semantiek 1 - university of groningen semantiek 1.1.pdf · fonologie of syntaxis ... dan op...
TRANSCRIPT
Semantiek 1
college 1
Jan Koster
1
Boek
2
Wat is semantiek?
Betekenisleer:
Conceptueel-intentioneel of:
Referentieel?
3
Wat is taal?
Sinds Aristoteles:
Systeem dat klank en betekenis verbindt
Vraag: is klank noodzakelijk?
4
Modulair systeem
Fonetiek-fonologie
Morfologie
Syntaxis
Semantiek
Pragmatiek
5
Discreet vs. niet-discreet
Discrete elementen: foneem, morfeem, woord, zin
Is spraak discreet?
Zijn betekenissen discreet?
Vgl. boek, krant, tijdschrift: semantisch veld
6
Wat maakt betekenis interessant?
Verbonden met denken en wereldbeeld
Op het eerste gezicht dichter bij de kern van de menselijke levensvorm dan fonologie of syntaxis
Filosofie: wat is kennis?
Uitdaging: weinig vooruitgang sinds oudheid. Waarom?
7
Entailment
Henry murdered his bank manager
Henry’s bank manager is dead
Waar in alle conteksten of hangt het mede
af van wereldbeeld?
8
Semiotiek: taal als tekensysteem
Tekens tweeledig: zijn waarneembaar (klank, schrift, etc.) en hebben een betekenisaspect
Interface-elementen: stoplichten, verkeersborden, taaltekens, etc.
Morfemen (lexemen, affixen) zijn kleinste tekens in taal
9
Ferdinand de Saussure
(1857-1913)
Cours de Linguistique Générale (1916)
Taal is een systeem van onderling contrasterende tekens
Tekens ontlenen waarde aan systeem
Systeem is een sociaal-culturele institutie
Meer nadruk op woorden en uitdrukkingen dan op recursieve syntaxis (vgl. Chomsky)
10
Tekenleer van Saussure
Twee aspecten: signifiant en signifié
Relatie tussen die twee is arbitrair:
“Le signe linguistique est arbitraire”
Signifiant waarneembaar teken (ontleent waarde aan systeem), signifié is concept (in conceptueel systeem)
11
Arbitrair = conventioneel
“Le signe linguistique est arbitraire”
Arbitraire relatie tussen klankvorm en betekenis (ook al bij Aristoteles)
Verschillende talen verdelen de conceptuele ruimte op verschillende manieren (benadrukt in de Duitse Romantiek (Herder, Von Humboldt, etc., cf. Sapir-Whorf hypothese)
12
Voorbeeld: kleurentermen
Spectrum: continuum op verschillende manieren verdeeld
Niet alle talen hebben een verschillend woord voor blauw en groen
Conventioneel, maar niet arbitrair (Berlin & Kay): één woord voor blauw en groen komt vaak voor, één woord voor blauw en geel nooit
13
Voorbeeld van Saussure
Engels: sheep (dier), mutton (vlees)
Frans: mouton (zowel dier als vlees)
14
Niet arbitrair volgens Saussure
Samenstellingen (gemotiveerd) als: koektrommel, fietsband, etc.
Onomatopeeën: klanknabootsingen zoals dierengeluiden (vgl. waf-waf, bow-wow, arf-arf, boe, moe, kukeleku, etc.)
Onomatopeeën zijn iconische tekens
(vgl. Het Chinese schrift)
15
Tekens volgens C.S. Peirce
Charles Sanders Peirce (1839-1914), vader semiotiek, belangrijk Amerikaans taalfilosoof en logicus
Iconen (gelijkenis: afbeeldingen)
Indexen (verband: rook voor vuur)
Symbolen (geheel conventioneel)
Types en tokens
16
Woord- vs. zinssemantiek
Lexicale semantiek: betekenis individuele woorden; definities, parafrases
Zinssemantiek: afgeleid op productievewijze van woorden volgens de combinatieregels van de syntaxis
17
Drie problemen voor de lexicale semantiek
Definities vaak circulair:
moeilijk = niet-makkelijk; makkelijk is niet-moeilijk
Taalkennis of kennis van de wereld?
pork = “meat from pigs”, water = H2O
Rol context/situatie:
Vgl.: Paul en Witteman is om 11 uur en Paul en
Witteman zijn ziek
18
Hilary Putnam (1975):
Linguistic division of labor
Beuk, eik, iep, etc.: expert kan er meer over zeggen dan leek (vgl. water en H2O)
Kennis gespreid over taalgemeenschap: velen weten meer dan één
19
Zinssemantiek (1)
Productiviteit dankzij combinatieregels (morfologie, syntaxis)
Compositionaliteit:
“Combineer betekenis van oude en van man tot
samengestelde betekenis van oude man”
Volgt syntaxis:
*de oude man zag de vrouw
20
Zinssemantiek (2)
Wat is de betekenis van specifieke zinstypen: vragen, bevelen, wensen, betrekkelijke bijzinnen, etc.
Wat is het bereik van operatoren, zoals kwantoren (elke, sommige, alle, etc.)?
21
Betekenis: conceptueel of referentieel?
Conceptueel: semantiek bestudeert kennis(in iemands hoofd, in een cultuur, in een abstract domein)
Referentieel: semantiek bestudeert relatie tussen taal en de wereld buiten de taal
22
Gottlob Frege
Duits wiskundige en filosoof (1848-1925), grondlegger van logicisme en moderne referentiële semantiek
Maakte onderscheid tussen Sinn (sense, betekenis, intensie) en Bedeutung(reference, denotatie, extensie)
Voorbeeld: morgenster en avondster (= Venus)
23
Extensies (denotaties) volgens Fregeaanse traditie
Zelfstandige naamwoorden als boek verwijzen meestal naar entiteiten
Adjectieven en werkwoorden verwijzen naar verzamelingen (bv. groen verwijst naar de verzameling groene dingen)
Zinnen (althans proposities) verwijzen naar waarheidswaarden (waar of onwaar)
24
Semantische onderscheidingen op het gebied van de zin
Utterances (uitingen): concrete gebruiksgevallen (tokens)
Zinnen zijn wat die gebruiksgevallen gemeen hebben (types)
Proposities zijn klassen van zinnen die dezelfde waarheidswaarde hebben
25
Dezelfde propositie in:
(1) Marie leest het boek
(2) Het boek wordt gelezen door Marie
(3) Het is Marie die het boek leest
(4) Het is het boek dat Marie leest
(1) en (2): actief-passief-paar
(3) en (4): variaties in informatiestructuur
26
Semantiek en Pragmatiek (1)
Klassiek (volgens semioticus Charles Morris):
Syntaxis: formele relaties tussen tekens
Semantiek: relaties tussen tekens en de objecten waarop zij van toepassing zijn
Pragmatiek: de relatie van tekens tot interpretatoren (spreker, hoorder)
27
Semantiek en Pragmatiek (2)
Onderscheid vooral in Fregeaanse traditie en later in het logisch positivisme
Frege: betekenis is objectief, staat los van individuele kennis of subjectiviteit
Logisch positivisme: zinnen zijn óf analytisch (tautologisch) óf gekoppeld aan extensies (brugprincipes, I-functies)
28
Logisch positivisme
Wiener Kreis, groep Weense wiskundigen en filosofen met o.a. Moritz Schlick en Rudolf Carnap (jaren 20 en 30 van de 20ste eeuw).
Anti-metafysisch
Onwikkeling referentiële semantiek
29
Semantiek en Pragmatiek (3)
Onderscheid is twijfelachtig: het is de vraag of er betekenis is zonder contextuele interpretatie door mensen
Wisselend wereldbeeld onderdeel van context
Probleem van groot belang voor de omgang met teksten (wetenschappelijke theorieën, wetsteksten, religieuze teksten)
30