slc studentenhandleiding vt2 2015_2016

44
Studieloopbaancoaching Studiejaar 2 voltijd Studentenhandleiding Ontwerp en samenstelling Maaike Boomstra i.s.m. taakgroep SLC Studiejaar 2015-2016

Upload: dallii-min

Post on 27-Jan-2016

22 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

it is a sac stukkjskljfaskjflkdjflkdncsdnksdjflkj

TRANSCRIPT

Page 1: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

Studieloopbaancoaching

Studiejaar 2 voltijd

Studentenhandleiding

Ontwerp en samenstelling Maaike Boomstra i.s.m. taakgroep SLC

Studiejaar 2015-2016

Page 2: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding studieloopbaancoaching (SLC) ............................................................................... 3 2 Informatie studieloopbaancoaching ....................................................................................... 4 Cursusbeschrijving ................................................................................................................... 4 blok 1 ........................................................................................................................................ 7

PECHA KUCHA .................................................................................................................... 7 Opdracht 1 Pecha Kucha ..................................................................................................... 8

blok 2 ...................................................................................................................................... 10

TEAMWORK, BELBIN, FEEDBACK, CONFLICTEN .......................................................... 10 Opdracht 2 Team Work: Belbin, feedback, conflict ............................................................ 12 Observatielijst Teamrollen Belbin ........................................................................................ 14 Dubbelkwadrant (Daniel Ofman) ......................................................................................... 15

blok 3 ...................................................................................................................................... 16

OVERTUIGINGEN .............................................................................................................. 16 Opdracht 3 5-Minuten-per-dag-project ............................................................................... 18

blok 4 ...................................................................................................................................... 23

TOUWTJES AAN ELKAAR KNOPEN, DOORHAKKEN EN AFHECHTEN ........................ 23 Opdrachten voorbereidingen studiejaar 3 ........................................................................... 25

Bijlage 1 Voorbereiding slc-gesprek ....................................................................................... 29 Bijlage 2 Achtergrondinformatie bij opdrachten 2 en 3 .......................................................... 30 Bibliografie .............................................................................................................................. 44

Page 3: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

3

1 Inleiding studieloopbaancoaching (SLC)

Wie ben ik? Wat wil ik? (Wat niet?) Wat kan ik? Drie kernvragen die jij moet uitzoeken binnen studieloopbaancoaching (SLC) bij Hogeschool

Rotterdam. Het zijn vragen waar we ons hele leven mee bezig kunnen zijn. Zowel binnen de werk - als

privésfeer. Je bent met deze opleiding bezig omdat je docent wilt worden.

Alle thema’s die dit jaar langskomen binnen SLC hebben te maken met persoonlijke effectiviteit binnen

je studie en loopbaan. SLC is er voor jou! Dat betekent dat jij de lead moet nemen in jouw persoonlijke

ontwikkeling binnen deze opleiding. SLC is anders dan stagebegeleiding, SLC overstijgt: het is een

samengaan van persoonlijke en professionele ontwikkeling. Waar sta je nu (als mens, als

beroepskracht)? Wat heb je tot nu toe bereikt (als mens, als beroepskracht)? Waar wil je naar toe?

Wat is je droom? Wat zijn jouw drijfveren? Je maakt een aantal opdrachten dit studiejaar om te laten

zien en lezen hoe jij daadwerkelijk jouw persoonlijke groei een boost hebt gegeven. Daar moet je wat

voor doen. Lezen, praten, nadenken, interactieve oefeningen doen, feedback geven en ontvangen,

kritisch zijn, volgen, leiden, vragen stellen, luisteren en schrijven. Schrijven structureert wat je denkt,

voelt, wilt en doet. Reflecteren is een belangrijke vaardigheid om te groeien in je meesterschap!

In deze handleiding vind je informatie over wat SLC hogeschoolbreed behelst, de doelen en

competenties; inhoud, tijdsinvestering en beoordeling.

Natuurlijk kom je te weten welke opdrachten jou de 2 EC (studiepunten) opleveren. Voor deze twee

punten moet je 56 uur investeren in groepsbijeenkomsten, individuele gesprekken en zelfstudie.

Veel plezier dit jaar

Het SLC-team LERO

Augustus 2015

Page 4: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

4

2 Informatie studieloopbaancoaching

Cursusbeschrijving

Cursuscode: LERSLC02X

Leerdoelen:

De student:

zet SLC in als een sociaal emotionele thuisbasis;

ontwikkelt zijn eigen studieloopbaan en kan daarin bewuste keuzen maken, neemt de

verantwoordelijkheid voor de studievoortgang en leert zijn eigen competentie-ontwikkeling te

sturen met het oog op de vereiste beroeps- en opleidingscompetenties.

onderzoekt kwaliteiten, valkuilen, uitdagingen en allergieën;

is zich in hoge mate bewust van welke rol hem het best ligt binnen teamwork

is in staat feedback te geven en te ontvangen;

kan een gedragsverandering realiseren

Competentieontwikkeling

Tijdens SLC wordt voornamelijk gewerkt aan competentie 7 :

“Het vermogen eigen opvattingen en competenties te onderzoeken en te ontwikkelen”

Indicatoren

De zwartgedrukte indicatoren staan centraal (de grijsgedrukte indicatoren zijn minder van belang

binnen SLC).

7.1 Ik analyseer op methodische wijze (complexe) probleemsituaties in mijn beroepspraktijk, werk

systematisch aan oplossingen en ga na of deze effectief zijn

7.2 Ik geef zelf mijn verbeterpunten in mijn werk aan

7.3 Ik ben zelfkritisch, reflecteer op eigen gedrag, pas dit zo nodig aan, breng nieuwe ideeën naar

voren en heb daarbij een duidelijk beeld van eigen kwaliteiten en beperkingen

7.4 Ik ben bereid en in staat mijn leervragen te formuleren en daarop aansluitende leeractiviteiten te

ondernemen, bijv. in de vorm van actieonderzoek

7.5 Ik documenteer mijn eigen leerproces en maak het voor anderen inzichtelijk o.a. met behulp van

een portfolio

7.6 Ik ben enthousiast over mijn vak en geef voorbeelden van mijn eigen leerproces. Ik ben

daarmee een rolmodel voor een lerende houding

7.7 Ik benut diverse bronnen voor mijn eigen leerproces, zoals collega’s, literatuur, ICT

7.8 Ik heb een eigen visie op onderwijs en sta open voor andere visies en ideeën

7.9 Ik kan feedback geven en ontvangen en verwerk de uitkomsten in mijn handelen

7.10 Ik ben bereid en in staat mezelf kennis en vaardigheden eigen te maken die ook van leerlingen

gevraagd worden

7.11 Ik houd me op de hoogte van de ontwikkelingen in mijn eigen vak/leergebied, zowel inhoudelijk

als didactisch

7.12 Ik vorm een duidelijke opvatting over mijn beroep en houd me op de hoogte van nieuwe

ontwikkelingen in de politieke en maatschappelijke context

Kennisbasis

Voor de lerarenopleidingen is een kennisbasis opgesteld. Deze is opgedeeld in de vakspecifieke en

de generieke kennisbasis. Tijdens SLC komt een deel van de generieke kennisbasis aan de orde,

voor meer informatie, zie www.kennisbasis.nl. De volgende elementen uit de generieke kennisbasis

staan tijdens SLC centraal:

Page 5: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

5

2.2.5 Methoden om motivatie te beïnvloeden;

2.2.6 Methoden om onderwijs te organiseren

Werken met groepen – methodisch niveau;

3.2.1 Manieren om groepsprocessen te sturen;

3.2.2 Manieren om op groepsniveau te communiceren

Communicatie – theoretisch niveau;

4.1.1 Basiscommunicatie

Communicatie – methodisch niveau;

4.2.1 Methoden van diverse communicatietechnieken en hun effecten.

Leerinhoud:

Er worden diverse thema’s aangeboden in de onderwijsperioden 1,2 en 3.

Pecha Kucha (OP1); Samenwerken (OP 2); Overtuigingen (OP 3); Diversen (OP 4).

We gaan door met jouw persoonlijke ontwikkeling! De spotlights staan dit jaar als eerste op jouw

zelfbeeld, kwaliteiten, passie(s) en dromen, die je in een Pecha Kucha-presentatie aan je klasgenoten

laat zien. Vervolgens richten we de spot op jouw manier van samenwerken (Wie ben ik? Hoe werk ik

samen? Kan een einzelgänger een goede docent worden?). Je gaat aan de slag met jouw

belemmerende overtuigingen. We dagen je uit om een nieuw fundament te leggen onder jouw

persoonlijk functioneren, waardoor jouw persoonlijke kracht binnen het leraarschap groter wordt.

Succesfactoren uitbreiden en remmende factoren begrijpen en omzetten naar mogelijkheden!

Belangrijke voorwaarde: jezelf toestaan fouten te maken, experimenteren met nieuw gedrag, goed

observeren en waarnemen en daar je voordeel mee doen. Open staan voor verandering.

De slc’r heeft de vrijheid het programma op onderdelen te wijzigen.

Aan het einde van dit jaar zeg je ook definitief “ja” tegen het onderwijs. Je moet antwoord kunnen

geven op de vraag: “Ben ik klaar voor jaar 3?”.

Gesprek met je studieloopbaancoach

Na iedere onderwijsperiode, nadat de resultaten van de toetsperiode bekend zijn, heb je een

voortgangsgesprek (slc-gesprek) met je studieloopbaancoach. Tijdens dit gesprek wordt gesproken

over je resultaten. Ook jouw reflectie op voorgaande onderwijsperiode en je plan van aanpak voor de

komende onderwijsperiode komen aan bod. In bijlage 1 vind je het formulier om je slc-gesprekken

voor te bereiden: dit vul je voorafgaande aan ieder slc-gesprek in. Wat besproken is wordt

geregistreerd in OSIRIS door de slc’er. De uitkomsten van de vier slc-gesprekken vinden we terug in

jouw eindevaluatie van dit studiejaar.

Thema’s groepsbijeenkomsten

Elke onderwijsperiode zijn er twee bijeenkomsten met de slc-groep onder begeleiding van de

studieloopbaancoach. Deze worden door zowel de student als de docent voorbereid aan de hand van

de thema’s die per periode zijn ontwikkeld.

Zie leerinhoud.

Verplicht(e) literatuur/materiaal:

Studiehandleiding (te downloaden via n@tschool).

Page 6: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

6

SBU (Studiebelastingsuren):

2 EC p/j

Lessen c.q. contacturen Blok 1 3 x 100 min

Blok 2 2 x 100 min

Blok 3 2 x 100 min

Blok 4 2 x 100 min

Totaal: 900 min (=15 u)

Groepswerk

Individuele zelfstudie Bestuderen studiehandleiding en lezen

aanraders.

Totaal: 200 min (= 3,4 uur)

Voorbereiding eindopdracht Diverse opdrachten rondom zelfbeeld,

kwaliteiten, dromen, teamwork, feedback en

aanpakken van (belemmerende) overtuigingen

door krachtig denken, maken van een grow-

plan jaar 3

Totaal: 1520 min (25 uur)

Voorbereiding toets / examen

Individuele slc-gesprekken Minimaal 4 gesprekken per jaar met slc’er van

30 min = 120 min

Voorbereiding 4 x 25 min = 100 min

Schriftelijke reflectie na slc-gesprek: ieder blok

4 x30 min=120 min

Totaal: 340 min (= 5,7 uur)

Bijhouden portfolio 200 min (= 3,4 uur)

Overige administratie 200 min (= 3,4 uur)

Totaal 3360 min (= 56 uur)

Overzicht thema’s per onderwijsperiode

Onderwijsperiode 1 (OP1-blok 1) Pecha Kucha: kennismaken en presenteren

Slc-gesprek

Onderwijsperiode 2 (OP2- blok 2) Teamwork, feedback, conflicthantering

Slc-gesprek

Onderwijsperiode 3 (OP3- blok 3) Overtuigingen

Slc-gesprek

Onderwijsperiode 4 (OP4- blok 4) Diversen

Touwtjes aan elkaar knopen, doorhakken,

afhechten

Slc-gesprek

Opdrachten

Tijdens iedere onderwijsperiode werk je aan een bijpassende opdracht. De uitwerkingen van de

opdrachten vormen tezamen met deelname aan de groepsbijeenkomsten en het voeren van de slc-

gesprekken de bewijsstukken SLC. Je kunt 2 EC behalen.

Page 7: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

7

blok 1

PECHA KUCHA

Bron: Astrid Klein en Mark Dytham

Page 8: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

8

Inleiding

Om succesvol te zijn in je studie, en op de arbeidsmarkt, is het belangrijk dat je jezelf goed kunt

presenteren, en dat je een goed PR-beleid voor je zelf ontwikkelt. Werken aan ambitie en talent is

belangrijk om op te vallen, om kansen op succes te verhogen. Wie ben jij en wat kan jij brengen? In

deze groepsbijeenkomst(en) ligt de nadruk op groepsvorming en binding.

Doelstellingen

1. De student verruimt het inzicht in zichzelf op het gebied van zelfbeeld, passie, kwaliteiten en

dromen.

2. De studenten leren elkaar op een effectieve manier kennen.

Lesschema

Lesweek Activiteiten Opdracht

1 groepsbijeenkomst 2x 50 min

Pecha Kucha Pecha Kucha-presentatie

1 groepsbijeenkomst 2x 50 min

Pecha Kucha Pecha Kucha-presentatie

1 groepsbijeenkomst 2x 50 min

Pecha Kucha

Pecha Kucha-presentatie

1 individueel gesprek Voorbereidings-en gespreksverslag slc-gesprek

Opdracht 1 Pecha Kucha

Inhoud:

Je maakt een Pecha Kucha. Een presentatie met beelden zonder tekst die steeds 20 seconden in

beeld zijn.

De volgende punten komen aan de orde:

- Een foto of beeld die iets zegt over jouw zelfbeeld

- Terugblik op het eerste leerjaar

- Persoonlijke doelen voor dit jaar

- Jouw passie

- Een kernkwaliteit

- Jouw droom, en hoe je die wilt waarmaken (dromen durven doen)

Technische vereisten:

Maximaal 15 dia’s. Bewaar een digitale versie op je USB stick.

Instructie Pecha Kucha vind je in natschool/HINT

Maak een Pecha Kucha

Een Pecha Kucha is een werkvorm waarbij deelnemers een diavoorstelling van 20 afbeeldingen

presenteren, in een totale tijd van 6 minuten en 40 seconden. Elke afbeelding wordt daarbij precies 20

seconden getoond. Deze eisen dwingen de deelnemers creatief en to the point te zijn. De naam

stamt af van een Japans woord voor 'prietpraat'. Het woord moet als een enkel woord worden

uitgesproken (petsja-kutsja).

Page 9: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

9

Om de tijd iets te beperken gaan we uit van max. 15 dia’s in plaats van de gebruikelijke 20. Elke

presentatie duurt precies 5 minuten. De toelichting per dia moet passen in 20 seconden. Je mag naar

eigen inzicht de dia’s opmaken of vormgeven.

Structuur bijeenkomsten

►Iedere student presenteert zijn PK en krijgt schriftelijke feedback van klasgenoten.

►Na de presentatie geven de studenten de presentator een applaus en vervolgens feedback. Er

wordt niets gezegd, de feedback wordt geschreven op een ‘post-it’. Iedereen geeft drie reacties:

- Post-it 1: Manier van presenteren:

Houding, mimiek, stemgebruik, oogcontact, beweeglijkheid

Wat viel op? Beschrijf in termen van waarneembaar gedrag. Geen interpretaties, geen

waardeoordelen.

- Post-it 2: De inhoud:

De beelden: wat vond je sterk? Wees zo concreet mogelijk.

- Post-it 3: Aandachtspunt:

Wat was het effect van deze PK-presentatie op jou en geef op basis hiervan een

aandachtspunt voor de presentator.

B.v. “Doordat je zacht praatte kon ik je niet goed volgen en haakte ik af. Probeer met je stem

de aandacht vast te houden van je publiek.”

►Het is niet de bedoeling om na afloop van de presentatie een discussie te voeren.

Verwerking

►Elke student plaatst de Pecha Kucha en de verzamelde feedback in de inlevermap in natschool

►Via een reflectievorm wordt teruggekeken op dit blok en krijgt de feedback een plek. Het

eerstvolgende individuele gesprek met de slc’er gaat o.a. hierover.

Page 10: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

10

blok 2

Teamwork

Belbin

Feedback

Conflicten

Page 11: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

11

Inleiding

In blok 1 heb jij jezelf voorgesteld aan de hand van een Pecha Kucha-presentatie. Jij stond in het

middelpunt. Je hebt het een en ander van jezelf prijs gegeven. Andere studiegenoten heb je mogelijk

beter leren kennen. Wat neem je nu nog mee van die opdracht? Wat heeft het jou opgeleverd? Hoe

ben je omgegaan met deze opdracht?

In blok 4 van jaar 1 heb je inzicht gekregen in jouw kwaliteiten, valkuilen, uitdagingen en allergieën.

Van jezelf, en van een enkele studiegenoot. Wat kan je daarmee?

Het allerbelangrijkste is dat je door middel van het inzicht in jouw eigen krachten en die van anderen

jouw persoonlijke effectiviteit vergroot. Hoe zit jij in elkaar? Wat heb je van huis uit mee gekregen?

Welke eigenschappen zitten jou soms in de weg? Welke eigenschappen bewijzen jou geregeld goede

diensten?

Wanneer je bewust bent van je eigen kernkwadranten kun je gaan ‘spelen’ met die kennis. Je kunt

met wat afstand naar jezelf kijken, jezelf de halt toeroepen, jezelf in uitdagende situaties plaatsen en

je kunt met meer begrip en empathie met anderen samenwerken.

Wie ben ik, en wat doet dat “ik” binnen teamwork? Kan een einzelgänger een goede beroepskracht

worden?

In dit blok staat teamwork centraal. Je bent tenslotte mens tussen de mensen. Op deze opleiding

bevind jij jezelf tussen anderen (studenten- docenten- ondersteunend personeel); thuis bevind jij je

weer in een ander netwerk: gezin- familie- vrienden- sportclub e.d.

Op stage ben je opeens een collega……..Overal wordt een beroep gedaan op communiceren met

anderen. En veelal moet er samengewerkt worden aan b.v. een goede sfeer, een sportieve prestatie,

een denderend feest of een leuke Sinterklaasviering met familie.

Met teamwork is er dus iets te bereiken. Samen voor een doel gaan. Afhankelijk zijn van elkaar.

Op school zit je in taakgerichte groepen omdat elk individu hier voor dezelfde studie heeft gekozen.

Dat schept een band, soms gaat dat heel natuurlijk, maar soms moet je verplicht met anderen een

product neerzetten. Als dat niet van een leien dakje gaat kan dat frustraties oproepen. Irritaties,

conflicten, emoties. De een vermijdt dit liever, de ander zoekt het juist op.

Enige zelfkennis op het gebied van omgaan met feedback en conflicthantering zal je ongetwijfeld

hebben; in de startmeter in jaar 1 werd ook gescoord op samenwerken. Mogelijk herinner je nog de

uitslag? Als je de uitslag nog hebt, kijk er nog eens naar. Klopt het nog?

Doelstellingen

1. De student heeft inzicht in de eigenheid en kwaliteiten binnen teamwork.

2. De student verkrijgt invloed en erkenning tijdens het samenwerkingsproces.

3. De student oefent met geven en ontvangen van feedback.

Lesschema

Lesweek Activiteiten Opdracht

1 groepsbijeenkomst 2x 50 min

Teamwork, Belbin, feedback en conflict TeamWork

1groepsbijeenkomst 2x 50 min

Teamwork, Belbin, feedback en conflict

TeamWork

1 individueel gesprek Slc-gesprek

Page 12: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

12

Opdracht 2 Team Work: Belbin, feedback, conflict

Inhoud:

Een product voorbereiden en uitvoeren met een klein groepje (5-7 personen), waarbij iedereen één

van zijn favoriete Belbin Teamrollen heeft ingenomen. Een ieder reflecteert hierop aan de hand van

een 8-tal eisen. Het product wordt in overleg met de slc’er op (ludieke) wijze gepresenteerd tijdens

een slc-bijeenkomst of daadwerkelijk (in de praktijk) uitgevoerd. Bonuspunten voor enkele

filmfragmenten van het proces en het product.

Technische vereisten: Lettertype Arial 10, regelafstand 0 en correct Nederlands. Bewaar deze versie

op je USB stick. Plaats de eventuele filmfragmenten in je portfolio.

De eventuele presentatie is passend bij jullie samenwerkingstraject en uiteindelijk resultaat.

Doel

Bewustwording van, en vergroten zelfkennis op het eigen aandeel, en het effect op anderen binnen

teamwork.

Inleiding opdracht

In de groepsbijeenkomsten zal je in kleine groepjes oefeningen doen en de theorie van Belbin

toepassen. In dit project wordt van jou gevraagd om in een al dan niet bestaande

groepssamenstelling*) aan een product te werken.

*) In de vaklessen wordt er mogelijk parallel aan dit slc-thema een samenwerkingstraject in gang

gezet. Dan zou het wel heel mooi zijn als jullie dit project kunnen inzetten om aan de eisen van deze

slc-opdracht te kunnen voldoen. In dat geval pleiten we voor dezelfde groepssamenstelling.

Werkwijze en eisen product:

1. PRODUCT

OF: Aanhaken bij lopend of startend samenwerkingstraject (binnen je opleiding) met dezelfde groep

(tussen 5-7 deelnemers)

OF: Product naar keuze : bijvoorbeeld organiseren en uitvoeren van een slc-feest; ontwerpen en

maken slc-vlag; boek schrijven: “De geheimen van deze slc-groep”; ontwerpen, maken en spelen van

nieuw studieloopbaanspel; ontwerpen van een bijzonder boek: “Tips en trics voor de

onderwijspraktijk”; organiseren en uitvoeren van een sponsorloop voor interessant doel/project; eigen

voorstel (eerst bespreken met slc’er).

OF: Een meeting organiseren voor MBO-studenten op Albeda/Zadkine ASC of Da Vinci Dordrecht

ASC die graag een HBO opleiding willen gaan volgen (uitvoeren op de MBO-school) in OP 3).

Slc’er benadert Maaike Boomstra ([email protected]) voor details.

2. TIJDSPAD

Afronding gedurende dit studiejaar, de voorbereidingen in dit blok.

3. TEAMROLLEN

Uitgangspunt: nadat je de gratis Belbintest hebt gedaan op www.123test.nl, zorg je ervoor dat in de

eerste meeting van dit project de taken worden verdeeld conform ieders aangeboren Teamrollen.

Page 13: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

13

Lees de theorie er nog eens op na (zie achtergondinformatie, blz. 29), en zorg ervoor dat het proces

op rolletjes zal lopen door je te houden aan het verdelen van de favoriete rollen, gekoppeld aan de

daarbij behorende taken in dit proces.

4. FEEDBACK

Gedurende het proces moeten jullie bewust momenten prikken, waarop volgens de feedbackregels

aan elkaar feedback wordt gegeven op van te voren ingediende leerpunten/leervragen/gewenst

gedrag door elk lid van deze groep (gebruik de observatielijst op blz. 14). B.v. Iemand wil zijn Teamrol

uitbuiten: vaker de leiding nemen (want dat schijnt aangeboren te zijn….): gebeurt dat dan ook; hoe

kan je iemand middels positieve feedback stimuleren meer die rol te pakken? Neem het Joharivenster

er eens bij: hoe staat het met de vrije ruimte, de blinde vlekken, de verborgen gebieden?(zie blz.34)

Deze feedback wordt ook een onderdeel van de reflectie op het proces.

5. KERNKWADRANT

Maak met elkaar het kernkwadrant. Vraag om instructie bij je slc’r. Een voorbeeld van het

dubbelkwadrant vind je op blz. 15. Dit dubbelkwadrant kan je uitbreiden naar een teamkwadrant.

Neem de inzichten die je hierdoor hebt gekregen in je eigen gedrag en het effect op anderen mee in je

slotreflectie van deze opdracht en/of bij de slotopdracht van slc jaar 2.

6. CONFLICTEN

Mochten er wrijvingen ontstaan, bekijk dan wat je er mee wilt. De theorie over conflicthanteringsstijlen

in deze handleiding (zie achtergrondinformatie blz.37 kan uitkomst bieden. Hoe kan je op (naderende)

conflicten reageren? Ga je het uit de weg of ga je het aan? Ieder reflecteert ook hier op: welke neiging

had ik? Heb ik er iets mee gedaan? Wat zegt dat over mijn persoonlijke effectiviteit? Kan het beter?

Hoe dan?

7. REFLECTIE OP PROCES EN PRODUCT

Bij het afronden van dit project kom je tot een reflectie op alle punten die in dit rijtje staan, uitmondend

in de beantwoording van het doel van deze opdracht (zie boven aan dit blad).

8. CONTACT MET SLC’ER

Zorg ervoor dat je gedurende het proces open bent naar de slc’er. Bespreek zaken die spelen, maak

gebruik van een onafhankelijke blik en iemand die kritische vragen kan stellen.

Page 14: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

14

Observatielijst Teamrollen Belbin

Naam geobserveerde:

Naam observant:

Teamrol Positief Turf* Negatief Turf Bedrijfsman nuchter, behoudend, plichtsgetrouw, voorspelbaar, efficiënt

organisatietalent, gezond verstand, praktisch, harde werker, zelfdiscipline

gebrek aan flexibiliteit, niet ontvankelijk voor ideeën die hun waarde nog niet hebben bewezen

Brononderzoeker extravert, enthousiast, nieuwsgierig, communicatief

goed in het leggen van contacten en het exploreren van nieuwe ontwikkelingen, reageert goed op uitdagingen.

verliest snel interesse wanneer het eerste enthousiasme over is

Plant/uitvinder individualistisch, serieus, onorthodox, creatief, rijk aan verbeeldingskracht

genialiteit, fantasie, intellect, kennis

in ivoren toren, geneigd praktische details of protocol te veronachtzamen

Monitor denker, nuchter, weinig emoties

goed beoordelings- en onderscheidingsvermogen, kundig,zakelijk, kritisch

mist inspiratie en vermogen anderen te inspireren

Vormer veel energie, extravert, dynamisch, willen

gedreven en gemotiveerd om iets te doen aan ondoelmatigheid. functioneert goed onder druk

ongeduldig, snel geïrriteerd, geneigd tot bruuskeren

Voorzitter willen, kalm, beheerst, veel zelfvertrouwen

beoordeelt iedereen die een bijdrage kan leveren zonder vooroordelen op zijn merites en handelt er naar. Zeer doelgericht

geen uitblinker in intellect of creatieve aanleg

Zorgdrager voelen, nauwgezet, ordelijk, gewetensvol vaak gespannen

kan dingen goed afmaken, perfectionist

heeft de neiging zich veel zorgen te maken over kleine dingen, dingen niet los kunnen laten

Groepswerker voelen, sociaal gericht, mild, gevoelig, diplomatiek

reageert positief op mensen en situaties, bevordert teamgeest. Brengt rust in de tent.

groepswerker, besluiteloos in tijden van crisis

Specialistvakman, doelbewust, initiatiefrijk, toegewijd

voorziet in kennis en vaardigheden waar een tekort aan is.

ervaart problemen als er geen tekort is of een proces weinig gestructureerd verloopt

Turf aan wat je waarneemt bij de geobserveerde. De geobserveerde kan dan zelf conclusies trekken over ‘aangeboren’ Teamrol(len) of uitdaging. Effectief is als elke deelnemer wordt geobserveerd door een andere student. 1 op 1 dus.

Page 15: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

15

Dubbelkwadrant (Daniel Ofman)

kwaliteit valkuil

kwaliteit valkuil

allergie uitdaging

allergie uitdaging

Page 16: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

16

blok 3

Overtuigingen

Bron: Martijn Frijters: “De kracht van gedachten’

Page 17: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

17

Inleiding In dit blok sta je stil bij jouw interne wereld: jouw neurale netwerk! De kracht van gedachten ga je

onderzoeken en beïnvloeden, zodat belemmerende overtuigingen kunnen worden aangepakt.

Iedereen heeft in zijn leven bepaalde overtuigingen ontwikkeld die van invloed zijn op zijn handelen. In

het geval van belemmerende overtuigingen is het zaak die op te sporen, en een methode te verzinnen

om die om te bouwen naar groeibevorderende gedachten en acties. Accepteren van de

belemmerende overtuiging is belangrijk om vervolgens aan de slag te gaan met positieve behulpzame

gedachtes.

Zo leg je een nieuw fundament onder jouw persoonlijk functioneren, waardoor je persoonlijke kracht

binnen je studieloopbaan groter wordt.

Om dit te realiseren start je in dit blok met een 5-minuten-per-dag-project. Inspiratiebron daarvoor is

het breinleren en het boek “De kracht van gedachten” van Martijn Frijters (zie ook

achtergrondinformatie, blz. 39).

Doel

De student is in staat een gedragsverandering te realiseren die past binnen zijn persoonlijke

ontwikkeling.

Lesschema

Lesweek Activiteiten Opdracht

1 groepsbijeenkomst 2x 50 min

(belemmerende) overtuigingen Theorie en oefeningen

5-minuten-per-dag-project

1groepsbijeenkomst 2x 50 min

(belemmerende) overtuigingen Intervisie en consultatie

5-minuten-per-dag-project

1 individueel gesprek slc-gesprek

Page 18: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

18

Opdracht 3 5-Minuten-per-dag-project

Inhoud:

Voer het 5-minuten-per-dag-project a.d.h.v. onderstaande opdrachten. Plaats het digitaal logboek in

de inlevermap in natschool.

Technische vereisten: Digitaal logboek max. 4 A4. Lettertype Arial 10, regelafstand 0 en correct

Nederlands. Bewaar deze versie op je USB stick.

In 200 minuten kan je een nieuw neuraal netwerk bouwen om belemmerende overtuigingen te

overwinnen. Iedere breinverandering gaat in 40 dagen. Aan jou de uitdaging om in 40 dagen een

nieuw neuraal netwerk aan te leggen om iets wat jou last bezorgt om te bouwen naar een positief

gebeuren!

Om een neuraal netwerk te bouwen moet er hard gewerkt worden, omdat een oud, bestaand neuraal

netwerk sterk is. Het nieuwe wint het niet zomaar!

Dus volharding is nodig, met het vertrouwen dat het gaat lukken. De theorie erover, de

wetenschappelijke bewijzen kunnen je mogelijk overtuigen van de functionaliteit van het bouwen van

neurale netwerken.

Opdracht 3.1 De lastige situatie

Kies een lastige situatie die je eerder hebt meegemaakt en die je graag verder wilt onderzoeken.

Een situatie waarbij je het idee hebt dat er een belemmerende overtuiging meespeelt. Analyseer eerst

je gevoel en gedrag. Dat komt vermoedelijk eerst op als je aan de situatie terugdenkt.

Daarna analyseer je je gedachten en overtuigingen.

Hulpvragen

Situatie:

--‐ Wat is de situatie? Waarover maak jij je druk?

--‐ Wat is de situatie waarin je last had van de ander, of een spanning bij jezelf voelde?

--‐ Wat was er in deze situatie lastig voor jou?

--‐ Wat deden anderen die in deze situatie aanwezig waren?

Gevoel en gedrag:

--‐ Welke gevoelens had je daarbij? Was je bijvoorbeeld boos, geïrriteerd, bang, zenuwachtig,

bezorgd, teleurgesteld of verdrietig?

--‐Hoe gedroeg jij je? Wat was het effect van je gedrag?

Gedachten en overtuigingen:

--‐ Wat ging er in je hoofd om? Wat dacht je allemaal?

--‐ Wat maakte dat jij je zo (boos, bezorgd, …) voelde?

--‐ Wat moest er per se? Wat eiste je?

--‐ Wat mocht er absoluut niet gebeuren?

--‐ Hoe veroordeelde je jezelf/de ander?

Tips

Bij het onderzoeken van je gevoel is het belangrijk om ook daadwerkelijk gevoelswoorden te

gebruiken. Bijvoorbeeld: ‘boos’, ‘bang’, ‘zenuwachtig’, ‘gespannen’, ‘geïrriteerd’, ‘teleurgesteld’ of

‘verdrietig’. Schrijf de resultaten uit en maak er een cirkel van: situatie, gedachten, gevoel en gedrag.

Zo zie je namelijk de volgorde en het oorzakelijke verband.

Page 19: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

19

Opdracht 3.2 Moeten, eisen, verwachten

Je gaat op zoek naar de grens die voor jou aan de orde is.

Schrijf je belemmerende overtuiging op.

Gebruik de acht belemmerende overtuigingen op pagina om heel scherp te maken welke gedachte jou

in deze situatie last bezorgt (zie ook de hulpvragen hieronder).

Hulpvragen

--‐ Is het een overtuiging die om jou, om de ander of om de wereld draait?

--‐ Gaat de overtuiging over prestaties, comfort of rechtvaardigheid?

--‐ Wat is de eis die je stelt?

--‐ Waar kun je niet tegen?

--‐ Wat is je veroordeling van jezelf of anderen?

--‐ Wat is de ramp die zal optreden?

Tips

1. Formuleer de belemmerende overtuiging zo scherp mogelijk. [Vaak is er sprake van sterke

overdrijving]. De formulering is een eis in plaats van een wens, een moeten in plaats van een voorkeur

of een noodzaak in plaats van een behoefte.

2. Formuleer je gedachte eens met het woord ‘moeten’ erin. Bijvoorbeeld: ‘Ik moet het nu goed

doen’ (i.p.v.: ‘Ik wil het nu goed doen’). Of maak er een ‘als-dan redenering’ van. Bijvoorbeeld: ‘Als hij

zich zo gedraagt, dan is hij onbetrouwbaar.’

3. Om de bijbehorende overtuigingen te vinden, kun je de bijbehorende machteloosheid splitsen

in frustratie en boosheid aan de ene kant, en teleurstelling en verdriet aan de andere kant.

Formuleer bij beiden je overtuiging. Bijvoorbeeld: ‘Ik voel me zo machteloos als mijn vriend weer de

verkeerde dingen zegt tegen mijn moeder, terwijl ik het er nog met hem over heb gehad.’

Dit kan worden opgesplitst in:

--‐ Ik ben boos op hem omdat hij mijn tips niet oppakt, en dat verwacht ik wel.

--‐ Ik ben teleurgesteld in mezelf omdat het me niet lukt om hem iets te laten leren.

Dat doe ik het dus niet goed.

Opdracht 3.3 Wat als?

Neem de situatie uit opdracht 1 in gedachten

Beantwoord de volgende vragen:

--‐ Stel dat je in deze specifieke situatie veel minder last zou hebben van deze belemmerende

overtuiging, hoe zou jij je dan voelen? Wat zie je jezelf doen? Beschrijf je gedrag concreet en

nauwkeurig.

--‐ Stel dat je je in deze lastige situatie meer ontspannen zou voelen, hoe zou je dan willen

reageren? Maak je reactie concreet.

--‐ Stel dat het zou lukken, wat zou je dat dan op kunnen leveren?

Page 20: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

20

Opdracht 3.4 In je element!

Laat de situatie waarin je last hebt van je belemmerende gedachten even los.

Denk aan die situaties waarin je je juist effectief voelt.

--‐ Wanneer ben je in je element, en welke kwaliteiten laat je dan zien?

--‐ Wat zijn je persoonlijke kwaliteiten?

--‐ Welke persoonlijke kwaliteiten zouden je kunnen helpen in de lastige situatie?

--‐ Stel dat het lukt, wat kan er dan gebeuren? Hoe zou jij je dan gedragen? En hoe zou je je

dan voelen?

Opdracht 3.5 Daag jezelf uit!

Als duidelijk is dat deze overtuiging last veroorzaakt, kun je jezelf gaan uitdagen.

Klopt dat wat je zegt echt? Hoe effectief is deze manier van denken? Helpt het je om zo te denken? Is

dit een logische gedachte? En wat betekent deze gedachte nou precies?

Onderstaande hulpvragen helpen je om je overtuiging kritisch onder de loep te nemen.

Hulpvragen

Vragen over de overtuiging:

--‐ Is dat waar?

--‐ Is dat in logische zin juist?

--‐ Helpt het nou, om zo te denken?

--‐ Welke eis stel je aan jezelf of aan anderen? En waarom zo streng?

--‐ Waarom moet dat per se?

Vragen over alternatieven:

--‐ Zou het ook anders kunnen?

--‐ Welke andere gezichtspunten zijn er?

--‐ Hoe zou iemand anders hierover denken?

Vragen over de realiteit:

--‐ Wat zijn de feiten?

--‐ Waar staat dat geschreven?

--‐ Kun je dat bewijzen?

Vragen over het omgaan met de situatie:

--‐ Wat zou er gebeuren als ...?

--‐ Als dat waar is, wat is dan het ergste dat je kan gebeuren?

--‐ Zou dat verschrikkelijk zijn? Waarom?

--‐ Als je dat blijft denken, hoe voel je je dan?

--‐ Motiveert die gedachte je?

--‐ Waarom hou je vast aan een gedachte die je zoveel narigheid bezorgt?

Tips

Sommige vragen zullen je aan het twijfelen brengen en andere lijken je niets te doen.

Ga door met de vragen die impact hebben en confronteer je belemmerende overtuiging. Je wilt er ten

slotte vanaf.

Bij enkele vragen zul je ook al nieuwe behulpzame gedachten voelen opkomen.

Schrijf deze op. Dit legt de basis voor je nieuwe overtuiging, die je later kunt trainen door te oefenen

en te herhalen.

Page 21: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

21

Opdracht 3.6 Check je eigen mindset

Doe deze opdracht via www.dekrachtvangedachten.nl

Opdracht 3.7 5-minuten-per-dag project

Schrijf dagelijks vijf minuten in een digitaal opschrijfboekje (wat een onderdeel is van je digitale

logboek) over momenten waarop je nieuw gedrag oefende of vanuit nieuwe gedachten een situatie

bekeek.

Schrijf op wat je dacht en welk nieuw gedrag je vertoonde.

Doe dit puntsgewijs en zo specifiek mogelijk. Het helpt als je focust. Dus neem één onderwerp waarop

je nieuwe gedachten hebt ontwikkeld (voortgekomen uit het uitdagen van een belemmerende

gedachte), en benoem het bijbehorende nieuwe gedrag.

Iedere dag geef je door te schrijven aandacht aan die nieuwe gedachten, en aan het nieuwe gedrag.

Je mag alleen schrijven over wat je goed deed. Je mag dus niet schrijven over oud gedrag en oude

gedachten die je die dag ook hebt gehad.

Door te schrijven over je nieuwe gedachten en je nieuwe gedrag, geef je aandacht aan wat er lukte,

en zo bouw je aan een nieuw patroon. Ook als je op een dag niets kunt bedenken (dat komt in het

begin soms voor) neem je vijf minuten de tijd hiervoor. Dat laatste helpt om de volgende dag nog

nieuwsgieriger te kijken.

Voor deze oefening heb je iemand nodig die jou goed kent en die jou vier maal feedback wilt geven.

Je kunt de mensen die je steunen in deze oefening ook expliciet vragen om waardering te geven. Dat

stimuleert, en maakt dat je eerder ziet wat er al wel lukt. In deze vorm benut je ook de breinregel

ondersteuning.

Tips

Kies een vast moment waarop je dit doet. Dus bijvoorbeeld in de trein terug naar huis of vlak voor het

naar bed gaan. Het vaste moment helpt je om er een routine van te maken.

Er zullen zeker tegenslagen en lastige momenten zijn. Die zijn er in ieder leerproces.

Zorg dat je je lastige momenten zo goed mogelijk hebt voorbereid.

Typische momenten voor een tegenslag zijn als je vermoeid of gestrest bent, of beide.

En beginnen is ook vaak een lastig moment.

Iedereen weet eigenlijk wel wat de momenten zijn waarop zijn leerproces een terugval kan krijgen.

Je kunt dit voorbereiden door een concreet plannetje te maken.

Je hersenen zijn dol op kleine ‘als … dan-plannetjes’. Ze helpen je om automatisch bepaald gedrag te

vertonen.

De volgende oefening is ontworpen door de psychologe Heidi Grant Halvorson.

Stel jezelf de volgende vragen:

Wat zijn de momenten waarop jij in je oude gedrag kunt vervallen?

Wanneer verwacht je dat je het moeilijk zal krijgen?

Page 22: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

22

Wat zou je dan willen zeggen? Wat zou je dan willen doen?

Benut een van de volgende drie tactieken:

1. Haal de resultaten van de verbeeldingsoefening terug, om standvastig te zijn.

2. Formuleer korte zinnen die je tegen jezelf kunt zeggen om je kracht te benutten.

Gebruik hiervoor de nieuwe behulpzame gedachten die je hebt ontwikkeld.

3. Neem een time-out, bijvoorbeeld door te zeggen dat je er morgen op terugkomt.

Kies een van deze drie tactieken, en schrijf kort op wat je dan zegt en hoe je je dan gedraagt.

Een voorbeeld: je zegt te vaak ja op extra werk.

Je plannetje kan dan zijn: ‘Als ik vermoeid ben, en ik krijg weer een extra klus waar ik geen tijd voor

heb, dan zeg ik dat ik er eerst over na wil denken. En dat ik morgen met een antwoord kom.’ Dat helpt

te voorkomen dat je ja zegt als je nieuwe behulpzame gedachten nog niet voldoende zijn getraind. Dit

zijn heel krachtige momenten in een veranderproces. Benut ze.

Nog een voorbeeld: je maakt je iedere keer boos over mensen die zich niet aan hun afspraken

houden.

Wens: Je wilt geduldiger worden en minder boos zijn. Je plannetje kan dan zijn: ‘Als ik last heb van

stress en drukte, en ik merk dat iemand zich niet aan zijn afspraken houdt, dan vraag ik hem om

morgen met een voorstel te komen en ga ik weer door met mijn werkzaamheden.’ Dit helpt te

voorkomen dat je uit je slof schiet.

Als je deze plannetjes maakt, dan zal je brein de voorbereide situatie herkennen. Automatisch. En dan

zul je veel makkelijker het gedrag vertonen dat je hebt voorbereid, omdat je brein al weet wat jij wilt

dat het doet. Je hersenen hoeven er niet meer bewust over na te denken

Page 23: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

23

blok 4

TOUWTJES AAN ELKAAR KNOPEN, DOORHAKKEN EN

AFHECHTEN

Page 24: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

24

Inleiding In blok 4 is er gelegenheid voor het uitsmeren van het thema uit blok 3. De slc’er zal dat i.o.m de

groep doen. Het thema uit blok 3 is zo uitgebreid dat je er twee blokken mee bezig kan zijn.

Daarnaast is het de bedoeling van blok 4 dat je reflecteert op competentie 7 en een grow-plan maakt

voor het volgende studiejaar.

We gaan afmaken wat is ingezet, we ronden af en blikken vooruit. De thema’s Pecha Kucha,

Teamwork (Teamrollen, feedback en conflict) en een neuraal netwerk bouwen komen terug in je

reflectie op afgelopen studiejaar: welke groei is op te maken in je persoonlijke

studieloopbaanontwikkeling? Welke aandachtspunten neem je mee naar jaar 3? Hoe wil je dat

aanpakken?

Zorg dat alles goed verwerkt is in je inlevermap zodat de slc’er van jaar 3 in één oogopslag kan lezen

hoe jouw persoonlijke ontwikkeling in jaar 2 is verlopen en daarop kan aansluiten!

Doelstellingen

1. De studenten verkrijgen een totaalbeeld van hun persoonlijke ontwikkeling van het

afgelopen jaar

2. De studenten evalueren hun studieloopbaanproces jaar 2

3. De studenten blikken vooruit naar jaar 3 en maken hiervoor een grow-plan

Lesschema

Lesweek Activiteiten Opdracht

1 groepsbijeenkomst

2x 50 min

i.o.m. docent afmaken liggende thema’s

en vooruitblikken op jaar 3

Voorbereidingen

jaar 3

-Competentie-7-

analyse

-Growplan

1groepsbijeenkomst

2x 50 min

i.o.m. docent afmaken liggende thema’s

en vooruitblikken op jaar 3

Voorbereidingen

jaar 3

-Competentie-7-

analyse

-Growplan

1 individueel gesprek Voorbereidings-en

gespreksverslag

slc-eindgesprek

Page 25: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

25

Opdrachten voorbereidingen studiejaar 3

Inhoud:

Beantwoord de vraag: ben ik klaar voor jaar 3? Doe dat in relatie tot jouw persoonlijke ontwikkeling.

Loop alle indicatoren na van competentie 7 en trek hierbij je conclusies. Schrijf vervolgens in een

grow-plan hoe je aan alle thema’s dit jaar hebt gewerkt, welke actiepunten je meeneemt naar jaar 3 en

hoe je daar concreet aan gaat werken.

Technische vereisten: Ingevuld formulier en toelichting max. 2 A4. Growplan, max. 3 A4 Lettertype

Arial 10, regelafstand 0 en correct Nederlands. Bewaar deze versie op je USB stick.

Opdracht A Competentie-7-analyse

Inleiding

Bij het onderzoeken en ontwikkelen van de eigen opvattingen en competenties, gaat het erom dat de

student

1. kan reflecteren

2. kan communiceren over zijn eigen leerproces

3. methodisch kan werken aan zijn eigen leerproces

4. een eigen beroepshouding ontwikkelt

Stap 1: Vul het onderstaande formulier in: beheersingsgraad per indicator van competentie 7

De indicatoren van competentie 7 zijn toegespitst op studieloopbaancoaching.

De beheersingsgraad: -2, -1, 0, 1, 2 : betekent:

-2 beheers ik helemaal niet

-1 beheers ik niet, niet mee geoefend

0 hier ben ik nog onzeker over

1 beheers ik in redelijke mate

2 beheers ik goed

Page 26: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

26

FORMULIER COMPETENTIE-7-ANALYSE

nr Indicator Beheersingsgraad -2 -1 0 1 2

7.1

Ik analyseer op methodische wijze (complexe) probleemsituaties, werk systematisch aan oplossingen en ga na of deze effectief zijn.

7.2

Ik geef zelf mijn verbeterpunten aan.

7.3

Ik ben zelfkritisch, reflecteer op eigen gedrag, pas dit zo nodig aan, breng nieuwe ideeën naar voren en heb daarbij een duidelijk beeld van eigen kwaliteiten en beperkingen.

7.4

Ik ben bereid en in staat mijn leervragen te formuleren en daarop aansluitende leeractiviteiten te ondernemen.

7.5

Ik documenteer mijn eigen leerproces en maak het voor anderen inzichtelijk o.a. met behulp van een portfolio.

7.6

Ik ben een rolmodel voor een lerende houding.

7.7

Ik benut diverse bronnen voor mijn eigen leerproces, zoals medestudenten, docenten, literatuur, ICT, keuzevakken, cursussen.

7.8

Ik heb een eigen visie (op onderwijs) en sta open voor andere visies en ideeën.

7.9

Ik kan feedback geven en ontvangen en verwerk de uitkomsten in mijn handelen.

Stap 2: Na het invullen van het formulier : de toelichting!

Beschrijf bij elke indicator een toelichting op je zelfscore. Gebruik voornamelijk ervaringen uit de slc-

bijeenkomsten en je ervaringen op school. Stage-ervaringen worden hier niet (direct) gevraagd.

Page 27: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

27

Opdracht B Grow-plan

Doelen:

1. Zelfinzicht verankeren in een document

2. Aanknopingspunten genereren voor studiejaar 3

Wat en hoe:

In jaar 1 heb je gewerkt aan een grow-plan. Daar ga je nu mee verder.

Hieronder vind je nogmaals de vragen die je in het grow-plan moet beantwoorden.

Neem alle thema’s van jaar 2 als uitgangspunt voor de beantwoording van de vragen.

Waar mogelijk verwerk je de uitkomsten van de competentie-7-analyse.

Verwerk alle feedback die je tijdens groepsbijeenkomsten of elders hebt gekregen op jouw

gedrag, gerelateerd aan de thema’s van jaar 2.

Verwerk alle leermomenten tijdens de groepsbijeenkomsten en de individuele gesprekken in

dit document

Grow-plan

Bron: het boek ‘The Tao of Coaching: Boost Your Effectiveness at Work by Inspiring and Developing Those Around You’ van auteur Max Landsberg (2003)

GROW-vragen

Goal

● Wat is je doel?

● Wat wil je bereiken?

● Waar wil je aan werken?

● Wat moet het eindresultaat zijn?

● Welke opdracht moet je uitvoeren?

● Waar wil je aan werken?

Page 28: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

28

Reality

● Hoe ziet de huidige situatie eruit?

● Hoe pak je het op dit moment aan?

● Wat doe je al?

● Wat gaat goed, wat vraagt om verbetering?

● Waar loop je tegenaan?

● Wat vind je lastig?

Options

● Welke opties zijn er om de opdracht aan te pakken die je onder Goal hebt geformuleerd?

● Welke oplossingsmogelijkheden zie je?

● Hoe zou je het aan kunnen pakken?

● Welke invalshoeken zijn er om de opdracht uit te voeren?

● Wat zou je kunnen gaan doen om je doel te bereiken?

Wrap up

● Wat ga je nu concreet doen?

● Hoe ziet je volgende activiteit er uit?

● Welke stap ga je nu zetten?

● Welke acties ga je ondernemen om aan je doel te werken?

Page 29: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

29

Bijlage 1 Voorbereiding slc-gesprek A.Studievoortgang De feiten: Maak een uitdraai van de behaalde studiepunten, beantwoord schriftelijk onderstaande vragen en neem de uitdraai mee naar het slc-gesprek.

1. Welke modules heb je nog niet behaald? 2. Welke modules heb je wel behaald maar zijn nog niet geregistreerd? 3. Welke actie ga je ondernemen om 1 + 2 op te lossen?

Maak zo nodig gebruik van ondersteuning van peercoaches (studeervaardigheden, inhoudelijke ondersteuning) De beleving: Scoor de modules van afgelopen blok in onderstaand schema:

Heel boeiend

Neutraal

Niet boeiend

Te makkelijk Neutraal Uitdagend

Licht de score van minimaal 2 modules in 2 zinnen toe. B. Welke acties heb je ondernomen a.d.h.v het vorige slc-gesprek en wat was het effect hiervan? C .Motivatie Geef met een cijfer aan hoe groot je motivatie voor je studie op dit moment is

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Licht je antwoord in een zin toe: D. Timemanagement Geef met een cijfer aan hoe goed je timemanagement is

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Licht je antwoord in een zin toe: E. Effectiviteit studiegedrag Geef met een cijfer aan hoe effectief je studeergedrag is

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Licht je antwoord in een zin toe: F. Zijn er factoren die je studiesucces bedreigen/ kunnen gaan bedreigen? Gezondheid/motivatie/werken/sporten/hobby’s/leefgewoonten/woon-enleefomstandigheden: Anders nl: G. Welk onderwerp/vraag houdt jou bezig m.b.t de voortgang van je studie op dit moment? H. Welk succes heb je afgelopen blok behaald/waar ben je trots op/ tevreden over? Licht dit kort en concreet toe. I. Welke uitdagingen zijn er volgend blok/jaar voor jou?

Page 30: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

30

Bijlage 2 Achtergrondinformatie bij opdrachten 2 en 3

TEAMWORK: de Belbin Teamrollen

Het voordeel van een klus doen met een team is dat er meerdere mensen in zitten. Je hoeft dus niet

alles zelf te kunnen. Elk teamlid brengt naast zijn eigen ervaring en deskundigheid ook zijn eigen

Belbin Teamrollen in. Een Teamrol is een samenhangend pakket van eigenschappen en

vaardigheden dat je 'aangeboren' is. Houd je daar rekening mee, dan gaat je team beter functioneren

omdat iedereen doet waar hij goed in is.

Elkaar aanvullen

Jij bent misschien een goede planner, of juist heel creatief, de ander communiceert makkelijk en weer

een ander teamlid kan een probleem goed analyseren. Al die kwaliteiten heb je nodig om samen een

goed resultaat neer te zetten. Teamleden of collega’s vullen elkaar aan. Dat is in een stage of in je

werk zo, maar ook al als je in je opleiding aan een project werkt.

De Teamrollen van Belbin bieden je dus gereedschap om de samenwerking in je team vanaf het begin

van het project handig te organiseren en aan te passen mocht het toch even stroef lopen.

Negen Teamrollen

Belbin is een Engelse managementprofessor die heeft uitgevonden dat er 9 verschillende Teamrollen

zijn. Ze heten:

Bedrijfsman: de nuchtere aanpakker

Brononderzoeker: de enthousiaste netwerker en ‘ideeënverbinder’

Monitor: de bedachtzame analysator

Plant: de creatieve solist

Vormer: de drijvende kracht

Voorzitter: de neutrale organisator

Groepswerker: de warme sfeerbewaker

Zorgdrager: de perfectionistische afmaker

Specialist: de vakman op zijn eigen terrein

Doen, denken, voelen of willen, actief of reactief

Als je je er een beetje in verdiept, ga je de rollen herkennen in het gedrag van de teamleden: wat ze

doen en wat ze zeggen. Daarbij helpen twee indelingen:

1. De vier hoofdvoorkeuren: doen, denken, voelen, willen.

2. Actief of reactief gedragen: wie komt meestal zelf met een idee of voorstel of wie reageert

vaker op de inbreng van anderen.

Die indeling geeft je al een beter idee van wat je van iemand met die voorkeursrollen kan verwachten.

In de ‘taart’ hieronder zie je elke Teamrol staan in het kwart van zijn voorkeur. De Plant en de Monitor

bijvoorbeeld denken veel na. Dat zie je hen ook doen in een vergadering. Het verschil is dat de ideeën

van de Plant vanuit zichzelf komen (actief), terwijl de Monitor vooral reageert op ideeën die ingebracht

Page 31: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

31

worden (reactief). Je hoort de Monitor vaak zeggen: ‘Zullen we daar nog even over nadenken?’ De

Plant zegt: ‘Ik heb wel een idee…’

De Specialist staat niet in de cirkel. Dat komt doordat de Specialist niet is in te delen in deze

categorieën. Hij is ‘een geval apart’. Hij is niet zo’n teamwerker. Dat geldt trouwens ook voor de Plant

en de Monitor. Die zijn ook graag solo bezig.

Wat is nu eigenlijk de basis van de Teamrollen?

Elke Teamrol kun je zien als een unieke combinatie van de vijf basis-karaktertrekken die iemands

persoonlijkheid bepalen.

Elke Teamrol bevindt zich ergens op deze schalen:

(1) Extravert – Introvert

(2) Inschikkelijk – Dominant

(3) Zorgvuldig/ordelijk – Ongestructureerd

(4) Rustig/emotioneel stabiel – Onrustig/snel geraakt

(5) Behoudend – Open/vernieuwend

Daarnaast wordt de rol ingevuld met intelligentie. De Plant en de Monitor worden vaak gezien als ‘de

bollebozen’. En ten slotte naar wat je waardeert in anderen. De Vormer houdt bijvoorbeeld van

mensen die de strijd aangaan. De Brononderzoeker vindt flair en bling bling belangrijk. De Zorgdrager

verfoeit onethisch gedrag en de Bedrijfsman vindt dat mensen zich fatsoenlijk moeten gedragen.

Page 32: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

32

Profiteer van verschillen

Besef dat alle rollen een belangrijke bijdrage aan het team leveren. Het is belangrijk dat je aanvoelt

dat alle rollen kwaliteiten hebben die nodig zijn om een project goed af te maken. Er is daadkracht

nodig, creatieve ideeën, logisch denken, organisatietalent, gezelligheid, nieuwsgierigheid, contacten

buiten het team en zorgvuldigheid. Er is geen hiërarchie in rollen.

Soort zoekt soort

Mensen hebben echter de neiging om zich het meest vertrouwd te voelen bij mensen die ongeveer

hetzelfde zijn. Je bent gewend aan je eigen rollen en vaak vind je het gedrag dat daarbij hoort ook het

nuttigst. Daardoor kun je je ergeren aan mensen met heel andere rollen.

De Bedrijfsman vindt de Plant wazig.

De Vormer vindt dat de Zorgdrager zeurt.

De Brononderzoeker vindt de Monitor te kritisch…

Je ziet vaak teams van allemaal Bedrijfsmannen; soort zoekt soort. Daar komt zeker resultaat uit,

maar het is zelden origineel. Je hebt dus verschillen nodig, en het is goed om die diversiteit in je team

te benutten.

Je hebt meer dan één rol

Ieder mens heeft twee of drie rollen die hij van nature oppakt. Dan is er vaak nog een vierde of vijfde

rol die je ook wel kunt nemen, maar dat kost je al veel meer energie. Daar moet je echt bij nadenken.

De andere rollen kun je eigenlijk niet goed doen. Als je een echte Brononderzoeker bent en niets van

de Zorgdrager in je hebt, dan moeten je teamleden niet aan jou vragen om de eindredactie van het

rapport te doen, want je vindt het saai en kijkt over alle foutjes heen. Ze kunnen je beter vragen om

die expert te bellen die jullie om advies willen vragen. En als het gesprek dan echt ingewikkeld wordt,

geef je de telefoon aan de Specialist.

De rollen die je het makkelijkst neemt, hoeven niet per se in dezelfde hoek van denken of doen te

zitten. Je kunt Plant zijn en Vormer. Dan houd je van verzinnen hoe het moet en je hebt ook de wil om

je idee door te zetten. De combinatie van je twee of drie voorkeursrollen maken jou uniek.

Je rollen beïnvloeden elkaar

Als je de rolbeschrijvingen leest, klinken ze een beetje als karikaturen. De Vormer is een dwingeland.

De Brononderzoeker kan geen vijf minuten stil zitten. De Specialist is een nerd. Iemand valt nooit

helemaal samen met die rol. De andere rollen halen de scherpe kantjes er af. De Vormer kan ook

Groepswerker en Bedrijfsman zijn.

Met 4 of 5 mensen toch een compleet team

Een team bestaat nooit uit 9 mensen die allemaal een andere rol hebben. Het ideale team bestaat uit

vier tot zes mensen. De kans is groot dat wèl bijna alle teamrollen vertegenwoordigd zijn als je ook

naar de tweede en derde rol kijkt. Het mooie is dat ieder nu kan kiezen vanuit welke rol hij zijn bijdrage

gaat leveren zodat de teamleden elkaar optimaal aanvullen.

Teamrollen gebruiken om echt goed samen te werken

Weet je het eenmaal, dan is het de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het team om:

Elkaars rollen te respecteren, de kwaliteiten die daarbij horen te waarderen en ieder zoveel

mogelijk op de manier te laten werken die hem het beste past. Houd daar ook rekening mee

met plannen.

Page 33: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

33

De taken in een project zo te verdelen dat ieder doet waar hij goed in is.

Bij rollen die dubbel vertegenwoordigd zijn, af te spreken wie wanneer zijn voorkeursrol

neemt, zodat je niet concurreert.

Samen rollen op te vangen die je mist in het team.

Dus, ken jezelf en die anderen met wie je de klus klaart

Je hebt echt iets aan de Teamrollen van Belbin onder de volgende voorwaarden:Je kent je teamrollen

en weet daarmee hoe jij het beste in een team functioneert. Je kunt optimaal van teamrollen profiteren

door bij voorbeeld de taakverdeling erop aan te passen

bron 1

FEEDBACK

1. Inleiding

Feedback geven wil zeggen dat je naar de ander terugkoppelt wat je vindt van de resultaten van zijn

werk. Feedback geven betekent ook dat je een ander informeert over de effecten van zijn gedrag.

Doordat het altijd gaat over het effect van dat gedrag op jou, zegt feedback meestal net zoveel over

jou als over die ander.

Feedback ontvangen is het proces waarbij iemand anders je informeert over hoe jij jouw gedrag ziet

en ervaart. Deze informatie heb je nodig om er zeker van te zijn dat jouw bedoelingen via je handelen

goed zijn overgekomen. Door feedback te krijgen en te vragen vergroot je je zelfkennis.

2. Communicatie

Als je communiceert met anderen, dan is er altijd sprake van een zender, die een boodschap stuurt

naar een ontvanger.

Als zender wil je een bepaald doel bereiken en uit de reactie van de ontvanger merk je of je je doel

wel of niet bereikt hebt. Dit kun je ook opvatten als feedback, want je krijgt een terugkoppeling van de

ontvanger op jouw boodschap. Je krijgt terug wat het effect is van jouw gedrag op de ander.

Zorg ervoor dat wat je zegt, de inhoud van de boodschap, klopt met de manier waarop je het zegt (de

toon). Realiseer je dat de ander jouw boodschap interpreteert. Als je merkt dat de boodschap niet

goed is overgekomen, heb je een tweede kans om jezelf te verbeteren.

3. De vier aspecten van communicatie

Ik baal ervan dat ik niet gewoon rustig kan werken, omdat jij om het halfuur binnenloopt.

Zakelijk aspect (inhoud)

Het zakelijk aspect is de inhoud van de boodschap, de expliciete formulering, dus:

Ik kan niet rustig werken, jij loopt om het half uur binnen.

Expressieve aspect (proces)

Het expressieve aspect zegt iets over jou als zender, over je gevoelens, waarden, normen en emoties.

Het gaat hier om de vraag: hoe kom ik over of wil ik overkomen bij de ander?

Ik baal ervan.

Relationele aspect (proces)

Page 34: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

34

Het relationele aspect maakt duidelijk hoe je de relatie tussen jou en de ander ervaart. Bij dit aspect

spelen kwesties als vertrouwen en macht een rol; dit aspect klinkt vaak door in de toon.

Ik heb het recht om hier iets van te zeggen.

Appellerende aspect (proces)

Het appellerende aspect gaat over het beroep dat je met jouw boodschap op de ander doet, meestal

wil je iets bereiken en oefen je invloed uit op de ander.

Ik wil dat je stopt met binnenlopen

4. Voorbereiding op het geven van feedback

Motieven

Wat is je bedoeling met het geven van feedback?

Geef je feedback zodat de ander zich kan verbeteren?

Geef je feedback zodat je je irritatie kwijt kunt?

Geef je commentaar omdat je je zin niet krijgt?

Geef je commentaar om je zelfwaardering op te vijzelen vanuit het idee dat je beter bent en de

ander de mindere is?

Geef je feedback om de ander te laten merken dat je tevreden bent en hij zo door kan gaan?

Inhoud

Wat wil je gaan zeggen?

Wat wil je bereiken, wat is het doel van je commentaar?

Wat precies heeft de ander goed gedaan?

Wat precies heeft de ander fout gedaan?

Waaraan erger je je precies, wat stoort je?

Feedback voorwaarden

Feedback is beschrijvend en niet beoordelend. Het vermijden van waardeoordelen beperkt de

behoefte van de ander om zich te verdedigen.

1. Feedback is specifiek en niet algemeen. Specificeer aan de hand van een concreet voorbeeld

en zeg niet iets in de trant van: je bent te snel met oordelen.

2. Feedback houdt rekening met de behoeften van beide partijen.

3. Feedback richt zich op gedrag waar de ander iets aan kan veranderen.

4. Feedback wordt eerder op verzoek gegeven dan dat het wordt opgelegd.

5. Feedback wordt gegeven op het juiste moment. Dat wil zeggen zo kort mogelijk nadat het

betreffende gedrag van de ander wordt waargenomen

6. Bij feedback maak je gebruik van de ik-boodschap.

7. Feedback wordt gecontroleerd op goed begrip. Vraag de ander om de feedback in zijn eigen

woorden te herhalen.

Een manier van feedback geven is werken met de 5 G’s.

1. Gedrag: feitelijke waarnemingen, benoem gedrag van de ander.

2. Gedachte: gedachten die bij je opkomen: ik heb de indruk dat………

3. Gevoel: gevoelens die bij je opkomen: daar word ik….(onrustig, verdrietig, boos) van

4. Gevolg: de neiging die je krijgt: daardoor ga ik……..wil ik……

5. Gewenst: geef aan wat je van de ander zou willen: ik zou graag willen dat je………..

Feedback ontvangen kan (het best) de op de volgende manier:

Page 35: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

35

Laat de ander uitpraten

Zeg niet: ‘ja, maar’

Vat samen wat je gehoord hebt

Leg uit hoe jij erin staat

Maak een afspraak hoe jullie hiermee om kunnen gaan

Tip: Pas de vijf G’s ook toe bij het geven van complimenten

Bron 2

5. Het JOHARI venster

Twee Amerikaanse onderzoekers, Joseph Luft en Harry Ingham, hebben naar aanleiding van hun

onderzoeken een model opgesteld, waarmee op eenvoudige wijze kan worden uitgelegd wat de

relatie is tussen gedrag en feedback. Dit model staat bekend als het JOHARI venster, en ziet er als

volgt uit:

Bekend bij jezelf

Onbekend bij jezelf

Bekend bij anderen

Vrije ruimte Blinde vlek ('slechte adem')

Onbekend bij anderen

Verborgen gebied

Onbekende zelf

Stel je voor dat je naar jezelf kon kijken. Je zult ontdekken dat de dingen die je doet voor een groot

deel bekend zijn bij jezelf, en dat ze voor een ander ook nauwelijks verrassend zijn. Dit gebied wordt

de vrije ruimte genoemd. Naar mate mensen elkaar beter kennen zal de vrije ruimte groter zijn.

In je omgang met anderen is er ook een aantal zaken, dat de ander niet weet. Dit wordt het verborgen

gebied genoemd. Voor een belangrijk deel bepaal je zelf hoe groot dit gebied is.

Een gebied waar niemand direct invloed op kan uitoefenen is het onbekende zelf. Dit gebied komt in

de meeste gevallen pas in de openbaarheid door omstandigheden waarin je terecht komt. Het is dan

ook niet voor niets dat je mensen wel eens hoort zeggen: 'Ik had niet verwacht dat ik dat zou kunnen'.

Het laatste gebied wordt de blinde vlek genoemd. Dit gebied wordt ook vaak het gebied van de

'slechte adem' genoemd. Net als bij slechte adem - bijvoorbeeld door het eten van knoflook - weet je

het niet van jezelf, maar anderen weten (ruiken) het des te beter.

Door het geven van informatie over hoe je elkaar ervaart en over de reacties die dat teweegbrengt,

wordt de vrije ruimte van ieder vergroot en wel op twee manieren. Doordat je feedback krijgt van de

ander over gedrag dat jezelf onbekend is, wordt de ruimte van de blinde vlek kleiner en dus de vrije

ruimte groter. Het uitwisselen van de informatie door middel van feedback heeft als voordeel dat het

de communicatie tussen twee mensen inzichtelijker maakt, en daardoor effectiever. Bovendien kun je

je door feedback bewust worden van een groter aantal gedragingen van jezelf, en de effecten daarvan

op anderen. Dit bewust zijn geeft iemand de mogelijkheid zijn gedrag te handhaven of te veranderen.

Page 36: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

36

Doel van het feedback geven is de vrije ruimte vergroten. Je kent elkaar beter, je begrijpt elkaar beter.

Het ontstaan van bijvoorbeeld vooroordelen en/of het voorbarig concluderen van iets zal dan veel

minder makkelijk voorkomen. Met andere woorden, storingen in het communicatieproces komen

minder voor.

Bron 2

Conflicten

A. Typen conflicten Instrumentele conflicten; onenigheid over taakverdeling, coördinatie, en het inrichten en afstemmen van werkzaamheden. Goede probleemanalyse, nuchtere expertise en rationele besluitvorming leiden tot een oplossing.

Onenigheid over de verdeling van schaarse middelen als geld, ruimte, tijd. Hierbij past het onderhandelen om tot een compromis te komen.

Sociaal-emotionele conflicten gaan over gedrag en houding in persoonlijke relaties. Het betreft beelden van elkaar die de relatie verzieken. Door middel van open communicatie over onderliggende gevoelens en irritaties komt met tot begrip.

Machtsconflicten gaan over posities en de vraag: “Wie heeft het hier voor het zeggen?” Horizontaal spelen vaak territorium- en competentiekwesties; verticaal is er de spanning tussen autonomie en controle. Het vraagt enige wijsheid om ‘politiek’ geharrewar om te zetten in productieve spanning.

Veel conflicten zijn ‘gemengd’. Een conflict dat escaleert wordt steeds meer een mix van alle vier de typen. Er is onenigheid over van alles en nog wat, men begint de pest aan elkaar te krijgen. En de communicatie ontaardt in het afpoeieren en intimideren van de tegenpartij. Het artikel” Ze vechten elkaar de tent uit” (ook bron 5) verduidelijkt hoe dit werkt en hoe je dit kan voorkomen.

Bron 3

B. De aanpak van conflicten. Hoe oplossen? Conflicten horen er bij en hoeven niet per se schadelijk te zijn. In een open en communicatief klimaat kunnen ze juist bijdragen tot verbetering. Je kunt zelfs stellen dat conflicten onvermijdelijk zijn om verbetering en vernieuwing te bewerkstelligen: Conflicten zijn nodig om tot vernieuwing te komen.

Accepteer meningsverschillen en maak tijd vrij om ze uit te praten. De gouden regel is: “Voorkom altijd dat meningsverschillen escaleren tot blijvende vetes en partijvorming!” Met de volgende tips vergroot je de kans er uit te komen.

1. Zoek elkaar op; stel het gesprek niet uit 2. Geef helder je eigen standpunt weer. 3. Luister naar de ander, probeer het verschil te begrijpen en te accepteren. 4. Bedenk samen creatieve oplossingen. 5. Maak goede, heldere afspraken.

Bron 4

C. 10 Tips om een conflict op te lossen

Bij een conflict hebben mensen al snel een negatief idee. Ook het woordenboek komt bij de

beschrijving van conflict, met de woorden strijd, botsing en verschil van mening niet echt positief over.

Over het algemeen is men er bang voor omdat men conflicten met ruzies associeert. Een conflict kan

zeker tot een ruzie leiden, maar dat gebeurt alleen als er “verkeerd” mee omgegaan wordt. Een

conflict kan ook zorgen voor vernieuwing en creativiteit.

Page 37: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

37

Iedereen gaat anders om met conflicten en heeft daarmee zijn eigen conflicthanteringstijl.

Deze stijl is afhankelijk van je eigen persoonlijkheid, maar ook van de omgeving en situatie.

Waar mensen samenwerken om een voor iedereen belangrijk doel te realiseren ontstaan

onvermijdelijk spanningen en conflicten. Ze zijn vaak onontkoombaar en zelfs nodig om tot

vernieuwing te komen. Zonder tegenstellingen gebeurt er doorgaans weinig. Wat je beter kunt

vermijden is niet het conflict maar de escalatie ervan. Vooral bij conflicten waar je samen uit wil en

moet komen.

1 Geef helder je eigen standpunt weer.

Om het probleem helder te krijgen is het van belang dat je eerst duidelijk maakt waar het om gaat.

Niet mitsen en maren, maar vriendelijk én helder zeggen wat je denkt. Zo lang de tegenstelling niet

duidelijk is kun je niet samen nadenken over mogelijke oplossingen.

2 Formuleer vanuit het belangenperspectief en niet vanuit waarden en normen.

Een probleem en een tegenstelling worden vaak verschillend ervaren. Het is eenvoudiger om een

oplossing voor diverse belangen te bedenken, dan het eens te worden over normen en waarden.

3 Luister naar de ander, probeer het verschil te begrijpen en te accepteren.

Probeer eens werkelijk open te staan voor de ander, hem te begrijpen en te accepteren dat er een

verschil van zienswijze en standpunten is. Begrip hebben en accepteren dat er verschillen zijn

betekent niet dat je jouw eigen zienswijze hebt opgegeven. Je hoeft het samen niet eens te worden

over normen.

4 Vraag goed door en leg de belangen naast elkaar.

Vaak komt de ander niet met belangen maar met normen, meningen en standpunten naar voren. Niet

weerleggen! Probeer met veel open vragen (‘Waarom is dat belangrijk voor jou? Wat wil je daarmee

bereiken? Wat zie je niet zitten en waarom?’) door te vragen wat de belangen van de ander zijn. Vat

samen om te checken of je de ander ook werkelijk begrijpt. Leg de belangen van jou en de ander

naast elkaar en maak er een probleemdefinitie van waar alle partijen het over eens zijn.

5 Maak er geen persoonlijke kwestie van.

Bij het proces van een conflict hoort communicatie en interactie. Bij interactie – en dus ook in een

conflict – is het de vraag hoe men het doen en laten van een ander interpreteert. De interpretatie is

een keuze die we vaak onbewust maken. In de sociale psychologie kennen we de attributiefout.

6 Neem afstand van eigen emotie en gun de ander zijn emotie.

Tel tot 10 bij het uiten van jouw eigen emoties en denk na. Wat is jouw belang? Spreek dat helder uit.

Gun de ander zijn emoties: vraag hem waarom hij boos of verdrietig wordt – meestal krijg je dan te

horen welk belang op het spel staat.

7 Bedenk samen creatieve oplossingen.

Een belangrijke onderhandeltheorie stelt dat je het bedenken van oplossingen moet scheiden van het

beoordelen ervan. Dus probeer eerst met een gezamenlijke brainstorm zoveel als mogelijk

oplossingen te genereren.

8 Geef iets toe voor het wederzijds belang.

Een probleem oplossen betekent idealiter dat beiden krijgen wat ze willen. Het is van belang ook

ergens op toe te kunnen geven en afstand te doen van een aantal wensen.

9 Maak goede, heldere afspraken.

Zorg ervoor dat de afspraken duidelijk en zo concreet mogelijk geformuleerd zijn. Vaak gaat het aan

Page 38: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

38

het einde mis en horen de betrokkenen bij de afspraken vooral dat, wat zij willen horen. Check liever

nog een keer met een samenvatting of iedereen de afspraak heeft begrepen. Indien passend bij de

situatie: leg het schriftelijk vast.

10 Vier het succes en blijf in gesprek.

Als je een oplossing vindt voor een lastige, conflictmatige situatie, is dit reden tot vreugde. Deel dat

met elkaar, ook als je wellicht nog gemengde gevoelens hebt. Dat versterkt de band. Soms is het ook

nodig om in gesprek te blijven en te kijken hoe de oplossing in de praktijk werkt, dat weten we immers

niet altijd van tevoren. De bereidheid om de verantwoordelijkheid hiervoor te dragen zal ook

verbinden. En – je bent er al één keer goed uitgekomen, toch?

Bron 5

D. Wat zijn conflictstijlen?

Het Thomas-Kilmann model

Het populairste model is het conflict mode instrument van Kenneth W. Thomas and Ralph H. Kilmann,

bekend als het Thomas-Kilmann model.

Ze gaan ervan uit dat het omgaan met conflicten (of beter tegenstrijdige belangen), altijd een

spanningsveld oplevert tussen twee menselijke neigingen. Aan de ene zijde assertiviteit: de wens om

je (eigen) doelen door te drukken, de opdracht te realiseren. Aan de andere kant de coöperativiteit

wens om de relatie goed te houden, om het proces soepel te laten verlopen. Dit spanningsveld

hebben Thomas & Kilmann in een assenmodel geplaatst waarmee zij vijf verschillende manieren

karakteriseren om met tegenstrijdige belangen om te gaan: doordrukken, vermijden, samenwerken,

toegeven of een compromis sluiten (met dank aan Monica Wigman).

Page 39: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

39

DO O R D R U K K E N - "My way or the highway"

Links bovenin bevindt zich de haai: de meest assertieve persoon, degene die zich niet bekommert om

samenwerking of het welbevinden van mensen in zijn omgeving, zolang als hij zijn doelen realiseert.

Waarmee ook gelijk is aangegeven dat bij elk type zowel een positieve als een negatieve connotatie

gemaakt kan worden.

V E R M I J D E N - "I'll think about it tomorrow"

Links onderin bevindt zich degene die noch de doelen realiseert, noch geïnteresseerd is in de relatie

met de ander. De schildpad vermijdt het liefst conflicten, vindt ook dat hij of zij daar meestal niets mee

te maken heeft. Voordeel van die afstand is overigens dat deze personen goed in staat zijn om een

objectief oordeel over het conflict te geven, zij hebben immers weinig belang bij beide zijden.

S A M E N W E R K E N - “Two heads are better than one”

Rechts bovenin bevindt zich de uil, degene die probeert zowel de relaties goed te houden, maar ook

de doelen te realiseren. Hij heeft een balans gevonden tussen zijn eigen belangen en die van anderen

en is door middel van exploreren ook steeds bezig om al die belangen te onderzoeken, in kaart te

brengen en te behartigen.

T O E G E V E N - “It would be my pleasure”

Rechts onderin bevindt zich de teddybeer. Deze persoon bekommert zich vooral om de relatie met de

ander en is zeer coöperatief. Hij wordt dan ook meestal aardig gevonden door zijn omgeving, kan zich

goed inleven in anderen en is daarom ook een goede gesprekspartner. Maar zijn doelen realiseert hij

niet.

C O M P R O M I S S L U I T E N - “Let”s make a deal”

Middenin bevindt zich de kwal: een dier zonder ruggengraat. De kwal is een berekenende

onderhandelaar: de tegenpartij kan enkele van zijn punten realiseren als daar maar tegenover staat

dat hij zelf ook op een aantal punten zijn zin krijgt.

Welke stijl is nu effectief in welke situatie?

Dat hangt van de situatie af. Elke stijl is effectief in bepaalde situaties. Zo moet een leider doordrukken

als er veel tijdsdruk is en hij zeker weet dat hij gelijk heeft. Hij kan beter samenwerken om het

probleem op te lossen als hij de ander nodig heeft en de belangen even zwaar wegen. Het voorstellen

van een compromis is beter als een tijdelijke oplossing helpt en wanneer de belangen niet al te groot

zijn. Toegeven kan als stijl effectief zijn als er krediet moet worden opgebouwd voor later en als het

resultaat er eigenlijk niet zoveel toe doet. Het conflict vermijden tenslotte, kan het beste zijn indien de

ander duidelijk machtiger is en het eigen gelijk niets oplost.

Page 40: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

40

Bron 6

Page 41: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

41

Breinregels

Hoe werkt je brein? Lees de vier breinregels door, dan de beschrijving van de 8 belemmerende overtuigingen, en lees vervolgens wat alle oefeningen inhouden. Start dan met de uitvoering van de oefeningen. Maak een planning, wanneer je wat doet. Je moet eerst wat voorwerk doen, om vervolgens een nieuw neuraal netwerk te bouwen! Breinregel 1: Aandacht maakt het verschil: je wordt wat je denkt. Je hersenen veranderen op basis van je aandacht. Als jij je aandacht richt op een conflict met een collega/medestudent/docent, en jij je eigen boosheid activeert als je die collega ziet, dan leg je een nieuw neuraal netwerk aan. Je hoeft de collega alleen maar in gedachten op te roepen om boos te worden! Belangrijk: Jezelf aanleren om je ‘rustig’ te denken. Waar denk je de hele dag aan? Wat herhaal je de hele dag in gedachten? Hoe handel je iedere dag? Breinregel 2: Ontwerp je toekomst.

Je hersenen helpen je als je duidelijke keuzes maakt: hoe wil je denken en handelen in bepaalde

situaties?

Belangrijk: Zelf keuzes maken! Maak een concreet ontwerp van de toekomst zoals jij wilt dat die eruit ziet. Wat zijn in toekomstige situaties jouw opvattingen? Hoe kijk je dan? Hoe ga je om met mensen die anders kijken en die ander gedrag vertonen? Hoe zou jij je dan willen voelen? Ga daarop sturen volgens het 5-minuten - per-dag-principe [zie opdracht 5, blz.36]. Je benut nu het

bewuste denken.

Breinregel 3: Emoties maken het aantrekkelijk: creëer een mooie toekomstdroom. Een aantrekkelijk toekomstbeeld bevat een wens of verlangen. Je benut dan de kracht van (positieve) emoties. Hersenen leren namelijk makkelijker als emoties meedoen! Een mooie toekomstdroom helpt ook te ontspannen. Door die ontspanning ben je ontvankelijker voor de eerste kleine veranderingen in het neurale

netwerk!

Breinregel 4: Ondersteuning maakt het mogelijk om een nieuw neuraal netwerk te bouwen. Richt je leerproces goed in. Zoek een persoon in jouw directe omgeving die jou positieve feedback kan geven, zodat je gedrag bekrachtigd wordt. Waardering ontvangen voor je leerproces is belangrijk, dus minimaal 1 ander moet op de hoogte zijn van je plannen, je toekomstdroom, jouw belemmerende overtuigingen. Werk in kleine stapjes, zorg voor succeservaringen.

Bron 7

Page 42: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

42

Belemmerende overtuigingen

1. Liefdesverslaving Mensen met een liefdesverslaving willen geliefd zijn, gewaardeerd worden, aardig worden gevonden en erkenning krijgen. De gedachte dat anderen hen kunnen afwijzen of afkeuren creëert angst. Het effect is dat iemand bijvoorbeeld confrontaties en conflicten uit de weg gaat. Het belemmerende aan deze manier van denken is de eis dat het noodzakelijk is dat anderen je mogen en dat ze je gedrag goedkeuren. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - Ik heb de waardering van anderen niet nodig om mijn werk te doen. - Ik wil liever gerespecteerd worden dan aardig worden gevonden. - Ik kan me beter richten op erkenning geven dan op erkenning krijgen. Dat laatste maakt me alleen maar afhankelijk. 2. De stoel van de rechter Het gaat hier om een veroordeling. Dit is een gemeen denkpatroon, omdat de veroordeling vaak impliciet blijft in het denken. Maar hij is er wel. Dergelijke gedachten geven toestemming om boos te worden. Het belemmerende is hier dat niet het gedrag van de ander wordt beoordeeld, maar dat de persoon wordt veroordeeld. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - Sommige mensen gedragen zich niet zoals ik wil. Andere houden er andere normen op na. Ik kan aangeven wat ik belangrijk vind. - Ik ben het echt niet eens met zijn gedrag. Maar dat betekent niet dat hij niets waard is. 3. Lage frustratietolerantie Mensen met een lage frustratietolerantie hebben de eis dat de wereld makkelijk moet zijn: ‘Het leven moet aangenaam en comfortabel zijn, anders stelt het niets voor.’ Het belemmerende is hier de eis dat het leven gemakkelijk zou moeten zijn. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - Het is vervelend als de dingen niet gaan zoals ik dat graag wil. Teleurstellingen horen erbij, dat kan ik maar beter accepteren. - De wereld is niet rechtvaardig. Als verandering niet mogelijk is, dan stop ik ook om me er druk over te maken. - Sommige dingen zijn moeilijk, maar dat betekent niet dat ik het niet kan leren. - Ik kan dit ongemak en deze tegenslag best verdragen, al zal ik het waarschijnlijk nooit gaan waarderen. 4. Perfectionisme Perfectionisme gaat over de overdreven eis om foutloos te handelen. Falen betekent in dit geval dat je een mislukkeling bent. En dat leidt tot angst. Iemand met perfectionistische gedachten heeft moeite met het maken en accepteren van fouten. Het belemmerende aan deze gedachten is de samentrekking: ik doe, dus ik ben. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - Als ik een fout maak, dan is dat jammer. Ik ben ook feilbaar, maar dat maakt me niet direct een mislukkeling. - Het is onmogelijk om helemaal foutloos te werken. - Ik kan beter dingen doen dan eisen dat ik het altijd helemaal goed moet doen.

Page 43: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

43

5. Eerlijk en rechtvaardig

De eis dat de wereld rechtvaardig moet zijn en dat iedereen zich aan de regels dient te conformeren, is een veelgehoorde eis. Het belemmerende is hier: de realiteit niet accepteren en eisen dat de realiteit verandert. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - Het gaat er in de wereld vaak onrechtvaardig aan toe. Soms sterven de beste mensen het eerst. Soms heb ik gewoon pech. - De wereld is niet altijd eerlijk. Ik kan dit maar beter accepteren en desondanks van het leven genieten. 6. Rampdenken Hierbij wordt de toekomst voorspeld. Dit kan verschillende vormen aannemen. Soms voorspellen mensen rampen en soms wordt gevoel aangezien voor feiten. Het is een vorm van magisch denken, alsof je zeker weet wat de toekomst brengt. Mensen gaan dan zorgelijke scenario's in hun hoofd afspelen en herhalen. Het belemmerende aan deze manier van denken is dat een klein voorval aanleiding kan zijn voor een negatieve gedachtespiraal, die in gedachten tot een ramp leidt. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - Er kunnen in de toekomst nare dingen gebeuren. Maar dat hoeft niet. - Als ik me er echt zorgen over maak, dan neem ik veiligheidsmaatregelen. Of ik check bij anderen of zij er zo negatief over zijn als ik denk. - Als ik er geen invloed op heb, dan accepteer ik wat er komt. - Is het werkelijk zo erg wat ik denk dat er kan gebeuren? 7. Handelen in zorgen en angsten Dit is een variant op het rampdenken die in interactie plaatsvindt. De zorgen en angsten worden vaak verpakt in een vraag. Je hoort ze eronder, maar ze blijven impliciet. De redenering is dat je wel bang moet zijn voor gebeurtenissen waarvan de afloop onzeker is. Het belemmerende is hier de eis dat je recht hebt op zekerheid. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - We leven in een wereld van kansen en onzekerheden. In de toekomst zijn maar weinig dingen zeker. Recht op zekerheid kan niemand je geven. - Ik kan mijn zorg verwoorden, maar als anderen deze zorg niet delen, dan valt het misschien wel mee. 8. Calimerodenken Bij calimerodenken trekken mensen zich iets persoonlijk aan. Deze vorm van denken is kleinerend. Het leidt tot onzekerheid. En het leidt tot gedrag dat gebaseerd is op aannames die niet zijn gecontroleerd. Mensen die dit doen, lijken wel gedachten van anderen te kunnen lezen. Dit denkpatroon wordt vaak in stand gehouden door de aandacht die mensen krijgen als ze dit soort uitspraken doen. Het belemmerende is hier het kleineren van jezelf in relatie tot anderen. Nieuwe behulpzame gedachten zijn: - Ik kan het best helderheid voor mijzelf creëren als ik me onzeker voel. - Ik doe mijn best, en dat is voldoende. - Ik ben betrokken en voel me verantwoordelijk voor mijn eigen handelen. - Mezelf vergelijken helpt niet. De één is niet meer of minder dan de ander. Bron 7

Page 44: SLC Studentenhandleiding VT2 2015_2016

L E R O S L C S T U D E N T E N H A N D L E I D I N G S T U D I E J A A R 2 V O L T I J D 2 0 1 5 - 2 0 1 6 H O G E S C H O O L R O T T E R D A M

44

Bibliografie

1) http://www.carrieretijger.nl/functioneren/samenwerken/werken-in-een-team/belbin.

2) Dynamisch trainen, THEMA, uitgeverij van Schouten & Nelissen, Zaltbommel 2011

& Feedbackwaaier Marieta Koopman, uitgeverij THEMA

3) http://www.managementsite.nl/26601/persoonlijke-effectiviteit/conflict-hantering- professionals.html.

4) http://www.managementsite.nl/kennisbank/conflicthantering-mediation#Sec1.

5) www.conflicten.nl

6) http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_13_conflictstijlen.html 7) Frijters, M (2011). De kracht van gedachten: Groeien in je werk door belemmerende overtuigingen aan te pakken. Van Duuren Management