zij die de zee bevaren met schepen rijkbevracht. de deelname van
TRANSCRIPT
..Zij die de zee bevaren met schepen rijk bevracht ..."
De deelname van protestantse binnenschippers aan het kerkelijke leven in de twintigste
eeuw
Albert Veuger
Studentnummer: 1388614
e-mail: [email protected] of
tel: 0223-636675
Vrije Universiteit Amsterdam
Docent: Prof. dr. F. A. van Lieburg
Tweede lezer: Dr. J.H.M. de Waardt
Datum: woensdag 11 juli 2007
Masterscriptie
Inhoudsopgave
Paginanummer
Titelblad 1
Inhoudsopgave 2
Woord vooraf 4
Inleiding 5
Hoofdstuk 1 - De protestanten in het Nederland van de twintigste eeuw 8
Verzuiling en ontzuiling 8
De orthodox- protestantse zuil 11
Hoofdstuk 2 - De ontwikkeling van de binnenscheepvaart in de twintigste eeuw 15
2.1 Historiografie van de binnenscheepvaart 15
2.2 Ontwikkelingen voor 1900 16
2.3 Ontwikkelingen tot 1945 18
Organisatie van schippers en de schippersbeurs 19
2.4 Ontwikkelingen na 1945 22
Het einde van de Evenredige Vrachtverdeling (EV) 22
De binnenvaart na verdwijnen van de EV 24
Hoofdstuk 3 - De schipperbevoJking 25
Kenmerken bevolkingsgroep 25
Geloofsbeleving 27
Hoofdstuk 4 • Nederlandse Hervormde Kerk 33
4.1 De organisatie van de Varende Gemeente van de Nederlandse
Hervormde Kerk 33
Plaatsen met een hervormde schipperspredikant 34
Ontwikkelingen in het schipperswerk 38
4.2 Activiteiten 39
Kerkelijke activiteiten 39
Sociale centra 41
Schippersintematen 43
Bladen 45
4.3 Conclusie 46
Hoofdstuk 5 • Gereformeerde Kerken in Nederland 48
5.1 De organisatie van Gereformeerde arbeid onder de schippers 48
Particulier initiatief 48
2
Kerkelij k werk onder de schippers 50
De verschillende ressorten 50
Ontwikkelingen in het schipperswerk 55
5.2 Activiteiten 58
Kerkelijke activiteiten 58
Jeugdwerk en ontmoetingscentra 58
Bladen 61
5.3 Conclusie 62
Hoofdstuk 6 - Samen op Weg kerken 65
Organisatie 65
Bladen 67
Hoofdstuk 7 - Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) 68
Hoofdstuk 8 - De Christelijke Gereformeerde kerken 71
Bladen 73
Hoofdstuk 9 - Gereformeerde Gemeenten 75
Reformatorische schipperintematen 76
De andere reformatorische kerken 76
Hoofdstuk 10 - Overige protestantse kerken 78
Hoofdstuk 11 - Conclusie - De deelname van schippers aan het kerkelijke
leven en de rol van de kerken 79
Literatuurlijst 86
3
Woord vooraf
Deze scriptie is het resultaat van mijn inspirerende zoektocht op het gebied van kerk en
binnenvaart. De scriptie combineert twee van mijn interesses, de Nederlandse
kerkgeschiedenis en de geschiedenis van de Nederlandse binnenscheepvaart.
Mijn interesse voor de binnenscheepvaart hangt samen met mijn afstamming van een oude
Drentse schippersfamilie die vanaf 1625 turf uit Drenthe vervoerde tot de twintigste eeuw
aanbrak, Toen veranderde de scheepvaart en ontstonden de varende schippersgezinnen met
alle gevolgen van dien voor hun sociale leven, bij voorbeeld de gebondenheid aan een kerk.
Daarom vind ik de ontwikkelingen die de binnenvaart in de twintigste eeuw doormaakte
fascinerend. Op het titelblad staat een afbeelding van de in 1946 gemotoriseerde tjalk "Hoop
en Vrees" uit Hoogeveen. Het is het schip waar mijn opa Veuger altijd mee gevaren heeft. Het
schip vaart met een stevige bries op het IJsselmeer.
Mijn dankbaarheid gaat in het bijzonder uit naar de emeritus schipperspredikant ds. A. de
Jong te Rotterdam, die door zijn kennis en ervaring de nodige aanwijzingen over de
geestelijke zorg van binnenvaartschippers kon geven. Ook gaat mijn dank uit naar dhr. J.
Nieuwland te Papendrecht, hij is sinds 1975 secretaris van het deputaatschap voor de
instandhouding van een schippersinternaat, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten.
Hiernaast wil ik de medewerkers van het archief van de Protestantse Kerk in Nederland in
Utrecht en Wierden en het Algemeen Documentatie Centrum voor de Gereformeerde Kerken
(vrijgemaakt) in Kampen bedanken voor hen vriendelijke medewerking. Ik hoop dat deze
scriptie een eerste aanzet is en dat ik me in de toekomst nog verder in dit interessante
onderwerp kan verdiepen.
Albert Veuger,
Den Helder, woensdag 11 juli 2007
4
Inleiding
"Zij. die de zee bevaren
Met schepen. rijk bevracht.
Zien op de grote baren
Gods wijsheid, gunst en macht;
Daar ieren zij de daan,
Des HEEREN klaar bemerken
En in de diepe paan
Zijn grote wonderwerken. "
In de eerste instantie lijken de bovenstaande woorden uit het twaalfde vers van psalm 107 in
de berijming van 1773 niet op de binnenschippers te slaan. Want die bevaren niet de zee maar
de binnenwateren. Toch varen ook zij met rijkbevrachte schepen. In het waterland Nederland
zijn ze niet uit de economie weg te denken.
Van de schippers als bevolkingsgroep wordt gezegd dat het gelovige (protestantse) mensen
zijn, net zoals de Urker of Katwijker vissers als groep ook bekend staan als gelovige mensen.
Doordat schippers en vissers dagelijks met de natuur en de elementen te maken hebben zijn ze
zich er van bewust dat ze in een atbankelijke positie leven. Ze hebben dagelijks te maken met
stromingen, wind en stormen. Zoals de psalm het zegt, ze zien op de grote baren Gods
wijsheid, gunst en macht. Vergeleken met de bevolking die aan de vaste wal woont, zijn de
binnenschippers minder geseculariseerd.
Deze scriptie beperkt zich tot de binnenschippers omdat de vissers en de zeevarenden twee
totaal andere groepen zijn. In tegenstelling tot de binnenschippers varen bij zowel de
zeevarenden als de vissers de vrouwen het gezin niet mee aan boord van het schip. Daardoor
zijn de zeevarenden en de vissers op een andere manier verbonden met de walsamenleving.
Zij hebben een hechtere band met de thuishaven en hun kinderen hebben daardoor niet het
probleem dat ze niet naar school kunnen. Verder kan er een betere band met de plaatselijke
kerk zijn.
Over de geloofsbeleving van schippers in het verleden is niet zo heel veel bekend. Dat komt
deels doordat velen niet konden schrijven en er niet veel over gepubliceerd is. Een voorbeeld
5
van een schipper die wel zijn eigen levensloop beschreef is de Zeeuwse beurtschipper Jan
Geense (1848-1933). Zijn bekeringsgeschiedenis is op papier gesteld en in 1934 uitgegeven.'
Hoewel dit geschreven is door een schipper uit de meest bevindelijke orthodox-protestantse
hoek en bezocht hij veel gezelschappen toch geeft het werkje een beeld van de situatie waarin
schippers verkeerden. Ze waren daarbij niet alleen afhankelijk van de elementen, maar ze
hadden ook te maken de sociaal-economische omstandigheden. Als het met de economie
slecht ging, ging het met de binnenvaart ook slecht.
Omdat het van de kant van de schippers, door het gebrek aan geschreven bronnen, haast
onmogelijk is om onderzoek te doen naar hun geloofsbeleving en binding aan de kerk zal in
deze scriptie het thema benaderd worden vanuit het kerkelijke leven. Wat deden de kerken
voor de schippers in de twintigste eeuw? Ik beperk me hierbij tot de protestantse kerken. Dit
is allereerst omdat het onderwerp anders te breed zou worden. Er wordt door naar de
protestantse kerken te kijken een afbakening gemaakt. Het onderwerp is nu al vrij breed,
omdat het Nederlandse protestantisme gekenmerkt wordt door kerkelijke verdeeldheid. Ten
tweede zijn de protestantse kerken en de Rooms- Katholieke kerk twee duidelijk
onderscheidbare groepen. Daarom is het praktischer om me op een groep toe te spitsen.
Het kerkelijke leven van de twintigste eeuw werd bepaald door een proces van verzuiling.
Door de verzuiling werden er op allerlei terreinen organisaties op kerkelijke of Christelijke
grondslag opgericht. In een tijd waarin de Nederlandse maatschappij meer en meer verzuilde
werd door de technologische en de sociaal- economische veranderingen de binding van de
schippers met de walsamenleving steeds losser. Dit brengt me tot mijn vraagstelling:
In hoeverre namen de protestantse schippers deel aan het (verzuilde) kerkelijke leven
gedurende de tijd van de verzuiling en ontzuiling in 1880-1999 en wat was de rol van de
(protestantse) kerken hierin?
De scriptie beschrijft het tijdvlak 1880 tot en met 1999 om twee redenen. Ten eerste wordt
1880 vaak gezien als begin van de verzuiling. Ten tweede is 1880 het jaartal waarin de
scheepvaart vrij werd en niet meer was gebonden aan plaatselijke regelingen en privileges.
Het eindjaar 1999 is eveneens in de geschiedenis van de binnenscheepvaart een belangrijk
jaar omdat in dat jaar de schippersbeurzen werden gesloten. Dit vormde het einde van een
tijdperk.
IJ. Geense, Uit genade zalig geworden Een korte levensschets van Jan Geense (Rotterdam 1934).
6
Om de hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden zal gekeken worden naar de volgende
deelvragen. Ten eerste: wat waren de globale ontwikkelingen in de Nederlandse maatschappij
van 1880-1999? De tweede deelvraag luidt: wat was de situatie van de Nederlandse
binnenvaart tussen 1880-1999? Ten derde: hoe probeerden de kerken de schippers te
bereiken? De vierde deelvraag luidt als volgt: hoewel veel binnenvaartschippers als orthodox
protestants werden aangemerkt waren het de kerken die het als hun taak gingen beschouwen
om schippers meer en meer aan zich te binden. Hoe gingen de kerken om met zaken als
pastorale zorg, catechisatie, kerkbezoek e.d.? Als laatste wordt de vraag gesteld welke
organisaties en activiteiten voor de binnenvaartschippers en hun deelname aan het kerkelijke
leven vanuit de kerken tot stand kwamen?
In de hoofdstukindeling komt uitwerking van deze vraagstelling terug. In hoofdstuk één zal
een theoretisch kader voor de scriptie worden gevormd. Er zal verder ingegaan worden op de
verzuiling en de protestantse kerkgeschiedenis van de twintigste eeuw. In het tweede
hoofdstuk zullen de ontwikkelingen van de Nederlandse binnenscheepvaart in de twintigste
eeuw beschreven worden. Vervolgens zal in hoofdstuk drie ingegaan worden op de
schippersbevolking en op de geloofsbeleving van de schippersbevolking. Zijn er kenmerken
te noemen? Van hoofdstuk vier tot en met hoofdstuk negen zal het werk van de verschillende
kerkgenootschappen voor schippers beschreven worden. Hier komen de organisaties en de
activiteiten die de kerken voor de schippers ontplooiden aan bod. De verschillende
kerkgenootschappen worden hier apart beschreven. Vervolgens zal in hoofdstuk tien een
conclusie worden geformuleerd.
Het kader van het werkstuk zal gevormd worden door literatuur over de verzuiling, de
kerkgeschiedenis en de binnenscheepvaart van de twintigste eeuw. Het tweede deel van de
scriptie is het resultaat van archiefonderzoek in verschillende kerkelijke archieven en is
toegespitst op de afzonderlijke kerkgenootschappen, zodat de situatie duidelijk geschetst kan
worden en mogelijk uitgangspunt kan vormen voor verder onderzoek. Zo zal er met deze
scriptie een beeld gevormd worden van het vaarwater waarin de binnenschippers en de kerk
zich in de twintigste eeuw bevonden.
7
Hoofdstuk 1 . De protestanten in het Nederland van de twintigste eeuw
Om de ontwikkelingen van de Nederlandse binnenscheepvaart in de twintigste eeuw te
kunnen plaatsen zal er in dit hoofdstuk een schets worden gegeven van de globale
ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Verder zal er ingegaan worden op de
ontwikkeling van de protestantse kerken in de twintigste eeuw.
Verzuiling en ontzuiling
Gedurende de twintigste eeuw werd de Nederlandse samenleving gedomineerd door een
proces van verzuiling en ontzuiling. De verzuildheid had een diepgaande invloed op de gehele
samenleving en de gevolgen van de verzuiling werken tot op de dag van vandaag door in
bijvoorbeeld het omroepstelsel.
"Zuilen worden breed opgevat als blokken van instituties en leden die in verschîllende
maatschappelijke sectoren langs dezelfde ideologische scheidslijnen zijn afgebakend." 2
De Nederlandse samenleving was opgedeeld in vier grote volksgroepen. Dit waren de
orthodox-protestanten, de rooms-katholieken, de socialisten en de wat moeilijker te typeren
algemenen. Dit waren degenen die eigenlijk geen zuilen wensten en die zich neutraal achtten.
Naast deze vier grote groepen vielen kleinere groepen en individuen die nauwelijks ergens
bijpasten in het niet. De scheiding tussen de bevolkingsgroepen werd gevormd door
levensbeschouwelijke motieven. De verzuiling ging soms heel ver. Zo waren zelfs winkels
met een zuilgebonden krantenkring. Bekend zijn de verhalen dat men boodschappen deed bij
de katholieke slager, bakker enzovoorts. Er bestonden zuilgebonden sportverenigingen,
omroepverenigingen, vakbonden, politieke partijen en woningbouwverenigingen. De periode
van "verzuildheid" van de Nederlandse samenleving bestond vooral van de jaren twintig tot
de jaren vijftig in vieren gesplitst. Ondanks de grote verdeeldheid onder de bevolking
bestonden deze zuilen relatief vreedzaam naast elkaar en droegen ze als het ware samen het
nationale dak.3
Doordat de verzuiling zo kenmerkend was voor de Nederlandse samenleving is er veel
onderzoek naar gedaan op allerlei verschillende wetenschappelijke terreinen. Zo hebben
2 P. Pennings, Verzuiling en ontzuiling. De lokale verschillen: opbouw, instandhouding en neergang vanplaatselijke zuilen in verschillende delen van Nederland na 1880 (Kampen 1991) 1.3 J.C.H. Blom, e.a., De verzuiling voorbij. Godsdienst, stand en natie in de lange negentiende eeuw (Amsterdam2000) 207.
8
sociologen, politicologen en historici zich ermee bezig gehouden. Er zijn verschillende
verklaringen voor de verzuiling en ontzuiling. De theorieën zijn in drie basisgroepen in te
delen."
Ten eerste zijn er de emancipatie- en protectietheorieën. De verzuiling wordt in deze
theorieën verklaard vanuit een emancipatieproces. Emancipatie wordt in navolging van de
sociologe Verwey-Jonker opgevat als een sociaal proces van bewustwording en bevrijding
van bevolkingsgroepen uit een achtergestelde positie. Voor de orthodox-protestantse zuil is de
studie van Hendriks hier van belang. Hendriks heeft in 1971 een studie gemaakt van de
emancipatie van de gereformeerden. De gereformeerden vormden de kern van de orthodox
protestantse zuil. Hij deelt deze emancipatie in vier fases in. De tijd van 1860 tot 1880 wordt
door Henriks de periode van "bewustwording en agitatie" genoemd. In deze periode worden
de gereformeerde kleine luyden, hoewel het economisch gezien lang niet allemaal kleine
luyden waren, zich bewust van hun positie en mobiliseerden zij zich. Vervolgens komt er een
fase van "organisatie en confrontatie", die duurt van 1880 tot 1920. De gereformeerden gaan
eigen organisaties oprichten.
De jaren van 1920 tot 1950 vormen de hoogtijdagen van de orthodox-protestantse zuil. Het
bewijs hiervoor is de "sterke man" Colijn die aan vijf kabinetten leiding heeft gegeven. De
emancipatie van de orthodoxe protestanten is geslaagd. In deze periode trachtten ze de
bereikte doelen te beschermen en richtten ze zich veel meer op de eigen zuil. 5
Na 1950 breekt de vierde fase van Hendriks aan. Dit is de periode van "integratie in de
grotere samenleving". De samenleving komt in een tijd van ontzuiling en de voorheen zo
uitgesproken nieuw-gereformeerden weten niet meer welke koers ze moeten varen. De
emancipatie was voltooid en de noodzaak om bij elkaar steun te zoeken was verdwenen.
Hoewel er nog resten over zijn, is de nieuw-gereformeerde zuil langzaam verdwenen als
herkenbare zuil in de Nederlandse samenleving."
Ten tweede zijn er de elite- en sociale controletheorieën over het ontstaan van de verzuiling.
De politicoloog Lijphart verklaarde de verzuiling als een stabiel politiek systeem uit
elitegedrag. Volgens hem werkten elites aan de top van de zuilen samen en hadden zij contact
4 Pennings, Verzuiling en ontzuiling, 2.5 J. Hendriks, De emancipatie van de gereformeerden. Sociologische bijdrage tot de verklaring van enigekenmerken van het huidige gereformeerde volksdeel (Alphen 1971) 207-245.6 A. Amelink, De gereformeerden (Amsterdam 2001) 7-8.
9
met elkaar, terwijl de zuilen gescheiden opgingen. De verzuiling kon geïnterpreteerd worden
als een systeem van sociale controle.7
In de geschiedschrijving over de orthodox- protestantse zuil is in het verband met deze
elite- en sociale theorieën de studie van D. Th. Kuiper van belang. Kuiper bracht een breed
scala aan sociaal- wetenschappelijke theorieën naar voren in zijn studie naar het ontstaan van
de orthodox-protestantse zuil met de vorming van de zuil-elite als kern. Er was een nauw
verbond tussen de mensen die belangrijke kerkelijke functies vervulden in de Nederlandse
Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken en de politiek die vertegenwoordig was door
de Christelijke-Historische Unie (CHO) en de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Later kwam
daar de bevindelijke orthodoxe- protestantse kern bij, georganiseerd in de Staatkundig
Gereformeerde Partij (SGP).8
Ten derde zijn er de algemeen- beschrijvende en verklarende theorieën die verzuiling plaatsen
tegen de achtergrond van modernisering en nationale eenwording. De zuilen ontstonden in
een tijd van veel veranderingen. Het ontstaan van verzuiling en modernisering wordt meestal
gekoppeld aan de nationale eenwording. De industrialisatie en modernisering veroorzaakten
een geleidelijke eenwording van Nederland en vergrootten de mogelijkheden tot wederzijdse
beïnvloeding tussen de verschillende bevolkingsgroepen. De confessionelen wilden hun
aanhang behouden door oude territoriale bindingen te vervangen door functionele bindingen
die een geheel nieuw systeem van sociale controle introduceerden.9
Vanaf de jaren zestig doet zich het verschijnsel van ontzuiling voor. Bij sommige zuilen gaat
dat sneller dan bij andere zuilen. Volgens Stuurman ontleenden tot 1960 de confessionele
zuilen hun kracht aan hen innerlijke hechtheid als morele blokken. tn
Naar de ontzuiling is ook veel onderzoek gedaan en in dit onderzoek wordt er vooral
gekeken of de ontzuiling het gevolg is van interne of externe ontwikkelingen. Door externe
ontwikkelingen als technologische vooruitgang, schaalvergroting urbanisatie en interne
ontwikkelingen als de veranderende opvattingen over gezin huwelijk en op religieus gebied
zou de ontzuiling bevorderd zijn. De ontzuiling wordt dan verklaard uit de ondermijning van
de sociale controle als gevolg van de naoorlogse modernisering. De modemiserende krachten
7 Pennings, Verzuiling en ontzuiling, 7 en Blom, De verzuiling voorbij, 209.8 Blom, De verzuiling voorbij, 209.9 Pennings, Verzuiling en ontzuiling, 11, 13.10 S. Stuurman, "De Nederlandse staat tussen verzuiling en moderniteit" in: Balans en perspectief Visies op degeschiedwetenschap in Nederland (Groningen 1987) 263-283.
10
zijn ten eerste de opkomst van de verzorgingsstaat, ten tweede de schaalvergroting en ten
derde de secularisering. 11
De orthodox-protestantse zuil
De verschillen in orthodox-protestantse zuil werden gevormd door de kerkgrenzen. In de loop
van de negentiende en twintigste eeuw hebben zich in de gereformeerde wereld in Nederland
verschillende kerksplitsingen voorgedaan. Hoewel de gereformeerde kerken en groeperingen
de drie formulieren van enigheid als basis voor hun geloof hebben zijn er binnen de
gereformeerde gezindte grote verschillen ontstaan. Met de gereformeerde gezindte wordt het
geheel van personen, kerken en groeperingen bedoeld die gereformeerd in hun naam hebben.
Uit onvrede over de "ongereformeerde" koers die de Nederlandse Hervormde kerk
sinds 1816 als voortzetting van de Gereformeerde kerk in de Republiek voer splitsten zich
verschillende groepen af. Onder koning Willem I, werd de naam Gereformeerde Kerk
veranderd in Nederlandse Hervormde Kerk. Naast deze naamswijzigingen werden er
organisatorische veranderingen doorgevoerd. Niet iedereen was het met deze veranderingen
eens, bovendien waren er ook veranderingen op theologisch gebied. Er ontstond een
vrijzinnige stroming die onder andere minder nadruk legde op de calvinistische
predestinatieleer. Als gevolg van deze ontevredenheid splitste in 1834 een groep mensen zich
af van de Nederlandse Hervormde kerk. In het begin trad de overheid hard op tegen de
afgescheidenen. Een conflict dat later volgde over het al dan niet aanvragen van erkenning
van de overheid leidde tot een splitsing van de afgescheidenen in Christelijke Afgescheiden
gemeenten en de Gereformeerde kerken onder het kruis. Uiteindelijk gingen deze twee
stromingen in 1869 weer samen onder de naam Christelijke Gereformeerde Kerk.12
In 1886 splitste zich een tweede grote groep af onder leiding van de orthodoxe
predikant Abraham Kuyper. Deze afsplitsing wordt de Doleantie genoemd. De twee
hoofdstromen buiten de Nederlandse Hervormde Kerk, die van de Afscheiding van 1834 en
die van de Doleantie van 1886, verenigden zich in 1892 en noemden zich voortaan de
Gereformeerde Kerken in Nederland. De namen van de twee kerken die samengingen waren
de Christelijke Gereformeerde kerk die voortkwam uit de Afscheiding en de Nederduitse
Gereformeerde Kerk die voortkwam uit de Doleantie. Na de Tweede wereldoorlog
11 Pennings, Verzuiling en ontzuiling, 24, 29.12 M. P. Veerman, Mondig- bondig- zondig Drie stromingen binnen de gereformeerde wereld in Nederland(Gorinchem 1995) 25.
11
veranderden de Gereformeerde Kerken. Op theologisch en ethisch gebied kreeg men te maken
met allerlei verschuivingen.l''
Een aantal mensen uit de Christelijke Gereformeerde Kerken gingen in 1892 niet mee
met de vereniging. Ze hadden bezwaren tegen bepaalde opvattingen die bij de Nederduitse
Gereformeerde kerken heerste. Zij groepeerden zich en hun kerkverband werd voortgezet
onder de naam Christelijke Gereformeerde Kerken. 14
Niet alle behoudende Nederlandse Hervormden gingen mee met de Doleantie en de
Afscheiding. Een grote groep bleef achter in de Nederlandse Hervormde Kerk. In 1906 werd
vanuit deze richting de Gereformeerde Bond tot vrijmaking der Nederlandsche Hervormde
Kerk opgericht. Vrijmaking zou in de eerste plaats moeten plaatsvinden door te streven naar
opheffing van de organisatie van de kerk uit 1816 en door het herstel van de Dortse kerkorde.
In 1909 werd de naam veranderd in Gereformeerde Bond tot verbreiding en verdediging van
de waarheid. Het doel bleef gelijk men wilde de Nederlandse Hervormde kerk van binnenuit
hervormen. Men wilde zich niet afscheiden van de Hervormde kerk die de kerk der vaderen
was. 15
Niet alle hervormden rekende zich tot de orthodox-protestantse zuil. Bij een groot deel
van de hervormden leefde het gevoel dat zij dragers waren van de algemene protestantse
natie. Deze hervormden bleven dan ook buiten de verzuilde orthodox-protestantse
organisaties staan.!"
Na de Afscheiding waren ook een aantal onafhankelijke vrije gemeenten ontstaan die zich in
de regel rond een voorganger groepeerden. Verder waren bij de fusies in 1869 en 1892
groepen achtergebleven. In 1907 ontstond het kerkverband der Gereformeerde Gemeenten
door vereniging van de zogenaamde Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis en de
Ledeboeriaanse Gemeenten, genoemd naar ds. LGC Ledeboer. Een aantal gemeenten bleef
echter weer buiten die fusie en vormden de Oud- Gereformeerde gemeenten. 17
Ook de in twintigste eeuw komen er naast een fusie ook nog een aantal splitsingen
voor in de gereformeerde wereld. In 1944 brak er in de Gereformeerde Kerken een conflict uit
waarna ongeveer tien procent van de leden zich afsplitste en verder gingen in de
13 Veerman, Mondig- bondig- zondig, 26-27.14 J.H. Velema, Wie zijn wij (Amsterdam 1992) 55-56.15 J v.d, Graaf, e.a., Beproefde trouw; vijfenzeventig jaar Gereformeerde Bond in de Nederlandse HervormdeKerk (Kampen 1981) 13-16.16 J v. Eijnatten en F. v. Lieburg, Nederlandse religiegeschiedenis (Hilversum 2(05) 287.17 C.S.L. Janse, Bewaar het pand; de spanning tussen de assimilatie en persistentie bij de emancipatie van debevindelijk gereformeerden (Houten 1985) 77.
12
Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). In de Gereformeerde Gemeenten leidde een conflict in
1953 tot een scheuring, waarna een minderheid verder ging als Gereformeerde Gemeenten in
Nederland. IS
De sociologen Dekkers en Peters hebben in hun onderzoek drie stromingen binnen het
geheel van de hervormde en de gereformeerde kerken en groeperingen onderscheiden:
Modern gereformeerden, orthodox gereformeerden en bevindelijke gereformeerden. Deze
stromingen lopen dwars door de kerkverbanden heen. Maar toch valt er wel een globale
indeling te maken. Over het algemeen zijn de leden van de Gereformeerde Kerken de modern
gereformeerden. Dit vooral omdat ze sinds de jaren zestig steeds moderne theologische
opvattingen hebben gekregen. Ze zijn dichter bij het midden van de Hervormde Kerk komen
te staan en werkten aan het eind van de twintigste eeuw met de Hervormden samen in de
Samen op Wegkerken. Een deel van leden van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de
Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) zijn te plaatsen bij de orthodox-gereformeerden. De
bevindelijke gereformeerden bevinden zich voornamelijk in een deel van de Christelijke
Gereformeerde Kerken, in Gereformeerde gemeenten en de Gereformeerde Bond. 19
Naast de ontzuiling in Nederland vanaf de jaren zestig lijkt er een herzuiling plaats te vinden.
Deze vindt vooral plaats in vrijgemaakt- en bevindelijk- gereformeerde kringen. Daar zijn op
tal van gebieden eigen organisaties opgericht. "Alleen op die manier kunnen zij in en
tegenover een bedreigende wereld de eigen opvattingen en de eigen levenswijze in stand
houden. Zonder onderlinge steun als gevolg van de groepsvorming en de vele organisaties en
zonder de bescherming tegen de invloed van andere opvattingen als gevolg van diezelfde
groepsvorming, zou het niet of moeilijk lukken de traditionele geloofsopvattingen te
handhaven." 20
Terwijl er een algemene tendens van ontzuiling is is er in bevindelijke gereformeerde
kring juist een tegengestelde beweging van het oprichten van een aantal zuilorganisaties. Zo is
er een vrijgemaakte zuil ontstaan en daarnaast een bevindelijke gereformeerde zuil die vooral
in de jaren zestig en zeventig snel gegroeid is. De SGP was als politieke partij sinds 1918 al
een samenwerkingsverband tussen verschillende bevindelijke gereformeerde groeperingen en
dit samenwerkingsverband kon model staan voor samenwerking op andere terreinen.r'
18 Janse, Bewaar het pand. 80.19 G. Dekker en 1. Peters, Gereformeerden in meervoud; een onderzoek naar levensbeschouwing en waarden vande verschillende gereformeerde stromingen (Kampen 1989) 110-111.20 Dekker en Peters, Gereformeerden in meervoud, 1983-88-89 en Janse, Bewaar het pand, 52.21 Veerman, mondig- bondig- zondig, 77.
13
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste ontwikkelingen van de Nederlandse protestanten in de
twintigste eeuw samengevat. In het volgende hoofdstuk zal er gekeken worden naar de
algemene ontwikkelingen die de binnenscheepvaart in de twintigste eeuw doormaakte, Op
basis hiervan kan in de verdere hoofdstukken gekeken worden naar de binnenvaartschippers
als groep binnen de verzuilde samenleving.
14
Hoofdstuk 2 - De ontwikkeling van de binnenscheepvaart in de twintigste eeuw
"Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan... " 22
Het bovenstaande citaat komt uit een gedicht van Henk Marsman. Hij schreef het in 1936 en
gaf het de titel "Denkend aan Holland". Dat is het beeld dat velen van Nederland hebben. De
ligging heeft nadelen zoals de eeuwenlange strijd tegen het water maar levert ons ook
voordelen op. Deze ligging in de monding van een aantal Europese rivieren maakt dat dit
gebied al honderden jaren zeer geschikt is voor het vervoer van goederen en personen over het
water. De ligging van het land aan zee heeft gezorgd voor grote havens met een groot
achterland. Om de goederen van de havens naar het achterland te verplaatsen wordt gebruik
gemaakt van de binnenscheepvaart. In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste ontwikkelingen in
de binnenscheepvaart gedurende de vorige eeuw geschetst worden.
2.1 Historiografie van de binnenscheepvaart
Hoewel de binnenscheepvaart een belangrijke economische sector is, is er weinig onderzoek
naar gedaan. Naast de uitgebreide economische statistieken is er een groot aantal rijk
geillustreerde boeken over de scheepvaart, waarin zowel landelijke als regionale vaart aan bod
komt. Over het schippersleven en de sociale omstandigheden waarin binnenvaartschippers
zich bevonden is echter weinig gepubliceerd. In 1991 publiceerde de Amsterdamse
antropoloog Jojada Verrips een studie over de binnenvaartschippers en hun bonden onder de
titel Als het tij verloopt. Hierbij gaat het vooral om sociaal- economische aspecten van de
binnenvaart in de afgelopen eeuw. Ook Willem de Ruiter schreef hierover in
Binnenscheepvaart in beweging uit 1980. Een boek dat hierbij aansluit is De eeuw van de
toerbeurt van Johan Salverda uit 1999. Ook hier gaat het vooral om de sociaal-economische
aspecten van het schippersleven in verband met de ontwikkelingen in de twintigste eeuw.
Minder SPecifiek maar meer algemeen over de gang van zaken in de binnenvaart is het boek
van de maritieme historicus Frits Loomeijer Een eeuw Nederlandse binnenvaart uit 1988. Dit
boek is een jubileumboek omdat het weekblad Schuttevaer in dat jaar honderd jaar bestond.
Schuttevaer vervult inmiddels al meer dan honderd jaar de functie van krant voor de
scheepvaart. Deze boeken geven een beeld van het reilen en zeilen van de Nederlandse
binnenscheepvaart gedurende de twintigste eeuw. Deze twintigste eeuw vormde in
22 H. Marsman, Verzamelde gedichten 2fY druk (Amsterdam 1992).
15
verschillende opzichten een breekpunt met de binnenvaart zoals die honderden jaren in
Nederland plaatsvond.
2.2 Ontwikkelingen voor 1900
Sinds de middeleeuwen was er een uitgebreid stelsel van beurtdiensten ontstaan. Plaatsen
wilden dat ze geregeld bereikbaar waren en gaven als het ware vergunningen uit aan
beurtschippers die het alleenrecht hadden om lijndiensten op de desbetreffende plaats te
houden. Er bestond een verbond tussen de gesloten schippersgilden en de
beurtvaartregelingen. Dit systeem zorgde ervoor dat grote delen van Nederland betrekkelijk
gemakkelijk te bereiken waren in vergelijking met andere Europese landen. Eeuwen lang ging
dat vervoer op dezelfde manier met houten schepen die zich doormiddel van zeil
voortbewogen of werden getrokken door mensen of paardcn.v'
In de loop van de 1ge eeuw kwam hier verandering in. Zowel de binnenschepen zelf
als de werkwijze in binnenscheepvaart maakten belangrijke veranderingen door. Dit was het
gevolg van de toegenomen technische mogelijkheden. Sinds de industriële revolutie waren er
stalen schepen gekomen die voortbewogen werden door stoommachines. Hoewel deze
schepen in tegenstelling tot de zeescheepvaart pas na 1900 kwamen, veranderde er toch een
aantal dingen door de toegenomen industrialisatie. Naast het vervoer van landbouwproducten
werden er nu ook industriële producten en grondstoffen vervoerd. Hiervoor moet er wel een
onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten binnenscheepvaart. Ten eerste was er de
Rijn vaart en ten tweede de overige binnenscheepvaart, die meer op het binnenlandse vervoer
was gericht. Deze twee groepen maakten ongeveer een gelijke ontwikkeling door, maar de
Rijnvaart doorliep deze ontwikkelingen eerder.i"
Tijdens het congres van Wenen in 1815 werd niet alleen Europa opnieuw op de kaart
gezet maar ook werd er vastgelegd dat een internationale commissie zich moest buigen over
tolheffingen en stapelrechten op de Rijn met als doel een vrij scheepvaartverkeer te krijgen.
Toch werd pas in 1831 een akkoord gesloten, de Akte van Mainz. Hiermee kwam er een einde
aan de privileges voor beurtschippers op de Rijn. 25
Toen Duitsland in 1870 één land geworden was groeide het in hoog tempo uit tot één
van de meest geïndustrialiseerde landen van de wereld. Het belangrijkste industriegebied was
het Ruhrgebied. Dit stond via de Rijn met Rotterdam in verbinding. Er moest van alles over
23 J. Verrips, Als het tij verloopt... Over binnenschippers en hun bonden (Amsterdam 1991) 9.24 F.R. Loomeijcr, Een eeuw Nederlandse binnenvaart (Leeuwarden 1988) 9, 16.25 Verrips, Als het tij verloopt, 12-13.
16
de Rijn vervoerd worden. Voor de schippersbevolking hadden deze ontwikkelingen grote
gevolgen. Naast de beurtschippers had altijd een kleine groep van wildevaartschippers
gestaan. Zij hadden in tegenstelling tot de beurtschippers geen vaste lijn diensten en voeren
waar werk was. Deze groep nam nu enorm in omvang toe. Naast de toename van het aantal
wildevaartschippers nam ook het aantal schippers dat in loondienst voor rederijen voer toe.
De Rijnvaartrederijen waren vaak grote rederijen waar meerdere schepen voor voeren. Deze
schippers waren in die zin met de beurtschippers te vergelijken dat ze ook gebonden waren
aan vaste afspraken met bijvoorbeeld fabrieken. De reders maakten gebruik van belangrijke
technische vernieuwingen er kwamen grotere stalen schepen die gesleept werden door
stoomsleepboten. De Rijnschippers voeren naar Duitsland met ertsen, granen, ijzerwaren,
machine onderdelen en hout en voeren stroomafwaarts met kolen, stenen en machines.26
Naast de Rijnvaart bestond er nog een tweede groep binnenvaartschippers die een
vergelijkbare ontwikkeling doormaakten. Zij waren vooral op de binnenlandse vaart gericht.
De beurtvaarten hadden nog lang een belangrijke positie in het binnenland. Tot ver in
twintigste eeuw bleef de beurtvaart een niet weg te denken groep binnen de scheepvaart. Zo
waren bijvoorbeeld de Zeeuwse eilanden grotendeels via een beurtvaartsysteem te bereiken.
Tussen veel plaatsen waren lijndiensten. In Friesland is de "Lemmerboot" jarenlang een
begrip geweest, waardoor er een geregelde verbinding tussen Amsterdam en Friesland was.
Maar de beurtvaart had na de invoering van de wet Openbare Vervoermiddelen in
1880, waardoor er aan gemeentelijke vergunningen een einde kwam, geen monopolie meer.
Vanaf de tweede helft van de 1ge eeuw begon Nederland steeds meer te industrialiseren,
waardoor de hoeveel te vervoeren massagoederen snel groeide. Ook werd het vaarwegennet in
de 1ge eeuw belangrijk uitgebreid en verbeterd. Door de koning-koopman Willem I werden
verschillende kanalen aangelegd, maar ook door andere initiatieven nam het aantal vaarwegen
en daarmee de mogelijkheden voor de scheepvaart toe. Naast de verbeterde waterwegen,
kwamen er spoorwegen en werden ook de landwegen verbeterd. Het beurtvaartsysteem met
vaste tarieven en afvaartijden kwam steeds meer onder druk te staan?7
Vanaf 1880 was het voor iedereen mogelijk om te gaan varen en daarmee eenbestaan
op te bouwen. Hierna groeide de groep wilde vaartschippers aanmerkelijk. Zij hadden op de
binnenlandse vaart veel minder concurrentie van rederijen. Schippers hadden echter nog wel
te maken met enorme hoeveelheid aan plaatselijke voorschriften en heffingen om gebruik te
26 Verrips, Als het tij verloopt, 13.27 Ibidem, 15-17.
17
mogen maken van verschillende vaarwegen. In 1899 maakte de overheid alle rijkswaterwegen
vrij. Wel bleven er vooral in het Noordoosten van het land veel vaarwegen die door
maatschappijen van particulieren of gemeentelijke- en provinciale autoriteiten werden
geëxploiteerd. Om hier op te kunnen varen moesten vaarrechten worden betaald deze drukten
de inkomsten van de schippers."
Een verschil met de schepen van de Rijnschippers is dat de meeste schepen tot 1900
vooral van hout waren. Ze bleven voornamelijk door zeilen en door mensen of paardenkracht
voortbewogen. Tussen de Rijnschippers en de overige schippers bestonden sociale
verschillen. De eersten voelden zich superieur aan de laatsten. Ze hadden grotere schepen en
leefden in luxere omstandigheden. Een Rijnschipper mocht zich kapitein noemen. De families
van Rijnschippers trouwden onderling met elkaar. Dat gebeurde ook met de overige schippers
maar deze groep was minder homogeen. Zo waren er schippers die vooral regionaal voeren
zoals de veenkoloniale schippers en de Friese skûtsjes, maar daarnaast was er een groep die
verder voer, bijvoorbeeld over de Zuiderzee en de Waddenzee.i"
2.3 Ontwikkelingen tot 1945
De Rijnvaart maakte al sinds het begin van de twintigste eeuw gebruik van stoomsleepboten
die slepen van soms wel tien schepen de Rijn opvoeren. Deze ontwikkelingen konden meestal
in rederijverband plaatsvinden omdat die de financiële mogelijkheden hadden. Later kwam in
plaats van stoom de verbrandingsmotor.
Voor de overige vaart kwam de motorisering pas veel later tot stand. Lange tijd
maakte men voor het binnenlandse vervoer gebruik van zeilschepen, vaak in verschillende
regionaal gebonden scheepstypen. Zo waren er Groninger bolschepen, Friese skûtsjes,
Hasselter aken, Kempenaars. Zelfs bij landelijke scheepstypen als tjalken en klippers
bestonden grote regionale verschillen. De motorisering van deze schepen vond mondjesmaat
plaats. Men ging eerst met hulpmotoren varen. Dit waren vaak opduwers (kleine sleepboten)
of zijschroeven. Aan de zijkant van het schip kon men een schroef in het water laten zakken.
Zo'n zijschroef werden ook wel een lamme arm genoemd. Vaak was zo'n oplossing wel de
goedkoopste maar niet de meest praktische, omdat zo'n uitstekende zijschroef erg kwetsbaar
was en bij sluizen en bruggen. Vanaf 1920 werden er motorschepen gebouwd waarbij de
28 Verrips, Als het tij verloopt, 154.29 Ibidem, 122.
18
motor belangrijker was dan de zeilen. Deze scheepstypen werden later wel de luxe- motors
gcnoemd/"
De wildevaartschippers vormden na 1850 steeds meer een aparte groepering. Men wist van
tevoren niet waarheen men goederen moest vervoeren en daarom gaven zij steeds vaker hun
woningen aan wal op en gingen ze met vrouwen en kinderen aan boord van hun schepen
wonen. Na de invoering van de wet Openbare Vervoermiddelen nam dit een grotere vlucht.
Deze levenswijze had tot gevolg dat de schippers losser kwamen te staan van de
walsamenleving. Dat deze schippers steeds meer als "nomaden" gingen leven had ook
gevolgen voor hun schoolgaande kinderen. Die konden juist minder naar school. Terwijl in
1901 de leerplichtwet in Nederland werd ingevoerd, gold dit niet voor schipperskinderen; dat
zou pas in 1969 gebeuren."
Om aan vracht te komen moeten schippers in contact komen met de opdrachtgevers.
Deze opdrachtgevers worden in binnenvaarttermen ook wel verladers genoemd. Deze
verladers geven hun opdrachten meestal aan tussenpersonen, een soort van commissionairs.
De schipper was als pure vervoerder afbankelij ker van de bevrachter als er veel
scheepsaanbod was. Bovendien was de positie van de bevrachter sterker geworden omdat het
aantal eigenhandelschippers afnam. Er kwamen dus meer schippers die afhankelijk werden
van een bevrachter. Veel bevrachters combineerden hun werk met dat van kastelein. In het
begin van de twintigste eeuw vonden veel bevrachtingen in de kroeg plaats. Deze
bevrachtingen werden ook wel kroegbevrachtingen genoemd. Dit ging vaak gepaard met
alcoholmisbruik. 32
Organisatie van schippers en de schippersbeurs
De relatie tussen bevrachters en schippers, een broodnodige relatie, zou in de rest van de
twintigste eeuw steeds een strijdpunt blijven. In 1898 was de ARSB opgericht. De Algemene
Rijnschippers Bond was opgericht door een aantal Rijnschippers omdat ze in betere
omstandigheden bevracht wilden worden. De bevrachters hielden zich niet aan de
voorschriften. Na een vervoerstaking kondigde de overheid vervolgens nieuwe voorschriften
af. Door de schippers die niet op de Rijn voeren werd in 1898 de Algemeenen
Binnenschippers Bond (ABSB) opgericht. Deze bonden kregen door het succes al snel veel
30 Loomeijer, Een eeuw Nederlandse binnenvaart, 37.31 Ibidem, 100 en Verrips, Als het getij verloopt, 159.32 Verrips. Als het tij verloopt, 19-21.
19
leden, maar legden door onvrede en interne conflicten al snel het loodje. In de organisatie van
schippers valt een patroon te ontdekken. Steeds als het economisch slechter gaat organiseren
de schippers zich en dan bloeien de organisaties, vervolgens neemt al snel de belangstelling
voor de organisaties af. De schippers zijn individualistisch ingesteld en willen vrij zijn zolang
het goed gaat en als het slechter gaat organiseren ze zich om hun vrijheid te bewaren. Zo zijn
er veel verschillende schippersbonden geweest.33
Tijdens een vergadering van de Algemeene Schippersbond (ASB) in 1919 stond
schipper Drijtbout van het schip de "Eben Haezer" op. Hij mengde zich met de volgende
woorden in de vergadering "Vrienden, broeders die hier aanwezig zijt met een gedoopt
voorhoofd en een Christelijke belijdenis in 't hart. Bepaal uw houding". Vervolgens richtte hij
met nog een aantal andere schippers de Nederlandsche Protestants Christelijke Schippersbond
(NPCSB) op. Deze bond had drie hoofddoelstellingen. Ten eerste het bevorderen van de
zondagsrust, ten tweede beter onderwijs voor schipperskinderen en ten derde de beperking
van sluis-, haven- en bruggelden. In 1924 werd het ARP kamerlid Duynmaer van Twist
voorzitter van de bond. In 1969 werd de naam gewijzigd in Christelijke Bond voor
Ondernemers in de Binnenvaart (CBOB). Deze schippersbond heeft met de katholieke bond
vergeleken de meeste bonden een relatief vaste aanhang en heeft een redelijk bestaansrecht
gehouden.i"
Aan het begin van de eeuw kwam mede op initiatief van de ABSB de gedachte tot
stand dat er ruimtes zouden moeten komen in belangrijke schippersplaatsen waar schippers en
bevrachters elkaar zouden kunnen ontmoeten. In Amsterdam werd in 1903 in het
beursgebouw aan het Damrak een schippersbeurs opgericht. Ondanks deze faciliteit zochten
schippers en bevrachters elkaar echter toch op in kroegen, zodat de situatie maar gedeeltelijk
verbeterde. Ook een andere schippersbond die naast de ABSB stond, de Algemene Schippers
Bond (ASB) stelde schipperbeurzen in.35
In de Eerste Wereldoorlog trad de overheid daadkrachtig op om eventuele chaos te
voorkomen. De economie werd als het ware geleid en dit had ook voor de binnenscheepvaart
gevolgen. De overheid nam een aantal schippersbeurzen over. In de oorlog echter kwam het
Rijnvaartverkeer op het Duitse achterland vrijwel stil te liggen. Hierdoor verslechterde de
situatie voor de Rijnschippers. De overheid regelde de import van graan. Het vervoer hiervan
werd gegund aan de schippers en reders met grote (sleep) schepen uit het Zuidwesten.
33 Verrips, Als het tij verloopt, 4 -8.34 H.A. Hachmer, Voor en tegen de wind, kanalen, schepen, schippers en scheepsjagers in de Veenkoloniën(Scheemda 1994) 99.35 Verrips, Als het tij verloopt, 35.
20
Daardoor kwamen particulieren met zeilschepen uit het Noordoosten in gedrang. Dat leidde
uiteindelijk tot een staking in 1919.36
Na de oorlog trok de vaart echter weer aan totdat in 1928 de conjunctuur omsloeg.
Voor de Rijnschippers gebeurde dit al in 1925, toen het in Duitsland slechter ging. De
toestand van de binnenvaart verslechterde al snel. Aan de ene kant waren veel schepen duur
gekocht in de tijd van economische opleving terwijl de waarde snel minder werd. Ten tweede
liepen de vrachten en vrachtprijzen terug. Door veel schippers werd grote armoede geleden.37
In de crisisjaren leidde dit tot een onhoudbare situatie. In 1931 werd er een
regeringscommissie ingesteld die onderzoek deed naar de economische toestand der
binnenschipperij. De overheid greep in door het invoeren van de wet Evenredige
Vrachtverdeling (EV). Door de Evenredige Vrachtverdeling werd ten eerste kroegbevrachting
vermeden, ten tweede werd aanwezige vracht verdeeld over de aanwezige scheepsruimte en
ten derde was er zodoende toch voor iedereen een redelijke beloning. Net als in 1917 werd
Nederland ingedeeld in een aantal bevrachtingsdistricten. In de districten werden
bevrachtingscommissies ingesteld die onder het toezicht van de kamers van koophandel
stonden. Deze waren samengesteld uit vertegenwoordigers van de in de binnenvaart
belanghebbende partijen. De taken van de commissies waren het zoveel mogelijk evenredig
verdelen van de beschikbare vracht, het beoordelen van de vrachtprijs en het keuren van
bevrachtingsovereenkomsten. Iedere schipper diende een bevrachtingsboekje te hebben. De
schippers moesten twee procent van de brutovrachtsom afdragen aan de schipperbeurs en
maximaal vijf procent van de brutovrachtsom afdragen aan de bevrachter als provisie."
Na wat kinderziektes bleek de schippersbeurs een uitstekend middel om de vrachten te
verdelen. Het bestaan van dit stelsel zou in het vervolg inzet zijn van verschillende stakingen
in de binnenscheepvaart. In de oorlog werden veel schepen gevorderd en naar Duitsland
gebracht om daar goederen te vervoeren of om omgebouwd te worden voor Hitler's plan om
Engeland te veroveren. Verschillende schepen werden omgebouwd om bijvoorbeeld
legervoertuigen te kunnen vervoeren. Ook hield de bezetter een strenge controle over de
binnenvaart omdat het vervoer van goederen en later in de bezetting van voedsel erg
belangrijk was."
36 Verrips, Als het tij verloopt. 77, 84 en 94.37 Loomeijcr, Een eeuw Nederlandse binnenvaart, 49.38 Verrips, Als het tij verloop,131-133.39 Loomeijer, Een eeuw Nederlandse binnenvaart, 88.
21
2.4 Ontwikkelingen na 1945
Na de Tweede Wereldoorlog trok het goederenvervoer enorm aan. Er was een tekort aan
scheepsruimte, dus alles wat kon varen werd gebruikt. Bovendien trok de economie aan en
door de wederopbouw van zowel Nederland als Duitsland viel er veel te vervoeren. De vaart
werd steeds meer internationaal. De eerste vijfentwintig jaar na de Tweede Wereldoorlog
waren dan ook topjaren voor de binnenscheepvaart. Het beurssysteem bleef voorlopig in tact.
De sociale omstandigheden voor schippers verbeterden omdat de kinderen onderwijs konden
volgen op schipperinternaten. De oudere schepen werden gemoderniseerd en verbouwd om
mee te kunnen blijven doen. Hierdoor konden ze sneller varen en konden ze meer lading
meenemen. Zo werden veel schepen verlengd voordat men tot nieuwbouw overging. Vanaf de
jaren zeventig vond er een nieuwbouwgolf in de scheepvaart plaats. De regionale en oude
scheepstypes zoals de kempenaars en de tjalken verdwenen steeds meer.Î"
Een andere ingrijpende verandering was dat de grote Rijnvaartrederijen sinds het begin
van de jaren zestig de overgang maakten van sleepvaart naar duwvaart. Hierna groeide het
aandeel van de duwvaart. Er werden speciale duwschepen gebouwd maar ook veel sleepboten
werd omgebouwd tot duwboot. Een groot aantal sleepschepen werd gernotoriseerd.l'
Toch trof de economische opleving niet alle schippers. In het Noorden, vooral in de
Veenkoloniën en in Friesland, was een grote groep schippers met kleine en verouderde
schepen. Zij hadden veel concurrentie van het wegvervoer, maar ook de hoge vaarlasten die
door de vele bruggen en sluizen maakten het deze schippers moeilijker. Vaak voeren ze alleen
nog maar tijdens de aardappelen- en bietencampagne als er in een korte tijd veel
scheepsruimte nodig was. In 1965 besliste de staatssecretaris dat er een saneringregeling
kwam. Schippers mochten gebruik maken van bestaande omscholings- en migratieregelingen.
Zo werd er een grote groep aan de binnenvaart onttrokken. Aan de andere kant nam de
scheepruimte toe er werden nieuwe schepen gebouwd met een steeds grotere tonnage. 42
Het einde van de Evenredige Vrachtverdeling (EV)
Ondertussen bezon de overheid zich regelmatig over het beurssysteem. De verladers wilden
van de beurs af en weer een vrije markt, ze vonden het een verouderde crisismaatregel. Ook
met de toegenomen Europese samenwerking werd het beurssysteem een probleem. De
overheid wilde van de EV af omdat het de vrije markt zou belemmeren. Zo was de omvang
40 Verrips, Als het tij verloopt, 154.41 Ibidem, 158.42 Ibidem, 154.
22
van het eigen vervoer van fabrieken en het bijzonder vervoer van met name zand en grind
toegenomen terwijl de omvang van het vervoer door wildevaartschippers tussen 1959 en 1968
niet toegenomen was. Staatssecretaris Van Hulten stelde de verdwijning van de Evenredige
Vracht verdeling op 1 oktober 1975.43
Binnen schipperskringen ontstond een onrustige situatie. Intern verdeelde de
problematiek rond de EV de binnenvaart. De bestaande organisaties wilden praten maar er
waren ook schippers die daadwerkelijke acties wilden. Zij richtten in 1975 een actiecomité op
en uit onvrede over de bestaande bonden werd op 22 maart 1975 de Onatbankelijke
Nederlandse Schippersbond (ONS) opgericht. In de zomer waren er demonstraties in Den
Haag. Toen de staatssecretaris toonde dat hij niet van plan was toe te geven aan de wensen
van de binnenscheepvaart gingen de schippers tot actie over. Op maandag 25 augustus 1975
werd Nederland opgeschrikt door schippersblokkades. Vijfentwintig tot dertig vitale punten in
het Nederlandse vaarwegennet werden door zo'n achthonderd schepen geblokkeerd. Een grote
chaos was het gevolg. Zeeschepen konden Rotterdam, Antwerpen of Amsterdam niet meer in
en huisvuilboten en mosselschepen konden hun bestemmingen niet bereiken. Talloze
bedrijven kregen geen grondstoffen meer aangevoerd of konden hun producten afvoeren. Het
transito verkeer naar het Duitse achterland raakte al snel ontregeld. De binnenschippers
toonden aan hoe belangrijk ze waren in het functioneren van de Nederlandse economie.
Schippers waren zich bewust geworden van hun economische macht in de samenleving. De
regering trok de plannen in. Voorlopig zou het beurssysteem blijven bestaan/"
Toch bleef het beurssysteem onder druk staan. In de jaren na 1975 zou het nog
verschillende malen tot een conflict komen. Dit gebeurde doordat verschillende verladers
grote hoeveelheden lading buiten de beurs om gingen bevrachten. In 1987-1988 was er het
Granaria- conflict. Hierin werkte veevoederbedrijf Granaria volgens veel schippers op een
onjuiste manier buiten de beurs om. Blokkades waren het gevolg. Ook in 1993 kwam het tot
een vergelijkbare situatie doordat de Waalse verlader Prayon zijn fosfaataanvoer buiten de
beurs om liet lopen. De acties zorgen voor verdeeldheid binnen de schippersbevolking. Er
komen als het ware twee groepen, schippers die voor en schippers die buiten de beurs
omvaren. Uiteindelijk wordt in 1998 besloten tot het opheffen van de schippersbeurzen. Dit
moet mede onder de druk van de Europese Unie. Op 11 maart 1996 bepaalde de Raad van
Ministers dat de binnenvaartmarkt met ingang van 1 januari 2000 vrij zou moeten zijn.
43 Verrips, Als het tij verloopt, 188,212-220.44 J. Salverda, De eeuw van de toerbeurt (Deventer 1999) 61.
23
Daarom worden in 1999 de laatste schippersbeurzen gesloten. Er is een einde gekomen aan
een element dat het schippersleven vanaf de jaren dertig bepaalde."
De binnenvaart na verdwijnen van de Evenredige Vrachtverdeling
De particuliere vloot is inmiddels gekrompen tot drieduizend schepen. Er is al aantal decennia
sprake van schaalvergroting. Kleinere schepen verdwijnen. De risico' s voor de
gezinsbedrijven, die nog steeds de grootste deel van de Nederlandse binnenvaart vormen, zijn
groter geworden. De gezinnen zijn kleiner geworden en de communicatiemogelijkheden
veranderd. Er komen steeds minder gezinsbedrijven en er komt steeds meer continuvaart. Het
schippersleven aan het einde van de twintigste eeuw is niet te vergelijken met het
schippersleven aan het begin van de eeuw. Zo kan het zijn dat een willekeurige schipper aan
het begin van de eeuw op een houten schip van 100 ton geboren werd waarmee turf in de
regio vervoerd werd, terwijl zijn achterkleinzoon aan het einde van de eeuw op een stalen
schip van 3.000 ton met containers internationaal vaart. Ook de leefomstandigheden zijn niet
te vergelijken. Met de veranderingen is ook de schippersbevolking veranderd. Dat zal in het
volgende hoofdstuk aan bod komen.
Afbeelding 2 - Moderne binnenvaart met het motorschip Deo Gratias, scheepsnamen zijn niet tijdsgebonden.
45 Salverda, De eeuw van de toerbeurt, 37-38 120-126 en P. 't Hart, e.a.; Onrust in de binnenscheepvaart: hetGranaria- conflict (Arnhem 1989) 95-96.
24
Hoofdstuk 3 - De schipperbevolking
In het vorige hoofdstuk zijn de ontwikkelingen van de binnenscheepvaart beschreven. Deze
hadden gevolgen voor de bevolking op de binnenvaartschepen. In dit hoofdstuk zullen ten
eerste wat specifieke kenmerken over de schippersbevolking geschetst worden. Ten tweede
zal er ingegaan worden op de religieuze achtergrond van schippers.
Door de afname van het aantal schepen nam ook het aantal schippers af. In de onderstaande
tabel wordt de omvang van de schippersbevolking weergegeven. Deze is gebaseerd op de
volkstellingen. De laatste volkstelling is in 1971 gehouden. De schippersbevolking is vanaf de
jaren zeventig tot op heden nog verder gekrompen. De scheepsruimte toegenomen maar door
de schaalvergroting zijn er minder mensen nodig. Tussen 1920 en 1970 is de
schippersbevolking gehalveerd.
Tabe13.1 • Omvang schippersbevolking (volkstellingenj'?
1920 1930 1947 1960 1971
(schatting)
Man 32.195 30.032 23.450 20266
Vrouw 27.769 24.913 18.593 17.435
Totaal 59.964 54.945 42.043 37.701 30.000
De bovenstaande tabel geeft het totale aantal varenden in de binnenscheepvaart aan. Het
aantal mannen is traditiegetrouw groter dan vrouwen omdat een groot aantal varende
mannelijke personeelsleden ook meegeteld worden. Verder geeft de tabel de totale
schippersbevolking weer. Hiertoe behoren ook de schippersgezinnen met kinderen.
Kenmerken bevolkingsgroep
In het verleden zijn er verschillende sociale onderzoeken gedaan naar de schippersbevolking,
zoals naar hun specifieke manier van leven en de gevolgen die dat had. Ook vanuit dekerken
zijn er verschillende onderzoeken geweest. Inmiddels zijn er wel een groot aantal dingen
veranderd. De communicatiemiddelen zijn toegenomen, de schepen zijn groter geworden en
46 A. V.d. Most, e.a., Kruispeiling Verkenning voor toekomstig schipperswerk, 1971 in: Nederlandse HervormdeKerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk in Nederland, depot Wierden,inv. nr. 3699.
25
ook voor schipperskinderen zijn de leennogelijkheden toegenomen. Aan de hand van een
aantal onderzoeken zal er een beeld van de schippersbevolking worden geschetst. Wel moet er
voor gewaarschuwd worden dat de uitspraken te generaliserend zouden kunnen zijn. Rond
1960 verschijnen er een aantal sociologische onderzoeken. Een heel belangrijk onderzoek is
het rapport Schippers in de stroom uit 1963. Het werd uitgevoerd in samenwerking tussen de
Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Rooms
Katholieke kerk.47
Wat in verschillende onderzoeken opvalt, is de lage scholing die veel schippers hebben
ontvangen, mede door het gebrek aan een vaste woonplaats. In 1960 heeft één procent van de
schippers lager algemeen vormend onderwijs gevolgd en slechts acht procent lager
beroepsonderwijs. In datzelfde jaar zijn er drie schipperskinderen die in het hoger onderwijs
zitten.48
Door hun beroep komen de schippers in een isolement omdat ze steeds minder gebonden
worden aan een vaste plaats. Daardoor wordt het contact met de walsamenleving verbroken.
Doordat het hele gezin aan boord van een schip woont, zijn de gezinsleden erg op elkaar
aangewezen. Bij een onderzoek naar de sociale omstandigheden in 1960 wordt opgemerkt dat
de moeder een zwaardere taak heeft dan de huisvrouw aan wal. Op de schepen zijn er minder
mogelijkheden om de nieuwste huishoudelijke apparaten direct toe te passen. Een
schippersgezin vormt een veilig nest waar vader altijd in de buurt is. Vader is bovendien
degene die "alles kan" omdat het kind ziet dat de vader het schip, de leefwereld van het kind,
bestuurt. Daarom zal het kind zich met de vader identificeren. Schipperskinderen hoeven
tijdens een storm niet bang te zijn want "vader is aan boord". Bovendien heeft vader te maken
met een gevaarlijk beroep. Alleen al in 1957 verdronken er tweehonderd schippers. 49
Doordat de kinderen van schippers weinig buiten de eigen leefwereld komen, zijn ze
minder ontwikkeld dan walkinderen. De leefwereld is kleiner. Dat brengt met zich mee dat
schipperskinderen naïever zijn, ze hebben een kleinere woordenschat. Zo is de woordenkennis
van een schipperskind van acht gelijk aan die van een stadskind van vijf jaar. Verder krijgen
schipperskinderen later te maken met kinderziektes. Doordat de leefwereld kleiner is zijn
47 Centrale voor sociaal wetenschappelijk onderzoek, Schippers in de stroom: een sociologische peiling naar hetleven en werk van binnenschippers (Den Haag 1963).48 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 249.49 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 249.
26
schipperskinderen ook egocentrischer. Daartegenover staat echter dat ze een groot
plichtsbesef hebben en daarnaast een grote ijver en werklust. so
Een ander probleem is het gebrek aan culturele vorming bij schippers en de schippersjeugd.
Schipperspredikant wijlen ds. Van der Kamp zag het als pastoraal probleem. Schippers zijn in
het buitenland minder geneigd om een kerkdienst in een vreemde taal mee te maken. Ook
hebben schippers felle kritiek op het zingen van de psalmen in de nieuwe berijming. De
nieuwe berijming werd in 1973 ingevoerd. In 1957 wordt er geschreven over de culturele
onvolwassenheid van schippersjeugd. Buiten hun belevingswereld zijn schippersjongeren
onzeker, binnen hun belevingswereld zijn zij wel volwassen omdat ze daar zelfstandig
schepen kunnen varen en daar de verantwoordelijkheid voor kunnen dragen. Door het gebrek
aan cultuur zouden schipperskinderen zich naar buiten toe losgeslagen en conservatief
gedragen. De jeugd gedraagt zich ondisciplinair omdat het altijd in een kleine ruimte verkeert.
Als ze daarbuiten treden dan willen ze de vrije tijd zo productief mogelijk gebruiken. De
oorzaken voor dit gedrag zijn een afgesloten leven dat de schippers leiden sinds de
eeuwwisseling, het beperkte onderwijs en de anti- en a- culturele houding van kringen die
grote invloed hebben op een aantal schippers, met name de Oud Gereformeerden en
Pinkstergroeperingen.SI
Geloofsbeleving
In een aantal onderzoeken wordt ingegaan op de geloofsbeleving van schippers. Dat vormt
een belangrijk punt in het schippersleven. Ook op het gebied van geloof zijn de schippers net
als de Nederlandse samenleving verdeeld. Over het algemeen varen in 1960 de protestantse
schippers op schepen tussen de 100 en de 400 ton. Op de schepen die tussen de 400 en 800
ton kunnen vervoeren varen zowel protestantse als katholieke schippers. Op de grotere
schepen, schepen die groter zijn dan 800 ton varen vooral katholieken. Op schepen die minder
dan 100 ton mee kunnen nemen varen vooral onkerkelijke schippers. Dit geld ook voor de
Rijnvaart. Een verklaring voor deze kerkelijke verdeeldheid die gekoppeld is aan de tonnage
van de schepen is moeilijk te geven.S2
50 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 249.51 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 190.52 J. H. de Jong, Sociale zorg in de Rijn en Binnenvaart, 1960 in: Gereformeerde Kerken in Nederland.Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij de binnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv.nr. 140.
27
Bij de volkstelling van 1960 werd duidelijk dat de kerkelijke verhoudingen bij de schippers
anders lagen dan in de samenleving. In de onderstaande tabel wordt dat duidelijk.
Tabel 3. 2 - de procentuele verhouding van de schippersbevolking en de Nederlandse bevolking
per kerkelijke gezindte in 1960.53
Kerkgenootschap Schippersbevolking % Nederlandse bevolking %
Rooms Katholieke Kerk 26 40
Nederlands Hervormde Kerk 41 26
Gereformeerde Kerken 14 9
Geen 15 18
Overige kerkgenootschappen 3 7
Totaal 100 100
In de schipperswereld van 1960 zijn er minder mensen die geen godsdienst hebben dan in de
Nederlandse samenleving. Waar in de gehele samenleving veertig procent katholiek is, is dat
in de binnenscheepvaart slechts 26%. Wat opvalt, is het grote percentage hervormde
schippers. In de onderstaande tabel zijn de percentages in absolute getallen uitgedrukt. Onder
Gereformeerde Kerken vallen niet alleen de Gereformeerde Kerken in Nederland maar alle
kerkgenootschappen die gereformeerd in hun naam hebben zoals de Christelijke
Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Gemeenten, de Oud Gereformeerde Gemeenten en
de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Daarbij is wel sprake van een schatting omdat de
exacte absolute aantallen niet bekend zijn is uitgegaan van een totale schippersbevolking van
37.701. Deze is op honderd procent gesteld.
Kerkgenootschap Schippersbevolking % Schippersbevolking
absoluut
Rooms Katholieke Kerk 26 9.802
Nederlands Hervormde Kerk 41 15.457
Gereformeerde Kerken 14 5.278
Geen 15 5.655
53 A. v.d. Most, e.a., Kruispeiling Verkenning voor toekomstig schipperswerk, 1971 in: Nederlandse HervormdeKerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk in Nederland, depot Wierden,inv. nr. 3699.
28
Overige kerkgenootschappen 3 1.131
Totaal 100 37.701
Een ander opvallend aspect dat verschillende onderzoekers opvalt is dat veel schippers
ondanks hun geringe scholing een fenomenale Bijbelkennis hebben. Het zou kunnen dat ze de
Bijbel intensief lezen omdat het vrijwel het enige boek is dat ze hebben. Het grotere
percentage gelovigen bij de schippersbevolking wordt soms toegeschreven aan de aard en de
onzekerheid van het vak. Schippers hebben meer met de elementen en onberekenbare
natuurkrachten te maken en daardoor zijn ze afbankelijker dan de bevolking aan de vaste wal
die in principe steeds minder vatbaar is geworden voor natuurgeweld.54
Een andere verklaring zou kunnen zijn dat schippers door hun isolement minder vatbaar
waren voor veranderingen. Bovendien is de sociale controle binnen de groep waar de
gezinnen in een kleine ruimte met elkaar leven toch vrij groot.
In een lezing voor schippersouderlingen en werkers die op 4 oktober 1947 plaatsvond schetst
de gereformeerde schipperspredikant ds. G. J. van der Kamp enkele algemene kenmerken van
het geestelijke leven van de schippers. Het gaat hier wel vooral over schippers die lid zijn van
de Gereformeerde Kerken in Nederland en daarbinnen een behoudende groep vormen.
Hoewel hij er voor waarschuwde generaliserend over te komen meent hij toch een aantal
kenmerken te kunnen onderscheiden.
Ten eerste was het voor schippers moeilijker om tot belijdenis te komen. Dit had aan
de ene kant te maken met het feit dat de meeste schippers na de lagere school, als ze die al
hadden doorlopen, gingen varen. Doordat men op verschillende plaatsen kwam kon men niet
met regelmaat catechisatie volgen. Ook hadden veel schippers over het algemeen moeite met
het vieren van avondmaal. De schippers waren subjectivistisch, ze waren individualistisch
bezig met vragen over hun eigen heil in plaats van een objectivisme waarin het meer gaat om
de kerk als groep.
Ten tweede was er kerkelijk indifferentisme. Het kerkelijke besef ontbrak grotendeels.
"Ze weten bijvoorbeeld maar zelden waarom ze gereformeerd zijn en gaan dikwijls met
gemak naar een niet gereformeerde kerk".
54 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv, nr. 249.
29
Ten derde was er sprake van een bepaald wetticisme. Vooral op het gebied van de
zondagsrust. Doordat het varen en werken zo met elkaar verbonden waren werd de
zondagsrust strikt toegepast. 55
Veel bevindelijke schippers zagen de kerk als een verzameling huichelaars of hypocrieten. Dit
zal ermee te maken kunnen hebben dat kerkleden vroeger een vaste plaats in de kerk hadden
en dat schippers moesten wachten tot de plaatsen vrij waren. Maar ook op het gebied van
belijdenis en gang naar het avondmaal vonden schippers het niet juist dat in hun ogen
onbekeerde mensen belijdenis deden en aan het avondmaal gingen. Van der Kamp geeft ook
de gevolgen van deze zware levenshouding weer. "Onlangs bezocht ik een gouden bruidspaar.
Geen van de kinderen leeft kerkelijk mee. Va en Moe hebben het nooit bereikt en dan zal het
ons ook niet lukken waarom zullen wij ons nog druk maken." Het geloof wordt als een gave
Gods gezien en daar moeten de mensen op wachten.Î"
De schippers spraken bij ambtelijke bezoeken vaak uit dat de kerkje er niet brengt. Ze
zagen daarbij de ouderlingen en dominees door wie ze bezocht werden niet als ambtsdragers
maar als vrome mensen die over het geloofsleven kwamen praten. Er is weinig kerkelijk
besef. "De meeste schippers gaat het niet om de ambtelijke bedoeling van Gods Woord, maar
zoals ze zelf zeggen de beste sprekers te beluisteren". Er is over het algemeen sprake van een
lijdelijke inslag. Sommigen passen de drie stukken van de Heidelbergse Catechismus toe op
hun eigen leven, de ellende, verlossing en de dankbaarheid. Vooral onder Drentse en
Overijsselse schippers komt het uitstellen van belijdenis voor met het motief dat als ze
belijdenis hebben gedaan minder mogen, bijvoorbeeld niet meer mogen varen op zondag.
Verder is vooral onder de Noordelijke schippers de doop belangrijk. Zo belangrijk zelfs dat
een aantal gereformeerde schippers als ze in Amsterdam liggen met het schip niet naar de
Gereformeerde Haarlemmerpoortkerk gaan, maar naar de Baptistenkerk aan de Bloemgracht
waar ds. Visser ze erg aanspreekt.Ï'
Deze ds. Visser begon in 1942 met het evangeliseren in de Amsterdamse De Vlugthaven waar
veel binnenvaartschepen lagen te wachten op de reis. Al snel gingen enkele schippers naar de
huissamenkomsten aan de Bloemgracht. Hierna gingen er steeds meer schippers heen. Ze
55 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 219.56 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr,219.57 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr, 219.
30
kwamen eerst bijeen in een zaaltje waar een doopvond was gemaakt. Ds. Visser trok vooral
schippers die uit het Noorden en Oosten van het land kwamen.58
Hiernaast is er bij veel schippers een scheiding tussen het geloof en het dagelijkse
brood, tussen het geestelijke en het wereldlijke leven. Men wordt niet lid van vakorganisaties
of van neutrale vakorganisaties. Ds. V.d. Kamp merkt op dat deze scheiding het grootst is bij
de schippers die de meeste moeite hebben met de gang naar het avondmaal. Zij zijn geen lid
van de christelijke schippersbond maar van de Algemene Schippersvereniging ASV.59
Een verklaring die in het rapport Schippers in de stroom uit 1963 wordt gegeven voor de
religieuze behoudendheid van schippers is dat door het isolement waarin de schippers
verkeerde de veranderingen in de walsamenleving op kerkelijk gebied aan hun voorbij zijn
gegaan. Verder wordt de soms haast wettische besteding van de zondag toeschreven aan het
feit dat de schipper op zijn schip woont en werk en privé zo met elkaar verbonden zijn dat het
de enige manier om een vrije dag te hebben het strikt toepassen van de zondag is.60
In de beschreven onderzoeken is een beeld gegeven van de schippersbevolking en de
geloofsbeleving. Deze onderzoeken stammen echter allen van voor 1970. Toch zijn er ook aan
het einde van de eeuw veel behoudende schippers. Het onderstaande citaat over de
geloofsbeleving van schippers komt uit een interview van het Reformatorisch Dagblad met de
Christelijke gereformeerde schipperspredikant ds. Van der Ham in 1999; "In verhouding zijn
er veel schippers uit de gereformeerde gezindte. "Het zijn ondernemende mensen, die ook een
stuk vrijheid kennen. Vanouds zijn er ook veel kinderen van God onder hen. Momenteel, zou
ik zeggen, laat het schippersvolk meer een doorsnee zien van wat je in de kerken tegenkomt."
Ds. Van der Ham merkt dat er een categorie schippers is die steevast prekenbandjes
meenemen en dat een andere categorie naar de EO-diensten kijkt of luistert. "Er is een breed
consumentisme. Een schipper vindt aardig zijn eigen weg, ook in geestelijk opzicht."
Tegelijk merkt hij dat er toch ook heel wat schippers zijn die, als dat mogelijk is, rekening
houden met een preekplaats als ze een vrachtje aannemen." 61
S8 Correspondentie via de e-mail met het secretariaat van de Onafhankelijke Baptîstengemeente te Amsterdam.S9 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 219.60 Centrale voor sociaal wetenschappelijk onderzoek, Schippers in de stroom: een sociologische peiling naar hetleven en werk van binnenschippers (Den Haag 1963) 43.61 Reformatorisch Dagblad. 17 augustus 1999.
31
Hoewel er in de lezing van ds. Van der Kamp gegeneraliseerd wordt, is er wel een aantal
dingen te zeggen over de geloofsbeleving van schippers. Hoewel ook die aan verandering
onderhevig is vallen er twee dingen op. Ten eerste is er de religieuze behoudendheid van
schippers maar deze is ten tweede niet gebonden is aan het bezoeken van een bepaald
kerkgenootschap. De schippers halen hun geestelijk voedsel in verschillende
kerkgenootschappen. Toch proberen de kerken door tal van activiteiten de schippers te
betrekken bij het kerkelijke leven. Daarover gaan de volgende hoofdstukken.
32
Hoofdstuk 4 .. Nederlandse Hervormde Kerk
De eerste kerk waarin het werk onder de schippers kerkbreed tot stand kwam was de
Nederlandse Hervormde Kerk. Hier kreeg de geestelijke verzorging van schippers dezelfde
status als de verzorging van studenten, zieken en zeevarenden. Toch voelden de hervormden
zich in de praktijk geen lid van de varende gemeente maar veel meer lid van de gemeente
waar ze regelmatig kwamen. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de organisatie van het
werk van de kerk onder de schippers. Vervolgens zullen de activiteiten die de Hervormde
Kerk voor de schippers ontplooiden in al hun varianten aan bod komen.
4.1 De organisatie van de Varende Gemeente van de Nederlandse Hervormde Kerk
Vanuit de Nederlandse Hervormde Kerk werd het werk onder de schippers aanvankelijk
vooral vanuit diaconaal oogpunt gedaan. In de crisisjaren vervielen veel schippers in armoede,
vanuit de Nederlandse Hervormde Kerk werd er aan sociale ondersteuning gedaan. Om tot
een georganiseerde geestelijke verzorging voor de hervormde schippers te kunnen komen
werd in 1933 de Hervormde Schippersraad opgericht. In 1942 werd de Hervormde
Zeemansraad opgericht. Deze twee raden werden overkoepeld door de Raad van de Varende
Gemeente. In 1953 werden de beide werkgroepen gesplitst.62
Van oudsher was relatief gezien het grootste percentage varenden Nederlands
hervormd. Dat had te maken met de streken waar de schippers oorspronkelijk vandaan
kwamen. Terwijl bij de volkstelling van 1960 landelijk gezien een kwart van de bevolking
Nederlands Hervormd was, was dat bij de schippers veertig procent. (Zie hiervoor tabel 3.2)
Dus vier op de tien schippers was hervormd.63
Direct na de Tweede Wereldoorlog was het aantal bij de Raad voor de Varende
Gemeente geregistreerde hervormden minstens vijfentwintig duizend. Over de organisatie van
het werk de Varende Gemeente werd voortdurend nagedacht. Men kwam in deze jaren net na
de Tweede Wereldoorlog tot de conclusie dat een varende gemeente met eigen centrale
kerkenraad en wijkkerkenraden nog niet mogelijk zou zijn. Wel kwam er een commissie van
contact, een diaconale commissie en een commissie voor het bibliotheekwerk en het
jeugdwerk. Ook werden de schippers centraal geregistreerd en werd er een jaarboekje en een
schippersblad uitgegeven. Aan verschillende aan het vaarwater gelegen gemeenten werden
62 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 3699,5012.63Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 4998 en correspondentie via de e-mail met ds. A. de Jong, d.d. 25-05-2007.
33
vragenlijsten gestuurd waarin de kerken antwoord konden geven op vragen over de
benadering en het werk onder schippersleden. In het begin van het werk zijn de districten te
uitgestrekt. Uiteindelijk wordt het werk toegespitst op zeven districten: Amsterdam,
Rotterdam, Groningen, Zwolle, Gelderland en Zeeland.64
In 1947 waren er vijf schipperspredikanten in Rotterdam, Amsterdam, Delfzijl,
Maasbracht en Grevenbicht. In dat jaar werd een gedeelte van de landelijke paascollecte aan
het schipperswerk besteed. Men wilde in de nabije toekomst ook nog een schipperspredikant
in Antwerpen en Zwolle. Dat is gelukt want in 1955 bestond volgens een verslag van de
Varende Gemeente het ministerie uit de volgende predikanten: Dr. Terlaak Poot als
hoofdscheepvaartpredikant in Amsterdam, ds. A van der Walle als parttime
schipperspredikant en parttime zeevaartpredikant in Antwerpen, ds. W van der Ende als
schipperspredikant in Grevenbicht, ds. J C van Nieukerken als coasterpredikant in Groningen
en ds. A van der Most als schipperspredikant in Rotterdam. In 1969 waren er 12.000
hervormde schippersleden. In dat jaar waren er zeven schipperspredikanten, van wie vijf met
een nevenopdracht. Zo waren er zeevaartpredikanten en predikanten die in deeltijd in een
walgemeente werkzaam waren. Verder waren er in dat jaar vijf jeugdleiders en vijf
schippercentra.65
Ook waren er volgens datzelfde jaarverslag uit 1969 in de volgende plaatsen
schipperscomités die vanuit de plaatselijke hervormde gemeentes het werk van de Varende
Gemeente steunden: Amsterdam, Antwerpen, Arnhem, Basel, Bergen op Zoom, Dedemsvaart,
Delfzijl, Duisburg, Groningen, Emmeloord, Hansweert, Harlingen, Hengelo, Kampen,
Leeuwarden, Leiden, Lemmer, Lobith, Maasbracht, Nieuweroord, Rotterdam, Sas van Gent,
Sluiskil, Vlissingen, Sneek, Zaandam en Zwolle. Dit waren allemaal gemeentes die aan het
vaarwater lagen en waar ook grote groepen schippers kwamen.î"
Plaatsen met een hervormde schipperspredikant
In het werk van de Varende Gemeente zijn zeven plaatsen te noemen waar verschillende
hervormde schipperspredikanten hebben gestaan, die veel werk hebben verricht om hun
64 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 3699.65 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 130.66 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 4998.
34
varende kudde te bereiken. Deze plaatsen zijn Rotterdam, Amsterdam, Groningen, Zwolle,
Antwerpen, Maasbracht en Grevenbicht.
Een belangrijke plaats waar veel schippers kwamen was Rotterdam. Rotterdam was door zijn
uitgestrekte haven een groot werkterrein voor de schipperspredikant. De raad voor de varende
gemeente had in Rotterdam ook een koopvaardijpredikant. In Rotterdam was in de jaren na de
oorlog ds. A. van der Most 28 jaar fulltime schipperspredikant. Ds. Van der Most deed het
werk onder de schippers van 1947 tot 1974. Hij werd in 1975 opgevolgd door ds. A de Jong,
die dit werk ook 25 jaar zou doen. 67
Ook in de Amsterdamse haven was veel werk voor schippers. Door de komst van het
eerste hervormde schippersinternaat in 1949 trok de stad ook schippers die er hun kinderen op
school hadden. De stad zou verschillende schipperspredikanten hebben. De
hoofdschipperspredikant Dr. Terlaak Poot was in Amsterdam woonachtig. Van 1955 tot 1971
was ds. J.J.H. van Ree schipperspredikant in Amsterdam. In Amsterdam was net als in andere
belangrijke schippersplaatsen een schipperscentrum dat uitging van de Nederlandse
Hervormde Kerk.68
In het noorden van het land was een grote groep schippers. Ook hier trok het
hervormde schippersinternaat niet alleen de kinderen maar ook de ouders. Globaal vielen de
Groninger schippers in drie groepen uiteen. Ten eerste waren er de schippers die steeds
ambulanter werden en die aanvankelijk vooral op de vaart naar het Westen van het land waren
gericht. Ten tweede waren er in Groningen de campagneschippers. Dit waren vooral de
Veenkoloniale schippers. Deze voeren overwegend op kleine schepen, hadden een vaste band
met hun domicilie en voeren vooral in seizoensvaart. In het voorjaar en de zomer vervoerden
zij turf en in de herfst suikerbieten. Verder was er de plaatselijke werkgelegenheid in de
strokartonfabrieken. Voor de oorlog hadden deze schippers het zeer moeilijk om het hoofd
boven water te houden. Na de oorlog kwam er voor deze schippers een kleine opleving omdat
er een groot tekort aan scheepsruimte was en de wederopbouw vol in gang was. Maar al snel
werd het voor deze groep schippers steeds moeilijker om schipper te blijven en werd hun
werk overgenomen door vrachtauto'8. Zij volgen het gewone plaatselijke kerkelijke leven.
De derde groep schippers in Groningen werd gevormd door de zogenoemde binnen
buitenvaarders. Dit waren geen echte schippers, zij hadden een hogere rang en noemden zich
kapitein. Deze hadden zeewaardige binnenvaartschepen waarmee kustvaart bedreven werd,
67 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 3699.68 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5045.
35
maar ook wel op de binnenwateren werd gevaren. Deze groep had vaak een hechte band met
de thuishaven. Belangrijke havens waren hier Delfzijl, Groningen en Gasselternijeveen. Na de
eerste wereldoorlog verdwenen ook hier langzamerhand de zeilschepen en kwamen er
coasters en wad- en sontvaarders voor terug. In Delfzijl was een speciale schipperspredikant
ds. Je van Nieukerken die zich met deze groep bezig hield. Als schipperspredikanten stonden
in Groningen van 1954 tot 1971 achtereenvolgens ds. AH Weenink en ds. J Matzer van
Bloois. 69
Zwolle was altijd al een schipperscentrum geweest. Hier had Jan Willem Schuttevaer
in de negentiende eeuw de eerste belangenvereniging voor schippers opgericht om een betere
doorvaart vanuit Zwolle over het Zwarte water te krijgen. Deze vereniging zou later
uitgroeien tot een landelijke vereniging met een weekblad. Na de Tweede Wereldoorlog werd
Zwolle een groeiend schipperscentrum doordat het traditionele werk in de turf onder
voornamelijk Drentse schippers afnam. Deze schippers uit Hoogeveen, Meppel en Zwartsluis
vestigden hun domicilie in toenemende mate in Zwolle, waar in 1958 ook een hervormd
schippersinternaat was geopend. Van 1955 tot 1964 stond ds. J van Lokhorst als
schipperspredikant in Zwolle.7o
In Antwerpen was een predikant in deeltijd werkzaam voor de schippers die
Antwerpen aandeden. Voor de andere helft van zijn werktijd was hij voor de Zeevaart aan het
werk. Na de oorlog was dit ds. A van der Walle. Antwerpen werd in de jaren na de Tweede
Wereldoorlog steeds belangrijker omdat de vaart tussen Rotterdam en Antwerpen en haar
achterland groeide."
Limburg is een bijzondere regio. In het overwegend katholieke Limburg zijn maar
weinig protestanten. Er is maar een klein aantal Hervormde gemeenten. Het aantal
protestantse schippers dat naar Limburg voer nam echter toe door de kolenmijnen die voor
veel werkgelegenheid zorgden. Ook werd door kanalisatieprojecten de Maas bevaarbaar
gemaakt. In 1925 was het boerendorp Maasbracht via kanalen vanuit het Noorden te bereiken.
In Maasbracht kwam een spoorlijn naar de Staatsmijnen, die zuidelijker lagen. Zo wordt
Maasbracht een overslagplaats. Tien jaar later komt het Julianakanaal gereed dat een
rechtstreekse verbinding geeft met de nieuwe overslaghavens Bom en Stein. Tussen 1925 en
1935 is Maasbracht een van de grootste overslaghavens van Nederland. De plaats trekt
69 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5002.70 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5002.71 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv, nr. 5002.
36
daardoor veel schippers. Niet alleen de steenkolen maken Limburg aantrekkelijk voor de
binnenvaartschippers, ook grind en cement worden vervoerd. Hiermee kwamen ook steeds
meer protestantse schippers van boven de grote rivieren richting het katholieke zuiden.
Schippers waren hier vooral aangewezen op de activiteiten die door de kerken georganiseerd
werden.72
Het groeiende aantal protestantse schippers bracht de Hervormde dominee van
Stevensweert ertoe om in de jaren dertig op het schoolschip "Prins Bernhard" kerkdiensten te
organiseren. Later werd de bioscoop van Maasbracht tijdelijk voor dit doel gebruikt. Op 20
oktober 1949 vroeg de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk te Stevensweert bij
de gemeente Maasbracht een bouwvergunning aan voor de op te richten schipperskerk.
Architect was e.p. Ouborg te Eindhoven. De firma H. Sniekers uit Heel zou het werk
uitvoeren. De aanbesteding had plaats gehad op 19 oktober 1949. De aanneemsom bedroeg
22.950 gulden. De bouwvergunning werd afgegeven op 25 november van dat jaar. In
september 1950 vroeg de kerkvoogdij een subsidie aan bij de provincie Limburg ten behoeve
van de te bouwen schipperskerk. Dankzij bemiddeling van de gemeente Maasbracht
verstrekten Gedeputeerde Staten tien procent van de totale kosten in plaats van de
gebruikelijke vijf procent. De reden was dat er slechts weinig hervormde families in
Maasbracht verbleven en dat men voor de inkomsten afhankelijk was van de ambulante
schippers.
Afbeelding 3 - De haven van Maasbracht in de jaren vijftig vanaf de sluis gezien.
72 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv, nr. 5002,5046.
37
Een andere Limburgse plaats waar een schipperspredikant was is Grevenbicht. In deze
plaats vlakbij het al eerder genoemde Bom combineerde de plaatselijke hervormde predikant
zijn werkzaamheden met die voor de varende gemeente.73
Ontwikkelingen in het schipperswerk
De schippersbevolking werd in de loop van de twintigste eeuw steeds kleiner. Daarmee
veranderde ook de voorwaarden om het kerkelijke werk onder de schippers te doen.
Regelmatig werd er over nagedacht hoe het schipperswerk vorm gegeven moest worden. Zo
verscheen in 1972 een rapport genaamd Kruispeiling. Verkenning voor toekomstig
schipperswerk. Dit rapport verscheen in een tijd waarin het geschatte aantal hervormde
schippers met hun gezinnen zo'n 8500 personen. Bij de volkstelling in 1960 waren dat er nog
12.300. Dit rapport verscheen ook in een tijd waarin er een groot aantal vacatures was.
Groningen, Amsterdam en Antwerpen werden in 1971 vacant. Verder werd er ook nagedacht
over een nieuwe verdeling waarbij Rotterdam de enige fulltime schipperspredikant kreeg.
In hetzelfde rapport werd geconcludeerd dat de ontkerkelijking onder de schippersbevolking
minder snel ging dan bij de wal bevolking.Î"
Een reden waarom er bezuinigd werd was de financiële situatie. Op een vergadering
van de Varende Gemeente op 19 december 1964 merkte ds. A. van der Most op dat maar een
klein percentage van de schippers daadwerkelijk kerkelijk meelevend is maar "dat is voor
hervormden geen vreemde situatie, we zijn per slot van rekening niet gereformeerd". In
verhouding gaven de hervormden minder aan de kerk dan de gereformeerden. In de
Nederlandse Hervormde Kerk was een grotere groep minder betrokken leden die weinig tot
niets bijdroegen in de kosten.
In dat jaar gaf de kerk 185.000 gulden aan het schipperswerk uit. De schippers zelf droegen
ongeveer tien procent van dat bedrag bij. Het werk kostte totaal een half miljoen gulden. Door
subsidies werd het overige bedrag bekostigd, dus zo'n 315.000 gulden. Ook in verdere
vergaderingen komt telkens de financiële kant van het verhaal en de lage bijdrage van
schippers ter sprake. Er wordt dan opgemerkt dat schippers in de crisisjaren een
hulpbehoevende groep was maar dat na de oorlog daar geen sprake meer van is. Er wordt in
73 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv, nr. 5002.74 A. v.d. Most, e.a., Kruispeiling Verkenning voor toekomstig schipperswerk. 1971 in: Nederlandse HervormdeKerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk in Nederland, depot Wierden,inv. nr. 3699.
38
de verslagen geen melding gemaakt van het feit dat veel kerkelijke schippers wel zondags aan
de collectes meebetalen."
In een onderzoek wordt namelijk geschreven dat schippers op zich niet onderdeel
willen uitmaken van een op zich zelfstaande varende gemeente. Schippers gaan het liefst op
zondag naar een gewone kerk maar dan wel weer een kerk waar ook andere schippers komen.
Een andere reden waarom het centrale werk vanuit de Nederlandse Hervormde Kerk
geminderd werd was dat binnen een steeds kleiner worden groep schippers een flink aantal
schippers zich aan het werk van de Varende Gemeente ontrok omdat zij zich rekenden tot de
Gereformeerde Bond. Deze schippers kwamen vooral uit behoudende plaatsen zoals
Werkendam en de Hollandse Usselstreek. Deze schippers hadden vaak wel een stevige band
met hun domiciliekerk omdat ze minder "wild" waren. De Usselschippers staan bekend als
beunschippers en vervoeren veel zand en grind."
Zo was er een blijvende bezinning over vormgeving en inhoud van het werk van de
Varende Gemeente. Uiteindelijk leidde dit tot de totstandkoming van de samenwerking met
de Gereformeerde Kerken in de jaren '70.
5.2 Activiteiten
Kerkelijke activiteiten
De eerste activiteiten van de Varende Gemeente vloeiden voort uit het diaconale kerkelijke
werk. In de crisisjaren werd vanuit de Varende Gemeente financiële steun gegeven. Maar ook
geestelijke zorg werd door de verschillende schipperspredikanten en kerkelijk werkers
gegeven. Er werden huisbezoeken gebracht en contacten onderhouden. Dit gebeurde in de
plaatsen waar een schipperspredikant was. Maar ook in de plaatsen waar een commissie voor
varenden was of waar plaatselijke kerken zich om hun schippersleden bekommerden.
Hiernaast waren er ook landelijk georganiseerde activiteiten. Zo was er elk jaar een gezinsdag
voor schippers. Verder werden er in de herfst in de plaatsen waar suikerfabrieken waren
activiteiten voor schippers georganiseerd. Voor de suikerfabrieken lagen in die campagnetijd
vele schepen te wachten tot ze gelost werden. In verschillende plaatsen als Halfweg,
Hoogkerk, Dinteloord, Emmeloord, Stampersgat werden in de drukke bietentijd activiteiten
75 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5045.76 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5046.
39
georganiseerd. In kantine van de suikerfabriek in Stampersgat werden bijvoorbeeld zondagse
kerkdiensten gehouden. Daarin ging dan in de regel een schipperspredikant voor. Naast de
hervormde schipperspredikanten gingen er ook gereformeerde, christelijke gereformeerde
predikanten voor. In 1966 zag het dienstrooster er als volgt uit. Om half tien en half vijf 's
middags werden er kerkdiensten gehouden. Daarna moest de recreatiezaal snel ontruimd
worden voor andere activiteiten."
Datum Predikant Plaats Kerkelijke
achtergrond
2 oktober Ds. M. de Wit Rotterdam GKN
9 oktober Ds. W. v.d. Ende Grevenbicht NHK
16 oktober kandidaat J. v. Vliet Den Haag GKN
23 oktober Ds. L. Kleisen Utrecht CGK
30 oktober Ds. A. Verheul Maasbracht GKN
6 november Ds. A. v.d. Most Rotterdam NHK
13 november Ds. GJ. v.d. Kamp Amsterdam GKN
20 november Ds. A. v.d. Walle Antwerpen NHK
27 november Ds. L. Kleisen Utrecht CGK
4 december Ds. Broere Dinteloord NHK
De varende gemeente richtte zich ook op de schippersjeugd. Hier werd aandacht besteed aan
de geloofsopvoeding door catechisatie. Door de Hervormde Kerk werd er radiocatechisatie
gegeven aan schippers en schipperskinderen.
Er bestonden ook hervormde schippersjeugdverenigingen. Op de avonden werd eerst een
Bijbelinleiding gehouden en daarna was er ruimte voor eigen inbreng van de jeugd.
Er werd jaarlijks een schippersjeugdlanddag georganiseerd. Deze trok in 1963 zo'n
vierhonderd bezoekers tussen de vijftien en de vijfentwintig jaar. Verder werd vanaf 1957 het
nationaal kamp voor schipperskinderen in Hattem georganiseerd. Hierbij kwamen
77 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5017.
40
schipperskinderen van verschillende internaten bij elkaar. Op plaatselijk niveau werden er
verschillende activiteiten door kerken georganiseerd voor de jeugd.78
Sociale centra
In 1956 werd er door de staatssecretaris van sociale zaken een sociale commissie voor
binnenschippers opgericht. Er kwam sociaal cultureel vormingswerk tot stand met
schippercentra in Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Zwolle, Maasbracht, Delfzijl, IJmuiden,
Arnhem. Hoewel deze centra niet uitgesproken hervormd waren was er wel een algemeen
protestants karakter en werkten ze samen met de Varende Gemeente.
Met het oprichten van de Varende Gemeente in 1933 kwam er ook aandacht voor
leetuurverspre iding. Zo kon christelijke lectuur onder de schippers verspreid worden zodat de
schippers in hun geloof versterkt konden worden. Er werd een schippersbibliotheek opgericht
waar varenden in verschillende plaatsen boeken konden lenen en ruilen. In de verschillende
centra kwam plaats voor deze bibliotheken.Ï"
De stichting Sociaal Cultureel Werk richt zich ook op de schippers. Hier werd veel met de
Varende Gemeente samen gewerkt. Ook werkt de Varende Gemeente hierin samen met de
Gereformeerde Kerken en met de Rooms- Katholieke Kerken die eigen centra hebben. In het
sociaal- culturele werk werken de kerken samen met rederijen en vakbonden. Vanaf de
oprichting van de tehuizen voor sociaal- cultureel werk werden deze ook opengesteld voor de
gehele niet-katholieke bevolkingsgroep. Dit werd gedaan met het oog op overheidssubsidie en
omdat de kleinere kerken zoals de gereformeerden, lutherse, en doopsgezinden te klein waren
om centrums op te richten. Deze centra waren er in de al eerder genoemde steden.
In Rotterdam was er een hervormd schippercentrum dat de Veilige Haven heette. Het was
gevestigd aan de Heemraadsingel. Het was een tehuis op hervormde grondslag maar het stond
open voor alle gezindten. Er was een grote en een kleine conversatiezaal met lectuur. Verder
was er biljart, werd er getafeltennist en werden er filmavonden en lezingen gehouden. Ook
werden er instuifavonden voor de jeugd gehouden.Ï"
78 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5038, 5046.79 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv, nrs. 5006, 5038.80 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 140 en Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor deVarende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk in Nederland, depot Wierden, inv. nrs. 5012, 5045.
41
In Amsterdam was er De Steiger. In de jaren vijftig deden vijftienhonderd schepen per dag de
hoofdstad aan. Zesduizend mensen bezochten op jaarbasis De Steiger. Oorspronkelijk kwam
vooral de schipperjeugd er om catechisatie te volgen en kwamen er gezinnen voor
godsdienstoefeningen. Maar al snel kwamen er ook gezinnen en was er een wekelijks
vrouwencontact. Volgens de hervormde schipperspredikant ds. Van Ree waren schippers
onder elkaar nogal rumoerig."
Volgens de hervormden moest versplintering van sociale activiteiten in de binnenvaart
worden voorkomen. De katholieken hadden aanvankelijk alles onder eigen dak georganiseerd.
Hun centra waren georganiseerd onder de naam Katholiek Sociaal Cultureel Centrum
(KSCC). In 1961 werd de Algemene Maatschappij Voor Varenden (AMVV) opgericht die
eigen centra ging exploiteren. De protestantse centra hadden hier wel schade van. Uiteindelijk
verdwenen de protestantse centra als eerst. Vervolgens krompen de AMVV en de KSCC in en
thans is er nog een drijvend schippercentrum van de KSCC in Nijmegen. In Rotterdam en
Amsterdam verdween het AMVV centrum de Zwarte Zwaan op 1 augustus 2004 na het
stopzetten van de overheidsubsidie. Doordat de schepen alles aan boord hebben, er sprake is
van minder dagen stilliggen en de communicatiemogelijkheden zijn toegenomen werd er ook
steeds minder gebruik van gemaakt. De hervormden maakten na het sluiten van hun centrum
de Veilige Haven in Rotterdam gebruik van de Bethlehemkerk voor activiteiten.V
De ontmoetingscentra voor schippers vervulden de functie van buurthuis. Deze centra
groeiden uit tot multifunctionele schipperscentra. Zo werd er in deze centra zorg verleend,
was er educatie, recreatie en hadden de kerken een ruimte om activiteiten te doen. Verder was
er op duur in de centra een aantal voorzieningen die konden worden gebruikt. Schippers
hadden er een postadres, er was een douche en wasgelegenheid, er waren wasserettes,
telefoon, elektriciteit en drinkwater. Ook waren er op de sociale centra kleuterscholen,
bibliotheken en een sociaal raadsman. Verder bestond er de mogelijkheid om gezinshulp voor
de binnenvaart te krijgen. Van de sociale ondersteuning werd niet altijd optimaal gebruik
81 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5046.82 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv, nr. 3701 en correspondentie via de e-mail met ds. A. de Jong, d.d. 25-05-2007.
42
gemaakt. Volgens rapporten waren schippers individualistisch ingesteld en hadden zij moeite
om anderen en dan vooral vreemden bij hun problemen te betrekken.V
Doordat deze centra gericht waren op het welzijn van schippers kwam het sociaal
culturele aspect in de verdrukking. Wel hadden veel schippers vaak meer contact via de centra
met de kerken dan met een bepaalde kerkelijke gemeente.84
Naast het welzijnswerk in centra richtte de sociale commissie zich ook op activiteiten voor
schipper aan boord van hun schepen. Zo was er voor jongens en meisjes de mogelijkheid om
aan boord schriftelijk onderwijs te volgen.
Schippersinternaten
In de loop van de jaren kreeg ook het onderwijs steeds meer aandacht vanuit de kerken.
Vooral na de Tweede Wereldoorlog groeit deze aandacht door de totstandkoming van een
aantal internaten voor schipperskinderen. Hieronder zal de ontwikkeling van de
schippersintematen zoals die sinds het eind van de jaren veertig plaatsvond beschreven
worden. Doordat schipperskinderen een zwervend bestaan leidden, konden ze tot ongeveer
1950 niet op een vaste plaats naar school. Er waren wel schipperskinderen die bij mensen aan
de wal in de kost gingen gedurende hun schoolperiode. Dit bracht niet altijd prettige situaties
met zich mee. Vaak hield men deze kostgangers alleen maar om er wat aan te verdienen. De
tweede vorm van onderwijs die schipperskinderen volgden was het zogenoemde
ligplaatsonderwijs. Als schepen een paar dagen in een bepaalde plaats lagen konden
schipperskinderen daar naar school gaan. In havenplaatsen als Rotterdam, Amsterdam en
Zwartsluis waren speciale schipperscholen maar in veel plaatsen waren er scholen met enkele
schippersklassen. Zo konden schipperskinderen toch enig onderwijs genieten. Toch was dit
een onhoudbare situatie, die verergerd werd door het feit dat de binnenscheepvaart na de
Tweede Wereldoorlog steeds internationaler wordt en schepen steeds korter in een plaats
stilliggen."
Daarom werden er schippersinternaten opgericht. Het eerste schippersinternaat kwam mede
op initiatief van een plaatselijke Hervormde Kerk tot stand. Op 23 januari 1911 werd er door
83 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 249.84 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 249.ss Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 5017.
43
de Nederlandse Hervormde Kerk in Vreeswijk een vereniging opgericht. Deze vereniging
heet "De Vereeniging tot stichting en instandhouding van een school met den Bijbel voor
schipperkinderen". Deze vereniging wilde ervoor zorgen dat schipperskinderen naar een
school konden gaan waar ze goed onderwijs konden krijgen en christelijk werden opgevoed.
In 1913 kocht de vereniging daarom in Vreeswijk een stuk grond. Omdat de
schipperskinderen niet zomaar naar huis konden gaan, moest er een internaat voor deze
kinderen komen. Daarom werd besloten een internaat en een school voor deze kinderen te
bouwen. Op 28 augustus 1915 was het dan zover, het Prins Hendrik Internaat wordt geopend.
Er zijn op dat moment vierennegentig leerlingen. De leerlingen kregen naast de gewone
vakken ook specifieke vakken die ze konden gebruiken als ze later gingen varen. Zo kregen
de jongens les over het schipperbedrijf en de meisjes kregen nuttig handwerken. Verder was
sinds 1921 het Koninklijk Onderwijs Fonds voor de scheepvaart opgericht waar schippers een
soort van beroepsopleiding konden krijgen. Door particuliere wildevaartschippers werd er
aanvankelijk weinig gebruik gemaakt. Het vak was volgens traditionele opvattingen het beste
in de praktijk te leren.86
Afbeelding 4 - Schippersinternaat Prins Hendrik te Vreeswijk in de jaren 50
86 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nrs. 3699,5038.
44
Het internaat in Vreeswijk is op plaatselijk initiatief tot stand gekomen. Landelijk
kwam men ook tot de stichting van internaten. Hierin vervulde de Nederlandse Hervormde
Kerk een belangrijke rol. De Generale Synode steunde in 1947 de in dat jaar opgerichte
Stichting Hervormde Internaten voor de Schipperjeugd. Het eerste internaat van deze stichting
werd in 1947 geopend in Amsterdam. Het was gevestigd in een oud schoolgebouw. Het
internaat kreeg de naam Prinses Beatrix-internaat. De ouders die de eerste lichting kinderen
naar het internaat stuurden moeten drie paar bovenkleding, drie stuks ondergoed, drie paar
kousen, twee paar schoenen of klompen en een tandenborstel meegeven. Twee jaar later
kwam er een tweede internaat in Rotterdam; hiervoor is een oud schip omgebouwd.
Vervolgens kwamen er in de jaren vijftig nog drie internaten bij in Groningen, Terneuzen en
Zwolle.87
In 1971 zijn er veertien protestants- christelijke internaten met in totaal tweeduizend
leerlingen. Verder zitten er nog duizend kinderen op negen Rooms- Katholieke internaten en
zijn er twee algemene internaten met zo' n driehonderd leerlingen.88
Bladen
Belangrijk in de communicatie tussen de kerk en de schippers waren de schipperskerkbladen.
Voor de schippersjeugdkring bestond het blad Immanuel terwijl De Vuurtoren het orgaan van
de hervormde schipperraad was. In 1940 fuseerden beide bladen onder de naam De
Vuurtoren- Immanuel. Later werd dit De Vuurtoren. Het blad is slecht bewaard gebleven in
openbare bibliotheken. Alleen in de universiteitsbibliotheek van Utrecht liggen nog enkele
exemplaren. Het blad zou uiteindelijk tot 1970 bestaan. Over de opmaak en de inhoud vallen
wel wat opmerkingen te maken.
Een nummer van De Vuurtoren Immanuel. Maandblad voor de varende gemeente uit
1963 is als volgt opgebouwd. Ten eerste staat er een korte meditatie die verzorgd is door de
hoofdschipperspredikant. Vervolgens komt er een stukje geloofsuitleg onder titel "Wat
geloven wij". Dan komen de laatste kerkelijke ontwikkelingen aan bod. In het nummer uit
1963 gaat het over de ontwikkeling van de nieuwe psalmberijming. Dan komt het nieuws uit
de Varende Gemeente. De verschillende regio' s passeren de revue. Verder nog een rubriek
87 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk inNederland, depot Wierden, inv. nr. 3699, 5038.88 A. v.d. Most, e.a., Kruispeiling Verkenning voor toekomstig schipperswerk, 1971 in: Nederlandse HervormdeKerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerk in Nederland, depot Wierden,inv. nr. 3699.
45
voor de vrouwen de jeugd. Er staat informatie over radiocatechisatie in. Er staat een Bijbels
leesrooster in het blad en ten slotte een aantal advertenties onder de naam "opduwertjes'V"
Door de Rotterdamse schipperspredikant ds. A. van der Most werd een eigen
evangeliserend maandblad uitgegeven onder de naam 't Haventje. Mogelijk verwijst die naam
naar het schipperscentrum de Veilige Haven waaruit veel activiteiten plaatsvonden. Van dit
blad zijn nog enkele nummers in openbare instellingen overgebleven. Het blad komt
evangeliserend over er is minder nadruk op de kerkelijke leer dan in bijvoorbeeld De
Vuurtoren, maar meer nadruk op het heil dat Jezus voor iedereen bracht. De indeling is ook
vrijwel hetzelfde als de Vuurtoren. Het begint met een meditatie, vervolgens komt er een
stukje kerkgeschiedenis en wat nieuws over het werk in de Rotterdamse haven. De
kerkgeschiedenis gaat in de verschillende beschikbare nummers bijna altijd over een persoon,
van Jan Hus, William Booth tot Martin Luther King. Wat ook opvalt, is de grote hoeveelheid
advertenties de achterste twee pagina's bevatten advertenties terwijl het blad uit zo'n 10
pagina's bestaat. Mogelijk werd het blad gefinancierd als particulier initiatief gefinancierd
door advertentie-inkomsten.Î"
5.3 Conclusie
In de crisisjaren begint de Nederlandse Hervormde kerk met het werk onder de schippers. In
de eerste instantie is dit vooral werk uit diaconaal oogpunt. Hierna organiseert de Nederlandse
Hervormde Kerk het schipperswerk in de raad voor de Varende Gemeente. Er was een grote
groep schippers van hervormde afkomst. Er wordt een schippersraad opgericht die valt onder
de raad voor de Varende Gemeente. In Rotterdam, Amsterdam, Groningen, Zwolle,
Maasbracht, Grevenbicht en Antwerpen worden schipperspredikanten aangesteld die hun
werk soms combineren met het werk in een plaatselijke gemeente. Verder wordt er het
schippersblad "De Vuurtoren" en een handboekje uitgegeven. Door de veranderingen in de
binnenscheepvaart verandert ook het werk van de Nederlandse Hervormde kerk onder de
schippers. Met aantal schippers wordt ook het aantal hervormde schipperspredikanten kleiner.
De activiteiten die op initiatief van de Varende Gemeente worden genomen zijn zeer talrijk.
Ten eerste zijn er activiteiten die voortkomen uit het functioneren van een kerkelijke
89 De Vuurtoren officieel orgaan van de varende gemeente, jaargang. 7(1947) - 27, no. 1(1967). (Ontbreekt:Jaargang. 17(1957); 25, no. 1-3,8-9(1965) (Universiteitsbibliotheek Utrecht).90 Het Haventje: evangeliserend maandblad, jaargang 26, nr. 6, 8 (1967); jaargang 27 (1968); jaargang 28,mrt., sept.(1969); jaargang 29, okt., dec.(1970); jaargang 30, mei, dec.(1971); jaargang 31, dec.(1972)(Universiteitsbibliotheek Utrecht).
46
gemeente. Aan schippersjongeren wordt catechisatie gegeven en er worden huisbezoeken bij
de schippers gebracht en ook ander jeugdwerk krijgt veel aandacht.
Ten tweede worden er vanuit de Varende Gemeenten zaken georganiseerd die een breder
draagvlak hebben dan alleen hervormde schippers en niet direct met het kerkelijke leven te
maken hebben. Vanuit de Varende Gemeente wordt geprobeerd een aantal instellingen in het
leven te roepen die ook toegankelijk zijn voor andere protestantse schippers. Zo komen er
sociale schippercentra en schippersinternaten tot stand. Ook hier heeft het afnemende aantal
schippers gevolgen. De schipperscentra moeten hierdoor uiteindelijk sluiten.
47
Hoofdstuk 5- Gereformeerde Kerken in Nederland
5.1 De organisatie van Gereformeerde arbeid onder de schippers
Particulier initiatief
In 1923 was in Amsterdam de interkerkelijke vereniging 't Anker opgericht. Hoewel deze
vereniging interkerkelijk was droeg ze een sterk gereformeerd karakter. Vrijwel alle leden
waren lid van de Gereformeerde Kerken. Het doel van de vereniging was tweeledig: ten eerste
het verbreiden van het Evangelie en ten tweede het verlenen van eerste hulp bij ongelukken
aan schippers. Het arbeidsveld van deze vereniging strekte zich volgens de statuten over
geheel Nederland uit. Maar in de praktijk betekende het dat er vooral in de Amsterdamse
haven gewerkt werd en er werden reizen gemaakt richting Rotterdam, maar buiten West
Nederland kwam men eigenlijk niet. Waar men wel kwam was tijdens de herfst in Zuid- West
Nederland waar de grote suikerfabrieken waren en dus veel schepen tijdens de
bietencampagne. Om het doel te bereiken werd er gebruik gemaakt van een motorboot . Op
deze motorboot was een schipper en een evangelist aangesteld. In de winter was de motorboot
uit de vaart. De motorboot was twaalf meter lang, 2,65 meter breed en had een geringe
diepgang van slechts negentig centimeter. Op de boot stond een kajuit met vier slaapkamers.
Aan boord was een orgel en twee van de vier scheepskooien werd overdag gebruikt om
lectuur op uit te stallen. Zo was er dus een kleine bibliotheek aan boord. Verder waren er
reddingsmiddelen aan boord."
Om de activiteiten te kunnen bekostigen was steun van particuliere donateurs nodig.
Deze begunstigers moesten minimaal ft 2,50 in bet jaar betalen. Voor schippers werd ft. 1,50
gerekend. Toch bleek het niet mee te vallen dit werk financieel te dragen. Verschillende jaren
achter elkaar kampte de vereniging met een financieel tekort.92
Aan deze begunstigers werd elk jaar een jaarverslag gegeven. In deze jaarverslagen
werd weergegeven welke reizen er gemaakt werden. Ook werd de begunstigers duidelijk
gemaakt waarom de evangelisatie onder schippers nodig was en hoe goed het werk was dat de
vereniging deed. De verslagen maken de indruk van een militaire missie met uitdrukkingen
als in de aanval gaan. "Bij den ingang van Zeeburg ontmoetten wij de eerste sleep (10 a 12
schepen achter een sleepboot). Wij maakten ons klaar om aan te vallen, de Evangelist boven
91 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 244.92 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 244.
48
op dek gewapend met een langen hengel en een zak eraan, hij voorzag iederen schipper van
lectuur alles kosteloos en in dank aangenomen.t''"
Wel wordt steeds benadrukt dat de evangelisatieboot hartelijk ontvangen werd door
mensen die een behoefte hebben om het Evangelie te horen. In elk jaarverslag wordt hier
melding van gemaakt. Zo begint het tweede verslag met een lied: "Er is nog plaats tot
redding! De boot ligt nog steeds gereed! De boot des Evangelies! die menig reis reeds deed!
Kom wil uw wrak verlaten! Eer 't naar de diepte gaat! Stap in en laat u redden! Straks is 't te
laat.,,94
Naast de in 1923 opgerichte vereniging 't Anker richtte men in 1929 in Rotterdam ook een
evangelisatievereniging voor schippers op. De vereniging had de naam Gereformeerde
Evangelisatie Onder Schippers. De vereniging werd opgericht door de kerken in de classis
Rotterdam die zich over het lot van de schippers, een grote groep in de Rotterdamse haven,
wilden ontfermen. Deze vereniging deed hetzelfde werk als 't Anker. Ook het GEOS had de
beschikking over een eigen boot. Deze was genaamd de Adelaar en was oorspronkelijk het
familiejacht van de scheepsbouwerfamilie Vuyk en Zonen uit Capelle aan de Ilssel. In 1929
kwam dit achttien meter lange schip via de contacten van de de voorzitter van het GEOS ds.
Zijlstra in het bezit van de vereniging.
In 1937 verscheen er een boekje genaamd "Tegen wind en stroom" waarin de met
verschillende schetsen het werk van de evangelisatievereniging wordt geïllustreerd. Er wordt
aandacht besteed aan de vele vrijwilligers die met collectebussen langs de deuren gaan om het
werk financieel mogelijk te maken. Maar ook het werk zelf komt uitgebreid aan de orde. Ook
wordt in het boekje duidelijk gemaakt aan de lezer hoe belangrijk het werk is. Ter illustratie
wordt het voorbeeld gegeven dat er vele duizenden schippers zijn maar geen gereformeerde
schipperspredikant terwijl er voor de arbeid onder de Chinezen, de Oosterlingen, het
marinepersoneel, de militairen, op Curaçao en Londen wel een predikant is. De noodzaak van
een schipperspredikant wordt duidelijk gemaakt. 95
Deze verenigingen van Amsterdam en Rotterdam fuseerden en in 1939 werd het werk
dat het GEOS tot dan toe op initiatief van de vereniging deed door de kerken gedragen.
93 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 245.94 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 245.95 GEOS 't Anker, Tegen wind en stroom: schetsen uit de evangelisatiearbeid onder schippers (Rotterdam t937)31.
49
Het werk vanuit de Gereformeerde Kerken in Nederland was vooral begonnen vanuit het
oogpunt van de evangelisatie. Wat kerken voor schippers deden kwam voort uit plaatselijk
initiatief. Zo had de Gereformeerde Kerk van Amsterdam al voor 1930 schippersouderlingen
aangesteld.
Kerkelijk werk onder de schippers
In 1936 werd het werk in kerkelijke banen geleid en stelde de Generale Synode van de
Gereformeerde Kerken in Nederland schippersdeputaten aan. Er werden aanvankelijk drie
deputaten aangesteld met de volgende vijf taken: Ten eerste moesten ze de kerken opwekken
tot de vorming van plaatselijke commissies. Ten tweede moesten ze de beroeping van een
schipperspredikant bevorderen. Ten derde moesten zij de aan het water gelegen kerken
opwekken hun schippersleden ieder jaar een lidmaatschapsbewijs te geven en elk jaar een
ambtelijk bezoek af leggen. Ten vierde moesten de deputaten er bij de plaatselijke kerken zo
gelijk mogelijk Heilig Avondmaal te vieren zodat de schippers ook in de gelegenheid gesteld
werden om hieraan deel te nemen. Ten slotte moesten deze deputaten een jaarlijks
catechisatierooster opstellen en die aan de schippers verzenden. Er wordt later door een
schipperspredikant ook op gewezen dat de oorspronkelijke insteek van het werk de
evangelisatie was maar dat de nadruk vooral moet liggen op het bewerken en bereiken van de
schippers door degelijk huisbezoek en voor de jongeren degelijke catechisatie en de
Jongelings Vereniging."
De verschillende ressorten
Om het werk onder de schippers zo doelmatig mogelijk te doen werd Nederland opgesplitst in
negen ressorten. Het eerste ressort waar het werk vorm kreeg in de bevestiging van een
schipperspredikant was Zuid- Holland. Hier werd in 1943 ds. M. de Wit in de kerk van
Rotterdam- Delfshaven bevestigd. Deze eerste gereformeerde schipperspredikant werkte in de
grootste haven van de wereld tot zijn emeritaat in 1967. Hij werd van 1962 tot 1966 in
deeltijd bijgestaan door ds. C. de Ruyter. Vervolgens stonden in de jaren zeventig en tachtig
afwisselend in voltijd en deeltijd ds. A. M Brouwer, ds. G. Burger en ds. H. Doornbos.
96 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 250.
50
Veel werk gebeurde hier met het kerkschip de Adelaar, dat nog gebruikt was door de
evangelisatievereniging GEOS. Met dit schip voer schipper Bokslag de Rotterdamse havens
door. Hierdoor konden veel schepen op de meest afgelegen plaatsen toch bereikt worden."
Tot ongeveer 1965 was Amsterdam in het ressort Noord Holland een belangrijk
schipperscentrum. Vanaf maart 1946 was ds. G. J. van der Kamp schipperspredikant.
Daarvoor was hij al enkele jaren hulppredikant met als taak de schippers in de Amsterdamse
havens te bezoeken. Hij heeft het schipperswerk vele jaren tot aan zijn emeritaat in 1978
gedaan. Een kerk waar dominee Van der Kamp veel preekte en waar veel activiteiten voor
schippers plaatsvonden was de inmiddels afgebroken Haarlemmerpoortkerk die vlakbij het
Westelijke havengebied lag. Als schippers belijdenis deden, dan werd dat vaak in deze kerk
gedaan. Er was in deze kerk zelfs een aparte schippersbank in de tijd van de vaste zitplaatsen.
Ds. Van der Kamp werd opgevolgd door ds. Ledegang en in 1982 door ds. Hibma. Die dit
werk echter in deeltijd deden. Zij deden dit werk vanuit de Nassaukerk in Amsterdam
West.98
In het ressort Groningen met classis Assen was een aan vang gemaakt met het gereformeerde
schipperwerk. In 1935 werd er een bedrag van twaalfduizend gulden aan de kerken
aangeboden om de beroeping van een schipperspredikant uit te voeren. Dit slaagde echter niet
en van 1948 tot 1952 was de heer Scholten als schippersouderling verantwoordelijk voor het
schipperswerk. Hij werd opgevolgd door de heer Ubbels die dit werk tot 1972 zou doen.
Beiden waren oud schoolhoofden. Ook in de Veenkoloniën en Friesland werd het werk door
vrijwilligers gedaan. In Friesland lag het accent van het werk op de plaatsen Leeuwarden en
Stavoren. 99
Het ressort Gelderland en Overijssel was erg uitgestekt. Hier viel heel Oost- Nederland onder.
Over Drenthe en Overijssel wordt in verschillende synodeverslagen vermeld dat deze
gebieden te weinig aan het schipperswerk doen en er te weinig aan bijdragen. wo
97 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr.250.98 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv, nr. 250.99 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 250.100 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 42.
51
In Gelderland was Lobith een belangrijke post. Hier kwamen veel schippers omdat ze
er de grens overgingen. Vaak moest er gewacht worden omdat de douane controles uitvoerde.
Een andere reden waarom dit een schipperscentrum werd was dat er in de omgeving een
aantal grote grindgaten waren, waar grind werd gewonnen. Ook was er een aantal
steenfabrieken in de nabije omgeving van Lobith. Op een gegeven moment waren er zelfs
twee kerkschepen waar schippers kerkdiensten konden bijwonen. Er waren vanaf 1941 een
aantal predikanten aan de gemeente verbonden, zij waren in deeltijd schipperspredikant omdat
de gemeente te klein was voor een volledige predikant. Later is de gereformeerde kerk van
Lobith een streekgemeente geworden. Naast de predikanten waren er ook gereformeerde
evangelisten werkzaam in Lobith. Zo was de eerste G. Mannak. Hij had een boot waarmee hij
langs de schepen ging om te evangeliseren. Ook ging er op zondag een bootje langs de
schepen om de schippersgezinnen voor de kerkdiensten op te halen. Na Mannak volgden er
nog een aantal evangelisten.
In 1937 kwam de hulppredikant J. Lafeber naar Lobith. Van 1941 tot 1946 was ds. J. C.
Streefkerk als predikant aan Lobith verbonden, hierna van 1954 tot 1959 ds. J. E. F.
Dresselhuys, van 1959 tot 1962 ds. L. Zwaan, van 1962 tot 1965 ds. Th. ten Napel en van
1966 tot 1975 was ds. C. van der Vaart. Deze laatste was van 1976 tot 1980 woonachtig in
Heino en bearbeidde naast de varenden in Lobith ook de gereformeerde schippers in
Zwolle. lOl
In Overijssel was Zwolle een belangrijk centrum. Mede door de gunstige ligging op de
grens tussen Noord en Midden Nederland en de vestiging van een schippersinternaat was
Zwolle een steeds belangrijkere schipperplaats voor schippers uit het Noorden van het land
geworden. Hier gingen veel schippers uit schipperplaatsen als Hoogeveen en Zwartsluis heen.
Het vijfde ressort was Noord- Brabant met Limburg. In dit ressort werd veel werk gedaan
maar er waren in dit gebied relatief weinig gereformeerde kerken. In Bom was na de
voltooiing van het Julianakanaal in 1935 een tehuis voor schipperskinderen geopend waar ook
kerkdiensten worden gehouden. Dit tehuis lag echter te ver van de haven zodat alleen de
trouwe gereformeerde schippers heen en weer liepen. Toen het tehuis gesloten werd, werden
101 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 250 en J. Mulder- de Vries, e.a., Kleine kracht grote zegen,100 jaar Christelijke gereformeerde kerk Zwolle (Zwolle 1992) 162-163.
52
de samenkomsten verplaatst naar de schipperschool, die in Bom vlakbij de haven geopend
lag. Later richtte het kerkelijke werk zich vooral op de schippersplaats Maasbracht. 102
In de oorlog kwam ds. Maan in Maasbracht te werken. Hij had in 1942 eigenlijk een
beroep ontvangen van de kerk in Duisburg maar kon daar niet met werkzaamheden beginnen
door de oorlogsomstandigheden. Daarom begon hij aan het Julianakanaal onder de schippers
te werken. In Maasbracht huurde hij een winkel met de naam "De concurrent" hij kreeg
mandaat vanuit de Gereformeerde Kerken om er te dopen en avondmaal te houden. Ook werd
er een plaatselijke commissie opgericht die zich met de zorg van de varenden bezig ging
houden. Het winkeltje werd al snel te klein en men week uit naar een leegstaande schuur om
daar in kerkdiensten te houden. Met de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog werden
niet alleen 250 schepen verwoest, die er in haven van Maasbracht op het einde van de oorlog
lagen te wachten, maar ook de schuur waarin gekerkt werd. Hierna kwam gemeente samen in
het opleidingsschip van het Koninklijk Onderwijs Fonds voor de scheepvaart (KOF). Toen
deze te klein werd week men uit naar de plaatselijke bioscoop. Zowel het schip als de
bioscoop werd met de hervormden gedeeld. De hervormden hadden ' s ochtends dienst en de
gereformeerden ' s middags.l'" In 1947 kon grond worden gekocht en werd en op 5 april 1948
werd bij de gemeente Maasbracht de aanvraag ter verkrijging van een bouwvergunning voor
een noodkerk ingediend. Architect eh. Philips uit Geleen vervaardigde de tekeningen. De
kosten werden geraamd op 27.164,32 gulden. Op 2 juni 1949 kon de gereformeerde kerk in
gebruik worden genomen. Het was een bakstenen zaalkerkje met een bescheiden torentje
geworden. Deze kerk was door schippers bekostigd en van de nieuwe gemeente woonden
slechts enkele leden aan wal. Hiermee was de eerste protestantse schipperskerk (zie
afbeelding 5) een feit geworden.
102 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 248.103 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 248.
53
Nog verder naar het Zuid- Oosten lag het volgende ressort. Vanouds was er aan de Ruhr in
Duitsland een gereformeerde kerk. Door de landbouwcrisis van einde van de negentiende
eeuw dwong veel landarbeiders en melkers om in het Ruhrgebied te gaan werken. In het
groeiende industriegebied was volop werk. Maar er zijn ook schaduwzijden. De Lutherse
liturgie en de taal klonken deze arbeiders vreemd in de oren. Vandaar dat men rond 1890 een
"Hollandse gereformeerde vereeniging" oprichtte met als doel mensen zondags samen te
brengen, een predikatie te lezen en met elkaar te zingen en te bidden. De vereniging bloeide.
Op verschillende plaatsen kwam men in boerderijen en lokalen samen. Oefenaars uit
Nederland kwamen. De heer Punt werkte rond Duisburg en de heer Akkerhuis rond Ruhrort.
In Duisburg word in 1898 en in Ruhrort in 1902 een gereformeerde kerk geïnstitueerd. Ook
varen er steeds meer schepen vanuit Nederland richting het Ruhrgebied. Vanwege de
dienstplicht gaan veel jongemannen in de eerste wereldoorlog terug naar Nederland. Daarmee
liep het kerkelijke leven terug, want jongemannen vormden de grootste groep kerkleden. In
1931 worden de beide kerken gefuseerd. De opkomst groeide weer van 50 naar 140 mensen
bij een zondagse dienst. Van 1931 tot 1936 stond ds. J Wiepkema in de gemeente. Hij werd in
zijn werk bijgestaan door de Duitse evangelist Otto Joseph Baumann. Deze werkte langs de
Duitse kanalen onder Nederlandse schippers via de vereniging "Eben Haezer". Ook in
Zuidelijke richting groeide het werk door de dan nog werkeloze predikantskandidaat Cor
Maan. Hij werd na de oorlog predikant in Ruhrort. Hij werd opgevolgd door ds J Wiepkema
die van 1953 tot 1966 voor de tweede keer in Ruhrort stond. Deze werd in 1967 opgevolgd
door dominee Baumann die inmiddels predikant was geworden.l'"
Het zevende ressort was Zeeland met België. Een centrale plaats in dit ressort was lange tijd
Wemeldinge. Deze plaats was gunstig gelegen aan de sluizen in het kanaal door Zuid
Beveland. Voor de totstandkoming van het Schelde- Rijnkanaal en de Deltawerken ging een
groot deel van het goederenvervoer tussen Rotterdam en Antwerpen via deze vaarweg. In
Wemeldinge was een kleine gereformeerde kerk en de eerste predikant van deze kleine
gemeente, ds. M. P. van Dijke, was dan ook gedeeltelijk werkzaam voor de evangelisatie en
later de bearbeiding van schippers. Hij kwam als hulppredikant in 1933 naar Wemeldinge en
in 1935 werd hij er bevestigd als predikant. Dat zou hij tot 1947 blijven. In 1954 werd hij
opgevolgd door ds. C de Ruyter deze werd daarna parttime schipperspredikant in Rotterdam
104 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 250 en A. P. erom, e.a., Anderhalve eeuw gereformeerden instad en land Deel 12 (Kampen 1983-1986) 11-13.
54
waar hij ds. M. de Wit bijstond. Van 1962 tot 1966 was ds. A. J. L. Hoogkamer predikant in
Weme1dinge en van 1967 tot 1981 was dit ds. Noordhof. Deze had als schipperspredikant ook
werkzaamheden in Frankrijk en België. Na de oorlog was het goederenvervoer tussen
Rotterdam en Frankrijk en België enorm toegenomen. De zogenaamde spitsenvaart bloeide.
Spitsen zijn schepen die door hun specifieke lengte en breedte precies in de Franse kanalen
kunnen varen. De sluizen in Frankrijk zijn even groot als de spitsen. Dominee Noordhof ging
voor zijn werk regelmatig naar Blenharies in Belgie ook wel bekend als Rogny en in Frankrijk
was een belangrijk schipperscentrum Mortagnes. In Zeeland was het schipperscentrum in
deze jaren steeds meer verschoven naar Terneuzen waar ook een schippersinternaat was en
dat centraal lag aan de Westersehelde en het kanaal naar Gent.105
Ontwikkelingen in het schipperswerk
Op elke synode deden de deputaten verslag van de activiteiten. Daarin werd besproken wat er
allemaal gebeurde. Ten eerste was er een verslag van de werkzaamheden van de verschillende
schipperspredikanten en de verschillende ressorten. Er wordt in de verslagen gesproken over
de voortgang van het pastorale werk, bezoeken, begrafenissen, huwelijken en doopbezoeken.
Ook pastorale problemen worden vermeld,
Ook bij het gereformeerde werk onder de schippers wordt steeds over de financiële
situatie geschreven. Van de gereformeerde schippers wordt met succes een kerkelijke bijdrage
ontvangen. In tegenstelling tot de Nederlandse Hervormde Kerk krijgen de Gereformeerde
Kerken geen subsidie van de overheid. Plaatselijke gemeenten moeten een bepaald bedrag per
hoofd afstaan voor het werk van het deputaatschap.l'"
Op de Generale Synode van Rotterdam in 1952-1953 deden de deputaten verslag van
en gehouden enquête onder een aantal gemeenten waarbij ze concludeerden dat de meeste
plaatselijke gemeenten wat betreft de geestelijke verzorging van varenden in gebreke bleven.
In het kerkelijke blad "Belijden en beleven" werd van deze gehouden enquête een verslag
gedaan. Aan 290 kerken was een vragenlijst verzonden. Daarvan hadden er 209 gereageerd.
Van die 209 gemeenten gaven 136 gemeenten aan iets voor schippers te doen maar van die
136 gemeenten waren er 53 die geen ambtelijk bezoek hadden afgelegd. De overige 83
gemeenten legden dat jaar 1 tot 95 ambtelijke bezoeken af. Tijdens deze synode werd het
105 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 250.106 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 42.
55
aantal deputaten uitgebreid tot een aantal van negen. Verder werd er opgeroepen de niet aan
het vaarwater gelegen kerken ook voor het schipperswerk te laten betalen. L07
In 1961 bestond de kerkelijke arbeid onder schippers vanuit de kerken 25 jaar. Daar
werd aandacht aan besteed tijdens de jaarlijkse familiedag. Die was dat jaar in Zeist. Er werd
een lezing gegeven door mejuffrouw Bruinsslot die vertelde over de overgang van zeil naar
motor en de slechte omstandigheden waarin de schippers in de crisisjaren verkeerden.l'"
Net als bij de hervormden was er ook bij de gereformeerden regelmatig bezinning over de
vormgeving van het schipperswerk. Ook hier gedwongen door de omstandigheid van een
steeds kleiner worden de groep schippers die steeds minder gebonden was. In 1966-67 wordt
een grote enquête onder de gereformeerde schippers gehouden door het Gereformeerd Sociaal
Instituut. Het onderzoek gaat dieper dan het in 1963 in samenwerking met de hervormden en
de katholieken verschenen rapport Schippers in de stroom. In het rapport wordt het advies
gegeven met een nieuwe opzet van het kerkelijke werk te komen. Zeventig procent van de
gereformeerde schippers vaart internationaal. Hierbij worden over de verschillende ressorten
conclusies getrokken. Zo neemt het aantal gereformeerde schippers in het noorden van het
land af terwijl het aantal in Zeeland en de vaart op Belgie en Frankrijk toeneemt. In Zuid
Holland concentreert het grootste aantal schippers zich in Rouerdam.l'"
In de enquête zelf wordt uitgebreid ingegaan op de domicilieplaats van schippers. De
duizend gereformeerde schippersgezinnen zijn over 207 verschillende domicilieplaatsen
verspreid. Van deze schippersgezinnen staan er 141 ingeschreven in Amsterdam, 119 in
Maasbracht, 91 in Rotterdam en 49 in Lobith. Vierhonderd van de duizend gezinnen staan dus
in vier plaatsen ingeschreven. Het streven van de gereformeerde schippersdeputaten is te
proberen de overige schippergezinnen meer te concentreren zodat ze beter te bearbeiden.. 110
ZIJn.
Verder is na de oorlog de intemationale vaart in betekenis toegenomen. Vanaf 1957 bloeit de
Europese samenwerking en de binnenvaart vaart wel bij de economische groei van West
Europa. De vaart werd steeds internationaler. Dat betekende dat het voor de kerken steeds
107 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 42.108 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 247 en Centraal weekblad, r;e jaargang, no 14 (1962).109 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 66.HO Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 66.
56
moeilijker werd om de schippers te bereiken en voor de schippers werd het steeds moeilijker
om zich ergens thuis te voelen. Voor veel schippers, die toch conservatief van aard waren was
de Lutherse liturgie in Duitsland vreemd. Om deze problemen op te lossen of om in ieder
geval inzicht in te krijgen in de problematiek werden er internationale schippercongressen
georganiseerd. Die vinden om het jaar meestal plaats in Duitsland of in het stroomgebied van
de Rijn. In 1957 was het in Rotterdam. Er werd ook door de Nederlandse Hervormde Kerk en
de Christelijke Gereformeerde kerk aan meegedaan. Er werd in dat jaar een voordracht
gehouden over het belang van de zondagsrust en goed onderwijs voor de schippersjeugd.'!'
Niet alleen tegen de buitenlandse liturgie en gebruiken hadden de schippers weerstand.
De schippers hebben moeite met de veranderingen die zich in de kerken bijvoorbeeld op
theologisch gebied voor doen. In de jaren zeventig kwam er meer aandacht voor de
benadering van de schippers. Op verschillende congressen van schipperspredikanten ging het
erover hoe men het werk in de toekomst vorm wilde gaan geven. Niet v6ór maar mét de
schippers is daarbij een belangrijke tenn. 112
In 1978 werd de naam van het deputaatschap gewijzigd en kreeg het de naam
"Deputaatschap voor de kerkelijke arbeid onder opvarenden bij de binnenvaart". Ook komt er
een nieuwe instructie. De algemene opdracht van het deputaatschap luidt: "Het behartigen en
doen verzorgen van kerkelijke arbeid onder opvarenden bij de binnenvaart in Nederland, en
voor zo ver hun opgedragen, andere Europese landen, zowel ten aanzien van leden van een
der gereformeerde kerken, als ten aanzien van andere opvarenden, met inachtneming van de
algemene instructie voor deputaatschappen en waar mogelijk in samenwerking met de
desbetreffende organen van de Nederlandse Hervormde kerk en met andere kerken of
kerkelijke organisaties in Nederland en Europa." Er werden acht taken geformuleerd. Hierin
ging het om predikanten, ontwikkelingen in de binnenvaart die in de gaten gehouden moesten
worden, diaconale steun, het jeugdwerk en de uitgave van een blad. 113
De weg tot volledige samenwerking met de Nederlandse Hervormde kerk lag nu officieel
open. In het volgende hoofdstuk zal deze geestelijke arbeid van de schippers in de Samen op
Wegkerken beschreven worden.
ru Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 106.112 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv, nr. 103.113 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 103.
57
5.2 Activiteiten
Kerkelijke activiteiten
De Gereformeerde Kerken in Nederland deden in principe hetzelfde werk onder de schippers
als de Nederlandse Hervormde Kerk. Aanvankelijk had het werk een andere insteek, maar al
snel begonnen de gereformeerden ook met pastorale zorg van schippers. Hier was het
bezoeken van schippers belangrijk. Tijdens de huisbezoeken werd er gekeken naar de
levenswandel van de schippers. De predikanten en ouderlingen die het huisbezoek aflegden
moesten een formulier invullen en opsturen naar het Algemeen Kerkelijke Bureau van de
Gereformeerde Kerken in Veenendaal. Zo konden de schippers in hun levenswandel gevolgd
worden.'!"
Belangrijk in het werk onder de schippers is de geestelijke opvoeding van de jeugd. Er
wordt veel aandacht besteed aan schipperscatechisatie. Als schipperskinderen catechisatie
volgden moesten er door de predikant formulieren ingevuld worden. Er werd vanaf 1961 in de
winter zelfs radiocatechisatie gegeven. Door de jeugd een goede geloofsopvoeding te geven
hoopte men de kerkelijke band sterker te maken. Ook stonden de jongeren als gelovigen
hierdoor sterker tegen de invloeden van de ongelovigen. Voor het geven van catechisatie werd
samengewerkt met de !KOR. Een keer in de veertien dagen werd er 's middags na de
uitzending van de hervormde of gereformeerde kerkdienst tussen vijf en zeven uur twintig
minuten catechisatie uitgezonden. Tijdens de bietencampagne werd er in 1949 zelfs
catechisatie voor schipperkinderen gegeven in plaatsen als Middenmeer waar op dat moment
veel schippers bieten laadden. Zo werd er ook vanuit plaatselijke gemeenten aandacht besteed
aan de schippers. 115
Jeugdwerk en ontmoetingscentra
Naast de schipperscatechisatie waren ook de jongelingsverenigingen van belang. Er bestond
een aparte bond van schippersjongelingsverenigingen. Deze jeugd organisaties waren bestemd
voor jongeren vanaf twaalf jaar. De belangrijkste taak van deze verenigingen was het
voortzetten van de geestelijke-zedelijke opvoeding. Zij waren onafhankelijke verenigingen
die een bestuur uit hun midden hadden gekozen. Hun taak was vooral toegewijde studie van
de Bijbel en maatschappelijke onderwerpen. In deze vorming heeft de Jongelingsvereniging
114Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv, nr. 103.115 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 149.
58
een driedelige taak. Ten eerste een religieuze of godsdienstige taak. Hier gaat het om de
verhouding tussen de jongeling en God. Ten tweede een intellectuele of verstandelijke taak de
verhouding van de jongeling tot het leven. Ten derde is er een ethische of zedelijke taak, dit is
de verhouding tussen de jongeling en zijn medemens. Een gereformeerde
jongelingsvereniging kwam op vaste tijden meestal wekelijks bijeen. Op de
verenigingsavonden zijn niet zoals gebruikelijk de jongelingen beurtelings aan zet om een
inleiding over een onderwerp te houden. Het onderwerp werd gehouden door een jeugdleider.
Dit onderwerp werd dan op later op de avond besproken. De avonden werden geopend met
gebed en schriftlezing door de voorzitter. Halverwege de avond was er een pauze. De
avonden werden ook weer afgesloten met gebed. Een probleem met de JV's was wel altijd de
opkomst, die kon per avond verschillen. De voorzitter van de landelijke schippers JV- bond
J.D. van Ginhoven stuurt de Bond bewust in een interkerkelijke richting omdat naar zijn
oordeel "een nauwere band aan enige kerk tot ledenverlies zou lijden. De grenzen in de
schipperswereld zijn zeer vloeibaar". De JV's hadden te maken met een grote concurrentie
van de Hervormde instuifavonden. 116
In het kerkelijke blad Belijden en Beleven werd in 1950 over de
schippersjongelingsverenigingen geschreven en over het bezoek van deze JV's in dat jaar. Zo
had de JV van Amsterdam gemiddeld 20 bezoekers, Arnhem 25, Harlingen is dan inmiddels
opgeheven maar had in 1949 tussen de 12 en de 15 bezoekers, Velsen 30, Zwolle 20, Lobith
25, Rotterdam tussen de 30 en de 80 bezoekers per avond, Leeuwarden tussen de 20 en de 30,
Sneek 20, Maasbracht tussen de 7 en de 38, Hoogeveen had wel een schippers JV maar geen
bezoekers genoteerd, Rotterdam Feyenoord had tussen de 30 en de 50 bezoekers en
Groningen tussen de 10 en de 20.117
De bond van schippers JV's had ook een eigen blad; Het kompas. Eens per jaar was er
een landdag voor de schippersjeugd. Deze werd meestal op tweede paasdag gehouden. Soms
ging het er "wild" aan toe op die landdagen. Op een landdag in Arnhem werd zelfs gedanst.
Ds van der Kamp kreeg daar later bezwaarbrieven over. Dansen lag erg gevoelig en was in
strijd met de gereformeerde zeden. Op de Schippers JV landdag werden ook het SJV
bondslied gezongen. Het werd gezongen op de wijze van "Rijst op rijst op voor Jezus". Het
eerste couplet luidde:
ll6 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv, nrs. 149, 190.ll7 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 251.
59
Vol moed en vol vertrouwen
gaan wij als SJV
gelovig door het leven
al bruist de levenszee
Want stormen mogen woeden
en golven mogen slaan
God zal ons steeds behoeden
Want Jezus gaat vooraan.l'"
De tekst werd dus aangepast aan de beleving van de schippers. Stormen, zee en golven, dat
moest de schippersjongeren wel aanspreken. Ook in de tweede versie van het bondslied zoals
dat op volgende landdagen werd gezongen sprak dit soort taal. Bovendien wordt in dit lied het
wij- gevoel van de groep nog sterker benadrukt. De schippers vormen een aparte groep maar
ze hebben wel een duidelijke missie. Hieronder volgen het eerste en het laatste couplet van
het nieuwe SJV - bondslied.
In biddend Godsvertrouwen
Koerst onze JV
Wat stormen mogen haar benauwen
naar d' eeuwige veilige ree
Hoe ook de branding bruist
De golven dreigend slaan
In Jezus' trouwe hoede
gaat het op Zijn haven aan.
Naar welke vreemde streken
zich onze steven wendt
De Kruisvlag blijft het teken
waar ieder ons aan kent
Wie met ons mee wil varen
wil knielen bij het kruis
Dwars door de woeste baren
komt hij voor eeuwig thuis.!"
Het leven van een gelovige wordt heel beeldend gebracht als een reis met een schip. Zo werd
geprobeerd de schipperjeugd te bereiken. Toch gingen de gereformeerde jongeren niet altijd
naar de eigen JV. In Amsterdam en Maasbracht wordt er regelmatig geklaagd dat de jongeren
naar de hervormde instuif gaan. Daar wordt volgens de gereformeerden veel minder geleerd.
Daarom is er zo nu en dan contact met de hervormde schipperspredikanten om het geheel een
118 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 190.119 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 190.
60
beetje op elkaar af te stemmen. Zo werd er afgesproken dat de Hervormden en de
Gereformeerden hun JV's op andere avonden bij elkaar laten komen. t20
Er bestonden ontmoetingscentra op gereformeerde grondslag Zwolle, Maasbracht en Lobith.
Activiteiten waren lezingen, zang en toneel, maar ook contact voor opvoedkunde.
Voor het sociaal culturele werk werd met de hervormden samengewerkt. Veel gereformeerde
kinderen gingen naar de hervormde internaten.
Bladen
Bij verschillende herdenkingsmomenten zoals de het 25- jarig bestaan van het schipperswerk
in 1961, werd er steeds gewezen op de belangrijke functie van de bladen die vanuit kerken
worden uitgegeven en onder de schippers worden verspreid. Bij het eerste blad Het toplicht
komt duidelijk de aanvankelijke insteek van het werk naar voren. De evangelisatie onder
schippers is het doel van het blad. Het maandblad wordt uitgegeven sinds 1937. Het is
genaamd Het toplicht-Evangelisatieblad van G.E.O.S 't Anker. Het blad was bedoeld om
schippers tot geloof te brengen of terug te brengen tot het geloof. Dat doel klinkt hier en daar
wel door, maar over het algemeen wordt er kort en zakelijk informatie gegeven van deze
evangelisatievereniging. De meditatie is meer dan in andere schippersbladen toegepast op de
doelgroep. Een voorbeeld is een meditatie over het "varen tussen de bakens die 't Woord
geven waardoor men in de veilig Haven komt". Elk nummer begint met meditatie in vaktaal.
Verder wordt er informatie gegeven over kerkendiensten van gereformeerde kerken aan het
water, informatie over de Avondmaalsvieringen en over de schippers J.V' s die in
verschillende plaatsen opgericht zijn. Ook staat er in Het Toplicht vervolgverhalen voor de
jeugd. t 21
In 1949 verscheen er een speciale schipperseditie van het Gereformeerd weekblad
onder de naam Belijden en Beleven. Het bevatte dezelfde artikelen als het Gereformeerd
Weekblad maar er zat een speciale schipperpagina in. Het doel van het blad wordt in het eerste
nummer toegelicht door de voorzitter van de schippersdeputaten ds. Douma. "De schippers
sterken in het kerkelijke besef. Vooral het brede kerkelijke leven gaat helaas teveel buiten hen
om. [... ] Hiervoor is een eigen blad een uitnemend middel. Wij doen het met elkaar. Het
120 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 190.121 GEOS 't Anker, Het Toplicht: orgaan van GEOS 't Anker: maandblad voor gereformeerde evangelisatieonder schippers (Rotterdam).
61
scheepke loopt van stapel. God geve het een goede uitrusting, een bekwame bemanning en
een voorspoedige vaart." 122
Voorop het blad staat een meditatie. Er wordt een stukje kerkgeschiedenis beschreven.
Ook komen de belijdenisgeschriften aan bod. De laatste pagina is geheel gewijd aan het
schippersnieuws. Er wordt vermeld waar en wanneer er kerkdiensten worden gehouden,
wanneer de schippers JV s vergaderden en hoe het in de verschillende ressorten ging. In het
eerste nummer wordt er ook een duidelijk beroep gedaan aan de schippers. Ook zij moeten
meewerken. "Schippers hebben zelf allereerst een taak. Zij gaan niet vrijuit wanneer ze
ontrouw zijn in de kerkgang, de sacramentsbediening verwaarlozen en hun kinderen niet
zoveel mogelijk sturen naar christelijke scholen, catechisatie en jeugdverenigingen. Wie durft
dat te ontkennen dat er wat dat betreft ook in de gereformeerde schipperswereld veel te
verbeteren valt." 123
Twee jaar later werd de SPeciale schippereditie van het Gereformeerd Weekblad
vervangen door een apart schippersblad. Sinds 1951 werd door de schippersdeputaten het blad
Contact over water uitgegeven. Het blad lijkt qua indeling veel op de Hervormde Vuurtoren.
Het begint met een meditatie. Dan volgt er een stuk over de gereformeerde leer en
belijdenisgeschriften. Jeugdnieuws en catechisatienieuws komen ook aan bod. Verder wordt
het werk in de verschillende regio's besproken en er worden familieberichten weergegeven. 124
5.3 Conclusie.
Vanaf 1936 kreeg de arbeid onder de schippers vanuit de Gereformeerde Kerken de officiële
aandacht. Door schipperspredikant Van der Kamp wordt de kerkelijke arbeid onder schippers
vanuit de Gereformeerde kerken in de jaren '70 schematisch zo weergeven:
122 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 106.123 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 106.124 Contact over Water, r jaargang 1950 - 5(/ jaargang 2000 (Utrechts archief Utrecht en KoninklijkeBibliotheek Den Haag).
62
Schematisch overzicht schipperswerk Gereformeerde kerken.125
1. Ontwikkeling 11. Contact kerk 111. Sociale IV Geestelijke
positie instelling
tot 1914 1. Band aan 1. Goed 1. Vanouds staan 1.
domicilieplaats (speciaal in de schippers in Overeenkomstig
(houten schepen) winter veel aanzien de plaats
(gezin woont vast contact i.v.m de (opleidingsniveau
aan de wal) oplegperiode) is redelijk)
(eigen handel)
1914-1945 2. De 2. Eerst slecht 2. Afzakken naar 2. Conservatief
schipperscentra later beter arbeidersniveau vaak lijdelijk
groeien (onderwijs slecht subjecti vistisch
(stalen schip) later aanmerkelijk
(gezin vaart mee) beter)
(steeds minder (sterk
eigen handel sinds individualistische
1933 instelling weinig
schîppersbeurs) vertrouwen in
toekomst bedrijf)
na 1945 3. Steeds wilder; 3. Moeilijker 3. Middenstander 3. Gezonder maar
internationale contact met aan het worden. ook actief
vaart. buitenlandse Meer en beter subjectivistisch
(motorschepen) kerken onderwijs. Door
(Euromarkt met noodzakelijk hoogconjunctuur
verbeterde vertrouwen in
vaarwegen) toekomst bedrijf.
Groeiend
organisatiebesef.
(voor jongeren
moeilijker om een
schip te kopen, ze
worden
zetschipper.
125 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv, nr. 179.
63
Gevolg:
vrijheids ver!ies
moeite om
zondagrust in
stand te houden)
profetie 4. Doorvaren dag
en nacht (met
radar) gezinnen
aan wal
vergelijkbaar met
koopvaardij
In de bovenstaande tabel wordt de kerkelijke arbeid onder de schippers vanuit de
Gereformeerde Kerken treffend samengevat. Het schema is beknopt maar wel overzichtelijk
het overzicht is door een kenner, een persoon die het werk van dichtbij meegemaakt heeft,
opgesteld. Ds. Van der Kamp brengt het werk van de kerken in relatie met de veranderingen
op het gebied van de techniek en de sociale verhoudingen.
In tegenstelling tot dat van de Nederlandse Hervormde Kerk kwam het werk van de
Gereformeerde Kerken onder de schippers aanvankelijk op particulier initiatief tot stand en
was dit vooral gericht op de evangelisatie. In 1936 werd het werk ook door de landelijke kerk
gedragen en werden er net als bij de Varende Gemeente van de Nederlandse Hervormde Kerk
schipperspredikanten beroepen en werd het werk onder de schippers georganiseerd. Hiervoor
wordt het land opgedeeld in schippersressorten. Het werk werd in verschillende plaatsen waar
veel schippers kwamen georganiseerd.
Ook bij de Gereformeerde Kerken werd in de eerste instantie het normale kerkelijke
functioneren van de schippers nagestreefd. Naast het uitgeven van een schippersblad Contact
over water werd er catechisatie gegeven en werden er huisbezoeken gebracht. Er was veel
aandacht voor het jeugdwerk. Er werden jeugdverenigingen opgericht waarbij vooral aandacht
was voor de gereformeerde belijdenis. Zo werd geprobeerd een toekomstige generaties
schippers meer aan de kerken te binden.
64
Hoofdstuk 6 - Samen op Weg kerken
Organisatie
Landelijk werd er sinds 1966 samengewerkt tussen de Nederlandse Hervormde Kerk en de
Gereformeerde Kerken in Nederland. Dit fusieproces werd in 2004 afgesloten door de
oprichting van de Protestantse Kerk in Nederland waar naast de Nederlandse Hervormde Kerk
en de Gereformeerde Kerken in Nederland ook de Evangelisch Lutherse Kerken in opgingen.
Ook met het schipperswerk werd er allang tussen de beide kerken samengewerkt. In de loop
van de jaren zeventig vinden de kerkgenootschappen elkaar meer en meer in het werk onder
de varenden. De steeds internationaler wordende vaart en de afname van de
schippersbevolking maakte het nodig om de krachten te bundelen. In 1985 werd op de
generale synode van de Gereformeerde Kerken in Gouda de vorming van een hervormd
gereformeerd Cl Samen op weg orgaan voor de kerkelijke arbeid onder opvarenden in de
binnenvaart" goedgekeurd. Eigenlijk werkten de kerken toen al goed samen en gaven ze zelfs
sinds 1970 gezamenlijk het blad "Contact over Water" Uit. 126
In 1970 bespraken de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken het
schipperswerk. Er werd gesproken over de financiële bijdrage van schippers. Verder werd er
gesproken over het aantal schipperspredikanten. In het Noorden was er op dat moment een
schipperspredikant, in Amsterdam een hervormde- en een gereformeerde schipperspredikant,
in Duitsland is er eenn predikant voor de schippers, in Maasbracht is er naast een
walpredikant ook een schipperspredikant. In Antwerpen en Rogny is er een
schipperspredikant en in Rotterdam is werk voor tweeënhalve schipperspredikant.Y'
De SOW- kerken keken regelmatig naar de vormgeving van het werk. In 1973 werd er
nagedacht over de vraag of schippers aparte kerkdiensten moeten hebben of samen met de
walbewoners. Een argument voor aparte schipperskerkdiensten is ten eerste dat schippers in
een gelijke sociale situatie zitten. Ten tweede is het een mogelijkheid voor emancipatie van de
groep omdat ze zich in hun groep kunnen ontwikkelen, zowel sociaal, cultureel als religieus.
Door de activiteiten kunnen ze mondiger worden. Ten derde is er een mogelijkheid om
aandacht te besteden aan de verontrusting die onder een grote groep schippers heerst over de
veranderingen op godsdienstig gebied vanaf de jaren zestig.
126 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerkin Nederland, depot Wierden, inv. nr. 3701.127 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerkin Nederland, depot Wierden, inv. nr. 3701.
65
Tegenstanders van aparte schipperskerkdiensten benadrukken dat aparte kerkdiensten ten
eerste het minderwaardigheidsgevoel van schippers versterken door de aparte behandeling.
Ten tweede duurt het integratieproces van schippers in de samenleving langer. Ten derde
werkt een aparte behandeling discriminatie vanuit de wal in de hand. Walmensen kunnen
zeggen "..zie 't is maar een schipperskind'i.F"
In 1986 wordt het werk in vier regio' s opgedeeld. Ten eerste is er de regio Amsterdam
Utrecht- Rotterdam- Dordrecht. Hier is zestig procent van de schepen aan gebonden. Er zijn
zes schippersinternaten in deze regio. In Amsterdam is er een hervormde en in Rotterdam zijn
er twee hervormde internaten. In Vreeswijk en Dordrecht is er een algemeen christelijk
internaat en in Rotterdam is er nog een gereformeerd internaat dat de naam de Meerpaal
draagt. In Rotterdam is er een sociaal cultureel centrum.
De tweede regio is Leeuwarden- Groningen- Zwolle. In deze regio zijn er drie
internaten. In Groningen is er een en in Zwolle zijn er twee hervormde internaten. In
Groningen is een sociaal cultureel centrum.
Ten derde is er de regio Arnhem- Duisburg- Maasbracht. Hier is een sociaal cultureel
centrum in Duisburg.
De vierde regio is Antwerpen- Terneuzen- Gent. Hier is in Terneuzen een hervormd
internaat en in Antwerpen is er een centrum dat gedeeld wordt door de zeevaart en de
binnenvaart. 129
In 1998 wordt er opnieuw door de Samen op Weg kerken gekeken naar het schipperswerk.
Door de dreigende verdwijning van de beurs zal ook het werk in de toekomst veranderen. Er
zijn dan ongeveer nog een kleine tienduizend mensen door het kerkelijke werk van de Samen
op Wegkerken bereikt moeten worden. Er zijn dan ongeveer duizend hervormde
schippersgezinnen en ongeveer tweehonderdenvijftig gereformeerde schippersgezinnen.
Activiteiten die dan bijvoorbeeld in Rotterdam plaats vinden zijn een wekelijkse
vrouwenkring, een zangavond en kerkdiensten in de Zwarte Zwaan. In de Doelen wordt elk
. h' kerstf . d 130Jaar een se ippers erstteest georgaruseem,
128 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 178.129 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 179.130 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerkin Nederland, depot Wierden, inv. nr. 3701.
66
Er zijn dan twee fulltime schipperspredikanten. De Koningskerk in Rotterdam- Feyenoord,
oorspronkelijk een Gereformeerde Kerk, heeft de functie van schipperskerk overgenomen.
Bladen
Het blad "Contact over water, gemeenschappelijk blad voor de varende gemeente" is
voortgekomen uit de samenwerking tussen gereformeerden en hervormden. Het is dus een
interkerkelijk schippersblad, hoewel het oorspronkelijk uit de Gereformeerde Kerken
voortkomt. Het heeft min of meer de dezelfde indeling als de Vuurtoren. Vanaf de jaren
zeventig is het niet altijd een meditatie is die de voorkant siert maar veel vaker de kerkelijke
ontwikkelingen en de oecumene. Het nieuws uit de verschillende plaatsen neemt een
belangrijke plaats in. De plaatsen die altijd genoemd worden zijn Groningen, Zwolle,
Rotterdam, Amsterdam, Ruhrort (Nijmegen en de Rijn) en Maasbracht. Hierbij worden
mededelingen over geboorten, huwelijken en overlijdensberichten gedaan. Verder is er
aandacht voor radio- en TV kerkdiensten. Geestelijke opvoeding staat ook centraal, meditatie
en Bijbeluitleg komen in elk nummer voor. Ook internationale ontwikkelingen, zoals de val
van de Berlijnse muur in 1989 worden beschreven. In 2001 houdt het blad op te bestaan. Door
de kerk van Duisburg- Ruhrort wordt er sindsdien een blad uitgegeven dat de zelfde functie
reeft; Contact tussen wal en schip. Verder publiceert de Protestantse Kerk regelmatig in de
Scheepvaartkrant.P'
131 Contact over Water, r jaargang 1950 - 5(J jaargang 2000 (Utrechts archief Utrecht en KoninklijkeBibliotheek Den Haag).
67
Hoofdstuk 7· Gereformeerde kerken vrijgemaakt
In zijn lezing voor schippersouderlingen en werkers die ds. G. J. van der Kamp op 4 oktober
1947 hield schetste hij het geestelijke klimaat waarin schippers zich bevonden. Hierin merkte
hij ook op dat er slechts weinig schippers met de vrijmaking van 1944 waren meegegaan. Dit
lijkt in tegenspraak met een rapport uit 1946. Volgens het rapport aan de synodaal
gereformeerde schippersdeputaten uit 1946 zijn er vrij wat schippers tot de vrijmaking
overgegaan. Zo op het eerste gezicht alle Kamper schippers meer omdat het zo hoorde dan dat
men een inhoudelijke visie had op het conflict. Verder ging er uit typische schippersplaatsen
als Groningen, Hoogeveen, Zwartsluis en Zwolle een minderheid aan schippers over tot de
vrijmaking. Toch zou de waarneming van ds. Van der Kamp verklaard kunnen worden uit het
feit dat landelijk bijna tien procent van de gereformeerde overging tot de vrijmaking. Voor
schippers moet dat een veel kleiner percentage geweest zijn. I32
Maar er waren wel vrijgemaakt gereformeerde schippers. Er werd snel na de
vrijmaking een Deputaatschap voor de geestelijke verzorging en evangelisatie onder
zeevarenden van de Gereformeerde Kerken (onderhoudende artikel 31) opgericht. Anders dan
de naam doet vermoeden wordt er naast de vissers en zeevarenden ook aandacht besteed aan
de binnenschippers. Zo nu en dan is er contact met de Varende Gemeente van de Nederlandse
Hervormde Kerk. Deze contacten houden vooral een reactie en kritiek op bepaalde uitspraken
die vanuit hervormde kant gedaan zijn in. 133
Er wordt een blad uitgegeven onder de naam T.R.O.S. Dit is een afkorting voor Tot
Reformatie op schepen. Bovendien is een tros een touw waannee een schip wordt vastgelegd
aan de kade. Dus het heeft ook een geestelijke betekenis. Zonder trossen kan een schip niet
aanmeren, ook het levenschip moet vastliggen aan de veilige kade van het Evangelie. Van het
blad is nog maar een nummer uit de vijfde jaargang in 1956 bewaard gebleven in het
Algemeen Documentatie Centrum van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Toch geeft
het een goed beeld. Ook in dit blad vindt men een meditatie van een predikant. Verder wordt
er een uitleg gegeven over de Dordtse belijdenis. Hiernaast wordt ingegaan op het
gereformeerde leven door een op schrift gestelde dialoog onder de titel "In de roef". De roef
is de woonruimte van de schipper. Verder wordt ingegaan op de maatschappelijke
ontwikkelingen. De door het ministerie van Sociale Zaken ingestelde sociale commissie voor
132 Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder opvarenden bij debinnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3, inv. nr. 219.133 Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Algemeen Documentatie Centrum Kampen, deputaatschap geestelijkverzorging zeevarenden.
68
binnenschippers wordt afgewezen. Daar moeten schippers zich niet mee inlaten. Ze moeten
lid worden van het groeiende Gereformeerd Maatschappelijk Verbond (GMV). Het GMV
werd in 1952 opgericht vanuit de vrijgemaakte kerken en was een vereniging voor werkgevers
en werknemers. Alleen vrijgemaakten konden hier lid van worden. Schippers worden
opgeroepen om lid te worden van het GMV want "tot nu toe hebben de gereformeerde
schippers verstek laten gaan H. Ook op de gereformeerde schippers wordt een beroep gedaan
van vrijgemaakte organisaties lid te worden. In 1947 wordt geprobeerd ds. H. Strating voor
het werk onder varenden te beroepen. Deze predikant heeft sinds de vrijmaking geen
gemeente meer en zit dus werkeloos thuis. Deze pogingen lopen echter op niets uit.
Vervolgens geeft ds. A. W. Boxman na zijn emeritaat in 1960 bijstand in het pastoraat onder
de varenden.134
Toch krijgen de vrijgemaakte kerken in 1967 een echte schipperspredikant. De
gereformeerde predikant van de kerken Rotterdam Feyenoord- Kralingen, ds. J Blokland,
kwam in zijn gemeenten regelmatig in aanraking met de arbeid onder zeevarenden. Hij werd
daar beroepen als predikant voor de varenden. De arbeid onder de zeevarenden kreeg veel
aandacht maar ook voor de schippers was er aandacht. Na de opheffing van deze gemeenten
werd hij verbonden aan Rotterdam-Delfshaven die de arbeid voor varenden op zich nam. In
het kerkelijk handboek stond jarenlang als aantekening bij deze gemeente: "Deze kerk heeft
de geestelijke verzorging varenden op zich genomen van de samenwerking van (vrijgemaakte)
gereformeerde kerken in Nederland voor de ambtelijke bearbeiding van en evangelisatie
onder varenden ter zee en op de binnenwateren." In 1978 ging ds. J. Blokland met
emeritaat. 135
In een interview met een gereformeerd vrijgemaakt schippersgezin in het kerkelijke blad de
Reformatie in 2005 vertellen zij dat ze op dat moment zo'n beetje het enige vrijgemaakt
gereformeerde schippersechtpaar zijn dat als echtpaar op een schip vaart. Toen zij ruim
twintig jaar geleden begonnen te varen waren er nog zo'n vijfentwintig varende
schippersechtparen. Bij de meeste vrijgemaakte schippers vaart de man en woont de vrouw
met de kinderen aan de wal. Het aantal schippers in de vrijgemaakte kerken is nooit heel groot
geweest, te klein ook om bijvoorbeeld eigen schippersinternaten op te richten. Hoewel dat wel
134 Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Algemeen Documentatie Centrum Kampen, deputaatschap geestelijkverzorging zeevarenden en Handboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland (onderhoudendeart. 31).135 Handboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland (onderhoudende art. 31) (Goes 1999) 347349.
69
binnen de vrijgemaakte zuil zou passen, is dat nooit gebeurd. Ze zeggen in datzelfde interview
"Er is geen internaat dat helemaal aansluit bij de vrijgemaakte opvoeding. Dat was voor veel
ouders mede een reden dat de moeder met de kinderen aan wal ging wonen". 136
Dat zou er wel de reden voor kunnen zijn dat er ook steeds minder vrijgemaakte schippers
zijn. Het varen geeft als grootste probleem dat er niet volledig in vrijgemaakte organisaties
geparticipeerd kan worden. Ook wordt het als gemis ervaren als er niet naar een vrijgemaakte
kerk kan worden gegaan. Er is dus sprake van een zeker kerkisme bij vrijgemaakte schippers,
dat hun onderscheidt van de andere schippers.
136 De Reformatie, 8(1 jaargang, no 30 (2005).
70
Hoofdstuk 8 - De Christelijke Gereformeerde Kerken
Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken was aanvankelijk in verhouding een vrij grote
groep schippers. In verschillende gedenkboeken van plaatselijke kerken wordt daar melding
van gemaakt. Zo heet het jubileumboek van Christelijke Gereformeerde Kerk in Leeuwarden
De vaart van het schipperskerkje. In het voorwoord wordt gezegd dat deze kerk in de
volksmond zo genoemd werd omdat tot de gemeente een grote groep schippers behoorde. 137
Maar ook gemeenten als Hoogeveen, Groningen en Zwolle hadden veel schippersleden. Bij
het verschijnen van de film "De roep van het water" van het GEOS in 1938 werd er vermeld
dat er in dat jaar 584 gereformeerde schippers zijn. 138
In de Christelijke Gereformeerde Kerken kwamen in 1941 schippersdeputaten. De
geestelijke verzorging van opvarenden ter koopvaardij werd sinds 1956 door een apart
deputaatschap uitgeoefend maar in 1980 besloot de synode de beide deputaatschappen te laten
fuseren tot deputaatschap voor de geestelijke verzorging van de varenden. 139
In het kerkelijke blad De Wekker uit juli 1954 riepen deze deputaten de plaatselijke kerken op
om hun schippersleden door te geven. Ook moesten schippers bezocht worden door
ouderlingen. In hetzelfde artikel wordt opgemerkt: "De rijkdom van het beroepen van een
schipperspredikant kunnen wij ons niet veroorloven. Althans nog niet. Deputaten vragen aan
de kerken tot nog toe geen cent alleen begrip en medewerking." 140
Een paar maanden later in juli werd er echter gemeld dat er een schipperspredikant is
aangetrokken die voorlopig onder de schippers werkt totdat hij een beroep ontvangt. Het was
de uit Indie teruggekeerde legerpredikant ds. L. Kleissen. Op dat moment werd er ook een kas
geopend om het werk financieel mogelijk te maken.
In 1954 werd de eerste schipperspredikant beroepen: ds. L Kleisen. Hij deed dit werk
tot zijn emeritaat in 1967, hij overleed in 1977. In het jaarboek van de Christelijke
Gereformeerde kerken uit 1978 werd er over hem een In memoriam geschreven. Over zijn
werk als schipperspred ikant wordt het volgende geschreven. "Hij kreeg het verzoek
schipperspredikant te worden. Voor dit werk werd hij verbonden aan de gemeente van
Amsterdam- West. [...l Dertien jaar heeft hij dit werk gedaan tot grote dankbaarheid van de
schippers die zich vaak als stiefkinderen gevoelden in onze kerken. Hij heeft de varende
137 T. Braaksma, De vaart van het schipperskerkje Flitsen uit de geschiedenis van de Christelijke GereformeerdeKerk Leeuwarden (Leeuwarden 1987).138 GEOS 't Anker, Het toplicht nummer7 (1938).139 M. Drayer,e.a., En toch niet verteerd Uit de geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerken sinds1892 (Kampen 1982) 153.140 De wekker: officieel orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerken, 63e jaargang, no 21 (1954).
71
gemeente bijeengehouden, en geen reis was hem te ver om onze schippers en hun gezinnen te
bouwen in het allerheiligste geloof en te steunen in hun zorgen." 141
In 1962 werd er een tweede predikant in deeltijd beroepen door het deputaatschap.
Door Rotterdam- Kralingen werd zonder gevolg een beroep uitgebracht. Maar door het
Overijsselse Hasselt werd wel met succes een beroep uitgebracht. Deze plaats beriep ds. W de
Graaf. In De Wekker werd uitleg gegeven. "Men kan zich hierover verheugen, maar men kan
zich hierover ook verontrusten. Loopt dit Deputaatschap niet te hard van stapel? Ontvangt een
eerst vergeten groep op deze wijze geen al te grote belangstelling. Deze vragen schijnen hier
en daar te leven." 142
De deputaten beschreven dat sinds 1954 ds. L. Kleisen schipperspredikant was, maar dat zijn
werkgebied zich uitstrekte van Terneuzen tot Groningen van Maasbracht tot Leeuwarden. De
oplossing voor de problemen die dit uitgestrekte werkterrein met zich meebracht werd door de
deputaten gezocht in de richting van rayonsgewijze benadering. Hasselt was een kleinere
gemeente, die aan centraal vaarwater lag. Het eerste voordeel hiervan was dat er geen
predikanten aan het gemeentelijke leven werden ontrokken. Het tweede voordeel was een
intensievere bearbeiding van de schippersleden en ten derde werd het schipperswerk
economischer uitgevoerd. Ook over de kosten van dit werk deden de deputaten verslag. "Dit
deputaatschap is gestart zonder een cent in de kas. De schippers dragen tot vandaag toe, op
voorbeeldige wijze bij in de honorering van de arbeid. Tot 1961 werd er geen cent gevraagd
van de kerken; toen is de eerste collecte aangevraagd." 143
De tweede schipperspredikant werd in 1962 bevestigd in Hasselt en ook nu weer werd er een
oproep in de Wekker gedaan. Schippers werden van harte uitgenodigd en voor hen stond er
een koffiemaaltijd gereed bij de intrededienst. In 1967 nam ds. De Graaf afscheid van Hasselt.
Na zijn vertrek bleef er lange tijd een vacature voor schipperspredikant.
In 1981 werd de derde schipperspredikant van de Christelijke gereformeerde kerken
beroepen. Ds. H. Wubs werd aan de kerk van Dordrecht- Zuid verbonden als
schipperspredikant. Hij zal dat werk doen tot zijn overlijden in 1996. Zijn taak was de
geestelijke verzorging van schippers en zeevarenden tussen de Moerdijk en de Maas vlakte.
Vier dagen in de week voor de schippers een dag voor de zeevarenden. In zijn tijd wordt er
nauw samengewerkt met de Samen op Weg- collega's. Ook leveren de christelijke
141 Jaarboek der Christelijke Gereformeerde Kerken (1978) 207.142 De wekker, 7t' jaargang, no 18 (1962).143 De wekker, Zl" jaargang, no 18 (1962).
72
gereformeerden dan hun bijdrage aan het blad Contact over water. Voordien heeft er een
eigen schippersblad bestaan onder de naam De vaste koers. l 44
In 1997 werd ds. Van der Ham als vierde christelijke gereformeerde
schipperspredikant bevestigd. De schipperspredikanten in de Christelijk Gereformeerde
Kerken worden bijgestaan door schippersouderlingen. Dit waren vaak oud- schippers.
Volgens een interview met schippersouderling G. J. Poker in het kerkblad van het Noorden in
juni 2002 waren er aan het einde van de twintigste eeuw ongeveer 85 Christelijke
gereformeerde schippergezinnen. Hiervan hebben er 15 hun thuishaven in Sliedrecht, 13 in
Zwolle, 8 in Kampen enkelen in Dordrecht en Werkendam en is de rest qua domicilie
verspreid over het land. 145
In de Christelijke Gereformeerde Kerken kreeg een schippergezin een speciale
schippersattestatie. Deze werd door de kerkenraad van de kerk waar de schipper lid was
uitgegeven. Deze attestatie moest elk jaar op nieuw worden uitgegeven. Met deze attestatie
kon in andere plaatsen deel worden genomen aan het avondmaal en konden de kinderen
overal gedoopt worden. Ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken werd een
catechisatierooster voor schipperskinderen opgesteld. De deputaten stuurden de aan het
vaarwater gelegen kerken een brief waarin aanwijzingen werden gegeven. Zo moesten de
kerken in 1947 zondags na de morgendienst catechisatie geven volgens het landelijke rooster.
Verder werd er in elke gemeente waar met regelmaat schippers kwamen een
Contactcommissie ingesteld. De deputaten hadden het liefst dat daar ook oud- schippers in
zaten. Verder moesten schippers door de plaatselijke kerken ingelicht worden over diensten.
Er bestond geen bond van landelijke schippersjeugdverenigingen. Er bestonden wel enkele
schippersjeugdverenigingen op christelijke gereformeerde grondslag. Een plaats waar zo'n
vereniging bestond was Amsterdam.
Bladen
Sinds 1954 verscheen het blad De Vaste Koers. Het heeft tot in de jaren zeventig bestaan. De
indeling is vrijwel hetzelfde als de andere besproken bladen alleen is alles meer specifiek op
de eigen kerkelijke kring gericht. Hier wordt geen nieuws uit de regio genoemd, maar alle
schippers uit verschillende regio's tegelijkertijd besproken. Nieuws wordt soms gecombineerd
met landelijk kerknieuws. Heel belangrijk hierbij is ook de vermelding van verschillende
144 De wekker, 9(/ jaargang, no 50 (1981).145 Kerkblad voor het Noorden, 28-06-2002.
73
kerken die avondmaal vieren en waarbij schippers zijn uitgenodigd. Er is veel aandacht voor
het werk van schippersdeputaten en aandacht voor de financiële kant van het verhaal. Er is
een jeugdrubriek, waarin wordt gesproken over de belijdenisgeschriften, een soort van
catechisatie voor de jeugd met vragen.146
Na het verdwijnen van De Vaste Koers wordt elk kwartaal Het Kompas uitgegeven. Dit te
vergelijken met het kerkblad van een willekeurige plaatselijke kerkelijke gemeente. Er staat
een meditatie, er worden activiteiten van het deputaatschap in beschreven en het nieuws over
overlijdens, huwelijken en geboorten. 147
In Gent wordt door christelijke gereformeerde evangelist dhr. Bor ook een blad uitgegeven
waarin een rubriek over schippers is ingericht. Dit blad De Evangelist wordt ook wel onder
schippers uit de gereformeerde gezindte verspreidt.i'"
Er wordt ook al vele jaren samengewerkt met de Samen op Weg kerken. Naast de eigen
kerkelijk bladen werd er tijdens de periode dat ds. Wubs schipperspredikant was ook
geschreven in Contact over Water. 149
146 De Vaste Koers: uitgave van deputaten van de Chr. Gerefomreerde Kerken in Nederland voor de ambtelijkebearbeiding van schippers, jaargang. 17, no. 3(1970) - jaargang 18, no. 6(1972); jaargang 18, no. 11(1972);jaargang 19, no. 2(1973); jaargang 19, no. 6(1973) (Universiteitsbibliotheek Utrecht).147 Reformatorisch Dagblad (17 augustus 1999).148 Correspondentie via de e-mail met dhr. J. Nieuwland, d.d. 23-05-2007.149 Correspondentie via de e-mail met ds. A. de Jong en Contact over water
74
Hoofdstuk 9 . De Gereformeerde Gemeenten
Vanuit de Gereformeerde Gemeenten richtte men zich vanaf de jaren vijftig ook op hun
varende leden. De aandacht werd vooral gericht op de instelling van een eigen
schippersinternaat. In 1956 vergaderde voor het eerst een door de synode ingestelde
commissie onder het voorzitterschap van ds. A Verhagen om de mogelijkheden voor het
oprichten van een eigen internaat te onderzoeken. Er bestonden wel christelijke internaten
maar op wens van de schippers werd gekeken naar de mogelijkheid voor een eigen
schippersinternaat. 150
Vanuit de Gereformeerde Gemeenten werden veel eigen organisaties opgericht. Dit was een
reactie" ... op de steeds verder gaande ontkerstening en verwatering van dat deel van ons volk
dat zich driekwart eeuw geleden nog als het christelijke volksdeel in talloze maatschappelijke
verbanden vertoonde. Het steeds sterker verloren gaan van het karakter van de protestants
christelijke instellingen op het gebied van onderwijs, maatschappelijke, sociale en medische
zorg leidden tot het oprichten van eigen organisaties, al of niet in kombinatie met andere
kerken of groeperingen uit de Gereformeerde Gezindte." 151
Ds. Verhagen overleed in 1959 en hij werd als voorzitter van het deputaatschap opgevolgd
door ds. L Rijksen. Door de predikantennood binnen de Gereformeerde Gemeenten is er nooit
een aparte schipperspredikant beroepen. Toch ging ds. Rijksen wel voor in schippersdiensten
zoals die bijvoorbeeld in de suikerfabriek in Dinteloord en Stampersgat gehouden werden. Na
het zoeken voor een locatie werd uiteindelijk Dordrecht aangewezen als plaats waar een
internaat kon verrijzen. Een aparte schippersschool was niet nodig omdat er in Dordrecht ook
reformatorische scholen waren. Veel schippers uit de Gereformeerde Gemeenten hebben hun
thuishaven in Dordrecht. Op 18 maart 1975 werd de eerste paal door ouderling J. Kattenberg,
secretaris van het deputaatschap voor de instandhouding van een schippersinternaat, geslagen
en op 23 oktober 1975 kon het internaat door hem geopend worden. Er was een internaat
gebouwd voor 144 kinderen. Vóór de totstandkoming van het schipperinternaat werden
kinderen vaak ondergebracht bij kostgezinnen. Het schippersinternaat kreeg de naam Eben
Haezer. Dat het zolang geduurd heeft voordat het internaat uiteindelijk geopend kon worden
lag aan de toestemming en de subsidietoekenning van het ministerie. 152
150 J. H. Mauritz, e.a., 'k Zal gedenken Portret van 75 jaar Gereformeerde Gemeenten (Woerden 1981) 198.151 Mauritz, 'k Zal gedenken, 97.152 De Saambinder Correspondentieblad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord Amerika 5sejaargang no 24 (1975).
75
In het kerkelijke blad De Saambinder wordt sporadisch bericht over het werk onder de
schippers. Alleen bij speciale gelegenheden zoals de opening van een schippersinternaat en de
verandering van de leden van het deputaatschap wordt er een melding gemaakt van het werk
onder de schippers. De coördinatie voor geestelijke zorg voor binnenvaartschippers berustte
niet zoals bijvoorbeeld bij de Gereformeerde Kerken bij een apart daarvoor ingesteld
deputaatschap. Die geestelijke zorg ging uit van de plaatselijke gemeenten. Plaatsen met veel
schippers uit de Gereformeerde Gemeenten zoals Dordrecht hebben al jaren een
schipperouderling die zich in bijzonder bezig houdt met het werk onder de schippers. Andere
plaatsen met schippers uit de Gereformeerde Gemeenten zijn: Middelburg, Goes, Rotterdam,
Kampen, Krimpen aJd Ilssel en Werkendam. Doordat het werk van de plaatselijke gemeenten
uit gaat, bestaat er geen orgaan zoals een landelijk schippersblad. 153
Reformatorische schippersintematen
Het schippersinternaat van de Gereformeerde Gemeenten past binnen de reformatorische zuil.
Hiernaast bestaan er nog twee andere schippersinternaten op reformatorisch grondslag. Naast
het genoemde internaat Eben Haezer bestaat er verder in Krimpen aan de Ussel het internaat
de Driemaster. Dit internaat is in 1954 opgericht. Hîerop zitten ongeveer honderdenveertig
kinderen uit de Gereformeerde Gemeenten, de Geformeerde Gemeenten in Nederland, de Oud
Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Bond. Eveneens in 1975 werd door
Werkendammer schippers in Werkendam het derde internaat op gereformeerde grondslag
geopend. Op dit internaat kunnen maximaal 146 kinderen geplaatst worden. Rond 2000 waren
drie van de zeventien schipperinternaten reformatorisch. Dat wijst op het relatief grote
aandeel van de reformatorische bevolkingsgroep in de binnenvaart. Als kinderen 's zondags
op het internaat overblijven gaan ze daar ook naar de kerk. De catechisaties en
verenigingsleven volgen de kinderen bij de gemeenten waar ze dooplid van zijn.154
De andere reformatorische kerken
Zoals bij het hoofdstuk over de Nederlandse Hervormde Kerk al opgemerkt werd, onttrokken
de schippers van de Gereformeerde Bond zich aan het werk van de Varende Gemeente. Ze
werden vooral vanuit hun plaatselijke gemeenten waar ze vaak nog een sterke band mee
hadden in pastoraal opzicht verzorgd. Ook zij namen deel aan de reformatorische internaten,
samen met de schippers uit de Oud- Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde
153 Correspondentie via de e-mail met dhr. J. Nieuwland, d.d, 23-05-2007.154 Ibidem.
76
Gemeenten in Nederland. Bij deze kerken was de geestelijke zorg voor schippers net als bij de
Gereformeerde Gemeenten niet landelijk geregeld in bijvoorbeeld een deputaatschap maar
ging de geestelijke zorg uit van de plaatselijke gemeenten.
77
Hoofdstuk 10 - Overige protestantse kerken
Om het overzicht van de protestantse schippers volledig te maken, volgen hier nog enkele
opmerkingen over de overige protestantse schippers. Buiten de hoofdstroom van de
hervormden en gereformeerden bestaat er nog een aantal niet gereformeerde maar wel
protestantse kerken en groepen, die al dan niet binnen de orthodox- protestantse zuil vielen.
Deze hadden geen landelijke organen voor de geestelijke zorg onder schippers. Ze hadden
vaak ook maar enkele schippers onder zich. Ze maakten voor bijvoorbeeld de internaten
gebruik van de hervormde en protestants-christelijke schippersinternaten.F" De geestelijke
zorg werd in deze kerkgenootschappen door de plaatselijke gemeenten verricht.
Zo waren er wel enkele schippers lid van de Vrije Evangelische Gemeenten, vooral in
Zeeland en de Veenkoloniën. Dit gold ook voor de Baptisten. De baptisten hadden in de
Veenkoloniën relatief veel aanhang, waaronder ook schippers. Ook de baptistengemeente in
Amsterdam trok zoals in hoofdstuk drie was vermeld wel schippers uit vooral het
Noordoosten van het land. Dit was ook het geval met een aantal Pinksterkerken. In Friesland
en Groningen waren wel doopsgezinde schippers maar ook zij waren voor de geestelijke zorg
op een plaatselijke gemeenten aangewezen.P"
Ten slotte werden de Lutherse schippers gewezen op het bestaan van een Luthers
zeemanshuis in Rotterdam waar ze heen konden. Voor de overige geestelijke zorg hadden ook
zij hun plaatselijke gemeenten.l'"
155 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerkin Nederland, depot Wierden, inv. nr. 5045.156 Correspondentie via de e-mail met de landelijke kerkelijke bureaus van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit,de Vrije Evangelische Gemeenten, de Evangelisch-Luhterse Kerken (PKN), de Unie van Baptistengemeenten.Landelijke kerkelijke bureaus van de desbetreffende kerken.157 Nederlandse Hervormde Kerk, Commissie voor de Varende Gemeente, Archieven van de Protestantse Kerkin Nederland, depot Wierden, inv. nr. 5045.
78
Hoofdstuk 11 - Conclusie - De deelname van schippers in het kerkelijke leven en de rol
van de kerken
"Het varen is mijn ambt,
Op het water moet ik bouwen,
Ik zal mijn schip en goed
aan God de Heer vertrouwen."
Met deze woorden erkent een schipper dat hij schipper naast God is. Het bovenstaande
gedicht komt uit het boek Geschiedenis van Hoogeveen 1795- 1975. 158
In het boek wordt onder andere de ontwikkeling geschetst die de lokale schipperbevolking
doormaakte. Tot ongeveer 1900 was de schippersbevolking gebonden aan de thuishaven. De
schippers maakten met hun houten schepen niet zulke verre reizen en hun vrouwen en
kinderen woonden aan de wal. Na de eeuwwisseling veranderde dit doordat er een einde
kwam aan de oude beurtvaartregelingen. De scheepvaart en daarmee de schipperij was niet
langer gebonden aan plaatselijke bepalingen en vergunningen. Het werd voor een ieder
mogelijk om te varen.
De tweede verandering In de binnenscheepvaart rond de eeuwwisseling was de
ontwikkeling in de techniek, die vooral na de Duitse eenwording in 1871 een hoge vlucht
nam. Hierdoor nam de scheepvaart op de Rijn toe. Rond de eeuwwisseling kwamen ook
eerste stalen schepen, die voorlopig nog wel voornamelijk door zeilen voortbewogen werden.
Op de Rijnvaart werd eerder gemotoriseerd dan op de overige binnenvaart. Hier ging men
over op stoomvaart. Daardoor ontstond er een tweedeling tussen de Rijn-en de binnenvaart.
Dat de vaart vrij werd had tot gevolg dat schippers gingen varen waar het werk hun bracht.
Daardoor werd de band met de thuishaven steeds losser. Men kwam er minder vaak.
Terwijl de schippers steeds minder gebonden werden, voltrok zich in de Nederlandse
samenleving een proces van verzuiling. De Nederlandse bevolking werd door de verzuiling in
vier groepen gesplitst. Zuilen worden breed opgevat als blokken van instituties en leden die in
verschillende maatschappelijke sectoren langs dezelfde ideologische scheidslijnen zijn
afgebakend. De hechte achterban zorgde voor een stabiele situatie in bijvoorbeeld de politiek.
Er zijn verschillende theorieën over het ontstaan van de verzuiling. Ze zijn in te delen in drie
158 H. Gras, e.a., Geschiedenis van Hoogeveen 1815-1975 (Meppel 1995) 255.
79
groepen. Ten eerste zijn er emancipatietheorieën, ten tweede zijn er sociale- controle en
elitetheorieën, en ten derde zijn er beschrijvende of verklarende theorieën tegen de
achtergrond van de verzuiling.
In de verzuilde maatschappij die de Nederlandse samenleving van ongeveer 1880 tot
1920 zouden beheersen hadden de kerken een belangrijke rol. In de Rooms- Katholieke en de
orthodoxe- protestantse zuil waren de zuilen als het ware rond de kerken opgebouwd. De
Nederlandse Hervormde Kerk stond niet als een geheel binnen de orthodox-protestantse zuil.
Een gedeelte rekende zich tot de algemene of liberale zuil. Uit afsplitsingen van de
Nederlandse Hervormde Kerk waren gedurende de negentiende en twintigste eeuw een aantal
kerken ontstaan. Op volgorde van ontstaan waren dat de Gereformeerde Kerken in Nederland,
de Christelijke Gereformeerde Kerken, De Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde
Kerken (vrijgemaakt), de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in
Nederland. Totaal maakten de kerken met het woord gereformeerd in hun naam ongeveer tien
procent van de Nederlandse bevolking uit. In de Nederlandse Hervormde kerk was ook een
groepering die bevindelijk was vertegenwoordigd werd door de Gereformeerde Bond.
In verhouding met de Nederlandse bevolking als geheel was er een relatief groot aantal
orthodox-protestantse schippers. Door de genoemde ontwikkelingen van steeds minder
gebonden raken aan de thuishaven kwam de schipper in een situatie die verschilde met die
van de maatschappij. Terwijl de mensen in de maatschappij steeds meer gebonden werden aan
kerken en organisaties, raakten de schippers daar juist los van. Doordat de band met de
plaatselijke kerk steeds minder werd kregen veel schippers een steeds minder hechte band met
hun kerkgenootschap. Bovendien kon de kerk geen controle op de schippers uitoefenen.
Omdat veel schippers los van de kerk begonnen te raken kwamen er binnen de Gereformeerde
Kerken op particulier initiatief in de jaren twintig twee evangelisatieprojecten op gang om de
schippers te bereiken. In 1923 werden de evangelisatievereniging 't Anker en in 1929 de
Gereformeerde Evangelisatie Onder Schippers (G.E.O.S.) opgericht. Beide verenigingen
hadden een boot en konden daarmee de havens langs om schippers op te zoeken. De
werkzaamheden bestonden uit het verlenen van hulp bijvoorbeeld eerste hulp bij ongelukken
en het verspreidden van lectuur.
In de crisisjaren ging het erg slecht met een conjunctuurgevoelige sector als de
binnenvaart. Doordat in de jaren twintig veel schepen te duur waren gekocht en er weinig
werk was vervielen veel schippers tot armoede en stonden zij op de rand van faillissement.
Verder kwamen misstanden als drankmisbruik veelvuldig voor. Deze werden mede
80
veroorzaakt door kroegbevrachtingen. Schippers waren voor het verkrijgen van vracht niet
meer aangewezen op eigen handel maar op bevrachters, tussenpersonen die bemiddelen in het
vervoer van ladingen.
In deze tijd van malaise richtte de Nederlandse Hervormde Kerk zich met diaconale steun tot
de schippers. Voor het kerkelijke werk onder de schippers werd de Hervormde schippersraad
in 1933 opgericht. Vanuit de Gereformeerde Kerken werd in 1936 een deputaatschap
opgericht die zich met de kerkelijke zorg voor de schippers ging bezig houden. In 1943 kon
de eerste Gereformeerde schipperspredikant beroepen worden. Hoewel de Hervormde kerk
zich aanvankelijk op de diaconale steun had gericht en particulieren uit de Gereformeerde
kerken op de Evangelisatie begonnen beide kerken nu met opbouw van een normaal kerkelijk
leven voor schippers. Het land werd voor beide kerken opgesplitst in een aantal regio's om
het werk nog beter te kunnen toespitsen. In verschillende regio's werden in de havenplaatsen
voor beide kerken schipperspredikanten benoemd. De schipperspredikanten hadden drie
taken. Ten eerste moest het schipperswerk in hun gebied aangestuurd worden er werden
bijvoorbeeld schipperscommissies ingesteld. Het jeugdwerk kreeg inhoud. Ten tweede
brachten de schipperspredikanten pastorale huisbezoeken aan de schippers. Ten derde kreeg
de catechisatie aandacht. Zo was er een eerste start gemaakt met het kerkelijke werk onder de
schippers.
De oorlog had grote gevolgen voor de binnenscheepvaart. Veel schepen werden door
de Duitse bezetter gevorderd. Toch bleven veel schepen varen en dat was voor de bezetter ook
van groot belang. Na de oorlog zouden er door de wederopbouw gouden tijden aanbreken
voor de schippers. Het ging al beter sinds er in de crisisjaren van overheidswege een
beurssysteem van Evenredige Vrachtverdeling was ingevoerd. Hierdoor werd de beschikbare
lading zoveel mogelijk verdeeld over de scheepsruimte. Na de oorlog zouden er een aantal
jaren van economische groei volgen waar ook het grootste deel van de schippers van
profiteerde. Er werden nieuwe schepen gebouwd, bestaande schepen werden uitgebreid en de
motorisering begon steeds meer terrein te boeken. De zeilvaart verdween.
Na de oorlog zou ook het kerkelijke werk van de hervormden en de gereformeerden
onder de schippers verder uitgebouwd worden. Er kwamen meer mogelijkheden er werd
bijvoorbeeld radiocatechisatie gegeven.
Ondertussen was er ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken een deputaatschap voor
schippers opgericht. Hier kon in 1954 de eerste schipperspredikant worden beroepen.
In de Gereformeerde kerken vrijgemaakt, een afsplitsing van de Gereformeerde Kerken uit
1944, waren niet zo heel veel schippers. Toch werd hier een deputaatschap voor varenden
81
opgericht, dat zich vervolgens ook op de zeevaart richtte. Hier kon in 1968 een
sehipperspredikant beroepen worden. Ook in de Gereformeerde Gemeenten was in de jaren
vijftig aandacht gekomen voor de schippers uit de eigen kerken. In de Gereformeerde
Gemeenten was geen deputaatschap voor de geestelijke arbeid onder schippers. Dat werd aan
de plaatselijke kerken overgelaten. Dit was ook het geval bij de Oud Gereformeerde
Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Wel werd er door de
Gereformeerde Gemeenten een deputaatschap opgericht voor de oprichting van een eigen
schippersin ternaat.
Er bestonden al een aantal schippersinternaten. Het onderwijs was een groot probleem
voor de binnenvaartbevolking. Hoewel er sinds 1901 een leerplichtwet bestond, gold dit pas
in 1969 ook voor schipperskinderen. Er waren wel een aantal manieren voor
schipperskinderen om naar school te gaan. Ze konden bijvoorbeeld in de kost, maar in de
praktijk maakten weinig schipperkinderen hier gebruik van. Mede op initiatief van de kerken
in goed onderwijs voor schipperskinderen op de agenda gekomen. In 1915 werd het eerste
protestants-christelijke internaat in Vreeswijk geopend. Na de oorlog kwamen er naast
Katholieke ook Hervormde schippersinternaten. In 1947 werd in Amsterdam het eerste
hervormde internaat geopend en in tien jaar tijd volgden internaten in Rotterdam, Terneuzen,
Zwolle en Groningen. Hoewel de internaten in naam hervormd waren stonden ze ook open
voor kinderen van andere kerken. De plaats waar schippers hun kinderen op het internaat
deden was vaak het dichtst gelegen bij de domicilieplaats. Naast de hervormde internaten was
er nog een algemeen protestants-christelijk internaat in Dordrecht en een gereformeerd
internaat in Rotterdam.
Dat er in de jaren zeventig in Dordrecht een schippersinternaat geopend werd voor de
Gereformeerde Gemeenten hangt samen met de ontwikkelingen in de protestants- christelijke
zuil na de Tweede Wereldoorlog.
Door Dekker en Peters wordt de gereformeerde wereld gesplitst in drie stromingen. De eerste
is die van de modem gereformeerden. De mensen binnen deze stroming zijn vooral te vinden
binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland die vanaf de jaren zestig een aantal
ingrijpende verschuivingen doormaakten op theologisch gebied. Ze namen meer en meer
afstand van de gereformeerde belijdenisgeschriften. Daarnaast bestond er een orthodox
gereformeerde groepering. Deze is vooral te vinden onder leden van de Gereformeerde
Kerken vrijgemaakt en een deel van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Omdat veel
schippers religieus behoudend waren, zijn hier ook een aantal schippers van de
Gereformeerde Kerken toe te rekenen. Naast de orthodox-gereformeerden zijn er de
82
bevindelijke gereformeerden. Deze bestaan vooral uit leden van de Gereformeerde
Gemeenten, een deel van Christelijke gereformeerden, en leden van de Gereformeerde Bond
en de Oud Gereformeerde Gemeenten. Terwijl zich sinds de jaren zestig de ontzuiling
voordoet, waardoor men steeds minder gebonden is aan eigen organisaties, is er bij de
orthodox gereformeerden en bevindelijke gereformeerden een toenemende verzuiling waar te
nemen. Enerzijds is dit een reactie op het verdwijnen van christelijke organisaties door de
ontzuiling. Anderzijds stonden de bevindelijk gereformeerden al buiten de verzuilde
organisaties en richtten zij nu eigen organisaties op. Hierbinnen past de trend van de
oprichting van bevindelijke of reformatorische schippersinternaten. De eerste was in 1954
geopend in Krimpen aan de IJssel en 1975 werden er twee geopend in Werkendam en
Dordrecht.
Binnen de orthodox-protestantse zuil lijkt vooral sprake van een tweedeling in plaats van een
driedeling. De orthodox-gereformeerde organisaties voor de schippers zijn nooit van de grond
gekomen, mede doordat de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) niet sterk vertegenwoordigd
waren in de schipperswereld. Dit kwam deels door de geestelijke instelling van schippers.
Schippers stonden bekend als niet-kerkistisch. Dat is tegengesteld aan de ontwikkeling die de
Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) hebben doorgemaakt. Die kerk claimde lange tijd de
enige ware kerk te zijn, wat dus zonder meer kerkistisch is. Er wordt aan de ene kant gebruik
gemaakt van modem gereformeerde organisaties en aan de andere kant van bevindelijk
gereformeerde organisaties.
Een bindend element tussen kerken en schippers waren de kerkelijke schippersbladen. In de
Nederlandse Hervormde Kerk was De Vuurtoren, in de Gereformeerde kerken Contact over
water, in de Christelijke Gereformeerde Kerken De Vaste Koers en in de Gereformeerde
Kerken (vrijgemaakt) De T.R.O.S lange tijd een belangrijk blad. De indeling van deze
verschillende bladen was vrijwel hetzelfde. Op de voorkant stond een meditatie, vervolgens
was er kerkelijk nieuws met betrekking tot de binnenscheepvaart, er was een jeugdrubriek met
aandacht voor catechisatie en de activiteiten van het kerkelijke werk onder schippers werden
vermeld. Doordat de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland
en de Oud Gereformeerde Gemeenten geen centrale schippersdeputaten hadden, werden er
ook geen landelijke schippersbladen uitgegeven.
Naast de schippersbladen was het jeugdwerk van belang. Wie de jeugd heeft, heeft de
toekomst, zegt een spreekwoord. Door zich op de jeugd te richten probeerden de kerken de
83
binding tussen de schippers en de kerken sterker te maken. Er werden zowel bij de
hervormden als de gereformeerden schippers jeugdverenigingen opgericht.
Het jeugdwerk vond vaak plaats in de protestantse schipperscentra. In deze centra, die
net als de internaten vooral op initiatief van de Nederlandse Hervormde Kerk tot stand
kwamen, maar wel open stonden voor alle andere protestanten voor zover die er gebruik van
wilden maken, werden allerlei activiteiten georganiseerd. De functie was te vergelijken met
die van een buurthuis. Naast de protestantse centra bestonden er ook de schippercentra van de
Algemene Maatschappij Voor Varenden. Dit was algemene organisatie voor het
schipperswelzijn. Net als in de protestantse centra die gelegen waren in de belangrijke
schippersplaatsen werden ook hier cursussen en voorlichting gegeven, waren er sociale
activiteiten zoals gespreksgroepen voor vrouwen en werd er sociale dienstverlening verricht
door maatschappelijke werkers. Uiteindelijk sloten de protestantse centra door de concurrentie
met deze algemene centra en door het teruglopende gebruik van de centra.
Er werd in de loop der jaren minder gebruik gemaakt van de centra doordat zich
belangrijke ontwikkelingen voordeden in de scheepvaart. Ten eerste werden de schepen
steeds groter en werd er steeds internationaler gevaren. Er werd minder lang stilgelegen zodat
er ook minder gebruik van de centra werd gemaakt. Door de toenemende schaalvergroting
kwamen er minder bedrijven waardoor er minder schippers kwamen. Er kwamen ook minder
gezinsbedrijven. De derde belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de schippersbeurs.
In 1999 verdween de schipperbeurs er moest een internationale Europese vrije markt ontstaan.
De verdwijning van de beurs heeft heel wat voeten in de aarde gehad. In 1975, 1988 en 1993
zijn er verschillende blokkades geweest van vaarwegen om de beurzen open te houden.
De afname van de schipperbevolking had ook gevolgen voor het kerkelijke werk onder
de schippers. De hervormden en de gereformeerden gingen meer en meer samenwerken. Ook
landelijk werkten ze steeds meer samen in de Samen op Wegkerken. Doordat de
schipperbevolking kleiner werd kwamen er ook minder schipperspredikanten. Ook met de
christelijke gereformeerde schippersdeputaten werd samengewerkt. Dit resulteerde in 1970 in
een gezamenlijk schippers blad dat de vertrouwde naam Contact over Water kreeg. Het
kerkelijke schipperswerk werd dus afgebouwd en kreeg een andere invulling.
Door het kerkelijke werk onder de schippers van de kerken die daarvoor speciale zorg hadden
werden de schippers wel aan de kerk gebonden. Het viel aanvankelijk niet mee de schippers
aan een kerk te binden omdat schippers niet kerkistisch waren. Ze voelden niet die band met
een bepaalde kerk zoals walbewoners die jarenlang op een bepaalde plaats wonen en deel
84
nemen aan het plaatselijke sociale leven die voelen. Wel bleven veel schippers ook in de
veranderende tijd religieus erg behoudend en hadden ze traditionele opvattingen. Dit zorgde
ervoor dat er een tweedeling ontstond in de protestantse schipperswereld. Aan de ene kant
stonden de modem gereformeerde organisaties waar schippers gebruik van maakten aan de
andere kant kwamen door een toenemende verzuiling op bevindelijk gereformeerd gebied
nieuwe organisaties tot stand. Zodoende namen ook schippers deel aan de verzuilde
maatschappij.
Door de kerken werd het voor schippers mogelijk gemaakt om voorzover dat mogelijk was in
hun bijzondere situatie deel te nemen aan het kerkelijke leven. Ze namen meer deel aan het
kerkelijke leven dan in organisaties en dergelijke dan voordat de kerken de schippers
ontdekten. De rol van de kerken was hierin belangrijk omdat zij de mogelijkheden schiepen
voor de deelname aan het kerkelijke leven. Er kwam SPeciale aandacht voor de schippers. Dit
heeft er mede voor gezorgd dat de schippers een kerkelijke groep bleef waar relatief minder
secularisatie is dan bij de Nederlandse bevolking als geheel. De kerken hebben verder door
het initiatief van organisaties en onderwijs er voor gezorgd dat de schippers niet vergeten zijn.
Door de walbewoners werden de schippers vaak gezien als minderwaardige groep maar hun
economische belang werd tijdens de stakingen van 1975 meer dan eens duidelijk. Ook de
overheid liet de schippers meestal zitten tenzij de roep om maatregelen uit de sector te groot
werd.
Mede door het werk van de verschillende de kerken is de koers bepaald, die de schippers als
gelovige mensen in de twintigste eeuw zouden varen. Alleen de Bijbel als kompas, als
richtsnoer was daarbij op gelovig gebied volgens de kerken niet voldoende, ook al was dat
wel de instelling van veel schippers. Nadat de schippers aan het begin van de eeuw gestrand
waren, werd er alles aangedaan om ze weer vlot te trekken en in de vaargeul van het
kerkelijke leven te brengen. Zonder de bakens die de kerken als hulpmiddelen uitgezet hebben
hadden de schippers een veel minder vaste koers kunnen varen.
85
Literatuurlijst
Gedrukte literatuur
Amelink, A., De gereformeerden (Amsterdam 2(01).
Blom, J.C.H., e.a., De verzuiling voorbij Godsdienst. stand en natie in de lange
negentiende eeuw (Amsterdam 2(00).
Braaksma, T., De vaart van het schipperskerkje Flitsen uit de geschiedenis van de
Christelijke Gereformeerde Kerk Leeuwarden (Leeuwarden 1987).
Centrale voor sociaal wetenschappelijk onderzoek, Schippers in de stroom: een
sociologische peiling naar het leven en werk van binnenschippers (Den Haag 1963).
Crom, A.P., e.a., Anderhalve eeuw gereformeerden in stad en land Deel 5 (Kampen 1983
1986).
Crom, A.P., e.a., Anderhalve eeuw gereformeerden in stad en land Deel 12 (Kampen
1983-1986).
Drayer, M., e.a., En toch niet verteerd Uit de geschiedenis van de Christelijke
Gereformeerde Kerken sinds 1892 (Kampen 1982).
Eijnatten, J. en F. v. Lieburg, Nederlandse religiegeschiedenis (Hilversum 2(05).
Geense, J., Uit genade zalig geworden Een korte levensschets van Jan Geense (Rotterdam
1934).
GEOS 't Anker, Tegen wind en stroom: schetsen uit de evangelisatiearbeid onder
schippers (Rotterdam 1937).
Graaf, J. v.d., e.a., Beproefde trouw; viifenzeventig jaar Gereformeerde Bond in de
Nederlandse Hervormde Kerk (Kampen 1981).
Gras, H., e.a., Geschiedenis van Hoogeveen 1815-1975 (Meppel 1995).
Hachmer, H.A., Voor en tegen de wind, kanale,n schepen, schippers en scheepsjagers in
de Veenkoloniën (Scheemda 1994).
Hart, P. 't, e.a., Onrust in de binnenscheepvaart: het Granaria- conflict (Arnhem 1989).
Hendriks, J., De emancipatie van de gereformeerden. Sociologische bijdrage tot de
verklaring van enige kenmerken van het huidige gereformeerde volksdeel (Alphen 1971).
Janse, C.S.L., Bewaar het pand; de spanning tussen de assimilatie en persistentie bij de
emancipatie van de bevindelijk gereformeerden (Houten 1985).
Loomeijer, F.R., Een eeuw Nederlandse binnenvaart (Leeuwarden 1988).
Mauritz, lH., e.a., IkZal gedenken Portret van 75 jaar Gereformeerde Gemeenten
(Woerden 1981).
86
Mulder- de Vries, J., e.a., Kleine kracht grote zegen, 100 jaar Christelijke gereformeerde
kerk Zwolle (Zwolle 1992).
Pennings, P., Verzuiling en ontzuiling De lokale verschillen opbouw, instandhouding en
neergang van plaatselijke zuilen in verschillende delen van Nederland na 1880 (Kampen
1991).
Ruiter, W. de, Binnenscheepvaart in beweging (Deventer 1980).
Salverda, J., De eeuw van de toerbeurt (Deventer 1999).
Veerman, M.P., Mondig- bondig- zondig Drie stromingen binnen de gereformeerde
wereld in Nederland (Gorinchem 1995).
Velema, J.H., Wie zijn wij (Amsterdam 1992).
Verrips, 1., Als het tij verloopt... Over binnenschippers en hun bonden 1898-1975
(Amsterdam 1991).
Artikelen
- Centraal weekblad, ff jaargang, no 14 (1962).
Handboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland (onderhoudende art.
31) (Goes 1999) 347-349.
Jaarboek der Christelijke Gereformeerde Kerken (1978) 207.
Kerkblad voor het Noorden, 28-06-2002.
Reformatorisch Dagblad (17 augustus 1999).
De Reformatie, 8(/ jaargang, no 30 (2005).
Stuurman, S., "De Nederlandse staat tussen verzuiling en moderniteit" in: Balans en
perspectiefVisies op de geschiedwetenschap in Nederland (Groningen 1987) 263-283.
De Saambinder: correspondentieblad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en
Noord Amerikil55e jaargang, no 24 (1975).
De Wekker: officieel orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerken, 63e jaargang, no 21
(1954).
De Wekker: officieel orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerken, 71l! jaargang, no 18
(1962).
De Wekker: officieel orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerken, Zl" jaargang, no 18(1962).De Wekker: officieel orgaan der Christelijke Gereformeerde Kerken, 9(/ jaargang, no 50
(1981).
87
Beschikbaarheid kerkelijke schippersbladen en hun vindplaats.
Belijden en beleven: wekelijkse schipperseditie van het gereformeerd weekblad,
6e jaargang, 2-9-1949. (Utrechts archief Utrecht)
Contact over Water, r jaargang 1950 - 5(/ jaargang 2000 (Utrechts archief Utrecht en
Koninklijke Bibliotheek Den Haag).
Het Haventje: evangeliserend maandblad, jaargang 26, nr. 6, 8 (1967); jaargang 27
(1968); jaargang 28, mrt., sept.(1969); jaargang 29, okt., dec.(1970); jaargang 30, mei,
dec.(1971); jaargang 31, dec.(1972) (Universiteitsbibliotheek Utrecht).
De Vaste Koers: uitgave van deputaten van de Chr. Gereformeerde Kerken in Nederland
voor de ambtelijke bearbeiding van schippers, jaargang. 17, no. 3(1970) - jaargang 18,
no. 6(1972); jaargang 18, no. 11(1972); jaargang 19, no. 2(1973); jaargang 19, no.
6(1973) (Universiteitsbibliotheek Utrecht).
Het Toplicht: orgaan van G.E.O.S.-'t Anker: maandblad voor Gereformeerde
evangelisatie onder schippers, jaargang 2, no 1-12 (1938-1939) (Universiteits bibliotheek
Vrije Universiteit Amsterdam).
Tot Reformatie Op Schepen T.RO.S, 5e jaargang, no. 12 (1956) (Algemeen Documentatie
Centrum van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt te Kampen).
De Vuurtoren officieel orgaan van de varende gemeente, jaargang. 7(1947) - 27, no.
1(1967). (Ontbreekt: Jaargang. 17(1957); 25, no. 1-3,8-9(1965) (Universiteitsbibliotheek
Utrecht).
Archivalia
Utrechts archief
Gereformeerde Kerken in Nederland. Deputaatschap voor kerkelijke arbeid onder
opvarenden bij de binnenvaart. Utrechts archief Utrecht, 65-3 inv. nrs. 1 - 177.
Archief der Nederlandse Hervormde Kerk, depot Wierden.
Commissie Varende Gemeente, inv. nrs. H 3699 - H 3701.
Raad v.d. Varende Gemeente, inv. nrs. H 4998 - H 5047.
Algemeen Documentatie Centrum van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt te Kampen.
Archief van het deputaatschap geestelijke verzorging zeevarenden.
Niet gedrukte bronnen
Correspondentie via de e-mail met dhr. J. Nieuwland, d.d. 23-05-2007.
Correspondentie via de e-mail met ds. A. de Jong, d.d. 25-05-2007.
88
Correspondentie via de e-mail met de landelijke kerkelijke bureaus van de Algemene
Doopsgezinde Sociëteit, de Vrije Evangelische Gemeenten, de Evangelisch-Luhterse
Kerken (PKN), de Unie van Baptistengemeenten.
Correspondentie via de e-mail met het secretariaat van de Onafhankelijke
Baptistengemeente te Amsterdam.
Verantwoording illustraties
Afbeelding 1, 5 en 6 - uit eigen collectie.
Afbeelding 2 - www.shipphoto.nl, geraadpleegd op 7 juli 2007.
Afbeelding 3 - www.studiomaasgouw.nl, geraadpleegd op 7 juli 2007.
Afbeelding 4 - www.hetutrechtsarchief.nl, geraadpleegd op 7 juli 2007.
Afbeelding 6 - De kerk als baken voor de schippers ....
Kerk en binnenscheepvaart in het Overijsselse Hasselt.
89