beleidsnota wegenbeheer – bewegwijzering

33
BELEIDSNOTA WEGENBEHEER – BEWEGWIJZERING Inhoudsopgave § 1 INLEIDING 3 § 1.1 Aanleiding 3 § 1.2 Doelstelling 3 § 1.3 Leeswijzer 3 § 2 KADERS 4 § 2.1 Definitiebeschrijvingen 4 § 2.2 Regelgeving § 2.2.1 Belangenbescherming § 2.2.2 Verkeersborden § 2.2.3 Kosten § 2.2.4 Wegenverordening § 2.2.5 Landschapsverordening § 2.3 Richtlijn bewegwijzering CROW 5 5 6 6 7 7 7 § 2.4 Andere provinciale beleidskaders § 2.5 Algemene uitgangspunten 8 8 § 3 REGULIERE BEWEGWIJZERING 11 § 3.1 Soorten bewegwijzering 11 § 3.2 Beleid reguliere bewegwijzering § 3.2.1 Algemene beleidsregel § 3.2.2 Specifieke uitgangspunten objecten en terreinen § 3.2.3 Criteria § 3.3 Werkwijze § 3.4 Uitzonderingen 11 11 11 12 12 13 § 3.5 Overgangsregeling 13 § 4 BEWEGWIJZERING MET STROKENBORDEN 14 § 4.1 Soorten objectaanduiding 14 § 4.2 Beleid strokenborden § 4.2.1 Algemene beleidsregel § 4.2.2 Specifieke uitgangspunten § 4.2.3 Criteria § 4.2.4 Voorschriften § 4.4 Werkwijze § 4.5 Uitzonderingen § 4.6 Overgangsregeling 14 14 15 15 17 18 18 19

Upload: others

Post on 30-Nov-2021

3 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

BELEIDSNOTA WEGENBEHEER – BEWEGWIJZERING Inhoudsopgave § 1 INLEIDING 3

§ 1.1 Aanleiding 3 § 1.2 Doelstelling 3

§ 1.3 Leeswijzer

3

§ 2 KADERS 4

§ 2.1 Definitiebeschrijvingen 4 § 2.2 Regelgeving § 2.2.1 Belangenbescherming § 2.2.2 Verkeersborden § 2.2.3 Kosten § 2.2.4 Wegenverordening § 2.2.5 Landschapsverordening § 2.3 Richtlijn bewegwijzering CROW

5 5 6 6 7 7 7

§ 2.4 Andere provinciale beleidskaders § 2.5 Algemene uitgangspunten

8 8

§ 3 REGULIERE BEWEGWIJZERING

11

§ 3.1 Soorten bewegwijzering 11 § 3.2 Beleid reguliere bewegwijzering § 3.2.1 Algemene beleidsregel § 3.2.2 Specifieke uitgangspunten objecten en terreinen § 3.2.3 Criteria § 3.3 Werkwijze § 3.4 Uitzonderingen

11 11 11 12 12 13

§ 3.5 Overgangsregeling

13

§ 4 BEWEGWIJZERING MET STROKENBORDEN 14

§ 4.1 Soorten objectaanduiding 14 § 4.2 Beleid strokenborden § 4.2.1 Algemene beleidsregel § 4.2.2 Specifieke uitgangspunten § 4.2.3 Criteria § 4.2.4 Voorschriften § 4.4 Werkwijze § 4.5 Uitzonderingen § 4.6 Overgangsregeling

14 14 15 15 17 18 18 19

2

§ 5 BIJZONDERE AANDUIDINGEN 20

§ 5.1 Beleidsregels bijzondere aanduidingen 20 § 5.2 Werkwijze § 5.3 Uitzonderingen § 5.4 Overgangsregeling

22 22 22

BIJLAGEN 1. Plaats op/aan de weg, kleurstelling en vormgeving van strokenborden 2. Plaats op/aan de weg, kleurstelling en vormgeving van bijzondere aanduidingen

23 23 32

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

3

BEWEGWIJZERING § 1 INLEIDING § 1.1 Aanleiding Een uniforme inrichting van de provinciale wegen verhoogt de doorstroming van het verkeer en bevordert de verkeersveiligheid. Een duidelijk systeem van bewegwijzering draagt hieraan bij. Hiertoe heeft Gedeputeerde Staten in 2002 de beleidsmodule aanduidingen vastgesteld. Deze module is in 2004 geëvalueerd. Op basis van deze resultaten is besloten de module te wijzigen. § 1.2 Doelstelling De provincie hecht grote waarde aan veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Ter bescherming en bevordering hiervan hecht de provincie tevens grote waarde aan goede doorstroming en afwikkeling van het verkeer op de wegen. Een duidelijk en eenduidig beleid over bewegwijzering draagt bij aan het voorkomen van ‘zoekend verkeer’ op het wegennet en bevordert daarmee de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Een duidelijk en eenduidig toetsingskader bevordert de interne efficiency en een snelle afhandeling van aanvragen. § 1.3 Leeswijzer Hoofdstuk 2 behandelt de kaders van bewegwijzering in algemene zin. Het hoofdstuk beschrijft onder meer de gehanteerde definities, de van toepassing zijnde wetgeving en de algemene uitgangspunten van deze module. Hoofdstuk 3 behandelt het beleid van de provincie over reguliere bewegwijzering en het verwijzen van objecten en terreinen met reguliere bewegwijzering. Hoofdstuk 4 behandelt de bewegwijzering met strokenborden. Het hoofdstuk behandelt onder meer het vergunningenbeleid van de provincie. Hoofdstuk 5 behandelt de bijzondere aanduidingen.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

4

§ 2 KADERS § 2.1 Definitiebeschrijvingen Voor een goed begrip van dit beleid wordt verstaan onder: Afslaande beweging: Iedere verandering van rijrichting (links- of rechts-

afslaande beweging) op de weg, inclusief het verlaten van de openbare weg naar een uitweg.

Bebouwde kom: De bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994. De bebouwde kom wordt aangeduid met een rechthoekig blauw bord waarop in witte letters de plaatsnaam vermeld is.

BEW-bord: Aanduiding van een bord of terrein (of groepen daar-van) door rechthoekige borden met daarop een zwart pictogram in een wit vlak, het geheel op een blauwe achtergrond.

Bovenlokale belangen: De hoofdactiviteiten van een object of terrein zijn aantoonbaar hoofdzakelijk gericht op bezoekers van buiten de gemeente waarin het object of terrein gevestigd is.

Direct ontsloten: Een object of terrein heeft een directe aansluiting op een provinciale weg via een uitweg.

Erftoegangsweg: Wegen met een verblijfsfunctie. Een erftoegangsweg bevindt zich in een verblijfsgebied in een stedelijk of landelijk omgeving. Ontsluiting van percelen vindt plaats op deze wegen (ETW).

Gebiedsontsluitsingsweg: Deze wegen zijn de verbindingsschakels tussen stroomwegen en erftoegangswegen en maken kleine kernen, woonwijken, bedrijventerreinen en dergelijke vlot en veilig bereikbaar (GOW).

Indirect ontsloten: Een object of terrein is vanaf een provinciale weg bereikbaar via een parallelweg of zijweg.

Landschapsverordening: De Landschapsverordening Noord-Brabant 2002 bevat regels die zijn opgesteld om de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied te beschermen door borden buiten de bebouwde kom te weren (LSV).

Objectaanduiding: Verzamelnaam voor de verwijzing naar een object of terrein (of groepen daarvan) door een bord waarop de benaming en/of het symbool van het soort object of terrein is geplaatst.

Parallelweg: Evenwijdig aan een provinciaal liggende weg, niet zijnde een fietspad. Een parallelweg van een provinciale weg in Noord-Brabant is altijd in onderhoud bij een gemeente.

Reguliere bewegwijzering: Geheel van visuele middelen dat op, langs of boven de weg is aangebracht om weggebruikers in staat te stellen hun route te bepalen. Met de reguliere bewegwijzering zijn de borden bedoeld zoals opgenomen in hoofdstuk K van bijlage 1 behorende bij het RVV 1990. Hiermee wordt onder meer naar interlokale en lokale doelen (zoals plaatsnamen) alsmede routes verwezen.

Richtlijn bewegwijzering: Richtlijn bewegwijzering, publicatie 222 van het CROW, vastgesteld in juli 2005.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

5

Strokenbord: Verwijzing naar een object of terrein (of groepen daar-van) met een bord dat wordt uitgevoerd met zwarte letters en/of symbolen in een wit vlak op een blauwe achtergrond.

Stroomweg: Wegen met een nationale en internationale functie voor het langeafstandsverkeer. Deze wegen vormen snelle verbindingen tussen steden, landsdelen en landen. Auto(snel-)wegen vallen in deze categorie (SW).

Uitweg: Ontsluitingsmogelijkheid van een perceel of dood-lopende zijweg naar een openbare weg.

Wegenverordening: De Wegenverordening Noord-Brabant 2006 bevat regels over het dagelijkse wegbeheer (bescherming van de kwaliteit van de provinciale wegen en bescherming van de in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde belangen).

De definities van de begrippen industrieterrein, bedrijventerrein, kantorenpark, vlieg-veld, haven, ziekenhuis, dagrecreatief object en nationaal park zijn opgenomen in de Richtlijn bewegwijzering, publicatie 222 van juli 2005, van het CROW, pagina 23 en verder. § 2.2 Regelgeving Dit beleid staat niet op zichzelf. Het houdt verband met geldende wetgeving en vast-gesteld beleid. Een toelichting volgt hierna. § 2.2.1 Belangenbescherming Artikel 15 van de Wegenwet bepaalt dat de provincie verplicht is haar openbare wegen, inclusief bijbehorende bermen en sloten, te onderhouden. Het onderhoud is mede bedoeld om de bruikbaarheid van die wegen in stand te houden. Artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 benoemt de belangen die deze wet beschermt:

- het verzekeren van de veiligheid op de weg; - het beschermen van weggebruikers en passagiers; - het in stand houden van de weg; - het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg; - het zo veel als mogelijk waarborgen van de vrijheid van verkeer; - het waarborgen van een goede heffing en invordering van mobiliteitstarieven; - het voorkomen/beperken van overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen

voor het milieu door het verkeer; - het voorkomen en beperken aantasting van het karakter of de functie van

objecten en gebieden door het verkeer; - het bevorderen van doelmatig en zuinig energiegebruik.

Om deze belangen te beschermen kunnen wegbeheerders op/aan of boven hun wegen verkeerstekens aanbrengen (verkeersborden, verkeerslichten en verkeerstekens op het wegdek1) en in een verordening nadere regels vaststellen2.

1 Bron: BABW, artikel 3. 2 Bron: artikel 2a Wegenverkeerswet 1994 en artikel 57 Wegenwet.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

6

§ 2.2.2 Verkeersborden Voor verkeersborden bepaalt artikel 4 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) het volgende:

1. Verkeersborden die een gebod, verbod of adviessnelheid betreffen zijn vastgesteld in bijlage 1 behorende bij het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990), hoofdstukken A tot en met H;

2. Verkeersborden die een gevaar aanduiden zijn vastgesteld in bijlage 1 behorende bij het RVV 1990, hoofdstuk J;

3. Verkeersborden die overige informatie voor de weggebruikers bevatten, moeten, voor zover in de hoofdstukken K en L uit bijlage 1 behorende bij het RVV 1990 niet een bepaald model is voorgeschreven, bestaan uit een recht-hoekig bord waarop de letters, cijfers of symbolen in een blauw veld zijn geplaatst.

De borden uit het eerste lid mogen uitsluitend op basis van een verkeersbesluit zoals bedoeld in artikel 15 Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 12 BABW worden geplaatst. De bevoegde wegbeheerder neemt daarvoor het besluit en plaatst de borden. De borden uit het tweede en derde lid plaatst de wegbeheerder vanuit diens zorgplicht voor haar wegen. Voor het plaatsen van deze borden is geen verkeersbesluit nodig. Reguliere bewegwijzering zijn de borden zoals bedoeld in hoofdstuk K van bijlage 1 behorende bij het RVV 1990. Met de reguliere bewegwijzering kan naast naar steden en dorpen ook naar objecten en terreinen verwezen worden. Verwijzing naar objecten en terreinen kan ook met andersoortige bewegwijzering, bijvoorbeeld met BEW-borden of strokenborden. Verwijzing met deze borden is niet in één van de hoofdstukken uit het RVV 1990 benoemd. Toch vallen deze borden onder de definitie van verkeersborden, omdat deze borden informatie voor weggebruikers bevatten. Deze borden bevorderen een veilige, vlotte en efficiënte afwikkeling van verkeersstromen en moeten volgens het derde lid van artikel 4 BABW daarom worden uitgevoerd als een rechthoekig bord waarop de letters, cijfers of symbolen in een blauw veld zijn geplaatst. § 2.2.3 Kosten Het plaatsen van verkeersborden brengt kosten met zich mee. De artikelen 152 tot en met 157 van de Wegenverkeerswet 1994 bepalen dat de kosten voor het plaatsen en verwijderen van verkeerstekens (waar onder verkeersborden) voor rekening van de wegbeheerder komen. Hierop bestaan de volgende uitzonderingen:

1. De kosten verbonden aan de plaatsing van verkeerstekens en de uitvoering van maatregelen in dringende omstandigheden van voorbijgaande aard, komen ten laste van degene die deze uitvoert3;

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen kosten, verbonden aan de plaatsing of verwijdering van verkeerstekens, worden doorberekend aan degene voor wie het verkeersteken is geplaatst of verwijderd4. Dit is in de volgende gevallen:

- De kosten die voortvloeien uit het plaatsen van een bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats) uit bijlage 1 behorende bij het RVV 1990 kunnen worden verhaald op degene voor wie het bord is geplaatst5;

3 Bron: Wegenverkeerswet 1994, artikel 155. 4 Bron: Wegenverkeerswet 1994, artikel 156. 5 Bron: BABW, artikel 29.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

7

- Indien in, op, boven of langs de weg activiteiten worden uitgevoerd die niet tot het normale verkeersgebruik van de weg behoren en het bevoegde gezag het noodzakelijk acht om verkeerstekens te plaatsen of te verwijderen in verband met die activiteiten, kunnen de kosten die voor het plaatsen, onderhouden of verwijderen van die verkeerstekens gemaakt zijn, ten laste brengen van degene die de activiteiten uitvoert6.

Gelet op het vorenstaande conclludeert de provincie dat het plaatsen en verwijderen van verkeersborden op/aan of boven de provinciale wegen voor rekening komt van de provincie. § 2.2.4 Wegenverordening Op grond van artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 57 van de Wegenwet hebben Provinciale Staten nadere regels vastgesteld in de wegenverordening. Deze verordening beschermt de kwaliteit van de provinciale wegen en de instand-houding daarvan. Bovendien beschermt deze verordening de belangen die in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn genoemd. Om deze belangen te beschermen kent de verordening een vergunningplicht voor verwijzingen naar objecten en terreinen7. § 2.2.5 Landschapsverordening Voor borden buiten de bebouwde kom is de Landschapsverordening (LSV) van toepassing. De LSV beschermt landschappelijke kwaliteiten door een wildgroei aan borden buiten de bebouwde kom te voorkomen. De LSV kent daarom in artikel 2 een verbodsbepaling. Voor borden op/aan de provinciale weg buiten de bebouwde kom gelden in principe twee provinciale verordeningen: de wegenverordening (bescherming verkeersveiligheid, doorstroming et cetera) en de LSV (bescherming landschappelijke kwaliteiten buiten-gebied). Dit is mogelijk omdat de wegenverordening en de LSV ieder voor zich eigen belangen nastreven waardoor deze naast elkaar werken. Bij de vaststelling van de LSV is echter onderkend dat (verkeers-)borden die op grond van de wegenverkeerswetgeving of de wegenverordening op/aan de provinciale weg worden geplaatst geen strijdigheid met de LSV kennen. Daarom kent de LSV in artikel 3 hiervoor de noodzakelijke vrijstellingen. § 2.3 Richtlijn bewegwijzering CROW Het nationale kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW) heeft in samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat) de Richtlijnen bewegwijzering uit 1993 geactualiseerd8. De Richtlijn bewegwijzering, publicatie 222 van juli 2005, van het CROW bevat informatie over de bewegwijzering op/aan rijkswegen, provinciale wegen, gemeentelijke wegen en wegen die in onderhoud zijn bij waterschappen. De richtlijn sluit aan op het Handboek wegontwerp9 en hanteert dezelfde categorie-indeling van wegen: stroomwegen (SW), gebiedsontsluitingswegen (GOW) en erftoegangswegen (ETW). De Richtlijn bewegwijzering beschrijft het doel van bewegwijzering als volgt: “het met de grootst mogelijke zekerheid en veiligheid geleiden van de weggebruiker naar de bestemming waarheen hij op weg is”.

6 Bron: BABW, artikel 33. 7 Bron: Wegenverordening Noord-Brabant 2006, artikel 2.1. 8 Richtlijn bewegwijzering, CROW-publicatie 222, Ede, juli 2005. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat) heeft deze richtlijn als beleid voor bewegwijzering vastgesteld. 9 Handboek wegontwerp, CROW-publicatie 164a tot en met 164d, Ede, februari 2002.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

8

Deel A bevat de basiscriteria die ten grondslag liggen aan de bewegwijzering. Het tweede hoofdstuk van dit deel behandelt de bewegwijzeringsystematiek. Vanwege de vereiste uniformiteit gaat de systematiek ervan uit dat het beleid van de verschillende wegbeheerders op elkaar afgestemd is/moet zijn. In de richtlijnen zijn criteria voor grenswaarden en dominantieberekening opgenomen. De wegbeheerder maakt op basis van deze criteria de afweging of een bestemming wel of niet verwezen wordt. Hoofdstuk 3 bevat informatie die voor bewegwijzering van alle wegcategorieën van toepassing is. Aan de orde komen onder meer de algemene principes en de richtlijnen waaraan de bewegwijzering zou moeten voldoen (functionele en technische eisen). Deel B behandelt de algemene eisen over de uitvoering, de indeling, de toepassing en de plaatsing van bewegwijzering. De richtlijn bevat ook informatie over specifieke onderwerpen, zoals bewegwijzering voor voetgangers en (brom-)fietsers en toeristische bewegwijzering. De richtlijn sluit af met informatie over niet-geïntegreerde bewegwijzering: om te voorkomen dat het maximale aantal te bewegwijzeren doelen wordt overschreden, kan worden overgegaan op het niet integreren van de doelen in de bewegwijzering. Zo kunnen wijknummers binnen de bebouwde kom, objecten met beperkte aantrekkings-kracht en parkeerlocaties met een apart systeem worden bewegwijzerd. § 2.4 Andere provinciale beleidskaders De provincie richt haar wegen zo veel als mogelijk in volgens het principe Duurzaam Veilig. Dit betekent onder meer dat de provincie haar wegen zoveel mogelijk op uniforme wijze inricht. De inrichting toont hoe weggebruikers zich moeten gedragen. Indien dit op uniforme wijze in heel Noord-Brabant gebeurt, ontstaat een herkenbaar beeld voor de weggebruikers waardoor het verkeersgedrag positief beïnvloedt wordt. Een uniform en duidelijk systeem van bewegwijzering draagt bij aan de provinciale speerpunten veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Hoe de provincie veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid wil bevorderen is verwoord in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP en PVVP+). Het operationele wegbeheer over bewegwijzering past binnen het PVVP (en PVVP+). Het beleidskader (Ont)Spannend Brabant richt zich op het ontwikkelen van recreatieve routes voor langzaam verkeer zoals fietsers, ruiters en wandelaars. Buitenrecreatie moet belangrijker worden door bijvoorbeeld de voltooiing van een fietsknooppuntensysteem en door eenduidigheid in de bebording. Het operationele wegbeheer over bewegwijzering en objectaanduiding past binnen de keuzes die in het beleidskader (Ont)Spannend Brabant zijn en worden gemaakt en vice versa. § 2.5 Algemene uitgangspunten Gelet op de geldende wetgeving en de Richtlijn bewegwijzering is voor het toepassen van reguliere bewegwijzering gekozen om, analoog aan de Richtlijn bewegwijzering, de hierna beschreven algemene uitgangspunten10 te hanteren. Ter bevordering van de leesbaarheid en de duidelijkheid van dit beleid, is de relevante tekst uit hoofdstuk 2 en 3 van de richtlijn (samengevat) overgenomen. Daar waar de tekst niet of niet expliciet is overgenomen in deze module, wordt ervan uitgegaan dat de provincie toch zoveel mogelijk dezelfde beleidslijn hanteert.

10 Bron: Richtlijn bewegwijzering, CROW-publicatie 222, Ede, juli 2005, paragraaf 2.3, blz. 16 en verder.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

9

I. Hoofdeisen Weggebruikers moeten aangeboden informatie kunnen lezen en verwerken zonder dat de snelheid (en daarmee de doorstroming en verkeersveiligheid) verminderd. Beweg-wijzering moet daarom aan vier hoofdeisen voldoen: uniformiteit, continuïteit, leesbaarheid en begrijpelijkheid. a. uniformiteit Uniformiteit betekent dat in heel provincie Noord-Brabant naar soortgelijke situaties op dezelfde wijze wordt verwezen. Daarnaast moeten de systematiek, gebruikte kleuren, lettertype, plaatsing en symboolgebruik uniform zijn. Op nationale stroomwegen worden voor elke afzonderlijke richting (afslaand of rechtdoorgaand) één of meer (voor)wegwijzers geplaatst. Op regionale stroomwegen worden per naderingsrichting minimaal 2 voorwegwijzers geplaatst. Op GOW’s wordt per naderingsrichting één voorwegwijzer geplaatst. Wordt op een wegwijzer het maximum aantal namen overschreden, dan worden 2 of 3 voorwegwijzers langs de GOW geplaatst. Voor ETW’s met vrijliggende fietspaden geldt hetzelfde als voor GOW’s. Voor ETW’s met gemengd verkeer geldt dat alleen op of nabij kruispunten beslissingswegwijzers worden geplaatst. De kleurstelling van de bewegwijzering is vastgelegd in de wegenverkeerswetgeving. Reguliere bewegwijzering wordt in witte letters op borden met een blauwe ondergrond uitgevoerd. Bewegwijzering voor fietsverkeer wordt uitgevoerd met rode of groene letters op een witte achtergrond. Tijdelijke bewegwijzering, bijvoorbeeld voor werk in uitvoering of evenementen, wordt in zwarte letters op een gele achtergrond uitgevoerd. Aanduiding van specifieke objecten die niet met behulp van reguliere bewegwijzering worden aangeduid, worden aangeduid met een bord dat wordt uitgevoerd in zwarte letters in een wit vlak op een blauwe achtergrond. Voor alle wegen geldt dat als een weg qua vormgeving en verschijningsvorm sterk lijkt op een weg van een hogere categorie, dan wordt de bewegwijzeringsystematiek van de hogere categorie gebruikt. b. continuïteit Continuïteit houdt in dat de verwijzing naar een eenmaal in de bewegwijzering opgenomen doel wordt voortgezet totdat het desbetreffende doel is bereikt, of totdat de verwijzing niet meer noodzakelijk is. Anderzijds dient een verwijzing binnen de bebouwde kom naar een doel buiten de bebouwde kom dat bereikbaar is via een SW of GOW te worden doorgezet. Continuïteit voorkomt twijfel bij weggebruikers over te volgen routes. Continuïteit vereist afstemming tussen wegbeheerders, vooral wanneer sprake is van verschillende wegcategorieën en wegbeheerders op één route. c. leesbaarheid Bewegwijzering dient voor iedereen leesbaar te zijn. De belangrijkste factoren die de leesbaarheid van wegwijzers bepalen, en daarmee het aantal verwijzingen per paneel, zijn de letterhoogte en het contrast tussen de opschriften en de ondergrond van de wegwijzer. Naarmate letters groter zijn, kunnen zij op grotere afstand worden gelezen. Daarom worden voor wegen met een belangrijke verkeersfunctie grotere letterhoogtes gekozen dan voor wegen met een minder belangrijke verkeersfunctie. Het toegepaste lettertype is ANWB-Ee. d. begrijpelijkheid Bewegwijzering en objectaanduiding moeten begrijpelijk zijn. De te gebruiken plaats- en objectnamen moeten daarom algemeen bekend zijn. Routes op basis waarvan een plaats kan worden bereikt worden genummerd, objecten en terreinen worden voorzien van pictogrammen.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

10

II. Aantal verwijzingen per wegcategorie Het aantal doelen dat in de bewegwijzering wordt opgenomen is afhankelijk van de systematiek, leesbaarheid en het effect van kleurverschillen. a. buiten de bebouwde kom Voor autosnelwegen geldt een maximum van 8 bestemmingen per doorsnede. Dit geldt bij twee of meer panelen boven de rijbaan. Een bermbord is één bord per doorsnede, dan geldt als maximum 6 bestemmingen. Voor autowegen geldt een maximum van 6 bestemmingen per doorsnede. Ook voor GOW’s geldt dat het aantal verwijzingen wordt bepaald door de twee elkaar tegenwerkende factoren, zoals hiervoor genoemd. Langs GOW’s is het maximum aantal verwijzingen per doorsnede daarom ook 6. De snelheden op ETW’s zijn laag. Belemmeringen vanwege leesbaarheid zijn daarom geringer. Het aantal verwijzingen per doorsnede is 8. b. binnen de bebouwde kom. Wegen binnen de bebouwde kom zijn onderverdeeld naar GOW’s met een maximum-snelheid van 70 km/uur, GOW’s met een maximumsnelheid van 50 km/uur en ETW’s. Voor deze wegen geldt een maximum aantal bestemmingen per dwarsdoor-snede van 8. III. Doorstroming en verkeersveiligheid Ter bescherming van de doorstroming, de verkeersveiligheid en een veilig gebruik van de weg, wordt bewegwijzering niet geplaatst indien de genoemde belangen daardoor in het geding komen. De volgende twee uitgangspunten zijn niet expliciet in de Richtlijn bewegwijzering opgenomen. De provincie heeft deze uitgangspunten hierbij vastgelegd omdat deze min of meer voortvloeien uit de Richtlijn bewegwijzering. IV. Reclame Bewegwijzering is of maakt geen reclame door het verwijzen naar een plaats, object, of terrein indien de borden voldoen aan de in geldende wetgeving of de in deze module gestelde eisen. V. Plaats Bewegwijzering wordt op/aan of boven de provinciale weg geplaatst conform de richtlijnen zoals verwoord in de Richtlijn bewegwijzering. Afhankelijk van het soort bord wordt voor de omschrijving van de weg aangesloten bij de Wegenverkeerswet 1994 of de Wegenverordening Noord-Brabant 2006.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

11

§ 3 REGULIERE BEWEGWIJZERING § 3.1 Soorten reguliere bewegwijzering Reguliere bewegwijzering draagt bij tot het op vlotte, veilige en efficiënte wijze afwikkelen van verkeersstromen richting plaatsen, objecten en terreinen. Deze module onderscheidt reguliere bewegwijzering zoals opgenomen in hoofdstuk K van bijlage 1 van het RVV1990 en de Richtlijn bewegwijzering enerzijds en verwijzing naar objecten en terreinen met strokenborden van de provincie anderzijds. § 3.2 Beleid reguliere bewegwijzering § 3.2.1 Algemene beleidsregel Voor reguliere bewegwijzering conformeert de provincie zich aan de Richtlijn bewegwijzering, publicatie 222 van het CROW, vastgesteld in juli 2005 (Richtlijn bewegwijzering). Dit geldt zowel voor de keus om al dan niet te bewegwijzeren, als de manier waarop bewegwijzerd wordt, de vormgeving, maatvoering en kleurstellingen van de borden alsmede de financiële gevolgen voor de provincie11. Ook voor het verwijzen naar objecten en terreinen met reguliere bewegwijzering volgt de provincie de criteria en definitiebeschrijvingen uit de Richtlijn bewegwijzering. Aanvullende specifieke uitgangspunten, uitzonderingen en bijbehorende criteria zijn in de volgende paragrafen beschreven. § 3.2.2 Specifieke uitgangspunten objecten en terreinen In aanvulling op de Richtlijn bewegwijzering gelden voor het verwijzen naar objecten en terreinen met reguliere bewegwijzering de volgende specifieke uitgangspunten:

A. De provincie maakt voor het verwijzen naar objecten en terreinen op beweg-wijzeringborden geen onderscheid tussen GOW’s en ETW’s. Dit wijkt af van de Richtlijn bewegwijzering omdat provinciale wegen in principe GOW’s zijn;

B. Als een andere wegbeheerder naar een object of terrein op haar wegen verwijst met reguliere bewegwijzering, dan verwijst de provincie ter bevordering van de continuïteit met dezelfde soort bebording door;

C. De provincie staat geen andere verwijzingen naar objecten of terreinen toe als deze kunnen worden bereikt door de reguliere bewegwijzering te volgen;

D. Als een andere wegbeheerder op/aan haar wegen naar objecten of terreinen verwijst met BEW-borden (pictogrammen), zal de provincie naar die objecten of terreinen op/aan de provinciale wegen verwijzen met een strokenbord.

De Richtlijn bewegwijzering bevat een lijst met objecten en terreinen die in aanmerking kunnen komen voor reguliere bewegwijzering. De provincie heeft er voor gekozen om deze lijst uit te breiden. De objecten en terreinen die in Noord-Brabant met reguliere bewegwijzering kunnen worden aangeduid zijn: industrieterreinen, bedrijventerreinen, kantorenparken, vliegvelden, havens, ziekenhuizen, dagrecreatieve objecten, nationale parken, recreatiegebieden, winkelgebieden en overige objecten en terreinen. Objecten en terreinen waarnaar de provincie niet met reguliere bewegwijzering verwijst, kunnen in aanmerking komen voor een strokenbord. Hoofdstuk 4 van deze module behandelt het beleid daarover.

11 Zie § 2.2.3 Kosten.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

12

§ 3.2.3 Criteria De Richtlijn bewegwijzering bevat criteria op basis waarvan objecten en terreinen in aanmerking komen voor reguliere bewegwijzering. De provincie hanteert dezelfde criteria, met de volgende uitzonderingen dan wel aanvullingen:

1. Ziekenhuizen komen altijd in aanmerking voor reguliere bewegwijzering; 2. Recreatiegebieden komen in aanmerking voor reguliere bewegwijzering als deze

in het van toepassing zijnde bestemmingsplan als zodanig zijn aangewezen; 3. Winkelgebieden zoals outletcentra, woonboulevards, tuinboulevards en auto-

boulevards komen in aanmerking voor reguliere bewegwijzering als deze in het van toepassing zijnde bestemmingsplan zijn aangewezen als retail- of winkel-gebied;

4. Militaire objecten en terreinen zoals vliegbases en kazernes komen altijd in aanmerking reguliere bewegwijzering;

5. De overige objecten en terreinen komen alleen in aanmerking voor reguliere bewegwijzering als dit wenselijk is voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg. Dit is uitsluitend het geval wanneer de aantrekkende werking van het object of terrein gemeten in bezoekersaantallen vergeleken met de verkeers-intensiteiten van de provinciale weg waaraan het object of terrein is gelegen daar aanleiding voor geeft. Dit blijkt uit een voor het specifieke object of terrein gegeven verkeerskundig advies.

Tabel 1: Criteria voor objectaanduiding met behulp van reguliere bewegwijzering12

Terreinen en objecten Criterium Provinciale wegen

Industrieterreinen, bedrijven-terreinen, kantorenparken. Min. oppervlakte in ha. 50

Vliegvelden, havens. Min. aantal te vervoeren passagiers per jaar. 25.000

Ziekenhuizen. - Aanduiden.

Dagrecreatieve objecten. Min. aantal bezoekers per jaar en max. rijafstand van het object tot de weg in km.

500.000 10

Nationale parken. Bezoekerscentrum. Aanduiden.

Recreatiegebieden. Gebieden met toeristisch-recreatieve functie, planologisch als zodanig zijn aangewezen. Aanduiden.

Winkelgebieden. Gebieden zoals outletcentra, woonboulevards, tuinboulevards en autoboulevards, planologisch aangewezen als retail- of winkelgebied.

Aanduiden.

Militaire terreinen. - Aanduiden.

Overige.

Wenselijk i.v.m. doelmatig en veilig gebruik van de weg (eigen aansluiting of zijweg met het karakter van een openbare weg, of bezoekers-aantallen vergeleken met de verkeersintensiteiten van de weg waaraan het object of terrein is gevestigd).

Aanduiden afhankelijk van verkeerskundig advies.

§ 3.3 Werkwijze Ter bevordering van een adequaat en efficiënt dagelijks wegbeheer is de provincie Noord-Brabant opgedeeld in 3 regio’s13. De regiobureaus behandelen de aanvragen. Zij toetsen de aanvragen aan de van toepassing zijnde regelgeving en deze beleidsregels. Als het verzoek aan de criteria voldoet zal de reguliere bewegwijzering worden geplaatst, of het object of terrein in de bestaande reguliere bewegwijzering worden opgenomen.

12 Zie tevens Richtlijn bewegwijzering, CROW-publicatie 222, Ede, juli 2005, blz. 24 (stroomschema). 13 Zie www.brabant.nl voor de regio-indeling en de contactgegevens.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

13

De provincie verzorgt de plaatsing, het onderhoud en het afhandelen van schades aan reguliere bewegwijzering. Het jaarlijkse onderhoud aan de reguliere bewegwijzering op/aan provinciale wegen is afhankelijk van het onderhoudsprogramma van de provincie, of het programma van het bedrijf dat namens de provincie het onderhoud uitvoert. Schade aan reguliere bewegwijzering wordt naar provinciaal inzicht hersteld. Daar waar reguliere bewegwijzering aanwezig is op kruisingen met wegen die bij andere wegbeheerders in onderhoud zijn, maakt de provincie met die andere wegbeheerder zo nodig afspraken over het onderhoud en daarmee gepaard gaande kosten. § 3.4 Uitzonderingen Specifieke situaties en omstandigheden kunnen in individuele gevallen aanleiding geven om van deze beleidsregels af te wijken. Deze specifieke situaties en omstandigheden hebben betrekking op het al dan niet volgen van de Richtlijn bewegwijzering. Dit betekent dat het enerzijds kan voorkomen dat reguliere bewegwijzering, ondanks dat aan één of meerdere voorwaarden wordt voldaan, niet geplaatst wordt. Anderzijds kan reguliere bewegwijzering ondanks het geldende beleid toch worden geplaatst, bijvoorbeeld in geval van bijzondere omstandigheden. Ieder afzonderlijk geval vraagt een eigen belangenafweging en wordt daarom op zijn merites beoordeeld. § 3.5 Overgangsregeling Reguliere bewegwijzering die met toestemming van de provincie dan wel door of namens de provincie is geplaatst vóórdat deze beleidsregels in werking traden, blijft onverkort geldig. Aanvragen die ingediend worden ná de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels, worden beoordeeld op basis van deze beleidsregels.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

14

§ 4 BEWEGWIJZERING MET STROKENBORDEN § 4.1 Soorten objectaanduiding Vóór de vaststelling van deze module verwees de provincie naar objecten en terreinen op/aan de provinciale wegen met 3 verschillende soorten borden:

1. Reguliere bewegwijzeringborden, bijvoorbeeld verwijzingen naar pretparken zoals de Efteling en verwijzingen naar industrieterreinen;

2. Borden uit de BEW-serie. Deze borden behoren niet tot het RVV 1990 en zijn er niet van afgeleid, toch worden ze frequent door wegbeheerders toegepast;

3. Strokenborden. Sinds de inwerkingtreding van de Beleidsnota Wegenbeheer in januari 2003 verwijst de provincie met strokenborden naar objecten en terreinen die niet verwijzing met reguliere bewegwijzering in aanmerking komen.

In hoofdstuk 2 is geconcludeerd dat verwijzingen naar objecten en terreinen verkeers-borden zijn. Omdat in het RVV 1990 geen specifiek model is voorgeschreven moeten deze borden uitgevoerd worden als rechthoekige borden waarop letters, cijfers en sym-bolen in een blauw veld zijn geplaatst. Gelet hierop, alsmede op de Richtlijn beweg-wijzering, het beleid van Rijkswaterstaat en de gewenste uniformiteit en duidelijkheid op provinciale wegen, verwijst de provincie naar objecten en terreinen na de inwerking-treding van deze module uitsluitend op 2 manieren: met reguliere bewegwijzering of met strokenborden. De provincie staat voor het verwijzen naar objecten en terreinen geen nieuwe BEW-borden meer toe op/aan provinciale wegen. Voor het verwijzen naar objecten en terreinen met strokenborden heeft de provincie, aanvullend op de Richtlijn bewegwijzering, beleidsregels vastgesteld die zijn afgestemd op de specifieke situatie in Noord-Brabant. Deze beleidsregels zijn hierna beschreven. § 4.2 Beleid strokenborden § 4.2.1 Algemene beleidsregel Objecten en terreinen die niet in aanmerking komen voor reguliere bewegwijzering, kunnen in aanmerking komen voor strokenborden. De provincie toetst aanvragen voor strokenborden aan de belangen die de wegenverordening beschermt. De provincie hanteert daarbij de volgende beleidsregel: objecten en terreinen komen voor een strokenbord in aanmerking, mits door de verwijzing de belangen die de wegen-verordening beschermt niet in het geding komen (Ja, mits-beleid)14. Aan de vergunningen worden voorschriften verbonden die deze belangen beschermen. Bij het voeren van een Ja, mits-beleid kan sprake zijn van tegengestelde belangen. Een dergelijk beleid impliceert namelijk dat naar alle objecten en terreinen verwezen wordt als daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan, met name, de verkeersveiligheid en door-stroming. Enerzijds kan een Ja, mits-beleid een woud van borden en daarmee een verstoord wegbeeld tot gevolg hebben. Dit leidt tot verkeersonveiligheid en verstoring van de doorstroming. Anderzijds zou strijdigheid met andere provinciale belangen kunnen ontstaan, zoals landschappelijke belangen. Dit is nadrukkelijk niet de bedoeling. Nuancering van een Ja, mits-beleid is dus op zijn plaats. Voor het beoordelen van aan-vragen voor strokenborden gelden daarom de navolgende uitgangspunten en criteria.

14 Zie § 2.2.1 Belangenbescherming.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

15

§ 4.2.2 Specifieke uitgangspunten Voor het verwijzen naar objecten en terreinen met strokenborden gelden de volgende specifieke uitgangspunten:

A. Op grond van de wegenverordening geldt een vergunningplicht voor verwijzingen naar objecten en terreinen op, aan, in, onder of boven de weg. Daarnaast is voor verwijzingen naar objecten en terreinen en andere borden buiten de bebouwde kom de LSV van toepassing;

B. Voor het verwijzen naar objecten en terreinen met strokenborden geldt een “Ja, mits-beleid”;

C. Strokenborden worden, afhankelijk van de toegestane maximumsnelheid ter plaatse, geplaatst op 150 tot 200 meter vóór het beslispunt zodat weggebruikers tijdig kunnen anticiperen (strokenborden zijn vooraankondigingen)15;

D. Per object of terrein zijn maximaal 2 strokenborden per provinciale weg toegestaan.

§ 4.2.3 Criteria Bereikbaar door reguliere bewegwijzering te volgen? Om een object of terrein te bereiken, kiezen weggebruikers normaliter eerst een route naar de vestigingsplaats van het object of terrein. Conform uitgangspunt C uit § 3.2.3 staat de provincie een strokenbord niet toe voor objecten en terreinen die bereikbaar zijn door reguliere bewegwijzering te volgen. Dit voorkomt een verstoord wegbeeld, verwarring bij weggebruikers en verkeersonveilige situaties. Gelegen buiten of binnen de bebouwde kom Wegenverkeerswet 1994? Deze module is van toepassing voor alle provinciale wegen. Echter, indien de gemeente een eigen bewegwijzeringsbeleid heeft vastgesteld, geldt een uitzondering voor objecten en terreinen aan de provinciale weg binnen de bebouwde kom. De provincie staat dan verwijzingen naar die objecten of terreinen toe volgens het gemeentelijk beleid. Ligt een object of terrein binnen de bebouwde kom niet aan een provinciale weg, dan staat de provincie geen provinciaal strokenbord op/aan de provinciale weg binnen de bebouwde kom toe. Gemeentelijke regelgeving of beleid is dan van toepassing. Als geen gemeentelijk beleid is vastgesteld, gelden deze beleidsregels. Bovenlokale of lokale belangen? Objecten en terreinen gelegen aan de provinciale weg buiten de bebouwde kom die hoofdzakelijk gericht zijn op bovenlokale belangen, hebben naast de bezoekers uit de vestigingsgemeente voornamelijk bezoekers van buiten de gemeente. De provincie gaat ervan uit dat de meeste bezoekers niet of onvoldoende bekend zijn met de lokale infrastructuur. Om zoekend verkeer te voorkomen en de bereikbaarheid te verbeteren, komen deze objecten en terreinen in aanmerking voor een strokenbord op/aan de provinciale weg. In de aanvraag moet het bovenlokale belang aangetoond worden. Bovenlokale belangen blijken bijvoorbeeld uit de beschrijving van de bedrijfsactiviteiten (uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel), het regelmatig adverteren in kranten of folders die ook in andere dan alleen de vestigingsgemeente worden verspreid, de afhankelijkheid van passanten op de provinciale weg of de hoeveelheid soortgelijke objecten of terreinen die gevestigd zijn in omliggende gemeenten. Voorbeelden van dergelijke objecten en terreinen aan provinciale wegen: restaurants, (mini-)campings, hotels, bungalowparken, jeugdherbergen, jachthavens, sportparken, zweefvlieg- en sportvliegterreinen, musea, tankstations, autoverkoopbedrijven, begraafplaatsen, crematoria, zorginstellingen et cetera.

15 De afstand 150 tot 200 meter tussen beslispunt en plaatsingslocatie past bij een toegestane maximum-

snelheid van 80 km/u. Bij lagere toegestane maximumsnelheden kan de afstand tussen beslispunt en plaatsingslocatie ook lager zijn.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

16

Voor objecten en terreinen die gericht zijn op lokale belangen gaat de provincie ervan uit dat de locatie van het object of terrein bekend is bij de plaatselijke bevolking. Het object of terrein trekt weinig of geen zoekend verkeer aan. Het aanduiden van dergelijke objecten en terreinen kan juist een afleidende werking hebben en daarmee leiden tot verkeersonveiligheid en/of doorstromingsproblemen. Bedrijven zoals boerenbedrijven, verkoop van fruit en groente, thuiskappers en dergelijke komen dus niet in aanmerking voor een strokenbord. Direct of indirect ontsloten? Objecten en terreinen die rechtstreeks op de provinciale weg ontsluiten met een uitweg, of een doodlopende zijweg met het karakter van een uitweg, zijn direct ontsloten. Uitwegen zijn niet altijd tijdig en voldoende zichtbaar. Een verwijzing voorkomt in deze situaties onverwachte manoeuvres en rembewegingen van weggebruikers. Buiten de bebouwde kom gelegen objecten en terreinen met bovenlokale belangen die direct zijn ontsloten op de provinciale weg, komen daarom in aanmerking voor een strokenbord. Indirect ontsloten objecten en terreinen zijn bereikbaar via parallel- of zijwegen. Deze wegen zijn meestal in onderhoud bij de gemeente (of een waterschap). Om die objecten en terreinen te bereiken moeten weggebruikers minimaal twee afslaande bewegingen maken (provinciale weg naar gemeentelijke weg en gemeentelijke weg naar uitweg). Het plaatsen van één strokenbord is dan niet voldoende. Omdat het merendeel van de benodigde verwijzingen op/aan de gemeentelijke wegen moeten worden geplaatst, is het noodzakelijk dat de gemeente hiervoor toestemming verleent. Heeft de gemeente geen toestemming verleend, dan heeft plaatsing van een strokenbord op/aan de provin-ciale weg geen nut. Het uitsluitend plaatsen van een strokenbord op de provinciale weg kan dan zelfs betekenen daardoor zoekend verkeer ontstaat op het gemeentelijke wegennet, met alle mogelijke verkeersonveilige situaties van dien. Dit is binnen de netwerkgedachte die de provincie hanteert niet gewenst. Daarom zal de provincie naar objecten of terreinen met bovenlokale belangen, die indirect ontsloten zijn, pas verwijzen als de gemeente doorverwijst en daarvoor in eerste instantie schriftelijke toestemming heeft verleend. De bovengenoemde criteria zijn in het navolgende schema geplaatst.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

17

Schema 1: Criteria voor objectaanduiding met behulp van strokenborden Ja Nee

Ja Nee Nee Ja

Nee

Ja

* Indien geen gemeentelijk beleid is vastgesteld geldt het provinciaal beleid zoals verwoord in deze module. § 4.2.4 Voorschriften Aan vergunningen voor strokenborden worden voorschriften verbonden. Deze dienen ter bescherming van de belangen zoals genoemd in paragraaf 2.2.1. De meest voor-komende voorschriften zijn hierna beschreven. Maximum aantal strokenborden en bevestigingspunten Om een woud van borden en daarmee onoverzichtelijke verkeerssituaties te voorkomen is het noodzakelijk om in sommige gevallen strokenborden met verzamelnamen toe te passen, in plaats van individuele aanduidingen van objecten en terreinen. Dit komt in de praktijk in de volgende gevallen voor:

1. Verschillende objecten en/of terreinen zijn gevestigd op één als zodanig aan te duiden locatie, terrein of straat. De provincie kiest dan voor een strokenbord met een toepasselijke verzamelnaam. Dit geldt bijvoorbeeld voor bedrijven-terreinen die kleiner zijn dan 50 ha16;

2. Soortgelijke objecten en terreinen zijn naast of nabij elkaar gevestigd en kunnen worden bereikt door dezelfde richting te volgen. De provincie kiest dan voor een strokenbord met een toepasselijke verzamelnaam voor de soortgelijke objecten of terreinen. Dit geldt bijvoorbeeld voor een aantal campings die zijn gevestigd aan dezelfde met de provinciale weg kruisende gemeentelijke weg;

16 Zie § 3.2.3 Criteria, de provincie verwijst naar bedrijventerreinen groter dan 50 ha met reguliere bewegwijzering.

Bereikbaar door reguliere bewegwijzering te volgen?

Geen strokenbord

Binnen bebouwde kom Wegenverkeerswet 1994?

Gemeentelijk beleid *

Provinciaal beleid Bovenlokale belangen?

Direct ontsloten?

Geen strokenbord

Strokenbord

Strokenbord, mits de gemeente reeds toestemming heeft verleend voor de (door)verwijzing

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

18

3. Het maximum aantal strokenborden op één bevestigingspunt is bereikt. Het maximum op één bevestigingspunt is vastgesteld op 6. Voor ETW’s geldt in de Richtlijn bewegwijzering een maximum van 8. Echter, omdat dit beleid geen onderscheid kent tussen GOW’s en ETW’s, is gekozen voor veiligste variant. Het aantal bevestigingspunten per beslispunt is vastgesteld op 1, zodat op een kruising tussen een provinciale en gemeentelijke weg maximaal 2 bevestigings-punten geplaatst worden (dus 12 strokenborden, 6 aan weerszijde).

Plaats op/aan de weg, kleurstelling, vormgeving De eisen die gelden voor de plaats op/aan de weg, de kleurstelling en de vormgeving zijn opgenomen in bijlage 1 van deze module. Periode Een strokenbord wordt normaliter geplaatst voor permanente objecten en terreinen. In dat geval vermeldt de vergunning geen periode waarvoor deze geldt. Het kan ook voor-komen dat naar een object of terrein tijdelijk moet worden verwezen. Voor de toetsing van de aanvraag maakt dit echter geen verschil omdat aan dezelfde belangen moet worden getoetst. In die gevallen dat een strokenbord tijdelijk is, wordt de periode vermeld in de vergunning. Wijzigingen De wegenverordening bepaalt dat een vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken bij verandering van omstandigheden. Voor strokenborden geldt dit als: - de naam van het object of terrein wijzigt; - de functie van het object of terrein wijzigt (wijziging pictogram); - de weg of diens inrichting wijzigt waardoor het strokenbord, bij handhaving op

dezelfde plek, in strijd is met de belangen die de wegenverordening beschermt; - overige omstandigheden zich voordoen die een wijziging of intrekking van de

vergunning gemotiveerd verantwoorden. § 4.4 Werkwijze De regiobureau’s van de provincie behandelen de aanvragen voor strokenborden. Door, dan wel namens, de provincie wordt de plaatsing, het onderhoud en het afhandelen van schades aan strokenborden verzorgd. Het jaarlijkse onderhoud aan de strokenborden op/aan provinciale wegen is afhankelijk van het onderhoudsprogramma van de provincie, dan wel van het bedrijf dat namens de provincie het onderhoud uitvoert. Schade aan strokenborden wordt naar provinciaal inzicht hersteld. § 4.5 Uitzonderingen Specifieke situaties en omstandigheden kunnen in individuele gevallen aanleiding geven om van deze beleidsregels af te wijken. Deze specifieke situaties en omstandigheden hebben betrekking op het al dan niet volgen van het beleid zoals beschreven in de Richtlijn bewegwijzering of deze module. Dit betekent dat het enerzijds kan voorkomen dat een objectaanduiding, ondanks dat aan één of meerdere voorwaarden wordt voldaan, niet geplaatst wordt. Anderzijds kan een aanduiding wel geplaatst worden, omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Ieder afzonderlijk geval vraagt een eigen belangenafweging en wordt daarom op zijn merites beoordeeld.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

19

De provincie onderkent in ieder geval de volgende uitzonderingen: 1. De gemeente verwijst naar een object of terrein op basis van vastgesteld

gemeentelijk beleid. Daarbij is een provinciale weg buiten de bebouwde kom onderdeel van de verwezen route. De provincie staat doorverwijzingen conform het gemeentelijke beleid op de provinciale weg met maximaal 2 strokenborden toe;

2. Indien verschillende objecten of terreinen zijn gelegen aan dezelfde, vanaf de provinciale weg niet of moeilijk zichtbare, zijweg kan verwezen worden met een straatnaamverwijzing. De provincie past deze uitzondering alleen toe als de bescherming van de verkeersveiligheid ter plaatse hierom vraagt en deze niet bevorderd kan worden door naar de objecten of terreinen individueel te verwijzen met strokenborden. Dit blijkt uit een voor de betreffende situatie gegeven verkeerskundig advies.

§ 4.6 Overgangsregeling De volgende overgangsregeling is van toepassing:

1. De strokenborden waarvoor op grond van de wegenverordening vergunning is verleend vóórdat deze beleidsregels in werking zijn getreden, die passen binnen deze beleidsregels, blijven gehandhaafd voor de duur van de vergunning;

2. Voor strokenborden die zijn geplaatst zonder dat daarvoor een vereiste vergunning is verleend, die passen binnen deze beleidsregels, wordt geacht een vergunning te zijn verleend op grond van de wegenverordening;

3. BEW-borden of andersoortige verwijzingen naar objecten en terreinen waar-voor de provincie in het verleden vergunning heeft verleend die niet passen binnen deze beleidsregels, vervangt de provincie voor strokenborden, mits dit conform deze beleidsregels mogelijk is. De provincie inventariseert na het inwerkingtreden van deze beleidsregels hoeveel borden dit zijn. De provincie treedt dan met iedere eigenaar van het betreffende object of terrein waarnaar het bord verwijst hierover in overleg. Als vervanging volgens deze beleidsregels mogelijk is, zal de provincie de eerder verleende vergunning intrekken17, een nieuwe vergunning verlenen en de verwijzing vervangen;

4. Strokenborden, BEW-borden of andersoortige verwijzingen naar objecten en terreinen die op/aan de provinciale wegen zijn geplaatst zonder dat daarvoor een vereiste vergunning is verleend, die niet passen binnen deze beleidsregels, moeten verwijderd zijn binnen 1 jaar na inwerkingtreding van deze beleids-regels;

5. Aanvragen die ingediend worden nadat deze beleidsregels in werking zijn getreden, worden beoordeeld op basis van deze beleidsregels.

17 De grondslag voor het intrekken van vergunningen is opgenomen in de provinciale wegenverordening, thans artikel 1.5 van de Wegenverordening Noord-Brabant 2006.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

20

§ 5 BIJZONDERE AANDUIDINGEN § 5.1 Beleidsregels bijzondere aanduidingen Dit hoofdstuk licht verschillende bijzondere aanduidingen nader toe. Voor bijzondere aanduidingen op/aan de weg conformeert de provincie zich aan de Richtlijn beweg-wijzering. Het betreft daarmee het beleid over18: - voorzieningen voor weggebruikers; - aanduidingen van verblijfsaccommodaties; - aanduidingen van overstapplaatsen; - bewegwijzering voor fietsers, bromfietsers en voetgangers; - toeristische bewegwijzering; - overige aanduidingen zoals (rivier-)naamborden, gebiedsaanduidingsborden,

informatiepanelen en bouwborden; voor zover in deze module niets anders is bepaald. Voor de maatvoering en overige vormgevingsvereisten van deze borden gelden de vereisten die zijn opgenomen in de LSV. Als de LSV geen vereisten kent, volgt de provincie de Richtlijn bewegwijzering. Voor toeristische bewegwijzering, motto-/argumentatieborden, evenementen, tank-stations en verkiezingsborden gelden de navolgende specifieke beleidsregels. Toeristische aanduidingen Toeristische aanduidingen zoals beschreven in hoofdstuk 6 van de Richtlijn beweg-wijzering is geen bewegwijzering zoals in deze module wordt bedoeld. Deze borden zijn niet aan te merken als verkeersborden19. Toeristische aanduidingen zijn immers niet bedoeld voor de bevordering van de verkeersveiligheid en doorstroming, maar voor toeristische doeleinden. Voorbeelden: wandelroutes (LAW-paden), paddestoelen, fiets-routes (LF-routes, Fietsknooppuntensysteem), ATB-routes, routes op ruiterpaden en skeelerroutes (paaltjessysteem). Andere routes dan die genoemd in de Richtlijn bewegwijzering of in deze module worden niet op/aan provinciale wegen aangeduid. De provincie volgt voor de plaatsing van deze routes zoveel mogelijk de Richtlijn bewegwijzering, met uitzondering van de vormgeving. Deze is vermeld in bijlage 2 van deze module. Veel bezienswaardigheden en toeristische objecten en terreinen zijn opgenomen in toeristische routes. Er is dan een toeristische waarde toegekend aan een object of terrein. Ook objecten en terreinen die niet in dergelijke routes zijn opgenomen kunnen een toeristische waarde hebben. Ter bevordering van de uniformiteit en herkenbaarheid in de bewegwijzering staat de provincie hiervoor echter geen andere vorm van verwijzing op/aan provincale wegen toe dan dat is opgenomen in hoofdstuk 3 en 4 van deze module. Voor verwijzingen naar (toeristische) objecten en terreinen die niet zijn gevestigd aan de proviciale weg buiten de bebouwde kom, is de LSV van toepassing. Voor toeristische bewegwijzering op/aan de weg is op grond van de wegenverordening een vergunning nodig. De provincie toetst of door de aanwezigheid, hoeveelheid, afmeting of uitvoering van de borden de belangen die deze verordening beschermt in het geding komen. Voor het bovenstaande beleid geldt de volgende uitzondering: de gemeente heeft een toeristisch object of terrein in een route opgenomen. Daarbij is een provinciale weg binnen de bebouwde kom onderdeel van de verwezen route. De provincie staat dan doorverwijzingen conform het gemeentelijke beleid op de provinciale weg met maximaal 2 gemeentelijke borden toe.

18 Richtlijn bewegwijzering, CROW-publicatie 222, Ede, juli 2005, paragraaf 2.3.7 tot en met 2.3.12,

blz. 26 tot en met 32. Hoofdstuk 4 en verder van de richtlijn licht ieder soort bord afzonderlijk nader toe. 19 Zie § 2.2.2 Verkeersborden.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

21

Motto- en argumentatieborden Motto- en argumentatieborden zijn geen bewegwijzeringborden. Het zijn ook geen verkeersborden. Toch zijn deze borden, net als verkeersborden, bedoeld om het gedrag van weggebruikers te beïnvloeden. Motto- en argumentatieborden zijn borden waarop aandacht wordt gevraagd voor bijvoorbeeld de verkeersveiligheid zoals “Bob jij of Bob ik?” en “Gordels om, ook achterin”. Voor de plaatsing van deze borden op/aan de weg is een vergunning nodig. De provincie toetst of door de aanwezigheid, hoeveelheid, afmeting of uitvoering van de borden de belangen die de wegenverordening beschermt in het geding komen. Voor de vormgevingsvereisten gelden de vereisten die zijn opgenomen in de LSV. Evenementen Op/aan de provinciale wegen in Noord-Brabant vinden jaarlijks diverse evenementen plaats. Vanuit verkeersveiligheids- en doorstromingsmotieven kan het noodzakelijk zijn dat naar het de locatie waar het evenement plaatsvindt tijdelijk wordt verwezen. Hierbij gelden de volgende specifieke uitgangspunten:

A. Evenementen hebben een tijdelijk karakter, verwijzing naar evenementen zijn daarom gedurende een beperkte periode op/aan de provinciale weg aanwezig;

B. Voor het verwijzen naar evenementen bestaat onderscheid tussen bovenlokale en lokale evenementen. Lokale evenementen kunnen buiten en binnen de bebouwde kom plaatsvinden;

C. De provincie staat geen andere verwijzing naar een evenement op/aan provinciale wegen toe als het evenemententerrein of de -locatie bereikt kan worden door de reguliere bewegwijzering of strokenborden te volgen;

D. Alvorens de provincie besluit verwijzingen voor een evenement toe te staan, heeft de gemeente toestemming voor het evenement verleend.

Bovenlokale evenementen zijn evenementen die hoofdzakelijk gericht zijn op bezoekers van buiten de gemeente waar het evenement wordt gehouden. Voorbeelden: Paaspop te Schijndel en de Open Dagen van de Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Land-macht. Voor evenementen met een bovenlokaal karakter gebruikt de provincie, gelet op de hoeveelheid bezoekers, tijdelijke reguliere bewegwijzering. Deze borden worden in zwarte letters op een gele achtergrond uitgevoerd. Lokale evenementen zijn hoofdzakelijk gericht op bezoekers vanuit de gemeente waar het evenement wordt gehouden. Voorbeelden: jaarmarkten en kermissen. Voor lokale evenementen die plaatsvinden buiten de bebouwde kom op/aan provinciale wegen staat de provincie uitsluitend verwijzingen toe indien de lokale verkeerssituatie of verkeers-veiligheid daarom vraagt. De provincie en de aanvrager bepalen in gezamenlijk overleg de vormgeving, de maatvoering en de bevestigingsplaats van de verwijzing. De provincie staat, gelet op de algemene uitgangspunten zoals beschreven in § 2.5 van deze module, geen verwijzingen toe naar lokale evenementen die plaatsvinden op/aan de provinciale weg binnen de bebouwde kom. Tankstations Het is nationaal gebruik om bij tankstations een blikvanger te plaatsen. Blikvangers hebben een functie voor weggebruikers. Vanwege de tijdige zichtbaarheid kunnen weggebruikers anticiperen op een bezoek aan het tankstation. Voor het aanduiden van tankstations met een blikvanger geldt het volgende:

1. Naar tankstations die beschikken over een blikvanger wordt niet met een strokenbord verwezen, tenzij de blikvanger niet waarneembaar is op een afstand van 200 meter voor het beslispunt;

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

22

2. Tankstations die geen blikvanger hebben komen in aanmerking voor een strokenbord wanneer dit past binnen de beleidsregels uit hoofdstuk 4 van deze module;

3. Strokenborden voor tankstations worden verwijderd indien een blikvanger wordt geplaatst, tenzij de blikvanger niet waarneembaar is op een afstand van 200 meter voor het beslispunt.

De vormgevingsvereisten zijn opgenomen in bijlage 2 van deze module. Verkiezingsborden Gedurende verkiezingen (gemeenteraad, provinciale staten, 2e kamer) en referenda mogen posters geplakt worden op speciaal daarvoor ingerichte borden. Dergelijke aanduidingen vallen onder de vrijheid tot het openbaren van gedachten en gevoelens zoals bedoeld in artikel 7 van de Grondwet. Dit geldt ook voor ideële aanduidingen. Ondanks dat voor deze aanduidingen geen vergunningplicht geldt, kunnen wel beperkingen worden verbonden aan de afmetingen en de bevestigingsplaats op/aan de weg. Voor de vormgevingsvereisten gelden de vereisten die zijn opgenomen in de LSV. Daar waar door de aanwezigheid, hoeveelheid, afmeting of uitvoering van de borden verkeersonveilige situaties of doorstromingsproblemen ontstaan (verstoring wegbeeld, uitzichtbelemmering), treedt de provincie met de eigenaren van de borden in overleg om de onwenselijke situatie te beëindigen. § 5.2 Werkwijze De regiobureau’s van de provincie behandelen de aanvragen voor de bijzondere aanduidingen. Voor de plaatsing van tijdelijke reguliere bewegwijzering is geen verkeersbesluit of vergunning noodzakelijk. Deze borden plaatst de wegbeheerder uit hoofde van haar zorgplicht voor de weg. Deze borden hebben dan ook geen rechtsgevolg. Voor de overige borden uit dit hoofdstuk geldt dat de aanvrager deze plaatst, op aan-wijzing van de provincie. Omdat deze borden geen verkeersborden zijn, draagt de aanvrager de kosten van aanschaf en plaatsing. § 5.3 Uitzonderingen Specifieke situaties en omstandigheden kunnen in individuele gevallen aanleiding geven om van deze beleidsregels af te wijken. Deze specifieke situaties en omstandigheden hebben betrekking op het al dan niet volgen van het beleid zoals beschreven in de Richtlijn bewegwijzering of deze module. Dit betekent dat het enerzijds kan voorkomen dat een bijzondere aanduiding, ondanks dat aan één of meerdere voorwaarden wordt voldaan, niet geplaatst wordt. Anderzijds kan een aanduiding wel geplaatst worden, omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Ieder afzonderlijk geval vraagt een eigen belangenafweging en wordt daarom op zijn merites beoordeeld. § 5.4 Overgangstermijn De vergunningen die op grond van Wegenverordening Noord-Brabant voor boven-genoemde bijzondere aanduidingen zijn verleend, vóórdat deze beleidsregels in werking trad blijven onverkort geldig voor de duur van de vergunning. Aanvragen die ingediend worden ná de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels, worden beoordeeld op basis van deze beleidsregels.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

23

BIJLAGE 1 Plaats op/aan de weg, kleurstelling en vormgeving van strokenborden De eisen voor de plaats op/aan de weg, kleurstelling en vormgeving passen binnen de uitgangspunten van deze module en dragen bij aan de belangen die de provincie nastreeft voor de bij haar in onderhoud zijnde wegen. Plaats op/aan de weg Strokenborden fungeren als vooraankondiging. De streefafstand tussen het beslispunt (kruising) en plaatsingslocatie is 150 tot 200 meter waar een maximumsnelheid van 80 km/uur of meer geldt. Indien de maximumsnelheid minder is dan 70 km/uur dan houdt de provincie een afstand van 25 à 50 meter aan. Mocht het noodzakelijk zijn om meer objecten aan te duiden dan toegestaan is op 1 bevestigingspunt/frame, dan plaatst de provincie op leesbare afstand een extra bevestigingspunt met strokenborden. Deze afstand is 300 meter bij een maximum snelheid van 120 km/uur, 150 tot 200 meter bij een maximum snelheid van 80 km/uur en 50 meter bij een lagere maximum snelheid dan 70 km/uur. Kleurstelling Borden die overige informatie bevatten voor weggebruikers moeten worden uitgevoerd als een rechthoekig bord waarop de letters, cijfers of symbolen in een blauw veld zijn geplaatst20. Strokenborden worden dienovereenkomstig uitgevoerd. Vormgeving Bevestigingspunt/frame: - Strokenborden worden aangebracht tussen 2 buispalen; - De afstand tussen de onderkant van het onderste bord en het maaiveld op

wegen buiten de bebouwde kom bedraagt tenminste 1200 mm21; - De standaardlengte van buispalen is 2500 mm, 3000 mm, 3300 mm en

3800 mm; - De buispalen zijn rond 76 mm; - De buispalen zijn voorzien van een verankering van 900 mm in de grond; - De buispalen zijn voorzien van een poedercoating blauw. Bevestigingsbeugels: - In principe worden scharnierbeugels rond 76 type H enkel toegepast; - Wanneer borden ruggelings tegen elkaar geplaatst worden, worden

scharnierbeugels rond 76 type K dubbel toegepast. Strokenborden: - Strokenborden zijn maximaal 1600 mm breed; - Strokenborden met 1 tekstregel zijn maximaal 250 mm hoog, strokenborden

met 2 tekstregels zijn maximaal 350 mm hoog; - Het gebruikte lettertype is Uu in verzwaarde uitvoering; - De maximale letterhoogte is 80/60 mm (kapitalen/onderkasten); - De strokenborden worden uitgevoerd in retroreflecterend materiaal, klasse II

(High-Intesity). Op de achterzijde wordt het bouwjaar/plaatsingsjaar vermeld. De eisen verwoord in NEN-3381 zijn van toepassing;

- Strokenborden zijn uitgevoerd in blauw, met een wit veld, witte scheidingsbies, zwarte letters, zwarte pictogrammen en een witte pijl;

20 Bron: BABW, artikel 4. 21 Bron: Hoofdstuk 2, paragraaf 2 van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

24

- Op de strokenborden wordt de toepasselijke naam van het aan te duiden object of terrein (of groepen daarvan), het bijbehorende symbool of pictogram en de pijl die de te volgen richting aanduidt volgens onderstaand model (links het pictogram, dan de objectnaam beide in wit vlak, rechts de pijl) weergegeven;

- Per strokenbord worden maximaal 2 symbolen of pictogrammen. De symbolen of pictogrammen zijn hierna opgenomen en komen overeen met de LSV;

- De gemiddelde levensduur van een strokenbord is vastgesteld op 10 jaar. Model strokenbord: Afmetingen 1 regel 2 regels

A mm 1600 1600

B mm 250 350

C mm 100 100

D mm 80 / 60 80 / 60

Aantal karakters per regel 12 tot 16 12 tot 16

B

D

D

C

A

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

25

Voorbeelden strokenborden: Éénregelig met één pictogram

Tweeregelig met één pictogram

Éénregelig met twee pictogrammen

Pictogrammen:

01: Aanlegplaats

02: Apotheek

03: Appartement

04: Aboretum

05: Bank- grenswisselkantoor

06: Bar

07: Beeldgieterij

08: Bedrijventerrein

09: Begraafplaats

10: Betaalautomaat

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

26

11: Bezoekerscentrum Natuurmonumenten

12: Bibliotheek

13: Bioscoop

14: Bloedbank

15: Bossen en vennen

16: Bowling

17: Bungalowpark

18 Café

19: Camperterrein

20: Caravanterrein-park

21: Conferentieoord

22: Dierentuin

23: Douche

24: EHBO-post

25: Fietsenstalling

26: Fietskarverhuur

27: Fietsklem

28: Fietsverhuur

29: Fitnesscentrum

30: Fotografisch interessant object

31: Galerie

32: Gerechtsgebouw

33: Gezondheidscentrum

34: Golfterrein

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

27

35: Griend

36: Groepsaccommodatie

37: Heemtuin

38: Historische stadskern

39: Historische kade

40: Honkbalveld-stadion

41: Hospitaal-Ziekenhuis

42: Hotel-Motel

43: Huifkarverhuur

44: Hulppost-reparatiepost

45: Informatiepunt

46: Industrieterrein

47: Jachthaven

48: Jeugdherberg

49: Kampeerboerderij

50: Kampeer en caravanterrein

51: Kampeerterrein

52: Kanoverhuur

53: Kantorenpark

54: Karting

55: Kasteel-ruïne

56: Kegelbaan

57: Kerk

58: Kinderboerderij

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

28

59: Kuuroord

60: Laad- en losplaats

61: Lift

62: Manege

63: Meubelboulevard

64: Midgetgolf

65: Midgetgolf overdekt

66: Minicamping

67: Molen

68: Monument- gedenkteken

69: Motorbootverhuur

70: Museum

71: Museumspoorlijn

72: Natuurreservaat

73: NS-station

74: Otterstation

75: Overslagterrein

76: Partycentrum

77: Parkeer- en reisstation

78: Parkeergarage

79: Parkeerplaats

80: Picknickplaats

81: Pomp

82: Pomp loodvrij en LPG

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

29

83: Pomp LPG

84: Pomp Loodvrij

85: Politie

86: Postkantoor

87: Pottenbakkerij

88: Raadhuis

89: Pretpark

90: Recycling

91: Recreatiegebied

92: Restaurant

93: Revalidatiecentrum

94: Rondvaartboot

95: Rugbyveld

96: Schaatsbaan

97: Schaatsbaan (overdekt)

98: Schutsluis

99: Scouting

100: Slakkenkwekerij

101: Smederij

102: Snackbar

103: Spartelvijver

104: Speeltuin

105: Speeltuin (overdekt)

106: Sporthal

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

30

107: Sportpark-veld

108: Stadion

109: Stadsboerderij

110: Sterrenwacht

111: Supermarkt

112: Surfplas

113: Telefoon

114: Tennisbaan

115: Theater.

116: Trailerhelling

117: Transferium

118: Trap-trappenhuis

119: Trekkershut

120: Trimbaan

121: Tuincentrum

122: Uitgang

123: Uitzichtpunt

124: Universiteit

125: Veiling

126: Vergaderruimte

127: Vestingwerken

128: Visplaats

129: Vliegveld

130: Voetgangerstunnel

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

31

131: Vogelpark

132: VVV

133: Wandelroute (beginpunt)

134: Waterradmolen

135: Waterskibaan

136: WC

137: Wielrenbaan

138: Winkelcentrum

139: Witte fietsen

140: Woningbouw- vereniging

142: Zwembad

142: Zwembad (overdekt)

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

32

BIJLAGE 2 Plaats op/aan de weg, kleurstelling en vormgeving van bijzondere aanduidingen Fietsknooppuntensysteem Dit systeem maakt gebruik van een netwerk van fietspaden en autoluwe landelijke wegen met een ontsluitingsfunctie, waarbij de kruispunten in dit netwerk zijn voorzien van een bord met knooppuntnummering. Het systeem bestaat uit borden met verschillende functies: - Knooppuntborden geven inzicht in de mogelijk te volgen routes vanaf het

knooppunt. De knooppuntborden zijn uitgevoerd als stapelbord en worden op 10 tot 25 meter vóór het actiepunt (het betreffende knooppunt) geplaatst;

- Tracéborden duiden op de route tussen twee genummerde knooppunten, ze worden alleen toegepast als het verloop van de doorgaande route minder duidelijk is. In die gevallen wordt het tracébord vóór een kruispunt geplaatst;

- Objectaanduidingsbord kan in voorkomend geval toegepast worden om vanaf het netwerk het centrum van een bebouwde kom aan te duiden;

- Voorwaarschuwingsborden worden uitsluitend geplaatst als een knooppuntbord én een informatiepaneel niet meer zichtbaar is. Het bord op circa 150 meter vóór een knooppunt op iedere naderingsrichting geplaatst;

- Informatiepanelen staan op genummerde knooppunten. In het systeem wordt op ieder genummerd knooppunt een informatiepaneel geplaatst zodat vanaf elk knooppunt de vervolgroute is te bepalen. Het paneel heeft een informatie-drager met daarop het routenetwerk van de regio en het nummer van het knooppunt aldaar. Het paneel wordt veilig en voldoende opvallend, vanuit alle naderingsrichtingen, geplaatst.

De knooppuntsysteemborden zijn 400 mm breed en 600 mm hoog (1 en 2 richting-aanduidingen, vooraanduiding en objectaanduiding) of 550 mm hoog (3 richting-aanduidingen). Bij meer dan 3 richtingaanduidingen bedraagt de hoogte telkens een veelvoud van 170 mm per extra rijrichtingaanduiding. Aan de voorzijde wordt geen reclame geuit, wel mag de initiatiefnemer de ruimte in de zwarte band (onderaan) gebruiken om zijn naam te vermelden. De wegwijzers worden uitgevoerd in wit met groene opschriften in een cursief lettertype. Deze kleurstelling en tekstuitvoering zijn vastgelegd in het RVV 1990 en de Richtlijn bewegwijzering van het CROW. Op de borden worden het fietssymbool, het volgende knooppuntnummer en de rijrichting naar het volgende knooppunt geplaatst. Onder op de bordrand staat de naam van de onderhoudsplichtige, de vergunninghouder, en eventueel de naam van de producent van het bord. De landschapsverordening 2002 (artikel 3.1.r toelichting) staat reclame, om de financiering van de routeborden mogelijk te maken, toe. Deze reclame mag vanuit verkeersveiligheidsoogpunt niet beeldbepalend zijn, en mag daarom niet geplaatst zijn in een vak met informatie over een knooppunt. Borden voor wandelroutes, skeelerroutes en dergelijke De provincie Noord-Brabant past voor wandpaden, ruiterpaden, ATB-routes, skeeler-routes en dergelijke het paaltjessysteem toe. Dit systeem bestaat uit een gesloten route met aanduidingen van 0,6 meter hoge paaltjes (afmeting 150 x 150 mm) met op de afgeschuinde bovenzijde een plaatje met informatie. De paaltjes zijn van hout of gerecycled kunststof. Voor de herkenbaarheid wordt, naast het plaatje aan de boven-zijde, ook aan de voorzijde van het paaltje een pictogram/symbool weergegeven. De paaltjes worden op 10 tot 25 meter voor het kruisingsvlak in de rechterberm geplaatst.

Beleidsnota Wegenbeheer – Bewegwijzering CONCEPT NOV. 2005

Module B4 Vastgesteld … 2005

33

Tankstations Voor blikvangers gelden de volgende voorschriften:

1. Blikvangers zijn niet hoger dan 7,50 meter (landschappelijke belangen)22; 2. Blikvangers zijn niet breder dan 2,40 meter; 3. Blikvangers worden in de onmiddellijke nabijheid van het tankstation geplaatst,

aan het einde van de uitrijstrook. Blikvangers worden in geen geval geplaatst tussen de hoofdrijbaan en een fietspad (tenzij het fietspad achterlangs is gelegen);

4. De informatie op blikvangers heeft uitsluitend betrekking op de te leveren brandstoffen (merk, logo, naam, prijzenbord, valuta/betalingssymbolen, overige informatie zoals self-service);

5. Het kleurenschema van blikvangers is vrijblijvend; 6. Eventuele verlichting van of ten behoeve van blikvangers is niet misleidend of

verblindend voor weggebruikers; 7. Blikvangers worden uitgevoerd volgens onderstaand model.

Model 1: Blikvanger tankstation

Merk, logo, naam Prijzenbord

Valuta/betalingssymbolen Overige informatie zoals self-service

22 Bron: Landschapsverordening Noord-Brabant 2002, artikel 3, eerste lid, onder n.