uitvoeringsplan organisch-biologisch afval · uitvoeringsplan organisch-biologisch afval 2.3.1.21...

307
Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval OPENBARE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJ VOOR HET VLAAMSE GEWEST

Upload: others

Post on 31-Jan-2021

7 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • UitvoeringsplanOrganisch-Biologisch Afval

    Uitvo

    ering

    splan

    Org

    anisch

    -Bio

    log

    isch A

    fval

    OPENBARE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJVOOR HET VLAAMSE GEWEST

  • UitvoeringsplanOrganisch-Biologisch Afval

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    Documentbeschrijving

    1. Titel publicatieUitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    2. Uitgever 6. Aantal blz.De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het 275 p. + bijlagenVlaamse Gewest

    3. Publicatienummer 7. Tabellen en grafiekenD/2000/5024/4 70 tabellen

    17 grafieken4. Publicatiereeks 8. Datum publicatie

    Beleidsdocumenten afvalstoffen januari 2000

    5. Trefwoorden 9. Prijs*Uitvoeringsplan / organisch-biologsich afval / GFT- en groenafval / 400 fr.organisch bedrijfsafval / preventie / recuperatie / beleid / inspraak /

    10. SamenvattingHet Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval werd uitgewerkt op basis van actieÊ47 van hetMINA-plan 2. Het is bedoeld als een voortschrijdend meerjarenplan dat als leidraad dient, zowelvoor de OVAM als voor de gemeenten, intercommunales en priv-initiatieven, om te komen toteen doeltreffende aanpak van het organisch-biologisch gedeelte van het afval. Verder geeft heteen organisatorische ondersteuning voor een optimale en rationele uitbouw, zowel vanmaatregelen ter bevordering van preventie en hergebruik, als van acties met betrekking totselectieve inzameling, verwerking, afzet en verwijdering.Het Uitvoeringsplan heeft conform de artikelen 35 en 36 van het Afvalstoffendecreet deprocedure van openbaar onderzoek doorlopen.

    12. BegeleidingsgroepInterne OVAM-projectgroep : Luc Vanacker, Kristel Vandenbroek (VLACO), Ann Braekevelt,Peter De Bruyne, Nico Verwimp, Frank Verhoeven, Danny Wille, Tina Van Assche, ChristineJacobsExterne stuurgroep

    13. Contactpersonencf. interne OVAM-projectgroep

    14. Andere titels over dit onderwerpUitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001Uitvoeringsplan GFT- en groenafvalUitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen

    Alle OVAM-publicaties kunt u na afspraak gratis raadplegen in het Technisch-Wetenschappelijk Informatiecentrum van deOVAM. Deze rapporten kan u ook schriftelijk of per fax bestellen bij de OVAM. U dient de titel van de publicatie te vermelden.Voor meer informatie kan u steeds terecht bij de Verkoop- en uitleendienst van de OVAM, Kan. De Deckerstraat 22-26, B-2800Mechelen Tel. 015/284.145 Fax 015/20.32.75.

    * Prijswijziging voorbehouden.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    De laatste vijf jaar heeft ieder van ons aardig zijn steentje bijgedragen in devermindering van de hoeveelheid huisvuil. Zo produceerde elke Vlaamse inwonerin 1997 nog 190 kg huisvuil, waarvan toch nog ongeveer de helft GFT- engroenafval.

    Het ingezette afvalbeleid, gericht op stimulering van preventie en recuperatie vanorganisch-biologisch afval, moet dan ook verdergezet en aangescherpt worden.Integrale ketenbewaking is geen overbodig luxe, zo blijkt ook uit de recentedioxinecrisis in de veevoedersector. Terecht roept de afzet van allerlei slib in delandbouw en het gebruik van gecontamineerde stoffen in de veevoeding vragenop. Om dit op een effectieve en efficinte manier aan te pakken, wordt bestplanmatig gewerkt. De aanpak inzake GFT- en groenafval wordt daaromuitgebreid naar organisch-biologisch bedrijfsafval.

    In het voorjaar van 1999 werd het ontwerp Uitvoeringsplan Organisch-BiologischAfval in ruime kring voor consultatie verspreid. Vele Vlaamse gemeenten enintercommunales, beroepsorganisaties, milieuverenigingen, officileoverlegorganisaties, enz. hebben het ontwerp bestudeerd en becommentarieerd.Uit deze breed opgezette inspraakronde blijkt dat het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval gedragen wordt door het brede publiek.

    Met het voorliggend Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval tracht de Vlaamseoverheid de doelstellingen volgens de verwerkingshirarchie Ð eerst voorkomen,dan recupereren en als dit niet kan verbranden en stortenÊÐ te bereiken viaconcrete projecten en resultaatgerichte acties en instrumenten. Daarbij wordenalle betrokken bedrijven geresponsabiliseerd.

    De bedoeling is samen met de overheden te werken aan een sluitendcontrolesysteem om organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen op eenkwaliteitsvolle manier een nuttige toepassing te geven.

    Dit kan het bereiken van de milieukwaliteitsdoelstellingen alleen maar ten goedekomen.

    Vera DuaVlaams minister van Leefmilieu en Landbouw

    WOORD VOORAF

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    Samenvatting en overzicht uitvoering I-IX

    Deel I Inleiding 1

    1 Aanleiding

    2 Opbouw 4

    3 Juridisch kader 53.1 Totstandkoming 53.2 Status 63.3 Functie en taken 73.4 Geldigheidsduur 7

    4 Algemene beginselen 8

    5 Afbakening 105.1 Afbakening afvalstromen 105.1.1 GFT-afval 105.1.2 Groenafval 105.1.3 Organische bedrijfsafvalstoffen 115.2 Afbakening gebruik 115.2.1 Preventie 125.2.2 Recuperatie 125.2.2.1 Verwerking met toepassing in de veevoeding 135.2.2.2 Verwerking met toepassing als meststof of bodemverbeterend middel 135.2.3 Verbranden en storten 13

    Deel II Analyse 15

    1 GFT- en groenafval 161.1 Inleiding 161.2 Preventie 161.2.1 Algemeen 161.2.1.1 Evolutie 161.2.1.2 Knelpunten 161.2.2 Ecologische benadering van het tuin- en groenbeheer 181.2.2.1 Evolutie 181.2.2.2 Knelpunten 181.2.3 Gebruik van eigen tuinafval en van snoeihout 181.2.3.1 Evolutie 181.2.3.2 Knelpunten 191.2.4 Thuiscomposteren 191.2.4.1 Evolutie 191.2.4.2 Knelpunten 211.2.5 Andere 21

    Inhoudstafel

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    1.2.5.1 Evolutie 211.2.5.2 Knelpunten 221.2.6 Evaluatie preventie 221.2.6.1 Effect OVAM-acties op lagere overheden 221.2.6.2 Effect preventie-acties op bevolking 221.2.6.3 Effect preventie op huisvuilproductie 261.2.6.4 Doelstelling Uitvoeringsplan GFT- en groenafval 291.2.6.5 Doelstelling Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 291.2.6.6 Kwaliteit van compost 301.2.6.7 Compostpaviljoen 301.2.6.8 Gebruik van compost 311.2.7 Knelpunten preventie 311.3 Recuperatie 321.3.1 Selectieve inzameling 321.3.1.1 Evolutie 321.3.1.2 Evaluatie 411.3.1.3 Knelpunten 521.3.2 Verwerking 521.3.2.1 Evolutie 521.3.2.2 Evaluatie 551.3.2.3 Knelpunten 591.3.3 Afzet 601.3.3.1 Evolutie 601.3.3.2 Evaluatie 681.3.3.3 Knelpunten 721.4 Knelpunten 73

    2 Organische bedrijfsafvalstoffen 742.1 Inleiding 742.2 Preventie 742.2.1 Situatieschets 742.2.2 Knelpunten 762.3 Recuperatie 762.3.1 Inzameling 762.3.1.1 Aardappelsector 772.3.1.2 Beschuit- en koekbereiding 792.3.1.3 Bierbrouwerijen 792.3.1.4 Brood- en banketbakkerijsector 812.3.1.5 Chocoladebewerkers en chocoladeproductie 822.3.1.6 Confiserie 832.3.1.7 Deegwarensector 832.3.1.8 Distributiesector 832.3.1.9 Gelatineproductie 852.3.1.10 Gistproductie 862.3.1.11 Groente- en fruitverwerkende sector 872.3.1.12 Havenactiviteiten 892.3.1.13 Horeca 912.3.1.14 IJsbereiding 932.3.1.15 Koffie-, thee- en cichoreisector 932.3.1.16 Mouterijsector 942.3.1.17 Olin- en vettensector (plantaardig) 952.3.1.18 Papier-, karton- en pulpindustrien 972.3.1.19 Slachterijsector 972.3.1.20 Suikerproductiesector 99

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    2.3.1.21 Tabakssector 1012.3.1.22 Textielsector 1012.3.1.23 Tuinbouwsector 1032.3.1.24 Veilingafval 1052.3.1.25 Verzorgingssector 1072.3.1.26 Vlees- en visverwerkende sector 1072.3.1.27 Water en frisdranken 1092.3.1.28 Zetmeelsector 1102.3.1.29 Zuivelsector 1112.3.1.30 Soja, sauzen en mayonaise, enzymen, aromaÕs, kruiden,

    rijstpofferijen, eierbrekerijen, noten en vruchten, zaden 1122.3.1.31 Knelpunten 1132.3.2 Verwerking Ð afzet 1132.3.2.1 Verwerking en afzet voor gebruik als veevoeder 1132.3.2.2 Verwerking en afzet voor gebruik als meststof of bodemverbeterend

    middel 1242.3.2.3 Knelpunten 1282.4 Knelpunten 128

    3 Raakvlakken met ander beleid 1293.1 Mestbeleid 1293.1.1 Relatie dierlijke mest - organisch afval 1303.1.2 Co-verwerking mest - organisch afval 1303.1.3 Knelpunten 1333.2 Water- en slibbeleid 1333.3 Energiebeleid 1343.4 Milieubeleid 1363.5 Ruimtelijke ordening 1373.5.1 Inplanting van compostering en vergisting 1373.5.2 Knelpunt 1383.6 Bodemsaneringdecreet 1393.7 Internationale ontwikkelingen 1403.7.1 Recuperatie 1403.7.1.1 Veevoeding 1403.7.1.2 Secundaire grondstof 1403.7.2 Verwijdering 1423.7.2.1 Verbranden 1423.7.2.2 Storten 143

    4 Instrumenten 1444.1 Inleiding 1444.2 Beleidsuitvoerende instrumenten 1444.2.1 Juridische instrumenten 1444.2.1.1 Algemeen 1444.2.1.2 Gebruik in of als meststof, of als bodemverbeterend middel 1484.2.1.3 Gebruik in dierlijke voeding 1514.2.1.4 Handhaving 1544.2.2 Economische instrumenten 1544.2.2.1 Heffingen 1544.2.2.2 Huisvuilbelasting 1554.2.2.3 Subsidiring 1564.2.2.4 Milieuconvenant 1584.2.2.5 PRESTI-programma 159

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    4.2.2.6 Fiscale instrumenten 1594.2.3 Communicatieve instrumenten 1594.2.3.1 Voorlichting, educatie en sensibilisering 1594.2.3.2 Samenwerking 1614.3 Beleidsonderbouwende instrumenten 1614.3.1 Monitoring 1614.3.2 Onderzoek 1614.4 Knelpunten 162

    Deel III Doelstellingen en programmering 163

    1 Doelstellingen 1641.1 GFT- en groenafval 1651.1.1 Preventie 1651.1.2 Recuperatie 1651.1.2.1 Selectieve inzameling 1651.1.2.2 Verwerking 1661.1.2.3 Afzet 1661.1.3 Verwijdering 1661.2 Organisch bedrijfsafval 1671.2.1 Preventie 1671.2.2 Recuperatie 1671.2.2.1 Selectieve inzameling 1671.2.2.2 Verwerking 1671.2.2.3 Afzet 1671.2.3 Verwijdering 167

    2 Programmering 1692.1 GFT- en groenafval 1692.1.1 Preventie 1702.1.1.1 Strategie 1702.1.1.2 Acties 1722.1.2 Recuperatie 1772.1.2.1 Selectieve inzameling 1772.1.2.2 Verwerking 1902.1.2.3 Afzet 2082.1.3 Verwijdering 2132.1.3.1 Strategie 2132.2 Organische bedrijfsafvalstoffen 2132.2.1 Preventie 2132.2.1.1 Strategie 2132.2.1.2 Acties 2152.2.2 Recuperatie 2152.2.2.1 Selectieve inzameling 2162.2.2.2 Verwerking 2202.2.2.3 Afzet 2312.2.3 Verwijdering 2342.2.3.1 Strategie 2342.2.3.2 Acties 2352.3 Instrumenten 2352.3.1 Beleidsuitvoerende instrumenten 2352.3.1.1 Juridische instrumenten 235

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    2.3.1.2 Economische instrumenten 2412.3.1.3 Communicatieve instrumenten 2422.3.2 Beleidsonderbouwende instrumenten 2442.3.2.1 Monitoring 2442.3.2.2 Onderzoek 244

    Deel IV Effecten van de programmering 246

    1 Inleiding 247

    2 Internationale ontwikkelingen 2482.1 Recuperatie 2482.1.1 Veevoeding 2482.1.2 Secundaire grondstof 2482.1.2.1 Compostering 2482.2 Verwijdering 2492.2.1 Verbranden 249

    3 Kosten en financiering van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 250

    3.1 De kosten van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 2503.1.1 De gemeenten 2503.1.1.1 Preventie 2503.1.1.2 Recuperatie 2503.1.2 De gewestelijke overheid 2513.1.2.1 Preventie 2523.1.2.2 Recuperatie 2533.1.2.3 Verwijderen 2543.1.3 De bedrijven 2543.1.3.1 Preventie 2543.1.3.2 Recuperatie 2543.2 De financiering van het afvalbeleid 2543.2.1 De gemeenten 2543.2.2 De gewestelijke overheid 2553.2.3 De bedrijven 255

    4 Sociaal-economische gevolgen/ Werkgelegenheid 2564.1 Preventie 2574.1.1 Thuiscomposteren 2584.2 Recuperatie 2584.3 Verwijderen (Verbranden / Storten) 2584.4 Besluit 258

    5 Milieu-aspecten 2605.1 Milieuproblematiek 2605.1.1 ThemaÕs 2605.1.1.1 Verandering van het klimaat door het broeikaseffect 2605.1.1.2 Verontreiniging door fotochemische stoffen 2615.1.1.3 Vermesting 2615.1.1.4 Verzuring 261

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval

    5.1.1.5 Verspreiding van milieugevaarlijke stoffen 2625.1.1.6 Andere 2625.1.2 Schadelijke stoffen 2625.1.2.1 Koolstofdioxide (CO2) 2625.1.2.2 Methaan (CH4) 2635.1.2.3 Stikstofverbindingen 2635.2 Effecten van verwerking van organisch materiaal op de

    milieuproblematiek 2645.2.1 Rechtstreeks gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof 2645.2.2 Composteren 2645.2.2.1 Verwerkingsprocedure 2645.2.2.2 Eindproduct 2655.2.3 Vergisten 2655.2.4 Verbranden met energierecuperatie 2665.2.5 Storten met biogaswinning 2665.3 Effecten van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval op de

    milieuproblematiek 2675.3.1 Verschuiving afvalverwerking 2675.3.1.1 Kwalitatief 2675.3.1.2 Kwantitatief 2685.3.2 Afvalverwerking als alternatieve energiebron 2695.3.2.1 Ôgroene frankÕ 2695.3.2.2 Vergelijking met andere alternatieve energiebronnen 270

    Bijlage 1 Literatuurlijst

    Bijlage 2 Afkortingen

    Bijlage 3 Ligging van de Vlaamse intercommunales

    Bijlage 4 Besluit van de Vlaamse Regering

    Bijlage 5 Uittreksel Belgisch Staatsblad

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval I

    Na de vaststelling van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval in 1995 is hetmoment aangebroken om deze planning te actualiseren. Om te komen tot eenintegrale aanpak inzake organisch-biologisch afval werd gekozen om het beleidinzake GFT- en groenafval uit te breiden met organisch-biologisch bedrijfsafval.Ankerpunten voor de realisatie van voorliggend Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval zijn terug te vinden in het MINA-plan 2 (actie 47) en hetUitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001.

    Om planmatig te werk te kunnen gaan, werd na de afbakening een analysegemaakt van de huidige toestand. Naast een situatieschets werd ingegaan op eenaantal evoluties. De evaluatie ervan leidde tot het destilleren van een aantalknelpunten.

    Inzake GFT- en groenafval hebben de inspanningen van de laatste jaren hunvruchten afgeworpen. Op het vlak van preventie is er vanuit een ecologischebenadering van tuin- en groenbeheer een toename van het gebruik van eigentuinafval en snoeihout en het thuiscomposteren. Die trend moet behouden blijvendoor voortdurende ondersteuning via bijvoorbeeld sensibilisering. De recuperatiemet verwerking en afzet kende resultaten dankzij de selectieve inzameling. Hetsucces ervan is afhankelijk van meerdere parameters, zoals onder andere hetinzamelmiddel, de inzamelfrequentie en de wijze van kostendoorrekening. Deverwerkingsfase kampt met structurele capaciteitstekorten die vooral inpiekperioden aanleiding kunnen geven tot (geur)hinder. De problematiek vanruimtelijke ordening en het vinden van geschikte inplantingsplaatsen speelt hierineen belangrijke rol. Naar afzet toe vormt de Vlaamse Compostorganisatie(VLACO) de spil die via kwaliteitsopvolging de afzet stimuleert. Recenteregelgeving zoals het Vlarea en het Mestdecreet bemoeilijken soms deafzetmogelijkheden.

    De producenten van organisch bedrijfsafval hebben preventieve maatregelenkunnen nemen dankzij het Preventie-stimulerend Programma (PRESTI). Ook hierdienen de inspanningen te worden verdergezet via onder anderevervolgprogrammaÕs. Een sectorile doorlichting heeft uitgewezen datwaterzuiveringsslib en productie-uitval de grootste deelstromen zijn. Knelpuntenmet het oog op nuttige toepassing zijn aanwezige verontreinigingen, eenschommelend aanbod en het verpakt zijn van een aantal afvalstoffen. Eenhoogwaardige vorm van recuperatie is het gebruik van organisch bedrijfsafval inveevoeding. Dit gebeurt zowel rechtstreeks als na voorbehandeling. Eenduidelijker wettelijk kader inzake onder andere verwerkingsnormen en sanitairevereisten kan deze verwerkingsvorm doen toenemen. Het gebruik als meststof ofbodemverbeterend middel vindt plaats na stabilisatie, compostering of vergisting.Deze afzetvorm komt de laatste tijd onder druk te staan als gevolg van devermestingsproblematiek. Ook hier kan het wettelijk kader verder worden verfijnd.

    Vanuit de visie van een gentegreerde milieuaanpak wordt even stilgestaan bij deraakvlakken met ander beleid. Zo zijn er relaties met duurzame ontwikkeling(besparing op grondstoffen en energie), het mestbeleid (nutrintenproblematiek)en het waterbeleid (slibs). Verder zijn er invloeden op het broeikaseffect, deverontreiniging van het oppervlaktewater en de verstoring door geurhinder. Tenslotte worden ook de interacties met het beleid inzake ruimtelijke ordening en hetBodemsaneringdecreet vermeld.

    Een doorlichting van de middelen die de overheid aanwendt om demilieubeleidsdoelstellingen te realiseren, gebeurt in het deel instrumenten. Daarbijwordt een onderscheid gemaakt tussen beleidsuitvoerende en

    Samenvatting en overzicht uitvoering

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval II

    beleidsonderbouwende instrumenten. Beleidsuitvoerend zijn de juridische,economische en communicatieve instrumenten. Monitoring en onderzoek wordenbeschouwd als beleidsonderbouwend. Naast een aantal specifiekeaandachtspunten is het streven naar resultaatgerichtheid met duidelijkedoelstellingen en een optimalisatie van de afstemming tussen de verschillendetypes instrumenten zeer belangrijk (Ôoptimale instrumenten-mixÕ).

    In het deel strategie en programmering wordt op basis van de analyse aangegevenwaar het beleid naartoe wil (doelstellingen) en hoe het daar wil geraken (strategieen actieprogrammering). Centraal in de doelstellingen staan de duurzameontwikkeling en de voorkeurverwerkingsrangorde (ladder van Lansink). In deeerste plaats wordt gestreefd naar het voorkomen van afvalstoffen, vervolgenskomt recuperatie. Op de laatste plaats komt verwijdering met energieterugwinning(verbranden of storten).

    Inzake GFT- en groenafval wordt het driesporenbeleid verdergezet: promotie vanpreventie (onder andere thuiscomposteren), maximale uitbouw van de groenafval-en vervolgens GFT-verwerkingsketen. Algemeen kan gesteld worden dat meeraandacht dient uit te gaan naar de kwalitatieve doelstellingen in vergelijking met dekwantitatieve doelstellingen. Met betrekking tot de verwerking wordt de continuteitverzekerd door afstemming van de capaciteit op de aangeboden hoeveelheid. Deafzet van compost gebeurt zowel individueel als overkoepelend (via VLACO). Vanbelang voor preventie zijn het verkrijgen en behouden van gedragsveranderingen.Dit zal in hoofdzaak gebeuren door sensibilisering inzake thuiscomposteren en hetverder invoeren van de kringlooptuingedachte. Om te komen tot de optimalisatievan de recuperatie door selectieve inzameling en verwerking, wordt op 3 domeinengewerkt : stimuleren en optimaliseren van de selectieve inzameling, verbeterenvan de mogelijkheden voor recuperatie door composteren of vergisten, engaranderen en bevorderen van de afzetmogelijkheden en de afzetmarkt vancompost. Selectief ingezameld GFT- en groenafval moet worden verwerkt in eenvergunde composterings- of vergistingsinstallatie.

    Wat organisch bedrijfsafval betreft, wordt preventie gestimuleerd viakennisoverdracht en sensibilisering. Het ontwikkelen van milieuzorgsystemen enketenbeheer wordt aangemoedigd. In Vlaanderen vervult het PRESTI-programmahierbij een belangrijke rol. Om recuperatie mogelijk te maken wordt gescheideninzameling bevorderd. De selectieve inzameling en verwerking moeten op elkaarworden afgestemd. Daarbij dient een vicieuze cirkel te worden doorbroken :zolang er geen verwerkingscapaciteit beschikbaar is, heeft de selectieveinzameling weinig zin en omgekeerd : zolang er geen zekerheid is over het aanbodaan organisch bedrijfsafval, zal er geen verwerkingscapaciteit worden voorzien.Verwerkingsmogelijkheden zijn vooreerst verwerking tot dierlijke voeding envervolgens tot meststof of bodemverbeterend middel. De randvoorwaarden dienenverder aangepast en verfijnd te worden. Samen met het Ministerie van Landbouwzal een procedure moeten worden uitgewerkt zodat er afstemming is tussen devoorwaarden opgelegd bij het gebruik van organisch bedrijfsafval als veevoedingen de acceptatievoorwaarden bij de verwerkingseenheden van organischbedrijfsafval tot veevoeding. Voor verwerking tot bodemverbeterend middel ofmeststof is de strategie met het oog op 2003 in overeenstemming met hetmestbeleid, dat wil zeggen gericht op een vermindering van het overschot aannutrinten op de Vlaamse bodem. Het verwerkingstraject met acceptatiecriteria enmilieuhyginische en landbouwkundige eisen inzake gebruik, dient verderontwikkeld te worden en gekaderd te worden in procedures van IntegraleKetenBewaking. De afzet kan door de overheid worden ondersteund dooronderzoeken en studies. Verder speelt een goede verhouding van kwaliteit en

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval III

    prijs een belangrijke rol. Verwijdering van selectief ingezamelde organischebedrijfsafvalstoffen is niet toegestaan.

    Ten slotte wordt stilgestaan bij de effecten van de actieprogrammering. Er wordtgekeken naar internationale ontwikkelingen (toenemend belang van internationaleen Europese wetgeving), kosten en financiering en sociaal-economische gevolgen(tewerkstelling). Er zijn positieve effecten op de verwante milieuthemaÕs zoalsonder andere het broeikaseffect of de vermesting. Organisch afval komt ook inaanmerking voor het gebruik als alternatieve energiebron. Een belangrijkevaststelling is dat strategie en programmering zorgen voor een kwantitatieve enkwalitatieve verschuiving in de verwerkingshirarchie ten gunste van het milieu.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval IV

    Tabel Lijst van acties

    Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timingactie 1 Gewestelijke sensibiliseringsactie thuiscomposteren OVAM VLACO, Velt, gemeenten en

    intercommunalesplanperiode

    actie 2 Promotie thuiscomposteren op lokaal niveau gemeenten en intercommunales VLACO, Velt, OVAM planperiodeactie 3 Aanpassen sensibiliseringsmateriaal OVAM VLACO, gemeenten en

    intercommunalesplanperiode

    actie 4 Cel Thuiscomposteren OVAM VLACO, VVSG-Interafval, VVP vanaf 2000actie 5 Gebruik van snoeihout gemeenten en intercommunales burgers planperiodeactie 6 Groenafval voorkomen door preventieve

    maatregelen voor aanleg en onderhoud van tuinenen openbaar groen

    OVAM, VVSG-Interafval VLACO, Velt, beroepsfederatiestuinaannemers en tuinarchitecten,VVOG, openbare groendiensten,provincies

    vanaf 2000

    actie 7 Compostmeesterwerking OVAM VLACO, provincies,intercommunales, gemeenten

    vanaf 2000

    actie 8 Financile ondersteuning preventieacties OVAM Gemeenten, intercommunales 2000actie 9 Evaluatie-onderzoek rond preventie en

    thuiscomposterenOVAM VLACO, gemeenten,

    intercommunales2000

    actie 10 Onderzoek naar mogelijkheden van substitutie vaningevoerde grondstoffen

    OVAM VLACO, onderzoekscentra planperiode

    actie 11 Introductie selectieve inzameling van GFT- engroenafval

    intercommunales en gemeenten OVAM, VLACO, verwerkers GFT-en groenafval

    planperiode

    actie 12 Evaluatie taakstellingen inzameling huishoudelijkafval Ð wijziging GFT Ð regioÕs Ð groenregioÕs

    OVAM VVSG-Interafval 2000

    actie 13 Onderzoek selectieve inzameling van GFT-afval inhoogbouw en stadscentra

    OVAM steden 2000-2001

    actie 14 Onderzoek frequentie selectieve inzameling OVAM gemeenten en intercommunales 2000-2001actie 15 Relatie kwaliteit en kwantiteit GFT-afval Ð retributie OVAM VLACO, gemeenten en

    intercommunales2000-2001

    actie 16 Beheersen verontreiniging GFT- en groenafval gemeenten en intercommunales ophalers, FEBEM planperiodeactie 17 Sorteeranalyses OVAM VLACO, composteerinstallaties,

    gemeenten en intercommunalesplanperiode

    actie 18 (Geur)hinder bij selectieve inzameling en ophaling OVAM VLACO, gemeenten enintercommunales, ophalers

    planperiode

    actie 19 Inzameling wegbermmaaisel OVAM, AMINAL, provincies,gemeenten en anderebermbeheerders

    VLACO, AWV, AWZ planperiode

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval V

    Vervolg Tabel Lijst van acties

    Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timingactie 20 Planning bijkomende composteer- en

    vergistingseenheden voor GFT- en groenafvalOVAM, gemeenten enintercommunales

    VLACO, verwerkers planperiode

    actie 21 Subsidiring bijkomende composteer- envergistingseenheden voor GFT- en groenafval

    OVAM Inspectie Financin, VlaamsMinister bevoegd voor Leefmilieu,gemeenten en intercommunales

    planperiode /2000

    actie 22 Export GFT- en groenafval OVAM gemeenten, intercommunales,priv-verwerkers, VLACO

    planperiode

    actie 23 Transport van GFT- en groenafval OVAM Interafval, VLACO,composteerders,intercommunales, Febem

    2001

    actie 24 Technische bedrijfsvoering verwerkingseenhedenAanvoer en opslag structuurmateriaal

    Controle kwaliteit GFT- en groenafval

    Onderhoud verwerkingseenheden

    Onderzoek flexibiliteit bestaande composteer-en vergistingscapaciteit

    gemeenten, intercommunales encomposteerdersOVAM

    OVAM

    OVAM

    VLACO

    VLACO, gemeenten enintercommunales, composteerdersVLACO, composteerders,intercommunalesVLACO, composteerders,intercommunales

    planperiode

    planperiode

    planperiode

    planperiode

    actie 25 Synergie arobie Ðanarobie OVAM VLACO, composteerinrichtingen planperiodeactie 26 Heffingen op recyclageresiduÕs OVAM VLACO, composteerinrichtingen,

    Overlegplatform HuishoudelijkeAfvalstoffen

    planperiode

    actie 27 Verwerking wegbermmaaiselBermbeheersplannen

    Compostering

    Alternatieve verwerkingsmogelijkheden

    AMINAL, provincies, gemeenten enandere bermbeheerdersOVAM

    OVAM, AMINAL - CelNatuurtechnische Milieubouw

    OVAM, VLACO

    VLACO, composteerders

    VLACO, provincies, gemeenten,andere bermbeheerders, ANRE

    planperiode

    planperiode

    planperiode

    actie 28 Meetcampagne geuremissie en Ðimmissie GFT-verwerkingsbedrijven

    OVAM VLACO, GFT-verwerkers 1998-2000

    actie 29 Procesoptimalisatie bij het composteren van grasrijkorganisch afval: belang van het verbeteren van decompostkwaliteit en het beperken van geurhinder

    OVAM VLACO, GFT- en groenverwerkers 1998-2000

    actie 30 Optimalisatie biofiltratie van afgassen van GFT-verwerking

    OVAM VLACO, GFT-verwerkers planperiode

    actie 31 Opstellen beoordelingskader geurhinder AMINAL, OVAM VLACO, GFT- en groenverwerkers planperiode

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval VI

    Vervolg Tabel Lijst van acties

    Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timingactie 32 Opstellen en toepassen Code voor Goede Praktijk OVAM VLACO, verwerkers GFT- en

    groenafvalplanperiode

    actie 33 Voorwaarden compostpaviljoen OVAM gemeenten, intercommunales,vergunningverlenende overheden

    planperiode

    actie 34 Uitbreiding inplantingsplaatsencomposteerinrichtingen

    OVAM AROHM, provincies,intercommunales en gemeenten

    planperiode

    actie 35 Bevorderen van de afzetmogelijkheden van GFT- engroencompost in Vlaanderen

    IKB-principeIntegratie wettelijk kader

    Product van co-verwerking

    OVAM

    OVAM

    VLACO, Ministerie van Landbouw,compostproducenten,intercommunalesVLACO, Ministerie van Landbouw,compostproducenten,intercommunales

    planperiode

    planperiode

    actie 36 Opvolging van en afstemming op ontwikkelingen inEuropese Unie

    OVAM VLACO, Ministerie van Landbouw planperiode

    actie 37 Onderzoek stikstofdynamiek in compost OVAM VLACO, Ministerie van Landbouw,ALT, VLM

    planperiode

    actie 38 Verkenning afzet GFT- en groencompost in hetbuitenland

    OVAM VLACO, compostproducenten planperiode

    actie 39 Bevorderen gebruiksmogelijkheden van GFT- engroencompost

    Uitwerking specifieke regeling voor toepassingvan compost als meststof enbodemverbeterend middelGebruik van compost bij openbare besturen

    Onderzoek over gebruik van compost inbiotechnische toepassingen

    Gebruik van compost in de landbouw

    OVAM, VLM

    OVAM

    OVAM

    OVAM

    VLACO

    VVOG, Vlaams minister vanLeefmilieu, Vlaams minister vanOpenbare WerkenVLACO, compostproducenten,Ministerie van Landbouw, AVVV,provinciesVLACO, compostproducenten,VLM, ALT, Ministerie vanLandbouw

    planperiode

    2000

    planperiode

    planperiode

    actie 40 Onderzoek in het kader van Vlarea OVAM VLACO 2000actie 41 Onderzoek zware metalen OVAM VLACO, Ministerie van Landbouw 2000-2001actie 42 Verderzetting financile ondersteuning VLACO OVAM VLACO planperiode

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval VII

    Vervolg Tabel Lijst van acties

    Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timingactie 43 Stimuleren bedrijfsinterne milieuzorg OVAM bedrijfssectoren planperiodeactie 44 Voortzetten PRESTI-projecten OVAM bedrijfssectoren planperiodeactie 45 Onderzoek naar mogelijkheden van substitutie van

    ingevoerde grondstoffenOVAM onderzoekscentra planperiode

    actie 46 Selectieve inzameling organisch bedrijfsafval OVAM producenten, sectororganisaties,inzamelorganisaties

    2000-2001 /2001-2003

    actie 47 Sensibilisering gescheiden inzameling vanorganisch bedrijfsafval

    OVAM sectororganisaties,inzamelorganisaties

    vanaf 2000

    actie 48 Afstemming wettelijke verplichtingen op federaal engewestelijk niveau

    OVAM Ministerie van Landbouw,Ministerie van Volkgezondheid,VLM

    planperiode

    actie 49 Acceptatiecriteria vaststellen voor organischebedrijfsafvalstoffen om te kunnen worden gebruikt ofverwerkt tot bodemverbeterend middel of totmeststof

    OVAM Ministerie van Landbouw, VLACO,verwerkers organischbedrijfsafvalstoffen, VCM, Febem

    2000-2001

    actie 50 Onderzoek omtrent gebruik organisch bedrijfsafvalals veevoeding

    OVAM Hogeschool Gent Ð DepartementBiotechnologischeWetenschappen,Landschapsbeheer en Landbouw,Bemefa

    2000

    actie 51 Realisering infrastructuur voor verwerking aandestructienormen

    OVAM priv-sector planperiode

    actie 52 Realisering verwerkingsinfrastructuur voor organischbedrijfsafval met het oog op de productie vanveevoeder

    OVAM priv-sector planperiode

    actie 53 Realisering verwerkingsinfrastructuur voor organischbedrijfsafval met het oog op de productie vanmeststof of bodemverbeterend middel

    OVAM priv-sector, VCM planperiode

    actie 54 Evaluatie verwerkingstechnologien OVAM, VLM verwerkers organisch bedrijfsafval,VLACO, VCM, VITO

    planperiode

    actie 55 Bepalen definities humusrijk, mineralenrijk en Ðarm OVAM, VLM Overlegplatform Organisch-Biologisch Afval, VLACO

    2000

    actie 56 Bevordering productie groene/duurzame energie uitorganisch bedrijfsafval

    OVAM Ministerie van de VlaamseGemeenschap Ð AdministratieEconomie Ð Afdeling NatuurlijkeRijkdommen en Energie

    planperiode

    actie 57 Opstellen slib- en bagger- en ruimingspecieplan OVAM, AMINAL, VMM, VMW nv Aquafin, Fevia, VLM, VVSG 2000-2001

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval VIII

    Vervolg Tabel Lijst van acties

    Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timingactie 58 Onderzoek afzetmogelijkheden veevoeding OVAM onderzoeksinstellingen,

    veevoedersector, federaties(BEMEFA, Fevia, É)

    planperiode

    actie 59 Opportuniteitsonderzoek voor uitbreiding activiteitenVLACO

    OVAM VLACO, onderzoeksinstellingen,Fevia

    planperiode

    actie 60 Controle via Integrale Ketenbewaking (IKB) OVAM VLACO, verwerkers organischafval, Ministerie van Landbouw,Ministerie van Volksgezondheid,Federaal Agentschap voor deveiligheid van de Voedselketen

    planperiode

    actie 61 Opstellen nutrintenbalans VLM OVAM, VLACO, universiteiten,Overlegplatform Organisch-Biologisch Afval

    1999-2000

    actie 62 Ontwikkelen reststoffenbeurs OVAM producenten en gebruikers vanorganisch bedrijfsafval

    planperiode

    actie 63 Onderzoek afzet meststoffen/mineralenrijkeproducten buiten Vlaanderen

    OVAM VLM, onderzoeksinstellingen,federaties (Fevia, É), VCM

    planperiode

    actie 64 Onderzoek alternatieve verwijderingstechnieken OVAM Universiteiten, OverlegplatformHuishoudelijke Afvalstoffen

    planperiode

    actie 65 Aanpassing Vlarea OVAM Overlegplatform Organisch-Biologisch Afval, Vlaams Ministerbevoegd voor Leefmilieu

    planperiode

    actie 66 Politieverordening OVAM VVSG, verwerkers en ophalersGFT- en groenafval

    2000

    actie 67 Aanpassing VlaremCompostpaviljoen

    Acceptatievoorwaarden

    Verwerkingscapaciteit

    OVAM, AMINAL

    OVAM, AMINAL

    AMINAL, OVAM,vergunningverlenende overheden

    gemeenten, intercommunales,vergunningverlenende overhedenMinisterie van Landbouw, VLACO,vergunningverlenende overhedenVLACO, gemeenten,intercommunales, priv-verwerkers, Febem

    2000

    2000-2001

    2000

    actie 68 Handhaving verbod (op gebruik van)voedselafvalverbrijzelaars

    OVAM, AMINAL, VMM Vergunningverlenende overheden 2000

    actie 69 Handhaving verbod op ÒthuisÓverbranden vanorganisch afval

    VVSG, intercommunales, provincies OVAM planperiode

    actie 70 Retributiereglement OVAM VVSG, verwerkers en ophalersGFT- en groenafval

    2000

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval IX

    Vervolg Tabel Lijst van acties

    Actienummer Omschrijving van de actie Initiatiefnemer Betrokkene Timingactie 71 Ontwikkelen didactisch materiaal voor het onderwijs OVAM VLACO, Ministerie van Onderwijs,

    scholen, VUB, AMINAL2000

    actie 72 Overlegplatform Organisch-Biologisch Afval OVAM VVSG-Interafval, VVP, Febem,Fevia, Bemefa, ABS, BB, ALT,AMINAL, Fedis, Ministerie vanLandbouw, VLM, INDAVER,VLACO, MiNa-Raad, Serv

    Oprichting 2maanden nagoedkeuringplan, duurplanperiode

    actie 73 Ondersteuning via de oprichting van werkgroepen OVAM ANRE, VCM, É planperiodeactie 74 Opstellen van een Voortgangsrapportage

    Organisch-Biologisch AfvalOVAM Overlegplatform Organisch-

    Biologisch AfvalTweejaarlijks

    actie 75 Gegevensverzameling organisch bedrijfsafvalstoffen OVAM Bedrijven planperiodeactie 76 Beleidsondersteunend onderzoek naar optimale

    instrumentenmixOVAM VLACO, onderzoekscentra planperiode

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 1

    Het opgebouwde afvalbeleid, gericht op de stimulering van preventie enrecuperatie, moet worden verdergezet. Hiervoor zijn een aanscherping van dehuidige taakstellingen, de uitwerking van een strategie en concrete acties en dedoelgerichte inzet van een (nieuw en/of aangepast) instrumentarium noodzakelijk.

    Voor de recuperatie staat een ketengerichte aanpak centraal : inzameling,verwerking en afzet zijn in samenhang met elkaar bekeken.

    De verwijdering wordt ontmoedigd, zodat een opwaartse beweging van deverwerking van afval in de keten ontstaat. Preventie en recuperatie worden opdeze manier extra ondersteund.

    Deel I Inleiding

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 2

    De selectieve inzameling en verwerking (compostering en vergisting) van GFT- engroenafval kennen in het laatste decennium van deze eeuw een gestage toename.Steeds is getracht selectieve inzameling, verwerking en afzet van compost hand inhand te laten verlopen. In vergelijking met onze buurlanden zijn we daar inVlaanderen, dankzij een weloverwogen planning en de oprichting van VLACO, vrijgoed in geslaagd.

    Het moment is echter aangebroken om de planning te actualiseren. Ditmaal zal inde planning niet enkel sprake zijn van GFT- en groenafval, maar komt ook hetorganisch bedrijfsafval aan bod. Een integrale aanpak van het organisch afval isimmers aangewezen om de selectieve inzameling, verwerking en afzet op elkaar afte kunnen stemmen.

    Het strategisch referentiekader voor de planning rond compostering en vergistingwordt gevormd door enerzijds het Afvalstoffenplan 1991-1995, dat bij wijze vanovergangsmaatregel is verlengd tot eind 1996 en door anderzijds het MINA-plan 2waar in actie 48 is opgenomen dat een Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen1997-2001 moet worden opgemaakt en uitgevoerd.

    Het Afvalstoffendecreet bepaalt dat voor specifieke categorien van afvalstoffensectorale uitvoeringsplannen kunnen worden opgesteld, die het uitvoerend kadervormen. Op 6 april 1995 heeft de Vlaamse regering het Uitvoeringsplan GFT- engroenafval vastgesteld, dat ten minste gold tot eind 1997 en blijft gelden zolang hetniet vervangen wordt door een ander plan.

    Het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval is bedoeld als een voortschrijdendmeerjarenplan, dat zowel voor de OVAM als voor de gemeenten, intercommunalesen priv-initiatieven als leidraad dient voor een doeltreffende aanpak van hetorganisch-biologisch gedeelte van het huishoudelijk afval. Het ondersteunt eenoptimale en rationele uitbouw van zowel maatregelen ter bevordering vanpreventie en hergebruik, als acties rond selectieve inzameling, verwerking, afzet enverwijdering.

    Een aantal bepalingen uit het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval zijn in hetUitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 geactualiseerd en/ofaangevuld.

    Op 19 december 1997 is het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 vastgesteld door de Vlaamse regering. Het geeft de beslissingen en actiesaan die alle betrokkenen (beleidsmakers en uitvoerders) gedurende deplanperiode moeten uitvoeren. Het plan streeft het inzetten van de optimale mixvan instrumenten na in de vorm van onder meer sensibilisering, juridische enfinancile maatregelen. De acties ondersteunen en versterken elkaar en dienenals een totaalpakket van maatregelen resultaatgericht te worden uitgevoerd.

    Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 behandelt de preventie,recuperatie en verwijdering van huishoudelijk afval. Om preventie en recuperatiesterk te stimuleren zijn, in vergelijking met de vorige planperiode, scherperetaakstellingen opgenomen en worden nieuwe acties en instrumenten voorgesteld.Bij de verwijdering gaat de voorkeur, conform de verwerkingshirarchie, uit naarhet verbranden met energieterugwinning (thermische valorisatie). Het planbeschouwt storten als de laatste mogelijkheid en stelt voor de stortcapaciteit tebeperken.

    1 Aanleiding

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 3

    Actie 47 van het MINA-plan 2 vermeldt de opmaak en de uitvoering van eenUitvoeringsplan Organisch Afval 1998-2001. Dit uitvoeringsplan moet hetUitvoeringsplan GFT- en groenafval vervangen, maar het moet ook uitgebreidworden met het organisch bedrijfsafval. Over de verwerking van organisch afval isin het MINA-plan 2 het volgende opgenomen :

    De ontwikkeling van de verwerkingscapaciteit loopt parallel met de ontwikkelingvan het aanbod GFT- en groenafval uit de gescheiden inzameling. Dedoelstellingen voor inzameling worden nog verscherpt. De afstemming met hetthuiscomposteren wordt daarbij versterkt. Speciale aandacht gaat naar eengegarandeerde kwaliteit en naar de promotie van de geproduceerde compost omeen vaste positie op de afzetmarkt van bodemverbeterende middelen teverwerven. Om het storten van organisch afval verder te verminderen moet eraanvullend beleid komen voor organisch bedrijfsafval (vooral van grootkeukens,veilingafval, agrarisch afval en afval van de voedingsindustrie) waarvoor geendirecte afzetmogelijkheden als secundaire grondstof voorhanden zijn.

    Met dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is concrete invulling gegevenaan actie 47 en is de planningsperiode verschoven van 1998-2001 naar 2000-2003. Deze verschuiving in de tijd maakte enerzijds een breed overleg met debetrokken doelgroepen mogelijk en liet anderzijds toe een afstemming te krijgenmet het mestbeleid.

    Voor alle duidelijkheid wordt het voorliggende plan gedoopt als UitvoeringsplanOrganisch-Biologisch Afval. Dit om aan te geven dat de organisch-biologischeafvalstoffen in dit plan behandeld worden. In de tekst zal voor de eenvoud echtermeestal gesproken worden van organisch afval. De exacte afbakening van de tebehandelen afvalstoffen is in 5.1 opgenomen.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 4

    Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval bestaat uit de volgende delen :

    1. Inleiding2. Analyse3. Doelstellingen en programmering4. Effecten van de programmering

    In deel 1 wordt de aanleiding, opbouw en het juridisch kader voor hetUitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval gegeven. Enkele algemenebeginselen en uitgangspunten voor het te ontwikkelen beleid zijn opgenomen.Strikt is afgelijnd welke afvalstoffen en welke toepassingsmogelijkheden in hetUitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval worden behandeld.

    Deel 2 bevat een evolutie van de periode 1994-1998 voor GFT- en groenafval eneen situatieschets van 1997 voor de organische bedrijfsafvalstoffen. Inzakepreventie, recuperatie en het gebruikte instrumentarium zijn de bereikte resultatenvoor GFT- en groenafval getoetst aan de doelstellingen van het UitvoeringsplanGFT- en groenafval en de beleidsvoornemens van het UitvoeringsplanHuishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001. De analyse brengt de knelpunten in beeld.

    Deel 3 omvat de gewenste strategie met daaraan gekoppeld de eigenlijkeprogrammering. Doelstellingen zijn opgenomen voor preventie en recuperatie.Voor de verwerking van GFT- en groenafval is een programmering van decapaciteit opgesteld.

    Om de programmering uit te voeren en de knelpunten op te lossen, zijn er actiesuitgewerkt om de doelstellingen te concretiseren. Per actie is vermeld wie deinitiatiefnemer is en wie de betrokkenen zijn. De initiatiefnemer is eenoverheidsinstelling die zoveel mogelijk zelfstandig het initiatief tot de uitvoeringneemt. Daarbij hoort de zorg voor cordinatie, zo nodig een nadere uitwerking, hetsamenbrengen van de betrokkenen, de financile afwikkeling en de bewaking vanhet rapporteren over de voortgang. De initiatiefnemer blijft het eersteaanspreekpunt. Met betrokkenen zijn bedoeld : de door de initiatiefnemer bijvoorkeur te betrekken belanghebbenden. Dit kunnen zowel overheden als priv-organisaties zijn. Ze kunnen onder meer als (mede)financierder, (mede)uitvoerderof adviesverlener bij de actie of het initiatief fungeren. De lijst van betrokkenen isniet limitatief.

    Deel 4 geeft de consequenties weer van de programmering. Het gaat in op deinternationale aspecten, de kosten en financiering van het beleid, de sociaal-economische gevolgen en de milieuaspecten.

    2 Opbouw

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 5

    3.1 Totstandkoming

    En van de taken van de OVAM is het ontwerpen van sectorale uitvoeringsplannenter uitvoering van het geldende milieubeleidsplan (artikel 35, ¤ 1 van hetAfvalstoffendecreet).

    De procedure voor de totstandkoming van uitvoeringsplannen is opgenomen in deartikelen 35 en 36 van het decreet van 2 juli 1981, gewijzigd bij decreet van20ÊaprilÊ1994.

    In 1998 is een externe stuurgroep opgericht om de opbouw en totstandkoming vanhet Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval te volgen. In deze externestuurgroep zetelen de belangrijkste betrokkenen, met vertegenwoordigers vanVVSG, VVP, Ministerie van Middenstand en Landbouw (DG4 en DG5), de ALT,VLM, VLAR, Boerenbond, ABS, Fevia (federatie van de voedingsnijverheid), Fedis(federatie van de distributiesector), Febem (Federatie van Bedrijven voorMilieubeheer), MiNa-Raad en Serv. De externe stuurgroep heeft viermaalvergaderd rond de voorbereidende teksten voor het ontwerp UitvoeringsplanOrganisch-Biologisch Afval. Met het doel tot een constructieve samenwerking tekomen, werd gepoogd rekening te houden met de inbreng van de leden van deexterne stuurgroep.

    Op basis hiervan is in 1999 het Ontwerp Uitvoeringsplan Organisch-BiologischAfval 1999-2003 vastgesteld. Dit ontwerp is bij uittreksel bekendgemaakt in hetBelgisch Staatsblad van 30Êmaart 1999 en heeft voor een termijn van tweemaanden, van 31ÊmaartÊ1999 tot en met 30 mei 1999, ter inzage gelegen bij degemeenten en bij de OVAM. Gedurende deze termijn kon iedereen bezwaren ofopmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van de OVAM (art. 36, ¤ 2 van hetAfvalstoffendecreet).

    Tegelijkertijd met de bekendmaking is het ontwerp voor advies bezorgd aan deMilieu- en Natuurraad van Vlaanderen (MiNa-Raad) en de Sociaal-EconomischeRaad van Vlaanderen (SERV). Zij brachten een met redenen omkleed advies uitbinnen een vervaltermijn van twee maanden na ontvangst van het ontwerp. Deadviezen van de MiNa-Raad en de SERV zijn niet bindend (art. 36, ¤ 3).

    Tijdens de procedure zijn 57 reacties ontvangen onder meer van provincies,intercommunales, gemeenten, belangenorganisaties, bedrijven, milieu-organisatiesen burgers.

    Het resultaat van de schriftelijke inspraakreacties en de uitgebrachte adviezen isopgenomen in een Verslag inspraak- en adviesreacties. Dit verslag werd op15Êseptember 1999 toegelicht aan de externe stuurgroep.

    Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval wordt vastgesteld door deVlaamse Regering. Hierbij is rekening met de gegeven adviezen en met deingediende bezwaren of opmerkingen.

    Het vastgestelde Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval wordt samen met hetVerslag inspraak- en adviesreacties bij uittreksel bekendgemaakt in het BelgischStaatsblad. Daarna ligt het plan ter inzage bij de OVAM, de provincies en degemeenten (art. 36, ¤ 5).

    3 Juridisch kader

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 6

    3.2 Status

    Dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval bevat concrete projecten en actiesin verband met preventie, recuperatie en verwijdering van organisch afval, conformart. 35, ¤ 2 van het Afvalstoffendecreet.

    Het opmaken en uitvoeren van een Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval isopgenomen in het MINA-plan 2 en in het Uitvoeringsplan HuishoudelijkeAfvalstoffen 1997-2001. Het vervangt het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval entegelijk wordt het uitgebreid met organisch bedrijfsafval. Om het verwijderen vanorganisch afval verder te verminderen worden de doelstellingen voor preventie,selectieve inzameling en verwerking van GFT- en groenafval verscherpt en is eraanvullend beleid voor organisch bedrijfsafval (vooral van grootkeukens,veilingafval, agrarisch afval en afval van de voedingsindustrie) waarvoor geendirecte afzetmogelijkheden als secundaire grondstof voorhanden zijn. Het vormthet kader waarbinnen de overheid de komende vijf jaar haar afvalstoffenbeleiduitvoert. Tweejaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering.

    Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval geldt voor de administratieveoverheden van het Vlaamse Gewest, de provincies, de intercommunales, degemeenten en de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijnmet taken van openbaar nut inzake het milieubeleid (artikel 36, ¤ 6 van hetAfvalstoffendecreet). De bepalingen zijn bindend voor deze actoren. Er kanslechts van worden afgeweken bij beslissing van de Vlaamse regering, wanneerdaar gewichtige redenen voor zijn en een behoorlijke motivering wordtaangebracht. Bepalingen van het plan die strijdig zijn met een gewestelijk plan vanlatere datum met verordenende of verbindende kracht, verliezen hun geldigheid(artikel 36, ¤ 7 van het Afvalstoffendecreet).

    De bepalingen van het Uitvoeringsplan GFT- en groenafval zijn overgenomen doorhet Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 en aangevuld metnieuwe evoluties. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval zet zowel hetUitvoeringsplan GFT- en groenafval als het Uitvoeringsplan HuishoudelijkeAfvalstoffen 1997-2001 verder.

    Dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval vervangt het Uitvoeringsplan GFT-en groenafval. Dit laatste wordt dus opgeheven.

    De principes uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 blijvenbehouden. De bepalingen rond GFT-, groenafval en organisch bedrijfsafvalworden in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval verder uitgewerkt, voorzover er nieuw en aanvullend beleid is. Indien bepalingen van het UitvoeringsplanHuishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 vervangen moeten worden, staat ditduidelijk vermeld in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval.

    Indien door nieuwe ontwikkelingen in het afvalveld nieuwe, nog op te stellenUitvoeringsplannen weer een stap verder gaan inzake doelstellingen, dan vervallende bepalingen uit dit plan, volgens het principe dat een latere wet een vroegereopheft (Ôlex posterior derogat prioriÕ).

    Lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht een plan op te stellen inzake hetbeheer van afvalstoffen op grond van Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bijRichtlijn 91/456/EEG. Met dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval voldoetBelgi voor het Vlaamse Gewest aan deze verplichting voor het beheer van

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 7

    organisch afval. Het Uitvoeringsplan vormt het toetsingskader voor het beleid tenaanzien van de import en export van afvalstoffen.

    3.3 Functie en taken

    Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is het beleidskader voor allebetrokken partijen. De taken van de betrokken partijen zijn opgenomen in hetAfvalstoffendecreet :

    − De taken voor de OVAM staan opgenomen in de artikels 39 tot en met 44.− De rol van de provincies is afgebakend in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke

    Afvalstoffen 1997-2001.− De taken van de gemeenten staan opgenomen in artikels 15 en 16 van het

    Afvalstoffendecreet en betreffen de zorgplicht voor de inzameling.− In artikel 16, ¤ 5 van het Afvalstoffendecreet is vastgesteld dat wanneer een

    gemeente de door dit Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval opgelegdeverplichtingen niet nakomt binnen de door de Vlaamse regering bepaaldetermijn en hierdoor het algemeen belang schaadt, de Vlaamse regering naingebrekestelling bij een met redenen omkleed besluit, in de plaats kantreden van de gemeente in kwestie voor de uitvoering van alle maatregelendie nodig zijn om de voorvermelde verplichtingen na te komen. HetVlaamse gewest kan de kosten van de bedoelde maatregelen verhalen opde gemeente.

    − De taken van de Vlaamse Milieuholding (VMH) staan opgenomen inartikelsÊ8 en 43 van het Afvalstoffendecreet en zijn er onder andere opgericht om, wanneer voor de uitvoering van het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval dit nodig is, de doelstellingen van het afvalstoffenbeleidzoals bedoeld in artikel 5 van het Afvalstoffendecreet en vorm gegeven in ditUitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval mee te verwezenlijken.

    Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval is hiermee het kader waarbinnende opgelegde taken uit het Afvalstoffendecreet voor zowel de OVAM, deprovincies, de intercommunales/gemeenten, de priv-sector en de VMH wordenuitgevoerd.

    3.4 Geldigheidsduur

    Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval blijft ten minste gelden tot eind2003 en blijft gelden zolang het niet vervangen wordt door een ander plan (artikel36, ¤ 6).

    Een vervanging kan zich opdringen wanneer de doelstellingen en/of de concreteuitvoering moeten worden herzien door gewijzigde omstandigheden.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 8

    Het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval respecteert debeginselen van het milieubeleid, zoals vastgelegd in het ÒDecreet houdendealgemene bepalingen inzake milieubeleidÓ, namelijk :

    − VoorkomingsbeginselHet voorkomingsbeginsel of het beginsel van preventief handelen betekentdat milieuschade dient te worden voorkomen. Een kraan dichtdraaien isveel efficinter dan de meest gesofistikeerde vorm van dweilen.

    − VoorzorgsbeginselPreventief beleid wint veel aan slagkracht door het voorzorgsbeginsel. Hethoudt in dat men niet wacht op een wetenschappelijke consensus over hetoorzakelijke verband tussen verontreiniging en effecten om een mogelijkprobleem aan te pakken. Ernstige aanwijzingen moeten voldoende zijn omtot actie over te gaan.

    − Voorkeur voor brongerichte maatregelenDoor brongerichte maatregelen wordt het probleem aangepakt waar hetontstaat, namelijk aan de bron.

    − Stand-still-beginselDit beginsel houdt in dat minimaal de bestaande kwaliteit behouden blijft.

    − Beginsel Ò de vervuiler betaaltÓWie schade of verstoring veroorzaakt, moet ook instaan voor de (kosten vande) opruiming of voor de hersteloperatie. De toepassing van het beginselmag er echter niet toe leiden dat elke betaalbare vervuiling toelaatbaar is.

    Het afvalstoffenbeleid in het algemeen heeft tot doel de gezondheid van mens enmilieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspillingvan grondstoffen en energie tegen te gaan door :

    − In de eerste plaats de productie van afvalstoffen te voorkomen of teverminderen en de schadelijkheid van de afvalstoffen te voorkomen ofzoveel mogelijk te beperken.

    − In de tweede plaats de nuttige toepassing van afvalstoffen te bevorderen.− Ten slotte de verwijdering te organiseren van die afvalstoffen die niet

    kunnen worden voorkomen of nuttig kunnen worden toegepast.

    De eerste twee punten vormen ook de uitgangspunten voor het UitvoeringsplanOrganisch-Biologisch Afval. Met betrekking tot de verwijdering wordt verwezennaar het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001.

    Het voorgestelde beleid in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval gaat uitvan een aantal principes, specifiek voor organisch-biologische afvalstoffen :

    − Ladder van LansinkHet uitgangspunt van een optimaal integraal ketenbeheer (IKB) in relatie totafvalstoffen werd verwoord in de motie van Lansink (Ndl, 1979) en staat nubekend als de ladder van Lansink.

    − ÒDilution is NOT the solution for pollutionÓZowel bij het ontstaan als bij de verwerking van organisch-biologischeafvalstoffen moet er zorg voor worden gedragen dat er geen verdunning kanworden toegepast.

    − Afwenteling naar andere milieucompartimenten tegengaanAfvalstoffenproblemen kunnen niet worden opgelost door ze om te vormentot andere milieuproblemen (bijvoorbeeld afvalwater- of luchtprobleem).

    − Sluiten van stofkringlopenIntegraal ketenbeheer is gericht op een besparing van grondstoffen door

    4 Algemene beginselen

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 9

    hergebruik van afvalstoffen, een zuiniger aanwenden van grondstoffen en deinzet van vernieuwbare grondstoffen. Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval legt de nadruk op het volmaken van de kringloop door hetafstemmen van selectieve inzameling, verwerking en afzet.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 10

    5.1 Afbakening afvalstromen

    Zoals in artikel 2 van het Afvalstoffendecreet is opgenomen is een afvalstof elkestof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich teontdoen of zich moet ontdoen. In het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval worden enkel de organisch-biologische afvalstoffen behandeld.

    5.1.1 GFT-afval

    GFT staat voor Groente-, Fruit- en Tuinafval en bestaat uit het gescheideningezamelde organisch deel van het huishoudelijk afval. GFT is eenverzamelnaam. Het omvat in feite het keukenafval en het gedeelte van hettuinafval dat bestaat uit niet houtig, fijn materiaal.

    Als scheidingsregel bij de selectieve inzameling van GFT-afval wordt eenopsomming van composteerbare ten opzichte van niet-composteerbare materialengehanteerd. De lijst van de toegelaten materialen is limitatief : enkel de volledigafbreekbare organische fractie van het huishoudelijk afval komt in aanmerking voorcompostering.

    Het keukenafval bestaat uit volgende composteerbare materialen :aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en fruitresten,eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papierenkoffiefilters, papier van de keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten. Hettuinafval omvat versnipperd snoeihout, haagscheersel, gazonmaaisel, bladeren,onkruid, resten van groente- en siertuin. Verwelkte snijbloemen en kamerplanten,zaagmeel, schaafkrullen en mest van kleine huisdieren mogen eveneens bij hetGFT-afval worden gevoegd.

    Volgende componenten zijn niet composteerbaar en behoren niet tot het GFT :timmerhout, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk afval,wegwerpluiers, aarde, zand, saus, olie, vet, stof uit stofzuiger, as van open haard,houtskool, kunststof, ijzer, metaal, blik, kattenbakvulling, É .

    GFT-afval ontstaat door de normale werking van een particulier huishouden.

    In het kader van een proefproject in de intercommunale Igean wordt eenverruiming van GFT tot GFT+ met wegwerpluiers aangenomen. De Ô+Õ staat voorde niet-recupereerbare papierfractie.

    5.1.2 Groenafval

    Groenafval is het composteerbaar organisch afval dat vrijkomt in tuinen,plantsoenen, parken en langs wegbermen.

    Groenafval omvat snoeihout met een diameter kleiner dan 10 cm, plantenresten,haagscheersel, organisch afval uit parken en plantsoenen, boomstronken, gazon-en wegbermmaaisel. Boomstronken en wegbermmaaisel kunnen slechts in kleinehoeveelheden op de composteringsinstallaties worden aanvaard.

    Groenafval komt vrij bij particulieren, groendiensten en tuinaannemers.

    Uit bovenstaande definiring en omschrijving blijkt dat het tuinafval zowel onder deT-fractie van het GFT valt, als onder het groenafval. Men gaat ervan uit dat het

    5 Afbakening

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 11

    tuinafval in het GFT enkel de fijnere bestanddelen bevat, terwijl het groenafvalonder meer alle composteerbaar organisch afval groepeert dat in tuinen vrijkomt.

    5.1.3 Organische bedrijfsafvalstoffen

    Het zijn afvalstoffen die ontstaan tengevolge van een industrile, ambachtelijke ofwetenschappelijke activiteit en de afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden bijbesluit van de Vlaamse regering (Afvalstoffendecreet art. 3, ¤ 2, 2¡). Ze zijn vanplantaardige of dierlijke oorsprong.

    Het zijn organische stoffen van biologische oorsprong, met name stoffen die vianatuurlijke biologische processen in een korte tijdsspanne kunnen worden omgezettot elementaire chemische bouwstenen.

    De organische stromen die in dit plan worden behandeld, komen van de voedings-en genotmiddelenindustrie, distributiesector, horeca, haven, veilingen, tuinbouw,enz. . Maar ook in de papier-, textiel-, tabakssector, enz. ontstaan organischebedrijfsafvalstoffen.

    Enkel de stromen met een organische stof gehalte dat groter is dan 5 %, wordenopgenomen in het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. De stromen meteen organische stof gehalte dat lager is dan 5 %, bijvoorbeeld bietenaarde enwasaarde, komen niet aan bod. Volgens Vlarea kunnen deze stromen bovendiengebruikt worden als bodem en niet als meststof of bodemverbeterend middel.

    Mest, RWZI-slib, slib van drinkwaterproductie, van de reiniging van riolen, vanseptische putten en vetvangers, bagger- en ruimingspecie en dierlijk afval makengeen deel uit van het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. Inhoofdstuk 3 van het deel analyse zullen wel de raakvlakken tussen mest of slibsenerzijds en organische bedrijfsafvalstoffen anderzijds aan bod komen. Watbetreft houtafval kan gesteld worden dat de verwerkings- en afzetmogelijkhedentotaal verschillend zijn van deze die in het Uitvoeringsplan Organisch-BiologischAfval worden beschouwd. Enkel onbehandeld houtafval (dat wil zeggen zonderverven, lijmen of impregneermiddelen) kan in de composteringseenhedenaangewend worden als structuurmateriaal (cf. actie 24). Voor het andere houtafvalwordt verwezen naar het Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval. Deze problematiekzal in een apart uitvoeringsplan rond houtafval uitgewerkt worden.

    Veelal vinden de organische stromen een afzet in landbouw of veevoeding. Somswordt compostering toegepast. Storten of verbranden (al dan niet metenergierecuperatie) komen echter ook nog voor.

    Het is zeker niet de bedoeling van het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval om alle bestemmingen van deze organische stromen in vraag testellen. In het deel analyse worden de (gekende) stromen, met hun huidigebestemming weergegeven. Enkel indien de toekomstige bestemming problemenkan opleveren, stelt het deel programmering andere bestemmingen voor.

    5.2 Afbakening gebruik

    Zowel het GFT- en groenafval als de organische bedrijfsafvalstoffen, moeten eenof andere bestemming krijgen, al dan niet na verwerking.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 12

    Op het niveau van het huishouden of het bedrijf zijn er vijf mogelijkheden om metdeze afvalstoffen om te gaan. Ze zijn opgesomd in hirarchischeprioriteitenvolgorde.

    1. preventie2. recuperatie2.a verwerking met toepassing in de veevoeding2.b verwerking met toepassing als meststof of als bodemverbeterend middel3. verbranden (bij voorkeur thermische valorisatie)4. storten

    5.2.1 Preventie

    Afvalpreventie duidt in strikte zin op de voorkoming van afval. Voor GFT- engroenafval is dit moeilijk haalbaar. Toch kan een meer ecologische benaderingvan het tuin- en groenbeheer de hoeveelheid groenafval aanzienlijk beperken.Door bijvoorbeeld een aangepaste beplanting of een meer frequent maaien vanhet gazon, waarbij het gazonmaaisel op het gazon achterblijft, kan de hoeveelheidgroenafval aanzienlijk worden beperkt.

    In meer uitgebreide zin wordt onder preventie van GFT- en groenafval verstaan dathet thuis wordt gehouden, niet wordt aangeboden voor ophaling en centraleverwerking en dus wordt gerecupereerd aan de bron.

    Gras en bladeren kunnen rechtstreeks als bodembedekker tussen bomen, struikenen vaste planten worden uitgestrooid, zodat een mulchlaag ontstaat die verderegroei van onkruid belemmert. Snoeihout dient te worden versnipperd vooraleer hetals mulchlaag kan worden aangewend.

    Zowel GFT- als groenafval kunnen thuis worden gecomposteerd, hetzij in eencompostvat of -bak, hetzij op een composthoop.

    In de voedings- en genotmiddelenindustrie vindt preventie ingang door eengerichte procesverbetering en -beheersing. Kwaliteitszorg en ISO-9000 zijn ermaar enkele van de veelgehoorde in opmars zijnde termen. De kans opmislukkingen tijdens het productieproces wordt verkleind, zodat er minderrestproduct ontstaat.

    Recallproducten - dit zijn producten die niet voldoen aan de gestelde eisen, nietgeschikt zijn voor consumptie en bijgevolg niet in de markt worden afgezet -kunnen bij de producent in een zelfde of een ander productieproces wordeningezet. Op deze manier wordt eveneens de afvalstroom verminderd.

    Preventie moet ook op een hoger niveau, namelijk op Vlaams niveau, wordenbekeken, als een vermindering van het aanbod aan organisch afval. Dit is mogelijkdoor de invoer van grondstoffen in Vlaanderen te verminderen en in plaats daarvaneigen grondstoffen of secundaire grondstoffen, die in Vlaanderen aanwezig zijn, tegebruiken.

    5.2.2 Recuperatie

    GFT- en groenafval worden hetzij via haal-, hetzij via brengmethode selectiefingezameld en verwerkt in centrale composteringseenheden.

    Bedrijven zoeken voor hun organische bedrijfsafvalstoffen eerst naarmogelijkheden tot een verwaarding in de markt. Wanneer er geen vraag is naar de

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 13

    afvalstoffen, kijken ze uit naar verwerkingsmogelijkheden waarvoor eenverwerkingsprijs moet worden betaald als Ôsecond bestÕ optie.

    5.2.2.1 Verwerking met toepassing in de veevoeding

    Organische stromen kunnen rechtstreeks of onrechtstreeks, dat wil zeggen naverwerking, in de veevoeding worden toegepast. Ze worden gebruikt omwille vanhun voederwaarde.

    Bij de rechtstreekse vervoedering blijft de stroom onbewerkt en levert delandbouwer of de verwerkende industrie rechtstreeks aan de veehouder. Het gaatvooral om stromen van de Ôeerste generatieÕ, zoals draf, aardappelstoomschillen,bietenpulp en zetmeelproducten, die in grote hoeveelheden vrijkomen en constantvan kwaliteit zijn. De rechtstreekse vervoedering vindt voornamelijk toepassing inde rundveesector.

    Bij toepassing na voorbehandeling ondergaat het organisch materiaal eerst eenverwerking om een geschikt voeder in enkelvoudige of gemengde vorm teverkrijgen.

    Belangrijk is de aard van de stroom waar men van uitgaat. Vaak gaat het immersom gemengd organisch afval, zoals keukenafval (ÔswillÕ). Een bijkomendedimensie is het onderscheid dierlijk versus plantaardig afval. Voor afval vandierlijke oorsprong gelden specifieke verwerkingsnormen.

    Enkelvoudige stromen en behandeld keukenafval worden gebruikt als brijvoeder incombinatie met traditionele mengvoeders, waarbij men tracht te komen tot deoptimale voedersamenstelling en -kwaliteit.

    5.2.2.2 Verwerking met toepassing als meststof of bodemverbeterend middel

    Organische stromen kunnen rechtstreeks of na voorbehandeling toegepast wordenop de bodem als meststof of bodemverbeterend middel. Vlarea vermeldt dan ookÔhet gebruik in of als meststof, of bodemverbeterend middelÕ. De stoffen wordenaangewend omwille van hun landbouwkundige waarde. Er moet dus een positiefeffect zijn op bijvoorbeeld plantengroei of bodemkwaliteit.

    Rechtstreekse toepassing betekent dat er geen verwerking van de organischestroom gebeurt. Wel kan er een fysische bewerking zijn, zoals verkleinen. Na hetuitspreiden kan/moet de toegediende organische stroom worden ondergewerkt.

    Bij toepassing na voorbehandeling wordt de organische stroom eerst verwerkt ineen daartoe gespecialiseerde inrichting. Voorbeelden zijn het verwerken vanorganische stromen in meststoffen of bodemverbeterende middelen en hetcomposteren of vergisten van organisch afval. Hier worden dus de eindproductenvan de verwerking toegepast op de bodem.

    5.2.3 Verbranden en storten

    Op de laagste trappen van de Ôladder van LansinkÕ staan respectievelijkverbranden en storten.

    Ondanks alle acties rond preventie en selectieve inzameling van GFT- engroenafval wordt nog steeds een beperkt deel verbrand of gestort.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 14

    Voor een deel van de organische bedrijfsafvalstoffen zijn verbranden en stortennog de belangrijkste bestemmingen. De voorkeur dient uit te gaan naar dethermische valorisatie van de afvalstoffen.

    Het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval richt zich voornamelijk op dezeafvalstoffen, waarvoor tot op heden blijkbaar nog geen alternatieve bestemming isgevonden.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 15

    Deel II Analyse

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 16

    1.1 Inleiding

    Voor GFT- en groenafval is voortgebouwd op het Uitvoeringsplan GFT- engroenafval. In wat volgt zijn telkens een evolutie, een evaluatie en een opsommingvan de knelpunten weergegeven. De evolutie start in 1994 en loopt tot en met1998. Voor 1999 zijn gegevens en cijfers opgenomen voor zover ze gekend zijnop het moment van het schrijven van het Uitvoeringsplan Organisch-BiologischAfval. Op het einde van dit hoofdstuk wordt een synthese van de belangrijksteknelpunten gemaakt.

    1.2 Preventie

    Afvalpreventie duidt in strikte zin op de voorkoming van afval. Voor organisch afvalis dit moeilijk haalbaar. Toch kan een meer ecologische benadering van het tuin-en groenbeheer de hoeveelheid groenafval aanzienlijk beperken.

    In meer uitgebreide zin houdt preventie van afval in dat het afval thuis wordtgehouden, niet wordt aangeboden voor ophaling en centrale verwerking en duswordt gerecupereerd aan de bron (korte kringloop).

    In het voorliggende Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval komen beideaspecten van preventie aan bod.

    Verder kan preventie ook gezien worden als een substitutie van ingevoerdegrondstoffen door eigen grondstoffen of secundaire grondstoffen, op een voor hetmilieu en de economie verantwoorde wijze. Hierop zal in het onderdeelprogrammering worden ingegaan.

    1.2.1 Algemeen

    1.2.1.1 Evolutie

    Sinds 1994 voert de OVAM jaarlijks een multimediale campagne rond het themaÔComposteren : doe ik het zelf of laat ik het doen?Õ. In Tabel 1 is opgenomen opwelke manier de campagne tussen 1994 en 1998 werd gevoerd.

    1.2.1.2 Knelpunten

    − De sensibiliseringscampagnes moeten regelmatig worden vernieuwd om deaandacht levendig te houden.

    − Bij het uitlenen van de infostand aan gemeenten of intercommunales vormthet vervoer vaak nog een struikelblok.

    − Het didactisch materiaal voor het onderwijs is te beperkt. Specifiekedoelgroepen, zoals tuinbouwonderwijs, komen niet aan hun trekken.

    − De infovoordrachten zijn een krachtig, maar relatief duur instrument(gemiddeld 250 BEF per deelnemer).

    − Het gelijktijdig promoten van preventie en selectieve inzameling gaat vaakten koste van een van beide.

    1 GFT- en groenafval

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 17

    Tabel 1. Multimediale campagne ÔComposteren : doe ik het zelf of laat ik het doen?Õ : evolutie 1994-1998.

    1994 1995 1996 1997 1998CampagnemateriaalPublieksbrochure X X X X Xleaflet met scheidingsregels X X X aangevuld met tips XPoster X X X X XInfostand 38 uitleningen 39 uitleningen 52 uitleningen X XVideo X X X X Xuitgebreide brochure X X X X Xinfovoordrachten rondcomposteren

    X 60 voordrachten 63 voordrachten 57 voordrachten 52Êvoordrachten

    Mediaadvertentie in kranten 3 x in alle Vlaamse

    krantenX aangepast met tips +

    bekend maken vancompostmeesters

    gericht op het lerenkennen en het contact

    opnemen met deplaatselijke

    compostmeestersAffiches 4 m2 20 m2

    televisieprogramma ÔOm de tuinÕ X X XTelevisiespot regionale zenders BRTN-televisiezenders regionale zenders

    (aangepast en aangevuldmet regionale activiteiten)

    Radiospot BRTN-radiozenders Xweekend van de compostmeester Xinformatie gemeenten enintercommunalesSensibiliseringshandleidingcomposteren

    X X X

    provinciale studienamiddagen XMailing X

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 18

    1.2.2 Ecologische benadering van het tuin- en groenbeheer

    1.2.2.1 Evolutie

    De kringloopgedachte is ook bij het tuin- en groenbeheer uitermate belangrijk.Samen met de toenemende aandacht voor het milieu in het algemeen komen deecologische aspecten bij het tuinieren, tuinonderhoud en aanleg van groen meer inde aandacht. Door onder meer een aangepast gazonbeheer, het gebruik vanbodemeigen beplantingen, het aanpassen van de (eventuele) bemesting en hettoepassen van de kringloopgedachte wordt in strikte zin aan afvalpreventiegedaan. Een kwantificatie van de preventie is echter niet mogelijk.

    1.2.2.2 Knelpunten

    − De ecologische benadering vindt meer en meer ingang, maar dient nogintens te worden gepromoot.

    1.2.3 Gebruik van eigen tuinafval en van snoeihout

    1.2.3.1 Evolutie

    Gras en bladeren kunnen rechtstreeks als bodembedekker tussen bomen, struikenen vaste planten worden uitgestrooid, zodat een mulchlaag ontstaat die verderegroei van onkruid belemmert. Snoeihout dient, vooraleer het als mulchlaag kanworden aangewend, eerst te worden versnipperd.

    Bij tuinafval, zoals gras en bladeren, moet het tuinafval afkomstig zijn van de eigentuin en daar rechtstreeks opnieuw worden gebruikt. Voor snoeihout geldt echterdat het via derden mag worden verhakseld, vooraleer het in de tuin wordtaangewend. Het snoeihout hoeft bijgevolg niet afkomstig te zijn uit de eigen tuin.

    Nagenoeg alle gemeenten in Vlaanderen kunnen beschikken over een eigen ofintercommunale hakselaar of verkleiner. Sommige gemeenten versnipperen hetsnoeihout op aanvraag huis-aan-huis, terwijl andere gemeenten de voorkeur gevenaan verhakselen op een centrale plaats zoals het containerpark of decomposteringsinrichting. Het gehakselde snoeihout wordt, al dan niet gratis, weerter beschikking gesteld aan de inwoners van de gemeente. Gemeentelijkegroendiensten, maar ook tuinaanleggers, wenden meer en meer het eigensnoeihout na verhakselen aan voor eigen gebruik.

    Een kwantificering van de hoeveelheid tuinafval die op deze manier wordt gebruikt,is uiteraard niet te maken.

    De hoeveelheid snoeihout die na verhakselen weer bij de bevolking of degemeente terechtkomt, wordt geraamd op 12 kg per inwoner voor 1997 (1). In1993 werd deze hoeveelheid nog op 20 kg per inwoner geschat. Een verklaringvoor deze daling is moeilijk te vinden.

    Het gebruik van verhakseld snoeihout is goed gekend, maar wordt nog nietvoldoende (en blijkbaar minder dan vroeger) toegepast. Het rechtstreekse gebruikvan gras en bladeren ondervindt meer weerstand en de goede eigenschappen alsbodembedekker zijn onvoldoende bekend bij de bevolking.

    Openbare diensten kunnen een voorbeeldfunctie uitoefenen.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 19

    Een enqute-onderzoek in West-Vlaanderen (2) leert dat gemiddeld een vijfde vande bevolking versnipperd snoeihout gebruikt. Meestal is het snoeihout afkomstiguit eigen tuin.

    De totale hoeveelheid organisch afval die door preventie niet voor ophaling ofcentrale verwerking wordt aangeboden is berekend in 1.2.6.3.

    1.2.3.2 Knelpunten

    − Indien het snoeihout wordt verhakseld en rechtstreeks gebruikt, blijft het wegvan de groencomposteringsinrichtingen, terwijl deze juist veelstructuurmateriaal nodig hebben om het overige groenafval (fijner tuinafval)te kunnen composteren.

    1.2.4 Thuiscomposteren

    1.2.4.1 Evolutie

    Bij de amateur-tuinier, en dan vooral in de ecologische sector, is hetthuiscomposteren al jaren goed ingeburgerd. Dankzij de jaarlijkse informatieactiesvan de OVAM sinds 1994 en lokale sensibiliseringscampagnes van gemeenten enintercommunales, breidt het thuiscomposteren verder uit. Hierna volgt de evolutievan enkele kwantificeerbare parameters die betrekking hebben opthuiscomposteren.

    a Compostvaten

    Een belangrijk instrument zijn de compostvaten geweest, die de OVAM door hetsubsidiringsbesluit (3) in de periode 1994-1995 met 60 % subsidieerde en in deperiode 1996-1998 met 40 %, op een maximaal aankoopbedrag van 1.200ÊBEF(excl. BTW) per compostvat. Boven op deze subsidie gaven een aantalgemeenten nog een extra subsidie.

    Hoewel het moeilijk statistisch is te bewijzen, blijkt toch dat gemeenten met eenprijs beneden 750ÊBEF/vat relatief veel compostvaten kunnen verkopen. In eenaantal gemeenten ontstond zelfs een wachtlijst.

    In totaal zijn er subsidies aangevraagd voor 230.000 compostvaten. Eind 1997 zijnmeer dan 180.000 compostvaten ter beschikking van de bevolking. Dat wil zeggendat bijna een half miljoen inwoners of ongeveer 8 % van de bevolking inVlaanderen door middel van een compostvat kan thuiscomposteren.

    De verkoop van compostvaten kan uiteraard geen maat zijn voor hetthuiscomposteren. Voor compostvaten bestaan tal van alternatieven :composthoop, compostbak of wormenbak. In 1.2.6.2 wordt een analyse gemaaktvan alle manieren van thuiscomposteren.

    b Compostmeesters

    Sinds 1995 organiseert de OVAM, in samenwerking met Comit Jean-Pain,opleidingen voor compostmeesters. Compostmeesters vervullen een belangrijketaak in de begeleiding van de individuele burgers bij het thuiscomposteren.

    De eerste compostmeesters studeerden af in de gemeente Dilbeek. Een oproepaan de overige gemeenten leidde tot de start van ongeveer 15 opleidingen voorcompostmeesters, die afstudeerden in het voorjaar van 1996. Naar aanleiding van

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 20

    het afstuderen van de eerste 100 compostmeesters werden de diplomaÕs uitgereikttijdens een persconferentie, die ruime persaandacht (zelfs een bijdrage in hetVTM-nieuws) kreeg. In 1996 gingen opnieuw 18 groepen met de opleiding voorcompostmeester van start, in 1997 nog eens 40 en in 1998 opnieuw 30 groepen.Eind 1997 telde Vlaanderen ongeveer 1.500 gediplomeerde compostmeestersofwel 25Êcompostmeesters op 100.000Êinwoners.

    Op 13 en 14 juni 1998 werd het eerste compostweekend georganiseerd, met alsdoel :

    − de compostmeesters beter bekend te maken bij het grote publiek− gemeenten en/of intercommunales waar opleidingen tot compostmeester

    zijn georganiseerd, aan te zetten tot actie− het composteren nog eens extra onder de aandacht te brengen− de kringloopgedachte te promoten door het openstellen van de tuinen van

    compostmeesters

    Op 12 en 13 juni 1999 werd deze activiteit herhaald.

    Tijdens het 1ste weekend werden ruim 100 activiteiten georganiseerd, verspreidover 60 gemeenten. In het 2de weekend waren er reeds 140 acties gepland inbijna 70 gemeenten.

    Er wordt vanuit gegaan dat op intercommunaal niveau n actievecompostmeester op 2.500 inwoners beschikbaar moet zijn. Rekening houdendmet deze referentie kan worden gesteld dat in een aantal intercommunales nog(aanvullende) opleidingen tot compostmeester nodig zijn.

    In de gebieden Interza, IVRO, Knokke-Heist en Voeren zijn er geencompostmeesters. Enkele gemeenten van de regioÕs IVIO, IVLA en Havilandhebben voldoende compostmeesters, maar de overige gemeenten hebben ergeen. De intercommunale Interleuven heeft te weinig compostmeesters om dehele bevolking te bedienen. De betrokken intercommunales moeten wordenaangespoord om compostmeesters op te leiden en te blijven begeleiden.

    c Compostpaviljoen

    In de gemeente Dilbeek is in het kader van een afvalvoorkomingsproject in hetnajaar van 1995 een compostpaviljoen geopend. De bedoeling is de bewonersvan een hoogbouwwijk een alternatief te bieden voor het GFT-afval.Thuiscomposteren is in appartementsgebouwen doorgaans moeilijk realiseerbaaromwille van plaatsgebrek en geurhinder.

    In het najaar van 1996 is de OVAM gestart met een evaluatie-onderzoek (4 5),waarbij onder andere specifiek de samenstelling van het huisvuil van dehoogbouwwijk werd bepaald en de gezinnen van de hoogbouwwijk werdengenquteerd.

    Uit het sorteeranalyse-onderzoek komt duidelijk naar voor dat hetcompostpaviljoen zeer succesvol is voor de reductie van de hoeveelheid organischmateriaal in de huisvuilzak. In de wijk met het compostpaviljoen blijkt nog slechts38 % van de huisvuilzak uit keuken- en tuinafval te bestaan, tegenover 47 % in delandelijke wijken van Dilbeek en 53 % in de stedelijke wijken.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 21

    Het enqute-onderzoek toont aan dat de helft van de inwoners van dehoogbouwwijk gebruik maken van het compostpaviljoen. Ongeveer de helft vangebruikers brengt wekelijks een bezoek aan het compostpaviljoen.

    1.2.4.2 Knelpunten

    − Het campagnemateriaal van de OVAM moet worden vernieuwd engeactualiseerd, enerzijds om de aandacht levendig te houden en anderzijdsom in te spelen op de nieuwe evoluties. Een belangrijk deel van debevolking composteert reeds thuis. Naast het bestendigen van de trend datmeer en meer mensen thuiscomposteren, komt het er nu op aan om :− de hoeveelheid afval die thuis wordt gecomposteerd te vergroten− het afhaken van thuiscomposteerders te vermijden− de kwaliteit van het thuiscomposteren te verbeteren

    − De sensibilisering zal in de toekomst daarop gericht moeten zijn.− De logistieke ondersteuning gebeurt centraal en wordt een te grote belasting

    voor de OVAM.− Levering van een compostvat zonder toebehoren (bijvoorbeeld

    beluchtingsstok), richtlijnen, gebruiksaanwijzing en/of opvolging, vergroot dekans dat beginnende composteerders fout van start gaan en al snel afhaken.

    − Inwoners evenals gemeenten en intercommunales kampen vaak met telange levertijden voor de compostvaten, meestal te wijten aan de procedurevoor subsidiring.

    − Er zijn gevallen bekend van gemeenten/intercommunales die desubsidiring van de compostvaten niet in de kostprijs van de compostvatenaan de burgers doorrekenen.

    − Omwille van het grote aantal opleidingen tot compostmeesters en hetdaarmee samenhangende budget, kan er niet flexibel genoeg wordeningespeeld op vragen van gemeenten en intercommunales die tijdens hetjaar alsnog een opleiding wensen te organiseren.

    − Na de opleiding dienen de compostmeesters blijvend ondersteund te wordendoor gemeente en/of intercommunale, zowel moreel als materieel.

    − Een gunstig gelegen, goed uitgebouwde demonstratieplaats ontbreekt vaak.− Thuiscomposteren wordt te vaak beschouwd als een manier om de

    hoeveelheid afval te reduceren (omwille van de financile prikkel), terwijl hetzou moeten worden gezien als een manier om goede compost teproduceren en te gebruiken, wat de essentile schakel is om de (korte)kringloop te sluiten.

    1.2.5 Andere

    1.2.5.1 Evolutie

    En van de nieuwste (en tegelijk ook oudste) trends op het vlak van preventie is depromotie van het houden van kippen.

    In 1999 is de intercommunale IVVVA gestart met de promotie van kippen alsverwerkers van organisch afval. De intercommunale Regionale Milieuzorg zettegen eind 1999 een actie op touw met kant-en-klare pakketten, legbatterijkippenincluis. De gemeente Lichtervelde heeft in 1999 een kippenproject, namelijk ÒHetgouden afval-eiÓ gelanceerd, met drie gratis kippen per gezin.

    Verder kunnen ook konijnen of ganzen of eenden dienst doen als afvalverwerkers.

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 22

    1.2.5.2 Knelpunten

    − Belangrijk voor deze dieren is uiteraard dat ze, behalve het keuken- entuinafval, dagelijks ook een portie aangepast voeder krijgen, dat zebijzondere zorgen krijgen en een aangepaste huisvesting. Al bij al vragende dieren toch nog meer inzet dan een compostvat of Ðhoop. Daarom moetvoorzichtig met de promotie worden omgesprongen, voor het welzijn van dedieren.

    1.2.6 Evaluatie preventie

    1.2.6.1 Effect OVAM-acties op lagere overheden

    In totaal hebben 9 van de 308 gemeenten medio 1998 nog geen initiatieven rondpreventie van GFT- en groenafval genomen.

    Uit Tabel 1 blijkt dat ongeveer een vijfde van de Vlaamse gemeenten jaarlijksinfovergaderingen rond thuiscomposteren organiseert. De infostand van de OVAMwordt frequent (tot 50 maal per jaar) uitgeleend. Het overige campagnemateriaalblijft eveneens erg in trek.

    De vraag tot opleiding van compostmeesters vanuit gemeenten enintercommunales is enorm. De meeste gemeenten bieden compostvaten aan.

    Geconcludeerd mag worden dat gemeenten en intercommunales zeer goedinspelen op de initiatieven van de OVAM ter promotie van preventie en veelvuldiggebruik maken van het (campagne)materiaal dat de OVAM ter beschikking stelt.

    Toch is een relativerende noot zeker op zijn plaats. Soms denken gemeenten datde compostmeesters de promotie van het thuiscomposteren zullen overnemen.De compostmeesters zijn echter enkel een ÔhulpmiddelÕ in het gemeentelijkafvalvoorkomingsbeleid. De stimulans moet vanuit de gemeenten komen.

    1.2.6.2 Effect preventie-acties op bevolking

    Het doel is uiteraard de bevolking door de talrijke acties aan te sporen om aanpreventie te doen.

    Verspreid over Vlaanderen zijn in een aantal intercommunales en regioÕs enqute-onderzoeken (6 5 2 7) uitgevoerd waarin het gedrag, de houding en de kennis van debevolking over onder andere preventie werden getest.

    In Tabel 2 worden de resultaten van deze onderzoeken weergegeven. Daarbijdienen echter een aantal randbemerkingen te worden geplaatst :

    − In de onderzochte regioÕs is de groep van de grote steden duidelijkondervertegenwoordigd, aangezien in Gent en Antwerpen geenonderzoeken gebeurd zijn. Daarenboven kan algemeen worden gesteld dathoogbouw in een huis-aan-huis enqute-onderzoek steedsondervertegenwoordigd is : bewoners van hoogbouw zijn immers mindermakkelijk te bereiken of staan minder open voor interviews.

    − De onderzochte regioÕs vertonen onderling grote verschillen. Deels is dit tewijten aan het feit dat de onderzoeken gespreid zijn over een periode vantweeÊjaar. De regioÕs die in het begin van de onderzoeksperiode zijnondervraagd, vooral de intercommunale Igemo, waren toen pas gestart metde promotie van het thuiscomposteren. RegioÕs die later werden

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 23

    ondervraagd, hadden meestal al enkele jaren sensibilisering achter de rug.Dit is uiteraard een beperkende factor van de enqute-onderzoeken,namelijk dat ze slechts het beeld van een momentopname kunnen schetsen.Deels ligt de verklaring voor de verschillen ook in de grote variatie ineigenschappen van de regioÕs, namelijk bevolking (mentaliteit,levensstandaard, É), type regio (landelijk, stedelijk, É),sensibiliseringsacties, systeem van selectieve inzameling, retributie voor deverschillende fracties, enz. .

    − De inwoners die aan thuiscomposteren of recuperatie aan de bron doen,zoals voorgesteld in Tabel 2, composteren daarom niet alle organischefracties thuis of recupereren niet alle organische fracties aan de bron. Infeite is er geen link tussen het percentage van de bevolking en dehoeveelheid afval die zij thuiscomposteren of recupereren aan de bron.

    − Onder recuperatie aan de bron wordt onder andere verstaan hetthuiscomposteren, gebruik maken van compostpaviljoen (enkel vantoepassing voor Dilbeek), voederen aan dieren en gebruiken van het afvalals grondbedekker.

    Rekening houdend met bovenstaande kanttekeningen kan gesteld worden datgemiddeld 73 % van de onderzochte Vlaamse bevolking een gedeelte van hetkeuken- en tuinafval recupereert aan de bron en gemiddeld 36 % van de Vlaamsebevolking een gedeelte van het keuken- en tuinafval thuiscomposteert.

    Tabel 2. Recuperatie aan de bron en thuiscomposteren : onderzochte regioÕs enVlaanderen, uitgedrukt in % van de bevolking

    Intercommunale/regio % van de bevolking doet aan

    (met periode van onderzoek) Recuperatie aan debron

    Thuiscomposteren

    Regionale Milieuzorg (okt. Ð nov. Õ95) 72 35Igemo (okt. Ð nov. Õ95) 61 18Dilbeek (nov. Õ96) 73 60Vlaams-Brabant (sep. Ð nov. Õ96) 76 43Regio Haviland 1 92 48Regio Haviland 2 76 44Incovo 77 50Interleuven 72 36Interrand 79 53Interza 61 29West-Vlaanderen (feb. Ð mei Õ97)IVBO1 71 34IVBO2 74 38IMOG 79 39IVRO 84 36gemiddelde 73 36

    Bron : Enqute-onderzoeken in de vernoemde regioÕs.- regio Haviland 1 : landelijke gemeenten van de intercommunale Haviland

    regio Haviland 2 : stedelijke gemeenten van de intercommunale HavilandIVBO2 : landelijke gemeenten rond stad BruggeIVBO1 : stad Brugge

    - zie randbemerkingen voor interpretatie van de cijfers

    Deze percentages liggen zeer hoog en moeten worden gerelateerd aan dekwantitatieve en kwalitatieve uitvoering van de preventie. De vraag blijft immers inwelke mate door de ÒthuiscomposteerdersÓ aan recuperatie aan de bron enthuiscomposteren wordt gedaan, dat wil zeggen hoeveel afval wordt er voorkomen

  • Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval 24

    (zie ook randbemerkingen). Uit punt 1.2.6.3 blijkt dat door deÒthuiscomposteerdersÓ ongeveer 50 % van hun aanbod aan keuken- en tuinafvalwordt gerecupereerd aan de bron. Het kwalitatieve aspect wordt in punt 1.2.6.6bekeken.

    Uit de enquteonderzoeken (6 5 2 7) komt naar voor dat gemiddeld iets meer dan15Ê% van de thuiscomposteerders in de onderzochte regioÕs een compostvatgebruikt (zie Tabel 3). Rekening houdend met het aantal thuiscomposteerders indeze regioÕs, zijnde 36 % van de bevolking (zie Tabel 2), kan worden afgeleid datiets meer dan 5 % van de bevolking er een compostvat gebruikt voor hetthuiscomposteren. Afgaande op het aantal gesubsidieerde compostvaten (cf.1.2.4.1a) zou echter 8 % van de Vlaamse bevolking eind 1997 over eencompostvat beschikken. Dit verschil wordt mogelijk verklaard doordat een deelvan de compostvatbezitters meerdere compostvaten heeft en dat een deel van decompostvaten niet gebruikt wordt. Het zijn echter slechts benaderendeberekeningswijzen, de nauwkeurigheid is beperkt. Gesteld mag toch worden datmedio 1997 5 tot 8Ê% van de bevolking een gedeelte van zijn keuken- en tuinafvalthuiscomposteert door middel van een compostvat.

    Tabel 3. Methode thuiscomposteren : onderzochte regioÕs en Vlaanderen, uitgedrukt in %van de thuiscomposteerders

    Intercommunale/regio

    Composthoop Compostbak Compostvat Wormenbak Compostpaviljoen

    RegionaleMilieuzorg

    77,0 11,5 11,5

    Igemo 61,6 16,0 22,4Dilbeek 26,5 16,6 39,2 1,7 16,0Vlaams-Brabant 61,1 23,4 15,3 0,2Incovo 54,4 21,1 24,4Interleuven 66,7 28,0 5,3Interrand 57,4 25,5 17,0Interza 58,3 22,3 18,4 1,0regio Haviland 1 64,9 20,5 13,9 0,7regio Haviland 2 67,9 22,9 9,2West-Vlaanderen 63,8 16,9 19,1 0,2IMOG 53,5 18,1 28,4IVBO1 56,4 26,8 16,8IVBO2 69,9 23,9 5,3 0,9IVRO 75,5 11,2 13,3gemiddelde 64,4 20,0 15,2 0,1 0,3

    Bron : Enqute-onderzoeken in de vernoemde regioÕs.regio Havil