fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · web viewmeneer coyle was repetitor van beroep: hij stoomde...

43

Upload: others

Post on 08-Jul-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,
Page 2: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Henry James

Owen Wingrave

vertaling: Frank Lekens© 25 mei 2020

Page 3: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

InhoudOwen Wingrave

IIIIIIIV

VerantwoordingAantekeningen

Page 4: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Owen Wingrave

I

‘Waarachtig, je bent niet goed wijs!’ riep Spencer Coyle tegen de jongeman die met een wit weggetrokken gezicht en licht hijgend bleef herhalen: ‘echt, mijn besluit staat vast’, en: ‘ik verzeker u dat ik het grondig heb doordacht’. Ze zagen allebei bleek, maar de lach op het gelaat van Owen Wingrave irriteerde zijn gespreksgenoot, al was die nog opmerkzaam genoeg om te beseffen dat die grijns (het leek een onwillekeurige grimas) de wrange vrucht was van verregaande en verklaarbare nervositeit.

‘Het is absoluut verkeerd van me dat ik het al zover heb laten komen, maar juist daarom vind ik dat ik er niet nog verder in mee mag gaan,’ zei de arme Owen, die werktuiglijk, bijna deemoedig bleef afwachten (hij wilde niet trots overkomen, en had ook niets om trots op te zijn) en met die droge fonkeling van zijn ogen uit het raam keek, naar de stompzinnige huizen aan de overkant.

‘Het is te walgelijk voor woorden. Je maakt me gewoon onpasselijk,’ vervolgde meneer Coyle, die danig van streek leek.

‘Dat spijt me ontzettend. Juist uit angst voor hoe het u zou aangrijpen had ik er nog niets over gezegd.’

‘Je had het drie maanden geleden moeten zeggen. Weet jij eigenlijk wel wat je wil?’

De jongeman zweeg even, en zei toen met een lichte trilling in zijn stem: ‘U bent heel boos op me, dat had ik wel verwacht. Ik ben u enorm erkentelijk voor alles wat u voor mij heeft gedaan. Ik wil alles voor u doen om het goed te maken, behalve dit. Ik zal natuurlijk wel de volle laag krijgen van iedereen. Daar ben ik klaar voor—ik ben overal klaar voor. Daarom heeft het me ook zoveel tijd gekost: ik moest zeker weten dat ik er klaar voor ben. Ik denk dat ik uw boosheid nog het beste begrijp en het diepste betreur. Maar u zult er van lieverlee wel overheen komen.’

‘En jíj zeker heel wat sneller?’ schamperde Spencer Coyle. Hij was net zo opgewonden als zijn jonge vriend, en beiden waren duidelijk niet in staat om dit treffen, waarin ze elkaar tot bloedens toe hadden geraakt, nog langer te rekken.

Meneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk, die hij steevast de onweerstaanbare stimulans wist te geven waarvan het recept zijn geheim en daarmee zijn broodwinning was. Hij had geen grote school; zelf zou hij hebben gezegd dat hij geen talent had voor massaproductie. Zijn methode, zijn gezondheid en zijn temperament stonden geen grote aantallen toe, dus wikte en woog hij welke pupillen hij wilde opleiden en wees hij meer kandidaten af dan hij er aannam. Hij was een kunstenaar in zijn vak, die alleen met zorgvuldig geselecteerde leerlingen wilde werken, en zich voor hen dan ook welhaast

Page 5: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

hartstochtelijke opofferingen getroostte. Hij zag graag jongelui die van geestdrift getuigden (er waren ook talenten die hem koud lieten) en hij had een bijzondere voorliefde opgevat voor Owen Wingrave. De begaafdheid van die jongeman fascineerde hem. Zijn jongens presteerden doorgaans fenomenaal, en als hij had gewild, had hij er massa’s kunnen opleiden. Hij was net zo klein van stuk als de grote Napoleon, en in zijn lichtblauwe ogen fonkelde een vonk van genialiteit; er was weleens van hem gezegd dat hij iets weg had van een concertpianist.

Uit de toon van zijn favoriete pupil sprak nu, zij het onbedoeld, een superieure wijsheid die hem ergerde. Hij had zich nooit eerder gestoord aan Wingraves eigendunk, gerechtvaardigd als die leek door zijn vele kwaliteiten, maar vandaag vond hij hem onuitstaanbaar. Hij kapte de discussie af, weigerde categorisch om het einde van hun betrekkingen te accepteren en zei tegen zijn pupil dat die er maar even tussenuit moest gaan (naar Eastbourne bijvoorbeeld, de zee zou hem wel op andere gedachten brengen) en een paar dagen rust moest nemen om te kalmeren en bij zinnen te komen. Hij kon het zich veroorloven, hij lag toch voor op schema—bij de gedachte aan hoever hij voor lag op schema, kon Spencer Coyle hem wel een draai om de oren verkopen. De lange, atletisch gebouwde jongeman was niet iemand om met fysieke argumenten te overtuigen; maar uit zijn knappe gelaat sprak zo’n bekommerde mildheid, zo’n mengeling van wroeging en vastberadenheid, dat hij met liefde bereid leek hem beide wangen toe te keren als dat zou helpen. Hij wilde duidelijk niet beweren dat zijn opvatting superieur was—alleen dat het de zijne was. En per slot van rekening was het zijn eigen carrière die hij hier op het spel zette.

Hij kon niet weigeren om voor de vorm eerst nog naar Eastbourne te gaan, of in ieder geval nog even zijn mond te houden, al bleek uit zijn houding dat hij dat louter zou doen om meneer Coyle de kans te geven op adem te komen. Hij voelde zich volstrekt niet overspannen, maar de enorme druk van de naderende examens maakte het begrijpelijk dat meneer Coyle dat wel was. Meneer Coyles eigen gemoedsrust zou gebaat zijn bij een korte vakantie van zijn pupil.

Meneer Coyle begreep wat hij daarmee wilde zeggen, maar hield zich in; hij vond alleen dat hij wel een wapenstilstand van drie dagen mocht eisen. En die schonk Owen Wingrave hem, al druiste de valse hoop die het zou wekken zichtbaar tegen zijn geweten in.

Voordat ze afscheid namen, zei de befaamde leermeester nog: ‘Ik vind toch dat ik hier met iemand over moet spreken. Zei je niet dat je tante in de stad was?’

‘Jazeker, in Baker Street. Gaat u vooral bij haar langs,’ zei de jongen bemoedigend.

Meneer Coyle keek hem even aan. ‘Heb je met haar al over deze dwaasheid gesproken?’

‘Nee, met niemand nog. Het leek me wel zo netjes om het eerst aan u te vertellen.’

‘Ach, wat jij “netjes” vindt!’ riep Spencer Coyle uit, verbolgen over de normen die zijn jonge vriend erop nahield. Hij voegde eraan toe dat hij

Page 6: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

zijn tante waarschijnlijk een bezoek zou brengen, waarna de afvallige jongeman vertrok.

Maar Owen Wingrave reisde niet meteen naar Eastbourne af. Hij begaf zich eerst naar Kensington Gardens, niet ver van de aantrekkelijke woning van meneer Coyle (hij was een vreselijke dure leraar en had een groot huis). De befaamde repetitor gaf zijn pupillen kost en inwoning, en Owen had tegen de butler gezegd dat hij voor het avondeten terug zou zijn. De lentezon voelde warm op zijn jonge lijf en hij had een boek bij zich dat hij, toen hij na een korte wandeling in het park op een stoel plofte, uit zijn zak trok met de langgerekte zachte zucht van opgeschort genot. Hij strekte zijn lange benen en begon te lezen: het was een bundel gedichten van Goethe. Dagenlang had hij in grote spanning verkeerd, en nu de knoop was doorgehakt, was de opluchting navenant. Het was alleen kenmerkend voor hem dat zijn ontspanning de vorm aannam van intellectueel genot. Als hij zijn kansen op een glanzende carrière al vergooide, deed hij dat in ieder geval niet om in Bond Street rond te slenteren of zijn onverschilligheid te etaleren in het venster van een herenclub. En binnen enkele ogenblikken was hij alles vergeten: de enorme druk, de teleurstelling van meneer Coyle, en zelfs zijn geduchte tante in Baker Street. Hadden die laatste twee hem hier betrapt, dan hadden ze reden gehad om woedend te zijn. Dat zijn besluit tegennatuurlijk was, bleek immers wel uit die vrijetijdsbesteding, die nog eens onderstreepte hoe goed zijn Duits inmiddels was.

‘Wat mankeert die verduvelde jongen toch? Weet jíj het?’ vroeg Spencer Coyle die middag aan de jonge Lechmere, die zijn leraar nog nooit zo’n krachtterm in de mond had horen nemen. De jonge Lechmere was niet alleen Wingraves medeleerling, hij ging bovendien door voor zijn goede, ja zijn beste vriend, en had zonder het te beseffen bereikt dat Wingraves belofte des te groter leek door de mate waarin die afstak bij zijn eigen talent. Hij was klein van stuk en stevig gebouwd en over het algemeen weinig bevlogen, en meneer Coyle, die al weinig fiducie had in zijn capaciteiten, had hem nog nooit zo wezenloos gevonden als nu hij hem stond aan te staren met dat hoofd waaruit je nooit kon opmaken of er weleens een idee in doordrong. De jonge Lechmere hield dat geheim alsof het om een jeugdzonde ging.

In ieder geval had hij duidelijk geen flauw idee wat zijn studiegenoot nog meer kon mankeren dan normaal. Meneer Coyle moest zich dus nader verklaren: ‘Hij vertikt het om examen te doen. Hij wil er helemaal mee kappen!’

Het eerste wat de jonge Lechmere opviel, was hoezeer deze kwestie de woordenschat van zijn leraar had verlevendigd.

‘Wil hij niet meer naar Sandhurst?’1

‘Hij wil nergens heen. Hij wil het leger helemaal niet meer in. Hij maakt bezwaar,’ zei meneer Coyle op een toon die de jonge Lechmere bijna de adem benam, ‘tegen de militaire professie.’

‘Maar dat is altijd de professie van zijn familie geweest!’‘Hun professie? Hun religie! Ken je mevrouw Wingrave?’‘Nou en of. Afschuwelijk mens, hè?’ flapte de jonge Lechmere eruit.

Page 7: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Dat kon zijn leraar niet beamen. ‘Het is een geduchte tante, als je dat bedoelt, en met recht. Die brave ongehuwde dame belichaamt op de een of andere wijze ook het gezag, de tradities en de wapenfeiten van de Britse krijgsmacht. Ze belichaamt Engelands roem en reputatie. Ik denk dat we er wel op kunnen rekenen dat zijn familie hem onder druk zal zetten, maar we moeten alle mogelijke invloed aanwenden. Ik wil weten hoeveel invloed jij hebt. Kun jij hierin iets betekenen?’

‘Ik kan er wel een robbertje met hem over stoeien,’ zei de jonge Lechmere peinzend. ‘Maar hij weet zo vreselijk veel. Hij houdt er vreemde ideeën op na.’

‘Daar heeft hij jou dus al over verteld? Heeft hij je in vertrouwen genomen?’

‘Hij zaagt mij er eindeloos over door,’ lachte hij openhartig. ‘Hij heeft me verteld dat hij het verfoeit.’

‘Maar wat verfoeit hij dan precies? Daar kom ik niet goed achter.’Meneer Coyles traagste leerling dacht even na, alsof hij zich

bewust was van een verantwoordelijkheid.‘Militaire roem, denk ik. Volgens hem kijken we daar verkeerd

tegenaan.’‘Zo zou hij tegen jou niet mogen praten. Dat staat gelijk aan het

bederven van de Atheense jeugd. Het is opruiing.’2

‘O, ik kan er wel tegen,’ zei de jonge Lechmere. ‘En hij heeft mij nooit verteld dat hij ermee wou kappen. Ik dacht altijd dat hij het wilde uitzitten, omdat hij nu eenmaal moest. Hij kan voor ieder standpunt een pleidooi houden. Het is verschrikkelijk jammer—er zou hem vast een glanzende carrière wachten.’

‘Zeg hem dat dan. Praat op hem in. Ga in godsnaam het gevecht aan.’

‘Ik zal mijn best doen. Ik zal zeggen dat het een schandalig verlies is.’

‘Ja, benadruk dat maar—dat het een schande zou zijn.’De jongeman keek meneer Coyle aan met een blik die van dieper

inzicht getuigde. ‘Ik weet zeker dat hij nooit iets oneervols zou doen.’‘Maar toch, het maakt geen goede indruk. Dat moet tot hem

doordringen—hamer daar maar op. Laat maar merken hoe het overkomt op een kameraad, een wapenbroeder.’

‘Zo zag ik ons inderdaad in de toekomst!’ mijmerde de jonge Lechmere romantisch, en opgetogen over het belang van zijn missie. ‘Het is een bovenste beste kerel.’

‘Als hij de plaat poetst, zal niemand dat nog vinden!’ zei Spencer Coyle.

‘Laat niemand het wagen om dat in mijn gezicht te zeggen!’ riep zijn leerling verhit.

Meneer Coyle aarzelde even. Hij hoorde de opwinding in Lechmeres stem en besefte dat deze jongeman dan wel een geboren soldaat was, maar dat zijn vooruitzichten, wrang genoeg, nooit enige opwinding teweeg zouden brengen, behalve wellicht bij het keurige meisje met wie hij ongetwijfeld al op jonge leeftijd in een gezapig huwelijk zou treden.

Page 8: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘Ben je erg op hem gesteld? Geloof je in hem?’Het hele leven van de jonge Lechmere bestond in die dagen uit één

lange reeks vreselijk moeilijke vragen die hij moest beantwoorden—maar aan zo’n vreemde ondervraging als nu was hij nog nooit onderworpen.

‘Of ik in hem geloof? Nou en of!’‘Behoed hem hier dan voor!’De arme jongen was beduusd, alsof Spencer Coyles dwingende

toon hem duidelijk maakte dat er meer in dat verzoek school dan je op het eerste gezicht zou denken, en hij besefte ongetwijfeld dat hij zich in een lastig parket begaf toen hij na een korte stilte, met de handen in de zakken, hoopvol maar zonder zelfgenoegzaamheid zei: ‘Ik kan hem vast wel op andere gedachten brengen!’

Page 9: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

II

Nog voor zijn gesprek met de jonge Lechmere had meneer Coyle een telegram gestuurd naar mevrouw Wingrave. Hij had vooruitbetaald voor het antwoord, dat prompt arriveerde en daarmee een eind maakte aan het zojuist geschetste onderhoud. Hij reed spoorslags naar Baker Street, waar ze hem verwachtte, en eenmaal in het gezelschap van Owen Wingraves bijzondere tante had hij binnen vijf minuten, uit boosheid, verdriet en de diepte van zijn ervaring, al ettelijke malen gezegd: ‘Zo’n pientere jongen—zo pienter!’ Hij zei dat het een groot voorrecht was geweest om die jongen te onderwijzen.

‘Natuurlijk is hij pienter, dat kan toch niet anders? Bij mijn weten hebben we maar één keer een imbeciel in de familie gehad!’ zei Jane Wingrave. Meneer Coyle wist wie ze bedoelde, en haar toespeling herinnerde hem aan een andere reden waarom de goede mensen van Paramore zich teleurgesteld en vernederd moesten voelen, en was meteen een illustratie van de welbewuste botheid die hij bij deze dame al vaker had geconstateerd. De arme Philip Wingrave, de oudste zoon van wijlen haar broer, was letterlijk zwakzinnig en werd uit het zicht gehouden. Deze misvormde, onhandelbare en ongeneeslijke jongeman zat weggestopt in een gesticht en was binnen de kennissenkring van de familie enkel nog een verzwegen lugubere legende. Alle hoop van het huis, het pittoreske Paramore, waar de oude Sir Philip nu voorgoed zijn droeve domicilie had (zijn broze gezondheid hield hem voor de rest van zijn leven aan huis gekluisterd), was dus gevestigd op de tweede zoon, die door Moeder Natuur, als uit wroeging om haar eerdere broddelwerk, niet alleen met een opvallend knap uiterlijk, maar ook met bijzonder oorspronkelijke opvattingen en talenten was begiftigd.

Dit waren de enige twee kinderen van de oude Sir Philips enige zoon, die als zoveel van zijn dappere voorvaderen zijn jonge leven had gegeven in dienst van het vaderland. Owen Wingrave senior was in een man-tegen-man-gevecht geveld door een Afghaanse sabel, waarmee hem de schedel was ingeslagen. Zijn vrouw verbleef in die periode in India, hoogzwanger van hun derde kind, en bij de angstige en smartelijke bevalling was de baby dood ter wereld gekomen en de moeder onder de verdubbelde last van haar verdriet bezweken. Het jongste van de twee zoontjes, dat bij zijn grootvader op Paramore was achtergebleven, werd aan de goede zorgen van zijn enige ongehuwde tante toevertrouwd, en tijdens de interessante zondag die de drukbezette Spencer Coyle, toen hij Owen eenmaal als leerling had aangenomen, op nadrukkelijke uitnodiging van de familie onder hun dak had doorgebracht, had de gevierde repetitor een heuglijke indruk opgedaan van de invloed die mevrouw Wingrave in ieder geval wenste uit te oefenen. Het beeld dat de opmerkzame kleine man van dit bezoek was bijgebleven, was curieus: het beeld van een vervallen huis uit de vroege zeventiende eeuw, haveloos en vrij ‘griezelig’, maar nog steeds karaktervol en uitermate geschikt als omlijsting voor de gedistingeerde gestalte van de oud-strijder in ruste.

Page 10: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Sir Philip Wingrave, meer reliek dan beroemdheid, was een kleine, gebruinde, kaarsrechte tachtiger met smeulende ogen en een vormelijke wellevendheid. Hij ontving zijn gasten graag met alle schamele egards die zijn huishouden te bieden had, maar als hij met beverige hand een kaars op een blaker ontstak voor tegensputterende logés, kon het hun niet ontgaan dat er onder dat huiselijke vernis nog steeds een nietsontziende oude vechtjas school. Dan werd de verbeelding meegevoerd naar zijn verleden in de Oost—naar situaties waarin zijn nauwgezette vormelijkheid hem des te angstaanjagender moest hebben gemaakt.

Meneer Coyle herinnerde zich ook nog twee andere figuren—de fletse en onschadelijke mevrouw Julian, die er als officiersweduwe en goede vriendin van mevrouw Wingrave kind aan huis was, en een opvallend bijdehand meisje van achttien, de dochter van deze dame en iemand die in de ogen van de speculerende gast wel toe was aan een nieuwe verbintenis. Ze deed heel vrijpostig tegen Owen, en tijdens een lange wandeling waarop Coyle door hun uitvoerige gesprek definitief in zijn hoge dunk van de jongeman werd bevestigd, was hij bovendien te weten gekomen (want Owen vertrouwde hem van alles toe) dat mevrouw Julian een dappere broer had gehad, artilleriekapitein Hume-Walker, die was gesneuveld nadat zijn romantische betrekkingen met mevrouw Wingrave (voor zover bekend de enige van die aard die zij ooit had onderhouden) een tragische wending hadden genomen. Ze waren verloofd geweest, maar zij had haar jaloerse aard niet kunnen bedwingen—had hem de bons gegeven en zo naar India laten vertrekken, waar hij gruwelijk aan zijn einde was gekomen tijdens de Indiase opstand.3 Vanuit het diepe besef van het onrecht dat ze hem had aangedaan was ze vervolgens door eeuwige wroeging bevangen, en toen zijn arme zus, die zelf ook met een militair was getrouwd, door een nog zwaarder verlies werd getroffen en bijna zonder middelen van bestaan achterbleef, had zij besloten zich als boetedoening over haar te ontfermen. Ze zocht haar troost in lange logeerpartijen van mevrouw Julian, die op Paramore zo in feite de positie van onbetaalde maar niet onbekritiseerde huishoudster bekleedde—en Spencer Coyle vermoedde dat de troost van mevrouw Wingrave er mede uit bestond dat ze haar naar hartenlust als voetveeg kon gebruiken.

Verre van flets was de indruk die hij van Jane Wingrave had opgedaan op die intense zondag—een dag die in zijn herinnering sterk gekleurd was door een sfeer van rouw, verlies en nagedachtenis, van namen die nimmer mochten vallen, van de jammerklacht van weduwen en de nagalm van veldslagen en onheilstijdingen. Het was in dit huis een en al krijgsmacht wat de klok sloeg, en meneer Coyle had een beetje gehuiverd bij de gedachte aan de professie waarvoor hij zoveel onschuldige jongelui klaarstoomde. Bovendien werd zijn slechte geweten misschien nog wel slechter door mevrouw Wingrave—zo koel en helder als haar eigen reine geweten fonkelde in haar fraaie, felle ogen en schalde in haar imposante stem.

Ze was deftig en gedistingeerd; hoekig zonder lomp te zijn, en ze had een hoog voorhoofd en weelderig donker haar, opgestoken als bij

Page 11: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

een vrouw die misschien terecht haar ‘adellijke’ profiel wil tonen, en inmiddels hier en daar met wit doorschoten. Maar als zij voor Spencer Coyle de geest van een militair geslacht belichaamde, kwam dat niet doordat ze de tred van een grenadier of het vocabulaire van een marketenster had, maar louter doordat die geest zo krachtig sprak uit het enige waarvan zij met haar hele houding bij voortduring en onverbloemd, in woord en daad en oogopslag getuigde: de opperste heldenmoed van haar familie. Zij had een militaire geest omdat ze uit een militair geslacht stamde en voor geen goud iets anders wilde zijn dan wat de Wingraves altijd waren geweest. Ze was bijna vulgair in haar voorouderverering, en wie ruzie met haar zocht, vond daarvoor gemakkelijk genoeg een aanleiding in haar gebrekkige relativeringsvermogen. Maar die verleiding voelde Spencer Coyle niet, voor hem was het sterke karakter dat zij in geuren en kleuren tentoonspreidde een fascinerend schouwspel, en hij wist haar graag aan zijn zijde. Hij wenste haar neef iets meer van haar kortzichtigheid toe, geplaagd als die jongen leek te worden door de neiging alle zaken steeds in breder verband te zien.

Hij vroeg zich af waarom ze in de stad altijd haar intrek nam in Baker Street. Hij kende Baker Street niet als een plek waar mensen wonen—hij associeerde de straat met bazaars en fotografen. Hij vermoedde dat ze volstrekt onverschillig was voor alles wat geen betrekking had op haar grote passie. Al het andere was niet in tel bij haar, en als het in haar kraam te pas kwam, zou ze desnoods zelfs in Whitechapel logies nemen.4

Ze ontving hem in een grote, kille kamer vol vergeeld en versleten meubilair, versierd met kunstbloemen in albasten vazen. Haar enige persoonlijke inbreng leek te bestaan uit een dikke catalogus van de Army & Navy Stores, gelegen op een weids en verder leeg zwartblauw tafelkleed.5 Haar hoge voorhoofd—het was net een aardewerken tegel, een lei om bedragen en adressen op te noteren—liep rood aan toen de leermeester van haar neef haar zijn buitengewone nieuws vertelde; maar hij zag dat ze gelukkig meer boos dan bang was. Ze had in feite (en dat zou nooit veranderen) te weinig verbeelding om ergens bang voor te zijn, en had door haar gezonde gewoonte om nooit ergens voor terug te deinzen bovendien geleerd dat ze in iedere situatie haar mannetje stond. Meneer Coyle zag dat haar enige angst op dat moment kon zijn dat ze haar neef er niet van zou kunnen weerhouden zichzelf belachelijk te maken, en dat die vrees geen vat op haar had. Ook verrassingen konden haar nauwelijks uit het veld slaan; ze moest niets hebben van futiele, subtiele sentimenten. Dat Owen zichzelf even voor schut had gezet, nam ze hem kwalijk, zoals ze ook kwaad zou zijn geworden als ze te horen had gekregen dat hij schulden had gemaakt of verliefd was geworden op een meisje beneden zijn stand. Maar haar ergernis werd verzacht door het besef dat niemand háár voor schut kon zetten.

‘Ik kan me niet heugen dat ik ooit zoveel belang in een jongeman heb gesteld—in al die tijd dat ik die jonge kerels opleid,’ zei meneer Coyle. ‘Ik mag hem graag, ik geloof in hem—het was een groot genoegen om zijn voortgang te zien.’

Page 12: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘Ja, voortgang maken ze wel!’ Met karakteristieke kordaatheid gooide mevrouw Wingrave het hoofd in de nek, alsof ze de generaties in een gezwinde stoet aan zich voorbij zag trekken, met kletterende zwaarden en rinkelende sporen. Spencer Coyle begreep dat ze wilde overbrengen dat niemand haar iets over de aangeboren allure van een Wingrave hoefde te vertellen, en hij voelde zich door haar volgende woorden zelfs weggezet als een—in haar ogen—jammerlijke figuur, met zijn bange verhaal over de weigering waarop hij was gestuit, dat machteloze geklaag over zijn pupil. ‘Als u zo op hem gesteld bent,’ riep ze uit, ‘snoer hem dan in vredesnaam de mond!’

Meneer Coyle begon uit te leggen dat dit niet zo eenvoudig was als zij scheen te denken, maar hij merkte dat ze niet echt begreep wat hij zei. Hoe meer hij erop hamerde dat de jongen een soort intellectuele onafhankelijkheid bezat, des te meer zag zij dat als doorslaggevend bewijs dat haar neef een echte Wingrave was, en een soldaat. Pas toen hij had laten vallen dat Owen over het krijgswezen had gesproken als iets waarboven hij zich ‘verheven’ voelde, pas toen ze gedwongen werd de complexiteit van het probleem in dit schelle licht te bezien, pas toen zei mevrouw Wingrave, nadat ze daarover even in stomme verbazing had nagedacht: ‘Stuur hem onmiddellijk naar mij toe!’

‘Dat is nu net wat ik u kom vragen. Maar ik wil u ook voorbereiden op het ergste: weet dat hij een buitengewoon koppige indruk maakt, en dat u de krachtigste argumenten waarover u beschikt—zeker als u nog enkele uiterst praktische zaken zou kunnen aanvoeren—meer dan nodig zult hebben.’

‘Volgens mij heb ik een heel sterk argument.’ Mevrouw Wingrave keek haar bezoeker strak aan. Hij had geen idee wat haar argument was, maar verzocht haar dringend om het onverwijld in te stelling te brengen. Hij beloofde de jongeman die avond nog in Baker Street langs te sturen, maar zei erbij dat hij hem ook al op het hart had gebonden om zo snel mogelijk een paar dagen naar Eastbourne te gaan. Dat ontlokte Jane Wingrave de verbaasde vraag welk heil meneer Coyle van zo’n dure remedie verwachtte. En op diens verhaal over ‘het heil van wat verpozing, wat afwisseling, wat rust voor overspannen zenuwen’ volgde haar stellige repliek: ‘Ach, leg hem toch niet in de watten—hij kost ons al zoveel geld! Ik zal hem toespreken en meenemen naar Paramore. Dan stuur ik hem genezen naar u terug.’

Spencer Coyle toonde zich ogenschijnlijk tevreden met die belofte, maar constateerde al voordat hij bij haar vertrok dat hij er een nieuwe zorg bij had—een ongerustheid die hem inwendig deed verzuchten: ‘Ai, ze is ten diepste toch een grenadier en zal tactloos tekeer gaan. Ik weet niet waaruit dat sterke argument van haar bestaat, maar ik ben bang dat ze met haar gedram zijn volharding zal vergroten. De oude man is verstandiger, die kan tactvol zijn, al is ook zijn vulkaan nog niet gedoofd. Hij zal wel woedend worden op Owen. Het probleem is in feite dat die jongen nog de verstandigste van het hele stel is.’

Bij het avondeten werd Spencer Coyle weer bevestigd in die mening dat de jongen de verstandigste van het stel was. De jonge Wingrave (die tot zijn vreugde nog niet naar de kust was vertrokken)

Page 13: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

gedroeg zich aan tafel niet anders dan anders, een beetje bedremmeld allicht, maar zeker niet te bizar voor Bayswater. Hij zat heel ongedwongen te praten met mevrouw Coyle, die hem van meet af aan de mooiste jongeman had genoemd die ze ooit in huis hadden gehad; zodat de arme Lechmere nog het meest met de situatie verlegen was: die meed de blik van zijn dolende vriend, alsof hij diens gevoelens wilde sparen.

Spencer Coyle betaalde evenwel de tol voor zijn eigen gevoeligheid, want hij begon zich steeds grotere zorgen te maken. Het was hem overduidelijk dat zijn jonge vriend allerlei kwaliteiten bezat waarvan de bewoners van Paramore niets zouden begrijpen. Hij begon zelfs al inwendig te protesteren tegen de wijze waarop hij daar zou worden belaagd—te beredeneren dat de jongeman ten slotte recht had op zijn eigen opvattingen—te beseffen dat hij veel te fijnbesnaard was om door de wringer te worden gehaald. Zo was het deze vurige kleine repetitor met zijn onvoorspelbare inzichten en zijn veelzijdige inlevingsvermogen nooit eens vergund om zich ongeremd aan eenzijdige afkeer of geestdrift te kunnen overgeven. Steeds weer beroofde zijn waarheidsliefde hem van de mogelijkheid om zich daaraan te laven.

Na het avondmaal zei hij tegen Wingrave dat het wel zo netjes was om meteen een bezoek te brengen aan Baker Street, en met een volgens hem wat vreemde blik—die veel te verzaligde glimlach die de jongeman tijdens hun onderhoud ook al had vertoond—vertrok zijn pupil naar die beproeving. Spencer Coyle zag dat de jongen in de rats zat—hij was bang voor zijn tante; maar om de een of andere reden vond hij dat geen teken van zwakte. Hij besefte maar al te goed dat hij zelf ook bang zou zijn geweest als hij in zijn schoenen had gestaan, en de wijze waarop zijn pupil die angst nu trotseerde en het geschut tegemoet liep, getuigde toch van ware soldatenmoed. Menig dappere jongeman zou voor deze specifieke dreiging zijn teruggedeinsd.

‘Wat een opvattingen!’ liet de jonge Lechmere zich tegen zijn leraar ontvallen zodra zijn kameraad was vertrokken. Hij was duidelijk onthutst en verbijsterd—hij moest zijn emoties kwijt. Nog voor het avondeten had hij zijn vriend opgezocht, zoals meneer Coyle had gevraagd, en had toen te horen gekregen dat diens gewetensbezwaren berustten op de onwankelbare overtuiging dat oorlog—die ‘botte barbarij’, had hij het genoemd—stompzinnig was. Of mensen soms niets slimmers konden bedenken, was zijn grote klacht—en hij was vastbesloten om op de enig mogelijke manier te laten zien dat hijzelf in ieder geval niet zo’n sukkel was.

‘En hij vindt dat alle beroemde generaals de kogel hadden moeten krijgen, en dat met name Napoleon Bonaparte, de grootste van allemaal, een misdadiger was, een monster waarvoor geen passende naam bestaat!’ vulde meneer Coyle het door de jonge Lechmere geschetste beeld aan. ‘Ik zie dat hij jou al op dezelfde fraaie inzichten getrakteerd heeft als mij. Maar ik ben benieuwd wat jij daarop gezegd hebt.’

‘Ik heb gezegd dat het grote lariekoek is!’ zei de jonge Lechmere fel, en het verbaasde hem een beetje dat meneer Coyle om die ferme verklaring moest lachen en vervolgens zei: ‘Het is allemaal heel curieus. Er zit natuurlijk ook wel wat in—maar het is doodzonde!’

Page 14: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘Hij heeft me verteld wanneer hij er zo over begon te denken. Dat was een jaar of vier, vijf geleden, toen hij een heleboel boeken las over al die hoge pieten en hun campagnes—Hannibal en Julius Caesar, de hertog van Marlborough en Frederik van Pruisen en Napoleon. Hij heeft daar veel over gelezen en hij zegt dat hem toen de schellen van de ogen vielen. Dat er een golf van afschuw over hem heen sloeg. Hij begon over het “onmetelijke leed” dat oorlog teweegbrengt, en hij vroeg waarom de mensen niet liever hun eigen regering aan flarden schieten, de machthebbers die zo graag oorlog voeren. Het meest van al haat hij die arme ouwe Napoleon.’

‘Nou, die arme ouwe Napoleon wás ook een beest. Een vreselijke schurk,’ zei meneer Coyle onverwacht. ‘Maar ik neem aan dat je dat niet hebt beaamd.’

‘O, hij was natuurlijk hartstikke fout, en ik ben blij dat wij hem eronder hebben gekregen. Maar tegen Wingrave heb ik gezegd dat zijn gedrag tot veel ophef zou leiden.’ En na een korte aarzeling voegde de jonge Lechmere eraan toe: ‘Ik zei dat hij zich op het ergste moest voorbereiden.’

‘En toen vroeg hij natuurlijk wat volgens jou het ergste was,’ zei Spencer Coyle.

‘Ja, en weet u wat ik toen zei? Ik heb gezegd dat anderen al die gewetensbezwaren en die golf van afschuw van hem gewoon een smoesje zouden noemen. En toen vroeg hij: Een smoesje waarvoor dan?’

‘Ah, en daar had jij niet van terug!’ zei meneer Coyle met een lachje waar zijn leerling vreemd van opkeek.

‘Jawel hoor, ik heb het hem gewoon gezegd.’‘Wat heb je gezegd?’De jongeman keek zijn leraar in de ogen en aarzelde even.‘Nou ja, waar we het een paar uur geleden nog over hadden. Dat hij

de indruk wekt dat het hem ontbreekt...’ De eerlijke jongen aarzelde even en gooide het er toen uit: ‘Aan de militaire mentaliteit, hè. Maar weet u wat hij daarop zei?’ liet de jonge Lechmere er meteen op volgen.

‘De militaire mentaliteit kan me gestolen worden!’ zei meneer Coyle meteen.

De jonge Lechmere staarde hem even aan. Uit de toon van zijn repetitor kon hij niet helemaal opmaken of die deze woorden aan Wingrave toeschreef of zijn eigen mening ventileerde, maar uiteindelijk riep hij uit: ‘Dat is precies wat hij zei!’

‘Het kan hem niets schelen,’ zei meneer Coyle.‘Misschien. Maar het is niet fair van hem om zo op ons af te geven.

Ik heb tegen hem gezegd dat er geen betere mentaliteit bestaat, en dat er niets mooiers is dan lef en heldendom.’

‘Ah, en daar had hij niet van terug.’‘Ik zei dat het hem niet sierde om een mooi en nobel beroep zo af te

kraken. Ik heb gezegd dat er geen beter soort mens is dan de soldaat die zijn plicht doet.’

‘De soort waartoe jij behoort, beste jongen.’ Lechmere bloosde; hij wist niet goed (en het was een gevaar waarop hij natuurlijk volstrekt niet bedacht was) of zijn vriend nu misschien de draak met hem stak. Maar hij

Page 15: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

werd enigszins gerustgesteld door de hartelijke wijze waarop die vriend een hand op zijn schouder legde en zei: ‘Ga vooral zo door tegen hem! Zo komen we misschien nog ergens. Ik ben je zeer erkentelijk.’

Maar een andere twijfel bleef bestaan—een twijfel die hem ertoe dreef om, voordat ze dit pijnlijke onderwerp verder lieten rusten, tegen meneer Coyle te zeggen: ‘Het kan hem echt niets schelen! Maar dat is heel raar!’

‘Inderdaad, maar denk aan wat je vanmiddag zei: dat niemand het moet wagen om kwaad van hem te spreken.’

‘Wie dat doet, sla ik tegen de vlakte!’ zei de jonge Lechmere. Meneer Coyle was opgestaan. Dit gesprek had plaatsgevonden aan de eettafel, waar het schoolhoofd, nadat mevrouw Coyle zich had teruggetrokken, zijn pupil in het kader van diens algemene vorming nog een goed glas wijn had aangeboden. Die pupil, die inmiddels ook overeind was gekomen, bleef nog even staan, niet in de hoop op een tweede ‘borrel’, zoals hij het zou noemen, maar om uitgebreid en met ongewone zorg over zijn microscopisch kleine snorretje te strijken. De ander zag dat de jongen nog iets te zeggen had dat een laatste krachtsinspanning van hem vergde, en bleef daar met zijn hand op de deurknop op wachten. Toen de jonge Lechmere naar hem toeliep, las Spencer Coyle een ongewone intensiteit in dat openhartige ronde gezicht. De jongen was nerveus, maar probeerde zich een man van de wereld te betonen.

‘Dit blijft natuurlijk onder ons,’ stamelde hij, ‘en het zou niet in mij opkomen zoiets te vragen aan iemand die minder belang in die arme Wingrave stelt dan u. Maar denkt u dat hij hem knijpt?’

Meneer Coyle keek hem even zo streng aan dat hij zichtbaar schrok van wat hij had gezegd.

‘Dat hij hem knijpt? Waarvoor?’‘Nou, waar we het over hebben—militaire dienst.’ De jonge

Lechmere slikte even en zei toen, met een naïviteit die Spencer Coyle bijna aandoenlijk vond: ‘Voor het gevaar, snapt u wel!’

‘Dat hij bang is voor zijn hachje, bedoel je?’De jonge Lechmere zette grote smekende ogen op, en wat zijn

leraar in dat blozende gezicht zag—hij meende zelfs een traan te zien—was de vrees voor een teleurstelling die evenredig zou zijn aan zijn bewondering.

‘Is hij—is hij báng?’ herhaalde de rondborstige jongen met trillende stem.

‘Hemel, nee!’ zei Spencer Coyle, en hij draaide zich om.De jonge Lechmere voelde zich een beetje terechtgewezen en zelfs

een beetje beschaamd; maar hij voelde zich vooral opgelucht.

Page 16: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

III

Nog geen week later kreeg Spencer Coyle een briefje van mevrouw Wingrave, die spoorslags uit Londen was vertrokken met haar neef. Ze stelde voor dat hij aanstaande zondag naar Paramore zou komen—Owen deed wel zo ontzettend lastig. Daar, in dat huis vol illustere voorbeelden en herinneringen, en in eendracht met haar arme vader, die ‘vreselijk ontstemd’ was, konden ze dan misschien hun eindstrijd voeren. Tussen de regels door begreep hij uit haar brief dat men op Paramore inmiddels een heel eind verder was dan toen mevrouw Wingrave in Baker Street zijn radeloosheid nog had weggewuifd. Ze was er de vrouw niet naar om anderen snel om een gunst te vragen, maar ging nu toch zo ver om te zeggen dat hij er de getroffen familie een dienst mee zou bewijzen, en ze voegde eraan toe dat het hun een genoegen zou doen als hij zijn echtgenote meebracht, voor wie ze een aparte uitnodiging bijvoegde. Ook zou ze, als Coyle geen bezwaar had, de jonge Lechmere aanschrijven. Ze dacht dat zo’n mooie ferme knaap haar ellendige neef deugd zou doen.

De befaamde repetitor besloot deze kans met beide handen aan te grijpen. Zijn woede had inmiddels plaatsgemaakt voor bezorgdheid. Terwijl hij zijn antwoord aan mevrouw Wingrave zat te schrijven, betrapte hij zichzelf op een glimlach bij de gedachte dat hij er eigenlijk eerder heenging om zijn jonge vriend te verdedigen dan om hem te attaqueren. Zijn echtgenote, een mooie, onbevangen, trage vrouw—iemand met veel meer présence dan hijzelf—ried hij aan om de uitnodiging van mevrouw Wingrave toch vooral te aanvaarden, omdat Paramore een bijzonder fascinerend voorbeeld was van een oud Engels landhuis. Die laatste aansporing was goedmoedige spot: hij had de beste vrouw er al meer dan eens van beticht dat ze verliefd was op Owen. Zij gaf dat ook grif toe, ze pronkte zelfs met haar passie—wat wel aangeeft hoe luchtig zij elkaar hiermee plaagden. Geheel in de geest van hun grap ging ze dus gretig op de uitnodiging in. Dat gold ook voor de jonge Lechmere; zijn leraar meende dat zo’n uitstapje hem nog wat verkwikking kon bieden voor de laatste loodjes.

Dat de klap hard was aangekomen bij de bewoners van Paramore, was Spencer Coyle al na een paar uur in dat mooie oude landhuis duidelijk. Deze tweede korte logeerpartij, die op zaterdagavond begon, zou het vreemdste avontuur in zijn leven worden. Zodra hij met zijn vrouw alleen was—ze verkleedden zich op hun kamer voor het diner—wezen ze elkaar omstandig en bijna ontsteld op de sinistere somberheid die overal in het huis heerste. Het was een monumentaal gebouw, met een oude grijze gevel en uitstekende zijvleugels die de voorplaats aan drie zijden omsloten, maar mevrouw Coyle zei onomwonden dat ze geen voet binnen zou hebben gezet als ze van tevoren had geweten wat voor indruk het huis op haar zou maken. Ze noemde het ‘unheimisch’ en verweet haar man dat hij haar niet gewaarschuwd had. Hij had wel het een en ander verteld, maar terwijl ze zich bijna koortsachtig omkleedde,

Page 17: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

bestookte ze hem nu met vragen. Hij had met geen woord gerept over dat meisje, dat opvallende meisje, juffrouw Julian—had zijn vrouw althans niet verteld dat deze jongedame, die hier plat gezegd op de zak van de familie teerde, door houding en gedrag in feite de hoofdrol in het huishouden speelde. Mevrouw Coyle wist nu al dat ze haar maniertjes niet kon uitstaan. Maar bovenal had haar man niet gezegd dat hun jonge pupil er vijf jaar ouder zou uitzien.

‘Dat had ik ook niet verwacht,’ zei meneer Coyle. ‘En ook niet dat de crisis hier zo zichtbaar zou zijn. Maar ik had mevrouw Wingrave het advies gegeven haar neef flink onder druk te zetten, en dat heeft ze ter harte genomen. Ze snijden zijn bevoorradingslijnen af—ze proberen hem uit te hongeren. Dat is niet wat ik wilde—maar ik weet onderhand ook niet meer zo goed wat ik eigenlijk wilde. Owen staat wel onder druk, maar hij zal niet toegeven.’

Het vreemde was dat de wendbare kleine docent, nu hij eenmaal hier was, zijn eigen weerstand voelde groeien. Hij was hier vooral heen gegaan om die arme Owen te steunen. Zowel dat voornemen als zijn verontrusting waren ter plekke alleen maar verder gevoed. Er was iets in het verzet van de beste jongen dat hem begon te bekoren. Toen zijn echtgenote, in de eerder beschreven beslotenheid van hun slaapkamer, alle schijn liet varen en het standpunt van zijn pupil zelfs uitgebreid begon te prijzen (hij was te goed voor dat afschuwelijke beroep en nobel genoeg om voor zijn overtuiging te willen lijden—was hij daarmee niet zo rechtschapen als een jonge held, al zag hij dan zo bleek als een christelijke martelaar?), verwoordde die lieve vrouw daarmee eigenlijk alleen maar het medeleven dat ook hem—onder het mom van bewondering voor de talenten van zijn jonge vriend—in de greep had.

Een half uur eerder had zijn jonge vriend, na het gekeuvel bij de thee in de bruine oude ontvangstzaal, namelijk voorgesteld om nog even samen een luchtje te scheppen voordat ze zich gingen verkleden, en had hij op het bordes zelfs vleierig een arm in de zijne gehaakt: een ongebruikelijk familiair gebaar tussen leerling en meester, waarmee hij liet blijken dat hij wel wist van wie hij de meeste steun te verwachten had. Spencer Coyle was zelf ondertussen ook een en ander te weten gekomen en keek er dus niet van op dat de jongen bij hem zijn hart wilde luchten. Hij had bij aankomst al meteen de indruk gekregen dat iedereen in huis popelde om hem als eerste apart te nemen, en hij wist dat Jane Wingrave op dat moment door een van de doffe oude ramen stond te turen (het huis verkeerde nog in zo’n oorspronkelijke staat dat de dikke donkere vensterglazen drie eeuwen oud waren) om te zien of haar neef de geest van hun gast soms probeerde te vergiftigen. Hij liet de jongeman daarom onmiddellijk weten (en zorgde ervoor dat hij het met een lach deed) dat hij niet naar Paramore was gekomen om zich te laten corrumperen. Hij was hier om een laatste beroep op hem te doen, van man tot man—en hoopte dat het niet volkomen vergeefs zou zijn. Met een trieste glimlach vroeg Owen of hij eruitzag als een kerel die op bezwijken stond.

‘Ik vind dat je er vreemd uitziet—je lijkt wel ziek,’ zei Spencer Coyle eerlijk. Ze waren aan het einde van het bordes blijven staan.

Page 18: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘Ik heb me hier met alle kracht moeten verweren, en dat vergt nogal wat van een mens.’

‘Ach jongen toch, ik wou maar dat je al je kracht—en kracht heb je—voor een beter doel benutte!’

Owen Wingrave keek glimlachend neer op zijn kleine docent. ‘Ik kan mijn oren niet geloven!’ En hij legde uit: ‘Als u mij zo hoog aanslaat, dan wilt u toch zeker dat ik mijn kracht ten volle benut, om het even in welke richting? Nou, zo benut ik mijn kracht nu ten volle.’

Owen Wingrave vertelde verder dat hij een paar akelige uren had beleefd met zijn grootvader, die hem de mantel had uitgeveegd op een wijze waarvan je de haren te berge rezen. Hij had wel verwacht dat het zijn familie niet zou bevallen, helemaal niet, maar hij had geen idee gehad dat ze zo’n stampij zouden maken. De reactie van zijn tante was anders geweest, maar niet minder krenkend. O, ze hadden hem goed laten voelen dat ze zich voor hem schaamden; ze verweten hem dat hij de familienaam te grabbel gooide. Hij was de enige die ooit had geweigerd onder de wapenen te gaan—de eerste in driehonderd jaar. Iedereen had geweten dat hij het leger in zou gaan, en nu zou iedereen weten dat hij een jonge huichelaar was die ineens gewetensbezwaren beweerde te hebben. Zoals zij over zijn gewetenbezwaar praatten, zou je nog niet praten over de god van een kannibaal. Zijn grootvader had hem uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk was.

‘Hij noemde me... hij noemde me...’ Hier viel hij stil, hij kreeg het niet over zijn lippen. Hij zag er zo afgetobd uit als voor zo’n kerngezonde jongeman maar mogelijk is.

‘Ik denk dat ik het wel weet!’ zei Spencer Coyle met een nerveus lachje.

Met omfloerste blik staarde Owen Wingrave in de verte, alsof hij daar de verre gevolgen van de situatie ontwaarde. Toen wendde hij zich weer tot zijn gespreksgenoot en keek hem even vorsend in de ogen. ‘Het is niet waar. Echt niet. Dat is het niet!’

‘Dat geloof ik graag! Maar wat wil jij ervoor in de plaats stellen?’‘Waarvoor?’‘Voor de stompzinnige oplossing die oorlog is. Als je dat afschaft,

moet je op zijn minst een alternatief bieden.’‘Dat is aan de lui die de leiding hebben, aan regeringen en

kabinetten,’ zei Owen Wingrave. ‘Die zullen snel genoeg een alternatief vinden als hun eenmaal te verstaan is gegeven dat ze worden opgeknoopt als ze dat niet doen. Zet er de doodstraf op—dan worden ministers vanzelf inventief!’

Bij die woorden begonnen zijn ogen te glanzen, hij leek zelfverzekerd in zijn vervoering. Coyle slaakte een verblufte zucht van berusting: het was een monomanie. Even was hij bang dat Owen zou vragen of ook hij hem soms een lafaard vond, maar tot zijn opluchting kwam die gedachte niet bij de jongen op of durfde hij de proef niet op de som te nemen. Spencer Coyle wilde graag getuigen van zijn vertrouwen in zijn pupil, maar plompverloren zeggen dat hij niet aan zijn moed twijfelde zou een al te bot compliment zijn—alsof hij zei dat hij niet twijfelde aan zijn eerlijkheid.

Page 19: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Het dilemma werd al snel verholpen door Owens volgende woorden: ‘Het landgoed is aan mij vermaakt, daar kan mijn grootvader niets aan doen, maar meer zal ik niet krijgen. En zoals u weet is het maar klein en levert het, met de dalende pachtprijzen, geen inkomen meer op. Hij heeft nog wat geld—niet veel, maar mij laat hij nu geen cent meer na. En ook mijn tante onterft me—dat heeft ze me te verstaan gegeven. Ze zou me een lijfrente van zeshonderd per jaar nalaten, dat was allemaal geregeld. Maar nu is het zo geregeld dat ik geen cent meer krijg als ik niet onder de wapenen ga. Ik moet er wel bij zeggen dat ik van mijn moeder al een lijfrente van driehonderd per jaar heb geërfd. En de waarheid is simpelweg dat het verlies van dat geld me geen zier interesseert.’ Hij haalde lang en diep adem, als een dier dat pijn lijdt, en voegde eraan toe: ‘Daar zit ik helemaal niet mee!’

’Wat ga je dan doen?’ vroeg Spencer Coyle.‘Ik weet het niet; misschien wel niets. Niets groots, in ieder geval.

Maar wel iets vreedzaams!’Owen zei het met een meewarige glimlach, alsof hij er, zijn

bekommernis ten spijt, nog de humor van kon inzien dat een Wingrave zoiets zei. Maar zijn gespreksgenoot, die naar hem opkeek met de gedachte dat hij toch wel degelijk een echte Wingrave was, zo onverschrokken als hij zich hier in het heetst van de strijd betoonde, moest denken aan de woede die dit voornemen, op deze wijze uitgesproken en in de oren van zijn grootvader en tante klinkend als de uiting van een non-valeur, bij hen gewekt moest hebben. ‘Misschien wel niets’—terwijl hij ook hun roemrijke traditie kon voortzetten! Ja, hij was geen slappeling en hij was fascinerend, maar in sommige opzichten was zijn gedrag ook hemeltergend.

‘Waar zit je dan wel mee?’ vroeg meneer Coyle.‘O, het huis, de hele sfeer en uitstraling ervan. Het is alsof vreemde

stemmen me hier toefluisteren, vreselijke dingen zeggen als ik langsloop. En het besef van de verantwoordelijkheid die ik draag. Het valt me heus niet licht—in het geheel niet. Ik verzeker u dat ik er geen plezier aan beleef.’ Met een glinstering in zijn ogen waaruit een verlangen naar gerechtigheid leek te spreken, keek Owen de kleine repetitor weer aan en vervolgde: ‘Ik heb alle oude spoken wakker gemaakt. De portretten staren me woedend aan vanaf de wand. Er hangt er een bij van mijn betovergrootvader (dat ene schilderij waarover zo’n opmerkelijk verhaal gaat, u kent het wel—het hangt op de tweede overloop van de grote trap), en dat lijkt werkelijk tot leven te komen, bijna naar adem te happen, als ik in de buurt ben. Ik moet af en toe toch over die trap—nogal vervelend zo! Onze familiekring, noemt tante dat. Die huist hier als een soort onverwoestbare aanwezigheid, een verbintenis met het verre verleden, en onderweg hierheen hield mijn tante me voor dat ik nooit de brutaliteit zou hebben om hier in die familiekring zulke dingen te zeggen. Ik moest ze wel zeggen tegen mijn grootvader; maar nu ik dat gedaan heb, is voor mij daarmee de kous af. Ik wil weg—en wat mij betreft kom ik hier nooit meer terug.’

‘O, maar jij bent een soldaat, je moet dit uitvechten!’ lachte meneer Coyle.

Page 20: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Zijn scherts leek de jongeman te ontmoedigen, maar toen ze zich hadden omgedraaid en terug naar de deur slenterden, zei hij na een poosje zelf met een flauwe glimlach: ‘Ach, we zijn ermee besmet—allemaal!’

Zwijgend liepen ze verder naar de oude zuilengalerij. Daar hield Spencer Coyle even stil, nadat hij zich ervan had vergewist dat ze nog ver genoeg van het huis waren om niet te worden afgeluisterd, en vroeg: ‘Wat zegt juffrouw Julian ervan?’

‘Juffrouw Julian?’ Owen moest zichtbaar blozen.‘Die steekt haar mening vast niet onder stoelen of banken.’‘Ach, zij onderschrijft de mening van de familiekring, want daar

hoort zij natuurlijk bij. En daarbij heeft ze er ook nog een van zichzelf.’‘Een eigen mening?’‘Een eigen familiekring.’‘Haar moeder, bedoel je—die lijdzame dame?’‘Ik bedoel vooral haar vader, die in de strijd is gevallen. En haar

grootvader, en diens vader, en haar ooms en oudooms—allemaal gevallen in de strijd.’

‘Is het offer van al die levens niet een keer genoeg? Waarom zou ze jou ook nog opofferen?’

‘O, aan mij heeft ze een bloedhekel!’ zei Owen, en ze liepen weer door.

‘Ach ja, de hekel die mooie jonge meisjes hebben aan knappe jonge kerels!’ riep Spencer Coyle uit.

Hij geloofde er niets van, maar zijn vrouw wel, zo bleek toen hij haar van dit gesprek verslag deed terwijl ze zich, zoals hierboven beschreven, omkleedden voor het diner. Tijdens het half uurtje dat het hele gezelschap in de ontvangstzaal had doorgebracht, was het zijn vrouw al opgevallen hoe uitermate akelig de in ongenade gevallen jongeman door juffrouw Julian was bejegend, en je moest volgens haar wel je ogen in je zak hebben om niet te zien dat ze enorm haar best deed om te flirten met de jonge Lechmere. Het was jammer dat ze die malle jongen hadden meegebracht: hij zat op dat moment met haar beneden in de grote zaal.

Spencer Coyle keek er anders tegenaan, volgens hem lag het subtieler. Deze jongedame had haar positie in het huishouden louter te danken aan het feit dat ze zou trouwen met mevrouw Wingraves neef. Als het nichtje van mevrouw Wingraves eigen betreurde bruidegom in spe was zij door die dame al vroeg voorbestemd om via een verbintenis met Owen de breuk te lijmen die de oudere generatie uit elkaar had gedreven. En mocht iemand tegenwerpen dat een wilskrachtige jonge vrouw zich niet graag tot zo’n huwelijk laat dwingen, dan had Owens scherpzinnige leraar het argument paraat dat een jongedame in haar positie wel gek zou zijn om zo’n kapitale kans te vergooien. Ze was kind aan huis in Paramore en wist zich zeker van haar zaak; ze kon het zich dus permitteren om voor de grap te doen alsof ze nog een keuze had. Maar dat was niet meer dan onschuldige koketterie. Ze had een curieuze charme, en het was onzin om te denken dat de erfgenaam van zo’n huis

Page 21: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

geen aantrekkelijke partij zou zijn voor een meisje van achttien, hoe begaafd ook.

Mevrouw Coyle wees haar man erop dat de jongeman zich in dit huis nu juist onmogelijk had gemaakt: dat was een van de lastige kwesties waarover het echtpaar zich het hoofd brak nadat de twee mannen hun wandelingetje over het bordes hadden gemaakt. Spencer Coyle vertelde zijn vrouw dat Owen bang was voor het portret van zijn betovergrootvader. Hij zou haar het doek, dat haar nog niet was opgevallen, onderweg aanwijzen.

‘Waarom juist dat van zijn betovergrootvader?’‘O, dat is de meest geduchte van zijn voorouders. Die waart hier

nog weleens rond.’‘Wat? Waar?’ Mevrouw Coyle had zich met een ruk omgedraaid.‘In de kamer waar hij dood werd aangetroffen. De Witte Kamer

noemen ze die van oudsher.’‘Wil je zeggen dat het spookt in dit huis?’ Haar stem sloeg bijna

over. ‘En daar heb jij me zonder iets te zeggen mee naartoe gesleept?’‘Heb ik daar na mijn vorige bezoek niets over gezegd?’‘Geen woord. Je had het toen alleen maar over mevrouw Wingrave.’‘O, maar ik was helemaal vol van dat verhaal—jij bent dat gewoon

vergeten.’‘Dan had je me eraan moeten herinneren!’‘Als ik er al aan had gedacht, had ik mijn mond wel gehouden, want

anders was je nooit meegekomen.’‘Daar heb ik nu ook spijt van als haren op mijn hoofd!’ riep

mevrouw Coyle uit. ‘Wat is het verhaal?’‘O, het gaat om een gewelddadig voorval van lang geleden. Ik

geloof dat het nog in de tijd van George I was.6 Kolonel Wingrave, een van hun voorouders, zou toen in een woedeaanval een van zijn kinderen, een jonge knul nog, zo hard tegen zijn hoofd hebben geslagen dat het arme kind eraan stierf. Dat werd in de doofpot gestopt—ze hingen er een of ander verhaal over op. De arme jongen werd in een van de kamers aan de andere kant van het huis opgebaard en, omdat er toch allerlei vage geruchten de kop opstaken, zo snel mogelijk begraven. De volgende ochtend ontbrak kolonel Wingrave aan het ontbijt. Hij was nergens te vinden, tot iemand op het idee kwam dat hij misschien in de kamer zat van waaruit zijn kind naar zijn graf was gedragen. Iemand klopte aan, geen reactie—dus werd de deur geopend. En daar lag kolonel Wingrave dood op de vloer, geheel gekleed, alsof hij achteruit was gedeinsd en gevallen, zonder een wond of zelfs maar een schrammetje, geen enkel teken van een worsteling of doodsstrijd. Een sterke man in de kracht van zijn leven—zijn dood was onverklaarbaar. Men denkt dat hij ’s avonds laat, vlak voor het slapengaan, nog even naar die kamer is gegaan, in een vlaag van berouw of door angst gebiologeerd. Pas daarna is de waarheid over de doodsoorzaak van de jongen ook naar buiten gekomen. Maar in die kamer wordt nooit meer geslapen.’

Mevrouw Coyle was wit weggetrokken. ‘Dat mag ik hopen! Godzijdank dat ze ons daar niet hebben ondergebracht.’

Page 22: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘We zitten er een heel eind vandaan. Maar ik heb die gruwelkamer wel gezien.’

‘Ben je er binnen geweest?’‘Heel even. Ze zijn er best trots op, en de vorige keer dat ik hier

was, heeft mijn jonge vriend me daar rondgeleid.’Mevrouw Coyle staarde hem aan. ‘En wat is het voor kamer?’‘Gewoon een saaie, lege, ouderwetse slaapkamer, vrij groot, met

antiek meubilair. Van onder tot boven gelambriseerd en lang geleden duidelijk wit geverfd. Maar de verf is mettertijd verdonkerd, en aan de wand hangen drie of vier wonderlijke oude merklappen, ingelijst en achter glas.’

Zijn vrouw keek huiverend om zich heen. ‘Blij toe dat hier geen borduurwerkjes hangen! Ik heb nog nooit zoiets huiveringwekkends gehoord. Kom gauw mee naar beneden.’

Op de trap wees haar echtgenoot het portret van kolonel Wingrave aan—een voor zijn land en tijdperk levendige beeltenis van een man met een hard, knap gezicht, in rode tuniek en met pruik. Volgens mevrouw Coyle kon je goed zien dat Sir Philip van hem afstamde, en haar man kon zich goed voorstellen (al zei hij dat niet hardop) dat wie de moed had om ’s nachts door de oude gangen van Paramore te lopen, daar een gestalte als deze man, rusteloos als een spook en hand in hand met een lange jongensfiguur, door het huis kon zien dolen.

Onderweg naar de eetzaal kreeg hij ineens spijt dat hij bij zijn pupil niet meer op dat uitstapje naar Eastbourne had aangedrongen. Maar de avond leek zijn best te willen doen om grondeloze onheilsgedachten te verdrijven, want de barse familiekring die Spencer Coyle aan tafel had verwacht, bleek verdund met een flinke scheut buren. Ter aanvulling van het gezelschap waren twee opgewekte echtparen gerekruteerd, onder wie de dominee en zijn vrouw, alsmede een zwijgzame jongeman die in deze streek kwam vissen. Dat was een hele opluchting voor Coyle, die zich al begon af te vragen wat er eigenlijk van hem werd verwacht en waarom hij zo dom was geweest om te komen, en nu meende dat hij die vraag de eerstkomende uren tenminste even uit het hoofd kon zetten.

Net als eerder die dag had hij ook al meer dan genoeg werk aan het duiden van alle verschillende signalen in het tafereel dat zich voor hem ontvouwde. De volgende dag zou waarschijnlijk een dag vol ergernis worden: hij voorzag hoe moeizaam die lange vormelijke zondag zou verlopen, en hoe dor de denkbeelden zouden smaken die Jane Wingrave tijdens een afmattend familieberaad zou opdissen. Zij en haar vader zouden laten merken dat zij op hem hun hoop hadden gevestigd om het onmogelijke te bewerkstelligen, en als ze hem een of andere stompzinnige tactiek wilden opdringen, dan bestond het gevaar dat hij ze zou vertellen hoe hij erover dacht—en ook zonder zo’n incident was zijn bezoek nu al een grote vergissing.

De oude man wilde bij zijn gasten duidelijk de indruk wekken dat alles goed ging in de familie. De aanwezigheid van de befaamde Londense leermeester was een bewijs van hun volste vertrouwen in de komende examenresultaten. En tot Spencer Coyles verrassing had Owen blijkbaar toegezegd die schijn van harmonie niet te verstoren. Hij

Page 23: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

negeerde toespelingen op zijn harde werk, zweeg over zijn bedenkingen en zat zo gemoedelijk met de dames te keuvelen alsof hij niet onterfd was. Een enkele keer keek Spencer Coyle hem van over de tafel in de ogen, waarin hij een ondefinieerbare hartstocht zag smeulen, en hij vond dat lachende gelaat dan vreemd aandoenlijk: je kon niet anders dan medelijden hebben met het jonge lam dat zo duidelijk ter slachtbank werd geleid. ‘Verdraaide kerel—jammer dat hij zo’n vechtlust heeft!’ verzuchtte hij inwendig, met een logica die alleen oppervlakkig gezien paradoxaal was.

Maar die gedachte zou hem langer hebben beziggehouden als zijn aandacht niet zo in beslag werd genomen door Kate Julian, die hem, nu hij haar van nabij meemaakte, een bijzondere en misschien zelfs fascinerende jonge vrouw leek. Die fascinatie was geen gevolg van buitengewone schoonheid, want al was ze onmiskenbaar knap, met haar amandelvormige oosterse ogen, haar weelderige haar en haar ongegeneerde eigenzinnigheid, hij kende gezichten met een frissere blos en trekken die hem meer bekoorden; de fascinatie zat hem in de vreemde omstandigheid dat ze precies het soort gedrag leek te etaleren waarvan gezond verstand, en misschien ook fatsoen, haar had moeten weerhouden. Ze was, plat gezegd, aan de bedelstaf—berooid, bevoogd en bij de hand genomen; maar in uiterlijk en gedrag straalde ze uit dat hoe laag haar positie ook was, haar geestkracht zich niet liet vermanen of beteugelen. Niet dat ze agressief overkwam, daar was ze te onverschillig voor; ze wekte alleen de indruk dat ze niets te winnen of te verliezen had, en dus kon doen wat ze wilde. Spencer Coyle bedacht dat er voor haar misschien toch meer op het spel stond dan ze scheen te beseffen; maar hij had hoe dan ook nog nooit een jonge vrouw gezien die zo weinig moeite deed om geen aanstoot te geven.

De vraag drong zich op hoe Jane Wingrave met zo’n huisgenoot de vrede kon bewaren; maar dat raadsel bleef natuurlijk onpeilbaar. Misschien was Kate Julian zelfs haar beschermvrouwe de baas. Bij zijn vorige bezoek aan Paramore had hij de indruk gekregen dat de jongedame zich in de rug gedekt wist door Sir Philip. Die vond haar amusant, hij was gecharmeerd van haar en hield van mensen die voor de duvel niet bang waren; en tussen hem en zijn dochter bestond er geen twijfel over wie van hun tweeën de dienst uitmaakte. Er waren tal van zaken die voor mevrouw Wingrave buiten kijf stonden, en bovenaan de lijst stond de noodzaak van strikte discipline en het lot van overwonnenen en krijgsgevangenen.

Maar welke wonderlijke band kon er bestaan tussen hun schrandere jongeman en dit eigengereide jeugdvriendinnetje? Ze konden elkaar niet onverschillig laten, en onderlinge afkeer leek bij zulke montere, mooie jonge mensen nog veel minder waarschijnlijk. Ze waren geen Paul en Virginie, maar ze moesten toch hun eigen zomeridylle hebben beleefd: aan zo’n leuke jongen kon een leuk meisje alleen een hekel krijgen als hij niet op haar viel, en er was geen leuke jongen die niet zou vallen voor de charme van hun samenzijn.7 Coyle herinnerde zich wel dat dit samenzijn volgens haar moeder vaak was onderbroken omdat het meisje—net als Owen natuurlijk—weer naar school moest, uit logeren

Page 24: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

ging bij vrienden die zo goed waren om haar van tijd tot tijd in huis te nemen of—wat moeilijker te regelen was, maar godzijdank toch af en toe lukte—in Londen verbleef voor haar ‘vorming’, voor teken- en zangles, waarbij ze vooral met tekenen, of eigenlijk schilderen in olieverf, veel succes had gehad. Maar de goede vrouw had ook gezegd dat de twee jongelui zo hecht waren als broer en zus, wat toch een beetje aan Paul en Virginie deed denken. En zijn echtgenote had gelijk: Virginie deed zichtbaar moeite om het de jonge Lechmere naar de zin te maken.

De conversatie was niet zo sprankelend dat het Coyle veel moeite kostte dit alles te overdenken, want vooral dankzij de andere gasten dwaalde het gesprek nooit ver van de gebaande paden—bleef het beperkt tot oude anekdotes en discussies over de hoogte van de pachtgelden, onderwerpen die als bange dieren bij elkaar kropen. Hij voelde hoe vurig de heer en vrouw des huizes de schijn wilden ophouden dat er niets aan de hand was; en daaruit begreep hij hoe diep hun wrevel zat.

Nog voor het diner ten einde was, begon hij zich al zorgen te maken over zijn tweede pupil. Vanaf het begin van zijn studie had de jonge Lechmere altijd naar behoren gepresteerd; maar nu besefte zijn leraar ineens dat de jongen in de sociale omgang nog zo onnozel was als een pasgeboren lam. Meneer Coyle had gedacht dat het vertier op Paramore hem een opkikker zou geven, en het gedrag van de arme knul bevestigde die voorspelling. Een opkikker had hij onmiskenbaar gekregen, en wel in de vorm van een openbaring. Met een eerlijkheid die bijna een schreeuw om erbarmen was, of op zijn minst een smeekbede om hem niet te bespotten, straalde het gelaat van de jonge Lechmere uit dat hij nog nooit zoiets had gezien als juffrouw Julian.

Page 25: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

IV

Na het diner vond het meisje in de salon gelegenheid om Spencer Coyle aan te spreken. Ze kwam voor hem staan, klapte glimlachend haar waaier open en dicht en zei toen ineens, terwijl ze die vreemde ogen naar hem opsloeg: ‘Ik weet waarvoor u hier bent, maar het heeft geen zin.’

‘Ik ben hier om een beetje voor jou te zorgen. Heeft dat geen zin?’‘Heel aardig van u. Maar ik ben hier nu het heikele punt niet. Bij

Owen zult u niets bereiken.’Spencer Coyle aarzelde even. ‘Wat ben jij met zijn jonge vriend van

plan?’Ze staarde hem aan, keek om zich heen.‘De heer Lechmere? Ach, die arme jongen. We hebben over Owen

zitten praten. Hij heeft grote bewondering voor hem.’‘Ik ook. Ik kan niet anders zeggen.’‘Wij allemaal. Daarom zijn we ook ten einde raad.’‘Wil je zelf ook graag dat hij het leger ingaat?’ vroeg Spencer

Coyle.‘Ik zou niets liever willen. Ik heb immense bewondering voor het

leger, en ik ben dol op mijn oude speelkameraadje,’ zei Kate Julian.Hij herinnerde zich dat de jongeman zelf een heel ander beeld had

geschetst van hoe zij over hem dacht, maar hij vond niet dat het hem vrij stond haar daar nu op aan te spreken.

‘Het kan niets anders of jouw oude speelkameraadje is ook dol op jou. En dan zal hij jou graag een plezier doen. Dus ik zie niet in waarom jullie er onderling niet uit kunnen komen.’

‘Mij een plezier doen!’ riep Kate Julian uit. ‘Dat laat hij dan niet merken. Hij vindt mij een brutaal wicht. Ik heb gezegd hoe ik over hem denk, en nu heeft hij de pest aan me.’

‘Maar je hebt hem zo hoog zitten! Je zei net dat je hem bewondert.’‘Zijn talent, ja, zijn potentieel; zijn uiterlijk zelfs, als ik zo vrij mag

zijn. Maar voor hoe hij zich nu opstelt, kan ik geen bewondering opbrengen.’

‘Heb je daar dan met hem over gesproken?’ vroeg Spencer Coyle.‘Zeker, ik heb ronduit gezegd wat ik ervan vond—dat leek me hier

wel geoorloofd. En dat zal hij niet fijn hebben gevonden.’‘Wat heb je dan gezegd?’Het meisje dacht even na, klapte haar waaier open en weer dicht.‘Dat zijn gedrag een heer onwaardig is!’En vervolgens bood ze Spencer Coyle een kijkje in de peilloze

charme van haar ogen.‘Stuur je hem dan zo graag de dood in?’‘Wat een vreemde vraag van u—op die toon!’ lachte ze. ‘Ik begrijp

u niet: ik dacht dat het uw vak was om van mannen soldaten te maken!’‘Sta mij ook eens een grapje toe. Maar van Owen hoefde ik niks te

“maken”,’ zei meneer Coyle. ‘In mijn ogen...’ De repetitor zweeg even,

Page 26: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

alsof hij zich bewust was van de paradox in zijn woorden: ‘In mijn ogen is hij van nature al een vechter in de hoogste zin van het woord.’

‘Laat hij dat dan bewijzen!’ riep de jongedame uit, en ze liep weg.Spencer Coyle liet haar gaan. Er was iets in haar toon dat hem

ergerde en zelfs een beetje tegen de borst stuitte. Tussen deze jongelui had zich kennelijk een heftige scène afgespeeld, en de gedachte dat hem dat in feite niets aanging verhoogde zijn ergernis alleen maar. Dit was een huis van militairen, en de ideale man (jonge mensen hadden immers altijd zulke idealen) was voor haar een soldaat in krijgsornaat. Over smaak viel niet te twisten; maar toen Coyle een kwartiertje later bij de jonge Lechmere stond, de belichaming van dat type, was hij nog zo nijdig dat hij de nietsvermoedende knul betuttelend toesprak: ‘Maak het niet te laat, jongeman. Daarvoor heb ik je niet meegenomen.’

De gasten waren afscheid aan het nemen en bij de deur stond al een rijtje twinkelende nachtkaarsen klaar. Maar de jonge Lechmere was zo in de wolken dat geen terechtwijzing tot hem doordrong: een of ander binnenpretje ontlokte hem bijna een brede glimlach.

‘Ik wou dat het al tijd was om naar bed te gaan. Wist u dat ze hier een vreselijk lollige kamer hebben?’

‘Die hebben ze jou toch zeker niet gegeven?’‘Nee, hoor: daar heeft al in geen eeuwigheid iemand geslapen.

Maar dat zou ik nu juist graag doen—dat zou toch ontzettend leuk zijn.’‘En probeer je daarvoor juffrouw Julians toestemming te krijgen?’‘O, zij gaat er niet over, zegt ze. Maar ze gelooft er wel in, en ze

beweert dat geen mens er durft te slapen.’‘En dat gaat ook niet gebeuren! Zeker jij kunt met de examens in

het vooruitzicht je nachtrust dubbel en dwars gebruiken,’ zei Spencer Coyle.

De jonge Lechmere slaakte een teleurgestelde maar berustende zucht.

‘Al goed, hoor. Maar ik mag toch nog wel even met Wingrave praten? Dat is er de hele avond nog niet van gekomen.’

Meneer Coyle keek op zijn horloge.‘Ik geef je nog tijd voor één sigaret.’Hij voelde een hand op zijn schouder, en toen hij zich omdraaide

zag hij dat zijn vrouw kaarsvet op zijn jas stond te morsen. De dames gingen naar bed en ook Sir Philip maakte het nooit later; maar na alle afschuwelijke dingen die haar man had verteld, wilde mevrouw Coyle nergens in dit huis ook maar een ogenblik alleen zijn. Hij beloofde haar over een paar minuten te volgen, en nadat iedereen elkaar formeel de hand had gedrukt, ruisten de dames de trap op. Op Paramore bleef men alle vormen in acht nemen alsof het oude huis niet met een groot verdriet kampte. De enige die Spencer Coyle geen goedenacht kwam wensen, was Kate Julian. Ze keurde hem geen woord of blik waardig, maar hij zag dat ze wel fel naar Owen Wingrave stond te kijken. Haar moeder, een schuchtere en meelevende vrouw, leek de enige te zijn die de jongeman nog een knikje gunde. Toen dirigeerde mevrouw Wingrave de drie dames in processie—haar kleine optocht van flakkerende nachtkaarsen—de

Page 27: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

brede eikenhouten trap op, langs het toeziend oog van haar tragische voorvader.

De kamerdienaar van Sir Philip ondersteunde de oude man, die de arme Owen zijn rechte rug had toegekeerd op het moment dat die aanstalten maakte hem zijn eigen arm aan te bieden. Later hoorde Spencer Coyle dat het vroeger, voordat Owen dit recht had verspeeld, altijd diens voorrecht was geweest om, als hij thuis was, zijn grootvader plechtig naar de slaapkamer te begeleiden. Met dat gebruik had Sir Philip nu boos gebroken. Zijn vertrekken bevonden zich op de begane grond en geholpen door zijn lijfknecht schuifelde hij daar nu heen, nadat hij de belangrijkste van zijn logés nog even had aangekeken met die fonkelende ogen, roodgloeiend als opgeporde sintels, een blik die altijd zo’n vreemd contrast vormde met zijn vriendelijke manier van doen. ‘Morgen geven we die jonge schurk de volle laag!’ leken die ogen tegen Spencer Coyle te zeggen.

Je zou haast denken dat die jonge schurk, die inmiddels naar de andere kant van de zaal was geslenterd, op zijn minst op valsheid in geschrifte was betrapt. Meneer Coyle volgde hem even met de ogen, zag hoe hij zich nerveus in een stoel liet vallen en meteen weer opstond. In één rusteloze beweging liep hij door naar de plek waar zijn leraar de jonge Lechmere nog een laatste vermaning stond te geven.

‘Ik ga naar bed en ik wil dat je vooral doet wat ik daarnet heb gezegd. Rook nog één sigaret met je vriend hier en ga dan naar je kamer. En wee je gebeente als ik hoor dat je vannacht nog rare fratsen hebt uitgehaald.’ De jonge Lechmere stond met de handen in de zakken naar de vloer te turen en zweeg—duwde alleen met de neus van zijn schoen tegen een hoekje van een vloerkleed; zodat Spencer Coyle, niet tevreden met deze zwijgende instemming, het woord tot Owen richtte: ‘Ik moet je verzoeken het niet te laat te maken met dit teergevoelige sujet, Wingrave. Breng hem straks naar bed en draai zijn deur op slot.’ Toen Owen hem even aanstaarde, omdat hij blijkbaar niet begreep waar die bezorgdheid vandaan kwam, voegde hij eraan toe: ‘Lechmere is ziekelijk nieuwsgierig naar een van jullie familielegendes—een van jullie historische kamers. Druk dat gauw de kop in.’

‘O, die legende is kostelijk, maar dat van die kamer is kletskoek, ben ik bang!’ lachte Owen.

‘Je weet best dat je dat zelf niet gelooft, kerel!’ riep de jonge Lechmere uit.

‘Dat denk ik ook niet,’ zei meneer Coyle, die zag dat Owen een kleur kreeg.

‘Hij zou er zelf de nacht niet durven doorbrengen!’ ging de jonge Lechmere verder.

‘Ik weet wel wie dat gezegd heeft,’ zei Owen, die bedremmeld een sigaret bij de vlam van de kaars hield, zonder hun iets aan te bieden.

‘Dat mag ze toch?’ vroeg zijn jonge vriend, die een beetje rood kleurde. ‘Wil je alles voor jezelf houden?’ vervolgde hij gekscherend, en hij graaide in het sigarettenkistje.

Owen Wingrave nam rustig een haal van zijn sigaret. Toen zei hij: ‘Dat mag ze, ja. Maar zij weet er niks van.’

Page 28: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘Waar weet ze niks van?’‘Ze weet nergens wat van! Ik zal hem instoppen!’ ging hij jolig

verder tegen meneer Coyle, die besefte dat hij hier te veel was nu het gesprek een bepaalde wending had genomen. Hij was wel nieuwsgierig, maar deed altijd zijn best om bij zijn leerlingen een zekere discretie te betrachten; wat hem er overigens niet van weerhield om ze, voor hij zich naar boven begaf, nog eens te manen zich niet als uilskuikens te gedragen.

Boven aan de trap kwam hij tot zijn verrassing juffrouw Julian tegen, die blijkbaar weer naar beneden ging. Ze had zich nog niet omgekleed en leek er niet van te schrikken dat ze hem daar zag. Maar hoewel ze hem tien minuten geleden nog nadrukkelijk genegeerd had, liet ze zich nu ontvallen: ‘Ik moet beneden iets gaan zoeken. Ik ben een edelsteen kwijt.’

‘Een edelsteen?’‘Een heel fraaie turkoois, uit mijn medaillon. En aangezien dat het

enige sieraad is dat ik bezit...’ En ze passeerde hem.‘Zal ik helpen zoeken?’ vroeg Spencer Coyle.De jongedame bleef enkele treden lager staan en keek hem met

haar oosterse ogen aan.‘Hoor ik daar beneden geen stemmen?’‘Onze voortreffelijke jongeheren zijn er nog.’‘Dan zullen die me wel helpen.’ En Kate Julian daalde de trap af.Spencer Coyle had wel achter haar aan willen gaan, maar bedacht

dat hij zich had voorgenomen de jongens met rust te laten, dus liep hij door naar de suite waar zijn vrouw op hem wachtte. Daar stelde hij het slapengaan nog even uit; hij stapte weliswaar het kleedvertrek in, maar kon er niet eens toe komen om zijn jasje uit te trekken. Een half uur deed hij alsof hij daar nog even een roman zat te lezen; waarna hij rustig, of misschien moet ik zeggen opgewonden, vanuit de kleedkamer de gang weer in stapte. Hij liep naar de deur van de kamer waar de jonge Lechmere logeerde en zag tot zijn geruststelling dat die dicht was. Een half uur daarvoor had die nog open gestaan; hij mocht er dus van uitgaan dat die verwarde jongen nu naar bed was. Hij had zich daarvan willen vergewissen en stond op het punt om weer terug te keren toen hij een gerucht in de kamer hoorde: zijn pupil was iets aan het doen, bij het raam, dus hij kon nog bij hem aankloppen zonder bang te hoeven zijn om hem wakker te maken.

De jonge Lechmere opende de deur inderdaad in pantalon en hemdsmouwen. Enigszins verbaasd liet hij zijn bezoeker binnen, en zodra de deur weer dicht was, zei Spencer Coyle: ‘Ik wil je niet het leven zuur maken, maar voor mijn eigen gemoedsrust kom ik toch even kijken of het allemaal niet te enerverend voor je is.’

‘O, het is allemaal enerverend genoeg!’ zei de jongeman argeloos. ‘Juffrouw Julian kwam nog naar beneden.’

‘Om haar turkoois te zoeken?’‘Dat zei ze.’‘Heeft ze hem gevonden?’

Page 29: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘Weet ik niet. Ik ben naar boven gegaan. Ik heb haar achtergelaten bij die arme Wingrave.’

‘Heel goed,’ zei Spencer Coyle.‘Weet ik niet,’ zei de jonge Lechmere zorgelijk. ‘Ze waren aan het

ruziën.’‘Waarover?’‘Ik begreep er niets van. Het is een raar stel!’Spencer Coyle aarzelde. Hij had zwaarwegende principes en

scrupules, maar werd nu vooral gedreven door een prangende nieuwsgierigheid, of beter gezegd: een meeleven dat elk gewetensbezwaar wegvaagde.

‘Krijg je de indruk dat zij hem iets kwalijk neemt?’ waagde hij te vragen.

‘Nou en of! Ze zegt immers dat hij liegt!’‘Hoe bedoel je?’‘Waar ik bij stond. Daarom ben ik weggegaan, het liep veel te hoog

op. Ik was stom genoeg weer over die spookkamer begonnen, ik zei dat ik het zo jammer vond dat ik u had moeten beloven me daar niet in te wagen.’

‘Je kunt niet plompverloren in andermans huis gaan rondneuzen. Zoiets doe je toch niet!’ hield meneer Coyle hem voor.

‘Dat doe ik ook niet—kijk hoe braaf ik ben. Ik wil niks meer van die kamer weten!’ bekende de jonge Lechmere. ‘Tegen mij zei juffrouw Julian: “O, jij zou het vast wel durven, maar...”—en toen lachte ze die arme Owen gewoon uit: “maar dat is meer dan we mogen vragen van een meneer die zo’n buitengewoon standpunt inneemt.” Ik merkte wel dat ze het daar al eerder over hadden gehad—dat ze hem al eerder had zitten plagen of uitdagen. Het klonk misschien gekscherend, maar omdat hij niet meer in het leger wil, zet zij nu vraagtekens bij zijn moed.’

‘En wat zei Owen daarop?’‘Eerst niets. Maar toen zei hij doodleuk: “Ik heb er de hele

afgelopen nacht al in doorgebracht.” Toen staarden wij hem aan en begonnen te roepen, ik vroeg wat hij had gezien. Hij zei dat hij niets had gezien en juffrouw Julian zei dat hij zijn verhaal wat beter moest brengen—dat hij het wat smeuïger moest maken. “Het is geen verhaal, het is een simpel feit,” zei hij. Toen begon zij hem te sarren en wilde ze weten waarom hij dat, als hij het echt gedaan had, vanochtend niet meteen had gezegd, aangezien hij toch wel wist hoe ze over hem dacht. “Dat weet ik, ja, maar het kan me niets schelen,” zei Wingrave. Toen werd ze kwaad en vroeg heel serieus of het hem ook niets kon schelen dat ze dacht dat hij ons voor het lapje hield.’

‘Wat een rotstreek!’ riep Spencer Coyle.‘Het is een heel bijzonder meisje—ik begrijp niet wat ze wil

bereiken.’‘Heel bijzonder, ja. Op dat uur nog beneden rondbanjeren en

bekvechten met lichtzinnige jongeheren!’De jonge Lechmere dacht even na. ‘Omdat ze hem nog steeds leuk

vindt, bedoel ik.’

Page 30: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Spencer Coyle was zo verrast door dit ongebruikelijke blijk van psychologisch inzicht dat hij eruit flapte: ‘En denk je dat hij haar ook nog leuk vindt?’

Maar de jongeman kwam niet verder dan een zucht en een klaaglijk: ‘Ik weet het niet meer—ik geef het op! En ik weet zeker dat hij wel degelijk iets gezien of gehoord heeft,’ voegde hij eraan toe.

‘In die idiote kamer? Hoe weet je dat zo zeker?’‘Weet ik niet—ik zie het aan hem. Zoals hij zich gedraagt.’‘Waarom zou hij dat dan niet zeggen?’De jonge Lechmere dacht even na. ‘Misschien is het te gruwelijk.’Spencer Coyle moest lachen. ‘Ben je dan niet blij dat jíj niet in die

kamer zit?’‘Enorm!’‘Ga naar bed, malle jongen,’ zei Spencer Coyle lachend. ‘Maar zeg

eerst nog even wat zijn antwoord was op haar verwijt dat hij jullie voor het lapje hield.’

‘“Loop dan met me mee en sluit me daar op.”’‘Heeft ze dat gedaan?’‘Weet ik niet. Ik ben naar boven gegaan.’Spencer Coyle keek zijn leerling lang aan.‘Volgens mij zijn ze nu niet meer in de zaal beneden. Waar is

Owens kamer?’‘Geen flauw idee.’Meneer Coyle wist zich even geen raad: hij had zelf ook geen idee

en kon moeilijk overal gaan aankloppen. Hij raadde de jonge Lechmere aan om snel onder de wol te kruipen en liep de gang weer op. Hij overlegde bij zichzelf of hij nog kon achterhalen waar de spookkamer was die Owen hem destijds had laten zien, en herinnerde zich dat de oude naam boven de deur geschilderd stond, zoals bij veel van de kamers hier. Maar het gangenstelsel van Paramore was wijdvertakt; bovendien waren er waarschijnlijk nog enkele bedienden op, en hij wilde niet de indruk wekken dat hij aan het rondsluipen was. Hij keerde dus terug naar zijn eigen vertrekken, waar mevrouw Coyle al snel merkte dat hij nog steeds niet tot bedaren was gekomen. Aangezien ze moest bekennen dat ze van dit vreselijke huis zelf ook steeds meer ‘de griezels’ kreeg, bleven ze die nacht nog geruime tijd in gesprek, en een deel daarvan ging natuurlijk op aan een verslag van zijn onderhoud met de jonge Lechmere en hun gedachtewisseling daarover.

Tegen tweeën begon mevrouw Coyle zich zo ongerust te maken over hun geplaagde jonge vriend, en werd ze zo bang dat die nare meid de gelegenheid te baat had genomen om hem aan een verschrikkelijke proef te onderwerpen, dat ze haar man smeekte poolshoogte te gaan nemen, al moest het ten koste gaan van zijn eigen gemoedsrust. Maar nu de stilte van de nacht eenmaal over hen was neergedaald, was Spencer Coyle juist weer tot de overtuiging gekomen dat hij zich, bezorgd of niet, beter kon neerleggen bij Owens bereidheid om zo’n barre beproeving te ondergaan—een des te grotere beproeving voor de geprikkelde verbeelding van de arme jongen, die na zijn ervaring van de afgelopen nacht nu immers wist hoeveel het van hem zou vergen.

Page 31: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

‘Ik hoop juist dat hij daar is,’ zei hij tegen zijn vrouw. ‘Zo levert hij een formidabel bewijs van hun ongelijk!’

Hij kon in ieder geval niet zomaar gaan rondneuzen in een huis dat hij zo slecht kende. Niet dat hij consequent was: hij maakte zich evenmin op om te gaan slapen. Hij bleef met zijn boek bij de lamp in de kleedkamer zitten en wachtte af tot hij zou indommelen. Op den duur draaide zijn vrouw zich om in bed en zei niets meer, en uiteindelijk viel ook hij in zijn stoel in slaap.

Hoe lang hij geslapen had, moest hij achteraf terugrekenen. Het eerste waarvan hij zich weer bewust werd, was dat hij in verwarring wakker was geschrokken van een afgrijselijk geluid. Hij was al snel bij zijn positieven, ongetwijfeld mede doordat er ook meteen een angstkreet opklonk uit de kamer waar zijn vrouw sliep. Maar hij sloeg geen acht op zijn vrouw; hij was de gang al op gestormd. Daar hoorde hij het geluid weer: het ‘Help! Help!’ van een vrouw in doodsnood. Het was afkomstig uit een verre uithoek van het huis, maar die was snel genoeg gevonden. Spencer Coyle stoof erop af, met de klank van openslaande deuren en geschrokken stemmen in zijn oren en het vale licht van het vroege ochtendgloren voor ogen. Hij sloeg een hoek om en zag de witte gedaante van een bezwijmde jongedame op een bank, en terwijl hij erop af liep drong alles in één oogopslag tot hem door: Kate Julian, in haar trots te laat bevangen door wroeging om wat ze met haar hoon had aangericht, was hierheen gegaan om het slachtoffer van haar spotlust uit de kamer te bevrijden, en was vervolgens teruggedeinsd en in zwijm gevallen bij de aanblik van de tragedie die ze teweeg had gebracht—de tragedie die hij zelf meteen daarop vanuit de deuropening vol afgrijzen in ogenschouw nam. Owen Wingrave lag, gekleed zoals hij hem gisteren voor het laatst had gezien, dood op de plek waar ooit zijn voorvader was gevonden. Hij lag erbij als een jonge soldaat op het slagveld.

Page 32: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Verantwoording

‘Owen Wingrave’ stond in 1892 in het tijdschrift The Graphic en verscheen daarna in boekvorm in The Private Life and Other Stories (1893). Later werd nog een herziene versie van het verhaal opgenomen in deel 17 van de New York Edition (1907-1909), maar de brontekst voor deze vertaling is de eerste boekuitgave, waarvan de Amerikaanse editie (getiteld The Wheel of Time) beschikbaar is op Wikisource.

Ik ben Marijke Versluys zeer erkentelijk voor haar redactie van deze vertaling.

De omslagillustratie is een uitsnede uit View of the Long Gallery at Aston Hall (ca. 1870-1880) van Cecilia C. Foster.

Voor meer verhalen van Henry James zie mijn blog of mijn homepage.

Page 33: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

Aantekeningen

Page 34: fmlekens.home.xs4all.nl€¦  · Web viewMeneer Coyle was repetitor van beroep: hij stoomde jongelui klaar voor de militaire academie. Altijd maar drie of vier pupillen tegelijk,

1 Sandhurst: prestigieuze militaire academie.2 het bederven van de Atheense jeugd: een van de aanklachten tegen Socrates.3 Indiase opstand: de zogenaamde Indian Mutiny, tegenwoordig wel de Eerste Indiase Onafhankelijkheidsoorlog genoemd, vond plaats in 1857.4 Whitechapel stond destijds bijzonder slecht aangeschreven, het was ook de wijk waar Jack the Ripper luttele jaren voor de publicatie van dit verhaal ettelijke prostituees had vermoord. Geen plek dus waar iemand als Jane Wingrave normaliter ooit een voet zou zetten, laat staan verblijven. Baker Street staat tegenwoordig natuurlijk vooral bekend als de straat waar Sherlock Holmes domicilie hield. Maar hoewel de verhalen over de befaamde detective al enkele jaren met veel succes in tijdschriften verschenen, denk ik niet dat deze opmerking over Baker Street een verwijzing is naar die verhalen. Het is eerder een teken dat Conan Doyle zijn detective een ongebruikelijk adres gaf. Maar Holmes was dan ook een onconventionele figuur—en woonde dus vlak bij de drukke Baker Street Bazaar.5 Army & Navy Stores: niet de moderne ‘legerdump’, maar een door officieren in 1871 opgezette winkelcoöperatie waar alleen militairen konden kopen. Het warenhuis bood een breed assortiment aan goederen, van kruidenierswaren tot kleding, geneesmiddelen en vuurwapens. 6 in de tijd van George I: de Engelse koning George I regeerde van 1714 tot 1727.7 Paul en Virginie: Paul et Virginie (1788) is een roman van Jacques-Henri Bernardin de Saint-Pierre over twee kinderen die in een paradijselijke vallei op Mauritius een idyllische jeugd beleven, opgroeien als broer en zus en veel van elkaar houden; het 18de-eeuwse Blue Lagoon.