uitval: waarom? een analyse van omvang en oorzaken

117
Centrum voor Taal en Migratie Steunpunt Nederlands als Tweede Taal UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN Martien Berben juni 2003

Upload: doanxuyen

Post on 11-Jan-2017

227 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Centrum voor Taal en Migratie

Steunpunt Nederlands als Tweede Taal

UITVAL: WAAROM?

EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Martien Berben

juni 2003

Page 2: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 2

Voorwoord

Het slagen van dit onderzoek is te danken aan de medewerking van verschillende personen.

In de eerste plaats zou ik graag mevrouw Frieke Van Zundert van de Dienst Integratie

Antwerpen bedanken voor de positieve samenwerking. Graag bedank ik ook alle betrokken

NT2-aanbodverstrekkers voor hun medewerking aan het onderzoek. Aan alle directeurs, NT2-

coördinatoren, leerkrachten en secretariaten: dank voor de nodige praktische ondersteuning bij

het onderzoek. Een speciaal woordje van dank richt ik ook tot de tolkendienst van de stad

Antwerpen. Voor de vele schriftelijke en mondelinge vertalingen kon ik steeds op hen een

beroep doen. Het onderzoek kon ook niet uitgevoerd worden zonder de belangeloze

medewerking van de vele cursisten die een enquête invulden of meewerkten aan een

interview. Tenslotte wil ik ook heel graag mijn collega's van het Centrum voor Taal en

Migratie bedanken. In het bijzonder denk ik aan Kris Van den Branden, Matthias Vienne, Piet

Van Avermaet, Machteld Verhelst en Heidi De Niel. Dank je wel voor jullie suggesties en

ondersteuning!

Page 3: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 3

Inhoudstafel

1. Inleiding 52. Situatie met betrekking tot uitval in Nederland 63. Situatie met betrekking tot uitval in Antwerpen vóór juni 2002 84. Onderzoeksplan 14

4.1. Inleiding 144.2. Probleemformulering 14

4.2.1. Doelstelling: waartoe onderzoeken? 144.2.2. Vraagstelling: wat onderzoeken? 14

4.3. Onderzoeksopzet 154.3.1. Wie? 154.3.2. Waar? 154.3.3. Wanneer? 184.3.4. Hoe: methoden van dataverzameling en data-analyse 18

4.3.4.1. Eerste ronde 184.3.4.2. Tweede ronde 224.3.4.3. Derde ronde 25

5. Resultaten: algemene beschrijving 265.1. Hoeveel cursisten zijn er betrokken? 265.2. Een beeld van de betrokken cursisten 27

5.2.1. Kenmerken van de cursist 275.2.1.1. Personalia 275.2.1.2. Kinderen 315.2.1.3. Thuissituatie 335.2.1.4. Werk- en studeeractiviteiten 355.2.1.5. Opleiding 355.2.1.6. Taal 36

5.2.2. Kenmerken van de cursus 415.2.2.1. Type cursus 415.2.2.2. Intentie en belangrijkheid cursus 425.2.2.3. Organisatie cursus 435.2.2.4. Beoordeling cursus 45

5.2.3. Kenmerken van de onderwijsinstelling 485.2.3.1. Type onderwijsinstelling 485.2.3.2. Beoordeling onderwijsinstelling 49

6. Hoe groot is de uitval bij de geselecteerde cursisten? 537. Waarom vallen de geselecteerde cursisten uit? 56

7.1. Inleiding 567.2. Een algemene blik op de eerste en de tweede ronde 56

7.2.1. Kenmerken van de cursist 577.2.1.1. Personalia 587.2.1.2. Thuissituatie 597.2.1.3. Werk- en studeeractiviteiten 60

7.2.2. Kenmerken van de cursus 617.2.2.1. Type cursus 627.2.2.2. Intentie en belangrijkheid cursus 647.2.2.3. Organisatie cursus 657.2.2.4. Beoordeling cursus 65

7.2.3. Kenmerken van de onderwijsinstelling 69

Page 4: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 4

7.2.3.1. Type onderwijsinstelling 707.2.3.2. Beoordeling onderwijsinstelling 72

7.2.4. De uitvallers aan het woord over de afhaakredenen 737.2.5. Besluit 76

7.3. Relaties tussen factoren die uitval veroorzaken 797.3.1. Inleiding 797.3.2. Bespreking 797.3.3. Besluit 83

7.4. Interviews met uitvallers 847.4.1. Inleiding: schets van de geïnterviewde cursisten. 847.4.2. De vraag naar inlichtingen 87

7.4.2.1. De onderwijsinstelling en haar cursisten 877.4.2.2. De leerkracht en haar cursisten 88

7.4.3. De persoonlijke situatie 887.4.3.1. Gezondheid 897.4.3.2. Niet-definitieve verblijfsvergunning: schrik en gebrek aan perspectief 897.4.3.3. Werk 90

7.4.4. De lessen 927.4.4.1. Het juiste tijdstip? 927.4.4.2. Te weinig intensieve lessen 937.4.4.3. Te snelle lessen 937.4.4.4. Niet het gewenste Nederlands in de lessen 94

7.4.5. Groepssamenstelling 967.4.6. Het lesgeven 997.4.7. De eindbalans: weinig vorderingen gemaakt 1007.4.8. Weinig gebruik van het Nederlands 1017.4.9. Het vermijden van uitval: opsporen en op zoek naar oplossingen 102

7.4.9.1. Opsporen van uitval 1027.4.9.2. Welke oplossingen stellen de cursisten zelf voor? 1047.4.9.3. Reactie van de cursisten op voorgestelde oplossingen 105

7.4.10. Besluit 1108. Algemene samenvatting 1119. Aanbevelingen om uitval te verminderen 11510. Plannen voor verder onderzoek 117

Lijst van FigurenBijlagen

Page 5: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 5

1. Inleiding

De verschillende NT2-aanbodverstrekkers in de stad Antwerpen stellen een systematische

uitval van cursisten vast. Cursisten schrijven zich in voor een cursus maar haken af voor zij de

cursus afgerond hebben. Leerkrachten getuigen van klassen in het eerste jaar waar 40

cursisten starten en er maar een goede 25 eindigen. Maar is dit cijfer te veralgemenen en zo ja,

waarom stoppen deze cursisten dan? Om meer inzicht in de problematiek te krijgen, gaf de

vzw OOPA1, destijds verantwoordelijk voor de NT2-coördinatie, op 1 juni 2002 aan het

Centrum voor Taal en Migratie in Leuven de opdracht om een onderzoek uit te voeren naar de

uitval van cursisten in een basiscursus Nederlands. Het rapport van dat onderzoek ligt nu

voor. We bespreken kort de structuur ervan.

Ten eerste hebben we aandacht voor een recent onderzoek dat in Nederland gebeurde

omtrent uitval in inburgeringstrajecten. Ook in Nederland is de uitvalproblematiek actueel en

baart het fenomeen de aanbodverstrekkers zorgen. Daarna bekijken we wat de

aanbodverstrekkers in Antwerpen al wisten over uitval voor het onderzoek gebeurde. Hadden

zij reeds een zicht op uitval? Namen zij eventueel maatregelen om die uitval te verkleinen?

Vervolgens gaan we dieper in op ons onderzoeksplan en verduidelijken we onze

vraagstellingen. We besteden met name aandacht aan de vraag hoe groot de uitval is bij de

betrokken Antwerpse NT2-aanbodverstrekkers en waarom de cursisten uitvallen. In het

onderzoeksplan zetten we ook uiteen hoe we het onderzoek uitvoerden. Vervolgens bespreken

we de resultaten van het onderzoek bij de twee vraagstellingen. Tenslotte formuleren we

enkele aanbevelingen om de uitval te verminderen en een aantal voorstellen voor verder

onderzoek.

1 In januari 2003 is de NT2-coördinatie van onderwijs naar burgerzaken overgeheveld. Op dit moment valt deNT2-coördinatie onder de bevoegdheid van de Dienst Integratie Antwerpen.

Page 6: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 6

2. Situatie met betrekking tot uitval in Nederland

Om meer inzicht te krijgen in de problematiek van uitval, zijn we op zoek gegaan naar al

eerder gepubliceerde onderzoeken. Het bleek dat we daarvoor naar Nederland moesten: alleen

daar vonden we een recent onderzoek dat de uitval van cursisten in inburgeringstrajecten2

naging. Meteen wijzen we hier ook al op een belangrijk verschil tussen de Vlaamse en de

Nederlandse context: in Nederland is de inburgering immers verplicht, in Vlaanderen nog

niet3. We lichten in wat volgt de resultaten van het Nederlandse onderzoek toe.

Het bureau ICE in Nederland voerde in opdracht van de Taskforce Inburgering in het

voorjaar van 2002 een onderzoek naar de uitval in inburgeringstrajecten. Via dit onderzoek

wou men vooral te weten komen waarom cursisten uitvallen en wat er aan die uitval kan

gedaan worden. De vraag hoeveel cursisten er precies uitvallen, werd in dit onderzoek niet

gesteld. Om een antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen nam men 63 interviews af: 32

van uitvallers en 31 van blijvers. De interviews werden afgenomen van cursisten die bij

Regionale Opleidingcentra in Amersfoort, Eindhoven en Den Bosch les volgden. In de

interviews ging men enerzijds in op aanbodfactoren, anderzijds op vraagfactoren.

Aanbodfactoren zijn factoren die samenhangen met het inburgeringstraject, zoals de vorm en

de inhoud van de inburgeringscursussen. Verder worden er ook factoren onder verstaan die

samenhangen met de omgeving van de inburgeraar en het inburgeringstraject, zoals

bijvoorbeeld kinderopvangvoorzieningen. Tenslotte verstaat men onder aanbodfactoren ook

het pakket van incentives en sancties. Vraagfactoren zijn persoonskenmerken en factoren

inzake onderwijsbehoeften en onderwijsmotivatie van de cursist.

Men stelde vier zaken vast in het onderzoek. Ten eerste zag men dat inburgeraars een

hoge intrinsieke beginmotivatie hebben. Er blijkt voor de beginmotivatie ook geen verschil te

zijn tussen uitvallers en blijvers. Beide groepen willen graag het Nederlands leren om zo deel

te kunnen nemen aan het ‘alledaagse gemeenschappelijke verkeer’. Beide groepen realiseren

zich ook dat Nederlands leren belangrijk is om verder te kunnen studeren en om betaald werk

te hebben. Zowel verder studeren als het hebben van betaald werk wordt belangrijk geacht om

in sociaal en economisch opzicht een goed bestaan te hebben. Ten tweede werd vastgesteld

dat veel uitvallers gestruikeld zijn over te vermijden barrières. Vrouwen vallen volgens het

onderzoek vooral uit omdat ze het inburgeringstraject niet kunnen combineren met de zorg

2 Visser, W. Bureau ICE. (2002). Inburgeren en uitvallen. Oorzaken, oplossingen en instrumenten.

3 In Nederland is de inburgering van nieuwkomers verplicht. In Vlaanderen wordt in de toekomst dezeinburgering ook verplicht (Decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid ).

Page 7: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 7

voor kinderen. Mannen vallen daarentegen vooral uit omdat ze het inburgeringsprogramma

niet kunnen combineren met een baan. Veel inburgeraars (zowel mannen als vrouwen) geven

ook aan dat ze les kregen op een te hoog of een te laag niveau. Een kleiner deel van de

inburgeraars viel uit omwille van persoonlijke problemen. Ten derde werd vastgesteld dat

uitval niet blijvend hoeft te zijn. De onderzoekers stellen vast dat er voor 90 % van de

cursisten een oplossing is: kinderopvang en het aanpassen van de uren van de cursus aan de

werkuren kunnen al veel problemen oplossen. Ten vierde stelde men vast dat de functie van

incentives en sancties ondersteunend is. Inburgeraars hebben immers een hoge beginmotivatie

en uitval wordt voornamelijk veroorzaakt door aanbodfactoren. De effectiviteit van incentives

en sancties zal naar verwachting dus klein zijn. Aan de andere kant onderstreepten de

geïnterviewde cursisten dat de incentives en sancties noodzakelijk zijn om het verplichte

karakter van de inburgering te onderstrepen.

Enerzijds geeft dit Nederlandse onderzoek dus een beter inzicht in de problematiek

van uitval. Anderzijds moeten we ook vaststellen dat de context in Nederland toch anders is

dan de context in Vlaanderen. We kunnen de resultaten van dit Nederlandse onderzoek dus

niet zomaar veralgemenen.

Page 8: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 8

3. Situatie met betrekking tot uitval in Antwerpen vóór juni 2002

We stellen in wat volgt de vraag wat er in Vlaanderen al geweten is over uitval. Eerst en

vooral stelden we vast dat er in Vlaanderen nog geen onderzoek gedaan werd naar de uitval

van cursisten. Om toch een beter zicht te krijgen op de Vlaamse en de specifiek Antwerpse

context gingen we vervolgens bij de betrokken NT2-aanbodverstrekkers te rade. Hadden zij al

een zicht op de uitval voor het onderzoek gebeurde? Namen zij eventueel al maatregelen om

de uitval te verkleinen? Om een antwoord te krijgen op deze vragen contacteerden we reeds

aan het begin van het onderzoek de betrokken NT2-aanbodverstrekkers mondeling. In de loop

van het onderzoek vroegen we hen ook om schriftelijk een korte vragenlijst in te vullen met

betrekking tot de uitval van cursisten in een basiscursus Nederlands. Alle vragen in deze

vragenlijst hadden betrekking op het schooljaar 2001-2002, het schooljaar vóór het onderzoek

gebeurde. We beschrijven nu eerst welke NT2-aanbodverstrekkers uit Antwerpen de

vragenlijst hebben ingevuld4. 5 Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) werkten mee. Het

ging om SCVO Sité, CVO Deurne, CVO LBC-NVK, CVO Antwerpen Zuid en CVO

Israëlitische Scholen Sociale Promotie. De doelgroep van al deze CVO’s voor de cursussen

Nederlands zijn hooggeschoolde migranten en anderstaligen. De cursisten moeten al minstens

tien jaar scholing hebben gehad voor zij aan de NT2-cursus in een CVO kunnen beginnen.

Verder deden ook de twee universitaire talencentra mee aan het onderzoek: UFSIA-ICTL en

UIA. Zij richten zich op nog hoger geschoolde cursisten. Om toegelaten te worden moeten

cursisten minstens beschikken over een diploma secundair onderwijs en bij voorkeur over een

diploma hoger onderwijs. Tenslotte participeerden ook het Project Alfabetisering

Migrantenmoeders en Open School, die we in wat volgt de Centra voor Basiseducatie of de

CBE zullen noemen. Deze twee aanbodverstrekkers hebben een specifiek NT2-aanbod voor

laaggeschoolde en educatief achtergestelde migranten en anderstaligen. Aan al deze NT2-

aanbodverstrekkers5 werd gevraagd om de volgende vragenlijst in te vullen:

4 De VDAB en de derden werd niet in het onderzoek betrokken. Een meer gedetailleerde beschrijving van deaanbodverstrekkers is te vinden in 4.3.2.

Page 9: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 9

1. Hoe definieerde u in het schooljaar 2001-2002 uitval? Hoe lang mochten cursisten

gewettigd afwezig zijn voor u ze als uitgevallen beschouwde?

2. Volgde u tijdens het schooljaar 2001-2002 cursisten die afwezig waren op? Hoe?

3. Wat waren in het schooljaar 2001-2002 volgens u de belangrijkste redenen waarom

cursisten stopten met les volgen?

4. Zou u ons de volgende gegevens kunnen bezorgen voor het schooljaar 2001 – 2002?

- hoeveel cursisten hadden zich in het schooljaar 2001-2002 ingeschreven voor het

basisniveau of voor de module 1.1?

- hoeveel cursisten hebben uiteindelijk ook deelgenomen aan toetsen/ examens aan het einde

van het basisniveau of van de module 1.1?

In wat volgt zullen we kort het uitvalbeleid van de verschillende NT2-aanbodverstrekkers

schetsen. Een aantal scholen geeft aan dat zij geen expliciete maatregelen nemen om de uitval

te verminderen. Zo wijzen CVO Antwerpen Zuid, CVO LBC-NVK, SCVO Sité, CVO

Deurne, UFSIA en UIA erop dat zij de uitval van cursisten niet opvolgen, tenzij het gebeurt

op eigen initiatief van de leerkracht. Hier zijn verschillende redenen voor. Zo had CVO

Antwerpen Zuid in het schooljaar 2001-2002 geen systeem voor cursistenopvolging (vanaf

het schooljaar 2002-2003 is dat systeem er wel). Ook bij UIA was er in het schooljaar 2001-

2002 geen systeem voor cursistenopvolging (vanaf het schooljaar 2002-2003 was dit systeem

er wel). Tijdsgebrek, het taalprobleem en het feit dat cursisten vaak niet meer bereikbaar zijn

op opgegeven telefoonnummers zorgen er volgens CVO LBC-NVK ook voor dat cursisten

niet opgevolgd worden. Dezelfde redenen worden aangehaald door CVO Deurne en SCVO

Sité. Bij SCVO Sité wijst men er ook op dat het grote aantal cursisten ervoor zorgt dat er geen

opvolging kan gebeuren. Bij UFSIA wordt er dan weer op gewezen dat cursisten een hoog

inschrijvingsgeld betalen6. Als cursisten niet komen opdagen, dan gaan de leerkrachten ervan

uit dat zij hier een gegronde reden voor hebben en houden ze zich er verder niet meer mee

bezig uit respect voor de keuze van de cursisten.

5 De cursisten die door PINA - het onthaalbureau van de stad Antwerpen - begeleid worden, zijn ook in hetonderzoek betrokken. PINA richt zelf geen lessen in, maar koopt cursussen in bij de verschillende NT2-aanbodverstrekkers. Vandaar dat PINA geen vragenlijst invulde.6 Ook bij UIA betalen de cursisten trouwens een hoog inschrijvingsgeld.

Page 10: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 10

CVO Antwerpen Zuid, SCVO Sité, CVO LBC-NVK, CVO Deurne, UFSIA en UIA

hebben dan wel geen expliciet uitvalbeleid, maar zij wijzen erop dat zij toch een aantal

maatregelen nemen. Zo besteden alle scholen aandacht aan de intake. Bij CVO LBC-NVK

neemt men een eigen intaketoets af. Cursisten die niet slagen worden doorverwezen naar het

voor die cursisten beter passende aanbod van de basiseducatie. Bij SCVO Sité, CVO Deurne,

CVO Antwerpen Zuid leggen alle cursisten voor de start van de cursus de Covaar7 af.

Cursisten die niet slagen worden ook hier doorverwezen naar de basiseducatie. Ook in UFSIA

nam men vroeger de Covaar af. De tijdsinvestering en twijfel aan de resultaten behaald op de

Covaar deed hen daar echter van af zien. Om er toch zeker van te zijn dat men bij UFSIA het

juiste doelpubliek bereikt (nl. hooggeschoolden), worden de diploma’s van de cursisten

opgevraagd. Als cursisten geen geschikt diploma kunnen voorleggen, worden ze

doorverwezen naar de CVO’s of de CBE. Ook bij UIA vraagt men de diploma’s van cursisten

op en verwijst men door. De Covaar neemt men niet af. Verder geven alle aanbodverstrekkers

aan dat als tijdens het traject blijkt dat cursisten het aanbod niet aankunnen, er soms wordt

doorverwezen en soms wordt gezocht naar oplossingen binnen de onderwijsinstelling.

Omdat CVO Antwerpen Zuid, SCVO Sité, CVO LBC-NVK, CVO Deurne, UFSIA en

UIA de uitval niet opvolgen kunnen zij ook niet met absolute zekerheid de uitvalredenen

aanhalen. Zij hebben echter wel vermoedens. Belangrijke uitvalredenen zijn volgens hen:

werk vinden, repatriëring, opgeroepen worden voor een cursus van de VDAB en dan de

combinatie met de cursus Nederlands te zwaar vinden, papieren die niet in orde zijn, gebrek

aan kinderopvang, desinteresse (bij cursisten die les moeten volgen van het OCMW), ziekte,

te moeilijke of te intensieve cursussen, …

Open School, PAM en CVO Israëlitische Scholen wijzen erop dat ze wel een expliciet

uitvalbeleid hebben. Bij CVO Israëlitische Scholen worden de cursisten die gedurende 4 à 5

lessen niet komen opdagen zonder een geldige reden als uitvallers beschouwd. Zij worden

telefonisch of schriftelijk gecontacteerd. De redenen waarom cursisten uitvallen worden niet

systematisch bijgehouden maar via de contacten met cursisten heeft men er toch een idee van

waarom cursisten afhaken. Men haalt dezelfde redenen aan als die hierboven opgesomd

werden. Bij Open School worden cursisten die twee opeenvolgende lessen niet aanwezig zijn

geweest, gecontacteerd. De lesgever contacteert de uitgevallen cursisten telefonisch of

schriftelijk (via standaardbrieven). De eerste brief spoort de cursist aan iets te laten weten. Als

er geen reactie van de cursist komt, krijgt hij een brief met een ultimatum. Als de cursist niet

7 De Covaar is een test die cognitieve vaardigheden meet. De bedoeling is om na te gaan of cursisten in de BEthuishoren of in de CVO’s.

Page 11: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 11

voor een bepaalde datum naar de les komt of laat weten waarom hij afwezig is, zal hij

geschrapt worden van de lijst. Bij Open School houdt men bij waarom cursisten uitvallen. Het

volgende overzicht geldt voor alle cursisten die les volgen bij Open School, dus niet alleen

voor de cursisten die les volgen in het basisniveau:

Reden uitval ProcentOnbekend 66,45 %

Werk gevonden 12,09 %

Volgt andere opleiding 4,67 %

Familiale redenen 4,67 %

Andere redenen 3,22 %

Tijdsgebrek 2,41 %

Ziekte 2,25 %

Onregelmatig cursist 1,93 %

Verhuis 1,45 %

Te hoog geschoold 0,32 %

Te hoog niveau cursus 0,32 %

Uitwijzing/ Terug naar

herkomstland

0,16 %

Tabel 1: Uitvalredenen voor cursisten die les volgen bij Open School

Van de meeste cursisten is dus niet geweten waarom ze uitvallen. Een laatste

aanbodverstrekker die afwezige cursisten contacteert is PAM. Cursisten die les volgen bij

PAM mogen twee weken afwezig zijn. Indien ze langer afwezig zijn, worden ze telefonisch

gecontacteerd. Als het niet lukt om de cursisten telefonisch te bereiken, gaat men even langs

bij de cursisten of probeert men via andere cursisten iets te weten te komen over de afwezige

cursist. Er wordt ook aan de cursisten geleerd hoe zij moeten melden dat zij niet naar de les

kunnen komen. Bij PAM weet men ook meestal waarom de cursisten zijn uitgevallen. De

volgende overzichten geven per semester de uitvalredenen weer.

Page 12: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 12

Van september tot december 2001 haakten er bij PAM van de 322 ingeschreven cursisten 13

af omwille van de volgende redenen:

Reden uitval Aantal

gezondheidsproblemen 3

overgestapt naar een ander lesaanbod

van CBE

2

onbekend 2

verkeersongeval dochter 1

verhuisd naar Brussel 1

bevallen 1

het lesaanbod te moeilijk 1Tabel 2: Uitvalredenen van cursisten die les volgen bij PAM

Van januari tot juni 2002 zijn er van de 322 cursisten nog eens 46 gestopt :

Reden uitval Aantal

tijdelijk gestopt wegens bevalling 19

doorgestroomd naar tewerkstelling 7

gezondheidsproblemen 7

niveau te hoog of te laag 5

persoonlijke problemen 4

onbekend 4Tabel 3: Uitvalredenen van cursisten die les volgen bij PAM

De NT2-aanbodverstrekkers gaven verder ook aan hoeveel cursisten er ingeschreven waren en

hoeveel cursisten er uiteindelijk hebben deelgenomen aan het examen. We hebben de

antwoorden gegroepeerd per type onderwijsinstelling (CVO, CBE, UNIV):

Page 13: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 13

Onderwijsinstelling IngeschrevenCursisten

Deelname aanexamen

Procent uitval

CVO 4358 2654 39.1 %

CBE 1094 745 31.9 %

UNIV8 174 159 8.6 %Tabel 4: Uitvalprocent per type onderwijsinstelling voor het schooljaar 2001 – 2002.

Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat de uitval nogal verschilt per type

onderwijsinstelling. In de tabel zijn wel twee groepen cursisten niet opgenomen: cursisten die

zich ingeschreven hebben maar nooit gestart zijn en cursisten die al vroeg afgehaakt zijn. De

gegeven percentages van uitval kunnen dan ook enkel beschouwd worden als aanduidingen

van grote tendensen.

Wat het meest opvalt in deze korte bevraging is dat de meeste centra de uitval niet

systematisch opvolgen. Verder zijn er wel algemene vermoedens over waarom cursisten

uitvallen. Exacte cijfers over de grote van uitval ontbreken echter. De bedoeling van het

onderzoek is dan ook om in deze problematiek klaarheid te brengen.

8 Van UFSIA zijn er geen cijfers bekend. We geven dus enkel de cijfers van UIA.

Page 14: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 14

4. Onderzoeksplan

4.1. Inleiding

In dit hoofdstuk bespreken we wat het doel en de middelen zijn van het onderzoek9. Eerst

gaan we dieper in op de probleemformulering of het doel van het onderzoek. De

probleemformulering splitsen we nog verder op in een doelstelling en een vraagstelling. In de

doelstelling zoeken we een antwoord op de vraag waartoe het onderzoek gebeurt. In de

vraagstelling geven we weer wat er precies onderzocht wordt. Na de probleemformulering

gaan we in op het onderzoeksopzet. We beschrijven daarin de vers

4.2. Probleemformulering

4.2.1. Doelstelling: waartoe onderzoeken?

De Antwerpse NT2-aanbodverstrekkers stellen een systematische uitval van cursisten in een

basiscursus Nederlands vast. In paragraaf drie hebben we vastgesteld dat er veel vragen zijn

rond de omvang en de redenen van uitval. Dit onderzoek gebeurt precies om op deze vragen

een antwoord te geven en mogelijke oplossingen aan te reiken.

4.2.2. Vraagstelling: wat onderzoeken?

We stellen in ons onderzoek twee vragen. In een eerste vraagstelling gaan we na hoe groot de

uitval is bij cursisten die in het schooljaar 2002 – 2003 een basiscursus Nederlands volgen bij

één van de betrokken Antwerpse NT2-aanbodverstrekkers.

In een tweede vraagstelling onderzoeken we waarom deze cursisten uitvallen. Bij deze

vraagstelling horen drie deelvraagstellingen. In een eerste deelvraagstelling bekijken we of

9 ’t Hart, H., van Dijk, J. de Goede, M., Jansen, W. & Teunissen, J. (1996). Onderzoeksmethoden. Amsterdam:Boom.Hüttner, H., Renckstorf, K. & Wester, F. (1995). Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap. Houten:Bohn Stafleu van Loghum.

Page 15: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 15

persoonsgebonden kenmerken een rol spelen. In een tweede deelvraagstelling onderzoeken

we of kenmerken van de cursus uitval veroorzaken. In een derde en laatste deelvraagstelling

bekijken we of kenmerken van de onderwijsinstelling meespelen.

4.3. Onderzoeksopzet

4.3.1. Wie?

In het schooljaar 2001-2002 startten er in Antwerpen ongeveer 3500 cursisten met een

basiscursus Nederlands. We gingen er van uit dat dit aantal voor het schooljaar 2002-2003

zeker niet zou verkleinen en berekenden dat er via een ad-random steekproef van 15 % van de

totale populatie er ongeveer 525 cursisten in het onderzoek betrokken zouden worden. Een

voldoende grote en ad-random steekproef10 garandeert een goede afspiegeling van de totale

populatie.

We kregen vervolgens van de NT2-aanbodverstrekkers alle namen van de cursisten die

zich hadden ingeschreven voor een basiscursus Nederlands. Het ging telkens om de lijst zoals

die bestond op de eerste dag van de lessen11. De namen van deze cursisten werden ingegeven

in de computer en via MS Excel werd per onderwijsinstelling willekeurig 15 % van de

cursisten op de lijst geselecteerd.

4.3.2. Waar?

Het onderzoek werd uitgevoerd bij de volgende 10 NT2-aanbodverstrekkers van de stad

Antwerpen. We geven telkens de gegevens van de centra weer alsook de naam van de

contactpersoon in de onderwijsinstelling en de begin- en einddatum van de betrokken

cursussen.

Open School Antwerpen

Vredestraat 93

Project Alfabetisering Migrantenmoeders

Stuivenbergplein 36

10 Bij een ad-random steekproef laat men de selectie van de cursisten geheel aan het toeval over.11 De lijsten waren op dat moment nog zeker niet definitief. Er konden nog cursisten bijkomen, cursisten kondennog wisselen van groep enz. Toch opteerden we voor deze lijst. Als we b.v. twee weken zouden wachten met hetopvragen van de lijst, dan was de kans zeer groot dat er al een aantal cursisten uitgevallen waren. Deze cursistenzouden we dus niet meer kunnen terugvinden op de lijst en we zouden hen bijgevolg ook niet in het onderzoekkunnen betrekken.

Page 16: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 16

2600 Berchem03/ 230 22 33

Karen [email protected]

begin: 16/ 09/ 2002eind: drie cursussen: 31/ 01/ 2002 andere cursussen: 16/ 06/ 2003

2060 Antwerpen03/ 236 60 3703/ 295 60 39

Patricia [email protected]

begin: 16/ 09/ 2002eind: 16/ 06/ 2003

UFSIA-ICTL

Prinsstraat 102000 Antwerpen03/ 220 48 45

Veerle [email protected]

begin: 7/ 10/ 2002eind: 16/ 12/ 2002

Universiteit Antwerpen UIA

Universiteitplein 12610 Wilrijk03/ 820 27 87

Sabine [email protected]

begin: 14/ 10/ 2002eind: 10/ 02/ 2003

Page 17: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 17

SCVO Sité

Kipdorpvest 242000 Antwerpen03/ 233 37 9003/ 234 13 49

Janien VennesoenTrees de [email protected]@belgacom.net

begin : 2/ 09/ 2002eind : zeer snelle modulaire cursussen: 15/ 11/ 2002 normale modulaire cursussen: 31/ 01/ 2002

CVO Deurne

F. Craeybeckx-laan 222100 Deurne03/ 328 18 44

Nicole [email protected]

begin : 2 / 09/ 2002eind: alle cursussen: 8/ 01/ 2003

CVO LBC-NVK

Sudermanstraat 52000 Antwerpen03/ 220 89 00

Erika [email protected]

begin : 2/ 09/ 2002eind : modulaire cursussen 20/ 12/ 2002 trage, lineaire cursussen 15/ 06/ 2003

CVO Antwerpen Zuid

Distelvinklaan 222660 Hoboken03/830 41 05

Johan [email protected]

begin: 9/ 11/ 2002eind: zeer snelle modulaire cursussen 9/ 11/ 2002 normale modulaire cursussen 18/ 01/ 2003

CVO Israëlitische Scholen SocialePromotie

Lange van Ruusbroeckstraat 12-342018 Antwerpen03/239 25 35

Eddy [email protected]

begin: 2/ 09/ 2002eind: alle cursussen: 16/ 05/ 2003

PINA

Borgerhoutsestraat 282018 Antwerpen03/ 270 02 00

Hassan Boujedaï[email protected]

Tabel 5: Overzicht van alle betrokken onderwijsinstellingen.

Page 18: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 18

4.3.3. Wanneer?

Het onderzoek ging van start in de zomer van 2002. De eigenlijke dataverzameling liep van

september 2002 tot en met maart 2003. In het vervolg wordt bij de verschillende onderdelen

van het onderzoek aangeduid wanneer ze zijn gebeurd.

4.3.4. Hoe: methoden van dataverzameling en data-analyse

We hebben het onderzoek uitgevoerd in drie rondes. In wat nu volgt zullen we kort bespreken

via welke onderzoekstypes en welke methodes we de data in de drie opeenvolgende rondes

verzameld hebben.

4.3.4.1. Eerste ronde

onderzoekstype en dataverzamelingsmethode

In de eerste ronde, die werd afgenomen aan het begin van de cursus, kozen we voor het

onderzoekstype van het kwantitatieve survey. Elke survey - kwantitatieve zowel als

kwalitatieve - wil op empirische wijze een overzicht krijgen van een bepaald verschijnsel: in

dit geval de uitval van cursisten in een basiscursus Nederlands. De specifieke bedoeling van

een kwantitatieve survey is de verdeling van b.v. bepaalde redenen van uitval na te gaan

alsook de mate waarin deze redenen in de geselecteerde populatie voorkomen. Om de data te

verzamelen maakten we gebruik van een gestandaardiseerde schriftelijke enquête (bijlage 1).

Aangezien de enquête afgenomen moest worden van cursisten die een basiscursus

Nederlands volgden, was het noodzakelijk om de enquête te vertalen. De tolken van de stad

Antwerpen en een aantal freelancers vertaalden de enquête naar de volgende talen: Russisch,

Turks, Duits, Filippijns, Portugees, Albanees, Frans, Engels, Arabisch, Pools, Servo-

Kroatisch, Roemeens, Tsjechisch, Slovaaks, Dari (Perzisch), Chinees, Spaans en Italiaans.

We verduidelijken vervolgens de opbouw van de enquête. De enquête verzamelt drie

soorten gegevens: gegevens over de cursist, gegevens over de cursus en gegevens over de

onderwijsinstelling (cfr. de drie deelvraagstellingen bij de tweede vraagstelling). De vragen

zijn bovendien ingedeeld in twee categorieën: vragen waarop het antwoord in de loop van het

Page 19: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 19

onderzoek niet significant kon veranderen (b.v. leeftijd van de cursist en van zijn kinderen) en

vragen waarop het antwoord in de loop van het onderzoek wel significant kon veranderen

(b.v. zich goed voelen in de onderwijsinstelling). Schematisch gezien was de enquête dus als

volgt opgebouwd:

Persoonlijke gegevens Algemeen geboortejaar?

verblijfsvergunning?

onveranderlijk

veranderlijk

Kinderen heeft u kinderen?

leeftijd kinderen?

veranderlijk

onveranderlijk

Thuissituatie huisvestingproblemen? veranderlijk

Werk/ Studie moeilijk om werk/studie te combinerenmet cursus?

veranderlijk

Opleiding opleiding genoten inland van herkomst?

onveranderlijk

Taal moedertaal?

motivatie omNederlands te leren?

onveranderlijk

veranderlijk

Cursusgegevens hoeveel keer per week?

te veel of te weinig naarde les moeten gaan?

onveranderlijk

veranderlijk

Gegevens over de onderwijsinstelling de onderwijsinstelling

vlot bereiken?

zich goed voelen inonderwijsinstelling?

onveranderlijk

veranderlijk

Tabel 6: Opbouw van de eerste enquête.

Page 20: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 20

We willen hier nog even wijzen op het belang van de eerste enquête. Deze enquête levert

vooral een aantal eerste indrukken op. Zeer interessant is bovendien dat we op deze manier de

potentiële uitvallers bevragen nog voor zij uitgevallen zijn. Op deze manier vermijden we

mogelijke rationalisaties: bij een bevraging nadat de cursist al gestopt is met les volgen is de

kans reëel dat de cursist de ‘faalervaring’ zal willen goedpraten.

Afnames

In wat volgt beschrijven we hoe de enquêtes werden afgenomen. We bezorgden van elke taal

voldoende vertalingen aan elke onderwijsinstelling. Aan iedere leerkracht werd ook een

begeleidende brief toegestuurd om het verloop van het onderzoek toe te lichten (bijlage 2).

Twee weken na de start van de cursussen namen de leerkrachten12 de enquêtes af van de

geselecteerde cursisten (zie 4.3.2. voor de precieze startdatum van de cursussen). De

leerkrachten kregen drie weken tijd om de enquêtes te laten invullen. Voor cursisten die na

deze periode geen enquête hadden ingevuld, vulden de leerkrachten een apart formulier in

(bijlage 3). Op dit formulier stonden vier keuzemogelijkheden:

- de cursist weigert deel te nemen;

- de cursist kan geen enkele van de talen waarin de enquête vertaald is lezen;

- de cursist is niet gestart;

- de cursist is wel gestart, maar is niet aanwezig op moment van afname.

Deze laatste groep cursisten werd beschouwd als vroeg uitgevallen cursisten. Zij waren

immers wel gestart maar enkel opgedaagd tijdens de eerste lessen. Na die lessen hadden deze

cursisten al afgehaakt.

12 De onderzoeker nam zelf - in samenwerking met de tolken van de Stad Antwerpen - de enquêtes af van deanalfabeten in Open School en in PAM. Aangezien deze cursisten niet kunnen lezen en schrijven in de eigen taalwas het noodzakelijk om de afnames mondeling te doen.

Page 21: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 21

Opvolging van uitgevallen cursisten

Na de afnames van de enquêtes volgde de leerkracht de geselecteerde cursisten op. Als de

geselecteerde cursisten uitvielen dan signaleerde de leerkracht dit via de contactpersoon (zie

4.3.2.) aan de onderzoeker. Er werd gevraagd om de uitval te signaleren aan de hand van de

volgende definitie:

intensiteit cursus verwittig de NT2-coördinator als …

een niet-intensieve cursus (één les perweek):

een cursist na drie weken afwezigheidniet terugkomt.

een semi-intensieve cursus (twee tot drielessen per week):

een cursist na twee weken afwezigheidniet terugkomt.

een intensieve cursus (meer dan drielessen per week):

een cursist na één week afwezigheidniet terugkomt.

Tabel 7: Definitie van uitval.

Deze definitie vormde voor de leerkrachten een handige leidraad en maakte het voor de

onderzoeker mogelijk om systematisch een overzicht bij te houden van de cursisten die

uitgevallen waren. De leerkrachten werden per post of via e-mail verschillende keren

herinnerd aan het signaleren van uitval (bijlage 4). Om ervoor te zorgen dat zeker alle

uitvallers opgespoord waren, vroegen we na de examens bij de scholen de lijst op van de

cursisten die examen hadden gedaan. Als niet gesignaleerd was dat een cursist was

uitgevallen, dan kwamen we er op deze manier achter. Na de examens hadden we dus vier

groepen cursisten:

- de niet – starters: de cursisten die zich wel ingeschreven hadden, maar nooit opgedaagd

waren in de les;

- de blijvers: de cursisten die niet uitgevallen waren;

- de vroeg uitgevallen cursisten: de cursisten die uitgevallen waren nog voor zij de eerste

enquête hadden kunnen invullen;

- de uitgevallen cursisten: de cursisten die uitgevallen waren nadat ze de eerste enquête

hadden ingevuld.

Page 22: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 22

Data-analyse

Aan elke vraag uit de enquête werd een unieke code gegeven. Ook alle mogelijke antwoorden

op een vraag kregen een unieke code. Alle gegevens werden in MS Excel ingevoerd en

vervolgens omgezet naar SPSS om er statistische analyses mee te doen.

4.3.4.2. Tweede ronde

onderzoekstype en dataverzamelingsmethode

Zowel de blijvers, de vroeg uitgevallen cursisten als de uitgevallen cursisten werden in de

tweede ronde bevraagd. De tweede ronde enquêtes werd afgenomen op het einde van de

cursus. Ook hier kozen we voor een kwantitatieve survey en verzamelden we de data via een

gestandaardiseerde schriftelijke enquête.

De tolkendienst van de Stad Antwerpen en een aantal freelancers vertaalden weer de

enquêtes naar eerdergenoemde talen13 (zie 4.3.4.1.).

Waarom was deze tweede ronde van enquêtes nodig? Eerst en vooral is het zo dat de

antwoorden op bepaalde vragen uit de eerste ronde veranderd konden zijn. Zo kan iemand

zich in het begin van de cursus goed hebben gevoeld in de onderwijsinstelling, maar op het

einde van de cursus niet meer. Verder is het zo dat er in de tweede ronde meer diepgaande

vragen i.v.m. de cursus en de onderwijsinstelling gesteld konden worden. Zo had het weinig

zin om in de eerste enquête te vragen of de cursus voldeed aan de verwachtingen van de

cursist. Deze vraag kon wel gesteld worden in de tweede ronde.

De vragen waren niet dezelfde voor de drie groepen van cursisten (bijlage 5 voor de

respectievelijke enquêtes). Aan de blijvers werden de veranderlijke vragen opnieuw gesteld,

maar nu in de verleden tijd. Terwijl in de eerste ronde de vraag dus was ‘Vindt u dat u voor

deze cursus te veel naar de les moet gaan?’, werd in de tweede ronde de vraag ‘Vond u dat u

voor deze cursus te veel naar de les moest gaan?’. Verder werden aan de blijvers ook meer

diepgaande vragen gesteld. Bij de uitvallers kwamen naast de veranderlijke vragen in de

verleden tijd en de meer diepgaande vragen ook de extra vragen voor de uitvallers aan bod.

13 Er werd echter niet meer vertaald naar Duits, Tjsechisch en Filippijns. Deze vertalingen werden in de eersteronde niet of maar zeer weinig gebruikt. De cursisten die toch voor deze talen hadden gekozen, beheerstenbovendien nog een andere taal waar wel nog naar vertaald werd.

Page 23: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 23

De extra vragen voor de uitvallers gaven hen de kans om zelf te verwoorden waarom zij de

cursus niet hadden afgemaakt. Aan de vroege uitvallers werden tenslotte de veranderlijke

vragen in de verleden tijd, de extra vragen voor de tweede ronde, de extra vragen voor de

uitvallers en de onveranderlijke vragen gesteld. De onveranderlijke vragen moesten gesteld

worden omdat deze cursisten de eerste enquête waarin deze vragen ook gesteld waren, niet

hadden ingevuld. Zij waren immers al uitgevallen nog voor zij de eerste enquête hadden

kunnen invullen14. Schematisch ziet het geheel er dus als volgt uit:

Opbouw enquête tweede ronde

onveranderlijk veranderlijk extra 2de ronde extra uitvallers

v.b.geboortejaar?

v.b.Huisvesting-problemen?

v.b. De cursusvoldeed aan mijnverwachtingen.

v.b. Waarombent u gestoptmet de cursus?

blijvers x x

uitvallers x x x

vroege

uitvallers

x x x x

Tabel 8: Opbouw van de tweede enquête.

Afnames

In wat nu volgt beschrijven we hoe de enquête van de tweede ronde bij de blijvers, de

uitvallers en de vroege uitvallers is afgenomen.

De enquêtes van de blijvers werden opnieuw door de leerkrachten in de

onderwijsinstelling afgenomen15. Dit gebeurde voor alle modulaire cursussen tijdens de

laatste les of op het examen (zie 4.3.2. voor de precieze data). PAM, Open School (sommige

cursussen), CVO Israëlitische scholen en CVO LBC-NVK (traag traject) organiseren echter

jaarcursussen of lineaire cursussen. Als de leerkrachten van deze NT2-aanbodverstrekkers de

enquêtes ook tijdens de laatste les of op het examen zouden afnemen dan moesten we wachten

14 De vroege uitvallers hebben de veranderlijke vragen enkel in de V.T. en niet in de T.T. ingevuld. Op momentvan afname van de eerste enquête waren zij immers al afwezig. Zij vulden enkel de tweede enquête in, op hetmoment dat zij met de cursus stopten.

Page 24: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 24

tot juni. Binnen de grenzen van het onderzoek was dit echter niet haalbaar daar het project

slecht liep tot eind juni; we hebben dus de maand januari in die scholen als examenmaand

beschouwd16. Van de cursisten die tijdens de cursus uitvielen en cursisten die al vroeg

uitgevallen waren aan het begin van de cursus, konden de enquêtes uiteraard niet meer in de

onderwijsinstelling afgenomen worden. Deze cursisten werden door ons gecontacteerd. Dat

verliep in verschillende fases:

1. Er werd een vertaling van de tweede enquête via de post opgestuurd. Bij de enquête werd

een begeleidende brief voorzien die de cursist inlichtte over het onderzoek, geheimhouding

garandeerde… (bijlage 5). Verder voorzagen we een enveloppe met port betaald door

bestemmeling. Als de cursisten de enquête binnen de zeven werkdagen terugstuurden,

beloofden we als beloning een stadsplan van Antwerpen op te sturen.

2. Als we de enquête niet binnen de zeven werkdagen terugkregen, deden we met behulp van

de tolken van de Stad Antwerpen een eerste herinneringstelefoontje. Via conference calling17

waren we in staat de cursisten te telefoneren en te vragen of zij alsnog de enquête wilden

terugsturen.

3. De situatie werd verder opgevolgd. Indien we de enquête nog niet ontvingen na weer

zeven werkdagen gewacht te hebben, werd er een tweede herinneringstelefoontje gedaan.

Door dit systeem van intensieve opvolging hoopten we de respons zo groot mogelijk te

maken. We voorzagen immers dat die respons een probleem kon vormen: misschien vonden

uitgevallen cursisten dat ze gefaald hadden en wilden ze niet graag over die ervaring praten.

Data-analyse

Aan de vragen van de tweede ronde werd een unieke code gegeven. Verder kregen ook alle

mogelijke antwoorden op een vraag een unieke code. Uiteindelijk werden alle gegevens uit de

eerste enquête en uit de tweede enquête van de blijvers, uitvallers en vroege uitvallers

samengebracht in één MS Excel-bestand. Deze gegevens werden vervolgens omgezet naar

SPSS om de statistische analyses te doen.

15 Van de analfabeten in Open School en PAM nam de onderzoeker in samenwerking met tolken weer zelf deenquêtes af.16 Het is dus nog mogelijk dat er cursisten tussen januari en juni uitgevallen zijn. Deze data hebben we echterniet meer kunnen verwerken. 17 Conference calling is een dienst die de cliënt in staat stelt om een telefoongesprek met drie aan te gaan.

Page 25: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 25

4.3.4.3. Derde ronde

onderzoekstype en dataverzamelingsmethode

In de derde ronde kozen we voor het onderzoekstype van een kwalitatieve survey. We

interviewden vijftien uitvallers. Dit kwalitatieve survey is erop gericht de grote tendensen die

we in de kwantitatieve survey van het onderzoek konden vaststellen, verder uit te diepen. We

verzamelden onze data via een halfgestandaardiseerd interview (bijlage 6). Bij een

halfgestandaardiseerd interview kan de onderzoeker enerzijds een aantal relevante

onderwerpen in verband met uitval aan bod laten komen en heeft anderzijds de respondent

meer vrijheid om te antwoorden dan bij een gestandaardiseerde schriftelijke enquête. De

respondenten werden gekozen door de onderzoeker op basis van de resultaten uit de

kwantitatieve survey. Cursisten wiens profiel paste in een tendens die we hadden kunnen

vaststellen in de kwantitatieve survey en die bovendien interessante antwoorden hadden

gegeven op de open vragen in de enquêtes, werden gecontacteerd.

Afnames

Voor deze afnames konden we opnieuw een beroep doen op de tolken van de Stad

Antwerpen. Via conference calling maakten we een afspraak met de cursisten. Alle

gesprekken werden in aanwezigheid van een tolk gevoerd en opgenomen op band. De

gesprekken werden in maart 2003 gevoerd.

Data-analyse

Alle gesprekken werden volledig getranscribeerd en geanalyseerd in het licht van de

resultaten uit het kwantitatieve onderzoek.

Page 26: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 26

5. Resultaten: algemene beschrijving

In wat volgt bespreken we de algemene resultaten van het onderzoek. Eerst beschrijven we

hoeveel cursisten er daadwerkelijk betrokken zijn in het onderzoek en vervolgens geven we

een algemeen beeld van de geselecteerde cursisten.

5.1. Hoeveel cursisten zijn er betrokken?

In 4.3.1. wezen we erop dat we kozen voor een ad-random steekproef van 15 % van de totale

populatie. In totaal werden er op die manier 537 cursisten geselecteerd. Uiteindelijk zijn er

469 cursisten opgenomen in het onderzoek. 68 geselecteerde cursisten deden dus niet mee aan

het onderzoek. Hier zijn verschillende redenen voor:

- 42 cursisten konden niet meedoen omdat hun leerkracht niet gemotiveerd was om de

enquête af te nemen;

- 6 cursisten wilden zelf niet meewerken aan het onderzoek;

- 20 cursisten konden geen enkele taal waarin de enquête vertaald was, lezen.

Er deden dus 469 cursisten mee aan het onderzoek, maar dit betekent niet dat er voor elke

vraag 469 antwoorden zijn. Voor de eerste ronde enquêtes zijn er maximaal 387 antwoorden.

Dit komt omdat:

- niet iedere cursist iedere vraag beantwoord heeft;

- er een aantal cursisten niet gestart zijn. Deze cursisten zijn verder niet in het onderzoek

betrokken, we hebben van hen dus geen gegevens. Voor de precieze cijfers zie paragraaf 6;

- er een aantal vroege uitvallers zijn die hun enquête niet hebben teruggestuurd. Voor de

precieze cijfers zie paragraaf 6;

- er 7 blijvers de enquête van de eerste ronde niet hebben ingevuld omdat ze nooit aanwezig

waren op de momenten van afname. Zij waren echter wel regelmatig aanwezig en hebben

deelgenomen aan de enquête van de tweede ronde.

Page 27: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 27

Voor de tweede ronde zijn er maximaal 343 antwoorden. Ook hier zijn een aantal redenen

voor:

- niet iedere cursist vulde iedere vraag in;

- het aantal niet – starters blijft vanzelfsprekend hetzelfde;

- niet alle uitvallers en vroege uitvallers hebben hun enquête van de tweede ronde

teruggestuurd;

- 18 blijvers hebben de enquête van de tweede ronde niet ingevuld. Zij waren nooit aanwezig

op momenten van afname. Zij waren echter wel regelmatig aanwezig en hebben ook examen

afgelegd.

5.2. Een beeld van de betrokken cursisten

In wat volgt stellen we de volgende vragen: Wie zijn de betrokken cursisten? Wat vinden deze

cursisten van de cursus en van de onderwijsinstelling? We bespreken hier de antwoorden van

alle cursisten op de enquêtes van de eerste en de tweede ronde. We geven dan ook telkens aan

of een vraag in de enquête van de eerste ronde (begin cursus = 1), tweede ronde (einde cursus

= 2) of zowel in de enquête van de eerste als die van de tweede ronde (1 + 2) werd gesteld.

Voor de exacte formulering van de vragen zie bijlage 1 en 5. We geven in de volgende

tabellen enkel procenten weer, de absolute aantallen zijn te vinden in bijlage 7.

5.2.1. Kenmerken van de cursist

5.2.1.1. Personalia

In het volgende bespreken we een aantal personalia. De factor geslacht is zo een persoonlijk

kenmerk. We zien dat er in de steekproef minder mannen vertegenwoordigd zijn dan

vrouwen: 42.6 % mannen en 57.4 % vrouwen. Uit tabel 9 kunnen we vervolgens afleiden dat

de meeste respondenten in de leeftijdscategorie van 24 jaar tot en met 33 jaar zitten:

Page 28: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 28

Leeftijd ? (1)

van 54 jaar t.e.m. 66 jaar 2.9 %

van 44 jaar t.e.m. 53 jaar 11.1 %

van 34 jaar t.e.m. 43 jaar 27.6 %

van 24 jaar t.e.m. 33 jaar 45.2 %

van 18 jaar t.e.m. 23 jaar 13.2 %Tabel 9: Leeftijd van de geselecteerde cursisten.

Verder valt in tabel 10 op dat de cursisten vooral uit Polen en Balticum, Marokko en Noord-

Afrika komen:

Herkomstland? (1)

Polen en Balticum 17.7 %

Marokko en Noord-Afrika 14.8 %

Zuid-en Centraal-Amerika 10.0 %

Turkije en Nabije Oosten 9.8 %

Rusland en Kaukazische republieken 8.5 %

Oost- en West-Afrika 7.9 %

India en buren 7.1 %

Centraal en Zuidelijk Afrika 4.2 %

EU 5.0 %

Midden-Europa en Balkan 5.8 %

Verre Oosten 3.4 %

Centraal Aziatische republieken 3.2 %

Zuid-Oost Azië 2.6 %Tabel 10: Herkomstland van de geselecteerde cursisten.

Page 29: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 29

Als we tabel 11 in verband met nationaliteit bekijken, dan zien we ook dat de cursisten uit de

categorieën Marokko en Noord-Afrika, Polen en Balticum de grootste groepen vormen:

Nationaliteit? (1)

Marokko en Noord-Afrika 14.6 %

Polen en Balticum 14.2 %

EU 12.5 %

Rusland en Kaukazische republieken 10.0 %

Zuid-en Centraal-Amerika 9.6 %

Turkije en Nabije Oosten 7.8 %

India en buren 7.8 %

Oost- en West-Afrika 7.5 %

Midden-Europa en Balkan 6.4 %

Centraal en Zuidelijk Afrika 4.3 %

Zuid-Oost Azië 2.8 %

Verre Oosten 2.1 %

Centraal Aziatische republieken 0.4 %Tabel 11: Nationaliteit van de geselecteerde cursisten.

Uit tabel 12 kunnen we afleiden dat zowel in het begin van de cursus als op het einde de

meeste geselecteerde cursisten getrouwd zijn. Er is echter ook een vrij grote groep van

cursisten die niet getrouwd is:

Burgerlijke staat? (1 + 2)

getrouwd samenwonend weduwe/ weduwnaar gescheiden niet getrouwd

1ste ronde 46.2 % 8.4 % 4.2 % 6.2 % 35.0 %

2de ronde 51.1 % 5.6 % 4.0 % 6.2 % 33.1 %Tabel 12: Burgerlijke staat van de geselecteerde cursisten.

Page 30: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 30

Voor wat betreft de woonsituatie kunnen we uit tabel 13 afleiden dat in de eerste ronde de

meeste cursisten samenwonen met b.v. familie, vrienden, …In de tweede ronde treedt er

weinig verschil op:

Woonsituatie? (1+ 2)

samen met … alleen in een opvangcentrum

1ste ronde 69.8 % 29.6 % 0.6 %

2de ronde 70.3 % 28.8 % 0.9 %Tabel 13: Woonsituatie van de geselecteerde cursisten.

Als we vervolgens kijken naar de verblijfsduur van de cursisten, dan leiden we uit tabel 14 af

dat de meeste cursisten tussen 1 en 5 jaar in België verblijven:

Verblijfsduur? (1)

minder dan 1 jaar 1 tot 5 jaar langer dan 5 jaar

30.6 % 47.3 % 22.1 %Tabel 14: Verblijfsduur van de geselecteerde cursisten.

Uit tabel 15 kunnen we afleiden dat de meeste cursisten zowel in het begin als op het einde

van de cursus een niet-definitieve verblijfsvergunning hebben. In de tweede ronde zijn er wel

iets meer cursisten met een definitieve verblijfsvergunning. Cursisten die een

verblijfsvergunning van 1 tot 5 jaar hebben en cursisten die geen verblijfsvergunning hebben,

hebben we gerekend bij de cursisten die een niet-definitieve verblijfsvergunning hebben.

Cursisten die een definitieve verblijfsvergunning hebben of cursisten die Belg zijn vallen

onder de categorie definitieve verblijfsvergunning:

Verblijfsvergunning? (1+ 2)

Definitieve verblijfsvergunning Niet-definitieve verblijfsvergunning

1ste ronde 39.5 % 60.5 %

2de ronde 43.6 % 56.4 %Tabel 15: Verblijfsvergunning van de geselecteerde cursisten.

Page 31: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 31

5.2.1.2. Kinderen

Tabel 16 geeft aan dat zowel in de eerste ronde als in de tweede ronde een kleine meerderheid

van de cursisten kinderen heeft:

Kinderen? (1 +2 )

ja neen

1ste ronde 53.0 % 47.0 %

2de ronde 54.5 % 45.5 %Tabel 16: Hebben de geselecteerde cursisten kinderen?

Verder leiden we uit tabel 17 af dat zowel in de eerste als de tweede ronde de meeste cursisten

die kinderen hebben, 1 kind hebben:

Aantal kinderen? (1 + 2)

1 kind 2 kinderen 3 kinderen meer dan 3 kinderen

1ste ronde 40.3 % 27.4 % 20.5 % 11.8 %

2de ronde 36.5 % 32.0 % 18.8 % 12.7 %Tabel 17: Hoeveel kinderen hebben de geselecteerde cursisten die kinderen hebben?

Uit tabel 18 leiden we af dat aan het begin van de cursus maar een kleine minderheid van de

cursisten aangeeft dat zijzelf of hun partner zwanger zijn. Naar het einde van de cursus toe

gebeuren hier geen grote verschuivingen:

Zwangerschap? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 6.2 % 93.8 %

2de ronde 8.5 % 91.5 %Tabel 18: Is de geselecteerde cursist of de partner van de geselecteerde cursist zwanger?

In tabel 19 valt op dat het merendeel van de cursisten zegt geen opvang nodig te hebben

(hoewel er toch een verschuiving merkbaar is in de tweede ronde). Verder kunnen we uit tabel

20 afleiden dat de cursisten in de eerste ronde gemakkelijk opvang vinden, in de tweede ronde

hebben zij het daarentegen veel moeilijker om opvang te vinden. De gegevens uit tabel 21

Page 32: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 32

zeggen ons tenslotte dat zowel in de eerste als de tweede ronde de meeste cursisten vinden dat

de onderwijsinstelling geen hulp biedt bij het vinden van opvang:

Opvang kinderen nodig? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 29.1 % 70.9 %

2de ronde 34.7 % 65.3 %Tabel 19: Hebben de geselecteerde cursisten hulp nodig bij de opvang van de kinderen?

Gemakkelijk opvang vinden? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 61.0 % 39.0 %

2de ronde 47.4 % 52.6 %Tabel 20: Vinden de geselecteerde cursisten die kinderopvang nodig hebben, gemakkelijk kinderopvang?

Hulp onderwijsinstelling bij opvang? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 32.5 % 67.5 %

2de ronde 25.0 % 75.0 %Tabel 21: Biedt de onderwijsinstelling hulp aan cursisten die kinderopvang nodig hebben?

Page 33: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 33

5.2.1.3. Thuissituatie

Als we een blik werpen op tabel 22, dan zien we dat in de eerste ronde niet veel cursisten

aangeven dat ze huisvestingsproblemen hebben. Relatief veel cursisten – zo’n kleine 40.0 % -

denken er volgens tabel 23 in het begin van de cursus echter wel aan om te verhuizen. Aan het

einde van de cursus blijkt uit tabel 22 dat het aantal cursisten met huisvestingsproblemen

gedaald is en volgens tabel 23 is ook maar een kleine 20 % procent van de cursisten

daadwerkelijk verhuisd:

Huisvestingsproblemen? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 18.5 % 81.5 %

2de ronde 13.7 % 86.3 %

Tabel 22: Hebben de geselecteerde cursisten huisvestingsproblemen?

Verhuizen? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 37.6 % 62.4 %

2de ronde 16.0 % 84.0 %

Tabel 23: Willen de geselecteerde cursisten verhuizen?

Tabel 24 vertelt ons dat zowel in de eerste als de tweede ronde ongeveer 40 % van de

cursisten aangeeft dat ze voor hun familie of inwonenden moeten zorgen:

Zorg tijdens cursus voor familie of inwonenden? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 36.1 % 63.9 %

2de ronde 41.1 % 58.9 %Tabel 24: Moeten de geselecteerde cursisten tijdens de cursus zorgen voor familie of inwonenden?

Page 34: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 34

Tabel 25 leert ons dat zowel in de eerste als in de tweede ronde vrij weinig cursisten erop

wijzen dat zij geen tijd en ruimte hebben om te studeren:

Tijd en ruimte om te studeren? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 83.4 % 16.6 %

2de ronde 80.1 % 19.9 %Tabel 25: Hebben de geselecteerde cursisten tijd en ruimte om te studeren?

Verder zeggen in tabel 26 zowel in de eerste ronde als in de tweede vrij weinig cursisten dat

zij last hebben van gezondheidsproblemen:

Gezondheidsproblemen? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 14.6 % 85.4 %

2de ronde 20.3 % 79.7 %Tabel 26: Hebben de geselecteerde cursisten gezondheidsproblemen?

Tenslotte kunnen we uit tabel 27 afleiden dat in het begin van de cursus een kleine

minderheid van de cursisten beweert van plan te zijn om tijdelijk of definitief naar het

herkomstland terug te keren tijdens de cursus. Aan het einde blijkt dat er toch iets meer

cursisten dan verwacht daadwerkelijk naar hun herkomstland zijn geweest:

Terugkeer naar land van herkomst? (1 + 2)

ja neen ik weet het niet18

1ste ronde 12.5 % 65.2 % 22.2 %

2de ronde 20.1 % 79.9 % /Tabel 27: Gaan de geselecteerde cursisten tijdens de cursus naar hun land van herkomst?

18 Aangezien de eerste enquête werd afgenomen in het begin van de cursus gaven we de cursisten ook de kansom aan te duiden dat zij nog niet wisten of ze zouden terugkeren naar hun land van herkomst. De tweede enquêtewerd echter op het einde van de cursus afgenomen. We vroegen in de tweede enquête dan ook alleen of cursistenin de loop van de cursus waren teruggekeerd naar hun land van herkomst of niet.

Page 35: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 35

5.2.1.4. Werk- en studeeractiviteiten

Uit tabel 28 kunnen we afleiden dat zowel in het begin als op het einde van de cursus de

meeste cursisten aangeven dat zij niet werken:

Werk- en studeeractiviteiten? (1 + 2)

werkt niet werkt voltijds werkt deeltijds student

1ste ronde 54.9 % 17.2 % 15.7 % 12.2 %

2de ronde 51.3 % 22.2 % 12.6 % 13.9 %Tabel 28: Werk- en studeeractiviteiten van de geselecteerde cursisten.

Uit tabel 29 leiden we af dat in het begin van de cursus een kleine 40 % van de cursisten die

werken of studeren de combinatie met de cursus moeilijk vinden. Aan het einde van de cursus

stijgt dit percentage tot bijna de helft:

Combinatie werk/ studie met de cursus Nederlands moeilijk? (1 + 2)

Ja neen

1ste ronde 37.6 % 62.4 %

2de ronde 47.0 % 53.0 %Tabel 29: Vinden de geselecteerde cursisten die werken of studeren de combinatie met de cursus Nederlandsmoeilijk?

5.2.1.5. Opleiding

Tabel 30 vertelt ons dat de meeste cursisten in hun land van herkomst onderwijs hebben

gevolgd:

Onderwijs? (1)

Ja neen

92.0 % 8.0 %Tabel 30: Hebben de geselecteerde cursisten onderwijs genoten in hun land van herkomst?

De meeste cursisten hebben volgens tabel 31 ook langer dan tien jaar onderwijs gevolgd:

Page 36: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 36

Duur onderwijs? (1)

4 jaar of minder tussen de 4 en de 10 jaar meer dan 10 jaar

9.7 % 17.2 % 73.1 %Tabel 31: Hoe lang hebben de geselecteerde cursisten onderwijs gevolgd?

5.2.1.6. Taal

Een overzicht van de moedertaal van de cursisten is te vinden in bijlage 7 (tabel 32).

Vervolgens bekijken we in tabel 33 hoe de cursisten zelf hun beheersing van contacttalen

inschatten. We zien dat ongeveer 30 % van de cursisten aanduidt dat zij het Engels zeer goed

tot goed beheersen en dat 20 % van de cursisten aanduidt dat zij het Frans goed tot zeer goed

beheersen. De overgrote meerderheid van de cursisten zegt echter weinig kennis van het

Frans, Engels, Duits, Italiaans of Spaans te hebben. Ook valt op dat er meer cursisten zijn die

zeggen het Spaans zeer goed te beheersen dan dat er cursisten zijn die zeggen het Engels zeer

goed te beheersen:

Beheersing contacttalen? (1)

Frans Engels Duits Italiaans Spaans

niet 52.0 % 27.0 % 84.1 % 86.5 % 72.2 %

een beetje 25.8 % 42.3 % 13.2 % 10.0 % 10.4 %

goed 16.2 % 19.7 % 2.2 % 1.3 % 3.3 %

zeer goed 5.9 % 11.0 % 0.4 % 2.2 % 14.1 %Tabel 33: Beheersing van contacttalen door geselecteerde cursisten.

Verder hebben volgens tabel 34 de cursisten vrij weinig contact met Nederlandstaligen:

Contact Nederlandstaligen? (1 + 2)

zeer weinig weinig matig veel zeer veel

1ste ronde 25.2 % 16.4 % 30.7 % 17.0 % 10.7 %

2de ronde 25.7 % 27.2 % 25.7 % 12.8 % 8.6 %Tabel 34: Hoeveel contact hebben de geselecteerde cursisten met Nederlandstaligen?

Page 37: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 37

Vervolgens kunnen we ons afvragen waarom de cursisten Nederlands willen leren. We zien

dat de cursisten zowel in het begin als op het einde van de cursus aanduiden dat zij

Nederlands willen leren om informele gesprekken te kunnen voeren in b.v. de winkel, om zich

in België op hun gemak te voelen, om formele gesprekken te kunnen voeren bij b.v. de bank

en omdat ze willen werken19:

Waarom willen cursisten Nederlands leren? (1)

ja neen

Voor informele gesprekken 77.4 % 22.6 %

Om zich beter op gemak te voelen 74.1 % 25.9 %

Voor formele gesprekken 69.8 % 30.2 %

Voor werk 65.3 % 34.7 %

Om mensen te leren kennen 57.6 % 42.4 %

Om verder te studeren 43.8 % 56.2 %

Voor de kinderen 37.2 % 62.8 %

Om beter te kunnen werken of voor promotie 30.1 % 69.9¨%

Omdat de cursisten in België wonen 4.9% 95.1 %

Omdat de cursisten Belgische verwanten hebben 3.4% 96.6 %

Om te kunnen/ mogen blijven in België 2.8 % 97.2 %

Omdat de cursisten een liefde voor leren hebben 2.8 % 97.2 %

Om gerespecteerd te worden 0.8 % 99.2 %

Om onafhankelijk te zijn 0.5 % 99.5 %

Om familie te laten overkomen 0.5 % 99.5 %Tabel 35: Waarom willen cursisten Nederlands leren (1)?

19 De cursisten konden kiezen tussen een aantal opgegeven redenen. Dit zijn de eerste acht redenen die in detabellen 34 en 35 weergegeven zijn. Verder konden de cursisten ook zelf redenen aanhalen. Dit zijn de laatstezeven redenen in tabellen 34 en 35. Het aantal cursisten dat nog extra redenen aanhaalde, was echter beperkt.Vandaar dat de percentages hier ook lager liggen.

Page 38: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 38

Waarom willen cursisten Nederlands leren? (2)

ja neen

Voor informele gesprekken 80.6 % 19.4 %

Om zich beter op gemak te voelen 78.9 % 21.1 %

Voor formele gesprekken 74.5 % 25.5 %

Voor werk 65.0 % 35.0 %

Om mensen te leren kennen 58.9 % 41.1 %

Om verder te studeren 38.4 % 61.6 %

Voor de kinderen 37.0 % 63.0 %

Om beter te kunnen werken of voor promotie 27.9 % 72.1 %

Omdat de cursisten in België wonen 5.9 % 94.1 %

Om te kunnen/ mogen blijven in België 2.9 % 97.1 %

Omdat de cursisten Belgische verwanten hebben 1.8¨% 98.2 %

Om gerespecteerd te worden 1.5 % 98.5 %

Omdat de cursisten een liefde voor leren hebben 1.2 % 98.8 %

Om familie te laten overkomen 0.6 % 99.4 %

Om onafhankelijk te zijn 0.6 % 99.4 %Tabel 36: Waarom willen cursisten Nederlands leren (2)?

Page 39: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 39

De volgende grafiek vat samen waarom de cursisten in de eerste ronde Nederlands willen

leren:

liefde voor talen

onafhankelijk zijn

gerespecteerd worden

familie overkomen

kunnen/mogen blijven

wonen in België

Belgische verwanten

kinderen

formele contacten

informele contacten

mensen leren kennen

gemak te voelen

verder studeren

beter werk

werk

100

80

60

40

20

0

Page 40: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 40

De volgende grafiek geeft weer waarom de cursisten in de tweede ronde Nederlands willen

leren. Er zijn niet veel verschuivingen t.o.v. van de vorige grafiek.

liefde voor talen

onafhankelijk zijn

gerespecteerd worden

familie overkomen

kunnen/mogen blijven

wonen in België

Belgische verwanten

kinderen

formele contacten

informele contacten

mensen leren kennen

gemak te voelen

verder studeren

beter werk

werk

100

80

60

40

20

0

Page 41: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 41

5.2.2. Kenmerken van de cursus

5.2.2.1. Type cursus

Hieronder bekijken we welk type cursus het meest gevolgd wordt. Uit de tabellen 37 en 38

kunnen we afleiden dat de meeste cursisten een cursus van 120 uur volgen en dat de meesten

ook twee tot drie keer per week naar de les gaan. Verder volgen de meesten volgens tabel 39

’s avonds les. Bovendien volgen de meesten ook lessen die drie uur duren (tabel 40):

Duur cursus? (1)

minder dan 120 uur 120 uur tussen de 120 en de 200 uur meer dan 200 uur

5.9 % 66.7 % 20.4 % 7.0 %Tabel 37: Hoe lang duurt de cursus die de geselecteerde cursisten volgen?

Keer per week naar de les? (1)

1 keer 2 tot 3 keer meer dan 3 keer

14.9 % 66.8 % 18.3 %Tabel 38: Hoeveel keer per week moeten de geselecteerde cursisten naar de les gaan?

Tijdstip les? (1)

in de voormiddag in de namiddag ’s avonds

26.8 % 21.9 % 51.3 %Tabel 39: Wanneer moeten de geselecteerde cursisten les volgen?

Duur van de les? (1)

2 uur 2.5 uur 3 uur meer dan 3 uur

21.6 % 12.4 % 48.9 % 17.1 %Tabel 40: Hoe lang duurt de les die de geselecteerde cursisten moeten volgen?

Verder zien we ook dat de cursisten zich bijna uitsluitend richten op de gekozen cursus

Nederlands. Tabellen 41 en 42 vertellen ons dat een kleine minderheid van de cursisten in de

eerste enquête nog een andere cursus Nederlands of een andere talencursus volgt. Ook uit de

antwoorden op de tweede enquête kunnen we afleiden dat de cursisten die twee cursussen

combineren in de minderheid zijn:

Page 42: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 42

Nog andere cursus Nederlands? (1 + 2)

ja Neen

1ste ronde 12.7 % 87.3 %

2de ronde 13.9 % 86.1 %Tabel 41: Volgen de geselecteerde cursisten nog een andere cursus Nederlands?

Nog een andere talencursus? (1 + 2)

ja Neen

1ste ronde 11.6 % 88.4 %

2de ronde 10.2 % 89.8 %Tabel 42: Volgen de geselecteerde cursisten nog een andere talencursus?

5.2.2.2. Intentie en belangrijkheid cursus

Hoe belangrijk vinden de cursisten de cursus Nederlands? Tabel 43 leert ons dat zowel in de

eerste ronde als in de tweede ronde de cursisten de cursus zeer belangrijk vinden. Ook de

families of inwonenden vinden het volgens tabel 44 zeer belangrijk dat de cursisten een

cursus Nederlands volgen. Volgens tabel 45 hebben de cursisten zelf ook sterk de intentie20

om de cursus af te maken: meer dan de helft zegt de cursus zeker te willen afmaken, ongeveer

één derde zegt de cursus waarschijnlijk te zullen afmaken:

Cursus Nederlands belangrijk volgens u? (1 + 2)

Ja neen

1ste ronde 98.3 % 1.7 %

2de ronde 95.8 % 4.2 %Tabel 43: Vinden de geselecteerde cursisten de cursus Nederlands belangrijk?

20 Als de cursisten het antwoord ‘zeker niet’ of ‘waarschijnlijk niet’ aanduidden op de vraag of zij van planwaren om de cursus af te maken, vroegen we ook om dit antwoord te verduidelijken. De antwoorden warenechter zeer uiteenlopend en zijn verder bijgevolg niet verwerkt.

Page 43: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 43

Cursus Nederlands belangrijk volgens familie of inwonenden? (1 +2)

ja neen

1ste ronde 89.2 % 10.8 %

2de ronde 90.0 % 10.0 %Tabel 44: Vinden de familie of de inwonenden van de geselecteerde cursisten het belangrijk dat de cursisten eencursus Nederlands volgen?

Intentie om cursus af te maken? (1)

zeker niet waarschijnlijk niet waarschijnlijk wel zeker wel

2.2 % 4.4 % 36.5 % 56.9 %Tabel 45: Hebben de geselecteerde cursisten de intentie om de cursus af te maken?

5.2.2.3. Organisatie cursus

We bekijken hier of de cursisten de organisatie van de cursus waarin ze terecht zijn gekomen

goed vinden. Globaal komt er een positief beeld naar voren. Uit tabel 46 blijkt dat noch in de

eerste ronde, noch in de tweede ronde cursisten de cursus te lang vinden. Zoals uit tabel 47

blijkt, is er zelfs telkens ongeveer één derde van de cursisten dat de cursus te kort vindt:

Cursus te lang? (1 + 2)

ja Neen

1ste ronde 6.5 % 93.5 %

2de ronde 8.0 % 92.0 %Tabel 46: Vinden de geselecteerde cursisten de cursus te lang?

Cursus te kort? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 32.5 % 67.5 %

2de ronde 33.3 % 66.7 %Tabel 47: Vinden de geselecteerde cursisten de cursus te kort?

Page 44: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 44

Verder blijkt uit tabel 48 dat zowel aan het begin als aan het einde van de cursus ongeveer één

derde van de cursisten vindt dat er te veel lessen zijn op één week. Zoals uit tabel 49 blijkt,

vindt echter zowel aan het begin als op het einde van de cursus ook ongeveer één derde van

de cursisten dat er te weinig lessen zijn op één week:

Te veel les? (1 + 2)

ja Neen

1ste ronde 36.7 % 63.3 %

2de ronde 31.7 % 68.3 %Tabel 48: Vinden de geselecteerde cursisten dat zij te veel les moeten volgen?

Te weinig les? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 29.8 % 70.2 %

2de ronde 32.4 % 67.6 %Tabel 49: Vinden de geselecteerde cursisten dat zij te weinig les kunnen volgen?

Zoals uit tabel 50 af te lezen is, vindt zowel in het begin van de cursus als aan het einde van

de cursus de overgrote meerderheid van de cursisten het tijdstip van de cursus in orde. Uit

tabel 51 kunnen we afleiden dat de overgrote meerderheid van de cursisten zowel aan het

begin als aan het eind van de cursus oordeelt dat een les niet te lang is. Zoals uit tabel 52

blijkt, vindt zowel aan het begin van de cursus als aan het einde ongeveer één derde van de

cursisten dat een les te kort is. Tenslotte zien we in tabel 53 dat de cursisten aan het begin van

de cursus oordelen dat de cursus niet te duur is:

Tijdstip cursus goed ? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 90.6 % 9.4 %

2de ronde 88.0 % 12.0 %Tabel 50: Vinden de geselecteerde cursisten het tijdstip van de cursus in orde?

Page 45: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 45

Les te lang? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 3.9 % 96.1 %

2de ronde 8.4 % 91.6 %Tabel 51: Vinden de geselecteerde cursisten dat een les te lang is?

Les te kort? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 29.1 % 70.9 %

2de ronde 27.9 % 72.1 %Tabel 52: Vinden de geselecteerde cursisten dat een les te kort is?

Cursus te duur? (1)

ja neen

17.8 % 82.2 %Tabel 53: Vinden de geselecteerde cursisten dat de cursus te duur is?

5.2.2.4. Beoordeling cursus

In wat volgt bekijken we hoe tevreden de cursisten zijn over de kwaliteit van de cursus.

Globaal kunnen we besluiten dat cursisten tevreden zijn. Zo zien we in tabel 54 dat de

meerderheid van de cursisten vindt dat ze goed ingelicht zijn over de cursus. Tabel 55 vertelt

ons dat de meeste cursisten de cursus interessant vinden:

Goed ingelicht over de cursus? (1 + 2)

ja Neen

1ste ronde 82.3 % 17.7 %

2de ronde 81.6 % 18.4 %Tabel 54: Vinden de geselecteerde cursisten dat ze goed ingelicht zijn over de cursus?

Page 46: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 46

Cursus interessant? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 97.1 % 2.9 %

2de ronde 89.9 % 10.1 %Tabel 55: Vinden de geselecteerde cursisten de cursus interessant?

Verder konden de cursisten hun oordeel uitspreken over een aantal stellingen (tabel 56). Het

merendeel van de cursisten oordeelt op het einde dat de cursus voldeed aan hun

verwachtingen, dat ze het Nederlands geleerd hebben wat ze wilden leren en dat de

handboeken en het lesmateriaal goed zijn. Voor de meeste cursisten is de cursus niet te

moeilijk en niet te gemakkelijk, het tempo is voor de meeste cursisten niet te hoog en niet te

laag. De kwaliteit van de cursus is goed en de meeste cursisten vinden ook dat ze goede

vorderingen gemaakt hebben tijdens de cursus. De meeste cursisten zijn ook tevreden over het

lesgeven (tabel 57) en iets meer dan één derde van de cursisten heeft op het einde toch wel

schrik voor de examens (tabel 58):

helemaal

niet mee

eens

niet mee

eens

min of meer

mee eens

mee

eens

helemaal mee

eens

Verwachtingen ingelost?

(2)

4.4 % 8.4 % 24.4 % 30.2 % 32.6 %

Nederlands dat ik wilde

leren? (2)

5.9 % 12.1 % 29.1 % 30.7 % 22.2 %

Handboeken en het

lesmateriaal O.K.? (2)

6.3 % 4.9 % 19.7 % 33.9 % 35.2 %

Te moeilijk? (2) 26.2 % 23.9 % 27.6 % 15.1 % 7.2 %

Te makkelijk? (2) 20.6 % 30.2 % 30.6 % 12.3 % 6.3 %

Tempo te hoog? (2) 26.7 % 22.5 % 25.7 % 11.7 % 13.4 %

Tempo te laag? (2) 33.3 % 29.6 % 24.6 % 7.4 % 5.1 %

Kwaliteit goed ? (2) 3.9 % 3.3 % 15.1 % 38.2 % 39.5 %

Goede vorderingen? (2) 6.4 % 7.0 % 26.2 % 31.6 % 28.8 %Tabel 56: Hoe beoordelen de geselecteerde cursisten hun cursus?

Page 47: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 47

Tevreden over het lesgeven? (2)

Ja neen

90.5 % 9.5 %Tabel 57: Zijn de geselecteerde cursisten tevreden over het lesgeven?

Angst voor de examens? (2)

Ja neen

38.7 % 61.3 %Tabel 58: Hebben de geselecteerde cursisten schrik voor de examens?

Page 48: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 48

5.2.3. Kenmerken van de onderwijsinstelling

5.2.3.1. Type onderwijsinstelling

In tabel 59 geven we weer hoeveel cursisten er per type onderwijsinstelling (CVO, CBE of

UNIV) hebben deelgenomen aan de twee enquêtes (zie ook 5.1.):

CVO CBE UNIV

80.7 % 14.0 % 5.3 %Tabel 59: Hoe is de verdeling van de geselecteerde cursisten over de verschillende types van scholen?

Volgende grafiek stelt deze gegevens voor:

Type school

UNIVBECVO

Perc

ent

100

80

60

40

20

0

Page 49: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 49

5.2.3.2. Beoordeling onderwijsinstelling

De meeste cursisten beoordelen hun onderwijsinstelling vrij positief. We kijken eerst naar de

vragen die alleen in de eerste ronde zijn gesteld. Dan kunnen we uit tabel 60 afleiden dat de

meerderheid van de cursisten aangeeft dat het eerste contact met de onderwijsinstelling

aangenaam was. Tabel 61 vertelt ons echter ook dat de meeste cursisten vinden dat de

onderwijsinstelling niet gevraagd heeft naar hun verwachtingen. De onderwijsinstelling heeft

volgens de gegevens in tabel 62 in het algemeen wel voldoende voorzieningen (stoelen, tafels,

computers). Verder kunnen we uit tabel 63 nog afleiden dat de meeste cursisten hun

onderwijsinstelling vlot kunnen bereiken:

Eerste contact aangenaam? (1)

ja Neen

97.3 % 2.7 %Tabel 60: Vinden de geselecteerde cursisten het eerste contact met hun onderwijsinstelling aangenaam?

Vraag onderwijsinstelling naar verwachtingen? (1)

ja neen

32.3 % 67.7 %Tabel 61: Heeft de onderwijsinstelling gevraagd naar de verwachtingen van de geselecteerde cursisten?

Voldoende voorzieningen in de onderwijsinstelling? (1)

ja neen

87.4 % 12.6 %Tabel 62: Zijn er voldoende voorzieningen in de onderwijsinstelling?

Onderwijsinstelling vlot te bereiken? (1)

ja neen

91.7 % 8.3 %Tabel 63: Is de onderwijsinstelling vlot te bereiken?

Als we kijken naar de vragen die zowel in de eerste enquête als in de tweede enquête zijn

gesteld, dan zien we in tabel 64 dat in de eerste enquête de meerderheid van de cursisten

aangeeft dat de onderwijsinstelling hen helpt bij het invullen van papieren. In de tweede

enquête daalt dit aantal zo’n 10 %. Uit tabel 65 kunnen we afleiden dat zowel in het begin als

Page 50: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 50

op het einde van de cursus de overgrote meerderheid van de cursisten zich goed voelt in de

onderwijsinstelling. Tabel 66 en 67 laten zien dat zowel in het begin als op het einde van de

cursus de overgrote meerderheid van de cursisten een goed contact heeft met de leerkracht en

de andere cursisten. Tabel 68 laat tenslotte zien dat zowel in het begin als op het einde één

vijfde van de cursisten vindt dat de groep cursisten te groot is:

Hulp onderwijsinstelling bij invullen papieren? (1 + 2)

Ja neen

1ste ronde 67.5 % 32.5 %

2de ronde 56.5 % 43.5 %Tabel 64: Helpt de onderwijsinstelling de geselecteerde cursisten bij het invullen van de papieren?

Voelt u zich goed in de onderwijsinstelling? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 97.8 % 2.2 %

2de ronde 95.0 % 5.0 %Tabel 65: Voelen de geselecteerde cursisten zich goed in de onderwijsinstelling?

Goed contact met de leerkracht? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 97.8 % 2.2 %

2de ronde 93.1 % 6.9 %Tabel 66: Hebben de geselecteerde cursisten een goed contact met de leerkracht?

Goed contact met de andere cursisten? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 92.0 % 8.0 %

2de ronde 89.7 % 10.3 %Tabel 67: Hebben de geselecteerde cursisten een goed contact met de andere cursisten?

Groep cursisten te groot? (1 + 2)

ja neen

1ste ronde 23.2 % 76.8 %

2de ronde 20.6 % 79.4 %Tabel 68: Vinden de geselecteerde cursisten de groep cursisten te groot?

Page 51: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 51

In de tweede enquête is nog verder ingegaan op het aspect van de groepssamenstelling. Uit

tabel 69 kunnen we afleiden dat de meerderheid van de cursisten vindt dat de groep goed is

samengesteld. Opvallend is ook dat een vrij grote groep cursisten niet weet of de groep goed

is samengesteld. Verder laat tabel 70 zien dat ongeveer de helft van de cursisten grote

leeftijdsverschillen opmerkt in de groep, maar zij vinden die leeftijdsverschillen niet storend

(tabel 71). De meerderheid van de cursisten merkt volgens tabel 72 ook op dat er

verschillende godsdiensten zijn in de groep, maar ook die verschillende godsdiensten zijn niet

storend (tabel 73). Bijna iedere cursist merkt verder op dat er verschillende nationaliteiten in

de groep zijn (tabel 74), maar die verschillen worden niet storend geacht (tabel 75).

Groep cursisten goed samengesteld? (2)

ja neen ik weet het niet

67.5 % 8.0 % 24.5 %Tabel 69: Vinden de geselecteerde cursisten dat de groep goed is samengesteld?

Grote leeftijdsverschillen in de groep? (2)

ja neen ik weet het niet

56.9 % 32.9 % 10.2 %Tabel 70: Vinden de geselecteerde cursisten dat er grote leeftijdverschillen zijn in de groep?

Leeftijdsverschillen storend? (2)

ja neen ik weet het niet

9.2 % 81.0 % 9.8 %Tabel 71: Vinden de geselecteerde cursisten dat de leeftijdsverschillen storend zijn?

Verschillende godsdiensten in de groep? (2)

ja neen ik weet het niet

80.2 % 5.0 % 14.8 %Tabel 72: Vinden de geselecteerde cursisten dat er verschillende godsdiensten zijn in de groep?

Verschillende godsdiensten storend? (2)

ja neen ik weet het niet

5.0 % 90.8 % 4.2 %Tabel 73: Vinden de geselecteerde cursisten de verschillende godsdiensten storend?

Page 52: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 52

Verschillende nationaliteiten in de groep? (2)

ja neen ik weet het niet

94.9 % 3.5 % 1.6 %Tabel 74: Vinden de geselecteerde cursisten dat er verschillende nationaliteiten zijn?

Verschillende nationaliteiten storend? (2)

ja neen ik weet het niet

3.8 % 94.0 % 2.2 %Tabel 75: Vinden de geselecteerde cursisten dat de verschillende nationaliteiten storend zijn?

Verder merkt volgens tabel 76 een kleine helft van de cursisten op dat er cursisten afhaken in

de groep. Tabel 77 laat zien dat de meerderheid van de cursisten toegeeft dat ze wel eens

afwezig waren, maar slechts één derde van de cursisten geeft aan ooit door de

onderwijsinstelling gecontacteerd te zijn geweest bij afwezigheid (tabel 78).

Afhaken van veel vrienden? (2)

ja neen ik weet het niet

38.4 % 29.4 % 32.2 %Tabel 76: Vinden de geselecteerde cursisten dat er veel vrienden afhaken tijdens de cursus?

Soms afwezig? (2)

ja neen totaal

71.8 % 28.2 % 100 %Tabel 77: Zijn de geselecteerde cursisten soms afwezig tijdens de cursus?

Contact door onderwijsinstelling bij afwezigheid? (2)

ja neen

30.9 % 69.1 %Tabel 78: Neemt de onderwijsinstelling volgens de geselecteerde cursisten contact op bij afwezigheid?

Page 53: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 53

6. Hoe groot is de uitval bij de geselecteerde cursisten?

Er namen 469 cursisten deel aan het onderzoek. Al deze cursisten zijn in de loop van het

onderzoek opgevolgd. Aan het einde van het onderzoek waren er vier groepen cursisten: er

waren 50 (of 10.6 %) niet – starters, 292 (of 62.3 %) blijvers, 37 (of 7.9 %) vroege uitvallers

en 90 (of 19.2 %) uitvallers. Als we de vroege uitvallers en de uitvallers samentellen dan

hebben er dus 127 (of 27.1 %) personen de basiscursus niet afgemaakt. Volgende grafiek

geeft een beeld van deze verdeling:

We willen bij voorgaande cijfers echter nog opmerken dat we voor een aantal scholen de

uitval niet tot op het einde van de cursus hebben vastgesteld. Een aantal scholen organiseren

jaarcursussen: CVO Israëlitische scholen, CVO LBC-NVK (enkel de cursus voor de trage

leerders), Open School (sommige cursussen eindigen ook in januari) en PAM. Zeker voor

PAM is geweten dat in het schooljaar 2001 – 2002 de meeste uitval in de tweede helft van het

jaar heeft plaatsgevonden (zie 3.). De kleinschaligheid van het onderzoek maakte echter dat

blijversuitvallers

vroege uitvallersniet-starters

70

60

50

40

30

20

10

0

Page 54: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 54

we het meten van uitval eind januari 2003 moesten afsluiten. Het is ook met die opmerkingen

in het achterhoofd dat de volgende cijfers per type school moeten bekeken worden:

CVO BE UNIV

Aantal Procent Aantal Procent Aantal Procent

niet-starters 37 9.8 % 11 16.4 % 2 8.3 %

vroege uitvallers 34 9.0 % 2 3.0 % 1 4.2 %

uitvallers 86 22.8 % 2 3.0 % 2 8.3 %

blijvers 221 58.4 % 52 77.6 % 19 79.2 %

Totaal 378 100 % 67 100 % 24 100 %Tabel 79: Niet-starters, vroege uitvallers, uitvallers en blijvers per type onderwijsinstelling.

Volgende grafiek geeft het beeld weer:

UNIVBECVO

100

80

60

40

20

0

blijvers

niet-starters

uitvallers

vroege uitvallers

Page 55: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 55

Om af te ronden vermelden we nog hoeveel uitvallers en vroege uitvallers er de enquête van

de tweede ronde hebben teruggestuurd. Het bleek dat het systeem van de intensieve opvolging

een succes was. De respons van de vroege uitvallers en de uitvallers samen bedroeg 54.3 %.

Van de 90 uitvallers stuurden er 57 hun enquête terug. Dit was een respons van 63 %. Voor de

vroege uitvallers lag de respons wat lager: van de 37 vroege uitvallers stuurden er 12 hun

enquête terug, een respons van 32.4 %21. Voor de eerste ronde hebben we dus gegevens van

102 uitvallers (90 uitvallers en 12 vroege uitvallers22). Voor de tweede ronde hebben we

gegevens van 69 uitvallers (57 uitvallers en 12 vroege uitvallers).

21 Omdat er maar 12 vroege uitvallers hun enquête terugstuurden, besloten we om niet te onderzoeken of devroege uitvallers andere redenen hadden om uit te vallen dan de uitvallers. Het aantal enquêtes dat weterugkregen was te beperkt.22 De vroege uitvallers hebben van de eerste enquête enkel de onveranderlijke vragen beantwoord (zie 4.3.4.2.).

Page 56: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 56

7. Waarom vallen de geselecteerde cursisten uit?

7.1. Inleiding

Het is interessant om vast te stellen hoe groot de uitval is, maar het is nog interessanter om te

onderzoeken waarom cursisten stoppen met de cursus. We gaan dan ook op zoek naar de

uitvalredenen. We onderzoeken of er binnen de enquête van de eerste ronde al verschillen zijn

op te merken tussen de blijvers en de uitvallers. Hetzelfde doen we voor de tweede ronde:

verschillen de antwoorden van de blijvers en de uitvallers?23

7.2. Een algemene blik op de eerste en de tweede ronde

In wat volgt beschrijven we welke kenmerken uitval kunnen veroorzaken. We onderzoeken of

er kenmerken van de cursist, kenmerken van de cursus en kenmerken van de

onderwijsinstelling uitval kunnen veroorzaken. Bij iedere variabele duiden we aan of hij

bevraagd is in de eerste ronde of de tweede ronde24. Verder geven we in de tabellen ook de

absolute aantallen, de procenten en de significantiewaarde. Een waarde is significant25 als ze

kleiner is dan .05 (p < .05). Voor de analyse van de verschillen maakten we gebruik van de

Pearson Chikwadraattest. Als een waarde zich situeert tussen .05 en .1 dan spreken we van

een tendens. We beperken ons hier tot het beschrijven van factoren die uitval veroorzaken. In

7.3. en 7.4. gaan we op zoek naar verklaringen en verbanden.

23 Wegens de beperkte respons van de vroege uitvallers, kunnen we niet onderzoeken of vroege uitvallers andereredenen hebben om uit te vallen dan uitvallers. Als we het dus in het vervolg over uitvallers hebben, dan gaat hetzowel om de vroege uitvallers als de uitvallers die later in het traject afgehaakt zijn. 24 Als een vraag in de eerste en de tweede ronde is gesteld, maar de antwoorden waren enkel voor de tweederonde significant verschillend tussen blijvers en uitvallers, dan staat er het cijfer 2 achter deze vraag.25 We verduidelijken hier nog even het begrip significantie. Vastgestelde verschillen kunnen aan toeval te wijtenzijn. Als de significantiewaarde echter kleiner is dan .05 dan is de kans dat het vastgestelde verschil aan toeval tewijten is, miniem.

Page 57: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 57

7.2.1. Kenmerken van de cursist

We bespreken in wat volgt enkel de verschillen tussen de uitvallers en de blijvers die

significant waren of een sterke tendens toonden. De volgende personalia verschilden

significant tussen uitvallers en blijvers: geslacht en verblijfsvergunning. Van de variabelen die

bevraagd werden in verband met de thuissituatie verschilden de volgende variabelen

significant tussen uitvallers en blijvers: gezondheidsproblemen, teruggaan naar het land van

herkomst tijdens de cursus en het hebben van tijd en ruimte om te studeren. Analyses voor

wat betreft de werk- en studeeractiviteiten en de combinatie van het werk of studie met de

cursus Nederlands lieten ook significante verschillen zien tussen uitvallers en blijvers.

Er waren echter in onze gegevens ook een aantal variabelen die niet significant

verschilden voor blijvers en uitvallers. Zo is er wat betreft de personalia geen verschil tussen

uitvallers en blijvers voor wat betreft herkomstland, nationaliteit, burgerlijke staat,

woonsituatie en verblijfsduur. Het hebben van kinderen en een eventuele zwangerschap waren

ook geen significante uitvalfactoren. Ook vragen naar eventuele moeilijkheden bij het vinden

van opvang voor de kinderen en naar hulp van de onderwijsinstelling bij het vinden van

opvang lieten geen significante verschillen zien tussen uitvallers en blijvers. Bij factoren die

bevraagd werden in verband met de thuissituatie veroorzaken huisvestingsproblemen en het

daarmee aanverwante verhuizen volgens onze gegevens geen uitval. Ook het tijdens de cursus

moeten zorgen voor familie of inwonenden vergroot de kans op uitval niet. Het al dan niet

hebben genoten van onderwijs en de duur van dat onderwijs spelen ook geen rol in uitval.

Ook de beheersing van contacttalen en het contact met Nederlandstaligen doet er in verband

met uitval niet toe. We bekijken hieronder deze resultaten in detail.

Page 58: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 58

7.2.1.1. Personalia

Blijkbaar speelt de factor geslacht een grote rol. Procentueel gezien zijn er bij de uitvallers

beduidend meer mannen dan bij de blijvers:

Geslacht? (1) p: 0.003

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

man 55 55.6 % 110 38.2 %

vrouw 44 44.4 % 178 61.8 %

totaal 99 100 % 288 100 %Tabel 80: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in geslacht.

Verder blijkt de verblijfsvergunning van de cursisten ook een grote rol te spelen. Zowel in de

eerste ronde als in de tweede ronde is deze variabele significant verschillend tussen uitvallers

en blijvers. Uit de gegevens van de eerste ronde kunnen we afleiden dat er bij de uitvallers in

verhouding veel meer cursisten zijn met een niet-definitieve verblijfsvergunning dan bij de

blijvers. Uit de gegevens van de tweede ronde kunnen we hetzelfde afleiden:

Verblijfsvergunning? (1) p: 0.008

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

niet – definitief 64 72.7 % 152 56.5 %

definitief 24 27.3 % 117 43.5 %

totaal 88 100 % 269 100 %Tabel 81: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in verblijfsvergunning (1).

Page 59: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 59

Verblijfsvergunning? (2) p: 0.003

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

niet- definitief 47 72.3 % 133 52.4 %

definitief 18 27.7 % 121 47.6 %

totaal 65 100 % 254 100 %Tabel 82: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in verblijfsvergunning (2).

7.2.1.2. Thuissituatie

Ook een aantal kenmerken van de thuissituatie spelen mee in de uitval van cursisten. Zo

hebben bij de uitvallers in verhouding meer cursisten gezondheidsproblemen dan bij de

blijvers:

Gezondheidsproblemen? (2) p: 0.007

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 21 32.3 % 45 17.3 %

neen 44 67.7 % 215 82.7 %

totaal 65 100 % 260 100 %Tabel 83: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in gezondheidsproblemen.

Verder gaan er bij de uitvallers in verhouding ook meer cursisten tijdelijk of definitief terug

naar hun land van herkomst dan bij de blijvers:

Terugkeer naar land van herkomst?(2) p: 0.025

Uitvaller Blijver

ja 20 29.9 % 47 17.6 %

neen 47 70.1 % 220 82.4 %

totaal 67 100 % 267 100 %Tabel 84: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in teruggaan naar land van herkomst tijdens de cursus.

Page 60: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 60

Uit tabel 85 kunnen we afleiden dat er bij de uitvallers in verhouding meer cursisten zijn die

geen tijd en ruimte hebben om te studeren dan bij de blijvers:

Tijd en ruimte om te studeren? (2) p: 0.036

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 46 70.8 % 211 82.4 %

neen 19 29.2 % 45 17.6 %

totaal 65 100 % 256 100 %Tabel 85: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in beschikbare tijd en ruimte om te studeren.

7.2.1.3. Werk- en studeeractiviteiten

Ook de werksituatie draagt bij tot uitval. In verhouding zijn er bij de uitvallers immers meer

cursisten die voltijds werken dan bij de blijvers:

Werk- en studeeractiviteiten? (2) p: 0.030

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

werkt niet 32 49.2 % 123 51.9 %

werkt voltijds 22 33.8 % 45 19.0 %

werkt deeltijds 7 10.8 % 31 13.1 %

student 4 6.2 % 38 16.0 %

totaal 65 100 % 237 100 %Tabel 86: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in de werk- en studeeractiviteiten.

Page 61: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 61

Het is ook zeer interessant om op te merken dat bij de uitvallers in verhouding meer cursisten

de combinatie werk of studie met de cursus Nederlands zwaar vinden dan bij de blijvers:

Combinatie werk/ studie met de cursus Nederlands moeilijk? (2) p: 0.000

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 26 78.8 % 45 38.1 %

neen 7 21.2 % 73 61.9 %

totaal 33 100 % 118 100 %Tabel 87: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in de combineerbaarheid van werk/ studie met de cursusNederlands.

7.2.2. Kenmerken van de cursus

In wat volgt bekijken we welke kenmerken van de cursus sterke tendensen of significante

verschillen veroorzaken tussen uitvallers en blijvers. Voor de variabelen die in verband met

het type cursus bevraagd zijn, zien we een tendens of significant verschil tussen uitvallers en

blijvers voor wat betreft het aantal keer dat cursisten per week naar de les gaan, het tijdstip

van de les, de duur van de cursus en het volgen van een andere talencursus. In verband met de

intentie en de belangrijkheid van de cursus laat de variabele intentie een significant verschil

zien tussen uitvallers en blijvers. Het oordeel over het tijdstip van de cursus is de enige

variabele in verband met de organisatie van de cursus die significant verschilde voor de

uitvallers en de blijvers. Maar in verband met de beoordeling van de cursus verschilden er wel

een aantal variabelen significant tussen uitvallers en blijvers: het ingelicht zijn over de cursus,

het interessant vinden van de cursus, het tevreden zijn over het lesgeven, het voldoen van de

cursus aan de verwachtingen, het leren van het Nederlands dat men wilde leren, het oordeel

over het tempo van de cursus en het oordeel over de vorderingen die de cursist gemaakt heeft

tijdens de cursus.

Er waren echter ook een aantal variabelen die niet significant verschilden voor

uitvallers en blijvers. Zo merkten we in verband met het type cursus geen significant verschil

tussen blijvers en uitvallers op voor wat betreft de duur van de les. Het belangrijk vinden van

de cursus Nederlands door de cursist zelf of door familie en inwonenden speelde ook geen rol

bij uitval. In verband met de belangrijkheid van de cursus was er trouwens ook geen

Page 62: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 62

significant verschil op te merken tussen blijvers en uitvallers voor wat betreft het volgen van

een andere cursus Nederlands. Verder was er in verband met de organisatie van de cursus

geen significant verschil tussen uitvallers en blijvers voor wat betreft de volgende variabelen:

de duur van de cursus (te lang of te kort), de duur van een les (te lang of te kort), de

hoeveelheid les (te veel of te weinig), de kostprijs van de cursus. In verband met de

beoordeling van de cursus laten tenslotte de volgende variabelen geen significant verschil zien

tussen uitvallers en blijvers: het oordeel over de handboeken en het lesmateriaal, het oordeel

over de moeilijkheidsgraad van de cursus, het oordeel over het te lage tempo van de cursus,

het oordeel over de kwaliteit van de cursus en de angst voor examens.

7.2.2.1. Type cursus

We kunnen uit tabel 88 afleiden dat er in verhouding bij de uitvallers meer cursisten 1 keer

per week les volgen dan bij de blijvers. De blijvers vinden we in verhouding meer terug bij de

cursisten die meer dan drie keer per week les volgen:

Keer per week naar de les? (1) p: 0.004

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

1 keer 22 21.6 % 35 12.5 %

2 of 3 keer 71 69.6 % 185 65.8 %

meer dan 3keer

9 8.8 % 61 21.7 %

totaal 102 100 % 281 100 %Tabel 88: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het aantal keer dat zij per week naar de les moeten gaan.

Page 63: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 63

Tabel 89 laat zien dat er in verhouding bij de uitvallers meer cursisten zijn die ’s avonds les

volgen dan bij de blijvers:

Tijdstip les? (1) p: 0.003

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

voormiddag 19 16 % 83 30.7 %

namiddag 19 19 % 62 23.0 %

’s avonds 65 65 % 125 46.3 %

totaal 100 100 % 270 100 %Tabel 89: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het tijdstip wanneer les gevolgd wordt.

In verband met de duur van de cursus stellen we een sterke tendens vast. Er zijn in verhouding

bij de uitvallers meer cursisten die 120 uur les volgen dan bij de blijvers. Bij alle andere

cursussen zijn er in verhouding meer blijvers dan uitvallers:

Duur cursus? (1) p: 0.051

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

minder dan120 uur

4 3.9 % 19 6.6 %

120 uur 77 75.5 % 181 63.5 %

tussen de 120en de 200 uur

19 18.6 % 60 21.1 %

meer dan 200uur

2 2.0 % 25 8.8 %

totaal 102 100 % 285 100 %Tabel 90: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in de duur van de gevolgde cursus.

Bij de beschrijving van de populatie (zie 5.) wezen we erop dat de overgrote meerderheid van

de cursisten ervoor kiest om enkel de cursus Nederlands te volgen. Bij cursisten die toch twee

cursussen combineren valt op dat er in verhouding meer uitvallers dan blijvers zijn:

Page 64: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 64

Nog andere talencursus? (1) p: 0.016

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 16 18.8 % 24 9.2 %

neen 69 81.2 % 237 90.8 %

totaal 85 100 % 261 100 %Tabel 91: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het volgen van een andere talencursus.

7.2.2.2. Intentie en belangrijkheid cursus

Uit de volgende tabel kunnen we enkele interessante gegevens afleiden. Het valt immers op

dat er bij de uitvallers in verhouding meer cursisten zeggen dat ze ‘waarschijnlijk wel’ de

cursus gaan afmaken. De uitvallers twijfelen dus. Bij de blijvers zijn er in verhouding meer

cursisten die de cursus ‘zeker wel’ gaan afmaken. Hier heerst dus zekerheid:

Intentie? (1) p: 0.000

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

zeker niet 2 2.3 % 6 2.2 %

waarschijnlijkniet

6 6.9 % 10 3.6 %

waarschijnlijkwel

47 54.0 % 85 30.9 %

zeker wel 32 36.8 % 174 63.3 %

totaal 87 100 % 275 100 %Tabel 92: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in de intentie om de cursus af te maken.

Page 65: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 65

7.2.2.3. Organisatie cursus

Uit tabel 99 kunnen we afleiden dat er in verhouding bij de uitvallers meer cursisten zijn die

het tijdstip van de cursus niet goed vinden dan bij de blijvers:

Tijdstip cursus goed? (1) p: 0.000

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 47 71.2 % 239 92.3 %

neen 19 28.8 % 20 7.7 %

totaal 66 100 % 259 100 %Tabel 93: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het goedvinden van het tijdstip van de les.

7.2.2.4. Beoordeling cursus

Bij de beoordeling van de cursus valt meteen op dat de uitvallers in verhouding veel minder

tevreden zijn dan de blijvers. Uit tabel 94 blijkt dat de uitvallers in verhouding meer vinden

dat ze slecht ingelicht zijn over de cursus dan de blijvers:

Goed ingelicht over de cursus? (2) p: 0.033

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 44 72.1 % 214 83.9 %

neen 17 27.9 % 41 16.1 %

totaal 61 100 % 255 100 %Tabel 94: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het ingelicht zijn.

Page 66: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 66

Verder vinden de uitvallers in verhouding ook meer dan de blijvers dat de cursus niet

interessant was:

Cursus interessant? (2) p: 0.010

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 52 81.2 % 242 92.0 %

neen 12 18.8 % 21 8.0 %

totaal 64 100 % 263 100 %Tabel 95: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het interessant vinden van de cursus.

We zien trouwens ook dat er in verhouding bij de uitvallers meer cursisten niet tevreden zijn

over het lesgeven dan bij de blijvers:

Tevreden over lesgeven? (2) p: 0.001

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 49 79.0 % 246 93.2 %

neen 13 21.0 % 18 6.8 %

totaal 62 100 % 264 100 %Tabel 96: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het tevreden zijn over het lesgeven.

Verder zien we dat bij de blijvers in verhouding meer cursisten dan bij de uitvallers het ‘eens’

of ‘helemaal eens’ zijn met de stelling dat de cursus voldeed aan hun verwachtingen. De

uitvallers antwoorden in verhouding tot de blijvers veel meer dat ze het ‘helemaal niet eens’,

‘niet eens’ of ‘min of meer eens’ zijn met de stelling:

Page 67: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 67

Verwachtingen ingelost? (2) p: 0.010

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

helemaal nietmee eens

4 6.8 % 9 3.8 %

niet mee eens 8 13.6 % 17 7.1 %

min of meermee eens

22 37.3 % 51 21.3 %

mee eens 13 22.0 % 77 32.2 %

helemaal meeeens

12 20.3 % 85 35.6 %

Totaal 59 100 % 239 100 %Tabel 97: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in de vervulling van de verwachtingen in verband met decursus.

Bij de volgende variabele komt hetzelfde beeld terug. Zo zien we dat er in verhouding bij de

blijvers meer cursisten dan bij de uitvallers het ‘eens’ of ‘helemaal eens’ zijn met de stelling

dat ze het Nederlands geleerd hebben dat ze wilden leren. Bij de uitvallers zijn er in

verhouding meer cursisten dan bij de blijvers die vinden dat ze ‘niet’, ‘helemaal niet’ of ‘min

of meer’ het Nederlands geleerd hebben dat ze wilden leren:

Nederlands dat ik wilde leren? (2) p: 0.000

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

helemaal nietmee eens

10 16.7 % 8 3.3 %

niet mee eens 11 18.3 % 26 10.6 %

min of meermee eens

24 40.0 % 65 26.4 %

mee eens 11 18.3 % 83 33.8 %

helemaal meeeens

4 6.7 % 64 5.9 %

totaal 60 100 % 246 100 %Tabel 98: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het goedkeuren van het Nederlands dat ze geleerd hebben.

Page 68: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 68

Ongeveer hetzelfde beeld zien we ook bij de volgende variabele: vindt de cursist het tempo te

hoog? Bij de blijvers zijn er in verhouding meer cursisten dan bij de uitvallers die het

‘helemaal niet eens’ of ‘niet eens’ zijn met deze stelling. De uitvallers duiden in verhouding

tot de blijvers resoluut meer aan dat ze ‘helemaal eens’ zijn met de stelling:

Tempo te hoog? (2) p: 0.003

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

helemaal nietmee eens

13 20.3 % 69 28.4 %

niet mee eens 9 14.1 % 60 24.7 %

min of meermee eens

20 31.3 % 59 24.3 %

mee eens 5 7.8 % 31 12.8 %

helemaal meeeens

17 26.5 % 24 9.8 %

totaal 64 100 % 243 100 %Tabel 99: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het beoordelen van het tempo van de cursus.

Ook bij de antwoorden van de vraag naar de vorderingen die cursisten gemaakt hebben, is er

een duidelijk verschil merkbaar tussen uitvallers en blijvers. Er zijn bij de uitvallers in

verhouding meer cursisten dan bij de blijvers die het ‘helemaal niet eens’ of ‘niet eens’ zijn

met de stelling. Bij de blijvers zijn er in verhouding meer cursisten dan bij de uitvallers die

het ‘helemaal eens’ of ‘eens’ zijn met de stelling:

Page 69: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 69

Goede vorderingen? (2) p: 0.000

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

helemaal nietmee eens

8 12.3 % 12 4.8 %

niet mee eens 12 18.5 % 10 4.0 %

min of meermee eens

17 26.2 % 65 26.2 %

mee eens 16 24.6 % 83 33.5 %

helemaal meeeens

12 18.4 % 78 31.5 %

totaal 65 100 % 248 100 %Tabel 100: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het beoordelen van de vorderingen die ze tijdens de cursusgemaakt hebben.

7.2.3. Kenmerken van de onderwijsinstelling

In verband met de onderwijsinstelling zijn er weinig verschillen tussen uitvallers en blijvers.

Er is wel een significant verschil tussen uitvallers en blijvers voor wat betreft het type

onderwijsinstelling. In verband met de beoordeling van de onderwijsinstelling is er enkel een

significant verschil tussen uitvallers en blijvers voor wat betreft het zien afhaken van vrienden

en het soms afwezig zijn. Dit wil dus zeggen dat er geen significant verschil is tussen

uitvallers en blijvers voor alle variabelen die bevraagd zijn in verband met de

groepssamenstelling. Het gaat dan over het goed samengesteld zijn van de groep, de grootte

van de groep, over de vraag of er leeftijds- nationaliteits- en godsdienstverschillen zijn en of

die verschillen storend zijn. Verder leverden in verband met de beoordeling van de

onderwijsinstelling ook de volgende variabelen geen significant verschil op tussen uitvallers

en blijvers: het al dan niet gecontacteerd worden door de onderwijsinstelling bij afwezigheid,

de vraag of de onderwijsinstelling helpt bij het invullen van papieren, het feit of de cursist

zich al dan niet goed voelt in de onderwijsinstelling, het contact met de leerkracht en de

andere cursisten in de onderwijsinstelling.

Page 70: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 70

7.2.3.1. Type onderwijsinstelling

We wezen er in paragraaf 6 al op dat de uitval per type onderwijsinstelling nogal verschilt.

We merkten toen echter ook op dat de cijfers met enige omzichtigheid dienen benaderd te

worden. We geven hier nogmaals de uitvalcijfers per type onderwijsinstelling. De cijfers

omvatten nu echter enkel de cursisten waarvan we gegevens hebben. We hadden gegevens

van 102 uitvallers (102 voor de eerste ronde, nog 69 voor de tweede ronde) en van 292

blijvers. De percentages verschuiven een beetje t.o.v. de eerder voorgestelde tabel in

paragraaf 6, maar het beeld blijft hetzelfde: er zijn in verhouding meer uitvallers die bij de

CVO’s les volgen dan bij de UNIV of de CBE.

Type onderwijsinstelling? (1) p: 0.000

CVO BE UNIV

Aantal Procent Aantal Procent

uitvallers 97 30.5 % 3 5.5 % 2 9.5 %

blijvers 221 69.5 % 52 94.5 % 19 90.5 %

totaal 318 100 % 55 100 % 21 100 %Tabel 101: Verschillen in het type onderwijsinstelling waar uitvallers en blijvers les volgen.

Page 71: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 71

Volgende grafiek stelt de gegevens visueel voor:

UNIVBECVO

100

80

60

40

20

0

blijvers

uitvallers

Page 72: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 72

7.2.3.2. Beoordeling onderwijsinstelling

Slecht twee variabelen verschilden hier significant tussen de uitvallers en de blijvers: het

afhaken van vrienden tijdens de cursus en het soms afwezig zijn tijdens de les. Er zijn in

verhouding meer blijvers dan uitvallers die vinden dat er niet veel vrienden afgehaakt zijn

tijdens de cursus. Ook valt op dat er in verhouding meer uitvallers dan blijvers zijn die niet

weten of er veel vrienden afgehaakt zijn:

Afhaken van veel vrienden? (1) p: 0.025

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 26 40.0 % 98 38.0 %

neen 11 16.9 % 84 32.6 %

ik weet het niet 28 43.1 % 76 29.5 %

totaal 65 100 % 258 100 %Tabel 102: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het zien afhaken van vrienden.

Verder zien we ook dat er in verhouding bij de uitvallers meer cursisten zeggen soms afwezig

te zijn geweest dan bij de blijvers:

Soms afwezig? (1) p: 0.000

Uitvaller Blijver

Aantal Procent Aantal Procent

ja 52 96.3 % 154 66.1 %

neen 2 3.7 % 79 33.9 %

totaal 54 100 % 233 100 %Tabel 103: Verschillen tussen uitvallers en blijvers in het soms afwezig zijn.

Page 73: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 73

7.2.4. De uitvallers aan het woord over de afhaakredenen

In de tweede enquête gaven we de uitvallers in een open vraag ook de kans om te

verduidelijken waarom zij gestopt zijn met de cursus (bijlage 5). De antwoorden van de

uitvallers zijn ingedeeld in categorieën en dat leverde volgend beeld op:

Uitvaller (2)

Aantal Procent

werk 24 35.8 %

gezondheidsproblemen van cursist offamilieleden

13 19.4 %

tempo in de cursus te hoog 13 19.4 %

financiële redenen 9 13.4 %

zorg voor kinderen 8 11.9 %

tijdstip van de les niet goed 6 9.0 %

geen tijd 5 7.5 %

huisvestingsproblemen 4 6.0 %

moeilijk om onderwijsinstelling te bereiken 4 6.0 %

zwangerschap 3 4.5 %

totaal 67 100 %Tabel 104: Uitvalredenen volgens de uitgevallen cursisten.

De drie belangrijkste uitvalredenen die cursisten aanhalen n.l. werk, het te hoge tempo en

gezondheidsproblemen zijn inderdaad significante uitvalredenen (zie 7.2.1.2. en 7.2.2.4.). De

cursisten halen ook een aantal uitvalredenen aan die niet significant verschilden tussen

uitvallers en blijvers. Het is echter moeilijk om hier conclusies aan te verbinden aangezien

telkens maar een beperkt aantal cursisten deze aangeeft. Volgende grafiek stelt de antwoorden

van de cursisten visueel voor:

Page 74: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 74

Nog andere cu rsus

bereikbaarheid

Zwanger

Geen tijd

Huisvest iging

Tijdstip les

Tempo te h oog

ZiekteZorg voor kind eren

Werk

Financiële red enen

Mea

n

,08

,07

,06

,05

,04

,03

,02

,01

0,00

We vroegen de uitvallers ook of zij in de toekomst van plan waren om met een nieuwe cursus

te starten. De overgrote meerderheid van de cursisten antwoordde bevestigend op deze vraag:

Uitvaller (2)

Aantal Procent

ja 47 74.6 %

neen 10 15.9 %

ik weet het niet 6 9.5 %

totaal 63 100 %Tabel 105: Zijn de uitgevallen cursisten van plan om in de toekomst met een nieuwe cursus Nederlands te

starten?

Page 75: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 75

Waarom zouden de uitvallers die in de toekomst terug starten met een cursus Nederlands

willen leren? Zowel in het begin als op het einde van de cursus werd deze vraag gesteld (zie

5.) en toen bleek dat cursisten vooral Nederlands willen leren om te werken in België, om

zich in België op hun gemak te voelen, om informele en formele gesprekken te kunnen

voeren. Hetzelfde beeld keert hier terug. Een reden als ‘andere mensen leren kennen’ wint wel

aan belang26.

Uitvaller (2)

Aantal Procent

formele gesprekken 54 91.5 %

informele gesprekken 51 86.4 %

beter op gemak te voelen 48 81.4 %

werk 42 71.2 %

mensen leren kennen 42 71.2 %

verder studeren 24 40.7 %

beter kunnen werken of promotie 22 37.3 %

kinderen 20 33.9 %

totaal 59 100 %Tabel 106: Redenen waarom de uitgevallen cursisten in de toekomst Nederlands willen leren.

26 Ook een aantal cursisten die aangaven niet opnieuw te willen starten, hebben geantwoord op deze vraag.Omdat ook dit interessante informatie is, hebben we hun antwoorden meegeteld.

Page 76: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 76

Volgende grafiek stelt de gegevens visueel voor:

7.2.5. Besluit

In het voorgaande bespraken we welke tendensen en significante verschillen we konden

vaststellen tussen uitvallers en blijvers. We zagen dat uitval kan veroorzaakt worden door een

aantal persoonlijke factoren, een aantal factoren in verband met de cursus en een aantal

factoren in verband met de onderwijsinstelling. De meeste uitvalredenen situeren zich echter

in de persoonlijke wereld of houden verband met de cursus. We zetten alle factoren tot slot

nog eens op een rijtje.

Nog andere cu rsus

bereikbaarheid

Zwanger

Geen tijd

Huisvest iging

Tijdstip les

Tempo te hoog

ZiekteZorg voor kinderen

Werk

Financiële redenen

Mea

n

,08

,07

,06

,05

,04

,03

,02

,01

0,00

Page 77: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 77

In verband met de kenmerken van de cursist verschilden volgende variabelen significant

tussen uitvallers en blijvers:

Geslacht? (1) p: 0.003

Verblijfsvergunning? (1) p: 0.008

Verblijfsvergunning? (2) p: 0.003

Gezondheidsproblemen? (2) p: 0.007

Terugkeer naar land van herkomst? (2) p: 0.025

Tijd en ruimte om te studeren? (2) p: 0.036

Werk- en studeeractiviteiten? (2) p: 0.030

Combinatie werk/ studie met de cursus Nederlands moeilijk? (2) p: 0.000Tabel 107: Significante uitvalfactoren in verband met de cursist.

In verband met de cursus vertoonden volgende variabelen een significant verschil tussen

uitvallers en blijvers:

Keer per week naar de les? (1) p: 0.004

Tijdstip les? (1) p: 0.003

Duur cursus? (1) p: 0.051

Nog andere talencursus? (1) p: 0.016

Intentie? (1) p: 0.000

Tijdstip cursus goed? (1) p: 0.000

Goed ingelicht over de cursus? (2) p: 0.033

Cursus interessant? (2) p: 0.010

Tevreden over lesgeven? (2) p: 0.001

Verwachtingen ingelost? (2 p: 0.010

Nederlands dat ik wilde leren? (2) p: 0.000

Tempo te hoog? (2) p: 0.003

Goede vorderingen? (2) p: 0.000Tabel 108: Significante uitvalfactoren in verband met de cursus.

Page 78: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 78

In verband met de onderwijsinstelling was er tenslotte voor de volgende variabelen een

significant verschil tussen uitvallers en blijvers:

Type onderwijsinstelling? (1) p: 0.000

Afhaken van veel vrienden? (1) p: 0.025

Soms afwezig? (1) p: 0.000Tabel 109: Significante uitvalredenen in verband met de onderwijsinstelling.

Er waren echter ook een aantal variabelen die geen significant verschil lieten zien tussen

uitvallers en blijvers. Een aantal voor de hand liggende hypotheses omtrent uitval werden dus

niet bevestigd. Eén van die verrassende vaststellingen was dat het hebben van kinderen

volgens onze gegevens de kans op uitval niet vergroot27. Ook de verblijfsduur, het beheersen

van contacttalen en het contact met Nederlandstaligen spelen geen rol in uitval. Verder bleek

ook dat de groepssamenstelling geen bepalende rol in de uitval speelde. Leeftijds-,

nationaliteits- en godsdienstverschillen en te grote groepen zijn dus niet bepalend voor de

uitval.

Tenslotte lieten we ook de uitvallers zelf aan het woord. Zij haalden als drie

belangrijkste oorzaken van uitval het hebben van werk, gezondheidsproblemen en het te hoge

tempo van de cursus aan en noemden daarmee factoren die volgens de enquêtes inderdaad een

significant verschil lieten zien tussen uitvallers en blijvers.

27 Dit in tegenstelling tot het onderzoek dat in Nederland gevoerd werd (zie 2.). Daar stelde men vast datvrouwen met kinderen meer kans maken om uit te vallen.

Page 79: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 79

7.3. Relaties tussen factoren die uitval veroorzaken

7.3.1. Inleiding

In het voorgaande bespraken we factoren die uitval veroorzaken. Interessant is verder te

onderzoeken wat de relatie is tussen die factoren. Om deze vraag te beantwoorden werden er

meer gedetailleerde statistische analyses gedaan. Er werden vragen gesteld als: vallen er

procentueel gezien meer mannen uit dan vrouwen omdat er meer mannen werken? Bij de

interpretatie van dergelijke statistische analyses met drie variabelen (b.v. uitval, geslacht,

werk) is wel enige voorzichtigheid geboden. Het aantal personen waarover een uitspraak

wordt gedaan, wordt immers steeds kleiner (in het voorbeeld gaat het over de uitvallers die

man zijn en die ook nog werken). Over een te klein aantal personen kan men geen

betrouwbare uitspraken meer doen. Als we die informatie in het achterhoofd houden, dan

kunnen we toch een aantal interessante relaties vaststellen.

7.3.2. Bespreking

We kunnen b.v. tussen een aantal kenmerken van de cursist die uitval veroorzaken een

verband leggen. Zo blijkt dat er een verband is tussen de factor verblijfsvergunning en de

factor combinatie werk/ studie met de cursus Nederlands. We zien dat er bij de uitvallers die

een niet-definitieve verblijfsvergunning hebben in verhouding meer cursisten zijn die de

combinatie werk/ studie met de cursus Nederlands moeilijk vinden dan bij de uitvallers die

een definitieve verblijfsvergunning hebben:

Page 80: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 80

Verblijfsvergunning (1) en combinatie werk/ studie met de cursus (2) p: 0.023

niet-definitieve

verblijfsvergunning

definitieve

verblijfsvergunning

Aantal Procent Aantal Procent

combinatie gemakkelijk 3 14.3 % 3 57.1 %

combinatie moeilijk 18 85.7 % 4 42.9 %

totaal 21 100 % 7 100 %Tabel 110: Combinatie van de significante uitvalfactoren verblijfsvergunning en combinatie werk/ studie met decursus Nederlands.

Verder zien we dat er een verband is tussen de werk- en studeeractiviteiten en de tijd en de

ruimte die cursisten hebben om te studeren. Bij de uitvallers die tijd en ruimte hebben om te

studeren zijn er in verhouding meer cursisten die niet werken dan bij de uitvallers die geen

tijd en ruimte hebben om te studeren. Bij de uitvallers die geen tijd en ruimte hebben om te

studeren zijn er in verhouding dan weer meer cursisten die voltijds werken dan bij de

uitvallers die tijd en ruimte hebben om te studeren:

Tijd en ruimte om te studeren (2) en werk- en studeeractiviteiten (2) p: 0.043

tijd en ruimte om te studeren geen tijd en ruimte om te studeren

Aantal Procent Aantal Procent

werkt niet 25 56.8 % 5 27.8 %

werkt voltijds 11 25.0 % 11 61.1 %

werkt deeltijds 5 11.4 % 2 11.1 %

Student 3 6.8 % 0 0 %

Totaal 44 100 % 18 100 %Tabel 111: Combinatie van de significante uitvalfactoren tijd en ruimte om te studeren en werk- enstudeeractiviteiten.

Er zijn ook een aantal kenmerken van de cursus waar we een verband tussen zien. Zo is er een

verband tussen het aantal keer dat een cursist per week les volgt en het teruggaan naar het

herkomstland gedurende de cursus. De uitvallers die teruggaan naar hun herkomstland vinden

we in verhouding meer terug bij de cursisten die 1 keer per week les volgen dan de uitvallers

die niet teruggaan naar hun herkomstland:

Page 81: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 81

Keer per week naar de les (1) en naar herkomstland tijdens de cursus (2) p: 0. 008

terug naar herkomstland niet terug naar herkomstland

Aantal Procent Aantal Procent

1 keer per week 10 50.0 % 7 14.9 %

2 of 3 keer perweek

10 50.0 % 37 78.7 %

meer dan 3 keerper week

0 / 3 6.4 %

Totaal 20 100 47 100Tabel 112: Combinatie van de significante uitvalfactoren keer per week naar de les en naar herkomstland tijdensde cursus.

Verder kunnen we ook een verband vaststellen tussen het tijdstip waarop een cursist les volgt

en het aantal keren dat een cursist per week naar de les gaat. Het valt op dat uitvallers die ’s

avonds les volgen in verhouding ook veel meer 1 keer per week les volgen dan uitvallers die

in de voor- of namiddag les volgen:

Het tijdstip (1) en het aantal keer les (1) p: 0.001

voormiddag namiddag ’s avonds

Aantal Procent Aantal Procent Aantal Procent

1 keer per week 0 / 1 5.3 % 21 32.3 %

2 of 3 keer per week 13 81.3 % 15 78.9 % 42 64.6 %

meer dan 3 keer perweek

3 18.8 % 3 15.8 % 2 3.1 %

Totaal 16 100 % 19 100 % 65 100 %Tabel 113: Combinatie van de significante uitvalfactoren tijdstip van de les en het aantal keer per week les.

We hebben dus vastgesteld dat er een verband is tussen het aantal keer dat een uitvaller per

week naar de les gaat en het teruggaan naar het herkomstland. We stelden ook vast dat er een

verband is tussen het tijdstip van de les en het aantal keer dat een uitvaller per week naar de

les gaat. Een logisch gevolg is dat we een verband vaststellen tussen het tijdstip van de les en

het teruggaan naar het herkomstland. We zien dat de uitvallers die teruggaan naar hun

herkomstland in verhouding veel meer ’s avonds les volgen dan de uitvallers die niet

teruggaan naar hun herkomstland:

Page 82: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 82

Tijdstip les (1) en naar herkomstland tijdens de cursus (2) p: 0.014

terug naar herkomstland niet terug naar herkomstland

Aantal Procent Aantal Procent

voormiddag 0 / 8 17.0 %

namiddag 1 5.0 % 11 23.4 %

‘s avonds 19 95.0 % 28 59.6 %

totaal 20 100 % 47 100 %Tabel 114: Combinatie van de significante uitvalfactoren tijdstip van de les en teruggaan naar herkomstlandtijdens de cursus.

Verder stellen we nog een verband vast tussen het tijdstip van de les en het tempo van de les.

Uitvallers die ’s avonds les volgen zeggen in verhouding veel meer dat het tempo te hoog ligt

dan uitvallers die in de voor- of namiddag les volgen:

Tijdstip (1) en tempo (2) p: 0.026

voormiddag namiddag ’s avonds

Aantal Procent Aantal Procent Aantal Procent

helemaal niet eens 2 25.0 % 4 33.3 % 7 15.9 %

niet eens 2 25.0 % 2 16.7 % 5 11.4 %

min of meer eens 0 / 4 33.3 % 16 36.4 %

Eens 3 37.5 % 0 / 2 4.5 %

helemaal mee eens 1 12.5 % 2 16.7 % 14 31.8 %

Totaal 8 100 % 12 100 % 44 100 %

Tabel 115: Combinatie van de significante uitvalfactoren tijdstip van de les en tempo van de les.

Tenslotte is het ook interessant dat we een aantal verbanden niet kunnen vaststellen. Zo

kunnen we uit de statistische gegevens niet afleiden waarom mannen meer uitvallen dan

vrouwen. Dit betekent dus dat zowel voor vrouwen als voor mannen de combinatie werk/

studie met de cursus Nederlands problematisch is28. Het zijn ook zowel mannen als vrouwen

die vragen stellen bij de kwaliteit van de cursus (zie de factoren bij 7.2.2.4.). Er is ook geen

significant verschil tussen mannen en vrouwen voor wat betreft de intentie om af te haken:

28 Dit dus in tegenstelling tot het eerdergenoemde Nederlandse onderzoek (zie 2.). Daar concludeerde men dathet hebben van werk vooral bij mannen leidde tot uitval.

Page 83: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 83

beide groepen hebben al vanaf het begin de intentie om af te haken. Verder zijn zowel

mannen als vrouwen soms afwezig in de les.

We kunnen uit de statistische gegevens ook niet afleiden waarom er meer cursisten

uitvallen bij de CVO’s dan bij de CBE en de UNIV. Dit heeft echter te maken met het feit dat

er zo weinig cursisten uitgevallen zijn in de CBE en de UNIV dat er geen statistische analyses

gedaan kunnen worden.

7.3.3. Besluit

In het voorgaande hebben we enkele relaties kunnen vaststellen tussen factoren die uitval

veroorzaken. Er werden een aantal relaties gevonden tussen factoren in verband met de

persoonlijke situatie en een aantal relaties tussen factoren in verband met de cursus. We zagen

een verband tussen het hebben van een niet-definitieve verblijfsvergunning en tussen het

moeilijk vinden van de combinatie werk/ studie met de cursus Nederlands. Ook werd er een

verband vastgesteld tussen het gebrek aan tijd en ruimte en het voltijds werken. Er werd ook

een verband vastgesteld tussen het teruggaan naar het land van herkomst en 1 keer per week

les volgen. Tussen ’s avonds les volgen en 1 keer per week les volgen bleek er ook een

verband te zijn, net als tussen ’s avonds les volgen en het teruggaan naar het land van

herkomst. Tenslotte stelden we ook een verband vast tussen het ’s avonds les volgen en het

tempo van de les. Er bleven ook nog een aantal vragen over: waarom vallen er meer mannen

uit dan vrouwen en waarom vallen er meer cursisten uit van de CVO’s?

Page 84: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 84

7.4. Interviews met uitvallers

7.4.1. Inleiding: schets van de geïnterviewde cursisten.

In wat volgt willen we dieper ingaan op een aantal factoren die uitval veroorzaken en op zoek

gaan naar relaties tussen significante factoren voor uitval. We zullen dit doen a.d.h.v. de

interviews die we hebben afgenomen van de uitvallers (zie 4.3.4.3.). Zoals vermeld werden er

vijftien interviews gedaan. We beschrijven kort welke cursisten29 er hebben deelgenomen aan

het onderzoek. In de volgende tabel vermelden we de naam van de cursist, het geslacht, de

moedertaal en het type onderwijsinstelling waar les gevolgd werd. We vermelden ook of het

de eerste keer was dat de cursist een cursus Nederlands volgde:

Naam Geslacht Moedertaal Type

onderwijsinstelling

Hoeveelste keer

Nederlands?

Marcelo Man Spaans CVO tweede keer

Rafat Man Pools CVO eerste keer

Krzystof Man Pools CVO eerste keer

Diallo Vrouw Frans CVO eerste keer

Tomasz Man Pools CVO tweede keer

Nadia Vrouw Arabisch CVO eerste keer

Jerzy Man Pools CVO eerste keer

Artur Man Pools CVO eerste keer

Lao Vrouw Chinees CVO tweede keer

Igor Man Russisch CVO eerste keer

Mohammed Man Arabisch CVO eerste keer

Pjotr Man Pools CVO eerste keer

Angela Vrouw Spaans BE tweede keer

Marjan Vrouw Dari CVO eerste keer

Abdallah Man Arabisch CVO eerste keerTabel 116: De cursisten die hebben deelgenomen aan de diepte-interviews.

29 De namen van de cursisten hebben we uit respect voor hun privacy veranderd. We hebben voornamelijkcursisten geïnterviewd die les volgden bij de CVO’s. Hier waren twee redenen voor. Ten eerste situeerde demeeste uitval zich bij de CVO’s. Ten tweede waren de uitgevallen cursisten van de CBE en van deUniversiteiten niet altijd bereid om mee te werken aan de interviews.

Page 85: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 85

Alle geïnterviewde cursisten vinden het volgen van een cursus Nederlands heel belangrijk (zie

ook 5.2.2.2.). De motivatie van de cursisten om de cursus Nederlands te volgen situeert zich

voornamelijk op drie vlakken: Nederlands leren voor het werk, Nederlands leren voor

informele contacten en Nederlands leren voor formele contacten (zie ook 5.2.1.6.). Of zoals

de cursisten het zelf zeggen:

Ik wil hier blijven, dus moet ik kunnen communiceren in de winkel, depost … Ik heb ook Nederlands nodig voor mijn werk [poetsen] (Marcelo).

Ja, ik heb de taal nodig. Vooral op mijn werk, op straat en in de winkel(Rafat).

Ik wilde de taal leren omdat ik moeilijk kan verstaan wat er b.v. in dewinkel wordt gezegd. Ik wil ook Nederlands leren om te werken, maar daarmoet ik nog lang op wachten want mijn papieren zijn niet in orde (Artur).

Ik woon hier en wil Nederlands spreken. Gedeeltelijk voor het werk, maarook voor sociale contacten en voor uit te gaan (Li).

Er is een grote gemeenschap van Guinezen in Antwerpen en ik wil hierblijven. En daarom denk ik dat het belangrijk is om Nederlands te volgen.Ik wil ook Nederlands leren om te werken (Diallo).

Ik heb het nodig in de winkel, zelfs als ik naar een bioscoop ga. Ik heb hetniet zozeer voor het werk nodig want mijn bazen zijn Belgisch maar hunvrouwen zijn Pools en mijn bazen spreken dus allemaal Pools (Jerzy).

Ik ben hier gekomen om te werken (Tomasz).

Ik wil Nederlands leren omdat ik hier wil blijven en omdat ik hier wilwerken. Polen gaat nu bij de [Europese] Unie dus zullen zeker de contactenvermeerderen. Je kan het [Nederlands] b.v. gebruiken om te tolken. Het isgeen taal als het Engels of het Duits in Europa. Maar als er ergens eenfirma opgericht wordt die met Nederland of Belgie te maken heeft, dan ishet Nederlands ook een basistaal in Europa (Pjotr).

Ik zou hier willen blijven en officieel werken. Ik doe een aanvraag voorregularisatie. Nederlands leren zal me hierbij helpen. Mijn kinderen gaanhier ook naar onderwijsinstelling en ik wil hen helpen bij hun lessen(Krzystof).

Ik woon hier en ik heb Nederlands nodig om te communiceren met mensenen voor mijn werk. Als je kiest om op een bepaalde plaats te wonen, verderte leven, dan is het noodzakelijk dat je de mensen begrijpt (Abdallah).

Iemand die hier woont moet de taal kennen. Ik heb het nodig voor het werken om te kunnen praten met de Belgen (Angela).

Page 86: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 86

Ik wil hier wonen en ik ga met mensen om dus is het belangrijk dat ik ookNederlands ken. Ik moet wel eerst Nederlands leren en dan kan ik beginnente werken (Marjan).

Sommige cursisten wijzen er ook op dat zij een beter contact hebben als zij Nederlands

spreken:

Het is heel belangrijk om de taal te kunnen beheersen om het ook tekunnen gebruiken in onze samenleving. Ik wil Nederlands leren omboodschappen te kunnen doen in het Nederlands en om mijn eigenpapieren te kunnen lezen en begrijpen. Ik probeer ook zoveel mogelijk hetFrans te gebruiken, maar dat wordt hier niet altijd aanvaard. En als ikmensen hoor praten, dan voel ik me er niet goed bij want ik begrijpabsoluut niet wat die willen zeggen (Nadia).

Ik kom op plaatsen waar ze Nederlands spreken en ze willen geen anderetaal spreken dan Nederlands. Ik wou ook verder studeren in hetNederlands. Ik wil ook Nederlands leren om andere mensen te lerenkennen, om me meer op mijn gemak te voelen, om naar de bank te gaan, depost te gaan…. (Mohammed).

Nederlands leren is belangrijk. Ik merk dat wanneer ik hier Engels of Fransspreek, dat ik dan een heel ander contact heb. Ik wil Nederlands leren ombeter kennis te maken met de mensen van hier. Ik wil eenverblijfsvergunning krijgen hier. Ik wil hier werken, want ik ben wel instaat iets te doen (Igor).

De geïnterviewde cursisten vinden de cursus Nederlands dus heel belangrijk en zijn ook met

een duidelijk doel aan die cursus begonnen. Toch zijn al deze cursisten afgehaakt. Wat is er

dan precies misgelopen? Hieronder zullen we dieper ingaan op de volgende aspecten: de

vraag naar inlichtingen, problemen met betrekking tot de persoonlijke situatie, problemen

rond de lessen, het feit dat niet het gewenste Nederlands geleerd werd, problemen rond de

groepssamenstelling, problemen rond het lesgeven, het feit dat de cursisten weinig

vorderingen hebben gemaakt en dat zij het Nederlands ook maar weinig gebruiken.

Page 87: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 87

7.4.2. De vraag naar inlichtingen

7.4.2.1. De onderwijsinstelling en haar cursisten

In 7.2.2.4. bleek dat het slecht ingelicht zijn een significante uitvalfactor was. Diallo en Nadia

wijzen erop dat de onderwijsinstelling hen tijdens de inschrijving beter had kunnen inlichten:

Het [de inschrijving] ging snel en er was veel volk. Ze hebben niksgevraagd. We zijn aangekomen, ze hebben me alleen gezegd dat de cursusNederlands gratis was en dat de cursus Engels betalen was. Ik hebgevraagd of er cursussen waren gedurende de dag. Ze zeiden dat het alleen‘s avonds was. Ik heb me ingeschreven want ik wou heel graag leren.Maar ik heb gehoord dat er andere scholen zijn waar er wel cursussenoverdag zijn (Diallo).

Spijtig genoeg heb ik de eerste twee lessen gemist omdat ik niet goedgeïnformeerd was. Toen ik me ingeschreven had, zeiden ze op hetsecretariaat dat de lessen na twee weken zouden beginnen. Maar het wasna één week, dus ik heb de eerste lessen gemist. Ik had ook wel een briefmeegekregen, maar ik heb vooral gelet op de woorden van die mevrouw[van het secretariaat] en niet op die brief. De brief was ook alleen in hetNederlands, het zou beter vertaald worden (Marjan).

Andere cursisten zeggen niet expliciet dat ze slecht ingelicht zijn geweest tijdens de

inschrijving, maar merken wel op dat de inschrijving heel snel ging. Igor en Mohammed zijn

het er alvast over eens:

Er was een soort wedstrijd want het aantal plaatsen was beperkt. Er warengeen plaatsen teveel, de aula was klein (Igor).

Het was te druk, er waren veel mensen. De lessen waren bijna allemaal vol(Mohammed).

Page 88: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 88

7.4.2.2. De leerkracht en haar cursisten

Diallo en Marjan hebben hierboven aangegeven dat de onderwijsinstelling hen slecht ingelicht

heeft (zie 7.4.2.1.) maar er zijn ook een aantal cursisten die vinden dat de leerkracht hen niet

goed ingelicht heeft over de inhoud van de cursus:

Mijn voornemen was om gewoon naar die lessen te gaan en te leren. Wezijn niet geïnformeerd geweest over de inhoud van de lessen (Jerzy).

Eigenlijk zijn we niet ingelicht geweest. De leerkracht heeft alleen gezegddat we Nederlands gingen spreken en lezen (Krzystof).

We kregen les per les uitleg, maar voor het begin van de lessen kregen wegeen programma, geen visie. Ik denk dat het beter is om aan het begin vande lessen uit te leggen wat we gaan doen, uitleg te geven over hetlespakket, over het lestempo … Zoiets dat zou beter zijn (Lao).

Ze heeft ons een soort programma gegeven van de cursus: wanneer gaanwe examens hebben enz.. Maar we hebben geen inhoudelijke informatiegekregen (Mohammed).

Bij elke les wisten we wel waar het over ging, maar in het begin is er nooituitleg gegeven over wat we gingen zien, wat het programma was of wat ervan ons verwacht werd (Nadia).

7.4.3. De persoonlijke situatie

In 7.2.1. stelden we vast dat er een aantal problemen i.v.m. de persoonlijke situatie ervoor

zorgden dat cursisten voortijdig afhaken. In de interviews hadden de cursisten het in dit

verband vooral over gezondheidsproblemen, problemen in verband met hun

verblijfsvergunning en problemen rond hun werk- en studeeractiviteiten.

Page 89: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 89

7.4.3.1. Gezondheid

Een aantal geïnterviewde uitvallers hadden gezondheidsproblemen. Omwille van die

problemen was het voor hen dan ook moeilijk om de cursus vol te houden:

Ik had problemen met mijn gezondheid. Men wilde mij een operatie latenondergaan. Men wilde in mijn hand snijden, want ik had een heel ernstigprobleem met mijn gewrichten. Ik ben weggegaan toen men mij naar hetziekenhuis wou sturen. Maar ik volg nu wel een behandeling. Ik heb zelfbesloten om een behandeling te volgen (Igor).

Ik was zwanger en heel vaak moe. Ik leef hier ook alleen dus nu heb ikniemand om op mijn kinderen te passen [ze had al één dochter] (Diallo).

Ik was heel ongerust en ik voelde me slecht. Mijn zoon was bij mijnmoeder in Iran, maar mijn moeder was overleden. Dus er was niemandmeer om voor hem te zorgen (Marjan).

7.4.3.2. Een niet-definitieve verblijfsvergunning: schrik en gebrek aan perspectief

Het gebrek aan een definitieve verblijfsvergunning30 bemoeilijkt het volgen van de

Nederlandse lessen. Sommige cursisten (m.n. de illegalen) hebben immers schrik om op straat

te komen en kunnen daardoor de Nederlandse lessen niet volgen:

Ik had problemen met de politie en ik moest naar Polen terug rijden. Mijnstempel [in mijn paspoort] was vervallen en ik mocht zes maanden nietmeer in België zijn. Maar ik ben toch terug omdat ik hier een vriendin heb.Maar ik heb schrik dat ze mij zullen oppakken. Ik heb nu schrik om overstraat te lopen. In de onderwijsinstelling kon ik ook niet meer volgenomdat ik te veel lessen gemist heb (Artur).

Ik ben constant bang, als ik naar het werk ga of naar de school of ergensanders, dan kijk ik altijd rond. Als er een politiewagen is, dan ben ik bangdat ze gaan stoppen en naar mijn identiteitskaart zullen vragen. Als ikterugkom van mijn werk dan zie ik soms de politie met iemand spreken endan ben ik verplicht van een blokje om te lopen. Ik zal immers ook nietmet hen kunnen communiceren, dat zal het nog moeilijker maken om hethen uit te leggen (Abdallah).

30 Onder de categorie niet-definitieve verblijfsvergunning vallen alle cursisten die geen definitieveverblijfsvergunning hebben (cursisten met een verblijfsvergunning van 1 jaar, van vijf jaar, maar ook deillegalen).

Page 90: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 90

Anderen wijzen er dan weer op dat zij door het gebrek aan verblijfsvergunning geen

perspectief hebben. Zij kunnen wel Nederlands leren maar wat als zij uitgewezen worden?

Wat is dan het nut van een cursus Nederlands?

Ik ben naar hier gekomen omdat ik bepaalde problemen had inAzerbeidjan. In vergelijking met de streek waarin ik woonde is België dehemel. Maar het is mogelijk dat ik naar een ander land zal moeten want ikheb nog geen verblijfsvergunning gekregen. Als ik die had gekregen danhad ik geweten waar ik zou verblijven. Als ik een verblijfsvergunning hadgehad zou ik de cursus hebben afgemaakt, ook als ik problemen met mijngezondheid zou hebben gehad. Het is allemaal een beetje hangende, desituatie waarin ik verkeer (Igor).

Ik heb reeds asiel aangevraagd maar de procedure is nog niet gedaan. Ikheb een voorlopige verblijfsvergunning en dat stoort me enorm. Ik weetniet of ik hier mag blijven. Ik kan me niet concentreren. Ik weet niet of hetNederlands leren en een beroep leren me zal dienen. Maar ik doe het tochwant ik heb geen keus want ik wil hier blijven dus moet ik de taal kennen.De kennis kunt ge altijd wel gebruiken. Maar het neemt veel tijd, deprocedure neemt veel tijd, je moet naar de advocaat … Daarom heb ik hetmoeilijk om me te concentreren op de les (Diallo).

7.4.3.3. Werk

In 7.2.1.3. wezen we erop dat er significant meer uitvallers voltijds werken. Ook een aantal

van de geïnterviewde cursisten werkt voltijds. Vaak werken zij in het zwart en doen ze

ongeschoolde arbeid. Pjotr, Jerzy, Krzystof, Rafat en Tomasz werken voltijds in de bouw.

Abdallah en Lao hebben een voltijdse job in een restaurant. Nadia, Marcelo en Angela werken

voltijds als poetsman of poetsvrouw. Buiten Mohammed die nog studeerde, waren de andere

cursisten werkloos. Alle cursisten die werken zijn – op uitzondering van Pjotr - het erover

eens dat het werk moeilijk te combineren is met de cursus Nederlands (zie ook 7.2.1.3.). Hoe

komt dit? Eén mogelijke verklaring kunnen we alvast vinden in het hebben van een niet-

definitieve verblijfsvergunning. Een aantal cursisten die werken en die een niet-definitieve

verblijfsvergunning hebben, wijzen erop dat zij veel plichten hebben maar weinig rechten31:

31 Zie ook 7.3.2. waar we een verband vaststelden tussen het verblijfsvergunning en de combinatie werk/ studiemet de cursus Nederlands.

Page 91: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 91

Ik werk niet officieel dus ik kan niet tegen mijn baas zeggen dat ik om vijfuur wil thuis zijn. Ik wacht op de regularisatie, ik zou officieel willenwerken, dan zou ik geen problemen hebben om naar school te gaan(Krzystof).

Maar ik werk in het zwart, dus ik kan niet al mijn rechten opeisen. Je moetmeer werken voor minder en je weet niet of het nog lang zal duren of niet.Ik kan ook niet buiten gaan wonen. Het salaris dat ik krijg zal niet genoegzijn om een woonst buiten het restaurant te huren. Ik ken mensen die eenverblijfsvergunning hadden en die naar de school gingen. Ze hebben eenbepaalde regelmaat: school gaan, werk gaan, leren. Als je werk bepaald is,dan weet je hoe laat je naar school gaat, gaat werken … er zit een bepaalderegelmaat in jouw leven, maar bij mij is dat niet (Abdallah).

Door hun specifieke situatie hebben deze cursisten dus vaak geen tijd om de cursus

Nederlands te volgen. In 7.2.1.2. bleek dat het gebrek aan tijd een significante uitvalfactor

was32. Tomasz, Lao, Jerzy, Mohammed, Marcelo, Rafat en Nadia wijzen er dan ook op dat het

gebrek aan tijd er vaak voor zorgt dat zij de lessen niet kunnen volgen:

Het was moeilijk omdat ik thuiskwam om kwart voor vijf, vijf uur. Danhad ik nog geen uur de tijd om vanalles klaar te maken van eten. Daarvoorwas het geen probleem want toen woonden we bij mijn schoonmoeder.Maar toen ik met mijn man alleen ging wonen, kwam het huishouden opmij neer. En dan moest ik nog eens drie uur les volgen, tja …dan was hetderde uur gewoon om te slapen (Nadia).

Het enige probleem was een probleem van tijd. Ik moest naar Brussel gaanom er aanwezig te zijn voor de cursussen dus had ik niet veel tijd om ooknog ‘s avonds naar de Nederlandse les te gaan (Mohammed).

Tenslotte halen Angela, Marcelo, Jerzy en Krzystof aan dat je na een hele dag werken ’s

avonds vaak te moe bent om nog les te volgen33:

Ik was ook te moe, het is eens gebeurd dat ik na een hele dag werken nognaar de les moest en toen ben ik in slaap gevallen (Marcelo).

Ik was ook moe van het werk. Soms had ik tien tot twaalf uur gewerkt(Krzystof).

32 Zie ook 7.3.2. waar we een verband zagen tussen de werksituatie en het hebben van tijd en ruimte.33 Zie ook 7.3.2. waar we een verband vaststelden tussen het ’s avonds les volgen en het tempo van de les.

Page 92: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 92

7.4.4. De lessen

7.4.4.1. Het juiste tijdstip?

Uit de interviews blijkt dat het moment dat cursisten kiezen om les te volgen afhangt van de

werksituatie. Het tijdstip van de les was een significante uitvalfactor (zie 7.2.2.3.)34. Cursisten

als Jerzy, Marcelo, Tomasz, Alteman, Angela, Krzystof, Mohammed, Nadia en Pjotr werken

of studeren overdag en volgen ’s avonds les. Lao en Abdallah werken echter in de namiddag

en ’s avonds en volgden dus in de voormiddag les. Enerzijds is het tijdstip van les dus goed: al

deze cursisten volgden les op het voor hen enig mogelijke moment. Of zoals Angela het zegt:

Ik volgde ’s avonds les en dat was goed. Aangezien ik werk van acht totvijf kan ik overdag niet naar de les komen, dus moet het ’s avonds.

Anderzijds merken alle cursisten – buiten Pjotr – op dat de combinatie werk of studie met de

cursus Nederlands zwaar is (zie 7.4.3.3.). De cursisten zitten dus tussen twee vuren. Jerzy vat

het als volgt samen:

In de week is het beter om ’s avonds les te hebben. Maar als het mogelijkis om lessen in het weekend te hebben dan zouden die beter vroeger zijnb.v. in de namiddag. Want tegen de avond is de mens altijd al een beetjeslaperig. Maar dat betreft ons: diegenen die werkten. Want ik denk datdiegenen die niet werkten, het wel konden redden met die uren.

Igor, Diallo, Marjan en Artur werken niet. Igor, Marjan en Artur volgden ’s avonds les en dat

vormde voor hen geen probleem. Diallo volgde echter ook ’s avonds les en ondervond meer

problemen:

Ik volgde ’s avonds les en dat was niet goed, de kinderen zitten hier dan. Ikheb een probleem om opvang voor mijn kinderen te vinden. ik hebniemand om op de kinderen te letten. Mijn man is niet hier. Ik heb mijnbaby ingeschreven in twee crèches. Maar er is nog geen plaats. Mijn anderkind is nog maar juist hier [in België]. Ze heeft schrik, ze slaapt niet goed.Ze is nog niet ingeschreven in de school. Ik kan haar niet alleen laten.

34 We zien hier wel een verband tussen de werksituatie en het tijdstip van de les, maar een echte verklaringwaarom er meer cursisten ’s avonds uitvallen of waarom er zoveel uitvallers het tijdstip van de les niet goedvinden, geven de geïnterviewde cursisten niet.

Page 93: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 93

Het zijn dus niet alleen de cursisten die werken die problemen ondervinden met het tijdstip

van de les.

7.4.4.2. Te weinig intensieve lessen

Jerzy, Rafat, Krzystof en Diallo volgden één keer per week les. Het één keer per week les

volgen was een significante uitvalfactor (zie 7.2.2.1.)35. De vier zijn het volmondig eens: één

keer per week is te weinig. Rafat verduidelijkt ook waarom het volgens hem te weinig is:

Ik denk dat twee keer per week eigenlijk nog beter is. Ik denk dat het beteris om de taal te verwerven omdat je dan eigenlijk meer contacten hebt metde taal en hetgeen dat je leert kan zich meer vastzetten (Rafat).

7.4.4.3. Te snelle lessen

Veel uitvallers wijzen erop dat de lessen te snel gaan. In 7.2.2.4. stelden we vast dat dit een

significante uitvalfactor was. Jerzy ervaart de lessen als volgt:

Ik weet niet of de leraar dat opgelegd kreeg dat we zoveel oefeningenmoesten doorwerken of dat het van hem afzonderlijk afhing. Wij gingendoor te veel onderwerpen en door te veel onderwerpen te behandelen,verdwaalde ik. Ik denk dat er meer oefeningen moesten zijn op één themaen dat we minder thema’s moesten behandelen.

35In 7.2.2.5. bleek dat cursisten die 1 keer per week les volgen, in verhouding meer kans maken om uit te vallen.De geïnterviewde cursisten wijzen erop dat 1 keer per week les hebben te weinig is. In hun concrete gevallenlijken ze dus te suggereren dat er een factor demotivatie in het spel is. Misschien haken deze cursisten af omdatze niet snel genoeg vorderingen maken? Eerder stelden we vast dat cursisten die 1 keer per week les volgen inverhouding veel meer teruggaan naar hun land van herkomst (zie 7.3.2.). Als we in het achterhoofd houden datde geïnterviewde cursisten opmerken dat 1 keer per week les hebben weinig is, dan kunnen we misschien

Page 94: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 94

Krzystof vindt ook dat men te snel gaat en ondervindt daardoor heel wat problemen met

leesvaardigheid:

Men ging een beetje te snel. Ik kan niet lezen in het Nederlands [wel in hetPools]. De letters worden op een andere manier gelezen b.v. de i plus jwordt ij gelezen en je maakt daardoor fouten. Tegen het einde van decursus kwamen er puzzels met vragen van alle kanten. Je moest dandingen samenbrengen en als je niet juist kon lezen wat er gevraagd werd,dan kon je die puzzel niet oplossen. Dan wist je het niet. We zouden meermoeten lezen, meer de letters moeten leren. We moeten leren schrijven.Als je leert schrijven, dan zou het lezen gemakkelijker gaan.

Marcelo en Mohammed wijzen erop dat het tempo van de lessen zo snel was dat

als men één les miste het zeer moeilijk was om terug aan te sluiten:

Als we eens een les niet kwamen, dan hadden we heel veel problemen omte volgen, we waren de rode draad kwijt (Marcelo).

We gingen te snel. Als je een les mist dan zitten ze de volgende keer alheel ver. Je moest het allemaal zelf inhalen (Mohammed).

7.4.4.4. Niet het gewenste Nederlands in de lessen

Er waren in verhouding meer uitvallers dan blijvers die vonden dat ze niet het Nederlands

hadden geleerd dat ze wilden leren en dat de cursus niet voldeed aan hun verwachtingen (zie

7.2.2.4.). Hoe komt het dat de uitvallers op deze punten ontevreden zijn? We zien dat bijna

alle geïnterviewde uitvallers het erover eens zijn dat zij zeer graag willen leren spreken. Als er

dus weinig aandacht wordt besteed aan spreekvaardigheid, dan spreekt het voor zich dat deze

cursisten niet geleerd hebben wat ze wilden leren:

Ik wilde grammaticaal juist leren spreken. Maar het te grote aantalcursisten maakte dat we ons vooral bezighielden met de basisprincipes vanhet schrijven. Er waren ook wel wat oefeningen op de uitspraak, maar datwas heel kort. Want als je met dertig in de klas zit, is het geen optie. Alsdan iedereen één zin moet voorlezen dan trekt het op niks, dat werkt niet.(Pjotr).

veronderstellen dat de cursisten precies teruggaan naar hun herkomstland omdat zij ‘maar’ 1 keer per week leshebben. Zij zullen ‘maar’ één les missen.

Page 95: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 95

Ik had ook graag beter leren spreken, maar dat kon niet omdat we met veelte veel waren. Volgens mij is het belangrijk om eerst goed te lerenspreken. Maar we deden meestal luisteroefeningen of leesoefeningen. Wehebben ook een beetje geschreven. Het was vooral de leerkracht die sprak(Marjan).

Dit is al mijn tweede cursus. Ik heb dus al twee leerkrachten gehad. Detweede leerkracht was de beste: zij liet de mensen meer spreken. Hoe meerje deelneemt, hoe meer je leert. Luisteren alleen is niet voldoende, je moetpraten om de uitspraak te verbeteren (Marcelo).

Ik wilde eerst kunnen spreken en verstaan, later wilde ik kunnen schrijven.Maar ik leerde vooral lezen (Artur).

We hebben vooral leren luisteren. Ik vond dat in zekere zin wel goed.Vroeger verstond ik niet veel van wat er tegen mij gezegd werd. Maar ikwou ook leren spreken … (Tomasz).

Andere cursisten hebben heel specifieke behoeften en die zijn niet vervuld. Zo wou Tomasz

vooral woordenschat leren in verband met werken op een bouw en Krzystof wou vooral leren

lezen om zijn dochter te kunnen helpen met haar huiswerk:

Ik heb een kennis die veel meer op zijn werk heeft geleerd, dan op zijncursus. Je leert in de cursus wel hoe je bij de gemeente moet spreken maarwelke woorden je op je werk moet gebruiken dat wordt niet gezegd. Weleerden basisdingen zoals je voorstellen, je gedragen in bepaalde situaties.Dat was er allemaal wel bij, maar de rest moest je zelf leren. Er zouden watmeer thema’s uitgewerkt moeten zijn over beroepen. Er is gewoonaangehaald dat er zulke beroepen zijn, maar daar bleef het bij. Ik wil denamen van de werktuigen kennen. Ik wil bepaalde materialen kunnenbenoemen. Wat ik geleerd heb om bij de slager of de bakker te zeggen datheb ik niet nodig op mijn werk (Tomasz).

Er was te weinig aandacht voor lezen. Mijn dochter gaat naar school en ikwil haar helpen. Soms wilde ik haar helpen en ik kon het niet (Krzystof).

Tenslotte wijst Krzystof er nog op dat het Nederlands van de school erg verschilt van het

Nederlands dat hij in Antwerpen hoort:

Ik wist al veel van het luisteren. Ik ben hier al vijf jaar en ik begrijp heelveel. Op school is er een ander Nederlands dan hier in Antwerpen. Hetwordt anders gesproken.

Page 96: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 96

Al deze cursisten zeggen eigenlijk hetzelfde: een cursus Nederlands is nuttig als je het

geleerde kan gebruiken. Abdallah vat het als volgt samen:

Er zijn veel dingen van de cursus die ik vergeten ben omdat ik dat niet in de praktijkkon gebruiken.

7.4.5. Groepssamenstelling

In 7.2.3. vonden we geen significante verschillen tussen de uitvallers en de blijvers voor wat

betreft de groepssamenstelling. De geïnterviewde uitvallers geven echter extra informatie over

de groepssamenstelling. Zo wijzen zij erop dat er in hun groep inderdaad verschillen zijn voor

wat betreft de godsdienst en de nationaliteit van de cursisten. Zij hebben geen probleem met

die verschillen maar wijzen in verband met de verschillen in nationaliteit wel op een

belangrijk gevolg. Dat er veel verschillende nationaliteiten zijn, betekent immers ook dat er

veel verschillende talen zijn. Bijna alle geïnterviewde cursisten geven aan dat zij enkel

contact hebben met cursisten die ook hun taal spreken. Een Rus heeft enkel contacten met

cursisten die ook Russisch spreken, een Marokkaan met andere cursisten die Arabisch spreken

enz36. Dat belet de meeste cursisten echter niet om zich goed te voelen in de groep. Met de

cursisten uit hun eigen taalgroep hebben ze immers een goed contact.

Dat was een gemengde groep, er waren Marokkanen en Polen en noganderen. Ze spraken hun eigen taal en probeer dan maar te praten …. jekon het niet begrijpen wat ze zeiden. Tijdens de pauze zat iedereen bijmensen die dezelfde taal spraken. Er was niet zo’n goed contact tussen decursisten, enkel tussen de Polen onderling (Krzystof).

De meeste contacten had ik met de Polen. Met anderen, zoalsMarokkanen, had ik een slecht contact en dat kwam door de taal. Ik voelme vooral goed bij de Polen. Als er Polen zijn dan is het beter. Dan ben jebij je eigen volk, heb je iemand om mee te spreken tijdens de onderbrekingen kan je nieuwe kennissen maken. Maar ik weet niet of het voorNederlands te leren goed is (Tomasz).

Er was wel een communicatieprobleem. De lerares deed ons werken ingroepjes en als een Turk in je groep zit, dan begrijp je hem niet. Als hijiets begrijpt en hij wil jou helpen om het te begrijpen dan kan hij het jouniet uitleggen. Als ik iets begrijp dan kan ik het nadien ook niet uitleggenaan de andere (Mohammed).

36 Dit heeft vanzelfsprekend ook te maken met het feit dat het hier om absolute beginners gaat. Bij cursisten dieal in een hoger niveau zitten, zal het probleem zich veel minder stellen.

Page 97: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 97

Ik voelde me wel goed in de groep maar we spraken niet veel. Want erwaren er die Engels spraken, anderen spraken Frans. Er was dus geengemeenschappelijke taal en dat was wel moeilijk. Ik had eigenlijk alleenmaar contacten met de Polen (Artur).

Met Marokkanen kon ik communiceren in het Arabisch, met de anderecursisten werd er gesproken in het kader van de lessen. Ik zei tegen henwoorden als: ‘goedendag’, ‘goedemorgen’ (Abdallah).

Er waren Polen met wie ik Russisch kon spreken en er waren gasten uitAfghanistan die om een of andere reden ook Russisch spraken. DeCubaanse vrouw sprak enkel Spaans; ik had er geen contact mee. Ikprobeerde met die vrouw wel te spreken maar het kwam niet tot eengesprek. Zij kende slecht Nederlands en ik in principe ook wel. Ik sprakook Engels met wie Engels kon (Igor).

We hadden onderling geen problemen. Behalve als we een conversatiehadden met twee cursisten. Als ik een dialoog had met een Poolse vrouwdan was het heel moeilijk, want we hadden geen gemeenschappelijke taal.Maar we deden allebei honderd procent ons best (Nadia).

De meeste cursisten waren Russisch of Pools. We hadden niet zoveelcontact met elkaar. Ik had alleen contact met een meneer die ook Perzischsprak. Er was niet zoveel contact met de cursisten omwille van hettaalprobleem en omdat er te veel cursisten waren (Marjan).

Het was moeilijk voor mij. Ik was de enige Chinees. Normaal gezien is detaal tussen de cursisten Engels. Ik spreek geen Engels, dus was het heelmoeilijk om me te integreren in de groep. Ik kon aan niemand uitlegvragen, de leerkracht verstaat mij ook niet. De problemen stapelden zichop en daarom ben ik gestopt (Lao).

Een ander punt van de groepssamenstelling waar nogal wat kritiek op was (en dat niet

bevraagd is in de enquêtes) was het verschil in taalvaardigheidsniveau. Pjotr zegt

bijvoorbeeld:

Mensen met een verschillend taalniveau moeten uit elkaar gezet worden.Diegenen die niks weten van Nederlands moeten in een lagere klas zitten.Er werd af en toe wel gelachen in onze groep. Er waren mensen die al watNederlands konden en mensen die nog geen Nederlands konden. Met dezemensen werd er wel wat gelachen ja.

Er zat bij ons een meisje die daar niks van begreep. Ze keek gewoon bijmij en zei dat ze er niks van had begrepen. Dat meisje had helemaal geenbasis van Nederlands. Het niveau was te hoog voor haar (Mohammed).

Page 98: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 98

Het was te moeilijk voor de mensen die de taal totaal niet kennen. Ik kenal veel woorden want ik ben hier al tien jaar en voor mij was het tempo inorde. Mijn vrouw kon niet zo goed volgen en is gestopt. Ik ben dan ookgestopt (Pjotr).

Het is volgens mij een groot voordeel als je wat Nederlands kent. Ik heb aldrie jaar samengewerkt met Belgen. Nu kon ik de cursus goed volgen,anders was het misschien een probleem geweest. Mijn vrouw kon maareen klein beetje Nederlands. Zij vond de cursus moeilijker. Voor mij washet goed. Ik kon alles wat ik geleerd had op mijn werk memoriseren(Rafat).

Ik kende ook al wat Nederlands en dat heeft me toch wel wat geholpen. Erzaten ook mensen die nog helemaal geen Nederlands kenden. Ze haddenhet zeker moeilijker, het was hun eerste contact met die taal. Je kon datverschil wel opmerken (Tomasz).

Sommige geïnterviewde uitvallers die nog maar weinig Nederlands konden, merkten ook op

dat anderen in de les vaak al beter Nederlands konden.

Ik verstond helemaal geen Nederlands. Het niveau was ook te hoog. Wiein de les zat kon beter Nederlands verstaan dan mij. Stel dat u een anderetaal zou leren en u kent die taal helemaal niet. Dat is niet gemakkelijk! Ikhad stress omdat ik weinig kon verstaan (Artur).

Het ging inderdaad nogal snel en het was af en toe moeilijk om te volgen.Voor de mensen die al een basis hadden ging het beter, als er gepraat werdkonden zij het volgen en ik niet (Diallo).

In mijn visie is de les voor de mensen die al een beetje Nederlandskunnen. Ik kan totaal geen Nederlands. Ik heb geen kennis vangrammatica, zelfs enkelvoud en meervoud dat kan ik niet verstaan (Lao).

Er was wel een verschil tussen de cursisten. Er waren cursisten die als deleerkracht een vraag stelde, ten eerste de vraag begrepen en ook nogkonden antwoorden. Maar ik en andere cursisten begrepen helemaal geenNederlands. We begrepen de vraag dus niet en we konden al helemaal nietantwoorden. Ik heb aan de studenten eens gevraagd of zij het storendvonden dat wij niet konden volgen. Toen zeiden ze dat ze al eens eencursus hadden gevolgd en dat ze die toen niet hadden afgemaakt. Zezeiden dat ze al wat Nederlands begrepen. Maar op den duur was het nietmeer te doen. Er waren er bij die het begrepen, maar wij begrepen hetmeestal niet. Als wij dan om meer uitleg vroegen dan was het moeilijkvoor die leerkracht om constant maar achter te blijven voor ons. En deneiging van de leerkracht was om verder te gaan. En tja, ook al begrepenwe het niet we knikten wel (Nadia).

Page 99: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 99

Volgens sommige cursisten moet er bij de intake dan ook een soort ‘taaltoets’ worden

afgenomen. De toets die op dit moment wordt afgenomen, de Covaar, wordt niet zo goed

beoordeeld:

We hebben ook een test afgelegd. Ik had die test vrij goed afgelegd met79%. Zij die minder procent hadden gehaald kwamen in een andere klasterecht. Maar die test was dus niet zo goed, want ik kwam in een klasterecht waar het niveau te hoog was. Tja, het was heel moeilijk (Artur).

Er zou een examen moeten zijn dat de taal test. Als ze een indeling inklassen maken volgens dit principe dan zouden er waarschijnlijk mindermensen afhaken. Want als ik niks versta in de loop van drie vier maandenen mij in een klas zou bevinden bij mensen die al meer begrijpen dan zouik afhaken (Pjotr).

7.4.6. Het lesgeven

In 7.2.2.4. bleek dat de uitvallers significant minder tevreden waren over het lesgeven dan de

blijvers. In de interviews hebben we daar ook een aantal redenen voor gevonden. Zo moet een

leerkracht tijdens het lesgeven aandacht besteden aan de begeleiding van haar cursisten. Pjotr

en Marjan merken echter ook op dat de leerkracht vaak in een lastig parket zit:

Ik geef de leerkracht een score van 7 op 10. Er was een te groot aantalcursisten en het contact met de leraar zou dus beter zijn indien het niet zowas. We moesten elkaar ook helpen maar dat is de taak van de leerkracht.Maar die had geen tijd hiervoor want de groep was te groot (Pjotr).

Er moeten in het eerste jaar veel minder cursisten zijn om de leerkrachtende kans te geven met iedere cursist bezig te zijn. Vooral voor cursisten dienog maar pas hier zijn en nog maar pas ingeschreven zijn vind ik dat eropgelet moet worden. Tja, wij verwachtten dat de leerkracht veel bij onskon werken. Maar er waren veel cursisten in de klas. Dus de leerkrachthad eigenlijk niet zoveel tijd om iedereen uitleg te geven. Het is een beetjeaan de school zelf: de hoeveelheid cursisten moet een beetje beperktworden voor een leerkracht. Maar de leerkracht moet ook geduld hebbenom veel met de cursisten te kunnen werken. (Marjan).

Page 100: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 100

Ze [de leerkracht in de tweede cursus die Lao volgde] stelde ook direct devragen aan één persoon. Als de leerkracht begreep dat je het verstond danging ze verder, anders niet. Ze maakte het iedereen gemakkelijk om teverstaan. De eerste leerkracht was eigenlijk veel minder bekwaam. Zij gafgewoon de les. Ze had gewoon een lesplan en dat moest er allemaalbehandeld zijn. Ze keek er niet naar of de leerlingen konden volgen of niet(Lao).

Een ander kenmerk van een goede leerkracht is iets duidelijk kunnen uitleggen:

Mijn persoonlijke indruk is dat de tweede leerkracht beter was dan deeerste. Ze kon goed uitleggen. Ze legde wel in het Nederlands uit, maar ikkon het combineren met de gebarentaal. Tijdens de les had ik via haarogen contact of via haar gezicht, zo kon ik volgen. Maar die eersteleerkracht bleef gewoon vertellen en ik snapte niks (Lao). De ene keer deed hij [de leerkracht] zo zijn best dat hij zelfs Fransewoorden gebruikte in de les. Als hij dan het woord ‘moeilijk’ gebruiktedan zei hij ‘c’est difficile’. Maar soms… hij deed misschien wel zijn bestmaar we begrepen het nog niet. Het kan zijn dat hij alles gedaan heeft omeen bepaalde zin of woord verstaanbaar te maken. Maar het bleef het onssoms onduidelijk wat een bepaalde zin betekent of wat een bepaald woordwil zeggen. En dat was een probleem. Sommige studenten zaten hier, maarna de les hadden ze het toch niet begrepen en dus bleven ze weg (Nadia).

7.4.7. De eindbalans: weinig vorderingen gemaakt

Een samenspel van alle voorgaande factoren heeft ervoor gezorgd dat de geïnterviewde

cursisten voortijdig afgehaakt zijn. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de eindbalans voor

de uitvallers niet zo positief is. Ze vinden dat ze weinig vorderingen gemaakt hebben (zie ook

7.2.2.4. waar we vaststelden dat dit een significante uitvalfactor was):

Op drie maanden heb ik niet kunnen leren wat ik wilde leren. Als ik nu eenjaar had afgemaakt dan had ik kunnen zeggen of ik iets geleerd had of niet(Pjotr).

Ik heb niet veel geleerd omdat ik de les niet heb kunnen afmaken. Ik heballeen maar de eerste lessen gevolgd (Abdallah).

Neen, ik heb niet genoeg geleerd. Maar ik ben niet lang gegaan, slechtseen paar maanden (Krzystof).

Page 101: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 101

Ik heb een beetje geleerd, maar ik heb de cursus dan ook moetenonderbreken. Er zijn enkele woorden die je niet van de eerste keer kuntonthouden. Daarvoor zou ik regelmatiger naar de lessen moeten kunnengaan (Artur).

7.4.8. Weinig gebruik van het Nederlands

Omdat de uitvallers vinden dat ze weinig vorderingen gemaakt hebben, gebruiken zij het

Nederlands ook maar weinig:

Voorlopig gebruik ik het Nederlands nergens. In de winkel spreek ik eenklein beetje Nederlands, maar meestal spreek ik Engels. In alleMarokkaanse winkels spreek ik Frans. Maar ik ga nu mijn hand latengenezen en dan ga ik in het zwart werken en dan zal ik spreken met gastendie ook Nederlands kunnen. Ik ga het Nederlands pas echt goed leren als ikhet ook kan gebruiken (Igor).

Ik gebruik het Frans. Ik ken nog niet veel Nederlands en mijn Frans is beterdan mijn Nederlands. Hier spreek ik meestal met Nederlandstaligen, methen probeer ik wel Nederlands te spreken en als het niet gaat dan proberenwe Engels of Frans (Mohammed).

Ik probeer Nederlands te spreken, maar ik kan niet zoveel. Ik kan in dewinkel en in de post wel dingen zeggen als: ‘hoeveel kost het’,‘goedemorgen mevrouw’. Maar als ze horen dat ik geen Nederlandsspreken, vragen ze vaak welke taal ik spreek en dan gaan we verder in hetFrans. Ik zie dat de mensen meer aandacht geven als ik Nederlands spreek.Als ik Frans spreek, begrijpen ze het vaak wel maar ze willen nietantwoorden (Diallo).

Ik gebruik het niet. Omdat ik schrik heb dat ik iets verkeerd ga zeggen, datze me gaan uitlachen, dat ik een woord verkeerd uitspreek. Maar degrootste reden is dat ik een heel goede basis heb van Frans. Ik zeg: ‘O.K.daar ben ik zeker van’. Ik steun altijd daarop en ik val er altijd op terug(Nadia).

Vaak wijzen de cursisten erop dat je in veel situaties wel je plan kunt trekken zonder het

Nederlands te gebruiken:

Ik kan wel kleine dingen zeggen zoals de aantallen en ‘dank u’. Maar insupermarkt is alles duidelijk, je moet gewoon iets pakken (Abdallah).

Page 102: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 102

Ik spreek geen Nederlands. In de winkel neem ik gewoon wat ik nodig heb.Als de prijs er niet opstaat kan ik wel vragen wat het kost, maar als er ietsniet in de winkel staat kan ik niet vragen waar het staat (Angela).

Ik kan niet alles zeggen in de winkel, maar het lukt wel. En bij de post ofbij de bank geef je gewoon je overschrijving af. Je moet zoveel niet praten(Artur).

7.4.9. Het vermijden van uitval: opsporen en op zoek naar oplossingen

7.4.9.1. Opsporen van uitval

Hoe kunnen we uitval opsporen? In 7.2.2.2. stelden we vast dat er een significant verschil is

tussen uitvallers en blijvers voor wat betreft de intentie om de cursus af te maken. Uitvallers

twijfelden er in verhouding tot de blijvers vanaf het begin veel meer aan of zij de cursus wel

konden afmaken. Ook sommige geïnterviewde cursisten halen aan dat zij al vanaf het begin

van de cursus eraan twijfelden of ze wel het einde zouden halen:

Ik voelde dat ik de kracht niet had om door te zetten. Het Engels stoordeook een beetje bij het leren van het Nederlands. Soms zei ik de namen vande getallen dan in het Engels (Jerzy).

Ik twijfelde door het lezen. (Krzystof).

Ik had ooit wel eens een eerste les Nederlands begonnen en ik ben er dantwee maanden later mee gestopt. Ook door het werk, ik had geld nodig. Ikwist al snel dat ik moest gaan werken (Tomasz).

Omdat ik wist dat Nederlands een moeilijke taal is om te verstaan. Ik zeidat ik het waarschijnlijk niet zou halen omdat ik me niet wou overschatten.Ik wist trouwens ook dat veel cursisten die voorheen naar de les warengegaan niet gebleven waren. Ik had ook geen contacten metNederlandstaligen. Als ik die wel had, dan zou het gemakkelijker gegaanzijn. Ik kon alleen Nederlands spreken in de les en dan heb ik nog eenvriendin nog, maar die heeft ook kinderen en heeft dus niet altijd tijd(Artur).

Verder stelden we in 7.2.3.2. ook een significant verschil vast tussen uitvallers en blijvers

voor wat betreft het soms afwezig zijn. Uitvallers zijn in verhouding meer afwezig dan

blijvers. Ook sommige geïnterviewde cursisten waren wel eens afwezig:

Page 103: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 103

Ik was soms niet daar; dat kwam door het werk (Angela).

Niet altijd, mijn kind was een beetje ziek. Als je kind ziek is, dan is hetbeter dat je er bij blijft. Ik had ook een paar problemen met appartement.Ik had immers tijdens een korte periode geen werk, dus er was een periodedat ik dan heel hard moest werken om het huis te bekostigen. Ik wou dusook meer werken ‘s avonds en dus had ik minder tijd (Rafat).

Neen, niet altijd. Dat kwam door het werk (Krzystof).

Ook in 7.2.3.2. werd een significant verband tussen uitvallers en blijvers vastgesteld voor wat

betreft het zien afhaken van vrienden. Over dit punt zeggen de geïnterviewde uitvallers:

Ja, er zijn er veel gestopt. Er waren waarschijnlijk een paar praktischeproblemen, misschien waren er sommigen naar een andere stad verhuisd ofiets dergelijks, of misschien waren er sommigen die een verbod haddengekregen om in België te blijven (Igor).

Er waren veel Polen, maar die begonnen ook af te haken Ik denk dat erongeveer vijftien mensen van de zesentwintig mensen hebben afgehaakt.Ik weet niet waarom (Jerzy).

In het begin, bij de aanvang waren we in de groep met ongeveer veertigman en daar zijn er vijftien van over gebleven, tegen december waren wenog met vijftien. Ik weet niet waarom ze gestopt zijn (Tomasz).

Ja, na anderhalve maand zijn er veel mensen afgehaakt. Er zijn veelmensen die verplicht worden door de O.C.M.W. om les te volgen. Maarals ze het attest van inschrijving hebben, stoppen ze. Voor sommigen is hetecht te moeilijk (Mohammed).

In het begin was de groep wel groot (een twintigtal), en dan is de ramadaner tussen gekomen en na de ramadan waren we nog maar met zeven. Zekwamen gewoon niet terug na de Ramadan. De meeste die gestopt zijn, datkomt omdat het niet goed klikte tussen de leerkracht en de studenten(Nadia).

Het blijkt dat uitval wel op te sporen is. Er kan om te beginnen al gepeild worden naar de

intentie van de cursist en er kan aandacht worden besteed aan de afwezigheden.

Page 104: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 104

7.4.9.2. Welke oplossingen stellen de cursisten zelf voor?

Sommige cursisten zien zelf een oplossing voor hun probleem. Zo zijn er een aantal die erop

wijzen dat eerst de problemen in hun persoonlijke situatie moeten opgelost worden voordat zij

een cursus Nederlands kunnen afmaken. Zolang er geen verandering optreedt in hun

persoonlijke situatie zullen de volgende cursisten niet in staat zijn om een cursus Nederlands

te voltooien:

Het blijft problematisch. Ik moet tien a twaalf uur per dag werken. Ikwacht op de regularisatie. Als ik officiële papieren heb, dan zou ik geenproblemen hebben om naar de school te gaan (Krzystof).

Ik probeer een andere job te zoeken. Als ik een andere job kan vinden, danzal het gemakkelijker zijn. Ik wou wel teruggaan naar de les, maar ik wasvermoeid en ik had schrik van de politie (Abdallah).

Voor het moment heb ik geen oplossing. Mijn OCMW is in Wallonie en zewillen dat ik daar ga wonen. Maar ik wil niet naar daar gaan. Voor hetmoment is het niet verplicht om te wonen waar je de OCMW - steun krijgt.Ik heb nu hoop met PINA, ze doen wat aan de vorming en daarnaverwijzen ze naar de VDAB. Ik denk dat die vorming en het leren van eenberoep de oplossing is. Dan heb ik ook geen OCMW meer nodig. PINAgaat een school zoeken voor mijn kind hier in de buurt en mijn baby gaatnaar de crèche en dan kan ik terug naar de school gaan (Diallo).

Dat zal van die verblijfsvergunning afhangen. Als je in een situatie zitwaarin de dingen hangende zijn, dan volg je geen les (Igor).

Ik moet mijn papieren in orde krijgen. Als dat gelukt is, kan ik naar de les.Ik heb nu immers een verbod van zes maanden om in België te zijn. Datverbod is bijna voorbij en ik zal vanaf het begin proberen naar de les tegaan. Daarna zal ik om de drie maanden terug naar Polen moeten gaan(Lata)37.

Ik weet het niet. Ik moet echt werken anders heb ik geen geld. Maar werken cursus: dat gaat niet (Rafat).

Ik heb daar nog niet aan zitten denken, maar ik denk dat ik het nog eens gaproberen en dat ik het dan wel ga afmaken. Ik zal minder werken, ik zal totvijf uur werken en dan zal ik naar school gaan (Tomasz).

37 Polen kunnen een toeristenvisum aanvragen voor b.v. België. Dit visum moet om de drie maanden verlengdworden.

Page 105: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 105

Sommige cursisten willen graag wat veranderen aan de lessen zelf. Enerzijds aan de

organisatie van de lessen, anderzijds aan de kwaliteit van de lessen. Marcelo, Nadia en Jerzy

willen alvast sleutelen aan de organisatie van de lessen:

Het zou goed zijn als er lessen zijn op zaterdag. Je zou dan één dag in deweek les kunnen volgen en dan ook nog zaterdagvoormiddag (Marcelo).

Die ene dag per week, die zaterdag dat zou ideaal zijn. Want leren ‘smorgens is veel beter dan ‘s avonds. Maar dat is natuurlijk niet genoeg dusdat zou nog kunnen gecombineerd worden met een dag in de week (Nadia).

Dan zouden we in september naar een andere school willen gaan. Er is eenvriend van mij en die gaat naar een school in een zijstraat van de Meir. Hijgaat daar twee keer per week naar toe, de lessen zijn een beetje korter en jemoet daar voor betalen maar dat is niet zoveel geld (Jerzy).

Marcelo, Pjotr en Lao hebben voorstellen ter verbetering van de kwaliteit van de

lessen:

Ik stel een vermindering van het aantal personen in de klas voor. Ook wilik meer oefenbladen met dialogen (vraag en antwoord). En voor de groep:mensen die reeds een beetje Nederlands kunnen en mensen die helemaalgeen Nederlands kunnen, mogen niet in dezelfde groep. Oudere mensenmoeten ook in een aparte klas (Pjotr).

Deze keer ben ik van plan om de les af te maken als de cursisten inhetzelfde niveau worden verdeeld als mij of iets lager dan mij. Ofwel eeniets gemakkelijker lespakket. Dan zal ik de les afmaken. Achteraf zal ikverder gaan met les volgen (Lao).

Het zou goed zijn dat het laatste half uur alles herhaald wordt wat in de lesgezien is. De volgende les moet er ook herhaald worden wat er tijdens devorige les is gezien (Marcelo).

7.4.9.3. Reactie van de cursisten op voorgestelde oplossingen

Tijdens de interviews werden er door de onderzoeker ook een aantal voorstellen gedaan om

de uitval te verminderen. Aan de geïnterviewden werd gevraagd of de voorgestelde

oplossingen iets zouden veranderen. Ten eerste werd er gevraagd of de cursisten de cursus

zouden afgemaakt hebben als er een persoonlijke begeleider was geweest die hen hielp met

Page 106: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 106

het oplossen van persoonlijke problemen, waar ze informatie konden vragen over de cursus,

waar ze moeilijkheden in verband met de cursus konden melden … Bijna alle cursisten geven

aan dat dit een zeer goed initiatief is:

Ja, dan zou ik de cursus wel hebben kunnen afmaken (Rafat).

Dat zou enorm helpen. Het is niet persé nodig dat die persoon Poolsspreekt. Ik versta het (Krzystof)

Het is zeer belangrijk, dan kan ik zeggen dat de cursus te snel gaat. Diepersoon zou toch wel wat Spaans moeten spreken (Marcelo).

Ja, dat is een goede oplossing want het is altijd wel tof om bij iemand tegaan die uw taal spreekt. De taal is en blijft de grote drempel. En als je bijiemand die ook je taal spreekt terecht kunt met je vragen, je problemen, jebezorgheden dan is die stap veel kleiner en dan doe je dat ook. Je kan jeuitdrukken in je eigen taal, je moet het niet met handen en voeten uitleggen(Nadia).

Dat hoeft niet persé een persoonlijke begeleider te zijn, maar eenbegeleider per groep cursisten. Misschien volgens taal: een begeleider dieArabisch spreekt voor mensen die Arabisch spreken en een Turk voormensen die Turks spreken. Het zou goed zijn als je bij hem terecht kuntvoor begeleiding of informatie (Mohammed).

Pjotr vindt dat zo’n persoonlijke begeleider niet nodig is. In zijn school is er immers een

Open Leercentrum38 en daar kan je altijd terecht als je problemen hebt in verband met de

cursus:

Eigenlijk is dat [persoonlijke begeleider] niet zo nodig. Er is een extraruimte. Je moet gewoon een afspraak maken en zeggen hoe laat je komt endan kan je één of twee uur extra leren. Dit is een goed systeem.

Ten tweede werd er gevraagd of de school de cursisten moet contacteren bij afwezigheid39 en

binnen de school moet proberen naar een oplossing te zoeken. Over dit voorstel zijn de

meningen meer verdeeld. Eén groep cursisten is overtuigd van het nut:

Dat zou goed zijn, nu contacteerde de school mij niet (Rafat).

38 In het Open Leercentrum van de school staan twee leerkrachten ter beschikking die cursisten ondersteunen diemoeilijkheden ondervinden bij de cursus Nederlands.39 In 5.2.3.2. stelden we vast dat bijna 70 % van de cursisten meldde dat zij niet gecontacteerd werden door deschool bij afwezigheid. Er was hier geen significant verschil tussen uitvallers en blijvers. We kunnen dusbesluiten dat de school meestal haar afwezige cursisten niet contacteert.

Page 107: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 107

Het is zeer belangrijk. De school contacteerde mij niet (Marcelo).Het zou goed zijn als de school me contacteerde en die voorstellen deed(Mohammed).

Ik zou in de les willen blijven, het zou goed zijn als de school mij verteltdat er andere klassen zijn met een ander niveau en dat ik daar dan kanblijven (Artur).

Er zijn echter ook cursisten die zeggen dat het weinig verschil zal maken als de school hen

contacteert bij afwezigheid:

Ik heb vaak een andere job gewild, een job met een bepaalde regelmaat inzodat je meer les kunt volgen. Maar zo’n job kun je niet vinden in hetzwart, ik werk soms ‘s nachts, soms overdag…. Ik kan niet meer doen dande les volgen zoals ik gedaan heb (Abdallah).

Dat verandert niets, ik heb nog altijd problemen met de kinderen. Zolangde kinderen niet naar de school en naar de crèche gaan, blijf ik problemenhebben (Diallo).

Soms wordt er ook op gewezen dat cursisten niet verplicht zijn om les te volgen en dat de

onderwijsinstelling de afwezigheden dus ook niet moet natrekken:

Ik zie eigenlijk geen behoefte aan een manier waarop de school contact zouopnemen met de cursisten. Als iemand afhaakt, dan haakt hij af. Hij is nietverplicht om naar die lessen te gaan. Dan heeft hij zijn redenen, misschienkijkt hij liever T.V. dan naar school te gaan (Tomasz).

Ten derde vroegen we of het toekennen van een diploma iets zou veranderen. De

geïnterviewde cursisten weten echter niet zeker of een diploma ervoor zou kunnen zorgen dat

meer cursisten de cursus afmaken. Sommigen zijn er alvast van overtuigd:

Ik denk dat het veel zou helpen als ik een papier zou hebben dat bevestigtdat ik lessen heb gevolgd (Rafat).

Dan maken meer mensen de cursus af. Maar ze moeten dan wel op een testslagen. Het behalen van een attest zou een motivatie zijn om verder te doen(Marcelo).

Het is zeer belangrijk. Ik zou dan naar een hogere cursus gaan. Het ismotiverend, het toont aan dat u vooruitgang heeft gemaakt (Krzystof).

Als ik hier zou blijven en als het een betekenis zou hebben, dan is hetbelangrijk. Volgens mij maken dan ook meer cursisten de les af (Artur).

Page 108: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 108

Dat zal een motivering zijn, dat is beter dan gewoon school volgen zomaar(Mohammed).

Dat zou het beste zijn. Een diploma zou goed zijn. Ik heb papiereningediend om mijn verblijf te regulariseren, een diploma zou dus een goedezaak zijn. Meer mensen zouden dan cursus afmaken (Pjotr).

Anderen denken dan weer dat het behalen van een diploma helemaal niets zou veranderen:

Het diploma maakt niet veel uit, als ik de mogelijkheid heb om de lessen tevolgen dan doe ik het. Ook al krijg ik een diploma, ik kan de situatie nietveranderen (Diallo).

Ja, ik kan niet aan een attest of diploma denken als ik aan woonst, eten,moet denken. Iedereen zou zoiets willen, maar… (Abdallah).

Het hangt niet van een diploma af. Het komt er meer op aan om de taal tekennen. Een diploma is een stuk papier (Tomasz).

Neen, een diploma zou niet betekenen dat ik de cursus zou afmaken. Het isgewoon zo dat je Nederlands moet kennen. Dan gaan de mensen zichanders gedragen. Als je Frans spreekt of Engels, dat is niet zo goed hier.Als je Nederlands spreekt, dan zit je in een heel ander contact (Igor).

Neen, een diploma dat speelt geen rol. Ik leer voor mezelf en ik leer nietvoor een diploma. Ik wil het gewoon, ik wil Nederlands kennen. Dan zoude tolk niet nodig zijn, dan zou ik rechtstreeks met u kunnen praten (Jerzy).

Over de vierde voorgestelde oplossing zijn de cursisten het wel eens: het gratis

maken van de lessen zal niets veranderen. De cursisten vinden dat ze al heel

weinig betaald hebben:

We hebben 28 euro betaald. Ik denk niet dat het probleem het financiële iswant anders waren er ook niet zoveel cursisten die zich inschreven en dieop dat moment ook het inschrijvingsgeld betalen. Ik denk niet dat betalenhet grote probleem is want de dag van de inschrijvingen was dat hierboemvol (Nadia).

We hebben 15 euro betaald. Mensen zullen niet meer de cursus afmakenals de lessen gratis zullen worden want vijftien euro is niet veel voor eencursus van 6 maanden (Marcelo).

Page 109: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 109

Ik heb 30 euro betaald toen. Gratis zal niet veel uitmaken want dertig euroom een half jaar les te volgen is niet veel geld. Het is het waard om geld tegeven. Als je in Polen een andere taal wil leren, dan zal je veel meer geldmoeten betalen (Artur).

Dat heeft niks te maken met gratis of niet. Momenteel betalen we heelweinig inschrijvingsgeld. Wij, de cursisten, denken dat het heel weiniggeld is. Een gratis cursus heeft niks te maken met de motivatie (Lao).

Over het vijfde voorstel zijn de meningen weer verdeeld. Sommige cursisten denken dat door

het organiseren van uitstapjes en schoolfeestjes meer cursisten de cursus afmaken. Anderen

denken het tegenovergestelde:

Ik denk dat dat beter zou zijn, dat zou een bijkomende motivatie geven omhet land te leren kennen. Dan zou ik ook de andere cursisten beter lerenkennen (Rafat)

Dat zal motiveren, mensen gaan misschien gemotiveerd naar schoolkomen. Nu wordt het een soort routine: je komt naar school, je zit opdezelfde plaats, je doet dezelfde dingen (Mohammed).

Er zouden zeker meer mensen de cursus afmaken. Wij komen twee keerper week voor twee of drie uur. Dat is alle contact dat we hebben met demensen uit die klas. Er zijn dus geen heel hechte contacten (Pjotr).

Dat is heel goed. Ik zou het ook goed vinden als er een zitting of zoietsgeorganiseerd wordt waarin de leerkracht kleine verhaaltjes voorleest. Datis wel begrijpelijk en dat zou cursisten stimuleren om boeken te lezen.Daarmee kan je veel bijleren, met kleine verhaaltjes en begrijpelijke taal(Marjan).

Anderen denken dat schoolfeestjes en uitstapjes niet veel gaan opleveren:

Dat heeft geen betekenis. Je kunt zelf ook een uitstap doen (Tomasz).

Neen, ik denk dat het niet veel zou veranderen. Wij hebben dat gedaanvoor de kerstvakantie en sindsdien hebben we elkaar niet meer gezien totvoor de examens (Nadia).

Dat maakt me niet uit. Het probleem is de communicatie. Als iedereenEngels spreekt en ik niet en we doen een uitstap dan kan ik ook niet volgen(Lao).

Als je echt een taal wilt leren, dan heb je geen activiteiten nodig, je zal hethoe dan ook leren (Igor).

Page 110: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 110

7.4.10. Besluit

In het voorgaande hebben we de uitvallers zelf aan het woord gelaten. De gesprekken met hun

leverden een beter inzicht op in een aantal significante uitvalfactoren. De uitvallers

verduidelijkten b.v. wat ze verstonden onder slecht ingelicht zijn. Zowel de school als de

leerkracht kunnen volgens hen zorgen voor betere inlichtingen. Verder gingen ze in op de

moeilijkheden rond gezondheidsproblemen en rond het hebben van een niet-definitieve

verblijfsvergunning. Een niet-definitieve verblijfsvergunning leidt volgens hen tot schrik en

gebrek aan perspectief. Precies die niet-definitieve verblijfsvergunning werd ook aangehaald

als een factor die de combinatie werk of studie met een cursus Nederlands bemoeilijkte. Een

andere factor die de combinatie bemoeilijkte was het moe zijn na een hele dag gewerkt te

hebben. Verder lichtten de cursisten heel wat problemen rond de lessen toe. Rond het tijdstip

van de les merkten ze b.v. op ze tussen twee vuren zaten. Enerzijds volgden zij les op het voor

hen enige mogelijke moment, anderzijds was de combinatie met werk zwaar. De uitvallers

hadden verder ook opmerkingen rond de lessen die te weinig intensief en te snel waren. Ook

merkten ze op dat ze in de lessen niet het Nederlands leerden dat ze wilden leren. Zo wilde

b.v. een deel van de cursisten leren spreken, een andere deel van de cursisten had de

specifieke behoefte om Nederlands te leren voor b.v. het werk. De behoeftes van beide

groepen werden echter niet vervuld. Rond de groepssamenstelling merkten de geïnterviewde

cursisten op dat zij geen problemen hadden met de verschillen in nationaliteit, maar dat die

verschil wel leidden tot een beperkt taalcontact. Ook merkten zij op dat de grote verschillen in

taalvaardigheidsniveau niet positief waren. Rond het lesgeven merkten de geïnterviewden

verder op dat een leerkracht aandacht moet besteden aan de begeleiding van de cursisten en

iets duidelijk moet kunnen uitleggen. De eindbalans is alleszins voor alle uitvallers hetzelfde:

zij vinden dat ze weinig vorderingen gemaakt hebben en ze gebruiken het Nederlands

bijgevolg amper. Positief was wel om vast te stellen dat uitval ook op te sporen is a.d.h.v.

intenties en afwezigheden en dat de uitvallers zelf ook een aantal oplossingen formuleren.

Sommige uitvallers wijzen er b.v. op dat als de problemen in hun persoonlijke situatie

opgelost zijn, dat ze dan terug les kunnen volgen. Andere wijzen erop dat er iets moet

veranderen aan de lessen zelf. Over de oplossingen die de onderzoeker formuleerde zijn de

meningen verdeeld. Het toekennen van een persoonlijke begeleider vindt wel bijna iedereen

positief, het gratis maken van de lessen vindt ook iedereen overbodig. Maar over het feit of de

school de afwezige cursisten moet contacteren, diploma’s moet toekennen en schoolfeestjes

en uitstapjes moet organiseren, zijn de meningen meer verdeeld.

Page 111: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 111

8. Algemene samenvatting

De verschillende NT2-aanbodverstrekkers in Antwerpen stelden in de basiscursussen

Nederlands allemaal hetzelfde vast: er was een grote uitval van cursisten. Maar hoe groot was

de uitval precies en meer nog: waarom haakten deze cursisten voortijdig af? Komt dit door

persoonsgebonden kenmerken? Spelen kenmerken van de cursus een rol? En hoe zit het met

kenmerken van de onderwijsinstelling: spelen die een rol in het uitvalproces? Het

beantwoorden van deze vragen specifiek voor de Antwerpse context was de doelstelling van

dit onderzoek.

Via een ad-random steekproef selecteerden we 537 cursisten om deel te nemen aan het

onderzoek. Een voldoende grote en een ad-random steekproef garandeert een goede

afspiegeling van de totale populatie en maakt dat we op basis van de steekproef uitspraken

mogen doen over de hele populatie. Het onderzoek werd uitgevoerd in drie rondes. In de

eerste ronde vulden de geselecteerde cursisten al twee weken na de start van de cursus een

enquête in. Deze enquête verzamelde een aantal persoonlijke gegevens, gegevens over de

cursus en de onderwijsinstelling. Het interessante aan deze enquête was dat potentiële

uitvallers bevraagd werden nog voor ze uitgevallen waren. Na het invullen van de eerste

enquête werden alle geselecteerde cursisten opgevolgd. Als een cursist uitviel, dan kreeg hij

een tweede enquête toegestuurd met de post. Cursisten die de cursus wel afmaakten, vulden

de tweede enquête op het einde van hun cursus in de school in. Deze tweede enquête was

vooral bedoeld om dieper in te gaan op een aantal aspecten van de cursus en – specifiek voor

de uitvallers – op de uitvalproblematiek. Alle gegevens werden vervolgens ingevoerd in SPSS

om er statistische analyses mee te doen. Bij het uitvoeren van de analyses werd steeds de

volgende vraag gesteld: verschillen de antwoorden van de blijvers van die van de uitvallers?

We stelden 24 verschillen vast tussen uitvallers en blijvers. Vervolgens zochten we naar

relaties tussen de factoren. Enerzijds voerden we diepergaande statische analyses uit.

Aangezien er hier over steeds minder personen uitspraken gedaan worden, schuiven we de

resultaten met minder zekerheid naar voren dan de eerste analyses. Anderzijds zochten we

ook in de interviews van de derde ronde naar verklaringen en verdiepingen van de

vastgestelde statistische verbanden. De resultaten van de interviews in de derde ronde mogen

echter niet veralgemeend worden, aangezien we hier slechts een beperkt aantal uitvallers

geïnterviewd hebben.

Page 112: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 112

Na het uitvoeren van het onderzoek stelden we vast dat er in de basiscursus

Nederlands aan de betrokken Antwerpse onderwijsinstellingen van september 2002 tot januari

2003 een uitval was van 27.1 %. Eén derde van de cursisten maakt de basiscursus dus niet af.

Vervolgens onderzochten we waarom deze cursisten afhaakten voor zij het

basisniveau bereikt hadden. De uitvalredenen bleken zich op drie vlakken te situeren. Er

waren problemen in de persoonlijke situatie, in verband met de cursus en in verband met de

onderwijsinstelling.

Ten eerste zagen we in verband met de persoonlijke situatie dat mannen meer kans

maken om uit te vallen dan vrouwen. Een verklaring werd daar vooralsnog niet voor

gevonden. Ook stelden we vast dat cursisten die kampen met gezondheidsproblemen en

cursisten die tijdens de cursus teruggaan naar hun land van herkomst meer kans maken om uit

te vallen. Verder zagen we dat cursisten die een niet-definitieve verblijfsvergunning hebben in

verhouding meer uitvallen dan cursisten die een definitieve verblijfsvergunning hebben. In de

interviews merkten de uitvallers hierover op dat een niet-definitieve verblijfsvergunning

ervoor kan zorgen dat men schrik heeft om zich op straat te vertonen, om naar de

onderwijsinstelling te gaan. Een niet-definitieve verblijfsvergunning leidt volgens hen ook tot

een gebrek aan perspectief. Waarom Nederlands leren als men toch niet zeker is dat men in

België kan blijven? Verder zorgt een niet-definitieve verblijfsvergunning er ook voor dat je

weinig rechten hebt. Als je niet officieel werkt, durf je vaak niet aan je baas vragen om op tijd

terug te zijn zodat je nog naar de les kan gaan. Precies dit laatste verband werd trouwens ook

statistisch vastgesteld. Het bleek dat cursisten die een niet-definitieve verblijfsvergunning

hebben in verhouding de combinatie werk/studie met de cursus Nederlands veel moeilijker

vinden dan cursisten die wel een definitieve verblijfvergunning hebben. Rond de werk- en

studeeractiviteiten stelden we ook een aantal significante verschillen vast tussen uitvallers en

blijvers. Zo blijkt dat het hebben van een voltijdse job de kans op uitval vergroot. In verband

hiermee hoeft het ons ook niet te verwonderen dat cursisten die de combinatie werk of studie

met de cursus Nederlands moeilijk vinden, meer kans maken om uit te vallen. Volgens de

geïnterviewde cursisten komt dit enerzijds omdat zij te moe zijn om na het werk nog naar de

cursus te gaan, anderzijds omdat zij door hun werk geen tijd meer hebben voor de cursus. Het

gebrek aan tijd (en ruimte) vertoonde inderdaad ook een significant verband met uitval:

cursisten die geen tijd en ruimte hebben om te studeren, maken meer kans om uit te vallen.

Tenslotte zien we ook een verband tussen het gebrek aan tijd en ruimte en de werk- en

studeeractiviteiten. Cursisten die geen tijd en ruimte hebben zijn in verhouding meer

Page 113: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 113

vertegenwoordigd bij de cursisten die voltijds werken dan de cursisten die wel tijd en ruimte

hebben.

Ten tweede zijn er ook heel wat kenmerken van de cursus die uitval kunnen

veroorzaken. Laten we eerst kijken naar het type cursus. In verband daarmee zagen we dat

cursisten die 120 uur les volgen, in verhouding veel meer uitvallen dan cursisten die een

cursus volgen die langer of korter is. Een verklaring werd er in dit onderzoek niet voor

gevonden. Verder merkten we op dat cursisten die 1 keer per week les volgen meer kans

maken om uit te vallen. Het zou kunnen dat er hier een factor motivatie meespeelt. De

geïnterviewde cursisten die 1 keer per week les volgden, merken immers op dat zij graag

meerdere keren per week les zouden hebben om sneller te kunnen leren. De statistische

gegevens suggereerden ook een mogelijke verklaring: het bleek dat cursisten die teruggaan

naar hun land van herkomst vaker 1 keer per week les volgen dan cursisten die niet teruggaan

naar hun land van herkomst. Verder stelden we in de statistische analyses vast dat cursisten

die ’s avonds les volgen sneller uitvallen. Een echte verklaring hiervoor kon niet gevonden

worden in de antwoorden van de geïnterviewde cursisten. Uit de statistische gegevens konden

we echter wel een aantal verbanden afleiden die een tipje van de sluier oplichten. Zo stelden

we vast dat uitvallers die ’s avonds les volgen in verhouding ook veel meer 1 keer per week

les volgen. Ook zagen we dat uitvallers die teruggaan naar hun land van herkomst in

verhouding veel meer ’s avonds les volgen dan overdag. We merkten ook op dat uitvallers die

’s avonds les volgen vaker vinden dat het tempo van de les te hoog ligt. Tenslotte zien we in

verband met het type cursus nog dat cursisten die naast de cursus Nederlands nog een andere

talencursus volgen, meer kans maken om uit te vallen. Vervolgens kijken we naar de intentie

van de cursisten. We zien dat de uitvallers in verhouding veel meer het antwoord

‘waarschijnlijk wel’ hebben aangeduid op de vraag of ze plan zijn de cursus af te maken. De

uitvallers twijfelen dus. Een ander punt waarop de antwoorden van de uitvallers verschilden

van die van de blijvers ging over de organisatie van de cursus, m.n. over het tijdstip van de

les. De uitvallers vonden in verhouding veel meer dat het tijdstip van de les niet in orde was.

Noch de geïnterviewde cursisten noch de statistische analyses gaven hiervoor een echte

verklaring. Wel opperden de geïnterviewden cursisten dat zij tussen twee vuren zaten.

Enerzijds waren zij door hun werk gedwongen om b.v. ’s avonds les te volgen, anderzijds was

de combinatie zwaar en vermoeiend. Tenslotte kijken we nog naar de beoordeling van de

cursus door de blijvers en de uitvallers. Dan valt op dat vooral hier de uitvallers het toch op

een aantal punten oneens zijn met de blijvers. Eén van die punten is het goed ingelicht zijn.

De uitvallers vinden in verhouding veel meer dat zij slecht ingelicht zijn. Volgens de

Page 114: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 114

geïnterviewde cursisten kunnen zowel de onderwijsinstelling als de leerkracht hier extra

inspanningen leveren. De onderwijsinstelling kan de cursisten beter inlichten bij de

inschrijving en de leerkracht kan dit doen aan het begin van de cursus. Verder zijn de

uitvallers ook beduidend minder tevreden dan de blijvers over het interessant zijn van de

cursus en het lesgeven. De geïnterviewde cursisten merken in dit verband op dat een

leerkracht duidelijk moet uitleggen en aandacht moet besteden aan de begeleiding van de

cursisten. Zij wijzen er echter ook op dat de leerkracht vaak in een lastig parket zit: de

groepen zijn soms zo groot dat er geen individuele begeleiding mogelijk is. De uitvallers

vinden verder ook veel vaker dat de cursus niet voldeed aan hun verwachtingen en dat ze niet

het Nederlands geleerd hebben dat ze wilden leren. De geïnterviewde uitvallers halen in dit

verband vooral inhoudelijke verklaringen aan. Velen van hen wijzen erop dat ze graag hadden

leren spreken en dat ze dit niet geleerd hebben. Anderen hebben dan weer specifieke

behoeften om op één bepaald domein te kunnen functioneren en zijn teleurgesteld omdat ze

dat niet geleerd hebben. Verder merken de uitvallers ook veel meer dan de blijvers op dat het

tempo van de les te hoog was. Tenslotte vinden de uitvallers ook veel meer dan de blijvers dat

zij niet genoeg vorderingen hebben gemaakt tijdens de cursus. De geïnterviewde cursisten

wijzen er echter ook op dat zij de cursus voortijdig verlaten hebben. Indien dit niet gebeurd

zou zijn, zouden ze waarschijnlijk meer vorderingen hebben gemaakt.

Ten derde zijn er ook enkele kenmerken in verband met de onderwijsinstelling die

uitval kunnen veroorzaken. Zo zien we dat er in verhouding veel meer uitvallers terug te

vinden zijn bij de CVO’s dan bij de CBE en de UNIV. We hebben er echter in 7.2.3.1. op

gewezen dat de cijfers voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. Waarom er meer cursisten

uitvallen bij de CVO’s dan bij de CBE en de UNIV konden we zoals in 7.3.2. vermeld op

basis van de huidige gegevens niet verklaren. Wel merken we hier op dat we in paragraaf 3

vaststelden dat precies de CBE aandacht besteden aan de opvolging van cursisten. De meeste

CVO’s doen dit niet. De beperkte uitval bij de universiteiten zou verklaard kunnen worden

door het hoge inschrijvingsgeld dat cursisten moeten betalen. In verband met de beoordeling

van de onderwijsinstelling konden we tenslotte nog vaststellen dat de uitvallers veel meer dan

de blijvers opmerken dat hun vrienden in de loop van de cursus ook afgehaakt zijn en dat zij

zelf soms afwezig waren tijdens de les.

Page 115: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 115

9. Aanbevelingen om uitval te verminderen

Hoe kan er iets aan het probleem van uitval gedaan worden? Welke aanbevelingen kunnen we

op basis van dit onderzoek doen om de uitval te verminderen? In wat volgt zullen we enkele

aanbevelingen formuleren op drie niveau’s: het macroniveau of het beleidsniveau, het

mesoniveau of het niveau van de onderwijsinstelling en het microniveau of het niveau van de

klas. Belangrijk is echter dat er een forum gecreëerd wordt om samen met de betrokken

partijen te zorgen voor een concrete uitwerking van de aanbevelingen.

Op macroniveau kan ervoor gezorgd worden dat er in de regio een behoeftedekkend

aanbod is. Op organisatorisch vlak houdt dit in dat er een variatie van cursussen is voor wat

betreft het tijdstip van de les, de intensiteit en de duur van de cursus. Verder zou er ook

gestreefd kunnen worden naar een zo optimaal mogelijke afstemming van de cursus

Nederlands op het werk of de studie. Ook inhoudelijk kan men streven naar een variatie in de

cursussen en zo beter inspelen op de behoeften van de cursisten. Uitvallers wezen er immers

in verhouding tot de blijvers meer op dat de cursus niet voldeed aan hun verwachtingen en dat

ze niet het Nederlands geleerd hebben dat ze wilden leren. Een inhoudelijke variatie zou b.v.

kunnen inhouden dat er al op basisniveau specifieke cursussen rond het hebben van werk

worden ingericht. Nog op macroniveau kan men ook streven naar een kwalitatief hoogstaand

aanbod. Dit kan b.v. door investeringen in de nascholing van leerkrachten. Zo kunnen

waarschijnlijk opmerkingen van uitvallers in de aard van ‘de cursus was niet interessant en

voldeed niet aan mijn verwachtingen, ik heb niet geleerd wat ik wilde leren, ik heb niet

genoeg vorderingen gemaakt, ik ben niet tevreden over het lesgeven en het tempo was te

hoog’ voor een deel al ondervangen worden.

Op mesoniveau is het de onderwijsinstelling die een aantal extra maatregelen zou

kunnen treffen. Eerst en vooral kan er meer aandacht besteed worden aan de intake. Bij de

intake zou het goed zijn als men de cursisten duidelijk zou inlichten: welk aanbod heeft de

onderwijsinstelling, welk aanbod hebben andere onderwijsinstellingen? Men kan op de intake

ook een aantal gegevens van de cursist registreren die uitval kunnen veroorzaken. In dit

verband zou er gevraagd kunnen worden naar factoren als de werk- en studeeractiviteiten, de

beschikbare tijd en ruimte, de verblijfsvergunning, eventuele gezondheidsproblemen, de

combinatie met een eventuele andere talencursus, een eventueel al geplande voorlopige

terugkeer naar het land van herkomst. Om vervolgens het passende aanbod voor een cursist te

bepalen in termen van tijdstip, intensiteit en duur van de cursus zou zeker met voorgaande

factoren rekening gehouden moeten worden. Indien het passende aanbod voor een cursist niet

Page 116: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 116

in de eigen onderwijsinstelling kan gevonden worden, zou er een vlotte doorstroming en

doorverwijzing moeten zijn. Op mesoniveau kan de onderwijsinstelling ook een taak

opnemen door de uitval op te volgen en afwezige cursisten te contacteren. Tenslotte kan er op

mesoniveau ook aandacht zijn voor de niveaubepaling. Veel uitvallers merkten in de

interviews immers op dat er tussen de cursisten een groot verschil was voor wat betreft het

taalvaardigheidsniveau. Zij merkten op dat cursisten die nog geen kennis van het Nederlands

hadden moeilijk konden volgen. Er moet dus aandacht besteed worden aan het niveau van de

basiscursus Nederlands. Tenslotte kan men op mesoniveau ook nadenken over de

mogelijkheden van remediëringsmateriaal. Zo kunnen oplossingen gevonden worden voor

cursisten die b.v. teruggaan naar hun land van herkomst en die gezondheidsproblemen

hebben.

Op microniveau is er een taak weggelegd voor de leerkracht. Ten eerste kan ook de

leerkracht ervoor zorgen dat cursisten beter ingelicht zijn. Zo kan er b.v. aan het begin van de

cursus verteld worden waar de cursus over gaat. Ten tweede kan ook de leerkracht oog

hebben voor uitval. Er zijn immers signalen van uitval op te vangen. Zo hebben uitvallers al

vrij vroeg de intentie om de cursus niet af te maken. Ook regelmatige afwezigheden zijn een

signaal voor uitval. Het zou in dit verband ook raadzaam zijn als de leerkracht de gegevens

van de intake ter beschikking had. Cursisten die een aantal ‘risicofactoren’ combineren

verdienen extra aandacht. Verder is het belangrijk dat de leerkracht een begeleider is van de

cursisten. Een leerkracht zou moeten kunnen differentiëren in werkvormen en methodes. Het

is vanzelfsprekend dat een leerkracht daar ook de ruimte moet toe krijgen. Kleinere groepen

bieden hier dus een oplossing.

Toch moet men er zich ook van bewust zijn dat niet alle problemen uit de wereld

geholpen worden als enkel het ruime onderwijsveld maatregelen treft. Veel cursisten kampen

immers met persoonlijke problemen, zoals problemen rond de werk- en studeeractiviteiten en

de verblijfsvergunning, die het hen moeilijk maken om een cursus Nederlands te volgen. Het

probleem is dus dubbel: enerzijds moet het onderwijsveld een aantal maatregelen nemen,

anderzijds is ook de zorg voor de stabiliteit van de persoonlijke situatie van de cursisten heel

belangrijk. Het is dan ook op die twee pijlers dat een doeltreffend uitvalbeleid moet steunen.

Page 117: UITVAL: WAAROM? EEN ANALYSE VAN OMVANG EN OORZAKEN

Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. 117

10. Plannen voor verder onderzoek

Het huidige onderzoek legt heel wat factoren bloot die uitval kunnen veroorzaken. Tussen een

aantal van die factoren hebben we statistische verbanden kunnen leggen en de geïnterviewde

cursisten hebben een verklaring gegeven voor bepaalde factoren. Toch roept het huidige

onderzoek ook nieuwe vragen op. We brengen hier de belangrijkste onder de aandacht.

Voorlopig is het nog een open vraag waarom mannen meer kans maken om uit te vallen dan

vrouwen. We stelden wel vast dat mannen niet meer kans hebben om uit te vallen omwille

van de werksituatie dan vrouwen. Voltijds werken vergroot de kans op uitval zowel voor

mannen als voor vrouwen. Interessant om te zien is dat ook in andere onderzoeken wordt

vastgesteld dat meer mannen dan vrouwen uitvallen. Zo stelt Van Damme (2001, p .41)40 in

het secundair onderwijs vast dat meisjes er beter in slagen dan jongens ‘om normaal door te

stromen’. Ook hier is de reden voorlopig onbekend. Verder zou er in een volgend onderzoek

extra aandacht kunnen besteed worden aan de uitval in een bepaald type cursus. Wat zorgt er

precies voor dat cursisten die een cursus van 120 uur volgen of ’s avonds een cursus volgen of

1 keer per week naar de les gaan, uitvallen? In een volgend onderzoek zou ook het verschil in

uitval tussen de CVO’s en CBE en de UNIV onder de loep genomen kunnen worden.

Verder kunnen in een vervolgonderzoek ook gegevens verzameld worden van b.v. de

niet-starters. Wat maakt dat deze cursisten zich inschrijven maar nooit komen opdagen? Er

kan ook aandacht besteed worden aan de herinschrijvers. Wat drijft hen ertoe om zich

opnieuw in te schrijven? En zijn ze bij een herinschrijving wel in staat om de cursus af te

maken?

Een vervolgonderzoek kan echter ook meer de richting uitgaan van het uitwerken van

gerichte maatregelen en het nagaan van de effectiviteit ervan. De in dit onderzoek

vastgestelde factoren maken het mogelijk om in samenspraak met de onderwijsinstelling een

gericht uitvalbeleid uit te werken.

40 Van Damme, J., Meyer, J., De Troy, A. & Mertens, W. Succesvol middelbaar onderwijs? Een antwoord vanhet LOSO-project. Leuven: Acco.