sparen of lenen?sparenis het niet uitgeven van een deel van je inkomen. wanneer je spaart bij een...
TRANSCRIPT
SPAREN OF LENEN?
ECONOMIEVOOR DE
ONDERBOUW
BM-EC42
SPAREN
SPAREN
SPAREN is het niet uitgeven van een deel van je inkomen. Wanneer je spaart bij een
bank krijg je RENTE als vergoeding omdat jij je geld tijdelijk niet kunt gebruiken. De
bank kan dit geld gebruiken om uit te lenen aan mensen of bedrijven die tijdelijk geld
nodig hebben. Een ander woord voor rente is INTEREST.
ANDERE VOORDELEN van sparen bij een bank i.p.v. thuis in spaarpot zijn:
• Veiligheid (diefstal thuis = geld weg, diefstal bij bank niet)
• Minder snel neiging om het geld uit te geven
RENTE wordt aangegeven met een percentage. Wanneer er niets anders wordt
vermeld gaat dit percentage over een heel jaar.
WAT DOET EEN BANK MET JOUW SPAARGELD?
spaarrente
%
leenrente
%
SPAARDERS
WAAROM SPAREN?(spaarmotieven)
• voor een bepaald doel• voor de rente (inkomen)• voor onverwachte uitgaven (voorzorg)
WAAROM LENEN?(leenmotieven)
• geplande grote uitgave (b.v. huis)• onverwachte grote uitgave• voor een eigen bedrijf
LENERS
Leenrente – spaarrente = WINST voor de bank(waarom moet bank winst maken?)
SPAARVORMEN
Bij een gewone spaarrekening kun je op elk moment geld opnemen of bijstorten. Aan
het einde van elk jaar wordt de rente op de rekening bijgeschreven. Het volgend jaar
krijg je dan rente over het oorpronkelijke spaarbedrag én over de rente van het jaar
ervoor. Dit noemen we rente over rente of samengestelde interest.
Bij een spaardeposito zet je een bepaald bedrag voor langere tijd ‘vast’ – bijvoorbeeld
1 jaar, 2 jaar , 5 jaar of 10 jaar. Je mag tussentijds geen geld opnemen (tenzij je een
boete betaalt). Bij een spaardeposito wordt de rente niet bijgeschreven op de
spaarrekening, maar aan het einde van elk jaar naar je betaalrekening overgemaakt.
Dit noemen we enkelvoudige rente of interest.
Spaarrente binnen 1 jaar ZONDER opname, storting en/of verandering van rente%
VOORBEELD:
Op 1 januari staat € 1.200 op een spaarrekening, rente = 3%. Gevraagd: hoeveel staat
op 31 december van dat jaar op de spaarrekening?
UITWERKING:
De rente is 3% van € 1.200 = 0,03 x € 1.200 = € 36. Bij een gewone spaarrekening
wordt de rente einde van het jaar bijgeschreven op de spaarrekening, dus:
beginbedrag + rente = € 1.200 + € 36 = € 1.236.
REKENEN MET SPAARRENTE | SITUATIE 1
Spaarrente binnen 1 jaar MET opname, storting en/of verandering van rente%
VOORBEELD:
Op 1 januari staat weer € 1.200 op een spaarrekening. Ook in dit voorbeeld gaan we
uit van 3% rente, echter gedurende het jaar vinden 2 mutaties (veranderingen) plaats:
Op 1 april stort je € 200 bij. Op 1 september wordt de rente verlaagd naar 2,5%.
Gevraagd: hoeveel staat op 31 december van dat jaar op de spaarrekening?
UITWERKING:
In dit geval ga je het jaar opsplitsen in periodes (in dit geval maanden) waarin de
bedrag én rente niet veranderen. Vervolgens ga je voor elke periode apart de rente in
€ berekenen. Hierbij kun je het beste gebruik maken van een tijdbalk:
REKENEN MET SPAARRENTE | SITUATIE 2
NOGMAALS DE TEKST:
Op 1 januari staat weer € 1.200 op een spaarrekening. Ook in dit voorbeeld gaan we
uit van 3% rente, echter gedurende het jaar vinden 2 mutaties (veranderingen) plaats:
Op 1 april stort je € 200 bij. Op 1 september wordt de rente verlaagd naar 2,5%.
Gevraagd: hoeveel staat op 31 december van dat jaar op de spaarrekening?
VERWERKING TEKST IN TIJDBALK:
REKENEN MET SPAARRENTE | SITUATIE 2
REKENEN MET SPAARRENTE | SITUATIE 3
Spaarrente over meerdere renteperioden (jaren*) bij gelijkblijvende rente.
* renteperiode is meestal 1 jaar maar kan ook bijv. een kwartaal zijn
VOORBEELD:
Op 1 januari 2017 staat € 1.000 op een spaarrekening tegen een vaste rente van 5%.
De rente wordt op 31 december van elk jaar bijgeschreven op de spaarrekening.
Gevraagd: welk bedrag op 31 december 2018 van dat jaar op de spaarrekening?
UITWERKING:
1 januari 2017 t/m 31 december 2018 gaat over een periode van in totaal 2 jaren. De
rente wordt bijgeschreven, dus rente over rente (of samengestelde rente).
Als hulpmiddel maken we weer een tijdbalk – nu over jaren:
NOGMAALS DE TEKST:
Op 1 januari 2017 staat € 1.000 op een spaarrekening tegen een vaste rente van 5%.
De rente wordt op 31 december van elk jaar bijgeschreven op de spaarrekening.
Gevraagd: welk bedrag op 31 december 2018 van dat jaar op de spaarrekening?
VERWERK DE TEKST IN EEN TIJDBALK:
REKENEN MET SPAARRENTE | SITUATIE 3
Per jaar het eindbedrag uitrekenen voor 1 of 2 jaren is niet zoveel werk. Tijdrovender
wordt dit als je het eindbedrag moet uitrekenen na 5, 10 of misschien wel 25 jaar!
Gelukkig krijgen we in zo’n geval hulp van het vak wiskunde. In de tijdlijn kun je zien
dat bij gelijkblijvende rente het eindbedrag (inleg+rente) elk jaar met 5% toeneemt:
REKENEN MET SPAARRENTE | SITUATIE 3
REKENEN MET SPAARRENTE | SITUATIE 3
Met andere woorden, we kunnen ook het eindbedrag na n jaar berekenen met de
formule eindbedrag = beginbedrag x groeifactor, ofwel:
Hierbij is i de rentefactor en n het aantal perioden
Uitgerekend na 10 jaar is het EINDBEDRAG uit het voorbeeld:
€ 1.000 x (1,05)10 = € 1.628,89
Indien alléén wordt gevraagd naar de RENTE die je verdient over 10 jaar
Moet je uiteraard de inleg van dit bedrag aftrekken, dus:
€ 1.628,89 - € 1.000 = € 628,89
In het algemeen stijgen de prijzen van goederen en diensten elk jaar een klein beetje.
Dit noemen we inflatie. Als je inkomen hetzelfde blijft, betekent dit dat je met
dezelfde hoeveelheid geld minder kopen. We spreken dan van koopkrachtdaling.
VOORBEELD:
Je krijgt per week € 5 zakgeld. Je bent verzot op suikerwafels. Deze kosten in de
kantine € 1 per stuk. Je kunt dan per week €5 : € 1 = 5 suikerwafels kopen. In het
nieuwe schooljaar is de prijs van de suikerwafels verhoogd naar € 1,25. Dit betekent
dat je met dezelfde € 5 nog maar € 5 : € 1,25 = 4 suikerwafels kunt kopen. Je
koopkracht is dan gedaald.
Een daling van het algemene prijspeil daalt noemen we deflatie. Je kunt dan met
hetzelfde inkomen meer kopen. Dit noemen we koopkrachtstijging.
SPAREN, INFLATIE en KOOPKRACHT
• Als je geld niet uitgeeft (en dus spaart) wordt het op termijn door inflatie minder
waard. We hebben geleerd dat dit komt doordat de prijzen van producten in de
loop der tijd steeds een beetje stijgen. Je kunt dan met hetzelfde geld minder
kopen en dan daalt dus de koopkracht van je spaargeld.
• Als je spaart bij een bank (gewone spaarrekening of spaardeposito) krijg je rente.
Doordat je rente krijgt wordt je spaargeld in de loop der tijd meer waard. Hierdoor
stijgt de koopkracht van je spaargeld.
Koopkrachtstijging of koopkrachtdaling van je spaargeld?
HIERVOOR MOET JE HET % RENTE VERGELIJKEN MET HET % INFLATIE!
SPAREN, INFLATIE en KOOPKRACHT
Is het rente% GROTER dan het inflatie% -> koopkracht van je spaargeld stijgt
Is het rente% KLEINER dan het inflatie% -> koopkracht van je spaargeld daalt
VOORBEELD:
Je hebt € 10.000 op je spaarrekening staan. Hierover ontvang je 2% rente.
De inflatie in dat jaar bedraagt 3%. Met welk percentage én met welk bedrag is de
koopkracht van je spaargeld veranderd? Is dit een toename of een afname?
UITWERKING:
Rente% is KLEINER dan inflatie% dus koopkracht van je spaargeld DAALT in procenten
met 2% - 3% = -1% . (De min geeft aan dat het om een daling gaat). Het bedrag hierbij
is: -1% van € 10.000 is (1/100) x € 10.000 = 0.01 x € 10.000 = - € 100
SPAREN, INFLATIE en KOOPKRACHT
NU KOPEN OF VOLGEND JAAR?Stel: ik heb € 11.400 gespaard voor een nieuwe auto. De rente op de spaarrekening is 2%. Ik verwacht een inflatie van 3%. Kan ik met hetzelfde spaargeld de auto volgend jaar nog kopen en hou ik dan ook nog geld over?
€ 11.400
NIEUWPRIJS NU: NIEUWPRIJS VOLGEND JAAR:
€ ?
SPAARGELD, INFLATIE en KOOPKRACHT
ANTWOORD:Inflatie 3% betekent dat de auto volgend jaar kost: € 11.400 x 103% = € 11.742Het zelfde spaarbedrag + rente volgend jaar is € 11.400 x 102% = € 11.628Bij 3% inflatie kan ik volgend jaar de auto dus niet meer kopen (dus nu kopen).
WAAR KRIJG JE DE BESTE SPAARRENTE?
Banken hebben ieder hun eigenrentetarieven.
VERGELIJKEN LOONT!
SPAREN
SPAARRENTE
LEENRENTE
SAMENGESTELDE RENTE OF INTEREST + VOORBEELD
ENKELVOUDIGE RENTE OF INTEREST + VOORBEELD
INFLATIE – DEFLATIE
WANNEER KOOPKRACHTSTIJGING VAN JE SPAARGELD
WANNEER KOOPKRACHTDALING VAN JE SPAARGELD
LET’S CHECK: BEGRIPPEN
LENEN
LENEN
Een voordeel van sparen is dat je geen schulden krijgt. Je hoeft dan niet te lenen om
een product te kopen. Een nadeel van sparen is dat het soms lang duurt voordat je
een product kunt kopen.
Bij LENEN krijg je nu geld van iemand. Dat geld moet je later terugbetalen.
Lenen is dus een soort ‘sparen achteraf’.
NADELEN VAN LENEN:
v Je moet het geleende geld terugbetalen. Dit noemen we AFLOSSEN.
v Hierdoor kun je in de toekomst (tijdelijk) minder geld uitgeven
v Daarnaast heb je extra kosten omdat je ook RENTE moet betalen (LEENRENTE)
BANKEN VERDIENEN GOED AAN LENINGEN!
VOORBEELD:
LENING € 10.000 – looptijd 48 maanden (4 jaar) – rente 6% per jaar.
Voor deze lening moet je 4 jaar lang maandelijks € 263 aan de bank betalen.
In dit bedrag zit een deel aflossing (terugbetalen geleend geld) en een deel rente.
Na 4 jaar heb je in totaal terugbetaald:
4 jaar x 12 maanden = 48 maanden x € 263 = € 12.624
Aan deze lening van € 10.000 verdient de bank dus € 2.624
SOORTEN LENINGEN | HYPOTHEEK
Voor sommige dingen kunnen de meeste mensen niet sparen. Voor een huis
bijvoorbeeld. Een lening voor onroerend goed (woonhuis, bedrijfspand) noemen we
een hypotheek. Daar verdienen banken royaal aan!
VOORBEELD
Je leent € 200.000 voor een huis. Je betaalt deze lening 25 jaar lang maandelijks af
met een rente van 5% per jaar. In dit geval heb je aan het einde van die 25 jaar
inclusief rente een bedrag van maar liefst € 677.270 aan de bank terugbetaald. Meer
dan 3x zoveel dan je hebt geleend dus!
winst op één huis dus € 477.270….
SOORTEN LENINGEN | HYPOTHEEK
Een hypotheek is een lening met een onroerend goed als onderpand.
Onroerende goederen zijn goederen die je niet kunt verplaatsen, zoals stukken grond
en gebouwen. Alleen op onroerende goederen kun je een hypotheek afsluiten.
Onderpand wil zeggen dat de bank het gebouw of de grond mag verkopen als de lener
(consument of bedrijf) niet meer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen.
Betalingsverplichtingen zijn de aflossing (terugbetaling van het geleende bedrag zelf)
en de rente (de vergoeding die de bank vraagt voor het lenen).
SOORTEN LENINGEN | ANDERE SOORTEN LENINGEN
Een hypotheek is een veel voorkomende manier van lenen omdat bijna niemand
genoeg spaargeld heeft om in één keer een eigen huis te kopen.
Andere vormen van lenen zijn:
v Persoonlijke lening
v Doorlopend krediet
v Koop op afbetaling
SOORTEN LENINGEN | PERSOONLIJKE LENING
Een persoonlijke lening wordt vaak afgesloten voor duurzame consumptiegoederen.
Dit zijn producten die voor langere tijd meegaan, zoals een keuken, een laptop, een
wasmachine of een auto.
Voordat je van de bank een persoonlijke lening krijgt wil de bank weten of je genoeg
inkomen hebt om de lening terug te betalen. Dit noemen we een inkomenscheck. Bij
het Bureau Krediet Registratie (BKR) controleert een bank altijd of je al andere
leningen hebt en welke verplichtingen je hierdoor je al hebt.
SOORTEN LENINGEN | DOORLOPEND KREDIET
Een doorlopend krediet lijkt op een persoonlijke lening. Het verschil is dat je bij een
doorlopend krediet het afgeloste bedrag steeds opnieuw mag lenen (tot het
maximaal afgesproken leenbedrag). Een bankrekening waarbij je tot een bepaald
bedrag ‘rood’ mag staan is ook een vorm van doorlopend krediet.
SOORTEN LENINGEN | KOPEN OP AFBETALING
Bij kopen op afbetaling betaal je iets wat je koopt in termijnen. Je sluit dan eigenlijk
een lening af bij een bedrijf waar je iets koopt. Internetshops en grotere winkelketens
zoals Wehkamp, bol.com en Mediamarkt bieden vaak koop op afbetaling aan bij
duurdere producten zoals wasmachines, koelkasten, computers en elektronica.
Als goed rekent zie je dat je in dit geval VEEL MEER geld kwijt ben dan wanneer je het
product in een keer zou kopen. Dit komt omdat ook de winkelier in de te betalen
maandtermijnen een behoorlijke rente meerekent:
SOORTEN LENINGEN | KOPEN OP AFBETALING
VOORBEELD:
Hoeveel jaar hang je aan deze lening vast? Hoeveel rente heb je dan betaald?
DE LENING TERUGBETALEN
De terugbetaling van een lening bestaat uit twee delen:
Aflossing
Hieronder verstaan we de terugbetaling van het geleende bedrag zelf.
Rente
Hieronder verstaan we het bedrag dat je extra betaald als vergoeding voor het lenen.
Vandaar de waarschuwing: geld lenen kost geld.
DE LENING TERUGBETALEN
Hoe je de aflossing en rente terugbetaalt is afhankelijk van de afspraken die je met je
bank of kredietgever maakt. In het algemeen kun je 2 manieren onderscheiden:
1. Aflossing in gelijke delen – rente APART over de restschuld
2. Aflossing en rente SAMEN in één TERMIJNBEDRAG (annuïteit)
DE LENING TERUGBETALEN | AFLOSSING IN GELIJKE DELEN – RENTE APART
Bij deze manier van terugbetalen wordt het geleende bedrag zelf (de aflossing) in
gelijke delen terugbetaald. De te betalen rente wordt apart berekend over de
restschuld:
Omdat na elke aflossing je schuld kleiner wordt, wordt het te betalen rentebedrag de
volgende periode kleiner (het rentepercentage blijft hetzelfde).
VOORBEELD:
Piet sluit op 1 januari een lening af van € 6.000,-- met een rente van 7%. Hij betaalt
deze lening in 3 jaar terug in gelijke delen.
GEVRAAGD:
Hoeveel moet PIET aan het einde van elk jaar in TOTAAL terug betalen?
(Totaal is aflossing + rente)
UITWERKING:
Piet betaalt het geleende bedrag terug in 3 gelijke delen van (€ 6000:3) = € 2.000.
Daarnaast moet hij elk jaar rente betalen over de openstaande schuld dus:
DE LENING TERUGBETALEN | AFLOSSING IN GELIJKE DELEN – RENTE APART
Terugbetalen einde jaar 1:Aflossing: € 2.000+ Rente: 7% van schuld begin van jaar 1 = 0.07 x € 6.000 = € 420TOTAAL te betalen bedrag einde jaar 1 € 2.420
(Restschuld na 1e betaling: € 6.000 - € 2.000 = € 4.000)
Terugbetalen einde jaar 2:Aflossing: € 2.000+ Rente: 7% van schuld begin van jaar 2 = 0.07 x € 4.000 = € 280TOTAAL te betalen bedrag einde jaar 2 € 2.280
(Restschuld na 2e betaling: € 4.000 - € 2.000 = € 2.000)
Terugbetalen einde jaar 3:Aflossing: € 2.000+ Rente: 7% van schuld begin van jaar 3 = 0.07 x € 2.000 = € 140TOTAAL te betalen bedrag einde jaar 3 € 2.140
(Restschuld na 3e betaling: € 2.000 - € 2.000 = € 0)
REKENEN | AFLOSSING EN RENTE APART
Hierbij wordt de lening terugbetaald met vast bedrag per periode (meestal maand)
voor aflossing en rente samen. Dit vaste bedrag noemen we ook wel een TERMIJN of
ANNUÏTEIT:
In dit geval blijft het totale bedrag aan aflossing en rente steeds hetzelfde!
DE LENING TERUGBETALEN | RENTE EN AFLOSSING IN ÉÉN BEDRAG
In een LEENTABEL kun je aflezen welk termijnbedrag je per maand moet betalen bij
welk leenbedrag en bij welke LOOPTIJD. De looptijd is het totaal aantal maandelijkse
termijnen waarin je de lening inclusief rente moet terugbetalen. Hoe korter de
looptijd, hoe hoger uiteraard het termijnbedrag.
Het maximale termijnbedrag per maand wordt door de kredietgever bepaald aan
de hand van de inkomens- en lastencheck!
DE LENING TERUGBETALEN | RENTE EN AFLOSSING IN ÉÉN BEDRAG
Effectieve rente op jaarbasis moet de kredietverlener vermelden om de kosten aan te geven.Hier niet mee rekenen in de opgaven!
AFLOSSING EN RENTE IN ÉÉN TERMIJNBEDRAG (ANNUÏTEIT)
VOORBEELD:
Jan sluit op 1 januari een annuïteitenlening af van € 8.000,-- met een rente van 8%. De
looptijd van de lening is drie jaar. De aflossing en de rente betaalt Jan af met een
annuïteit van € 3.104,27 per jaar.
GEVRAAGD:
Bereken voor elk van de drie jaren van de looptijd het aflossingsdeel en het rentedeel
van de annuïteit.
UITWERKING
Voor de uitwerking van dit soort opgaven maak je een AFLOSSINGSTABEL:
AFLOSSING EN RENTE IN ÉÉN TERMIJNBEDRAG (ANNUÏTEIT)
In het eerste jaar heeft Jan € 8.000 geleend. Daarvoor betaalt hij 8% rente, dit is € 640. De
annuïteit is € 3.104,27, dus het bedrag dat wordt gebruikt voor aflossing is € 3.104,27 - € 640 =
€ 2.464,27. Restschuld aan einde van jaar 1 = beginschuld van jaar 2 is dan € 8.000 - € 2.464,27
= € 5.535,73.
In jaar 2 is de rente 8% van € 5.535,73 = € 442,86. Annuïteit blijft € 3.104,27, dus aflossing jaar 2
is € 3.104,27 - € 442,86 = € 2.661,41. Restschuld aan einde van jaar 2 = beginschuld van jaar 3
is dan € 5.535,73 - € 2.661,41 = € 2.874,32.
€ 442,86 € 2.661,41 € 2.874,32
€ 2.874,32
AFLOSSINGSTABEL
In jaar 3 is de rente 8% van € 2.874,32 = € 229,95. Annuïteit blijft € 3.104,27, dus aflossing jaar 3
is € 3.104,27 - € 229,95 = € 2.874,32 . Restschuld aan einde van jaar 3 = is dan
€ 2.874,32 - € 2.874,32 = € 0.
ALS JE AAN HET EINDE VAN HET LAATSTE JAAR NIET OP € 0 SCHULD UITKOMT HEB JE EEN
REKENFOUT IN JE AFLOSSINGSTABEL ZITTEN!!! (afrondingsverschil van 1 cent mogelijk)
€ 442,86 € 2.661,41 € 2.874,32
€ 2.874,32 € 229,95 € 2.874,32 € 0
AFLOSSINGSTABEL
OPBOUW ANNUÏTEIT BIJ EEN HYPOTHEEK
Je hebt geleerd dat de termijn of annuïteit voor een deel uit aflossing en voor een
deel uit rente bestaat. Na elke termijnbetaling wordt je schuld kleiner. Hierdoor
wordt het rentedeel van de annuïteit steeds kleiner en het aflossingsdeel steeds
groter. Die zie je vooral goed in een langlopende lening zoals een hypotheek.
Omdat de annuïteit steeds hetzelfde bedrag is, bestaat deze bij een hypotheek in het
begin vooral uit rente en op het einde vooral uit aflossing:
LENEN
HYPOTHEEK
ONDERPAND
PERSOONLIJKE LENING
DOORLOPEND KREDIET
KOOP OP AFBETALING
LEG UIT: TWEE MANIEREN VAN LENING TERUGBETALEN
TERMIJN OF ANNUÏTEIT
AFLOSSING
LEENTABEL
AFLOSSINGSTABEL
LET’S CHECK: BEGRIPPEN