beginsels - dbnl · 2011. 3. 15. · denkbeeld in den geest aan hein opwekt. het is dus ten aanzien...
TRANSCRIPT
-
BEGINSELS
DER
WOORDVORSCHI NG.
DOOR
.1-11r. W. BILDERDIJK.
MN nbin TIN cmy trt
GEN. XI: 6.
.
-....•604+3,044-4830....--
LEZUWARDE AT,G. T. N. SURINGAR.
1831.
-
KORTE VOQRSTELLING
DER
D 1 E1'E R WOORDV ORSCHI NG,
IN TOEPASSING OP ONS NEDERDUITSCH.
Alles wat ons treft of aandoet zijn ei-genfchappen der voorwerpen , en zelfftandig-heden zijn bloote aftrekkingen die ons ver-ftand zich als onderliggende aan de eigen-
fchappen voorftelt, waarvan ook de Griekfcheen Latijnfche benamingen van Jnósao-ic enfubjiantia. Ons woord van zelf ftandigheiddrukt het op zich-zelf beftaan , onafhanklijkvan de eigenfchappen , uit, bloote voorftel-ling onzes verftands , uit aftrekking der hoe-danigheden ontftaande.
Onze gewaarwordingen doen ons die ei-genfchappen waarnemen , en het is de uit-drukking onzer gewaarwordingen die de Taalmaakt. En gelijke gevoeligheid by gelijke
I be-
-
2
bewerktuiging van mensch en nieusch brengtgelijke gewaarwording meè , die ons dezeuitdrukking verftaan doet , en van den eenin den ander dus overgaat, en het zelfdedenkbeeld in den geest aan hein opwekt.
Het is dus ten aanzien des verftands niets
anders dan in de hartstochtlijke aandoeningdoor 't kermen eens lijdenden, door 't lacheneens vrolijken , en 't gapen eens zich verve-lenden , op den byftander werkend.
De uitdrukking van wat wy gevoelen ge-fchiedt deels door geluid , en deels doorbeweging. En beide bloot natuurlijk of op-zettelijk.
Natuurlijk , ja onwillig (en als ware 't,werktuiglijk), zien wy 't in de hartstochten,opzettelijk , in de nabootfing van 't geen wyeen' ander voorftellen.
In beide werkt het geheele lichaam mede
tot de uitdrukking, met alle zijn leden endeelent en hiervan eene algemeene lichaams-fpraak , die verwaarloosd is, doch even we-zendlijk als de geluidtaal, en met deze op
dezelfde gronden rust.Wat wy thands fpraak heeten, is bepaald'
tot
-
3
tot de werking van borst en mond , in dewijziging des uitgaanden aderas door hetgeenmen de fpraakdeelen noemt. Wy hebbenin onzen Spraakleer deze fpraakdeelen enhunne werking doen kennen. Zy zijn ge-luidvoortbrengende , en vormen dus een ge-luidtaal ; doch deze geluidvorming eischt inhare wijziging beweging dier deelen, en deze
beweging is (uit den aart der eenheid in denmensch, ja in de geheele natuur) overéén-ftemmende met die der algemeene lichaams-fpraak, en (fterk uitgedrukt wordende) toontzich zelfs aan het oog. De befchaving heefthet fterk opzetten van den zwellenden gor-gel , het uitfteken en flabberen der tong,het ophalen en zwellen van den neus , ende geweldige wringing en krulling der lippenbedwongen , die de natuur by de uitdrukkingonzer meening ingeeft of voortbrengt, maarde zelfde bewegingen, fchoon gematigd , gaanmet de uitdrukking der geluiden in hun vor-ming gepaard; en over en weder onderfteu-
nen zy niet flechis elkander , maar gevenelkander beteekenis.
De fpraak is derhalve uitdrukking van onzeI ge-
-
4
gewaarwording door vertoon by vege varegeluidgeving , of van beweging der fpraak-deelen , en dit (als gezegd is) natuurlijk ofopzettelijk, tot welk laatfte de nabootfingbehoort , het zij van geluid als geluid, lietzij van beweging of gedaante.
Onwillig natuurlijk, zijn natuurlijk en in't lichaam werktuiglijk verwekte kreten , diemen met het kunstwoord inarticulata noemt,met een niet zeer eigen doch aangenomenwoord. Welke benaming echter te wettiger
is , zoo men door articuleeren 't willekeuriggebruik der fpraakdeelen verfraat , hetgeendaar by ,uitgefloten is.
De gearticuleerde geluiden zijn werkingender fpraakdeelen , en deze werkingen , inhare verfchillende bepalingen befchouwd,noemen wy in deze ftof, letters , waar-van de uitdrukking in werktuiglijke trekkenop een vlakte voor 't oog , desgelijks inbepaalder zin letter heet. En het is de
gelijktijdige of in opvolging aan één ver-knochte famenwerking dezer letters waar-uit datgene ontftaat dat wy woorden noe-men.
De-
-
Deze WOORDEN nu , vatbaar zijnde voor'
klankbuigingen , famenvoegingen , toe- of af
doening , zijn dus tweederlei. Namelijk ,zulke als door deze aandoeningen niet ofwel veranderd zijn, en van daar wat men
primitiven en derivaten heet.
Primitiven drukken wy in onze taal door
oorfpronklijke uit, doch men moet dit woord
in zijne toepasfing niet voltrekt, maar in.betrekking tot de daarvan afgeleide verftaan.
./lfgeleidAfgeleid is een woord ontleend van het af-leiden van een ftroom waters naar elders ,en dus eene zeer f childerende voorftellingvan de wending des ademftrooms in de uit-
fpraak eens woords.De primitiven zijn, met eene andere be-
naming de wortelwoorden, als waar de ove-rige uit gefproten zijn, en waartoe de fpraak-vorfcher ze , als tot hunnen oorfprong , terug brengt.
Uit het voorgedragene blijkt dat het be-
ginfel van elk woord in de letter beftaatnamelijk, in de lettervorming der fpraakdee-len. De dieper Woordvorfching of Etymolo-gie eischt derhalve de befchouwing van de
krach t
-
6
kracht der letters ter uitdrukking van ge-waarwordingen , in den byzonderen aart enen vorming van elke van die gelegen enkenbaar.
Wy onderfcheiden de wortelwoorden der-halve van de daaruit afgeleide ; en de afge-leide verfchillen naar de verandering die zyondergingen door voorzetfels, door uitgangen,en door verwisfeling van de eene met deandere daar , in de vorming , na aan palendeof in klank na gelijkende letter.
Wy zullen derhalve hier letter voor letternaar de aangenomen orde des Alfabeths(waarover in mijne Verhandeling over 'tLetterfchrift opzettelijk !) in worteluitdrukking,
in voorzetfels , uitgangen, en verwisfelingen,kortelijk opnemen.
De
-
7
De A.
Deze vokaal , in een vollen onbelemmerdgladden uitgang of uitftorting van adem be-ftaande, drukt vloeiing uit, en van daarhet zijn of beftaan-zelf. Men zie hiervan 'tIV. Deel der Nieuwe T. en D. Verfcheiden-
heden, bladz. 19o. Hiervan is a, ademing,.hiervan aak (alg), aker, aam (a-ïng), a-en,,ader , adem , air. Ook het voorzetfel aan(dat eigenlijk 't participium a-end', vloeiendnaar iets , is) behoort tot deze letter als de-
rivaat van den eerften algemeenen wortel.Zy verlaagt tot e, en verdoft tot o, en doordezen kan zy zelfs tot i en u worden.
Tot voorzetfel dient zy niet , fchoon eenvalfche uitfpraak fomwijlen het ontkennendeon voor een doffe a deed miskennen.
Even weinig dient ze in ons HollandfcheNeérduitsch tot uitgang.
Haar verwisfeling met de andere vokalenis kennelijk uit het geen wy van hare verla-ging in klank aanmerkten , en hangt ook vande meerdere of mindere gladheid, gelpan-
nen
-
S
nenheid , en rondheid des gorgels en verhe-
melten af.
De B.
Deze konzonant is driederlei naar zy ge-
vormd wordt. T. w. vast of fluitend, op-
heend, of blazend.
Vast en in hare klemming der lippen
bef chouwd , is zy ftom , fluitend , of famen-
drukkend, en wordt, verfterkt, tot p, waar-
van op zijn plaats!
Opheffend is zy de flaauwfte aller konzoinanten, en niet uit te fpreken zonder fcheva
Dus is zy met andere konzonanten verbonden
wordende een wezendlijk Voorzetfel. Zoo is
blind, be-lind, d. i. be-doekt, bewonden van
gezicht; brief, be-rief, met een anderen uit-
gang , bericht; brugge , terugging van een
water; bol , be-o-el , d. i. beronding; buur-
te , be-ouwerte , van ouwe (grond) , of be-
huwerte van huwen d. i. verbinding, fame-
ning, enz.
Blazend wordt zy v, waarvan op f.Als
-
9
Als voorzetfèl derhalve is zy oMfluiting of
oPdekking. Zoo zeggen wy BEpalen, ZOO BE-
leggen , enz.Als uitgang is zy noodwendig zeldzaam ,
en zonder ftuiting, ja lost zich meestal in def op. Zoo is drabbe en draf bet zelfde woord;
ebbe, zachte af-neming van 't water.Haar verwisfeling is dus natuurlijk met p,
met v, met f, en met iv. En door de f
zelfs ook met ch. Rechtsgeleerden kennende fchrijfwijze der Pandekten, die bovis voorvobis hebben.
De C.
De c, in de keel gevormd (want aan ce,fisfend tusfchen de tanden gevormd , moethier niet gedacht worden) is als eenerlei tebefchouwen met L. met g, en met ch (Griek-fche z). Zy wordt in de holte der keel ge-maakt, en geeft overzulks holte te kennen.Hiervan het Lat. cavus , ons kuil , kom, kil ,enz. Maar derhalve ook omgrijping, bevat-ting, oorronding , fainening, verbinding. —
De
-
10
De famendringing of krimping maakt verhar-ding, en zoo levert zy ook de uitdrukking van
verharding op. -- Als bloote maar hevige be-ademing die 't gevoel van warmte geeft ,drukt zy warmte uit, en (dit als levensbe-ginfel aangenomen) ook 't leven. Groot is
derhalve de verfcheidenheid harer toepas-fing j en met de verminderde verfcheidenheiddie de zoogenaamde befchaving ook in hetaanwenden van ons fpraakvermogen heeft
meêgebracht is het onderfcheidende dat die
vorming natuurlijk toelaat en in de OudfteOofterfche talen nog beftaat, fchoon voor onsWesterlingen niet kenbaar, ten grooten deeleverloren gegaan , en van daar verwarring enduifterheid. Wy kennen alleen het hoorbaaren voelbaar verfchil tusfchen c (of k), g,en ch , en de bloote h.
Het aangemerkte echter zal genoeg zijn omde famenhang te erkennen tusfchen korn ofkop , kap , kogel , ga , gaderen , haken ,
gore , koud , (het Latijnfche callus , callis ,enz.) kachel, r.:): , L , waarvan in mijne
Aant. op de Verhandeling over de Geflach--
ten bladz. 355 tot 36o.Voor
-
11
Voor 't overige , daar de keelklank loutergalming is, is 't noodwendig dat by allen
galm en zang uitdrukt. Zoo is galm eigen-
lijk ga-e-ling, en de nachtegaal heeft hier
zijnen naam van als nachtzing (zinger by
nacht) ook gallus in 't Latijn, ons haan, dat
ook de keelletter maar fchorrer en minder
glad heeft en bloot roepen is , als ha-ing
zijnde , dat is ha ! fchreeuwen. Ook is can-
tare daar van.Sluitende houdt zy den adem op , en drukt
daar van uiterfte , en zoo top , fpits , en
fcherpte uit. Hiervan oasctui , hoogte , acutus ,
hakken, hekel, akst, enz. -- Even zoo fluitzy met de n vereenigd, en geeft met dezeeene klemmende omvatting in den uitgang ing.
Als voorzetfel is zy by ons tot de ge be-
paald waarvan wy de koppelende kracht dik-wijls (en zelfs in de prxterita) getoond heb-ben. Men zie onder anderen de Aanteeke-
ning y over de geflachten der Nw.
Dit ge is zeer dikwils met de voorlettervan het woord waar het voorgevoegd is, in
een getrokken , even als wy van be aan-
merkten. Dus is het met groot , d. i.
se_
-
12
ge-ro-et , opgeheven , glad, d. i. ge-lad.Inzonderheid heeft dit voor de r en de 1 plaats.
De fluitende k is eigenlijk ig, en verfterkt
zich ook zoo wel als de g door de lager keel-
klemming van ch. Zoo is het met onzen
uitgang van lijk in de adjectiven , welke
die in el is, met ig verlengd, als wy meer-
malen aantoonden.Deze uitgang ig toont gelijkheid. En na-
tuurlijk ! wat is gelijken van 't een by liet
ander dan het te famen in één denkbeeldvergaderen. De beteekenis ligt dus in het
omvattende van deze letter.De h wordt een onvaste en vluchtige
letter gerekend. Zy is het, maar niet waarzy wezendlyk keelletter is; maar de verfij-
ning altijd tegen de keelletters ingenomen
om dat zy de kracht van de borst en adem-haling verlamt, heeft by het Zuidelyk Europa
de h in plaats van in den gorgel tegen 't
week verhemelte doen vormen , en , daarkrachteloos en naauwlijks klinkende is zy
vluchtig en verliest zich.De nabyheid van keel en verhemelte en
het niet volkomen mcefter zijn van zijn fpraak-
-
13
tuigen, veroorzaakt de ver g risfeling van g
of k met j, in 't Noorden onzes Landitreekszeer algemeen. Wy ondervinden dit daaglijksIn de uitfpraak van gy en ge als jy en je,en in de dimin ut iven die allengs N an g tot ken zoo in Holland tot j zijn overgegaan. Zie
S 83.Ook verliest zich de g, by niet genoegzame
klemming , en zoo wordt de uitgang ige toti-e of ije, of yë, of ook wel tot bloote e.Zie 5 99.
Dat ige ook in iwe , en in uwe met doffeof toonlooze u, verandert, is in § 97 opge-
lost. En zoo wordt de g of ch ook tot en
uit f. -- Uit f wanneer deze letter f zichmet de tandletter verbindt, ter zake van de
moeilijkheid om den uitgaanden adem van delipblazing tot de tandftooting te rug te bren-gen. Hiertoe moet geheel de mondholte fa-menwerken en is dan de gorgelrand hetfteunpunt , en het is niet vreemd dat diereactie dus de eigenlijke actie vervangt. Dochde keelblazing in g wordt iets te zacht wer-kende tot de meer gemaklijke blazing derlichter beweegbare lippen.
De
-
1t
De D.
D en t zijn tandletters dat is ftooting der
zich verlengende tong tegen de tanden. Zy
drukken dus even als de uitftekende vinger,dien de tong hierin volgt, aanwijzing ; enook beweging tot ftuiting. Hiervan het Lid-woord de , de aanwijzende voornaamwoordendë , die enz. Men zie mijne T. en D. Verfch.
III. D. bl. 181 en volgg. en vergelijke de
Nieuwe Verfch. III, D. bl. 202.
De dubbele d , is eene verbreeding of
herhaling ten teeken. Men zie voorts de t ,die een harder ftooting is, waarmeê zy der-halve licht verwisfelt, zoo wel als met detusfchen de tanden gevormde Angelfaxe J,,de th der Englefchen , en door welke zij we-
der in de fisfende s, tf, en ft overgaat.
Niet overzelden is de d een bloote famen-
trekking van het lidwoord met het woordwaar dit voorgefteld was, en zoo daar me
vereenigd. De degen mag zoo wel de ege
(nu egge), dat is fcherpte zijn. Zie van het
thema ac op de c. Met dagge en 't Engel-fche
-
1 5
felie dagger is 't liet zelfde. Ook zou dooi
en zijn maagfcluip, de o-e of o-ing, of o-ige
kunnen zijn als min fterke en minder in 'toog ftekende vloeiing of a• ing waarvan op
a, en dus een onmerkbarer daauw, ook vana-en af te leiden. Inderdaad daar is nogzeer veel te ontwikkelen eer wy tot de een-voudigheid der taal opgeklommen zijn, waarinalles levensadem en de hoogfte eenvoud is.'t Geen by de Franfchen plaats heeft in le
lendemain te zeggen , dat le l' en demain(het liet op morgen) is heeft ook (fchoon nietzoo in 't oogloopend) elders plaats.
Te zwak nitgefproken verliest zich de dtusfchen twee vokalen geplaatst , en de ver-binding van deze gefcliiedt, door de g, j,
of w.In den uitgang toont zy het uiteinde der
werking van een verbum. Van daar fluitzy de participien van 't voorledene.
Doch met de n vereenigd , is zy eenebloote wijziging van deze , en drukt nietmaar bekrachtigt en geeft duur aan de wer-kende daad. Men zie de n.
Aanmerkelijke waarneming omtrent het in-nig
-
16
lig onderfcheid der beteekenis vats de d en.
de t vindt men in de Aailteek. op mijne Ver-
handeling over het Letterfchrit, bladz. 187
en volgg.
De E.
Wy merkten op dat de e eene lager uit-brenging van a is, en tot i afdaalt. De feher-
pe , die wy thands dubbeld fchrijven, wordt
dus tot de diepe en inborende ie , de zachte
tot de toon- en klanklooze i. De heldere ofmiddelbare e-klank valt zoo met de dofhel-
dere o (de open o der Hoogduitfcheren) tefamen in onsen, flaauw wordende uitgebracht.
Zoo is heuvel en heugel even zeer met heffen
of here en hoge verwant , en maakt (erven,
geftorven en gefturven , welke twee partici-
pien eigenlijk één zijn, en den middelklank
tusfchen o en u hebben die ook in fommigedialekten by de uitfpraak bewaard werd. Zoozei men te Amfterdam voorheen teugen voor
tegen even zoo wel als voor drinktogen.
Voorzetfel is zy nooit , en als uitgang is zynaar
-
17
naar den aart onzer taal algemeen doch zacht,en zeer kort, veelal tot de bloote fchevabepaald, en wordt dan ook onbemerkbaar af-gekort , of wel by een vorige fterker vokaalingetrokken. By de vloeiing beteekent zyeffenheid , gelijkheid , en zoo ook verbinding,als welke vereffening, flechting van gefchil,
en zoo ook eenheid inhoud. Want het woord
een is e-en of e-ing, gelijk echt , (ge)-e-igd
of (ge)-e-igte is ; en zoo is eed ook tevensverbinding en vastftelling. El is e-el d. i.vlakke (maat). Emmer is e-inger , dat is ,die watert , waterdraagt of fchept.
Ei is of ee of e-ige, doch ook wel ver-
ward met oi , waarvan een voorbeeld in de
Aanteekening gg , bladz. 229 tot 231.
De F.
F is blazing met fterk gefpannen lippen ,en v met minder fpanning. Beide drukkenvloeiing en voortgang uit. Het laatfte on-middelijk, het eerfte als met voortgang veree-nigd. De v is een geadfpireerde b ; de f,
2 een
-
18
een geadfpireerde p. Doch om de blazing-
zelve te kennen te geven, moet de l alstongletter de labbering dat is de zachte tril-
ling daarin mengen; en van daar blazen,
flare, vla-en (waar van vlaag). Dit onder-
fcheidt blazen van waaien, dat de eenvou-dige beweging te kennen geeft. Blazen en
flare drukken niet flechts het wind geven uitmaar ook de ftrekking daar by die de tong-
letter aanduidt. Is dan de b, f, of v hier
een voorzetfel als in boven dat be-hoven ,
buiten dat be-uiten is? Neen , maar de bi
en fi zijn in den aanvang dezer woordeneven zoo ééne onfcheidbare letterwijziging als
ng en nd in het het fluiten van andere. En
men behoeft dus dit bl niet gelijk te ftellen
met het faamgetrokken bl van bl jven b. v.
dat be-lijven; fchoon men by verder ontwik-
keling die b en 1 ook verdeelen mocht en
de 1 als de uitdrukking van lucht, dat van
lu-en (luwen) is , aanmerkende , het blazen
dat in zijn preteritum bloes heeft tot be-leren,
beluwen (beluchten) mocht t' huis brengen.
Genoeg, dat de blazende b nevens v en f en wbeweging te kennen geeft die door de 1 als
ge-
-
19
geleid of geftierd wordt. Zeker is het ook
dat de lipletter niet zoo zeer blaast, als wel
opening aan den vergaderden adem geeft,
welke uit de borst toevloeit, en door de
geheele ftelling des monds daarby , aangezet
wordt.De verwisfeling dezer letter met de zwak-
ker v is reeds geroerd , ook de verandering
van haar famenftelling met t in cht.
De G
verklaarden wy genoegzaam , by de eerfte
keelletter des Alfabetbs, c.
De H
is een fnelle blazing der keel en ook eene
baking of weêrhouding des adems in de
keel, en drukt dus de haast en ook 't hakenof vasthouden uit. Het is zeker, en wiens
fpraaktuigen van jongs af , op zijn echt Hol-
landsch te werk gefteld en geoefend zijn,
i( 2 ge-
-
20
gevoelt het onderfcheid in de hooger of lager
vorming , en de ophouding in het laatfte
geval. In dit laatfte geval is haar gebruik
het veelvuldigst. Niet alleen haken, dat uitha-igen is, hangen, dat ha-ingen is en oud-tijds eenvoudig haken, maar ook 't ha-enmaakte ha-ven en haven , waaruit haken,hebben, en houen of houden is, en waarvanons had als prxteritum overig bleef. Menzie verder het aangevoerde op c.
Deze te rug houding doet ook het woord
van haat ontftaan van het zelfde ha-en , in't Fr. ha-ir , en dat ook hun naamwoordhaine is. 't Is eigenlijk te rug houding vanelkander.
Maar uit eerre andere oorzaak wordt het
meer. Eene fchrapende opgeving van flijm
uit de keel geeft ook het geluid van ch,(waarvan fchrapen, excreare enz.) en geeftdus verfoeiing te kennen. Hiervan 't Gr.
oatarg, tizaco, (zap* enz. Zoo zeggen wy
ook gruwel , enz. met de r by de keelletter,
maar deze r toont werking, geen Rille werkloozeaandoening aan, en op deze wijs is haten meerdan af keerigheid; het is antipalie des harten.
De
-
2l
De h kan noch verdubbelen noch fluit-
letter zijn, en even weinig is zy voorzetfel
als uitgang , dan alleen in de fylbe her,welke als voorzetfel te rug wijst , en met ver,en war of weder in den zin van andermaalfamenhangt. Deze beteekenis rust in het op-
halen des adems uit de diepte.
Dat hijgen inderdaad het hijgen is 't geenhet uitdrukt, behoeft geen byzondere aan-
merking. Maar wel, dat uit dit ophalen desadems heffen en in 't algemeen de adfpiratiein hoog te bevatten is.
De I.
Van deze vokaal is de indringende fcherpte
reeds by gelegenheid van de e opgemerktZoo maakt zy ons oude icht, dat is i-icht,voor pijn; en dit pijn zelf is be-í-ing. Evenzoo is ijk (d. i. ingedrukt merkt)) i-ig, ijver,doordringing , iji (d. i. i.-el) doordringend ,dat op haast toegepast wordt. En ijs is
natuurkundig benoemd , als naaldfchieting.Dus ook is 't met in.
Wat
-
22
Wat de j aanbelangt. Waar zy niet eenbloote overgang van vokaal tot vokaal is, iszy of een Poort van bloote verhemelt-adfpi-
ratie of een verloop van de g. Het eerfteheeft plaats in ons jaar dat flechts aar- (ofoogstkring is. Even zoo in jong, dat ei-genlijk an-ig, d. i. an-gaande aanvangendeis , en het Engelfche you, het jou van onsgemeen voor u. Het laatfte in jy voor gy,
jammer voor ge-arm,jonste voor ge-onfte, enz.Van de verwisfeling dezer konzonant met
de cl en g fpraken wy op de letter c.
De K
behoeft desgelijks na het aangemerkte op cons niet op te houden. -- wy voegen daar
flechts de waarneming by, dat zijne voor-
zetting voor de 1 en r, niets anders dan eenfamentrekking van de voorfylbe ge met dezeletters is. Men zie voorbeelden in mijne
Geflachtlijst der Naamwoorden.
1)e
-
2:i
De L.
De tongletter drukt natuurlijk door de losfe
flingering van dit fpraaklid de losheid , de
lengte , de flapheid, het hangende en lab-
berende uit , daar aan eigen. Tot voorzetfel
dient zy in ons Nederduitsch niet, maar als
uitgang brengt zy eene middelbare werk-
fchappelijkheid meê tusfchen dader en lijder.
Men vergelijke g 31.
Als tongletter verwisfelt zy met haar mede-
tongletter r, en by ftij fheid of te groote
dikte der tong ook met de n , ja zelfs wel
wordt ze tot j.
De M.
Deze letter , de fterkfte drukking en vol-
komen fluiting des adems zijnde, drukt ei-
genaartig kracht of vermogen uit , drukking,
making, verdoving, en verftikking. Verlengd
neemt zy in de opheffing de blazing van
b, p, of f aan , die in haar onmiddelijken0..+
-
24
overgang tot de tandletter altijd eenigzins
gehoord wordt, en by eene plompe uitfpraak
zeer kennelijk is. By een diktongige uitfpraak
van de in de keel geklemde n, waarby dannoodzaaklijk de fpanning der wangen door
een vastfluiten der lippen vereischt wordt,
wordt de adem hierdoor 'weêrhouden , en
zoo zegt men m voor ng; en dus is de uit-gang dezer ng niet zelden in m overgegaan.Waarvan zie Nieuwe Taal- en Dichtkundige
Verfcheidenheden IV. Deel.
De N.
De n , drukking tegen 't verhemelte , iseen klemming, meer of minder vast naar mate
zy nader aan de keel of aan de tanden gevormd
wordt. Zy brengt dus het denkbeeld van
aandrukking , aankleving, hechting , meê , en
van daar ons koppelwoord en. Verdubbeld ,
van een drukking ter wederzijde, en zoo van
een holle omvatting. In de keel geklemd tot
ng eene influiting die nog iets meer danomvatting is. Vergelijk § 94 , 3g, 99. Sterk
te-
-
tegen de tanden gedrukt en ontflippende in
nd drukt zy de beweging van werking uit.
Hiervan onze deelwoorden in nde uitgaande,
§ 67 en aanteek. ii. — Sterk is 't onderfcheid
tusfchen de voorfylbe on en ont welke laatfte
eigenlijk and is. On ontkent, maar dan is
de n, even als in niet, geen verhemelt'-
maar neusletter , en fluit den mond om den
adem een anderen weg te doen nemen. Ont
daartegen is aanvang van beweging of wer-
king als voorzetfel even als in uitgang der
woorden. Op zich-zelf als vrije prwpofitie
befchouwd is ont en and ftrekking; dus is
onthier, tot hier ; andwoord, toe-woord.
Schoon oorfpronklijk neusletter, moet men
echter niet met de verfranschte drijvers die
g ,een Neêrduitsch meer kennen en door den
neus pratende neuswijzen zijn , gelooven , dat
ze in onze Landtaal nog neusletter is. Ze is
het even zoo min als de ontkennende f het
by ons is, waarvan IV. Deel der Nieuwe T.
en 0. Verfch. bladz. 6o en volgg.
De fluitende n, zuiver of middelbaar zijn-
de , verliest zich licht in de vlugge uitfpraak ;
doch het is even zoo zeer een verkeerdheid,
haar
-
26
tiaar te fterk te drukken , als de tegenwoor-dige pedanterie der Siegenbekianen nu in-voerde, als haar te onderdrukken. 't Laatftehad in de Anifterdamfche uitfpraak plaats ;nu geldt hier het oude
.Dum vitant ftulti vitia, in contrarie currunt,
en het tegenwoordig apengeflacht bootst alledwaasheden na.
De O.
De o toont en drukt rondte uit, en alge-meene uitzetting of zwelling. Natuurlijkeinterjectie of kreet van verwondering zijndedrukt v dus ook het groote en fchoone uit.
Dus ook hoogheid. --- Met geen vollen galmmaar bekrompen uitgesproken , wordt zy eude open o der Hoogduitf cheren , en doordezen overgang by meer verbreeding en ver-platting der fpraakbuis van den mond, zelfstot e. Hooger tegen 't verhemelte klinkendewordt zy au, en, met meer geopenden mond,a. De tusfchenklank tusfchen de ronde vor-
ming der o en au is de hol-heldere die zy.in
-
')7
in klok, toch, en in 't algemeen niet over-
gang in een keelletter heeft. Natuurlijk is
deze famenftemming met de keelletter, want
deze hol-heldere galm hangt af van een
meerdere fpanning van 't verhemelte, die na
aan de keel gefchiedt, en meer voor in den
mond geene plaats kan hebben.
Verlengd fluit zy zich met de j, in ooi,
om de zelfde reden, en niet met de iv of
u, met welke zy , enkel , tot een diftong
famenfmelt.
De tweeklank oe, fchoon elders verwardmet ons eu, is een fluitend geluid , als de
Duitfchers aan hun u geven , maar zoeter
en zacht. Meer tegen 't verhemelte gedrukt
en dus verbreed , wordt het oei , 't geen dekreet van pijn en verdriet is, en , met de
blazing daarvoor, verachting. Hiervan niet
flechts foei met de lipblazing, maar ookknoeien met de keelblazing. -- Vermoeien en't oude vernoei (vernoy) toont het verdrietigealleen, en ons moede is eigenlijk moeie ,
waarvan ook vermoeien en moeite. Stoeien
is vermoeiend fib-en d. i. worftelen uit fpeel-
zucht. — Doch dikwijls is deze i de j vanbloo-
-
98
blooten overgang tusfchen vokalen , als inbloeien en groeien, gelijk in andere woorden
e w is.
De P.
Deze letter is een fterker b, of fluitende
f, en trekt fterk naar de m , maar metminder breedte. Als voorletter toont zy plet-ting , en dus kracht, en van daar, gezag:maar dikwijls is zy een bloote famentrekkingvan het voorzetfel be met de fterke voorlet-ter eens woords. Met gefpitfte lippen uitge-fproken toont zy een punt , en drukt punt,
en van daar, indringing uit, en geene ftoo-
ting als de t medebrengt.
De Qu.
Deze letter , by ons afgefchaft , fchoon tenonrecht, geeft een zijdelingfche bewegingaan den adem , en drukt uit dien hoofde
fcheef heil , draaiing, zwakte , en ongemaku lt.
-
29
uit. Inderdaad is de q flechts een k , maar
niet op zich-zelf (taande, is zy met de u
eene meer gutturale en inniger klank dan
kw dat eigenlijk 't voorzetfel ge voor de w
is, die voor in den mond gemaakt wordt
en breeder klank heeft.
De R
ruischt of ratelt in de uitfpraak, en drukt
dus noodwendig een voortgaand geluid uit ,
en zoo , tevens ruwheid , en ook voortgang,
en haast. Tot deze hoofdpunten is de toe-
passing der r te brengen , als men er de
zelfftandigheid des werkers van eenige doe-
ning by voegt waar zy fluitletter is. -- Daar
alle beweging verfchillende in (trekking kan
zijn , hangt deze bepaling van de vokaal af
waarmeé de r verbonden is, en ligt niet in
dezen medeklinker-zelven. Met de o als ver-
heffing (zie op deze letter) drukt de r rijzing,
uit- of opfchieting uit; met de e, een gelij-
ken en vlakken voortgang ; met de a , een
fterk rechtftreekfchen naar een bepaald uiter-fte;
-
30
fte ; met de a, een onefrenen ; met de z,een aan fmalte bepaalden doorloop. Zoo isgroot , ge-ro-et ; rede en reden toont zich-zelf;raken is ra-igen , raden is ra-en , raam isra-ing, raw, firuik, enz. brengen oneffenheidmeê; en richel, riegel (grendel) zijn uitdruk-kingen van fmalle lengte. Men moet echterde verwisfeling der vokalen uit andere oorza-ken in aanmerking nemen, als door welke dezekarakters licht uitgewischt worden; zoo welals de verfcheidenheid van toepasfing; en wykunnen bier alleen in het algemeene blijven,liet geen in 't byzondere wel altijd waar is,maar niet altijd even erkenbaar, en oefeningin de ontwikkeling van woorden en vandenkbeelden eischt om gevoelbaar te zijn.
Als voorzetfel is de r herhaling , even ge-lijk zy 't in den uitgang van frequentativenis. In andere talen met de e achter zich ,in de onze met de e voor zich, welke als zyde h voor zich heeft, te rug ziet. Zoo is't met herhalen , herdoen, enz. en zoo is't desgelijks met het Latijnsche heri. Met
ons weér dat wy kwalijk als een famentrek-king uit weder befchouwen, ('t geen in tegen-
deel
-
3 1.
deel een tmefis van weer is ,) is het even
zoo , zijnde deze twee adfpiratien van keel
en van lip door beider vluchtigheid dikwijlsvermengd geworden, gelyk de Oude Noordfchetalen ze ook famen voegen in wh of hw; eneven zoo wordt dat her ook ver by ons ,waardoor wy b. v. tweederlei verdoen heb-
ben, naaislijk als herdoen, en als te niet doen.
Sluitende verfterkt zich de r door de t,
daarin eindigende. Dus is een veinzert ftcr-
ker dan een veinzer ,, en fluit het veinzenmeer in hem op als vaste eigenfchap. Een
grijzer is die grijst , dat is grijs wordt; maar
een gr jzert (nu zeggen wy , en kwalijk ,
gr jzaart) is wien de grijsheid tot volftrekteeigenfchap en kenteeken geworden is. Men
zie over dit aart en ert, de Aanteek. q onzer
Verhandeling over de Geflachten.
De S.
Deze fisfende en fmeltende letter , wier
onderfcheiding van de z altijd in de toepas-
fing gedobberd heeft, drukt week- of zacht-beid
-
32
beid uit, en daarvan vervrouwelijkt zy de
woorden, of maakt ze tot adjectiven.
Desgelijks drukt zy uitbreiding uit (een
gevolg van finelting) , en verfterkt ook door
het fterk aanzetten tegen de tanden , vooral
door daarby af te glijden tot de vorming
der t, het geen dus als fluitletter de uiterfte
kracht eener hoedanigheid uitdrukt, die men
den fuperlativen graad noemt.
Met ch aangezet ('t geen een holte mee-
brengt) drukt zy, door de vorm die de tong
daarby aanneemt, het fcheppen uit, en van
daar is ook de uitgang fchap, als in maag-
fchap , wetenfchap , een volle bevatting te
kennen gevende.
Van de p opgevolgd perst zy natuurlijk de
klieren van 't fpeekfel, en drukt dus dit
vocht uit, dat, voor in den mond vergaderd
by 't openen van dien, fpuwen is. Volkomen
uitdrukking, terwyl het 7rlvely flechts de uit-
werping teekent door de famentrekking van
't voorfte des monds, waaruit Alarm voor
plooien is. 't Onwillig ontfpatten des fpeek-
fels geeft op gelijke wijs het woord (patten,
en by 't ronden der lippen, fpuiten, en by
meer
-
33
meer vernaauwde opening , fpièn of fpijen;welk woord ook overdrachtig op 't zien toe-
gepast is, om dat men dit, uit cen valfche
Filofofie , in een uitfchieting van ftralen uit
het oog deed beftaan. Vroeger was men
wijzer toen men 't zien noemde ('t geen ook
gebleven is) dat intrekken of ontfangen der
lichtftralen van buiten beteekent , en 't zelfde
met tiën (Hoogd. zihen) is. Doch wy kunnen
bier dit niet naar eisch uitwerken.
Sterk uitgefproken verfterkt en verfnelt zy
als voorzetfel. Dus maakt zy van dreven en
drijven , Eireven en Jirjven; uit welk laatfte
firibbelen is.Eene andere is de ontkennende neusletter,
van welke onze Nieuwe Taal en Dichtkundige
Verfcheidenheden IV. Deel , bladz. 6o.
De ch, door de Franfche fmelting waarmeédeze letter by Franfchen en die een verroeste
of verharde keel hebben, wordt uitgefproken,
verandert tot de vorming van fj, en zoo doet
ook de Italiaanfche g voor de i. (De finel-
ting der Franfche g is zachter en door onze
lettervorming niet uit te drukken.) Van daar
is 't dat wel eens in fommige onzer woorden3 cht
-
34
cht tot ft is overgegaan , waarvan in deGrammatica.
Van de verwisfeling met de Engelfche th,
en tf, en d fpraken WY op de d.
De T.
Één van aart , maar krachtiger dan d , isdeze letter, door hare vorming-zelve de uit-
drukking van footing en fluiting. -- Alszoodanig toont zy aan , en geeft ftrekking
naar een voorwerp te kennen. -- In de eerfte
betrekking toont zy het ophouden van een
beweging of werking, en teekent dus als
fluitletter het participium praeteriti van een
werkwoord , als gefterkt, geftraft, gevattet,
geweest. En zoo ook de tweede perfoon in
een werkwoord , als ftuitende op hem tot
wien men fpreekt de werking welke men hem
toefchrijft , gy doet, du doest. Van daar
ook de woorden in te uitgaande, als geftalte,zwaarte , diepte , begeerte.
Als voorzetfel by werkwoord of adjectief ,
het zij faamgetrokken of afzonderlijk, verfterkt,
drukt
-
35
drukt of floot zy desgelijks , en zelfs in een
maat , die tot het hoogfte uiterfte , ja tot
verwoefting toe , ftrekt. Van daar treden ,
van reden , voortgaan ; trillen , fterk rillen ,
te veel, te (laan (oudtijds voor ons verflaan,)en zoo honderd woorden of uitdrukkingen ,
van vernieling of van verdelging , waarvan
Huydecoper op M. Stoke , als te gaan, te
breken , te flooren, enz.
De oude famenvoeging van if tot verfer-king der fisfing, nu geheel onnut , daar de
f niet meer tot de zachter fmelting gebruiktwordt, maar deze nu alleen aan de z geeigend
is, maakte voorheen overgangen van t in f,en men zei fop voor top. Niet te min fmelt
de t in Latijnfche en Franfche woorden voor
de i, wanneer 't Italiaansch daarin de zheeft ; dat is, wanneer dit ti , van eeneandere vokaal gevolgd , op zich zelve eene
fylbe maakt als natie van natio, intentie van
intentio. Doch wanneer het woord als zuiver
Hollandsch erkend en aangenomen is, fchrijft
men 't met if en verlengt de vokaal daarvoorals ftaafie, predikaa fie; liet geen Diet ver-ward moet worden met onzen uitgang dje ,
* 3 als
-
36
als in paadje , bosfchaadje , waarin ij e.éncletter maken , terwijl die tf twee letters , tot
vcrfchillende fylbe behoorende , zijn.
De U.
Van dezen klinker zullen wy alleen aanmer-ken dat hy dof en fleepende is, vooral , metzich-zelf verlengd of eenigzins geaccentueerdwordende. Hy voegt daarom in het nu vaan
den tegenwoordigen tijd , en in during. Onze
Ouden verfterkten hem met de i (of y) en
fchreven dus b. v. Neptuin , voor Neptunus ,in plaats van Neptuun, en zoo ook in Neêr-duitfche woorden. Men kent den klank die
ui tegenwoordig by ons heeft als diftong.Maar door deze verandering van uitfpraak isveroorzaakt dat wy thauds zoo weinig woor-den met de lange of dubbele u hebben ,
als vuur, muur, zuur, en wel alleen dezulke die oudtijds tweefylbig waren en uitu-er faamgetrokken zijn. — De naauwe ver-wantfchap tusfchen o en u is kennelijk, enzoo ook , dat ons eu een midden tusfchen
de-
-
:37
deze , en tevens ook tusfchen e en u houdt,fchoon dit eu en dat eu niet volkomen de
zelfde klank zijn, voor die wel oplet, goeduitfpreekt, en zuiver hoort. Maar men hoortdeze klanken even weinig meer zuiver alseen zuiver Hollandfche vorming der v , waartoe wy nu overgaan moeten.
De V.
De ware zachte en eigenaartige uitfpraakder Nederlandfche v, is verloren en verhoog-duitscht. Niet flechts hapert het aan deopvoeding die ze niet meer kennen leert ,maar ook aan de genoegzame beweegbaarheidder lippen , die den uitgaanden adem niettot de juifte lijn van fchaving op de onderlipbepalen kunnen, of , dan de onderlip tevensverbreeden als de Franfchen doen die er op
deze wijs w van maken. De v is een blazingen drukt dus een (van ons) afgaande bewe-ging uit , en wel eigenlijk nederwaarts af-
gaande , waarom af (eigenlijk en oudtijds ave)zoo wel benedenwaarts in 't byzonder als
an-
-
38
anders van iets verwijderend beteekent , en
vallen een beweging van boven naar benedenuitdrukt, zijnde een frequentativum va-elen,van va-en , 't Lat. vadere , en waar uit onsandere frequentativum va-eren, varen, is. --Ons voor heeft dezelfde kracht van varen,en ook afgaande van wat achter aan komt of
is; en dit, zoo wel ten aanzien van het ftil
zijnde of rustende als van het van plaats ver-
anderende; want de betrekking is een beweging
der gedachte van 't eene voorwerp tot het
andere , en moet dus noodwendig door eene
uitdrukking van beweging te kennen gegeven
worden.Het denkbeeld van nederwaart gaan of
vallen is ook het geen aan het voorzettel verde kracht geeft om te niet doening of be-
derving te beteekenen. Het andere ver iseigenlijk her ; waarvan op de h en de r.
Ver als adjectief (verre) of adverbium ,toont duidelijk de verwijdering.
Over behoort hier toe, als famenftelling of alsderivaat, van op (Hoogd. auf), van af (in eendoffer uitfpraak , of), waaromtrent ik tot hetgemelde IV. D. der N.T. en D. Verfch. beenwijze.
De
-
39
De overeenftemming van de v met b alsmet f is op deze twee letters genoegzaamgemeld. Voor de meefte indien niet voor allewoorden by ons met vr aanvangende, is heteerre famentrekking van het voorzetfel ,ver. --.Vrucht van een boom is dus ver-ochte vanoefen , en beteekent dus in den grond, ver-rijking , aanwinst. Vrucht als vrees is ver-ucht van ugen ook uwen, waarvan 't Eng.ugly en ons fchuwen is, uit de oude inter-jectie hu trillen , met ons huilen vermaag-fchapt dat eigenlijk fnikken, en famentrekkinguit hu-elen is, ook met het Lat. hui faunen--hangt. Vrees is van het prxteritum van.ijzen, ees (als rijzen , rees), met het zelfdever; enz. enz.
De W.
TV is of blazing, of bloote overgang vanvokaal tot vokaal , of 't geen ik kaakletterzou noemen.
Als blazing onderfcheidt zy zich door uitte gaan tusfchen v en f en in breeder lijn.
Hier-
-
40
Hiervan drukt zy niet eigenlijk blazen (dat
bepaald is) uit , maar waai--ing, wind. Eenzekere rolling van de onderlip daarby , doet
haar ook wenteling, winding, en wending tekennen geven. De verwijding , die de lip
daarby tevens ondergaat, teekent ook wijd-
heid , wijdte , verwijding, doch deze kenne-lijkst by 't gevoel der kaken achtervaart in
den mond, wanneer zy op zijn Engelsch uit-
gebracht wordt. Ook wijsheid behoort hiertoe
als bevatting zijnde, die wijdte onderfielt; enzoo ook weten, dat wederom met vatten overéén ftemt.
Ook wordt daarby , eene golving en (ruuw
gefchiedende) zelfs een ophaling van vocht
uit de klieren gevoeld , waardoor zy en wa-ter, en welling met wat daar aan verknochtis , te kennen geeft. Inderdaad , Aristoteles
heeft gelijk , en 't is altins waar : To' óv6pal- a
14.8141C067ac ic' . — Hoe deze letter met wezen ,en daardoor met waarheid famenhangt is uit
mijne Nieuwe Taal en Dichtkundige Ver-
fcheidenheden bladz. 190 kennelijk.
De
-
,t I
De X.
Deze weet men dat niet dan een famen-
ftelling van de keelletter (het zij k , g, of
ch) met de s is. In onze taal is zy geheel
onbekend.
De IJ
is niet dan een verdubbeling van de i, doch
men heeft er de Engelfche uitfpraak van de
i aan verknocht, die ook by de Franfchen in
de fylbe in aangenomen is. Men verwart in
de uitfpraak dezen klank met dien van ei
welke eigenlijk niets anders dan een helder
uithalen van de heldere of van de fcherpe
e is. Zoo werd de oude uitgang -hede tot
-heid, en zoo is deze, vermeervoudigd, we-
derom -heden. Zoo is het met eed uit ede ,
leed uit lede , dat men eid en leid plach te
fchrij ven met de Hoogduitfchers. Zoo we-
zendlijk is het onderfcheid tusfchen ei en ijook nog dat het een op het ander volt trekt
met
-
4`^̂
niet rijmt, maar ee wel op ei, alhoewel hetzeker is, dat men thands de ei byna als eijuitbrengt, d. i. als ei met de j daar achter.
Met deze j is niet te verwarren de y,
welke niets van dien ei-klank heeft , • maar een
eenvoudige lange i is; by ons noodig, omdat de i altijd kort is.
Men moet ook de uitfpraak van deze y nietvermengen met die van den tweeklank ie ,noch deze voor een verlengde i houden.IVie hoe kort ook uitgefproken luidt niet alswi gelijk onze Ouden fchreven of als ons wy.
Dat de uitgang op j eigenlijk y is, en dusgefchreven moet worden , bevroedt ieder dieweet dat zy een famentrekking uit den uit-gang ige is. Men vergelijke § 69 der Verh.
over de Geflachten.
De Z.
Deze laatfte letter des Alfabeths weet iederby ons een verzachte f te zijn , en niet een
verzachte s. Zy fluit derhalve geene fylbeof woord.
Dit
-
4:3
Dit ftrekke ter nader en algemeener ont-
wikkeling van hetgeen met opzicht tot het
punt der Geflachtregeling in het KORT
OVERZICHT voor mijne GESLACHTLIJST DER
NAAMWOORDEN ten grondlage gegeven is , en
by de gereed liggende Nieuwe Uitgave van
die, eene doorgaande toepasfing vinden zal.
BIJ-
-
B 1.1 11 A 61 E
OVER
SOMMIGE WOORDE N
waarin men over de enkele en
dubbele e en o in twijfel hangt.
Het onderfcheid tusfchen de enkele endubbele e en o is dus verre zeer verwardvoorgefteld, en de fpelling die fints Moonensverfchijning onder de zoogenoemde Taalleer-aars of Taalkundigen plaats greep , deed eralle denkbeeld van verliezen , door dat hydie fpeelen met ee las, het woord niet meer
met de zachte e uitbracht , maar even als
deelen. Dat het onderfcheid wezendlijk in
onze Taal is , is zeker , maar in de uitfpraakis het deels verloren , deels verward gewor-den. Zullen wy het dan geheel opgeven enlaten varen ? Zeker neen, want zoo wordenwy onverftaanbaar aan elkander, gelijk men
't
-
't reeds grootcndeels aan zich-zelven gewor-
den is. Wat dan? In het wilde naar voor-
gangers omzien , die elk hunne bijzondereftads of landftreeks dialekt hadden, die iedernog op zijne wijze uit eigen begrip of aan-wendfel of luim of toegevendheid wijzigde.Ja , zoo komt er een ellendige wurmhoop
uit voort vol verwarring , en waar dan nogeindelijk een greep uit gedaan moet worden,daar men even zoo goed meê had kunnenbeginnen.
Neen , om te oordeelen waar de enkele ofdubbele vokaal te gebruiken zy, moet hetwoord doorgrond worden. En hiertoe moetmen een allereenvoudigst beginfel vasthourden , dat is, dat de dubbele e en dubbele o,waar het hier op aankoomt, geen verdubbelingvan e of o is , maar een tweeklank. Dezetweeklank ligt tusfchen e en ei, en tusfcheno en ou in. Ons meefter is dus meifter ,Fransch maiftre, uit het Lat, magister, onshoog (ho-ig of liever hoo-ig, in famentrek-king) 't Franfche haul, en met het Lat. aliasverwant , naar de vrij gewone famenfmelting
van de l met de voorgaande vokaal tot eenhij
-
46
bijklank als in 't Franfche fol (nu fort) uitfolidus, haume uit bolling voor ons helm ,
fou uit fol , enz. Dezen klank hebben wy ,tegenwoordige Hollanders , lang verloren , en
in alle de Nederlanden is de verwarring der
verfchillende landfpraken , door verhuizingen,
vermengingen , en onderlinge gemeenfchap
zich-zelf ongelijk en onzeker geworden, en
van daar al die nuttelooze excerpten van den
ijverigen Siegenbeek, die voor eene ras voor-
bijgaande gloriole meer gewroet heeft dan zy
waardig was , en thands ook niet meer dan
door den gewetensdwang en verftandverftik-
king der Revolutionaire genootfchappen die.
nog heerfchen , gefteund wordt. Het is waar,
Rotterdam en Zuidholland heeft van die uit-
fpraak iets over , maar Amfterdam , na zijn
bijzondere zoete uitfpraak afgelegd te hebben,
heerscht, en wat onze Zuidelijke broeders be-
treft, kost het aan 't Staatsbeftuur duizenden
's jaars om ze in 't willekeurig dwangjukvan het Siegenbekianifmus te fpannen, het
geen zonder alle te rugflaan van lieden die
denken niet toegaat. Ook is noodwendig en
moet alle gebruik in een taal waar men niet
meer
-
44
meer by denkt , als 't by ons federt een
leeftijd toegaat , onzeker, dobberend , en invele gevallen verkeerd en verbasterd zijn.
Zie daar eene moeilijke gesteltenis. Nietalles is ook te rug te brengen wat eenmaalden verkeerden weg infloeg; en wanneer wy
nu Nederduitsch fpreken kan het het Neêr-duitsch van onzen bloeitijd onder Koning
Willem den II en den edelen Floris den V
niet zijn. Die dit zoekt is dwaas. Schrijven
wy flechts naar de taal die wy vonden , re-delijk en verftandig; wat daar buiten gaat ispedanterie en belachlijk.
Men heeft hulpmiddelen gezocht om de
enkele en dubbele e en o te onderfcheiden ,?n daartoe het verloop van eenige woordenin fommige dialekten of in de gemeene uit-fpraak doen ftrekken. Dit had eenige nut-tigheid, zoo lang men nog de onnoozele kin-deren niet naar de Deïstisch en Onhollandschingerichte fcholen dreef , waar zy ouders enal wat ouderlijk is leeren verachten, en 'tverderf dat het hart onzes Vaderlands aan-greep , onder toejuiching inzwolgen om totFranfche woordflaven en werktuigen der
dorp,_
-
48
domme Ochlogarchie voorbereid te worden.Thands zeker is deze toetsfteen verloren.Doch hy was ook de ware niet meer en konhet niet zijn daar die dialekten fints lang
vermengd waren , en vooral nu niet meer ,federt alle byzonderlijke plaats- geflacht- en
menschwijziging in eene algemeene nietigheidverzwolgen is , die naar niets beter gelijktdan 't gewoel der lijkwurmen op een oudkerkhof waar de dooden met vermolmde kis-
ten dooréén liggen gefmeten. Ga nu heen ,en vraag aan Mevrouw ..... de lesfen vanhuishouding die (gelijk men haar noemde)Grootjen Pancras b. v. aan mijn Overgroot-moeder gaf, en zie hoe gy uitkomen zult.
Siegenbeek echter neemt er fomwijlen enniet zonder alle gevolg zijn toevlucht toe ;begrijpende dat de enkele o en e veelal inBenige Byuitfpraken in eu , ee en ie ontaartis. Zoo is 't : kenning en (peulen hoorde ikmijn kindschheid voor koning en (pelen zeg-
gen , en mienen voor meenen. Maar ook ditbedriegt fomwijlen. Want gelijk ou en anin 't prwteritum tot ieuwv verzacht of ver-
krompen zijn, zoo is er zekerlijk een overgangvan
-
49
van den een dezer klanken in den andere.
Ook was de eigenlijke uitfpraak niet altijd
even kennelijk , hier platter , daar ronder of
boller, en eigenlijk gezegd vloeien alle vo-
kalen en diftongen ongevoelig in e, doorzelfs zeer geringe afwijkingen in den klank-
ladder.
In zich-zelve befchouwd als bloote te
kennen geving der letterfiguur van de in
den mond te vormen letters, moet men noch
van de fpelling te veel vorderen , noch daar
een te groot belang in ftellen. Wanneer
de Engelschman o, n, e, wan fpelt , hebik er vrede meê , fchoon ik het wel niet zoo
volftrekt dwaas als ligt met gt, of bloeien
met oefen , en inderdaad oud en achtbaar ,
maar echter met den tegenwoordigen ftand
dier taal niet overeenkomftig vindt; en ik
acht het een onlijdelijke dwang dat men in
1/laanderen niet meer dwaesheyd zou mo-
gen fchrij ven , fchoon ik Profesfor Siegen-
beek gaarne toegeef dat onze tegenwoor-
dige dwaasheid hooger uitklinke en den bo-
ventoon houdt. Mijn Grootvaders fchreven
ook zoo , en zouden de aa naar het dolhuis
4 ver-
-
50
verwezen hebben. Maar 't gebrek aan ge-
noegzame openbare geftichten , brengt meë
dat neen (indien de bevolking niet zal uit-
fterven , en de meefte huizen in de fteden,
gelijk toch reeds gezegend voortgaat, tot af-
braak worden) de gekken wel verftandig
moet rekenen en de dieven eerlijk maken ;
waartoe ook de inrichtingen thands wél ge-
troffen zijn. Zeker, wy zullen zoo voortgaan-
de ons zeer wel met de aanftaande Republijk
van Botaniebaai kunnen verbinden zoo dra
zy in 't hoofd krijgt zich onafhankelijk te
verklaren, en ik twijfel niet of het onder-
handfche traktaat zal wel reeds hier of daar
in den maak zijn. En als de kollecte voor
het Griekfche duivelenras voorby is, zal men
daar ook wel penningen voor opzamelen.
't Hapert nu flechts nog aan een aanbeveling
van Franfche Journalen.
Wat my betreft, ik begon mijne eerfte
intrede in de dichterlijke wareld al vroeg
met de altijd verdubbelde klinkers by mijns
Vaders later tijd in Amfterdam en ook elders
algemeen geworden. Weldra achtte ik die
verdubbeling onnoodig en ik fchreef met en-
ke,
-
5 1
Iele klinkers , zoo lang ik in de oude taal
geen genoegzaam inzicht had. Van de maat-fchappy der Nederlandfche letterkunde, waarde kundige en welmeenende Fr. van Lelyveldfecretaris was, volgde ik de fpelling door hemaldaar ingevoerd , en die zekerlijk (op enkelepunten na van zeer weinig belang) wel indit opzicht ook de beste is die tot nog toe
beftond. Druk- en fcllrijffeilen, by mijne al-tijd overhoopte bezigheden niet te vermijden,afgerekend, zal men die in mijne fchriftenregelmatig vinden. En tot nog hield ik mydaar aan , en ben er ook voor om ze aan tebevelen. Een zekere algemeene overeenftem-ming in het geen goed is, uit eene infchik-kelijkheid die 't rechtfchapen hart eigen is,mag bevorderd worden als nuttig , daar nietieder tot de gronden kan doordringen: fchoonvolftrekte eenparigheid onder menfchen tothet verfoeilijkfte behoort, wat de booze totverwoefting van hart en verftand heeftkunnen uitvinden. Siegenbeeks afwijkingenvan deze fpelling der Maatfchappy zijn ookzelden te wettigen , doch zy zijn weinig.
Wy zullen de woorden door hem in betrek-* 4 king
-
52
king tot de enkele en dubbele e erg o by- ge-.bracht , en met de geleerdheid die hy daarby brengen kon, opgefierd , hier één voor
één opnemen.Omtrent BEER heeft S. volkomen gelijk.
Maar waarom ? 't Is omdat het woord een
uitfpraak tusfchen e en a vordert die 't fre-
mere van 't Latijn uitdrukt , en dus eenzachter ei is.
BEGEËREN heeft zijn dubbele ee niet, omdat
het als begeiren (fchoon flaauwer) zou klinken;
neen., maar om dat het een famentrekking is
van bega-eren, waarin ae tot éénen klankfrnelt, die naar ei trekt, gelijk de Hoogduit-fchers daar ook hun geur van hebben by
ons tot gier faamgetrokken. Dat zy die eenwoord niet innig en in zijn oorfprong ver-ftonden , in twijfel geraakten, moet ons niet
verwarren.DEREN of DEEREN, is even zoo de-e-ren van
de-en en het hangt dus famen met dier,carus. Het is gevoelig maken en dus
is ver-
want met teder, en van daar s 't fmari
doen , en hiervan geeft het ook oorfprong aan
deerne, dat is tedere of die tederheid opwekt,waar-
-
)3
waarom 't ook een woord van a fictie is , en
dat deelneming opwekt en liefst met onnoo-
dele verbonden gaat. Men fchrijft het dus
met ee als faamgetrokken uit e-e; maar de eevan diftong heeft het sliet gelijk heelen byvoorbeeld. Ik voor my zou met de Maat-fchappij der Letterkunde wanneer Lelyveld
haar nog bezielde , de ee verkiezen , als alom
waar famentrekking van vokalen is, maar kanieders verkiezing licht inwilligen, mits zy nietuit voorbeelden van onkundige of acliteloozeaffchrijvers geput is , waarvan wy de oor-fpronklijke niet hebben. Wat wil b. v. hetaffchrift des lekenfpigels van Clignet zeggen ,thands by het Inftituut daar ik er onderken , niet in alles overeeriftenmend. Wywillen deze aanmerking niet fterker aandrin-gen , dan ter verklaring der zaak. Want hetzelfde zoo men dit als grondbeginfel aannam,zou ook de verdubbeling der a en der uwettigen, die men nu overeengekomen is ge-heel te verwerpen. Sparen toch is fpa-eren,duren is du-eren, en zoo menigte. Inderdaadis ook de v okaalklank in zich-zelf te vluchtigom hem altijd juist te vatten.
GE-
-
54
GELE , GELUWE , 't zy zoo. Maar waarom?
om dat het woord uit go oorfpronklijk is
waar van goud en guld , en de o nooit ee
wordt, maar e.
GENEEREN (Hoogd. nahren) is voeden , en
faamgetrokken uit na-eren, zoo wel by ons
als in 't Hd. uit naheren, dat is aantrekken ,
eigenen , waarin de voeding door de fpijze
beftaat. Kwalijk derhalve wil S. hier de
enkele e. Maar hy heeft dit geheele punt
van famentrekking voorby gezien. Nu hy
mag wat ftikziende zijn, wie neemt het hem
kwalijk?
HEETEN. Dit woord ten minfte fprak in
mijn tijd ieder een hieten uit , en wie kan
dan twijfelen? Ook het adjectief (in het Hd.
heifs) lijdt geene bedenking.
KELE. Noodwendig even als gele. 't Is
gol-e.KEEREN met de dubbele e. 't Is hier we-
derom een frequentativum ke-eren van ke-en
dat oudtijds werpen en opf uiten was , en
dus is 't op- en weeropwerpen of fluiten.
Zoo ook de Maatfchappy in haar tijd.
KETEN. Zekerlijk de zachte e. Maar waarom?Een-
-
Eenvoudig om dat het een verbastering van
't Lat. catena, uit het thema ca, omvatting,
verbinding is.KNEDEN , met ééne e. Recht , Siegenbeek.
Wist ge dat het eigenlijk ge-neden is enmet nodus verwant, het zou er niet te flim-mer om zijn , maar ten minfte is het woordhier niet verknoeid.
KWEKEN is vrij twijfelachtig. Dat S. zichhier naar de Maatfchappy van Letterkunde inhaar bloeitijd fchikt , is ook loffelijk. Echtermoet ik opmerken dat het woord niet uitge-veeeken, maar ge-wekken (dat is excitare, _educare , optrekken) is: het geen de enkele evoor zou (taan , zoo wel als dat het metkwik van éénen oorfprong is,
MENIGTE is van man, en zekerlijk met eerreenkele e te fchrijven.
ONTBEREN. Die weet dat onze Ouden oor-boren zeiden en het voor het zelfde woorderkent, zal aan de enkele e niet twijfelen.
PEREN. Met de enkele ea Want dat deFranfche poire hebben is eigenlijk een blooteadfpiratie aan de i van pirurn toegevoegd om't van hun pire te onderfcheiden.
-
56
SCHEREN , dat dit woord met de a in fchar,
ren , en de o in gefchoren , en eu in fcheu..
ren verwant is en dus de enkele e heeft,
eischte immers geen twee bladzijden gehaspel
of gerafel hoe zal ik het noemen?
SLEEPEN. Dit woord met ééne e , hoe!
Zoo moest zijn prxteritum geflopen (ten minfte
geflepen) zijn. Dit gelijkt nu nergens naar.
Een fleip zei men voorheen.
SMEREN en SMEEREN zijn beide goed, maar
verfchillende woorden. Het laatfte is voller
van beteekenis als faamgetrokken uit fine-eren.
't Oorfpronkelijke is fineren en met [met,
maden, enz. verwant. De Maatfchappy ge-bruikte flechts (meeren.
SPENEN. Met de enkele e, als van fpa-en.
TEDER , met de enkele e, zie deren. Hierfchijnt Lelyveld zich bedrogen te hebben.
TELEN met ééne e. Te recht : doch ook
TEELEN is te wettigen als frequentativum
te-elen. 't Is producere en de kracht zit in
de te die met to verwant is en waar uit tot
en toe , voorzetting uitdrukkende.
TEREN van tar, en TEEREN als frequentati-
vum te-eren, en zoo verteeren, leering, fchoon
-
57
niemand misdoet die tering fchrijft als uit
het primitivum dat druipen of Emelten be-
teekent.WEEREN van VIIK man, WEREN van war,
zijn beide te dulden. En ik beflis niet.ZWEEREN en ZWEREN zijn niet eenerlei. Het
laatfte is verbinden , het eerfte bevestigen
doch eigenlijk is zweeren een frequentativum
zwe-eren, terwijl zweren van zwa-en is ,
waaruit zwachtel , zwager, enz.
ZWEEREN , voor etteren is zweren of zwee-
ren, naar men 't opvat; ik zou echter hierin
voor de dubbele ee zijn als een doorgaande
werking, en frequentativum van het Thema
zwe, waar uit ook zweeten is, 't geen men
zwieten hoorde uitfpreken, gelijk 't oude Jute,
nu zoet, ook by de Engelfchen fweat (d. i.
zwiet) is.ZWEVEN eischt de enkele e, 't is eene ver-
fterking van weven en wuiven, 't geen de
verwantfchap dezer e met de o aantoont.
BETOOGEN. Toogen is trekken in alle toe-
pasfing, en eigenlijk to-igen van to voortgang
in een vaste richting. Zie boven. Hiervan
is toogen goed , zoo dra men deze fylben uittwee
-
58
twee faamgetrokken, een dubbele vokaal toe-fcllrijft. En dit is het punt waar 't op aankomt. Verlaat men dit , zoo vervalt er vrijwat , van 't geen aangenomen is.
BLODE en BLOODE zijn verfchillende woor-den. Het laatfte is tirnidus animi en vanblouwen , (flaan) en dus is een fynonymumvan verflagen. Het eerfte daartegen is vanhet wortelwoord lo , waar van lo-en , gloed ,en zoo , roodheid , en beteekent dus de blo-zing, die van 't zelfde thema is, en ook eerreenkele o heeft.
BOREN van baren in geboren, en ook voordragen , heeft zekerlijk de enkele o. Maarboren , doordringen kon bedenklijker zijn.Echter zie ik geen genoegzame reden om hetniet voor het zelfde woord te houden, alszeggende eigenlijk in beteekenis ontdekken,fchoon dit door indringing gefchiedt. Zieonze Byvoegfels op boor.
DOLEN. Indien men dolen het zelfde metdollen acht , dat is draaien , zuizelen , is deenkele o buiten twijfel gevestigd. Zoo men't voor 't frequentatief do-elen houdt, komen
wy weêr tot het oude punt, Wat is do-en?Hier
-
59
Hier komt de geheele vraag op neder. Hangt
het famen met douwen (duwen) en met dau-
weten, 't geen men van doffe en daardoor
trage menfchen zegt? Zoo fchijnt het. Maar
is dit douwen wel eigenlijk een tweeklank ,en niet bloot do-en, doven en doven waardof van is? Hoe het genomen wonde, 't is
echter en blijft een frequentative famentrek-
ing.
GEDOGEN is lijden en heeft de enkele o.Maar DOOGEN is een ander woord eigenlijk
daugen en beteekent goed zijn, en 't vordertdus eigenlijk de dubbele o. Dat men deugd(d. i. dógede) zegt ftrijdt hier niet meertegen dan dat men verheugd van hoogzegt : want dit heuge is huge, 't gemoed, enniet (als men aanneemt ,) hoog, en even zoomag deugd voor de huge ('t gemoed) gehou-den worden, want inderdaad beftaat zy daar
in , en niet in eenige daad. Onze afleidingen
gaan zelden diep genoeg; ook veranderen de
woorden allengs van beteekenis door het ge-
bruik: en van daar eene onregelmatigheid die
niet te weren is.
Dat GENOOTEN aan eene o genoeg heeft blijkt
uit
-
60
Glit genot. Ook maakt de ie van de worteldes werkwoords geen preteritum in oo liet
geen hooger klinken zou dan liet praefens.
Even weibig moet men vloten met twee o
fpellen. ik zou dus hier wederom van Le-
lyveld verfchillen , zoo 't der moeite waardis. Ik merk daar by nog op, zoo de uitfpraakeu de enkele o kenteekent, wat is korneut(kornuit zegt men gewonelijk) dan keurnoot?
HONEN is fpatten en hiervan honig en ho-
ning. Siegenbeek heeft hier gelijk , fchoon
zijn redenen niets afdoen , en de Maatfchappybet ook anders begreep.
KLOVEN met de enkele o. Dat de Angelfax.ea de dubbele o by ons aanwijst is een blooteopvatting. 't Woord is uit het prateritu m
van klieven, en deze ea duidt dit aan, maarbrengt ons niet noodwendig de oo aan. ikklief, maakt in pra?terito ik kloof, en van dit
praeteritum is ons werkwoord kloven. Diedeze voortbrenging der werkwoorden niet be-grijpt, begrijpt onze taal niet. Wat wil menMS A.--S voor Neêrduitsch opdisfchen? Moetde zuster juist haar broeders baard hebben ?
Dat KOZEN de enkele o heeft, toont kenzelen.Doch
-
6 t.
Doch die eu is meer dan eens als een twee-
klankklank aangemerkt, daar liet echter integendeelflechts een verminderde klank is. Dit heeft
meer verwarring gemaakt.Waarom KROONEN als reerv. van KROON'
de dubbele o juist zou moeten hebben , waremoeilijk te zeggen. Vooral daar 't hetzelfde
woord met ons kruin is. Daar was by onze
Ouden in 't overnemen van Latijnfche woor-den geen vasten grond. Volgen wy in zulkewoorden een ftandhoudend gebruik , wy mo-gen , maar niemand moet er een Hollanderwet van maken, noch den Napoleon in de taal
fpelen. Doch hiervan nader op perfonen. --
Zeker is het intusfchen, dat het zich daardoor
beter van kronen (anders kreunen) voor flaauw
zuchten of kermen, onderfcheidt.LOOCHENEN dient met de dubbele o gefcbre-
ven te worden op dat men 't geen lochenen
uitfpreke; want de ch verheldert de vokaaldie er voorgaat door dat zy er zich in oplost.
Zoo is het met lachen , prachen , 't oude
gechen , met rochelen en ruchelen , enz.Maar men moet er de botte uitfpraak van
oo, naar au trekkende , niet aan geven.No-
-
62
NOPENS vordert eene o, als meervoudig van
nop. Maar NOOPEN met oo is prikkelen. Goth.en Run. ftenimen hier ook in. Kwalijk wil
men nopens, eigenlijk nopends, (dat is roe-
rende) tot dit noopen brengen. 't Behoort
tot nop, knoop , en is het Lat. pod attinet.
PERSONEN hebben in 't Nd. zoo weinig een
tweede o noodig als in 't Latijn, en als Rome.
Waar is het , dat kroongin ingedrongen is
met twee o ; maar de oorfprong hiervan was
in dit werkwoord van het meervoudig naam-woord te willen onderfcheiden. Deze zuchtheeft veel verwarring gemaakt, en was meestalgeheel noodeloos. De grond hiervan beftondin 't begrip dat een verbum nominale het
naamwoord daar 't van gevormd was, volko-men moest uitdrukken. Te onrecht. Het
woord kroon beftaat eigenlijk niet ; het is
krone. Zoo fchreef men dan ook flaaven
voor 't werkwoord van (laaf gemaakt. Waargeen tweeklank is komt geen dubbele vokaalter fluiting van een fylbe te pas. — OnzeBijbelvertalers ftelden zich voor de Griekfcheeigen namen volftrekt getrouw uit te druk-ken , en van daar fchreven zy Roome. --
De-
-
63
Deze naauwgezetlleid was loflijk in dat werk,
maar verplicht ons even weinig als zy daardoor verbonden werden om Petros of Joan-
..nees te fchrijven.
POGEN heeft geen dubbele o in ons Hol-
landsch. POOGEN is eigenlijk Ylaamsch, welkedialekt genegen is eenigzins meerder galm aan
aan de o te geven , dan wy doen. Huna-zelve trekt eenigzins naar den o-klank.W'Vy (preken platter , zy ronder. Men ver--gunne en hun en ons elks vrije land- envolksdialekt.
ROZE vordert zekerlijk de dubbele o nietmeer dan blozen. 't Woord is ook niet van
rood maar uit het Latijn. Onze Landaart
kent den eglantier, maar de eigenlijke roosis er niet oorfpronklijk.
SCHROOMEN eischt de dubbele o om datfchroom fchro -ing is en dus famentrekking.Het fchreumen is wanfpraak en niet uit de
open o, maar uit den tweeklank oi verbas-tert. Het geen wel onderfcheiden moet wor-den. OI is ui maar niet eu , ondanks alledialektverwarring.
SMOKEN heeft genoeg aan eene o, fchoonhet
-
G 1
het (als Jino-igem zijnde ,) met de dubbele ate wettigen zijn zou ; doch de veelvuldigefatnenvoeging van rooken en fmoken heefteen foort van rijm daarin doen zoeken.Smoken hangt famen met finaken, dat dewarme damp tot het verhemelte opgaande ,uitdrukt. 't Is duidelijk het zelfde met hetGr. Plu 'xesr, en tevens met fmingen,finots, enz.
SMOREN , vordert eene o, geen twee. Dochals lino-eren befchouwd , laat het die toe ,
even als (meeren de dubbele e.
Aan SNOODE geeft men de dubbele o. Ikzou het echter aanmerken als met fnedigverwant , en hoor er geenen tweeklank in.
STOREN , flenren by ons gemeen , duidt deenkele o aan. De dubbele kan het echteraannemen als fto-eren. Hoe het zy, ik houde't voor na verwant met fluwen en fiouwen,en ben dus in geenen deele tegen de oo indit woord , maar hou beide voor goed in
zich-zelf. -- Doch waar blijft dan de eenpa-righeid? — In de Pausfelijke onfeilbaarheidvan Siegenbeek en die zijn afgod aanbidden,en de befpottelijke Agenten-inquifitie van
1803 en 1804.STROO-
-
bJ
STROOMEN, Strom is verfpreiden , eii hier-
-van is firo-ing, tot /troont geworden. 'I n
tchrij v e 't dus met verdubbelde o ,
pretre 't vooral niet uit met den bollen l^jr rrearl kooien , c°au lus.
TOONEN (ostendere / lijdt geen twij 1ejhet meervoudige van toon als 't Lat. fohu,
beeft zekerlijk (reet wat bygalrn men lie t, hierof Liar optieren mag) niet dan de enkele o,
'Vergelijk perfoon en Rome.
Ti RONEN (luiden even weinig de dubbele 0.i; c hhe\reesd is dat men 't met tronie ver-warren zou , mag rich helpen zoo by Lui.Als een vreemd woord wilden onze L' i, hí, i
vertaler3s den accent kennelijk inakerr , enN an daar Mtn troonen.
nomnomE behoeft de dubbele o niet.cie in achter de famentrekking uit 0-ing toont,s er de grond voor, nu reeds dikwijls aan-
geroerd. En het koomt er op aan , hoc vert'tien dien wil laten gelden.
f rr WONEN is zekerlijk de eenvoudige o kerm(--^á3, eit alles vereenigt zich om die te bevestigen.
Zoo is eenmaal ingevoerd en heest ietsg leer plechtigs dan zo, Zoo veel is zeker,
daf
-
66
d geen Geen Hollander ooit zo zegt met een kLnk" Or ' t in oude lappen verftikte, maar kennelijk
de o hooren doet, ook waar het geen byzon-
dclen toon vat.
LE YDEN 1826.
-...--.................*----
Ter Drukkerij van G. T. N. SURINGAR.
-
Page 3Page 4Page 5Page 6Page 7Page 8Page 9Page 10Page 11Page 12Page 13Page 14Page 15Page 16Page 17Page 18Page 19Page 20Page 21Page 22Page 23Page 24Page 25Page 26Page 27Page 28Page 29Page 30Page 31Page 32Page 33Page 34Page 35Page 36Page 37Page 38Page 39Page 40Page 41Page 42Page 43Page 44Page 45Page 46Page 47Page 48Page 49Page 50Page 51Page 52Page 53Page 54Page 55Page 56Page 57Page 58Page 59Page 60Page 61Page 62Page 63Page 64Page 65Page 66Page 67Page 68Page 69Page 70Page 71Page 72Page 73Page 74