stedelijke vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · vrom 8204 / december 2007 stedelijke...

86
www.vrom.nl Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties van de steden

Upload: others

Post on 05-Jun-2020

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM> Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag > www.vrom.nl

Ministerie van VROM >staat voor ruimte, milieu, wonen, wijken en integratie. Beleid maken, uitvoeren en handhaven.Nederland is klein. Denk groot.

www.vrom.nl

VRO

M 8

204

/ D

EC

EM

BE

R 2

007

Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand >

Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties van de steden

Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand

Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties van de steden

Page 2: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand

Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties van de steden

Page 3: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

Voorwoord 05

Samenvatting 06

1 Inleiding 101.1 Inleiding 101.2 Deze rapportage 10

2 Gebiedsindelingen 122.1 Inleiding 122.2 Wijken en gebieden in landelijk beleid 122.3 Gebiedsindeling ISV II 122.3.1 Planfase (vernieuwingsgraad) 132.3.2 De mate van integraliteit van de aanpak 152.4 De relatie met de 56-wijken 162.5 Concluderend 17

3 Wonen 183.1 Inleiding 183.2 Balans tussen vraag en aanbod 183.3 De situatie in de ISV II-gebieden 233.4 Huisvesting specifieke doelgroepen 273.4.1 Sociaal economisch 273.4.2 Studentenpopulatie 313.5 Concluderend 32

4 Openbare ruimte 344.1 Inleiding 344.2 Verloedering 344.3 De (woon-)bebouwing 354.3.1 De omgeving 404.3.2 (Subjectieve) ontwikkelingen 424.4 Concluderend 43

5 Cultuur, natuur en milieu 455.1 Inleiding 455.2 Groen, water en cultuur als elementen van een woonmilieu 455.2.1 Groen in en om de stad 455.2.2 Water en watersystemen 475.2.3 Cultuurhistorische elementen 505.3 Milieukwaliteit en -beleving 535.3.1 Luchtkwalteit 535.3.2 Bodem 545.3.3 Geluidbelasting 55

Inhoudsopgave

Page 4: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

5.4 Concluderend 59

6 Zorgvuldig ruimtegebruik 606.1 Inleiding 606.2 Verdunning en verdichting 606.3 Beleving van dichtheid 616.4 Concluderend 65

7 Sociaal-Fysiek 677.1 Inleiding 677.2 Veilig en sociaal 677.2.1 Ontwikkelingen 2002-2006 677.2.2 Sociale samenstellling van buurten 697.3 Voorzieningen 767.4 Concluderend 79

8 Conclusie 818.1 Wonen 818.2 Omgevingskwaliteit 818.2.1 Openbare ruimte 818.2.2 Groen, water en cultuur 828.2.3 Lucht, geluid, bodem en milieu 828.3 Zorgvuldig ruimtegebruik 828.4 Sociaal-Fysiek 828.5 Ten slotte 83

Colofon 84

Page 5: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

04

Page 6: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

05

Voor u ligt een rapport waarmee de stand van de stedelijke vernieuwing in beeld wordt gebracht. Het unieke aan dit rapport is dat dit beeld gebaseerd is op een combinatie van de feitelijke situatie en de beleving van de bewoner. Met dit doel zijn bewoners geïnterviewd over hun woonomgeving en hebben inspecteurs de feitelijke situatie van die woonomgeving langs een objectieve maatlat in beeld gebracht. Deze subjectieve en objectieve gegevens vormen als het ware elkaars spiegelbeeld. Dit onderzoek is uitgevoerd als module van het Woononderzoek Nederland 2006 (WoON 2006) onder de noemer Sociaal-Fysiek.

Het materiaal leent zich uitstekend om verdiepende inzich-ten te genereren over de beleidsdoelstellingen de met het Investeringsbudget Stedelijk Vernieuwing (ISV) worden beoogd.Voor het ISV zijn beleidsdoelstellingen op het terrein van wonen, de omgevingskwaliteit in den brede, zorgvuldig ruimtegebruik en fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke sociale en veili-ge omgeving geformuleerd. In dit rapport worden deze beleids-doelstelling belicht. Zo wordt bijvoorbeeld inzichtelijk gemaakt of door transformatie het woningaanbod in de stad beter aan-sluit op de vraag en of de stad haar achterstand ten opzichte van de regio inloopt.

Voor de huidige convenantperiode (2005-2009) zijn met steden concrete en meetbare prestatieafspraken gemaakt. De voortgang van deze prestatieafspraken is op stadsniveau in de GSB-monitor opgenomen. Uiterlijk begin 2008 verschijnt de midtermmeting van het Grotestedenbeleid (GSB). Dit moment is aangegrepen om deze publicatie op te stellen, zodat niet alleen de vorderingen op de prestatieafspraken in beeld zijn, maar dat er ook zicht is op de daadwerkelijke beleidsdoelstellingen. In 2009 wordt de module Sociaal-Fysiek wederom uitgevoerd. Aan het eind van de convenantperiode kunnen daarmee de vorderin-gen op de beleidsdoelstellingen zichtbaar worden gemaakt.

Kortom, ik beveel u dit rapport van harte aan en hoop dat de verdiepende informatie die dit rapport over de stedelijke vernieuwing biedt, aan uw kennisbehoefte tegemoet komt en u verder kan inspireren met het oog op het bereiken van succes-sen met stedelijke vernieuwing.

De waarnemend directeur Strategie en Kennis,DG Wonen, Wijken en Integratie

Dr. Els van Schie

Voorwoord

Page 7: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

06

Samenwerken aan een krachtige stad

In 2004 is het beleidskader ‘Samenwerken aan een krachtige stad’ verschenen. In dit beleidskader worden de lijnen uitgezet voor een nieuwe periode Grote Stedenbeleid. Het beleidska-der schetst op verschillende beleidsdomeinen prestatievelden, outputdoelstellingen en outputindicatoren. Deze outputindica-toren zijn gebruikt om met steden afspraken te maken. Bij het formuleren van deze indicatoren is gestreefd naar een zo con-creet mogelijk niveau, zodat aan het einde van de GSB-periode ondubbelzinnig kan worden vastgesteld of de afspraken zijn nagekomen. Bij de monitoring van het GSB staat het ontbureau-cratiseren en het voorkomen van onnodige administratieve lasten centraal. Vandaar dat de monitoring zich beperkt tot het inzichte-lijk maken van de voortgang op prestaties op de outputindicato-ren. De monitoring kent drie meetmomenten: een nulmeting, een tussenstand halverwege de periode en een eindmeting in 2009. Anno 2007 is de GSB-periode halverwege en wordt dan ook de tussenstand – in de vorm van een midterm review - opgemaakt.Het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) is sinds enige jaren een integraal onderdeel van het GSB. De voortgang van de stedelijke vernieuwing wordt dan ook met de GSB-monitor in kaart gebracht. Eind 2007 wordt – als onderdeel van de mid-term review GSB – over de tussentijdse prestaties van de steden op het gebied van de stedelijke vernieuwing gerapporteerd. Het Ministerie van VROM wil de concrete prestaties van de ISV pijler kunnen plaatsen in een wat breder – inhoudelijk - kader. Vandaar dat het moment van verschijnen van de midterm review van het GSB is aangegrepen om een themapublicatie op te stellen die meer inhoudelijk ingaat op de ontwikkelingen van de thema’s waarop de aandacht gedurende de ISV II-periode is gericht.

Module Sociaal-Fysiek

Een tweede aanleiding voor deze themapublicatie is het beschik-baar komen van de module ‘Sociaal-Fysiek’ van het WoON. In het kader van deze module is de woon- en leefomgeving in Nederland op twee manieren in kaart gebracht. Ten eerste is de bewoners gevraagd een oordeel te geven. Ten tweede zijn inspecteurs het land ingegaan om een meer objectief oordeel over de omgeving te geven. Door deze tweeledige aanpak kunnen objectieve ken-merken van de woonomgeving worden gekoppeld aan de beleving door bewoners.

In totaal zijn van circa 8.750 adressen de bewoners bevraagd en is de woonomgeving door inspecteurs bezocht. Hiermee leent de module zich vooral voor thematische diepteanalyses met vragen als: Welke (objectieve) aspecten maken dat dichtheid positief of negatief wordt beleefd? of: Waar ligt de acceptatiegrens voor wat betreft vervuiling in de woonomgeving? In deze themapublicatie wordt aan dit soort vragen geraakt, maar ze worden niet vol-ledig uitgediept. In deze rapportage wordt vooral gefocust op de verschillen in scores tussen gebieden. Telkens wordt de vraag gesteld: Hoe verhoudt de score in de ISV II-gebieden en 56-wij-ken zich tot de stedelijke gemiddelden? En: Hoe verhoudt de score in de steden zich tot het landelijk totaal? Uiteraard geldt bij vergelijking van scores op basis van surveyonderzoek dat de steekproefvariatie een deel van de verschillen kan verklaren. Het draait in deze rapportage dan ook niet om ‘harde aantallen’ maar om inzichten in de verschillen tussen stad en ommeland en tus-sen de wijken onderling.

Gebiedsgerichte aanpak

In het GSB en ISV wordt een gebiedsgerichte – integrale – aanpak sterk gepropageerd. Een belangrijk deel van de problemen is alleen op een laag schaalniveau (dat van de wijken/gebieden) via een integrale aanpak op te lossen. De aandacht van het Rijk kent verschillende gebiedsindelingen: de 56-wijken, de ISV II-gebieden en (sinds kort) de 40-wijken van Vogelaar. In deze rapportage wordt zowel ingegaan op de 56-wijken als op de ISV II-gebieden (als we spreken over aandachtsgebieden bedoelen we beide inde-lingen). Beide deelverzamelingen kennen een grote variatie: geen enkele wijk of gebied is hetzelfde. Dit maakt het vaak lastig om op landelijk niveau eenduidige uitspraken te doen over de pro-blemen in de wijken en/of de voortgang van het beleid. Om deze reden is in deze themapublicatie een zelfstandig hoofdstuk gewijd aan de rijke verzameling ISV II-gebieden. Hiermee ontstaat een kader voor de interpretatie van de uitkomsten in de latere hoofd-stukken (en de GSB-monitor).De variatie binnen de ISV II-gebieden is groot. Er zijn gebieden met meer dan 8.000 woningen, maar ook gebieden waar nu nog een verouderd bedrijventerrein zichtbaar is en waar in de toekomst een nieuwe woonwijk zal herrijzen. Er zijn gebieden waar de vernieuwing al jaren lang gaande is, maar ook gebieden waar de vernieuwing nog in een voorbereidend stadium verkeert. Vooral deze laatste constatering is van belang bij het interpre-

Samenvatting

Page 8: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

07

teren van de resultaten op het niveau van wijken en gebieden. Het feit dat bepaalde gebieden van het Rijk – of het nu via de 56-wijkenaanpak is, of via ISV II of via de 40-wijken van Vogelaar – aandacht krijgen, wil niet zeggen dat deze aandacht tevens de start van de planvorming markeert. Het tegendeel is het geval: het Rijk springt veelal op een lokaal al rijdende trein en springt bij als er problemen zijn.

Hoopgevende resultaten

De inhoud van deze rapportage volgt grotendeels rechtstreeks uit de ISV pijler van het beleidskader. De vier hierin benoemde pres-tatievelden (wonen, omgevingskwaliteit, zorgvuldig ruimtegebruik en fysieke voorwaarden voor een veilige en sociale woonomge-ving) worden in verschillende hoofdstukken doorlopen.Over het geheel genomen geldt dat de bevindingen hoopgevend zijn. Dit geldt dan met name voor de G4. Er is hier vooral voor-uitgang te zien in de wijze waarop de inwoners van de steden het leven in de stad beoordelen. De tevredenheid over de eigen woning en de woonomgeving is de afgelopen jaren significant toegenomen. Ook zijn er positieve ontwikkelingen op het punt van veiligheidsbeleving en de wijze waarop buurtbewoners met elkaar omgaan. Dit toenemende positivisme onder inwoners van de stad is niet alleen te danken aan het toenemend vertrouwen in algemene (vooral economische) zin. Deze is over het hele land zichtbaar, maar de steden slagen er ook in in te lopen op het landelijk gemiddelde. De trend in de steden is dus nog positiever dan in de rest van het land.

De regionale woningmarktpositie

Daar waar het gaat om doelstellingen op het gebied van wonen geldt dat de steden zich in positieve zin ontwikkelen, maar dat ze maar net gelijke tred houden met de ontwikkelingen in de omlig-gende gemeenten. De steden voegen bijvoorbeeld veel koopwo-ningen toe, maar omdat de omliggende gemeenten dat ook doen, blijft de relatieve positie van de stad nagenoeg gelijk. Dit geldt – mede in relatie tot de ontwikkeling van de woningvoorraad – ook voor spreiding van hogere inkomens over stad en regio. Op de doelstelling om meer midden en hogere inkomens aan de stad te binden worden hierdoor slechts langzaam resultaten geboekt. Over een langere termijn bezien is de trend licht positief, maar

van wezenlijke vooruitgang is in relatieve zin – zeker bezien over de periode 2002-2006 - geen sprake.

De openbare ruimte

Het fysiek verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte – zoals de outputdoelstelling in het beleidskader beoogt – is één. Vervolgens gaat het er vooral om dat het goed onderhouden wordt en – wellicht vooral – dat de inwoners er zuinig mee om gaan. In dit rapport is vooral op deze laatste facetten gefocust. Echte zichtbare bouwtechnische problemen aan de bebouwing zijn in Nederland vrij schaars. Dit blijkt zowel uit de oordelen van de bewoners als uit de oordelen van de inspecteurs. Het belang-rijkste probleem in de openbare ruimte lijkt het voorkomen van vernieling en vandalisme. In Nederland als geheel is het al lastig straatmeubilair (speeltoestellen, bankjes, etc.) te vinden waarop geen tekenen van vernieling, bekladding of vandalisme zichtbaar zijn. In de G4 is de situatie een graadje erger. Ook de vervuiling van de openbare ruimte is vooral een probleem in de grote ste-den. Hierbij geldt echter wel dat de bewoners accepteren dat het intensievere gebruik van de openbare ruimte hier samengaat met een bepaalde mate van vervuiling.

Elementen van een goed woonklimaat: groen, water en cultuur

Groen, water en cultuur hebben in een beleidskader een vrij tech-nische uitwerking gekregen. Bij groen is de focus gelegd op het creëren van meer en beter grootschalig groen. Bij water gaat het vooral om technische systemen (gescheiden hemelwaterafvoer e.d.). Op het punt van cultuur gaat het om het benutten en borgen van culturele kwaliteiten in de planvorming. In deze rapportage zijn groen, water en cultuur op een andere wijze benaderd: als (waardevolle) elementen van een woonomgeving. In andere woor-den: bekeken is of deze elementen (kunnen) bijdragen aan tevre-den bewoners. Voor elk van de elementen geldt dat dit zonder meer het geval is. Ook geldt dat ze geen van drieën een garantie vormen voor tevreden bewoners. Het blijft dus passen en meten op lokaal niveau om een optimaal woonmilieu te creëren.

Page 9: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

08

De beleving van milieuproblemen

Ook op het punt van milieu (lucht, geluid en bodem) geldt dat de prestaties van de steden in de GSB-monitor op zeer concrete indicatoren in kaart worden gebracht. In deze rapportage is in aanvulling hierop gekeken naar de wijze waarop de milieuproble-men leiden tot overlast voor bewoners. Vooral het vele wegver-keer blijkt bewoners een doorn in het oog. Het betreft hier zowel de luchtvervuiling die hiermee samengaat als de geluidsoverlast die wordt veroorzaakt. De problemen doen zich voor in het hele land, maar kennen concentraties in de steden en dan met name de G4. In de G4 is het vele autoverkeer ook een belangrijke reden tot bezorgdheid onder de bewoners voor hun veiligheid. Het gaat hierbij zowel om verkeersveiligheid als om zorgen om de gezond-heid.

Zorgvuldig ruimtegebruik: plussen en minnen

De mate waarin steden zorgvuldig met hun ruimte omgaan, wordt in de GSB-monitor gemeten aan de hand van het aantal woningen binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG 2000). Dit aantal moet per saldo toenemen. Bekend is dat de steden er over het algemeen in slagen deze doelstelling te verwezenlijken. In dit onderzoek is meer inzicht geboden in de wijze waarop. In de ‘probleemwijken’ worden vaak kleine woningen vervangen door woningen met meer kwaliteit en oppervlakte. Hierdoor neemt in deze gebieden het aantal woningen per saldo af. Deze afname wordt mogelijk gemaakt door elders in de stad te verdichten: op strategische locaties nabij voorzieningen en/of op bedrijventer-reinen die hun oude functie hebben verloren. Ook wordt door toe-voeging van woningen in de centra van steden tegemoet gekomen aan de vraag naar centrumstedelijk wonen. Afhankelijk van de locatie streven steden dus naar hogere of lagere dichtheden. Een dergelijke aanpak sluit aan op de beleving van bewoners: in de ene situatie wordt een hoge dichtheid als probleem beschouwd, in de andere situatie als kwaliteit.

Sociaal-Fysiek

Hoewel het thema ‘Sociaal-Fysiek’ een steeds belangrijker onderdeel is geworden van de stedelijke vernieuwing, is er op dit punt in het beleidskader geen concrete outputindicator opgeno-

men. Het was (en is) vooral aan de steden dit prestatieveld nader uit te werken en vorm te geven. In dit onderzoek is er voor geko-zen twee kanten te belichten van dit thema. Ten eerste is inge-gaan op de wijze waarop bewoners in de steden en gebieden met elkaar omgaan en hoe zij tegen hun buurtgenoten aankijken. Ten tweede is ingegaan op de – tevredenheid over – voorzieningen in de steden en gebieden. Op het punt van sociale cohesie (en veiligheid) is de afgelopen jaren geringe vooruitgang geboekt. Vooral voor de G4 geldt dat de sociale cohesie is toegenomen en dan met name in de aan-dachtsgebieden. Hetzelfde geldt voor de veiligheidsbeleving van de inwoners. De positieve trend ten spijt, er resteren nog altijd grote relatieve achterstanden: de steden scoren lager dan de rest van het land en de aandachtsgebieden in de steden lager dan de rest van de stad. In de module Sociaal-Fysiek is aan de respon-denten ook gevraagd welke bevolkingsgroepen men liever meer of minder in de eigen buurt zou zien. Hieruit blijkt dat men vooral mensen die de Nederlandse taal niet beheersen en werklozen liever minder in de buurt ziet. Dit geldt voor het gehele land, maar dit gevoel is sterker in gebieden waar deze groepen relatief veel voorkomen: de steden en daarbinnen de aandachtsgebieden.Het bewonersoordeel over de voorzieningen in de buurt is de afgelopen jaren nagenoeg constant gebleven. Binnen de steden is weinig variatie in het bewonersoordeel over de voorzieningen. Wel geldt voor de inwoners van ISV II-gebieden dat men vaker ontevreden is met voorzieningen voor kinderen (basisscholen, crèches en speelgelegenheden). Vandaar ook dat veel steden via brede scholen trachten deze voorzieningen te verbeteren en beter op elkaar te laten aansluiten.

Ten slotte

In de GSB-monitor worden de concrete prestaties van de ste-den op de outputindicatoren besproken. Met deze rapportage beoogt het Ministerie van VROM deze resultaten wat meer kleur te geven. Dit enerzijds door de resultaten in een wat breder per-spectief te plaatsen en anderzijds door wat meer achtergrondin-formatie bij de prestaties weer te geven.Er zijn hoopvolle signalen die aangeven dat de stedelijke ver-nieuwing (en haar voorlopers) resultaten begint te boeken. In objectieve zin worden resultaten geboekt en uit deze studie blijkt dat ook de bewoners positieve vooruitgang zien. Toch is het beeld niet alom positief. Ten eerste geldt dat de doelstellingen

Page 10: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

09

uiteraard niet van de ene op de andere dag zijn gerealiseerd. Realisatie van de doelstellingen vergt een langdurige intensieve inspanning. Ten tweede zijn er ook minder positieve signalen te melden. Er zijn nog altijd veel bewoners die aangeven dat hun buurt achteruit gaat. Voorzieningen voor jongeren en kinderen worden laag gewaardeerd. De openbare ruimte in de steden heeft flink te lijden onder vernieling en vandalisme. De indruk bestaat dat de problemen steeds minder een echte fysieke kant hebben, maar zich steeds vaker manifesteren op het kruispunt van fysiek en sociaal.

Page 11: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

10

1.1 Inleiding

Het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) is een doel-uitkering voor steden waarmee zij investeringen kunnen doen om hun aantrekkelijkheid te versterken. Het ISV-geld is in het bijzon-der bedoeld om fysieke maatregelen te treffen op terreinen als wonen, ruimte, milieu en groen. Belangrijke thema’s daarbinnen zijn de stedelijke herstructurering, bodemsanering, het opheffen van lokale milieuhinder en het verbeteren van het grootschalige groen en de bereikbaarheid. Maar ook het scheppen van fysieke ruimte voor sociale voorzieningen en het versterken van de fysie-ke culturele kwaliteit van de leefomgeving horen thuis binnen het ISV. Per 1 januari 2005 is het tweede tijdvak van ISV ingegaan dat loopt van 2005 t/m 2009. Dit tijdvak wordt aangeduid als ISV II. ISV II is een gezamenlijke inspanning van de Ministeries van VROM, LNV en OCW en maakt onderdeel uit van het GSB III dat is vastgelegd in het Beleidskader ‘Samenwerken aan een krachtige stad’ (Ministerie van BZK, april 2004). De prestaties van de steden op de doelstellingen die zijn verwoord in GSB III worden gemo-nitord met de GSB-monitor. Die monitor brengt concrete presta-ties (outputindicatoren) van steden op tal van terreinen in beeld, waaronder de prestaties die samenhangen met het ISV II. De GSB-monitor kent drie meetmomenten: een nulmeting in 2005, een tussenstand in 2007 en een eindmeting in 2009. Op dit moment wordt gewerkt aan de tussenstand – ofwel: midterm review – die in december zal verschijnen. Het verschijnen van deze midterm review is voor VROM aanleiding geweest deze publicatie op te laten stellen. Het doel hiervan is de prestaties van de steden - zoals deze voortkomen uit de GSB-monitor – te voorzien van een breder (interpretatie-)kader.

1.2 Deze rapportage

De module Sociaal-FysiekIn de kernpublicatie ‘Wonen op een rijtje’ van het WoON2006 staat aangegeven dat het in de steden en in het bijzonder in de prioriteitswijken van de G4 in de perceptie van de bewoners steeds beter gaat. Het vertrouwen groeit, steeds meer bewoners hebben de indruk dat de buurt vooruitgaat (in plaats van achter-uit), zijn meer tevreden met voorzieningen in de buurt en ervaren minder overlast.

Met de module Sociaal-Fysiek van het WoON2006, aangevuld met enkele andere bronnen voor meer specifieke objectieve gegevens, kan aan dit globale beeld een belangrijke verdieping worden gegeven. De module Sociaal-Fysiek biedt immers voor het eerst de unieke mogelijkheid om subjectieve oordelen over en objectieve metingen van de openbare ruimte met elkaar te verbinden.

Doel en afbakeningDeze themapublicatie heeft als doel om de relevante ontwikkelin-gen op het vlak van de stedelijke vernieuwing ‘sinds de start van ISV II’ in beeld te brengen. Daar waar het schetsen van ontwik-kelingen nog niet mogelijk is, wordt de stand van zaken aan het begin van ISV II geschetst. Op die aspecten geldt deze rapportage dan ook als een soort nulmeting.

De doelstellingen uit het Besluit beleidskader ISV II staan weer-gegeven in tabel 1-1. Deze rapportage volgt in grote lijnen de indeling in prestatievelden. Het prestatieveld omgevingskwaliteit is opgesplitst in twee hoofdstukken. In het ene hoofdstuk wordt vooral gekeken naar de kwaliteit van de openbare ruimte. In het tweede hoofdstuk wordt eerst gekeken naar water, groen en cultuur. Hierbij staat vooral de vraag centraal of en hoe deze ele-menten bijdragen aan een goed woonklimaat. Vervolgens wordt ingegaan op de milieuproblemen – lucht, geluid en bodem – en de wijze waarop deze problemen doorwerken in de hoofden van bewoners.

GebiedsindelingenIn deze themapublicatie wordt structureel onderscheid gemaakt tussen de G4, de G27 en de rest van het land. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan de ontwikkelingen in gebieden binnen de steden. Gebiedsgericht beleid is immers een van de centrale gedachten in de aanpak van de stedelijke vernieuwing. Voor een goede interpretatie van de uitkomsten op gebiedsni-veau, is een helder besef van het ‘type’ gebied van groot belang. Of beter gezegd: een helder besef van de samenstelling van de verzameling van gebieden, want over individuele gebieden wor-den in deze rapportage geen uitspraken gedaan. Vanwege het grote belang van deze variatie wordt hieraan een apart hoofdstuk gewijd.

1.Inleiding

Page 12: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

11

Tabel 1-1 Overzicht prestatievelden en outputdoelstellingen

Prestatieveld Outputdoelstelling

1) Wonen

a) Balans tussen vraag en aanbod Betere balans tussen vraag en aanbod op het gebied van wonen

b) Huisvesting specifieke doelgroepen* Meer aandacht voor de huisvesting van kwetsbare groepen, statushouders en studenten

2) Omgevingskwaliteit

a) Openbare ruimte Verbetering van de kwaliteit van de (semi-) openbare ruimte

b) Groen in de stad Verbetering van grootschalig groen in de stad

c) Cultuurimpuls Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving door het integraal benutten en borgen van culturele kwaliteiten in de praktijk van de stedelijke vernieuwing

d) Bodemsanering Sanering van de bodemverontreiniging in het stedelijk gebied (incl. nazorg en asbest)

e) Geluidssanering Verbetering van de geluidssituatie bij de zogenaamde A- en railwoningen

f) Luchtkwaliteit Verbeteren van de binnenstedelijke luchtkwaliteit

g) Milieukwaliteit* Meer aandacht voor de milieukwaliteit van de stad als geheel

h) Water- en watersystemen*

3) Zorgvuldig ruimtegebruik

a) Intensivering woningbouw Per saldo intensivering van woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied

b) Bereikbaarheid* Meer aandacht voor de bereikbaarheidsproblematiek in de praktijk van de stedelijke vernieuwing

4) Fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke sociale en veilige omgeving**

Fysiek ruimte scheppen voor sociale voorzieningen.

Noot. * beleidsthema’s; ** open doelstelling

Page 13: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

2.Gebiedsindelingen

12

2.1 Inleiding

Veel van de ISV-doelstellingen hebben betrekking op gebieden (wijken en buurten) en worden derhalve aangepakt via gebieds-gericht beleid. Vandaar ook dat in deze rapportage structureel onderscheid wordt gemaakt tussen de ISV II-gebieden (en 56-wij-ken) aan de ene kant en de overige wijken in de steden aan de andere kant. Juist in de gebieden die speciale aandacht krijgen mogen immers resultaten van beleid worden verwacht.Het is in landelijke rapportages uiteraard niet de bedoeling over individuele wijken of gebieden te rapporteren. In de monitoring worden de aandachtsgebieden dan ook vaak samengevoegd en wordt gesproken over ‘de ontwikkelingen in de 56-wijken’ of ‘de ontwikkelingen in de ISV II-gebieden’. Ook in deze rapportage ontkomen we niet aan dit soort uitspraken.Bij dergelijke uitspraken wordt echter geen recht gedaan aan de grote variatie binnen de verzameling ISV II-gebieden. Om te voor-komen dat het beeld ontstaat dat de bevindingen voor alle gebie-den in gelijke mate opgaan, geven we in dit eerste hoofdstuk een indruk van de variatie binnen de verzameling ISV II-gebieden. Hierbij worden tevens deelverzamelingen aangegeven (gebieden met overeenkomstige kenmerken). De hier uit volgende indelin-gen worden in de vervolghoofdstukken af en toe toegepast om de uitkomsten van de analyses wat meer ‘kleur’ te geven.

2.2 Wijken en gebieden in landelijk beleid

56-wijkenDe gebiedsgerichte aanpak in de ISV II-periode is niet nieuw. Op lokaal niveau wordt al jaren gewerkt met een gebiedsgerichte aanpak en tijdens de voorgaande ISV-periode heeft het rijk hierop ingespeeld door de ’56-wijkenaanpak’ te introduceren. Doel van deze landelijke wijkenaanpak was vooral om in te spelen op de gebiedsgerichte aanpak op lokaal niveau: de steden kregen assi-stentie bij hun aanpak en de lijnen tussen de steden en het rijk werden ingekort (onder meer via de accountmanagers). De keuze van de 56 wijken sloot aan bij deze gedachtegang. In samen-spraak met steden zijn de wijken gekozen en gedurende de jaren zijn de (landelijk gehanteerde) grenzen van verschillende wijken aangepast en meer toegespitst op de lokale situatie.

ISV II-gebiedenTerwijl de 56-wijken in overleg tussen Rijk en steden zijn benoemd, geldt voor de ISV II-gebieden dat de steden volledig vrij zijn geweest in het afbakenen van de gebieden. Hoewel er in het beleidskader ISV II (GSB III) wel veel aandacht is voor gebieds-gericht beleid, worden er geen gebieden aangewezen. De steden waren vrij om – onder meer in hun MOP’s – gebieden aan te wij-zen die specifieke aandacht zouden krijgen (en waar ISV-gelden zouden worden geïnvesteerd).Om op landelijk niveau iets te kunnen zeggen over de voortgang van het gebiedsgerichte ISV II beleid, is medio 2006 een inven-tarisatie van deze gebieden uitgevoerd. Hierbij is de steden sim-pelweg gevraagd op een kaart aan te geven in welke gebieden zij ISV II gelden gingen besteden en met welke doeleinden. In totaal leverde deze inventarisatie 323 gebieden op van verschillend gar-nituur, waarover meer in de volgende paragraaf.

De 40 wijken van VogelaarRecentelijk is er door minister Vogelaar een nieuwe wijkaanpak aangekondigd. Hierbij zijn door het rijk 40 wijken geselecteerd. Deze wijken worden door de minister gezien als de belangrijkste probleemgebieden in Nederland en er wordt flink wat geld uitge-trokken om het tij in deze wijken te keren. Voor de midterm review is vooral van belang te constateren dat dit nieuwe beleid er is en dat er bij de eindmeting van de ISV II-periode rekening mee moet worden gehouden. Deels over-lappen de 40 wijken van Vogelaar en de ISV II-gebieden elkaar immers en waar dit het geval is, is het lastig resultaten aan een van beide beleidsvelden toe te schrijven. Veelal zullen de geld-stromen op lokaal niveau immers gebundeld worden.

2.3 Gebiedsindeling ISV II

In deze rapportage staan de ISV II-gebieden uiteraard centraal. De ISV-gebieden bestaan uit een bonte verzameling van gebieden met elk hun eigen kenmerken. Om de effecten van het beleid – op termijn – zo goed mogelijk te kunnen duiden, is het van belang dat recht wordt gedaan aan deze kenmerken. De ISV II-gebieden kunnen op veel verschillende manieren wor-den ingedeeld. In deze paragraaf bespreken we drie lijnen:• Eenindelingnaar‘planfase’.Deexacteplanfaseishelaas

niet bekend. Toch is bekend dat sommige gebieden pas in de initiatieffase verkeren, terwijl andere bijna zijn afgerond. Het

Page 14: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

13

vernieuwingspercentage van de woningvoorraad in de gebie-den gedurende de 10 jaar voorafgaand aan de start van ISV II is gebruikt om de planfase te benaderen.

• Eenindelingnaarintegraliteit.InvrijwelelkISVII-gebiedzijner plannen om de woningvoorraad en woonomgeving aan te pakken. Er zijn in het ISV echter nog meer beleidsthema’s te onderscheiden zoals ‘Sociaal-Fysiek’, milieu en groen. Vaak wordt een integrale aanpak – met een breed scala aan beleidsthema’s gepropageerd, omdat hiermee het beste resul-taat zou kunnen worden bereikt. Vandaar dat een indeling naar de integraliteit van de aanpak zinvol kan zijn.

• Eenindelingnaarinhoudelijkthema.Voordedoelstellingenophet gebied van ‘Sociaal-Fysiek’, milieu en groen geldt dat deze lang niet alle voor elk ISV II-gebied relevant zijn.

Bovenstaande indelingen worden in de volgende hoofdstukken waar mogelijk en wenselijk gebruikt om de uitkomsten meer kleur te geven en het effect van beleid zo goed mogelijk inzich-telijk te maken. Het beeld zou nog verder kunnen worden ver-scherpt door de diverse indelingen te combineren, maar hierbij lopen we tegen de grenzen op van de betrouwbaarheidsmarges van de steekproef van het WoON. Een meer verfijnde indeling leidt tot een te kleine celvulling. Zelfs bij de voorgestelde indeling ontkomen we er af en toe niet aan de uitkomsten als ‘indicatief’ te beschouwen.In het vervolg van deze paragraaf worden de indelingen nader toegelicht. Hierbij wordt gefocust op ISV II-gebieden waar op dit moment al woningen staan en mensen wonen. Het gaat hier om 279 van de in totaal 323 gebieden.

2.3.1 Planfase (vernieuwingsgraad)De Rijksbijdragen worden op lokaal niveau ingezet op het moment dat ze beschikbaar en nodig zijn. De ene keer is dat in de initiatieffase, de andere keer is dat bij de laatste loodjes. In zekere zin springt het gebiedsgerichte Rijksbeleid dus op een rijdende trein en zegt het moment waarop een gebied het label ‘prioriteitswijk’ of ‘ISV II-gebied’ krijgt weinig over de planfase waarin de wijk verkeert.In figuur 2-1 wordt dit geïllustreerd aan de hand van de woning-mutaties in de ISV II-gebieden gedurende de periode 1990-2005. Al vanaf de jaren negentig worden er in verschillende ISV II-gebieden woningen gesloopt en vervangen door nieuwbouw. In veel wijken is er dus sprake van een aanpak die al enige jaren bezig is. De figuur laat ook zien dat de vernieuwing vanaf het jaar 2000 een nieuwe impuls heeft gehad. De sloopaantallen zijn

sindsdien jaarlijks toegenomen en het zelfde geldt – met enige vertraging – voor de nieuwbouw. Opvallend is ook dat er vanaf 2000 meer wordt gekozen voor verdunning in plaats van verdich-ting. Kleine appartementen worden hierbij gesloopt en (deels) vervangen door grotere appartementen en/of eengezinswonin-gen.Uiteraard zijn er grote verschillen tussen de afzonderlijke ISV II-gebieden. In het ene gebied is de woningvoorraad nog hele-maal niet aangepakt, terwijl andere wijken vrijwel geheel zijn vernieuwd. Op basis van registraties kan een indicatie worden verkregen van de voortgang van de fysieke vernieuwing van de woningvoorraad. Uiteraard geldt dat de fysieke vernieuwing van de woningvoorraad slechts een beperkt deel van de stedelijke vernieuwing dekt.

Page 15: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

14

Via de CBS-mutatiebestanden is te achterhalen in welke mate de woningvoorraad in het voorgaande decennium al is vernieuwd (in termen van sloop, nieuwbouw en overige toevoegingen en ont-trekkingen). Aangenomen mag worden dat ISV II-gebieden waar de woningvoorraad al flink is aangepakt in een andere fase zit-ten dan wijken waar nog geen vernieuwingsactiviteiten hebben plaatsgevonden.Grofweg zijn de ISV II-gebieden onder te verdelen in drie catego-rieën:• Aanpakindebeginfase.Hierondervallendiegebiedenwaar-

van in het decennium voorafgaand aan ISV II minder dan 5% van de woningvoorraad is vernieuwd.

• Aanpakinvollegang.Bijgebiedenwaarvan5tot15%isver-nieuwd gaan we ervan uit dat de uitvoering in volle gang is.

• Aanpakinafrondendefase.Bijgebiedenwaaralmeerdan15% van de woningvoorraad is aangepakt, gaan we er vanuit dat de aanpak in zekere zin in een afrondende fase verkeert.

In tabel 2-1 staat het aantal gebieden per categorie weergege-ven, tezamen met enkele kenmerken van deze (verzameling van) gebieden. Op basis van deze kenmerken kunnen we al voorzichtig stellen dat de indeling naar vernieuwingsgraad in de G27 een

goede indicator is voor de planfase. Zo neemt de gemiddelde WOZ-waarde toe, naarmate de gebieden meer zijn vernieuwd. Er is dus succes zichtbaar. In de G4 is het beeld wat dit betreft diffuser. De gebieden die het sterkste vernieuwd zijn, kennen de laagste gemiddelde WOZ-waarde. De ‘scores’ van deze catego-rie gebieden worden sterk beïnvloed door enkele grote bekende vernieuwingsgebieden zoals de Bijlmermeer en Osdorp (zuid-west kwadrant en centrum) in Amsterdam en Bloemhof Zuid, de Afrikaanderwijk en Katendrecht in Rotterdam.

-4.000

-3.000

-2.000

-1.000

0

1.000

2.000

3.000

4.000G4 onttrekkingG4 toevoegingG4 saldoG27 onttrekkingG27 toevoegingG27 saldo

1990

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

Figuur 2-1 De ontwikkeling van de woningvoorraad in de ISV II-gebieden gedurende de afgelopen 15 jaar (driejaarlijks gemiddelden)

Bron: CBS Woningmutatiebestanden

Page 16: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

15

2.3.2 De mate van integraliteit van de aanpakHet ISV draait niet alleen om de aanpak van de woningvoor-raad. De middelen worden ook ingezet voor het verbeteren van de woonomgeving, het groen wordt aangepakt, milieuproblemen opgelost en er worden maatregelen getroffen in de sociaal fysie-ke sfeer. Bij de inventarisatie van de ISV II-gebieden is aan de ste-den gevraagd op welke beleidsthema’s in het betreffende gebied wordt ingezet. Hierbij zijn de volgende 5 thema’s onderscheiden: woningvoorraad, woonomgeving, groen, milieu en sociaal fysiek.De mate waarin de steden op een of meerdere thema’s inzetten, kan gelden als een indicatie voor de mate van integraliteit van de aanpak. Vaak wordt verondersteld dat een integrale aanpak tot een beter resultaat leidt dan het alleen aanpakken van de woningen en woonomgeving. In gebieden met meer eenzijdige problemen kan echter worden volstaan met een minder integrale aanpak. In dit onderzoek zijn de ISV II-gebieden onderverdeeld in drie categorieën:1 Gebieden waar op een of twee beleidsthema’s wordt ingezet

(vaak de woningvoorraad en woonomgeving);2 Gebieden waar op drie thema’s wordt ingezet;3 Gebieden waar meer dan drie thema’s aangepakt worden.

In tabel 2-2 staan de kenmerken van deze categorieën weerge-geven. In de gebieden waar sprake is van een integrale aanpak (drie of meer thema’s) lijken vooral de sociale problemen groter. In zowel de G4 als de G27 ligt het aandeel niet-westerse alloch-tonen hoger dan in de andere ISV II-gebieden. Op het punt van de gemiddelde WOZ waarden ontstaat een gevarieerder beeld. De WOZ-waarde is niet lager in gebieden met een integrale aanpak. Dit is een logische bevinding: een integrale aanpak wordt ingezet in gebieden met (samenhangende) problemen op meerdere fron-ten en niet zozeer in gebieden waar op een punt (bijvoorbeeld de woningvoorraad) de problemen het grootst zijn.

Tabel 2-1 Enkele kenmerken van de ISV II-gebieden naar vernieuwingsgraad1

G4 G27 totaalminder dan 5% ver-nieuwd

tussen de 5% en 15% vernieuwd

meer dan 15% ver-nieuwd

minder dan 5% ver-nieuwd

tussen de 5% en 15% vernieuwd

meer dan 15% ver-nieuwd

aantal ISV II-gebieden 16 28 17 109 60 47 277

woningen aantal 56.000 158.000 73.500 107.500 128.500 43.500 566.500

gem.WOZ waarde

83.000 80.000 66.000 81.000 85.000 92.000 81.000

inwoners aantal 117.500 324.000 158.000 232.000 268.000 92.000 1.191.000

aandeel niet westers

51% 46% 59% 27% 23% 20% 37%

huishouden-samenstelling

eenpersoons 50% 50% 48% 44% 47% 41% 47%

gezinnen z. kinderen

21% 21% 18% 26% 26% 29% 23%

gezinnen m. kinderen

29% 28% 34% 29% 27% 29% 29%

Bron: CBS, 2004

1 Voor twee ISV II-gebieden is de vernieuwingsgraad niet te berekenen

Page 17: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

16

Aard van de aanpakIn vrijwel elk ISV II-gebied wordt de woningvoorraad aangepakt (slechts bij 6% van de gebieden is dit niet het geval). Ook wordt de woonomgeving in veel gevallen (80% van de wijken) aan-gepakt. Voor de andere doelstellingen van beleid geldt dat ze niet in elke wijk relevant zijn. Zo is er in (slechts) 52% van de gebieden specifieke aandacht voor ‘Sociaal-Fysiek’, in 43% van de gebieden voor het milieu en in 31% van de gebieden voor (grootschalig) groen. Zeker bij deze laatste categorieën geldt dat de effecten van het beleid worden vertroebeld als we alle ISV II-gebieden samen zouden nemen. Vandaar dat we – waar wenselijk en relevant – een nader onderscheid maken in gebie-den waar een bepaald beleidsthema al dan niet speelt.

2.4 De relatie met de 56-wijken

Hoewel de ISV II-gebieden in deze rapportage centraal staan, wordt tevens aandacht besteed aan de 56-wijken. Bij het interpre-teren van de resultaten is het van belang te beseffen dat er – geo-grafisch gezien – een sterke overlap is tussen de 56-wijken en de ISV II-gebieden:1. InsommigegevallenoverlapthetISV-gebiedexactmeteen

van de 56-wijken. Dit geldt voor 31 van de 279 ISV II-gebieden. Dit aantal is inclusief enkele wijken die in de ISV II periode zijn opgesplitst in verschillende gebieden die voorheen tezamen een wijk vormden.

2. Soms is het ISV II-gebied een specificatie van een van de (gro-tere) 56 wijken. In dat geval worden de ISV II gelden ingezet in een specifiek gebied, dat onderdeel uitmaakt van een van de 56-wijken. Dit geldt voor 67 van de 279 ISV II-gebieden.

3. Ook het omgekeerde komt voor: In dat geval wordt een van de 56-wijken in de komende periode opgenomen in een groter ISV II-gebied. Dit geldt voor 14 van de ISV II-gebieden.

4. Ook andersoortige overlappen komen voor, bijvoorbeeld waar de aanpak zich langzaam verplaatst in een bepaalde – zeg

Tabel 2-2 Enkele kenmerken van de ISV II-gebieden naar mate van integraliteit G4 G27 totaal

een of twee beleids-thema’s

drie beleids-thema’s

vier of vijf beleids-thema’s

een of twee beleids-thema’s

drie beleids-thema’s

vier of vijf beleids-thema’s

aantal ISV II-gebieden 23 13 25 90 52 76 279

woningen aantal 125.500 60.500 101.500 69.500 51.000 158.500 566.500

gem.WOZ waarde

73.000 82.000 79.000 76.000 92.000 86.000 81.000

inwoners aantal 262.000 115.500 222.500 139.500 108.000 344.000 1.191.000

aandeel niet westers

47% 47% 56% 18% 24% 26% 37%

huishouden-samenstelling

eenpersoons 49% 54% 48% 51% 48% 42% 47%

gezinnen z. kin-deren

21% 21% 19% 26% 26% 27% 23%

gezinnen m. kinderen

29% 26% 33% 23% 26% 31% 30%

Bron: CBS, 2004

Page 18: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

17

noordelijke - richting. Dan is men aan de zuidkant van de wijk nu klaar en neemt men er aan de noordkant een gebied bij. Van de 279 gebieden, kennen er 18 een dergelijke andersoortige overlap.

5. Voor 149 ISV II-gebieden geldt dat ze via de 56-wijkenaanpak nog geen speciale aandacht kregen.

De mate van overlap betekent dat een vergelijking tussen de sco-res van de 56-wijken en die van de ISV II-gebieden niet mogelijk danwel zinvol is. Bekeken is of de mate van overlap tussen de gebieden een zinvolle indeling kan zijn. Dit vanuit de gedachte dat langdurige aandacht (bij overlap is dit het geval) zou moeten leiden tot betere resultaten. Een dergelijke indeling is echter niet zinvol gebleken. Eén reden hiervoor is al genoemd: het moment waarop ISV gelden in een gebied worden geïnvesteerd zegt wei-nig over de planfase waarin men lokaal verkeert. Een andere reden is het feit dat steden beleid ontwikkelen voor vrijwel alle wijken en buurten in de stad. Ook buiten de 56-wijken zijn dan ook de afgelopen jaren resultaten geboekt en gedurende de ISV II-periode zullen er ook buiten de ISV II-gebieden resultaten wor-den geboekt.

2.5 Concluderend

Het gaat bij de ISV II-gebieden (en 56-wijken) om een bonte ver-zameling aan gebieden. Zo zijn er ISV II-gebieden met meer dan 8.000 woningen, maar 50% van de gebieden heeft 1.000 woningen of minder. Onder deze laatste categorie vallen onder meer 28 gebieden met – op dit moment - 50 woningen of minder. Het gaat hier bijvoorbeeld om gebieden waarbij sportvelden of voorma-lige bedrijventerreinen worden omgezet in woongebieden. Deze gebieden komen nu niet voor in de steekproef van het WoON, maar in een vervolgmeting verdienen dit soort gebieden wel spe-cifieke aandacht.

Inzicht in de variatieIn dit hoofdstuk is de variatie aan ISV II-gebieden inzichtelijk gemaakt door de gebieden in te delen langs twee (of eigenlijk drie) lijnen. De indeling naar vernieuwingsgraad laat zien dat in het ene deel van de gebieden de woningvoorraad al flink is vernieuwd, terwijl deze in andere gebieden (naar verwachting) nog op gang moet komen. Zeker voor de G27 geldt dat de mate van vernieuwing ook

samen gaat met een hogere WOZ-waarde en dat de concentratie van allochtonen er minder groot is dan in de ISV II-gebieden waar minder vernieuwd is. De indeling langs de mate van integraliteit van de aanpak laat zien dat het gekozen programma wordt afgestemd op de proble-men ter plekke. In de gebieden met een integrale aanpak, vinden we – naast problemen op fysieke vlak – dan ook naar verwachting vaker problemen op sociaal gebied en/of het gebied van milieu, woonomgeving en groen.Naast de variatie in het aantal thema’s dat in de aanpak aandacht krijgt, is natuurlijk van belang te beseffen welke thema’s dit zijn. Zo is het bij het interpreteren van uitspraken over scores op soci-aal vlak, van belang te beseffende dat er slechts in 52% van de gebieden specifiek wordt ingezet op het beleidsthema ‘Sociaal-Fysiek’.

Ondersteuning op verschillende manierenDe aandacht van het Rijk ondersteunt de gebiedsgerichte aanpak op lokaal niveau. Bij de 56-wijkenaanpak had deze ondersteuning verschillende vormen, bij de ISV II-gebieden blijft de bijdrage beperkt tot het verlenen van een financiële bijdrage. De onder-steuning wordt daar waar nodig ingezet. Dit kan in veel verschil-lende planfasen zijn. Hierdoor is het niet zo dat het moment waarop de wijk of een gebied het label 56-wijken, 40-wijken of ISV II-gebied krijgt (en dus aandacht van het Rijk) iets zegt over de planfase waarin de aanpak verkeert.

Een bonte verzamelingDe variatie in de gebieden qua (1) objectieve kenmerken als aan-tal woningen (2) de problemen die er spelen (3) de gekozen aan-pak bij het aanpakken van de problemen (4) de planfase waarin deze aanpak verkeert, en ten slotte (5) de verschillende vormen die de ondersteuning van het Rijk kan aannemen, maken het erg lastig om de effecten van de rijksbijdragen op landelijk niveau eenduidig inzichtelijk te maken.

Page 19: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

18

3.Wonen

3.1 Inleiding

Op het gebied van wonen en de woningmarkt zijn in het beleids-kader twee doelstellingen benoemd:1. Een betere balans tussen vraag en aanbod op het gebied van

wonen;2. Meer aandacht voor de huisvesting van kwetsbare groepen,

statushouders en studenten.In de GSB-monitor worden prestaties van de steden in kaart gebracht op een zeer concreet niveau: het (netto) aantal toege-voegde woningen in verschillende segmenten en voor verschil-lende doelgroepen. De effecten die – per saldo – op een hoger schaalniveau worden gesorteerd blijven hiermee buiten beeld. In deze rapportage wordt vooral gefocust op de effecten op dit hogere schaalniveau. Hierbij wordt gekeken naar de relatieve verschillen tussen de stad en de regiogemeenten. Dit zowel voor de samenstelling van de woningvoorraad als voor de samenstel-ling van de bevolking. Waar mogelijk wordt tevens ingegaan op de ontwikkeling van deze (relatieve) verschillen. Ten slotte wordt binnen de steden specifiek gekeken naar de situatie in de ISV II-gebieden.

3.2 Balans tussen vraag en aanbod

De doelstelling ‘een betere balans tussen vraag en aanbod’ heeft een brede betekenis. Het gaat er vooral om dat er in de steden een aantrekkelijk woonklimaat ontstaat, zodat de steden aantrek-kelijk zijn om in te wonen. Hiermee worden niet alleen de doel-stellingen op het gebied van de woningmarkt veiliggesteld, maar wordt – indirect – ook het leefklimaat bevorderd, worden hogere inkomens aan de stad gebonden, etc. In zekere zin gaat het bij deze doelstelling dan ook niet zozeer om het creëren van balans tussen vraag en aanbod, maar om het creëren van een zo groot mogelijke aantrekkelijkheid van de steden.De doelstelling ‘balans tussen vraag en aanbod’ heeft ook een regionale component. ‘Balans’ heeft dan niet zozeer betrekking op vraag en aanbod in totaliteit, maar op de vraag van en het aan-bod voor specifieke doelgroepen. De gedachte hierbij is dat vooral gezinnen met kinderen (met hogere inkomens) de stad verlaten en zich in de regio vestigen. Dit vertrek van hoge inkomens en gezinnen zou gereduceerd moeten worden, de stad moet ook voor deze groepen aantrekkelijk worden.

De regionale woningmarktVanwege de sterke regionale dimensie van de doelstelling ‘balans tussen vraag en aanbod’ starten we de analyse van de situatie – en prestaties –met een regionaal perspectief. In figuur 3-1 staan de vraag-aanbodverhoudingen in de WGR-regio’s2 van de G4 en de G27 (inclusief de steden zelf) weergegeven. De figuur levert een vertrouwd beeld: • Inderegio’svandeG4ishetgrootstedeelvandevraag

gericht op de huursector. Echter, omdat er juist in de huur veel aanbod is, is de marktpositie in bepaalde segmenten niet al te best. Het gaat hier dan vooral om de meergezinswoningen. Kijkend naar de verhouding tussen vraag en aanbod, is er vooral - vanuit het stedelijk perspectief – een gunstige markt (meer vraag dan aanbod) voor eengezinswoningen, in de koop- en huursector.

• Inderegio’svandeG27liggendeverhoudingenanders.Hierzijn de vraag-aanbodverhoudingen wat gelijkmatiger verdeeld en is er – vanuit dit perspectief – dus wat meer balans op de regionale woningmarkt. De vraag naar eengezinswoningen in de koopsector is het grootst, maar daar staat ook een rede-lijk aanbod tegenover. De vraag naar meergezinswoningen in de koopsector is in aantal klein, maar doordat er ook wei-nig aanbod is, hebben deze appartementen toch een sterke marktpositie. In de huursector zijn vraag en aanbod redelijk in evenwicht.

2 WGR-regio’s zijn samenwerkingsgebieden volgens de Wet Gemeenschappe-lijke Regelingen

Page 20: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

19

0

100.000

200.000

300.000

400.000

500.000

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

koop huur koop huur

G4-regio's G27-regio's

aant

al w

onin

gen

0

0,5

1

1,5

2

2,5

gevraagd (V) (as links)aangeboden (A) (as links)V / A (as rechts)

evenwicht (V = A)

meer vraag dan aanbod

meer aanbod dan vraag

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

koop huur koop huurG4-regio’s G27-regio’s

sam

enst

ellin

g w

onin

gvoo

rraa

d

regiogemeenten

steden

Figuur 3-1 De vraagaanbodverhoudingen in de regio’s van de G4 en G27

Figuur 3-2 De samenstelling van de woningvoorraad in de G4 en G27 en de omliggende gemeenten

Bron: WoON, Woningmarktmodule

Bron: Syswov

Page 21: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

20

Het contrast tussen stad en ommelandBinnen de regionale woningmarkten vervullen de stad en haar ommelanden ieder hun eigen rol. Zeker in de G4 wordt de woningvoorraad gedomineerd door huurwoningen (70%) terwijl in de regiogemeenten de koopsector de overhand heeft (58%, zie ook figuur 3-5). Daarnaast geldt dat terwijl in de regiogemeenten 69% van de woningen een eengezinswoning is, dit percentage in de G4 slechts 25% is. Soortgelijke verschillen treden op in de G27, al is het contrast hier wat minder groot. In de G27 is 50% van de woningen een huurwoning en 34% een appartement, in de regiogemeenten bedragen deze percentages respectievelijk 35% en 14%. Ook hier geldt dat de populaire eengezinskoopwoningen vooral in de regiogemeenten te vinden zijn. Voor de eengezinshuurwoningen geldt echter dat deze redelijk verdeeld zijn over stad en regio. In de steden vinden we relatief veel meergezinswoningen.Als figuur 3-1 en 3-2 naast elkaar worden bezien, dan blijkt dat het in de regio’s meest populaire segment, de eengezins(koop)woning, in de steden nog altijd zeldzaam is. Dat hoort ook min of meer bij de positie van de grote stad. De stad trekt immers relatief veel (jonge) alleenstaanden aan en de grond is – zeker in de centra – duur. Hierdoor zullen er simpelweg altijd relatief veel appartementen zijn. Als de doelstelling balans tussen vraag en aanbod in regionaal perspectief wordt vertaald als ‘gelijkwaardig-heid’ van stad en regio zal deze dan ook niet worden bereikt. De stedelijk woningvoorraad en die in de regio zijn eerder comple-mentair.

Ontwikkelingen in de tijdHet gegeven dat steden altijd een specifieke woningmarktposi-tie in de regio zullen vervullen betekent niet dat er niet gewerkt wordt aan verbetering van de marktpositie. De samenstelling van de woningvoorraad wordt afgestemd op de vraag door nieuwbouw op (VINEX-) uitleglocaties en herstructurering van bestaande woonwijken. In de GSB-monitor worden de prestaties op dit vlak in concrete aantallen in kaart gebracht. Er worden in de steden vooral koopwoningen toegevoegd, waardoor stedelijk gezien een meer gemengde woningvoorraad ontstaat. Als de ontwikke-ling van het aantal koopwoningen in de steden wordt uitgedrukt inindexcijfersisdezehetafgelopendecenniumspectaculairgeweest (zie ook figuur 3-3 en figuur 3-4). In de G4 is het aantal meergezinskoopwoningen met 70% toegenomen en het aantal eengezinskoopwoningen met 40%. In de G27 is het aantal koop-appartementen zelfs bijna verdubbeld en het aantal eengezins-

koopwoningen met ruim 20% toegenomen.Het gaat hier om prestaties van wezenlijke omvang, zo zal ook uit de GSB-monitor blijken. In deze rapportage willen we deze pro-ductiecijfers wat nuanceren.Teneerstelatendeindexcijfersenproductieaantallenmaareendeel van de ontwikkelingen zien. Ze maken de ontwikkelingen in specifieke segmenten zichtbaar, maar het effect op de samen-stelling van de totale woningvoorraad blijft buiten beschouwing. Deze is uiteraard beperkter. In de G4 was in 1997 21% van de woningvoorraad een koopwoning, in 2002 27% en in 2006 30%. In de G27 was in 1997 41% een koopwoning, in 2002 46% en in 2006 50%. De (meergezins-)huursector blijft dan ook – zeker in de G4 – het dominante segment (zie ook figuur 3-5).

Ten tweede is het voor de relatieve marktpositie van de stad tevens van belang te beseffen dat de wereld erbuiten ook niet stil staat. Ook in de omliggende gemeenten neemt het aantal koopwoningen gestaag toe. Als we kijken naar het aandeel van de koopwoningen in de regio dat in de steden is gelegen, dan is de toename minder spectaculair. In 2002 was 36% van de koop-woningen in de regio’s van de G4 gesitueerd in de stad, in 2006 bedroeg dit percentage 38%. In de regio’s van de G27 was in 2002 32% van de koopwoningvoorraad gesitueerd in de stad en in 2006 33%. Zeker voor de G27 geldt dan ook dat de voorraad in de steden weliswaar verandert, maar dat deze verandering nage-noeg geen effect heeft op de marktpositie in de regio, omdat ook regiogemeenten veel (eengezins-)koopwoningen toevoegen.

Page 22: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

21

80%

100%

120%

140%

160%

180%

200%

220%

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

G4 koop eengezinsG4 koop meergezinsG4 huur eengezinsG4 huur meergezins

80%

100%

120%

140%

160%

180%

200%

220%

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

G27 koop eengezinsG27 koop meergezinsG27 huur eengezinsG27 huur meergezins

Figuur 3-3 De ontwikkelingen in de woningvoorraad van de G4 gedurende de periode 1997-2006 (indexcijfers, 1997 = 100%)

Figuur 3-4 De ontwikkelingen in de woningvoorraad van de G27 gedurende de periode 1997-2006 (indexcijfers, 1997 = 100%)

Bron: Syswov

Bron: Syswov

Page 23: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

22

Tabel 3-1 Het aandeel woningen – naar type en eigendom – in de regio dat gesitueerd is in de stad

G4-regio’s G27-regio’s

2002 2006 2002 2006

koop eengezins 22% 24% 30% 31%

meergezins 70% 70% 56% 58%

totaal 36% 38% 32% 33%

huur eengezins 41% 41% 40% 39%

meergezins 76% 75% 64% 64%

totaal 66% 66% 50% 49%

totaal 54% 54% 40% 40%

Bron: Syswov

12% 13%

48% 49%40% 42%

61% 62%

14% 17%

7% 9%

6%8%

3% 4%

12%12%

21% 20%

26%24%

26% 25%

62% 58%

24% 22% 28% 26%

10% 10%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2002 2006 2002 2006 2002 2006 2002 2006

steden regio-gemeenten steden regio-gemeenten

G4 G27

sam

enst

ellin

g w

onin

gvoo

rraa

d

huur meergezinshuur eengezinskoop meergezinskoop eengezins

Figuur 3-5 De samenstelling van de woningvoorraad in de steden en in de regiogemeenten in 2002 en 2006

Bron: Syswov

Page 24: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

23

3.3 De situatie in de ISV II-gebieden

Positie van de ISV II-gebieden en de wijkenDe ISV II-gebieden kenmerken zich – net als de 56-wijken – door een concentratie van meergezinshuurwoningen. Terwijl in de G4 het aandeel koopwoningen op 31% ligt, bedraagt het aandeel binnen de ISV-gebieden niet veel meer dan 20% (zie ook figuur 3-6). In de G27 is er een soortgelijk verschil. Het aandeel koop-woningen in de steden als totaal ligt hier op 55% en in de ISV II-gebieden slechts op 33%. In de ISV II-gebieden zijn vooral veel meergezinswoningen terug te vinden, die net als in de 56-wijken, de komende (en afgelopen) jaren deels worden vervangen door eengezinswoningenenluxereappartementen.

Een positieve trendDe ISV II-gebieden zitten in de lift. Zeker voor de gebieden in de G4 geldt dat gedurende de periode 2004-2006 de tevredenheid over de woonomgeving is toegenomen. In figuur 3-7 worden de verschillen in scores van de ISV II-gebieden met de scores van de stad in totaliteit voor enkele relevante indicatoren weergegeven. Als de ISV II-gebieden gelijk zouden scoren als de rest van de

stad dan zou het verschil nul bedragen en zou de lijn dus gelijk lopen met de buitenste lijn in de grafiek. Dit blijkt zowel in 2002 als in 2006 niet het geval, maar de ontwikkeling is wel duidelijk positief. De lijn met de scores van de ISV II-gebieden in 2006 ligt duidelijk dichter bij de buitenste lijnen in de grafiek dan die in 2002.Deze positieve ontwikkeling is des te opmerkelijker als wordt beseft dat de stedelijke scores in totaliteit ook licht zijn verbe-terd. Het bewonersoordeel ontwikkelt zich dus in de steden als totaal in positieve richting en daarnaast worden de verschillen tussen woongebieden in de stad kleiner. Overigens blijft de achterstand op het stedelijke gemiddelde vooral wat betreft de aantrekkelijkheid van de bebouwing groot. In de 56-wijken is overigens een soortgelijke trend waar te nemen (zie ook tabel 3-2).

Voor de ISV II-gebieden in de G27 geldt grotendeels hetzelfde als voor de G4. Echter, de ISV II-gebieden blijven hier wat achter in de ontwikkeling van het aandeel bewoners dat het oneens is met de stelling ‘als het mogelijk is, dan ga ik uit deze buurt verhui-zen’. Meer hierover in de volgende paragraaf.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

eeng

ezin

s

mee

rgez

ins

koop huur koop huur

G4 G27

sam

enst

ellin

g w

onin

gvoo

rraa

d

ISV II-gebieden56 wijkensteden

Figuur 3-6 De samenstelling van de woningvoorraad in de ISV II-gebieden, de 56-wijken en de steden

Bron: Woningvoorraad steden: Syswov, Woningvoorraad wijken en gebieden: WoON

Page 25: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

24

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

als het mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen (% oneens, 02: 65%, 06: 67%)

ik ben gehecht aan deze buurt (% eens, 02: 56%, 06: 60%)

ik voel mij thuis in deze buurt (% eens, 02: 78%, 06: 80%)

tevredenheid met huidige woonomgeving (% tevreden, 02: 74%, 06: 76%)

bebouwing in de buurt is aantrekkelijk (% eens, 02:61%, 06: 63%)

ISV II 2002ISV II 2006

ISV II 2002ISV II 2006

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

als het mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen (% oneens, 02: 71%, 06: 73%)

ik ben gehecht aan deze buurt (% eens, 02: 55%, 06: 58%)

ik voel mij thuis in deze buurt (% eens, 02: 83%, 06: 83%)

tevredenheid met huidige woonomgeving (% tevreden, 02: 81%, 06: 82%)

bebouwing in de buurt is aantrekkelijk (% eens, 02: 68%, 06: 69%)

Figuur 3-7 Het aandeel bewoners in de ISV II-gebieden in de G4 dat het ‘zeer (on)eens’ of ‘(on)eens’ is met verschillende stellingen op het gebied van de woonomgeving, in afwijkingen ten opzichte van de G4 totaal, 2002-2006

Figuur 3-8 Het aandeel bewoners in de ISV II-gebieden in de G27 dat het ‘zeer (on)eens’ of ‘(on)eens’ is met verschillende stellin-gen op het gebied van de woonomgeving, in afwijkingen ten opzichte van de G27 totaal, 2002-2006

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 26: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

25

Tabel 3-2 De ontwikkeling van het antwoord op enkele woningmarktgerelateerde stellingen in de 56 wijken

als het mogelijk is ga ik uit deze buurt verhuizen

ik ben gehecht aan deze buurt

ik voel mij thuis in deze buurt

% oneens 2002-2006 % eens 2002-2006 % eens 2002-2006

G4 56 wijken 57% 1% 50% 2% 71% 2%

overige wijken 70% 2% 62% 5% 83% 2%

totaal 67% 2% 59% 5% 80% 2%

G27 56 wijken 66% 2% 53% 7% 77% 3%

overige wijken 74% 1% 58% 3% 84% -1%

totaal 73% 2% 57% 3% 83% 0%

overig Nederland 80% 1% 64% 3% 89% 0%

Nederland 80% 5% 64% 6% 89% 3%

Page 27: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

26

Een nadere blikVeel van de geschetste – positieve – ontwikkelingen zijn generiek. Natuurlijk zijn er wijken waar het beter of slechter dan gemid-deld gaat, maar de algemene trend is positief. De indelingen naar vernieuwingsgraad en integraliteit van de aanpak bieden de mogelijkheid om wat meer zicht te krijgen op de variatie binnen de ISV II-gebieden en de geboekte successen. In deze paragraaf focussen we hierbij op de stelling “als het mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen”.Zeker in de G4 geldt dat in vrijwel de gehele stad de inwoners het in 2006 minder vaak eens zijn met deze stelling dan in 2002. In de ISV II-gebieden is deze trend in versterkte mate zichtbaar. Vooral in ISV II-gebieden met integrale aanpak (minimaal drie beleids-thema’s), blijkt dit aandeel substantieel te dalen (zie ook figuur 3-9 en figuur 3-10). In de G27 onderscheiden de ISV II-gebieden zich op dit punt niet in positieve zin. Vooral in de gebieden waar de vernieuwing van de woningvoorraad nog op gang moet komen, daalt het aandeel inwoners dat als het even kan de buurt verlaat (nog) niet. In ISV II-gebieden waar de vernieuwing al flink op gang is, neemt het aandeel ook in de G27 af.

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%50%

min

der

dan

5% v

erni

euw

d

tuss

en d

e 5%

en

15%

ver

nieu

wd

mee

r da

n 15

% v

erni

euw

d

over

ige

wijk

en

min

der

dan

5% v

erni

euw

d

tuss

en d

e 5%

en

15%

ver

nieu

wd

mee

r da

n 15

% v

erni

euw

d

over

ige

wijk

en

G4 G27

over

igN

eder

land

2006 mee eens2006 helemaal mee eens2002 mee eens2002 helemaal mee eens

Figuur 3-9 Het aandeel inwoners dat het eens is met de stelling “als het mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen” naar ver-nieuwingsgraad

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 28: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

27

3.4 Huisvesting specifieke doelgroepen

Het prestatieveld ‘huisvesting specifieke doelgroepen’ is breed. In relatie tot de doelstelling ‘balans tussen vraag en aanbod’ kun-nen de hogere inkomens en gezinnen met kinderen als ‘speci-fieke’ doelgroepen worden beschouwd. De aantrekkelijkheid van de stad voor deze groepen moet worden vergroot. Ook heeft het prestatieveld te maken met de kansen voor zwakkere doelgroe-pen, zoals starters, studenten, lage inkomens, zorgbehoevenden etc. Vanwege de brede betekenis die kan worden toebedeeld aan de term ‘specifiek’ schetsen we in deze paragraaf een breed beeld van de woonsituatie van de huishoudens in en rond de stad. We maken hierbij gebruik van het WoON 2006.

3.4.1 Sociaal economischAlleenstaanden in overvloedHet mag als bekend worden beschouwd dat de steden vooral het domein zijn van alleenstaanden. In de G4 is meer dan de helft van alle huishoudens alleenstaand. In de G27 bedraagt dit aandeel 41%, maar ook hier geldt dat in studentensteden zoals Nijmegen meer dan de helft van de huishoudens alleenstaand is. In de

omliggende gemeenten is het aandeel alleenstaanden uiteraard lager, rond de 30%. De keerzijde van de medaille is dat we in de regiogemeenten relatief vaak gezinnen – met of zonder kinderen – terug vinden.De huishoudensamenstelling in de ISV II-gebieden wijkt niet wezenlijk af van de rest van de stad. Wel is opvallend dat het aandeel eenoudergezinnen in deze gebieden hoger ligt dan in de rest van de stad. Het is bekend dat veel van deze huishoudens problemen hebben, onder meer op sociaal-economisch gebied. Het veelvuldig voorkomen van deze huishoudens kan dan ook een indicatie zijn voor de sociale problematiek in de gebieden.

De huishoudensamenstelling naar leeftijd levert een bekend beeld. In de steden zijn de jongere leeftijdsklassen –jonger dan 25 jaar en van 25 tot 45 jaar - oververtegenwoordigd, terwijl er in de regiogemeenten relatief veel oudere huishoudens wonen. De verschillen tussen de stad als geheel en de ISV II-gebieden zijn op dit punt nihil.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

G4 G27overig

Nederland

2006 mee eens2006 helemaal mee eens2002 mee eens2002 helemaal mee eens

een

of tw

eebe

leid

sthe

mas

drie

of m

eer

bele

idst

hem

a's

over

ige

wijk

en

een

of tw

eebe

leid

sthe

mas

drie

of m

eer

bele

idst

hem

a's

over

ige

wijk

en

Figuur 3-10 Het aandeel inwoners dat het eens is met de stelling “als het mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen” naar integraliteit van de aanpak

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 29: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

28

Tabel 3-3 De huishoudensamenstelling naar type in de regio, steden en ISV II-gebieden

G4 G27 overig nederland

totaal

regio-gemeenten stad ISV II-gebieden regio-gemeenten stad ISV II-gebieden

eenpersoons-huishouden

32% 51% 50% 27% 41% 45% 29% 35%

paar 30% 19% 16% 32% 27% 23% 33% 29%

paar + kind(eren)

32% 19% 20% 35% 25% 21% 32% 29%

1-oudergezin 6% 9% 12% 5% 7% 9% 5% 6%

overig 1% 2% 2% 1% 1% 1% 1% 1%

Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%

Bron: WoON 2006

Tabel 3-4 De huishoudensamenstelling naar leeftijd in regio, steden en ISV II-gebieden

G4 G27 overig nederland

totaal

regio-gemeenten stad ISV II-gebieden regio-gemeenten stad ISV II-gebieden

tot 25 jaar 4% 9% 10% 3% 9% 11% 3% 5%

25 tot 45 jaar 36% 44% 44% 34% 38% 39% 34% 37%

45 tot 65 jaar 38% 30% 28% 40% 32% 29% 39% 36%

65 jaar en ouder 22% 18% 18% 24% 20% 20% 25% 22%

Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%

Bron: WoON 2006

Page 30: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

29

InkomensverschillenHet belangrijkste verschil tussen de steden en de omliggende gemeenten is waarschijnlijk de inkomensverdeling. In figuur 3-11 en figuur 3-12 staat de inkomensverdeling per (landelijk bepaald) deciel weergegeven. In de G4 zijn ten opzichte van het landelijk gemiddelde vooral de lagere inkomens oververtegen-woordigd. De hogere inkomensgroepen vinden we in de stad relatief weinig terug, al is er in de G4 wel duidelijk een groep rijke stedelingen, met een inkomen in het hoogste deciel.In de regio’s van de G4 is er een omgekeerd beeld. Hier zijn relatief weinig lage inkomens te vinden, maar juist veel hogere inkomens. Het verschil tussen stad en omgeving is in het geval van de G4 dus groot. Bij de G27 (zie figuur 3-12) is het contrast tussen stad en platteland op dit punt ook zichtbaar, maar de verschillen zijn hier veel minder groot.Binnen de G4 is in de ISV II-gebieden sprake van een relatieve oververtegenwoordiging van de lagere inkomensklassen. Hoge inkomens zien we hier nauwelijks. Toch is het verschil tussen de ISV II-gebieden en de overige wijken in de G4 minder mani-fest dan in de G27. De ISV II-gebieden in de G27 kennen een inkomensopbouw die vrijwel gelijk is aan de ISV II-gebieden in de G4, maar het contrast met de rest van de stad is groter.

OntwikkelingenEr zijn diverse bronnen die erop wijzen dat de toename van het aantal koopwoningen in de woningvoorraad samen gaat met een toename van de vertegenwoordiging van de hoge inkomensklas-sen (zie onder meer Toekomstverkenning grotestedenbeleid: een beschouwing, RPB 2006). Dat is ook een logisch effect: om een woning te kopen is immers een hoger inkomen benodigd dan voor het betrekken van een sociale huurwoning. Door het toevoe-gen van koopwoningen worden vooral de hogere inkomens aan de stad gebonden, terwijl het vertrek van de middeninkomens uit de stad grotendeels in stand is gebleven. Voor hen zijn de koopwo-ningen in de stad te duur en/of ze hechten veel aan een woning met tuin, die in de steden schaars zijn (vaak gaat het immers om gezinnen).Uit een vergelijking van het WBO 2002 met het WoON 2006 kan een indicatie worden verkregen voor de mate waarin de ste-den erin slagen de hogere en middeninkomens voor de stad te behouden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling zeker niet overschat moet worden. In figuur 3-13 is te zien dat de inkomensverdeling gedurende de periode 2002-2006 in de steden vrijwelexactgelijkisgebleven.Hetzelfdegeldtvoordegemeen-

ten in de regio’s van de steden. Hierdoor blijft de sociaal econo-mische positie van de steden – in relatieve zin – gelijk.De oorzaken voor de beperkte ontwikkelingen op dit front zijn deels te vinden in de veranderingen in de woningvoorraad. Ten eerste is de toename van het aantal koopwoningen weliswaar aanzienlijk, maar het effect op de samenstelling van de voorraad als geheel is beperkt. Ten tweede staat ook de wereld buiten de steden niet stil, waardoor de inhaalslag die steden moeten maken wordt vergroot.

Ook als we kijken naar de verhoudingen op de woningmarkt, zijn er weinig veranderingen. Dit blijkt onder meer uit figuur 3-14. In de figuur is de inkomensverdeling van de huishoudens die op zoek zijn naar een woning afgezet tegen de inkomensverdeling van de huishoudens die recent een woning hebben betrokken. De figuur laat zien dat beide inkomensverdelingen nauwelijks van elkaar verschillen. Dit betekent dat de ‘kans’ om een woning te bemachtigen voor de verschillende inkomensklassen ongeveer gelijk is. Dit geldt zowel voor de steden als voor de omliggende gemeenten.

Page 31: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

30

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

18%

20%

deci

el 1

(laag

ste)

deci

el 2

deci

el 3

deci

el 4

deci

el 5

deci

el 6

deci

el 7

deci

el 8

deci

el 9

deci

el 1

0(h

oogs

te)

regio-gemeenten

stad totaal

ISV II-gebieden

overige wijken

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

18%

20%

deci

el 1

(laag

ste)

deci

el 2

deci

el 3

deci

el 4

deci

el 5

deci

el 6

deci

el 7

deci

el 8

deci

el 9

deci

el 1

0(h

oogs

te)

regio-gemeenten

stad totaal

ISV II-gebieden

overige wijken

Figuur 3-11 De inkomensverdeling in de G4, de regiogemeenten en de ISV II-gebieden (aandeel huishoudens met een inko-men binnen de landelijke decielen)

Figuur 3-12 De inkomensverdeling in de G27, de regiogemeenten en de ISV II-gebieden (aandeel huishoudens met een inkomen binnen de landelijke decielen)

Bron: WoON 2006

Bron: WoON 2006

Page 32: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

31

3.4.2 Studenten en ouderenDe studentenpopulatieVaak wordt gedacht dat studenten alleen in de steden zijn te vin-den. Niets is echter minder waar, van de HBO- en WO-studenten woonachtig in de grootstedelijke regio’s woont 54% in de G4 en de overige 46% in de regiogemeenten. Voor de G27 geldt dat het merendeel van de studenten buiten de stad woont: 55%. De stu-dentenpopulatie is dus vrij gelijkwaardig verdeeld over de stad en de regio, maar er zijn wel belangrijke verschillen in de woon-situatie van de studenten. De studenten die woonachtig zijn in de regio wonen óf bij hun ouders, óf in een zelfstandige woning (al dan niet met een werkende partner). Wooneenheden en onzelf-standige woonruimten zijn in de regiogemeenten nauwelijks te vinden. In de steden woont rond de 25% van de studenten in een dergelijke eenheid.

OuderenVeel steden zijn bezig met de ontwikkeling van woonzorgzones. DeexactevoortgangvandezeplannenisdoormiddelvanhetWoON niet te achterhalen. Wel kunnen we in globale zin kijken naar de woonsituatie van de (zelfstandig wonende) 75-plussers in de stad en in de regiogemeenten. Als dat wordt gedaan, dan komen er nauwelijks verschillen naar boven. Ongeveer een kwart van de ouderen is gehuisvest in een woonvorm die specifiek voor ouderen bestemd is. Het merendeel woont derhalve in een gewone woning. Dat deze ouderen in de stad relatief vaak in een meergezinswoning wonen en in de regio vaak in een eengezins-woning, zal gegeven de opbouw van de woningvoorraad weinig verbazing opwekken.

30% 30%15% 16%

25% 25%15% 15%

24% 25%

17% 17%

22% 22%

18% 18%

18% 18%

19% 19%

20% 20%

21% 21%

14% 14%

21% 21%

18% 17%

23% 23%

14% 14%27% 27%

16% 16%23% 23%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2002 2006 2002 2006 2002 2006 2002 2006

steden regio steden regio

G4 G27

deciel 9 & 10

deciel 7 & 8

deciel 5 & 6

deciel 3 & 4

deciel 1 & 2

Figuur 3-13 De inkomensverdeling in de G4 en de G27 en de regiogemeenten in 2002 en 2006 (aandeel huishoudens met een inkomen binnen de landelijke decielen)

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 33: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

32

0% 20% 40% 60% 80% 100%

vragers in de markt

betrokken woningen

vragers in de markt

betrokken woningen

vragers in de markt

betrokken woningen

vragers in de markt

betrokken woningen

stad

stad

deciel 1 & 2deciel 3 & 4deciel 5 & 6deciel 7 & 8deciel 9 & 10

G4

regio

regio

G27

Figuur 3-14 De inkomensverdeling van de ‘vragers in de markt’ (naar huidige woonplek) en de huishoudens die recent een woning hebben betrokken

Bron: WoON 2006

Tabel 3-5 De woonsituatie van studenten in stad en regio

woning zelfst. wooneenheid

onzelfst. woon-eenheid (incl. BAR)

inwonend huishouden

lid huis-houden

Totaal

G4 regio-gemeenten 51% 2% 2% 3% 42% 100%

stad 55% 8% 9% 6% 22% 100%

G27 regio-gemeenten 45% 1% 1% 0% 52% 100%

stad 56% 8% 7% 6% 22% 100%

overig Nederland 52% 1% 0% 0% 46% 100%

totaal 51% 4% 4% 3% 38% 100%

Bron: WoON 2006

Page 34: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

33

3.5 Concluderend

De woningvoorraad van de steden is sterk in ontwikkeling en wordt steeds beter afgestemd op de wensen van de woonconsu-ment. Er worden veel koopwoningen toegevoegd, deels ten koste van het aantal huurwoningen. De tevredenheid van de inwoners over het wonen in de stad neemt zichtbaar toe. Waar het gaat om de ‘balans tussen vraag en aanbod’ binnen de steden gaat het dus zeker de goede kant op.Wordt de ‘balans tussen vraag en aanbod’ in regionaal perspec-tief geplaatst, dan is echter een kanttekening op haar plaats. Omdat de woningvoorraad in de omliggende gemeenten zich in dezelfde richting ontwikkelt, blijft de relatieve woningmarktpo-sitie van de steden nagenoeg gelijk. Voor de G4 geldt dat in 2002 66% van de regionale huurwoningvoorraad in de steden was gesitueerdenin2006isditaandeelexactgelijkgebleven.Voorde G27 geldt dat dit aandeel licht gedaald is, van 50% naar 49%. Hiermee blijven de steden - voor wat betreft de (sociale) huur-sector–eenexactgelijkerolvervullen.Vaneenbetereregionalespreiding van huurwoningen komt dus nog weinig terecht.Bij gevolg blijven ook de verschillen in sociaal-economische

samenstelling van de bevolking nagenoeg gelijk: In de steden vinden we vooral de lagere inkomens, terwijl de midden en hoge inkomens hier relatief schaars zijn. Hierbij geldt dat de verschil-len tussen stad en ommeland bij de G4 vele malen groter zijn dan bij de G27.Hoewel de woningvoorraad in de ISV II-gebieden en 56-wijken wordt verbeterd en (deels) vervangen, verkeren de gebieden vooralsnog woningmarkttechnisch in een achterstandspositie. In de ISV II-gebieden staan vooral veel meergezinshuurwoningen, het segment met (op stedelijk en regionaal niveau) de zwakste marktpositie. Zeker in de G4 zijn er tekenen van verbetering zichtbaar. Zowel in de ISV II-gebieden als in de 56-wijken verbe-tert de woningmarktpositie. Mede in relatie met de samenstelling van de woningvoorraad ver-vullen de ISV II-gebieden (en 56-wijken) een opvangfunctie voor de lagere inkomensgroepen. Dit is deels positief, want ook lagere inkomens moeten een plek hebben om te wonen. Waar gestreefd wordt naar een meer gelijkmatige spreiding van inkomens over de stad geldt echter dat deze doelstelling (nog) niet is bereikt.

Tabel 3-6 De woonsituatie van 75-plussers in de stad en in de regio

G4 G27 overig Nederland totaal

regio- gemeenten

stad regio- gemeenten

stad

reguliere woningvoorraad

eengezinswoning 35% 15% 48% 35% 46% 39%

meergezinswoning 42% 62% 28% 41% 28% 37%

specifieke ouderenwoning

ouderenwoning, bejaarden-woning, seniorenwoning

13% 13% 15% 14% 17% 15%

aanleunwoning 5% 3% 4% 4% 4% 4%

serviceflat 3% 5% 3% 3% 2% 3%

woonzorgcomplex 1% 1% 1% 2% 1% 1%

andere woonvorm 1% 1% 1% 2% 2% 2%

totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100%

Bron: WoON 2006

Page 35: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

34

4.1 Inleiding

In de GSB-monitor wordt – in vierkante meters - de oppervlakte openbare ruimte gemeten waar sprake is van een kwaliteits-impuls. Deze oppervlakte wordt gemeten door de projecten op te tellen waar de openbare ruimte onderwerp van de aanpak is. Hiermee blijft de ‘overall’ kwaliteit van de openbare ruimte buiten beeld. In dit hoofdstuk proberen we hier wat meer zicht op te bieden. Hierbij meten we de kwaliteit vooral af aan het al dan niet voorko-men van vernieling, vandalisme en vervuiling. Uiteraard is dit een beperkte operationalisatie van kwaliteit, want de gebruikswaarde en de visuele kwaliteit blijven buiten beeld. Deze componenten van ‘kwaliteit’ zijn echter veel lastiger te meten, mede omdat een eenduidig referentiekader ontbreekt (niet iedereen vindt hetzelfde mooi).De module Sociaal-Fysiek van het Woononderzoek Nederland (WoON) is in het bijzonder geschikt om een beeld te geven van (ontwikkelingen op het vlak van) de kwaliteit van de openbare ruimte. Uniek is vooral dat – voor het eerst – de kwaliteit ook objectief beoordeeld is. Dit maakt het mogelijk de relatie tus-

sen de bewonersoordelen en de feitelijke situatie inzichtelijk te maken. In deze rapportage doen we dat vrij rechtlijnig: we pre-senteren beide, zonder diepgaande statistische analyses die de relatie tussen beide nader verklaren. Dat soort analyses komt in een andere themapublicatie aan de orde. Nadeel van de module Sociaal-Fysiek is dat er op dit moment slechts één meting beschikbaar is. We weten dus niet hoe de situatie er enkele jaren geleden – objectief gezien - voor stond. Het WoON en het WBO bieden wel aanknopingspunten om te bekijken welke ontwikkelingen in het bewonersoordeel – de sub-jectieve kant van bewoners – hebben plaatsgevonden. We begin-nen het hoofdstuk met het weergeven van deze trend. Vervolgens gaan we in op de vraag in hoeverre het positieve dan wel nega-tieve oordeel kan worden geschraagd door de objectieve situatie in de wijken.

4.2 Verloedering

Een slechte kwaliteit van de woonomgeving, zoals beoordeeld door de bewoners, wordt in het kader van het GSB aangeduid met

Tabel 4-1 Verloedering in 2002 en 2006 (0 = geen verloedering, 10 = veel verloedering)

verloedering

2002 2006 2002-2006

Totaal G4 3,6 3,1 -0,5

G27 2,6 2,3 -0,3

Nederland 2,3 2,0 -0,2

ISV II-gebieden G4 4,1 3,4 -0,6

G27 3,2 2,8 -0,3

56-wijken G4 4,0 3,4 -0,5

G27 3,0 2,7 -0,3

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

4.Openbare ruimte

Page 36: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

35

de term ‘verloedering’. Verloedering wordt daarbij gemeten met behulpvaneensamengesteldeindex,waarinhetvoorkomenvanbekladding, vernielingen, rommel en hondenpoep zijn meegeteld. Opdezeindex–meteenschaalvan0(geenverloedering)tot10(veel verloedering) – scoort Nederland in 2006 gemiddeld een 2,0. Het betreft hier een statistisch relevante verbetering ten opzichte van 2002, toen de gemiddelde score 2,3 bedroeg.De steden – en dan vooral de G4 – kennen een hogere verloede-ring dan de rest van het land. De trend is echter ook hier positief en men is zelfs bezig met een inhaalslag ten opzichte van de rest van het land. In de G4 bedroeg de score voor verloedering 3,6 in 2002 en 3,1 in 2006. In de G27 2,6 in 2002 en 2,3 in 2006. In de gebieden met specifieke beleidsaandacht (de ISV II-gebieden en de 56 wijken) ligt de verloedering boven het stedelijk gemiddelde, maar ook hier geldt dat er de afgelopen jaren een inhaalslag is gemaakt.

Op basis van de module Sociaal-Fysiek is het mogelijk een objectieve tegenhanger van de GSB-indicator ‘verloedering’ op te stellen. Deze is geconstrueerd op basis van hetzelfde type indi-catoren, zij het dat de beoordeling door inspecteurs en niet door

de bewoners zelf heeft plaatsgevonden. In figuur 4-1 is te zien dat deze indicator nagenoeg dezelfde uitkomsten geeft. Bewoners zijn dus – gemiddeld genomen - goed in staat hun woonomgeving op verloedering te beoordelen. Ongetwijfeld zitten er ‘klagers’ tussen, voor wie het al snel niet goed is. In de gemiddelde scores worden zij echter gecompenseerd door mensen die het niet zo nauw nemen.Het gemiddelde oordeel van bewoners over verloedering wordt dus in grote lijnen bevestigd door objectieve inspecties. De modu-le Sociaal-Fysiek biedt daarbij de mogelijkheid dieper in te zoo-men op de problematiek. Meer hierover in de volgende paragraaf.

4.3 De (woon-)bebouwing

SchoonOm te beoordelen of de woonbebouwing in de steden ‘schoon’ is, is door de inspecteurs gekeken naar bekladding en naar de aan-wezigheid van vervuiling en/of rommel op en rond de entree van de woning. Uit deze inspecties blijkt dat vervuiling en bekladding vooral een probleem zijn in de G4. Landelijk is slechts bij 17% van

0

0,5

1

1,5

2

2,5

3

3,5

4

4,5

G4 G27 Nederland G4 G27 G4 G27

totalen 56-wijken ISV II-gebieden

subjectief*

objectief

Figuur 4-1 De (subjectieve) GSB-indicator verloedering afgezet tegen een objectieve tegenhanger op basis van de Module Sociaal-Fysiek

Bron: WoON, module Sociaal-Fysiek

* Andere bron, ander meetmoment, cijfers kunnen afwijken van tabel 4.1

Page 37: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

36

de bezochte adressen vervuiling en/of bekladding aangetroffen. Het percentage in de G27 is gelijk aan dit landelijk gemiddelde. Voor de G4 geldt echter dat op 36% van de adressen sporen zijn aangetroffen. Vooral in de ISV II-gebieden (en de 56-wijken) is de directe woonomgeving bepaald niet schoon te noemen. Op maar liefst de helft van de bezochte adressen werden sporen aange-troffen van vervuiling en/of bekladding.Inspecteurs zien de woning slechts op één moment in de tijd. Het subjectieve oordeel van bewoners wordt gebaseerd op een langere periode. In Nederland komt volgens de bewoners zelf op 40% van de adressen wel eens vervuiling en/of bekladding voor. In de G4 ligt dit aandeel op 60%. Opmerkelijk is dat bewo-ners niet veel verschil ervaren tussen de G4 als totaal en de ISV II-gebieden (en 56-wijken). Dat er objectief wel een duidelijk verschil wordt geconstateerd, kan verschillende oorzaken heb-ben. Ten eerste kan het zijn dat in de overige wijken van de stad het vuil en/of de bekladding sneller – door bewoners zelf of gemeentelijke diensten – wordt verwijderd. Ten tweede kan het zijn dat de reinigingsfrequentie gelijk is, maar dat de vervuiling en/of bekladding sneller weer terug komt. Ten derde kan het zijn dat er onder bewoners van de ISV II-gebieden sprake is van

enige gewenning: vervuiling en bekladding valt hier minder op dan in andere gebieden.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4

G27 G

4

G27

totalen ISV II-gebieden 56 wijken

Beklad/VervuildBeklad/Niet vervuildNiet beklad/VervuildNiet beklad/Niet vervuild

Figuur 4-2 Bekladding en vervuiling op en bij de entree van het geïnspecteerde adres

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 38: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

37

HeelDe inspecteurs hebben tevens gekeken of er rond de entree van woningen tekenen zichtbaar waren van vernieling of vandalisme, beschadiging of slijtage en/of bouwtechnisch verval. Deze drie elementen zijn alle drie te plaatsen onder de noemer ‘heel’ (of beter gezegd: niet heel). Vooral beschadiging of slijtage blijkt veel voor te komen. Landelijk vertoont 29% van de adressen tekenen van beschadiging, in de G4 ligt dit aandeel op 53%. In de G27 ligt dit aandeel op 32%.Tekenen van bouwtechnisch verval zijn veel schaarser. Landelijk vertoont 9% tekenen van verval. In de G4 ligt dit aandeel op 18% en in de G27 op 10%. Tekenen van vernieling en/of vandalisme zien we eigenlijk alleen in de G4. Landelijk vertoont slechts 1% dit soort tekenen, terwijl dit in de G4 steden op 5% ligt.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

totalen ISV II-gebieden 56 wijken

VaakSomsNooit/Bijna nooit

G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4

G27 G4

G27

Figuur 4-3 De frequentie van het voorkomen van bekladding van bebouwing volgens de bewoners

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 39: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

38

De situatie in de ISV II-gebieden en 56 wijken is nog slechter dan de stedelijke gemiddelden. In de G4 is slechts 34% van de bezochte adressen in de ISV II-gebieden als ‘heel’ te bestempe-len. Vooral vernieling en vandalisme en beschadiging en slijtage komen hier veel voor.

Subjectief oordeel over het onderhoudAan de bewoners is gevraagd een oordeel te vellen over de onderhoudsituatie van de eigen woningen cq. het eigen woon-gebouw. Zij kijken bij het vellen van dit oordeel natuurlijk verder dan de inspecteurs – die alleen de buitenkant van de woning op tekenen van bouwtechnisch verval inspecteren. Toch blijken er slechts weinig verschillen tussen het objectieve oordeel van de inspecteurs en de beoordeling van het onderhoud door de bewo-ners zelf. Het lijkt dus goed mogelijk aan de buitenkant van de woning een goed beeld te krijgen van de onderhoudssituatie van woningen.

Tabel 4-2 Het voorkomen van bekladding, vervuiling en rommel, vernieling en vandalisme, beschadiging en slijtage en bouwtechnisch verval (volgens de inspecteur)

Totalen ISV II-gebieden 56 wijken

G4 G27 overig Nederland Nederland G4 G27 G4 G27

bekladding 17% 4% 2% 5% 25% 4% 21% 8%

vervuiling/rommel 28% 15% 11% 15% 42% 18% 39% 21%

perc. niet schoon 36% 17% 12% 17% 50% 21% 46% 24%

vernieling/vandalisme 5% 1% 0% 1% 11% 1% 7% 2%

beschadiging/slijtage 53% 32% 22% 29% 63% 37% 58% 42%

bouwtechnisch verval 18% 10% 6% 9% 18% 12% 16% 13%

perc. niet heel 57% 35% 25% 32% 66% 40% 63% 46%

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 40: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

39

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

totalen ISV II-gebieden

56 wijken

Zeer goedGoedNiet slecht, niet goedSlechtZeer slechttekenen bouwtechnisch verval(oordeel inspecteur)

G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4

G27 G

4

G27

Figuur 4-4 Het bewonersoordeel over het onderhoud van de eigen woning/woongebouw

Bron: WoON, Module Sociaal Fysiek

Tabel 4-3 Het bewonersoordeel over het onderhoud van de eigen woning/woongebouw, de aangrenzende panden en de bebou-wing in de buurt in totaliteit

eigen woning aangrenzende panden bebouwing in de buurt in totaal

% slecht % goed % slecht % goed % slecht % goed

Totalen G4 14% 64% 11% 62% 9% 59%

G27 8% 75% 7% 75% 5% 72%

overig Nederland

4% 86% 3% 85% 2% 85%

Nederland 6% 81% 5% 80% 3% 79%

ISV II-gebieden

G4 20% 53% 19% 49% 17% 41%

G27 13% 65% 12% 63% 10% 60%

56 wijken G4 15% 55% 14% 52% 16% 44%

G27 12% 69% 10% 66% 9% 61%

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 41: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

40

Aan de bewoners is ook gevraagd een oordeel te vellen over de onderhoudstoestand van aangrenzende panden en van de bebouwing in de buurt als geheel. Men blijkt hier een minder uitgesproken mening over te hebben. Zowel het aandeel dat een oordeel ‘goed’ geeft als het aandeel dat een oordeel ‘slecht’ geeft neemt af, naarmate het oordeel betrekking heeft op een groter gebied.

Over de ontwikkeling van het onderhoud van de woningen in de buurt is men in Nederland verdeeld. Toch is het oordeel per saldo positief: 10% geeft aan dat het onderhoud is verslechterd terwijl 23% aangeeft dat het onderhoud is verbeterd. Ook in de G4 en G27 is deze positieve trend waarneembaar. In de G4 geeft 16% aan dat het onderhoud verslechtert, terwijl 25% aangeeft dat de situatie verbetert. In de G27 liggen deze percentages op res-pectievelijk 12% en 22%.In de ISV II-gebieden in de G4 is het aandeel bewoners dat voor-uitgang ziet nagenoeg gelijk aan het aandeel bewoners dat het onderhoud juist achteruit ziet gaan (24% om 22%). Dit heeft te maken met verschillen in de fasering en aanpak: in sommige gebieden zijn al resultaten geboekt terwijl in andere de sloop

nog moet beginnen. Eenzelfde situatie doet zich voor in de G27, al zijn hier degenen die vooruitgang zien in de meerderheid. Het aandeel inwoners dat het onderhoud ziet verslechteren neemt in de G27 af van 21% in de ISV II-gebieden waar de vernieuwing nog op gang moet komen, naar 13% in de gebieden waar al meer dan vijftien procent van de woningvoorraad is vernieuwd.

4.3.1 De omgevingHet straatmeubilairHet straatmeubilair in wijken en buurten is in Nederland een gewild object voor vandalen. Hierbij moeten vooral (publieke) vuilnisbakken, bankjes en speelvoorzieningen het ontgelden. Van de in Nederland geplaatste vuilbakken vertoont 68% tekenen van vernieling of vandalisme, 66% van de bankjes en 70% van de speelvoorzieningen. In de G27 ligt dit percentage rond het lande-lijk gemiddelde. In de G4 is de situatie nog een graadje ernstiger en vertoont 82% van de vuilnisbakken tekenen van vernieling en/of vandalisme, 76% van de bankjes en 74% van de speelvoorzie-ningen. Het straatmeubilair in de ISV II-gebieden en 56 wijken kent gelijke percentages, hier en daar liggen de percentages wat hoger.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

totalen ISV II-gebieden 56 wijken

Zeer verbeterdVerbeterdGelijk geblevenVerslechterdZeer verslechterd

G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4

G27 G

4

G27

Figuur 4-5 Het bewonersoordeel over de ontwikkeling van het onderhoud van de woningen in de buurt

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 42: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

41

Tabel 4-4 De aanwezigheid van straatmeubilair en de mate waarin deze beklad is, tekenen van vernieling/vandalisme vertoont en/of tekenen van beschadiging/slijtage

Vuilnisbakken met tekenen van Bankjes met tekenen van

percentage aanwezig

bekladding vernieling/vandalisme

beschadiging/slijtage

percentage aanwezig

bekladding vernieling/vandalisme

beschadiging/slijtage

totalen G4 80% 57% 82% 30% 64% 41% 76% 22%

G27 63% 43% 67% 17% 53% 25% 65% 17%

overig Nederland

50% 32% 64% 12% 48% 19% 64% 9%

Nederland 57% 40% 68% 17% 51% 24% 66% 13%

ISV II-gebieden

G4 90% 58% 84% 42% 72% 48% 81% 33%

G27 68% 39% 69% 16% 57% 26% 67% 16%

56 wijken G4 88% 56% 83% 39% 70% 49% 78% 29%

G27 69% 47% 66% 18% 58% 29% 71% 16%

Bus en/of tramhokjes met tekenen van Speelvoorzieningen met tekenen van

percentage aanwezig

bekladding vernieling/vandalisme

beschadiging/ slijtage

percentage aanwezig

bekladding vernieling/vandalisme

beschadiging/ slijtage

totalen G4 23% 21% 48% 30% 41% 55% 74% 17%

G27 17% 6% 39% 10% 43% 37% 69% 11%

overig Nederland

9% 24% 48% 16% 37% 30% 69% 9%

Nederland 13% 18% 46% 18% 39% 36% 70% 11%

ISV II-gebieden

G4 29% 17% 48% 30% 52% 57% 82% 21%

G27 20% 3% 33% 6% 50% 43% 77% 12%

56 wijken G4 26% 19% 46% 25% 57% 52% 77% 18%

G27 21% 9% 40% 6% 45% 39% 72% 13%

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 43: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

42

Het straatmeubilair lijdt dus door het gehele land onder vandalis-me, maar vooral in de G4. Specifiek voor de ISV II-gebieden en de 56 wijken is daarnaast dat er in deze gebieden relatief vaak sprake is van beschadiging en slijtage van het meubilair. Dit zijn tekenen van veroudering van deze onderdelen van de woonomgeving en veelal zullen ze komende jaren worden vervangen en/of opgeknapt.

De verharde oppervlaktenDe inspecteurs hebben de woonomgeving tevens beoordeeld in ter-men van ‘schoon’ of ‘vuil’. Landelijk wordt door de inspecteurs 83% van de verharde oppervlakten als schoon beoordeeld. In de G27 ligt dit percentage op 81%. In de G4 is de vervuilingsgraad aanmerke-lijk hoger en wordt slechts 46% van de verharde oppervlakten als schoon betiteld. In de ISV II-gebieden is dit aandeel nog lager: hier verdient slechts 34% van de verharde oppervlakten de titel ‘(zeer) schoon’.

Naast de verharde oppervlakten, zijn ook de onverharde oppervlak-ten (ofwel: het groen) in de buurt beoordeeld. Op de vervuilings-graad van deze oppervlakten komen we in het volgende hoofdstuk, waarin onder meer de groenvoorzieningen centraal staan, terug.

4.3.2 (Subjectieve) ontwikkelingenIn het begin van dit hoofdstuk hebben we gezien dat de GSB indicator verloedering gedurende de periode 2002-2006 een positieve ontwik-keling heeft doorgemaakt. Desalniettemin is de groep respondenten uit de module Sociaal-Fysiek die terugkijkend naar het afgelopen jaar vooruitgang ziet, kleiner dan de groep die achteruitgang ziet. De positieve ontwikkeling wordt dus zeker niet door iedereen gedeeld.Landelijk geeft 22% van de respondenten aan dat het onderhoud van de straten in het afgelopen jaar is verslechterd, terwijl slechts 15% verbetering ziet. Voor wat betreft de rommel op straat zegt 26% dat deze toeneemt, terwijl slechts 14% zegt dat deze in aantal afneemt. Ook op het punt van het voorkomen van criminaliteit en vandalisme zijn degenen die achteruitgang zien in de meerderheid. Overigens geldt voor de ISV-gebieden en de 56-wijken dat de bewoners in vergelijking met de stad vaker verbetering zien (een indicatie van geboekte sucessen) en ook vaker verslechtering (een indicatie van noodzaak tot ingrijpen). Hieruit blijkt wederom de variatie binnen de groep gebieden en wijken.Bij al deze percentages geldt overigens dat we niet weten hoe de verhouding tussen de groepen die vooruitgang danwel achteruit-gang zien in het verleden was. Het kan dus zijn dat de groep die

totalen ISV II-gebieden 56 wijken

G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4

G27 G

4

G27

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100% zeer vuilvuilmatigschoonzeer schoon

Figuur 4-6 De vervuilingsgraad van verharde oppervlakten

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 44: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

43

vooruitgang ziet in aantal is gegroeid en dat dus ook hier sprake is van een positieve ontwikkeling. Bij een herhaalde meting van de module Sociaal-Fysiek zal hier meer duidelijkheid over worden verkregen.

4.4 Concluderend

Geen reden tot hosannasfeerEen vergelijking tussen het WBO 2002 en het WoON 2006 laat zien dat er significante vooruitgang is geboekt op het punt van verloedering. Zo werd ook al in de rapportage ‘Wonen op een rij-tje’ geconstateerd. De uitkomsten van de module Sociaal-Fysiek laten zien dat er geen redenen zijn om nu tevreden achterover te leunen. Over de periode 2002-2006 mag dan vooruitgang zijn geboekt, op dit moment geven weinig mensen aan dat er iets veranderd is en van diegenen die wel verandering zien, zien meer mensen achteruitgang.

Bouwtechnische problemen beperktDe inspecteurs en de bewoners zelf constateren slechts in beperkte mate tekenen van bouwtechnisch verval. Landelijk ligt het aandeel adressen waar aan de buitenkant van de woning gebreken zijn te constateren op 9%. In de G4 is dit aandeel dub-bel zo hoog: 18% en in de ISV II-gebieden en 56 wijken nog wat hoger. De bewoners oordelen in gelijke percentages negatief over het onderhoud. Daarnaast geldt dat de ontwikkeling van het onderhoud van de bebouwing – in de ogen van de bewoners – veelal de goede kant op gaat.

VervuilingDe vervuiling van de openbare ruimte manifesteert zich vooral in de G4. Deze is zichtbaar op de bebouwing, maar vooral op de (verharde en onverharde) oppervlakten. In totaal verdient slechts 46% van de verharde oppervlakten in de G4 de titel ‘schoon’ of ‘zeer schoon’. Dit terwijl het landelijk percentage op 83% ligt. In de ISV II-gebieden is de vervuilingsgraad nog hoger, hier verdient slechts 34% van de veranderde oppervlakten het predikaat ‘(zeer) schoon’.

Tabel 4-5 Het aandeel bewoners dat aangeeft dat de buurt verbeterd dan wel verslechterd is

onderhoud bestrating rommel op straat criminaliteit vandalisme

verslechterd verbeterd verslechterd verbeterd verslechterd verbeterd verslechterd verbeterd

totalen G4 21% 20% 31% 20% 20% 14% 21% 17%

G27 22% 16% 28% 15% 20% 11% 23% 13%

overig Nederland

22% 13% 24% 13% 18% 8% 21% 11%

Nederland 22% 15% 26% 14% 18% 10% 21% 12%

ISV II-gebieden

G4 21% 25% 34% 22% 21% 16% 23% 19%

G27 21% 22% 27% 21% 19% 14% 23% 17%

56 wijken G4 25% 21% 35% 23% 23% 16% 26% 20%

G27 26% 19% 32% 18% 24% 15% 25% 16%

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 45: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

44

Vernieling en vandalismeDe openbare ruimte in Nederland heeft vooral te lijden onder vernieling en vandalisme. Dit geldt voor het hele land, maar in de steden is de situatie erger. Vooral het straatmeubilair moet het ontgelden. Men moet in de steden goed zoeken wil men een (publieke) vuilnisbak, speeltoestel en/of bankje vinden dat geen tekenen van vernieling of vandalisme vertoont. In de ISV II-gebieden en de 56-wijken is de situatie nog een graadje erger.

Een negatieve trend?In de ogen van de bewoners wordt de situatie er gemiddeld geno-men niet beter op. Er is een groep mensen die hun buurt erop vooruit ziet gaan, maar de groep die achteruitgang ziet is groter. Dit geldt zowel voor het vóórkomen van criminaliteit en vandalis-me, de rommel op straat als voor het onderhoud van de bestra-ting. Deze trend is zichtbaar in de steden, maar ook – soms zelfs in versterkte mate – in de rest van het land. Het lijkt er dan ook op dat vandalisme en criminaliteit steeds meer een landelijk pro-bleem wordt en steeds minder een grootstedelijk probleem. Al blijft er wel sprake van concentraties in de steden.

Page 46: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

45

5.Cultuur, natuur en milieu

5.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk is een eerste onderdeel van het brede prestatieveld ‘omgevingskwaliteit’ besproken: de kwaliteit van de openbare ruimte. In dit hoofdstuk voegen we hier twee andere onderdelen aan toe:1) Groen, water en cultuur als elementen van een goed woonklimaat;2) Milieuproblemen zoals beleefd door de bewoners.Voor groen, water en cultuur geldt dat de (uitwerking in) het beleids-kader vrij concreet is. Bij groen draait het om het aantal grootscha-lige groenprojecten, bij water vooral om technische watersystemen (zoals scheiden van hemelwaterafvoer) en bij cultuur om het benut-ten en borgen van waardevolle elementen in de planvorming. In dit hoofdstuk bekijken we groen, water en cultuur vanuit een wat ander perspectief: als onderdeel van de openbare ruimte. Hierbij staat de vraag central of en hoe deze onderdelen bijdragen aan een prettig woonklimaat. Ook voor de doelstellingen op het punt van milieu – lucht, bodem en geluid – geldt dat de uitwerking in het beleidska-der technisch en concreet is. In deze rapportage gaan we vooral in op de beleving van bewoners en de relatie tussen deze (subjec-tieve) beleving en de harde (objectieve) werkelijkheid.

5.2 Groen, water en cultuur als elementen van een woonmilieu

5.2.1 Groen in en om de stadGrootschalig groen in omgevingOnder grootschalig groen wordt in de module Sociaal-Fysiek verstaan: groene gebieden met een recreatieve functie binnen een straal van 15 kilometer van de woning. De meeste bewoners (83%) vinden dat er (ruim) genoeg van dit soort gebieden zijn. Een kleine 40% vindt het zelf ‘meer dan’ genoeg. In de G27 ligt het oordeel niet veel anders: 83% in de ISV II-gebieden en 82% in de overige wijken geeft aan dat er ruim voldoende groen is. In de G4 liggen deze percentages lager. In totaal geeft hier 74% aan dat er ruim voldoende van dit soort groen is. In de ISV II-gebieden ligt dit aandeel nog wat lager: rond de 72%. Bij een herhalingsme-ting van de module Sociaal-Fysiek kan bekeken worden of deze percentages door de ISV II-inspanningen omhoog zijn gebracht. Dit kan door het toevoegen van meer grootschalige groen, maar uiteraard ook door de bereikbaarheid en de kwaliteit van het reeds aanwezige groen te verbeteren.

0%

20%

40%

60%

80%

100%

G4 G27 Totaal

Weet niet

Echt veel te weinig

Duidelijk te weinig

Iets te weinig

Genoeg

Meer dan genoeg

ISV II-gebieden

overigewijken

ISV II-gebieden

overigewijken

OverigNederland

Figuur 5-1 Het bewonersoordeel over de hoeveelheid groen (om te recreëren) in de wijde omgeving

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 47: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

46

Groen in de buurtIn de module Sociaal-Fysiek is aan de bewoners gevraagd hun buurt te typeren op basis van de hoeveelheid groen in de buurt. Zoals mag worden verwacht typeren de bewoners van de steden hun buurt minder vaak als een (zeer) groene buurt dan bewoners in de rest van het land. Toch zijn de verschillen ook weer niet zo heel groot. Het lijkt er op dat stedelingen hun omgeving al snel als groen ervaren, ook als er objectief gezien niet eens zoveel groen aanwezig is.Bewoners van ISV II-gebieden typeren hun buurt op dit punt niet veel anders dan de andere stedelingen. Als specifiek wordt gekeken naar die ISV II-gebieden waar het verbeteren van de groenvoorzieningen een van de beleidsthema’s is, dan valt op dat het gaat om een gemengde verzameling aan buurten. Enerzijds zitten hier veel buurten tussen met nauwelijks groen (de aan-pak bestaat in dat geval waarschijnlijk uit het uitbreiden van de groenvoorziening). Anderzijds zitten er relatief buurten tussen met juist veel groen (in dit geval is het verbeteren van de kwali-teit en veiligheid waarschijnlijk onderdeel van de aanpak). De respondenten baseren hun typering van de buurt op basis van de hoeveelheid bomen, het oppervlak privaat groen, het

oppervlak publiek groen, de inrichting van het private en publieke groen, etc. Helaas is er – vooralsnog - geen goede objectieve registratie voorhanden waarin al deze verschillende componen-ten een plek hebben. Hierdoor is het niet mogelijk het bewoners-oordeel te voorzien van een goede objectieve tegenhanger.

Onderhoud van het openbare groenBij de module Sociaal-Fysiek zijn inspecteurs de wijken ingegaan, onder meer om te bekijken of de onverharde oppervlakten in de wijk al dan niet vervuild zijn. In figuur 5-3 staat aangegeven welke scores dit heeft opgeleverd. Gemiddeld genomen zijn de onver-harde oppervlakten in Nederland schoon tot zeer schoon. In maar liefst 82% van de gevallen is dit het geval; 16% scoort matig en 3% scoort vuil of zeer vuil.Deze laatste gebieden zijn vooral gelegen in de G4, waar het aan-deel woningen in een omgeving met vervuilde onverharde opper-vlakken 11% bedraagt. Bij de G4 scoren de ISV-gebieden op dit punt nog slechter: 18% van de woningen staat in een omgeving met vervuilde onverharde oppervlakken. In de ISV II-gebieden waar groen specifiek in de aandacht staat, ligt dit aandeel overigens iets lager (14%) maar nog altijd boven het stedelijk gemiddelde.

0%

20%

40%

60%

80%

100%

G4 G27 Nederland

Een buurt met vrijwel geengroen

Een buurt met weinig groen

Een niet groene, maar ook nietweinig groene buurt

Een groene buurt

Een zeer groene buurt

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ig

ebie

den,

aand

acht

gro

en

ISV

II-ge

bied

en,

aan

dach

t gro

en

over

ige

wijk

en

over

ige

wijk

en

Ove

rig

Ned

erla

nd

Figuur 5-2 De buurttypering van bewoners op basis van de aanwezigheid van groen

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 48: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

47

Ook binnen de G27 komt vervuiling iets vaker voor dan het lande-lijk gemiddelde en binnen de G27 is het groen in de ISV-gebieden ook meer vervuild dan in de overige wijken.

Opvallend is dat de objectieve vervuilingsgraad nauwelijks doorklinkt in het bewonersoordeel over het onderhoud van het (kleinschalig en grootschalig) groen in de buurt (zie figuur 5-4 en figuur 5-5). Er lijkt dus sprake van enige gewenning. De stedelin-gen hebben veelal geaccepteerd dat het groen (wellicht ook door intensiever gebruik) wat vaker en meer vervuild is. Andersom blijkt uit lokaal onderzoek in ‘overig Nederland’ zoals bijvoorbeeld in Stadskanaal dat er soms al wordt geklaagd over het onderhoud als de bladeren in de herfst niet direct worden weggehaald.

In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven dat waar het gaat om het onderhoud van bestrating er meer bewoners achteruitgang zien, dan vooruitgang. Dit geldt ook voor het onderhoud van het openbare groen, maar in veel mindere mate. In Nederland als geheel constateert 22% verslechtering en 17% verbetering, een verschil van 5%. In de steden (de G4 en de G27) zijn beide groepen ongeveer even groot.

5.2.2 Water en watersystemenDe doelstellingen rond water- en watersystemen zijn als een beleidsthema opgenomen in ISV II. Daarmee komt het thema niet terug in de GSB-monitor. En hoewel de doelstellingen op het vlak van water en watersystemen veelal van technische aard zijn (waterbeheer, zuivering, afkoppeling regenwater/riool), is het element ‘water’ ook van belang voor de aantrekkelijkheid van de woon- en leefomgeving. Er lijkt enige samenhang te bestaan tussen de aanwezigheid van waterpartijen en de tevredenheid over de woonomgeving. Als waterpartijen ontbreken, dan is 84% van de Nederlanders tevreden over de woonomgeving, zijn deze wel aanwezig, dan is 88% tevreden. Vooral het wonen aan zee – slechts voor weinigen weggelegd – wordt zeer positief beoordeeld. Wat het water pre-cies bijdraagt aan die tevredenheid kan hieruit niet worden opge-maakt. Vaak brengt het wonen aan water ook andere kwaliteiten met zich mee, zoals een vrij uitzicht.

0%

20%

40%

60%

80%

100%

G4 G27 Nederland

zeer schoon

schoon

matig

vuil

zeer vuil

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

en

over

ige

wijk

en

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

en

over

ige

wijk

en

Ove

rig

Ned

erla

nd

Figuur 5-3 Objectief oordeel vervuilingsgraad onverharde oppervlakten

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 49: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

48

G4 G27 Nederland

over

ige

wijk

en

over

ige

wijk

en

over

ig N

eder

land

0%

20%

40%

60%

80%

100% N.v.t.

Zeer goed

Goed

Niet slecht, niet goed

Slecht

Zeer slecht

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

en

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

en

G4 G27 Nederland

over

ige

wijk

en

over

ige

wijk

en

Ove

rig

Ned

erla

nd

0%

20%

40%

60%

80%

100% N.v.t.

Zeer goed

Goed

Niet slecht, niet goed

Slecht

Zeer slecht

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

en

ISV

II-ge

beie

den

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

enFiguur 5-4 Bewonersoordeel over het onderhoud van het kleinschalig groen in de buurt

Figuur 5-5 Bewonersoordeel over het onderhoud van het grootschalig groen in de buurt

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 50: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

49

Tabel 5-1 De tevredenheid over de woonomgeving naar de af- of aanwezigheid van waterpartijen naar type

zeer tevreden tevreden niet tevreden, maar ook niet

ontevreden

ontevreden zeer ontevreden totaal

geen waterpartijen in de omgeving 35% 49% 9% 6% 1% 4.397.000

wel waterpartijen in de omgeving 39% 49% 7% 4% 1% 2.529.000

type waterpartij zee 100% 5.000

meer 42% 53% 2% 1% 2% 49.000

kanaal 36% 53% 5% 5% 1% 219.000

sloten 40% 49% 7% 3% 1% 1.777.000

vijver 41% 48% 5% 5% 2% 333.000

grachten 35% 49% 7% 8% 1% 224.000

rivier/beek

36% 47% 11% 4% 2% 135.000

totaal 37% 49% 8% 5% 1% 6.925.000

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

G4 G27 Nederland

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

en

over

ige

wijk

en

ISV

II-ge

bied

en

ISV

II-ge

bied

en,

aand

acht

gro

en

over

ige

wijk

en

Ove

rig

Ned

erla

nd

0%

20%

40%

60%

80%

100% Komt niet voor

Zeer verbeterd

Verbeterd

Gelijk gebleven

Verslechterd

Zeer verslechterd

Figuur 5-6 Ervaren verandering van het onderhoud openbaar groen in het afgelopen jaar

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 51: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

50

5.2.3 Cultuurhistorische elementenDe doelstelling op het gebied van ‘cultuurimpuls’ luidt: “verbe-tering van de kwaliteit van de leefomgeving door het integraal benutten en borgen van culture kwaliteiten in de praktijk van de stedelijke vernieuwing”. Met het opnemen van deze doel-stelling in het beleidskader wil men er onder meer voor zorgen dat door vernieuwingsdrift bestaande cultuurhistorische ele-menten niet verloren gaan.

Voor de module Sociaal-Fysiek is door inspecteurs bekeken of er op de gevels van de bebouwing en/of in de straat cultuur-historische elementen te herkennen zijn. Bij de gevels gaat het dan vooral om zaken als: hanenkammen, erkers, etc. Bij de overige elementen om lantaarnpalen, bankjes, standbeelden, etc. Aan de bewoners zelf zijn op dit punt twee stellingen voor-gelegd: ‘de buurt heeft een mooie architectuur’ en ‘de buurt heeft een monumentale uitstraling’. Het subjectieve antwoord op deze stellingen, blijkt samen te hangen met de objectieve aanwezigheid van cultuurhistorische elementen. Daar waar er op meerdere plekken cultuurhistorische elementen op de gevels worden geconstateerd, is 58% het eens met de stelling dat de buurt een mooie architectuur heeft. Ontbreken cultuur-historische elementen dan is 32% van de bewoners het hier mee eens.

De relatie tussen objectief waarneembare cultuurhistorische elementen in de omgeving en de stelling “de buurt heeft een monumentale uitstraling” is nog sterker. Daar waar op verschil-lende plekken dit soort elementen aanwezig is, geeft 55% van bewoners aan dat de buurt een monumentale uitstraling heeft. Daar waar deze ontbreken is slechts 13% het met deze stelling eens (zie ook tabel 5-2).

Bewoners blijken cultuurhistorische elementen in hun buurt dus te herkennen en te waarderen. Dit vormt een reden om met deze elementen zorgvuldig om te gaan, zoals met het beleid ook wordt beoogd. Vooral in de G4 zijn veel cultuurhistorische elementen aanwezig, ook in de ISV II-gebieden en 56 wijken. Voor de G27 geldt dat het aandeel woongebieden over het geheel genomen wat lager ligt. Uiteraard geldt hierbij dat er grote verschillen zijn tussen de G27 steden onderling.

Figuur 5-7 Het percentage wateroppervlak in een straal van 50 meter rondom de 6 positie postcode in Venlo

Page 52: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

51

Tabel 5-2 De relatie tussen de (objectieve) aanwezigheid van cultuurhistorische elementen en het bewonersoordeel over de architectuur en uitstraling

Buurt heeft mooie architectuur

(zeer) oneens Niet mee oneens, niet mee eens (zeer) eens

cultuur historische elementen op gevels

geen 32% 36% 32%

enkele plekken 24% 34% 41%

meerdere plekken 17% 26% 58%

Buurt heeft monumentale uitstraling

(zeer) oneens Niet mee oneens, niet mee eens (zeer) eens

cultuur historische elementen in omgeving

geen 69% 18% 13%

enkele plekken 50% 23% 27%

meerdere plekken 20% 25% 55%

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Tabel 5-3 De aanwezigheid van cultuur historische elementen en de beoordeling van de bewoners

objectief (aanwezigheid van) subjectief (bewoners eens met de stelling)

cultuur histori-sche elementen in

de straat

cultuur historische elementen op de

gevels

buurt heeft monu-mentale uitstraling

buurt heeft mooie architectuur

totalen G4 19% 31% 22% 37%

G27 5% 13% 15% 34%

overig Nederland 4% 12% 13% 34%

Nederland 7% 15% 14% 34%

ISV II-gebieden G4 17% 23% 15% 25%

G27 4% 9% 13% 26%

56 wijken G4 10% 14% 11% 21%

G27 6% 9% 10% 23%

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 53: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

52

Figuur 5-8 De over alle woningen binnen een 6PPC gemiddelde NO2 concentratie voor geheel Nederland

Bron: MNP/LOK, bewerking RIGO

Page 54: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

53

5.3 Milieukwaliteit en -beleving

5.3.1 LuchtkwaliteitObjectiefDe luchtkwaliteit in Nederland is het afgelopen decennium jaar op jaar verbeterd. De reden waarom de luchtkwaliteit de afge-lopen jaren steeds meer in de belangstelling is komen te staan, is dus niet dat de situatie verslechterde, maar dat het Europees parlement strengere eisen is gaan stellen.De problemen rondom de luchtkwaliteit in Nederland zijn zeker verbonden aan de grote steden. Toch is de luchtkwaliteit in alge-mene zin lang niet altijd op stedelijk niveau – via het GSB dan wel ISV – op te lossen. In een stad als Maastricht bijvoorbeeld is de luchtkwaliteit veelal slecht, maar dat komt mede door ligging ten opzichte van – deels in het buitenland gelegen – industriegebie-den. Ook geldt dat met name rondom het rijkswegennet de lucht-kwaliteit slecht is en dit wegennet wordt uiteraard het intensiefst gebruikt rond de grote steden. Landelijk wordt vooral veel ver-wacht van roetfilters en schonere industrieën. In het kader van ISV gaat het vooral om het verbeteren van de luchtkwaliteit op een lager schaalniveau. Binnen de steden zelf zijn er – bijvoor-

beeld rondom drukke kruispunten en/of nabij industrie –concen-traties van een slechte luchtkwaliteit, die direct van invloed zijn op het woon- en leefklimaat. In de GSB-monitor wordt de aanpak van dit soort concentraties gemeten door aantal meters wegvlak dat onder de normen van het Besluit Luchtkwaliteit is gebracht te meten. Steden bewerkstelligen deze afname door verkeers-circulatieplannen, inzet van schonere bussen, fietsvoorzieningen, etc. etc.

Zorgen als subjectieve maatstafVaak geldt: wat niet weet wat niet deert. Dit maakt bijvoorbeeld dat de luchtkwaliteit op zichzelf niet zozeer van invloed is op de woonbeleving, maar vooral de zichtbare aanwezigheid van (veron-derstelde) luchtverontreinigende objecten. In de module Sociaal-Fysiek is voor verschillende van dit soort objecten gevraagd of ze aanwezig zijn en of deze aanwezigheid tot zorgen over de veilig-heid (van de respondent en eventuele kinderen) leidt.

Van de personen die – naar eigen zeggen – in de nabijheid van een vliegveld wonen, maakt ongeveer 5% zich ernstige zorgen over de onveiligheid die hiermee samen gaat. Er zijn op dit punt

vliegveld in de buurt

bedrijventerrein in de buurt

drukke weg in de buurt

G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%(minstens) enigszinsbezorgd

(minstens) bezorgd

ernstig (erg) bezorgd

aandeel personen

Figuur 5-9 Het aandeel personen dat nabij een vliegveld, bedrijventerrein of drukke weg woont en het aandeel van deze groep dat zich hierdoor zorgen maakt over de veiligheid (van zichzelf en eventuele kinderen), in de G4, G27 en de rest van het land

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 55: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

54

voor wat betreft de vliegvelden weinig verschillen tussen de ste-den en de rest van het land. Wel maken de stedelingen zich veel vaker zorgen over de aanwezigheid van bedrijventerreinen en drukke wegen. Zo woont in de G4 naar eigen zeggen bijna 70% van de inwoners nabij een drukke weg en maakt ruim eenderde van deze groep zich zorgen over de onveiligheid die hiermee gepaard gaat.Overigens kan het gevoel van onveiligheid zowel te maken hebben met de ‘luchtkwaliteit’ als met de ‘verkeersveiligheid’. Het onder-scheid tussen beide is in de module Sociaal-Fysiek niet gemaakt.

5.3.2 BodemOok in het verleden waren de Nederlandse steden de motoren van de Nederlandse economie. De industrieën uit het verleden hebben ook in negatieve zin hun sporen nagelaten. Op veel oude industrieterreinen en/of nabij vuilstortplaatsen is de grond dan ook vervuild. In figuur 5-10 is te zien dat belangrijkste problemen met de bodemkwaliteit zich voordoen in de Randstad en andere stedelijke gebieden. Ook voor zogenoemde vrijplaatsen waar de bodemverontreiniging samen gaat met vele andere problemen en de aanpak specifieke aandacht vraagt, geldt dat deze vooral in of nabij de steden zijn gesitueerd.De werkvoorraad bodemsanering is landelijk in kaart gebracht en aan de steden is gevraagd aan te geven welk deel van de werk-voorraad gedurende de ISV II-periode wordt aangepakt. De voort-gang op dit punt wordt via de GSB-monitor in kaart gebracht. Op basis van de module Sociaal-Fysiek is weinig tot niets aan deze (en in andere monitoren beschikbare) informatie toe te voegen. Er zijn aan de bewoners geen vragen gesteld inzake de beleving van bodemverontreiniging en de zorgen die hiermee gepaard gaan. De beperkte aandacht die bodem in de voorliggende rap-portage krijgt, laat uiteraard onverlet dat de aanpak van bodem-verontreiniging uitermate belangrijk is binnen de ISV, mede in relatie tot de gezondheid (zo blijkt ondermeer uit de rapportage Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu, Handboek voor een gezonde inrichting van de woonomgeving die recentelijk door VROM in samenwerking met VWS is opgesteld).

Bron: Milieu en Natuur Planbureau

Figuur 5-10 De dichtheid van locaties met (mogelijk) ernstig verontreinigde locaties in Nederland

3 EU directive 2002/49/EC, 20024 ISO-norm 15666:2002

Page 56: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

55

5.3.3 Geluidbelasting WegverkeerIn de module Sociaal-Fysiek is een uitgebreid vragenblok opge-nomen over de ‘hinder’ die mensen ondervinden. Hinder is een verzamelterm voor allerlei negatieve gevoelens zoals ergernis, ontevredenheid, boosheid, teleurstelling, zich teruggetrokken voelen, hulpeloosheid, neerslachtigheid, ongerustheid, verwar-ring, het zich uitgeput voelen en agitatie. De mate waarin mensen hinder (van bijvoorbeeld het geluid van wegverkeer) ervaren, kan goed worden gemeten. Namelijk door ze dat te vragen. Binnen de Europese Unie wordt (geluid)hinder dan ook omschre-ven als ‘de mate van hinder door omgevingslawaai, zoals bepaald door middel van veldonderzoek3. Ook is een standaard4 ontwik-keld waarin is omschreven hoe de hindervraag moet worden gesteld en hoe moet worden berekend welk aandeel van de mensen ernstig gehinderd is. In de module Sociaal-Fysiek is deze vraagstelling overgenomen en in deze rapportage is bij het berekenen van het aandeel mensen dat gehinderd wordt de bere-kening volgens de ISO-standaard uitgevoerd.

Om de beleefde geluidshinder door wegverkeer te voorzien van een objectieve tegenhanger is gebruik gemaakt van het LOK-bestand (leefomgevingskwaliteit) van het MNP. Hierin is per 6ppc-gebied een score opgenomen van de (deels berekende) objectieve geluidsbelasting. Bij deze objectieve score is geen rekening gehouden met de vraag of het geluid wordt veroorzaakt door langzaam dan wel snel rijdend verkeer. In de vragenlijst van de module Sociaal-Fysiek is wel een onderscheid gemaakt tus-sen hinder van wegen met een snelheidslimiet boven of onder de 50 kilometer per uur. Ten behoeve van deze rapportage zijn beide hinderscores samengevoegd, door de hoogste waarde (de grootste hinderscore) te nemen. De afzonderlijke scores staan weergegeven in figuur 5-11. De figuur laat onder meer zien dat bij een gelijke objectieve geluidsbelasting, de ervaren hinder bij een snelheidsverordening boven de 50 kilometer per uur lager ligt dan bij een snelheidsverordening beneden de 50 kilometer per uur. Dit is een bekend fenomeen: als men ervoor kiest langs een drukke rijks- of provinciale weg te wonen, dan neemt men de geluidsoverlast voor lief en ervaart hierdoor minder hinder.Het aandeel respondenten dat gehinderd wordt door het geluid ligt in de G4 hoger dan in de G27 en in de G27 hoger dan in de rest van het land. Dit verschil heeft er uiteraard vooral mee te maken dat de objectieve geluidsbelasting in de steden groter is. Vaak wordt verondersteld dat de ervaren hinder in de steden

lager is, vanwege het vele geluid in de omgeving (het referen-tiegebied). Dit blijkt – in het geval van het wegverkeer - slechts in beperkte mate het geval. Per objectief geluidsniveau zijn er slechts geringe verschillen tussen de steden en de rest van het land.

Binnen de steden is er uiteraard ook de nodige variatie in objec-tieve geluidsbelasting en ervaren hinder. Voor de G4 geldt dat de ervaren hinder in de ISV II-gebieden boven het stedelijk gemid-delde ligt. Dat is ook weinig verwonderlijk, gegeven de geluids-belasting in bijvoorbeeld de Kolenkitbuurt en Overtoomse Veld in Amsterdam (zie ook figuur 5-14). Dit soort gebieden brengt het gemiddelde van de ISV II-gebieden flink omhoog. Binnen de G27 zijn er nauwelijks verschillen in de ervaren hinder in de ISV II-gebieden en de rest van de G27.

LuchtverkeerEerder is gesteld dat er weinig verschillen zijn tussen stad en platteland en de ervaren hinder van het geluid van wegverkeer. Voor het geluid afkomstig van vliegverkeer is er wel verschil. Inwoners van steden storen zich minder aan vliegtuiglawaai dan bewoners van het platteland. In de module Sociaal-Fysiek is de ervaren hinder van vliegtuigen en helikopters apart gevraagd. De hinderscores zijn op gelijke wijze samengevoegd als bij het weg-verkeer (hierbij is uitgegaan van de hoogste hinderscore). Als de ervaren hinder wordt afgezet tegen de objectieve geluidsbe-lasting, dan blijkt dat er vrij grote verschillen zijn tussen stad en platteland. Als er vliegtuiggeluid hoorbaar is ervaart in de G4 8% ernstige hinder, in de G27 9% en in de rest van het land 13% (zie ook figuur 5-15, de grens van 15 db moet worden beschouwd als dummy; vliegverkeer is wel of niet hoorbaar).

RailverkeerOok railverkeer veroorzaakt uiteraard de nodige geluidsoverlast. Als we de objectieve belasting afzetten tegen de ervaren hinder, dan blijkt dat vooral in de G4 mensen veel hinder ervaren als de geluidsbelasting objectief gezien laag is (zie ook figuur 5-16). Dit heeft waarschijnlijk te maken met verschillende definities van ‘railverkeer’: in de LOK-bestanden worden tramlijnen niet mee-gerekend, terwijl het geluid dat zij produceren voor veel stadsbe-woners juist een grote bron van ergernis is.

Page 57: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

56

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

over

ig n

eder

land

G4 G27 overignederland

totalen

(minstens) enigszinsgehinderd

(minstens) gehinderd

ernstig (erg) gehinderd

< 50

db

50-5

5 db

55-6

0 db

>/=

60 d

b<

50 d

b

50-5

5 db

55-6

0 db

>/=

60 d

b<

50 d

b

50-5

5 db

55-6

0 db

>/=

60 d

b

G 4

G27

Figuur 5-12 Het aandeel personen dat gehinderd wordt door geluid van wegverkeer in de G4 en de G27 naar objectieve geluidsbelasting

Bronnen: Geluidsbelasting: LOK/MNP, ervaren hinder: Module Sociaal-Fysiek

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

hinder van wegen > 50 km per uur

hinder van wegen tot 50 km per uur

hinder van wegen totaal

(minstens) enigszinsgehinderd

(minstens) gehinderd

ernstig (erg) gehinderd

< 50

db

50-5

5 db

55-6

0 db

>/=

60 d

b

< 50

db

50-5

5 db

55-6

0 db

>/=

60 d

b

< 50

db

50-5

5 db

55-6

0 db

>/=

60 d

b

Figuur 5-11 Het aandeel personen dat gehinderd wordt door geluid van wegverkeer op wegen met een snelheidslimiet boven of onder de 50 kilometer per uur naar objectieve geluidsbelasting

Bronnen: Geluidsbelasting: LOK/MNP, ervaren hinder: Module Sociaal-Fysiek

Page 58: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

57

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

G4 G27

(minstens) enigszinsgehinderd

(minstens) gehinderd

ernstig (erg) gehinderd

ISV

IIge

bied

en

over

ige

gebi

eden

tota

al

ISV

IIge

bied

en

over

ige

gebi

eden

tota

al

over

ig

nede

rlan

d

nede

rlan

d

Figuur 5-13 Het aandeel personen dat gehinderd wordt door geluid van wegverkeer in de ISV II-gebieden

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Figuur 5-14 De objectieve geluidsbelasting door wegverkeer in Amsterdam

Bron: RIGO op basis van de LOK/MNP-bestanden

Page 59: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

58

G4 G27 overigNederland

Nederland totalen

G4

< 15

db

>/=

15 d

b

< 15

db

>/=

15 d

b

< 15

db

>/=

15 d

b

< 15

db

>/=

15 d

b

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%(minstens) enigszinsgehinderd(minstens) gehinderd

ernstig (erg) gehinderd

Figuur 5-16 Het aandeel personen dat gehinderd wordt door geluid van railverkeer in de G4 en de G27 naar objectieve geluidsbelasting

Bronnen: Geluidsbelasting: LOK/MNP, ervaren hinder: Module Sociaal-Fysiek

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

G4 G27 overigNederland

Nederland totalen

(minstens) enigszinsgehinderd(minstens) gehinderd

ernstig (erg) gehinderd

G4

< 15

db

>/=

15 d

b

< 15

db

>/=

15 d

b

< 15

db

>/=

15 d

b

< 15

db

>/=

15 d

b

G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd

Figuur 5-15 Het aandeel personen dat gehinderd wordt door geluid van vliegverkeer in de G4 en de G27 naar objectieve geluidsbelasting

Bronnen: Geluidsbelasting: LOK/MNP, ervaren hinder: Module Sociaal-Fysiek

Page 60: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

59

5.4 Concluderend

Wegverkeer veroorzaakt hinder en zorgenIn de GSB-monitor worden de milieudoelstellingen vooral op projectniveau gemeten. Via concrete projecten moet de luchtkwa-liteit rondom bepaalde verkeersknooppunten of wegen worden verbeterd en moeten de zogenaamde A- en railwoningen wor-den gesaneerd. Monitoring op dit lage schaalniveau heeft veel voordelen, want op het niveau van de steden in totaliteit is het vaak lastig een koppeling te leggen tussen het ISV-beleid en de milieukwaliteit. De luchtkwaliteit en het geluidsniveau in de ste-den als geheel worden – in objectieve zin - vooral bepaald door het rijkswegennet en de ligging van de steden ten opzichte van concentraties van industrie.

Naast het verbeteren van de objectieve luchtkwaliteit en het geluidsniveau, geldt dat vooral van belang is dat voorkomen wordt dat mensen er hinder van ondervinden. De ervaren hinder verschilt – bij een objectief gelijk geluidsniveau – in de steden niet wezenlijk van de rest van het land. Voor het geluid van lucht-verkeer geldt zelfs dat dit geluid minder vaak als hinderlijk wordt ervaren, simpelweg omdat het ook zonder dit geluid in steden niet echt stil is.Vooral het geluid van wegverkeer (en, waar aanwezig, de tram) veroorzaakt in de steden veel hinder. Dit is vooral het geval in de G4, waar de drukke wegen tevens leiden tot gevoelens van zorg over de veiligheid. Bijna 70% van de inwoners geeft aan dat men nabij een drukke weg woont en van deze groep maakt 37% zich zorgen om de veiligheid. Ruim een kwart van de inwoners van grote steden maakt zich dus zorgen om de veiligheid als gevolg van het drukke verkeer. Deze zorgen kunnen overigens zowel betrekking hebben op de verkeersveiligheid als op de gezond-heidssituatie (luchtkwaliteit).Geluidhinder is bovenal een stedelijk probleem, van specifieke concentraties in de ISV II-gebieden is veelal geen sprake. In de G4 zijn er enkele gebieden – zoals de Kolenkit in Amsterdam – die ongunstig zijn gelegen ten opzichte van snelwegen en/of treinverbindingen waardoor de ervaren hinder in dit specifieke gebied hoger is dan in de rest van de stad. Over het algemeen geldt echter dat er overal in de stad hinder wordt ervaren en dat de ISV II-gebieden hierin niet uniek zijn.

Grootschalig groen wordt gemistIn het kader van het ISV gaat het op het punt van groen vooral om grootschalig groen dat in aantal hectares en in kwaliteit moet toenemen. Groen in de buurt zelf is geen specifieke doelstelling van beleid. De bevindingen in dit hoofdstuk vormen een onder-bouwing van deze prioriteitstelling. Voor groen ‘in de buurt’ geldt dat de bewoners van steden een geringe hoeveelheid al snel groen genoeg vinden. Iets vergelijkbaars geldt voor de onder-houdssituatie van het groen. Hoewel onverharde oppervlakten (waaronder groen) in steden vaker zichtbaar vervuild zijn dan in de rest van het land, lijken stedelingen dit te accepteren.Voor wat betreft de (bereikbaarheid) van grootschalig groen, geldt dat inwoners van de steden dit wel vaker als specifiek probleem bestempelen dan inwoners buiten de steden. Terwijl landelijk 15% aangeeft dat er te weinig van dit soort groen is, ligt dit aandeel in de G4 op ruim een kwart van de bewoners. Voor de ISV II-gebieden geldt dat dit aandeel – door de ligging van deze gebieden – nog hoger ligt. Met de GSB-monitor wordt de komende periode inzichtelijk gemaakt of het aantal hectare en de kwaliteit van het groen toeneemt. Via een herhalingsmeting van de module Sociaal-Fysiek kan inzichtelijk worden gemaakt of de prestaties van de steden ook doorwerken in het oordeel van de bewoners.

Water en cultuur als kwaliteitskenmerk‘Water’ heeft binnen het ISV vooral een technische beteke-nis. Het gaat om zaken als waterbeheer, zuivering, afkoppeling regenwater/riool etc. Water heeft echter ook betekenis als kwa-liteitskenmerk van de woonomgeving. Wie wil er immers geen zicht op zee? In dit hoofdstuk is in globale lijnen aangegeven dat waterpartijen kunnen bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig woonmilieu. Tot harde conclusies heeft deze analyse niet geleid, maar wel is duidelijk dat water een bijdrage kan leveren aan de woonbeleving.‘Cultuurhistorische elementen’ in de woonomgeving zijn vooral in de G4 terug te vinden, ook in de ISV II-gebieden. Deze elementen worden door bewoners duidelijk gewaardeerd en er is dus alle reden hier bij de vernieuwing zorgvuldig mee om te gaan.

Page 61: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

60

6.Zorgvuldig ruimtegebruik

6.1 Inleiding

De outputdoelstelling zorgvuldig ruimtegebruik is een centrale doelstelling binnen het verstedelijkingsbeleid zoals dat de laatste jaren is gevoerd. Het uitgangspunt hierbij is dat een kwalitatief goede woon- en leefomgeving erom vraagt dat zorgvuldig wordt omgegaan met de schaarse ruimte. Dat betekent dat bestaand bebouwd gebied optimaal moet worden benut. Hierbij wordt de mogelijkheid opengelaten dat in sommige wijken van de stad per saldo kan worden verdund terwijl er in andere wijken juist wordt verdicht. In de GSB-monitor wordt gerapporteerd over het saldo van de toe te voegen woningen binnen de grenzen van het bestaand bebouwd gebied (BBG 2000). De resultaten zijn op dit punt veelal positief: de woningvoorraad binnen de contouren van het BBG 2000 neemt in toe. In dit hoofdstuk gaan we nader op de strategieën die de steden hanteren om deze toename van de woningvoorraad mogelijk te maken. Hoewel per saldo een toename wordt gerealiseerd, is immers ook bekend dat in bepaalde wijken juist wordt verdund. Hierbij gaat het dan vooral ook om de aandachtsgebieden (waar-onder de ISV II-gebieden en de 56-wijken). De vraag is dan ook gerechtvaardigd hoe de steden er desalniettemin in slagen per saldo een toename te realiseren. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk de relatie gelegd tussen de feite-lijke – objectieve – dichtheid in woongebieden en de mate waarin deze door de bewoners als zodanig wordt beleefd (en als probleem wordt beschouwd). Hiermee wordt inzicht geboden in de vraag hoe een hoge dichtheid in de aandachtsgebieden door bewoners posi-tief dan wel negatief wordt gewaardeerd.

6.2 Verdunning en verdichting

FunctieveranderingHet gebiedsgerichte ISV-II beleid is in veel gevallen gericht op gebie-den met probleemcumulaties. Net als bij de 40-wijkenaanpak en 56-wijkenaanpak geldt voor het merendeel van de ISV II-gebieden dan ook dat het gaat om bestaande woonwijken die worden aange-pakt.Dit geldt echter niet voor alle ISV II-gebieden. Er zijn verschillende ISV II-gebieden waar op dit moment (nog) geen woningen staan. Voor een deel gaat het hier om groene gebieden die grotendeels groen zullen blijven (zoals Rustenburg-waterwingebied in Amersfoort). Voor een ander belangrijk deel gaat het om voormalige sportterreinen

en bedrijventerreinen waar de komende jaren nieuwbouw zal worden gerealiseerd. Via dit soort herstructureringslocaties wordt ervoor gezorgd dat de woningvoorraad in het bestaand bebouwd gebied per saldo toeneemt. Een andere manier van intensivering is het benut-ten van inbreidingslocaties.Via deze weg wordt – binnen de doelstelling van beleid - ruimte geschapen voor verdunning in andere (probleem-)gebieden waar de hoge dichtheid onderdeel uit maakt van de problematiek. De komen-de ISV II-periode staan (onder meer) op de agenda: De bedrijven-terreinen: Rotsoord in Utrecht, De Pont in Zaanstad, het Steensma terrein in Leeuwarden, Kleefsewaard in Arnhem, Groenoord in Leiden, Puynenbroekterrein in Tilburg, Bahco in Emmen en het DSM-terrein in Zwolle. En de sportterreinen: Gesveld in Maastricht, Sportlaan in Alkmaar en het Jan van Galen Sportpark in Amsterdam.Bovenstaande projecten worden de komende jaren mede met behulp van ISV II-middelen gerealiseerd. Uiteraard geldt dat er ook andere inbreidingslocaties zijn die niet als ISV II-gebied zijn aangeduid. Met behulp van dit soort inbreidingslocaties wordt de komende jaren ruimte geschapen om elders in de stad te verdunnen, zonder dat het aantal woningen binnen BBG afneemt.

Spreiding over de stadBij de aanpak van ‘probleemgebieden’ geldt over het algemeen dat per saldo wordt verdund. Gestapelde woningen van klein formaat (vaak portieketage of hoogbouw) worden vervangen door grotere appartementen en/of laagbouwwoningen. Het aantal woningen neemt hierdoor af, maar de kwaliteit van het wonen neemt toe (zo mag worden verondersteld).De intensivering vindt vooral plaats op eerder genoemde inbrei-dingslocaties en op centraal gelegen locaties. Een mooi voorbeeld van de geografische spreiding van verdichting en verdunning is te vinden in de stad Groningen. In figuur 6-1 staat in een kaartje aan-gegeven in welke gebieden de afgelopen 10 jaar is ‘verdund’ (netto afname van de voorraad) of ‘verdicht’ (netto toename van de voor-raad).Duidelijk zichtbaar is dat het aantal woningen in het centrum van de stad is toegenomen. Hiermee is ingespeeld op de vraag naar cen-trumstedelijk wonen. In de naoorlogse wijken rondom het centrum is echter vooral verdund en is het aantal woningen netto afgenomen. Dit met uitzondering van de wijkcentra waar - mede omwille van het draagvlak voor voorzieningen - appartementen zijn toegevoegd. Ook is duidelijk zichtbaar dat rondom bepaalde verkeersknooppunten is verdicht. Ten slotte zijn er ook in Groningen enkele inbreidingsloca-ties benut.

Page 62: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

61

6.3 Beleving van dichtheid

Woningen te dicht op elkaar?Van de Nederlandse huishoudens geeft 15% aan het eens te zijn met de stelling dat “de woningen in de buurt te dicht op elkaar staan”. Het zal weinig verbazing wekken dat we deze huishoudens vooral in de steden vinden. In de G4 is het aandeel dat het eens is met deze stelling 24%, in de G27 18% en in de rest van Nederland 14%. In de ISV II-gebieden – met over het algemeen vrij hoge dichthe-den – ligt het aandeel inwoners dat de woningen te dicht op elkaar vindt staan uiteraard hoger. Dit geldt dan met name voor de G4, waar ongeveer eenderde het eens is met de stelling “de woningen staan in deze buurt te dicht op elkaar”. In tabel 6-1 is te zien dat voor de 56-wijken ongeveer gelijke percentages gelden.

Gevoel en feitenSteden zijn dichter bebouwd dan het platteland, dat mag duidelijk zijn. Ook binnen de steden zelf zijn er echter flinke verschillen. Zo staat in figuur 6-3 de woningdichtheid per 6 ppc in Den Haag weergegeven. Den Haag laat een patroon zien dat ook in andere steden veel voorkomt. De dichtheid is het hoogst in en rondom

het centrum en neemt af naarmate men verder van het centrum verwijderd is. Hoewel dit de grote lijn is, zijn er op de regel ook uit-zonderingen en zijn er ook in de buitenwijken gebieden met hoge dichtheden.In de figuur staan tevens de ISV II-gebieden aangegeven. Voor de Haagse ISV II-gebieden geldt – net als voor de ISV II-gebieden in de andere steden – dat ze gemiddeld genomen een hoge dichtheid hebben, maar dat er binnen de gebieden (en tussen de gebieden onderling) grote verschillen zijn in dichtheid. Van homogene gebie-den is er dus (ook) op dit punt geen sprake.

Hoe hoger de dichtheid, hoe meer bewoners die dichtheid ook als probleem ervaren (zie ook figuur 6-4). Toch zijn er ook in dicht bebouwde gebieden legio bewoners die de dichtheid geen punt vin-den of zelfs positief waarderen. Dit soort woongebieden heeft vaak ook specifieke kwaliteiten, zoals een hoog voorzieningenniveau. Van de respondenten in de module Sociaal-Fysiek die wonen in een dichtheid van 70 woningen per hectare of meer blijkt 70% te vin-den dat de woningen niet te dicht op elkaar staan. Overigens blijkt ook dat sommige mensen zelfs een dichtheid van minder dan 20 woningen per hectare nog altijd als te veel beschouwen.

Figuur 6-1 Verdichting en verdunning in de stad Groningen (1995-2005)

Bron: RIGO op basis van CBS-woningmutatiebestanden

Page 63: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

62

Tabel 6-1 Het aandeel huishoudens in de 56-wijken dat eens, dan wel oneens, is met aan dichtheid gerelateerde stel-lingen

de woningen in deze buurt staan te dicht op elkaar

er staan te veel flats in deze buurt

(zeer) mee eens (zeer) oneens (zeer) mee eens (zeer) oneens

G4 56-wijken 33% 41% 27% 48%

overig 26% 46% 16% 60%

totaal 28% 45% 18% 57%

G27 56-wijken 24% 52% 26% 55%

overig 20% 56% 11% 72%

totaal 20% 56% 13% 69%

overig Nederland 14% 69% 6% 83%

Nederland 14% 69% 6% 83%

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

G4 G27

te veel flats

te veel flats & woningente dicht op elkaar

woningen te dicht opelkaar

ISV

IIge

bied

en

over

ige

gebi

eden

tota

al

ISV

IIge

bied

en

over

ige

gebi

eden

tota

al

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd

Figuur 6-2 Het aandeel huishoudens dat het eens met de stelling “ de woningen in de buurt staan te dicht op elkaar” en/of de stelling “er staan te veel flats in de buurt”

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 64: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

63

Figuur 6-3 De woningdichtheid in een straal van 100 meter rondom een 6ppc (Den Haag, 1-1-2006)

Bron: RIGO op basis van aantal woningen per 6PPC conform CBS-statistieken

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

10 20 30 40 50 60 70

Zeer oneens

Oneens

Niet mee oneens, niet mee eens

Mee eens

Zeer mee eens

Figuur 6-4 Het aandeel inwoners dat het eens of oneens is met de stelling “in deze buurt staan de woningen te dicht op elkaar” naar objectieve dichtheid van de woonomgeving (in woningen per hectare)

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek en CBS, bewerking RIGO

Page 65: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

64

Een hoge dichtheid is – in de ogen van bewoners - dus zeker niet per definitie slecht en andersom is een lage dichtheid niet per definitie goed. Deels wordt het individuele oordeel over de woningdichtheid beïnvloed door de achtergrond van de persoon in kwestie: komt hij of zij uit een grote stad, dan is het elders al snel ruim opgezet. En ver-huist men van een ‘hutje op de Veluwe’ naar een VINEX-wijk, dan zal men ook moeite hebben zich aan te passen.

Naast persoonskenmerken zijn de stedenbouwkundige opzet en de architectuur van invloed op de beleving van dichtheid (denk aan zichtlijnen, de breedte van straten, etc.). Het uitzicht vanuit de woning doet veel. In figuur 6-5 is te zien dat het nog al wat uitmaakt of aan de overkant van de straat andere bebouwing staat, of dat er aan de overkant van de straat water- of groenpartijen zijn te vinden. De figuur geeft de landelijke totalen weer, naar woningtype.Op landelijk niveau biedt de module Sociaal-Fysiek de mogelijkheid de beleving van dichtheid nog verder uit te zoeken. In deze publicatie volstaan we met de conclusie dat een hoge of lage dichtheid geen uni-versele waarde kent. Wat voor de een hoog is, is voor de ander laag en andersom.Daarnaastgeldt:indeene(fysieke)contextleidteenhogedichtheidweltot(te)hogeervarendichtheidenindeanderecontextniet.

Verdunning en/of verdichting in ISV II-gebiedenOpvallend is dat in de G4 het aandeel huishoudens dat aangeeft dat “de woningen te dicht op elkaar staan” toeneemt, naarmate de vernieuwing verder is gevorderd. In gebieden waar 5% of minder van de voorraad is aangepakt, is 22% het eens met deze stelling, in gebieden waar meer dan 15% is vernieuwd, is 46% het eens met deze stelling (zie ook figuur 6-6). De celvulling is niet groot genoeg om hier harde conclusies aan te verbinden, maar het blijft een opvallende bevinding. Een van de redenen zou kunnen zijn dat in sommige vernieu-wingsgebieden de verdunning samengaat met vervangen van appartementen door eengezinswoningen. Dat betekent dat er minder woningen zijn terug gekomen maar dat ze wel een gro-ter grondgebied beslaan. In minder vernieuwde gebieden is de ergernis aan de hoeveelheid flats onder bewoners hoger dan in gebieden waar de vernieuwing verder is voortgeschreden. Bij het vervangen van hoogbouw door laagbouw neemt het aantal flats weliswaar af, maar ook de hoeveelheid groen en open ruimte tus-sen de flats. Het kan zijn dat de beleefde dichtheid hierdoor nega-tief beïnvloed wordt.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

vrijstaand, semi-vrijstaand, tweeonder een kap en/of geschakeld

rijtjeswoningen (tussen-/hoek-/eindwoningen)

galerijwoningenen portiek etage woningen

totaal

overwegend woningtype in de omgeving

overzijde van adres is: bebouwingoverzijde van adres is: groen of water

Figuur 6-5 Het aandeel huishoudens dat het eens met de stelling “de woningen in de buurt staan te dicht op elkaar” naar het overwegende woningtype in de omgeving en de overzijde van het adres

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 66: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

65

6.4 Concluderend

De steden breiden hun woningaanbod binnen het bestaand bebouwd gebied uit, waarmee aan deze beleidsdoelstelling van ISV II wordt voldaan. Achter de stedelijke totalen gaat een grote variatie aan strategieën schuil. In de meeste bestaande ISV II-gebieden (en de 56-wijken) wordt verdund. Deze gebieden kennen een woning-voorraad die vooral bestaat uit kleine appartementen, die worden vervangen door ruimere eengezins- of meergezinswoningen. Per saldo neemt hierdoor het aantal woningen veelal af, maar de kwa-liteit van de woningvoorraad toe.Het gaat bij ISV II echter niet alleen om de aanpak van bestaande woonwijken. Er zijn ook ISV II-gebieden waar door transformatie van sportterreinen en/of bedrijventerreinen nieuwe woongebieden in de stad worden gecreëerd. Met dit soort inbreidingsgebieden wordt er zorg voor gedragen dat de verdunning in bestaande ISV II-gebieden niet ten koste gaat van de doelstelling: per saldo een toename van het aantal woningen in bestaand bebouwd gebied.Er is geen één op één relatie tussen de objectieve hoogte van de dichtheid en de mate waarin deze door de bewoners als probleem wordt ervaren. Sommige bewoners prefereren een hoge dichtheid

boven een lage dichtheid en andersom. Naast persoonlijke voor-keuren van individuen, bepaalt ook de stedenbouwkundige setting of de dichtheid al dan niet als probleem wordt ervaren.Over het algemeen geldt dat in de ISV II-gebieden de woningdicht-heid objectief gezien hoger is én dat deze dichtheid ook vaker als probleem wordt beschouwd. Deze combinatie maakt dat het een gewenste strategie kan zijn in deze gebieden te verdunnen en/of de stedenbouwkundige opzet en openbare ruimte aan te pakken. Een dergelijke aanpak van de woningvoorraad is echter geen garan-tie op succes. Wat hierin mee speelt is dat verdunning in aantal woningen per hectare kan samengaan met toename in bebou-wingsvolume. Dat laatste is veel meer bepalend voor de beleving dan de woningdichtheid. Dit kan verklaren dat (in het bijzonder in de G4) juist in de sterkst vernieuwde gebieden de dichtheid door de bewoners relatief vaak als probleem wordt ervaren.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

G4 G27

te veel flats

te veel flats & woningente dicht op elkaar

woningen te dicht opelkaar

min

der

dan

5% v

erni

euw

d

tuss

en d

e 5%

en

15%

ver

nieu

wd

mee

r da

n 15

% v

erni

euw

d

over

ige

wijk

en

min

der

dan

5% v

erni

euw

d

tuss

en d

e 5%

en

15%

ver

nieu

wd

mee

r da

n 15

% v

erni

euw

d

over

ige

wijk

en

Figuur 6-6 De beleefde dichtheid naar vernieuwingsgraad

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 67: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

66

Page 68: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

67

7.Sociaal-Fysiek

7.1 Inleiding

In het beleidskader ‘Samenwerken aan een krachtige stad’ zijn enkele ‘open doelstellingen’ opgenomen. Deze boden steden de kans om eigen doelstellingen aan te dragen en hierover afspra-ken te maken. De steden waren overigens niet verplicht gebruik te maken van deze mogelijkheid. In tegenstelling tot de open doelstelling bij het thema economie, is de open doelstelling bij het thema fysiek niet volledig open. Er is namelijk wel een thema aan gekoppeld, dat luidt: “fysieke voor-waarden voor een aantrekkelijke sociale en veilige omgeving”. Het betreft hier een thema op het kruispunt van het domein ‘soci-aal’ en ‘fysiek’. In fysieke zin gaat het er vooral om dat de juiste samenstelling van de woningvoorraad en een goede kwaliteit van de leefomgeving (inclusief het bijbehorende voorzieningenpakket) wordt geboden. Als aan deze randvoorwaarden is voldaan, zo is de achterliggende gedachte, is het vervolgens aan de bewoners er iets van te maken. Als zij daar dan niet in slagen en/of daar hulp bij nodig hebben, is het beleidsdomein sociaal aan zet.De scheidslijn tussen de domeinen is niet altijd even eenvoudig te trekken. Stel dat er zich op sociaal vlak problemen voordoen. Is

dat dan te wijten aan het ontbreken van de (fysieke) voorwaarden, of hebben de mensen zelf ondersteuning nodig? Omdat het ant-woord op dit soort vragen niet zonder meer kan worden gegeven zonder de precieze omstandigheden en historie van een situatie te kennen, bespreken we in dit hoofdstuk zowel onderwerpen waarvan de relatie met ‘fysiek’ evident is, als onderwerpen waar deze relatie wat minder evident is.

7.2 Veilig en sociaal

7.2.1 Ontwikkelingen 2002-2006Sociale cohesieUit de WoON rapportage ‘Wonen op een rijtje’ weten we dat de sociale cohesie in Nederland nagenoeg gelijk is gebleven. ‘Sociale cohesie’ is een GSB-indicator voor de sociale omgang in wijken en buurten, die wordt geconstrueerd op basis van de antwoorden op vier stellingen: ‘mensen in deze buurt kennen elkaar nauwe-lijks’, ‘in deze buurt gaat men op een prettige manier met elkaar om’, ‘ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid’ en ‘ik voel me thuis in deze buurt’. De meningen over deze stellingen

0 0

2

4

6

8

10

G4 G27 Nederland-1

-0,5

cohesie 2002

cohesie 2006

afwijking Nederlandsgemiddelde 2002

afwijking Nederlandsgemiddelde 2006

Coh

esie

Afw

ijkin

g

Figuur 7-1 Sociale cohesie in 2002 en 2006 in Nederland, de G4 en G27

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 69: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

68

zijn vertaald in één cijfer op een schaal van nul tot tien. Overigens geldt hierbij niet dat een 10 de perfecte score is, hoewel een bepaalde sociale samenhang (en controle) vaak gewenst is, hou-den veel mensen immers van een bepaalde anonimiteit.

Landelijk is de sociale cohesie in de periode 2002-2006 nage-noeg gelijk gebleven (zie ook figuur 7-1). Dit geldt ook voor de G27. In de G4 is sprake van een geringe verbetering. Voor de ISV II-gebieden en de 56-wijken geldt dat de sociale cohesie in 2002 lager is dan gemiddeld. In 2006 is dit nog altijd het geval, maar het verschil met stedelijk gemiddelde is wel verminderd (zie ook figuur 7-2).

Een nadere blikEensamengesteldeindexalssocialecohesieiseenhandighulp-middel om snel een overzicht te geven van de ontwikkelingen. Als we wat meer specifiek kijken naar de vragen die op het punt sociale omgang en veiligheid zijn gesteld, ontstaat een gedetail-leerder beeld. In tabel 7-1 staat voor de G4 en de G27 de ant-woorden op enkele relevante stellingen weergegeven.Wederom valt op dat de ontwikkelingen in G4 over het algemeen

positief zijn. Bij de meeste stellingen blijven de verschuivingen beperkt tot 1 of 2 procentpunten. Dat soort verschuivingen kun-nen ook te maken hebben met een andere steekproefpopulatie. Veranderingen die er werkelijk toe doen, zien we alleen in de G4. Hier is de angst om lastig gevallen of beroofd te worden wezen-lijk afgenomen (met 4%) en zijn de contacten met de buurtbewo-ners toegenomen (ook met 4%).

0

2

4

6

8

10

G4 G27 G4 G27

ISV II-gebieden 56-wijken

-1

-0,5

0

cohesie 2002

cohesie 2006

afwijking stedelijkgemiddelde 2002

afwijking stedelijkgemiddelde 2006

Afw

ijkin

g

Coh

esie

Figuur 7-2 Sociale cohesie in 2002 en 2006 in de ISV II-gebieden en de 56-wijken

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 70: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

69

De ISV II-gebiedenEerder is al aangegeven dat de ISV II-gebieden een lagere dan gemiddelde score hebben op de indicator ‘sociale cohesie’. Als we nader inzoomen op de scores in de ISV II-gebieden in de G4 en de G27 dan ontstaat een beter inzicht in deze relatieve achter-stand. In figuur 7-3 en figuur 7-4 staan de verschillen in scores van de ISV II-gebieden met het stedelijk gemiddelde op diverse vragen in 2002 en 2006 weergegeven.In de G4 scoren de ISV II-gebieden vooral ‘slecht’ op het aandeel inwoners dat het vervelend vindt om in de buurt te wonen, het aandeel dat tevreden is met de bevolkingssamenstelling en het aandeel dat aangeeft dat men in de buurt op een prettige manier met elkaar omgaat. Dit laatste aandeel is tussen 2002 en 2006 nagenoeg constant gebleven. Het aandeel dat aangeeft dat het vervelend wonen is, laat een positieve ontwikkeling zien (het neemt dus af). Er is ook een positieve ontwikkeling voor het aan-deel dat aangeeft tevreden te zijn met de bevolkingssamenstel-ling. Toch is de afwijking met het stedelijk gemiddelde op dit punt anno 2006 nog altijd erg groot. Mede hierom wordt daar in de volgende paragraaf nader op ingegaan.

In zijn algemeenheid geldt dat de ontwikkeling in de ISV II-gebieden in de G4 niet alom positief is geweest. Op sommige aspecten is vooruitgang geboekt, maar voor wat betreft de con-tacten met buren en (vooral) de betrokkenheid bij de leefbaarheid geldt dat de trend (licht) negatief is.De ISV II-gebieden in de G27 wijken in mindere mate af van het stedelijk gemiddelde. Ook hier geldt dat de grootste verschillen zichtbaar zijn bij de stellingen ‘ik ben tevreden met de bevol-kingsamenstelling in de buurt’ en ‘men gaat op een prettige manier met elkaar om’. De trend in de ISV II-gebieden is veelal (licht) positief. Opvallend in de G27 is dat het aandeel mensen dat aangeeft bang te zijn om lastig gevallen dan wel beroofd te wor-den in de ISV II-gebieden z’n 7% boven het stedelijk gemiddelde ligt. In de G4 bedraagt dit verschilt slechts 3%.

7.2.2 Sociale samenstelling van buurtenVia de module Sociaal-Fysiek is meer inzicht te verkrijgen in de bevolkingssamenstelling van buurten en – met name – in de problemen die mensen hiermee hebben. Aan de bewoners is ten eerste gevraagd welke groepen er naar hun mening veel of weinig in de buurt wonen. Vervolgens is gevraagd of men aan de

Tabel 7-1 Aandeel inwoners dat het ‘zeer eens’ of ‘eens’ is met verschillende stellingen op het gebied van veiligheid en sociale omvang

G4 G27

2002 2006 2002 2006

de verkeerssituatie in de buurt is veilig 62% 65% 64% 66%

ik ben bang om lastig gevallen/beroofd te worden in de buurt 19% 15% 10% 9%

ik heb veel contact met mijn directe buren 49% 52% 53% 53%

ik heb veel contact met andere buurtbewoners 35% 39% 42% 43%

de mensen in de buurt kennen elkaar nauwelijks 37% 34% 27% 27%

men gaat op een prettige manier met elkaar om 67% 70% 78% 78%

ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid 42% 43% 50% 49%

ik voel mij medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt 71% 73% 77% 78%

ik ben tevreden met bevolkingssamenstelling in de buurt 71% 73% 80% 81%

het is vervelend om in deze buurt te wonen 8% 8% 5% 4%

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 71: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

70

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

5%

de verkeerssituatie in de buurt is veilig (% eens)

ik ben bang om lastig gevallen/beroofd te worden in de buurt (% oneens)

ik heb veel contact met mijn directe buren (% eens)

ik heb veel contact met andere buurtbewoners (% eens)

de mensen in de buurt kennen elkaar nauwelijks (% oneens)

men gaat op een prettige manier met elkaar om (% eens)

ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid (%eens)

ik voel mij medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt (% eens)

ik ben tevreden met bevolkingssamenstelling in de buurt (%eens)

het is vervelend om in deze buurt te wonen (% oneens)

stedelijk gemiddeldeISV II-gebieden 2002ISV II-gebieden 2006

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

5%

de verkeerssituatie in de buurt is veilig (% eens)

ik ben bang om lastig gevallen/beroofd te worden in de buurt (% oneens)

ik heb veel contact met mijn directe buren (% eens)

ik heb veel contact met andere buurtbewoners (% eens)

de mensen in de buurt kennenelkaar nauwelijks (% oneens)

men gaat op een prettige manier met elkaar om (% eens)

ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid (%eens)

ik voel mij medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt (% eens)

ik ben tevreden met bevolkingssamenstelling in de buurt (%eens)

het is vervelend om in deze buurt te wonen (% oneens)

stedelijk gemiddeldeISV II-gebieden 2002ISV II-gebieden 2006

Figuur 7-4 Het aandeel bewoners in de ISV II-gebieden van de G27 dat het ‘zeer (on)eens’ of ‘(on)eens’ is met verschil-lende stellingen op het gebied van veiligheid en sociale omvang, in afwijkingen ten opzichte van de G27 totaal, 2002-2006

Figuur 7-3 Het aandeel bewoners in de ISV II-gebieden van de G4 dat het ‘zeer (on)eens’ of ‘(on)eens’ is met verschillende stellingen op het gebied van veiligheid en sociale omvang, in afwijkingen ten opzichte van de G4 totaal, 2002-2006

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 72: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

71

bevolkingsamenstelling iets zou willen veranderen en, zo ja, wat dan?Landelijk geven de respondenten vooral aan dat er in hun buurt veel gezinnen met jonge kinderen wonen en veel ouderen. Slechts 14% geeft aan dat er in hun buurt veel allochtonen (men-sen met een niet-Nederlandse achtergrond) wonen. Uiteraard ligt dit aandeel in de steden hoger. In de G27 geeft 18% aan dat er veel allochtonen wonen, in de G4 43% (zie ook figuur 7-5). In de G4 geven ook relatief veel mensen aan dat er veel mensen met een andere levenswijze en/of ander geloof in de buurt wonen.Het veel of weinig voorkomen van bepaalde groepen zegt op zich-zelf weinig. Pas als mensen zich aan bepaalde groepen ergeren en/of liever een andere bevolkingsamenstelling zien kan van een probleem worden gesproken. Vandaar dat er aan respondenten van Sociaal-Fysiek is gevraagd of zij de bevolkingsamenstelling liever anders hadden gezien. Van de bewoners geeft 20% aan dat men liever een andere bevolkingssamenstelling in de buurt zou zien. In de G27 ligt dit aandeel op 23% en in de G4 op 32% (zie ook figuur 7-6).

Als we kijken naar de groepen die men liever minder zou zien, dan komen vooral de groepen naar boven die geen Nederlands spreken of geen werk hebben. Voor beide groepen geldt dat bijna 10% van de bewoners zegt dat ze hen liever minder in hun buurt zouden zien. Terwijl 15% van de bewoners aangeeft dat er veel allochtonen in hun buurt wonen, geeft slechts 8% aan dat men dit liever anders had. In andere woorden: de helft van de bewo-ners die aangeeft dat er veel allochtonen in de buurt wonen vindt dit geen probleem. Opvallend is verder dat zeer weinig mensen aangeven dat men liever minder jongeren in de buurt heeft. De overlast die jongeren hier en daar veroorzaken vertaalt zich dus niet in een algehele afkeer van jongeren in de buurt. Het aandeel van de bewoners dat liever minder ouderen in de buurt zou zien ligt zelfs boven het aandeel dat liever minder jongeren zou zien.Ook in de G4 en de G27 ziet een relatief groot aandeel inwoners liever minder niet-Nederlands sprekenden en werklozen in de buurt. In de G27 liggen deze percentages op respectievelijk 11% en 10% en in de G4 op 20% en 18%. Zeker voor de G4 geldt dat er weliswaar veel allochtonen in de buurt wonen (43% geeft dit aan) maar dat dit lang niet altijd als probleem wordt beschouwd (16% geeft dit aan).

Page 73: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

72

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

liever minder in de buurt

er wonen er veel

G4

G27

Ned

erla

nd

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

Figuur 7-5 Het aandeel inwoners dat aangeeft dat er veel mensen van een bepaalde groep in hun buurt wonen en het aandeel dat aangeeft dat men liever minder mensen van een bepaalde groep in de groep zou zien in de G4, G27 en Nederland

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 74: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

73

De ISV II-gebiedenIn de ISV II-gebieden ervaren mensen meer dan gemiddeld pro-blemen met de bevolkingssamenstelling van de buurt. In de G4 geeft 43% van de inwoners van de ISV II-gebieden aan liever een andere bevolkingssamenstelling in de buurt te zien. In de G27 ligt dit aandeel op 25% (in de 56-wijken ligt dit aandeel overigens hoger: rond de 33%).Voor de G4 geldt dat 31% van de inwoners van ISV II-gebieden liever minder mensen in de buurt zou zien die geen Nederlands spreken. Ook geeft 27% aan dat men liever minder werklozen en mensen met een niet-Nederlandse achtergrond in de buurt zou willen zien. Voor deze laatste groep – de allochtonen – geldt ook in de ISV II-gebieden dat dit aandeel relatief laag is, gegeven het feit dat bijna 70% aangeeft dat er veel allochtonen wonen. Het merendeel van de respondenten die aangeeft dat er veel alloch-tonen wonen, heeft hier dus geen probleem mee.Hetzelfde geldt voor de ‘mensen met een andere levenswijze’ en ‘de mensen met een ander geloof’. Toch ziet respectievelijk 21% en 17% van de respondenten liever minder van deze mensen in de buurt.

In de ISV II-gebieden in de G27 zien we een soortgelijk patroon. Het aandeel inwoners dat problemen heeft met de bevolkingssa-menstelling als geheel en specifieke groepen in het bijzonder ligt hier echter vele malen lager. Hier komen groepen als werklozen, mensen die de taal niet spreken en allochtonen hier – naar zeg-gen van de bewoners – ook veel minder vaak voor.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

G4 G27

over

igN

eder

land

Ned

erla

nd G4 G27 G4 G27

totalenISV II-

gebieden 56 wijken

percentage dat zou willen dat debevolkingssamenstellinganders was

Figuur 7-6 Het aandeel inwoners dat aangeeft te willen dat de bevolkingsamenstelling van de buurt anders was

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 75: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

74

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

liever minder in de buurt

er wonen er veel

ISV

II ge

bied

en56

-wijk

enG

4

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

Figuur 7-7 Het aandeel inwoners dat aangeeft dat er veel mensen van een bepaalde groep in hun buurt wonen en het aandeel dat aangeeft dat men liever minder mensen van een bepaalde groep in de groep zou zien in de ISV II-gebieden en de 56-wijken in de G4

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 76: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

75

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

liever minder in de buurt

er wonen er veel

ISV

II ge

bied

en56

-wijk

enG

27

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

mensen die geen Nederlands spreken

werklozen

mensen met een niet Nederlandse achtergrond

mensen met een andere levenswijze

ouderen

mensen met een ander geloof

jongeren

alleenstaanden

gezinnen met jonge kinderen

Figuur 7-8 Het aandeel inwoners dat aangeeft dat er veel mensen van een bepaalde groep in hun buurt wonen en het aandeel dat aangeeft dat men liever minder mensen van een bepaalde groep in de groep zou zien in de ISV II-gebieden en de 56-wijken in de G27

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 77: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

76

In de G27 is een duidelijke trend waarneembaar dat zodra de vernieuwing van de woningvoorraad verder is gevorderd, mensen meer tevreden zijn over de bevolkingssamenstelling. In de gebie-den waar de vernieuwing nog op gang moet komen geeft 30% aan de bevolkingsamenstelling liever anders te zien, tegen 17% in de gebieden waar de vernieuwing in een ver gevorderd stadium is (zie ook figuur 7-9). Deze cijfers geven aan dat vernieuwing van de voorraad een directe relatie heeft met de bevolkingssamen-stelling en de problemen die mensen hiermee hebben. In de ISV II-gebieden in de G4 waar de woningvoorraad flink vernieuwd is, geldt deze relatie niet. Overigens is niet duidelijk in hoeverre de verschillen te maken hebben met de verhouding tussen de ‘oude’ buurtbevolking en de nieuwkomers.

7.3 Voorzieningen

De meerderheid van de inwoners van de steden is tevreden over de aanwezige voorzieningen in de buurt. De voorzieningen voor jongeren zijn hierop een negatieve uitzondering. Over dit type voorziening is in de G4 slechts 46% tevreden en in de G27 50%. De tevredenheid over dit type voorziening is overigens de afgelo-pen periode (licht) toegenomen. Dit laatste geldt voor vrijwel alle voorzieningen in de buurt (tabel 7-2).

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

minderdan 5%

vernieuwd

tussen de5% en15%

vernieuwd

meer dan15%

vernieuwd

minderdan 5%

vernieuwd

tussen de5% en15%

vernieuwd

meer dan15%

vernieuwd

G4 G27

perc. dat zou willen dat debevolkingssamenstellinganders was

Figuur 7-9 Het aandeel inwoners dat aangeeft te willen dat de bevolkingsamenstelling van de buurt anders was in de ISV II-gebieden, naar vernieuwingsgraad

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 78: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

77

Tabel 7-2 Het aandeel bewoners dat (zeer) tevreden is met de voorzieningen in de buurt, 2002-2006

G4 G27

2002 2006 2002 2006

winkels 77% 81% 81% 86%

parkeergelegenheid 54% 57% 64% 63%

haltes openbaar vervoer 85% 84% 73% 72%

jongerenvoorzieningen 44% 46% 47% 50%

speelgelegenheid voor jonge kinderen 53% 58% 53% 61%

basisscholen 78% 81% 85% 85%

crèches 71% 77% 77% 80%

groen 71% 73% 77% 77%

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

5%

10%

winkels in de buurt

parkeergelegenheid in de buurt

haltes o.v. in de buurt

jongerenvoorzieningen in de buurt

speelgelegenheid jonge kinderen

basisscholen in de buurt

creches in de buurt

groen in de buurt

ISV II 2002Stedelijk gemiddelde

ISV II 2006

Figuur 7-10 Het aandeel bewoners in de ISV II-gebieden in de G4 dat (zeer) tevreden is met de voorzieningen in de buurt, in afwijkingen ten opzichte van de G4 totaal, 2002-2006

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 79: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

78

De bewoners van de ISV II-gebieden in de G4 oordelen nauwe-lijks anders over de voorzieningen in de buurt dan bewoners van andere delen van de stad. Uitzondering hierop zijn de voorzienin-gen voor jonge kinderen, zoals crèches, basisscholen en speelge-legenheden. Over deze voorzieningen zijn de bewoners van de ISV II-gebieden wat minder tevreden. Aan de andere kant geldt dat men op het punt van parkeervoorzieningen, OV-haltes en voorzie-ningen voor jongeren in de ISV II-gebieden juist wat vaker tevre-den is dan in de overige delen van de stad (zie ook figuur 7-10).

Voor de ISV II-gebieden in de G27 geldt in grote lijnen hetzelfde als voor de G4. De verschillen in tevredenheid ten aanzien van de voorzieningen voor kinderen zijn hier echter veel groter. De afge-lopen jaren is vooral de tevredenheid over basisscholen in de ISV II-gebieden sterk afgenomen. Het aandeel inwoners dat tevreden is over de basisscholen ligt anno 2006 nu ruim 10% onder het stedelijk gemiddelde.

In ruim de helft van de ISV II-gebieden zijn doelstellingen gefor-muleerd op het vlak ‘Sociaal-Fysiek’. Dit betekent niet dat het voorzieningenniveau in deze gebieden een uitzonderlijk groot

probleem vormt. Uitgaande van de tevredenheid over de voor-zieningen onder de respondenten is dit slechts deels het geval. Over het groen in de wijk, de winkels in de buurt en de par-keergelegenheid is men zelfs iets positiever dan in andere ISV II-gebieden. De respondenten zijn echter wat negatiever over de voorzieningen voor jonge kinderen (basisscholen en speelplek-ken). Niet onwaarschijnlijk is dat deze respondenten wonen in gebieden waar de steden streven naar brede scholen, juist om het voorzieningenaanbod voor de kinderen te verbeteren.

Gemiste voorzieningenIn de module Sociaal-Fysiek is aan de bewoners via een open vraag de mogelijkheid gegeven aan te geven welke voorzieningen men in de buurt mist. Landelijk gaf 64% van de bewoners aan geen gebruik te willen maken van deze gelegenheid, omdat men simpelweg geen voorzieningen miste. In de G27 lag dit percen-tage op 63% en in de G4 op 59%. In de ISV II-gebieden komen soortgelijke percentages naar voren (58% in de G4 en 65% in de G27).Van degenen die wel een gemiste voorziening noemen die gemist wordt, geeft het grootste deel aan een bankfiliaal met pinautomaat

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

5%

10%

winkels in de buurt

parkeergelegenheid in de buurt

haltes o.v. in de buurt

jongerenvoorzieningen in de buurt

speelgelegenheid jonge kinderen

basisscholen in de buurt

creches in de buurt

groen in de buurt

ISV II 2002Stedelijk gemiddelde

ISV II 2006

Figuur 7-11 Het aandeel bewoners in de ISV II-gebieden in de G27 dat (zeer) tevreden is met de voorzieningen in de buurt, in afwijkingen ten opzichte van de G27 totaal, 2002-2006

Bron: WBO 2002 en WoON 2006

Page 80: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

79

te missen. Tien procent van de Nederlanders mist een bank (met pin) in hun omgeving. Dit percentage is ongeveer gelijk in de G4 en G27 en de ISV II-gebieden.Ook bij de meeste andere aangedragen voorzieningen zijn er weinig verschillen tussen de verschillende deelgebieden. Uitzondering hierop zijn de ‘andere winkels’ (kleding, detailhan-del) en de categorie ‘horeca en restaurants’. Deze worden in de ISV II-gebieden in de G4 relatief vaak gemist. Dit is opvallend omdat deze – in vergelijking met de rest van het land – in de G4 juist vaak voorkomen.

7.4 Concluderend

Een constant beeldDe sociale cohesie in Nederland is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Ook in de G27 is deze vrijwel stabiel. In de G4 en in de ISV II-gebieden (in de G4 en G27) is een lichte toename van de cohesie te constateren. De G4 lopen hiermee in op het landelijk gemiddelde en de ISV II-gebieden lopen in op het stedelijk gemid-delde.

Als met meer detail wordt gekeken naar de situatie in de ISV II-gebieden, dan komen er drie specifieke punten naar voren: (1) men vindt minder vaak dat mensen in de buurt op een prettige manier met elkaar omgaan, (2) men vindt het vaker vervelend om in de buurt te wonen en (3) men is minder vaak tevreden met de bevolkingssamenstelling.

Taalbeheersing en werkloosheidUit de module Sociaal-Fysiek komt naar voren dat mensen vooral ‘problemen’ hebben met buurtgenoten die de Nederlandse taal niet beheersen en met werklozen. Dit geldt voor bewoners van het hele land, maar uiteraard is het probleem in de G4 groter, omdat deze groepen daar vaker aanwezig zijn. Een belangrijk deel (27%) van de respondenten in de ISV II-gebieden in de G4 geeft aan dat men liever minder allochtonen in de buurt zou zien. Hoewel dit aandeel natuurlijk niet verwaarloosbaar is, geldt dat de aanwezigheid van allochtonen in de buurt zeker niet door iedereen als probleem wordt beschouwd. Het merendeel van de respondenten dat aangeeft dat er veel allochtonen in de buurt wonen, heeft hier geen probleem mee.

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

winkels sociaalcultureel

kinderen overige

G4G27NederlandISV II G4ISV II G27

supe

rmar

kt

ande

re w

inke

ls

bakk

ers,

sla

ger,

groe

nteb

oer

war

enhu

is

hore

ca /

rest

aura

nts

bios

coop

/ th

eate

r

spee

lgel

egen

hede

ncr

eche

/

kind

erop

vang

voor

zien

inge

n vo

orjo

nger

en

spor

tvoo

rzie

ning

en

bank

(met

pin

)

ov-h

alte

Figuur 7-12 Het aandeel respondenten dat aangeeft een bepaald type voorziening te missen

Bron: WoON, Module Sociaal-Fysiek

Page 81: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

80

VoorzieningenDe tevredenheid over het voorzieningenniveau is in de steden de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Over het algemeen zijn de inwoners van de stad tevreden met de voorzieningen. Specifieke voorzieningen voor jongeren zijn hierop een uitzondering, hier-over is in de G4 slechts 46% tevreden en in de G27 slechts 50%. Inwoners van de ISV II-gebieden oordelen vrijwel gelijk over het voorzieningenniveau in hun buurt als de rest van de inwoners van de stad. Op bepaalde punten (voorzieningen voor jongeren, parkeergelegenheid en OV-haltes) scoren de ISV-gebieden zelfs beter dan het stedelijk gemiddelde. Op het punt van voorzienin-gen voor jongere kinderen (basisscholen, crèches en speelge-legenheden) zijn de inwoners van ISV II-gebieden echter vaker ontevreden. In de G27 geldt dat vooral de tevredenheid over de basisscholen is afgenomen en in de G4 de tevredenheid over de crèches in de buurt.In zijn algemeenheid geldt echter dat de ISV II-gebieden geen specifiek voorzieningenprobleem hebben. Dit blijkt uit de ant-woorden op de vraag welke voorzieningen men in de buurt mist. Men mist vooral een bankfiliaal met pinautomaat en – in de G4 – winkels, horecagelegenheden en restaurants. Dit geldt zowel voor de ISV II-gebieden als voor de rest van de stad.

Page 82: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

81

8.Conclusie

In deze rapportage zijn de prestatievelden uit het beleidskader vanuit verschillende kanten belicht. In deze conclusie zetten we de belangrijkste bevindingen kort op een rij.

8.1 Wonen

Steden in ontwikkelingDe steden werken hard aan verbetering van het woon- en het leefklimaat. Men zet in op verschillende fronten: economie, soci-aal beleid en fysiek beleid. De geboekte resultaten en stand van zaken op deze laatste dimensie zijn in deze rapportage bespro-ken. In zijn algemeenheid geldt dat er een positieve trend waar-neembaar is, maar dat men er nog (lang) niet is.

De opmars van de koopsectorHet aantal koopwoningen in de steden is het afgelopen decen-nium fors toegenomen. Echter, op de omvangrijke totale woning-voorraad neemt het aandeel koop slechts langzaam toe. Doordat bovendien de buurgemeenten in de regio’s hun koopwoningvoor-raad in bijna hetzelfde tempo uitbreiden en de huurwoningvoor-raad in omvang constant houden (of in het geval van de regio’s rond de G27: laten afnemen), verandert er weinig aan het karak-ter van de steden als relatieve concentratiegebieden van huurwo-ningen.

Sociaal economischMede als gevolg van bovenstaande trends blijven de sociaal eco-nomische verschillen tussen stad en ommeland grotendeels in stand. Er wordt op dit punt slechts zeer langzaam vooruitgang geboekt. Nog altijd vinden we de lagere inkomens vooral in de stad en de hogere inkomens in de buurgemeenten. Uit verschil-lende bronnen blijkt dat – bezien over een periode van tien jaar - hogere inkomens wat vaker aan de stad worden gebonden. Het gaat hier echter om een zeer geleidelijk proces dat zeker niet overschat moet worden. Binnen de steden zijn er aanmerkelijke verschillen in sociaal economische status. In de ISV II-gebieden en de 56-wijken zijn vooral de lagere inkomens terug te vinden.

Tevredenheid als maatstaf Met fysieke maatregelen kan – in directe zin - alleen de sprei-ding van inkomensklassen over wijken worden beïnvloed. Waar dure woningen worden gebouwd, zullen rijke mensen komen wonen. Het beïnvloeden van de inkomenspositie van bewoners

zelf hoort thuis in de domeinen economie en sociaal. Hoewel in bepaalde wijken duidelijk is dat de concentratie van ‘kansarmen’ een probleem is, is niet duidelijk wat de ideale spreiding is. Het is immers niet gezegd dat iemand met een laag inkomen in de stad gelukkiger zou zijn als hij buiten de stad zou wonen. Los van de spreidingskwestie gaat het er vooral om dat de bewoners tevre-den zijn over de woning en woonomgeving. Op dit punt is er een duidelijk zichtbare positieve trend waarneembaar. De inwoners van de stad oordelen de afgelopen jaren steeds positiever over hun woonomgeving. Hierbij lopen de steden in op het landelijk gemiddelde en daarnaast geldt dat de ISV II-gebieden en 56-wij-ken inlopen op het stedelijk gemiddelde. Kortom: de tevreden-heid neemt toe en de geografische verschillen in tevredenheid nemen af.

8.2 Omgevingskwaliteit

8.2.1 Openbare ruimteAfnemende verloederingDe (beleving van) verloedering in Nederland neemt in omvang af. Dit geldt voor het land als geheel, maar in de G4 (en de ISV II-gebieden daarbinnen) in het bijzonder. Bij deze positieve ont-wikkeling zijn echter kanttekeningen te plaatsen. In de module Sociaal-Fysiek geven bijvoorbeeld veel mensen aan dat de buurt achteruit gaat op het punt van ‘rommel op straat’ en ‘ crimina-liteit’. Zij zijn in de meerderheid ten opzichte van de mensen die vooruitgang zien. Kortom: er zijn positieve signalen, maar er is zeker geen aanleiding de inspanningen te laten verslappen.

Problemen op het raakvlak van fysiek en sociaalDe bouwtechnische achterstanden zijn in Nederland over het algemeen beperkt. Natuurlijk zijn er wel achterstanden, maar zelfs in de ISV II-gebieden in de G4 gaat het hier om ongeveer 20% van de bebouwing. De belangrijkste problemen zitten op het raakvlak van fysiek en sociaal: beperkte kwaliteit door vernielin-gen, vandalisme en vervuiling.De vervuiling manisfesteert zich bovenal in de G4. In de ISV II-gebieden verdient slechts één derde van verharde oppervlakten het predikaat schoon. In de G4 in totaliteit ligt dit aandeel op 43% en is dus meer dan de helft matig of sterk vervuild.Het is vooral het straatmeubilair dat onderwerp is van vernie-ling en vandalisme. Men moet in Nederland goed zoeken naar een bankje, speeltoestel en of vuilnisbak die geen tekenen van

Page 83: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

82

vernieling vertoont. Hoewel dit probleem concentraties kent in de ISV II-gebieden en de grote steden, is vernieling van en van-dalisme jegens straatmeubilair in het gehele land een – volgens de respondenten van de module Sociaal-Fysiek - toenemend probleem.

8.2.2 Groen, water en cultuurBinnen het ISV II is vooral ingezet op het verbeteren van het grootschalig groen en niet zozeer het buurtgroen. De uitkomsten van de module Sociaal-Fysiek zijn in zekere zin te beschouwen als een onderbouwing voor deze keuze. Ongeveer een kwart van de bewoners van de grote steden geeft aan dat dit soort groen er te weinig is. Voor wat betreft de aanwezigheid van buurtgroen geldt dat dit belangrijk is, maar dat de stedelingen goed begrij-pen dat het in de stad soms slechts in beperkte mate aanwezig is.Water en cultuurhistorische elementen zijn – net als groen – ele-menten die kunnen bijdragen aan de kwaliteit van buurten. In de steden, en dan met de name de G4, zijn er veel cultuurhistori-sche elementen in de straten en op de gevels te herkennen. Dit geldt ook voor de ISV II-gebieden. De bewoners erkennen deze elementen als kwaliteit, dus er is – zoals het beleid ook aangeeft – alle reden bij de vernieuwing zorgvuldig met deze elementen om te gaan.

8.2.3 Lucht, geluid, bodem en milieuDe luchtkwaliteit wordt in het ISV aangepakt met concrete pro-jecten in het bestaand bebouwd gebied. De voortgang van dit soort projecten wordt via de GSB-monitor gemeten. De module Sociaal-Fysiek kan – bij een herhaalde meting – inzichtelijk maken in hoeverre de aanpak leidt tot minder zorgen onder de bevolking over hun veiligheid (en gezondheid). De huidige (0-)meting laat zien dat vooral het wegverkeer en grootschalige industrie de bewoners zorgen baart.Het wegverkeer is tevens de belangrijkste bron van geluidshin-der. De ervaren hinder is in de steden groter dan in de rest van het land. Niet dat de stedelingen gevoeliger zijn voor hinder – wat vliegverkeer betreft is zelfs het tegendeel het geval – maar het geluidsniveau in de steden is simpelweg hoger door de vele drukke wegen. Dit geldt voor de hele stad en van concentraties in de ISV II-gebieden is over het algemeen geen sprake.De aanpak van bodemverontreiniging heeft in deze rapportage slecht beperkte aandacht gekregen omdat de module Sociaal-Fysiek weinig aanvullende informatie biedt. Het belang van de

aanpak hiervan staat echter buiten discussie en de aanpak vormt een belangrijk onderdeel van ISV II.

8.3 Zorgvuldig ruimtegebruik

De steden breiden hun woningvoorraad in het bestaand bebouwd gebied uit en voldoen hiermee aan de doelstelling van beleid. Binnen de steden wordt er per gebied echter een geheel eigen strategie gevolgd. Grofweg geldt dat de steden vooral verdun-nen in de (na-oorlogse) (probleem-)wijken en verdichten in het centrum en op uitbreidingslocaties. Met de verdichting in het centrum wordt tegemoet gekomen aan de vraag naar centrum-stedelijk wonen. Vervanging van kleine door grotere woningen in het kader van herstructurering betekent al snel dat de woning-dichtheid afneemt, terwijl soms het areaal bebouwd gebied nog toeneemt. Juist de bebouwingsdichtheid is van invloed op de beleving.Er is geen één op één relatie tussen de objectieve hoogte van de dichtheid en de mate waarin deze door de bewoners als pro-bleem wordt ervaren. Sommige bewoners prefereren een hoge dichtheid boven een lage dichtheid en andersom. Naast persoon-lijke voorkeuren van individuen, bepaalt ook de stedenbouw-kundige setting of de dichtheid al dan niet als probleem wordt ervaren.

8.4 Sociaal-Fysiek

De sociale cohesie in Nederland is de afgelopen periode nau-welijks veranderd. Wel is er in de G4 een geringe toename te constateren en dan vooral in de ISV II-gebieden. Toch blijven de ISV II-gebieden in een achterstandsituatie verkeren. Er wonen relatief veel mensen die aangeven dat de mensen in de buurt niet op een prettige manier met elkaar omgaan, men vindt het vaker vervelend in de buurt te wonen en men is vaker ontevreden over de bevolkingssamenstelling.Uit de module Sociaal-Fysiek blijkt dat deze onvrede over de bevolkingssamenstelling het sterkst is met betrekking tot de mensen die de Nederlandse taal niet beheersen en de werklo-zen. Men ziet deze mensen veelal liever niet in de buurt. Voor wat betreft de allochtonen geldt dat in de G4 – en vooral de ISV II-gebieden daarbinnen – ongeveer een kwart van de bevolking aangeeft dat men liever minder allochtonen in de buurt wenst.

Page 84: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

83

Echter, het merendeel van de mensen dat aangeeft dat er veel allochtonen in de buurt wonen, vindt dit geen enkel probleem.Voor wat betreft de voorzieningen in de buurt geldt dat er weinig tot geen verschillen zijn tussen de ISV II-gebieden en de rest van de stad. Wel zijn er in de ISV II-gebieden wat minder mensen tevreden over voorzieningen voor jonge kinderen (crèches, basis-scholen, speelvoorzieningen). Veel steden zetten voor de komen-de periode in op de realisatie van brede scholen, waarmee deze achterstand als het goed is kan worden weggewerkt.

8.5 Ten slotte

Alle bevindingen in deze rapportage overziend is de ontwikkeling in de steden – licht – positief. Hetzelfde geldt voor die gebieden waar specifieke beleidsaandacht voor is: de 56-wijken en de ISV II-gebieden. Hoewel het lastig blijft causale verbanden te trek-ken, kan dus worden gesteld dat het ISV-beleid en meer speci-fiek, de gebiedsgerichte aanpak daarbinnen, resultaten begint te boeken. De licht positieve trend is echter geen reden de aandacht te laten verslappen. Van een echte omslag is nog geen sprake en er zijn indicatoren die minder positieve (of zelfs negatieve) sig-nalen afgeven. Ook dit geldt zowel voor de steden als geheel, als voor de ISV II-gebieden (en 56-wijken) daarbinnen.

Page 85: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

84

Datum publicatieDecember 2007

BestelgegevensDeze publicatie is te downloaden via www.vrom.nl onder vermelding van VROM 8204

Deze publicatie beschrijft het onderzoek dat in opdracht van VROM is uitgevoerd door RIGO Research en Advies BV te Amsterdam, tel 020 -522 11 11 www.rigo.nl

Colofon

Page 86: Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand - …...2008/08/13  · VROM 8204 / DECEMBER 2007 Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand > Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties

Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM> Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag > www.vrom.nl

Ministerie van VROM >staat voor ruimte, milieu, wonen, wijken en integratie. Beleid maken, uitvoeren en handhaven.Nederland is klein. Denk groot.

www.vrom.nl

VRO

M 8

204

/ D

EC

EM

BE

R 2

007

Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand >

Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties van de steden

Stedelijke Vernieuwing: een tussenstand

Verdieping van en achtergronden bij de ISV II-prestaties van de steden