veldwerk project nh docenthandleiding
DESCRIPTION
Vakoverstijgend veldwerk in de schoolomgeving met de vakken aardrijkskunde en geschiedenis, met als doel het cultureel erfgoed te benadrukken.TRANSCRIPT
Docenthandleiding Veldwerk 3 VWO
Hoe en waarom heeft de mens de natuur beïnvloed in Haarlemmermeer en het gebied net buiten Haarlemmermeer?
Nouth Maarseveen (ak) Elles Herber (gs) René Ouwerkerk (ak) Aardrijkskunde, deeltijd 3e jaars
1
1 Inleiding Veldwerk De leerlingen gaan vakoverstijgend veldwerk doen in de schoolomgeving. De vakken aardrijkskunde en geschiedenis bundelen hun krachten. Ze gaan op zoek naar cultureel erfgoed in onze naaste omgeving. De veldwerkopdrachten zijn een uitstekende manier om dit erfgoed nader te onderzoeken in onze schoolomgeving. Het veldwerk concentreert zich op twee landschappelijke eenheden: de droogmakerij en de veenpolder. Cognitieve doelen
• Leerlingen kunnen 2 redenen geven waarom er besloten is om een gebied in te polderen.
• Leerlingen kunnen de grondsoort klei onderscheiden van veen door te onderzoeken en te determineren.
• Leerlingen kunnen een verantwoorde grondboring zetten en kennen de regels die hierbij horen.
• Leerlingen kunnen 3 verschillen zien en vervolgens benoemen tussen een veenpolder en een droogmakerij door waarneming in het veld.
• Leerlingen kunnen alle behandelde begrippen uitleggen aan elkaar. • Leerlingen zijn in staat een verband te leggen tussen de bestaansmiddelen in een
gebied en de grondsoort die er voorkomt. • Leerlingen kunnen in een samenvattend verhaal van 200 woorden de geschiedenis
van de drooglegging van de Haarlemmermeer beschrijven. • Leerlingen weten hoe het systeem van een veenpolder en een droogmakerij werkt. • Leerlingen kunnen het proces van vervening beschrijven • Leerlingen zijn in staat een verband te leggen tussen de grondwaterstand in een
gebied en de grondsoort. • Leerlingen kunnen met behulp van een topografische kaart een route afleggen • Leerlingen herkennen ankerpunten en kunnen een relatie leggen tussen de
topografische kaart van nu en die van vroeger.
Affectieve doelen
• Leerlingen kunnen zich voorstellen(inbeelden) hoe vroeger turf gewonnen werd • Leerlingen beseffen dat de plek waar vroeger water was, nu de locatie van hun
school is. • Leerlingen realiseren zich hoe ver de school onder water zou staan als er een
dijkdoorbraak is.
2
Woordweb Droogmakerij
droogmakerij
GS_inpoldering
stoomgemaal
Leeghwater
molengang
bemaling
AK_inpoldering
zeeklei
Akkerbouw
suikerbiet
graan
aardappelen
3
Woordweb Veenpolder
veenpolder
GS_turf
turfwinning
petgaten
legakkers
AK_veen
vervening inklinking
waterstand
Bestaansmiddelen
Recreatie
Grasland
Tuinbouw
4
Hoofdvraag en deelvragen Hoe en waarom heeft de mens de natuur beinvloed in Haarlemmermeer en het gebied net buiten Haarlemmermeer? Dit is de hoofdvraag waar we voor beide landschappelijke eenheden antwoord op willen hebben. Als het goed is, kunnen de leerlingen na het uitvoeren van dit veldwerk een antwoord op deze hoofdvraag formuleren. Iedere veldwerkopdracht is gekoppeld aan een deelvraag. De deelvragen helpen de leerlingen om het antwoord op de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Deelvragen droogmakerij:
1. * Hoe waren de arbeidsomstandigheden in de tijd van de drooglegging? 2. * Hoe werkt het systeem van een droogmakerij? 3. * Wat zijn de nadelen van een droogmakerij? 4. * Op welke manieren is het landschap ingericht? 5. * Welke bestaansmiddelen hadden en hebben de mensen nu in
Haarlemmermeer? 6. * Wat zijn de zichtbare/tastbare kenmerken van de grond in Haarlemmermeer? 7. * Waarom bevindt deze grond zich hier? 8. * Welke rol neemt de grondwaterstand in bij Haarlemmermeer in relatie tot het
landgebruik?
Deelvragen veenpolder:
1. * Hoe waren de arbeidsomstandigheden in de tijd van de veenontginning? 2. * Wat zijn de nadelen van een veenpolder? 3. * Op welke manieren is het landschap ingericht? 4. * Welke bestaansmiddelen hadden en hebben de mensen nu in het gebied net
buiten Haarlemmermeer? 5. * Wat zijn de zichtbare/tastbare kenmerken van de grond in het gebied net
buiten Haarlemmermeer? 6. * Waarom bevindt deze grond zich hier? 7. * Welke rol neemt de grondwaterstand in bij het gebied net buiten
Haarlemmermeer in relatie tot het landgebruik? Werkwijze Er is 1 inleidende les, 1 veldwerkmiddag, en 1 afsluitende les. Er zullen 6 groepen van maximaal 4 leerlingen worden samengesteld. Als docent bepaal je zelf hoe deze groepen worden gevormd. Je kunt de leerlingen zelf groepen laten maken, of een vaste indeling maken. 3 veldwerkgroepen werken met reader V aan het thema Veenpolder 3 veldwerkgroepen werken met reader D aan het thema Droogmakerij 1 docenthandleiding DOCENT Ieder thema bevat een aantal opdrachten en taken die uitgevoerd moeten worden. De opdrachten staan uitvoerig beschreven in deze leerling reader. Deze handleiding biedt tips en handvatten om er een succesvolle lessenserie van te maken.
5
Regels voor het veldwerk
Het veldwerk vindt plaats in de schoolomgeving. Dit betekent dat leerlingen de verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen handelen als groep buiten het schoolterrein. Een paar aandachtspunten om rekening mee te houden als ze veldwerk verrichten staan hieronder opgesomd. Het is raadzaam deze door te nemen voordat de groepen starten. -respect voor de natuur en de bewoners -je bent als groep het visitekaartje van de school, dus gedraag je hier ook naar. -zorg dat iemand zijn of haar schoolpas mee heeft, zodat je kunt aantonen voor welke school je de opdracht doet. -vraag eerst toestemming voordat je landbouwgrond betreed -wees ten alle tijden beleefd tijdens een interview -vraag toestemming voor het maken van foto’s als het hierbij gaat om andersmans eigendom. -verdeel de taken, zodat iedereen een deel van de werkzaamheden op zich neemt. -houd de tijd in de gaten Benodigdheden voor het veldwerk Zorg dat onderstaande materialen klaarliggen per groep. Ook hier geldt dat de groep verantwoordelijk is voor alle spullen. Veldwerkreader
Grondboor
Vuilniszak
5 boterhamzakjes
Lijm
Schaar
Pennen
Kleurpotloden
Fototoestel
Mobiele telefoon
4 Kledingstukken voor tableau vivant
6
Inhoud
1 Inleiding .......................................................................................................................................... 2
2 Introductieles Veldwerk ................................................................................................................ 8
3 Opdracht ‘Topografische Kaart’ .................................................................................................. 9
4 Opdracht ‘Historie’ ...................................................................................................................... 20
5 Opdracht ‘Fotocollage’ ............................................................................................................... 24
a) Fotocollage Droogmakerij ..................................................................................................... 24
b) Fotocollage Veenpolder ......................................................................................................... 25
6 Opdracht ‘Interview’ .................................................................................................................... 26
7 Opdracht ‘Grondboren’ .............................................................................................................. 29
8 Opdracht ‘Meten’ ......................................................................................................................... 31
9 Nabesprekingsles ....................................................................................................................... 33
a) Eindopdracht ‘One-Minute-Movie’ ........................................................................................ 33
b) Einddiscussie........................................................................................................................... 34
10 Beoordelingscriteria ................................................................................................................ 36
11 Lesplanformulier Introductieles ............................................................................................. 40
12 Powerpoint Introductieles ...................................................................................................... 42
7
2 Introductieles Veldwerk
Om deze opdracht uit te kunnen voeren in de klas, zijn 8 materialen nodig. Hieronder staan er meerdere opgenoemd waar u uit kunt kiezen. Het is leuk als er van Haarlemmermeer en het gebied net buiten Haarlemmermeer ongeveer evenveel materialen zijn.
Een bonk klei, een blok veen, een paar laarzen, een suikerbiet, een motorbootje(miniatuur), een tomaat, een meetlat, een schep, molen(miniatuur), NAP bordje, sleutelhanger van het Cruquiusgemaal, foto’s van het gebied.
Als u zelf andere leuke voorwerpen heeft die met een droogmakerij of veenpolder te maken hebben, kunt u de opdracht uitbreiden of de genoemde voorwerpen vervangen.
Laat de leerlingen in groepen langs de voorwerpen lopen, in rotondevorm bijvoorbeeld. Bespreek na 10 minuten de antwoorden van de leerlingen met de hele klas. Vervolgens bespreekt u per voorwerp wat het werkelijk is, en welke functie het heeft. Aan het eind van de bespreking linkt u de voorwerpen enerzijds aan de droogmakerij, en anderzijds aan de veenpolder. U legt uit dat er twee soorten veldwerk verricht zullen worden. En dat de leerlingen of met de veenpoldermaterialen te maken zullen krijgen, of met de materialen die gelinkt zijn aan de droogmakerij.
Op deze manier zijn de leerlingen getriggerd om het veldwerk te gaan starten. Ze hebben nu kennisgemaakt met een aantal kenmerken van het gebied.
Voorwerp Wat denk je dat het is? Waarom laten we dit voorwerp zien?
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
8
3 Opdracht ‘Topografische Kaart’
De 4 delen van de topografische kaart (bijlage 2.) van de schoolomgeving kunt u de groepen aan elkaar laten plakken vlak voordat de leerlingen op pad gaan.
Zodra de kaart aan elkaar geplakt is, kunt u aangeven waar iedere groep naar toe moet fietsen.
Route Droogmakerij
De 3 veldwerkgroepen Droogmakerij moeten een fietsroute krijgen die naar de Ringvaart leidt (grens van Droogmakerij en Veenpolder). Het is raadzaam om deze route eerst zelf te fietsen zodat u van tevoren aan kunt geven hoe ze gaan fietsen. Op deze manier komt u niet voor verrassingen te staan op de veldwerkdag zelf (afgesloten wegen, omleidingen of opbrekingen). Zorg ervoor dat alle drie de groepen dus naar de Ringvaart toe fietsen, maar wel via verschillende routes. Op deze manier blijven de groepen uit elkaars vaarwater
Route Veenpolder
Deze 3 groepen zullen een oversteek moeten maken met de veerpont. Deze veerpont gaat iedere 15 minuten. Kaartje kost 3 euro voor een retour. Dit moet u als docent aan de leerlingen zelf meegeven.
Omdat deze leerlingen verder moeten fietsen dan de andere groepen voor het veldwerk, is het belangrijk dat u deze groepen ook als eerste op weg stuurt. De drie groepen kunnen tegelijk vertrekken. Eenmaal in Aalsmeer aangekomen, kunnen ze ieder hun eigen route volgen. Ook bij deze route is het handig om de route van tevoren te verkennen.
Veerdienst Ringvaart Uiterweg 426 1431 AZ AALSMEER
9
Bijlage 1.1
10
Bijlage 1.2
11
Bijlage 1.3
12
Bijlage 1.4
13
1578 Weinig details, De Haarlemmer Meer is een meer. Haarlem staat aangegeven, Hoofddorp bestond nog niet. Wel een windroos, geen legenda
1876 Geen water meer, veel kleine kavels, smalle lange kavels, een paar hoofdwegen. Hoofddorp staat aangegeven, ziet er heel klein uit 1902
Bijlage 2.1
14
Zelfde beeld in landschap, Hoofddorp is gegroeid, de geniedijk is aangelegd om inwoners te beschermen in geval van oorlog. Heeft nooit dienst kunnen doen
1910 Weinig verandering, wel lichte groei van Hoofddorp..............................………………………………………........……………
Bijlage 2.2
15
1951..Grote kavels, herverkaveling heeft plaatsgevonden, meer bebouwing in de polder te zien.................................................................………………………………………........……
1969 Hoofddorp is flink gegroeid, enorm verschil met vorige kaart…Groei arbeidsplaatsen Schiphol
Bijlage 2.3
16
1981 De huidige vorm van Hoofddorp is goed zichtbaar. Veel gegroeid naar buiten toe, ingezoomde kaart. ....................................................................………………………………………........……………
1988 .Hoofddorp uitgebreid naar Zwaanshoek(westen) toe, vinex-locaties, Haarlemmermeerse Bos is aangelegd......………………………
Bijlage 2.4
17
1993 Nog meer groei en uitbreiding vinex-locaties ten westen, Toolenburgerplas-> recreatiegebied is aangelegd..................................………………………………………........……………
2015 Nog meer uitbreiding Vinex-locaties met Floriande en Sportdorp als laatste nieuwe wijken...............………………………………………........……………
Bijlage 2.5
18
Inrichting Ten westen van de Ringvaart Ten oosten van de Ringvaart
Sloten
Recht toe, recht aan
Chaotisch, ongestructureerd
Wegen Recht toe, recht aan Weinig ontsluitingen
Verkaveling Recht toe, recht aan Niet
Hoogteligging -4 gemiddeld -4 gemiddeld
Bebouwing Veel Weinig
Verhouding water/land
Veel land, omgeven door sloten Veel water, met wat land erom heen
Bijlage 3
19
4 Opdracht ‘Historie’ Deelvraag: Hoe waren de arbeidsomstandigheden in de tijd van de drooglegging/veenontginning?
Om de deelvraag te kunnen beantwoorden, gaan leerlingen zich inleven in een persoon van die tijd. Het gaat immers om SENSATIE! Dit doen ze door te kijken naar prenten over dit onderwerp en daar vragen over te maken. Daarna doen ze een tableau vivant. Een tableau vivant betekent levend standbeeld. Ze moeten dus hun dramatische kant naar boven zien te brengen!
Hieronder vind je vijf afbeeldingen van mensen die aan het werk zijn in Haarlemmermeer en het veengebied net buiten Haarlemmermeer. Kies een afbeelding en beeld het met je groepje uit. Je mag er natuurlijk ook twee (of drie!) combineren. Van het Historisch Museum Haarlemmermeer heeft de leerling van de docent kleding ontvangen die lijkt op kleding uit die tijd. Leerlingen moeten deze kleding gebruiken in het tableau vivant.
Antwoorden op de vragen
LET OP: Veldwerkgroep Droogmakerij: Kijk naar afbeelding 1, 2 en 5
Veldwerkgroep Veenpolder: Kijk naar afbeelding 3 en 4
1. Wat zijn de mannen aan het doen?
………………………………………………………………………………Graven/Veen afsteken….
…………………………………….
2. Hoe denk je dat de mannen zich voelen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………Moe, ……………………………………………………………………………………………………………………………….
3. In welke klasse zou je deze mannen plaatsen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………Arme boeren, Boerenknechten?….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
4. Zou jij dat werk willen doen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………Nee………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
5. Waarom wel/niet?
…………………………………………………………………………………………………………………………………Zwaar en vies werk…………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
20
Je gaat nu een tableau vivant maken (een levend standbeeld). Zoek een afbeelding uit om uit te beelden voor jouw veldwerkthema! Je mag ook 2 of meer afbeeldingen uitbeelden in 1 foto. Let goed op de aandachtspunten.
Aandachtspunten voor een tableau vivant:
• Verdeel de rollen
• Zorg dat je lichaam en gezichtsuitdrukking duidelijk op de foto komen.
• Let op de omgeving, zoek een geschikte plek om de foto te maken.
• Alle groepsgenoten moeten op de foto. Vraag dus iemand anders om een foto van jullie te maken.
• Gebruik de kledingstukken die je bij de materialen hebt meegekregen
1.
21
2.
3.
22
4.
5.
23
5 Opdracht ‘Fotocollage’
a) Fotocollage Droogmakerij
Deelvraag: Hoe werkt het systeem van een droogmakerij?
Om de deelvraag te kunnen beantwoorden moeten er foto’s gemaakt worden van markante verschijningen/objecten in het landschap die te maken hebben met de systematiek van de droogmakerij. De leerlingen hebben enige voorkennis (behalve van het daadwerkelijke systeem) van droogmakerijen door de powerpoint van de vorming van het land die we gegeven hebben.
Aandachtspunten bij deze opdracht
• Smartphone mee met internet • Fotocamera mee (smartphone ook goed) • Fotografeer de verschijningen/objecten met in ieder geval een persoon uit je groepje
op de foto • Thuis een A3 vel, lijm en kleurtjes
VOER DE VOLGENDE TAKEN IN HET VELD UIT MET JE GROEPJE:
A0 Zoek op je kaart het dichtstbijzijnde gemaal op (zie legenda) en markeer deze op je kaart. Fiets vervolgens naar dit punt toe met je groepje.
A1 Fotografeer het gemaal
A2 Fotografeer de dijken die om de polder heen liggen
A3 Fotografeer een afwateringssloot
A4 Fotografeer de ringvaart
A5 Fotografeer de boezem
VOER DE VOLGENDE TAKEN THUIS UIT MET JE GROEPJE:
B0 Je gaat nu je A3 poster maken met je groepje waarbij je de gefotografeerde elementen gebruikt om het systeem van de droogmakerij uit te leggen. Maak gebruik van kleuren, lijm, pijlen, hoogtes en kleine kaders om extra uitleg te geven over het “proces” van inpoldering in de droogmakerij.
LET OP: De poster dient de eerst volgende les ingeleverd door leerlingen ingeleverd te worden. Als dit teveel tijdsdruk oplevert, kan het ook uitgesteld worden. De docent beoordeeld de poster op basis van de kwaliteit van de inhoud en op creativiteit. Dit cijfer wordt meegenomen in het eindcijfer van het eindproduct (one-minute movie)
24
b) Fotocollage Veenpolder
Deelvraag: Op welke manieren is het landschap ingericht in het gebied net buiten Haarlemmermeer?
Om de deelvraag te kunnen beantwoorden moeten er foto’s gemaakt worden van markante verschijningen/objecten in het landschap die iets vertellen over de specifieke inrichting van de veenpolder. De leerlingen hebben enige voorkennis ven veenpolders door de powerpoint van de vorming van het land die we gegeven hebben.
Aandachtspunten bij deze opdracht
• Smartphone mee met internet
• Fotocamera mee (smartphone ook goed)
• Fotografeer de verschijningen/objecten met in ieder geval een persoon uit je groepje op de foto
• Thuis een A3 vel, lijm en kleurtjes
VOER DE VOLGENDE TAKEN IN HET VELD UIT MET JE GROEPJE:
- Fotografeer in ieder geval vijf elementen waarvan jullie denken of weten dat ze kenmerkend zijn voor de inrichting van de veenpolder (Je kan internet hier voor gebruiken ter velde). Denk aan bijvoorbeeld: Waterstanden, natuur, recreatie, veeteelt, tuinbouw
VOER DE VOLGENDE TAKEN THUIS UIT MET JE GROEPJE:
- Je gaat nu je A3 poster maken met je groepje waarbij je de gefotografeerde elementen gebruikt om de zichtbare inrichting uit te leggen. Maak gebruik van kleuren, lijm, pijlen, en kleine kaders (met tekst!) om aan te geven hoe de verschillende elementen met elkaar verbonden zijn. Hoe beïnvloed het een het ander, wat zijn de verbanden?
LET OP: De poster dient de eerst volgende les ingeleverd door leerlingen ingeleverd te worden. Als dit teveel tijdsdruk oplevert, kan het ook uitgesteld worden. De docent beoordeeld de poster op basis van de kwaliteit van de inhoud en op creativiteit. Dit cijfer wordt meegenomen in het eindcijfer van het eindproduct (one-minute movie)
25
6 Opdracht ‘Interview’
Deelvraag: Welke bestaansmiddelen hadden en hebben de mensen nu in dit gebied?
Om de deelvraag te kunnen beantwoorden, gaan jullie een interview afnemen met een boer/bewoner in het gebied dat jullie onderzoeken. Ga op zoek naar een boer/bewoner die verstand heeft van de geschiedenis van dit gebied en stel vragen. Met de vragen moet je de deelvraag kunnen beantwoorden. Bij de beoordeling zal hier dan ook naar gekeken worden.
Aandachtspunten
• Probeer door te vragen wanneer je een antwoord krijgt. • Schrijf steekwoorden op zodat je het interview later kan uitwerken. • Wees beleefd tegen de bewoners.
Vragen
Vraag 1:………………………………………………………………………………………….
Antwoord 1:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Vraag 2:………………………………………………………………………………………….
Antwoord 2:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Vraag 3:……………………………………………………………………………………………..
Antwoord 3:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
26
Vraag 4:……………………………………………………………………………………..
Antwoord 4:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Vraag 5:…………………………………………………………………………………….
Antwoord 5:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Afsluitende opdracht bestaansmiddelen
• Kies één van de huidige bestaansmiddelen die op dit moment door de geinterviewde worden gecultiveerd/aangeboden.
Gekozen bestaansmiddel: ……………………………
• Zoek op internet zoveel mogelijk informatie op over het bestaansmiddel. Stel op de volgende pagina een fact sheet op met nuttige informatie over het bestaansmiddel (10 facts and figures).Denk bijvoorbeeld na over hoe het gecultiveerd wordt, exportaandeel in Nederland, leveranciers, groeiomstandigheden, etc… Indien het een niet-agrarische activiteit betreft, dan zoek je informatie over doelgroep van het product, kosten, etc…
• Zorg voor een schets/tekening van het bestaansmiddel
27
Fact sheet Bestaansmiddelen
•
•
•
•
•
•
•
•
•
schets/tekening schets/tekening schets/tekening
28
7 Opdracht ‘Grondboren’
Deelvraag: Wat zijn de zichtbare/tastbare kenmerken van de grond in het gebied?
Om de deelvraag te kunnen beantwoorden, moet er een grondboring worden verricht. Met een grondboring kun je er achter komen wat voor soort materiaal de bodem in jullie gebied bestaat. Een goede grondboring moet aan een aantal regels voldoen. Lees dus eerst de regels goed door voordat je een grondboring gaat zetten.
Algemene regels
• Zoek een plek op waar ruimte is om te kunnen boren, zodat iedereen goed mee kan helpen
• Vraag altijd eerst toestemming voor een boring. Stel je netjes voor, leg uit waarom je de boring wilt doen, en van welke school je bent. (schoolpas)
• Boor niet op plekken waar door mensen paden of wegen zijn aangelegd. Dan krijg je grondmateriaal dat is gebruikt voor de aanleg van deze paden of wegen.
• Ga netjes om met de boor, niet gooien of zwaaien. De boor is geen eigendom van de school, deze is gehuurd.
• Klim niet zomaar over omheiningen, en laat de natuur met rust.
Instructies grondboring
• Draai de boor met 3 tot 4 halve slagen in de grond en trek de boor rustig rechtop uit de grond.
• Door deze actie te herhalen, kom je steeds 10 cm dieper in de bodem. • De eerste 30 centimeter is geen geschikte meting voor een determinatie van het
materiaal. De grondsoort is hier lastig te bepalen want het is vooral geploegde grond. Pas bij 40 centimeter mag je pas het boormateriaal determineren.
• Hierbij kijk je alleen naar het boormateriaal dat in het uiteinde van de boor zit. Wat er boven zit, is vaak grondmateriaal dat terugvalt in het boorgat.
• Je boort tot maximaal 1 meter. • Boven de vuilniszak klop je het materiaal uit de boor. Met één flinke tik tegen de
grond krijg je het materiaal uit de boor. Houd de boor horizontaal. • De boorresultaten leg je op een vuilniszaak naast het boorgat, zodat je het
boormateriaal goed kan determineren. • Wissel af met boren, het is zwaar werk. • Probeer niet meer dan 10 cm per keer te boren, dan krijg je de boor er niet meer uit. • Spreek af wie boort, en wie het materiaal uit de boor haalt. • Determineer pas als al het materiaal horizontaal op volgorde op de vuilniszak ligt. • Bewaar wat van het materiaal in een zakje als je klaar bent. • Vul het gat weer op met al het geboorde materiaal.
29
Determinatietabel van het grondmateriaal
In deze tabel staan de kenmerken van de grondmaterialen die er in Nederland te vinden zijn. Probeer aan de hand van deze tabel te determineren uit welke grondmaterialen de bodem in jullie gebied bestaat. De grondsoorten kun je bepalen door te voelen, kijken en zelfs te proeven. Je hebt ook een zandliniaal te beschikking. Vul de tabel in naar aanleiding van de boorresultaten.
Zware klei
Geeft geen onderbroken strepen af bij het uitsmeren op je duim. Geen korrels voelbaar.
Lichte klei
Geeft wel onderbroken strepen bij het uitsmeren. Als je deze klei tussen je hoektanden klemt, proef je duidelijke korrels.
Grof zand
Met de zandliniaal goed te determineren. Als de zandkorrels groter zijn dan 300 µm, dan spreken we over grof zand.
Fijn zand
Met de zandliniaal goed te determineren. Als de zandkorrels kleiner zijn dan 300 µm, dan spreken we over fijn zand.
Veen
Veenbodems hebben een roodbruine, bruine of zwarte kleur. De bodem bestaat uit keurig op elkaar gestapelde horizontale laagjes. Daarin zijn de plantenresten duidelijk zichtbaar. Het veen is onderin harder en compacter dan bovenaan. Onderin zijn de plantenlaagjes dunner.
Diepte boormateriaal Eigenschappen Grondmateriaal 40 cm
50 cm
60 cm
70 cm
80 cm
90 cm
100 cm
30
8 Opdracht ‘Meten’ Deelvraag: Welke rol neemt de grondwaterstand in bij dit gebied in relatie tot het landgebruik? Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden ga je daadwerkelijk metingen verrichten. Je zoekt onderweg een stok van ongeveer 2 meter en je krast er om de tien cm (lineaal!) een kerf in met je schaar of wat dan ook (wees creatief!). Deze stok is jullie meetpaal, zie hem als jullie goede vriend die jullie gaat voorzien van informatie tijdens deze veldwerkopdracht. Als je op het juiste punt bent beland, bepaal je wie het dichtst bij de waterkant durft te komen om deze opdracht uit te voeren. Het kan namelijk gebeuren dat je er in valt… Om dit te voorkomen is het belangrijk dat jullie goed teamwork verrichten door elkaar te ondersteunen bij de waterkant.
1. Zet de stok een halve meter van de kant in een afwateringsloot en meet hoe diep het is. Noteer dit.
2. Meet het verschil tussen het maaiveld en de grondwaterspiegel in een afwateringsloot. Noteer dit.
3. Schat en bespreek met je groepje hoe diep de grondwaterspiegel onder NAP ligt in de afwateringsloot en noteer het. Je kunt hiervoor je voorkennis gebruiken over de polders en de kaarten uit opdracht 3.
4. Kijk om je heen en noteer de vormen van landgebruik (bv. soorten gewassen, machines, vee, bebouwing) en bespreek met je groepje waarom jullie denken dat de grondwaterstand zo belangrijk is voor dat soort landgebruik, bedenkt daar een aantal redenen bij.
5. Zet de stok een halve meter van de kant in de boezem en meet hoe diep het is. Noteer dit.
6. Meet het verschil tussen het maaiveld en de grondwaterspiegel in de boezem. Noteer dit.
7. Schat en bespreek met je groepje hoe hoog de waterstand is ten opzichte van het NAP in de boezem. Noteer dit. Je kunt hiervoor de vergelijking maken met het laagste gebied met de afwateringssloten.
8. Zet de stok een halve meter van de kant in de Ringvaart en meet hoe diep het is. Noteer dit.
9. Meet het verschil tussen het maaiveld en de grondwaterspiegel in de Ringvaart. Noteer dit.
10. Schat en bespreek met je groepje hoe hoog de waterstand is ten opzichte van het NAP in de boezem. Noteer dit. Je kunt hiervoor de vergelijking maken met het laagste gebied met de afwateringssloten maar ook je voorkennis gebruiken!
NEEM DE STOK MEE ALS AANDENKEN AAN DEZE PRACHTIGE DAG EN KERF JULLIE NAMEN ER IN! IK ZAL ZE OPHANGEN IN MIJN KLASLOKAAL VOOR DE LEERLINGEN VAN VOLGEND JAAR DIE ER VERVOLGENS OOK HUN NAMEN IN KERVEN.
31
Antwoordblad voor de metingen
1.
2.
3.
4.
Redenen:
5.
6.
7.
8.
9.
10.
32
9 Nabesprekingsles
a) Eindopdracht ‘One-Minute-Movie’
Samen met de veldwerkgroep hebben de leerlingen het veldwerk afgerond. Nu wordt het tijd om de te laten zien wat ze hebben geleerd van het veldwerk in Haarlemmermeer en het gebied er net buiten. De nabespreking van alle aan bod gekomen stof vindt daarom plaats op een ‘One-Minute-Movie bijeenkomst. Iedere groep zal een presentatie houden in de vorm van een korte film waarin de geleerde stof duidelijk aan bod komt. Daarnaast zal er een discussie worden gehouden in debatvorm. Leerlingen zijn gewend om te debatteren, dus dat past uitstekend in deze afsluitende les.
Het is aan te raden om even de tijd te nemen voor het doorspreken van deze eindopdracht ‘One-Minute-Movie. Ook is het van belang dat u een duidelijke deadline afspreekt, zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn en de tijd hebben om de opdracht goed voor te bereiden. Waarschijnlijk is de eerstvolgende les te kort dag, en zult u deze nabespreking een week later willen inplannen.
De regels
1. De film kan gemaakt worden met Windows Movie Maker of IMovie. 2. De film duurt 1 minuut. Er mag een marge van 10% in de tijd zitten. 3. Ieder groepslid heeft een rol in de film. 4. In de film wordt niet gesproken. 5. Iedere veldwerkgroep moet antwoorden op 3 deelvragen terug laten komen in de film. 6. De deelvragen worden willekeurig uitgedeeld. 7. Inleveren via een verborgen ‘youtube link’ of op USB stick aanleveren.
Om de leerling verder op weg te helpen
Voorbeelden van manieren om uit te leggen zonder te praten:
• Uitbeelden door middel van een toneelstukje. • Tekstbordjes, cartoon balloons gebruiken. • Zingen, rappen, rijmen. • Voice over is toegestaan.
Ontwerpen van de film:
• Bestudeer de drie deelvragen • Brainstormen per deelvraag over 3x 20 seconden film. • Schrijf 3x een kort script in het klad • Let op dat de antwoorden van de deelvragen verwerkt zijn in de scripts!
33
b) Einddiscussie
Deelvraag: Wat zijn de nadelen van een droogmakerij/veenpolder?
• Om deze deelvraag te kunnen beantwoorden hebben we een discussieopdracht gemaakt voor tijdens de nabespreking. Deze bestaat uit twee delen. Een voorbereidend deel en een uitvoerend deel.
Voorbereidend deel
• Het is de bedoeling dat leerlingen met de veldwerkgroep thuis eerst een aantal zaken inventariseren omdat ze “verstand” van zaken moet hebben voor deze opdracht. De voorkennis moet dus even uitgebouwd worden door extra onderzoek op het internet. We verwachten van de leerlingen kennis over de volgende zaken:
• Wat zijn mogelijke nadelen van de eigen soort polder (veenpolder of droogmakerij) op het gebied van: het landschap, de mensen, economie en de natuur (flora & fauna). Denk ook aan de verschillende schaalniveaus (lokaal, regionaal, nationaal). De leerlingen kiezen er 3 uit die ze als groep goed kunnen onderbouwen.
• Leerlingen verzamelen en bedenken twee eigen mogelijke manieren die kunnen bijdragen aan de vermindering of oplossing van de nadelige gevolgen van de polder van de andere groep (dus als je veenpolder hebt, gaan ze dit inventariseren voor de droogmakerij. Als ze droogmakerij hebben doen ze dit voor de veenpolder).
Uitvoerend deel
• In de nabesprekingsles van het veldwerk wordt de klas in de twee groepen opgesplitst, de veenpolder-groep en de droogmakerij-groep. Iedereen neemt een stoel aan de zijkanten van de klas, we gaan een debat starten en zitten tegenover elkaar als twee kampen. We beginnen met een nadeel van de veenpolder-groep, de andere groep mag daarop reageren door dat nadeel te ontkrachten en er een oplossing voor aan te dragen. De veenpolder-groep mag hier weer 1 keer op reageren. Hierna beslist u als scheidsrechter wie de punt krijgt, welke groep was inhoudelijk het sterkst.
• Nu doen we het andersom, de droogmakerijgroep begint met een nadeel van hun polder enz. Zo werken we 11 nadelen af waarbij er de mogelijkheid bestaat dat het 5-5 gaat worden….We hebben voor het bespreken van 11 nadelen gekozen zodat er een winnaar ontstaat. De winnende kant (veenpolder- of droogmakerijgroep) wint een trofee die ingelijst aan de muur komt te hangen met de namen er op.
Een goede voorbereiding is noodzakelijk, dus is het wenselijk de nabespreking een week later te plannen. Bij de discussie is het belangrijk om goed de regels af te spreken. Naar elkaar luisteren en niet zomaar door elkaar heen roepen. Laat de groepen duidelijk afspreken wat de volgorde is waarin de leerlingen gaan spreken. Leg de opdracht stil en benadruk nogmaals de regels van het debat als het niet goed gaat. De leerlingen hebben ervaring bij de Nederlandse les met debatteren, dus hier kan naar verwezen worden. Zorg voor een leuke prijs, trofee of foto om de winnaars te belonen. Dit motiveert leerlingen om er volgende keer extra voor te gaan.
34
Tijdens de nabesprekingsles liggen alle materialen die bij de introductieles gebruikt zijn, weer op de tafels. Het is leuk als u tijdens de discussie de materialen actief onderdeel kunt laten zijn, door leerlingen tussendoor te laten benoemen wat de materialen zijn en welke functie deze hebben. Als er gesproken wordt over de voor- en nadelen van beide polders, is het een mooie gelegenheid om deze materialen nogmaals in te zetten.
35
10 Beoordelingscriteria
De leerlingen krijgen een eindcijfer(groepscijfer) voor de veldwerkopdrachten in combinatie met de One-Minute-Movie. Dit cijfer telt mee als proefwerk cijfer(2x). Het beoordelingsformulier kan natuurlijk naar wens worden aangepast. Wij denken dat dit een goede matrix is, maar dat moet nog wel blijken in de praktijk.
BEOORDELINGSFORMULIER Onvoldoende Matig Voldoende Goed
Veldwerk opdrachten 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
onvolledig<->volledig
slordig<->netjes
onjuist<->correct
teamwork-spirit
teamwork-taakverdeling
One-Minute-Movie 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
beantwoorden 3 deelvragen
rolverdeling film
creativiteit
Totaal aantal punten
………………….. / 48 =
………………
(max.0)
……………
(max.16)
…………….
(max.32)
……………
(max.48)
36
BEOORDELINGSFORMULIER Onvoldoende Matig Voldoende Goed
Veldwerk opdrachten 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
onvolledig<->volledig
slordig<->netjes
onjuist<->correct
teamwork-spirit
teamwork-taakverdeling
One-Minute-Movie 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
beantwoorden 3 deelvragen
rolverdeling film
Creativiteit
Totaal aantal punten
………………….. / 48 =
………………
(max.0)
……………
(max.16)
…………….
(max.32)
……………
(max.48)
BEOORDELINGSFORMULIER Onvoldoende Matig Voldoende Goed
Veldwerk opdrachten 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
onvolledig<->volledig
slordig<->netjes
onjuist<->correct
teamwork-spirit
teamwork-taakverdeling
One-Minute-Movie 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
beantwoorden 3 deelvragen
rolverdeling film
Creativiteit
Totaal aantal punten
………………….. / 48 =
………………
(max.0)
……………
(max.16)
…………….
(max.32)
……………
(max.48)
37
BEOORDELINGSFORMULIER Onvoldoende Matig Voldoende Goed
Veldwerk opdrachten 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
onvolledig<->volledig
slordig<->netjes
onjuist<->correct
teamwork-spirit
teamwork-taakverdeling
One-Minute-Movie 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
beantwoorden 3 deelvragen
rolverdeling film
Creativiteit
Totaal aantal punten
………………….. / 48 =
………………
(max.0)
……………
(max.16)
…………….
(max.32)
……………
(max.48)
BEOORDELINGSFORMULIER Onvoldoende Matig Voldoende Goed
Veldwerk opdrachten 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
onvolledig<->volledig
slordig<->netjes
onjuist<->correct
teamwork-spirit
teamwork-taakverdeling
One-Minute-Movie 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
beantwoorden 3 deelvragen
rolverdeling film
Creativiteit
Totaal aantal punten
………………….. / 48 =
………………
(max.0)
……………
(max.16)
…………….
(max.32)
……………
(max.48)
38
BEOORDELINGSFORMULIER Onvoldoende Matig Voldoende Goed
Veldwerk opdrachten 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
onvolledig<->volledig
slordig<->netjes
onjuist<->correct
teamwork-spirit
teamwork-taakverdeling
One-Minute-Movie 0 punten 2 punten 4 punten 6 punten
beantwoorden 3 deelvragen
rolverdeling film
Creativiteit
Totaal aantal punten
………………….. / 48 =
………………
(max.0)
……………
(max.16)
…………….
(max.32)
……………
(max.48)
39
11 Lesplanformulier Introductieles
Lesplanformulier Project Noord-Holland
naam studenten: René Ouwerkerk Nouth Maarseveen en Elles Herber opleiding: Geschiedenis en aardrijkskunde DT HvA-begeleider: Marc van Engelen werkplekleren jaar 1 2 3 4 (omcirkelen)
naam school : Kaj Munk te Hoofddorp werkbegeleider : Dik Trom klas : 3V datum van de les: 19-6-15
onderwerp van de les: De vorming van het land; Introductie droogmakerij en veenpolder ; Veldwerkinstructie
beginsituatie van de leerlingen: De meeste leerlingen wonen in Haarlemmermeer en de meeste weten dat ze in een polder wonen die vroeger is drooggelegd. De lesstof die aanbod komt bevat veel nieuwe informatie over het gebied rondom school.
algemene doelstellingen van deze les:
begrippen: Veenpolder Droogmakerij (De meeste nieuwe begrippen komen in het veldwerk pas aan bod, zie handleiding docent.)
vaardigheden:
Sorteren Analyseren Determineren Overleggen in groepsverband Relaties/verbanden leggen tussen voorwerpen
concrete lesdoelen: Doel 1: De leerling maakt kennis met voorwerpen die te maken hebben met het veldwerk Doel 2: De leerling onderzoekt in groepjes de functies en betekenis van de 8 voorwerpen op tafel door te analyseren , te overleggen en te determineren. Doel 3: De leerling is getriggerd om meer te weten te komen over de relatie van de voorwerpen met de schoolomgeving. Doel 4: De leerling kan beargumenteren waarom ze denken dat een bepaald voorwerp bij droogmakerij of veenpolder hoort. Doel 5: De leerling leert met behulp van de powerpoint hoe Nederland gevormd is. (uitgezoomd)
HvA Onderwijs & Opvoeding
lerarenopleidingen vo/bve
40
fase1
geplande tijd
lesdoel nr.
lesinhoud (lesstof)
didactische werkvormen
leeractiviteit: Wat doet de leerling?
onderwijsactiviteit: Wat doe ik?
hulpmiddelen
fase 1
5 min Intro Gaat zitten, pakt zijn boeken en luistert.
De docent vertelt wat ze deze les gaan doen.
Materialen op tafel, opdrachtblad activerende opdracht
fase 2
5 min Instructie opdracht
De leerlingen zien de tafel vol met attributen en luisteren naar de docent.
De docent laat de tafel zien en vertelt hoe de leerlingen de opdracht moeten doen.
Materialen op tafel, opdrachtblad activerende opdracht
fase 3
10 min Opdracht maken
Maakt het stencil De docent geeft zo min mogelijk weg, maar zorgt ervoor dat de leerlingen wel aan het werk zijn (de drie rondes van Ebbens).
Materialen op tafel, opdrachtblad activerende opdracht
fase 4/5
15 min Uitleg met powerpoint
Maakt aantekeningen en stelt/beantwoordt vragen
De docent legt uit en stelt vragen aan de klas.
Powerpoint: vorming van het land
fase 6
10 min Uitleg van het veldwerk
De leerling luistert en stelt vragen
De docent legt uit wat de leerlingen gaan doen tijdens veldwerk. Verder verdeeld hij/zij de groepen.
veldwerkboekjes
5 min Afsluiting De leerling beantwoord de vragen
De docent maakt expliciet wat de leerlingen die les hebben geleerd en wat ze gaan leren in het veldwerk.
veldwerkboekjes
1 fasen verwijzen naar Ebbens, S & Ettekoven, S. (2013). Effectief leren basisboek. Groningen: Noordhoff.
41
12 Powerpoint Introductieles
Dia 1
De vorming van het land
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 2
Kaart Noord-Holland1250 - nu
http://www.mappinghistory.nl
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 3
Weichselien: zeespiegel is sterk gedaald, de Noordzee ligt geheel droog. De duinen moeten nog gevormd worden.
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
42
Dia 4
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 5 Nederland
5000 jaar geleden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 6
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
43
Dia 7
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 8 20 n.Chr.
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 9
Vorming van nieuwe zandbanken/strandwallen stagneert, doordat de voorraad zand in de Noordzee ‘opraakt’.Stormachtiger weer zorgt voor afslag. Door overbeweiding van de zeereep kan het hierdoor aangevoerde zand hoog opwaaien.
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
44
Dia 10 Oude Duinen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 11
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 12 Grondgebruik oude duinen:-Bloembollen teelt-Tuinderijen (bijv. Heemskerk en Castricum)- Parken (voormalige landgoederen)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
45
Dia 13 Ontginning in fasen vanuit ontginningsbasis
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 14 Ontginning in fasen vanuit ontginningsbasis
AmsterdamRotterdamZaandamMonnickendamZwammerdam
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 15 Van veenkussen tot komvormige laagte
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
46
Dia 16 • Droogmakerijen
• Veenpolder
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 17
Veenpolder of droogmakerij?
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Dia 18
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
47
Dia 19
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
48