tochten - dbnl · digitale bibliotheek voor de nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht...

136
TOCHTEN JAN PRINS

Upload: others

Post on 06-Jun-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

TOCHTEN

JAN PRINS

Page 2: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 3: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 4: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 5: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

TOCHTEN

Page 6: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 7: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

TOCHTEN DOOR

JAN PRINS

TWEEDE DRUK

AMSTERDAM - 1917 - W. VERSLUYS

Page 8: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

BOEK-, COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIEME, NIJMEGEN.

Page 9: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

INHOUD.

Bladz. I. EERSTE TOCHTEN.

Levensweelde 11 Komend Voorjaar 12 Stille slooten 14 Zwarte Hoofden . 15 Avondval 16 De schuiten zwieren of en aan . . 17 Augustus 18 Molentje 19 De schuiten hebben den dag volbracht . 20 De Ploegers 21 Novembernacht 22 De Zwerver 24 Gebogen Riet 25 Meidag in Maart 26 Aan Holland 28

II. VAN HOLLAND VER.

De Ruime Wind 33 Morgenzee 37 Kabbeling 39

Page 10: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

6

Bladz.

De Bui . . . . 40 Avond op Zee 43 De Wolk . . . 45 Verloren 47 lk denk aan u 49 Het Park ... 50 De Lichten 51

III. LATERE TOCHTEN.

Binnenkomst 55 De Schutsluis . . 56 De Wandeling 57 Springtij 59 De Toren 62 Voile Dagen 63 Op den Dijk 64 Molen op Tessel 67 De Meeuwen 68 Vlaardingen 69 De Dichter 70 De Bruid 72 Afscheid 75

IV. UIT HET OOSTEN.

De Stad. . 79 De Brug 81 Het Lustverblijf 84 Bali 87 Het geurige Veld 96 De Treurboom 98

Page 11: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

7

Bladz.

Zooals gij in de schaduw zat 100 Het Meer 102

V. AAN VERRE VRIENDEN.

De Kamer . 111 Dc Morgen 113 De Heirweg 114 De Vogel 116 De Woning 118 De Dubbelster 119

VI. DE SMIDSE.

Page 12: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

Een vers, al zijn de woorden nog zoo klein, wil dagen lang in ons gedragen zijn met zachtheid en bewaakt in stil beraad, en als een kind in zorgen opgevoed aleer 't alleen, op eigen weg, voorgoed en veilig in de groote wereld gaat.

Page 13: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

EERSTE TOCHTEN.

Page 14: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 15: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

LEVENSWEELDE.

Loopen door de bezonde velden, drinken in de gloeiende lucht, droomen, — en het geluks-ontstelde zingende hoofd in vreugd gevlucht,

en het gemoed voor alles open, alles in den stralenden kring, — o, door het bloeiende leven to loopen,

dankbaar om ieder ding .. .

En dan door die paleizen van kleuren wijd en zijd rustig 't gebaar zien rijzen der zwijgende eeuwigheid.

Page 16: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

KOMEND VOORJAAR.

Er hangt verlangen in de lucht. Er dwarrelt een verdwaalde vlucht van kleuren langs de wegen. Er gaan gedempte 'woorden rond en uit den overvollen grond komt nieuwe geur gestegen.

Er komen vreezen op mij aan: zie hoe met blooten hoofde staan de knoppen te overnachten, en hoe de bleeke bladertjes hun fijne rimpel-adertjes at te bewegen trachten.

De blaren van het doode jaar schudden vermanend hier en daar met diepgebruinden hoofde: och, dat dit jonge leven dan het deernisvolle beven van die wijzen toch geloofde!

Page 17: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

13

lk vreeze zeer, — ik vreeze zeer . . Maar jong gekwetter gaat to keer al, uit de kille boomen. Om verre toppen gloeit het groen en, schreeuwend door de tuinen, doen al spreeuwen leven komen.

Dan wordt mijn angst terzijgelegd. Het wordt zoo zeker uitgezegd en moet ik 't wel gelooven: de jonge Lente wordt gewacht! Kijk, moedig door de takken, lacht het zonneije van boven.

Page 18: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

STILLE SLOOTEN.

Onder de wilgeboomen heb ik het water stil gezien. Schaduw is langs gekomen, van een kapel misschien.

Achter de grijze takken strekte de verre lucht heel blauw. Droomend lagen de vlakken groen kroos in het watergrauw.

En de begrasde kanten schenen geweldig hoog to gaan : schuchtere waterplanten scholen er tegenaan.

Zoo vond ik stille slooten vol van bedaarden zonneschijn en heb de rust genooten van hun gelukkig zijn.

Page 19: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

ZWARTE HOOFDEN.

1k houd zoo van die lage palissaden, die van de kust de groote zee ingaan, alsof veel menschen van den oever traden en tot hun schouders in het water staan.

De zee, het strand, de lucht, alles is wijd en breedgebouwd en krachtiglijk grootmoedig, maar zij alleen leven in nederigheid en praten niet, maar waken, trouw en goedig.

Dronken van stervensroode zonnepracht, ijdel met luister dien zij roofden, eischen de golven luid hun oppermacht.

Maar ervoor staan hun zwarte hoofden, en houden wacht.

Page 20: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

AVONDVAL.

0, dat ik nu zoo kijken mag naar buiten in het veld, hoe 't met de dingen, die den dag volbrachten, is gesteld,

hoedat zij in de stilte staan nu de arbeid is verricht en hoe de kleuren ondergaan en scheiden van het Licht.

Wij voelen, meer dan overdag, een onbestemd gemis, — o, dat ik nu zoo kijken mag en denken, wat dat is .. •

Wees stil nu. In den avondval wordt alles zich hewust. Genegenheid is overal en overal is rust.

Page 21: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE SCHUITEN ZWIEREN AF EN AAN.

De schuiten zwieren af en aan. Zij komen op den wind to staan en gaan geduldig over stag en gieren door den langen dag van licht en lieven zonneschijn, zoo blij omdat zij buiten zijn.

Zoo blij, omdat de waterkoelt' hun rond de forsche borsten spoelt, omdat de jonge wereldwind hun zwarte zeilen fel bemint en, dringend met zijn vollen druk, hen trillen doet van diep geluk.

Zoo gaan zij altijd af en aan. lk mag ze door de zon zien gaan, mij voelen als een zonnekind en drinken van den wijden wind en als die schuiten dankbaar zijn en blij, omdat we buiten zijn.

2

Page 22: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

AUGUSTUS.

Zwijgend loover hangt to droomen, van geleden jeugd vermoeid. Kleurentrossen, moegebloeid, schuilen onder lommerige boomen, zwichten om de voile vracht zwaargedragen levenspracht.

Breede schaduws komen glijden, groeien, wolken volgend, aan, — heel de wijde groene baan zeilend of der weelderige weiden : zachte vaart, door niets gestoord, breede schaduws glijden voort.

Alles staat vol lust geladen maar van moede lusten zat. Leven, dat genoten had, ging al dood in rimpelende bladen. Grijze schaduw wankelt aan. Vreugden willen rusten gaan.

Page 23: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

MOLENTJE.

Hei molentje, molentje Hoog-in-den-Wind, wat sta je weer dapper te draaien. Je doet, of je 't uiterst noodzakelijk vindt, het licht van den zomer te maaien.

Je kijkt naar de zon en je denkt: „Wat een schat, „wat een schat, — laat ik daadlijk beginnen!" —De zon is van goud, maar het licht is te glad: je haalt er geen hallem van binnen.

De wieken bewegen en vliegen, en vegen hun schaduwen tegen den grond, —de steenen die steunen en draaien en dreunen en komen al-kreunende rond.

Maal verder, maal verder, maal stevig en straf, je werken blijft toch onbegonnen. Het licht van den zomer, dat maai je niet af, het licht van de zomersche zonne.

Page 24: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE SCHUITEN HEBBEN DEN DAG VOLBRACHT.

De schuiten hebben den dag volbracht. Zij drijven terug naar de goede haven. Achter de kim ligt de zon begraven onder den troost van roode pracht.

Wind is er haast niet, maar de sterke vloed draagt ze vriendelijk, alle gelijk, naar binnen, den wijden, veiligen mond tegemoet, waar de hoofden hun wachtende omarming beginnen.

Zoo glijden zij voor de avondlucht, de hooge, slapende zeilen geheven.

Het lijkt een betooverde vogelvlucht, in laatsten, droomenden wiekslag gebleven.

Dan komt een enkele windezucht.

De doode wimpels rimpelen even.

Page 25: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE PLOEGERS.

De trotsche paarden trekken het glimmend ijzer door den grond en doen met kluiten, malsch en rond, den akker zich bedekken.

Een man staat aan den ploeg en den ziet, dat het recht gaan zal, en beiden hebben zij aan al hun aandacht niet genoeg.

Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden houden even in. De lange manen waaien.

De hooge koppen nijgen zich neder tot de zware klei. De luie modder zijgt opzij.

En de twee mannen zwijgen.

Page 26: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

NOVEMBERNACHT.

Wat kan het 's avonds helder zijn als alles is bedaard,

als in den wijden hemelschijn de wereld ligt bewaard.

Dat is dan een gevestigd rijk waarin zij veilig rust

en, rustend, is een meer gelijk, omslingerd van de kust.

De wolkjes, witgedekt, en in gelederen gesteld,

betrekken, trouw en opgewekt, hun posten in het veld.

Zij klimmen menigvuldig van de grijze kim vandaan

en schikken zich geduldig om den schedel van de maan.

Page 27: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

23

Dat wordt een kring van wachters in den grondeloozen nacht,

Daar is nog nooit iets prachtigers bedreven of bedacht.

Page 28: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE ZWERVER.

Door den leegen kouden akker loopt een oude, arme stakker, zoekend in den harden grond of-ie geen petatters vond.

Wroetend gaan de zwarte handen, klapperend de zwarte tanden, gulzig glimt de grauwe mond of-ie geen petatters vond.

In den avond nog, bedrogen, ging de moede schim gebogen, kroop de zwarte schaduw rond of-ie geen petatters vond.

En alvorens to beginnen aan het maal, zei de bazinne hoe een groote, vreemde hond zocht, of-ie petatters vond.

Page 29: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

GEBOGEN RIET.

De winter heeft zijn wreeden lust over het land gebracht. Om 't oude grijze stedeke rust, diep in 't groen, de gracht.

Maar grijs en groen verdwijnen in een ongewis verschiet. Alleen nog helder blijvend zijn de vlagen bruin van 't riet.

Dat staat nu om de stille kom gebogen, trouw en zacht, en houdt, wel zeer bewogen, om die duisternis de wacht.

Buig neder, buig u neder tot den donker, droevig riet. Gij vindt uzelf daar weder en ge vlucht de ontmoeting niet.

Page 30: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

MEIDAG IN MAART.

lk dacht wel, dat zij komen zou lang voor het iemand wist, en hebben we ons niet werkelijk een maand of wat vergist? Wij dachten ons den winter nog ternauwernood voorbij en vinden de verwachting al rondom ons in de velden, de verwachting van de Mei!

De traag ontwaakte hazelaar, die 't niet vermoeden kon, staat nu in al zijn schamelheid beteuterd in de zon. Maar 'k zie de boomen dichter zich verdringen om 't gehucht en al de frissche daken, die er nu al zomer maken en die blinken in de lucht.

Page 31: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

27

Nu hebben al de meisjes ook geen manteltjes meer aan, maar heldere japonnetjes, die wel zoo aardig staan. De Zon vond bij zijn binnenkomst de meisjes kant en klaar : de meisjes, zonder manteltjes, — en met de blonde kleuren van dien Ridder in het haar.

Page 32: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

AAN HOLLAND.

lk mocht, den ganschen winter door me in u, mijn land, verblijden en nu dit allerschoonste komt, nu zal ik van u scheiden.

'k Genoot al, enkel om de komst van 't aangekondigd feest: wat zou dat in het midden van den zomer zijn geweest?

lk zie de nieuwe kleuren al die op u nederstrijken, en vlug de kleine vleugeltjes uit al de knoppen kijken.

Dat zullen eenmaal vleugels zijn die, vol geluk, misschien zich uitslaan in den zomer. En dat zal ik dan niet zien.

Page 33: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

29

Maar wacht maar. Als de grond met al 't gebladerte gekleurd is, verneem ik in 't geritsel wel van alles, wat gebeurd is.

Dan zullen oude boomen trouw en troostvol bij mij staan, als waren wij gezamenlijk den zomer doorgegaan.

Page 34: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 35: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

VAN HOLLAND VER.

Page 36: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 37: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE RUIME WIND.

De wind, de wind is eindelijk doorgekomen na dagen, lang van wachtend ongeduld, de wind, die 't alles weer heeft ingenom en, en die opnieuw de ronde ruimte vult,

de wind, die in de witte wolken schatert en, — bij 't ontzwellen aan 't verwijderd land, —de lichte zee met koppen dicht bemant, zoodat het langs de boorden klotst en klatert.

In water, dat geen rimpeling bewoog, lagen de schepen dagen lang to droomen, de leege zeilen hulpeloos omhoog.

Nu is van 't wachtend yolk de wensch vervuld. 3

Page 38: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

34

De wind, de wind is eindelijk doorgekomen, de breede wind waarop de wimpels stroomen, na dagen, lang van ongeduld.

De wind is door. — De strakke zeilen grijpen met duizend vingertjes zich aan de leiders vast in 't buigend tuig dat, zwierig opgebrast, de rakken spant, die in de stengen knijpen. De boom staat breed, getalied tegen 't gijpen. De vlaggerimpels vluchten van den mast.

De volle vloot, den wal nu uitgeloopen, breekt zee na zee van 't zware water open, dat overweldigd afglijdt van den boeg. En ieder vaartuig voelt zich sterk genoeg voor snelle golven, die bijzijden loopen, alsof met honden fel een jager joeg.

Uit dofheid gewelddadig opgeschrokken, dringen de golven driftig 't leven binnen, zoodat het schuim, dat zon en zee beminnen, 't zwartglanzend schip bespat in losse vlokken. Maar bij de kim, waar de avond gaat beginnen, is 't verre land in mist teruggetrokken.

Page 39: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

35

Daar is het veilig op de breede ree waar schaduw is en donkerte in de bochten van 't even-glooiend en herbergzaam strand. Daar is de rust en rijkdom van het land. Maar om mij heen wordt het bestaan bevochten der stoute schepen op de wilde zee.

Het land is vol met allerlei gestalten, die vreezen doen en vreemd zijn voor 't gemoed, maar op de zee is 't leven sterk en goed, dat vreugde geeft van onverdacht gehalte.

Daar slaat ons 't eigen wezen tegemoet uit al de kleine zelfdoorleefde dingen. De menschen mochten dat in ons verdringen : de klaarte nadert, die 't hervinden doet,

De menschen zijn onmachtig op den mensch. Zij kunnen hem uitwendig wel beroeren en bezig zijn aan 't vlottende oppervlak, maar waar hun stem de stilte nooit verbrak leeft ongeschonden wat, naar eigen wensch, hij zonder hen zal trachten to volvoeren.

*

Page 40: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

36

Dat klink' dan uit. — De wind is in het want, die zangen doet om ronde lippen rijpen, die onbelemmerd, als een jonge vorst, de zeeen opzet voor zijn breede borst, en dien, ver weg, de molens van mijn land in 't vroolijk licht met open armen grijpen.

De speelsche dwaler in de stille boomen, die met een helderheid den hemel vult.

Laat dan, met hem, een zingend leven stroomen.

De wind, de wind is eindelijk doorgekomen na dagen, lang van wachtend ongeduld.

Page 41: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

MORGENZEE.

Onder den hemel, bleek om Dag's nadering, drij vend gewemel binnen den kring.

Droomende spiegel zwijgend en afgemat, in loomen wiegel glimmend en glad.

Diep wan de wolken dalen de schimmen af, donker bevolken 't groot watergraf.

Zoo wel bevaren, vreugden en leed ontvlucht, doodmoede blaren doodstille lucht.

Page 42: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

38

Rimpels verdwijnen, kleuren gaan doelloos om, vluchtende lijnen keeren weerom.

En van al 't Zijnde, drijvend Verdwijning in, zie ik geen einde of geen begin.

Page 43: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

KABBELINO.

Het schuift, het schuift gestadig langs mij henen en kabbelt voort, zoover mijn oog het ziet. De witte weelde is in de zee verschenen, de breede drift, die schuimende verschiet.

De golven zijn geboren en verleenen een leven aan 't eerst levenloos gebied: elk weet nog van 't nabijzijnde einde niet en is toch, eer ik omzie, weer verdwenen.

Dat wisselt, — maar een zacht geschuifel blijft, alsof men schapen rond mij grazen liet. En 't wordt me of ik ze van elkander ken.

Want is het niet, of ik een herder ben, die al zijn vee geduldig overziet en met een zachte hand de kudden drijft?

Page 44: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE BUI.

In open zee, waar ver de kimmen wijken en ruimer wordt de ruimte om alles heen, is in den nacht het duister schip alleen, van 't Leven ver en ver van zijns gelijken. De klare lucht laat al haar lichten kijken. Maar 't wolkenvolk is dreigend op de been.

In doffen haat en wrok bijeengebracht staat in de kim hun donker heir te wapen, gereed voor onverhoedschen overval. Wie nu dit weerloos schip beschutten zal ? Ligt niet aan dek 't vermoeid wachtsvolk te slapen, met den alleen, die uitziet in den nacht ?

** *

Daar komen zij den hemel ingeklommen bij horden, die zich in beweging zetten: een wit gelid van stalen bajonetten, een dof rumoer van roffelende trommen. Wie nu die macht van norsche legerdrommen den langberaamden aanval zal beletten ?

Page 45: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

41

't In haast gewekte yolk verdeelt zich snel en staat al bij de vallen en de schooten, elk op zijn post en aangewezen plek. Dan valt de stilte weer op 't donker dek, waar ieder, tot den strijd besloten, zijne aandacht vestigt op 't verwacht bevel.

De bui, verbitterd in 't bekruipen, ziet, hoe zijn vijand al to wachten staat, en hagelt hem zijn boosheid in 't gelaat, zoodat de droppels van de wangen druipen, terwij1 de wind, die listig aan komt sluipen, opeens in 't want zijn harde handen staat.

't Getrouwe schip, in 't water neergedreven, voelt in zich diep de sterke stammen beven van elken volbevrachten mast, maar dan, van 't overtollig tuig ontlast, den ouden geest in 't moedig lijf herleven, — en richt zich op, zoo 't goeden schepen past.

* * *

De wind trekt gierend over 't vaartuig heen en voert den oorlog in vernieuwde vlagen. Hij maakt zich meester van de strakke stagen en rinkelt met de schinkels ondereen. De stengen steunen en de kettings.knagen in 't kermend hout, maar breken doet er geen.

Page 46: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

42

Geduchte bui, gij dacht u dan wel sterk, dat gij dit trotsche en torenige work met zooveel moedwil trachtte to bedrijven. Maar onverschrokken was de wacht gereed en na de zware daden, die gij deedt, zal u alleen de sombere onmacht blijven.

Over de zee, waarop met dof gerucht de ruige vlagen van den regen strijken, zie 'k inderhaast, verdreven uit de lucht, de laatste benden in verwarring wijken en onder lij in ordelooze vlucht de donkere verte van de kim bereiken.

Nu is weer de oude koers opnieuw bevolen en haalt men gaandeweg de schooten aan, terwijl een enkel zeil nog even klappert.

Dan zie 'k allengs 't hoog wolkfloers opengaan en rond de steng de sterren samenscholen, waarlangs alweer de Lange wimpel wappert.

Page 47: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

AVOND OP ZEE.

De zon is onder, maar de naschijn doet een landschap zich in wolken openbaren : 't is of daar beken, rood in avondgloed, en hellingen van ronde heuvels waren.

't Is of de hoogten van een vage kust achter de kim ver in den hemel wijken .. . Het doet mij denken, hoe nu de avondrust ook op het land de menschen gaat bereiken.

Het is me, of ik de witte wegen zie, de spitse daken en de kleine lichten, die lagere, menschbevriende sterren, die in 't donker dorp hun zwijgend werk verrichten.

Van 't open veld, dat langzaam 't yolk verlaat, komt mij de stroom van moede maaiers tegen : 'k weet, hoe nu ieder naar zijn woning gaat, achter de kerk diep in het groen gelegen.

Page 48: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

44

De heide gloeit, de heester gonst en geurt. De schuwste meisjes wagen zich naar buiten en gaan, — hoe lang is mij dat niet gebeurd, — in 't Hollandsch hoot den vogel hooren fluiten.

Maar de avond valt en neemt de beelden mee van 't verre land, hervonden in verlangen. —De zon, de zon is onder, — en de zee wordt stiller, om den nacht in zich to ontvangen.

Page 49: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE WOLK.

Vanaf den top, dien 't zwijgend woud beklimt, zie ik in 't rond tot waar de zee wit glimt en om de lagere heuveis van de kust gelegen is in zachtbewogen rust.

lk zie den stroom van loof, die overal gelijk een donkere voile waterval het dal bedreigt, — en voor mijn voeten glijdt een witte wolk, een vlek doorzichtigheid.

Zij drijft tusschen de wouden ongestoord, aandachtig over 't lachend landschap voort: daar is geen dorp in, dat haar zorg ontgaat, geen enkel boschje, dat zij overslaat.

De schaduw, die zij afzendt voor zich heen, bezoekt de verre velden een voor een, en een voor een, in ieder veld, bedekt den grond haar groet, die langzaam overtrekt.

Page 50: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

46

De landman, om de koelte die zij gaf, staat even stil en wischt zich 't voorhoofd af. Hij heeft, aleer 't geluk voorbij is, dat hem op deed zien, alweer zijn werk hervat.

Zoo gaat zij voort, een dochter van de zon, licht drinkend uit de diepe hemeibron, licht temperend, een dunne luchtigheid, een teere, ontastbare doorzichtigheid.

En gaat voorbij en lost al, drop voor drop, onmerkbaar in de klare lucht zich op, —en als allengs de zon wat hooger klom, is 't weder hitte en helderheid alom.

Page 51: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

VERLOREN.

In de verlatenheid geveld, onder den wijden hemelrouw des avonds, in het open veld verloren, lag een jonge vrouw.

Hare oogen stonden groot en blind voor al het wereldsche om haar heen : zoo tuurt wie rijk is als een kind, of wie den hemel zag, alleen.

De handen lagen koud en bleek en aan de distelen gewond. Een onverwonnen blijdschap leek gezonken om den moeden mond.

Toch, om die lippen lag de pijn gedrukt van hen, die tegelijk gevloekt en gelukzalig zijn, ellendig en endeloos rijk.

Page 52: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

48

In de verlatenheid geveld, de koude handen strak en wit geslagen in het zwarte veld, zoo lag zij, — al haar stil bezit en al haar martelend gemis besloten in den dood gebaar. —

Wie uwer zonder zonden is werpe den eersten steen op haar.

Page 53: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

IK DENK AAN U.

Ik denk aan u zooals gij waart, toen de eerste maal ik uw gestalte donker op zag komen tegen het licht gewemel in de feestelijke zaal, en ik van uw gelaat mijn welkom heb gekregen.

'k Hoor van uw woorden nog 't beminnelijk onthaal, ik zie, bij 't golvend gaan, de ranke leest bewegen, en dat gebeiteld schoon, dat in het rijk gestraal der luchters blonk, den rand van uw gewaad ontstegen.

De schouders glooien op. De hals, een blanke zuil, gaat in 't gedreven licht der teedere lokken schuil die, fel doorschitterd, er den matten glans van dooven:

Zoo smelt voor 't middagvuur de witte wolk. Zoo laat, wanneer de morgenbleekte in 't eerste goud vergaat, de lucht haar vochtig waas zich van de zon ontrooven.

4

Page 54: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

HET PARK.

't Van zon doorstroomde zomerpark, — de lanen door 't opgeschoten struikgewas, — de beelden om de open ronden en de verre weelde van de witglinsterende waterbanen, —de Paden in het bosch, de rechte wegen als randen om de groenbekleede vloeren waarover, schuimende in de lucht gestegen, de wolken snel Naar schaduwen ontvoeren, — dat alles zagen wij en gingen voort onder de hoogbijeengebogen boomen, tot waar de laatste takken samenkomen en 't zonlicht aanstort in die spitse poort.

Wij kwamen uit het bosch en wij betraden het wijdere terras, waar op dit uur de schaduwen zich langzaam-aan bewogen tot bij de trap en avondvogels vlogen over den warmen grond. En stond daar niet, — van Florentijnsche fijnheid, een figuur geleund, en zag in 't laag verschiet, ver weg over de steenen balustrade ?

Page 55: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE LICHTEN.

Een Leven ligt verbeeld in de enkele gedichten, die bij 't verstrijken van de jaren schaars ontstaan: zij liggen wijd verspreid, zooals de vuren aan de kust, die land en zee gedeeltelijk verlichten.

De zeeman ziet den snellen schemer dien zij stichten in 't bouwland, en den bundel op de rotsen slaan, en met een koenen zwaai de wateren overgaan, de ruimte door, — en dan in nacht en nevel zwichten.

Hoe weinig is zijn oog verschenen en hoe kort ontwikkelt beeld aan beeld zich, waar de stralen treffen.

Toch is het hem, alsof de hemel dieper wordt, wanneer die lichtzuil in 't omringend duister schiet:

Zoo doet een vers alleen 't vele des levens niet, maar 't enkele in ons, dat oneindig is, beseffen.

Page 56: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 57: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

LATERE TOCHTEN.

Page 58: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 59: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

BINNENKOMST.

De ganschgevulde stroom vertoont de gladheid van zijn vlak. Wij glijden de velden langs en vette weiden, door 't vee nog dag en nacht bewoond.

De vlegel valt, de wieken slaan, de welvaart zegent de landouwen, waarbinnen zij, die graan verbouwen, den gulden oogst al gadeslaan.

Van wagens, die ter schure gaan, waait ons de guile hooigeur tegen. 'k Zie wilgen voor de kim bewegen en kinders op een vlonder staan.

De stroom, die ons zijn bocht ontsluit, brengt ook den overkant naar voren: dan komt een welbekende toren vanzelf achter den oever uit.

Page 60: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE SCHUTSLUI S.

De tjalken schieten aan tusschen de strakke dijken en vullen 't glad kanaal met driftig schuimgedruisch, totdat zij met een vaart de lange zeilen strijken en glijdend binnengaan in 't veilig vak der sluis.

Daar dringen zij dooreen : de harde boorden kraken, zoodat een druk rumoer zich opzet in de lucht, totdat de wachters weer de poorten open maken en al dat ongeduld ver in de ruimte vlucht.

Dan lijkt de morgen stil na 't jong geluid, dat been is en ons verliet, nog Aro& 't zijn vollen groei begon. En in de leege sluis, waar 't licht nu weer alleen is, drijft enkel nog wat schuim, dat schittert in de zon.

Page 61: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE WANDELING.

Zij gingen samen in den avond, zij in 't sober wit, haar teeder hoofd gebogen, den zachten blik van hare aandachtige oogen aan wat haar droom verstoren zou voorbij.

Zij gingen in den koelen avond, hij bedachtzaam, — om haar zoo gevoelig wezen onzeker nog en vol eerbiedig vreezen .. . Zij gingen in den avond, zij aan zij.

De jonge blos lag op haar wangen, warm en mild. Haar bleeke hand was op zijn arm, licht als een kleine vogel, stil gelegen. Hij zag nog even hare voeten gaan, even het voorhoofd, — en de wimpers, aan de zoom van schaduwen, zag hij bewegen.

Page 62: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

58

Het licht werd minder en de vroege nacht stichtte in de stad zijn duizend duisterheden. Het water, diep in de verlaten gracht, lag ongerept en roerloos daar beneden.

De spitse daken grillig uitgestoken, stonden de gevels donker, huis aan huis. De stilte, met den nacht, was aangebroken. -

Zij daalden rustig van de ronde sluis.

Page 63: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

SPR INGT IJ.

De breede stroom, bedwongen in de dijken, zet met zijn voile zwaarte langs het land: hij wil de zee, de ruimte gaan bereiken, waar zich wat zocht naar uitkomst in ontspant.

Het wijde bed der bedding werd to klein. Het water wringt en worstelt zich naar buiten, de schoeiing langs en langs de gladde schuiten, die vast genoeg verankerd zijn.

Het wielt en woelt, de kleine stad voorbij, de stille vaart en de gesloten sluizen. Als turende getuigen, zij aan zij, staan de vreesachtig saamgedrongen huizen.

Verloren in die wilde jacht naar zee, wordt at wat drijft den wal voorbijgedragen,

Page 64: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

60

en willoos gaan de meeuwen mee, die zich in dat gedrang van water wagen. Zij vallen neer, de vleugels uitgeslagen, den nek gestrekt, — en volgen dan gedwee.

Van 't ruim verdrongen, komt het schuim zich aan de scherpe kanten van de steenen schaven. Alleen, als eenige bescherming, staan de beide hoofden, hoog-op, voor de haven.

't Getij raakt af. De lage banken vielen al droog en de benepen vaargeul kwijnt en kromt zich. Voor den overwal verschijnt de veerboot met haar wentelende wielen.

Zij meet en maakt haar weg, vanaf 't begin der vaart den stroom schuin overscherend: de lijn verlengend van haar borlig spoor snijdt zij de bolgekopte golven door en schiet, zich toornig in het water werend, de nauwte opeens der havenhoofden in.

Page 65: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

61

Daar kwam al-dieper 't water bij te dalen, zoodat het nu den lagen voet bespoelt. Het dwaalt en dwarrelt om de naakte palen, het schijnt bij hun verborgenheid te dralen en onderzoekt de duisternis. — Het woelt den grond op, waar 't van krabben in krioelt.

De gang naar 't licht is langzaam afgenomen, de trotsche drang bezweken en gezwicht: 't is peil-laagwater en amechtig ligt de stroom tusschen zijne oevers te bekomen.

Page 66: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE TOREN.

In 't kleine stadje staat de toren, stomp en zwaar, zijn logheid in de lucht gestooten, de breede beeren rustig voor den romp, die 't teed van zoovele eeuwen houdt besloten,

de steenen door de jaren diep gekloofd, de jaren die den scherpen kant verzachtten en, als een schaduw zinkende om zijn hoofd, dien schat van droefenis tot schoonheid brachten.

Voor 't zonlicht, dat om zijn gestalte stroomt, is 't sombere in zijn ouderdom verdwenen : zacht wuivende om den harden voet, bezoomt het glinsterende gras de grauwe steenen.

En wijkend voor 't zijn rust verstoren kon, wordt van een wagen in de stille straten 't geratel minder. 't Kerkplein ligt verlaten. — Een donker vrouwtje schuifelt in de zon.

Page 67: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

VOLLE DAGEN.

Wat is het goed, door voile dagen heen den weg van 't eigen evenwicht te vinden, als veel wat vroeger z66 gescheiden scheen zich tot eene enkele eenheid wil verbinden,

als hechter 't eigen oordeel staat gebouwd en de overpeinzing in gedachten, droomen en daden de volledigheid aanschouwt van wat z66 langzaam is tot stand gekomen.

De hand die gaarne doet, de geest die denkt, schijnen elkanders arbeid te beloonen, De neiging volgt haar weg en wijst en wenkt naar dalen, waar 't nog schooner is, te wonen.

Het oog, in kalme ontvanklijkheid, beziet de verte en ziet nieuwe verschieten beven: dan weet de mensch van wat hem feed was niet, dan is hij dankbaar, te beleven.

Page 68: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

OP DEN DIJK.

De voile heerlijkheid van 't Hollandsch buiten ligt om mij als een uitgestrekt gebied, dat heel de hemel nauw vermag to omsluiten, dat als een zee mijne aandacht overziet,

dat, hoe zich de bewolking uit mag breiden, voor d'omvang kan der schaduwen volstaan, die met den wind over de gladde weiden ik verder zie en nog weer verder gaan.

Hun vaart neemt af. De logge wolken komen in laag op laag boven de kim tot rust. Een lange rij van even-hooge boomen staat aan den einder als een verre kust.

Door de akkers voert een blanke baan, waarlangs de huizen in gelid onder de lage daken staan, de lange lijsten wit waardoor, wat hooger dan de weiden, de zwaargeladen tjalken glijden

Page 69: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

65

in 't water dat, van rand tot rand, de boordevolle vaart bespant. De polder zinkt terzijde neer en strekt vanaf de steile dijken zich uit. Het is, of telkens weer de weiden verder zullen wijken, den rand verschuiven van 't verschiet. De volheid vindt haar einde niet. Men ziet in aldoor-breeder zoomen de kortgeknotte wilgen komen en reiken naar de kim. — Daar ligt ten laatste de besloten kom van een verscholen dorp, waarom zich de ijle boomenrij verdicht.

De vaart langs, aan den achterkant van elke kleine woning, schuin den dijk op, is de smalle tuin met welig moes beplant. De huisvrouw steekt langs 't eenig pad de welverzorgde zoden glad: daar gaat geen stukje grond verloren. Daar laten zich de vogels hooren. De landstreek, als een zoeten buit, ontvangt dat zuivere geluid, dat bij verspreide boederijen in menige overkropte keel tot nieuwe rijpheid zal gedijen. Elk wezen vraagt en draagt zijn deel van arbeid. Langzaam gaan de ploegen waarvoor men zware paarden zwoegen

5

Page 70: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

66

en van den lijve dampen ziet, —de melker buigt zich neer in 't land en luistert hoe, vanuit zijn hand, de zogstraal in den emmer schiet.

Zooals de menschen u tot voorspoed brachten, tot vruchtbaarheid, mocht ik u zien, mijn land. Nu brengt ge mij, na twist en misverstand, den voorspoed van gelukkiger gedachten.

Wat ons beweegt blijft altijd wel verborgen, maar 't leven rijst en lijkt zoo 't wezen moet: vanzelf geworden en vanzelf ook goed. — Een wijde zon doorzijpelt dezen morgen.

't Wordt alles vast, — at zie 'k nog flauw gewemel, waar boven 't hoog geboomte een vogelvlucht, haar slanke rijen langzaam op de lucht verschikkende, zich ophoudt aan den hemel.

Page 71: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

MOLEN OP TESSEL.

Aan FLORIS VERSTER.

De grauwe reus die, gansch een bezig leven, tot elken wind zijn hoogmoed heeft gewend, staat, oogenschijnlijk nog bij kracht gebleven en stevig, op zijn steenen fondament.

Maar 't oude lijf, verschrompeld onder de oude beplanking, is verschrankt en uitgeteerd en staat, ternauwernood bijeengehouden, nu in den wind verwinterd en verweerd.

't Armzalig hout bekleedt den hollen romp, waar lang 't gebrom verstomd is van de wielen. Van boven steekt, een vormelooze stomp, de naaf uit, waar vier wieken aan ontvielen. Van 't juk bleef nog 't hoog dwarshout ongebroken.

Zoo rijst de molen, 't wrak verband ontwricht, zijn twee leege armen uitgestoken, als een gekruisigde op in 't koude licht.

Page 72: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE MEEUWEN.

De meeuwen vechten, vleugels hol, en hangen aan den wind. Zij vallen in 't bouwland ,neer en, neergevallen, maken ze 't langs de voren vol.

Zij namen overland de wijk en zochten langs de breede stroomen hun toevlucht, om op kracht te komen achter den hoogen winterdijk.

De snavels, onder pen en veer, herstellen de geleden schade. Maar 't nader klinken van de spade des akkermans verjaagt ze weer.

Zij vliegen . op, de vleugels ree zich klauwende aan de lucht te klampen. Een oogenblik ziet men ze kampen. Dan voert de felle wind ze mee.

Page 73: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

VLAARDINGEN.

Den bouw van 't eens zoo rijzig tuig geslecht, in lagen damp en donkerte begraven, ligt, met den winter, in de smalle haven de visschersvloot onttakeld opgelegd.

Men heeft de zijden van het 2waard ontdaan, de meeste masten liggen neergestreken: een enkele staat overeind, waaraan de lijnen dan van 't loopend want ontbreken.

Of ze in de diepte van die kolk verstikten, liggen de logge schuiten lijf aan lijf, zij die, verstrooid bij 't zegenrijk bedrijf, over de verten van een zee beschikten.

Het stadje zelf ziet op die rompen neer, nu met geen vracht van goede vangst beladen. Een jonge kerel slentert langs de kaden. Wat ledig vischwant slingert heen en weer.

't Is stil. — Daar vlekt in rimpelige vegen zich 't rillend water onder lichten wind: en bij die boodschap vanuit zee begint een vaantje in 't leeg want even to bewegen.

Page 74: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE DICHTER.

Na de lezing van BOUTENS' „Stemmen".

Dichter, van uw trouwe woorden, —waar gij omgaat, — begeleid, aan de nooit betreden boorden zwervend uwer eenzaamheid,

uit de weelderige wegen van het leven tot de rots van uw vast geluk gestegen langs de paden van uw trots,

als de morgenzon gerezen boven damp en duisternis, Dichter, uit de streek der vreezen in het rijk waar vrijheid is,

breng ons bij de forsche pijnen waar uw groote weemoed ruischt, bij de bochtige ravijnen, waar uw diep verlangen bruist,

Page 75: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

71

breng ons in den wijden hemel dien uw snelle licht doorschiet, waar men 't wereldsche gewemel ver-omneveld overziet,

en geleid ons waar, bewogen, ons uw sterke wijsheid noodt, onverschrokken, voor de hooge stille velden van den dood.

Page 76: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE BRUID.

De lucht, over den jongen dag, was helderder dan ooit. lets ongewoon-verblijdends lag in weide en veld gestrooid. De torenklok zong, wat ze kon, de vlaggen staken uit. De bruigom was de lentezon en Holland was de bruid.

Ze was des morgens opgestaan, een ranke, frissche meid. Ze deed haar gazen sluier aan van dunne dauwigheid. Ze stak zich van den pereboom den bloesem in het haar, die witter dan een winterdroom is, — wonder, wonderbaar.

Page 77: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

73

Ze deed een gladden gordel om van zilverig allooi, van zuiveren waterglans, — wat glom die ronde gordel mooi! Toen hechtte ze als een donzen yacht aan haar satijnen kleed den schuimrand, dien de zee haar bracht. Toen was de bruid gereed.

Een ooievaar trad op den deel, gewichtig, met zijn stok. De merel was in zwart fluweel, de zwaluw kwam in rok. .Toen keken, daar 't z$56 prachtig was, en Holland is de bruid, —de madeliefjes in het gras haar gouden oogjes uit.

De bruigom is een edel man, de bruid is jong en sterk. Daar komen schoone kinders van en blijdschap bij het werk. De bruid, — waar zag men weeker leest, een vriendelijker mond, — de bruid, — die maakten zeewind meest en ruimte zoo gezond.

Page 78: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

74

Nu komt ze met haar lief gezicht den bruigom tegemoet. Wat is de hemel wijd, — en licht. Wat is het leven goed. De wereld is een wonderbron van telkens nieuw geluid. De bruigom is de lentezon en Holland is de bruid.

Page 79: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

AFSCHEID.

Nog eenmaal wil ik gaan door open weiden tot waar de zee van 't onbewogen licht den val ontvangt in wiegelend evenwicht en vliedt en vloeit naar 't golven der getijden.

Nog eenmaal waar de landelijke wegen elkander kruisen in het lage veld, de holle wilg over het water helt en bruine pluimen in den wind bewegen.

En waar het stadje rijst boven de wallen, beveiligd binnen die vertrouwde wacht, en waaromheen de breede biezen, zacht en zijig, op het gladde water vallen.

Dan zal het mij genoeg zijn om to weten, dat wat zoo lief werd nooit in ons verdwijnt. En al de dagen zal ik welkom heeten, waarin mij deze wereld weer verschijnt.

Page 80: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 81: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

UIT HET OOSTEN.

Page 82: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 83: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE STAD.

De stad ligt in den avondgloed, —de torens en de tinnen blinken, —en 't laag gedaalde zonlicht doet wat kleurig was in schaduw zinken.

De schemerige wegen zijn nog vol en in de nauwe stegen ziet men zich in den valen schijn een vagen menschendrom bewegen.

Chineezen met hun onbehaard gelaat en rustige Javanen en Arabieren, trotsch-bedaard, in hun wijdzeilende soutanen.

De bruggen over de rivier bespannen met haar smalle bogen het bleeke water, waarin hier en daar iets donkers wordt bewogen.

De vrouwen komen of en aan, die water in de kruiken halen, en met een doek gesluierd gaan als in de Bijbelsche verhalen.

Page 84: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

80

De kooplui zitten op den grond bij lampen, die nu de gezichten der stille koopers, in het rond gebukt, beginnen to verlichten.

Een enkele beweging slaat nog uit de menigte naar voren en vlamt in 't rosse licht en gaat weer in de menigte verloren.

En vreemder wordt, nu 't avonduur opnieuw de menschen komt vertroosten, in 't licht, dat zwicht na 't middagvuur, de vreemde wereld van het Oosten.

Page 85: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE BRUG.

In 't zwaar namiddaglicht staat op haar steenen voeten de brug, over den stroom gebogen, vast geplant, en grijpt de ruimte, waar de golven onder wroeten en schuiven, wild en schuimende, aan den lagen kant.

De boorden zijn begroeid. De boomen en de struiken beveiligen den zoom van 't water. Overal daarachter wemelt het en schemert het en duiken de wegen uit het licht weer in den schaduwval.

Zij alleen, trotsch en fier en krachtig, kan verdragen dat haar de dag beschijnt, en schittert, en doorstaat het branden van de zon, die met haar schelle vlagen haar van omhoog verwoed de witte zijden slaat.

't Verwijderd landschap, in haar diepe schaduwbogen, verschijnt in zwarten krans gevat. Over den vloed komen de schuiten tot haar donkerte ingetogen en varen uit, de ruimte en 't licht weer tegemoet.

6

Page 86: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

82

Zij schieten met den stroom voorbij. Behendig boomen, zwarte gestalten elke prauw in 't bochtig spoor. Gelaten schijnt de man aan 't roer zijn droom te droomen, drijvend, zich 't lot getroost, tusschen de banken door.

En hoog over de brug, waar de geluiden dreunen van 't wisselend verkeer en de assen knarsen, gaat de menschendrom voorbij. De pikolstokken kreunen, terwijl de voerman op zijn logge beesten slaat.

De stieren voor de kar met hun geduldige oogen zien onverschillig rond en loopen onverstoord te zweepen met hun staart, den zwaren hals gebogen, en trekken stap voor stap het lompe voertuig voort.

Kinderen draven rond, lenige vrouwen dragen haar voile korven licht gewiegeld op het hoofd, de lange slendang om de schouders heengeslagen, den vreemden starren blik verdonkerd en verdoofd.

Intusschen is de zon gezonken. In de bochten verzamelt zich de nacht. Een hooge klapper houdt zijn eenzaam donker hoofd omhoog dat, afgevochten, de zwakke dag nog mat beschildert met zijn goud.

Page 87: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

83

Een rosse schemer trekt de boomen, de gebouwen de hoven over en 't verscholen stadsbegin. Een kleine jongen hoedt zijn kudde van karbouwen en drijft ze voor zijn riet het lage water in.

Een vogelschaar vliegt op: zij nadert. Wij bemerken 't onzekere geluid, dat aan den hemel glijdt. En op het verre veld heeft, met zijn wijde vlerken den grond beschaduwend, zich de avond uitgespreid.

Page 88: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

HET LUSTVERBLIJF.

Hoog in 't heilig woud gezeten, met zijn vijvers, met zijn plassen. met zijn wuivende gewassen, eenzaam, in zich zelf vergeten, zetelt ver van 't menschbedrijf 't lang verlaten lustverblijf.

Donker zijn de steenen kanten, die zich in den greep verschuilen van hoog woekerende planten, en de sombere offerzuilen staan, den ondergang gewijd, in de zielsverlatenheid.

Eenmaal gingen de gewaden. van gevierde feestgenooten, — om de lendenen gesloten, — plechtig slepend langs de paden. Eenmaal wies de weelde hier van een koninklijken zwier.

Page 89: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

85

Eenmaal heeft het week geluid van den zangdans hier geklonken en de krissen staken uit, dat de gouden scheeden blonken en de zon de steenen sleep van den diamanten greep.

Doch in stilte en rouw gedoken ligt wat fier was nu gebroken, en de neergebogen lieden, die de leege paden wieden, schuifelen in 't schamel stof van den dooden tempelhof.

Toch, of nog ze aan opgetogen blikken zich vertoonen mogen, slingeren zich langs de muren de gebeitelde figuren : rijzen, ranken, schoon gedee'ld en van looveren doorspeeld.

En de klare watervallen storten altijd hun kristallen volheid neder. En de boomen, stil in diepe schaduwdroomen, rijzen op en ruischen zacht in den hemelhoogen nacht, —

Page 90: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

86

Want aan al 't met glans bedeelde, aan wat edel is geboren, gaat een rijkdom niet verloren. En wat in zich eens de weelde van de vorstlijkheid genoot, dat is altijd ruim en groot.

Page 91: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

BALI.

Een uitgestrekte kust, de grauwe stranden van dof en dorstig zand, de zachte lijnen der oeverbochten, — en dan het verdwijnen dier scheiding, waar de verre brekers branden.

Geen leven, geen beweging. — Rustig stijgen vanaf de smalle zandstrook de terrassen en trapsgewijze velden, met gewassen van tweeden oogst bebouwd, in breede treden den hoogen woudzoom tegen, en beneden ligt, waar de klapperstammen overneigen, de kampong Sanoer. — Ver en verder wijkt, — zoo ver als her en der zich de oogen wenden, — 't omliggend land, en wordt de glooiing zachter tot waar de rug der heuvels is bereikt. Daarachter staat de boschrand en daarachter, over de velden heen waar menschen wonen, tegen de bergen waar de goden tronen, ligt, van wonderen vol, het onbekende.

Onmetelijk, oneindig rijk verschiet, rijk met den schaduwrijkdom uwer wouden,

Page 92: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

88

met al wat bosch en dal verborgen houden, de geest, die ruimte zoekt, bereikt u niet. In onverbroken aldoor breeder rijen zetten de heuvels, rondgetopt, zich voort en gaat de voiheid verder, ongestoord, van hellingen en vochtige valleien. Het zonlicht blinkt en zinkt er, blond en blij, gedragen op dat stijgende getij van golvend bosch, dat breekt tegen de rotsen, zooals de brekers van de branding klotsen op dammen, die in zee gaan. — Vager wordt de verte, waar de wilde groei der wouden zich worstelend in de ravijnen stort, reuzen gelijk, die zich omstrengeld houden. Waar alles tot een wildernis vergroeit van steen en wortels en de krater loeit, toornig als de Verdelger zelf. — En hoog de rankheid oprijst van den tweelingboog, die al de zuivere slankheid in zich sluit en opricht van de vorstelijke bruid, die hoog en her in roode sluiers staat wanneer de zon achter haar zinken gaat, en schoon gekleed in al haar schaduwpracht zich aanbiedt aan 't verlangen van den nacht. Zij, die verheven in de wolken huist, om wie het water, rijkgepareld, ruischt, die om haar mildheid duizend zangen loven, de Goenoeng-Agoeng. — Eeuwig om haar zwijgt het diep mysterie. Eeuwig tot haar stijgt de aanbidding op der menschen, die gelooven.

* * *

Page 93: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

89

Maar wondervoller dan die wildernis van donker woud en kille diepten is de vlakte, waar de menschenwereld woelt en langs de wegen het gedrang krioelt der menigte. Waardoor in kavalkaden de pikolpaarden hevig stappend gaan en 't leven uit de belletuigen slaan, hoog met den last van schuddend graan beladen. Waar op de paden van den pasar, dicht met opgestapeld vochtig ooft bezoomd, het vroege yolk zijn bezigheid verricht. Waar glanzig mandewerk verhandeld wordt en van de rijst, op matten uitgestort, de blankheid roomig in den schemer droomt. De venter laat voorzichtig in die zijden en gladde zuiverheid zijn vingers glijden, en onderwijl ziet hij de vrouwen aan, die slankgewikkeld in haar sarongs gaan, de schouders bloot en trots teruggedrongen en hoog 't weelderig hoofdhaar opgewrongen. De vlakte, waar op de erven, dicht omwald, de stamper in den harden vijzel valt en wordt gedompeld in dof knarsend koren. Men kan nog ver dien vollen hartklop hooren en volgen in zijn regelmaat. — Waar al de wegen, vluchtend uit den schaduwval, zich voor de woning van den vorst verbreeden, en neergezeten om de steenen treden 't gedoken yolk den rijksbestierder wacht. De ruggers zijn gebogen en de pracht der krissen en langslepende gewaden

Page 94: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

90

schijnt helder in de zon. Omzichtig waden de hovelingen door een hooge poort den schemer in. De stilte zet zich voort tot voor den drempel van de lustverblijven, waar de gewijde tempelvisschen drijven diep in den koelen vijver, en het licht aan ieder ding .zijn wonderen verricht. Waar langs de stijlen de gesneden weelde van blad en bloemen bloeit, en godenbeelden uitspringen in de zon. Daar staat de steen in torens rood in brand, en daaromheen strekt hof aan hof zich uit, tot waar de luister van witte spitsen schittert in het duister, het blauw omneveld, teeder boschbegin.

* * *

Daarbuiten vaart de wind de velden in, en van alom voert hij den blijden buit in de armen van het ruischende geluid, dat voor hem opgaat, waar de rijpe rijst hem eerbied in zijn koninkrijk bewijst. En welk een rijk 1 Geen, die zoo'n rijk bestiert, zoo hoog een feest in zulk een vrijheid viert, voor wien zoo looverige boschprieelen zijn koelen schat den koelen nacht ontstelen, aan wien de dag, van 's morgens vroeg tot laat in 't zinkend licht, zoo luisterrijk vergaat. Geen wonder, dat hij dikwijls aan zijn lust den teugel viert en op de bergen rust

Page 95: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

91

en hoog boven zijn uitgestrekt gebied de weelde van zijn koningschap geniet. Dan ligt het land, verlaten en beroofd van lafenis, den bodem diep gekloofd, van hitte vol. Dan martelt de natuur de harde geesel van het zonnevuur, dat in de velden gloeit als gloeiend goud, — tot aan de verre schaduw van het woud.

** *

Prachtig en donker hangen in de bosschen de takken of en dichte loovertrossen, grazige verten dekkend, waar het licht vanuit de ruimte voor den schemer zwicht. Belommerd voeren de onontgonnen lanen, onder de bochten door van de lianen, als open poorten onder licht festoen een dwaalhof binnen van diep glanzend groen. Vochtige kleine vlakten zijn als kreeken van zonlicht in de donkerte, waar beken diep in haar kronkelige bedding spreken, waar met een weekheid blad en bloem beslaat en uit de vrucht, die bloedrood opengaat, de rijkdom breekt van 't geel, voldrachtig zaad. Van loten en zich strengelende stelen ineengeweven, hangen de gordijnen, die schaduwen en lichten schemer deelen en die de zonnevlagen zacht doorschijnen. Als voor een hoog en plechtig feest versierd,

Page 96: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

92

verheffen zich, van wingerden omslierd en lange ranken, de geduchte zuilen en stammen van het woud en breken los in 'I overhemelende bladerbosch, waar zich de schuwe nacht in kan verschuilen voor 't morgenzonlicht. En wat verder is de vlakte, waar in 't woudgeheimenis de boschgod zetelt en in wijde kransen de blijgezinde boschgodinnen dansen. Haar zachte haren ziet men in rivieren van zilver licht over de heesters zwieren en van haar bleeke voeten overal den snelgevluchten schaduwigen val. Maar als het avond wordt, gaat al dat wonder van lichte kleur in treurend daglicht onder en wordt het donker, leeg en stil in 't woud. En als het nacht is en het somber hout staat hoog en dreigend in de lucht gestegen, ontwaakt een ander leven en bewegen andere schimmen zich. Dan schuifelt, schier onhoorbaar, uit de duisternis geboren, de gladde slang en slingert zich naar voren en stort zich neder op den buffelstier en drukt zich om zijn sidderende zijden. Zij breekt de beenderen en langzaam glijden de zwarte kronkels om de ruige huid. Dan valt alom de vraatzucht op haar buit en vurige oogen gluren. Heete klauwen slaan in lauw lillend vleesch, en op den grond worstelen wreede lust en wanhoop rond en oogen, wijd van lijdensangst, aanschouwen

Page 97: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

93

een hel van toomelooze drift en leed en vijandschap, waar niemand nog van weet.

Geen land, of in den aard van menig ding is iets bijzonders: in de schemering zooals die invalt, het namiddaglicht, zooals dat rustig op de wolken ligt of, lustiger, tusschen de takken glijdt en alles vol maakt van zijn vroolijkheid. In 't ruischen van den wind, den zwoelen geur die van de velden overtrekt, de kleur van 't koele water 's morgens, overal is iets, wat men zoo Licht niet vinden zal in vreemde landen. En wie dat bemint, die heeft zijn land gekend. Voor hem begint een ander leven, want van uur tot uur aandachtig, gaat hij voortaan de natuur verwonderd na.

* * *

Wat is 't, dat uw gemoed het meest beminde, Wrekers van 't geloof, dat Lang miskende, aan al wat sterven doet in stillen trots ? — Gun van dien eenen schat een weinig mij. Gun mij dien laatsten roof, nu ik bezing wat gij hebt lief gehad, nu van uw eerbied in mij bovenkomt en uitbreekt, waar uw lippen zijn verstomd.

Page 98: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

94

Wat was het? Waren het de rijke velden, waar 't zorgenvol bedrijf de rijst op teelt, dat land, waardoor 't in val op val versnelde, 't wellende en zijpelende water speelt? Was het de schaduwrijkdom van de wouden, tegen de bergen hoog en trots getroond, die diepten waar de duisternis in woont, in spleten en spelonken onderhouden, om uit to zwermen, als de hemel brandt, in zwarte vluchten, ver over het land? Was het de zon, die zegevierend baaien en bochten van den morgendamp verlost, als de oever, donker, drijft in drijvend goud en bij de kampong, diep in 't roerloos hout, krijgshaftig de gekamde hanen kraaien, met hunne veeren prachtig uitgedost? Wat was het, dat uw dichte benden dreef onrustig om het nachtelijke kamp, terwijl van boord de witte bliksemlamp haar bleeke teekens in de wolken schreef, nu bier, dan daar? De klappers stonden hoog als donkere gedaanten in den nacht en ver, tot waar de branding brak en zacht het luisterende woud zich overboog, lag, flauw verlicht, het voorterrein verlaten. Dan zong de vlucht der gierende granaten omhoog, maar uw vermetelheid vergat bedreiging en gevaar en kwade kansen, en 's morgens, als bewakers van uw schat, stonden de steile, witbevlagde lansen strijdvaardig voor het bosch. Wat deed u dood

Page 99: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

95

en leven om een oogenblik vergeten, wat deed uw houding rustig zijn en groot, terwijl de salvo's in de borsten beten, als wolven zoo vraatzuchtig? — En wat deed u uitgaan in uw witgewasschen kleed, reizingend, tot dat plechtig, somber feest van 't allerlaatste ? Wat is het geweest dat u bezielde en daar wij niet van weten ? Gij hebt alleen dat hoog geheim bezeten waarvoor het leven zelf in nevel wijkt. Wie daarop uitziet heeft zijn doel bereikt. Wien dit gegeven is, wordt niets ontnomen. Gij zaagt uw zon verdonkerd, van uw droomen de eenzame stilte en de verborgen pracht voorbij, — toen is u 't moedig hart gebroken. Uwe oogen op die schoonheid zijn geloken. Het werd nog even Licht. — Toen viel de nacht.

Page 100: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

HET GEURIGE VELD.

Amangkoe Rat heeft meer dan dertig jaren in 't oude rijk Mataram geregeerd, en meer dan onder Soeltan Ageng waren in list en lust zijn Machtigen volleerd.

Meer nog dan in zijn vaders wreede tijden lag zwart gebrek in 't leeggeroofde veld. Dood en verwoesting, vuur en zwaard verspreidden zijn trotschen naam in daden van geweld.

Totdat hij, zat van zinnen, in het slijten van ledige uren zijn voldoening vond: Amangkoe Rat, de Keizer, dreef zijn geiten over de pleinen van den Kraton rond.

Toen, in zijn ouderdom, kwamen de dagen van tegenspoed, de dagen van gevaar: zijn Huis verdeeld, zijn Oversten verslagen, van angst en afschuw zijn gedachten zwaar.

't Verraad sloop rond. De Madoereesche benden drongen tot in zijn open hofstad door. Amangkoe Rat, de Keizer der Ellende, werd als het wild, de jagers op zijn spoor.

Page 101: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

97

Hij vluchtte, — maar 't vermoeide leven kwijnde in 't lijf, waarvoor hij zwervend toevlucht zocht. Toen vroeg de vorst alleen, dat na zijn einde een geurig veld zijn lijk ontvangen mocht.

Hij stierf. En door zijne enkele getrouwen werd aan den uitgesproken wensch voldaan. Nu brengen op zijn graf bedroefde vrouwen haar wierook en haar wilde bloemen aan.

Kinderen spelen er, bejaarde wijzen zoeken den boom, die van den heuvel helt en schaduw schenkt, — en vrome pelgrim reizen eerbiedig naar het zoet geurende veld.

7

Page 102: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE TREURBOOM.

In 't midden van het veld, in 't midden van de weide waarop, een heete zee van licht, de middag gloeit, staat onbeschadigd, onbeschut, naar alle zijden zijn donkerte uitgestrekt, de wonderboom gegroeid.

Eerst is het een gewoel, een wildernis van stammen, van stronken dor en kort, van wortels krom en rond, waartegen hier en daar de zonnevlagen vlammen, die scheuren door 't geblaarte en sleuren op den grond.

Dan is het als een woud van schaduw, daar fonteinen van lichter later loof uitspuiten en, weerom aftuimelend, in 't groote duister gaan verdwijnen, het diepe duister van zijn diepen ouderdom.

En eindelijk omhoog de schoone kroon, gestegen in 't ongeschonden blauw waartegen, rond en klein en ieder aan zijne eigen ranke steel geregen, de blaadjes, een voor een, als dunne munten zijn.

Zoo staat hij als een rots van donkerte in den doffen, den vreugdeloozen val des middags, hoog en zwart en ongeschokt, de kruin van 't harde licht getroffen. Maar koelte en milde rust ontvloeien aan zijn hart.

Page 103: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

99

Maar koelte en rijk geruisch ontwijken in de weide, wanneer de wind den schemerigen hal doorstroomt van zijn geblaarte, van zijn kroon, de schoon gespreide, die ruimte, waar de dag zich in den nacht verdroomt.

Wel, neergebogen, rouwt hij om de vroege jaren toen, hem ter bedevaart genaderd, jong en oud eerbiedig zijn gezag van stilte indachtig waren en de eerste wierook dreef in zijn geheiligd hout,

maar, — neergebogen zij 't, — ontzijgen niet de twijgen, de ranken aan zijn loof en zoeken onvermoeid om nieuwe krachten uit den heeten grond to krijgen ?

Wat leed om schoonheid droeg zal, schooner, 't leed ontstij gen.

Zoo staat, in 't witte licht, de wonderboom gegroeid.

Page 104: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

ZOOALS GIJ IN DE SCHADUW ZAT.

Zooals gij in de schaduw zat en al den glans in de armen hadt, die fijngesponnen, wonderbaar geweven lag in 't hangend haar van uwe zuster, — want gij zijt mij zusters in lieftalligheid, — en gij die ongevlochten pracht, die als een bruidskleed van den nacht haar lichtgebogen hoofd omsloot, — uw handen hoog, uw schouders bloot, —in smeidige gedeelten spleet en spreien en zich vleien deedt in rondgewrongen tressen, als een tros van donkerte in den hals gedrukt, en aan de slapen glad;

zooals gij in de schaduw zat, gewiegeld in het weeke licht dat neerzonk om uw zacht gezicht, de gladde sarong om het slank en golvig lichaam en uw rank gebaar daarboven, en in 't rond het zonlicht, plassende op den grond,

Page 105: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

101

onder het afdak een gebied van koelte om uw gestalten liet, waarin gij beiden zoo bedaard, zoo vorstelijk gezeten waart als in een tempelnis, — zoo schoon als koningsdochters op een troon, gij beiden, op uw strooien mat;

zooals gij in de schaduw zat en al dien glans in de armen hadt mijn kind, heb ik u lief gehad.

Page 106: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

HET MEER.

Tusschen de bergen ligt het water, blauw en prachtig, en de lichtere landouw van lage velden houdt dien koelen schat en kalme schoonheid vast in zich gevat.

De trotsche toppen stellen zich geducht met hunne schouders op tegen de lucht, en ver in 't rond beveiligen zij, nacht en dag, de wondere, diepe waterpracht.

De hemel staat, een gouden bouw gelijk van louter licht, hoog over 't land to prijk, maar heel zijn gloed en rijkdom stort zich neer en zuivert zich in 't smettelooze meer.

Dat ligt tusschen zijn boorden, rimpelloos en weer gerimpeld, donker voor een poos en minder donker, met een floers tot ver bij 't land bedekt, — en dan weer helderder.

Page 107: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

103

De wilde wind trok onbevredigd rond in de spelonken, tot hij uitkomst vond op ruimer baan, en stortte zich toen uit over het water met een blij geluid.

De teere nevels, in de morgenlucht, nemen van 't meer naar wijder glans de vlucht, maar legeren zich weer verzadigd, zacht en veilig, voor den naderenden nacht.

De planten en de palmen buigen zich. Tusschen de halmen overtuigen zich wel honderdmaal de bloemen, blauw en wit naar 't meer gebogen, van dat zoet bezit.

Een enkel vaartuig drijft de ruimte door met witte zeilen en zijn blinkend spoor verbreedt zich en verdeelt zich, als een wig in 't water volgend, bleek en zilverig.

Dat ligt dan in het zonlicht uitgespreid, een ver gebied van zachtbewogenheid, en drenkt de lucht en drinkt het licht en draagt het naar zijn diepte waar 't, een schemer, daagt.

Tot de avond invalt en de gouden zon de steilten afstort naar den horizon en langzaam uit het dal de schaduw stijgt, die hoog en hooger de overhand verkrijgt.

Page 108: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

104

Zij stijgt en stijgt, tot gaandeweg de kom gevuld is, en het late licht van om de laatste toppen optrekt, en de kring van bergen bleek wordt in de schemering.

Dan staat het landschap tot de boorden vol van 't overstroomend nachtgetij, dat zwol en stadig aanwies, — en het water is verzonken in de vroege duisternis.

*

Hoe komt het, dat er uren zijn waarin, over 't verdonkerd heden uitgestort, van een bekend verleden 't nieuw begin zinkt in de ziel waarin het avond wordt en de gedachte wederkomt in mij aan dagen en aan dingen, lang voorbij ?

Hoe komt het, dat een nooit verloren beeld hier meer dan elders mij voor oogen staat, hier in dit land, waar schemerig verdeeld geen vochtig licht over de velden gaat, hier waar de mildheid van den nevel niet de verre diepten drenkt van het verschiet?

Geen die van wat in de verbeelding leeft de wetten kent, geen die het stil beleid

Page 109: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

105

doorzien kan als, zich van zijn eenzaamheid bewust, de mensch in wien het leven heeft gewoed, om zich een wereld gadeslaat die, aan de wereld van zijn eigen hart, zijn eigen zelf verwant, gesluierd staat in weemoed, in die schaduw van de smart, en hij zich vaster hecht en vaster aan de dingen, die voor hem alleen bestaan.

Dreigende vormen, vreemde somberheid der zwervende gedachten, — trotsch gebied van hoogten en van hellingen, — hoe breidt uw duisternis zich uit. En hoe beziet van verre 't oog de ranke zuiverheid van d'eenen top, die in den hemel schiet.

Hoe donker is uw volte en toch, hoe licht ontkomt de geest, gedreven uit den druk van die nabijheid, zich verheffend, hoog in 't wolkenlooze, — blauwen vasten boog, die als in 't water ligt in evenwicht gespiegeld van ons dagelijksch geluk.

Zoo ligt tusschen de bergen, rimpelloos en weer gerimpeld, als een bleeke roos gebed in donker loover, als een bloem geopend in het zomersche gezoem en rondom gonzen, — nu het schril gezucht der krekels trilt en siddert in de lucht, nu van de wouden uit een week geruisch

Page 110: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

106

de ruimte vol maakt van het hemelhuis waarin de wereld, in haar stille dracht van schaduw rustend, eenzaam overnacht, — zoo, in de laagte blinkend, ligt het meer en geeft den rijkdom van den hemel weer.

De palmen in den nacht bewegen niet, maar een gedempt, een onbestemd verdriet is overal aanwezig en beneemt aan 't hart zijn stilte, schoon het zelf ook zweemt naar stilte, — als een inwendig, diep geween dat opwelt, schoon en voor de ziel alleen.

En eindelijk ontvaart de late maan aan het gebergte en van de wouden gaan de diepten open en de gansche streek, van horizon tot horizon, wordt bleek in 't bleeke licht dat op de wereld hangt, het licht, dat vonkelend het meer ontvangt:

het licht, dat aan den kalmen spiegel blinkt, het licht, dat in 't verborgen duister zinkt, 't licht dat van 't meer, blankglanzend uitgespreid, de rust doorsiddert en de zuiverheid.

Page 111: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

107

Als van den dag de gouden poorten aan den valen hemel langzaam opengaan, vertoont het landschap zich, in dampen zacht gewikkeld, nog doortrokken van den nacht, nog kil en huiverig: de kammen fijn gekarteld in den eersten zonneschijn, de dalen, waar de nevel dichter is, vol nog van droefheid en van duisternis, en in de kom het diepe water, blauw en prachtig, in den pareligen dauw van 't land verblinkend. Op de bergen wint de morgen veld. — De nieuwe dag begint.

Page 112: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 113: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

AAN VERRE VRIENDEN.

Geschreven voor den dichter ALEX GUTTELING en voor zijne vrouw.

Page 114: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 115: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE KAMER.

Wanneer het 's avonds stil wordt en het luid vijandig leven van den dag verdooft, en rustig komt het rijzende geluid van uwe verzen mij in hart en hoofd,

en in den nacht, die bron van wonderen, welt alwat tot licht wordt in de duisternis, en de gedachte, hoopvol uitgesneld, vlucht naar het land waar alles nevel is,

dan wordt het mij als in dien verren stond, toen eerste nadering ons de vriendschap bracht die, naar zij aanwies, al haar gloed en kracht in onze liefde voor de schoonheid vond.

Dan zie 'k u weer: uw hand ligt op het dek, uw hoofd is stil, uw peinzende oogen turen in 't dalend daglicht, en de dralende uren drijven eentoonig door het blank vertrek.

Page 116: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

112

Vanuit de verte komt de vroege nacht de kamer binnen door de wijde ruiten : schaduwen groeien samen, en daarbuiten wordt al, wat luid en licht was, stil en zacht.

Dan wordt de lamp gebracht. Als gouden wijn ziet men het licht zich uit den brander schenken. De gloed komt nader, en de kalme schijn valt op dit blad. — Dan zult gij mij gedenken.

Page 117: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE MORGEN.

Het was een koude, grijze wintermorgen, dat ik uw wachtend welkom vinden mocht. Van 't ledig land bleef op mijn vroegen tocht de verte in damp en valen mist verborgen.

Van tijd tot tijd zag ik de lucht verbleeken, den aanblik zachter worden en de zon, dralend en droevig, als een bleeke bron van weemoed, weenende uit de wolken breken.

En ik ging voort, terwij1 mijne oogen zochten naar vorm en glans in 't vochtig vergezicht, en zich de weg in schemerige bochten boog door 't geboomte van het boschrijk Sticht,

en 't licht verglinsterde en vanom de boomen de nevel neerdreef in de breede laan. — Mijn vriend, zag ik niet zoo voortaan, van droomen omdreven, ook itwe gestalte staan ?

8

Page 118: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE HEIRWEG.

Over den hoogen heirweg drijft en draaft de menschenmenigte. In de dichte drommen ziet men geduldig zich de ruggen krommen naar 't warlend stof, waar ieder werkt en slaaft.

Den trotschen wagen des triomfs versieren viaggen van haat en wimpels rood als bloed: het felle zonlicht zinkt met rossen gloed over de ronding van gespannen spieren.

Maar weinigen begaan de stille paden waar, langs de glooiing van den weg, 't woud schemert en waar, hoog achter de heg, verdere schemer valt to raden.

Waar schaduwen in zachter schaduw glijden, 't argeloos licht gevangen ligt in 't groen, waar zij, die zelden denken wat zij doen, de wegen gaan, die nergens heen geleiden.

Page 119: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

115

Nergens dan naar besloten boschpartijen, naar golvend gras, glanzig in zonnegoud, en, door de koele diepten van het woud, naar 't uitzicht over wijde landerijen.

Page 120: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE VOGEL.

Gij zegt, dat gij de menschen kunt benijden, die heftig door het leven gaan, die, wat hun kracht verzwakken zou, weerstaan, en met genot wat hun weerstaat bestrijden.

Die nooit een moeitevollen tocht betreuren, den arbeid zoekend, dien de voorspoed kost, die 't vol verleden vinden ingelost in zorgen om wat morgen zal gebeuren.

Maar weet ge wel, gewetenlooze droomer wat hun de rijkdom van den dag ontrooft? Bedenk dat, hoe de zon het koren stooft, de avond het schoonst is aan den schoonen zomer.

Bedenk, hoe na zijn worstelende vlucht de vorstelijke vogel tronen blijft, en, — liever dan to wieken door de lucht, — van kring in kring op wijde zeilen drijft.

Page 121: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

117

Hun is de pracht der zwaarbevrachte dagen, de hartstocht in het leven, rood in goud, de geestdrift, die den geest gevangen houdt, het wisselend geluk van 't wikkend wagen:

u de eenzaamheid, waarin de dichter leeft, het schoon gedachte liefdevol verzamelt, waar van de woorden, liefdevol gestameld, zich om zijn brein 't zangerig weefsel weeft.

Page 122: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE WONING.

Nu zijn de dagen van geluk gekomen, nu, uit de verte eens vreezenvol aanschouwd, de toekomst zich in 't heden heeft ontvouwd, zoo schoon als geen verlangen zich kon droomen.

Nu zich voor 't leed het leven heeft gewroken door voile gunst, die trouwe zorgen loont: nu gij de woning van uw heil bewoont, „uwe uren in elkanders goud gedoken".

Laat u de lente nu den oogst beloven uit duizend bloesems, bleek in 't vochtig blauw, laat, in 't gezegend rijk van zon en dauw, den zomer u zijn kostbaar koren schooven,

den winter witte torens doen verrijzen, den ingang sierend, waar uw jaar begint, —laat elken dag de blijdschap u bewijzen van 't leven, dat gij om elkander mint.

Page 123: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE DUBBELSTER.

Wanneer het 's avonds stil wordt, en de nacht de velden intrekt, en rondom uw huis bewaakt het bosch weer met zijn diep geruisch 't rustig gebied, waar u de liefde wacht,

en aan den klaren hemel vindt uw oog de schitterende volte, schoon en ver, dan, onder die vertrouwden van omhoog, flonkert de zachte, wondere dubbelster.

Twee sterren, wentelend en zoo verbonden, dat ieders beeld in 't evenbeeld verdwijnt, het vredig licht, door ieder afgezonden, ons in een luister vrediger verschijnt,

zoo in hun beider helderheid verloren als oog in oog van dieper weelde straalt, zoo als twee harte' elkander toebehooren, als liefde om liefde met verlangen dwaalt,

Page 124: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

120

zoo drijven zij, eeuwig in evenwicht, in de eeuwge nachtzee, die geen einder kent: twee werelden, elkander toegewend, twee zonnen in elkanders zuiver licht.

Page 125: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

DE SMIDSE.

Page 126: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 127: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

De blinden waren dicht, maar in de smidse blonk nog licht en langzaam, van den lagen zolder, zonk het dreunende geluid van de gevallen slagen. De meester smeedde nog. De plotselinge vlagen van hooger helderheid, die sloegen uit den haard, verlichtten zijn gezicht. De meester stond bedaard en krachtig voor het aanbeeld en de vonken vlogen onder den hamer uit. De meester stond gebogen in aandacht voor zich neer te zien, en aan het touw dat afhing van den balg, een ranke jonge vrouw, bijkans een meisje nog, zijn dochter. Want zijne uren zijn kostbaar en het kost te veel, een knecht te huren voor overwerk des nachts. En boven is het brood toch altijd noodig, en zeer dikwijls is de nood er nijpend. Dus hij vecht en vecht, met alle krachten, neerhamerend zijn haat en donkere gedachten. En in de smidse staat zijn dochter.

Zal wel ooit dien gij beminnen zult, mijn kind, zoo lief getooid u in dien eenvoud zien? Hij mag wel zeer bescheiden voor zijn geluk staan, want voor altijd te benijden is wie die liefde wint. Hoe somber slaat het vuur in de verlatenheid van dit verborgen uur

Page 128: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

124

zijn roode golven uit en vlamt op de gezichten. Eens zal een ander licht, den nacht door, u verlichten : de schemerige lamp, die in de kamer brandt van twee geliefden, als het schijnsel van den wand op hun gestalten komt gevallen, en het lange verrukte ontwaken uit hun wederzijdsch verlangen. Maar zult gij dan z ■56 schoon zijn ? Zie, hoe gij uw haar nu hebt gewrongen, ongekunsteld, in elkaar, zooals Diana deed. Ik zie de vonken dansen en tangs uw slapen het wegvloeien van de glansen en vluchten van het licht. En als Diana jong en krachtig en die weer gereed is tot een sprong achter het schielijk wild, zie ik uw slanke leden nu in den opslag van het lage vuur getreden, en heel de schoonheid van uw sterk en lenig lijf. En in de smidse dreunt het aanbeeld.

Het bedrijf eischt al uw krachten, maar hoe moedig en besloten stort ge u den arbeid in: de handen hoog, de ontbloote benedenarmen langs het koord. De roode mond, half open, hijgt den adem in en, zinkend rond het matte vochtige en toch donzige der wangen, zie ik de streeling van twee losse lokken hangen en trillen voor het oor. De vaste boezem gaat onrustig en, den gloed op uw gestalte, staat gij hoog en licht in 't ruime duister. De oogen gloeien in uw verhit gelaat. Eens zal een blos daar bloeien, ontroerender wellicht, doch schooner nooit dan nu. De geesten van den nacht zien en begeeren u. Zij dwalen, stijgen, dalen om uw voet en zoeken

Page 129: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden

125

hun toevlucht sluipend in de schaduwige hoeken der smidse, en naar het vuur opvlamt of doffer gloeit ziet men den valen stoet omlaag, die wijkt of groeit en aanvalt of zich weer terugtrekt. En daartegen u, rustig van gebaar, witschitterend bewegen. En in de smidse klinkt het ijzer op het staal.

Zie mij nog eenmaal aan. Het gloeiende metaal weertintelt in uwe oogen. Hoog over de wangen ligt altijd nog de laaie gloed. Maar een verlangen van rust doortrekt u reeds. — Vaarwel en goeden nacht. Dat in uwe eenzaamheid de koele stilte zacht om u gelegen zij. Dat vriendelijke droomen den klaren hemel uwer sluimering doorstroomen. En zij eenmaal uw droom met een dien gij bemint althans een schoone droom. U zij geluk, mijn kind.

En in de smidse, diep van schaduwen doorzonken, vallen de slagen neer en vonkelen de vonken.

Page 130: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 131: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 132: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 133: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 134: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 135: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden
Page 136: TOCHTEN - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren · 2012-08-29 · hun aandacht niet genoeg. Dan komt het tot een draaien, de wijde zee van klei weer in. De paarden