radicalisering

11
Radicalisering Opdracht is uitgevoerd door Database wetenschappelijke onderzoeken & deskundigen Februari 2012

Upload: duongthuan

Post on 11-Jan-2017

214 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Radicalisering

Radicalisering

Opdracht is uitgevoerd door

Database wetenschappelijke onderzoeken

& deskundigen Februari 2012

Page 2: Radicalisering

Radicalisering

Kennissynthese polarisatie en radicalisering Mogelijkheden voor preventie van polarisatie en radicalisering onder migrantenjeugd door professionals in de jeugdsector Opdrachtgever: ZonMw Opdrachtnemer: COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement & FORUM 2011

Polarisatie en radicalisering staan hoog op de politieke agenda. Na de moord op Theo Van Gogh (2004) verschenen al snel de eerste beleidsnota’s waarin de basis werd gelegd voor een brede benadering van dit relatief nieuwe fenomeen. Nieuwe partners komen in beeld: de zogeheten eerstelijnswerkers. Zij worden geacht een taak te hebben in de signalering van radicalisering. Langzaam wordt een verschuiving zichtbaar van een primair repressieve benadering naar een aanpak waarbij preventief beleid centraal staat. Deze toenemende aandacht voor preventie mogelijkheden ter voorkoming van polarisatie en radicalisering vormt de aanleiding van dit onderzoek. Doel van de kennissynthese is om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor preventie van polarisatie en radicalisering onder migrantenjeugd door professionals in de jeugdsector. Het onderzoek is kwalitatief van aard. De volgende onderzoeksmethoden worden onderscheiden: documentanalyse, interviews, vragenlijst en expertmeetings. Het onderzoek richt zich op de hele jeugdsector.

De onderzoekers concluderen dat er een toenemende stroom aan wetenschappelijk onderzoek naar radicalisering, maar ook polarisatie, beschikbaar komt. Verder wordt geconcludeerd dat er meerdere factoren op verschillende abstractieniveaus (micro, meso, macro; zoals ouders, school of buurt) van invloed zijn op het ontstaan en de ontwikkeling van radicalisering. Hetzelfde kan opgemerkt worden ten aanzien van polarisatie. Het proces van radicalisering wordt gevoed door existentiële twijfel, identiteitsvraagstukken en een persoonlijke zoektocht naar zingeving. Dergelijke processen zijn nauw verbonden met ontwikkelingen die jongeren in hun puberteit doormaken. In dat licht moet radicalisering beoordeeld worden als één mogelijke ontwikkelrichting of uitkomst van een groeiproces. Radicalisering komt ook voor onder autochtone Nederlanders.

Enkele aanbevelingen die beschreven zijn richten zich op het uitvoeren van gedegen wetenschappelijk onderzoek en het opstellen van een eenduidige definitie betreffende het onderwerp. Er is aangegeven dat onderzoeksuitkomsten omgezet moeten worden naar praktijksituaties. Daarnaast is aanbevolen om een studie op te zetten naar de oorzaken van de beperkte toegankelijkheid van instituties voor migranten binnen de jeugdsector.

http://www.zonmw.nl/uploads/tx_vipublicaties/COT_-_Forum_Kennissynthese_ZonMw_Polarisatie_en_Radicalisering_1_.pdf

Radicalisering moslimjongeren in Rotterdam? T. Notten&T. Witte 2011

Page 3: Radicalisering

Inlichtingen- en veiligheidsdiensten houden radicaliseringtendensen binnen de Islamitische gemeenschappen scherp in de gaten. Het zijn vooral moslimjongeren die, volgens openbare verslagen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en het Informatie SchakelPunt Radicalisering (ISPR), ontvankelijk zijn voor radicale ideeën. Bij de juistheid en nauwkeurigheid van die rapportages plaatsen de auteurs vraagtekens. Van radicalisering blijkt bijvoorbeeld in Rotterdam vrijwel geen sprake te zijn. Voor zover de problemen iets van doen hebben met radicalisering, lijken ze meer te liggen op het gebied van samenleven en opvoeding: de culturele en normatieve tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen – moslims en niet-moslims – nemen toe. Polarisatie is het eigenlijke probleem en niet radicalisering.

De auteurs stellen het diffuse begrip “radicalisering” ter discussie zoals dat een belangrijke rol speelt in deveiligheidsrisicodebatten, bij wetenschappelijk onderzoek en binnen de kring van inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ter illustratie gaan ze nader in op de feitelijke ontwikkelingen in Rotterdam. Opgrond van deze verkenning bepleiten ze andere vormen en aandachtsvelden in het onderzoek naar radicalisering.

http://www.journalsi.org/index.php/si/article/view/URN%3ANBN%3ANL%3AUI%3A10-1-101453/229

2.1 Criminaliteit in relatie tot gewelddadig radicalisme en terrorisme Een overzicht van theoretische verbanden en een casusanalyse van salafistisch jihadisme in Nederland Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme (Universiteit Leiden) M. Dechesne& J. van der Veer 2010

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en gewelddadig radicalisme en terrorisme anderzijds. In aanvulling op de bestaande literatuur over mogelijke samenwerkingsverbanden tussen criminele en terroristische organisaties, wordt in dit rapport het individu en zijn directe sociale omgeving centraal gesteld. Het onderzoek heeft tot doel een overzicht van de mogelijke verbanden te geven zoals die op individueel niveau in de wetenschappelijke literatuur worden gelegd tussen criminaliteit enerzijds en gewelddadig radicalisme en terrorisme anderzijds. Het onderzoek maakt een analyse van de Nederlandse situatie, waardoor inzicht wordt verkregen in de toepasbaarheid van de in de literatuur veronderstelde verbanden voor begrip van de relatie tussen criminaliteit en salafistischjihadistisch radicalisme en terrorisme in Nederland.

Voor het onderzoek is een literatuurstudie verricht. Uit de algemene literatuur komt een complex en dynamisch beeld naar voren. Het beeld is complex, omdat verschillende verbanden tussen criminaliteit en radicalisme worden gelegd. De relatie tussen criminaliteit en gewelddadig radicalisme is bovendien dynamisch, omdat op verschillende tijdstippen in het radicaliseringproces verschillende verbanden tussen criminaliteit en gewelddadig radicalisme worden gelegd.

Page 4: Radicalisering

Vooralsnog ontbreekt in het overgrote deel van het onderzoek een systematiek om de relatie tussen

criminaliteit enerzijds en terrorisme en radicalisering anderzijds inzichtelijk te maken. Een eerste vereiste om tot een dergelijke systematische benadering te komen is een genuanceerde omschrijving van het begripcriminaliteit en de nadrukkelijke erkenning van de complexiteit van de begrippen terrorisme en radicalisme. Wanneer verschillende verschijningsvormen van criminaliteit en verschillende varianten en fasenvan gewelddadige radicalisering in een matrix tegen elkaar worden afgezet, lijkt een belangrijke stap gezet naar een genuanceerd beeld van het verband tussen beide verschijnselen. Daarbij is het van belang ook conditieswaarin geen sprake is van criminaliteit en radicalisering op te nemen. Om binnen deze opzet de relatie tussen criminaliteit en gewelddadig radicalisme vast te stellen, lijkt het bovenal van belang betrokkenen zelf teondervragen in plaats van conclusies te baseren op secundaire bronnen.

http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/criminaliteit-radicalisering-en-terrorisme.aspx?cp=44&cs=6796

Radicaal, orthodox of extremist? Achtergrondinformatie over radicalisering en polarisatie ACB Kenniscentrum L. Arts & E. Butter 2009

Dit rapport is opgesteld voor mensen die zich willen verdiepen in de achtergronden van radicalisering, extremisme, en in iets mindere mate, polarisatie. Het is bedoeld voor bestuurders, professionals, vrijwilligers en andere burgers die willen voorkomen dat jongeren zodanig radicaliseren dat ze tot extremistische daden in staat zijn of die ongewenste vormen van polarisatie willen voorkomen. Daarbij valt te denken aan mensen die werkzaam zijn bij de lokale overheid, bij onderwijs- en welzijnsinstellingen, bij vrijwilligersorganisaties en bij moskeeorganisaties en (lokale) media.

Het rapport is een verslag van een verkennend onderzoek van ACB Kenniscentrum naar de theorieën en methodieken die worden ontwikkeld om vormen van radicalisering en in mindere mate polarisatie tegen te gaan. Vanuit de deskundigheid en de betrokkenheid van ACB bij Islamitische bevolkingsgroepen, ligt het accent in deze notitie op Islamitische vormen van radicalisering, maar er is ook aandacht voor extreemrechts.

Er wordt in dit rapport gekeken naar het landelijke en lokale beleid, in het bijzonder naar de activiteiten die in het kader van preventie van radicalisering en polarisatie al plaatsvinden. Ook wordt gekeken naar ervaringen in het buitenland, naar activiteiten van moskeeën en moskeeorganisaties en naar de praktijk in het onderwijs en het welzijnswerk.

Concluderend stellen de auteurs dat, hoewel het altijd beter kan en het vaak om gevoelige materie blijkt te gaan, de professionals inhet veld, ambtenaren en burgers zich steeds beter beseffen dat het bij radicalisering en polarisatie nietalleen gaat over kale koppen en mannen met baarden, maar juist over alle mensen in de samenleving.Er zijn de afgelopen jaren al veel publicaties en bijeenkomsten geweest, die vaak zijn bekritiseerd,maar die tegelijkertijd

Page 5: Radicalisering

wel degelijk hebben geleid tot meer bewustzijn, nuance, kennis en concreteactie.Waar het eerst vooral ging over radicalisering, gaat het nu steeds vaker ook over discriminatieen polarisatie, die onlosmakelijk met radicalisering verbonden zijn. Op allerlei niveaus en vanuitverschillende disciplines zijn mensen bereidwillig deze zaken op te pakken en resultaat te boeken.

http://www.acbkenniscentrum.nl/public/Publicatie/33/download1/Radicaal%20orthodox%20extremist.pdf

Denken en Deugden van Marokkaanse-Nederlanders Instituut ISW& Rijksuniversiteit Groningen M. van Duren & J. Bremmer 2008

Dit rapport gaat over een onderzoek naar Marokkanen en naar Islamitisch fundamentalisme. Het rapport is de tweede publicatie in een serie over de rol van religieuze deugden bij integratieproblemen. Gezien de veronderstelde grote invloed van religie op de identiteit van immigranten en autochtonen, is het belangrijk voor BZK dat meer kennis gegenereerd wordt over de rol die religieuze deugden spelen bij de integratieproblematiek in verschillende domeinen van de samenleving. Speciaal interessant voor BZK is de invloed die de verschillende religies hebben op maatschappelijke participatie in brede zin, de positie van Islamitisch recht ten opzichte van het Nederlandse recht en de opvattingen van (delen van) de moslimgemeenschap over radicalisering. De twee hoofdvragen van dit rapport luiden: Hoe beleven Marokkaanse moslims van tussen de dertig en vijftig jaar hun geloof in Nederland? En hebben zich in hun religieuze beleving de afgelopen jaren veranderingen voorgedaan? Door de hoofdstukken heen is te lezen dat de beleving van de Islam voor de geïnterviewden een persoonlijke aangelegenheid is. Deze persoonlijke relatie met God is het enige waarin alle respondenten overeenstemmen. De antwoorden liepen uiteen als het ging over de vraag of Nederland nu wel of geen goed land is om moslim te zijn.

De veranderingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan in de religieuze beleving van de geïnterviewden kunnen in twee categorieën wordenondergebracht. De eerste categorie omvat de veranderingen in het moslim-zijnin Nederland en in de tweede categorie worden juist de veranderingen in depersoonlijke religiebeleving bijeen gebracht. Er zijn dus veranderingen op eenmacro-niveau (maatschappelijk) en op een micro-niveau (persoonlijk). In het artikel is te lezen dat geen van de respondenten zich aangetrokken voelt tot radicaal Islamitische gedachten. Ze zijn van mening dat jongemoslims gevoeliger zijn voor radicalisering vanwege hun gebrek aan een stevigeidentiteit. Het missen van een duidelijke identiteit in combinatie met een gevoelvan onvrede ten aanzien van de eigen leefsituatie worden vaak wel gezien alsmogelijke aanleidingen die kunnen zorgen voor het ontstaan van een radicaal Islamitische denkwereld. Wat opvalt is dat de geïnterviewden, in vergelijking

Page 6: Radicalisering

metde literatuur, het gevaar en de ontwikkeling van radicaal Islamitische tendensenin de samenleving heel verschillend inschatten. Waar de literatuur waarschuwtvoor grote groepen moslim-jongeren die dreigen te radicaliseren, staan degeïnterviewden hier sceptisch tegenover en kunnen zij zich niet voorstellen datdit in werkelijkheid gebeurt. http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2008/06/25/denken-en-deugden-van-marokkaanse-nederlanders/denkenendeugdenvanmarokkaansenederlanders.pdf

2.2 Processen van radicalisering Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden M. Slootman& J. Tillie IMES 2006 Het Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam rondde in oktober 2006 het rapport 'Processen van radicalisering ‘Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden' af. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van deze studie naar (potentiële) radicaliseringsprocessen onder Amsterdamse moslims. Het onderzoek richtte zich vooral op de fase vóór radicalisering. Dat wil zeggen: op de aanwezigheid van opvattingen en denkbeelden bij niet radicaliserende moslims die tot radicalisering kunnen leiden. Centraal staat de analyse van denkbeelden die een radicaliseringsproces in gang kunnen zetten. Het rapport eindigt met aanbevelingen voor een preventief beleid ten aanzien van (potentiële) radicaliseringsprocessen onder Amsterdamse moslims én met aanbevelingen voor beleid ten aanzien van radicale Islamitische jongeren om extremistisch geweld te voorkomen. De onderzoekers spraken met een aantal radicaliserende Amsterdamse jongeren. De onderzoekers gaan in het rapport kort in op de rol van het onderwijs bij het herkennen van radicalisering. Radicalisering is volgens de onderzoekers niet een eigenschap van ‘onbegrijpelijke gekken’ maar een ontwikkeling diegepaard gaat met bepaalde gevoelens en houdingen en die bij uiteenlopende mensen kanontstaan. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat de religieuze en politieke dimensieonafhankelijk zijn. Dat wil zeggen: orthodoxie leidt niet automatisch tot politieke onvrede (endus tot mogelijke radicalisering) en andersom. Het is belangrijk dit te erkennen. Iemand dieorthodox is, is niet perse radicaal, noch loopt deze persoon de kans automatisch radicaal teworden.

http://dare.uva.nl/document/145335

Page 7: Radicalisering

2.3 Radicaliseren de criminele Marokkaanse jongeren van weleer? Sociale controle theorie toegepast op twee case studies F. van Gemert 2006

Opnieuw richt de aandacht zich op Marokkaanse jongeren, want in Nederland lijkt het radicaliseren vooralsnog in meerderheid hen te betreffen. Is het dezelfde categorie afglijdende Marokkaanse jongeren die nu radicaliseert? Zo ja, dan kan zich een omvangrijk probleem aandienen. Het spreekt voor zich dat deze kwestie belangrijke consequenties heeft voor beleid. In dit artikel draait het om de geschiedenissen van twee personen op de drempel van volwassenheid. Zij maken keuzes die grote consequenties hebben, want zij verliezen de aansluiting met de Nederlandse samenleving. De een, Abdel, marginaliseert en zet de criminele loopbaan voort waar hij eerder aan begon. Mohammed B., op zijn beurt, radicaliseert en ook hij plaatst zich bewust buiten de respectabele orde. De centrale vraag van dit artikel luidt: loopt het soort Marokkaanse jongens dat in het verleden marginaliseerde nu het risico te radicaliseren?

Een antwoord is gezocht in de vergelijking van gemarginaliseerde en geradicaliseerde jongeren, in casus Abdel en Mohammed B., en in de beschrijving van de processen van marginaliseren en radicaliseren. Gezien de gebrekkige empirische onderbouwing is dat niet met zekerheid te zeggen, maar het antwoord lijkt negatief.

http://dare.ubvu.vu.nl/simple-search?query=marokkaanse

Boeken

Radicalisering en identiteit Radicale rechtse en moslimjongeren vergeleken A. Gielen 2008

De moord op Theo van Gogh zorgde voor een schokgolf in Nederland. Radicale moslims bleken ook in Nederlandse steden aanwezig te zijn. Wie zijn deze jongeren? Hoe en waarom worden zij radicaal? Onderzoekers die antwoorden proberen te vinden op vragen over radicalisering noemen diverse factoren op internationaal, sociaaleconomisch en sociaalpsychologisch niveau.

De auteur richt haar aandacht op een aspect dat onderbelicht blijft: de zoektocht naar identiteit. Daarbij kijkt zij niet alleen naar radicale moslimjongeren, maar tevens naar een groep die veel minder aandacht krijgt: rechts-radicale jongeren. Alle jongeren gaan vanaf de pubertijd op zoek naar hun identiteit. Deze zoektocht wordt in dit boek in kaart gebracht op basis van interviews en literatuurstudie.

De vergelijking tussen geradicaliseerde religieuze en politieke jongeren leidt tot de conclusie dat bij beide groepen identiteit een centrale rol speelt in het radicaliseringsproces. Gielen vertaalt haar bevindingen ook naar de praktijk: wat kan de (lokale) overheid doen om radicalisering onder deze jongeren te voorkomen? Haar pleidooi voor een breed

Page 8: Radicalisering

preventiemodel ondersteunt zij onder andere met evaluaties van activiteiten die in Slotervaart zijn gestart ter voorkoming van moslimradicalisering.

Waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme Onrechtvaardigheid, onzekerheid en bedreigde groepen WODC K. van den Bos, A. Loseman&B. Doosje 2009

De betrokkenheid van jongeren bij extreme daden en uitingen trekt veel aandacht. Onder diverse groepen jongeren zou sprake zijn van polarisatie en radicalisering. De aandacht hiervoor komt niet alleen tot uitdrukking in de media, maar ook in de vele recente studies naar radicalisering en extremisme onder jongeren. Hoewel in sommige van deze onderzoeken diepgaande gesprekken met jongeren worden gevoerd, wordt in vele onderzoeken slechts over jongeren gesproken.

Ter preventie en bestrijding van radicalisme en radicalisering onder jongeren heeft de Nationaal Coördinator Terrorisme Bestrijding (NCTb) behoefte aan een beter inzicht in de attitudes die jongeren er op nahouden ten aanzien van onderwerpen die relevant zijn voor radicalisering en terrorisme in Nederland en de betekenis hiervan voor (de bestrijding van) radicalisme en radicalisering in Nederland. In dit rapport wordt bestudeerd waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme. In het bijzonder wordt gekeken hoe in Nederland levende jongeren van 13 tot 21 jaar denken over moslimradicalisme en rechts-extreme ideeën.

De bevindingen uit deze grootschalige internetsurvey zijn aangevuld met gegevens uit interviews met 24 radicale jongeren. Uit de gepresenteerde onderzoeken kan kortheidshalve geconcludeerd worden dat sympathie voor moslim- of rechtsradicaal gedachtegoed met name dan een grote kans van ontstaan heeft wanneer fundamentele aspecten omtrent de levenssituatie van de jongere en zijn/haar groep door hem/haar als onrechtvaardig worden waargenomen. Samen met gevoeligheid voor onzekerheid en ervaren groepsbedreiging kan dit gemakkelijk leiden tot extern gerichte negatieve emoties zoals boosheid en intenties tot en het daadwerkelijk verrichten van radicaal en gewelddadig gedrag.

Meer in het algemeen lijkt het gewenst om zorgvuldige aandacht te besteden aan hoe objectieve sociale situaties worden waargenomen en hoe demografische kenmerken door jongeren worden ervaren. Met deze sociaalpsychologische inzichten kunnen beleidsmakers en politici beter begrijpen hoe jongeren en andere in Nederland wonende personen zich gedragen. Beleid gericht op het voorkomen van radicaal en gewelddadig gedrag (waaronder terroristisch geweld) kan met deze inzichten beter worden onderbouwd.

http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/jongeren-aan-het-woord-over-radicalisme-en-terrorisme.aspx

Page 9: Radicalisering

Deskundigenoverzicht

In dit laatste hoofdstuk geven we een overzicht van alle deskundigen per thema. In het groen geven we de deskundigen aan die naast hun expertise op het specifieke thema ook deskundig zijn op het gebied van de aanpak van Nederlands-Marokkaanse jongeren. De deskundigen die in het roze zijn aangegeven hebben met name een expertise opgebouwd op het specifieke thema en zijn de auteurs van de verzamelde artikelen. Radicalisering L. Arts Lisa Arts is adviseur bij het ACB Kenniscentrum. Ze is intensief betrokken bij projecten over polarisatie, radicalisering, discriminatie en eergerelateerd geweld. Daarnaast adviseert ze een aantal Ghanese organisaties. Lisa gelooft in de kracht van diversiteit. Zij staat voor luisteren, opschrijven en aanpakken.

Prof. dr. C. van den Bos Kees van den Bos promoveerde in 1996 cum laude aan de Rijksuniversiteit Leiden op sociaalpsychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid. Sindsdien heeft hij diverse onderzoekssubsidies verworven, de dissertatieprijs van de Associatie van Sociaal-Psychologische Onderzoekers gewonnen, en verschillende bestuurlijke functies vervuld. Sinds 2001 is hij in Utrecht aangesteld als hoogleraar Sociale Psychologie met Inbegrip van de Sociale Psychologie van de Organisatie.

E. Butter Ewoud Butter werkt als beleidsmanager bij ACB Kenniscentrum. Hij is verantwoordelijk voor de project- en beleidsontwikkeling van de organisatie. Ewoud geeft advies aan organisaties en lokale overheden bij de ontwikkeling van organisatie, beleid en projecten. Ook verricht hij onderzoek en schrijft hij opinie-artikelen. De projecten die ACB Kenniscentrum ontwikkelt op het terrein van multicultureel onbehagen, polarisatie en radicalisering vallen onder zijn verantwoordelijkheid. Andere onderwerpen waar Ewoud zich in de loop der jaren in heeft verdiept zijn de politieke en bestuurlijke participatie van allochtonen, het mediagebruik van allochtonen, de kracht en beperkingen van migrantenorganisaties, waaronder moskeeorganisaties, islam en homoskesualiteit en de positie van Chinezen in Nederland.

M. Dechesne Dr. Mark Dechesne is vanaf 2008 hij verbonden aan Universiteit Leiden - Campus Den Haag. Eerst als senior onderzoeker bij het Centre forTerrorismandCounterterrorism, en sinds september 2011 werkt hij bij het Centrum Regionale Kennisontwikkeling. Hij is verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking en bevordering van de lopende duale promotietrajecten. Daarnaast werkt hij aan onderzoeksprojecten rond psychologische thema's als kennis, menselijke motivatie, angst, radicalisering en grootschalig geweld.

Page 10: Radicalisering

Dr. S. Doosje Dr. Sibe Doosje is geïntrigeerd door de psychologie van de humor, door het onderzoeksproces en de rol van vragen stellen in onderwijs en onderzoek. Hij is medeoprichter van de humoracademie en eigenaar van het Humorlab.

Dr. A.J.E. Gielen Dr. A.J.E. Gielen is werkzaam op de Afdeling Politicologie de Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Amy Jane Gielen is auteur van het boek Radicalisering en identiteit, radicale rechtse moslimjongeren.

Dr. A. Loseman Dr. Annemarie Loseman studeerde in december 2003 af in de sociale psychologie, aan de Universiteit in Nijmegen. Naast sociale psychologie heeft zij hier ook enige tijd cultuur- en godsdienstpsychologie gestudeerd. Haar afstudeerscriptie handelt over psychologische shock, naar aanleiding van indrukwekkende gebeurtenissen die plaatsvinden in de wereld om ons heen. Tijdens haar afstuderen deed ze naast deze studie over psychologische shock onder meer onderzoek naar psychologische oorlogvoering in de geschreven media in Noord-Ierland. Sinds maart 2004 buigt zij zich als AIO bij de afdeling Socialeen Organisatiepsychologie in Utrecht over het vraagstuk van sociale rechtvaardigheid.

Prof. dr. A.L.T. (Ton) Notten Prof. dr. A.L.T. (Ton) Notten is andragoloog. Ruim 25 jaar was hij tegelijkertijd docent aan de Universiteit van Amsterdam en docent/studieleider aan de Hogeschool van Amsterdam. Naast zijn professoraat bij de Vrije Universiteit Brussel sinds 1998, is hij vanaf 2002 lector bij de Kenniskring. Sinds 1993 is hij voorzitter van de Vereniging tot Bevordering van de Studie der Pedagogiek. Zijn specialismen zijn onderwijs- en jeugdbeleid, brede school en grotestedenproblematiek.

Prof.dr. J. (Joop) van der Pligt Prof.dr. J. (Joop) van der Pligt werkt sinds 2006 op de afdeling sociale psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Zijn onderzoek richt zich op houding en besluitvorming. Zijn huidige werk op het terrein van attitudes richt zich op de rol van invloed in houding vorming en verandering, ambivalentie, en hoe mensen omgaan met counter-attitudinal informatie. Zijn onderzoek gericht op besluitvorming behandelt de rol van de (verwachte) emoties in besluitvorming, waargenomen risico en de aanvaardbaarheid van risico en de gevolgen van onzekerheid en (gebrek) controle op oordeel en besluitvorming.

Drs.ir. M.W. Slootman Marieke Slootman is werkzaam op afdeling Sociologie en Antropologie van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Haar expertise ligt op het terrein van sociale mobiliteit onder kinderen van immigranten.

Prof. dr. J.N. Tillie Jean Tillie is Professor Electoral beleidsregels op speciale afspraak aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is ook de programmaleider van de AISSR programma groep 'Uitdagingen voor de democratische vertegenwoordiging'. Jean Tillie onderzoekt de kwaliteit van de multiculturele democratie. Zijn onderzoek richt zich op het radicalisme en extremisme,

Page 11: Radicalisering

extreem rechts stemming gedrag, anti-immigrant gevoelens en de politieke integratie van immigranten. Hij coördineert ook het EURISLAM-project (een internationale vergelijkende studie over de sociaal-culturele integratie van Moslims).

Dr. G.T. (Toby) Witte Dr. G.T. (Toby) Witte studeerde aan de Rijksuniversiteit Leiden geschiedenis en sociale wetenschappen, in het bijzonder politicologie. Hij promoveerde in 1990 op een dissertatie over de Nederlandse buitenlandse betrekkingen. Nadien publiceerde hij diverse boeken en artikelen over internationale betrekkingen, stadsregionaal (lokaal) beleid en bestuur, onder andere over bestuurlijke reorganisatie en binnengemeentelijke decentralisatie. Op het terrein van grootstedelijke vraagstukken schreef hij over sturing van de welzijnssector, jongeren en geweld, participatie, sociaal investeren, moslimjongeren en voortijdig schoolverlaten, en verrichtte hij enkele landen- en stedenvergelijkende studies. Tot 1996 was hij adjunct-directeur en -conrector van een scholengemeenschap en daarna werkzaam als hoofddocent bestuurskunde en politicologie bij diverse hogescholen. Van 2001 tot en met 2007 was hij onderwijsmanager van de Masteropleiding Pedagogiek/Urban Education van Hogeschool Rotterdam. Nadien werd hij hoofd van het Expertisecentrum Praktijkgericht Onderzoek dat verbonden is aan het Instituut voor Sociale Opleidingen, en lid van de Rekenkamer Spijkenisse.