waar je hart is, zal je schat zijn
DESCRIPTION
Voorganger dhr Pasterkamporganist Johannes de Vriesluister mee via www.kerknoordwolde.nlTRANSCRIPT
Welkom bij de dienst op
biddag voor gewas en arbeid
2011.
Voorganger dhr Pasterkamp
Organist Johannes de Vries
Thema: “Waar je hart is,
zal je schat zijn”
VDD G 351
Zie ons heden
voor U treden,
1
Zie ons heden
voor U treden,
God die goedheid zijt,
die ons hebt gegeven
Christus, 't eeuwig leven,
eens en voor altijd.
2
God van zegen,
onzentwege
hebt Ge uw Zoon gezaaid;
en het zaad werd wakker:
op de wereldakker
wordt met vreugd gemaaid.
3
Ach, wij smeken:
in dit teken,
Heer, maak ons gewis,
dat Gij ons zult schenken
boven alle denken
wat ons nodig is.
Gez. 351 : 4
Laat wie zaaien
straks ook maaien
naar uw goede wet.
Zegen onze landen;
't werk van onze handen,
God, bevestig het!
Welkom bij de dienst op
Biddag voor gewas en arbeid
2011.
Voorganger dhr Pasterkamp
Organist Johannes de Vries
Thema: “Waar je hart is,
zal je schat zijn”
G 249 – 1, 3
Wij leven van de wind
die aanrukt uit den hoge
1
Wij leven van de wind
die aanrukt uit den hoge
en heel het huis vervult
waar knieën zijn gebogen,
die doordringt in het hart,
in de verborgen hof,
en uitbreekt in een lied
en opstijgt God ten lof.
3
Wij teren op het woord,
het brood van God gegeven,
dat mededeelzaam is
en kracht geeft en nieuw leven.
Dus zegt en zingt het voort,
geeft uit met gulle hand
dit manna voor elk hart,
dit voedsel voor elk land.
Votum en groet
(geen klein gloria)
P 65 – 1, 5, 6
De stilte zingt U toe, o Here,
in uw verheven oord.
1
De stilte zingt U toe, o Here,
in uw verheven oord.
Wij zullen ons naar Sion keren
waar Gij ons bidden hoort.
Daar zal men, Heer, tot U zich
wenden,
tot U komt al wat leeft,
tot U, o redder uit ellende,
die alle schuld vergeeft.
5
Gij komt het dorre land doorschrijden
met water uit uw beek
en tot een rijke oogst bereiden,
uw voetstap maakt het week.
Gij druipt uw zegen in de voren,
Gij roept het kiemend graan;
zo wordt het brood voor ons geboren
waar Gij zijt voorgegaan.
6
Gij kroont het jaar van uw genade.
Waar Gij getreden zijt
tooit de woestijn zich met een wade,
de heuvels zijn verblijd.
De weidegrond is wit van schapen,
het dal van koren blond.
Dit is het land door U geschapen,
uw lof schalt in het rond.
Gebed om Gods Geest.
Daarna ELB 185 – 1, 4
Leer mij uw weg, o Heer;
1
Leer mij uw weg, o Heer;
leer mij uw weg.
Schenk van uw kracht mij meer,
leer mij uw weg.
Houd mij in evenwicht,
dat 'k voor uw aangezicht
wandel in 't volle licht,
leer mij uw weg.
4
Wat ook dit leven brengt, Hijis nabij.
't Zij 't vreugd of droefheid schenkt,
Hij is nabij.
Hoe sterk ook satans macht,
Jezus geeft licht en kracht.
Ieder die Hem verwacht;
Hij is nabij.
Lezen Gen. 13 – 7 t/m 13
Abram en Lot scheiden van elkander
7 Daardoor ontstond er twist tussen
de herders van Abrams vee en de
herders van Lots vee. De
Kanaänieten nu en de Perizzieten
woonden toen in het land. 8 Dus
zeide Abram tot Lot: Laat er toch
geen twist zijn tussen mij en u, en
tussen mijn herders en uw herders,
want wij zijn mannen broeders.
9 Ligt het gehele land niet voor u
open? Scheid u toch van mij af; hetzij
naar links, dan ga ik rechts, hetzij
naar rechts, dan ga ik links. 10 Toen
sloeg Lot zijn ogen op en zag, dat de
gehele streek van de Jordaan rijk aan
water was; voordat de HERE Sodom
en Gomorra verwoest had,
was zij tot Soar toe als de hof des
HEREN, als het land Egypte. 11 Dus
koos Lot voor zich de gehele streek
van de Jordaan, en Lot brak op naar
het oosten; en zij scheidden van
elkander. 12 Abram bleef wonen in
het land Kanaän en Lot vestigde zich
in de steden van de Streek, en sloeg
zijn tenten op tot bij Sodom. 13 De
mannen van Sodom nu waren zeer
slecht en zondig tegenover de HERE.
Opw 222 – 1
Doorgrond mijn hart,
en ken mijn weg, o Heer.
Doorgrond mijn hart,
en ken mijn weg, o Heer.
Beproef m'en zie wat niet is tot uw
eer.
Is soms de weg,
die 'k ga niet goed voor mij?
Leid m'op de eeuw'ge weg, Heer,
maak mij vrij!
Lezen Gen 19 – 1, 12 t/m 17
De verwoesting van Sodom
1 En de twee engelen kwamen in de
avond te Sodom. Lot zat in de poort
van Sodom en toen Lot hen zag, stond
hij op, ging hun tegemoet, boog zich
neder met het aangezicht ter aarde,
12 Toen zeiden die mannen tot Lot:
Wie hebt gij hier nog meer?
Schoonzoons, of uw zonen, uw
dochters, of wie gij ook in de stad
hebt, voer hen uit deze plaats,
13 want wij gaan deze plaats ver-
woesten; want groot is het geroep
over haar voor de HERE; daarom
heeft de HERE ons gezonden om haar
te verwoesten. 14 Toen ging Lot heen
en sprak tot zijn schoonzoons, die
met zijn dochters zouden trouwen, en
zeide: Staat op, verlaat deze plaats,
want de HERE gaat de stad
verwoesten.
Maar hij was in de ogen van zijn
schoonzoons als iemand, die
schertste.
15 Toen de dageraad gekomen was,
drongen de engelen bij Lot op spoed
aan en zeiden: Sta op, neem uw
vrouw en uw beide dochters, die zich
hier bevinden,
opdat gij niet vanwege de
ongerechtigheid der stad verdelgd
wordt. 16 En toen hij talmde, grepen
de mannen hem en zijn vrouw en zijn
beide dochters bij de hand, omdat de
HERE hem wilde sparen, en leidden
hem uit en brachten hem buiten de
stad.
17 En zodra zij hen naar buiten geleid
hadden, zeide een van hen: Vlucht
om uws levens wil; zie niet om, en sta
nergens in de Streek stil; vlucht naar
het gebergte, opdat gij niet verdelgd
wordt.
P 25 – 1, 2
HEER, ik hef mijn hart en handen
op tot U, beslecht mijn zaak.
1
HEER, ik hef mijn hart en handen
op tot U, beslecht mijn zaak.
Weer van mij de smaad en schande
van mijns vijands leedvermaak.
Ja, zij worden zeer beschaamd
die de goede trouw verachten,
maar wie uw gebod beaamt,
mag gelovig U verwachten.
2
HERE, maak mij uwe wegen
door uw Woord en Geest bekend;
leer mij, hoe die zijn gelegen
en waarheen G'uw treden wendt;
leid mij in uw rechte leer,
laat mij trouw uw wet betrachten,
want Gij zijt mijn heil, o Heer,
'k blijf U al den dag verwachten.
“Waar je hart is,
zal je schat zijn”
ELB 308 – 1, 3
Doorgrond mijn hart en
ken mijn weg, o Heer.
1
Doorgrond mijn hart en
ken mijn weg, o Heer.
Beproef me en
zie wat niet is tot uw eer.
Is soms de weg die 'k
ga niet goed voor mij;
Leid me op de eeuw'gen weg,
Heer, maak mij vrij!
3
Zie Heer, hier ben ik;
maak mij een vat voor U;
Woon in mijn hart,
vernieuw het, doe het nu!
Verbreek mijn wil,
maak me ook van hoogmoed vrij;
'k Wil in U blijven, Heer, blijf Gij in mij.
Gebed voor het leven.
ELB 8
Als een hert, dat verlangt naar water,
zo verlangt mijn ziel naar U.
Als een hert, dat verlangt naar water,
zo verlangt mijn ziel naar U.
U alleen kunt mijn hart vervullen;
mijn aanbidding is voor U.
U alleen bent mijn kracht, mijn schild.
Aan U alleen geef ik mij geheel.
U alleen kunt mijn hart vervullen,
mijn aanbidding is voor U.
Gedicht gelezen
door Gerrit Bouius.
Collecte
1ste voor diaconie
2de voor eigen gemeente
Slotlied G 444 – 1, 3
Grote God, wij loven U,
Heer, o sterkste aller sterken!
1
Grote God, wij loven U,
Heer, o sterkste aller sterken!
Heel de wereld buigt voor U
en bewondert uwe werken.
Die Gij waart te allen tijd,
blijft Gij ook in eeuwigheid.
3
Heer, ontferm U over ons,
open uwe Vaderarmen,
stort uw zegen over ons,
neem ons op in uw erbarmen.
Eeuwig blijft uw trouw bestaan -
laat ons niet verloren gaan.
Zegen
3 x amen.