zelfde locomotief in model, weinig vermogen veel vermogen vermogen

13
Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Upload: daniel-vedder

Post on 24-May-2015

229 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Zelfde locomotief in model, weinig vermogen

Veel vermogen

Vermogen

Page 2: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Deze animatie is ontworpen door Inno van Dijk uit Zevenaar

Als deze groene toetsen in beeld komen gebruik je……

…….deze toetsen op je toetsenbord.

Verder gebruik je alléén de linkermuistoets om ergens op te klikken.

Bijvoorbeeld: VERDER of MAAK EEN KEUZE

Ga je gang VERDER

Uitleg gebruik animatie.

Page 3: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

Dit is een kleine locomotief. Deze kan weinig rijtuigen en weinig mensen vervoeren. Bovendien kan deze kleine locomotief niet echt hard rijden.

Deze locomotief kan al meer rijtuigen en meer mensen vervoeren. Bovendien kan deze locomotief ook harder rijden.

Dit is een hogesnelheidstrein die zeer lang kan zijn, zeer hard kan rijden en zeer veel mensen kan vervoeren.

Dit alles heeft te maken met de prestatie van de treinen. De gele heeft het kleinste vermogen de blauwe heeft een groter vermogen en de witte een zeer groot vermogen. Alle drie kunnen ze hetzelfde maar MINDER tegelijk en verschillend in SNELHEID. Dit noem je prestatie.

Vermogen heeft te maken met prestatie. Een voorbeeld:

Hieronder zie je drie treinen. Alle drie zijn ze in staat om van Amsterdam naar Maastricht te rijden.

Toch is er een duidelijk verschil.

Page 4: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

Een voorbeeld met lampen.

Twee brandende lampen links 230 V en 100 W rechts 230 V en 40 W

Beide lampen zijn op dezelfde spanning aangesloten. De linkse lamp geeft veel meer licht dan de rechtse lamp.

Het aantal watts is het vermogen van de lamp en bepaald hier de hoeveelheid licht die de lamp kan uitstralen. De spanning heeft daarop geen invloed.

Page 5: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

Weer twee brandende lampen maar nu met de teksten

24 V en 40 W 230 V en 40 W

Beide lampen geven even veel licht.

De spanning maakt niets uit het aantal W (watts) wel.

Het aantal watts is het vermogen van de lamp

Page 6: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

Een stofzuiger met een motor die krachtig moet kunnen zuigen en een haarkruller waarbij alleen wat lucht verplaatst moet worden. Het motorvermogen van de stofzuiger is vele malen groter dan dat van de haarkruller.

Nog een voorbeeld met elektrische motoren;

Page 7: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

Een motor voor een kolom-boormachine en een motor voor de aandrijving van een stoeltjeslift.

Deze laatste moet veel meer presteren dan de eerste en heeft dus een vele malen groter vermogen.

Page 8: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

In formule: P = U x I (P staat voor vermogen)

Grote vermogens vragen grote stromen.

Grote stromen eisen dikke leidingen.

Transportleidingen zijn dan ook altijd zeer dik.

Tussen het vermogen (in watts) en de spanning (in volts) is een duidelijk verband.

Hoe groter het vermogen hoe groter de stroom bij dezelfde spanning.

Page 9: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

Vanuit de formule P = U x I kun je ook de stroom en de spanning bepalen.

Page 10: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Andersom is de formule I = P : U erg handig. Met deze formule kun je de stroom naar een apparaat uitrekenen. Voorbeeld:

Wasmachine van 2800 watt. De stroom naar deze machine is

I = P : U = 2800 watt : 230 Volt = 12,2 ampere

De leiding naar deze machine moet dus dik genoeg zijn om 12,2 A veilig door te laten.

Met de formule P = U x I kun je het vermogen uitrekenen wat een bepaalde groep kan leveren. Voorbeeld:

Hiernaast zijn de automaten 16 ampére. Per groep kun je dan

P = U x I = 230 volt x 16 ampére = 3680 watt gebruiken.

Vermogen

Page 11: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Vermogen

De stroom bij 230 V wordt dan:

I = P / U = 230.000.000 / 230 =

= 1 miljoen ampére

De leiding zou meer dan één meter dik moeten worden.

De stroom bij 230 kV wordt dan:

I = P/U = 230.000.000 / 230.000 =

= 1 duizend ampére

Een leiding van polsdikte is dan al voldoende.

Dit is de reden dat transport plaats vind met zeer hoge spanningen.

De grootte van de spanning is wel belangrijk voor het transport van de energie. Voorbeeld:

Een stad heeft een vermogen nodig van 230 megawatt dat is 230.000.000 watt.

Page 12: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Maak een keuze en klik met de linkermuisknop op één van de mogelijkheden:

Alles opnieuw

Stoppen

Je weet nu dat:

De stroomsterkte wordt bepaald door het vermogen en de spanning

Het vermogen wordt uitgedrukt in watt

Het vermogen bepaald wat een apparaat kan

De stroom of de spanning niets te maken hebben met wat een apparaat kan

Dat hetzelfde vermogen bij een (veel) hogere spanning geleverd wordt

En dat daarbij een (veel) lagere stroom nodig is

En dat daardoor de leidingen veel dunner kunnen zijn

Vermogen

Page 13: Zelfde locomotief in model, weinig vermogen Veel vermogen Vermogen

Deze animatie is gemaakt door

I J TH M van Dijk

Einde van deze animatie.

Ga nu weer verder met je boek.