1. kernbegrippen - departement omgeving · vlaams planbureau voor omgeving (vpo). dit document is...
TRANSCRIPT
InfographicsRuimterapport 2018
www.ruimterapport.beinwoners
hoofdgebouwen
kernbebouwing
10% oppervlakte137 000 ha
13 000 kmlint
153 000gebouwen
lintbebouwing verspreide bebouwing
69%
57% 29% 12% 2%overig
25% 6%
verharding
variatie functies
51% 40% 32%
verstedelijkt gebied
oppervlakte
inwoners
hoofdgebouwen
activiteitsgraad
ruimtebeslag
verharding
randstedelijk gebied landelijk gebied
7%
40%
30%
85%
hoog
50% 25% 10%
61% 23%
laag laag
22% 48%
20% 40%
13% 80%
Om de ruimtelijke staat van Vlaanderen te bekijken, maken we een onderscheid in drie structuren van bebouwing. Opvallend is dat we binnen kernen en verspreide bebouwing diverse functies door elkaar aantreffen. Linten daarentegen zijn vaak monofunctioneel.
Om de ruimtelijke staat van Vlaanderen te bekijken, maken we een onderscheid in drie type gebieden. In Vlaanderen is er weinig verstedelijkt gebied. Tegelijkertijd is er overal veel bebouwing, ook in landelijk gebied.
activiteitsgraad =
bevolkingsdichtheid en
tewerkstelling
1. KERNBEGRIPPEN
inwoners
hoofdgebouwen
kernbebouwing
10% oppervlakte137 000 ha
13 000 kmlint
153 000gebouwen
lintbebouwing verspreide bebouwing
69%
57% 29% 12% 2%overig
25% 6%
verharding
variatie functies
51% 40% 32%
verstedelijkt gebied
oppervlakte
inwoners
hoofdgebouwen
activiteitsgraad
ruimtebeslag
verharding
randstedelijk gebied landelijk gebied
7%
40%
30%
85%
hoog
50% 25% 10%
61% 23%
laag laag
22% 48%
20% 40%
13% 80%
Om de ruimtelijke staat van Vlaanderen te bekijken, maken we een onderscheid in drie structuren van bebouwing. Opvallend is dat we binnen kernen en verspreide bebouwing diverse functies door elkaar aantreffen. Linten daarentegen zijn vaak monofunctioneel.
Om de ruimtelijke staat van Vlaanderen te bekijken, maken we een onderscheid in drie type gebieden. In Vlaanderen is er weinig verstedelijkt gebied. Tegelijkertijd is er overal veel bebouwing, ook in landelijk gebied.
activiteitsgraad =
bevolkingsdichtheid en
tewerkstelling
1. KERNBEGRIPPEN
Colofon
Het Ruimterapport 2018 – infographics is een uitgave van het Departement Omgeving en uitgewerkt door het Vlaams Planbureau voor Omgeving (VPO). Dit document is een bundeling van alle infographics opgenomen in het Ruimterapport Vlaanderen (RURA). Een ruimtelijke analyse van Vlaanderen. Brussel: Departement Omgeving
Verantwoordelijke uitgever: Peter Cabus, Departement Omgeving, Koning AlbertII-laan 20, bus 8, 1000 Brussel Redactie: Ann Pisman, Stijn Vanacker, Peter Willems (Departement Omgeving), Guy Engelen, Lien Poelmans (VITO)
Vragen of informatie? www.ruimterapport.be - [email protected] 02 553 83 50
Mits bronvermelding wordt overname van de teksten aangemoedigd. Wijze van citeren: Pisman, A., Vanacker, S., Willems, P., Engelen, G. & Poelmans, L. (Eds.). (2018). Ruimterapport 2018 - Infographics. Brussel: Departement Omgeving
Layout infographics: Karolien Van Dyck, Renate De Martelaere en Hanne Schoolmeesters (Common Ground)
1. Kernbegrippen
Waarom is deze thematiek relevant?
Het Ruimterapport beschrijft en analyseert de toestand op basis van de beschikbare, meest recente en rele-vante kennis en cijfers. Dit leidde tot 9 hoofdstukken met telkens een eigen invalshoek: kernbegrippen, beleidsinstrumenten, wonen, economie, voorzieningen, mobiliteit, energie, open ruimte en integratie. Om over de verschillende onderwerpen heen op een consistente manier over onze ruimte te kunnen praten, hanteerden we enkele kernbegrippen en typologieën.
Kernbegrippen
Landgebruik is het effectieve gebruik van de grond voor welbepaalde activiteiten of teelten. Bodembedekking is de effectieve fysische bedekking van het land.
Ruimtebeslag is de ruimte die we innemen door onze nederzettingen: huisvesting, commerciële doeleinden,...
Verharding en gebouwen zijn artificiële bedekkingen van de bodem waardoor essentiële ecosysteemfuncties verloren gaan, denk maar aan woningen en wegen.
Typologieën
Verstedelijkte, randstedelijke en landelijke gebieden onderscheiden zich van elkaar op vlak van ruimtebeslag in combinatie met de activiteitsgraad.
Kernen, linten en verspreide bebouwing is een morfologische indeling.
Open ruimte in dit rapport omvat de gebieden die buiten de kernen liggen en niet door ruimtebeslag ingenomen worden. Omdat sommige delen van het ruimtebeslag zoals golfterreinen wel worden meegenomen als open ruimte is dit niet complementair aan ruimtebeslag, en ook niet identiek aan ‘niet-verhard’, ‘zachte bestemmingen’ of buitengebied.
44%
32%
15%7%
2%
akkerland grasland bos water, moeras, braak, struikgewas
ontginning,recreatie
68,5%
open ruimte in Vlaanderen
huisvestingruimtebeslag van Vlaanderen
waarvan:
pleinen enparkeerterrein
andere onbebouwd
diensten, industriële en commerciële doeleinden
38%
32,5%
14%
recreatieve doeleinden
7%
(spoor-)wegen
18%
9%14%
akkerland
bos
struikgewasbraak water moeras
graslandverhard+10,5%
+6,5%
-13%
-5,5%-2,5% -1,5% -1%
+7,2%
Europees
gemiddelde
wegen, opritten,... huizen andere gebouwen1/3
14,2%
60%
40%
2/3
Vlaanderen heeft een hoog ruimtebeslag. We nemen veel ruimte in om te wonen, te werken en ons te verplaatsen.
In vergelijking met het Europees gemiddelde heeft Vlaanderen veel grasland en verharding, maar weinig bos.
Vlaanderen heeft weinig open ruimte.De open ruimte wordt gedomineerd door akkerland en grasland.
Vlaanderen heeft veel verharding. 2/3 bestaat uit wegen, opritten, terrassen,... en 1/3 is effectief bebouwd.
ruimtebeslag van
Vlaanderen
verharding van
Vlaanderen
inwoners
hoofdgebouwen
kernbebouwing
10% oppervlakte137 000 ha
13 000 kmlint
153 000gebouwen
lintbebouwing verspreide bebouwing
69%
57% 29% 12% 2%overig
25% 6%
verharding
variatie functies
51% 40% 32%
verstedelijkt gebied
oppervlakte
inwoners
hoofdgebouwen
activiteitsgraad
ruimtebeslag
verharding
randstedelijk gebied landelijk gebied
7%
40%
30%
85%
hoog
50% 25% 10%
61% 23%
laag laag
22% 48%
20% 40%
13% 80%
Om de ruimtelijke staat van Vlaanderen te bekijken, maken we een onderscheid in drie structuren van bebouwing. Opvallend is dat we binnen kernen en verspreide bebouwing diverse functies door elkaar aantreffen. Linten daarentegen zijn vaak monofunctioneel.
Om de ruimtelijke staat van Vlaanderen te bekijken, maken we een onderscheid in drie type gebieden. In Vlaanderen is er weinig verstedelijkt gebied. Tegelijkertijd is er overal veel bebouwing, ook in landelijk gebied.
activiteitsgraad =
bevolkingsdichtheid en
tewerkstelling
1. KERNBEGRIPPEN
2. Beleids- instrumenten
Waarom is deze thematiek relevant?
In Vlaanderen leven ruim zes miljoen mensen op ruim 1.350.000 hectare: per vijf Vlamingen is er dus ongeveer één hectare om te wonen, te werken, te ontspannen, te winkelen, zich te ver-plaatsen, … Omwille van de beperkte oppervlakte die we delen, is het belangrijk om belangen en verwachtingen van de ver-schillende ruimtegebruikers te verzoenen. Maar ook om actief ruimte te voorzien voor wat de maatschappij belangrijk vindt. Vanuit het ruimtelijk beleid en vanuit de maatschappij, worden korte- en lange termijn doelstellingen geformuleerd rond hoe we met onze beperkte ruimte omgaan. Door het inzetten van beleidsinstrumenten, zoals vergunningen, verkavelingen en bestemmingsplannen, kunnen abstracte doelstellingen op het terrein leiden tot concrete acties en realisaties. Ruimtelijke ontwikkelingen worden beperkt, gestimuleerd of verboden. De beleidsinstrumenten stellen de overheden op verschillende beleidsniveaus dus in staat om binnen de ruimte van het grondgebied individuele en maatschappelijke behoeften samen te brengen.
Welke evoluties verwachten we?
Doorheen de tijd ondergaat het instrumentarium continue veranderingen. Deze veranderingen worden aangestuurd door maatschappelijke wijzigingen. Algemeen kunnen we stellen dat de transformaties, zowel in het verleden als nu en in de toe-komst, zich richten op de veranderende rol van de overheden, vergroten van de rechtszekerheid, ruimte voor privaat initiatief, beleidsintegratie, burgerbetrokkenheid en transparantie.
1994
2017
bos
wonen
landbouw
overig groen
industrie recreatie
766 provinciaal
gemeentelijk
4
756
gewestelijk6stedenbouwkundige
verordeningen
50% goedgekeurd
1 500 aanvragen
766 provinciaal
gemeentelijk
4
756
gewestelijk6stedenbouwkundige
verordeningen
50% goedgekeurd
1 500 aanvragen
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
wonen
landbouw 4%
55%
33%
35%
23%
10%
9%
9%
25%
25% 62%
68%
7% 13% 80%
landbouw wonen natuur
Er is vaak een verschil tussen de bestemmings-categorie en het effectief gebruik. De verschillen zijn het grootst in verstedelijkt gebied. Wellicht omdat daar de verwevenheid van functies groter is.
De grootste bestem-mingscategorieën in Vlaanderen zijn landbouw, wonen en natuur.
Doorheen de tijd veranderen bestem-mingen. Toch blijft de verhouding tussen de categorieën vrij stabiel. Vooral wonen is stabiel gebleven omdat hier rekening werd gehouden met toekomstige groei in de vorm van woon- uitbreidingsgebieden.
De meeste stedenbouw-kundige verordeningen werken op gemeentelijk niveau en geven zo een goed beeld van wat op lokaal niveau belangrijk is: groen, water en parkeren. Ook woonkwaliteit wint aan belang.
bestemd
effectief landgebruik
Zonevreemde bedrijven kunnen via het planologisch attest duidelijkheid krijgen over de mogelijkheden om op hun locatie te blijven en/of uit te breiden.
75%woningbouw
25%anderestedenbouwkundige
vergunningen
45%nieuwbouw
55%renovatie
kernbebouwing lintbebouwing verspreide bebouwing
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
17%
38%
12%
27%
56%
50%
Het grootste aandeel van verkavelingen ligt in een kern of lint van het landelijk gebied.
Doorheen de tijd is het aantal verkavelingen gestabiliseerd maar is de gemiddelde oppervlakte per kavel afgenomen.
Stedenbouwkundige vergunningen hebben vooral betrekking op woningbouw. Daarbij is er een grote stijging van het aantal renovaties t.o.v. nieuwbouw.
2. BELEIDSINSTRUMENTEN
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
4%
16%
1/3 van de zonevreemde vergunningen is voor nieuwbouw
80%Het grote aantal vergunningen voor zonevreemde woningen houdt verspreide bebouwing in stand.
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
3. Van ruimte maken naar omgeving maken
Naast hernieuwbare energie kregen ook andere omgeving gerelateerde thema’s een nadrukkelijkere plaats in het instrumentarium zoals natuur en socio-economische zaken. De verbreding van ruimte naar omgeving zorgt ervoor dat deze thema’s binnen het ruimtelijke beleidsinstrumentarium worden opgenomen en afgewogen. Het bestendigen van die verbreding gebeurde bijvoorbeeld door de integratie van de stedenbouwkundige vergunning, socio-economische vergun-ning, de natuurvergunning, de verkavelingsvergunning en de milieuvergunning in de omgevingsvergunning.
4. Een procesmatige aanpak
Tot slot krijgt ook de procesvoering steeds meer aandacht in het instrumentarium bijvoorbeeld in de vorm van overleg-momenten tussen verschillende stakeholders van een project. Het invoeren van een geïntegreerde procesaanpak rond complexe projecten is hiervan een sprekend voorbeeld.
1. Meer mogelijkheden voor het verhogen van het ruimtelijk rendement
Heel wat cijfers uit de analyse wijzen reeds op een hoger ruimtelijk rendement. Kavels worden kleiner, vernieuwbouw wordt belangrijker, meergezinswonen wordt een topic in veror-deningen, …. Verouderde voorschriften met te sterk opgedeelde zoneringen en gedetailleerde bepalingen over bouwdieptes en volumes, verhinderen echter op sommige plaatsen deze ambitie. Het wijzigingsdecreet maakt komaf maken met deze verouderde voorschriften en vergroot zo de mogelijkheden voor het verhogen van het ruimtelijk rendement.
2. Geheel van kleine/individuele belangen versus het grote/maatschappelijke belang
De decentralisatie van diverse bevoegdheden is eind 20ste eeuw ingezet en zorgt ervoor dat lokale overheden meer taken en verantwoordelijkheden krijgen. Het initiatief en de uitvoering van het ruimtelijk beleid komt daarmee ook meer en meer in handen van de markt. Deze tendens vertaalt zich in de volledige autonomie van lokale overheden bij vergunningverlening, het vrijstellen van kleine werken van een vergunningsplicht of vervangen door een meldingsplicht. Met een planologisch attest en principieel akkoord wordt eveneens het initiatief bij de burger gelegd.
Heel wat cijfers uit de analyse wijzen op het gevaar voor toe-nemende versnippering door deze private en lokale verantwoor-delijkheid; weigeren of verbieden is moeilijk, terugschroeven achteraf nog moeilijker. Zo hebben de afgelopen jaren heel wat gemeenten RUP’s gemaakt of attesten en vergunningen afgeleverd die bestaande activiteiten op hun (soms ongeweste) locatie rechtszekerheid bieden.
3. Wonen
Waarom is deze thematiek relevant?
Een belangrijk aandeel van de ruimte in Vlaanderen wordt gebruikt voor wonen. Maar liefst 12% van de totale oppervlakte is ingenomen door huizen en tuinen. Daarnaast bepaalt de locatie van de woning het ruimtegebruik en het bijhorende mobiliteitsgedrag. Evoluties in dit thema hebben dus meteen een grote impact op de totale ruimtevraag.
Hoe onze woonbehoefte evolueert is afhankelijk van verschillende onderliggende processen. We onderschei-den twee types: (1) demografische processen zoals vergrijzing, vergroening en migratie en (2) economische factoren zoals welvaartsniveau, rentestand, bouwkost of woningprijzen. Een combinatie zal bepalen hoe groot we wonen, of we kiezen voor nieuwbouw of renovatie, of we kunnen investeren in een tweede verblijf,… en dus hoe groot de woonbehoefte uiteindelijk zal zijn.
Welke evoluties verwachten we?
Het komend decennium verwachten we een stijging van de woonbehoefte door de aangroei van het aantal huishoudens vanuit bevolkingsgroei, gezinsverdunning en migratie. De stijgende vraag zal overal voelbaar zijn, maar niet overal in dezelfde mate. De sterkste groei verwachten we in de Antwerpse en Limburgse Kempen, op de as Kortrijk-Gent en in enkele kustgemeenten. Beperktere groei verwachten we in de Westhoek, Brugge en de rand rond Antwerpen.
Daarnaast vergrijst de bevolking en is er een toenemende vraag en aanbod naar specifieke woonvormen voor ouderen. Hoewel er geen analyses zijn gemaakt omtrent de evolutie van een aantal economische factoren, zien we op het terrein dat het woonpatrimonium langzaam wijzigt: kavels worden gemiddeld kleiner, het aandeel appartementen neemt toe en er wordt meer dan ooit gerenoveerd. In tegenstelling tot heel wat Europese landen zijn bij ons veel woningen onderbezet. Voor de toekomst verwachten heel wat respondenten van onze bevraging dat we kleiner zullen wonen.
In vergelijking met andere Europese landen heeft Vlaanderen veel inwoners t.o.v. de oppervlakte van haar grondgebied.Toch wonen we aan lage dichtheden. Verstedelijkt gebied is niet dicht bevolkt en landelijk gebied is niet dun bevolkt.
inwoners
per type gebied
oppervlakte
per type gebiedverstedelijkt gebied
33 inwoners/hectare 7 inwoners/hectare 2 inwoners/hectare
randstedelijk gebied landelijk gebied
40%
7%
20%13%
40%
80%
In landelijk gebied zijn onze huizen 1,5 keer zo groot en onze tuinen 3 keer zo groot als in verstedelijkt gebied.
Ondanks de bevolkings-groei zal in 2050 bijna 50% van de bevolking ouder zijn dan 65.Een deel van hen zal op termijn de gezins-woning inruilen voor een andere woning. Biedt dit mogelijkheden om verspreide bebouw-ing aan te pakken?
2015
2050
assistentiewoning kangoeroewoning zorgunit rusthuis
33%
50%
gemiddelde grondoppervlakte per bewoond gebouw
gemiddelde oppervlakte buitenruimte per bewoond gebouw
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
331 m2
250% 300%
84 m2
140% 150%
Aanwezigheid van een bakker, postkantoor, school,... enz. in de buurt
Veiligheid
Privacy
Nabijheid van een drukke weg
In een studentenbuurt
Nabijheid van een spoorweg
De komende jaren verwachten we een toename van 170.000 gezinnen.De meeste van deze zullen één of twee-persoonsgezinnen zijn.Groeit hiermee ook de vraag naar kleinere woningen?
De meeste huizen zijn te groot in verhouding tot het aantal bewoners.
Het aandeel eigenaars is wel hetzelfde als het Europese gemiddelde, maar anders dan in onze buurlanden.
In vergelijking met het Europese gemiddelde wonen er weinig men-sen in een appartement.Daardoor gbruiken we in verhouding veel ruimte voor wonen. zullen de trends van gezinsverdun-ning en vergrijzing daar verandering in brengen?
Vlaanderen
Europa
Wat maakt dat mensen ergens wel of niet graag wonen?
+ 6 500
+ 7 166
+ 84 205
+ 73 558
+ 5512017—2027+170 000
onderbezetting
72%
overbezetting
2%
35%
33%
24,1%
35%
24%
42%appartement
halfopen ofgesloten
open
NL 60%
BE 70%
FR 56%
EU 70%
3. WONEN
Vanuit de verwachte demografische evoluties en veranderde economische factoren blijft er een aanhoudende ruimtevraag. Toch betekent een groeiende woonbehoefte niet dat er ook open ruimte moet aangesneden worden om deze vraag in te vullen. Binnen de bestaande bebouwde omgeving zijn er immers nog tal van opportuniteiten
Transformaties van bestaande gebouwen kunnen zorgen voor een stijging in het aantal wooneenheden zonder extra ruimte aan te snijden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het opdelen van woningen of het herbestemmen van leegstaande gebouwen. Dergelijke mogelijkheden doen zich bijvoorbeeld voor in goedgelegen klassieke woonwijken uit de jaren 60-80 waarvan de woningen niet meer voldoen aan de huidige woonwensen en huidige energienormen. Door deze te slopen en te vervangen door meerdere woningen kunnen we het ruimtelijke rendement verhogen.
Daarnaast zien we de interesse in meervoudig ruimtegebruik stijgen. Dit maakt bijvoorbeeld wonen boven een school of supermarkt mogelijk waardoor we opnieuw ruimte sparen.
Maar het zal ook belangrijk zijn om de oppervlakte die we per huishouden innemen te verkleinen en zo meer wooneenheden te kunnen aanbieden op minder ruimte. De groei aan nieuwe, meer collectieve, woonvormen, toont dat dit kan zonder aan woonkwaliteit in te boeten.
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
4. Economie
Waarom is deze thematiek relevant?
Economische activiteiten zijn overal in Vlaanderen aanwezig en hun ruimtevragen zullen de komende jaren zeker wijzigen. De economische activiteiten krijgen in het ruimterapport een brede invulling. Het gaat zowel om activiteiten die een directe monetaire meerwaarde creëren als om overheidsdiensten, on-derwijs of zorgsector. We bestudeerden dus veel verschillende activiteiten: productie, logistiek, bouw, kleinhandel, restaurants, diensten, kunst, recreatie, sport, …
Welke evoluties verwachten we?
De tewerkstelling in de tertiaire en quartaire sector neemt nog steeds toe , maar ook de secundaire sector blijft belangrijk voor de Vlaamse economie. Dit leidt tot specifieke ruimtevragen maar biedt ook heel wat kansen voor de verweving van functies. Deze verweving kan zowel tot stand komen tussen diverse economische activiteiten onderling als tussen economische activiteiten en andere functies zoals wonen of energieopwek-king. Het behoud en de creatie van verweven bedrijfslocaties is belangrijk want deze zorgen ervoor dat de druk op beschikbare kavels op bedrijventerreinen niet verhoogt. Tegelijkertijd is de oppervlakte aan bedrijventerreinen de afgelopen acht jaar toegenomen terwijl de open ruimte al onder druk staat.
De tewerkstelling in Vlaanderen is zeer verspreid. Voor bijna alle sectoren vinden we het grootste aandeel tewerkstelling terug in verstedelijkt gebied.
inwoners
werknemers
zelfstandigen
loontrekkenden
We zien daarbij wel dat van bepaalde activiteiten slechts een klein deel voor- komt in kernen.
aandeel vestigingen
binnen een bepaalde
economische activiteit
tewerkstelling
kantorenkinderdagverblijven
ondernemingen in landbouwgebied
houtbewerking, metaalbewerking,
transport
36% agrarische ondernemingen
64% niet-agrarische ondernemingen
1/3 2/3
-30%
-11%
tewerkstelling
landbouw-bedrijven
2005
2008
2015
2015
+12%
+2,1%
leegstand
bedrijfs-percelen
2009
2009
2017
2017
Ruimtelijke spreiding van verschillende land-bouwactiviteitenLandbouw beslaat meer dan de helft van onze oppervlakte. Toch is het een kleine economische sector an sich.
Zowel de leegstand van bedrijven als de ruimte voor bedrijven groeit jaarlijks.
Open ruimte wordt als-maar meer versnipperd door niet-agrarische ondernemingen.
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
40%37%
52%56%
20%
40% 42%
28%25%
21%20% 19%
kantoren — 69%
onderwijs, zorg e.a. diensten — 60%
detailhandel — 58%
groothandel — 56%
afvalwater — 44%
energie — 44%
lichte industrie — 36%
zware industrie — 43%
energie — 13%
landbouw — 7%
mijnbouw — 9%
zware industrie — 88%
kernen bedrijventerreinen
zware industrie — 10%
groothandel en logistiek — 46%
lichte industrie — 33%
42 incubatoren
70%
op bedrijventerreinen
30%
buiten bedrijventerreinen
Aanwezigheid afzetmarkt
Nabijheid watertransport
Nabijheid weginfrastructuur
Locatie op industrieterrein
Nabijheid spoorweg
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
4,9%
26%
41%
15%
58%
27%
33%
bestemming bedrijventerreinen
effectieve tewerkstelling
in combinatie met andere activiteiten25% 75%
Bijna 5% van opper-vlakte in Vlaanderen is bestemd als be drijventerrein maar 75% van de tewerkstelling speelt zich daar buiten af.
Bedrijventerreinen zijn belangrijker voor bedrijven met een groot aantal perso-neelsleden.Kleine bedrijven situeren zich eerder verweven in het woonweefsel.
Verstedelijkte gebieden trekken het meeste starters aan.
verspreiding starters
Vlaanderen telt 42 bedrijfsverzamel- gebouwen die gericht zijn op starters (= incubatoren).
79% van het goederen-transport gebeurt over de weg. 2/3e van de grootste logistieke bedrijven bevinden zich op bedrijventerreinen.
4. ECONOMIE
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
Verweving met andere functies kan een risico inhouden, vooral met economisch meer rendabele activiteiten. Door bijvoorbeeld wonen toe te laten, kan het gevaar bestaan dat het vastgoedmechanisme in gang wordt gezet en productie-ruimte verdrongen wordt. Vandaag zien we dit risico vooral bij brownfieldconvenanten voor bedrijventerreinen.
Een andere opportuniteit voor leegstaande bedrijventerreinen zit vervat in het geven van ruimte aan starters, al dan niet in afwachting van een nieuwe invulling. Momenteel telt Vlaanderen 42 startersomgevingen of incubatoren waarvan het merendeel op bedrijventerreinen.
3. Groei van overslagplaatsen
Tot slot, zien we in de logistieke sector vooral een verandering in het organiseren van de activiteiten; en dit met een positieve impact op de leefbaarheid van onze omgeving. Onder druk van de files zien we de laatste jaren immers meer overslagplaatsen ontstaan waar goederen van vervoersmodus wisselen. Op die manier zien we een interessante groei van het transport over water, en ook het gebruik van kleinere transportvoertuigen in stedelijk gebied winnen aan interesse in de logistieke sector. De belangrijkste hindernis in deze evolutie blijft de prijsconcurren-tie waardoor het aandeel intermodaal transport van goederen vrij klein blijft.
1. Verweving van economische activiteiten in het agrarisch gebied en woongebied
Uit de analyses blijkt onder meer dat 75% van de tewerkstelling zich buiten de bedrijventerreinen bevindt. Dit stelt grote uitdagingen aan het verwevingsvraagstuk voor werken in het woongebied, en in het agrarisch gebied.
Van oudsher bevinden zich al veel economische activiteiten verweven in het woongebied. Door de toenemende groei van de tertiaire en de quartaire sector zijn steeds meer activiteiten verweefbaar met het wonen. Het streven naar duurzame verplaatsingen maakt nabijheid en bereikbaarheid belangrijker, waardoor het werken op wandel- of fietsafstand van de woonplek voor een groeiende groep mensen mogelijk wordt.
Specifiek in het agrarisch gebied merken we recenter een grote dynamiek. Voormalige agrarische gebouwen komen leeg te staan, terreinen komen vrij, en worden vervolgens ingenomen door andere economische activiteiten. Deze zijn echter niet allemaal even goed inpasbaar in hun lokale context.
2. Verweving op (leegstaande) bedrijventerreinen
In een context van activatie van on(der)benutte terreinen en leegstaande gebouwen op bedrijventerreinen, kan verweving met andere functies of met verschillende soorten economische activi-teiten soms een betere benutting van de gronden betekenen.
Voor bedrijventerreinen met veel productieruimte ligt vooral verwe-ving met andere economische activiteiten voor de hand. Door die verweving is het mogelijk om de productieruimte te behouden. Dit is belangrijk want naast de opbrengsten van de productieve industrie zelf, zijn ook veel dienstverlenende activiteiten hiermee nauw verbonden zoals engineering en consultancy.
5. Voorzieningen
Waarom is deze thematiek relevant?
De beschikbaarheid, nabijheid en bereikbaarheid van voorzie-ningen bepalen mee de levenskwaliteit van een plek. De evolutie van voorzieningen, en hoe we deze ontwikkelingen ruimtelijk opvangen hebben een belangrijke impact op de kwaliteit van onze omgeving. In die zin is het ook een interessante indicator om de ontwikkelkansen van plaatsen in te schatten.
Welke evoluties verwachten we?
Vandaag scoren we bijna overal in Vlaanderen erg goed op gebied van voorzieningen in vergelijking met de andere Europese landen. Dit dankzij een dicht netwerk van voorzie-ningen dat de verspreiding van onze bebouwing weerspiegelt. De komende jaren zal dit netwerk evolueren onder invloed van maatschappelijke en economische trends waaronder vergrijzing, vergroening, schaalvergroting en digitalisering.
Hoewel regionale voorzieningen zoals een ziekenhuis of zwembad meerdere kernen bedienen, komen ze even verspreid voor als de basisvoor zieningen. Daardoor zijn ze voor 77% van de Vlamingen op wandel- of fietsafstand van hun woonplaats gelegen.
Bijna 3/4 van de Vlamingen heeft een mix van basisvoor-zieningen op wandel- of fietsafstand.
aandeel inwoners met
een mix van basisvoor-
zieningen op wandel-
of fietsafstand
aandeel inwoners met
een mix van basis-
voorzieningen verder
dan wandel- of
fietsafstand.
In het verstedelijkt deel van Vlaanderen komen per inwoner meer voorzieningen voor dan in andere delen.
inwoners per gebied
verspreiding van basis
voorzieningen
verspreiding van regio
nale voorzieningen
Meer dan de helft van alle voorzieningen ligt in de kernen.
voorzieningen
in kernen
voorzieningen in
een lint
voorzieningen in
verspreide bebouwing
73% 27%
20%7%
woont in lint of verspreide bebouwing
woont in kern metbeperkte voorzieningen
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
kernen linten verspreid
56%
40%
24% 20%
16%
grote & middelgrote kern kleine kern, woonconcentratie
40%
50%
20%17,5%
40%
32,5%
51%
17%
32%
Landelijke gebieden beschikken over het grootste aandeel cultuur- en sport-voorzieningen. Voor de andere voor zieningen ligt het grootste aandeel in verstedelijkt gebied.
verstedelijkt
randstedelijk
landelijk
56% 44%
76% 24%
leveringen via E-commerce
aandeel inwoners
niet landelijk landelijk
zorg
woonondersteuning
onderwijs
cultuur & sport
50%
51%
55%
39% 21% 40%
16% 29%
17% 32%
18% 32%
Metropolitane voor zieningen zoals overheidsinstellingen, hogescholen & univer-siteiten, schouwburgen & concertzalen, musea en hotels kunnen op internationale schaal mensen aantrekken.Daardoor liggen deze vaak in de grotere kernen met Brussel, Gent, Antwerpen en Leuven op kop.
De toename van het aantal woonzorg-plaatsen en assistentie-woningen is groter dan de verwachte vraag vanuit de 65 plussers.
E-commerce is in België overal populair maar net iets meer in landelijke delen in ver-houding tot het aantal inwoners. Hierdoor zien we ook overal de negatieve effecten van dit trans- port op files, verkeers - on gevallen, geluidshinder en luchtvervuiling.
assistentie-woningen 65-plusserswoonzorg-
plaatsen
+16%
+11 500 +10 500 +104 500
+49%+12%
5. VOORZIENINGEN
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
naar de stadsranden. Een andere trend die voor deze sector erg bepalend is, is de vergrijzing. Vandaag stijgt de groei van ouderenvoorzieningen zelfs sneller dan de aangroei van ouderen. Bovendien blijven heel wat 65-plussers in hun woning wonen. Dit zal vooral een invloed hebben op de vraag naar voorzieningen op wandelaf-stand en zorgverlening aan huis.
3. Onderwijsvoorzieningen
Op gebied van het toekomstige vraag- en aanbod naar onderwijsvoorzieningen verwachten we grote verschillen tussen verstedelijkt gebied en de rest van Vlaanderen. Steden zien het leerlingenaantal globaal stijgen, terwijl dit in de rest van Vlaanderen stabiliseert of afneemt.
4. Voorzieningen voor sport en cultuur
Cultuur en ontspanning zijn steeds belangrijker in onze tijdsbesteding. Tegelijkertijd wordt Vlaanderen gekenmerkt door een uitgebreid maar verspreid sport- en cultuuraanbod. Terwijl we ons vroeger het verst verplaatsten voor het werk, is dit nu voor cultuur en ontspanning.
Vanuit ruimtelijk beleid zal het belangrijk zijn om, met het oog op vergrijzing, vergroening, schaalvergroting en digitalisering de nabijheid en bereikbaarheid van voorzieningen te garanderen. Hieronder stippen we de belangrijkste trends aan, binnen de vier types van voorzieningen:
1. Woonondersteunende voorzieningen: kleinhandel, detailhandel, …
Vanaf de jaren 60 zien we steeds meer handelsactiviteiten uit de kernen verdwijnen. Vandaag is er een grote toename van het winkelvastgoed in de stadsranden tegenover een beperkte toename in stedelijke winkelkernen. Tegelijkertijd is de leegstand in die stedelijke winkelkernen sterk toegenomen, waardoor het daadwerkelijk aanbod van detailhandelsgoederen eigenlijk is afgenomen. Onder invloed van de vastgoedlogica zien we daardoor dat economische activiteiten steeds vaker plaats maken voor meer rendabele alternatieven. Door het verdwijnen van diverse voorzieningen uit de kernen, neemt zowel de beschikbaarheid als de nabijheid af.
Daarnaast hebben mondiale trends zoals digitalisering ook een impact op het aanbod van woonondersteunende voorzieningen. Bank en -postkantoren sluiten en de sector heroriënteert zijn activiteiten. Tegelijkertijd groeit de e-commerce wat gepaard gaat met nieuwe uitdagingen. Zo zijn de negatieve effecten van de versnipperde leveringen reeds overal voelbaar.
2. Zorgvoorzieningen
Schaalvergroting zet zich door in verschillende sectoren, zo ook in ziekenhuizen. We tellen daardoor minder ziekenhuizen, maar wel met een grotere capaciteit. Gekoppeld aan deze schaalvergroting zien we een verplaatsing van de stadkernen
6. Mobiliteit
Waarom is deze thematiek relevant?
Mobiliteit is intrinsiek verbonden met onze omgeving door haar vermogen om plaatsen met elkaar te verbinden. Hoe onze ruimte georganiseerd is, is dus (mee) bepalend voor de hoeveelheid transport, de keuze van vervoerswijze, alsook voor de plaatsen waar de belangrijkste nadelige effecten zich voordoen zoals luchtvervuiling, geluidshinder en verkeersongevallen.
Welke evoluties verwachten we?
Vanuit het perspectief van milieu, congestie en verkeersveiligheid lijkt het alsof mobiliteit als systeem stelselmatig tegen grenzen opbotst die enerzijds ruimtelijk van aard zijn, maar anderzijds bepaald worden door wat maatschappelijk wenselijk is.
Toch neemt de behoeft om grote en snelle verplaatsingen te maken niet af. De komende jaren verwachten we een verdere stijging van de transportvolumes met 21%. Dit onder andere door een bevolkingstoename, gezinsverdunning en een toename van de economische activiteit en de behoefte aan interactie.
7% 13% 10%
70%
7%
gezinnen zonder auto:17%
gezinnen zonder auto:9%
gezinnen zonder auto:8%
45%
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
20%
35%
60%
7%15% 18%
70%
13% 10%
Het hoge autogebruik staat in conflict met de leefbaarheid van onze omgeving.Dit is het sterkst voelbaar in verstedelijkt gebied waar diverse activiteiten samenkomen rond de drukste verkeersaders.
luchtvervuiling
geluidsoverlast
spreiding van
ongevallen
Zowat twee derde van de verplaatsingen van personen in Vlaanderen gebeurt met de auto. In verstedelijkte gebieden is dit iets minder.
Vlaanderen bevindt zich geografisch heel centraal in de Europese economie. Maar net daardoor worden onze wegen steeds drukker en is Vlaanderen filekampioen.
Het grootste aandeel van het vrachtvervoer en personenvervoer verloopt in Europa over de weg. Hierdoor kampen we in dichtbevolkte en centrale gebieden zoals Vlaanderen met congestieproblemen.
België
Europa
Inwoners hebben de perceptie dat verplaat-singen met de auto vooral noodzakelijk zijn door de lange afstand tussen woonplaats en bestemming.
vrachtvervoer personenvervoer
over het spoor
over water
over de weg auto
trein
motorrijtuig of bus
73%
76%
15%6%
18%
12%
81%
83%
12%
9%
8%
8%
te lange afstanden 73%
duurt langer 48%
veiligheid 22%
bagage 20%
inwoners laten fiets op stal want... autobezit is voor inwoners...
noodzakelijk 51%
geen must 32%
geen mening 17%
+24%
+62%
toename lengte & duur van filesVlaamse snelwegen 2012–2016
ochtendspits avondspits
nee
41%
onverschillig
30% 29%
ja
invloed woon-werk afstand bij keuze woning
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
3137 41
1,5
22%
40%
21%22%
56%
39%
1,41,2
nee
41%
onverschillig
30% 29%
ja
invloed woon-werk afstand bij keuze woning
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
3137 41
1,5
22%
40%
21%22%
56%
39%
1,41,2
Vlamingen leggen jaarlijks 1000 km meer af dan de gemiddelde Europeaan. In Vlaanderen worden de meeste kilometers gereden door mensen die in landelijk gebied wonen.
autobezit per gezin
gemiddeld afgelegde
afstand per dag per
persoon
België staat op de achtste plaats in Europa voor nabijheid van haltes van het open-baar vervoer, na onder andere Nederland en de scandinavische landen.
belangrijke haltes
De Lijn
alle stations NMBS
Volgens een peiling bij de Vlaming speelt woon-werk afstand slechts een beperkte rol bij woningkeuze, on-danks de fileproblemen.
passagierscapaciteitper seconde per lopende meter infrastructuur van 3,5 m breed
auto0,1
bus0,72
tram 1,8
trein6,3
fiets1,1
voetganger1,6
6. MOBILITEIT
De auto heeft een lage capaciteit in verhouding tot de ruimte die deze inneemt.
5,5% van de opper-vlakte in Vlaanderen bestaat uit trans port-infra structuur.
96 m2
weginfrastructuur25 m2
parkeerterrein
17 m2
spoorweginfrastructuur
2 m2
fietsinfra-structuur
omvang van vervoersinfrastructuur per hoofd van de bevolking
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
Het liefst gaan deze maatregelen hand in hand met het uitbouwen van de alternatieven zoals fiets(snel)wegen, performante verbindingen van openbaar vervoer of (deel)fietsen. Specifiek voor het vrachtverkeer biedt het uitbouwen van de mogelijkheden voor transport over water een interessant alternatief voor het wegtransport.
Al deze maatregelen verminderen lokaal de luchtvervuiling én dragen bovendien bij tot een verhoogde leefkwaliteit.
Als we leefbaarheid voor de toekomst centraal stellen, zal het belangrijk zijn een ruimtelijk beleid te voeren dat de negatieve impact van het mobiliteitsgedrag terugdringt.
Dit beleid kan zich enerzijds richten op ons ruimtegebruik. We weten immers dat afgelegen plaatsen met een lage bevolkingdichtheid sterk aangewezen zijn op de auto. De af te leggen afstanden zijn vaak te lang voor de fiets en het aanbieden van openbaar vervoer is te duur door het beperkt aantal potentiële gebruikers. Daarom kan het lonen voor steden en gemeenten om in te zetten op kernversterking en verdichting rond stations.
Anderzijds kunnen maatregelen zich specifiek richten op de organisatie van de mobiliteit. Zo kunnen circulatieplannen, een gericht parkeerbeleid en ruimtelijke ingrepen waaronder het aanleggen van autoluwe en vrije straten, het autoverkeer lokaal beperken.
7. Energie
Waarom is deze thematiek relevant?
Ruimte en energie zijn sterk met elkaar verbonden. De manier waarop we ruimte organiseren en inrichten is bepalend voor zowel het energieverbruik als de mogelijkheid tot warmte uitwisseling en energieproductie.
Vandaag zorgt ons ruimtelijk patroon voor slechte energie-prestaties dit is vooral zichtbaar in de hoge warmtevraag. Datzelfde ruimtemodel zorgt ervoor dat de beschikbare ruimte voor opwekking, opslag en transport van hernieuwbare energie beperkt is. De vraag dringt zich dus op hoe we onze ruimte kunnen organiseren om de klimaatdoelstellingen te halen.
Welke evoluties verwachten we?
Net als de rest van de wereld zet Vlaanderen stappen naar een klimaatneutrale en koolstofarme samenleving. Dit gaat gepaard met een omschakeling van centrale energiesystemen naar de-centrale energiesystemen. De infrastructuur voor de opwekking, opslag en transport van hernieuwbare energie zal daardoor meer en meer plaats moeten krijgen in onze omgeving.Tegelijkertijd is het een opgave om de bestaande infrastructuur die vaak in de jaren ’70 werd aangelegd te onderhouden, te renoveren en aan te passen.
1990
2018
14%
+31%
25%
31%
44%
renovatievervangbouw
verstedelijkt gebied randstedelijk gebied landelijk gebied
40%
12%
26%
9%
36%
20% 21%
40%43%
42%
23% 21%
46%51%
70%
Vlaanderen heeft een zeer hoge warmtevraag. Dit hangt nauw samen met hoe we wonen. Zo zijn onze huizen vaak slechter geïsoleerd en groter dan in onze buurlanden. Ook de ruimtelijke versnippering van de gebouwen met een relatief groot aandeel open bebouwing speelt hierin een rol.
Ondanks de kleinere oppervlakte staan er bijna evenveel windturbines in randstedelijk als in landelijk gebied.
Het Vlaamse ruimte model zorgt voor langere verplaatsingen met de auto waardoor het energieverbruik door transport in Vlaanderen hoog is.
Peiling bij de Vlaming: 25% van de Vlamingen denkt dat we ons patrimonium de komende 30 jaar herbouwen om het energie-effiënter te maken.
Vlaanderen heeft een centrale ligging binnen Europa. Dit biedt mogelijkheden voor energie uitwisseling op voorwaarde dat de nodige infrastructuur voorzien wordt.
aandeel inwoners/gebied
warmtevraag
Vlaanderen/gebied
energieverbruik door
transport
totale energievraag
energievraag voor
mobiliteit
72%
21%
309%
8%
40%
30% vergund
58% gerealiseerd
5 windparken & 4 gepland
op de zee op het land
32%
energieopwekking in Vlaanderen
kernenergie
steenkool-centrales
aardgas-centrales
hernieuwbare bronnen
5%
16%
46%
Door de hoge bebouwingsgraad heeft Vlaanderen veel dakoppervlakte die kan ingezet worden voor energieopwekking met zonnepanelen waardoor er geen ruimteverlies is. Blijven we op kop in Europa?
De meeste wind turbines op land komen voor in landbouw gebieden, voornamelijk langs snelwegen en in industriegebieden vooral bij zeehavens.De verhouding gerealiseerde en vergunde windturbines in Vlaanderen is laag.
Van de energie die we vandaag in Vlaanderen opwekken is nog maar een klein percentage afkomstig van hernieuwbare bronnen. Dit zal sterk moeten groeien om de Europese klimaatdoelstellingen te halen.
bruikbare oppervlakte
voor zonnepanelen
beschikbaar
dakoppervlak
oppervlakte vandaag
in gebruik door
zonnepanelen
Het opwekken van hernieuwbare energie heeft een zeer grote ruimtevraag in vergelijking met de klassieke energiecentrales. Dit zorgt voor een grotere zichtbaarheid in het landschap.
Oppervlakte in
Vlaan deren nodig indien
enkel deze bron wordt
ingezet voor 100%
hernieuwbare energie.
7. ENERGIE
Vandaag volstaat onze beschikbare ruimte niet om met her-nieuwbare energie aan onze behoefte te kunnen voldoen. Een vermindering van de vraag zal daarom een eerste cruciale stap zijn om de klimaatdoelstellingen te halen. Hierin kan ruimtelijk beleid een interessante rol spelen. Onze hoge warmtevraag, in vergelijking met de buurlanden, is immers het rechtstreeks gevolg van hoe we wonen. Zo zijn onze huizen vaak slechter geïsoleerd en groter. Maar ook de ruimtelijke versnippering van de gebouwen met een groot aandeel open bebouwing speelt hierin een rol.
Daarnaast zal het ruimtelijk beleid een rol moeten spelen in het efficient inzetten van de beperkte ruimte. Anders lopen we het risico van een verdere versnippering van ons landschap. We moeten daarom nadenken over hoe we energiesystemen kun-nen verweven met andere functies in ons bebouwde landschap. Fotovoltaïsche zonnepanelen op daken van bedrijven zijn hiervan een goed voorbeeld. Maar helemaal ideaal wordt het wanneer dit bedrijventerrein ook energie kan leveren aan een nabijgelegen woonkern.
In Vlaanderen kunnen zon en wind voor de grootste hernieuw-bare energieopbrengsten zorgen. Maar beiden zijn niet altijd beschikbaar op het tijdstip en de plaats van de vraag. In de omschakeling naar hernieuwbare energie zal inzetten op één bron dus niet volstaan. We moeten evolueren naar decentrale energienetwerken met verschillende bronnen in combinatie met opslag en transport.
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
De energietransitie kan een hefboom zijn voor een ander ruimtelijk beleid waarbij we duurzamer en collectiever ruimte-gebruik realiseren. Dit zal niet eenvoudig zijn, want tot vandaag is een groot deel van de bevolking zich niet bewust van het verband tussen ons ruimtegebruik en ons energieverbruik. Een grotere bewustwording daarvan zal dus ook belangrijk zijn. Daarnaast zien we ook veel hernieuwbare energieprojecten stranden op protest van de omgeving. Het inpassen van hernieuwbare energie in ons landschap zal dus ook hand in hand moeten gaan met het beschermen van (delen van) dit landschap in een doordacht ruimtelijk energiebeleid.
8. Open ruimte
Waarom is deze thematiek relevant?
Een leefbare en veerkrachtige maatschappij heeft nood aan open ruimte. In de open ruimte komen verschillende activitei-ten voor: landbouw, energie, … Bovendien levert deze belang-rijke diensten, bijvoorbeeld op het vlak van waterhuishouding, voedselvoorziening en recreatie. Een bepaalde grootschaligheid is nodig opdat de open ruimte dit divers pallet aan diensten zou kunnen verlenen. Desondanks neemt de verharding en de versnippering nog steeds toe in Vlaanderen.
Welke evoluties verwachten we?
Ook vandaag snijden we nog altijd greenfields aan voor ontwikkeling en zien we de traditionele grenzen tussen stad en platteland, tussen open en bebouwde ruimte verder vervagen. Daardoor blijft de druk op de natuurlijke functies van de open ruimte groeien. Een ander ruimtelijk beleid dringt zich dus op.
108 000 ha
+35 000 ha
paarden
windturbines
43% in het landbouwgebied
tuinen
niet-agrarisch ruimtegebruik
14 - 42% vanhet landbouwgebiedper gemeente
verblijfsrecreatie & economische
activiteiten
2 200 in eenopen ruimte bestemming
groen i.p.v. verharding
bomen en struiken i.p.v. niets
haag i.p.v. muur
onkruid gedeeltelijk laten staan i.p.v. wieden
natuurlijke bedekking i.p.v. gazon
78%
72%
63%
52%
48%
22%
28%
37%
48%
52%
8%
tuinen
Een belangrijk aandeel van de oppervlakte in Vlaanderen krijgt invul - ling als tuin. Tuinen vallen niet onder de definitie van open ruimte. Een groot deel van de mensen geeft de voorkeur aan een niet-natuurlijke invulling van hun tuin.
De fragmentering van open ruimte in Vlaanderen neemt nog steeds toe.
landbouwoppervlakte
Ja
Neen
De originele functies van open ruimte staan onder druk. Dit is onder andere het geval voor beroepslandbouw.
Landbouw is de grootste ruimtegebruiker in Vlaanderen.
51%
40%
43%
1. Benelux
2. Frankrijk
3. Duitsland
sterkst gefragmenteerde landen EU
afname clustergrootte open ruimte in Vlaanderen
1976 1988 2000
1
2 3
7 358
6 666
7 078
14%
4%
11,5%
bebouwing en verharding
68%10%
95%38%
89%25%
Verharding heeft zowel een impact op overstromingen als op droogte omdat de buffercapaciteit van de bodem niet optimaal kan werken.
Vlaanderen is zeer kwetsbaar voor over-stromingen en droogte. Dit omwille van het hoge percentage verharding en de verspreide bebouwing.
Europa evolueerde de laatste 100 jaar tot 1 van de meest bosrijke regio’s van de wereld, maar in Vlaanderen beslaat dit slechts een klein percentage van de oppervlakte.
Hoewel slechts 10% van de oppervlakte bestaat uit bossen, worden ze door 77% van de Vlamingen bezocht voor recreatie.
Totale oppervlakte
Aandeel open ruimte
Aandeel open ruimte
waarvan bos
77%
wekelijks1 keer geen
bosbezoeken in 2016
15% 26% 23%
waterbeschikbaarheid m3/inwoner/jaar
Finland Vlaanderen Kroatië
20 000 m3
1 500 m31 300 m3
30%
25%ruimtebeslag
75%open ruimte
overstromingsgevoelig gebied
8. OPEN RUIMTE
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
De urgentie voor een bescherming, verweving en herstel van open ruimte groeit ook onder druk van de klimaatverandering. We moeten immers op zoek gaan naar bijkomende ruimte voor waterberging en waterfiltratie. Deze activiteiten hebben elk een eigen ruimtevraag maar in de praktijk zijn in heel wat gebieden in Vlaanderen deze activiteiten nauw verweven met bijvoor-beeld landbouw of recreatie. Toch vormt dit een uitdaging want ook het evenwicht tussen de verschillende zachte functies of activiteiten in de open ruimte staat onder druk. De open ruimte is beperkt in oppervlakte. Een toenemende ruimtevraag voor water of voor zachte recreatie kan vanuit de andere gebruikers als een bedreiging worden ervaren.
Indien we in de toekomst gebruik willen kunnen maken van de natuurlijke functies van de open ruimte, zal het belangrijk zijn een ruimtelijk beleid te voeren dat enerzijds de resterende open ruimte beschermt en anderzijds zoekt naar mogelijkhe-den voor verweving en herstel. Beiden vereisen een aanpak van de maatschappelijke drivers die aan de oorzaak liggen van het huidige ruimtegebruik, en die tot op vandaag een stimulans vormen voor het aansnijden en transformeren van open ruimte:
• Ruim wonen is vaak betaalbaarder op het platteland dan in de stad.
• Door de grote beschikbaarheid van ruimte ontbreekt de nood om compacter te bouwen.
• Bouwen en verharding wordt standaard ‘voor altijd’ beschouwd.
• De regelgeving is niet gericht is op herontwikkeling waardoor een nieuwe ontwikkeling eenvoudiger dan de transformatie van het bestaande bouwweefsel.
• Vanuit marktmechanismen worden we geconfronteerd met schaalvergroting in (een deel van) de landbouw.
• Het toerisme in het landelijk deel van Vlaanderen zit in de lift.
9. Integratie
Waarom is deze thematiek relevant?
Om de ruimte te beschrijven maken we vaak gebruik van herkenbare thema’s zoals mobiliteit of voorzieningen. Hierdoor kan de indruk ontstaan dat de ruimte bestaat uit verschillende kamers die redelijk los van elkaar staan. De werkelijkheid is natuurlijk anders. Er is slechts één en dezelfde ruimte waarin zich verschillende complexe processen voordoen die deze ruimte voortdurend veranderen. Wanneer we willen ingrijpen op deze complexe processen, bijvoorbeeld voor een beleid rond zorgvuldig ruimtegebruik, volstaat het niet om één of meer thema’s te bekijken. We moeten ook kijken naar de verbindingen tussen de verschil-lende thema’s om te weten hoe het geheel werkt; en hoe we verandering kunnen sturen.
Welke evoluties verwachten we?
Voor dit onderzoek analyseerden we vier ruimtelijke integrato-ren of ‘verbinding makers’:
• Bebouwd weefsel• Verweving of de mate waarin functies en activiteiten
samenkomen in de ruimte • Leegstand, hergebruik en transformatie• Omgevingskwaliteit
De keuze voor deze vier integratoren komt voort uit de groeiende maatschappelijke vraag naar zorgvuldig ruimte-gebruik. Maar we verwachten dat we in de toekomst tal van nieuwe integratoren zullen onderzoeken, waarin we onder meer fysische, ecologische, milieutechnische en energetische aspecten uitdiepen.
Gemiddelde hoogte
Peiling bij de Vlaming: Bouwen we hoger in de toekomst?
bouwlaag 1
bouwlaag 2
dak
51% 11%
8m
38%
10%
69%
Peiling bij de Vlaming: Moeten mensen die afgelegen wonen meer betalen voor infrastructuur?
29%
32%
39%
Vlaanderen kenmerkt zich door uitgespreide bebouwing met een lage bebouwingsdichtheid. Bovendien zijn de mees-te gebouwen laag. Toch heeft een meerderheid de perceptie dat we in de toekomst hoger zullen bouwen.
Vlaanderen heeft weinig bos, maar veel bomen. 10% van de op-pervlakte is bos, maar in 69% van de hectarencel-len komen bomen voor.
De spreiding van onze bebouwing maakt dat we meer kilometers nutsinfrastructuur nodig hebben zoals rioleringen. Dit heeft een maatschappelijke kost die we vandaag samen betalen.
grote kern+55 000 inwoners
middelgrote kern+5300 inwoners
kleine kern+500 inwoners
woonconcentratie+50 inwoners
7
144
711623
58%
1,5ha
landbouw
gemiddelde grootte landbouwperceel
landbouw met natuur
verweving op hectarecellen
landbouw met wonen
wonen met bomen
28%
22%
69%
Agrarisch landgebruik is dominant in Vlaan-deren. Maar toch zijn onze landbouwgebie-den sterk versnipperd. Dit blijkt ook uit de frequente verweving van landbouw en wonen.
Door de grote spreiding van de bebouwing heeft Vlaanderen meer dan 1300 kleine tot heel kleine kernen. Bovendien liggen de meeste kernen op minder dan 1 kilome-ter van elkaar.
Kunnen we sturen waar mensen gaan wonen door anders om te gaan met deze kost?
verstedelijkt gebied
knooppuntwaarde
basisvoorzieningen
groenaanbod
geluidshinder
luchtvervuiling
randstedelijk gebied landelijk gebied
4 miljoen gebouwen
3,9% leegstand
156 000 gebouwen
75 000
woningen
9 000
industriëlepanden
17 000
niet-gespecificeerdegebouwen
55 000
commerciële panden
x 1,5
x 3,5
transformatie zonder verweving1 wooneenheid
1 wooneenheid transformatie met verweving
Voor zuinig ruimte-gebruik is structurele leegstand een probleem en een oplossing. Zo kan een deel van de leegstand de toenemen-de ruimtevraag voor wonen en bedrijvigheid invullen.
Leegstaande gebouwen bieden mogelijkheden voor hergebruik al zijn deze redelijk beperkt omwille van de relatief lage aantallen en lokale dynamieken die maken dat niet elke locatie geschikt is.
Een hoge of lage omgevingskwaliteit is afhankelijk van een combinatie van factoren en verschilt ook van de context.
Transformatie en verweving zorgen vandaag voor een hoger ruimtelijk rendement.
9. INTEGRATIE
Wat betekent dit voor onze ruimte en ons ruimtelijk beleid?
3. Leegstand, hergebruik en transformaties
Vlaanderen telt in verhouding tot het aantal gebouwen weinig leegstand. Toch stellen we vast dat als we de hergebruik- en transformatiemogelijkheden in overweging nemen, er binnen de structurele leegstand heel wat toekomstige noden kunnen worden ingevuld, bijvoorbeeld rond wonen en bedrijvigheid. Maar om vanuit ruimtelijk beleid hierop te kunnen inspelen zal het belangrijk zijn om dit in de tijd te kunnen opvolgen. Zowel om zicht te krijgen op de mogelijkheden als om succesvolle transformaties te kennen.
4. Omgevingskwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit is vanzelfsprekend een na te streven doel in ruimtelijke ordening. Minder vanzelfsprekend is wat een kwa-liteitsvolle omgeving is. Dit hangt immers af van een combinatie van factoren waaronder de aanwezigheid van voorzieningen, de afwezigheid van geluidsoverlast of luchtvervuiling, een groen karakter, …. Bovendien is de mate waarin deze factoren doorwegen in de beoordeling door individuen zeer persoonlijk en contextgebonden. Om ook deze aspecten van de afweging te kunnen meenemen in ruimtelijk beleid is verder doorgezet onderzoek nodig.
1. Bebouwd weefsel
De gemiddelde bouwhoogte bedraagt ongeveer acht meter. Dat is gelijk aan een huis met twee bouwlagen en een puntdak. Dit is het gevolg van lage bebouwingsdichtheden, een hoog ruimtebeslag en een hoge verhardings- en bebouwingsgraad. Daardoor zien we over heel Vlaanderen een grote mate van urban sprawl of verspreide vormen van verstedelijking. Het morfologisch verschil tussen verstedelijkt, randstedelijk en lan-delijk Vlaanderen is relatief beperkt. Zeker binnen een Europese context. Dit toont zich ook in een polycentrische structuur met veel kernen op korte afstand van elkaar en met vaak een laag aantal inwoners.
2. Verweving
In Vlaanderen komen verschillende activiteiten dicht bij elkaar voor. Dit is onder andere het geval voor wonen en werken, natuur en landbouw, landbouw en wonen. Dit zegt echter niets over de functionele relatie tussen de verschillende functies. Om meer zicht te krijgen op welke verwevingsvormen zich vertalen in een sociale of economische meerwaarde is er nood aan andersoortige data. Hetzelfde geldt voor het bekijken van verwevingsvormen doorheen de tijd: dag of nacht, dagen van de week, seizoenen in het jaar.