terug naar school - federal public service foreign …augustus-september-oktober 2012 of per mail...
TRANSCRIPT
RIO+20OVERTUIGT NIET
HET ZUIDEN OVER
DE ECONOMISCHE
CRISIS
Terug naar schoolvoor allen ?
dimensieHET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Nr 4 / 2012 • TWEEMAANDELIJKS AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012
• P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012
of per mail aan :[email protected]
Gratis abonnement op :www.dimensie-3.be
20/21 >
Rio+20 overtuigt niet
27 >
Belgen kritischer voor ontwikkelings-samenwerking
24/26 >
Een stem in de woestijn
4-5 Jij, dochter, jij zal nooit naar school gaan
6-7 Onderwijs in ontwikkelingslanden – een overzicht
8-9 ‘Het eindigt niet met lager onderwijs alleen’
10-11 Een goed rapport voor Burundi
12 Education For All effent het pad voor ontwikkeling
13 Scholen van verandering
14 Straatschool bouwt aan eigenwaarde
15 DR Congo: Leerkrachten in survival mode
16-17 België steunt onderwijs
18 Bijleren, ook in noodsituaties
19 Humanitaire hulp op eigen vleugels
22 België in Rio+20
23 Ondernemer zonder vakantie
> DOSSIER
OnderwijsTerug naar schoolvoor allen ?
28 Tromgeroffel voor 50 jaar Burundi
29-31 Puntkomma
32 Stille tsunami in de Sahel
2012
atis
2 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Overzicht
dimensie3
OEGANDA - Beter onderwijs vraagt ook betere omkadering voor de leraars. BTC bouwde behuizing voor leraars in afgelegen gebieden.
© BTC / Dieter Telemans
Onderwijs eerst
T erug naar school, het lijkt zo evident. Al is het voor veel kinderen niet gemakkelijk om de luilekkere vakantie achter zich te laten. En dromen ze graag van vrije dagen, zonder schoolsleur. Toch vechten velen om
naar school te kúnnen gaan. Aïcha vertelt hoe ze zich heeft moeten losscheuren van haar Marokkaanse familie om school te kunnen volgen. Junieth uit Nicaragua zag zich als kind gedwongen om spullen op straat te verkopen om te overleven en naar school te kunnen gaan. Iemand zijn, zelfwaarde, het zijn woorden die vaak terugkomen als men het heeft over de impact van scholing.
Onderwijs is inderdaad essentieel voor ontwikkeling. Het is de kritische draad die alle Millenniumdoelen (MDG’s) aaneenrijgt. Het helpt mensen uit de armoede (MDG 1) en geeft vrouwen meer kansen (MDG 3). Het kan het leven van jonge kinderen redden (MDG 4), de moedersterfte verminderen (MDG 5) en als ‘sociaal vaccin’ fungeren tegen hiv/aids, malaria, tuberculose en andere ziekten. Bovendien is het een sleutelelement voor waarachtige duurzame ontwikkeling (MDG 7).
En toch, ondanks de grote vooruitgang zijn er nog steeds 61 miljoen kinderen die niet naar school gaan. Daarnaast leren veel kinderen maar bitter weinig op school. Daarom heeft VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon deze maand zijn initiatief ‘Education First’ gelanceerd. Hij vraagt hiermee extra aandacht voor onderwijs in de aanloop naar 2015 – eindpunt van de MDG’s – en daarna. Gordon Brown – Brits ex-premier – werd aangesteld als speciale VN-gezant om onderwijs voor iedereen tegen 2015 mogelijk te maken.
Blijkbaar heeft men op hoog niveau het belang van onderwijs ingezien. Maar hoe organiseer je het? In dit nummer leer je meer over de vooruitgang die het onderwijs geboekt heeft, maar ook over de moeilijkheden om de resterende 61 miljoen kinderen op de schoolbanken te krijgen. Enkele succesverhalen illustreren de inspanningen die België doet om het onderwijs in het Zuiden te verbeteren.
Ondertussen liggen de grote wereldproblemen niet stil. Extreme temperaturen, droogtes, smeltend poolijs… de klimaatverandering lijkt zich door te zetten. Toch bleven de resultaten van Rio+20, de grootse Top voor duurzame ontwikkeling, zeer pover. En dat is ook het offi ciële standpunt van België. Gaat er misschien te veel aandacht naar de fi nanciële en economische crisis? Dan is het allicht het juiste moment om te luisteren naar wat het Zuiden te zeggen heeft over de wereldeconomie, bij monde van Sapuchai Panitchpakdi, secretaris-generaal van UNCTAD.
De fi nanciële crisis lijkt ook te knagen aan de solidariteit van de Belgen met het Zuiden. Toch zijn we, waar ook ter wereld, meer en meer met elkaar verbonden. We zinken of zwemmen samen. Daarom hebben we nood aan nieuwe wegen om met elkaar om te gaan – als individuen, gemeenschappen en landen. Onderwijs kan mensen doen inzien hoe verbonden ze zijn en hoe al hun problemen met elkaar verweven zijn. Zet de internationale gemeenschap effectief dergelijk onderwijs op de eerste plaats?
DE REDACTIE
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 3
edit
oria
al
Tweemaandelijks
tijdschrift uitgegeven
door de Directie-Generaal
Ontwikkelingssamenwerking
(DGD)
Redactie:
DGD - DIRECTIE SENSIBILISE-
RINGSPROGRAMMA'S
Karmelietenstraat, 15
B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81
Fax +32 (0)2 501 45 44
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Redactiesecretariaat:
Elise Pirsoul, Jean-Michel Corhay,
Chris Simoens,
Layout en productie:
www.mwp.be
De artikels geven niet noodzakelijk het
offi ciële standpunt weer van DGD of
van de Belgische regering. Overname
van de artikels is toegestaan mits
bronvermelding en een kopie voor de
redactie.
Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om
de 2 maanden, behalve in de zomer.
Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.
Abonnement:
Gratis in België. In het buitenland enkel
de elektronische versie.
Het was een kwelling. Zo beschrijft Aïcha de 20 jaar tussen Marokko en België
dat haar vader weigerde haar naar school te laten gaan. Omdat ze een meisje is,
omdat het traditie is, uit schrik voor de macht die ze zou krijgen. Vandaag geeft
Aïcha les bij het Collectif Alpha en leert ze anderen ‘iemand te worden’. De situatie
mag dan aanzienlijk verbeterd zijn, maar duizenden Marokkaanse meisjes zijn
vandaag nog steeds ongeletterd.
Molenbeek, juli 2012De lokalen van het Collectif Alpha zijn leeg, de lessen zijn sinds eind juni gedaan. Enkel de lesgevers werken nog hun ver-slagen af. Aïcha ontvangt me als vrouw des huizes, met een glimlach en een kopje kof-fi e. “Hoeveel klontjes suiker? Zoals u ziet, heb ik me goed aangepast: vroeger nam ik er vier, nu neem ik er nog maar eentje.” En dat dit haar toch wel ontroert: “Weet u, ik heb nog nooit mijn verhaal gedaan.”
Marokko, 1975“Ik ben in Marokko geboren, eind jaren 60. Kinderen mochten toen vanaf 7 jaar naar school gaan, maar alleen de jongens werden
naar school gestuurd, meisjes niet, dat werd niet gedaan. Meisjes waren er alleen om het huishouden te doen en te trouwen. Men zei ons: ‘De vrouw denkt aan de andere, de man aan zichzelf’. Het kwam de mannen uiter-aard goed uit dat de vrouwen eerst en vooral voor hun moeder en broers moeten zorgen en zodra ze getrouwd waren, op de leeftijd van 14 jaar, ook nog voor hun man en schoonmoeder. Ik had veel vriendinnen die dat aanvaardden. Maar ik kwam ertegen in opstand. Ik vond dit een onrecht. Ik wou leren. Niet naar school gaan was hetzelfde als niet bestaan.”Ze zwijgt even, kijkt ernstig en dromerig: “Als ik over de school spreek, dan ben ik nog van streek. 15 jaar lang heb ik therapie
gevolgd, om ermee te leren omgaan… Achteraf werd vastgesteld dat ik hoogbe-gaafd was. Mijn verstand had meer dan wie ook nood aan voedsel. Kunt u zich dat voorstellen, wat ik ginder, gevangen in een klein dorp, heb afgezien? Ik begon dus maar kleine dingen te knutselen. ’s Nachts sliep ik niet: ik droomde dat ik zou ontsnappen. Ik wou medisch onderzoeker worden…”“Ik smeekte mijn ouders, ik dreigde ermee van het dak te springen om naar school te kunnen gaan. Maar het mocht niet baten. Mijn vader zei dat ik er zelfs niet aan moest denken. Mijn arme moeder was verscheurd tussen wat ik wou en wat mijn vader zei, maar hij had natuurlijk het laatste woord. Ik
© D
GD
/ D
. A
rdele
an
Jij,
dochter,
jij zal
nooit naar
school gaan
Aïcha of de wil om tegen de tradities in les te volgen
4 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
was liever zoals de andere meisjes van mijn leeftijd geweest, onderdanig berustend in mijn lot, mar ik had dorst naar kennis, en ik voelde een kwellende nieuwsgierig-heid. Dat maakte mijn vader woedend: een meisje had niet het recht eigen ideeën te hebben. Hij was woedend en reageerde met slaag. Toen heb ik besloten om in stilte vooruit te komen.”
Brussel, 1982“Ik kon niet lezen of schrijven, ik sprak geen Arabisch – ik ben Berbers -, geen Frans of Nederlands toen ik in België aankwam. Ik was 14 jaar oud. En ondanks de smeekbe-den van mijn moeder en de schoolplicht, weigerde mijn vader mij naar school te stu-ren. Er was een school tegenover ons huis en ik keek door het raam naar de kinderen die er binnengingen. Ik ging in hongerstaking, dreigde met zelfmoord; ik heb alles gepro-beerd om naar school te mogen gaan, maar tevergeefs. Mijn tante heeft getracht een goed woord voor mij te doen, ze zei dat ik te intelligent was om thuis opgesloten te zitten. Dat heeft hem pas echt woedend gemaakt. Op dat ogenblik begreep ik dat ik nooit een voet in een school zou zetten.Toen heb ik met de hulp van mijn kleine broer stiekem leren lezen en schrijven. Ik oefende in mijn eentje op mijn kamer terwijl mijn vader weg werken was. Toen ik 20 was had ik meer dan genoeg doorgemaakt en ben ik van huis weggegaan. Een ongehuwd meisje dat van huis weggaat is in onze traditie een smet voor de familie en zet haar leven op het spel. Sindsdien heb ik geen contact meer met mijn familie. Ik was een leven lang aan huis gekluisterd en ik kende niemand.Zo ben ik komen aankloppen bij het Col-lectif Alpha. Mijn opleider, een fantasti-sche man, heeft me aangemoedigd om al-les onder woorden te brengen. Ik had me zo lang slecht gevoeld… Beetje bij beetje heb ik mij bevrijd van deze twintig jaar van
zwijgen, van dingen die ik in mijn land of mijn familie niet mocht zeggen zonder een pak slaag te riskeren. Omdat ik een goede leerling was, heeft hij me aangemoedigd om door te zetten, opleidingen te volgen. En dat wou ik: dingen leren. Ik zal nooit een medisch onderzoeker worden, maar voor het eerst in mijn leven kon ik tenmin-ste plannen maken. Na mijn opleiding ben ik voor een stage teruggekeerd naar het Collectif Alpha. Ik heb begrepen dat ik op mijn beurt mensen wil leren lezen en schrijven. Ik werd aangeworven. Een droom werd werkelijkheid. Einde-lijk bestond ik. Wie kon be-ter dan ik meeleven met de leerlingen? Ik ken het gevoel van schaamte van wie onge-letterd is, ik weet wat er om-gaat in het hoofd van wie niet naar school is geweest. Ongeletterd zijn, dat is een handicap in het dagelijkse leven. Om maar te zwijgen van de manier waarop anderen naar ons kijken, vreselijk: soms verwarren ze cultuur met intelligentie, ze denken dat we idioten zijn.Wanneer ik nu de metro neem, weet ik waar ik moet afstappen; ik kan alleen naar de huisarts; een telefoonnummer kiezen. Ik moet uit schaamte niet meer liegen en ie-mand in een winkel vragen me een etiket voor te lezen ‘omdat ik mijn bril vergeten ben’. Ik heb veel complexen van me afge-schud maar zelfs vandaag nog weten veel vrienden van mij niet dat ik niet naar school ben gegaan. Onder mijn leerlingen zijn er veel Marok-kanen. Een minderheid zijn mannen: de meesten konden niet naar school gaan omdat hun ouders geen geld hadden. De meeste vrouwen zijn dan weer jong getrouwd. Soms moet ik culturele confl ic-ten in mijn groep leerlingen oplossen, bij-voorbeeld tussen een Berberse man en
een vrouw uit Casablanca, omdat de man denkt dat een vrouw niet het recht heeft om het woord te nemen.”We weiden uit over het onderwijs in Marokko. De scholingsgraad is van 56% in 1991 gestegen tot 85 % in 2002. Van-daag ligt dat percentage op 95 %, waarbij iets meer jongens dan meisjes naar school gaan (bron UNESCO). In Sub-Sahara Afrika is er nog een duidelijk verschil: daar zijn het vooral jongens die naar school gaan. Ik
vraag haar of ze kan uitleg-gen waarom dat zo is. “In tegenstelling tot de alge-mene overtuiging heeft dit niets met godsdienst te maken. Mannen beletten dat vrouwen les volgen omdat ze denken dat vrou-wen geen macht mogen hebben. Ik heb mijn vader
tegen mijn moeder horen zeggen: Aïcha is te intelligent, ik ben bang van haar.”In Marokko is er nog geen schoolplicht. Sinds de hervorming van het familierecht door Mohammed VI is er veel veranderd voor de vrouwen, maar de traditie is diep geworteld. “Vandaag is het zo dat meisjes in kleine dorpen naar school gaan, maar vaak volgen ze alleen ‘vrouwelijke’ vakken. Als ze een diploma halen, moeten ze naar de stad om te gaan werken. Alleen? De situatie ver-schilt van regio tot regio, van stad tot stad. Het is al 21 geleden dat ik nog ben teruggekeerd. Ik zou er graag naartoe gaan om er voor onderwijs voor meisjes te pleiten.”Het is laat geworden, straks zal Aïcha opgaan in de anonieme menigte in de stra-ten van Brussel waar ongetwijfeld andere vrouwen zoals zij zijn die niet naar school hebben kunnen gaan. In België zou één persoon op tien niet vlot kunnen lezen of schrijven -, omdat het schoolsysteem tekort schiet, omdat het een vrouw is, omdat de traditie het zo wil, of uit armoede…
ELISE PIRSOUL
Niet naar
school gaan
was hetzelfde
als niet bestaan.
© D
GD
/ D
. A
rdele
an
ONDERWIJS
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 5
in ontwikkelingslanden Onderwijs
BELANGVolgens UNESCO – de VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur - is onderwijs een essentiële factor voor ont-wikkeling, en heeft het een grote impact op uiteenlopende domeinen. Voorwaarde is wel dat het ingebed is in een 'gunstige omgeving': voldoende tewerkstelling, vrij-heid van meningsuiting…
Onderwijs vermindert armoede en
stimuleert economische groei
Voor elk jaar extra school heeft een per-soon 10% meer inkomen.Voor elk jaar meer studeren ziet een land zijn BNP met 0,37% toenemen.
Onderwijs promoot de
gelijkheid van de geslachten en
remt de bevolkingsgroei af
Geschoolde vrouwen zijn mondiger en ze zijn beter in staat het aantal kinderen onder controle te houden. Voor elk jaar extra school daalt de vruchtbaarheid bij vrouwen met 10%. Meer scholing geeft ook een betere toegang tot werk.
Scholing van moeders
verbetert voeding van kinderen
en hun overlevingskansen
Voor elk jaar extra school van de moeder daalt het risico op sterfte van haar kin-deren met 7 à 9%. Door het hoger inko-men krijgen de kinderen immers meer voedsel en drinkbaar water. Geschoolde
vrouwen zullen ook gemakkelijker hun kinderen laten vaccineren en eerder bevallen in veilige omstandigheden. Als de kindersterfte daalt, krijgen vrouwen minder kinderen.
Onderwijs draagt bij
in de strijd tegen
hiv/aids en andere ziektes
Op school leren kinderen over hygiëne, geschoolde vrouwen gebruiken meer voorbehoedsmiddelen.
Onderwijs stimuleert de deelname
aan de samenleving
Onderwijs geeft mensen meer zelfver-trouwen en maakt hen mondiger. Ze zijn beter in staat heldere beslissingen te nemen en deel te nemen aan het publieke leven.
VOORUITGANG…• Sinds 2000 zijn er wereldwijd ruim
40 miljoen minder kinderen die geen school volgen, ondanks de bevolkings-groei. 90% van de kinderen tussen 6 en 12 jaar (ca 700 miljoen) gaan naar school (2009).
• In Sub-Sahara Afrika steeg de deelname aan het lager onderwijs met 31% tussen 1999 en 2008; 46 miljoen meer kinderen waren ingeschreven.
• In 2008 volgden kinderen wereldwijd gemiddeld 11 jaar school, in 1990 was dat maar 9 jaar.
• 116 landen haalden 'gelijkheid van kan-sen voor beide geslachten' in het lager onderwijs in 2008.
• Om de 10 jaar gaan 100 miljoen kinderen meer naar het middelbaar onderwijs.
… MAAR BLIJVENDE NODEN• 61 miljoen kinderen van 6 tot 12 jaar gaan
niet naar school, onder wie 53 % meisjes (2010). 47% (28 miljoen) zal allicht nooit naar school gaan. 26% is schoolverlater, 27% zal binnenkort naar school gaan. De helft (31 miljoen) woont in Sub-Sahara Afrika, de laatste 3 jaar stijgt er opnieuw het aantal niet-schoolgaande kinderen.
• 48 miljoen meisjes en 34 miljoen jongens van 11/12 tot 14/15 jaar (leeftijd lager mid-delbaar) gaan niet naar school.
• 793 miljoen volwassenen (ouder dan 15 jaar) – onder wie 64% vrouwen – kunnen noch lezen noch schrijven. Meer dan de helft van de analfabete volwassenen leeft in Zuid-Azië. Met Sub-Sahara Afrika erbij komt dat op drie vierden.
• Slechts 36% van de 12-18-jarigen zit op de middelbare schoolbanken, vooral meisjes zijn afwezig.
VOORNAAMSTE PROBLEMENLage kwaliteit
Kinderen leren soms onvoldoende op de lagere school.Belangrijkste oorzaak: er zijn te weinig lera-ren die bovendien onvoldoende betaald en slecht opgeleid zijn.Andere oorzaken: gebrekkige uitrusting (infrastructuur, tekstboeken…); te veel leerlingen in een klas; verouderde les-methodes; leerlingen leren weinig bruik-bare dingen voor het dagelijks leven; slecht beheer van de scholen...
In ontwikkelingslanden is naar school
gaan niet zo evident als bij ons.
U leert er meer over in dit bondig overzicht.
EEN OVERZICHT
6 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Gebrekkige toegang
De school ligt te ver, de weg ernaar toe is te gevaarlijk, gebrek aan sanitair op school, het is te duur…
Abandon scolaire
fréquent
Kinderen - meisjes meer dan jongens - beëindigen de school voortijdig omdat ze thuis moeten meewerken, ook omdat ze er zo weinig leren. 215 miljoen kinderen moeten gaan werken.
Probleemgroepen
Een aantal factoren vormt een belemme-ring: armoede, geslacht (vrouw), platte-land, en soms ook taal en etniciteit. Vooral de resterende 28 miljoen kinderen – uit de meest achtergestelde gezinnen, die allicht nooit naar school zullen gaan – zijn zeer moeilijk te helpen.
Weinig aandacht
voor middelbaar
onderwijs
Er kan geen sprake zijn van ontsnappen aan armoede zonder uitbreiding van het middelbaar onderwijs, maar de midde-len ontbreken. Middelbaar onderwijs is immers duurder dan basisonderwijs, er zijn verschillende leerkrachten nodig voor specifieke vakken. Ook voor de ouders is het duur.
Te weinig jobs
Het falen van het onderwijs is een grote oorzaak van de politieke crisis van de Arabische wereld. Steeds meer kinde-ren en jongeren gaan er naar school en naar de universiteiten, maar de arbeids-markt levert nauwelijks jobs.
GLOBAL PARTNERSHIP FOR EDUCATION
Het Global Partnership for Education of GPE (vroeger: Education for All – Fast Track Initiative) is hét wereldwijde initiatief voor onderwijs. Donor- en ontwikkelingslanden werken er samen met multilaterale orga-nisaties, ngo’s, de privésector en private fondsen. Alleen de donorlanden spijzen het GPE. GPE stelt 6 ambitieuze onder-wijsdoelstellingen voorop:
1. Kleuteronderwijs uitbreiden
2. Gratis en verplicht basisonderwijs voor iedereen tegen 2015
3. Promotie van levensvaardigheden voor jongeren en volwassenen
4. Alfabetisering van volwassenen (50% meer tegen 2015)
5. Gelijke kansen voor beide geslachten tegen 2015
6. Kwaliteit van onderwijs verbeteren
WAT DOET BELGIË?In 2011 gaf België 6 miljoen euro aan het GPE. Voor de komende jaren wordt een toename voorzien. Bij de gouvernemen-tele samenwerking is onderwijs een pri-oriteitssector in 4 partnerlanden: Pales-tina, Burundi, DR Congo en Oeganda. In Rwanda heeft België zijn steun aan het onderwijs gedelegeerd aan Nederland. Via internationale initiatieven steunt België het onderwijs in crisislanden, zoals Haïti via Unicef en Soedan via GPE. Er vloeit ook geld naar onderwijs via ngo’s als Plan België, VVOB en APEFE.
CHRIS SIMOENS
201320112009200520032001
201520071999
Sub-sahara
Afrika
Zuid- en
West-Azië
Rest van de Wereld3 Ander
4 Latijns-Amerika en de Caraïben
8 Arabische Staten
6 Oost-Azië en de Stille Zuidzee
105MILJOEN
45
39
21
Sub-sahara Afrika
Zuid- en West-Azië
Rest van de Wereld
32
23
18
8
22
25
4 Autres
3 Latijns-Amerika en de Caraïben
6 Arabische Staten
9 Oost-Azië en de Stille Zuidzee
72MILJOEN
56MILJOEN
ANTAL NIET-SCHOOLGAANDE
KINDEREN IN HET LAGER
ONDERWIJS (IN MILJOENEN)
Bron: UNESCO EFA GLOBAL MONITORING REPORT 2010
Het aantal niet-
schoolgaande
kinderen
daalt, maar
kan toch nog
56 miljoen
bedragen in
2015.
www.uis.unesco.org/Education
(cijfers over onderwijs)
www.globalpartnership.org (GPE)
www.educaid.be
(Belgian platform for Éducation and Development)
BRONNEN
Lager onderwijs
08%14.723.529
Onderwijs algemeen
22%40.374.965
Hoger onderwijs
60%108.634.616
Secundair onderwijs
10%18.018.400
UITGAVEN VAN BELGIË VOOR ONDERWIJS IN 2011
Onderwijs algemeen : 181.751.509of 9% van de totale Belgische offi ciële hulp (ODA)
Vergelijking wereldcijfers• 8,9% van de totale offi ciële ontwikkelingshulp
gaat naar onderwijs (2009; vgl 6,5% in 2002).
• Basisonderwijs : ..................................... 42 %
• Middelbaar onderwijs : ........................... 18 %
• Hoger onderwijs: ................................... 40 %
ONDERWIJS
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 7
Hoe realistisch is het om elk kind
gratis lager onderwijs te bieden in
2015?
Bedenk toch dat het aantal kinderen dat niet naar school gaat, gedaald is van 105 tot 61 miljoen. Er is dus wel degelijk vooruitgang, alleen zijn er vertragende factoren. De aardbeving in Haïti, de tsunami in Indone-sië, klimaatverandering… Het zijn allemaal natuurrampen die kinderen van school weg houden. Daarnaast zijn er menselijke confl icten zoals in Zuid-Soedan. Meer dan 2,5 miljoen kinderen konden er niet naar school. Maar er zijn ook de economische crisis en de ongelijkheid binnen landen, vooral in de snel groeiende landen. Het is dus essentieel zich toe te spitsen op gelijk-heid binnen de landen, door aandacht te hebben voor de armsten, de meisjes, afgelegen streken, achtergestelde etnische groepen, handicaps…
Hoe kunnen we het tekort
aan leraars en klaslokalen
oplossen?
Het tekort aan leerkrachten is inderdaad een ernstig probleem, maar de lage kwaliteit is veel doorslaggevender. Er zouden 1,8 miljoen leraars te kort zijn om ‘basisonderwijs voor allen’ in 2015 te halen. Anderzijds stel ik vast dat er in Haïti meer dan genoeg lesgevers zijn. Maar ze zijn ondergekwalifi ceerd en hebben het moeilijk om hun job goed uit te voeren. Er moet dus veel energie gestoken wor-den in lerarenopleiding. Misschien nog belangrijker is de motivatie. Overal in de ontwikkelingslanden zijn de leerkrach-ten niet gemotiveerd. Door een te laag loon, door te weinig respect binnen de gemeenschap… Het absenteïsme ligt
hoog in veel landen. Vaak doen ze er een job bij om rond te komen, zoals ‘s mor-gens met een taxi rondrijden. Er zijn inderdaad ook onvoldoende klas-lokalen en vaak is er te weinig verlichting, plaats of didactisch materiaal. Meestal komt het neer op een gebrek aan mid-delen, en een gebrekkige verdeling van middelen. Geïsoleerde gebieden wor-den vaak het meest verwaarloosd.
Hoe krijgen we de moeilijke
groep van overblijvende, niet-
schoolgaande kinderen op de
schoolbanken?
Wat veelal ontbreekt, is een grondige analyse waarom kinderen niet naar school gaan. Er kan bijvoorbeeld een
economische barrière zijn. Direct, als de ouders het geld niet hebben om het schoolgeld of het eten te betalen of indirect, als de ouders liever hebben dat het kind thuis blijft om op de kleine broertjes en zusjes te passen. Zo is de moeder vrij om andere activiteiten te doen. Overigens, meer dan 100 mil-joen kinderen moeten noodgedwon-gen werken!
We kunnen dus enkel de overblijvende niet-schoolgaande kinderen helpen, als we een goed beeld hebben van waarom ze van school wegblijven. En daar dan de strategieën op afstemmen. Heeft het te maken met discriminatie, door gender, door etniciteit…? Of is er een directe of indirecte economische barrière? Stel dat er een indirecte barrière is. Dan kan je het oplossen door de families te helpen het verlies aan inkomen op te vangen dat ze oplopen door een kind naar school te sturen. Is de barrière direct, dan kan je een toelage of gratis eten aanbieden. Ook betere kwaliteit kan ouders over-tuigen, van het onderwijs zelf of van de gebouwen. Eenvoudigweg voor dege-lijke, gescheiden toiletten zorgen voor meisjes en jongens kan al een groot effect hebben! Eens een strategie op punt staat, blijf je best rigoureus opvol-gen of ze wel werkt, zodat je kunt bijstu-ren waar nodig.
Er is ook nood aan vernieuwend onder-wijs. Zo zijn veel kinderen een stuk ouder dan normaal voor het leerjaar dat ze volgen, omdat ze laat naar school zijn gegaan of hun schoolgang hebben moeten onderbreken. Voor hen zou men
Meer en meer kinderen gaan naar school. Maar is daarmee de kous af?
En hoe krijgen we de hardnekkige groep achterblijvers op de schoolbanken?
We legden ons oor te luisteren bij Mohamed Fall, chef onderwijs bij Unicef Haïti.
‘Het eindigt niet met lager
onderwijs alleen’
Het is essentieel zich
toe te spitsen op
gelijkheid door aandacht
te hebben voor de meest
achtergestelde groepen.
© M
. F
all
8 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
compactere modules moeten uitwerken waardoor ze op kortere tijd een pro-gramma van 6 jaar kunnen doorlopen. Ook peuter- en kleuteronderwijs kun-nen helpen om kinderen beter voor te bereiden op de lagere school.
Maar kan men het Westers peuter-
en kleuteronderwijs zomaar
overplanten in een Afrikaans dorp
waar de ouderen de kinderen in
het oog houden terwijl de moeders
op het veld werken?
Je hoeft niet noodzakelijk dezelfde vorm van peuter- en kleuteronderwijs te gebruiken als in het Westen. Van belang is dat kinderen vanaf 3 jaar de gelegen-heid krijgen zich ‘precognitief ’ te ont-wikkelen, op een speelse manier zon-der kennis op te slaan. Je kunt spelen en lachen met de kinderen, spreken met de kinderen zodat ze een grotere woor-denschat opbouwen en zo meer. In een dorp kan bijvoorbeeld een groep moe-ders één iemand onder hen aanduiden om met de kinderen bezig te zijn. De andere moeders krijgen meteen tijd om andere activiteiten te doen. En natuurlijk moet dit onderwijs voor jonge kinderen aangepast zijn aan de cultuur, al was het maar bij de keuze van de liedjes en de spelletjes die men aanleert.
Waarom is secundair
onderwijs belangrijk voor
ontwikkelingslanden?
30 à 40 jaar geleden was lager onder-wijs extreem belangrijk voor de ont-wikkelende wereld. Vandaag liggen de zaken anders. Op 10 jaar tijd zijn ruim 40 miljoen minder kinderen van school. Voor gender heeft niet elk land de gelijk-heid gehaald, maar de kloof blijft vaak beperkt tot 4 à 5%. Er is dus vooruitgang geboekt. Maar zoals gezegd stoten we nu op problemen, zoals gebrekkig opgeleide leraren. Welnu, enkel als vol-doende kinderen secundair onderwijs volgen, zal de kwaliteit van de onderwij-zers verbeteren. We beleven bovendien een keerpunt. Op dit moment wordt de cultuur niet meer gedomineerd door manuele handelin-gen. De moderne economie vereist een ander soort kennis en vaardigheden. Het is een diensteneconomie waarin men zaken als moderne communicatie essen-tieel zijn. Landen kunnen alleen maar in competitie gaan als ze een voldoende sterk secundair onderwijs hebben. Daar-voor moet echt een inspanning gedaan worden. Het eindigt niet met lager onder-wijs alleen.
Volgens sommige experten en
ngo’s vloeit te veel geld naar het
hoger onderwijs.
Deelt u die mening?
Hoger onderwijs heeft zeker zijn belang, om leraars en onderzoekers op te leiden en zo meer. Maar het heeft toch vooral een impact op het inkomen van indivi-duen. Wie een Master of een doctoraat heeft, verdient meer. Daarom vind ik het toch wat jammer dat laat ons zeg-gen 30% van de publieke fondsen naar hoger onderwijs gaat als daar maar 10% van de bevolking van profi teert. Maar de privésector of private instellingen zou-den meer kunnen bijdragen.
Wat baat het onderwijs als de
afgestudeerden geen werk vinden,
zoals in de Arabische landen?
Je investeert niet in onderwijs om men-sen aan een job te helpen, maar om hen toe te laten hun rechten te verwerven. Elk mens heeft het recht om te leren lezen, schrijven, rekenen, basisvaardigheden opdoen, de natuur en zijn omgeving te leren kennen… In een eenvoudige eco-nomie gedomineerd door landbouw is het vrij gemakkelijk om je volle poten-tieel te ontwikkelen. Je kunt gewoon als boer je bijdrage leveren. Vandaag is veel meer nodig: communicatie, nieuwe technologieën…Bovendien wordt tewerkstelling gecre-eerd door de economie, niet door het onderwijs. De economische markt
bepaalt dus de noden die het onderwijs moet invullen. Mensen worden opgeleid om aan de noden van die markt te vol-doen. In feite zou onderwijs niet alleen in handen moeten zijn van de specialisten zoals de leraren, maar ook de onderne-mers, de gemeenschappen en de fami-lies dienen hun zeg te hebben.
Wat zijn de perspectieven voor na
2015, als ook de millenniumdoelen
aan een herformulering toe zijn?
We moeten er alleszins voor zorgen dat geen enkel kind achterblijft. Elk kind moet lager onderwijs volgen. Een grondige analyse moet duidelijk maken waarom kinderen van school wegblij-ven. Daarna moeten de middelen spe-cifi ek gericht worden op vooral de ach-tergestelde groepen. Ook opvolging is essentieel.
Voorts wordt secundair onderwijs onmis-baar. De maatschappij wordt complexer en vereist meer vaardigheden. Vandaag al breiden veel landen de 6 jaren van hun lager onderwijs uit naar 9 of 10 jaar, en de internationale gemeenschap moet hen daarin steunen.Wat ook heel belangrijk wordt, zijn zaken als bestuur, wederzijdse verantwoording, partnerschap en transparantie. Het moet voor iedereen duidelijk zijn waar de mid-delen naartoe gaan, hoe ze beheerd wor-den en zo meer.
CHRIS SIMOENS
© C
urt
Carn
em
ark
/ T
he W
orld
Ban
k
Er zijn niet alleen veel ondergekwalifi ceerde leerkrachten,
ook de kwaliteit van de klaslokalen is vaak ondermaats.
ONDERWIJS
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 9
I n de marge van de eedafl egging voor zijn tweede ambtstermijn beloofde president Pierre Nkurun-
ziza in augustus gratis lager onderwijs voor iedereen en hij deed “boter bij de vis”. Het budget dat Burundi hiervoor ter beschikking stelt, is met 30% geste-gen, aldus Oscar Bazikamwe, directeur planning van het Ministerie van lager en secundair onderwijs. Het lager onder-wijs is nu toegankelijk voor iedereen, al zijn er nog tal van problemen: kwaliteit,
schoolverzuim, materiaal, enz. Om steun te verlenen aan de Burundese staat hebben de donoren een Common Education Fund opgericht onder leiding van België. Volgens ramingen maakt het fonds 34% van de externe fi nanciering uit, zegt Oscar Bazikamwe.
Meer leerlingen, meer leerkrachten
Het effect van het nieuwe beleid van gra-tis lager onderwijs is al meetbaar. Volgens
Séverin Buzingo, minister van lager en secundair onderwijs, volgen sinds de maatregel meer leerlingen lager onder-wijs. In het schooljaar 2004-2005 gingen 1.022.467 leerlingen naar school, in 2010-2011 waren er al 1.922.424 leerlingen. De voorlopige cijfers voor het jaar 2011-2012 schommelen rond 2 miljoen leerlingen. Tegelijkertijd is de bruto scholingsgraad voor het lager onderwijs van 81,6 % in 2004-2005 gestegen tot 138,3 % in 2010-2011, aldus nog Séverin Buzingo.
Een goed rapport voor Burundi
Burundi is een goede leerling die op het gebied van onderwijs met
grote stappen vooruitgaat. Leerlingen, klassen en leerkrachten
zijn in aantal verdubbeld en soms zelfs verdrievoudigd.
© E
lise P
irso
ul
10 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Su ccessen en uitdagingenOndanks het aangekondigde succes is er nog werk aan de winkel. Zoals uit de statistieken blijkt, houdt het aantal klas-sen geen gelijke tred met de toename van het aantal leerlingen, de verhouding leerlingen/klaslokaal is van 76 leerlingen per klas in 2004-2005 gestegen naar 79 leerlingen per klas in 2010-2011. En het schoolmateriaal laat ook te wensen over. Om hieraan te verhelpen zet de regering, in samenwerking met de bevolking, in op de bouw van nieuwe klaslokalen, zegt Buzingo. In 2004-2005 waren er 13.397 klasloka-len, in 2010-2012 al 24.390. En vandaag zijn er naar schatting 25.390 klaslokalen. Over de kwaliteit van het onderwijs deelde de minister nog mee dat het aantal leerkrachten van 20.665 in 2004-2005 gestegen is naar 39.441 in 2010-2011.
Het nieuwe beleid tovert weer een glim-lach op de gezichten van de gezinnen die niet de middelen hadden om het school-geld van om en bij de 1.500 Burundese franken per jaar te betalen.
“Toen mijn moeder in 2001 stierf, zat ik in de vierde klas van de lagere school. Ik ben toen onmiddellijk gestopt met school, want ik kon het schoolgeld niet betalen”, zegt J. Marie Bizindavyi, een jongere die na vier jaar dankzij de nieuwe maatregelen weer naar school kan gaan. J. Marie begint vandaag aan
zijn 9e jaar (secundair): ‘Zonder het beleid van gratis lager onderwijs zat ik hier vandaag niet”.
Een vervolg voor hetCommon Education Fund
Filip De Maesschalck, eerste secretaris van de Belgische Ontwikkelingssamenwer-king, zegt dat Frankrijk en België momen-
teel een vervolgfase formuleren voor hun steun aan het Common Education Fund. Het fonds is inzake afstem-ming (op het beleid van de regering) en harmo-nisering (met andere donoren) enig in zijn
soort in Burundi. De bedragen die beide landen voor de volgende drie jaren vast-leggen zijn respectievelijk 4 miljoen euro en 8,8 miljoen euro. Noorwegen sluit zich bij de donorlanden aan en zou voor deze fase 16 miljoen euro uittrekken.
Aangezien de Burundese regering in 2009 een nieuw sectoraal plan opstelde en de president in 2010 besliste om het basisonderwijs in te voeren (met 9 jaren in plaats van 6), werd beslist het secto-raal ontwikkelingsplan inzake onderwijs en opleiding te herwerken en een secto-raal plan op te stellen dat rekening houdt met de overgang van het gewone lager onderwijs naar het basisonderwijs, aldus nog De Maesschalck.
“Het jaar 2012 is een beslissend jaar waarin het sectoraal plan zopas door de technische en fi nanciële partners in de onderwijssector werd aangenomen”, licht De Maesschalck toe. Het is een ver-gaande toezegging om steun te verlenen aan Burundi bij de uitvoering van het nieuwe ambitieuze sectorale plan, voor de periode van 2012 tot 2020. Deze toe-zegging heeft er bovendien toe geleid dat Burundi zich net heeft aangesloten bij het Global Partnership For Education, een wereldwijd fonds dat gericht steun
verleent aan kwetsbare staten bij de uitvoering van hun onderwijs-
plannen. Als de beslissing, uiterlijk eind dit jaar, positief uitvalt, kan Burundi in de komende drie jaar via het Commun Education Fundnog een extra bedrag van 43 miljoen euro besteden aan onderwijs.
EXCELLENT NIMUONA
NAAR
DOELTREFFENDER
BEROEPSOPLEIDINGEN
V oor de opbouw van de economie van een
land zijn gekwalificeerde vakmensen en
arbeiders nodig die in de productiesectoren een
meerwaarde kunnen creëren. In die zin steunt
de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sinds
jaren het technisch en beroepsonderwijs, zo ook
in Burundi.
Het technisch en beroepsonderwijs biedt oplei-
dingen aan voor kleermaker, loodgieter enz. Tij-
dens het studieprogramma wordt de vereiste
technische kennis aangeleerd. Maar al wie om de
een of andere reden na verloop van tijd afhaakt,
krijgt geen diploma en hoort er niet meer bij. Een
Belgisch project in Burundi probeert daaraan te
verhelpen door ‘productgericht onderwijs’ te
organiseren. Hoe naai ik een pantalon? Hoe ver-
vang ik een kraantje? Zelfs de studenten die hun
opleiding niet afmaken, kunnen met de specifi eke
vaardigheid die ze hebben verworven, met hun
beroepsleven beginnen.
Het aanbod aan opleidingen moet zo goed moge-
lijk afgestemd zijn op de noden van de arbeids-
markt. Niet alleen scholen en bedrijven varen er
wel bij, maar ook de leerlingen die makkelijker een
baan vinden. Nieuw is dat de jonge afgestudeer-
den worden begeleid bij hun zoektocht naar een
geschikte baan. Daartoe werd een samenwerking
op touw gezet met de lokale overheden en met de
economische en sociale instanties.
Bij dit project wordt de experimentele kennis uit
verschillende BTC-projecten overgedragen aan
een groep scholen voor technisch en beroepson-
derwijs. Het project van 5 jaar zal in de 17 pro-
vincies van Burundi in 50 lokale publieke scholen
lopen, en krijgt 7 miljoen euro van België.
BTC
J. Marie zette
zijn studies
voort dankzij
de maatregel
van gratis lager
onderwijs.
Het lager
onderwijs is nu
toegankelijk voor
iedereen.
ONDERWIJS
nieuwe maatregelen weer naar school kan gaan. J. Marie begint vandaag aan
Het jaar 2012 is ewaarin het sectoraaltechnische en fi nanconderwijssector welicht De Maesschalckgaande toezegging oaan Burundi bij denieuwe ambitieuze sde periode van 2012zegging heeft er bodat Burundi zich netbij het Global Partneeen wereldwijd fond
verleent aan kweuitvoering v
plannen.uiterlijkuitvalt,komenCommnog ee43 milaan on
J. Marie zette
zijn studies
voort dankzij
de maatregel
van gratis lager
onderwijs.
© B
TC
/ D
iete
r Tele
man
s
© Info
sud
– E
. N
imuo
na
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 11
Menselijke middelen als pijler van de economie
V ietnam wordt vaak geroemd vanwege zijn onmiskenbaar succes op vlak van economische groei en armoedebe-strijding. Op tien jaar tijd is het BBP per capita meer dan verdubbeld en werd de armoede met meer dan de helft terug-gedrongen. Vietnam stelt zich tot doel een kenniseconomie uit te bouwen en zet in op productiviteit en innovatie.Beter onderwijs vormt de kern van deze strategie. Volgens UNESCO – de VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur - boekt Vietnam wereldwijd de meeste vooruitgang wat het aantal kinderen met een diploma lager onder-wijs betreft. Het benadert 100% met een gelijke verdeling tussen jongens en meisjes. Dat is het resultaat van de inspanningen van de regering (20% van de begroting) en van het dynamisme van de gezinnen die in lijn met de confuci-aanse traditie van het land onderwijs heel belangrijk vinden.Ondanks de goede kwantitatieve resul-taten is er nog werk aan de winkel wat de kwaliteit en de rechtvaardigheid van het onderwijs betreft. Het aantal lesuren dat per jaar in het basisonderwijs wordt gegeven, is een van de laagste ter wereld (met gemiddeld 700 lesuren tegenover 1000 elders) en leerlingen moeten veel uit het hoofd leren en herhalen waar-door hun intellectuele ontwikkeling te weinig gestimuleerd wordt. 40% van de kinderen kunnen op het einde van het
basisonderwijs niet zelfstandig lezen en 30% begrijpen niet wat ze lezen. De economische hervormingen die hand in hand gingen met de commercialise-ring van de sociale basisdiensten hebben bovendien geleid tot onderwijs met twee snelheden. De openbare scholen rekenen de namiddaglessen aan de ouders aan, waardoor enkel kinderen uit betere krin-gen aan die lessen kunnen deelnemen. En vanwege hun lage loon zijn leerkrachten geneigd eerder aandacht te besteden aan de lessen waarvoor de ouders betalen dan aan de offi ciële lesuren.Een aaneenschakeling van ongelijkhe-den zijn het gevolg. De leerlingen die het basisonderwijs afmaken, zijn niet allemaal even goed voorbereid om in het secun-dair onderwijs te slagen en slechts een minderheid van de arme leerlingen stoot door tot de universiteit, waardoor Vietnam een deel van zijn talenten verliest.
School Education Quality Assurance Program (SEQAP – programma voor kwaliteitswaarborg in het
basisonderwijs)Het SEQAP-programma dat België in 2010 in partnerschap met de Vietnamese en de Britse regering, en de Wereldbank heeft ingevoerd, wil komaf maken met deze ongelijkheden. Het programma loopt in 1.500 openbare scholen in arme wijken. Hoofdbedoeling is de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren door meer les-uren aan te bieden aan arme kinderen die vaak tot etnische minderheden behoren.
De scholen krijgen hulp om volle-dige dagen les te geven, indien nodig worden extra leslokalen bijgebouwd. De schooldirecteuren leren een vol-ledige schooldag te plannen om te vermijden dat in de namiddag enkel de ochtendlessen worden herhaald. De leerkrachten leggen zich toe op meer actieve kindgerichte methodes en de extra werkuren worden vergoed. Assistent-leerkrachten die de moeder-taal van de kinderen spreken, worden ingeschakeld. Gratis schoolmaaltijden zetten arme gezinnen aan hun kinde-ren ’s namiddags school te laten lopen. Bovendien worden de lokale gemeen-schappen betrokken bij beslissingen over de werking van de scholen.Na twee jaar begint het model zijn vruch-ten af te werpen. Er staat dan ook veel op het spel: tegen het einde van het pro-gramma in 2015 is het de bedoeling dat het model het nationale kader vormt voor het voltijds openbaar onderwijs.
ELSA DURET
BTC Hanoi
ONDERWIJS
EDUCATION FOR ALL
effent het pad voor ontwikkeling
ONDERWIJS
© B
TC
/ E
ric d
e M
ild
t
Vietnam behoort sinds kort tot de groep ‘midden-
inkomenslanden’. Dit succes dankt het land onder
andere aan het onderwijs. Vietnam scoort het best
wat het aantal kinderen met een diploma lager
onderwijs betreft, maar dat neemt niet weg dat
de kwaliteit van het onderwijs en de gelijkheid van
de leerlingen niet altijd voldoende zijn. Het Quality
Assurance Program (een programma voor kwali-
teitswaarborg) wil hier iets aan doen.
© B
TC
/ E
ric d
e M
ild
t
12 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Scholen van
veranderingEcuador is een van de armste landen van Zuid-Amerika. Hoewel
de onderwijssector de voorbije jaren een enorme vooruitgang
geboekt heeft, is de kwaliteit van het onderwijs vaak nog onder-
maats. De Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwer-
king en Technische Bijstand (VVOB) brengt daar verandering in.
Slechts de helft van alle Ecuado-raanse kinderen tussen drie en vijf
jaar gaat naar de kleu-terschool. In het lager onderwijs zit wel bijna 95 % van alle vijf- tot vijf-tienjarigen op de school-banken. Want dankzij de grondige onderwijsher-vormingen van president Correa is het basison-derwijs sinds vier jaar helemaal gratis. Helaas laat de kwaliteit van het onderwijs nog vaak te wensen over, zeker in de kleine plattelandsschooltjes in het Andesgebergte.Daarom werkt VVOB in Ecuador samen met het ministerie van Onderwijs aan een vijfjarig programma Escuelas Gestoras del Cambio (EGC) - Scholen als Actoren voor Verandering. Het pro-gramma wil het basisonderwijs in heel Ecuador opkrikken : door lerarenoplei-dingen te versterken, de infrastructuur te verbeteren en gelijke onderwijskansen mogelijk te maken. Sinds de start van het project in 2008 heeft EGC al heel wat verwezenlijkt.
OnderwijsvernieuwingenIn de eerste plaats werden leraren bijgeschoold en het onderwijs ver-nieuwd. VVOB hielp mee een gebrui-kersgids voor wiskunde te creëren, werkte aan een pedagogische kit voor
plattelandsscholen, droeg bij aan de oprichting van een virtueel platform en promootte onderwijsvernieuwingen.
“Leraren worden aangemoedigd om
vernieuwende pedagogiek te gebruiken om
studenten te inspireren hun kennis over de
lokale context uit te breiden. Dit zal hun leven
verbeteren en dat van hun gemeenschap.”
Cesar Castillo, Provinciaal Coördinator
LerarenopleidingVVOB maakte deel uit van het team dat de oprichting van de ‘Nationale Universiteit van Onderwijs’ voorbereidde en orga-niseerde nationale fora met tal van work-shops. Resultaat van die bijeenkomsten is een digitaal systeem voor zelfevaluatie waardoor de huidige en toekomstige leer-krachten een goede oriëntatie hebben om hun prestaties te verbeteren.
“De ‘Nationale Universiteit van Onderwijs’
wordt gecreëerd om leraren op te leiden
die in staat zijn om niet alleen verschillende
culturele achtergronden te respecteren,
maar ook de diversiteit in termen van leren.”
Ángel Bohórquez, VVOB-consultant.
Systeem van toezichtNaast vorming en bijscholing is de bege-leiding van leerkrachten een noodzake-lijke stap in de richting van kwaliteitsvol onderwijs. In 2011 lanceerde het ministerie van Onderwijs een ‘Nationaal Model voor Inspectie en Begeleiding’ in 40 % van de openbare scholen. Aan de basis van dit nieuwe model van ondersteuning en con-trole lag een studiereis naar Vlaanderen met als doel het inspectie- en begeleidingsmo-del in Vlaanderen te leren kennen.
“De samenwerking met VVOB betekent
niet alleen ondersteuning van de activiteiten
in het kader van het nieuwe model, maar
ook het versterken van de capaciteit van
mijn groep mensen. Een voorbeeld hiervan
is de studiereis naar België, waar we de
kans hadden om de systemen daar te leren
kennen en ideeën uit te wisselen. Dit heeft
ons geholpen in het nadenken over ons
eigen model en de toepassing ervan.”
Beatriz Caicedo, subsecretaris van het ministerie
van Onderwijs in Ecuador.
CARLA BRACKE
VVOB EN APEFEVVOB, de Vlaamse Vereniging voor Ontwik-kelingssamenwerking en Technische Bijstand, draagt al jaren bij tot de kwaliteitsverbetering
van het onderwijs in ontwikkelingslanden.
In juni 2012, naar aanleiding van haar dertigja-
rig bestaan, heeft VVOB een fotoboek gepu-
bliceerd : ‘Education changes lives’ (zie www.
vvob.be/fotoboek).
De Franstalige tegenhanger van VVOB is
APEFE (Association pour la Promotion de
l’Éducation et de la Formation à l’Étranger).
www.vvob.be en www.apefe.org
ONDERWIJS
© D
iete
r Tele
mans
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 13
BRONNENwww.mobileschool.org
M ijn kindertijd was alles-behalve rooskleurig. Vanaf mijn zes jaar ben ik opgegroeid zon-
der vaderfi guur, dat was een enorme klap maar het is een veel voorkomend probleem in kansarme Nicaraguaanse gezinnen. Toen ik acht jaar was, ver-kocht ik samen met mijn mama spullen op straat. Zo verdiende ik geld waarmee ik dingen kon kopen die mijn zussen en ik nodig hadden. Voor mij was dat een eerste stap naar een waardig leven, met degelijke voeding die mijn mama ons niet kon geven.Op straat leef je van dag tot dag. Dis-criminatie houdt niet op en je wordt al vlug als uitschot bestempeld als je gespot wordt terwijl je lijm snuift. Vooral straatkinderen zijn vatbaar voor fysiek geweld, seksueel misbruik, ondervoe-ding en mishandeling. Bovendien heb-ben ze geen toegang tot onderwijs en worden ze door de maatschappij ver-stoten waardoor ze in een negatieve spiraal raken.Daarin speelt Mobile School (zie kader) een belangrijke rol: de organisatie houdt jongeren van straat en doet hen hun eigen vaardigheden ontdekken, waardoor som-migen voor een fatsoenlijke job en een beter leven kiezen.Onderwijs helpt kinderen te ontwikkelen, andere levenswijzen te ontdekken, ken-nis te delen… Onderwijs zorgt ervoor dat je je compleet voelt. Daarom ben ik nooit gestopt met school en werkte ik tegelijkertijd: de school was een plaats waar mensen mijn vooruitgang konden zien. Terwijl ik op straat niet meer was
dan een arm meisje op zoek naar eten om te overleven. De school houdt geen rekening met wie je nu bent maar met wie je zal worden.Niets maakt je geluk-kiger dan te horen krij-gen dat je iets zeer goed doet. Kinderen zijn dol op Mobile School omdat ze zich gewaardeerd voelen door anderen. Ze maken deel uit van een groep waar ze vaardigheden ontdekken waarvan ze dachten dat ze die niet had-den. Mobile School laat hen nadenken over zichzelf en wat ze willen bereiken in het leven. Het maakt dat kinderen zich uniek en intelligent voelen omdat ze dat ook zíjn.
Zelf heb ik als vrijwilliger van Mobile School gewerkt in de straten van Matagalpa. Ik bracht de maatschappij iets bij en gaf aandacht aan die jongens en meisjes, iets wat ik zelf nooit erva-ren heb toen ik in de straten werkte. Dát was mijn motivatie: hen zien lachen, spe-len, dingen leren, hun kijk op de wereld.Momenteel zit ik in mijn vierde jaar
Sociale Communicatie aan de Centraal-Ame-rikaanse Universiteit. Dankzij Mobile Schoolzijn er deuren voor mij opengegaan en ben ik in mezelf gaan geloven.Ik wil méér zijn dan een straatmeisje met een
universitair diploma. Ik wil dat er iets ver-andert in mijn land, ik wil mijn eigen zaak oprichten en focussen op sociaal werk. Binnenkort komt er een nieuwe Mobile School in Nicaragua en ik kijk ernaar uit om daar al mijn energie in te steken.
OPGETEKEND DOOR STEFANIE BUYST
Straatschool bouwt aan eigenwaarde
Het leven op straat is hard en gevaarlijk. Junieth Machado, een
21-jarig meisje uit Nicaragua en vrijwilligster bij Mobile School,
vertelt over haar ervaring met het leven op straat en hoe belang-
rijk onderwijs is om straatkinderen uit het slop te halen.
Junieth Machado: “Ik wil méér zijn dan een
straatmeisje met een universitair diploma.
Ik wil dat er iets verandert in mijn land.”
Mobile School helpt het zelfbeeld
van straatkinderen opkrikken. Met
een compact rijdend karretje met
verschuifbare borden en allerlei
educatieve middelen zoekt de straat-
hoekwerker kinderen op in hun eigen
milieu. De bedoeling is om ontmoe-
tingsplaatsen te creëren waar het kind
onvoorwaardelijk wordt aanvaard en
gerespecteerd. De straathoekwerker
luistert naar de kinderen, gaat een
vertrouwensrelatie met hen aan en
brengt hen kennis bij via alfabetise-
ring, wiskunde, gezondheidseducatie,
creatieve therapie en spelend leren,
en helpt hen zo een positief zelfbeeld
op te bouwen.
De school houdt
geen rekening
met wie je nu bent
maar met wie je
zal worden.
ONDERWIJS
© M
ob
ile S
cho
ol
© M
ob
ile S
ch
oo
l
14 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
RUBRIQUE
G ilbert woont in Katana, een dorp in de provincie Zuid-Kivu, in het oosten van het land. Hij is nu 30 en getrouwd
en heeft al 7 kinderen. Elke dag, van maan-dag tot donderdag, is hij anderhalf uur te voet onderweg naar school, waar hij psy-chopedagogie onderwijst: “Een groot aan-tal leerlingen kiezen voor het vak algemene pedagogie om een diploma van leerkracht te halen. Het onderwijs wordt beschouwd als een van de weinige beroepen die voor jongeren uit arme families toegankelijk zijn.” Toch liggen de lonen in de meeste scholen zeer laag en worden ze berekend op het aantal leerlingen: “Het loon van de leer-krachten wordt bepaald door het school-geld dat de ouders betalen, want in Zuid-Kivu zijn er voor het basisonderwijs geen overheidssubsidies.”
Meerdere jobsOp de armste scholen betalen de ouders maandelijks 4.000 Congolese francs (min-der dan 4 euro); op de rijkste scholen van Bukavu kan het schoolgeld voor de meest welgestelde ouders oplopen tot 15 euro per maand en per leerling. Slotsom: de lonen van leerkrachten lopen sterk uiteen, van 15 euro in de armste scholen tot 75 euro in de
rijkere scholen, tien maanden van de twaalf. Van dat loon kan je niet leven, aangezien een liter benzine bijna 1,5 euro kost. In Congo, een land dat nagenoeg alle verwerkte pro-ducten en een deel van de levensmiddelen importeert, is het leven heel duur: “Om de eindjes aan elkaar te knopen, geef ik elke ochtend, van maandag tot zaterdag, les aan een klas van 72 leerlingen, en in de namid-dag neem ik de motor en vervoer ik men-sen”, zegt Vianney, een leerkracht in een school op 20 kilometer van Bukavu.
Kwaliteit in gevaarDoor de kostprijs van hogere studies en de noodzaak te voorzien in het levens-onderhoud van grote gezinnen, kunnen de meeste leerkrachten na het behalen van het staatsdiploma hun studies niet voortzetten. Daardoor komen leerkrach-ten op 18-jarige leeftijd weinig beslagen op het ijs. Daarnaast is het ook zo dat de scholen maar over weinig didactisch materiaal beschikken: “Soms hebben de leerkrachten nog enkele oude schoolboe-ken – sommige zelfs uit de jaren ‘70 – maar de leerlingen moeten zelf de fotokopieën betalen”, zegt Fayda, een leerlinge van 19 jaar die in haar tweede jaar secun-dair onderwijs zit. Door geldgebrek thuis heeft zij enige jaren achterstand opgelopen. Het aantal leerlingen en dus de arbeidsvoorwaarden van de leer-krachten worden eveneens in grote mate beïnvloed door factoren zoals vrede en confl icten. Volgens een studie die in augustus 2012 werd gepubliceerd door de ngo Search for Common Grounds (SFCG), is het zo dat in sommige regio’s zoals de Evenaarsprovincie nagenoeg 35 % van de leerlingen zegt zich op weg naar en van school niet veilig te voelen. In het oosten van het land is de vrede nog niet hersteld…Het onderwijs wordt gezien als een “beroep voor de arme” in een land waar de nood aan onderwijs zeer groot is. Maar door gebrek aan andere vooruitzichten – 97 % van de bevolking van Zuid-Kivu leeft van de informele economie – biedt het beroep van leerkracht nog een zekere sta-tus, hoe kwetsbaar ook.
CHARLOTTE MAISIN
Het onderwijs wordt
gezien als een ‘beroep
voor de arme’ in een
land waar de nood aan
onderwijs zeer groot is.
Van de 70 miljoen inwoners in de Democratische Republiek
Congo is 48,3 % jonger dan 15 jaar en schoolgerechtigd. Toch
zijn de overheidssubsidies schaars en blijft het gratis onderwijs
waarin de grondwet voorziet, nog steeds dode letter. Resultaat:
het aantal schoolgaande kinderen daalt jaar na jaar, wat ook
een weerslag heeft op het loon van de leerkrachten. Net zoals
een groot deel van de Congolese bevolking, moeten Congolese
leerkrachten “hun eigen plan trekken om te kunnen overleven”.
DR CONGO: LEERKRACHTEN IN
SURVIVAL MODE
© C
harlo
tte M
ais
in
ONDERWIJS
© C
harlo
tte M
ais
in
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 15
RUBRIQUE
steunt onderwijsBELGIË
© B
TC
/ D
iete
r Tele
mans
De bouw van een wetenschapslab in
deze school heeft het aantal leerlingen
er exponentieel doen toenemen.
OEGANDA
Meer jongeren hebben
toegang tot kwaliteitsvol
onderwijs in Bamako.
MALI
BTC verleent voornamelijk steun in scholenbouw, technisch en beroepsonderwijs, lerarenoplei-
ding, productie en verdeling van school-boeken, onderwijsfi nanciering en –plan-ning. Via begrotingshulp en institutionele versterking van het gehele onderwijs-systeem ondersteunt BTC ook basison-derwijs. Enkele voorbeelden.
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking voert via BTC en samen met de overheden in het Zuiden verschillende interventies uit in de onderwijssector. Een van de hoofdbekommernissen is meer toegang te verschaffen tot beter onderwijs en tegelijkertijd oog te hebben voor de gelijke kansen voor meisjes en jongens.
© B
TC
/ J
an
Lo
cu
s
16 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
RUBRIQUE
© B
TC
/ D
iete
r Tele
man
s
La CTB fournit aux écoles primaires
des manuels de français et de math.
RD CONGO
© B
TC
/ D
iete
r Tele
mans
Des formations professionnelles
de qualité permettent aux
femmes de générer leurs revenus.
SÉNÉGAL
Des étudiants en mécanique
suivent une formation en réparation
de moteurs (Ouarzazate).
MAROC
© B
TC
/ N
ick H
annes
© B
TC
/ D
iete
r Tele
man
s
BTC levert schoolboeken wiskunde
en Frans in lagere scholen.
DR CONGO
© B
TC
/ D
iete
r Tele
mans
Kwalitatieve beroepsopleidingen
geven vrouwen de kans om zelf
inkomsten te genereren.
SENEGAL
Studenten mechanica volgen
een opleiding over reparatie van
motoren (Ouarzazate).
MAROKKO
© B
TC
/ N
ick H
annes
TTTTTTTele
man
s
ONDERWIJS
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 17
In Haïti stond de onderwijssector al vóór de aardbeving van 2010 voor enorme
uitdagingen, en ze zijn er vandaag niet minder op geworden. De openbare infrastruc-
tuur blijkt ontoereikend, de klassen zijn overbevolkt en de scholingsgraad bedraagt
nauwelijks 50%.
Met een Belgische steun van 6 miljoen euro bouwt Unicef 16 permanente scholen in
afgelegen landelijke gebieden. Voorts draagt Unicef bij aan de kwalitatieve verbetering
van de onderwijsinstellingen in het hele land en aan het versterken van de capaciteiten
van het Haïtiaanse Ministerie van Onderwijs voor het plannen, beheren en begeleiden
van onderwijsaangelegenheden op nationaal niveau.
In Afghanistan hebben heel weinig kinderen, en vooral meisjes, de mogelijkheid om
naar school te gaan en slechts heel weinigen blijven ook naar school gaan. Het gebrek
aan veilige leeromgevingen, het tekort aan hygiënische sanitaire voorzieningen in de scho-
len en natuurlijk de extreme armoede waarmee het land te kampen heeft, liggen aan
de basis van het probleem. 4,2 miljoen kinderen, onder wie 60% meisjes, blijven aldus
verstoken van klassiek onderwijs.
Ook al is het lager onderwijs kosteloos, toch schrikt het peperdure pedagogisch en
didactisch materiaal heel wat ouders af om hun kinderen naar school te sturen en te
blijven sturen. Dat geldt in het bijzonder voor families die door noodsituaties werden
getroffen en die in plattelandsgebieden wonen waar veel armoede heerst.
In deze context werd een bedrag van 1,6 miljoen euro toegekend om veilige scholen
in te richten met de nodige sanitaire voorzieningen en met voldoende lesmateriaal en
educatieve ondersteuning voor 120.000 kinderen uit ontheemde gezinnen.
In Ivoorkust steunde België de Unicef-beschermings-
programma’s voor kinderen in de regio van Duékoué.
Dankzij een subsidie van 500.000 euro kunnen vandaag
nog duizenden kinderen uit ontheemde gezinnen die
voor het geweld dat ook nu nog opfl akkert, de vlucht
namen, een beroep doen op psychosociale bijstand in
veilige ‘onthaalplatformen’. In deze platformen is ook
plaats voor recreatie en onderwijs voor kinderen in zeer
kwetsbare situaties.
Afghanistan
Ivoorkust
Haïti
OOnderwijs in noodsituaties biedt kinderen nochtans de kans aan talloze gevaren te ontsnappen zoals rekrutering door gewapende groeperingen en uit-buiting. De psychosociale ontwikkeling van kinderen
die in noodsituaties naar school gaan, heeft bovendien minder te lijden onder de omstandigheden. Deze kinderen en hun families kunnen ook vlotter terug een normaal leven opnemen.
De laatste jaren steunde België specifi ek de beschermings-programma’s van het VN-Kinderfonds Unicef voor kinderen in noodsituaties. Enerzijds worden de middelen ingezet om de getroffen kinderen op korte termijn te helpen overleven, ander-zijds zijn er ook programma’s voor het behoud van het univer-seel recht op onderwijs.
Bijleren,ook in noodsituaties
Meer dan de helft van de niet-schoolgaande kinderen, dat wil zeggen 30 miljoen kinderen,
leven in noodsituaties omdat de gemeenschap waartoe zij behoren getroffen werd door een
natuurramp of een confl ict. Ook deze kinderen hebben recht op onderwijs.
Enkele acties die momenteel lopen :
© D
GD
/ J
oël Tab
ury
JOËL TABURY
ONDERWIJS
© UNICEF / Marco Dormino
© UNICEF / Olivier Asselin
© U
NIC
EF
/ N
oo
rani
© UNICEF / Olivier Asselin
18 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
De United Nations Humanitarian Air Service (UNHAS) is een dienst die voor rekening van WVP en andere humanitaire
organisaties het luchttransport van goe-deren en passagiers verzorgt. Dit lucht-transport kan gebeuren in de vorm van: het overvliegen van noodvoedselhulp naar afgelegen gebieden, de evacuatie om medische of veiligheidsredenen van de getroffenen, het transport van huma-nitaire hulpverleners enz. Deze diensten zijn volledig gerechtvaardigd om rede-nen die te maken hebben met de vei-ligheid, de slechte staat van de wegen, de lange afstanden en het gebrek aan betrouwbare luchtoperatoren in de gebieden waar de humanitaire activitei-ten zich voltrekken.In 2010 vervoerde UNHAS in totaal 350.534 personen, onder wie 54% medewerkers van ngo’s en internatio-nale organisaties en 40% medewerkers van de verschillende VN-agentschappen. De resterende 6% kwam uit de media, de
donorgemeenschap en de diplomatie. HET WVP is dus niet het enige VN-agent-schap dat van de diensten van UNHAS gebruik maakt. UNHAS houdt zich niet alleen bezig met het vervoer van per-sonen. Ook het vervoer van humanitaire goederen maakt deel uit van zijn taken. In 2010 vervoerde UNHAS wereldwijd het equivalent van 14.833 ton humani-taire hulp.Om al zijn taken zo snel en goedkoop mogelijk uit te voeren beschikt UNHAS over een luchtvloot die altijd stand-by is. De luchtmachtbasis bevindt zich in Centraal-Afrika, op de internationale luchthaven van Entebbe (Oeganda), een zeer geschikte locatie. Momenteel werkt het WVP met de donoren samen om meer fondsen vrij te maken voor extra stand by-capaciteit tij-dens noodhulpoperaties.
België steuntHet zijn de reguliere operaties die voor UNHAS het moeilijkst te handhaven zijn van-wege de beperkte middelen. Het hoofddoel van deze operaties is kwaliteitsvolle, vei-lige en voldoende diensten aan de huma-nitaire gemeenschap aanbieden. In 2010 ondersteunde België via schenkingen drie speciale operaties: in Niger, Tsjaad en Cen-traal-Afrika. In een jaar tijd steeg het aantal
operaties tot meer dan het dubbele. In 2011 droeg de Belgische Ontwikkelingssamen-werking bij tot de fi nanciering van acht spe-ciale operaties van UNHAS (Niger, Centraal-Afrika, Ivoorkust, Somalië, Afghanistan, DR Congo en Ethiopië) voor een totaal bedrag van 5.050.000 euro. Daarnaast schonk ze ook 200.000 euro voor de vliegopleiding van personeel van UNHAS.De geldelijke bijdragen van België aan de luchtvaartdienst worden elk jaar gepro-grammeerd en zijn bestemd voor de meest dringende operaties waarover regelmatig wordt overlegd met het WVP. In 2010 was België met een totaal bedrag van 3.238.542 euro de 8e donor van UNHAS. Het jaar daarop bedroeg de Belgische steun in totaal 5.250.000 euro: de grootste bijdrage van ons land aan UNHAS in de voorbije 5 jaar. Voor 2012 is een nieuwe fi nanciering van 5.500.000 euro geprogrammeerd, met dien verstande dat de te fi nancieren opera-ties door het WVP worden vastgelegd op basis van de noden.België is dus nog steeds een regelmatige en betrouwbare partner van UNHAS. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking is zich immers bewust van de meerwaarde die de diensten van UNHAS voor de humanitaire hulp kunnen opleveren.
ARNAUD VANDER LINDEN
HUMANITAIRE HULP op eigen vleugels
UNHAS, DE LUCHTVLOOT VAN DE HUMANITAIRE HULP
Ondanks de toename van het aantal natuurrampen en de intensiteit ervan, moet overal en onder
gelijk welke omstandigheden zo snel mogelijk humanitaire noodhulp geboden worden aan de
zwaarst getroffen bevolkingsgroepen. Met dit gegeven voor ogen vroegen de Verenigde Naties
aan het Wereldvoedselprogramma (WVP) het beheer van een luchtvloot op zich te nemen om
doeltreffend hulp te kunnen bieden bij natuurrampen en andere humanitaire crisissen: UNHAS.
© W
FP
/ S
tep
hanie
Savariaud
HUMANITAIRE HULP
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 19
R io+20, de Conferentie van de Verenigde Naties over duur-zame ontwikkeling, was de opvolger van de Aarde-top in
1992 waar historische overeenkomsten werden gesloten over klimaatverandering en biodiversiteit en waar tal van verbinte-nissen werden aangegaan in verband met het uitroeien van armoede en voor meer sociale gelijkheid.Aan de vooravond van de conferentie had het VN-Milieuprogramma UNEP naar aan-leiding van de publicatie van zijn 5e milieu-verslag andermaal de vinger op de wonde gelegd! Louter een vaststelling zonder oproep: ondanks de om en bij 500 milieu-doelstellingen die op internationaal niveau waren overeengekomen, heeft de wereld geen vooruitgang geboekt in duurzaam-heid. Wereldwijd is de CO2-uitstoot met 48% gestegen, werd 300 miljoen hectare meer woud gekapt en nam de bevolking toe met 1,6 miljard mensen. Ondanks de ver-mindering van de armoede, lijdt nog steeds een persoon op zes aan ondervoeding. Maar terwijl de problemen toenemen, ver-mindert de capaciteit van de staten om er iets aan te doen, omdat Europa door de economische crisis verzwakt is en in de Verenigde Staten de campagne voor de presidentsverkiezingen loopt. De rege-ringen hebben aan macht ingeboet ten opzichte van de transnationale onderne-mingen en de civiele samenleving.
Een ‘gigantische mislukking’Nadat meer dan een jaar lang was onder-handeld voor de grootste VN-top ooit – 10 dagen met 45.000 deelnemers – werd het einddocument De toekomst die we willen dan ook fel bekritiseerd door milieuver-enigingen en organisaties die armoede bestrijden. Ze hekelen het gebrek aan pre-cisie en aan ambitie om de problemen op te lossen die zich stellen door de achter-uitgang van het milieu, die de ongelijkheid
vergroot, en door de groei van de wereld-bevolking die tegen 2050 van 7 miljard zou stijgen tot 9 miljard mensen. Groepen uit de civiele samenleving en wetenschappers uitten striemende kritiek op het resultaat. Zo bestempelde Kumi Nai-doo, uitvoerend directeur van Greenpeace International, de top als een ‘gigantische mislukking’ en hij voegde eraan toe: “We hebben niet 'De Toekomst dat we willen' in Rio omdat we niet de leiders hebben die we nodig hebben. De leiders van de machtigste landen waren voorstander van ‘business as usual’, ze kozen zonder blozen voor profi jt en niet voor de mens en de aarde.”
In antwoord op deze kritiek verklaarde Ban Ki-moon, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, dat het document de wereld een meer duurzame koers zou laten varen: “Het is nu onze taak een kriti-sche massa te vormen. De weg is nog lang en moeilijk.”Door de afwezigheid van Barack Obama, Angela Merkel en David Cameron domi-neerden de BRICS-landen het debat. Brazilië dat het debat aanvoerde, loodste de afgevaardigden, volgens sommigen met de nodige behendigheid, naar een compromistekst en voorkwam aldus de confl icten en de chaos die in 2009 een stempel drukten op de Klimaatconferen-tie in Kopenhagen. Maar op die manier
was voor de aanwezige staatshoofden en ministers maar een ceremoniële functie weggelegd. De politieke leiders kregen niet de kans druk uit te oefenen om een ambitieuzer resultaat te bereiken.“Het slotdocument is een gemiste kans. Het draagt haast niets bij aan onze strijd om als soort te overleven”, verklaarde de ver-tegenwoordiger van Nicaragua, Miguel d’Escoto Brockmann, op de Conferentie. “Nu gaan we een toekomst tegemoet met steeds meer natuurrampen.”Andere afgevaardigden die uiting gaven aan hun teleurstelling, bevestigden even-wel dat het akkoord toch wel zijn nut zou kunnen hebben. “Het document voldoet niet helemaal aan onze verwachtingen, er wordt niet ingegaan op de problemen waarvoor de wereld zich gesteld ziet. Maar het is toch een belangrijke stap vooruit... En daarom onderschrijven we het document en kan het dienen als leidraad voor onze inzet”, verklaarde Janez Poto nik, Eurocom-missaris voor milieu.
Een plan voor Duurzaamheidsdoelen
Het belangrijkste resultaat van Rio+20 is een plan voor de bepaling van Duurzaamheids-doelen (Sustainable Development Goals), maar de onderhandelaars zijn er niet in geslaagd overeenstemming te bereiken over de thema’s. Hierover zal zich nu een “Open werkgroep” van 30 landen buigen die tegen september 2013 daarover een beslissing moet nemen. En twee jaar later, tegen 2015, worden deze doelen dan toe-gevoegd aan de Millenniumdoelen. Tot dan zullen deze nieuwe doelen het voor-werp zijn van intense besprekingen tussen rijke en arme landen. De G77 van ontwikke-lingslanden is ervan overtuigd dat de doe-len ook economische en sociale factoren moeten impliceren, en met name fi nanciële transfers en technologieoverdracht. “Wan-neer de Europese Unie en de Verenigde
RIO+20OVERTUIGT NIET
Afgelopen juni kwamen de regeringen van de wereld met verdeelde meningen in Rio samen om
‘de koers voor een duurzame eeuw’ uit te stippelen. Aan het eind van de top ondertekenden
de staatshoofden en ministers van meer dan 190 landen niet meer dan een ‘afgezwakt’ plan
om de duurzaamheidsdoelen te defi niëren, wereldwijd het milieubeheer en de bescherming
van de oceanen te versterken, de voedselzekerheid te verbeteren en een ‘groene economie’
voorop te plaatsen.
Het is nu
onze taak een
kritische massa
te vormen.
De weg is
nog lang en
moeilijk.
nu
ak een
e massa
men.
g is
g en
k.Ban Ki-moon
Secretaris-generaal van de Verenigde Naties
© U
N P
ho
to/M
ark
Gart
en
20 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Staten het hebben over ‘grond’, ‘water’, leg-gen ze over het algemeen de klemtoon op het milieu. Maar de G77 dringen ook aan op sterke economische en sociale pijlers. De nieuwe doelen moeten beter zijn en de lat moet hoger worden gelegd dan bij de Mil-lenniumdoelen”, verklaarde Bhumika Much-hala, analyste bij het Third World Network.
Meer middelen voor UNEPUNEP zal een groter budget krijgen, een groter draagvlak en meer bevoegdheden om wetenschappelijk onderzoek te doen en de wereldwijde milieustrategieën te coördineren. Achim Steiner, directeur van het UNEP, verklaarde dat het om een agenda voor verandering gaat: “De wereldleiders en de regeringen zijn vandaag overeengeko-men dat de overgang naar een groene eco-nomie – die op sterke sociale bepalingen stoelt – een belangrijke stap is die de weg baant naar een duurzame 21e eeuw.”
Forum van hoog niveau en‘Groene economie’
De verwachtingen dat Rio de wereld een duwtje in de rug zou geven om koers te zetten naar een ‘groene economie’ zijn geslonken nadat verschillende ontwikke-lingslanden hadden geopperd dat een der-gelijk concept slechts de zoveelste manier was waarop de rijke landen een bena-dering one-model-fi ts-all zouden opleg-gen. De ‘groene economie’ werd dan ook slechts aangemerkt als ‘belangrijk instru-ment’ waarvan de landen gebruik kunnen maken, als ze dit wensen. Rio+20 stelde ook een ‘Forum op hoog niveau’ in voor de coördinatie van de wereldwijde duurzame ontwikkeling. Het format van dit forum moet nog wel worden bepaald. Er werd overeengekomen van gedachten te wisselen over hoe de natuur
hoger kan worden gewaardeerd. Daarbij moet ook worden nagedacht over andere maatstaven voor rijkdom dan het BBP waar-bij meer milieu- en sociale factoren worden meegewogen, en moeten inspanningen worden gedaan om te bereiken dat ook de ‘ecosysteemdiensten’ die de natuur levert, worden geëvalueerd en betaald, zoals het verwijderen van koolstof uit de atmosfeer en de bescherming van de habitat.Wat de andere (vage, maar mogelijk veel-belovende) ontwikkelingen betreft, valt te vermelden dat de 192 regeringen ook heb-ben erkend dat “fundamentele wijzigingen in de wijze van productie en consumptie in de maatschappij onontbeerlijk zijn met het oog op duurzame ontwikkeling.” De delega-tie van de Europese Unie opperde dat dit zou kunnen leiden tot een wijziging van de manier waarop belastingen worden gehe-ven, in die zin dat werknemers minder beta-len en vervuilers en stortplaatsexploitanten meer. Ten slotte ‘bevestigden’ alle landen opnieuw de toezegging om subsidies voor fossiele brandstoffen af te schaffen.
FinancieringDeze wijzigingen zullen geld kosten, maar niemand wou met geld over de brug komen” wat volgens de G77 een van de hoofdoorzaken is van de magere resulta-ten. Zelf vroeg de groep een fonds van 30 miljard dollar per jaar voor steun aan de overgang naar duurzaamheid, maar van-wege de zware crisis in de eurozone was niemand bereid precieze bedragen in te vullen. Bijgevolg werd enkel de belofte gedaan de fi nanciering te verhogen, maar met hoeveel en door wie zal uit later over-leg moeten blijken.
IJdele hoopRio +20 kwam ook geen stap verder bij het waarborgen van de reproductieve rechten van vrouwen en de bescherming van de oceanen. Een plan voor de redding van de
diepe wateren – die onder geen enkele nationale rechtsmacht vallen – werd door de Verenigde Staten, Nicaragua, Canada en Rusland geblokkeerd. In plaats daarvan beperkten de leiders zich tot de verklaring dat ze meer inspanningen zouden doen om de overbevissing en de verzuring van de oceanen tegen te gaan. ICUN, de Inter-nationale unie voor natuurbescherming, vond het een ‘diepe teleurstelling’ dat hier bakzeil werd gehaald.Uiteindelijk was er meer initiatief en dyna-misme buiten de vergaderzaal, bijvoor-beeld op een ‘Volkstop’ van 10 dagen. Zo werden belangrijke akkoorden gesloten voor investeringen in het openbaar ver-voer, deden ondernemingen toezeggin-gen in verband met een groene boekhou-ding en kwamen steden en rechtsorganen strategieën overeen voor een verminde-ring van de milieu-effecten.“Er bestaan wel degelijk oplossingen voor de problemen waaraan de regeringen niet konden verhelpen, en deze oplossingen werden de hele week lang in Rio voorge-steld, maar niet in het conferentiecentrum”, aldus de Filippijnse econome Lidy Nacpil, coördinatrice van Jubilee South, het net-werk van de coalities tegen schuldenlast in meer dan zestig landen.Het zwakke leiderschap dat zich in de vergaderzalen deed voelen zet de civiele samenleving ertoe aan haar strategieën te overdenken. Sharan Burrow, secretaris-generaal van het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen, verklaarde dan ook dat een “rood/groene alliantie inmiddels de enige manier is om vooruitgang te boe-ken”. Als het huidige ontwikkelingsmodel niet wordt aangepast, “zijn we op weg naar een grotere economische dislocatie dan die welke we nu meemaken. Er zullen meer en meer oorlogen worden gevoerd voor water en energie, het is dus nodig dat werk en milieu samen vooruitgaan.”
JEAN-MICHEL CORHAY
We hebben niet ‘De
Toekomst dat we willen’
in Rio omdat we niet de
leiders hebben die we
nodig hebben. Kumi NaidooUuitvoerend directeur van Greenpeace International
© w
ord
pre
ss.c
om
© G
reenp
eace.o
rg
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 21
De voorbije twintig jaar hebben een aantal landen als gevolg van opeenvolgende crisis-sen een afwachtende houding
aangenomen waardoor het internationale debat over duurzame ontwikkeling wat is stilgevallen. Bovendien hebben landen forse bezuinigingen doorgevoerd om zich van de fi nanciële crisis van 2008 en de hui-dige schuldencrisis te herstellen: de mid-delen voor ontwikkelingssamenwerking, milieuzorg en duurzame ontwikkeling moesten er het eerst aan geloven.Het was dan ook de bedoeling om met Rio+20 het debat opnieuw aan te zwenge-len in de hoop dat er een sterke politieke wil getoond wordt om de ingeslagen weg van duurzame ontwikkeling te vervol-gen waar ruimte is voor milieu, sociale bescherming, waardig werk en economi-sche ontwikkeling.Groene economie en duurzame ontwikkelingwas een van de twee hoofdthema’s van deze VN-conferentie voor Duurzame Ontwikke-ling. De VN-leden hebben er van gedachten gewisseld over de vraag hoe meer groene economie ook meer duurzame ontwikke-ling tot stand kan brengen. In de visie van onze minister van ontwikkelingssamenwer-king moet de ‘groene economie’ in de eer-ste plaats worden gezien als een hefboom voor duurzame ontwikkeling en armoede-bestrijding. Hij vindt dan ook dat de sociale dimensie de nodige aandacht moet krijgen en dat de omschakeling naar een ‘groene economie’ hand in hand moet gaan met sociale cohesie, rechtvaardigheid en waar-dig werk, ook voor jongeren.Het tweede hoofdthema van Rio+20was de uitwerking van een institutio-neel kader voor duurzame ontwikkeling.
Daarbij moest men universele, evenwich-tige en meetbare doelstellingen bepalen en een werkbaar monitoringsysteem opzetten dat niet alleen het BBP maar ook andere indicatoren hanteert. Wat dit aspect betreft vond onze minister de Top teleurstellend.
"De Top leverde lang niet de verhoopte resultaten op. Uit de tekst spreekt weinig ambitie. Bovendien bevat hij te weinig tast-bare verbintenissen. Maar we mogen niet in doemdenken vervallen”, aldus de Minis-ter bij zijn terugkeer uit Rio. In zijn betoog onderstreepte hij ook nog dat “het ons niet ontbreekt aan de nodige kennis over duurzame groei. Eerst moeten we de eco-nomische ontwikkelingslogica doorbreken die neerkomt op een ongebreidelde con-sumptie van grondstoffen en energie. We
moeten steeds meer en systematisch de kaart trekken van duurzame productie en consumptie. Iedereen moet toegang heb-ben tot schoon water, energie, maar ook tot waardig werk en sociale bescherming. Ook dat vraagt onze inzet. Tot slot moeten we de hand reiken aan alle landen, en vooral aan de minst ontwikkelde landen". Naar aanleiding van de Top was België mede-organisator van een nevenactiviteit rond de minst ontwikkelde landen (MOL), onder auspiciën van secretaris-generaal Ban Ki-moon. Tien van de achttien partner-landen van de Belgische ontwikkelingssa-menwerking vallen immers onder deze noemer. Ons land heeft op dit gebied heel wat deskundigheid en staat internationaal hoog aangeschreven. Wel pleit de minis-ter ervoor om in ontwikkelingsstrategieën het zwaartepunt bij armoedebestrijding te leggen en tevens over de duurzaamheid van deze strategieën te waken. Een en ander is een absolute voorwaarde opdat de 48 MOL die samen een miljard inwo-ners tellen, een plaats kunnen verwerven in de wereldeconomie.
Afspraak op de Algemene Vergadering
België zal dan ook een aantal voorstellen bundelen voor de Algemene Vergade-ring van de Verenigde Naties die in sep-tember in New York plaatsheeft. Rio+20heeft een proces op gang gebracht dat zal doorwerken op de VN-agenda. Het is een proces dat een referentiekader op mondi-aal niveau tot stand zou moeten brengen, met name voor de ontwikkelingsagenda, de sociaal-economische agenda en de milieuagenda.
JEAN-MICHEL CORHAY
INZETTEN OP
HERNIEUWBARE
ENERGIE
België kwam ook met een voorstel voor
concrete verbintenissen die de ontwikke-
ling van hernieuwbare energie mogelijk
maken. Verder steunt België het initiatief
'Sustainable energy for all' (duurzame
energie voor iedereen) van secretaris-
generaal Ban Ki-moon. Het is de bedoe-
ling om met dit initiatief in de nodige mid-
delen te voorzien om iedereen wereldwijd
toegang tot energiediensten te verschaf-
fen, de energie-effi ciëntie te verdubbelen
en tegen 2030 wereldwijd het aandeel van
hernieuwbare energie in de energiemix te
verdubbelen. België geeft in dit verband
steun aan projecten in Mozambique en
Rwanda en ook aan het Fonds régio-
nal pour le développement des énergies
renouvelables in West-Afrika.
België in Rio+20Twintig jaar na het overweldigend succes van de Aarde-Top in 1992
tekende België opnieuw present in Rio in de persoon van de minister van
ontwikkelingssamenwerking. Voor ons land was het een gelegenheid om
de balans op te maken van twee decennia duurzame ontwikkeling.
© V
isle
-en
-te
rrasse
22 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
V eertien dagen lang zat ik diep in de jungle, met veel slimme boeren en vier vrolijke pas-toors, bij wie ik onderdak
kreeg. Ik kreeg er elke dag maniok, pondo – maniokbladeren bereid zoals spinazie – rijst en vis. Alles werd overgoten met pimenten: een sausje van hete pepers. Elke dag kregen we hetzelfde menu en we dronken er veel warm bier, om de pimen-ten te blussen en het verloren zweet te compenseren. Het was dertig graden, dag en nacht. Elke dag regende het, waardoor er een relatieve vochtigheid was van meer dan 80%.”Dat schreef ik naar aanleiding van mijn eerste project met Ex-Change in 2010 in Congo. De omstandigheden ter plaatse zijn soms even hard als de herinne-ringen mooi. Het was een project bij een coöperatieve van cacaotelers die nood hadden aan ondersteuning bij hun bedrijfsplanning.Sindsdien probeer ik elk jaar enkele weken vrij te maken om een coöpera-tieve in het Zuiden te gaan ondersteunen
met mijn ‘expertise’. Later dat jaar zat ik in Rwanda, voor een thee-coöperatieve, en ondertussen heb i k nog drie projec-ten begeleid. Als vrijwilliger. Ik zie het echt als een viervoudige win-winsitua-tie: de bedrijven in het Zuiden worden er natuurlijk beter van, maar ik probeer ook aandacht te hebben voor hun afne-mers – soms zijn dat bedrijven in het
Noorden. Ook zij worden er beter van, want ze krijgen een meer stabiele aan-voer van kwaliteitsproducten. Ikzelf leer telkens ook veel bij en ten slotte heeft ook de Belgische coöperatieve waarvan ik voorzitter ben er baat bij: ik kom stee-vast terug met een fris hoofd en nieuwe ideeën.Ex-Change stuurt - op vraag van onder-nemers in het Zuiden – experten uit die voor een korte periode hun kennis en kunde gaan delen. De vzw heeft een groot netwerk opgebouwd van vrijwil-ligers-experten en ze kunnen zowat alle mogelijke expertise aanbieden aan KMO’s of coöperatieven die er nood aan hebben. Ex-Change begeleidt het pro-ces van A tot Z.Vooral als je kan samenwerken met een beroepsfederatie of coöperatieve, heb je al gauw een impact op het leven van tien-tallen of zelfs honderden families.Dit jaar begeleidt Ex-Change vzw zo’n tweehonderd lokale ondernemingen in het Zuiden. Die ondernemers uit het Zuiden beslissen altijd zelf welke expert hen mag komen begeleiden, dus het is telkens ‘bang afwachten’ of ik gese-lecteerd word voor een project. Ik kijk er steeds weer naar uit om hopelijk – zoals ik het twee jaar geleden formu-leerde – een keitje in de Congostroom te verleggen.
vakantieOndernemer
zonder
Wie?Guy Callebaut, voorzitter
veilingcoöperatieve COÖBRA,
vrijwilliger-expert Ex-Change.
Wat?Coöperatieven in het Zuiden
steunen met ondernemersexpertise.
Waarom?Lokale coöperatieven hebben
een groot potentieel, maar soms
ontbreekt het hen aan expertise.
Kijk maar rond, iedereen draagt nu propere
kleren en onze kinderen gaan naar school.
“
© G
uy C
alleb
aut
© G
uy C
alleb
aut
OP STAP MET
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 23
U verdedigt een ‘ontwikkelings-
gedreven globalisering’ in plaats
van een ‘fi nancieel gedreven
globalisering’. Wat bedoelt u daar
juist mee?
Financieel gedreven globalisering is als de staart die met de hond kwispelt. Financiële maatregelen zorgen ervoor dat mensen meer lenen en dus schulden hebben: om de vraag te stimuleren, om regeringen toe te laten meer welvaart en bescherming te creëren, om de stroom van fondsen te stimuleren… Maar die geldstroom kan wel de prijzen en de wis-selkoersen over de hele wereld destabili-seren, alsook de lonen en inkomsten. De fi nanciële activa zijn 3 à 4 keer groter dan het mondiale BBP, er is dus een duidelijke discrepantie.
En dat heeft diverse gevolgen. Eén, er ontstaat een ongeloofl ijk zware schul-denlast, zowel privé als publiek. Twee, de rijkdom en de inkomensgelijkheid gaan achteruit. Drie, de financiële markten zijn overdreven dominant. Men gelooft immers dat deze markten over alle infor-matie beschikken en dat ze de prijzen correct kunnen bepalen, maar dat is niet het geval. De fi nanciën moeten in dienst staan van echte ontwikkeling en niet de meester zijn.Daarom ben ik voorstander van ‘ontwik-kelingsgedreven globalisering’, dat ver-der gaat dan louter financiële doelen zoals de strijd tegen infl atie. De ontwik-kelingsdoelen wegen er door: investe-ringen en jobs, meer echte productiviteit. Economische groei wordt er aangevuld met een fiscale hervorming zodat er een betere verdeling is van de rijkdom. Ook is er coherentie nodig in de diverse beleidsdomeinen om te vermijden dat de ene hand terugneemt wat de andere hand gegeven heeft.
Pleit u voor protectionistische
maatregelen in
ontwikkelingslanden?
Neen, maar we geloven wel in ‘beleids-ruimte’. Als landen inspanningen doen om te liberaliseren, moeten ze de ruimte krijgen om hun eigen nationaal beleid uit te stippelen voor tewerkstelling, armoede enz. Zo kunnen ze zich gelei-delijk voorbereiden op de internatio-nale markt.We geloven zeker in de vrije markt, maar als je hem overhaast oplegt, kunnen de gevolgen nefast zijn. Zambia had een zeer sterke textielindustrie en toen legde de Wereldbank een structureel aanpas-singsprogramma op. Het land diende
zich volledig open te stellen. Welnu, de textielsector ging eraan ten onder. Haïti exporteerde voedsel in het begin van de jaren 80. Maar toen het ontwik-kelingshulp aanvaardde, moest het ook zijn voedselmarkt openen. Vandaag is het land totaal afhankelijk van import van voedsel waar in de rijke landen subsidies voor bestaan.
UNCTAD, de VN-Conferentie over Handel en Ontwikkeling, vertegenwoordigt de
stem van de ontwikkelingslanden in het debat over de wereldeconomie. Op de 13de
conferentie in april 2012 in Doha (Qatar) wilden de ontwikkelde landen het mandaat
van de organisatie fl ink inperken, maar de ontwikkelingslanden lieten niet betijen. We
vroegen Sapuchai Panitchpakdi, secretaris-generaal van UNCTAD, naar zijn visie over
economie en ontwikkeling.
EEN STEM IN DE
SUPACHAI PANITCHPAKDI STELT FINANCIËN IN DIENST VAN ONTWIKKELING
Sapuchai Panitchpakdi (1946, Bangkok)
is sinds 1 september 2009 secretaris-
generaal van UNCTAD. In 1973 behaalde
hij een doctoraat economie in Nederland.
Na een politieke loopbaan in Thailand was
hij van 2002 tot 2005 secretaris-generaal
van WTO.
© slu
gb
log
g.w
ord
pre
ss
© UNCTAD Women's event
24 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Landen moeten dus de mogelijkheid hebben om subsidies te geven, bijv. voor de landbouw. Het verbruik van meststof-fen in ontwikkelingslanden ligt op één vijfde van dat in de ontwikkelde landen. Wij pleiten voor meer organische mest, uitgebreidere voorlichting, onderzoek naar betere zaden en irrigatie… Dat kan met veel niet-strafbare subsidies, via steun aan boerencoöperatieven en dergelijke.
De rijke landen horen niet graag de
standpunten van UNCTAD over de
wereldeconomie. Was er daarom
zoveel discussie over het mandaat
op UNCTAD XIII in Doha?
In Doha beweerden de ontwikkelde lan-den dat UNCTAD zijn mandaat te bui-ten ging, omdat we op zwakheden wij-zen in het internationale economische
beleid. Maar ik heb de laatste vier jaar aangetoond dat het mandaat dat we in Accra overeengekomen zijn, werkt. UNCTAD heeft niet buiten de lijntjes gekleurd. We hebben goed samenge-werkt met de Organisatie voor Econo-mische Samenwerking en Ontwikkeling over investeringen, met de Wereldhan-delsorganisatie over non-tariff barriers, met de Wereldbank over handel en armoedebestrijding.
We hebben wel commentaar gegeven over wisselkoersen, maar dan vanuit de invalshoek van ontwikkelingslanden die gebukt gaan onder binnenstromende speculatieve fondsen zoals Brazilië, Zuid-Korea en China. De geldstromen stuwden de muntwaarde overdreven naar omhoog waardoor die landen niet meer competitief konden zijn. Vooral Brazilië en sommige
WOESTIJN
UNCTAD
VOOR
DUMMIES
Historiek en rol
Door de onafhankelijkheidsgolf in de jaren 50
en 60 ontstonden een stel nieuwe landen die
nergens steun vonden voor hun integratie in de
internationale economie. GATT (General Agree-ment on Tariffs and Trade), de voorloper van
de Wereldhandelsorganisatie WTO, richtte zich
immers vooral naar de meer ontwikkelde landen.
Daarom vond in 1964 de eerste United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD)
plaats in Genève.
UNCTAD werd een permanent orgaan van de
VN en kreeg een rol als onderhandelaar en con-
sensusbouwer rond ontwikkelingsdoelen. Zo
droeg het bij tot een grondstoffenakkoord en een
oplossing voor de Landen met Hoge Schulden-
last (HIPC-initiatief) en zette het de ontwikkelde
landen aan om 0,7% van hun BBP aan ontwik-
kelingshulp te besteden.
Na de oprichting van WTO in 1995 verloor UNC-
TAD zijn mandaat als onderhandelaar, het werd
complementair aan WTO. WTO onderhandelt
over handelsakkoorden, en bepaalt de harde
regels. UNCTAD doet aanbevelingen.
Het jaarbudget van UNCTAD bedraagt 70 miljoen
dollar. WTO heeft 200 miljoen, het IMF (Internati-onaal Monetair Fonds) 1 miljard en de Wereldbank
2,3 miljard.
Huidig mandaat
(1) UNCTAD is een intergouvernementele machi-
nerie die bouwt aan een internationale consensus
rond ‘zachte akkoorden’, over verantwoordelijke
investeringen, duurzame schuld, concurrentiere-
gels, bescherming van de consument…
(2) UNCTAD geeft technische bijstand aan ontwik-
kelingslanden om zich te integreren in de wereld-
economie. Daartoe doorgrondt het de WTO-regels
en helpt het ontwikkelingslanden om die regels op
de voordeligste manier toe te passen.
(3) UNCTAD doet aan toegepast onderzoek rond
handel, ontwikkeling, fi nanciën en investering.
ECONOMIE
Op UNCTAD XIII in
Doha konden de
ontwikkelingslanden
slechts na hevige
debatten met de
ontwikkelde landen het
mandaat van UNCTAD
behouden.
Je kunt UNCTAD toch niet beletten dat het zich
engageert in rechtdoorzee, eerlijk en vooral onafhankelijk
onderzoek van de globale economische situatie?
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 25
Zuidoost-Aziatische landen zijn erdoor aangetast. En dat is het punt waar we tus-senkomen en zeggen: je kunt niet toestaan dat dergelijk speculatief kortetermijnkapi-taal ongecontroleerd de wereld rond hotst. Daar moet overleg over zijn, in de Wereld-bank, het IMF (Internationaal Monetair Fonds) of de VN zodanig dat er toegezien wordt op de harmonie tussen uitgiftes van aandelen, fi scale stimuli en de impact die dat heeft op de rest van de wereld.Ook vinden we dat, als je landen echt vooruit wil helpen, je visie alomvattend moet zijn: het beginpunt moet in overeen-stemming zijn met het eindpunt. Je kunt niet eerst eisen opleggen aan ontwikke-lingslanden – zoals ‘zet in op export’ – om ze daarna in te trekken. ‘Neen, het is fout wat je doet, je hangt te veel af van export!’Zoiets kan je niet verdedigen. Je moet niet alleen zeggen wat ze moeten doen, maar ook uitleggen waarom.Dergelijke zwakke punten leggen we bloot. Daarom was het zo essentieel dat we kon-den voortbouwen op het Accra-akkoord. En we zijn gelukkig dat we geslaagd zijn. Je kunt UNCTAD toch niet beletten dat het zich engageert in rechtdoorzee, eerlijk en vooral onafhankelijk onderzoek van de globale economische situatie?
Wat is uw advies voor
de eurocrisis?
De eurozone met haar unieke munt is belangrijk en moet beschermd worden. We kunnen niet de wereldeconomie laten rondzwalken op één enkele munt, de Amerikaanse dollar.
Maar mechanismen om de fi nanciën te stabiliseren volstaan niet. De mensen denken soms dat wat we voorstellen typisch is voor ontwikkelingslanden, maar dat is niet zo. Ook in Europa is beleidsruimte en stapsgewijze aanpas-sing nodig, in Griekenland, Portugal, Ierland, Spanje, en zelfs in alle Europese landen. Maar je hebt wel een gemeen-schappelijk doel nodig in het fi scaal beleid van je confederatie. Zo is fi scale discipline cruciaal omdat Europa over-duidelijk een te hoge schuldenlast heeft door te veel te lenen. Europa moet hier maatregelen nemen, voor welzijn, soci-ale bescherming en dergelijke. Ook het macro-economische beleid moet aangepast worden, zodat de kloof in de eenheidsprijzen voor arbeid en infl atie tussen de eurolanden gecompenseerd wordt. We raden dus een combinatie aan van fi scale discipline op middel-lange en lange termijn, met een groei-gericht macro-economisch beleid op korte termijn.
Zijn de ontwikkelingslanden
bezorgd over de eurocrisis?
Heel erg. Hun lot hangt immers zo nauw samen met het Noorden! Europa is de grootste markt voor Oost-Azië. Als Europa opnieuw in recessie gaat, slinkt de markt met een kwart of een derde. De binnenlandse vraag is nog onvol-doende sterk in Azië. De Chinese eco-nomie is nog altijd maar één derde van die van de VS en de eurozone. Samen zijn de VS en de EU ongeveer 6 keer
De ontwikkelingslanden
zijn uiterst bezorgd over
de eurocrisis. Hun lot
hangt immers nauw
samen met het Noorden.
Wie luistert naar het
advies van UNCTAD?
SUPACHAI PANITCHPAKDI
OVER…
De verhouding tussen ontwikkelde en
ontwikkelingslanden in UNCTAD
De ontwikkelde landen komen wel naar
onze vergaderingen maar ze lijken ze te
bagatelliseren. Dat is niet de juiste benade-
ring. Als je coherent wil zijn, moet je begrij-
pen wat de ontwikkelingslanden zeggen, en
niet wat je eigen politici vertellen. Natuurlijk
moet je rekening houden met je achterban,
maar om echt coherent te zijn moet je naar
ons luisteren. UNCTAD vertegenwoordigt
werkelijk de stem van de ontwikkelings-
landen, en staat voor een open debat in
partnerschap.
De nood aan mondiaal bestuur
Een mondiaal bestuur is nodig. Hoe kan je
anders groei in overeenstemming brengen
met jongerentewerkstelling, met vrouwen die
op gelijke manier behandeld worden als man-
nen, met regio’s die op eenzelfde niveau van
ontwikkeling gebracht worden als sommige
stedelijke gebieden…? Volgens ons biedt de
VN het beste forum voor mondiaal bestuur,
en niet de G20. Het is niet omdat er ontwik-
kelingslanden deelnemen aan de G20 dat
ontwikkeling er ook op tafel komt. Als de lid-
staten dezelfde betrokkenheid zouden tonen
in de VN als in de G20, dan zou ECOSOC, de
economische en sociale raad van de VN, de
G193 zijn.
zo groot als China! Precies omwille van die verwevenheid, volgt UNCTAD de economie van de VS en de EU op de voet op.
CHRIS SIMOENS
Als de lidstaten
dezelfde betrokkenheid
zouden tonen in de
VN als in de G20,
dan zou ECOSOC,
de economische en
sociale raad van de
VN, de G193 zijn.
© b
usin
essin
sid
er.co
m
BRONNENwww.unctad.org
ECONOMIE
26 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Toegenomen scepticisme, beperkte kennis
Slechts een kleine minderheid van de ondervraagden vindt dat het Zuiden vol-ledig op eigen houtje zijn problemen moet oplossen. Toch menen de meesten dat het Noorden geen schuld heeft aan de armoede in het Zuiden. Men legt de oorzaken eerder in het Zuiden zelf, onder andere corruptie, confl icten en overbevolking.Bovendien is de gemiddelde Belg erg sceptisch geworden ten opzichte van ontwikkelingssamenwerking. Slechts een minderheid is van mening dat het geld goed wordt besteed en bijna de helft van de Belgen stelt het budget voor ontwik-kelingssamenwerking liefst naar bene-den bij. Ook het aantal Belgen dat zelf geld geeft voor het Zuiden daalt van 40 % in 2010 tegenover 33% nu. De schen-kers trekken hun portefeuille echter wel wat wijder open dan vroeger. Ongeveer een Belg op vijftien zet zich zelf actief in voor het Zuiden.Ook daalt het vertrouwen in de actoren voor ontwikkelingssamenwerking. De internationale instellingen zoals de Ver-enigde Naties en niet-gouvernemen-tele organisaties (ngo’s) houden nog het beste stand. De mensen zijn vooral gewonnen voor concrete programma’s en niet zozeer voor beleidsbeïnvloeding en bewustmaking.Maar op welke grond vormen de Belgen hun mening? De ondervraagden blijken immers niet zo goed op de hoogte van de ontwikkelingssamenwerking. Ze kennen vooral de grootscheepse noodhulpacties en de kleinschalige projecten, maar heb-ben nauwelijks zicht op de structuur van de Belgische ontwikkelingssamenwer-king (DGD of BTC zijn bijvoorbeeld niet gekend) of op de huidige vormen van hulp aan het Zuiden.
Verklaringen en mogelijke oplossingen
Het HIVA zag zowel externe als interne redenen voor het afgenomen draagvlak. Naast het systeem van ontwikkelings-samenwerking spelen de economi-sche crisis (verminderde koopkracht, bezorgdheid om de toekomst), de ont-kerkelijking en de algemene daling van het vertrouwen in de instellingen een zekere rol. Maar ook het concept van
de ontwikkelingssamenwerking zelf wordt in vraag gesteld. Het HIVA wijt dit aan een samengaan van verschillende factoren: de perceptie dat resultaten al vele decennia uitblijven, de gebrekkige transparantie van de ontwikkelingssec-tor en van sommige individuele spelers, het feit dat de media vooral het negatieve in beeld brengen en geen oog heb-ben voor de nochtans reële positieve
resultaten, en ten slotte het gevoel dat de ontwikkelingsinspanningen door het Zuiden nauwelijks in dank worden afgenomen.Als antwoord op deze bevindingen stelt het HIVA enerzijds voor dat de ontwikke-lingssector meer gaat investeren in trans-
parante en gebruiksvriendelijke commu-nicatie, betere zichtbaarheid en een actief gebruik van de media om ook de positieve resultaten tot bij de burger te brengen, en anderzijds ook vernieuwende praktijken binnen de sector een kans te geven.
De volledige studie is beschikbaar via www.pulse-oplatform.com
REINOUT VAN VAERENBERGH
Hoewel de empathie van de Belgen tegenover de armoede
in het Zuiden nog steeds aanzienlijk is, daalt de populariteit
van ontwikkelingssamenwerking. Dat is de conclusie van
een enquête uitgevoerd door het Hoger Instituut voor de
Arbeid (HIVA), dat in het kader van het onderzoeksplatform
PULSE 1.700 Belgen bevroeg.
BELGENkritischer voor
ontwikkelingssamenwerking
weler in
enDeer-n-
ograla’sng
31,7%7%%%%%%%%%44,5%
13,8%13…33,33888,, %%%%%%%
……
10%
8,6%
52,4%
39%
Mening over de besteding
van het geld dat we uitgeven
aan ontwikkelingshulp
Mening over de hoogte
van de besteding aan
ontwikkelingshulp
VERMEERDEREN
(WEET NIET)
GELIJK BLIJVEN
GOED OF ZEER GOED
DEELS GOED, DEELS SLECHT
SLECHT OF ZEER SLECHT
VERMINDEREN
TRENDS
© DGD / Dimitri Ardelean
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 27
© B
.Do
pp
ag
ne/I
mag
eg
lob
e
© T
ineke S
onck
© T
ineke S
onck
© T
ineke S
onck
© T
ineke S
onck
© T
ineke S
onck
© T
ineke S
onck
Begin juli trokken Z.K.M. Prins Filip en H.K.M. Prinses Mathilde samen met de ministers van Buitenlandse
zaken en Ontwikkelingssamenwerking naar Burundi voor de feestelijkheden rond de vijftigjarige
onafhankelijkheid van het land. Ze werden als eregasten uitgenodigd voor het nationaal defi lé. Voor een
goed gevulde eretribune en veel publiek defi leerden bijna acht uur lang alle vertegenwoordigers van de
civiele maatschappij door de hoofdstad. Parachutisten gaven het startschot.
De ministers benadrukten de goede en intense relatie die ons land doorheen de jaren met Burundi heeft
opgebouwd via ontwikkelingssamenwerking, commerciële relaties en persoonlijke en familiale banden.
Burundi is één van de tien armste landen van de planeet. België is er de grootste ontwikkelingsdonor.
TINEKE SONCK
Tromgeroffel voor 50 jaar Burundi
PARTNERLAND
© Tineke Sonck
© Tineke Sonck
© Tineke Sonck
© Tineke Sonck
© Tineke Sonck
© Tineke Sonck
© Tineke Sonck
28 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
Puntkomma
In mei 2012 keurde het Comité voor
Voedselzekerheid van de Voedsel- en
Landbouworganisatie van de VN (FAO)
richtlijnen goed voor het wereldwijd ver-
werven van landbouwgrond, bossen en
visgronden. Het stevig doordachte docu-
ment kan landroof helpen indijken, maar
de ngo’s blijven bezorgd.
BRONNENwww.fao.org/nr/tenure/
voluntary-guidelines/en/
Landbouwgrond wordt steeds schaarser door woestijnvorming, klimaat-verandering en bloedige confl icten. Bovendien leg-
gen landen zoals China en Saoedi-Arabië beslag op land-bouwgrond in arme landen om hun eigen voedselzekerheid vei-lig te stellen. Private investeerders zien er vooral een belegging in (Dimensie 3, 3-2011). Sinds 2000 zijn 70,2 miljoen hectare land verkocht of gehuurd, vooral in zwart Afrika. "Zonder een verant-woord beheer van het grondbezit dreigen veel armen en kwets-bare groepen zoals vrouwen, analfabe-ten en oudere mensen nog meer uitge-sloten te worden", meent FAO.
Zes jaar lang hebben overheden, privé-bedrijven, wetenschappers, experts en vertegenwoordigers van arme boeren en inheemse gemeenschappen over de tekst gediscussieerd. De richtlijnen omvatten onder meer gelijke rechten voor vrouwen op landeigendom, transpa-rante systemen voor arme plattelandsbe-woners en informele, traditionele rechten op land, bos en visserij. Een historische doorbraak, volgens FAO-topman José Graziano da Silva.
De richtlijnen zijn vrijwillig, maar toch hopen de VN dat ze hét referentiekader bij uitstek worden. "In landen waar poli-tieke wil aanwezig is, bieden de richt-lijnen een kader om aan rechtvaardige landrechten te werken", zegt de Neder-
landse exper te Thea Hilhorst. "Maar in landen zonder politieke wil zal een beroep moeten worden gedaan op andere internatio-nale afspraken."
Ngo’s zoals Oxfam en Friends of the Ear th zi jn het gedeeltelijk oneens met de tekst. Ze vrezen dat hij geen a f d o e n d e a n t -
woord biedt op landroof en betreuren dat de toegang tot water geen speciaal beschermingsstatuut kreeg. Toch zul-len de ngo’s alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat overheden de VN-richtlijnen eerbiedigen en de rechten van de kleine boeren versterken.
VN-richtlijnen voor landrechten
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 29
Puntkomma
JORDANIË mijnenvrij
I n In 1993 lagen in Jordanië 305.000 landmijnen verspreid, vooral in de Jordaanvallei, in het grensgebied met Israël en Syrië. Sindsdien is het land ijverig bezig de mijnen op te ruimen. In 1998 ondertekende Jordanië de Conventie van Ottawa die antipersoonsmijnen uit de wereld wil bannen. Dat zijn mijnen die mensen verminken, maar niet doden. De
mijnen hebben het land veel schade berokkend: vruchtbaar landbouwland en toeristische sites zoals de doopplaats van Jezus waren ontoegankelijk.
België ijvert intensief voor een mijnenvrije wereld. Daarom schonk het Jordanië 260.000 euro voor zijn ontmijningsacties, nog eens 100.000 euro zijn voorzien om het werk af te maken. Daar-naast hebben ontmijners uit het Belgische leger Jordaanse collega’s opgeleid.Hoewel 160 landen de Conventie van Ottawa ondertekend hebben, blijven antipersoonsmijnen een gigantisch probleem. Onder meer Afghanistan en Angola zijn zwaar getroffen. Om nog te zwijgen van de verwoestende effecten van clustermunitie (Dimensie 3, 4-2011).
CS
© C
hris S
imo
en
sAls eerste land in het Midden-Oosten verklaarde
Jordanië zich in april 2012 vrij van landmijnen.
Met de steun van België.
Onder meer dankzij Belgische steun is de doopplaats van Jezus aan
de Jordaan opnieuw toegankelijk voor toeristen en pelgrims.
Conferentie en expo
AIDEX 2012Met als thema ‘het nieuwe gezicht
van de hulp’ brengt de conferentie
AidEx 2012 op 24 en 25 oktober de
voornaamste agentschappen, orga-
nisaties en leveranciers van huma-
nitaire hulp bijeen, samen met de
sleutelspelers voor ontwikkeling in
de wereld. Zij zullen nieuwe strate-
gieën onthullen om de middelen voor
ontwikkelingshulp optimaal in te zet-
ten en bespreken hoe vernieuwende
oplossingen kunnen gebruikt worden
in tijden van economische crisis.
AIDEX 2012
Plaats : Hall 6, Brussels Expo,
Belgiëplein 1, 1020 Brussel
Plaatsen zijn beperkt.
Gratis inschrijvingen op:
www.aid-expo.com/en/
visitor-zone/
registration.aspx
7de Europese Ontwikke-lingsdagen
De 7de Europese Ontwikkelingsdagen
gaan door in Brussel op 16 en 17
oktober 2012. Hoofdthema is inclu-
sieve en duurzame groei, voedsel-
zekerheid en de privésector zijn de
neventhema’s.
Meer info op www.eudevdays.eu.
30 AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 I dimensie 3
DE ESSENTIE VAN BTCIN 2011
Wat doet BTC concreet op het terrein? Welk
effect hebben die acties op het leven van de mensen in
onze partnerlanden?
I n de nieuwe publicatie “2011: een terugblik” maakt u in één oogop-
slag kennis met de acties van BTC op het terrein. De bon-dige en rijkelijk geïllustreerde brochure geeft een overzicht van de verwezenlijkingen in zes sectoren van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
Naast dit overzicht 2011 publiceert BTC ook zijn jaar-verslag 2011 met daarin het bestuurlijk, het activiteiten- en het fi nancieel verslag. Dit verslag is opgesteld volgens de GRI-standaard, een inter-nationaal gebruikte methode voor het rapporteren over duurzaamheid.
Download het jaarrapport en de
terugblik op www.btcctb.org
VOORBEHOEDS-
MIDDELEN cruciaal
A ls het doel gehaald wordt, voor-ziet men een daling van 100.000 ongewenste zwangerschappen en zullen 200.000 vrouwen en
meisjes niet sterven tijdens de zwanger-schap of de bevalling. Zowat 3 miljoen zui-gelingen zullen niet sterven tijdens hun eer-ste levensjaar.
Ons land werd er vertegenwoordigd door Marleen Temmerman, senator en toekom-stig directeur van het Departement Repro-ductieve Gezondheid van de Wereldge-zondheidsorganisatie. Ze vecht al jaren voor meer aandacht voor gezinsplanning en vrouwenrechten in het Zuiden.
CS
Op 26 september gaat in het Egmontpaleis in Brussel een seminarie door over schuldverlich-ting in Afrika. Bedoeling is om diverse geëvalueerde operaties van schuldverlichting door te lichten, en te bespreken in welke mate en onder welke voorwaarden schuldverlichting al dan niet een degelijk instrument voor ontwikkeling kan zijn.
BRONNENwww.londonfamilyplanningsummit.co.uk
Tegen 2020 krijgen 120 miljoen vrouwen in de armste landen toe-
gang tot voorlichting en voorbehoedsmiddelen. Dat is het enga-
gement van de internationale gemeenschap op een top in Londen
over gezinsplanning die in juli dit jaar bijeengeroepen werd door de
Britse regering en de Bill & Melinda Gates Foundation.
Internationaal seminarie
OVER SCHULDVERLICHTING
Info : [email protected]
© B
ill &
Melin
da G
ate
s F
ou
nd
atio
n
dimensie 3 I AUGUSTUS-SEPTEMBER-OKTOBER 2012 31
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Bron : OCHA (United Nations Offi cefor the Coordination of Humanitarian Affairs)Bron : OCHA (United Nations Offi cefor the Coordination of Humanitarian Affairs)
4.6 m
0.7 m
0.24 m0.24 m44. mm
0.739 m0 739 mmm39
6.4 miljoen
2.06 m2 m22.06
3.6 m
mm0,00,355,30,3335 5
Aantal kwetsbare mensen per land
Volksverhuizingen als gevolg van het conflict in Mali
Zones getroffen door droogte en kritische
of extreme voedselonzekerheid
Gewapend conflict of terroristische acties
LYBIË
ALALGEGERIRIJEJE
MALI
TSJAAD
NIGER
NIGERIA
MAMAURURITITANANIËIËMAURITANIË
GABON
GUINEE
CONGO
KAMEROEN
GHANA
SENEGAL
IVOORKUST
BENIN
BURKINAAURKKINABU
FASO
LIBERIARIA
TOGO
SIERRAS A
LEONE
GUINEE
BISSAU
GAMBIA
WESTELIJKE E
SAHARAR
E en groot deel van de bevolkings-groepen van de Sahel heeft te lijden onder chronische voed-
selonzekerheid en ondervoeding. Door een aantal gebeurtenissen is de situatie verergerd: • Door laattijdige en slecht verspreide
neerslag brachten de oogsten in 2011 in sommige regio’s veel minder op en liep de veestapel schade op.
• Hoge voedselprijzen en minder geld-stortingen door migranten.
• Het tussenseizoen waarin niet kan geoogst worden, is eerder dan gewoonlijk ingezet.
• En, ten slotte, het confl ict en de onvei-ligheid in Mali vergroten de kwets-baarheid op regionaal niveau.
Gevolgen: • In de landen van de Sahel en in Gambia
zijn 18,7 miljoen personen getroffen. • Meer dan een miljoen kinderen jonger
dan vijf jaar worden dit jaar bedreigd door ernstige acute ondervoeding en drie miljoen door matige acute ondervoeding.
Er is nood aan engagementAls de regeringen en ontwikkelingspart-ners zich niet op duurzame wijze enga-geren, zullen de landen van de Sahel de hoge tol van de ondervoeding blijven betalen. Daardoor worden de ontwik-kelingsinspanningen elke dag beetje bij beetje ondermijnd. De Belgische Ontwikkelingssamenwer-king zet zich daarom in om noodhulp en ontwikkelingshulp beter op elkaar af te stemmen zodat de hulp ook op lange ter-mijn vruchten blijft afwerpen. In het volgende nummer gaan we dieper in op de verschillende uitdagingen die van cruciaal belang zijn voor de overle-vingskansen van miljoenen mensen. JT
IN DE SAHEL
DGD - DIRECTIE-GENERAAL
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be