echografie in de reumatologische praktijk - ntvg.nl · schouderklachten worden frequent door de...
TRANSCRIPT
1730 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31)
In de dagelijkse reumatologische patiëntenzorg zijn anam-
nese en lichamelijk onderzoek over het algemeen veel infor-
matiever dan aanvullend onderzoek. Zonder het fysisch-
diagnostisch onderzoek is aanvullend onderzoek (dat dan
in feite als screening gebruikt wordt) vrijwel nooit van waar-
de en vaak zelfs schadelijk door bevindingen die niet gerela-
teerd zijn aan het klinisch probleem.1 Op indicatie verricht
aanvullend onderzoek (laboratoriumonderzoek en beeld-
vorming) is uiteraard wel nuttig.
Beeldvorming geschiedt met röntgenstraling (röntgen-
foto, CT), magnetische velden (MRI), radionucliden (bij-
voorbeeld technetiumbotscan) of ultrasonoor geluid (echo-
grafie). Beeldvorming wordt niet alleen als diagnostisch
hulpmiddel gebruikt, maar ook als hulp bij het verrichten
van diagnostische en therapeutische puncties. Elke beeld-
vormende techniek heeft specifieke voor- en nadelen (tabel).
Echografie van het bewegingsapparaat wordt in toenemen-
de mate toegepast door reumatologen, al dan niet in samen-
werking met radiologen.2 Ook in de nationale en Europese
eindtermen van de opleiding tot reumatoloog wordt echo-
grafie vermeld. Het verder ontwikkelen van richtlijnen voor
het in echografie scholen van reumatologen (in opleiding)
en voor indicaties van echografie van het bewegingsappa-
raat is echter nodig.3 4
echografie door de reumatoloog
De echograferend reumatoloog heeft door de specialisatie en
dagelijkse ervaring uitgebreide kennis van anatomie en func-
tie van de te echograferen structuur van het bewegingsappa-
raat en is als behandelend arts optimaal op de hoogte van de
reumatologische problemen van de patiënt. Tijdens het echo-
grafisch spreekuur kan de reumatoloog indien nodig aanvul-
lend fysisch-diagnostisch reumatologisch onderzoek doen.
Bovendien heeft hij of zij dagelijkse ervaring met puncteren
(voor aspiratie en injectie) van structuren van het bewegings-
apparaat, hetgeen bij echogeleid injecteren van pas komt.
Beperkingen. Voor de reumatoloog is echografie een nieuwe
techniek; voor de leercurve worden soms schattingen van
vele maanden gedaan, afhankelijk van de intensiteit van het
oefenen. In onze visie is de leercurve verschillend voor ver-
schillende indicaties. Het vergt over het algemeen niet veel
ervaring om een knie echografisch te kunnen beoordelen op
vocht of aanwezigheid van een Bakerse cyste5 of om teno-
synovitis of artritis van hand- en voetgewrichten te kunnen
diagnosticeren.6 Voor het diagnosticeren van een klinisch
ingewikkeld schouderprobleem bijvoorbeeld of het echo-
geleid aanprikken van een heupgewricht is echter meer
ervaring nodig.
Zoals elk aanvullend onderzoek is echografie, al dan niet
door de reumatoloog uitgevoerd, in de dagelijkse praktijk
een middel, geen doel. Met echografie moet men de be-
staande vraagstelling kunnen beantwoorden en de bevin-
dingen dienen consequenties te hebben. Het onderscheid
tussen tendinitis van de supraspinatuspees en bursitis als
oorzaak van pijn in een schouder kan met echografie goed
gemaakt worden, maar dat is niet zinvol als beide aan-
doeningen in eerste instantie behandeld worden met een
subacromiale glucocorticoïdinjectie.
capita selecta
Echografie in de reumatologische praktijk
J.W.G.Jacobs, R.M.van Vugt en W.A.A.Swen
– Echografie van het bewegingsapparaat kan zinvol zijn als aanvulling op fysisch-diagnostisch onder-zoek of als hulpmiddel voor diagnostische punctie of therapeutische injectie.– De kern van echografie van het bewegingsapparaat is het visualiseren van gewrichten, periarticulaire structuren, spieren, pezen, peesscheden en peesaanhechtingen.– Onder echografische controle zijn puncties, biopsies en injecties nauwkeuriger uit te voeren.– Een specifieke echografische techniek is (kleuren- en power)doppler; in ontwikkeling is driedimen-sionale echografie.– De leercurve van echografie van het bewegingsapparaat verschilt per indicatie. Gegevens over validi-teit, reproduceerbaarheid, gevoeligheid en specificiteit van echografische bevindingen zijn schaars.– Verdere ontwikkeling van richtlijnen voor uitvoering en indicaties van echografie van het bewegings-apparaat is aangewezen.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1730-8
Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Reumatologie en Klinische Immunologie, F02.127, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.Hr.dr.J.W.G.Jacobs, reumatoloog.Slotervaartziekenhuis, afd. Reumatologie, Amsterdam.Hr.dr.R.M.van Vugt, reumatoloog.Medisch Centrum Alkmaar, afd. Reumatologie, Alkmaar.Hr.dr.W.A.A.Swen, reumatoloog.Correspondentieadres: hr.dr.J.W.G.Jacobs ([email protected]).
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31) 1731
Een algemeen probleem is dat gegevens over validiteit,
reproduceerbaarheid, gevoeligheid en specificiteit van
echografische bevindingen bij bijvoorbeeld artritis7 schaars
zijn.
diagnostische echografie van het bewegingsapparaat
Het principe van echografie is dat verschillende soorten
weefsel verschillen in de mate waarin ze ultrageluid reflec-
teren, waardoor ze van elkaar te onderscheiden zijn.8 Vocht,
bijvoorbeeld in een bloedvat of slijmbeurs, veroorzaakt geen
echo, is anechoïsch en geeft een zwart beeld op het zwart-
witscherm van het echoapparaat; een pees is echorijk (hyper-
echoïsch) en geeft een wit beeld op het scherm. Minder
dicht weefsel dan pezen, zoals spier- en vetweefsel, is hypo-
echoïsch, dat wil zeggen minder donker dan vocht, maar
donkerder dan een pees (figuur 1-7).
Beoordelen van gewrichten op artritis. Doordat ultrasonoor
geluid niet door bot dringt, kan van een gewricht alleen de
oppervlakkige contour zichtbaar gemaakt worden. Bij vocht-
ophoping in een gewricht (hydrops) puilt het gewrichtskap-
Karakteristieken van 3 beeldvormende technieken
MRI echografie CT
praktisch/logistiekfysieke belasting voor reumapatiënt matig weinig matig
röntgenstralenbelasting geen geen wisselend*
wachttijd voor het onderzoek langst kortst middenpositie
duur van het onderzoek langer dan echo kortst langer dan echo
uitvoering door de clinicus mogelijk nee ja nee
aanschafprijs van de apparatuur hoogst laagst middenpositie
prijs van een onderzoek (in euro’s) 229 58 171contra-indicaties zwangerschap, claustrofobie, geen zwangerschap
metalen implantaten (bijv. pacemaker,
intracraniële vaatclips)
technische mogelijkhedenweefsel dat het best wordt afgebeeld† weke delen en bot weke delen bot
weefselonderscheidend vermogen† goed goed matig
beoordeling van weefsel rond metalen
gewrichtsprothesen mogelijk beperkt beperkt nee
beoordeling van eerder gemaakte beelden goed beperkt goed
dynamisch onderzoek mogelijk‡ nee ja nee
geleid ‘real-time’ puncteren of biopteren mogelijk goed mogelijk goed mogelijk
* Deze is afhankelijk van het gewricht, en is bijvoorbeeld minder voor het enkel- dan voor het heupgewricht; de stralenbelasting is wel altijd meer
dan voor een röntgenfoto.†Toegespitst op de reumatologie; MRI geeft vooral een goede afbeelding van beenmerg en CT van corticaal bot.‡ Door het tijdens beeldvorming (laten) bewegen van gewrichten of andere structuren van het bewegingsapparaat komen, behalve anatomische,
ook functionele afwijkingen aan het licht.
figuur 1. Echografische panoramaopname van een ontstoken knie. De bursa recessus suprapatellaris is een uitstulping van het kapsel
en puilt uit door vochtophoping. Ook is er synoviale woekering.
patellapees van M. quadriceps
femur recessus met vocht en synoviale woekering
tibia
distaalcraniaal
1732 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31)
sel uit, hetgeen bij echografie goed te zien is. Ook verdik-
king van de synoviale membraan (synovitis, synoviale woeke-
ring) is meestal gemakkelijk waar te nemen (zie figuur 1).
Klinisch uit artritis zich met pijn, warmte, zwelling, be-
perking van de bewegingsuitslag en soms roodheid, bij hef-
tige ontsteking. Indien een gewricht fysisch-diagnostisch
niet goed op deze vijf klassieke kenmerken van ontsteking
na te kijken is, kan echografie uitsluitsel geven. Het heup-
gewricht bijvoorbeeld is door zijn ligging niet op warmte,
zwelling en roodheid te beoordelen. Is dit gewricht pijnlijk
en beperkt, dan kan het gaan om artritis of artrose. Lang
bestaande artrose is op een röntgenfoto goed te herkennen,
maar beginnende artrose vaak niet. Echter, als er artrose op
de röntgenfoto te zien is, betekent dat niet dat er geen artri-
tis is:1 artrotische gewrichten zijn gevoeliger voor bacteriële
artritis of kristalartritis dan gezonde gewrichten. Indien er
bij echografie vocht is te zien, pleit dat sterk voor artritis en
indien vocht afwezig is, tegen artritis. Met echografie kan
men vochtvolumen detecteren vanaf 1-2 ml. Bloed, pus en
vocht met kristallen geven een anechoïsch beeld met kleine
echorijkere signalen erin. Als er vocht is, dan kan dit onder
echogeleide geaspireerd worden voor diagnostiek (zie ver-
der).
Soms is het moeilijk een oppervlakkig gewricht klinisch
op artritis te beoordelen, zoals het enkelgewricht als er
ernstig oedeem is. Heftige ontstekingsverschijnselen van
de pols komen voor bij artritis, tenosynovitis of cellulitis of
een combinatie daarvan; bij cellulitis kan de pols niet alleen
warm, gezwollen, rood en pijnlijk zijn, maar ook beperkt in
beweeglijkheid (door pijnlijke rek van de ontstoken huid).
In deze omstandigheden,9 10 maar ook als ontstekings-
verschijnselen zeer subtiel zijn,11 kan echografie uitkomst
bieden.
Zwellingen bij of van gewrichten. Echografisch is het een-
voudig onderscheid te maken tussen met vocht gevulde
holten (ganglion, cyste en bursa), solide afwijkingen (zoals
reumanoduli en lipomen),12 en andere oorzaken van zwel-
ling en pijn (zoals (sub)luxatie; zie figuur 2). Een doorn of
splinter die door de huid in gewrichtskapsel of peesschede
is geraakt, kan steriele artritis, tendinitis of een weke-delen-
granuloom veroorzaken (zie figuur 3). Het betreft meestal
doorns van planten en soms van zee-egels. Deze zijn niet op
een röntgenfoto waar te nemen, evenmin als splinters van
hout, plastic en niet-loodhoudend glas. Chirurgische ver-
wijdering ervan leidt tot genezing. De patiënt is zich er niet
altijd bewust van zich gestoken of bezeerd te hebben. Echo-
grafie is bij uitstek geschikt de diagnose te stellen,13 waar-
bij de ligging van het corpus alienum ten opzichte van
omgevende structuren, zoals bloedvaten, direct in beeld ge-
bracht kan worden ten behoeve van chirurgische extirpatie.
Soms blijken pijn en zwelling van een gewricht of extre-
miteit onvermoed te berusten op een aneurysma of heman-
gioom;14 ook deze vaatanomalieën kunnen met echografie
goed gediagnosticeerd worden.
Vaststellen van beschadiging van gewrichten. Geringe bot-
erosie door artritis kan beter met echografie en MRI dan
met röntgenonderzoek vastgesteld worden. Het belang er-
van is diagnostisch (niet alle vormen van artritis gaan ge-
paard met boterosievorming) en therapeutisch: erosies in
een vroeg stadium van reumatoïde artritis (RA) voorspellen
een ongunstig beloop en zijn dus een indicatie voor vroeg-
tijdige intensieve therapie,15 die progressie van radiologi-
sche gewrichtsschade afremt of zelfs volledig stil legt. Ech-
ter, van boterosies die in een heel vroeg stadium van RA met
echografie en MRI zichtbaar zijn, is nog niet bewezen dat ze
het begin zijn van erosies die later op röntgenfoto’s te zien
figuur 2. Uitwendig beeld van een pijnlijke zwelling van het linker acromioclaviculair gewricht bij een jonge man (a); bij echografie is
er luxatie van het acromioclaviculair gewricht zichtbaar met toename van de gewrichtsspleet en hoogstand van het claviculadeel (b),
vergeleken met de normale, contralaterale zijde (c); er zijn geen aanwijzingen voor artritis of (bot)cysten. De schaalverdeling is in cm.
a
b chuid
acromion
claviculahuid
clavicula
acromion
gewrichtsspleet
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31) 1733
zijn. De waarde in de klinische praktijk van het aantonen
van deze afwijkingen staat dus nog niet vast.
Afwijkingen van spieren, peesschedes, pezen en peesaanhechtin-gen. Echografie is geschikt voor het visualiseren van afwij-
kingen in of van spieren, bijvoorbeeld myositis, en het bepa-
len van de plek voor diagnostische biopsie.16 Het echogra-
fisch duidelijkste verschijnsel van ontsteking van een pees
(tendinitis) of peesschede (tendovaginitis) is toename van
vocht in de peesschede (zie figuur 4). Synoviale woekering
van de peesschede (tenosynovitis) is als hypo-echoïsch
weefsel goed te onderscheiden in het anechoïsche vocht.
Als er geen peesschede is, zijn verdikking en inhomoge-
niteit van een pees kenmerkend voor tendinitis (zie figuur
4). Ook tenosynoviale cysten, peesnoduli en peesrupturen,
bijvoorbeeld als complicatie van persisterende reumatische
tenosynovitis, zijn eenvoudig met echografie te diagnosti-
ceren.
Mogelijk gaat bij RA aantasting van de pees (partiële rup-
tuur) vooraf aan een complete scheur en mogelijk kan teno-
synovectomie van een aangetaste ontstoken pees een totale
ruptuur voorkomen. Echter, noch met echografie, noch met
MRI konden in 2000 betrouwbaar partiële rupturen van
strekpezen van vingers van patiënten met RA vastgesteld
worden.17
Schouderklachten worden frequent door de reumato-
loog gezien; de oorzaak kan het therapeutisch beleid bepa-
len. Zo is bij een partiële scheur van de rotatorcuff het beleid
conservatief en bij een scheur door de volledige dikte van de
cuff, waardoor er verbinding van het gewricht met de peri-
articulaire bursa is, vaak operatief. Echografie en artrografie
zijn gelijkwaardig in de detectie van dergelijke scheuren,18
maar artrografie is belastender. Ook MRI kan worden toe-
gepast, maar is vergeleken met echografie tijdsintensiever
en duurder (zie de tabel).
Enthesitis is reumatische ontsteking van de aanhech-
ting aan bot van een pees (enthesis, bijvoorbeeld de achil-
lespees), ligament of gewrichtskapsel en is een specifiek
en vroeg kenmerk van seronegatieve spondylartropathie,
zoals de ziekte van Bechterew. Echografisch zijn zwelling
en inhomogeniteit van de aanhechting kenmerkend voor
enthesitis. Vroegtijdige detectie van spondylartropathie door
echografie maakt vroegtijdige, gerichte therapie mogelijk.
De huid bij sclerodermie. De ontwikkeling van echosyste-
men met hoge ultrageluidsfrequentie (13-20 MHz) en daar-
door hoge beeldresolutie maakt het mogelijk om huiddikte
nauwkeuriger dan met klinisch onderzoek te meten.19 Dit
zou bij sclerodermie (systemische sclerose) kunnen worden
toegepast in een vroege fase van de ziekte, ter ondersteu-
ning van de diagnose en in het verdere beloop van de ziekte
om het effect van medicijnen na te gaan.20
Carpale-tunnelsyndroom (CTS). CTS wordt veelvuldig ge-
zien door de reumatoloog, doordat reumatische ziekten
vaak zwelling van flexorpezen in de carpale tunnel veroor-
zaken, waardoor compressie van de N. medianus onder het
stevige retinaculum flexorum ontstaat. Wanneer men als
gouden standaard voor de diagnose aanhoudt een specifiek
klinisch beeld met het verdwijnen van symptomen na be-
handeling21 is CTS niet altijd met elektromyografie (EMG)
te diagnosticeren.22 Bij klinische aanwijzingen en negatieve
EMG-bevindingen kan echografie ondersteunende diag-
nostische informatie geven. Bij CTS zwelt de N. medianus.
Het meest gebruikte echografisch criterium voor CTS is een
oppervlakte van de dwarsdoorsnede van de zenuw bij de in-
gang van de carpale tunnel. Bij < 8 mm2 is CTS erg onwaar-
schijnlijk, maar 10-12 mm2 maakt de aandoening erg waar-
schijnlijk en > 12 mm2 is vrijwel diagnostisch.21 23-26 De oor-
zaak van CTS wordt door EMG niet, maar door echografie
vaak wél duidelijk.27 De oorzaak kan het beleid bepalen; zo
zou behandeling van oorzakelijke tenosynovitis de therapie
van CTS kunnen zijn.
Arteriitis temporalis. Dit is een vorm van systemische vas-
culitis van grote en middelgrote arteriële bloedvaten, met
mogelijk ernstige manifestaties, zoals blindheid, myocard-
infarct en cerebraal infarct. Arteriitis temporalis gaat vaak
gepaard met polymyalgia rheumatica, maar lang niet altijd,
en kan zich atypisch manifesteren, bijvoorbeeld met febris e
causa ignota. Er is geen kenmerkende diagnostische bloed-
test. Omdat biopsie van de A. temporalis, met onderbinden
figuur 3. Longitudinaal echografisch beeld van het proximale interfalangeale gewricht van een rechter pink, waar een doorntje is te
zien (dat klinisch zwelling veroorzaakte).
distaalcraniaal
doorntje
1734 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31)
figuur 4. Longitudinale (a) en transversale (b) echografische opname van een flexorpees van een vinger, en (c) longitudinale opname
van een achillespees. De toegenomen hoeveelheid vocht rond de flexorpees en de verdikking van de achillespees duiden op ontsteking.
asynoviaalvochtpees huid
bot
huid mesotendinium diepe flexorpees
bot synoviaal vocht
slippen van de opper-vlakkige flexorpees
distaalproximaal
normaledikte verdikking
huid
calcaneuspees
b
c
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31) 1735
van de resterende uiteinden, geen klinische gevolgen heeft,
wordt deze arterie vaak gebruikt voor diagnostiek. Echter,
de biopsie kan fout-negatief zijn, doordat kenmerkende
afwijkingen niet op alle plaatsen in de vaatwand vóórko-
men. Echografische kenmerken van vasculitis van grote
vaten zoals arteriitis temporalis en de ziekte van Takayasu
zijn een irregulair vernauwd lumen en oedeem van de arte-
riewand.28 29 Met echografie zou men mogelijk de plaats
kunnen bepalen waar het best gebiopteerd kan worden,
maar er is eerst verder onderzoek nodig.
Pseudo-trombosebeen. Als een kniegewricht chronisch te
veel vocht bevat, kan het gewrichtskapsel dorsaal gaan
uitpuilen in de fossa poplitea; dit noemt men een Bakerse
cyste. Het lekken van een Bakerse cyste veroorzaakt een
pseudo-trombosebeen. Knievocht dat tussen de kuitspieren
terechtkomt, irriteert deze en veroorzaakt zo pijn, zwelling
en soms roodheid van het onderbeen. Met echografie is een
pijnlijk, gezwollen onderbeen niet alleen te beoordelen op
doorgankelijkheid van de V. poplitea (trombosediagnos-
tiek), maar ook op aanwezigheid van een Bakerse cyste30 en
tekenen van lekkage van deze cyste. Deze laatste zijn een
spitse distale begrenzing van de cyste, in tegenstelling tot
het normale ronde beeld, en de aanwezigheid van vrij vocht
tussen de kuitspieren en fascies.
echografisch geleide punctie, biopsie en injectie
Soms is het moeilijk vocht voor diagnostiek te verkrijgen bij
artritis, bursitis of tenosynovitis, vooral als er weinig vocht
figuur 5. Ontsteking van de bursa anserina onder de knie: (a) uitwendig beeld, (b) panorama-echobeeld en (c) vocht dat werd verkregen
bij aspiratie.
a
b c
mediale gewrichtsspleet van de knie
kuitspieren
craniaal
vocht en synoviale woekering
femurtibia
1736 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31)
is of het een klein gewricht betreft. Echografie kan in geval
van een ‘dry tap’ bij ‘blinde’ punctie behulpzaam zijn om
alsnog met succes te aspireren (zie figuur 5). Van schouder-
injecties wordt minder dan 50% voldoende nauwkeurig
geplaatst; echografisch geleide injectie is nauwkeuriger en
heeft beter effect dan ‘blinde’ injectie.31-33 Bij moeilijk be-
handelbare chronische pijn in het schoudergebied is een
injectie met lidocaïne rond de N. suprascapularis in de
suprascapulaire fossa (suprascapularisblok) effectief.34 Echo-
grafisch geleid verloopt deze injectie sneller en leidt tot
beter effect en minder complicaties dan een injectietechniek
op basis van anatomische oriëntatiepunten en neurostimu-
latie.35 Bij echografie tijdens punctie of bij biopsie is (het
eind van) de naald of de biopsietang zichtbaar (zie figuur 6)
en kan onder visuele controle de afwijking gepuncteerd,
ge biopteerd (synovia) of verwijderd (corpus alienum) wor-
den.36 37
specifieke echografische technieken en nieuwe ontwikkelingen
Panoramaopname. Het is niet altijd mogelijk een anatomi-
sche structuur of afwijking op het scherm of de print als ge-
heel weer te geven, ook niet na het kiezen van de juiste trans-
ducer en door het instellen van het echoapparaat (‘uit-
zoomen’). Een optie is dan de panoramaopname. Uit ver-
schillende, achter elkaar gemaakte opnamen wordt daar-
bij door het echoapparaat momentaan een samengestelde
opname gemaakt, die een overzicht geeft (zie figuur 1, 4c en
5b) waarmee de relatie van een afwijking met omgevende
structuren beoordeeld kan worden.
Kleuren- en powerdoppler. Dopplereffect is de verandering
in waargenomen frequentie, doordat de geluidsbron (of het
geluidsreflecterend oppervlak) zich beweegt ten opzichte
van het punt waar (ultra)geluid wordt waargenomen. Met
kleurendoppler kan men bloeddoorstroming in (middel)-
grote bloedvaten zichtbaar maken en met powerdoppler die
figuur 6. Echografische beelden van een vochtophoping in een peesschede: (a) na echogeleid aanprikken van de vochtcollectie; (b) net
na injectie van glucocorticoïd. De naald wordt meerdere malen weergegeven; dit artefact heet reviberatie.
a
huid naaldglucocorticoïd
reviberaties
b
figuur 7. Echografische beelden van de dorsale zijde van een ontstoken pols, met de standaardtechniek (a) en met powerdoppler (b),
waarbij de signaalintensiteit een maat is voor de mate van vascularisatie en artritis.
a b
huid extensorpees
distaleradius
synoviaal vocht met synoviale woekering
ossacarpi
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31) 1737
in kleine. Er is verband tussen de intensiteit van het power-
dopplersignaal, de mate van vascularisatie en de mate van
artritis (zie figuur 7). Zo kan met echo de ontstekingsactivi-
teit bij artritis, tenosynovitis en enthesitis semi-kwantitatief
worden beoordeeld.38-41 Een beperkende factor voor toepas-
sing in de dagelijkse praktijk is dat de intensiteit van het
dopplersignaal niet goed in maat en getal vast te leggen is;
ook ijkmethoden voor verschillende typen echoapparaten
ontbreken (nog).
Driedimensionale echografie. In ontwikkeling is driedimen-
sionale echografie,42 waarmee de reumatoloog boterosies
van kleine gewrichten, enthesitis en partiële peesscheuren
mogelijk beter zal kunnen beoordelen dan met de huidige
techniek. Echter, anders dan de term ‘driedimensionaal’
zou kunnen doen vermoeden, is, evenals bij conventionele
echografie, ook bij deze techniek een beperking dat een
gewricht niet van alle kanten afgebeeld kan worden, door-
dat de anatomie niet toelaat de transducer op elke gewenste
locatie te plaatsen.
conclusie
Echografie van het bewegingsapparaat heeft toegevoegde
waarde ten opzichte van diagnostisch en therapeutisch ter-
rein in de dagelijkse praktijk van de reumatoloog, als deze
techniek uitgeoefend wordt als aanvulling op fysisch-diag-
nostisch onderzoek of als hulpmiddel voor punctie.
J.W.Wallis, radioloog in het Medisch Centrum Alkmaar, becommenta-rieerde een eerdere versie van dit artikel.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 25 mei 2005
Literatuur
1 Jacobs JWG. Pijn in een artrotische heup; niet altijd ‘oud nieuws’. Ned Tijdschr Geneeskd 1995;139:246-7.
2 Wakefield RJ, Goh E, Conaghan PG, Karim Z, Emery P. Musculo-skeletal ultrasonography in Europe: results of a rheumatologist-based survey at a EULAR meeting. Rheumatology (Oxford) 2003;42:1251-3.
3 Brown AK, O’Connor PJ, Wakefield RJ, Roberts TE, Karim Z, Emery P. Practice, training, and assessment among experts performing mus-culoskeletal ultrasonography: toward the development of an inter-national consensus of educational standards for ultrasonography for rheumatologists. Arthritis Rheum 2004;51:1018-22.
4 Brown AK, O’Connor PJ, Roberts TE, Wakefield RJ, Karim Z, Emery P. Recommendations for musculoskeletal ultrasonography by rheuma-tologists: setting global standards for best practice by expert consen-sus. Arthritis Rheum 2005;53:83-92.
5 Filippucci E, Unlu Z, Farina A, Grassi W. Sonographic training in rheumatology: a self teaching approach. Ann Rheum Dis 2003;62:565-7.
6 Szkudlarek M, Court-Payen M, Jacobsen S, Klarlund M, Thomsen HS, Ostergaard M. Interobserver agreement in ultrasonography of the finger and toe joints in rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum 2003;48:955-62.
7 Karim Z, Wakefield RJ, Quinn M, Conaghan PG, Brown AK, Veale DJ, et al. Validation and reproducibility of ultrasonography in the detec-tion of synovitis in the knee: a comparison with arthroscopy and clinical examination. Arthritis Rheum 2004;50:387-94.
8 Kane D, Grassi W, Sturrock R, Balint PV. Musculoskeletal ultrasound – a state of the art review in rheumatology. Part 2. Clinical indications for musculoskeletal ultrasound in rheumatology. Rheumatology (Oxford) 2004;43:829-38.
9 Jacobson JA, Andresen R, Jaovisidha S, Maeseneer M de, Foldes K, Trudell DR, et al. Detection of ankle effusions: comparison study in cadavers using radiography, sonography, and MR imaging. AJR Am J Roentgenol 1998;170:1231-8.
10 Vugt RM van, Dalen A van, Bijlsma JW. The current role of high-reso-lution ultrasonography of the hand and wrist in rheumatic diseases. Clin Exp Rheumatol 1998;16:454-8.
11 D’Agostino MA, Maillefert JF, Said-Nahal R, Breban M, Ravaud P, Dougados M. Detection of small joint synovitis by ultrasonography: the learning curve of rheumatologists. Ann Rheum Dis 2004;63:1284-7.
12 Inampudi P, Jacobson JA, Fessell DP, Carlos RC, Patel SV, Delaney-Sathy LO, et al. Soft-tissue lipomas: accuracy of sonography in diag-nosis with pathologic correlation. Radiology 2004;233:763-7.
13 Hung YT, Hung LK, Griffith JF, Wong CH, Ho PC. Ultrasound for the detection of vegetative foreign body in hand – a case report. Hand Surg 2004;9:83-7.
14 Jacobs JWG, Griep EN, Lems WF, Witkamp TD, Weber J. Local mus-cle hypertrophy due to an arterio-venous malformation. Br J Rheuma-tol 1994;33:173-4.
15 Jacobs JWG, Blaauw AAM, Dijkmans BAC, Riel PLCM van, Bijlsma JWG. Medicamenteuze behandeling van patiënten met (beginnende) reumatoïde artritis. Ned Tijdschr Geneeskd 2000;144:211-6.
16 Meng C, Adler R, Peterson M, Kagen L. Combined use of power Dop-pler and gray-scale sonography: a new technique for the assessment of inflammatory myopathy. J Rheumatol 2001;28:1271-82.
17 Swen WAA, Jacobs JWG, Hubach PC, Klasens JH, Algra PR, Bijlsma JWJ. Comparison of sonography and magnetic resonance imaging for the diagnosis of partial tears of finger extensor tendons in rheuma-toid arthritis. Rheumatology (Oxford) 2000;39:55-62.
18 Swen WAA, Jacobs JWG, Algra PR, Manoliu RA, Rijkmans J, Willems WJ, et al. Sonography and magnetic resonance imaging equivalent for the assessment of full-thickness rotator cuff tears. Arthritis Rheum 1999;42:2231-8.
19 Valentini G, d’Angelo S, della Rossa A, Bencivelli W, Bombardieri S. European Scleroderma Study Group to define disease activity criteria for systemic sclerosis. IV. Assessment of skin thickening by modified Rodnan skin score. Ann Rheum Dis 2003;62:904-5.
20 Scheja A, Akesson A. Comparison of high frequency (20 MHz) ultra sound and palpation for the assessment of skin involvement in systemic sclerosis (scleroderma). Clin Exp Rheumatol 1997;15:283-8.
21 Swen WAA, Jacobs JWG, Bussemaker FE, Waard JW de, Bijlsma JWJ. Carpal tunnel sonography by the rheumatologist versus nerve con-duction study by the neurologist. J Rheumatol 2001;28:62-9.
22 Jablecki CK, Andary MT, Floeter MK, Miller RG, Quartly CA, Vennix MJ, et al. Practice parameter: electrodiagnostic studies in carpal tun-nel syndrome. Report of the American Association of Electrodiag-nostic Medicine, American Academy of Neurology, and the American Academy of Physical Medicine and Rehabilitation. Neurology 2002;58:1589-92.
23 Duncan I, Sullivan P, Lomas F. Sonography in the diagnosis of carpal tunnel syndrome. AJR Am J Roentgenol 1999;173:681-4.
24 Wong SM, Griffith JF, Hui AC, Lo SK, Fu M, Wong KS. Carpal tunnel syndrome: diagnostic usefulness of sonography. Radiology 2004;232:93-9.
25 Ziswiler HR, Reichenbach S, Vogelin E, Bachmann LM, Villiger PM, Juni P. Diagnostic value of sonography in patients with suspected carpal tunnel syndrome: a prospective study. Arthritis Rheum 2005;52:304-11.
26 El Miedany YM, Aty SA, Ashour S. Ultrasonography versus nerve conduction study in patients with carpal tunnel syndrome: substantive or complementary tests? Rheumatology (Oxford) 2004;43:887-95.
1738 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 30 juli;149(31)
27 Beekman R, Visser LH. Sonography in the diagnosis of carpal tunnel syndrome: a critical review of the literature. Muscle Nerve 2003;27:26-33.
28 Schmidt WA. Doppler ultrasonography in the diagnosis of giant cell arteritis. Clin Exp Rheumatol 2000;18(4 Suppl 20):S40-2.
29 Nesher G, Shemesh D, Mates M, Sonnenblick M, Abramowitz HB. The predictive value of the halo sign in color Doppler ultrasono-graphy of the temporal arteries for diagnosing giant cell arteritis. J Rheumatol 2002;29:1224-6.
30 Kane D, Balint PV, Sturrock RD. Ultrasonography is superior to clini-cal examination in the detection and localization of knee joint effusion in rheumatoid arthritis. J Rheumatol 2003;30:966-71.
31 Naredo E, Cabero F, Beneyto P, Cruz A, Mondejar B, Uson J, et al. A randomized comparative study of short term response to blind in-jection versus sonographic-guided injection of local corticosteroids in patients with painful shoulder. J Rheumatol 2004;31:308-14.
32 Esenyel CZ, Esenyel M, Yesiltepe R, Ayanoglu S, Bulbul M, Sirvanci M, et al. Subakromiyal sikisma sendromunda steroid enjeksiyonunun dogru sekilde uygulanmasi ile omuz agrisi ve fonksiyonu arasindaki iliski. Acta Orthop Traumatol Turc 2003;37:41-5.
33 Eustace JA, Brophy DP, Gibney RP, Bresnihan B, FitzGerald O. Com-parison of the accuracy of steroid placement with clinical outcome in patients with shoulder symptoms. Ann Rheum Dis 1997;56:59-63.
34 Gado K, Emery P. Modified suprascapular nerve block with bupi-vacaine alone effectively controls chronic shoulder pain in patients with rheumatoid arthritis. Ann Rheum Dis 1993;52:215-8.
35 Williams SR, Chouinard P, Arcand G, Harris P, Ruel M, Boudreault D, et al. Ultrasound guidance speeds execution and improves the quality of supraclavicular block. Anesth Analg 2003;97:1518-23.
36 Cardinal E, Chhem RK, Beauregard CG. Ultrasound-guided interven-tional procedures in the musculoskeletal system. Radiol Clin North Am 1998;36:597-604.
37 Vugt RM van, Dalen A van, Bijlsma JWJ. Ultrasound guided synovial biopsy of the wrist. Scand J Rheumatol 1997;26:212-4.
38 Reiter M, Ulreich N, Dirisamer A, Tscholakoff D, Bucek RA. Colour and power Doppler sonography in symptomatic achilles tendon disease. Int J Sports Med 2004;25:301-5.
39 D’Agostino MA, Said-Nahal R, Hacquard-Bouder C, Brasseur JL, Dougados M, Breban M. Assessment of peripheral enthesitis in the spondylarthropathies by ultrasonography combined with power Doppler: a cross-sectional study. Arthritis Rheum 2003;48:523-33.
40 Teh J, Stevens K, Williamson L, Leung J, McNally EG. Power Doppler ultrasound of rheumatoid synovitis: quantification of therapeutic response. Br J Radiol 2003;76:875-9.
41 Shahin AA, el-Mofty SA, el-Sheikh EA, Hafez HA, Ragab OM. Power Doppler sonography in the evaluation and follow-up of knee involve-ment in patients with juvenile idiopathic arthritis. Z Rheumatol 2001;60:148-55.
42 Huang QH, Zheng YP, Lu MH, Chi ZR. Development of a portable 3D ultrasound imaging system for musculoskeletal tissues. Ultrasonics 2005;43:153-63.
Abstract
Ultrasonography in rheumatological practice– Musculoskeletal ultrasonography of the rheumatologist can be useful
as a supplement to physical diagnostic assessment or as an aid to diagnostic puncture or therapeutic injection.
– The essence of musculoskeletal ultrasonography includes visualisa-tion of joints and periarticular structures, muscles, tendons, tendon-sheets and insertions.
– With ultrasound, punctures, biopsies, and injections can be per-formed more precisely.
– A specific ultrasound technique is (color and power) doppler; three-dimensional ultrasonography is a promising new imaging modality.
– The learning curve of musculoskeletal ultrasonography differs according to indication. Data regarding the validity, reproducibility, sensivity and specificity of ultrasonographic findings are scarce.
– Further development of guidelines for the use and indications of musculoskeletal ultrasonography is warranted.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1730-8