invoering van beslissingsbevoegdheid in de productie is gericht op de betrokkenheid
van de medewerkers. Als er iets fout gaan in de keten, is de werknemer zelf bevoegd de
productie te stoppen. Iedere keer als er iets fout gaan in de productie, komt de gehele
productielijn stil te liggen. Er moet dan een zorgvuldige ingreep plaatsvinden, zodanig
dat dezelfde fout niet nogmaals kan voorkomen. Continue ondersteuning door production
engineers is dan ook vereist. De productie wordt in dit opzicht gezien als de spil van de
onderneming. Er wordt namelijk pas geproduceerd als er vraag is en er dus ook geld
verdient wordt.
Het JIT-concept houdt in dat het precieze aantal benodigde onderdelen op de juiste tijd
naar de volgende bewerkingsstap wordt gebracht.
Er zijn in principe 2 soorten kanbans (kaarten/labels): de productiekanbans en de
transportkanbans.
Er is een belangrijke mate van verwantschap met het kwaliteitsdenken. Kaizen ofwel
continu verbeteren ligt ten grondslag aan het Japanse succes. Het bestaat uit een
samenstel van verbeterregels.
Bij invoering van Japanse methoden gaat het erom dat het op een integrale wijze
gebeurt.
MRP systemen werken beter bij complexe situaties en bij lange responstijden in het
systeem. Voor het ontkoppelpunt is de methode goed toepasbaar. Daarnaast spelen de
mate van voorspelbaarheid en van complexiteit een belangrijke rol. Veelal hebben de
producten een productstructuur met veel levels.
Goldratt gaat er in zijn theory of constraints van uit, dat het knelpunt in een
productieproces de uiteindelijke output van het proces bepaalt en daarmee ook de
geldstroom. Door een relatief kleine uitgave is vaak mogelijk de totale output, dus de
geldstroom, de vergroten.
Goldratt heeft zijn methodiek om bottle-necks uit een productiesysteem te halen,
uitgebreid tot een systematische werkwijze ter ondersteuning van het management. Het
gaat erom de beperkingen die de organisatie als geheel in haar functioneren
belemmeren, op te sporen en te elimineren.
Opzet is dat de organisatie op deze manier in staat wordt gesteld haar doelstellingen
beter te realiseren.
Een belangrijk hulpmiddel is de gevolg-oorzaak-gevolg-analyse. Centraal staan:
1. analyseren (WAT te veranderen)
2. creëren (NAAR WAT te veranderen)
3. implementeren (HOE de verandering te implementeren)
Bij TOC wordt uitgegaan van een aantal vooronderstellingen. Een organisatie wordt
beschouwd als een geldgenererende machine. De volgende informatie is relevant:
43
1. de snelheid waarmee dat proces of die machine geld genereert
2. het geld dat is geïnvesteerd in dat proces
3. het geld dat nodig is om dat proces draaiende te houden
Van belang zijnde criteria:
1. throughput: de snelheid waarmee het totale proces geld genereert door
verkoopprijzen
2. inventory: al het geld dat in het proces nodig is om zaken te kopen die men
uiteindelijk weer wil verkopen
3. operating expenses: al het geld nodig is om de inventory om te zetten in
throughput
De grondstoffen worden niet tot de throughput gerekend omdat deze alleen maar door
de organisatie stromen. Throughput is dus een zeer ruime interpretatie van het begrip
‘toegevoegde waarde’. Producten die op voorraad gemaakt worden, zijn geen throughput
maar inventory. Tot de inventory wordt ook de grond, gebouwen en machines gerekend,
omdat men er van uit gaat dat dit alles weer verkocht kan worden.
Het streven is om de throughput te verhogen en daarbij de inventory alsmede de
operating expenses te verlagen.
Winst = throughput – operating expenses
ROI = (throughput – operating expenses) / inventory
Bij TOC wordt ervan uitgegaan dat de resultaten door de constraints bepaald worden.
Er zijn 5 stappen onderkend:
1. identificeer de constraint(s) van de organisatie
2. beslis hoe je het knelpunt maximaal kunt exploiteren
3. maak de rest van het systeem ondergeschikt aan de in stap 2 genomen
beslissingen
4. versterk de capaciteit of doorbreek de constraint(s)
5. als het knelpunt opgeheven is, ga dan terug naar stap 1.
Er zijn verschillende soorten constraints te onderkennen. De meest bekende zijn de
capaciteitsconstraints: bottle necks en bijna bottle necks. Andere mogelijkheden zijn de
marktvraag en de beschikbaarheid van materialen. Veel moeilijker zijn de niet tastbare
constraints: policy’s, procedures en gedrag van medewerkers en management.
Ook bij TOC zijn er specifieke hulpmiddelen ontwikkeld die het mogelijk maken 5 stappen
op een verantwoorde wijze te laten verlopen.
De wijze waarop managers ondernemingen besturen, wordt fundamenteel anders. Van
functioneel denken richten de nieuwe managers zich steeds meer op procesgericht
werken.
Om met het waardedenken meer procesgericht te werken, zijn er goede gereedschappen
nodig.
Nu is men bij vele ondernemingen volop bezig met het integreren van deze 2 in een ERP
pakket. Deze enterprise resource planningsystemen kunnen als hulpmiddel dienen voor
een integrale besturing.
Het succes van de systemen voor ERP wordt dan ook negatief beïnvloed door de
langdurige, kwalitatief slechte en vaak moeizame implementaties.
Het proces van implementatie verloopt in de praktijk vaak moeizaam, omdat de hierbij
betrokken functionarissen elkaars taal niet verstaan.
Men spreekt dan ook wel van een steeds groter wordend gat tussen Business en ICT.
44
Zo hebben softwareleveranciers de laatste jaren veel research gedaan naar nieuwe
implementatiemethoden. Met de modelbouw wordt het onder andere mogelijk een
implementatie vanuit de managementgedachte op te zetten.
Hiermee wordt een brug geslagen tussen het strategisch management, de uitvoerende
werknemers en het ICT personeel. Daarnaast geeft de modelbouw nog veel meer
mogelijkheden tot optimalisering van het ICT systeem.
De goederen- en gegevensstromen die met ERP verbonden zijn, worden steeds meer
intern beheersd door ERP pakketten. In de toekomst zal er ook een koppeling nodig zijn met toeleverende bedrijven en klanten. Supply chain management.
Het ERP systeem is geen doel op zich. Het is en blijft een hulpmiddel om de business
resultaten te verbeteren door:
verbetering ROI
verhoging productiviteit
effectiever maken van de organisatie
verlaging operationele kosten
verbetering kwaliteit producten en diensten
nieuwe kansen omzetgroei
Aandeelhouders steken hun geld pas in de onderneming als ze ervan overtuigd zijn dat
men op een zorgvuldige manier met de toekomst om weet te gaan. Hiervoor moet men
prestatie-indicatoren ontwikkelen.
Het gaat om de coördinatie van Goederen, Gegevens, en Geld.
Modelbouw is opgebouwd uit een aantal basiselementen:
business control/functie model
business process model\configuratie model
45
H.10 Raamwerk distributielogistiek
Het operationele distributieproces:
Er zijn dus 8 stappen te onderkennen:
1. bestelling klant
2. financiële check
3. voorraad-check
4. inkoopopdracht
5. productie-opdracht
6. orderverzameling en aanmaak factuur
7. verzamelen orders en afboeking voorraad
8. expeditie en transport
Een distributiecentrum (DC) kan in principe 3 functies vervullen:
1. het opslaan van goederen (voorraadfunctie)
2. het hergroeperen van goederen (groepagefunctie)
3. het overladen op een ander transportmiddel (overslagfunctie)
Er dient eerst een goederenstroomanalyse te worden uitgevoerd voordat overgegaan kan
worden van een of meer DC’s. Het resultaat van deze analyse is de bepaling van het
optimale aantal distributiecentra en de optimale locaties van die centra.
De locatiemodellen kan men ruwweg indelen in analytische en heuristische modellen.
Analytische modellen zoeken naar de beste locatie uit een verzameling alternatieven,
m.b.v. technieken waarvan kan worden bewezen dat ze het wiskundig optimum bepalen.
Bij heuristische modellen staat een acceptabele rekentijd op de voorgrond.
Voorbeeld van een analytisch model is het zwaartepuntmodel. Dit model wordt in de
praktijk veel toegepast bij globale berekeningen omtrent de locatie van een nieuw DC. In
Nederland wordt het vaak toegepast als hulpmiddel bij de globale keuze van een
vestigingsplaats van een nieuw DC.
Voorraden bieden de mogelijkheid bepaalde deelprocessen los te koppelen in een
bedrijfskolom.Tegen dit relatieve voordeel moeten de kosten van het voorraadbeheer
worden afgezet.
Wie in staat is over verscheidene perioden de vraag naar een product betrouwbaar te
voorspellen kan d.m.v. Distribution Requirements Planning (DRP-I) een betere vorm van
voorraadbeheer in een distributiekolom realiseren.
1. Klant 2. Financiële 3. Zijn 6. Aanmaken 7. Verzamelen 8. Transport
plaatst check: ja gevraagde ja factuur + orders + naar
bestelling is klant goederen order- afboeken klant
solvabel? in voorraad? verzamelbon voorraad
nee
nee
4. Inkoop-
opdracht
5. Productie-
opdracht
46
DRP-I is een methodiek waarmee we de in de tijd gefaseerde behoefte aan
herbevoorrading in distributiepunten kunnen bepalen. De techniek die hierbij wordt
toegepast, vertoont grote overeenkomsten met MRP-I.
De verdeling van de voorraad over de verschillende producten laat vaak te wensen over.
Dit vindt zijn oorzaak in de 3 belangrijkste kenmerken van de voorraadaanvulsystemen
BQ, BS, sQ en sS:
1. Er wordt gewerkt met een gemiddelde vraag en er wordt geen rekening gehouden
met onregelmatige vraagpatronen.
2. De systemen bepalen slechts wanneer er besteld moet worden, niet wanneer de
goederen werkelijk nodig zijn.
3. De systemen anticiperen niet op en waarschuwen niet voor vraagfluctuaties.
Wanneer elke schakel in een distributieketen op basis van een eigen
vooraadaanvulsysteem beslissingen over voorraden neemt, onafhankelijk van het
voorraadverloop bij andere schakels in de keten, resulteert dit in een opslingereffect of
keteneffect en in ongebalanceerde voorraaden.
Met behulp van DRP-I probeert men te anticiperen op de vraag. DRP-I behandelt de
vraag tussen de verschillende schakels in een distributieketen als een afhankelijke vraag
van de klantenvraag en een afhankelijke vraag is essentieel voor de toepassing van
requirements planning.
Definitie Afhankelijke vraag
Definitie Onafhankelijke vraag
M.b.v. een DRP-I schema kan worden berekend wanneer de economische voorraad
(=aanwezige voorraad+transitovoorraad) onder het niveau van de veiligheidsvoorraad
komt; vervolgens kan m.b.v. de levertijd gepland worden wanneer een bestelling moet
worden verricht.
Het is dus de bedoeling van MRP-I en DRP-I om de veiligheidsvoorraad niet aan te
spreken. Deze systemen beschouwen de veiligheidsvoorraad als een ‘dode voorraad’, die
alleen in het geval van calamiteiten mag worden aangesproken.
figuur 10.6!!!
Bij de behandeling van DRP-I wordt er expliciet van uitgegaan dat er geen
capaciteitsproblemen bestaan in het transport, in de magazijnen of in de fabrieken.
Kijken we naar de optimale toepassing van beschikbare capaciteiten in het traject van
fysieke distributie, dan spreken we over Distribution Resources Plannning (DRP-II)
Definitie Master Schedule
De master schedule kan worden gezien als de trade-off tussen de wensen van marketing
en de mogelijkheden van productie om haar capaciteiten efficiënt te benutten. DRP-I
gaat over in DRP-II, indien er een master schedule en een capaciteitsplanning aanwezig
is.
47
Bij de globale capaciteitsplanning (rough-cut capacity planning, RCCP) wordt enerzijds
gekeken naar de beschikbaarheid van mensen, machines en mateiralen, en anderzijds
naar de beschikbaarheid van financiële middelen om de productie en distributie
ongestoord te laten verlopen. De gedetailleerde capaciteitsplanning (capacity
requirements planning, CRP) omvat de beschikbaarheid per tijdseenheid.
Een onderneming die goederen te verzenden heeft, kan over het algemeen kiezen uit vijf
transportmiddelen of –mogelijkheden, ook genoemd transportmodaliteiten:
1. per spoor;
2. via de weg;
3. over water;
4. door de lucht;
5. door een pijpleiding.
Alternatieven dienen geordend te worden op basis van een beperkt aantal criteria:
1. snelheid;
2. bereikbaarheid;
3. variabiliteit;
4. bruikbaarheid;
5. frequentie van aflevering;
6. risico;
7. transportkosten.
Het probleem van routeplanning: een verzameling afnemers, ieder met een gegeven
locatie en een deterministische vraag naar een bepaald goed op een bepaald moment,
moet bediend worden vanuit één of meer fabrieken met transportmiddelen waarvan de
totale capaciteit bekend is. Het probleem bestaat dan uit het bepalen van de route die en
transportmiddel moet volgen, zodanig dat:
1. aan de vraag van iedere afnemer wordt voldaan;
2. de capaciteit en de toegestane maximum snelheid van het transportmiddel niet
worden overschreden;
3. de totale tijd dat een transportmiddel onderweg is een bepaald maximum niet
overschrijdt;
4. de aflevering plaatsvindt op een tijdstip waarop de afnemer aanwezig is, en met
een frequentie die de afnemer gewenst acht.
Onderverdeling:
transportprobleem (rechstreekse distributie tussen fabrikant en afnemers)
productieplan
master schedule globale
capaciteitsplanning
DRP-I gedetailleerde
capaciteitsplanning
voorraadplan magazijnplan transportplan
48
transshipment probleem (de overslag via depot of magazijn wordt betrokken)
travelling salesman probleem (zoeken kortste route)
knapsack probleem (vinden van het minimaal aantal noodzakelijke
transportmiddelen)
De moderne onderneming heeft vooral oog voor wat zich op logistiek gebeid afspeelt
buiten de muren van het eigen bedrijf. Deze visie staat bekend onder namen als
ketenintegratie of Supply Chain Management.
Definitie Ketenintegratie
Ketenintegratie heeft als doel de logistiek prestatie van een onderneming te verbeteren
door:
verlaging van de kosten door het terugbrengen van complexiteit van de logistieke
processen
verbetering van het customer-service niveau.
Een belangrijke reden om ketenintegratie in te voeren is verlaging van kosten in overleg
met aangrenzende schakels binnen de keten.
De tweede reden is verhoging van het customer service niveau.
Het eerst kennen van de eigen kosten is een absolute voorwaarde alvorens men naar de
keten mag kijken. Vervolgens moet de logistiek manager in nauwe samenwerking met
zijn inkopers en verkopers onderzoeken welke kosten er voor en na de eigen schakel
worden gemaakt op het gebied van de distributielogistiek.
Indien bedrijven een deel van hun logistieke besturingsactiviteiten overdragen aan een
derde is er ook sprake van ketenintegratie.
In totaal zijn er 4 vormen te onderscheiden:
1. fysieke integratie (vergroting van de efficiency bij de verwerking van de fysieke
goederenstroom verlaging van de totale handling kosten. Beperken van de
efficiency verliezen in handling en transport.)
2. informatie-integratie (activiteiten die zich richten op afstemming van
informatiestromen)
3. besturingsintegratie (op systematische wijze gebruik maken van stuurinformatie
uit andere schakels binnen de keten, Efficient Customer Response)
4. grondvormintegratie (een gedeelte van de aansturende activiteiten wordt bij een
andere partij in de schakel gelegd)
Definitie EDI
Zowel bij fysieke integratie als bij informatie-integratie is het te realiseren voordeel
voornamelijk een efficiënter proces en daarmee een verlaging van de kosten.
Bij integratie op besturingsniveau en integratie op grondvormniveau is verbetering van
de customer service het belangrijkst.
Op het raakvlak tussen marketing en logstiek is – sterk geïnitieerd vanuit de detailhandel
– het fenomeen Efficient Customer Response vele handelskanalen aan het veroveren.
ECR heeft 4 uitgangspunten:
1. de consumentenvraag is sturend voor de gehele distributieketen: pull systeem
2. streven naar aan maximale efficiency van de totale distributieketen en volstaat
niet met optimalisaties per schakel
3. gebruik van tijdige, accurate informatie door de gehele keten
4. papierloze communicatie van POS (point of service).
ECR bestaat uit 4 samenhangende elementen :
1. efficiënte winkelassortimenten
49
2. efficiënte bevoorrading
3. efficiënte promoties
4. efficiënte productintroducties
Met name voor de logistiek is het element bevoorrading (replenishment) van belang.
ECR levert voordelen op voor detailhandel, leveranciers en de totale distributieketen:
1. voor de detailhandel:
a. eenvoudiger administratie
b. kortere levertijden
c. hogere leverfrequenties
d. beter voorraadbeschikbaarheid
e. meer kennis over de consument
2. voor de leveranciers:
a. voorraadreductie
b. inzicht in de actuele consumentenvraag
c. betere aansturing van de productie
d. kostenreductie in de administratieve processen
e. spreiding van de werklast in de distributie en transport
3. voor de totale distributieketen:
a. eenvoudige logistieke aansturing
b. kortere time-to-customer
c. vermijden van opslingereffecten
d. efficiency totale distributieketen
e. verbetering benadering consument
f. standaardisatie
g. hechtere relaties tussen partners in de keten
50
H.11 Materials Handling Geen tentamenstof
51
H.12 Reverse logistics Reverse logistics is niet gelijk aan retourlogistiek.
Met de toename van het ecologisch bewustzijn bij afnemers en leveranciers, stijgt de
belangstelling voor het efficiënt en effectief beheersen van de stromen
verpakkingsmaterialen en gebruikte goederen.
De uitdaging van logistici: de logistieke kosten van de stromen van gebruikte goederen
en verpakkingen zijn vaak hoger dan de restwaarde van de te transporteren goederen!
Iedere besparing op logistieke kosten kan dus de motivatie om nog meer gebruikte
producten te recyclen, verhogen en daarmee het milieuprobleem verkleinen.
Definitie Reverse logistics
Definitie Milieulogistiek
Om de doelstelling te realiseren, stelt milieulogistiek zich ten doel om:
1. verspilling van grondstoffen, producten en capaciteit waar mogelijk te voorkomen
2. mogelijkheden te scheppen voor:
intern hergebruik van reststoffen
extern hergebruik
3. recycling:
optimalisatie van retour-(emballage)stromen
de voorwaarden scheppen voor een efficiënt en effectieve afvoer en
eindverwerking van de overgebleven reststromen
Het voorkomen van verspillingen staat voorop.
Hergebruik kan worden onderscheiden in:
producthergebruik
onderdelenhergebruik
materiaalhergebruik
Recycling vormt het doel van reverse logistics: een zodanige inzameling, bewerking en
transport van producten dat hergebruik mogelijk wordt.
Milieulogistiek is dus een geïntegreerde beschouwing van milieu en logistiek, waarbij de
totale goederenstroom (heen- en terugtraject) betrokken wordt.
Dit i.t.t. reverse logistics, dat zich alleen op de terugstroom, vanaf de gebruiker, richt.
Een ander verschil tussen reverse logistics en milieulogistiek bestaat ui het feit dat de
drijfveer voor milieulogistiek zowel het verbeteren van de bedrijfsvoering als het milieu
is. Voor reverse logistics is het milieu ook vaak een belangrijke reden, maar reverse
logistics kan (mede) worden toegepast op basis van andere motieven, namelijk
financiële, marketing en wettelijke motieven.
Reverse logistics kan worden opgevat als een deeltraject van milieulogistiek.
52
Door milieu en logistiek gelijktijdig te beschouwen, wordt voorkomen dat
milieumaatregelen leiden tot een verslechtering van de logistiek prestaties.
Veranderingen in de logistiek worden alleen doorgevoerd als daadwerkelijk rekening is
gehouden met de belasting van het milieu.
Niet ieder product of proces is even geschikt voor reverse logistics. Er is een aantal
randvoorwaarden:
1. de producten en processen moeten geschikt zijn voor hergebruik.
2. er moeten een infrastructuur ontwikkeld worden.
3. de inzamelfrequentie en –capaciteit moet voldoende zijn
4. de transportkosten zijn geminimaliseerd.
5. rekening houden met ketenomlooptijd en seizoensinvloeden bij plannen
6. er moet een afzetmarkt voor herbewerkte producten worden gecreëerd.
7. odnerkoend moet worden dat bij reverse logistics diverse partijen zijn betrokken
die onderling veel invloed hebben.
8. het ketendenken is essentieel.
Belemmeringen
economische belemmeringen
een eerste economische belemmering betreft de kosten van herbewerking
van gebruikte materialen en producten. Wanneer de waarde van een
geregenereerd product lager is dan de kosten om het product opnieuw
voor gebruik geschikt te maken, zal een onderneming niet voor het
opzetten van een retoursysteem kiezen. Hiermee samen hangt de tweede
belemmering die wordt gevormd door de prijs van een geryclede
materialen en herbruikbare producten. Deze ligt vaak hoger dan de prijs
van nieuwe producten en materialen. Ook wanneer de prijzen op eenzelfde
niveau liggen zal een onderneming of klant meestal toch het nieuwe
product kiezen.
discussie over kwaliteit
Men heeft het idee dat gebruikte producten van mindere kwaliteit zijn dan
nieuwe producten. M.a.w. producten die recycled zijn, worden
vereenzelvigd met een lagere kwaliteit.
problemen m.b.t. vraag en aanbod
Een belangrijk nadeel van gebruikte materialen en producten bestaat uit
het feit dat het aanbod van deze goederen erg aan schommelingen
onderhevig kan zijn. Omdat gebruikte producten vaak niet regelmatig
beschikbaar zijn, wordt het moeilijker de planning te realiseren. Ook is de
prijs van deze producten vaak erg instabiel, door schommelingen in vraag
en aanbod.
Reverse logistics
als onderdeel van
milieulogistiek
ProductielogistiekInkooplogistiek Distributielogistiek
Milieulogistiek
53
Het feit dat verschillende landen veelal verschillende maatstaven en maten
hanteren voor herbruikbare producten, kan problemen opleveren. Dit
bemoeilijkt het scheidingsproces, omdat de scheidingsprocedures en –
installaties per materiaalsoort verschillen.
technische belemmeringen
De techniek is nog niet zover dat het scheiden van alle materialen mogelijk
is. Een andere technische belemmering vormt de hoge
volume/gewichtratio van de meeste recyclables, zoals plastic. Dit zorgt
voor hoge inzamel-, sorteer- en transportkosten per ton.
De verpakking vervult een aantal functies in het logistieke traject.
Definitie Verpakken
Een verpakking vervult meerdere functies:
1. beschermen inhoud
2. zichtbare en communiceerbare vorm geven aan de inhoud
3. verhandelbaar maken
4. verplaatsbaar maken
5. informatie verstrekken
6. optimaal bruikbaar aanbieden
7. verwerkbaar en bruikbaar
Definitie Semi-bulkverpakkingen
Definitie Bulkverpakkingen
Welke verpakking men moet kiezen, hangt af van het product, het productieproces, de
kosten van de verpakking en de te gebruiken materials handling en externe
transportapparatuur.De waarde van het product bepaalt in veel gevallen de keuze van
een verpakking.
Consumentenverpakkingen worden afgenomen door gezinshuishoudingen en door
institutionele grootgebruikers. Consumentenverpakkingen moeten meestal worden opgenomen in grotere verpakkingen ten behoeve van de distributie
distributieverpakkingen. De distributieverpakking voegt men meestal nog samen tot
ladingseenheden.
Factoren die rol spelen bij keuze distributieverpakking:
1. bescherming tegen invloeden van buitenaf
2. bescherming omgeving tegen product
3. faciliteren efficiënte en goede handling
4. voldoen aan wensen en eisen distributiekanaal
5. verstrekken van informatie over identiteit en handling eisen
6. voldoen aan transportvoorschriften.
Het verpakkingsconvenant vormt het directe raakvlak tussen reverse logistics en
verpakkingen. De bedoeling van milieulogistiek en reverse logistics is het laten ontstaan
van een kringloop, bij voorkeur in de vorm van een keten. Het convenant heeft primair
betrekking op de milieulogistiek (het tegengaan van het onnodig gebruik van
verpakkingsmateriaal) en voor een deel betreft het de reverse logistics (het hergebruik
van verpakkingen).
54
De doelstellingen van het convenant:
1. kwantitatieve gegevens
2. kwalitatieve preventie
3. producthergebruik
4. materiaalgebruik
5. verbranding
6. storting
55
H.13 Logistiek raakvlakken De taken en verantwoordelijkheden van een logistiek manager hangen sterk samen met
de wijze waarop de goederenstroom moet worden bestuurd.
Material management heeft vooral betrekking op de goederemstroombesturing van het
nog niet gerede product, terwijl fysieke distributie zich primair bekommert om de
goederenstroom van het gerede produc.t
Bij decentralisatie van de logistieke functie is het material management ondergeschikt
aan en staat het ten dienste van de productie. Fysieke distributie is een onderdeel van
marketing. De zorg voor fysieke distributie en haar deelsystemen geeft de marketing
manager een zware verantwoordelijkheid. Hetzelfde geldt voor de productiemanager, die
verantwoordelijk is voor het material management. Daarnaast leidt het tot versnippering
van de verantwoordelijkheden.
Door centralisatie van de logistieke functie ontstaat het beeld van een logistiek manager
met meerdere functies.
Op het gebied van de coördinatie tussen marketing, productie en logistiek geldt dat de
logistiek manager hier veel meer bij betrokken is bij de beslissingsvoorbereiding en het
nemen van beslissingen.
Er zijn diverse logistieke ontwikkelingsstadia:
1. uitvoeringsgericht
2. structuurgericht
3. strategiegericht
In het uitvoeringsstadium komt een bedrijf tot de ontdekking dat er iets aan logistiek
gedaan moet worden. Vaak denkt men dit op te lossen door en logistiek manager aan te
stellen. In het op de uitvoering gerichte stadium hebben de verbeteringen een sterk
operationeel karakter, meestal gericht op de oplossing van knelpunten in bepaalde
deelprocessen. Men is in dit stadium nog aan het pionieren. Er vindt veel improvisatie en
directe afstemming plaats.
Aan het eind van het uitvoeringsgerichte stadium ontdekt men dat lukraak ingrijpen
eerder negatief werkt dan positief. Dit roept om verduidelijking. Meestal vormt dit de
aanzet tot het structuurgerichte stadium.
In het op structuur gerichte stadium krijgt de logistiek manager mogelijk een staf ter
beschikking die normen gaat ontwikkelen. In deze fase ontstaan er vaak handboeken die
aangeven hoe de verschillende partijen het zouden willen hebben. Het realiseren en
optimaal benutten van de logistieke structuur staat centraal.
In het op strategie gerichte stadium ontstaat er een logistieke structuur, waarbinnen de
verschillende organisatiedelen hun eigen verantwoordelijkheid krijgen. Integratie houdt
in dat er meer productstroomsgewijs gewerkt zal worden. Alle kosten (efficiency) moeten
in de beschouwing meegenomen worden. Datzelfde geldt voor de resultaten
(effectiviteit).
Logistiek moet verband in de organisatie als geheel brengen. Topcommitment alleen is
niet voldoende. Het geloof in logistiek moet tot diep in de organisatie wortels krijgen.
Personeelsmanagement kent 4 aandachtsgebieden:
1. de invloed van en de medezeggenschap door werknemers
2. het instroom- doorstroom- en uitstroombeleid
3. de stimuleringsvormen en waarderingssystemen
4. het organiseren van werk
56
De mens wordt in toenemende mate centraal gesteld in de organisaties, en dat er steeds
meer nadruk wordt gelegd op sociale betrokkenheid, motivatie en creativiteit in het werk.
Vragen op het raakvlak logistiek – HRM
in hoeverre moet de besturing van de goederenstroom aangepast worden
aan personele mogelijkheden?
Wordt er in logistiek projecten wel voldoende rekening gehouden met de
kwaliteit van de arbeid en de stimulering en motivering van het personeel?
Wordt er in de opleiding van mensen wel voldoende verteld over de
mogelijkheden en onmogelijkheden van de logistiek?
Het is mogelijk de werkzaamheden te laten rouleren over alle medewerkers.
Daarnaast kunnen rijkere taken worden aangeboden.
Het werkoverleg kan het werk meer interessant maken.
Er moet continu vernieuwing in het uitvoerende werk worden gebracht. met een goede motivatie van werknemers kan een onderneming betere logistieke
prestaties leveren.
Kwaliteit werd ooit omschreven als fitness for use.
Voorheen was kwaliteit gericht op de beheersing van de technische prestatie van het
product, nu is het meer verschoven naar de verbetering van de prestatie van de gehele
onderneming kwaliteitszorg.
Bij kwaliteitszorg is eveneens de prestatie van de logistiek beheerssystemen van belang. Continue verbetering staat hierbij voorop Deming cirkel: plan-do-check-act.
Vanaf plan moet de cirkel net zo lang doorlopen worden tot de gewenste situatie bereikt
is. Deze situatie moet worden vastgelegd in normen.
ISO legt kwaliteitsnormen vast.
Definitie Kwaliteitszorg
ISO, CE-merk (conformité européenne), HACCP (Hazard Analysis and Critical Control
Point), Milieuzorgsystemen ISO 14001, VCA (veiligheids checklist aannemers),
kwaliteitscertificering.
Binnen de kwaliteitszorg wordt steeds meer het begrip Total Qualitu Management
ingevoerd. Het accent wordt verschoven van het oplossen van problemen naar het
voorkomen ervan, dus inspelen op datgene wat de klant wil.
Verkwisting kan vaker door productdesign worden voorkomen dan wordt gedacht
milieuvriendelijk ontwerpen.
Besparing op voorraden in de productieketen zal dus direct bijdragen aan de
kostenbesparing en tevens tot het voorkomen van verspillingen in het milieu.
Het design heeft een grote invloed op keteneffecten. Een initiatief als DFA (design for
assembly). D.w.z. dat bij het ontwerpproces de onderdelen zodanig ontworpen worden
dat ze gemakkelijk en foutvrij in elkaar te zetten zijn, bv klikverbindingen.
Sinds kort wordt gesproken over concurrent engineering: hierbij gaat men uit van de
totale invloed van het ontwerp en de wijze waarop de activiteiten parallel kunnen worden
uitgevoerd.
Definitie Time-to-market
De markt vraag in feit een form, fit en function, passend binnen de probleemstelling die
de klant heeft (fitness for use). Dit levert een prestatie waarvoor men een bepaalde prijs
over heeft (value for money)
57
F, F & F werd tot nu toe vertaald in specifieke eindproducten. In de toekomst zal men de
functies die de klant wenst, moeten vertalen in een familie, productgroep of productlijn. modulaire productopbouw
In feit is het denken in modulen afgeleid van het klantenorderontkoppelpunt (KOOP). Dit
KOOP maakt het mogelijk om diverse soorten producten door elkaar te bouwen,
variërend van maken op voorraad tot klantspecifiek op order, gebruik makend van
dezelfde bouwstenen in het gehele proces.
Reductie van complexiteit is noodzakelijk als we willen overzien wat de totale invloed van
het ontwerp is.
58
Definities
Logistiek Logistiek omvat, de planning, de besturing en de uitvoering
van de goederenstroom vanaf de ontwikkeling en inkoop, via productie en distributie
naar de eindafnemer met als doel om tegen lage kosten en kapitaalgebruik te voldoen
aan de behoeften van de markt.
Subsystemen Subsystemen zijn eenheden in het systeem die men op
zichzelf kan beschouwen zonder het overzicht op het totaal te verliezen.
Material management Material Management omvat het geheel van activiteiten dat
wordt ontplooid om de grondstoffen- en halffabrikatenstromen en de daarmee gepaard
gaande gegevensstromen zo efficiënt mogelijk naar en door het productieproces te
voeren, alsmede de werkzaamheden die worden verricht om een zo efficiënt mogelijke
benutting van het productie-apparaat te bewerkstelligen.
Physical distribution management Physical distribution management houdt zich bezig
met de goederenstroom en de ermee verbonden gegevensstromen die beginnen aan het
einde van het productieproces en eindigen bij de consument.
Aanvoerlogistiek De aanvoerlogistiek betreft het beheersen van de
goederenstromen en de daarmee verbonden gegevensstromen vanaf de (oer)
producenten van grondstoffen en halffabrikaten tot aan het begin van het
productieproces.
Business logistics Business logistics is de verzamelnaam voor alle activiteiten
die worden uitgevoerd om de ingaande en uitgaande goederenstromen te beheersen. (=
logistiek management)
Logistiek concept Van een logistiek concept is er sprake als er op een
samenhangende wijze beslissingen worden genomen over:
De grondvorm;
De besturing/het besturingssysteem;
Het informatiesysteem;
De organisatie.
Klantenorderontkoppelpunt Het klantenorderontkoppelpunt (KOOP) is het punt dat
aangeeft hoe ver (stroomopwaarts in een bedrijfskolom) een klantenorder doordringt in
het productie- of distributieproces van de aanbieder van een product of dienst.
Marktsegmentatie Marktsegmentatie is een proces waarbij (potentiële) kopers
op basis van hun reacties op een te onderzoeken kenmerk (bijvoorbeeld de reactie op
marktinstrumenten) worden geclassificeerd in een aantal min of meer homogene
subgroepen.
Technologisch innoveren Technologisch innoveren is het economisch succesvol
introduceren van een nieuw product op de markt of het economisch doeltreffende
aanwenden van een nieuw productieproces in een bepaald productiesysteem.
Product Onder een product wordt verstaan we elk artikel dat in het
productieprogramma van de fabrikant als zelfstandige eenheid wordt onderscheiden.
Productgroep Onder een productgroep verstaan we een verzameling
producten die nauw met elkaar samenhangen op grond van productie- en/of afzetcriteria.
59
Assortiment Onder een assortiment verstaan we een verzameling
productgroepen of artikelgroepen.
Marktpenetratie Marktpenetratie is het dieper doordringen van bestaande
producten op bestaande markten door meer af te zetten aan bestaande afnemers en
nieuwe afnemers te verwerven in bestaande markten.
Marktontwikkeling Marktontwikkeling is het ontwikkelen of aanboren van
nieuwe markten voor bestaande producten, bijvoorbeeld door het openen van additionele
geografische markten of het ontwikkelen van nieuwe marktsegmenten.
Productontwikkeling Productontwikkeling is het lanceren van nieuwe producten op
bestaande markten. Dit kan worden verwezenlijkt door een assortimentsuitbreiding.
Diversificatie Diversificatie is het brengen van nieuwe producten op
nieuwe markten. Deze groeirichting kan worden gerealiseerd door nieuwe producten aan
te bieden aan andere dan de huidige afnemers.
Service graad De service graad is een maatstaf voor de uitvoering van
klantorders volgens de leveringsvoorwaarden die algemeen in de markt aanvaard zijn.
Customer service Customer service is een klantgerichte ondernemingsfilosofie
die alle elementen betreffende het raakvlak met de klanten integreert en beheerst,
binnen een vooraf vastgesteld optimum van kosten en service.
Inkoop Inkoop (commercieel) omvat de analyse, planning,
implementatie en beheersing van activiteiten die gericht zijn op het ontwikkelen,
uitbouwen en onderhouden van relaties met de leveranciersmarkt ter bevrediging van de
korte- en langetermijnkoopbehoeften van de onderneming, teneinde een optimale
bijdrage aan de ondernemingsdoelstellingen te bewerkstelligen.
Inkooplogistiek Inkooplogistiek is de activiteiten en/of de functie die ervoor
zorgdraagt, dat de juiste hoeveelheden product tegen de juiste prijs ter beschikking
komen van de aanvrager.
Inkoop(markt)onderzoek Inkoop(markt)onderzoek omvat het systematische
onderzoek naar alle relevante factoren die de verwerving van goederen en diensten
beïnvloeden, met als doel de huidige en toekomstige behoeften zodanig veilig te stellen
dat de concurrentiepositie van de onderneming wordt versterkt.
Co-makership Co-makership is de opbouw van een lange termijnrelatie met
een beperkt aantal leveranciers op basis van een wederzijds zakelijk vertrouwen.
Just in time inkoop Just in time inkoop is een filosofie die beooft exact
benodigde materialen en producten op die tijdstippen optimal ter beschikking te hebben,
zodat alleen waarde aan het te vervaardigen product wordt toegevoegd en indirecte
kosten vermeden worden.
Voorraad Een voorraad is de in kwantitatieve of financiële termen
uitgedrukte hoeveelheid goederen in een bepaald traject, bijvoorbeeld in de pijplijn, in
het veem of magazijn, in ontvangst, in productie.
Bestelkosten Bestelkosten omvatten de kosten die gerelateerd zijn aan
het administratieve proces om een bestelling voor te bereiden, vrij te geven, te volgen
bij de leverancier, te transporteren, te ontvangen, te inspecteren, op te slaan en de
rekening te voldoen.
60
Deterministische modellen Onder deterministische modellen worden die modellen
verstaan waarin de vraag naar het product en de levertijd bekend is of met zekerheid zijn
te voorspellen.
Stochastische modellen In stochastische modellen wordt rekening gehouden met
waarschijnlijkheid in het verloop van de vraag.
Producten Producten zijn voorwerpen of diensten, al dan niet in de
eigen onderneming vervaardigd of van derden betrokken, die bedoeld zijn om met een
meerwaarde te worden verkocht.
Entiteit Een entiteit is het kenmerkende en identificerende gegeven
dat een product eenduidig vastlegt.
Afhankelijke vraag Afhankelijke vraag is de vraag de gegenereerd wordt door
orders in een voorafgaande schakel, of: de vraag die berekend wordt op basis van de
onafhankelijke vraag (m.b.v. MRp I en DRP I)
Onafhankelijke vraag Onafhankelijke vraag is de vraag die niet afhankelijk is van
orders/vraag in een voorafgaande schakel, maar bepaald wordt door de ‘finale’ afnemer,
of: toekomstige vraag die voorspeld wordt. Voorbeelden hiervan zijn eindproducten,
handelsartikelen en service-delen.
Master schedule Een master schedule is een in de tijd gefaseerd plan van de
artikelen die moeten worden geproduceerd (we spreken dan over een master production
schedule) of ingekocht (in dat geval spreken we over een master purchasing schedule)
om op de gevraagde momenten te voldoen aan de wensen van de afnemers.
Ketenintegratie Onder ketenintegratie wordt verstaan het zodanig op elakar
afstemmen van de logistieke activiteiten binnen afzonderlijke logistieke schakels, dat de
logistieke processen als een geïntegreerd geheel kunnen worden bestuurd. De logistieke
activiteiten moeten daarbij worden ondersteund door een geïntegreerd
informatiesysteem, met het doel de logistieke prestatie van de gehele keten te
optimaliseren.
Electronic data interchange Onder electronic data interchange verstaan we de
elektronische uitwisseling zonder menselijke interacties van gestructureerde en
gerenomeerde gegevens tussen computers van de bij een handelstransactie betrokken
partijen.
Reverse logistics Reverse logistics omvat de beheersing van de logistieke
processen bij het inzamelen, transporteren en verwerken van gebruikte producten en
verpakkingen.
Milieulogistiek Milieulogistiek stelt zich ten doel om de bedrijfsuitvoering te
optimaliseren, rekening houdend met de randvoorwaarden, wensen en eisen op milieu-
en logistiek gebied, vanuit de overheid en vanuit de markt. Dat komt neer op een
gelijktijdige vermindering van de milieuvervuiling en de verbetering van de
bedrijfsvoering.
Time to market Met time to market wordt de periode aangeduid van het
begin van het productontwerp tot aan het moment dat een product wordt geïntroduceerd
in de winkel.
61
Reader
1. Logistiek en concurrentie strategie (HS 1 t/m 3) – A.R. van Goor
2. SC Inventory:Managing economics of scale (HS 7) – V. Venugopal
Match Supply &
Demand
Cycle Inventory Safety Inventory Seasonal
Inventory
Economics of
Scale
Supply / demand
variability
Seasonal
variability
- Fixed Cost - Aggregate
across products
/ suppliers
- Price Discount
/ Promotion
Reduces the
effect of
- EDLP
- Volume
Discounts
- Promotion on
Sell Thru
62
3. SC Inventory: Managing uncertainty (Reader) – V. Venugopal
Match Supply &
Demand
Cycle Inventory Safety Inventory Seasonal
Inventory
Economics of
Scale
Supply / demand
variability
Seasonal
variability
- Reduce Fixed
Cost
- Quick
Response
Measures
- Reduce info
uncertainty
- Reduce lead
time
- Reduce supply
uncertainty
- Aggregate
across products
/ suppliers
- Accurate
Response
Measures
- Aggregation
- Component
commonality &
postponement
- EDLP
- Promotion on
Sell Thru
4. Raamwerk productielogistiek (HS 6 + 8) – H.M. Visser
5. Productiebeheersing (HS 9 + 13) – H.M. Visser
6. Logistieke kosten en basisprincipes (HS 4 +5) – A.R. van Goor
7. Raamwerk distributielogistiek (HS 10 +12) – A.R. van Goor