de praktijk - platform ouderenzorg praktijk 2012 nummer 3.… · copd brigade naast de onlinetest...
TRANSCRIPT
1
H é t t i j d s c H r i f t v o o r d e p r a k t i j k v e r p l e e g k u n d i g e e n p r a k t i j k o n d e r s t e u n e r
de PraktijkPRAKTIJKVERPLEEGKUNDIGEN
& PRAKTIJKONDERSTEUNERS
J a a r g a n g 5 2012
3Polyfarmacie in de praktijk
Optekenen van levensverhalen, een zinnig initiatief
Hartfalen
nu beschikbaar
Online nascholing COPD
Geaccrediteerde online nascholing voor praktijkverpleegkundigen/praktijkondersteuners
De praktijkverpleegkundigen en praktijkondersteuners vormen belangrijke sleutelfiguren in de herkenning en behandeling van COPD. De online nascho-ling COPD gaat zowel in op de rol van de praktijkondersteuner bij de diagnos-tiek van COPD als op de farmacologische behandeling van deze aandoening. Ook het opzetten van een COPD-spreekuur komt in deze e-learning aan bod.
K i j K O P h e t P l at f O r m w w w. P r a K t i j K e D u C at i e . n l
gratis voor praktijkverpleegkundigen en praktijk ondersteuners
3
De PraktijkHét tijdschrift voor de praktijkverpleegkundige en praktijkondersteuner
Uitgevervan Zuiden communications B.v.postbus 21222400 cc alphen aan den rijntel. 0172 - 476 191fax 0172 - 471 882e-mail: [email protected]
Redactieleonie Bosch, praktijkverpleegkundige te de Biltpetra cornelis, praktijkverpleegkundige te de Bilt en docent opleiding praktijkondersteuning te edegerda keizer, praktijkverpleegkundige te BunschotenMarjan verschuur, gezondheidswetenschapperMartien vrolijk, praktijkverpleegkundige te deventer
Redactieraaddr. s.t. Houwelingdr. i. smeeleMw. mr. j.j.a. van Bovendr. M.j. lenzendhr. r.M. oemrawsingh
Bureau- en eindredactievan Zuiden communications B.v.Marina kapteyn, projectmanagerpostbus 21222400 cc alphen aan den rijntel. 0172 – 476 191fax. 0172 – 471 882e-mail: [email protected]
© 2012, van Zuiden communications B.v.,alphen aan den rijn
alle rechten voorbehouden. geen enkel bestanddeel van deze uitgave noch de gehele uitgave mag worden verveelvoudigd, open-baar gemaakt of bewaard in een documenta-tiesysteem door middel van druk, fotokopie, microfilm of enige andere techniek dan na schriftelijke toestemming van de uitgever. Meningen en beweringen, geuit in de artikelen en in de mededelingen in deze uitgave zijn die van de auteur(s) en behoeven niet nood-zakelijkerwijs overeen te komen met die van de redactie en van de uitgever. de uitgave wordt met de grootst mogelijke zorgvuldig-heid samengesteld. fouten (in de gegevens-verwerking) kunnen echter niet altijd worden voorkomen. Met het oog hierop en omdat de ontwikkelingen in de medische wetenschap snel voortschrijden, wordt de lezer aangeraden onafhankelijk inlichtingen in te winnen en/ of onderzoek te verrichten wat betreft de ver-melde diagnostische methoden, doseringen van medicijnen enzovoort. aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. de redactie en de uitgever wijzen elke verant-woordelijkheid of aansprakelijkheid voor de juistheid van de gegevens af en garanderen noch ondersteunen enig product of enige dienst geadverteerd in deze uitgave, noch staan garant voor enige door de vervaardiger van dergelijke producten of diensten gemaakte beweringen.
issn : 1876-2573oplage: 2.000 exemplaren
inhoudsopgave
Voorwoord 5L.H.M. Bosch-van den Berg, hoofdredacteur de Praktijk en praktijkverpleegkundige te De Bilt
Nieuws & Trends 6
Hulpverleners moeten onderwerp seksualiteit bespreekbaar maken 9Mw. Y. van Baardwijk, teamleider SBWU, eigenaar Praktijk voor Seksuele Coaching
Column 12Riek Zadeger
Polyfarmacie in de praktijk 13L.H.M. Bosch-van den Berg, praktijkverpleegkundige te De Bilt
Mantelzorg geven doen we bij voorkeur naast de deur 16Merel Schrama, Yvonne de Jong, Expertisecentrum Mantelzorg
Optekenen van levensverhalen, een zinnig initiatief 17Leny de Groot, vrijwilliger, Wouke van den Heuvel, projectcoördinator
Het komt wel goed 21Martien Vrolijk, praktijkverpleegkundige te Deventer
Betere dementiezorg door Zorgstandaard Dementie 22
Diabetes Werkt! versterkt positie van werknemers met diabetes 23
Hartfalen 25Mw. J. Zimmerman, verpleegkundig specialist, Hartfalenpoli Ziekenhuis Gelderse Vallei
Verenigingsnieuws 28
Activiteitenagenda 31
C o l o f o n
Geaccrediteerde online nascholing voor praktijkverpleegkundigen/praktijkondersteuners
Alles over COPDKijk voor meer informatie op www.luchtpunt.nl,
een informatieplatform voor COPD-patiënten,hun omgeving en hun zorgverleners.
Een initiatief van
Luchtpunt adv_POH/HA_A4_excl Pfizer.indd 1 06-08-12 14:42
5
Voorwoord
spiegelen
Mijn dochter van elf vroeg laatst: “Wat doe jij nou eigenlijk op je werk?”
Wellicht herkenbaar, dergelijke vragen uit de omgeving? Er werd uiteraard
geen al te ingewikkeld of medisch betoog verwacht. Om een zo helder moge-
lijk beeld te schetsen gaf ik het volgende antwoord: “Ik begeleid onder meer
patiënten met suikerziekte. Ik vertel hen wat ze allemaal zouden moeten doen
om zo gezond mogelijk te blijven.” “Oh…”, was het eenvoudige antwoord en de
volgende vraag was: “Wat vertel je hen dan?”
“Nou….”. Met gemak en vol overgave begon ik te vertellen welke restricties er
zijn wat betreft voeding, alcoholgebruik en roken, het belang om meer te gaan
bewegen en uiteraard af te vallen. Ik kon het niet laten om dit aan te vullen
door te zeggen dat dit heel belangrijk is, willen patiënten hun glucose goed
gereguleerd hebben en dat effect al snel bereikt wordt. “Goh”, was de reactie..,
“maar goed dat jij geen diabeet bent.” “Hoezo?” “Nou roken is dan niet aan de
orde, maar bewegen en afvallen?? Bij jou mogen er ook wel wat pondjes af en
bewegen is vaak alleen een voornemen. Daarnaast ben je ook niet vies van een
goed glas rosé.”
Goh… en daar zit je dan met je goede gedrag in een keer aan de andere kant
van de tafel met de advocaat van de duivel. Want deze feedback valt niet te
negeren. Even een flinke spiegel die wordt voorgehouden. Herken je dat? Ik
realiseerde mij dat het niet alleen een grote spiegel was die mijn eigen gedrag
in het dagelijks leven weerspiegelde toen ik dit gesprek met mijn dochter had;
het was ook een weerkaatsing van een blinde vlek. Want bespreken we onder-
ling niet vaak dat bepaalde patiënten niet zijn te motiveren en geven we daar-
bij niet vaak aan dat niet te begrijpen? Want als ons dat zelf zou overkomen…
nou, dan wisten we het wel. Maar is dat zo?? Is het af en toe niet goed dat we
ons even realiseren wat de menselijke moeilijkheid is aan het veranderen van
een zeer diep ingesleten leefpatroon en in hoeverre excuses daadwerkelijk een
verandering in de weg staan? Want driemaal per week sporten is best lastig
wanneer je bijvoorbeeld een alleenstaande moeder bent van twee kinderen,
drie dagen werkt, kids haalt en brengt van sport, vriendjes en andere verplich-
tingen. Dan is de nastreven van je doelen echt heftig. Ik wil zeker niet preten-
deren dat we als zorgverlener moeten stoppen met het informeren, motiveren
en confronteren met niet behaalde afspraken. Ik zou je willen uitdagen ook
eens voor de spiegel te gaan staan en te concluderen waar jouw blinde vlek zit.
Want die is vast niet voor elk van ons gelijk!
Leonie Bosch-van den Berg Hoofdredacteur de Praktijk
LeoNie Bosch-VAN deN Berg
Alles over COPDKijk voor meer informatie op www.luchtpunt.nl,
een informatieplatform voor COPD-patiënten,hun omgeving en hun zorgverleners.
Een initiatief van
Luchtpunt adv_POH/HA_A4_excl Pfizer.indd 1 06-08-12 14:42
6
Nieuws & TRenDs
Het Kwaliteitsregister V&V verandert, verander mee!
Zowel de opmaak als puntenver-
deling van het portfolio van het
Kwaliteitsregister V&V verandert
vanaf 1 oktober. Voer daarom vóór
15 september 2012 alle scholingen
die je hebt gevolgd op in je portfolio!
Gebruiksvriendelijk, overzichtelijk en professioneelAls verpleegkundige of verzorgende
kun je al vijf jaar je deskundigheid bij-
houden in het Kwaliteitsregister V&V.
In die vijf jaar zijn er regelmatig verbe-
teringen in het systeem doorgevoerd.
Omdat steeds meer verpleegkundigen
en verzorgenden gebruik maken van
het Kwaliteitsregister, is het tijd om
naar een efficiënter en gebruiksvrien-
delijker systeem over te stappen.
Om als verpleegkundige of verzor-
gende mee te gaan met deze veran-
deringen moet je eerst je portfolio
bijwerken en akkoord gaan met het
nieuwe reglement (vanaf eind juli).
Tussen 15 september en 1 oktober
worden alle bijgewerkte portfolio's
overgezet naar de nieuwe opmaak
en puntenverdeling. Wanneer je je
portfolio NIET vóór 15 september
hebt bijgewerkt, dan wordt het op
een later moment overgezet.Let op:
Zolang je portfolio NIET is overgezet,
kunnen de geaccrediteerde scholin-
gen die je ná1 september volgt, niet
worden bijgeschreven.
Longziekte COPD steeds bekender
steeds meer mensen zijn bekend met de ernstige longziekte COPD. De campagnes van het Astma Fonds van de afgelopen jaren zorgden daar voor. De laatste twee jaar stond de COPD-risicotest centraal in de campagne. Deze onlinetest speelt een belangrijke rol in vroegopsporing van COPD. Momenteel vindt er een pilot plaats om deze test binnen de reguliere zorg in te bedden.
COPD had eind 2011 een bekend-
heid van 81%. Dat is een aanzienlijke
stijging vergeleken met de 52% uit
2007. Niet alleen de bekendheid nam
toe, ook weten mensen beter wat
COPD is. Waar in 2007 nog maar 46%
van de mensen wist dat COPD een
‘ernstige, ongeneeslijke longziekte’
is, is dit in 2011 maar liefst 64%. De
campagnes van het Astma Fonds
droegen hieraan bij.
COPD risicotestSinds november 2010 staat in de
campagne de COPD risicotest cen-
traal. Met deze onlinetest roept het
Astma Fonds mensen op om gratis
hun risico op COPD te testen. Het
is een laagdrempelige manier om
COPD vroeg op te sporen. En dat is
nodig: want naast de 320.000 mensen
in Nederland die de diagnose COPD
hebben, hebben naar schatting nog
eens 300.000 mensen een groot
risico op de longziekte zonder dat
zij dit zelf weten.Na twee jaar is de
onlinetest maar liefst 220.000 keer
ingevuld. Van de mensen die de test
volledig invulden, kreeg 23% de uit-
slag ‘hoog risico’ en werd verwezen
naar zijn huisarts.
COPD brigadeNaast de onlinetest bestaat er ook
een lokale aanpak met de COPD-
risicotest, de COPD brigade. De
vrijwilligers van de brigade gaan de
buurt in om aan mensen uit de lagere
sociale klassen voorlichting te geven
over COPD en de COPD-risicotest af
te nemen. Zij doen dit in onder meer
buurthuizen, moskeeën en bij lokale
evenementen. In 2011 was de brigade
actief in 10 krachtwijken, waaronder
in alle vier de grote steden.
Hoe verder?De goede resultaten van de COPD-
risicotest vragen om inbedding
binnen de reguliere zorgprak-
tijk. Het Nederlands Huisartsen
Genootschap en het Astma Fonds
startten onlangs een pilot om te
kijken of de COPD-risicotest geschikt
is als een volgende module van het
Preventieconsult. Dit onderzoek
wordt uitgevoerd door CAPHRI. Het
doel van het Preventieconsult COPD
is om binnen de eerstelijnszorg
mensen met een verhoogd risico op
COPD te identificeren en hen een
optimale begeleiding en behandeling
te geven ter voorkoming van (ver-
dere) gezondheidsschade. De resulta-
ten van deze pilot worden in najaar
2012 verwacht. De gevalideerde
test voor vroegopsporing is ontwik-
keld onder leiding van prof. dr.
Van Schayck (CAPHRI – Maastricht
Universiteit Medisch Centrum).
j Bron: persbericht astma fonds (binnenkort
longfonds)
7
Toolkit ‘Kwetsbare ouderen – U CARE’ beschikbaar
Het aantal ouderen zal de komende decennia in nederland sterk toenemen. Daarmee stijgt ook het aantal kwetsbare ouderen. Verwacht wordt dat het aantal kwetsbare ouderen zal toenemen van 700.000 in 2010 naar 1.000.000 in 2040. Op dit moment is de gezondheidszorg, en daarbij de huisartsenzorg, onvoldoende voorbereid op deze groeiende groep ouderen. De huidige ouderenzorg in de huisartspraktijk is op dit moment reactief: een patiënt komt pas bij de huisarts wanneer hij problemen ervaart. Daarnaast is er bij ouderen vaker sprake van multimorbiditeit en complexe problematiek waardoor de zorgverlening vaak kostbaar en tijdrovend is. Dit vraagt om een andere aanpak.
Een transitie naar meer gestruc-
tureerde, proactieve zorg is nodig
om excellente en efficiënte zorg
te kunnen leveren aan ouderen
met complexe zorgbehoeften in de
huisartspraktijk. Een belangrijk
uitgangspunt hierbij is dat er wordt
ingegaan op de ervaren zorgproble-
men en zorgbehoeften van de patiënt
om uiteindelijk de zelfredzaamheid
te bevorderen en functionele achter-
uitgang te voorkomen.
U-CAReIn het kader van het Ouderen zorg-
project Midden Utrecht* (Om U) is
een evidence-based, proactief en
gestructureerd zorgprogramma
(U-CARE) ontwikkeld om deze
transitie te realiseren. In het Om
U project wordt onderzocht of het
U-CARE programma, in combinatie
met een innovatief software pro-
gramma (Utrechtse Periodieke Risico
Identificatie en Monitoring systeem,
UPRIM), het fysiek functioneren en
kwaliteit van leven van kwetsbare
ouderen zal verbeteren. Daarnaast
wordt het project geëvalueerd op
andere uitkomsten zoals zorgge-
bruik, opname verpleeg/verzorgings-
huis, mortaliteit en tevredenheid
van de patiënt ten aanzien van de
zorg. Het doel van het Om U project
is om kwetsbare ouderen in de huis-
artspraktijk eerder op te sporen en
de zorg aan deze groep patiënten te
verbeteren door het inzetten van spe-
ciaal opgeleide praktijkverpleegkun-
digen ouderenzorg. Voor dit project
zijn 21 praktijkverpleegkundigen
geschoold en getraind om met het
U-CARE programma te werken.
ToolkitHet U-CARE-programma is samen-
gevat in de ‘ Toolkit kwetsbare
ouderen: Screeningsinstrument en
evidence-based zorgplannen’. Dit
is een praktisch hulpmiddel voor
huisartsen en praktijkverpleegkun-
digen die op een gestructureerde
en proactieve manier zorg willen
verlenen aan hun ouderen. De tool-
kit bevat een screeningsinstrument
voor het meten van kwetsbaarheid,
complexiteit van zorg en welbevin-
den, evidence-based zorgplannen
voor 11 veel voorkomende pro-
bleemgebieden. Daaronder vallen
mobiliteit, incontinentie, cognitie,
visus, functioneren en voeding, een
valprotocol en een format voor het
opstellen van een zorgplan op maat.
De toolkit is ontwikkeld met een
team van onderzoekers, huisartsen,
praktijkverpleegkundigen ouderen-
zorg, experts en een groep oudere
patiënten. Het programma richt zich
op de zelfstandig wonende oudere
patiënt die een verhoogd risico heeft
op functionele achteruitgang.
De toolkit is gratis op te vragen bij:
Meer informatie over het Om
U-project kunt u vinden op:
www.nuzo-utrecht.nl.
* Het Om U-project is een van de transitie-
projecten van het Netwerk Utrecht Zorg
Ouderen (NUZO). Dit is een regionaal
ouderenzorgplatform dat verbonden is
aan het Universitair Medisch Centrum
Utrecht (UMCU). Het NUZO is een van
de acht universitaire netwerken van het
Nationaal Programma Ouderenzorg.
PR A K T I J K V E R PL E E G K U N D I G E N & PR A K T I J KO N D E R S T EU N E R S
De V&VN Praktijkverpleegkundigen & Praktijkondersteuners organiseert haar jaarlijkse congres voor praktijkondersteuners/praktijkverpleeg-kundigen werkzaam in: de huisartsenpraktijk of gezondheidscentrum, verpleeghuizen, woonzorgcentra of verzorgingshuizen, asielzoekerscentra en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking.
PRAKTIJKVERPLEEGKUNDIGEN & PRAKTIJKONDERSTEUNERS
Het wordt een praktisch congres met drie workshopronden van elk anderhalf uur. Iedere workshop wordt gegeven door een inhoudsdeskundige en een praktijkverpleegkundige/-ondersteuner voor de praktische tools, zodat u direct de volgende dag het geleerde in praktijk kan brengen. Het totale overzicht van alle workshops kunt u vinden op onze website www.pvkpoh.nl. Het congres wordt ludiek afgesloten met Theater en Spel, wat staat voor leren door beleven, met een indrukwekkend, interactief thema theater.
Dit congres mag u niet missen! Schrijf u nu in op www.pvkpoh.nl
Jaarcongres
Donderdag 20 september 2012 REGARDZ DE EENHOORN TE AMERSFOORT
9248_fl_congres_v_en_vn_a4_10.indd 1 10-04-12 14:46
9
VisieIedereen heeft met seksualiteit te maken; zowel hulp-
verleners als patiënten. Yvonne is ervan overtuigd dat alle
professionele hulpverleners over vaardigheden beschik-
ken om dit onderwerp bespreekbaar te maken.
Dit artikel is geschreven om hulpverleners bewust te
maken van het belang van het bespreken van seksualiteit.
Yvonne hoopt dat dit artikel dat extra duwtje in de rug
geeft, zodat iedere hulpverlener het onderwerp durft aan
te snijden. Tevens reikt zij handvatten aan hoe je dit in de
praktijk kan brengen. Het uitgangspunt hierbij is: je kunt
niets verkeerd doen zolang je goed luistert naar je patiënt
en hem respectvol benadert.
seksualiteit bespreekbaar makenHet bespreekbaar maken van het thema seksualiteit is
voor veel hulpverleners lastig. We vinden het eng, het
komt te dicht bij of we weten niet hoe we het gesprek
moeten aanvangen. We ontkennen de aanwezigheid van
problemen op dit gebied en vermijden het thema. Dat is
jammer. Onze patiënten hebben ook, net als wij, behoefte
aan contact, intimiteit en seksualiteit.
Hulpverleners die seksualiteit wel bespreken erkennen
dat het thema een levensgebied is dat aandacht verdient.
Zij vinden dat het tot hun takenpakket behoort en ver-
trouwen op hun vaardigheden als hulpverlener om dit
thema bespreekbaar te maken.
Psychiatrische patiënten ondervinden meer seksuele pro-
blemen door hun ziekte of door medicijngebruik. Dit zie
je ook terug bij mensen met een chronische lichamelijke
ziekte. De misvatting is vaak dat deze mensen wel wat
anders aan het hoofd hebben dan seksualiteit. De aandacht
gaat meestal uit naar andere levensgebieden. Het thema
seksualiteit krijgt hierdoor onvoldoende aandacht. Dat is
een gemis als je bedenkt dat een prettige seksuele beleving
een positieve uitwerking heeft op lichaam en geest.
Hulpverleners zijn geneigd om zich te richten op het
ziektebeeld van de patiënt, of dit nou een lichamelijke
of geestelijke ziekte is. Vanuit professioneel oogpunt is
het belangrijk om het ziektebeeld voor ogen te houden.
Niettemin is het goed om te kijken naar de wensen en
mogelijkheden van een patiënt. Er is maar één manier
om daar achter te komen… het gesprek aangaan.
Kunnen wij seksuele problemen verhelpen? Wij kunnen er niet voor zorgen dat een patiënt geneest
van een chronische aandoening. Wel kunnen wij zorgen
voor ondersteuning in het ziekteproces. Wij kunnen
patiënten helpen door naar ze te luisteren. Indien je jouw
(professionele) sociale vaardigheden inzet, kun je al veel
betekenen voor je patiënt. Je hoeft niet gespecialiseerd te
zijn in dit onderwerp om iemand te helpen. Ik ga hierbij
uit van het PLISSIT-model. PLISSIT staat voor:
Permission
Limited Information
Specific Suggestion
Intensive Therapy
Het PLISSIT-model is een gestructureerde aanpak dat
wordt gebruikt om seksualiteit bespreekbaar te maken of
om antwoord te geven op vragen over seksuele zorgen of
problemen.
Uitgangspunten van het PLISSIT-model:
� Iedere hulpverlener kan seksualiteit bespreekbaar
maken.
� De hulpverlener is van grote waarde in het creëren van
gelegenheid om over seksualiteit te kunnen praten.
Pas daarna kan voorlichting of begeleiding worden
gegeven.
PLIssIT-modelHet model kenmerkt zich door vier fasen:
1. Het geven van toestemming aan de patiënt om over
seksualiteit te praten;
2. Het geven van informatie;
ArTiKeL
Hulpverleners moeten onderwerp seksualiteit bespreekbaar makenMw. Y. van Baardwijk, teamleider sBwU, eigenaar Praktijk voor seksuele coaching
Yvonne van Baardwijk werkt parttime als teamleider bij de sBWU (stichting Beschermd Wonen Utrecht) De sBWU biedt begeleiding en huisvesting aan mensen met psychiatrische en/of verslavingsproblemen. Daarnaast begeleidt zij mensen met seksuele problemen vanuit haar eigen praktijk: senga | Praktijk voor seksuele Coaching. Yvonne verzorgt trainingen binnen de GGZ op het gebied van seksualiteit.
10
3. Het geven van advies;
4. Gespecialiseerde behandeling.
1. Het geven van toestemming om over seksualiteit te pratenToestemming geven is in eerste plaats luisteren. Elke
vorm van hulpverlening staat of valt met de vaardig-
heden van een hulpverlener om goed te luisteren. Het is
belangrijk om je bewust te zijn van je eigen referentie-
kader met betrekking tot seksualiteit. Door afstand te
nemen van je eigen normen en waarden, kun je aan-
dachtig luisteren zonder te oordelen. In deze fase geef
je de patiënt de mogelijkheid om over zijn relatie en of
seksualiteit te praten.
Toestemming geven is ook ‘geruststellen’ en ‘aanmoedi-
gen’. Soms willen patiënten alleen maar weten of hun
problemen normaal zijn. Toestemming geven lost niet
alle seksuele en relationele problemen op. Het helpt voor-
namelijk om de bezorgdheid van patiënten over (hun)
verlangens, gevoelens en gedragingen weg te nemen.
Ik ben van menig dat iedere hulpverlener deze eerste fase van het
PLISSIT-model vanuit zijn professionaliteit kan uitvoeren. Mocht
je hier geen vertrouwen in hebben, dan is het wellicht goed om te
onderzoeken wat deze drempel veroorzaakt.
2. Het geven van informatieHet geven van beperkte informatie is de tweede fase in
het PLISSIT-model. Seksuele problemen hebben immers
vaak te maken met onvoldoende kennis of verkeerde
opvattingen. Hulpverlening bestaat daarom voor een
groot deel uit het geven van informatie. Dit betekent voor
de hulpverlener dat hij een zekere seksuologische bagage
dient te hebben.
Naar mijn idee heeft vrijwel iedereen, met enige levenservaring
voldoende bagage op dit gebied. Daarnaast kun je gebruik
maken van informatiefolders, internet etc. De website van
Rutgers WPF leent zich hier uitstekend voor. (www.rutgerswpf.nl)
3. Het geven van adviesAlhoewel je deze fase (zelfstandig) kan uitvoeren, zul
je in veel gevallen in deze fase doorverwijzen omdat de
deskundigheid ontbreekt. In tegenstelling tot de eerste
twee fasen, is het voor het geven van advies belangrijk
om eerst informatie over het probleem in te winnen. Het
is belangrijk om een beeld te krijgen van de geschiedenis
of ontwikkeling van het seksuele probleem.
4. Gespecialiseerde behandelingDeze fase wordt, in de regel, uitgevoerd door een deskundige
die is opgeleid op het gebied van seksuologische hulpver-
lening. Het geven van advies en/of intensieve therapie zijn
directe pogingen om de patiënt te helpen zijn gedrag aan te
passen zodat gestelde doelen kunnen worden gehaald.
Het PLISSIT-model laat zien dat je niet alles zelf hoeft te
doen. Het is goed om te weten wat jij kan en tot welke stap
van het PLISSIT-model jij kan én wil gaan. Vervolgens is
het goed om te weten wanneer en aan wie jij je patiënten
kan doorverwijzen.
Alhoewel jij als hulpverlener niet het probleem (de
beperking, ziekte) kan wegnemen, kun jij zaken wel
bespreekbaar maken. Jij kunt ondersteuning bieden door
te praten over de lichamelijke of psychische effecten van
de ziekte. Een chronische aandoening heeft vaak ook
indirect veel effect op seksualiteit. Je kunt hierbij denken
aan lichamelijke ongemakken (pijn, moeheid, inconti-
nentie, droogheid slijmvliezen), uiterlijke veranderingen
(gewichts toename) etc.
CasusVorig jaar begeleidde ik een patiënt van 34 jaar, gediag-
nosticeerd met schizofrenie. Hij had zijn eerste psychose
op 25-jarige leeftijd.
In eerste instantie vroeg ik in hoeverre hij tevreden was
over zijn sociale netwerk en vervolgens naar eventuele
wensen op het gebied van een intieme relatie. Hij gaf aan
voor zijn eerste psychose een seksuele relatie gehad te
hebben. Hij vertelde dat zijn leven is opgesplitst in twee
delen: vóór en ná zijn eerste psychose. Voor de psychose
was hij een spontane jongeman die gemakkelijk contact
legde, ook bij de dames. Nu was alles veranderd: hij is
angstiger in contact met anderen en ook zijn uiterlijk is
door de medicatie veranderd. Zo is hij ruim 25 kilo aan-
gekomen waardoor hij zich onzeker voelt over zijn lijf.
Samen stonden we stil bij de veranderingen die schizo-
frenie met zich mee hadden gebracht en het verlies wat
hij heeft geleden.
Ik merkte daarna dat hij soms zelf over seksualiteit
begon. Een terugkerend onderwerp was zijn onzeker-
11
heden met betrekking tot zijn lijf. Blijkbaar had ik laten
merken dat ik bereid was om hierover te praten; naar
mijn idee al een hele winst. Dit steunde mij om tijdens
een gesprek over verandering van medicatie door te
vragen naar de bijwerkingen op seksueel vlak. Ik heb
gevraagd of hij daar meer informatie over wilde, maar
hij gaf met een glimlach aan al paar keer ‘gegoogled’ te
hebben.
Op deze manier kun je zien dat fase 1 en 2 van het
PLISSIT-model goed zijn uit te voeren. Indien mijn patiënt
meer advies nodig en/of vragen zou hebben, dan was het
een optie geweest om door te verwijzen naar zijn psy-
chiater. Maar in dit geval was luisteren en geruststellen
voldoende. Mocht hij nog eens verder willen praten, dan
weet hij nu dat hij ook bij mij aan het juiste adres is.
Hoe breng ik seksualiteit in gesprek?Rode koontjes, gestotter en gegiechel… Hoe ga je het
gesprek aan?
De meeste mensen vinden het moeilijk om seksualiteit
te bespreken met een patiënt. Alhoewel rode blossen en
gestotter niet prettig zijn, zou ik je willen adviseren om
je daar niet door te laten weerhouden. Sterker nog: maak
er gebruik van. Indien jij het moeilijk vindt om het thema
te bespreken, kun je dit delen en je kwetsbaar opstellen.
Je kunt als hulpverlener ‘spelen’ met afstand/nabijheid en
dit functioneel inzetten. Zowel jij als jouw patiënt vinden
het wellicht moeilijk om te bespreken: dat hebben jullie
gemeen!
Op deze manier schep je een prettige en gelijkwaardige
sfeer waarin je het gesprek aangaat. Uiteraard bewaak jij
zowel de grenzen van jezelf als die van jouw patiënt en
maak je dit indien nodig bespreekbaar.
Om seksualiteit bespreekbaar te maken is het belangrijk
dat je ziet wanneer een gelegenheid zich voordoet zodat
je daar gebruik van kan maken. Wacht hierbij niet totdat
jouw patiënt erover begint, want de kans is groot dat hij dat
niet durft. Ik ben van mening dat het aan de hulp verlener
is om het gesprek aan te knopen. Op deze manier geef jij
toestemming aan de patiënt om over dit thema te praten
(fase 1 PLISSIT-model). Je kunt gebruikmaken van talrijke
bruggetjes. Bij de volgende onderwerpen kun je makkelijk
bruggen slaan: sociale contacten, lichamelijke ongemak-
ken, uiterlijke veranderingen, medicijngebruik et cetera.
Het vergt wellicht wat lef, maar je zult zien dat het steeds
gemakkelijker wordt.
samengevat� Mensen met chronische aandoeningen (lichamelijk/
geestelijk) ondervinden meer seksuele problemen.
� Iedereen kan seksualiteit bespreken met behulp van
het PLISSIT-model. Kijk tot waar jouw professionaliteit
reikt en wanneer je doorverwijst.
� Creëer een veilige, gelijkwaardige sfeer en snij het
thema aan. Maak gebruik van bruggetjes voor een
natuurlijk verloop van het gesprek.
� Vertrouw op je vaardigheden als professioneel hulp-
verlener en bedenk: ik kan niets fout doen zolang ik
aandachtig luister en mijn patiënt respectvol benader.
Mocht je nog vragen hebben of informatie willen dan
kun je deze stellen aan Yvonne van Baardwijk via haar
website www.senga.nu of rechtstreeks via haar e-mail
adres: [email protected].
Al uw persoonlijke vragen over kanker persoonlijk beantwoord
Bel de gratis KWF Kanker Infolijn0800 - 022 66 22morgen kunt u
haar gerust weereen vraag stellen
12
coLUMN
Voor sommige mensen is een bezoek aan het spreekuur
van de dokter, praktijkverpleegkundige of praktijk-
ondersteuner zoiets als boodschappen doen. Zij
hebben een lijstje bij zich en hopen met een gevulde
boodschappen tas weer naar huis te kunnen.
Een van die mensen is meneer H. Een weduwnaar van
bijna 90 jaar die aan de andere kant van het dorp woont
en trouw mijn spreekuur bezoekt vanwege diabetes en
doorgemaakte TIA’s. Zodra hij de praktijk binnenkomt
vraagt hij aan de assistente of ik er ben alvorens hij
plaatsneemt in de wachtkamer. Als hij aan de beurt is
loopt hij schuifelend naar mijn spreekkamer. Hij gaat
zitten, neemt de tijd en verwacht dat ik dat ook heb.
Altijd heeft hij een briefje met vragen bij zich en een arti-
kel dat hij uit een krant of tijdschrift heeft geknipt. Over
de inhoud het artikel, dat altijd over een gezondheids-
probleem of medicijn gaat, heeft hij vragen en hij wil
weten of dat op zijn situatie of persoon van toepassing is.
Vervolgens komt zijn vragenlijstje aan bod, waarop zoals
op de meeste boodschappenlijstjes een aantal standaard-
dingen staan, maar vaak ook heel relevante vragen over
zijn medicijnen of voeding of over de klachten die hij
heeft. Hoewel de arts en ik wel eens aan zijn geheugen
hebben getwijfeld, ben ik nu van mening dat hij alles
toch wel goed op een rijtje heeft.
De laatste keer betrapte ik me erop dat ik zijn briefje al
probeerde te ontcijferen voordat hij eraan toe was (in de
hoop daarmee tijd te sparen) en deed er een ‘reclame-
aanbieding’ bij; iets wat hij niet op zijn boodschappen-
lijstje had staan. Hij deed zijn verhaal, kreeg zijn ant-
woorden en was blij met dat ‘onsje meer’. Tevreden en
met een volle boodschappentas ging hij weer naar huis.
Over twee maanden komt hij zijn tas weer volladen.
Misschien heb ik dan wel weer een gratis aanbieding voor
hem.
Maar zo werkt het meestal niet in de praktijk. Onze klan-
ten zitten niet te wachten op onze aanbiedingen, om daar
hun menu op af te stemmen. Ze weten wel wat ze willen
eten, maar weten niet welke ingrediënten ze daarvoor
nodig hebben. Daardoor hebben ze hun boodschappen-
lijstje niet in orde; dus is het onze taak hen te helpen
dat lijstje op te stellen en hen de juiste ingrediënten aan
te bieden. Vervolgens is het aan de klant om deze op de
juiste wijze te gebruiken, om zo tot een bevredigend
resultaat te komen.
Ja, het vak van praktijkondersteuner is veelzijdig; zo
heeft ze overeenkomsten met de marketingwereld. Er is
sprake van vraag en aanbod, waarbij het een kunst is de
vraag en het aanbod op elkaar af te stemmen. Maar soms
zie ik het ook als koken: ervoor zorgen dat je de juiste
ingrediënten in een goede verhouding met elkaar mengt,
en vooral niet vergeten dat het ene gerecht snel klaar is
en het andere een poosje moet sudderen voordat je een
goed resultaat krijgt. Oh ja, en niet onbelangrijk: de een
houdt van pittig en de ander van mild!
Riek Zadeger
Gastcolumniste
Boodschappen
13
ProblematiekTen gevolge van multimorbiditeit wordt de oudere patiënt
vaak voor allerlei aandoeningen door verschillende
specialisten behandeld. Dit heeft als gevolg dat ouderen
vaak een veelheid aan verschillende soorten medicatie
gebruiken waarvan de afzonderlijke behandelende artsen
onderling onvoldoende op de hoogte zijn. De ene arts
weet vaak niet wat de ander voorschrijft en er is veelal
geen afstemming over wie de farmacotherapie bij de
betreffende patiënt bewaakt. Terwijl dit juist van belang
is gezien het verhoogde risico op interacties en bijwer-
kingen als een patiënt meerdere verschillende soorten
medicatie gebruikt. Bij gebruik van meerdere middelen
wordt het voor de patiënt moeilijker om innamefouten te
vermijden en neemt de therapietrouw af. Vooral wanneer
cognitieve problemen en een tekort aan controle door
zorgverleners of mantelzorgers een rol gaan spelen.
Voor de genoemde problematiek en de gezondheids-
risico’s van polyfarmacie bij ouderen komt steeds meer
aandacht. Met name in de tweede lijn komen poli-
klinische spreekuren polyfarmacie ter aanvulling op
het geriatrisch spreekuur. Daarnaast stellen veel zorg-
verzekeraars de eis dat huisartsen door middel van medi-
catiereviews het medicatiegebruik van hun patienten
met polyfarmacie moeten evalueren en bewaken. Hoe
hier vorm aangegeven moet worden ligt echter niet vast
en kan per verzekeraar verschillen. Wel is duidelijk dat
het moet plaatsvinden en dat het proces inzichtelijk moet
worden gemaakt.
De praktijkTer verbetering van de kwaliteit van zorg hebben
huis artsen en praktijkverpleegkundige ouderen van
Gezondheids centra De Bilt een werkgroep Polyfarmacie
ingesteld die het protocol polyfarmacie bij thuiswonende
ouderen heeft ontwikkeld. In deze werkgroep hadden
twee huisartsen, een apotheker, een praktijkverpleeg-
kundige ouderen en een doktersassistente zitting. Het
protocol voorziet in de behoefte om op een gestructu-
reerde en inzichtelijke wijze het medicatiegebruik van
de oudere patiënt te kunnen beoordelen en bewaken
met als doel behandeling te optimaliseren, risico’s op
geneesmiddel gerelateerde problemen te voorkomen of
te verkleinen en de therapietrouw te bevorderen. Het
omschrijft welke randvoorwaarden nodig zijn om vanuit
een multidisciplinaire samenwerking tussen huisarts,
apotheker, praktijkverpleegkundige en patiënt vorm te
geven aan een zogenaamd medicatiereview.
In een heldere procesbeschrijving is aangeven welke stap-
pen moeten worden doorlopen om het medicatie gebruik
van de patient te kunnen beoordelen en te evalueren.
Maar ook hoe er vervolg moet worden gegeven aan de
uitkomst van het overleg en hoe dit wordt bewaakt.
Uiteraard wordt de patiënt in de voorbereiding betrokken
en gekend in de uitkomst van het overleg.
Aangezien 17% van de mensen die chronisch genees-
middelen gebruiken meer dan vijf verschillende genees-
middelen voorgeschreven krijgt is polyfarmacie een
probleem dat in alle huisartspraktijken speelt. Veel prak-
tijken worstelen nog met de vraag hoe handen en voeten
te geven aan de medicatiebewaking van de (met name
oudere) chronische patiënt. Er zijn wel FTO-modules die
de polyfarmacie en de mogelijke aanpak beschrijven,
maar die zijn veelal gericht op de rol van de apotheker en
de huisarts zelf. Binnen de huidige rol- en taakverdeling
van de huisartspraktijk is er ruimte voor een protocol
waarin de praktijkverpleegkundige/praktijkondersteuner
een belangrijke schakel is in het proces van medicatie-
bewaking. De Gezondheidscentra De Bilt heeft met het
protocol polyfamacie bij thuiswonende ouderen deze leemte
willen vullen voor hun praktijken. Maar het protocol zal
zeker ook bruikbaar zijn in vele andere huisartspraktij-
ken en gezondheidscentra.
ArTiKeL
polyfarmacie in de praktijkL.h.M. Bosch – van den Berg, praktijkverpleegkundige ouderen & chronisch zieken in de Bilt
Zorg voor de oudere patiënt is door de verschillende problematiek waarmee zij te maken krijgen op zowel lichamelijk, psychisch als sociaal gebied veelal complex. De veelheid aan problemen en met name de samenhang hierin maakt hen kwetsbaar. Voor een goede behandeling, begeleiding en afstemming van zorg is een multidisciplinaire benadering noodzakelijk. Dit geldt zeker ook voor de zorg rondom het medicatiegebruik van de oudere patient. Ten gevolge van polyfarmacie neemt het risico op complicaties toe. Voor een verantwoorde en veilige farmacotherapie voor deze patiëntengroep is bewaking van het medicatiegebruik onontbeerlijk.
14
VoorafAlvorens uitgebreider in te gaan op werkwijze van dit
protocol is het belangrijk kort stil te staan bij wat de
uitgangspunten en richtlijnen zijn geweest bij de tot
standkoming van het protocol polyfarmacie bij thuis-
wonende ouderen.
Polyfarmacie lijkt een algemeen geaccepteerd en bekend
begrip, echter in de literatuur is een grote verscheiden-
heid aan definities te vinden. In dit protocol wordt
uitgegaan van de beschrijving dat onder polyfarmacie
het chronisch gebruik van meer dan zes verschillende
geneesmiddelen wordt verstaan. Daarnaast is als leeftijds-
grens voor ouderen 70 jaar en ouder aangehouden.
Richtlijn voor de structuur en werkwijze in het protocol
polyfarmacie bij thuiswonende ouderen is de POM geweest.
POM staat voor Polyfarmacie Optimalisatie Methode en is
een stappenplan dat kan worden gebruikt om op gestruc-
tureerde wijze geneesmiddelengebruik te beoordelen en
te optimaliseren. Per stap is beschreven welke discipline
is betrokken bij het medicatiereview en verantwoordelijk
is voor de afhandeling en bewaking van dat onderdeel.
Tevens is in het protocol beschreven wie welke bevoegd-
heden en verantwoordelijkheden heeft gedurende het
proces.
Planning en werkbelastingHet doorlopen van het totale proces zoals die beschreven
staat in het protocol polyfarmacie bij thuiswonende ouderen
vergt een aanzienlijke tijdsinvestering. Essentieel is dat
vooraf de randvoorwaarden om de medicatiereviews
succesvol te laten plaatsvinden, zijn beschreven en
afgestemd met alle deelnemers. Men moet hierbij denken
aan locatie, frequentie van de reviews en aantal patiën-
ten per review. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat een
medicatie review één uur duurt, waarbij minimaal zes
patiënten besproken worden, kan de totale werkbelasting
per discipline per review worden geschat op:
Praktijkverpleegkundige: totaal 3 uur (voorbereiding,
overleg, uitwerking)
Huisarts: totaal 2 uur (voorbereiding, overleg)
Apotheek: totaal 2 uur (voorbereiding, overleg, verwerking)
Protocol Polyfarmacie bij thuiswonende ouderen
1. Voorbereiding Praktijkverpleegkundige ouderen (PVK-O) • Planning overleg
• Inventarisatie te bespreken patiënten
• Uitwisseling medische gegevens met apo-
theek en huisarts
• Anamnese medicatie gebruik ( actuele
gebruik, bijwerkingen, evt. allergieën)
2. Medicatiereview volgens PoM- methode (huisarts, apotheker, PVK-O) Stap 1: Welke middelen neemt patiënt in?
Stap 2: Welke bijwerkingen zijn aanwezig?
Welke alternatieven zijn er om deze te
voorkomen?
Stap 3: Welk geneesmiddel ontbreekt?
Stap 4: Welk middel is overbodig? Wat kan
worden gestaakt? Is het juiste middel
voorgeschreven?
Stap 5: Welke klinische interacties kunnen
verwacht worden?
Stap 6: Is aanpassing dosering of doseerfre-
quentie noodzakelijk van overgebleven
middelen?
3. Uitwerking• Verslaglegging patientendossier (PVK-O)
• Wijzigingen doorvoeren (PVK-O)
• Inlichten patient (Ha of PVK-O)
• Evaluatie wijzigingen eerstvolgende medica-
tiereview (inbreng PVK-O)
CasusMevrouw Kabouter is een 84-jarige weduwe en woont zelf-
standig. Tijdens de voorbereiding van de medicatiereview
wordt gesignaleerd dat zij al 2 jaar niet bij de huisarts op
spreekuur is geweest. Mevrouw heeft wel steeds herhaal-
recepten aangevraagd.
episodes:Astma
Angina Pectoris
Hartkloppingen
leonie Bosch-van den Berg is betrokken geweest bij de ontwikkeling van het protocol polyfarmacie bij thuiswonende ouderen. Zij zal samen met apotheker, kees steenbeek, op het jaarcongres v&vn praktijkverpleegkundige/ praktijkondersteuner op 20 september de workshop ‘polyfarmacie: wat betekent dat in de praktijk’ verzorgen. een interactieve workshop waarbij aandacht wordt besteed aan de farmaceutische achtergrond van polyfarmacie (apo) en de wijze waarop medicatiereviews zouden kunnen worden georganiseerd binnen de huisartspraktijk (pvko) en de rol die de pvk/poH hierbij kan vervullen. aanmelden voor het jaarcongres kan via www.praktijkverpleegkundigen-praktijkondersteuners.nl/jaarcongres-105.html.
15
Diverticulitits
Struma
Hypertensie
Slapeloosheid
Medicatiegebruik:Zolpidem 10 mg 1 x daags 1 tablet
Salmeterol/fluticason 25/250 mg/do 2 x daags 1 inhalatie
Propanolol 40 mg 2 x daags 1 tablet
Furosemide 40 mg 1 x daags 1 tablet
Levothyroxine 50 microgram 1 x daags 1 tablet
Levothyroxine 25 microgram 1 x daags 1 tablet
Acetylsalicylzuur 80 mg 1 x daags 1 tablet
Flecaïnide 100 mg 1 x daags 1 tablet
Dipyridamol 200 mg 2 x daags 1 capsule
Zoldipem 10 mg 1 x daags 1 tablet
Omeprazol 20 mg 1 x daags 1 tablet
1. VoorbereidingMevrouw wordt gebeld door de praktijkverpleegkundige
ouderen en gevraagd naar haar actuele medicatiegebruik.
Dat komt overeen met de gegevens in haar patiënten-
dossier. Zij gebruikt de beschreven medicatie al heel lang
en geeft aan geen bijwerkingen te ervaren. Ook zouden er
geen problemen zijn om medicatie op de voorgeschreven
wijze en tijden in te nemen. Mevrouw heeft recent geen
specialist bezocht.
De praktijkverpleegkundige ouderen zorgt ervoor dat
de huisarts en apotheker de benodigde gegevens krijgen
voor de medicatiereview. De apotheker zorgt er op zijn
beurt voor dat de betrokkenen een overzicht ontvangen
van de bestelde en geleverde medicatie van de afgelopen
periode.
2. Medicatiereview volgens de POMStap 1: Medicatielijst wordt doorgenomen. Leveringslijst
van apotheker komt overeen met beschrijving van het
gebruik in patientendossier. Mevrouw lijkt de medicatie
volgens voorschrift te gebruiken, er zijn geen aanwijzin-
gen voor therapieontrouw.
Stap 2: Mevrouw heeft aangegeven geen last te hebben
van bijwerkingen.
Stap 3: Mevrouw gebruikt acetylsalicylzuur en flecaïnide.
Flecaïnide wordt voorgeschreven bij atriumfibrilleren en
voor optimale behandeling hiervan zou dit aangevuld
moeten worden met acenoucomarol inplaats van acetyl-
salicylzuur. Onduidelijk is waarom zij deze combinatie
zo voorgeschreven heeft gekregen. Ze gebruikt dit al
zeer lange tijd op deze wijze; afgesproken wordt om na te
kijken wat de indicaties destijds geweest zijn dit zo voor
te schrijven. Eventueel dient het medicatiebeleid aange-
past te worden. Afgesproken wordt dat de huisarts dit
verder uitzoekt en zonodig aanpast. Terugkoppeling volgt
in de eerstvolgende medicatiereview.
Stap 4: Mevrouw gebruikt salmeterol/fluticason maar
geen salbutamol. Is de episode Astma wel correct? Er
wordt afgesproken om haar uit te nodigen voor een spiro-
metrie. Afhankelijk van de uitslag bespreken of gebruik
salmeterol/fluticason nog nodig is of dat de inhalatie-
therapie geoptimaliseerd moet worden.
Stap 5: De apotheker geeft aan dat salmeterol niet werkt
in combinatie met propanolol. Hier is duidelijk sprake
van een interactie. Opnieuw wordt afgesproken de uitslag
van de spirometrie af te wachten en afhankelijk van
bevindingen verder medicatiebeleid af te stemmen.
Stap 6: Vooralsnog is het niet nodig om dosering of
doseerfrequentie aan te passen.
3. UitwerkingDe praktijkverpleegkundige raporteert in het patienten-
dossier hetgeen besproken is in de medicatiereview. De
huisarts zal uitzoeken wat de reden is dat mevrouw
Flecaïnide gebruikt zonder acenocoumarol en hier een
terugkoppeling over geven. De praktijkverpleegkundige
licht mevrouw in over hetgeen besproken is en roept
haarop voor een spirometrie. Afhankelijk van de bevin-
dingen wordt het medicatiegebruik nog aangepast. Omdat
mevrouw al langere tijd niet bij de huisarts geweest is en
er eigenlijk geen zicht is hoe het met haar gaat, maakt de
praktijkverpleegkundige ouderen ook een afspraak voor
een huisbezoek.
ConclusieTen gevolge van multimorbiditeit gebruiken (kwetsbare)
ouderen veelal meerdere verschillende soorten medi-
catie en is er sprake van polyfarmacie. Het gelijktijdige
gebruik van meerdere geneesmiddelen verhoogt de
kans op interacties en bijwerkingen en daarmee ook de
risico’s op gezondheidsproblemen. Voor een optimale
farmacotherapie voor deze patientengroep is periodieke
medicatiebeoordeling en bewaking vanuit een multi-
disciplinaire benadering essentieel. Bij de ontwikkeling
en invulling hoe hier handen en voeten aan te geven
binnen de huisartspraktijk is een belangrijke taak weg-
gelegd voor de praktijkverpleegkundige/praktijkonder-
steuner ouderen.
LiteratuurLiteratuurlijst is opvraagbaar bij de auteur, via de uitgever:
16
Vroeger was het heel gewoon om familie die zorg nodig
had in huis te nemen. In zuidelijke landen zoals Spanje
wonen nog vaak verschillende generaties in één huis. Ook
in Nederland geven mensen aan interesse te hebben om
samen of vlakbij hulpbehoevende ouders te wonen, blijkt
uit cijfers van onderzoeksbureau USP.
Toename van de gemoedsrustVeel mantelzorgers halen grote voldoening uit zorgen voor
hun naaste. Het is dan wel prettig als diegene in de buurt
woont. Gaan mensen dicht bij elkaar wonen, dan scheelt
dit bovendien reistijd en reiskosten voor de mantelzorger.
Daarbij levert het een grote toename van gemoedsrust op.
Want het geven van hulp en het houden van toezicht is
gemakkelijker wanneer de afstand tot het familielid klein
is. Voor de zorgvrager is het een groot voordeel langer
zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. En familie in
de buurt vermindert isolement en eenzaamheid.
Drie woonoptiesBesluiten de mantelzorger en zijn naaste dicht bij elkaar
in de buurt te gaan wonen, dan hebben zij drie mogelijk-
heden:
1. De zorgvrager gaat bij de mantelzorger wonen of
andersom;
2. De mantelzorger en zorgvrager zoeken samen
een nieuwe woning. Bijvoorbeeld een generatie- of
kangoeroe woning;
3. Plaatsing van een tijdelijke woning bij het huis van
de mantelzorger of de zorgvrager, bijvoorbeeld in de
tuin. Dit heet een mantelzorgwoning.
De overheid doet er veel aan om deze woonopties ook
mogelijk te maken. Door de vergrijzing en de bezuini-
gingen in de zorg neemt de behoefte aan informele zorg
door vrijwilligers en mantelzorgers toe. Dat zie je terug
in de beleidsmaatregelen. Deze maken het verlenen van
bouwvergunningen eenvoudiger.
Een voorbeeld is de Wabo (Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht) die geldt sinds 2010. Deze wet vereen-
voudigt het verkrijgen van vergunningen. Gemeenten
moeten binnen acht weken na aanvraag beslissen over
het verlenen van een vergunning voor het bij- of aanbou-
wen van een mantelzorgwoning. Ook mag er van het
bestemmingsplan worden afgeweken.
Bezoek het WMO-loketEen bezoek aan het lokale WMO-loket is de moeite waard,
want vaak bieden gemeenten en woningcorporaties de hel-
pende hand. Mantelzorgers en hun naasten kunnen bijvoor-
beeld urgentie krijgen bij het toewijzen van huurwoningen
of komen in aanmerkingen voor een duowoning. Soms
betalen gemeenten mee aan een woningverbouwing of het
plaatsen van een tijdelijke mantelzorgwoning in de tuin.
Voors en tegens goed afwegenHoe fijn het ook is degene die zorg nodig heeft in de buurt
te hebben, een verhuizing kent ook nadelen. Mantelzorgers
gaan vaak meer zorg verlenen dan eersten kunnen daar-
door overbelast raken. Het tijdig inschakelen van anderen
bij de zorg kan dit voorkomen. Ook is het verhuizen of ver-
bouwen heel ingrijpend. Het kost tijd, geld en inspanning.
De mantelzorger en de zorgvrager moeten dit aankunnen.
ArTiKeL
Mantelzorg geven doen we bij voorkeur naast de deurMerel schrama, Yvonne de Jong, expertisecentrum Mantelzorg
‘Koken ging al een tijd niet meer, dat werd te gevaarlijk. Toen moeder ook nog was gevallen, werd duidelijk dat alleen wonen niet langer ging. Vooral omdat we niet bij elkaar om de hoek wonen’, vertelt Ludwig Broers. een verhuizing naar een zorgwoning wilden mevrouw Broers en haar kinderen zo lang mogelijk uitstellen. Ludwig kon en wilde zijn moeder graag bij hem in huis nemen. niet alleen voor de familie Broers biedt het ( dichter) bij elkaar wonen een oplossing. Als praktijkondersteuner/verpleegkundige kunt u mantelzorgers wijzen op verschillende mogelijkheden om dichter bij hun naaste te wonen.
Meer lezen
Mooie praktijkverhalen van mensen die de stap namen en dichter bij elkaar gingen wonen, staan op de website www.pasaan.nl. klik op Mantelzorgwoning.
informatie over mantelzorg- en kangaroewoningen staat op de website van expertisecentrum Mantelzorg: www.expertisecentrummantelzorg.nl. kijk bij informatiebronnen, themadossiers.
17
Inmiddels is een goede samenwerking tot stand geko-
men tussen de projectcoördinator en de praktijk-
verpleegkundigen ouderenzorg van de gezondheids-
centra in De Bilt. Het project Zingeving richt zich op
kwetsbare ouderen, en de praktijkverpleegkundige oude-
renzorg weet vooral bij wie en hoe kwetsbaarheid een
ArTiKeL
optekenen van levensverhalen, een zinnig initiatief Leny de groot, vrijwilliger, wouke van den heuvel, projectcoördinator
“Ik zou er wel een boek over kunnen schrijven” is een veel gehoorde zin van ouderen wanneer ze terugblikken op hun leven. In het project ‘Zingeving, op weg naar bezieling’ van stichting Welzijn Ouderen (sWO) De Bilt tekenen vrijwilligers de levensverhalen op van kwetsbare ouderen.
stichting Welzijn Ouderen De Bilt
Zelfs wanneer men aan het verleden denkt,gaat men vooruit, en dus zou ik zeggen dat verleden dat herleeft, altijd toekomst is.
Heer Bommel(in: Marten toonder, de klokker 1953)
rol speelt. En welke ouderen gebaat zijn bij de positieve
uitwerking van het optekenen van hun levensverhaal.
Achter een medische vraag gaat vaak een levensvraag
schuil. De praktijkverpleegkundigen verwijzen de oudere
in overleg met de oudere door naar het project.
In dit artikel willen we eerst beschrijven wat het opteke-
nen van levensverhalen behelst: doel en werkwijze, scho-
ling en begeleiding van vrijwilligers, en wat het levens-
boek ouderen kan brengen. Vervolgens heeft één van de
vrijwilligers ter illustratie het proces beschreven vanaf
eerste contact met de oudere tot en met het overhandigen
van het voltooide levensboek.
Optekenen levensverhalen Het optekenen van levensverhalen is onderdeel van het
project ‘Zingeving, op weg naar bezieling’. Als beeld-
drager van het project hebben we het schilderij van Dali
18
gekozen, de vrouw aan het venster (1925). Het beeld is te
gebruiken omdat het gedachten en associaties oproept
die bruikbaar zijn bij het project: het over de schouder
meekijken, (meekijken, meedenken met de ander) en de
open ruimte, ruimte voor verbeelding over de toekomst.
In het project gaat het erom om samen met de oudere
te verkennen wat belangrijk is voor het nu en voor de
toekomst, misschien met nieuwe onverwachte perspectie-
ven en aannames die kunnen verschillen van vertrouwde
manieren om de wereld te begrijpen en in de wereld te
staan.
Het beeld roept veel spontane reacties op bij de verschil-
lende mensen die het onder ogen krijgen. Het gekozen
beeld sluit goed aan bij alle betrokkenen en is zeer bruik-
baar gebleken als herkenningsteken voor het project. Bij
het optekenen van levensverhalen gaat het ons vooral
om thuiswonende ouderen die wel wat contact kunnen
gebruiken, ouderen die te maken hebben met kwetsbaar-
heid in de brede zin van het woord, ouderen die te maken
hebben met verlieservaringen. Het project sluit goed
aan bij de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)1,
Welzijn Nieuwe Stijl2 en Mentaal Welbevinden, één van
de domeinen van Verantwoorde Zorg.3
De behoefte om herinneringen aan het verleden op te
halen en erover te vertellen is de belangrijkste aanleiding
om een levensboek te maken. De balans kan worden
opgemaakt: wat heeft het leven gebracht, wat zijn de
lichte en donkere kanten in het levensverhaal, wat zijn
de kracht- en hulpbronnen die in het levensverhaal naar
voren komen. Een levensboek biedt de oudere een tast-
bare terugblik op het leven waarin zichtbaar wordt wie
de oudere was en is. En het levensboek biedt de gelegen-
heid om met kinderen en kleinkinderen in gesprek te
gaan.
WerkwijzeEen groep geschoolde vrijwilligers tekent de levens-
verhalen op. De coördinator van het project gaat voor
een kennismakingsgesprek op bezoek bij de aangemelde
oudere. De meeste ouderen worden aangemeld door de
adviseur wonen, welzijn zorg van de SWO of de praktijk-
verpleegkundige van de gezondheidscentra. De vrijwil-
liger legt 8 à 10 bezoeken van ongeveer 1,5 uur af aan de
oudere. De oudere is de verteller en het verhaal wordt
opgetekend in de ik-vorm. Aan de hand van thema-
kaarten uit de gebruikte methode ‘Mijn leven in kaart’
worden ouderen gestimuleerd om over de verschillende
levensthema’s na te denken (o.a. relaties, wonen en bezit,
opleiding, opvoeding, werk en hobby’s, kijk op het leven,
oud worden: gunst of kunst?). Natuurlijk hebben ouderen
alle ruimte om zelf thema’s aan te geven. Bij het opteke-
nen van het levensverhaal belichten we vooral de kracht-
en hulpbronnen die de oudere heeft.
Als titel van het boek geeft de oudere soms haar levens-
motto mee zoals ‘Overgave’ en ‘Wie geeft die leeft’. De
levenswijsheden en foto’s van ouderen willen we nog
meer gaan gebruiken om in de aandacht te brengen bij
andere ouderen maar ook bij jongeren. Door welke wijs-
heden voelen jongeren zich aangesproken? Deze laatste
activiteit gaan we verder uitwerken.
scholing en begeleiding vrijwilligersDe vrijwilligers zijn geschoold in de methode ‘Mijn leven
in kaart’ ter ondersteuning bij het optekenen van het
levensverhaal. Het werven, scholen en begeleiden van
vrijwilligers is een continue proces. Als vast punt in de
begeleiding kennen we de vrijwilligersbijeenkomsten
waarin altijd gelegenheid is voor het uitwisselen van
ervaringen. Soms wordt een gastspreker uitgenodigd om
informatie te geven over een onderwerp dat aandacht
vraagt zoals bijvoorbeeld het optekenen van het levens-
verhaal bij mensen die de oorlog op intensieve wijze
hebben meegemaakt.
Met regelmaat overleggen de vrijwilligers per e-mail met
de coördinator. De begeleiding van de vrijwilligers is
gericht op ontmoeting, uitwisseling en het benutten van
eigen kracht en mogelijkheden van de vrijwilliger.
Wat het levensboek de oudere gebracht heeftAls het levensboek op feestelijke wijze overhandigd is,
brengt de coördinator na een aantal weken een evaluatief
bezoek aan de oudere. Doel van dit gesprek is om na te
gaan wat het optekenen van het levensverhaal de oudere
gebracht heeft. Uit de gesprekken blijkt dat de ouderen
met meer dankbaarheid en vertrouwen terugkijken op
het eigen leven en meer vertrouwen uitspreken naar
de toekomst. De tragiek in hun leven lijkt meer naar de
achtergrond te schuiven.4 Levensboeken worden vaak bij-
gemaakt voor (klein)kinderen. Ouderen vertellen dat hun
kinderen door het levensboek meer weet hebben over wie
hun moeder of vader is en hoe de tijd was waarin hun
(groot)ouders zijn opgegroeid. Het blijkt dat het ophalen
van herinneringen mensen verwarmt en dat het levens-
verhaal een ingang is om over zingeving te praten.
Door het optekenen van het levensverhaal is een relatie
met de oudere gelegd. Het blijkt dat de oudere onze
organisatie meer weet te vinden en gebruik maakt van
de andere dienstverlening in onze organisatie zoals de
‘Boodschappen Plus Bus’ en gebruik te maken van de
mogelijkheid om samen te eten.
Leuk nieuwsHet projectonderdeel ‘Optekenen van levensverhalen’ van
SWO De Bilt heeft samen met Welzijn Leusden van het
NUZO (Netwerk Utrecht Zorg Ouderen) als best practice
een aanmoedigingsprijs gekregen. Het NUZO heeft ons
in staat gesteld om onze ervaringen overdraagbaar te
maken voor andere gemeenten en organisaties (www.
levensboeken-nuzo.nl).
19
ervaringen van een vrijwilliger“Goedemiddag, u spreekt met Leny de Groot, vrijwillig-
ster van de Stichting Welzijn Ouderen. Ik heb uw naam
gekregen van de coördinator, Wouke van den Heuvel,
voor het schrijven van een levensboek en daartoe wil ik
een afspraak met u maken om kennis te maken.”
We maken een afspraak, ‘graag wat later op de morgen’.
“Zo te horen zal het wel klikken”, zegt mevrouw. Deze
uitspraak leek me wat voorbarig, maar klinkt veelbelo-
vend en die klik is belangrijk om je levensgeschiedenis
aan een vreemde te kunnen vertellen. Ik geef mevrouw
mijn telefoonnummer voor het geval er iets tussen mocht
komen. En zo was het eerste contact via de telefoon
gelegd.
Ik kom bij de mensen thuis en vind het belangrijk tijdens
dit eerste gesprek het vertrouwen te krijgen om samen
door iemands levensverhaal te mogen lopen. Dat doe ik
onder andere door op het tijdstip te komen dat prettig is
voor mevrouw: ‘later op de ochtend’, omdat mevrouw ’s
morgens na het gebruik van medicijnen tijd nodig heeft
voor zichzelf.
Ik ben ruim op tijd en word al toegezwaaid. Mevrouw
ontvangt me, door op een kier de deur open te doen en
achter zich een deur dicht te trekken. Ze verklaart direct
dat ik maar snel binnen moet komen, anders vluchten
de poezen naar buiten. Ik mag in een grote fauteuil gaan
zitten en mevrouw nestelt zich met één van de poezen op
de bank. Ik vraag me af of we eenmaal bezig met het ver-
haal aan een eettafel gaan zitten, maar nee deze wordt
niet gebruikt. Ik voel me eerst wat onhandig, maar ook
dat went: het schrijven op de knie.
Ik geef aan dat ik maximaal 1,5 uur blijf, zodat ik zelf in
staat ben alle informatie die ik krijg ook op te slaan. Ik
schrijf tijdens het gesprek veel op en zeg dat ik daarom
niet voortdurend in staat ben de mensen aan te kijken
als ze hun verhaal doen. Mensen hebben zich soms al
een beetje voorbereid door dagboeken, foto’s, diploma’s,
formulieren enzovoort tevoorschijn te halen. Het is ple-
zierig als er wat materiaal aanwezig is om het verhaal te
kunnen ondersteunen.
Soms kijken we de eerste keer al naar een paar bijzondere
foto’s, die aan de muur hangen: “Die moeten zeker in het
boek komen”, wat een mooie kapstok is voor het verdere
verhaal.
“Waar wil je beginnen; er is zoveel in mijn leven gebeurd,
hetgeen nog altijd emotioneel is. Het begint al bij mijn
naam. Ik ben vernoemd naar mijn moeder, zij stierf toen
ik 6 jaar was. De naam die mijn ouders mij hebben gege-
ven is bij pleegouders gewijzigd. Ze vonden dat ik anders
zo gepest zou worden. Ze bedoelden het natuurlijk goed.
Maar noem me nu voor het project maar bij mijn eigen-
lijke naam”. Zal mevrouw vanaf nu met haar eigen naam
door het leven gaan?
“Nu ik ouder word heb ik de behoefte om met behulp
van het schrijven van mijn levensverhaal handvatten te
vinden voor de toekomst. Ik hoop het verleden een andere
plaats te kunnen geven in het heden voor mijzelf en mijn
kinderen, die dit ook zullen gaan lezen”.
In de beginfase springen de gespreksonderwerpen
van de hak op de tak. Ik laat dit gebeuren om er op de
computer vervolgens structuur in te brengen. Ik vraag
daarna gericht en stel voor het de volgende keer over een
specifiek onderwerp te hebben, tenzij er op dat moment
andere zaken zijn die voorrang behoeven.
Ieder gesprek op zich begint met een vaststaand ritueel:
ik doe mijn jas uit, mevrouw zet de koffie aan (“niets
gaat boven een vers bakkie koffie”), we bespreken kort de
week, het weer of het gekrakeel van de poezen en gaan
dan over op het te bespreken onderwerp of de tekst die
ik gemaakt heb die op de laptop staat. Na verloop van tijd
geef ik aan dat het alweer bijna tijd is en of er nog dingen
voor nu liggen en waar we het de volgende keer over
zullen hebben. Een zestal afspraken heb ik dan al tijdens
het tweede of derde gesprek afgesproken, rekening hou-
dend met thuiszorg, ziekenhuisbezoek enzovoort, steeds
op een vaste dag en dito tijdstip. Indien nodig vinden er
vervolgafspraken plaats.
Het vertellen, het schrijven is een emotioneel proces, zegt
mevrouw. “Zo door mijn leven te gaan, dat voor de ander
geschiedenis is, doet mij schudden op mijn grondvesten.
Alles wat ik bekijk: foto’s, formulieren enzovoort, roept
20
nieuwe vragen op. In de beginfase dacht ik nog te willen
stoppen, maar het is goed dat dit gebeurt”. De eerste
keren zijn wat verkennend en het is een zoeken naar
onderwerpen die niet zo gevoelig liggen. Je moet met
elkaar eerst vertrouwen opbouwen om lastiger onder-
werpen aan te kunnen: “De eerste keren vond ik lastig”,
vertelde mevrouw, “maar na de kat uit de boom te hebben
gekeken had ik het vertrouwen dat ik alles, soms met een
krop in mijn keel, kon en durfde zeggen. De openheid
verbaasde mezelf. De rust die Leny uitstraalde, zittend
in de stoel, de vragen die ze stelde en hoe ze luisterde en
zat te schrijven met alle aandacht voor mij maken dat ik
door mijn levensloop zo te vertellen anders naar mijzelf
ben gaan kijken.”
Thema’s die worden besproken zijn vaak gekoppeld aan
levensfasen en de betekenis daarvan voor die persoon:
oorsprong naam, (voor)ouders, ouderlijk gezin, school,
werk, huwelijk, gezin, hobby’s, vrienden, kijk op het
leven, geloof, cultuur, specifieke gebeurtenissen in
iemands leven; ziekte, dood, plaatsing kindertehuis,
pleeggezin, scheiding, oorlog enzovoort.
De methode ‘Mijn leven in kaart’ die gebruikmaakt van
themakaarten om in gesprek met de oudere te komen,
heb ik niet gebruikt. Mevrouw had zelf veel materiaal
waar ze uit kon putten en op een goed moment was
het klaar. Ik kon dan nog met nieuwe dingen komen,
maar daar had mevrouw dan niets mee… dus was het
inderdaad goed zo en konden we naar een afsluiting toe
werken.
”Het is een opluchting voor mij geweest dit alles in
vertrouwen te kunnen vertellen. Ik ben die zware druk
kwijt. Mijn geschiedenis verandert er niet door, maar
het geeft me meer rust en het is minder heftig. Ik kijk er
wat nuchterder tegen aan nu. Steeds vaker gebruik ik de
zin ‘trots op mezelf’ en dat is bijzonder. Er zijn ook veel
goede dingen die ik heb gedaan en die zag ik nauwelijks.
Ik hoop dat de kinderen met deze openheid een beter
begrip kunnen hebben voor de keuzes in de opvoeding.”
Naast het levensverhaal zorgde ‘de koffer met geschie-
denis’: zorgvuldig bewaarde fotoboeken, artikelen,
ansichtkaarten, formulieren, diploma’s enzovoort. voor
een bijzondere aanvulling in het levensboek. De koffer
zelf kent ook een rijke geschiedenis: ”Hij werd in de jaren
vijftig gebruikt in de kledingzaak waar mijn man werkte,
voor de verhuur van jacquets”.
De feestelijke overdracht van het levensboek vond plaats
in aanwezigheid van de dochter die haar moeder had
gestimuleerd mee te doen aan het project. Het unieke,
waardevolle, in goud papier ingepakte levensboek werd
onder het genot van een ‘vers bakkie koffie’ en een moor-
kop door dochter aan moeder overhandigd.
Als dank mocht ik dit beeldje ‘Handen’ ontvangen dat
zegt: ”Je hebt me aan de hand door mijn leven geleid.
Ik voelde me veilig en vertrouwd. Ik kreeg de aandacht
zonder oordeel.”
Inmiddels is de projectcoördinator voor een evaluatief
gesprek bij mevrouw geweest. Uit zichzelf vertelde
mevrouw dat het levensboek aanleiding was om weer
contact op te nemen met haar zus waarmee ze vanaf
haar kindertijd ruzie had. Ze is zeer blij met het herstelde
contact. Mevrouw heeft inmiddels een rollator en een
scootmobiel. Waarschijnlijk gaat mevrouw samen met
een andere oudere ondersteuning bieden aan de biblio-
theek van de SWO.
Hoe het gaan kan: vier dagen na het evaluerende gesprek
belt mevrouw de projectcoördinator. Ze vertelt dat ze nu
de zus heeft die ze zo graag had willen hebben. De zus
van in de 70 wil ook graag haar levensverhaal vertellen
en laten optekenen. Ik heb vertrouwen dat mevrouw met
meer kracht en openheid de wereld tegemoet treedt.
Literatuur1. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-maatschappelijke-
ondersteuning-wmo
2. http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/documenten/Brochure_Wns.pdf
3. http://www.netwerklevensvragen.nl/site_lv/docs/pdf/6600.114-actiZ_Bundel_Mentaal_Welbevinden_artikel2.pdf
4. ´Het verleden als uitdaging. een onderzoek naar de effecten van life review op de constructie van zin in levensverhalen van ouderen ,́ Boekencentrum academic, 2011
21
In teamsport zie je de ‘huddle’, een time-out om in een
dichte cirkel de tactieken af te wegen en door te spreken.
In de zorg kan zo’n aanpak ook effectief zijn. In korte
besprekingen van een ruim kwartier binnen de groep
ideeën rondom een knelpunt bespreken, prioriteiten
stellen en voorlopige afspraken maken.
Huddles lenen zich voor uiteenlopende onderwerpen,
zoals ergonomie, kwaliteit van zorg, bejegening, logis-
tiek, klimaatbeheersing, werkdruk, zelfredzaamheid,
veiligheid en probleemgedrag.
Dit is eenvoudig gedachtegoed aan het einde van het
boek, illustrerend dat communicatie belangrijk is maar
ook veel valkuilen kent. Teams en individuen worden
steeds meer zelfsturend, de zorg meer individueel gericht
en dat vraagt meer afstemming en overleg. Cliënten en
patiënten en hun verwanten verlangen ook steeds meer
die afstemming en communicatieve vaardigheden.
PraktischHet is Geelen gelukt een praktisch handboek te schrijven.
Het is helder van opbouw: een ervaring, valkuilen, tips
en soms liever doen…liever laten… Niet hoogdravend of
ingewikkeld. Een vlot en makkelijk leesbaar boek met
herkenbare casuïstiek.
In mijn carrière als verpleegkundige heb ik vele malen
schokkende ervaringen moeten meemaken. Als eerstejaars
leerling verpleegkundige alleen staan op een interne afde-
ling waar net een man van 27 jaar door mij dood gevonden
is in bed; bij je controlerondje op de PAAZ-afdeling een
patiënt aan het plafond zien hangen; een patiënt die in je
spreekkamer letterlijk dood voor je voeten neervalt.
Het hoofdstuk “ Opvang na een schokkende ervaring ”
is herkenbaar en bruikbaar. Daarvan had ik destijds en
mijn collega’s voordeel gehad. Dit geldt voor meer hoofd-
stukken: ze zijn nuttig voor praktijkondersteuners, prak-
tijkverpleegkundigen, doktersassistentes, maar bieden
ook voor huisartsen voldoende eyeopeners.
De definitie van het motiverende gesprek is een cliff-
hanger. En de valkuil “Zij moet inzien dat ik gelijk heb ”
in het hoofdstuk “Onderhandelen” wordt illustratief met
de parabool van een sinaasappel uitgewerkt. Zo wordt
helder wat het verschil is tussen belang en positie en hoe
daarmee om te gaan.
Het komt wel goedCommuniceren door verzorgenden en verpleegkundigen
ClichésHet boekje van 140 bladzijden bevat diverse clichés. Niet
allemaal even functioneel. “Doe maar gewoon, dan doe je
gek genoeg”, of “zonder wrijving geen glans”. Niet bijster
origineel. Ook spreken niet alle tips mij evenveel aan.
Een groepscompliment kan in mijn optiek heel stimule-
rend werken. Geelen vindt individueel complimenteren
effectiever.
Ondanks een aantal niet lekker lopende zinnen en een
paar storende fouten in de tekst is het een prima boekje
voor beginnende praktijkondersteuners en praktijk-
verpleegkundigen, ook voor hen die in verpleeghuizen
werken. Voor mij als ervaren professional en oud-manager
heeft het ogenschijnlijk misschien minder van toege-
voegde waarde maar na lezing is het meer dan alleen een
opfrissertje. Hoofdstukken als “Klachtgesprek”, “Scholing
aanvragen” en “Een voordracht houden” prikkelen tot
assertiviteit en verhogen de sociale vaardigheid.
spitsvondigHet hoofdstuk over netiquette (netwerk en etiquette ), ver-
gaderen en voorzitten en hulpvraag aan een andere disci-
pline bevat een aantal spitsvondigheden, die ook bruikbaar
zijn: “kijk kritischer naar jezelf, vergeeflijk naar de ander.”
Of: “het voorzitten is te vergelijken met scheidsrechteren.
Bij een goedgeleide wedstrijd valt de hand van de scheids-
rechter niet op, diens bijdragen zijn op tijd, nodig en nuttig
en bevorderen het soepele samenspel van de deelnemers.”
In welk deel van de zorg je ook werkt of gaat werken. Je
vindt in dit boek zeker wel iets van je gading.
De ‘huddle ‘ had Geelen wat mij betreft wel iets meer
mogen uitwerken. Maar goed, we doen het met zijn prak-
tische tip: “Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het
maar zoals het nog gaat!”
Het komt wel goed.
Martien Vrolijk
BoeKBesPreKiNg
uitgever: perspectief uitgeversauteur: ronald geelenisBn: 978-94-912-69042prijs: € 22,90
22
Lancering Zorgstandaard DementieDonderdagmiddag 31 mei in Utrecht overhandigden
Alzheimer Nederland, Vilans en de brancheorganisaties
en beroepsverenigingen de eerste conceptversie van de
Zorgstandaard Dementie aan Armand Höppener, vice-
voorzitter Coördinatieplatform zorgstandaarden.
“Deze zorgstandaard is cruciaal, omdat het een verbinding
legt tussen cure en care. Het geeft aandacht aan preventie en
zelf management. Bovendien geeft de zorgstandaard in deze
tijden van onzekerheid houvast aan de doelgroepen. Het geeft ze
handvatten om goede zorg te verlenen. Maar een zorgstandaard
wordt pas levend door het gebruik in de praktijk, dus ik wens
iedereen nog veel nieuwe versies toe.”
De autorisatie start hiermee en loopt tot eind 2012.
Staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten van VWS
heeft toegezegd het gebruik van de zorgstandaard als
ambassadeur te steunen.
De aanwezigen kregen een videoboodschap te zien van
de overhandiging van de Zorgstandaard Dementie door
Alzheimer Nederland aan de staatssecretaris, waarin zij
haar steun uitspreekt voor de inhoud en het proces:
“De zorg voor mensen met dementie moet helemaal goed geba-
lanceerd zijn en de goede mensen moeten op de goede plek de
goede dingen doen. Deze mensen zullen aan de patiënt vragen:
Hoe kan ik u helpen? en dat is precies wat deze Zorgstandaard
Dementie zegt. En daarom ben ik er trots op en zal ik er alles
wat ik kan aan doen om hierin te ondersteunen en te ambassa-
deren, samen met het veld.”
Tijdens deze lancering werd er ook ingegaan op de
volgende stap: Wat betekent de zorgstandaard voor u en
hoe gaat u de zorgstandaard inzetten om de kwaliteit van
de dementiezorg te verbeteren? Bij Vilans hebben zich
al ketens gemeld die met de volgende stap aan de slag
willen. Mirella Minkman van Vilans:
“Wij gaan hiermee in 2012 en 2013 aan de slag en nodigen
beroepsorganisaties, uit om dit samen met ons en vertegenwoor-
digers uit het veld verder uit te werken. Alleen zo laten we de
zorgstandaard werken en werken we samen aan goede dementie-
zorg voor mensen met dementie, mantelzorgers en professionals!”
Unieke zorgstandaardIn Nederland geven we 95% van het totale dementie-
budget uit aan dag- en nachtverpleging. Terwijl 70% van
alle mensen met dementie thuiswoont en dat wil blijven
doen. In deze nieuwe zorgstandaard heeft 90% van de
inhoud betrekking op wat er anno 2012 thuis kan en
moet: signaleren, informeren, diagnostiek, case manage-
ment, behandeling, begeleiding en steun, huishoudelijke
zorg, hulp bij ADL, activiteiten, respijtzorg, aangepast
wonen en crisishulp. Een unieke zorgstandaard!
Vilans heeft het inhoudelijke proces begeleid en gecoördi-
neerd met Alzheimer Nederland als projectleider. Samen
hebben zij met 28 organisaties in korte tijd een definitief
concept gemaakt dat de hele breedte van de hulp bij
dementie betreft: welzijn, care en cure. De standaard
beschrijft de hulp voor mensen met dementie en voor
hun mantelzorgers. Het is bijzonder dat alle betrokken 28
organisaties zijn uitgestegen boven hun eigen dagelijkse
werk en gezamenlijk hebben gewerkt aan een norm voor
integrale dementiehulp die aansluit op wensen en vragen
van mensen met dementie en hun mantelzorgers.
Zorgstandaard Dementie onlineHet eerste concept van de Zorgstandaard Dementie is
te vinden op de website van Vilans, via www.vilans.nl/
dementie en van Alzheimer Nederland, via
www.alzheimer-nederland.nl.
ArTiKeL
Betere dementiezorg door Zorgstandaard dementie
Alzheimer nederland, Vilans en 28 brancheorganisaties en beroepsverenigingen hebben de afgelopen 1,5 jaar gewerkt aan de Zorgstandaard Dementie. Het definitieve concept is gereed. Met een groeiend aantal mensen met dementie is het vastleggen van goede dementiezorg hard nodig. De Zorgstandaard Dementie zorgt voor vaste normen voor dementiezorg. Deze zorgstandaard geeft richting aan regio’s en biedt ondersteuning aan regionale integrale ketenzorg in aansluiting op de wensen en behoeften van mensen met dementie en hun mantelzorgers.
23
Bij werkgevers bestaat veel onduidelijkheid over de (on)
mogelijkheden van werknemers met diabetes. Zij vrezen
verminderde productiviteit en een hoger verzuim; extra
kostenposten voor de organisatie. Wel zijn werkgevers
bereid om op individuele basis afspraken te maken met
hun werknemers met diabetes om zo te zorgen dat zij
goed kunnen blijven functioneren. Aan de andere kant
kampen sollicitanten en werknemers veelal met onzeker-
heid en worden regelmatig geconfronteerd met vooroor-
delen. Worden zij afgewezen bij een sollicitatie vanwege
de diabetes? Hoe reageren collega’s wanneer zij vertellen
dat zij diabetes hebben of wanneer zij een hypo krijgen?
Is er tijd en fysieke ruimte om de bloedglucosewaarde te
meten en medicatie te nemen? Bestaat de mogelijkheid
om afspraken met behandelaars na te komen, zoals met
de huisarts, diabetesverpleegkundige of praktijkonder-
steuner, oogarts, internist en podotherapeut? Veel vragen
die de positie van de werknemer onzeker maken.
Belemmeringen wegnemenHet doel van Diabetes Werkt! is tweeledig. NDF wil
kansen creëren voor mensen met diabetes op de arbeids-
markt door de eigen regie zoveel mogelijk te versterken,
mede door middel van het geven van informatie en
advies. Tegelijkertijd wil NDF belemmeringen bij werk-
gevers zoveel mogelijk wegnemen en duidelijkheid
verschaffen over de mogelijkheden van werknemers
met diabetes. Want iemand met diabetes moet het werk
kunnen doen waarvoor hij of zij is opgeleid, al dan niet
met de nodige aanpassingen, is het uitgangspunt. Dat
kunnen aanpassingen zijn in het werkrooster, aangepaste
pauzetijden maar ook aanpassingen van de werkplek
bijvoorbeeld wanneer iemand neuropathie heeft. Het
streven is om algemene maatregelen te kunnen treffen
om mensen met diabetes te steunen in hun werk, in
plaats van ad-hoc-oplossingen.
OnderzoekIn 2011 startte het NIVEL (Nederlands instituut voor
onderzoek van de gezondheidszorg) een onderzoek naar
‘Diabetes op de werkvloer’. Aangezien dit onderzoek grote
overlap had met het onderzoek dat DVN vanuit het NAD
wilde opzetten, zijn de krachten gebundeld. Met subsidie
van CZ, vakbond De Unie, AstraZeneca, Bristol-Myers-
Squibb en DVN heeft NIVEL onderzoek gedaan onder
ArTiKeL
diabetes Werkt! versterkt positie van werknemers met diabetes
Het aantal mensen met diabetes blijft toenemen, en daarmee ook het aantal mensen met diabetes op de arbeidsmarkt. Dat verloopt niet zonder problemen. een deel van de werknemers met diabetes wordt geconfronteerd met vooroordelen: zij zijn immers chronisch ziek en zullen daardoor beperkingen hebben, zo wordt verondersteld. Werkgevers worstelen met de vraag hoe zij deze mensen zo kunnen faciliteren dat zij volledig mee kunnen draaien in het arbeidsproces. Doordat het hen ontbreekt aan voldoende kennis over diabetes en er geen algemene richtlijnen zijn, resulteert dit in ad-hoc-oplossingen. Om goed voorbereid te zijn op de toekomst – een toekomst met een groeiend aantal werknemers met diabetes – is proactief en structureel beleid gewenst. Vanuit het nAD is in 2010 het programma Diabetes Werkt! opgezet, dat uitgevoerd wordt door Diabetesvereniging nederland. Diabetes Werkt! biedt zowel werkgevers als werknemers handvatten om mensen met diabetes volwaardig te laten participeren in de arbeidsmarkt.
24
162 werknemers bij 20 grote werkgevers in verschillende
sectoren, onder meer de politie, de kinderopvang, het
onderwijs, het personenvervoer en de sociale werkplaats.
Uit dit onderzoek blijkt dat werkgevers weinig zicht
hebben op hun werknemers met diabetes. Ze weten niet
hoeveel het er zijn en of zij problemen hebben met het
werk. Ze willen deze medewerkers wel steunen, maar
hebben daarvoor nauwelijks beleid. Het onderzoek laat
ook zien dat een deel van de werknemers problemen
ervaart met de combinatie diabetes en werk. Dit zijn
vooral mensen bij wie de diabetes niet goed is ingesteld.
Zij voelen zich vaker vermoeid, melden zich vaker ziek
en hebben meer moeite zich te concentreren. Wel zijn zij
net zo bevlogen als het om hun werk gaat als werknemers
met een beter ingestelde diabetes. Met name werknemers
met een slechter ingestelde diabetes kunnen daarom
ondersteuning van hun werkgever gebruiken om beter te
functioneren. Dit heeft ook voor de werkgever positieve
resultaten: een hogere productiviteit en meer loyaliteit
van de werknemer.
Onregelmatige dienstenVooral onregelmatige diensten blijken lastig, zeker voor
mensen met een slechter ingestelde diabetes. Zij zullen
dan ook minder vaak kiezen voor onregelmatig werk of
er eerder mee stoppen. De vraag is of dit met het oog op
de toekomst wenselijk is. Juist het werk in onregelma-
tige diensten vindt een groeiend aantal mensen minder
aantrekkelijk. Hierdoor kan krapte ontstaan in deze
sectoren. Werkgevers met veel functies in onregelmatige
diensten wordt daarom aangeraden te onderzoeken hoe
zij werknemers met diabetes zo goed mogelijk kunnen
ondersteunen.
BedrijfsartsenEen grote stap voorwaarts is gedaan door de NVAB
(Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfs-
geneeskunde) die in maart 2011 de multidisciplinaire
richtlijnmodule Diabetes en Arbeid heeft ontwikkeld.
Bedrijfsartsen komen meestal pas in beeld wanneer er
sprake is van verzuim bij werknemers met diabetes. Zij
spreken hen zelden over preventieve activiteiten, zoals
bewegen en gezonde voeding. Ook kent de bedrijfsarts de
werkgerelateerde problemen van werknemers met dia-
betes niet. In de toekomst kan de bedrijfsarts een meer
ondersteunende rol spelen en preventief te werk gaan
bij mensen die nog niet tegen hun grenzen aanlopen of
verzuimen. Bedrijfsartsen krijgen dankzij de richtlijnen
mogelijk een structurele rol binnen de diabeteszorg.
Concrete productenDiabetes Werkt! heeft geresulteerd in meer concrete
producten, zoals de brochure ‘Diabetes en Werk’. Deze
brochure geeft adviezen die mensen met diabetes
kunnen toepassen tijdens een sollicitatieprocedure en
biedt werknemers handvatten om zoveel mogelijk con-
trole over de diabetes te hebben op het werk. Daarnaast
zijn twee E-learning modules ontwikkeld: in 2010 de
module ‘hypo unawareness’ en dit jaar ‘diabetes en werk’.
De laatste module biedt werknemers informatie over
het oplossen van knelpunten in de combinatie diabetes
en werk. Op aanvraag verzorgt DVN informatieavonden
over ‘Diabetes op de werkvloer’. Verder is DVN bezig met
de ontwikkeling van een digitale helpdesk: hierop zijn
in de loop van 2012 onderzoeksresultaten en publicaties
te vinden over ‘diabetes en werk’, veelgestelde vragen en
antwoorden en de mogelijkheid om zelf vragen te stellen.
Diabetesinhoudelijke vragen beantwoordt DVN. Voor
bedrijfsjuridische vragen of vragen over vakbondsrecht,
zoekt DVN samenwerking met vakbond De Unie.
Ad-hoc-oplossingenVan alle werkende mensen in Nederland heeft 1 op de 50
diabetes. De meesten kunnen met hun diabetes prima
werken, maar dat geldt niet voor iedereen. Soms zijn
aanpassingen nodig. Uit het onderzoek blijkt heel duide-
lijk dat werknemers met diabetes geen baat hebben bij
ad-hoc-oplossingen. Met het groeiend aantal mensen met
diabetes is een proactiever beleid gewenst om toekomst-
bestendig te zijn. Dit waarborgt de continuïteit van het
werk en geeft werknemers met diabetes meer kansen
hun werk goed te blijven doen. En dat bevordert weer
maximale arbeidsparticipatie van werknemers met een
chronische aandoening als diabetes in een toch al krap-
per wordende arbeidsmarkt. Diabetes Werkt! is een stap
in deze richting.
EEn niErpatiënt moEt Er hEEl vEEl voor ovEr hEbbEn om EEn bEEtjE normaal tE lEvEn. Wat hEEft u ovEr voor EEn niErpatiënt? StEun onS. KijK Wat u Kunt doEn op niErStichting.nl
1 uur wandelen 1 dag rust
25
Hartfalen betekent dat de pompfunctie van het hart
is verminderd, waardoor onvoldoende bloed naar de
weefsels in het lichaam wordt getransporteerd. Het hart
kan het bloed niet goed uitpompen of is niet in staat zich
voldoende te vullen. De diagnose hartfalen is er één met
verstrekkende gevolgen. Patiënten worden verwezen
naar de cardioloog om de oorzaak vast te stellen, krijgen
meerdere onderzoeken, zullen levenslang medicijnen
moeten gebruiken en vaak op controle komen bij een
arts of verpleegkundige. Ook moeten zij zich houden
aan leefregels en leren op tijd te signaleren wanneer de
situatie verslechtert. Gebeurt dit niet, dan volgen vele
opnames in het ziekenhuis. Door het hartfalen is het
inspanningsvermogen verminderd en zowel patiënt als
partner zullen moeten leren om te gaan met de beperkin-
gen die dit met zich meebrengt. Kortom, hartfalen is een
chronische ziekte waarmee patiënt en partner voortdu-
rend worden geconfronteerd, hetgeen van grote invloed
is op de kwaliteit van leven. Daarbij heeft hartfalen een
slechte prognose: de gemiddelde vijfjaarsoverleving is
ongeveer 45%.
Hart- en Vaatrisico ManagementHet goede nieuws is, dat wanneer de diagnose correct en
op tijd wordt gesteld en de patiënt goed wordt behandeld
en begeleid en daarbij zelf goed leert omgaan met het
hartfalen, de kwaliteit van leven van de patiënt toeneemt
en de prognose verbetert.
Om het risico op het ontstaan van hartfalen te verklei-
nen, is het van belang een goed Hart- en Vaatrisico
Management te voeren. Vroegtijdige diagnostiek van
hartfalen en behandelen verbetert de prognose. Bedenk
dat als de patiënt klachten ontwikkelt, het hart al
zodanig overbelast is dat de compensatiemechanismen
tekort schieten en symptomen van (nachtelijke) kortade-
migheid, verminderd inspanningsvermogen en vocht
vasthouden ontstaan. Ten slotte is het belangrijk dat, als
hartfalen eenmaal is geconstateerd, de patiënt adequaat
wordt behandeld en goed begeleid in het hanteren van
leefregels en beperkingen.
Oorzaak achterhalenBij hartfalen wordt door verminderde vulling van het
hart (diastolisch hartfalen) of door verminderde knijp-
kracht van het hart (systolisch hartfalen) minder bloed
uitgepompt dan het lichaam nodig heeft. Oorzaken hier-
van kunnen zijn: schade aan de hartspier door infarct,
hoge bloeddruk, hartklepafwijkingen, ritmestoornissen,
aandoeningen van de kransslagader, drugs- en alcohol-
misbruik, chemokuren en hartfalen veroorzaakt door
een virus.
Het doel van de behandeling is om de oorzaak van hart-
falen weg te nemen of verdere schade aan het hart te
beperken en de klachten van hartfalen te verminderen.
Het wegnemen van de oorzaak is soms mogelijk bijvoor-
beeld in het geval van kleplijden, ritmestoornissen,
drugs- en alcoholmisbruik. Bij hartfalen veroorzaakt
door een virus is vaak een volledig herstel mogelijk door
het tijdelijk ondersteunen van het hart met medicatie.
Om die reden is het van belang dat bij alle patiënten met
hartfalen de oorzaak wordt uitgezocht door middel van
onder andere een echo van het hart. In veel ziekenhuizen
bestaat de mogelijkheid om alle onderzoeken voor het
diagnosticeren van hartfalen op één dagdeel te doen.
Reactie van het lichaam Doordat het hart onvoldoende bloed uitpompt en de
weefsels onvoldoende van zuurstof worden voorzien,
ontstaan klachten van vermoeidheid, verminderd inspan-
ningsvermogen, kortademigheid en vocht vasthouden.
Het lichaam wil de druk en het volume in de bloedvaten
handhaven en doet dit door het versnellen van de hart-
slag, het vernauwen van de bloedvaten en het vasthouden
van vocht door de nieren. Hierin speelt activatie van het
sympathisch zenuwstelsel en het renine-angiotensine-
aldosteronsysteem (RAAS) een grote rol.
ArTiKeL
HartfalenMw. J. Zimmerman, verpleegkundig specialist
Hartfalenpoli Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede
een huisartspraktijk met 3000 mensen kent gemiddeld zeven patiënten met hartfalen. Het aantal mensen met hartfalen neemt toe door betere overlevingskans na een hartinfarct en andere hartziekten, door de vergrijzing, maar ook door de verbeterde behandelingsmogelijkheden van het hartfalen zelf. Veel hartfalenpatiënten zijn onder behandeling van de cardioloog en de hartfalenverpleegkundige, maar als de patiënten stabiel zijn, of indien de bezoeken in het ziekenhuis te belastend zijn, komen zij onder de hoede van de praktijkondersteuner en de huisarts. Dit betekent dat in de toekomst steeds meer mensen met hartfalen binnen de huisartspraktijk zullen worden behandeld en begeleid.
26
Door deze mechanismen gaat het hart sneller kloppen,
moet het meer bloed/vocht verwerken en tegen een
hogere weerstand in knijpen. Dit heeft als gevolg dat
er stuwing ontstaat in de vaten van de longen, buik en
benen. Door de hoge druk die er ontstaat in de bloedbaan
treedt er vocht uit de bloedvaten in de omliggende weef-
sels en ontstaat oedeem in longen, buik en benen.
Door de verminderde toevoer van bloed krijgen de weef-
sels onvoldoende zuurstof waardoor de patiënt kortade-
mig en vermoeid wordt en het inspanningsvermogen
sterk is verminderd. Ook ontstaat kortademigheid door
vochtophoping in de longen. Als er stuwing van de lever
is door de overvulling treedt misselijkheid en vermin-
derde eetlust op.
Het hebben van hartfalen heeft grote invloed op de kwali-
teit van leven van de patiënt en zijn partner. Het beperkt
hen zeer in hun fysieke mogelijkheden. Zij raken hier-
door geïsoleerd en afhankelijk van anderen. Vaak willen
patiënten meer dan zij kunnen, kijken naar wat eerst
allemaal kon en nu niet meer en ontwikkelen sombere
gevoelens. Depressie komt bij hartfalenpatiënten veel
voor.
Behandeling van hartfalenDe behandeling van hartfalen is afhankelijk van de
oorzaak. Indien er sprake is van kleplijden, kan een
klepoperatie het hartfalen verhelpen. Bij kransslaglijden
kan door een operatie de doorbloeding van de hartspier
verbeteren en leiden tot herstel van de pompfunctie. In
geval van alcoholabusus kan de hartfunctie weer volle-
dig herstellen wanneer de patiënt stopt met drinken. Er
kan echter ook restschade zijn. Als er geen behandelbare
oorzaken zijn, dan bestaat de behandeling uit leefregels
en medicijnen.
MedicijnenDe medicamenteuze behandeling is gericht op het door-
breken van de activatie van het sympathisch zenuwstel-
sel en de activering van het RAAS-systeem. Het heeft als
doel het verbeteren van het inspanningsvermogen en de
prognose, en het verhogen van de kwaliteit van leven.
Diuretica zorgen ervoor dat het overtollige vocht wordt
verwijderd uit het lichaam.
ACE-remmers remmen het RAAS-systeem, waardoor de
bloeddruk daalt en wordt voorkomen dat de nieren vocht
vasthouden. β-blokkers vertragen de hartslag, zodat het
hart wordt ontlast en het zich beter kan vullen en het
bloed beter kan uitknijpen. Aldosteronantagonisten
verminderen de aldosteronproductie zodat er minder
zout en dus ook minder vocht wordt vastgehouden. Zowel
de ACE-remmer als de aldosteronantagonist voorkomt
verbindweefseling van het hart, waardoor de elasticiteit
van het hart behouden blijft en wordt voorkomen dat er
ritmestoornissen ontstaan.
NSAID’s als ibuprofen, Nurofen®, naproxen zijn gecontra-
indiceerd bij patiënten met hartfalen, omdat het midde-
len zijn die de werking van ACE-remmers verminderen,
vocht doen vasthouden en de nierfunctie verslechteren.
Het instellen op de juiste medicatie is een kwestie
van balanceren tussen zo veel mogelijk effect met zo
min mogelijke bijwerkingen en bijeffecten die nadelig
kunnen zijn voor de patiënt. Hypotensie, nierinsufficiën-
tie, uitdroging, overvulling en interactie met andere
medicijnen die de patiënt vaak gebruikt, zijn veelvoorko-
mende problemen waar de behandelaar mee te maken
krijgt en die de therapeutische mogelijkheden kunnen
beperken.
Overige behandelingenOverige behandelingen die door de cardioloog kunnen
worden geïndiceerd:
� Medicatie als Lanoxin® of ivabradine kan onder
bepaalde omstandigheden bij blijvende klachten
worden toegevoegd aan de huidige medicatie.
� Een biventriculaire pacemaker is een pacemaker die
ervoor zorgt dat het hart weer synchroon samenknijpt
en kan het inspanningsvermogen van de patiënt doen
verbeteren.
� Een Implantable Cardioverter Defibrillator (ICD) kan
worden gegeven om overlijden ten gevolge van een
ventriculaire ritmestoornis te voorkomen.
� Een steunhart (Left Ventricular Assist Device) kan
bij jongere patiënten dienen als overbrugging naar
harttransplantatie en wordt tegenwoordig in beperkte
mate al gegeven als bestemmingtherapie.
signalen van vocht vasthouden
• dikke benen, enkels, buik of vingers• schoenen of kleding gaat strakker zitten• Broekriem moet twee gaatjes wijder• gewichtstoename van meer dan ≥ 2 kg binnen 1 week• toenemende last van vermoeidheid• Hebben van een ‘vol gevoel’, buikpijn, misselijkheid• Hartkloppingen• gevoel van verkoudheid en hoesten• verwardheid en onrust• niet goed kunnen concentreren, ‘er niet bij zijn’• ’s nachts vaker moeten plassen• overdag minder moeten plassen, urine is donkerder• ’s nachts de behoefte hebben hoger (met meer
kussens ) te liggen
Wat is hartfalen?
een complex van klachten en verschijnselen bij een structurele of functionele afwijking van het hart, waarbij het hart niet in staat is voldoende bloed naar de weefsels in het lichaam te pompen om aan de metabole behoeften te voldoen.
27
LeefregelsLeefregels bij hartfalen bestaan uit het houden aan een
vochtbeperking van maximaal 2000 ml, het vermijden
van piekzoutgebruik (denk aan cup a soup, kant en klare
maaltijden etc. ) goede therapietrouw, tijdig signaleren
van tekenen van vocht vasthouden en regelmatig bewe-
gen. In het ziekenhuis zijn vaak tijdelijke trainingen voor
hartfalenpatiënten onder begeleiding van een fysiothera-
peut, hetgeen kan worden vervolgd door fysiotherapie in
de eerste lijn. Gebleken is dat dit een goed effect heeft op
het inspanningsvermogen.
Ook is er een cursus omgaan met hartfalen die kan
worden gevolgd door patiënten die bekend zijn bij de
hartfalenverpleegkundige in het ziekenhuis. Individuele
doorverwijzing naar een psycholoog valt ook altijd te
overwegen indien hier aanleiding toe is.
Door goede uitleg, ondersteuning en coaching van de
patiënt en partner zal hij beter kunnen omgaan met
het hartfalen en de gevolgen ervan. Een goed bereik-
baar telefonisch spreekuur en regelmatige controle zijn
voorwaarden om goede begeleiding te kunnen bieden
en tijdig in te grijpen bij klachten van hartfalen. Of deze
controles plaatsvinden in het ziekenhuis door de cardio-
loog en hartfalenverpleegkundige op een hartfalenpoli
of door de huisarts en praktijkondersteuner in de eerste
lijn is afhankelijk van de keuze en mogelijkheden van
de patiënt en de aanwezige kennis en bekwaamheid.
Mijns inziens is de patiënt het meest gebaat bij een goede
samenwerking tussen eerste en tweede lijn.
In Ziekenhuis Gelderse Vallei is een mogelijkheid voor
dagdiagnostiek hartfalen en wordt de chronische hartfa-
lenpatiënt binnen acht maanden ingesteld op medicatie,
voorgelicht en zo mogelijk gerevalideerd. Als de patiënt
stabiel is volgt (in overleg) terugverwijzing naar de huis-
arts. Toch is dit maar een beperkte manier van samen-
werken en zou uitbreiding hiervan mogelijk zijn.
Casus mevrouw Hendriksen
Mevrouw Hendriksen is een 80-jarige vrouw, die samen met haar man sinds een paar maanden in het verzorgingshuis woont. Mevrouw heeft hartfalen op basis van meerdere hartinfarcten en bezoekt sinds 2010 de hartfalenpoli. Zij is bekend met de leefregels omtrent hartfalen. Zij drinkt niet meer dan twee liter per dag, vermijdt piekzouten en blijft dagelijks in beweging, probeert aan 30 minuten bewegen per dag te komen. Zij verdeelt dit over de dag. verder let zij op symptomen van vocht vasthouden en weegt zich dagelijks om op tijd te kunnen zien dat zij vocht vasthoudt. Mevrouw Hendriks gebruikt de volgende medicijnen:furosemide 1 x daags 40 mg, ramipril 1 x daags 5 mg, bisoprolol 1 x daags 5 mg, spironolacton 1 x daags 25 mg, ibuprofen 200 mg 3 x daags 1 tabletin verband met haar slechte lichamelijke conditie bezoekt ze de cardioloog nu nog één keer per jaar en worden de andere controles gedaan door de praktijkondersteuner en de huisarts.
Mevrouw heeft een afspraak gemaakt bij de praktijkonder-steuner, omdat ze aankomt in gewicht en meer kortademig is. ’s nachts gaat ze vanwege de kortademigheid vaak uit bed. Ze hoest en geeft groen sputum op. Ze heeft een temperatuur van 37,8° c Ze is moe en vertelt dat ze niet meer naar het sjoelen gaat en geen zin meer heeft in eten. Ze zit snel vol. de praktijkverpleegkundige vraagt na hoe lang de klachten bestaan en of er andere klachten zijn (geweest), onder meer pijn op de borst en hartkloppingen en informeert naar het inspanningsvermogen, voedingspatroon, vochtintake en therapietrouw. Hieruit blijkt dat de klachten sinds twee weken bestaan en dat zij zich goed aan de leefregels houdt en de medicatie trouw inneemt. tijdens de adl moet zij een aantal keren even bijkomen en na het wassen is zij ‘op’. Met de rollator kan zij in huis lopen in rustig tempo, maar verder komt zij op dit moment niet. de stemming is matig en initiatief is verminderd, dit is echter ook sinds twee weken en wordt vooral veroorzaakt door het niet lekker voelen en slecht slapen. ook blijkt dat mevrouw een paar dagen 3 x daags een ibuprofentablet heeft ingenomen in verband met een pijnlijke rechterheup door langer in bed te liggen en weinig te bewegen.
in het geval van mevrouw Hendriksen is er sprake van chronisch hartfalen op basis van schade aan de hartspier door de infarcten. er is littekenweefsel ontstaan, dat niet elastisch is en waardoor het hart minder goed kan knijpen. Zij is ingesteld op medicatie om klachten te verminderen en te voorkomen dat het hart verder achteruit gaat. Mevrouw Hendriks geeft als klachten aan: toename van gewicht, verminderd inspanningsvermogen en niet plat kunnen liggen ’s nachts. Het hoesten kan door prikkeling van de luchtwegen komen, maar het groene sputum doet vermoeden dat mevrouw een luchtweginfectie heeft. Het op tijd waarschuwen is van belang, omdat door geringe en tijdelijke wijziging van medicatie de situatie weer snel kan verbeteren.
Mevrouw Hendriksen heeft een bloeddruk van 105/60 mmHg en een pols van 72 sl/min reg. er is oedeem aan enkels en beide onderbenen. Bij deze bloeddruk heeft zij geen klachten van duizeligheid. de praktijkondersteuner voelt of de pols regelmatig is. Bij onregelmatige hartslag zou er sprake kunnen zijn van atriumfibrilleren, waardoor aanpassing van medicatie (onder meer antistolling) nodig zou kunnen zijn. de praktijkondersteuner denkt dat de toename van kortademigheid en vocht vasthouden en de verminderde eetlust tijdelijk is en is ontstaan door een luchtweginfectie en gebruik van nsaid’s. de temperatuur is niet betrouwbaar en zou hoger kunnen zijn omdat mevrouw ibuprofen heeft geslikt. Zij overlegt met de huisarts of er een antibioticakuur moet worden voorgeschreven en stelt voor furosemide gedurende drie dagen te verhogen naar 2 x daags 1 tablet.de huisarts schrijft een antibioticakuur voor en gaat akkoord met de verhoging van furosemide. de praktijkondersteuner plant een telefonische afspraak na drie dagen en vraagt mevrouw te bellen als de klachten toenemen ondanks de wijziging van de medicatie. Zij adviseert mevrouw paracetamol te nemen in plaats van ibuprofen en legt uit waarom. Het gewicht is na drie dagen weer gedaald, de kortademigheid is minder en mevrouw denkt de volgende week weer naar het sjoelen te gaan.
28
Verenigingsnieuws
platform ouderenzorg (www.platformouderenzorg.nl)De laatste jaren is sprake van
een toenemende vergrijzing in
Nederland. De complexiteit van zorg
rondom de oudere patiënt neemt
toe. De patiënt wordt ouder, woont
langer zelfstandig en er is vaker
sprake van multimorbiditeit. Dit
heeft tot gevolg dat vaak sprake is
van een complexe zorgvraag. Zowel
de praktijk verpleegkundige/praktijk-
ondersteuner als de huisarts zal
steeds vaker worden geconfronteerd
met de zorgvraag van de kwetsbare
oudere op het spreekuur of binnen
hun aandachtsgebied. Zorg voor de
kwetsbare oudere patiënt vraagt
behalve een specifieke aanpak
en benadering ook om passende
kennis en expertise. Dit is een van
de redenen waarom het Platform
Ouderenzorg is ontwikkeld.
Doel van het PlatformHet doel van het platform is het
delen en centraliseren van betrouw-
bare kennis op het gebied van oude-
renzorg specifiek afgestemd op de
praktijkverpleegkundige/praktijkon-
dersteuner. Het platform heeft op dit
moment drie pijlers: de website www.
platformouderenzorg.nl, e-learning
en nascholingen in het land.
De initiatiefnemersHet platform ouderenzorg is
een initiatief van de V&VN
Praktijkverpleegkundigen &
Praktijkondersteuners en GSK en
wordt vormgegeven door een enthou-
siaste redactieraad. De leden van de
redactieraad zijn allen werkzaam
als praktijkondersteuner/praktijk-
verpleegkundige binnen de huis-
artsenpraktijk of het verpleeghuis
met als aandachtsgebied ouderen-
zorg. Zij weten dus wat speelt in
het werkveld en waar de behoefte
ligt met betrekking tot kennisver-
groting. De redactieraad houdt zich
vooral bezig met het volgen van de
actuele ontwikkelingen binnen de
ouderenzorg, het publiceren van
relevante en praktische informatie.
Regelmatig vergadert de redactie-
raad om nieuwe initiatieven te
ontwikkelen voor het platform.
www.platformouderenzorg.nl De website is een bron van informatie
voor de praktijkondersteuner/prak-
tijkverpleegkundige werkzaam
binnen de ouderenzorg. Ook voor de
praktijkondersteuners/praktijkver-
pleegkundigen die binnen hun eigen
aandachtsgebied te maken hebben
met ouderen is het platform de bron
om kennis op te doen over ouderen-
zorg. Om snel de benodigde gegevens
te kunnen vinden als bezoeker is er
voor een overzichtelijke en zeer prak-
tische indeling van de site gekozen.
Via de zoekfunctie die bovenaan op
iedere webpagina beschikbaar is,
doorzoek je snel de gehele website
via de zoektermen die je als bezoeker
zelf kan in voeren.
29
Onder het tabblad nieuws worden de
nieuwsitems die betrekking hebben
op de ouderenzorg weer gegeven. De
agenda geeft zicht op actuele scho-
lingen. Informatie over ziektebeel-
den, richtlijnen en links voor verdere
informatie kunnen worden gevon-
den in de kennisbank. En ben je op
zoek naar meet- of screeningsinstru-
menten voor bijvoorbeeld cognitie,
kwetsbaarheid of incontinentie dan
kun je deze kostenloos downloaden
via het tabblad screening.
nacholingenNaast het aanbieden van informatie
en kennis via de website zijn op
www.platformouderenzorg.nl ook
nascholingen op het gebied van oude-
renzorg te vinden. Het beleid van de
overheid is er op gericht dat ouderen
zo lang mogelijk in de thuissituatie
kunnen verblijven. Dit heeft tot
gevolg dat de praktijkondersteuner/
praktijkverpleegkundige en de (huis)
arts steeds meer kwetsbare ouderen
tegenkomen op het spreekuur. Wat
betekent dit voor de praktijk? Zorg
voor de kwetsbare ouderen vraagt
immers om een specifieke benade-
ring en expertise.
Om daaraan te kunnen voldoen
is de geaccrediteerde Leergang
Ouderenzorg (een cursus van drie
avonden) ontwikkeld. In 2011 is de
eerste Leergang Ouderenzorg geor-
ganiseerd en wegens groot succes is
deze leergang opnieuw aangeboden
in het voorjaar van 2012. Dit najaar
start een tweede leergang als vervolg
op de eerste leergang met interes-
sante onderwerpen, zoals het multi-
disciplinair overleg: wat is het belang
hiervan, hoe zet je het op, wie zijn er
bij betrokken en welke hulpmiddelen
zijn er beschikbaar. Verder wordt
ingegaan op polyfarmacie en de rol
die de praktijkondersteuner/praktijk-
verpleegkundige hierin kan hebben,
zelfmanagement en therapie trouw
bij oudere COPD-patiënten en
incontinentie/micitieklachten. Ook
komen valpreventie en ondervoeding
aan bod. Onderwerpen waar je als
praktijk ondersteuner/praktijkver-
pleegkundige mee te maken krijgt
binnen de ouderenzorg.
De leergang wordt op verschillende
locaties in Nederland aangeboden.
� Utrecht-Maarssen: 6, 21 november
en 11 december
� Zwolle: 7, 27 november en
12 december
� Eindhoven: 20 november, 11 en
19 december
� Hengelo: 21 november, 12 en
17 december
� Nootdorp: 22 , 29 november en
13 december
� Amsterdam: 28 november, 13 en
20 december
De leergang werd in 2011 gemiddeld
beoordeeld met een 8. Degenen die
niet hebben deelgenomen aan de
eerste leergang wordt aangeraden om
de e-learning te volgen die is ontwik-
keld, alvorens dit najaar deel te nemen
aan Leergang Ouderenzorg deel 2.
e-learning: de kwetsbare oudere patiënt optimaal in beeld.E-learning (leren achter de computer)
is een eigentijdse methode die het
mogelijk maakt om zelf te bepalen
wanneer je een cursus gaat volgen
achter je computer. De eerste leer-
gang ouderenzorg is naar verwach-
ting eind augustus beschikbaar als
e-learning op platform ouderenzorg.
De e-learning bestaat uit drie modu-
les van elk één uur. In een talkshow-
setting wordt onder leiding van een
deskundig docent kennis en prak-
tische tools aangereikt en worden
aanpak en issues voor de praktijk
besproken. De cursist krijgt tijdens
elke module een aantal vraagstuk-
ken, stellingen of patiëntcasussen
voorgelegd. Elke module wordt afge-
sloten met een toets.
Programma e-learning: de kwetsbare oudere patiënt optimaal in beeld. Module 1: De kwetsbare oudere
patiënt optimaal in beeld: breder
kijken tijdens uw spreekuur. Onder
leiding van kaderhuisarts en docent
Moniek Peeters en samen met ver-
pleegkundig consulent geriatrie Jan
Oudenes, praktijkondersteuner Janet
Rams en praktijkverpleegkundige
Marja Willekes komen vragen aan
de orde als: Wat is kwetsbaarheid?
Hoe kun je deze screenen? Met welke
tools? Hoe kom je tot een zorgplan?
Welke andere disciplines kun je
inschakelen?
Module 2: De kwetsbare oudere
patiënt optimaal in beeld: COPD/
hartfalen. Onder leiding van kader-
huisarts en docent Moniek Peeters
en samen met physician-assistant en
praktijkondersteuner Bas Janssen,
30
praktijkondersteuner Janet Rams
en praktijkverpleegkundige Marja
Willekes wordt ingegaan op: Wat is de
samenhang tussen COPD en hartfa-
len, wat is het belang van monitoren
van COPD-patiënten en het voorko-
men van exacerbaties, hoe kun je het
‘breder bekijken’ bij deze groep?
Module 3: De kwetsbare oudere
patiënt optimaal in beeld: cognitieve
problematiek en osteoporose. In het
eerste deel van de module geeft prak-
tijkverpleegkundige en docent prak-
tijkondersteuning Petra Cornelis een
overzicht van overeenkomsten en
verschillen tussen dementie, delier
en depressie en bespreekt ze waar je
als praktijkondersteuner/verpleeg-
kundige tijdens het spreekuur/huis-
bezoek op moet letten. In deel twee
van de module zet huisarts en docent
Ton Boermans uiteen wat osteopo-
rose is, hoe de zorg in de eerste lijn
kan worden ingericht rond osteo-
porose en welke rol medicamenten
en valpreventie kunnen spelen. Met
medewerking van praktijkondersteu-
ners Lida van der Maat en Janneke
Katoen.
Deze e-learning wordt op het
platform kostenloos aangeboden
door GSK in samenwerking met
V&VN Praktijkverpleegkundigen &
Praktijkondersteuners. Accreditatie
wordt aangevraagd bij onder andere
het kwaliteitsregister van V&VN.
Wanneer je je gegevens achterlaat bij
het volgen van de e-learning wordt
accreditatie achteraf automatisch
voor je aangevraagd. Ook kun je aan-
geven of je op de hoogte gehouden
wilt worden van nieuw te ontwikke-
len leergangen en e-learnings in de
toekomst.
TwitteraccountJe kunt het platform Ouderenzorg
ook volgen via twitter. Het platform
heeft het volgende account:
@PFouderenzorg. Op deze manier
kun je ons volgen en op de hoogte
blijven over de ontwikkelingen
binnen de ouderenzorg. Twitter is
een makkelijk medium om korte
berichten te verzenden. Via twitter
melden we als er een nieuw bericht
op de website wordt geplaatst. We
nodigen je uit om ons te volgen en te
retweeten zodat het netwerk wordt
vergroot. Uiteraard volgen wij onze
twitterende collega’s ook.
Wil je op de hoogte blijven van de
nieuwste ontwikkelingen binnen de
ouderenzorg of ben je op zoek naar
informatie, richtlijnen, screenings-
instrumenten of ziektebeelden: neem
dan eens een kijkje op deze website!
Mocht er nog informatie ontbreken
of heb je nog leuke aanvullingen
voor de website: laat het de redactie-
raad dan weten op
Zoals in nummer 2 van de Praktijk al
benoemd komt er een nieuw toe-
komstbestendig competentieprofiel
POH ondersteund door beroepsver-
enigingen, werkgeverorganisaties,
gezamenlijke Hoge Scholen (HS) en
Zorgverzekeraars Nederland.
Ondertussen hebben ook de
Landelijke Huisartsen Vereniging
en het Nederlands Huisartsen
Genootschap het Convenant onder-
tekend.
nHg/lHv, nvvpo en v&vn schrijven toekomstbestendig competentieprofiel poH
Marjan Verschuur-Veltman (V&VN
PVK/POH), Irma Mosselman (HS),
Amy de Blaaij (NVvPO) en Nelleke
Gruijters (LHV/NHG) schrijven het
nieuwe profiel. Dit profiel zal na
de zomervakantie in conceptvorm
worden aangeboden aan alle andere
participanten.
De bedoeling is dat het profiel zorgt
voor eenduidigheid rondom de func-
tie in de huisartsenpraktijk en dui-
delijke in- en uitstroomcriteria wat
betreft de opleidingen geeft. Zo zal er
in de toekomst binnen de functie
van POH geen grote diversiteit meer
zijn. De betrokken partijen zijn van
mening dat in de toekomst, door de
vergrijzing en toename chronisch
zieken, een hooggekwalificeerde
POH nodig is om de vraag naar zorg
en protocoloverstijgend denken
aan te kunnen. Via de Nieuwsbrief
en de Praktijk wordt u op de hoogte
gehouden.
31
Andere dimensies van palliatieve zorg Palliatieve zorg gaat verder dan pijnbestrijding en symptoombestrijding van fysieke klachten. Een brede focus is belangrijk. Tijdens dit symposium staan deze andere dimensies van palliatieve zorg centraal. Bekende sprekers als Carlo Leget, Hilde de Vocht en Gijsbert van Es verzorgen een presentatie. Daarnaast worden er in twee verschillende ronden parallelsessies aangeboden. Het belooft een inspirerend symposium te worden! Het congres wordt in samenwerking met de Stichting STEM georganiseerd.
Met onder andere deze actuele onderwerpen:• De vierde dimensie van palliatieve zorg• Psychosociale zorg: de kunst van het afstemmen• Het laatste woord: wat doet het met jou?• Hoe breng ik spirituele zorg in praktijk• Over leven over lijden• Mijn eigen dood• Omgaan met hoop
datum: 13 september 2012 plaats: accommodatie domstad, utrecht
Jaarcongres V&Vn praktijkverpleegkundigen & praktijkondersteuners Werk je in de huisartsenpraktijk, asielzoekerscentrum, verzorgingshuis of woonzorgcentrum, verpleeghuis of instelling voor verstandelijk gehandicaptenzorg als praktijkverpleegkundige of praktijkonder-steuner of ben je bezig met de opleiding voor praktijkondersteuner: in één dag heb je de mogelijkheid om veel kennis en praktische ‘tools’ te vergaren. Het belooft wederom ook dit jaar weer een speciaal congres te worden, dat zich onderscheidt van alle andere congressen op inhoud en kwaliteit. Je kan drie workshops van 1 ½ uur per workshop volgen. Wij garanderen je bij iedere workshop een inhoudelijke verdieping door een deskundige spreker en praktische tips door een ervaren (praktijk)verpleegkundige/ondersteuner. Daarnaast kan je ook praktische workshops volgen zoals longauscultatie, enkel-arm index bepalen, reanimatie, spirometrie en ambulante compressie therapie. De dag wordt ludiek afgesloten door het Thema Theater Dementie van Jan van der Hammen. Dat moet je een keer meegemaakt hebben! Inschrijven kan op: www.pvkpoh.nl.
Het programma is samengesteld door een ervaren congrescommissie bestaande uit Wilma Buesink, Rachel Neijman, Leonie Gilissen en Petra Cornelis onder leiding van Marjan Verschuur-Veltman.
datum: 20 september 2012plaats: de eenhoorn regardz, amersfoort.
eAsD highlights 2012Benieuwd naar Berlijn? Kom naar Nunspeet!Op één dag zal het belangrijkste nieuws worden besproken van de 48e bijeenkomst van de European Association for the Study of Diabetes (EASD) dat van 1 t/m 5 oktober plaatsvindt in Berlijn. De verschillende thema’s die aan de orde zullen komen zijn van belang voor de dagelijkse praktijk. De actualiteitswaarde is hoog omdat het symposium direct na het EASD congres plaatsvindt. De EASD Highlights is bedoeld voor praktijkverpleegkundigen, diabetesverpleegkundigen, huisartsen, internisten en artsen in opleiding.
datum: 11 oktober 2012plaats: nH sparrenhorst, nunspeet
AcTiViTeiTeNAgeNdA Kijk voor meer informatie over de activiteiten op de website www.pvkpoh.nl of mail naar [email protected]. Agenda V&VN: zie www.venvn.nl/agenda/actueel/agenda.aspx
symposium Diabeteszorg voor allochtone nederlanders.Het aantal Nederlanders van allochtone afkomst neemt toe. Binnen de medische en farmaceutische wetenschap is veel vooruitgang geboekt. In de afgelopen jaren is steeds meer ervaring opgebouwd in de zorg voor allochtone diabetespatiënten. Het is tijd om opnieuw ervaringen te delen en kennis uit te dragen. Daarom organiseert de Jan P.G. van Ooijen Stichting nu een tweede groot landelijk symposium. Op deze dag kunnen diabetesprofessionals zich op de hoogte laten brengen van de meest actuele stand van zaken. Tweede Kamerlid Khadija Arib, PvdA-specialist voor onder meer volksgezondheid, zal het symposium openen.
Het symposium richt zich op iedereen die beroepshalve te maken heeft met diabeteszorg aan allochtone Nederlanders.
datum: 22 november 2012plaats: de doelen, rotterdam
symposium stoppen met roken begeleiding 2.0.De NSPOH organiseert in samenwerking met Stivoro het ‘Symposium stoppen met roken begeleiding 2.0’. Deze dag start met enkele inspirerende lezingen. Tijdens workshops gaan deelnemers actief aan de slag. Trainers die staan opgenomen in het Stivoro pakje kans trainersregister, persoonlijke coaches en Stimedic getrainden kunnen het symposium volgen als nascholingsdag. Ook andere professionals met belangstelling voor begeleiding bij stoppen met roken zijn van harte welkom.Bij het kwaliteitsregister Stoppen met Roken wordt het symposium aangemeld.
datum: 23 november 2012 plaats: spectra oudlaen, utrecht.
CarVasZ 2012Het negende CarVasZ congres, georganiseerd door de Nederlandse Vereniging van Hart en Vaat Verpleegkundigen. Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn ons allemaal wel bekend. Het is een welkom thema voor onder andere boeken, theatervoorstellingen etc.. Denk aan ‘Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus’, van de auteur John Gray. Mannen en vrouwen denken anders, voelen anders en communiceren anders.Wanneer je kijkt naar hart- en vaatziekten zie je ook een duidelijk verschil. De totale sterfte aan harten vaatziekten is bij vrouwen hoger dan bij mannen. Meer vrouwen overlijden aan een beroerte en hartfalen en meer mannen overlijden aan een acuut hartinfarct. Vrouwen communiceren anders en geven in de praktijk ook anders hun klachten aan dan de mannen. Kortom, een interessant thema voor een congres.
datum: 30 november 2012plaats: de reeHorst, ede
Leergang ouderenzorg In het najaar van 2012 wordt er een nieuwe leergang (II) met nieuwe onderwerpen, aansluitend op de inhoud van leergang I ontwikkeld en aangeboden. Via het nieuws van deze website, en op deze plaats, zult u op de hoogte worden gehouden van data/locaties en onderwerpen. Kijk voor de data en locaties www.platformouderenzorg.nl.
Becel pro-activ bevat plantensterolen. Die komen van nature voor in onze voeding. Het is aangetoond dat de inname van 1,5-2,4g plantensterolen per dag het bloedcholesterol kan verlagen met 7 tot 10% na 2 tot 3 weken.* Op onze site vindt u handige patiënten-materialen die u kunnen helpen bij advies over voeding- en leefstijlveranderingen om het cholesterolgehalte te verlagen.
www.verlaagcholesterol.nl* Een hoog cholesterolgehalte is een risicofactor voor de ontwikkeling van coronaire hartziekten. Hiervoor bestaan meerdere risicofactoren en de verandering van één van die factoren kan al dan niet een heil- zaam effect hebben.
Becel pro-activWetenschappelijk bewezen: verlaagt actief het cholesterol
aanbevolen door
BF2752 wt adv. Becel Pro-Activ DePraktijk.indd 1 19-07-12 09:40