scarlett hooft graafland in altiplano
DESCRIPTION
ÂTRANSCRIPT
Een Nederlandse kunstenaar in Bolivia
Scarlett Hooft Graafland in Altiplano
sca
rle
tt
ho
oft
gr
aa
flan
din
alt
ipla
no
INS
PIR
ATIE
Het fotogenieke landschap van de grote zoutwoestijn Salar de Uyuni
hoog in de Boliviaanse Andes vormt een perfecte achtergrond voor de
indrukwekkende fotowerken van beeldend kunstenaar Scarlett Hooft
Graafland. Tijdens de vele reizen door de hooglanden van dit land,
waarbij zij vaak geholpen werd door de Boliviaanse kunstenaar Gastón
Ugalde, gebruikt zij de natuurlijke eigenschappen van de omgeving
zoals de verblindende witheid en een magische spiegeling, om tijdelijke,
vervreemdende composities in het landschap te ensceneren.
Dit boek geeft een veelkleurige impressie van de totstand koming van
het werk van Scarlett Hooft Graafland. Het verslag van de Mexicaanse
schrijver Alain-Paul Mallard die de kunstenaar op een van haar reizen
vergezelde, neemt u als lezer mee door de imposante omgeving van de
Salar de Uyuni. Naast de kunstwerken, laat dit boek ook zien hoe de
kunstenaar haar werk choreografeerde en registreerde.
INSPIRAT IE
120042_omslag_ned_Sillevis 05-03-12 08:27 Pagina 1
a l a i n - pa u l m a l l a r d
Scarlett Hooft Graafland in Altiplano
INSPIRAT IE
t e k s t
Een Nederlandse kunstenaar in Bolivia
6
a
l
t
i
p
l
a
n
o
7
Voorwoord
De Stichting “Van Vlissingen Art Foundation” ondersteunt sinds 2008 talentvolle Nederlandse beeldendkunstenaars door belangstelling voor hun werk in bredere kring te stimuleren. Met dit doel werd samen metUitgeverij Waanders, tegenwoordig WBOOKS, een serie opgezet onder de titel Inspiratie. In deze reeks boe-ken worden Nederlandse hedendaagse kunstenaars gevolgd naar de plek waar hun inspiratie tot maximalebloei komt.
Het eerste deel van Inspiratie is gewijd aan de beeldhouwer Eppe de Haan, die zijn artistieke habitat heeftgevonden in de Toscaanse stad Pietrasanta. Dit deel verscheen in 2009. Het tweede deel verscheen in 2010en ging over de schilder en tekenaar Peter Blokhuis, die de stad Marrakech in Marokko al tientallen jarenbezoekt als inspiratie voor zijn werken.
Voor het derde deel in de reeks Inspiratie, reisde de getalenteerde kunstenaar Scarlett Hooft Graaflandsamen met de Franse schrijver Alain-Paul Mallard af naar de Altiplano in Bolivia, Zuid-Amerika. Het sfeerrijkeverslag hiervan neemt u als lezer mee met de kleurrijke reis door de imposante, fotogenieke zoutwoestijnSalar de Uyuni, hoog in de Boliviaanse Andes. Naast de werken zelf, toont deze publicatie bovendien hoeScarlett Hooft Graafland haar fotowerken choreografeerde en registreerde. Deze combinatie, met het inten-se Boliviaanse hoogland als basis van de indrukwekkende werken, maakt wederom het thema Inspiratie vandeze reportage meer dan waar.
Graag dank ik John Sillevis, Charles Ruijgrok, Saskia Wildschut, mijn vrouw Marine en diegenen die bij devoorbereiding van dit boek betrokken waren voor hun waardevolle inbreng. Dit deel verschijnt bij de expo-sitie van de nieuwste werken georganiseerd in samenwerking met de Koninklijke Porceleyne Fles in Delft,waarna de tentoonstelling zich verplaatst naar de galerie van Piet Hein Eek te Eindhoven.
John A. Fentener van Vlissingen
8
a l a i n - pa u l m a l l a r d
9
de domeinen van flora en fauna. De droge en ijle no-
vemberlucht maakt weidse vergezichten mogelijk. De
heuvels veranderen voortdurend van kleur: een su-
bliem palet van rode, grijze en aardbruine tinten. We
stoppen om een band te verwisselen – deze ontrafel-
de schil van zwart rubber en vezels zal niet de laatste
zijn.
Voor de 240 resterende kilometers – van Oruro naar
Uyuni – hebben we 5,5 uur nodig. Vanaf Sebaruyo zijn
de wegen amper meer dan stenige en hobbelige
paden die Carlos met veel genoegen vervloekt. De
route voert ons door prachtige ravijnen, over fraaie
vlakten en – af en toe – door onooglijke dorpjes zon-
der schaduw. Ook zien we in de verte gehuchten van
vervallen adobehuisjes1, eenzaam slapend in de on-
metelijke droogte. Gezien het aantal ingestorte
daken zou je zweren dat ze verlaten zijn. Binnen de
omheiningen van opgestapelde stenen beweegt hele-
maal niets. Maar even verderop verraadt een fiere
lama met een pluim van kleurige wol aan het oor (het
‘naamplaatje’ van een veeboer) dat hier nog mensen
wonen.
Jaar na jaar verstoort de onophoudelijke exodus van
boeren de bevolkingssamenstelling van de Boliviaan-
se hoogvlakte steeds verder. Nu de bewoners inzien,
als talloze veelgeplaagde generaties vóór hen, dat
hun leven onrechtvaardig zwaar is, verlaten ze hun
land en emigreren naar El Alto, waar ze een huisje van
ruwe baksteen oprichten en een bestaan vinden in de
Het dak van de Toyota-terreinwagen is volgepakt met
een dozijn rollen plastic in felle primaire kleuren,
samen met stokken, palen, touw en bagage – alles
stevig vastgesjord met elastieken banden. Onze
chauffeur, Carlos, is een goedlachs en optimistisch in-
gesteld man. Tijdens de rit onderhoudt deze mestizo
uit de streek Los Yungas, met een gezicht dat gete-
kend is door jeugdpuistjes uit een ver verleden, mij
genoeglijk over de mysteries van de Boliviaanse ziel
en vertrouwt me tamelijk intieme voorvallen uit zijn
leven toe. Af en toe geeft de autoradio flarden van
trommel- en panfluitmuziek uit de Andes ten beste,
doorregen met het geknetter van statische elektrici-
teit. Op de achterbank zit Scarlett, een beetje slape-
rig vanwege de griep. Ze kent deze route en dit land-
schap, dus kan ze zich de luxe veroorloven even te
slapen. Helemaal achterin zitten Evaristo en Carlitos,
twee uit de kluiten gewassen en zwijgzame Aymara-
jongens, die Scarlett gaan helpen bij de uitvoering
van enkele kunstwerken, op de Zoutvlakte van Uyuni,
de woestenij die onze bestemming is.
Tussen La Paz en Oruro wachten ons 320 kilometer.
Nadat we door de hooggelegen en dichtbevolkte stad
El Alto zijn gereden, vormt de weg een bijna kaars-
rechte lijn van asfalt door onherbergzaam gebied;
binnen drie uur zullen we in Oruro zijn. Door de ge-
tinte autoruiten ontvouwen zich in snelle opeenvol-
ging de versteende en grillige landschappen van de
Altiplano – het rijk der gesteenten verdringt allengs
Met Scarlett naar de Altiplano
een reisverslag
10
straatverkoop van allerhande snuisterijen. Alleen de
bejaarden blijven achter, als uitgemergelde geestver-
schijningen – blinde omaatjes aan wie de stedelingen
om de zoveel maanden wat suiker en vermicelli komen
brengen. Goed, misschien liggen de zaken wat inge-
wikkelder dan dat, maar van een reiziger mag je een
zekere generaliserende naïviteit verwachten.
De kunstenares en fotografe Scarlett Hooft Graafland
komt uit het land met het laagste gemiddelde landre-
liëf ter wereld. Een kwart van haar land ligt onder zee-
niveau en het is bovendien een van de dichtstbevolk-
te en ook bloemrijkste naties op aarde – althans dat
is het beeld dat de Latijns-Amerikanen van ‘Holland’
hebben.
Met zijn hoogte van 3600 meter lijkt het onafzienba-
re, rotsige en onbewoonde zuiden van de Boliviaanse
hoogvlakte de absolute tegenpool van Nederland te
zijn. En dat is het ook, al was het maar metaforisch.
Natuurlijk, ik heb het opgezocht op een globe die op
de versleten toonbank van een stoffige papierwinkel
in Oruro prijkte: de officiële tegenpool van de Zout-
vlakte van Uyuni valt pal in het midden van de Zuid-
Chinese Zee, voor de kust van het eiland Macau, terwijl
de tegenpool van de kalme Amsterdamse grachten
een of ander onbekend koraaleilandje in het zuiden
van de Stille Oceaan is.
Het zal duidelijk zijn wat ik bedoel: op die bekende sa-
tellietfoto’s van de aarde bij nacht vormen Nederland
en het naburige België de helderste regio’s, als lich-
tende voorbeelden van extreem verdichte menselijke
bewoning. Van de weeromstuit gaat de veel bereisde
kunstenares Scarlett Hooft Graafland op zoek naar
de meest afgelegen en oneindige horizonten – de
Noordpool, IJsland, de Himalaya – waar de aanwezig-
heid van de mens vrijwel onzichtbaar is.
Nu komt ze naar deze vaak verzengende en dan weer
ijzige regio. De Zoutvlakte van Uyuni is een onher-
bergzame zoutwoestijn – de grootste ter wereld – op
3653 meter boven de zeespiegel. Als deze vlakte in
Nederland zou liggen, zou hij een derde van dat land
bedekken. In de afgelopen zeven jaar is Scarlett steeds
weer naar Bolivia en Uyuni teruggekeerd, alsof ze be-
toverd is geraakt door deze plek, die in landschap en
geografie zo totaal anders is dan Nederland. Ditmaal
begeleid ik haar, om haar te observeren bij het creë-
ren van haar kunst.
De terreinwagen rijdt door stofwolken die in kleur va-
riëren van grijs tot beige en die via de airco in het in-
terieur van de auto weten door te dringen. In de he-
dendaagse mythologie van Uyuni wordt vaak verteld
over een beroemde bezoeker: een astronaut die van-
uit zijn ijzig kille baan rond de blauwe planeet gefasci-
neerd raakte door de helderwitte reflectie van de vlak-
te. Terug op aarde vond hij na enig speurwerk de plek
in Bolivia en bracht een bezoek aan Uyuni, enkele
jaren na zijn ruimtereis. Daar zag hij van dichtbij, van-
uit een duizelingwekkend ander perspectief en met
eigen ogen, wat hij destijds vanachter zijn patrijspoort
in de ruimte had aanschouwd. Zonder een spoor van
twijfel laat een taxichauffeur uit La Paz me weten dat
het ging om Yoeri Gagarin, de gelauwerde kosmonaut
die als eerste mens de atmosfeer verliet. Hij vermeldt
nog dat een neef van moeders kant als chauffeur op-
trad. Maar Carlos, die na zeven uur rijden vooroverge-
bogen en zwetend achter het stuur zit, houdt het –
tussen twee slokken Fanta door – op Edwin Aldrin, de
man die, met een bijna gewichtloos sprongetje, als
tweede mens voet op de maan zette. In de jaren ze-
ventig had ‘Buzz’ de zoutvlakte verschillende malen
bezocht, waar hij in grotten kampeerde en dronk met
een paar wijze oude Aymara’s. Wellicht was hij op zoek
naar de ontsluiting van een kosmisch geheim. Of mis-
schien had hij gewoon heimwee naar de maan.
Overdekt met een laag stof bereiken we tegen de
avond Uyuni. De met ontelbare sterren schitterende
hemel van het zuidelijk halfrond beneemt ons de
adem. In de extreem ijle atmosfeer boven de Altipla-
no biedt de hemelkoepel de nauwkeurigheid van een
planetarium. Knarsetandend moet ik mijn gebrek aan
astronomische kennis erkennen. Onder dit zo uitbun-
dige getwinkel had ik op z’n minst het Zuiderkruis wil-
len vinden. Maar niemand kan me uitsluitsel geven.
Voor het vijfsterrenhotel ‘Inti’ laden we de wagen uit.
Het hotel is een bescheiden gebouw van meerdere
11
verdiepingen dat in al zijn proporties een beetje de
weg kwijt lijkt te zijn: de breedte en lengte van de
gangen, de steilte van de trappen, de omvang van de
kamers, de niet bepaald centrale positie van het cir-
kelvormige neonlicht tegen het kale plafond, de
vreemde draai van de badkamerdeur, tegenover de
wc. Het lijkt wel alsof de eigenaar zelf (die tegelijk de
receptionist is) de plattegrond op het blauwe ruitjes-
papier van een schoolschrift heeft uitgetekend. Uit-
geput kloppen we het stof van de reis van ons af en
leggen ons te ruste. Onder het gebloemde matras
met satijnen tijk liggen drie dikke grijze dekens –
‘honderd procent thermisch en wasbaar’, aldus het
etiket. In Uyuni kan het kwik ’s nachts tot enkele gra-
den onder nul dalen.
Uyuni is een grauw en lelijk stadje dat onafgebroken
door de wind wordt geteisterd. De brede wegen van
de buitenwijken zijn niet geasfalteerd, die van het
centrum zijn geplaveid met keien. De centrale as van
het stadje loopt parallel met de spoorlijn, want in de
optimistischer dagen van de stoomlocomotief was
Uyuni een belangrijk spoorwegknooppunt. De mine-
ralen van Bolivia moesten per trein naar zee en naar
de inmiddels aan Chili afgestane kustplaats Antofaga-
sta worden vervoerd. Uit deze glorieuze en glamou-
reuze tijd stamt nog een klok, een kiosk, een paar ad-
ministratieve gebouwen in degelijk republikeinse stijl
en een tiental verroeste locomotieven. Maar dat be-
tekent niet dat Uyuni een ingeslapen stadje is. Tegen-
woordig leeft Uyuni van de handel, terwijl ook de
avontuurlijker ingestelde toerist het stadje sinds een
jaar of tien een nieuwe impuls heeft gegeven. Uyuni
heeft ‘ongeveer twaalf-, dertienduizend inwoners’,
antwoordt een oud mannetje met brillantineschei-
ding en een wollen vest me vanachter een loket in het
stadhuis. Velen daarvan komen van buiten, recent
aangekomen uit andere provincies.
Voor de kiosk wacht de Boliviaanse kunstenaar Gas -
tón Ugalde ons voor het ontbijt op. Al jaren biedt hij
Scarlett alle mogelijke hulp. Hij heeft de hele nacht in
de bus vanuit La Paz gezeten. Nog altijd geradbraakt
door de reis en vergezeld door zijn rechterhand, ‘El
Massmo’, nuttigt hij een kop zwarte koffie en zit al
klaar om ons straks naar de zoutvlakte te brengen.
Een paar paragrafen zijn niet genoeg om het feno-
meen Ugalde te omschrijven: hij is te veel zaken tege-
lijk. Gastón is iemand die overal onmiddellijk het voor-
touw neemt, een man die meerdere levens heeft
geleid en veel van de wereld heeft gezien – een zeld-
zaamheid onder gewone Bolivianen, als gevolg van de
ongunstige wisselkoers van de boliviano. Gastóns ge-
bronsde gezicht en ietwat adelaarsachtige mestizo-
profiel verbergt zich tussen een wirwar van lange,
sluike en zwarte manen en grijzende bakkebaarden.
Achter zijn grote brillenglazen glanst een levendige
blik. Met zijn kleurige crocs en geruite pet straalt hij
een air uit waarin bestudeerde nonchalance samen-
gaat met bereisde chique.
Gastón Ugalde is waarschijnlijk de Boliviaanse kun-
stenaar die het bekendst is bij een internationaal pu-
bliek. Een van zijn laatste werken is een polemische
en geslaagde collage van een drie meter lang dollar-
biljet, dat geheel is opgebouwd uit de voor- en ach-
terkanten van honderden cocabladeren. Door zijn
enorme vitaliteit wordt hij heen en weer geslingerd
tussen verschillende projecten; zijn flexibele, maar
taaie karakter stelt hem in staat om van het ene uiter-
ste naar het andere te springen. In zijn aanwezigheid
voel je je meteen opgenomen in een wervelwind van
spitse commentaren, stellige meningen, subtiele iro-
nie, stekende humor, plagerijen en ronduit bizarre uit-
spraken. (Met een knipoog merkt hij op dat je nooit
met je mond vol tanden moet staan.)
Zijn taalgebruik is ongekend levendig, één voortdu-
rende anekdote – zoals wanneer hij me tijdens het
avondmaal naar de eenzame noordse winters van zijn
jaren in het buitenland meevoert. Dag en nacht werk-
te hij, zonder zijn atelier te verlaten, zonder te slapen
of te eten. Zijn artsen merkten dat zijn koortsachtige
en ogenschijnlijk destructieve productiviteit een dui-
delijke oorzaak had: bij het poetsen van de platen
voor zijn gravures was de patiënt aan thinner ver-
slaafd geraakt.
En nu, aan het ontbijt, wil Gastón me uit de tent lok-
ken door kritiek te spuien op de retoriek van de Boli-
14
15
viaanse overheid ten gunste van de inheemse bevol-
king.
– “Tuurlijk, hoe ouder de folklore, hoe beter. Maar om
dan meteen te denken dat je van een Inca afstamt.”
Tegelijkertijd is zijn andere hersenhelft bezig met het
rondstrooien van fooien om de zaken wat sneller en
efficiënter te doen verlopen – de aanschaf van een re-
servewiel en van de ei- en uiensandwiches die we op
de zoutvlakte zullen eten – of om contacten te onder-
houden.
In de paar dagen dat we met elkaar omgingen, gaf hij
me de indruk een uitzonderlijk vrij man te zijn. Hij
heeft iets van de gemakkelijke en genoegzame onge-
stoordheid van de outlaw. Op de immense Zoutvlakte
van Uyuni is álles mogelijk en dat is nu juist één van
zijn obsessies: hij wil zich die keuzevrijheid toe-eige-
nen. Een betere gids kan iemand zich niet wensen.
Aan de noordkant van Uyuni, waar de huizen eindi-
gen, gaat de zanderige straat over in enkele stoffige
stortplaatsen. Hangend aan de stekels van verspreide
struiken, wapperen duizenden en nog eens duizen-
den plastic zakjes in de harde wind. Het is half negen
’s ochtends. Her en der tussen het afval en het puin
zien we gehurkte figuren. Onder de ijzige ochtendzon
doen ze hun behoefte – tot mijn verbazing volgen ze
het stoffige voorbijrijden van onze terreinwagen zon-
der blikken of blozen. Misschien omdat er getint glas
in zit. Dat het schaamteloze tafereel in de openlucht
me zo ongemakkelijk maakt, is niet omdat het zo on-
gebruikelijk is, maar omdat het zo puur fysiek en alle-
daags is.
De trieste vallei van de plastic zakjes maakt plaats
voor de kale pampa. De zoutvlakte ligt links van ons,
zichtbaar maar nog onbereikbaar, omdat verraderlijke
salpetervlakten ons de directe toegang versperren.
We rijden verder over een slingerende en stoffige
weg, die ruwweg parallel loopt aan de rechte spoor-
lijn. In holen tussen de spoorbielzen huizen bruine vo-
geltjes in paren, die elkaar verwoed achtervolgen en
vlak boven de rails scheren. Een loslopend groepje
van vijf, zes vicuña’s – elegante, schuwe prinsessen –
blijven op een zekere afstand van vijftig meter. On-
mogelijk om ze van dichterbij te bekijken. Carlos stopt
zodat ik een foto van ze kan maken. Nerveus keren ze
zich om en zetten het op een wantrouwende draf
over de vlakte. Deze eens wilde en ongetemde dieren
werden ooit gevangen en gedomesticeerd, waarna ze
weer werden vrijgelaten. Later bleek dat het gemak-
kelijker was om ze af te schieten en ze van hun wol en
huid te ontdoen, een praktijk die de vicuña aan de
rand van uitsterven bracht.
Carlos draait links een weggetje op en zo bereiken we
dan eindelijk de zoutvlakte.
Door de voorruit zien we een duizelingwekkende ho-
rizontale afgrond, een oneindige witte vlakte die door
eenieder, die hem voor het eerst aanschouwt, onwil-
lekeurig als een ijsvlakte wordt geïnterpreteerd. Dat
komt ook door de kou, natuurlijk. Aan de verre hori-
zon tekent zich een lichte mist af. We stoppen voor
een challa, een plengoffer aan Moeder Aarde.
Je zou het niet geloven, maar Massmo, Evaristo en
Carlitos zijn broers – drie van de elf, twaalf erkende
kinderen van een yatiri, oftewel een wijs man afkom-
stig van de oevers van het Titicaca-meer. De blozen-
de, onpeilbare Evaristo neemt de honneurs voor de
challa waar. Serieus en plechtig giet hij wat bier over
alle wielen van de wagen. Ook besprenkelt hij de nog
rokende motor en de spierwitte zoutgrond. Achter
hem knipoogt Gastón mij ironisch toe en test mijn re-
flexen door me een rood blikje Paceña-bier toe te
werpen. Evaristo pakt wat cocabladeren uit een zak
en gooit ze in de wind, waarbij hij een paar rappe
woorden in het Aymara mompelt. Moeder Aarde –
Pachamama – is noch goed noch slecht, ze is beide
tegelijk. Hoewel ze veel leven schenkt, kan ze ook ui-
terst karig zijn als ze zich beledigd voelt. De beschei-
den ceremonie om haar gunstig te stemmen zal ons
– volgens een spiritueel ‘voor wat, hoort wat’ – een
veilige terugkeer moeten garanderen.
Zij die onvoorzichtig of achteloos zijn, zullen in deze
woestijn sterven. Van de dorst of van de kou. Het li-
chaam voelt dat aan en waarschuwt ons met een vage,
maar voelbare onrust. We komen langs een rotonde
van zoutblokken waarop de verweerde vlaggen van
Argentinië, Japan, Nieuw-Zeeland, Bolivia en – uitste-
16
kend boven alle andere – het veelkleurige Wiphala-
vaandel, het embleem van de inheemse Andesvolken,
wapperen. Vóór ons strekt zich de woestijn uit, onver-
geeflijk en onbenaderbaar. Iedereen weet het: als je
afwijkt van de toeristische routes richting westen,
dan zal je niemand meer tegenkomen. Je kunt maar
beter zoveel mogelijk water en voedsel meebrengen
en zoveel mogelijk jerrycans aan benzine en reserve-
wielen meezeulen.
Carlos rijdt. Met korte tekens van zijn rechterwijsvin-
ger geeft hij de koers aan.
Er is hier niets.
Zover het oog reikt.
Niets. Eén onverbiddelijke vlakte van zout.
In het regenseizoen – op het zuidelijk halfrond de
zomer – weerspiegelen hemel en aarde elkaar, gaan
in elkaar over: de zoutvlakte – ooit de bodem van het
prehistorische Minchin-meer – verandert in een enor-
me spiegel van stilstaand water. Eenmaal overstroomd,
wordt de vlakte onbegaanbaar – onmogelijk om te
betreden. Of om uit te ontsnappen.
Nu, in het droge seizoen, is de keiharde zoutkorst be-
dekt met een mysterieus netwerk van smalle kristal-
richels, een fragiel en mineraal spinnenweb van onre-
gelmatige veelhoeken, telkens verschillend. Maar op
enige afstand wekken ze de indruk van een regel -
matig geheel. De delicate randen worden gevormd
wanneer de zoutkorst door de enorme temperatuur-
verschillen barst; water sijpelt door de scheurtjes om-
hoog en verdampt, waardoor een dunne zoutrand
achterblijft. De tere opeenstapeling van kristallen
verheft zich een paar centimeter boven de bodem. De
vreemde lijnen dragen er duidelijk toe bij dat iemand
zich – net als de meeste bezoekers aan Uyuni, zo be-
nadrukken de reisgidsen steevast – op een vreemde
planeet waant.
Uiteraard bevindt de zoutvlakte zich niet op een
vreemde planeet, maar op de onze: wellicht is dit de
aarde van de toekomst. Ruim veertig procent van Bo-
livia wordt geplaagd door het ingewikkelde en onop-
houdelijke fenomeen van oprukkende woestijnvor-
ming, het gevolg van een combinatie van menselijke
en natuurlijke factoren. In de zwaarst getroffen gebie-
den leeft 89 procent van de inwoners in extreme ar-
moede.
Stukje bij beetje is de lichte mist opgetrokken. Het is
nog steeds koud. We rijden onder een blauwe hemel
met vederwolken. De zoutvlakte is niet te vergelijken
met enige andere plek op de wereld. Door een op-
tisch-atmosferisch verschijnsel lijken de bergen in de
verte zich net boven de horizon te verheffen.
We rijden nog een uurtje door, zo’n honderd kilome-
ter over de harde zoutkorst. Af en toe passeren we
steile heuvels – afgestorven koraalhopen die bedekt
zijn met stekelige cactussen. Dit soort ‘eilandjes’ – In-
cahuasi, Pescado – vormen de enige oriëntatiepunten
voor navigatie over land. Carlos geeft het stuur over
en Gastón rijdt ons naar de Thunupa, een slapende
maar indrukwekkende vulkaan wiens kale hellingen
een heel scala van roestige okerkleuren biedt. De af-
gebrokkelde kraterrand rijst tot een hoogte van 5230
meter.
Gastón rijdt op volle snelheid. Hij laat het stuur los,
doorzoekt de vele zakken van zijn safari-jack en haalt
een flesje oogdruppels tevoorschijn. Hij doet z’n zon-
nebril af en maakt het flesje open. Zonder zijn handen
trilt het stuur verwoed. Met het hoofd achterover drup-
pelt hij het oogwater in z’n linkeroog. Eén, twee drup-
pels. Dan het rechteroog. De snelheidsmeter geeft
een vibrerende 130 kilometer per uur aan.
– “In het scheppingsverhaal van de Andes”, zegt hij
terwijl hij zijn ogen met een zakdoek dept, “is de Thu-
nupa een grote tiet. Dus, mijn vriend, we rijden hier
over een enorm meer van moedermelk. Gedroogde
kaas.”
Om het beeld dat Scarlett zich voor de geest heeft ge-
haald in praktijk te brengen, heeft ze een heel speci-
fiek landschap nodig. Beter gezegd: ze zoekt hier een
aantal omstandigheden die gelijktijdig optreden – een
duidelijk afgetekend netwerk van zoutrichels, de ber-
gen op de achtergrond, en relatief wit zout. Het zal
niet eenvoudig zijn om al deze factoren in één beeld
te vatten, want de zoutkorst neigt hier naar grijs.
De horizon is nu zichtbaar, scherp als een met dia-
mant gekerfde lijn.