een geïntegreerd project van oppervlakteberging in dessel voor … · 2012. 4. 5. · het...
TRANSCRIPT
Imagine the result
Een geïntegreerd project van oppervlakteberging in Dessel voor het Belgisch laag� en middelactief kortlevend afval Plan�MER inrichtingsvoorstel noordelijke nucleaire zone : Niet�technische samenvatting NIRAS Projectnummer 22/000994 | December 2011
2/62 22/000994
OPDRACHTGEVER
NIRAS Kunstlaan 14 1210 Brussel Contactpersoon: Arne Berckmans Tel.: 02/212.10.09 Fax: 02/218.51.65
PROJECTOMSCHRIJVING Een geïntegreerd project van oppervlakteberging in Dessel voor het Belgisch laag& en middelactief kortlevend afval Plan&MER inrichtingsvoorstel noordelijke nucleaire zone: Niet&technische samenvatting
OPDRACHTNEMER
ARCADIS Belgium nv Posthofbrug 12 2600 Berchem BTW BE 0426.682.709 RPR ANTWERPEN ING 32020687053272 IBAN BE 38 3200 6870 5372 BIC BBRUBEBB
Contactpersoon Telefoon Telefax E&mail Website
Kathleen Nysten +32 3 328 62 86 +32 3 328 62 87 [email protected] www.arcadisbelgium.be
3/62 22/000994
NIET�TECHNISCHE SAMENVATTING
1 Inleiding
NIRAS, de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen, is
verantwoordelijk voor het beheer van het radioactief afval in België.
Op 23 juni 2006 besliste de federale regering dat een deel van dit afval, het laag( en
middelactief kortlevend afval of categorie A(afval, in een oppervlaktebergingsinstallatie kan
geborgen worden op het grondgebied van de gemeente Dessel (provincie Antwerpen). De site
bevindt zich vlak bij de grens met de gemeente Mol.
Deze regeringsbeslissing was het gevolg van een lang voortraject waarin NIRAS de klassieke
ingenieursbenadering gekoppeld heeft aan een participatie( en overlegmodel met de inwoners
van de gemeenten waar een bergingsinstallatie zou kunnen komen.
In Dessel werd hiertoe STOLA (thans STORA) opgericht, een partnerschap tussen NIRAS en
de gemeente Dessel. Mol was ook bereid om de mogelijkheid van een berging en de daaraan
verbonden voorwaarden te bestuderen. In deze gemeente werd het partnerschap MONA
opgericht.
Het partnerschap STOLA heeft samen met NIRAS een geïntegreerd voorontwerp van
bergingsproject ontwikkeld: een bergingsinstallatie gekoppeld aan een geheel van bijhorende
voorwaarden die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De voorwaarden hebben betrekking
op veiligheid, milieu, gezondheid, controle, maatschappelijke meerwaardeprojecten en blijvende
inspraak voor de huidige en toekomstige generaties. De berging kan er enkel komen indien de
voorwaarden van het partnerschap op voldoende wijze ingevuld zijn.
Ook het partnerschap MONA heeft, eveneens in samenwerking met NIRAS, een voorontwerp
met bijhorende voorwaarden uitgewerkt. De uiteindelijke keuze voor de inplanting van de site is
op Dessel gevallen, maar aangezien de bergingssite zich vlak bij de grens met de gemeente
Mol bevindt, moet bij de uitwerking van het project ook rekening gehouden worden met de
voorwaarden van het partnerschap MONA.
2 Waarom een plan�MER?
De aanleiding voor het opstellen van dit plan(MER is de wens van NIRAS, STORA, MONA en
de gemeenten Dessel en Mol om verschillende onderdelen van het bergingsproject in te planten
of te realiseren in de nucleaire zone ten noorden van het kanaal Bocholt(Herentals, terwijl de
invulling van een aantal van deze onderdelen niet strookt met de huidige gewestplan(
bestemming als ‘gebied voor de vestiging van kerninstallaties’.
De projectonderdelen die in de nucleaire zone moeten ingeplant worden, zijn de volgende:
� bergingsmodules voor de berging van radioactief afval van categorie A;
� een installatie voor de productie van monolieten (IPM), de ‘verpakking’ van het
radioactief afval;
� een caissonfabriek waarin caissons (betonnen kisten) worden aangemaakt, een
basisonderdeel van de monolieten. Deze fabriek zal ook gebruikt kunnen worden voor
andere doeleinden die niet noodzakelijk binnen de nucleaire sector vallen, maar de
hoofdactiviteit blijft de productie van caissons voor de bergingsinstallatie;
� een kade voor de aanvoer van materialen;
� proefopstellingen: proefafdekking, zettingsproef, demonstratieproef
� randfaciliteiten (o.a. wegenis, nutsvoorzieningen, controlezaal, …);
4/62 22/000994
� een communicatiecentrum dat drie componenten zal omvatten die complementair zijn en
fysisch geïntegreerd zullen worden:
( een contact( en onthaalcentrum;
( een themapark rond radioactiviteit;
( een digitaal en interactief netwerk
� een uitbreiding van de KMO(zone Stenehei in oostelijke richting met ca. 10,4 ha.
De inplanting van de bergingsmodules, de IPM en de proefopstellingen is perfect mogelijk
binnen de huidige bestemming aangezien het om nucleaire installaties gaat of installaties die
specifiek in functie van de nucleaire installaties voorzien worden. Ook voor de kade stelt zich
geen probleem. Zolang de productie van caissons voor de berging de hoofdactiviteit (> 50%)
uitmaakt van de productie in de caissonfabriek is ook hiervoor geen bestemmingswijziging
noodzakelijk.
Voor het communicatiecentrum en de uitbreiding van de KMO(zone Stenehei is wel een
bestemmingswijziging nodig. Dit gebeurt door middel van een ruimtelijk uitvoeringsplan of
afgekort RUP. Ter ondersteuning van de opmaak van de RUP’s werd er voor geopteerd om een
visie te ontwikkelen voor de inrichting van de volledige nucleaire zone ten noorden van het
kanaal Bocholt(Herentals1 en de milieu(impact hiervan te bekijken in een plan(MER. Indien
nodig zal het plan bijgestuurd worden op basis van de resultaten van het plan(MER.
De Afdeling Ruimtelijke Planning (ARP) van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid
en Onroerend erfgoed (RWO) zal het initiatief nemen voor de opmaak van het RUP voor het
communicatiecentrum. De uitbreiding van Stenehei met ca. 10,4 ha in oostelijke richting wordt
al door de Provincie Antwerpen bekeken in het kader van de afbakening van het kleinstedelijk
gebied Mol en de provincie zal hiervoor een RUP opmaken. Aangezien de uitbreiding van
Stenehei één van de voorwaarden is voor de realisatie van het geïntegreerd bergingsproject,
wordt dit projectonderdeel ook in dit plan(MER opgenomen. Beide procedures worden via
overleg met de provincie op elkaar afgestemd.
3 Doel van het plan�MER
In een plan(MER wordt de milieu(impact van een plan bestudeerd. Hierbij dient “het milieu” zeer
ruim begrepen te worden en omvat dit de bodem, het (grond( en oppervlakte)water, de natuur,
landschappen, monumenten en archeologie, het geluidsklimaat, de luchtkwaliteit en de mens.
Voor de mens worden mobiliteits(, socio(organisatorische en ruimtelijke aspecten bekeken
evenals de leefkwaliteit en gezondheid. Indien er belangrijke negatieve milieueffecten verwacht
worden, kunnen milderende maatregelen voorgesteld worden om deze effecten te voorkomen
of te beperken.
Wanneer een plan(MER wordt opgemaakt als milieubeoordeling voor de opmaak van een RUP,
dient in dit RUP rekening gehouden te worden met de milderende maatregelen die in het plan(
MER worden voorgesteld. Concreet kan dit bvb. betekenen dat er in een industriezone geen
bedrijven toegelaten worden die veel verkeer genereren of dat activiteiten die veel geluid
produceren zo ver mogelijk van bewoning moeten ingeplant worden.
1 Doorheen de tekst zal regelmatig naar de nucleaire zone op het grondgebied van Dessel en Mol ten
noorden van het kanaal Bocholt(Herentals verwezen worden met de term ‘noordelijke nucleaire zone’
5/62 22/000994
4 Procedure voor het opstellen en goedkeuren van een plan�MER
De procedure voor het opstellen van een plan(MER start met de opmaak van een kennisgeving.
In de kennisgeving wordt het plan voorgesteld en wordt beschreven welke milieueffecten
onderzocht zullen worden en hoe deze effecten beschreven en beoordeeld zullen worden. De
kennisgeving wordt voor advies overgemaakt aan verschillende overheidsinstanties en wordt
gedurende ongeveer 30 dagen ter inzage gelegd van het publiek. Iedereen die dit wenst kan de
kennisgeving raadplegen en zijn opmerkingen of bekommernissen aan de dienst Mer (de
overheid die toezicht houdt op de MER(procedure en de inhoud van het Mer) bezorgen.
Op basis van de adviezen en opmerkingen worden door de Dienst Mer richtlijnen geformuleerd
voor de opstelling van het MER. Een team van erkende MER(deskundigen stelt vervolgens het
MER op onder leiding van een MER(coördinator. Het ontwerp(MER wordt opnieuw ter advies
voorgelegd aan de eerder geconsulteerde overheidsinstanties. Op basis van de opmerkingen
op het ontwerp(MER wordt een definitieve versie van het MER opgemaakt die ter goedkeuring
wordt ingediend bij de Dienst Mer. Pas nadat er een goedgekeurd Mer beschikbaar is, kan de
procedure voor de opmaak van het RUP officieel opgestart worden. In het RUP moet rekening
gehouden worden met de resultaten van het plan(MER.
De berging en de IPM zijn nucleaire installaties die zowel een radiologische als een niet(
radiologische impact kunnen hebben. In dit plan(MER werden dan ook zowel de niet(
radiologische als de radiologische effecten behandeld. De radiologische impact valt binnen de
bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) en zal door deze
instantie beoordeeld worden. De beoordeling van de de niet(radiologische impact is een
Vlaamse bevoegdheid. Voor de beschrijving van de mogelijke radiologische impact van het
voorgestelde plan werden specifieke richtlijnen opgesteld door het FANC, aangezien de Dienst
Mer in deze geen bevoegheid heeft.
5 Een geïntegreerd project van oppervlakteberging in Dessel voor het laag� en middelactief kortlevend afval
Het geïntegreerd project van oppervlakteberging in Dessel voor het laag( en middelactief
kortlevend afval, kortweg het cAt(project, biedt een oplossing voor een gevoelig
maatschappelijk probleem, namelijk het lange termijnbeheer van het categorie A(afval in België.
Het bergingsproject wordt geïntegreerd genoemd omdat de bergingsinstallatie voor radioactief
afval onlosmakelijk wordt verbonden met een geheel van projecten die een duurzame
meerwaarde zullen creëren voor de lokale leefgemeenschap van de gemeenten Dessel en Mol
en van de ruimere regio. Zeker het communicatiecentrum (zie verder) wordt als een essentiële
meerwaarde beschouwd. Het centrum wordt immers de referentie en het knooppunt voor alle
nucleaire informatie en is tegelijk een ontmoetingsplaats voor de lokale bevolking
Deze meerwaarde wordt gerechtvaardigd door het feit dat deze gemeenten, en in het bijzonder
de bevolking van Dessel, door het aanvaarden van de aanwezigheid van een bergingsinstallatie
op hun grondgebied, een oplossing mogelijk maken voor het lange termijnbeheer van het
categorie A(afval. Op die manier bewijzen deze gemeenten, die nu maar ook in de toekomst
psychologisch belast worden door de aanwezigheid van de bergingsinstallatie, een belangrijke
dienst aan de Belgische bevolking.
Het louter bergen van radioactief afval betekent een hypotheek zonder veel rechtstreekse baten
voor de lokale gemeenschap. Door de aard van het afval wordt voor een zeer lange termijn
beslag gelegd op terreinen die zouden kunnen gebruikt worden voor andere maatschappelijk
nuttige bestemmingen. Daarnaast heeft een oppervlakteberging een sterke visuele impact op
6/62 22/000994
de omgeving. Bovendien zullen meerdere generaties geconfronteerd worden met de extra
‘belasting’ die de site met zich meebrengt.
Om tot een duurzame oplossing te komen, wordt daarom gestreefd naar een zo groot mogelijke
integratie van het bergingsproject in de lokale gemeenschap. Diverse projectonderdelen van
sociaaleconomische, sociaal(culturele, ecologische en bestuurlijke aard moeten het
bergingsproject de nodige meerwaarde bieden, opdat het geïntegreerd project een positieve
impact op haar omgeving kan genereren, voor de huidige en toekomstige generaties.
Het geïntegreerd bergingsproject stelt zich dan ook tot doel een veilige bergingsoplossing uit te
werken voor het categorie A(afval, gecombineerd met het creëren van meerwaarde voor de
lokale leefgemeenschap van Dessel en Mol en van de ruimere regio.
Het cAt(project kan geschematiseerd worden door een puzzel die uit verschillende stukken
bestaat die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn
Bergingsconcept en veiligheid
Dit onderdeel omvat de uitwerking van het bergingsconcept, de dakstructuur van de installatie,
de monolieten, de installatie voor de productie van monolieten, de eindafdekking, diverse
bijgebouwen, enz. Veiligheid is hier de absolute prioriteit.
Lokaal fonds
Het lokaal fonds zal inspelen op de veranderende noden van de samenleving. Het fonds moet
in de toekomst projecten ondersteunen of realiseren die de kwaliteit van de leef(, woon( en
werkomgeving verbeteren.
Inspraak en participatie
De inspraak en participatie in de uitwerking van het cAt(project worden ingevuld door de
partnerschappen STORA (Dessel) en MONA (Mol). Ook op de langere termijn zullen inspraak
en participatie gegarandeerd blijven.
Ruimtelijke ordening en mobiliteit
Het cAt(project voorziet de inplanting van enkele niet(nucleaire projecten in de noordelijke
nucleaire zone van Mol–Dessel (communicatiecentrum, uitbreiding KMO(zone). Daarvoor is een
7/62 22/000994
herziening van het gewestplan noodzakelijk. Er zal ook onderzocht worden hoe de mobiliteit
geoptimaliseerd kan worden.
Tewerkstelling en behoud van nucleaire knowhow
Het behoud van de nucleaire kennis in de regio staat centraal. Daarvoor kan er een uitgebreid
kenniscentrum en –netwerk voor het beheer van radioactief afval uitgebouwd worden. Bij de
constructie en de exploitatie van de bergingsinstallatie zal gestreefd worden naar maximale
lokale tewerkstelling.
Controle van veiligheid, milieu en gezondheid
Er zal een monitoring( en toezichtprogramma voor de bergingsinstallatie opgezet worden.
Als meerwaarde voor de lokale bevolking, dus volledig los van de controle van veiligheid e.d.,
wordt een proefproject rond biomonitoring opgezet.
Communicatiecentrum
Het centrum wordt het knooppunt voor alle nucleaire informatie in de streek en een
ontmoetingsplaats voor de lokale bevolking.
Het bestaat uit drie delen:
� een contact( en onthaalcentrum in verband met het nucleaire;
� een digitaal en interactief netwerk voor informatie over en communicatie met de
nucleaire sector;
� een themapark over het beheer van het radioactieve afval en de context ervan; dit wordt
een toeristisch en educatief doecentrum voor jong en oud.
6 Situering van het plan
Het cAt(project zal gerealiseerd worden op het grondgebied van Dessel en Mol, juist ten
noorden van het kanaal Bocholt(Herentals (zie Kaart 1, Kaart 2 en Kaart 3). Op het gewestplan
is deze zone bijna volledig aangeduid als ‘gebied voor de vestiging van kerninstallaties of
kortweg nucleaire zone. Het plangebied situeert zich op de grens van de gemeenten Dessel en
Mol, in de Antwerpse zuiderkempen. Dessel ligt op ongeveer 60 km ten oosten van Antwerpen
en op 15 km ten zuidoosten van Turnhout. De buurgemeenten van Dessel zijn Retie (noorden
en westen) en Mol (zuiden en oosten).
De bergingssite ligt in het zuidwesten van Dessel, ten oosten van de N118 Geel(Retie die de
gemeentegrens tussen Dessel en Retie vormt. Naast de KMO(zone Stenehei, zijn er binnen het
plangebied nog 4 bedrijven met nucleaire activiteiten gevestigd. De kantoren van het NIRAS
projectteam te Dessel bevinden zich net buiten het bedrijfsterrein van Belgoprocesss. Hier
bevindt zich ook Isotopolis, een informatiecentrum over radioactieve afvalstoffen dat door
NIRAS en Belgoprocesss werd ingericht en dat jaarlijks ongeveer 13.000 bezoekers (vnl.
scholen en verenigingen) ontvangt. Isotopolis is een besloten centrum dat enkel op afspraak
bezocht kan worden.
De kern van Dessel ligt op ongeveer 1 km ten noordoosten van het plangebied. Ten oosten van
het plangebied ligt een ontginningsgebied waar door Sibelco een zandontginning wordt
geëxploiteerd. De zuidoostelijke grens van het plangebied wordt gevormd door het kanaal
Bocholt(Herentals. Ten zuiden hiervan loopt de nucleaire zone verder op het grondgebied van
Mol en Geel. Binnen deze zone zijn o.a. het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) en de
Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) gevestigd.
8/62 22/000994
Kaart 1: Topografische kaart
9/62 22/000994
Kaart 2: Luchtfoto
10/62 22/000994
Kaart 3: Gewestplan
11/62 22/000994
7 Beschrijving van het plan
Het plan omvat de volgende planonderdelen, die allemaal in de nucleaire zone ten noorden van
het kanaal Bocholt�Herentals zullen ingeplant worden
1. Bergingsmodules
2. IPM – installatie voor de productie van monolieten
3. Caissonfabriek
4. Kade
5. Proefopstellingen: proefafdekking, zettingsproef, demonstratieproef
6. Communicatiecentrum
7. Uitbreiding Stenehei
De locatie van deze planonderdelen is terug te vinden op onderstaande figuren. Voor het
communicatiecentrum en de uitbreiding van de KMO�zone is een bestemmingswijziging nodig.
Figuur 1: Schematische voorstelling inrichtingsvoorstel noordelijke nucleaire zone
1) de bergingsmodules 2) de kade 3) de caissonfabriek 4) de IPM
5) het communicatiecentrum en de proefopstellingen 6) uitbreiding KMO�zone
Figuur 2: Inplanting planonderdelen
1
2
3
4
5 6
12/62 22/000994
7.1 Bergingsmodules
Bij oppervlakteberging als lange termijnoplossing wordt het afval via een systeem van
verschillende barrières geïmmobiliseerd en ingesloten. Gedurende 350 jaar wordt actief toezicht
en controle toegepast om te beletten dat personen met opzet of onvrijwillig de site betreden en
in contact zouden kunnen komen met het afval. De oppervlaktebergingsinstallatie beschermt
mens en milieu tot het niveau van de radioactiviteit in de bergingsinstallatie zodanig gedaald dat
de impact op de omgeving nog maar een fractie van de natuurlijke achtergrondstraling
bedraagt..
Het categorie A�afval wordt, al dan niet eerst verpakt in stalen vaten van 400 liter, in een
betonnen kist of caisson geplaatst en opgevuld met mortel. Het geheel wordt monoliet
genoemd. De monolieten met het afval worden in grote betonnen modules of bunkers geplaatst.
Figuur 3: Schema van de bergingscyclus
In eerste instantie zullen 20 modules gebouwd worden in twee rijen van 10. Nadien komen daar
nog 14 modules bij, in twee rijen van 7. De modules meten 25 bij 27 meter en zijn 11 meter
hoog. Over de modules komt een vast dak (hoogte 27 m). Wanneer alle modules gevuld zijn,
kan men het dak vervangen door een eindafdekking. Uiteindelijk zullen er twee heuvels, of
‘tumuli’, overblijven met een hoogte van ongeveer 20 meter.
De bergingsinstallatie is voorzien ten zuiden van de Europalaan, aansluitend bij de gebouwen
van Belgoprocesss en nabij het kanaal Bocholt�Herentals. Daardoor kunnen grondstoffen per
schip aangevoerd worden.
De eerste fase van 20 modules neemt een oppervlakte in van 1,76 ha en is (incl. dakstructuur)
ongeveer 27 meter hoog. Na afdekking neemt deze oppervlakte toe tot 8,37 ha. De afgedekte
modules of tumuli zullen 20 meter hoog zijn. De tweede reeks modules neemt aanvankelijk een
oppervlakte in van ca. 1,2 ha die na afdekking toeneemt tot ca. 6,5 ha. Alles samen zal de
bergingsinstallatie met de randinfrastructuur ongeveer 25 hectare in beslag nemen.
13/62 22/000994
Figuur 4: Bergingsmodules Figuur 5: Tumuli (na eindafdekking)
7.2 IPM – Installatie voor de productie van monolieten
In de IPM zal het afval in een caisson (betonnen kist) geplaatst worden. De caisson wordt dan
opgevuld met mortel, om een betonnen monoliet te bekomen. De monolieten worden hier ook
opgeslagen totdat ze naar de bergingsmodules overgebracht worden. De IPM wordt ingeplant
op het terrein van Belgoprocesss, aansluitend bij de opslaggebouwen van Belgoprocesss en de
caissonfabriek. De IPM zal een oppervlakte innemen van ca. 0,65 ha en zal ca. 14 m hoog zijn.
Figuur 6: IPM
7.3 Caissonfabriek
Caissons zijn de betonnen kisten waarin het radioactieve afval verpakt zal worden. De caissons
zullen geproduceerd worden in een fabriek vlak bij de kade, om gebruik te kunnen maken van
watertransport voor de aanvoer van grondstoffen. Naast de fabriek komt een terrein voor de
opslag van bulkmaterialen en afgewerkte betonproducten. NIRAS zal ook onderzoeken of hier
productieactiviteiten ontwikkeld kunnen worden die geen verband houden met de berging. Dit
zou de lokale tewerkstelling immers bevorderen en zorgen voor economische optimalisatie.
Voor de fabriek zelf is een oppervlakte van ca. 0,3 ha nodig. Voor de opslag van materialen
wordt een terrein voorzien van ca. 0,12 ha.
14/62 22/000994
Figuur 7: Caissonfabriek
7.4 Kade
Door een nieuwe kade aan het kanaal Bocholt�Herentals zullen bouwmaterialen en
grondstoffen per schip aangevoerd kunnen worden. De kade is voorzien tussen sas V en sas
VI, ter hoogte van de verbreding van het kanaal. De kade wordt op gelijkgronds niveau
gebouwd en zal ongeveer 120 meter lang zijn. Op die manier wordt de aanleg van gekoppelde
schepen mogelijk. Met inbegrip van de overslag van goederen wordt voor de kade een
oppervlakte van ca. 0,85 ha voorzien.
Via de kade krijgt ook de nabijgelegen KMO�zone aansluiting op het kanaal. De kade zou
mogelijk ook een toeristische functie kunnen krijgen (pleziervaart), maar dit dient nog verder
uitgeklaard te worden met NV De Scheepvaart.
Figuur 8: Kade
Voor de ontsluiting van de kade en de caissonfabriek opteert NIRAS ervoor om een
verbindingsweg te voorzien tussen de kade/caissonfabriek en de Europalaan (zie Figuur 16).
De Europalaan sluit rechtstreeks aan op de N118. De verbindingsweg zal net buiten de draad
rond de bergingsinstallatie aangelegd worden.
Voor de vele fietsers langs het kanaal is een speciale doorgang voorzien via een tunneltje
onder de ontsluitingsweg.
7.5 Proefopstellingen
Het project omvat ook de bouw van drie proefopstellingen: een proefafdekking, een
zettingsproef en een demonstratieproef.
15/62 22/000994
Proefafdekking
Om voldoende vertrouwen en kennis op te bouwen in de technische aspecten en in het gedrag
van de afdekking die uiteindelijk over de bergingsinstallatie zal aangebracht worden, zal een
proefafdekking gebouwd worden, een simulatie van de eindafdekking op grote schaal.
De proefafdekking wordt aansluitend bij het communicatiecentrum voorzien aangezien dit
projectonderdeel ook een belangrijke communicatieve en informatieve functie kan vervullen.
De proefafdekking heeft drie doelstellingen:
� de technische haalbaarheid aantonen van de bouw en het toezicht van complexe
afdeksystemen;
� de performantie van de eindafdekking op lange termijn (meerdere decennia) opvolgen:
zowel het hydraulische gedrag, als processen zoals zetting en erosie worden bestudeerd
aan de hand van staalnames en metingen;
� het brede publiek laten kennis maken met het finale uitzicht van de bergingsinstallatie.
De proefafdekking zal 40 bij 60 meter (ca. 0,2 ha) zijn met een hoogte van 6 à 7 meter.
Figuur 9: Ontwerp proefafdekking
Zettingsproef
Het zettingsgedrag van de ondergrond, een zeer belangrijk aspect in het kader van de
veiligheidsstudies, wordt rechtstreeks gemeten aan de hand van een grondophoging.
De zettingsproef werd opgestart in 2010. Voor deze proef werd een grondophoging
aangebracht op de locatie waar de IPM zal gebouwd worden. De zetting in de ondergrond wordt
gedurende minstens zes maanden gemeten en moet beëindigd zijn voor gestart wordt met de
bouw van de IPM.
Het bovenvlak van de ophoging heeft ongeveer de afmetingen van een bergingsmodule,
onderaan neemt de ophoging een oppervlakte van 60 bij 60 meter in beslag. De hoogte van de
proef is 20 meter. Na de proef zal het ophoogmateriaal blijven liggen. Het zal achteraf gebruikt
worden voor het ophogen van het IPM�gebouw en andere constructies van de bergingssite.
Figuur 10: Zettingsproef
Demonstratieproef
In de demonstratieproef worden verschillende bouwstenen van de bergingsmodules
nagebouwd: de afwateringslaag onderaan, de ophoging met zand en cement, de
16/62 22/000994
funderingsplaat, kolommen en bovenste vloerplaat die samen de inspectieruimte vormen, een
deel van de muren van de modules en de de inspectiegalerij.
De demonstratieproef heeft tot doel om de bouwtechnieken en de fasering uit te testen, een
aantal constructieparameters te testen en op te volgen (draagvermogen, betonuitharding en
krimp, scheurvorming, …), het verdere detailontwerp te onderbouwen en de onderdelen van de
bergingsinstallatie zichtbaar te maken aan bezoekers.
De demonstratieproef zal normaal gezien in 2011 opgestart worden.
De demonstratieproef zal in totaal een oppervlakte van ongeveer 20 bij 25 meter innemen, met
een hoogte van 8 meter. Ze zal ingeplant worden tussen het communicatiecentrum en de site
van Belgoprocesss. Zo kan de proefopstelling in de toekomst deel uitmaken van de
rondleidingen.
Figuur 11: Demonstratieproef
7.6 Communicatiecentrum
Het communicatiecentrum moet invulling geven aan de behoefte van de inwoners van de
Kempense gemeenten naar meer informatie over de nucleaire activiteiten.
Het communicatiecentrum zal drie componenten bevatten, die complementair zijn en fysiek
geïntegreerd worden: een contact� en onthaalcentrum, een themapark en een digitaal en
interactief netwerk.
De infrastructuur van het communicatiecentrum wordt flexibel opgevat, zodat delen ervan ook
gebruikt kunnen worden voor intitiatieven vanuit de bevolking van Dessel en omgeving.
Het communicatiecentrum is een belangrijke randvoorwaarde voor de realisatie van het
bergingsproject. Met de partnerschappen werd overeengekomen dat op het moment dat de
berging in 2016 in exploitatie gaat, er ook moet kunnen gecommuniceerd worden over het
project. Dit betekent dat het communicatiecentrum tegen dan operationeel moet zijn. De
plannen voor het communicatiecentrum zijn dus onderhevig aan een strikte timing.
Contact� en onthaalcentrum
Het contact� en onthaalcentrum zal het aanspreekpunt zijn voor alle nucleaire
aangelegenheden. Hier zal aan de bezoekers adequate, objectieve informatie worden verstrekt,
zowel over de nucleaire activiteiten als over veiligheidsplannen, meetresultaten, transporten
enzovoort.
Themapark
Het themapark zal op een attractieve manier kennis overdragen over het beheer van radioactief
afval en zijn bredere context. Het themapark richt zich tot een ruim en gediversifieerd publiek
van ondermeer schoolgroepen, gezinnen en allerlei groeperingen. Ook verenigingen en
bedrijven zullen er terechtkunnen.
17/62 22/000994
Digitaal en interactief netwerk
Een digitaal en interactief netwerk zal op een eigentijdse manier een bijkomend antwoord geven
op de nood aan meer vertrouwenwekkende informatie, dialoog en transparantie van en met de
nucleaire sector. Door de informatie op dit netwerk krijgen de inwoners via tv en een website de
mogelijkheid om een antwoord te zoeken op hun vragen en om hun opmerkingen door te
geven, zonder zich naar het contactcentrum te moeten begeven.
Multifunctionele voorzieningen gebundelde op een centrumplein
Heel wat voorzieningen in het communicatiecentrum zijn multifunctioneel: een ontvangstbalie,
zowel voor het contact� en onthaalcentrum als voor het themapark, een multifunctionele zaal
voor diverse doeleinden (350 zitplaatsen/900 staanplaatsen), kleinere lokalen voor workshops,
vergaderingen en ontvangst van groepen, een horecagelegenheid enz. Dit soort voorzieningen
zal worden samengebracht op een (overdekt) centrumplein.
Locatie
De inplanting van het communicatiecentrum is voorzien in de noordoostelijke hoek van de
nucleaire zone, ter hoogte van de aansluiting van de Gravenstraat met de Kastelsedijk. Deze
zone ligt in de nabijheid van de bergingsinstallatie maar ook niet ver van de kern van Dessel.
De zone moet herbestemd worden om de inplanting van het communicatiecentrum mogelijk te
maken. Deze locatiekeuze vloeit voort uit de wens van het partnerschap STOLA om het
communicatiecentrum zowel te laten functioneren voor de nucleaire bedrijvenzone als voor de
Desselse gemeenschap.
Buitenomgeving
Om van het communicatiecentrum een aantrekkingspunt te maken, zal ook de buitenomgeving
op een attractieve, functionele wijze ingericht worden. De inplanting zal passen in deze groene
buurt, die een rijke fauna en flora heeft. Vóór het communicatiecentrum komt een aantrekkelijk
voorplein. Aan de noordwestzijde van het communicatiecentrum bevinden zich een terras en
een picknickweide. In deze weide komen enkele interactieve buitenopstellingen. De
picknickweide kan ook dienstdoen als buitenruimte bij de multifunctionele zaal. Aansluitend
daarop komt een weide voor kleine evenementen van 3,3 ha. Het grootste deel van de tijd kan
deze weide eventueel begraasd worden door vee.
Tussen de Gravenstraat en het voorplein zou een eerste parkeerterrein worden aangelegd.
Deze parkeergelegenheid is uitbreidbaar met een tweede zone ten noorden daarvan, die
halfverhard is. Als deze tweede zone niet gebruikt wordt, gaat ze op in de groene rand langs de
Gravenstraat.
Het communicatiecentrum in zijn geheel zal een bruto�vloeroppervlakte hebben van ongeveer
5.430 m². Samen met de picknickweide, de weide voor kleine evenementen (3,3 ha) en de
parkings betekent dit een totale oppervlakte van ca, 5,5 ha.
Het communicatiecentrum zal ten vroegste in 2016 de deuren openen en mikt op 40.000
bezoekers per jaar. Het communicatiecentrum zal ontsloten worden via de Gravenstraat en de
Kastelsedijk die aansluiting geeft op de N118.
18/62 22/000994
Figuur 12: Concept inrichtingsplan communicatiecentrum (BUUR, 2008)
Figuur 13: Sfeerbeeld communicatiecentrum (BUUR, 2008)
De effectieve invulling van de activiteiten en/of evenementen die in en rond het
communicatiecentrum zullen plaatsvinden zijn op heden nog niet bekend. Hierna worden de
scenario’s beschreven die gebruikt werden als basis voor de effectbeoordeling van dit
planonderdeel.
Het themapark zal in principe enkel overdag open zijn, behalve zeer sporadisch voor specifieke
evenementen. De normale openingsuren zullen zich tussen 9u. en 18u. situeren. Het
geambieerd bezoekersaantal werd vastgelegd op 40.000 per jaar. De nodige vloeroppervlaktes
werden bepaald op basis van een gemiddelde van 150 bezoekers per dag, in de
veronderstelling dat het communicatiecentrum 265 dagen per jaar geopend is.
Piekbelastingen doen zich voor bij evenementen in de multifunctionele zaal of op de weide voor
kleine evenementen. Dergelijke evenementen kunnen zowel overdag als ’s avonds
19/62 22/000994
plaatsvinden. Er word van uit gegaan dat er niet tegelijkertijd zowel een evenement in de
multifunctionele zaal zal plaatsvinden als op de evenementenweide.
De multifunctionele zaal heeft een capaciteit van 350 zitplaatsen of 900 staanplaatsen. De
evenementenweide zal ca. 3,3 ha groot zijn. Voor het maximum aantal bezoekers voor
evenementen wordt uitgegaan van het inwonersaantal van Dessel (bijna. 9.2002) en afgerond
naar 10.000 om rekening te houden met de bevolkingsaangroei in de komende jaren.
De multifunctionele zaal wordt zo polyvalent mogelijk opgevat, zodat hij voor heel verschillende
activiteiten gebruikt kan worden: beurzen, toneelvoorstellingen, concerten, fuiven, recepties,
lezingen en colloquia. De weide voor kleine evenementen kan ook voor heel uiteenlopende
evenementen gebruikt worden. Voor de impactbepaling wordt er van uitgegaan dat hier ook
(tent)fuiven en concerten kunnen georganiseerd worden.
’s Avonds zal het themapark gesloten zijn, maar kunnen de multifunctionele zaal en de
evenementenweide wel opengesteld worden voor activiteiten. De multifunctionele zaal en de
evenementenwei kunnen dus zowel overdag als ’s avonds gebruikt worden, zowel in de week
als tijdens het weekend.
Met betrekking tot mogelijke hinder naar de omgeving zijn vooral de bezoekersaantallen en de
aard van de activiteiten van belang. Concerten of fuiven, vooral wanneer deze plaatsvinden op
de evenementenweide, zullen de grootse hinder veroorzaken. De volgende scenario’s worden
bekeken:
Overdag (tss. 9u en 18u.)
� Scenario 1: Gemiddeld aantal bezoekers themapark (150) – geen andere activiteiten
� Scenario 2: 150 bezoekers themapark + 350 bezoekers multifunctionele zaal
(zitplaatsen)
� Scenario 3: 150 bezoekers themapark + 900 bezoekers multifunctionele zaal
(staanplaatsen)
� Scenario 4: 150 bezoekers themapark + max. 10.000 bezoekers weide kleine
evenementen (enkel tijdens het weekend en slechts enkele keren per jaar)
’s Avonds (na 18u):
� Scenario 5: Activiteit multifunctionele zaal met zitplaatsen (350 personen)
� Scenario 6: Concert multifunctionele zaal staanplaatsen (900 personen)
� Scenario 7: Concert/fuif weide voor kleine evenementen (max. 10.000 personen) (enkel
tijdens het weekend en slechts enkele keren per jaar)
7.7 Uitbreiding KMO8zone Stenehei
De KMO�zone Stenehei wordt wellicht in oostelijke richting uitgebreid met ca. 10,4 hectare. Zo
zouden onbenutte gronden met nucleaire bestemming omgezet worden naar KMO�gronden. De
Provincie Antwerpen maakt hiervoor het RUP op.
2 Op 01/01/2010 telde Dessel 9.103 inwoners, dit aantal was eind december 2010 opgelopen tot ca. 9.185
20/62 22/000994
Figuur 14: uitbreiding Stenehei
8 Verdere besluitvorming en procedures
Dit plan�MER is slechts een eerste stap in een reeks procedures die nodig zijn om de inplanting
van een aantal projectonderdelen in de nucleaire zone mogelijk te maken.
Voor alle te bouwen constructies dient een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd te
worden. Het gaat hierbij om de berging, de IPM, de caissonfabriek, de proefopstellingen, de
kade en het communicatiecentrum. Voor het merendeel van deze constructies is eveneens een
milieuvergunning noodzakelijk. Enkel voor de kade en de proefopstellingen is dit niet het geval.
Voor de nucleaire installaties (berging en IPM) dient op federaal niveau tevens een oprichtings�
en exploitatievergunning aangevraagd te worden.
De nodige vergunningen voor de bouw van het communicatiecentrum kunnen pas aangevraagd
worden nadat een RUP is opgemaakt. Ook de uitbreiding van Stenehei zal pas een feit zijn na
de opmaak van een RUP.
9 Alternatieven
9.1 Nulalternatief
Het nulalternatief omschrijft de ontwikkeling die volgt, wanneer noch het voorgenomen plan
noch enig alternatief ervoor wordt uitgevoerd en het lopende beleid wordt verder gezet.
In het kader van het cAt�project betekent het nulalternatief dat er op korte termijn geen
oplossing komt voor het lange termijn beheer van het categorie A�afval. De realisatie van het
plan dat in dit plan�MER beschreven wordt, maakt immers integraal deel uit van het
geïntegreerd bergingsproject. De huidige opslagcapaciteit voor categorie A�afval zal tegen 2016
verzadigd zijn en als de berging tegen dan niet operationeel is, betekent dit dat de bestaande,
21/62 22/000994
tijdelijke opslag verlengd en uitgebreid moet worden, wat betekent dat er bijkomende
opslaggebouwen moeten voorzien worden. De verlenging en uitbreiding van de opslag geeft
aanleiding tot een verhoging van de opslagkosten zonder dat de kosten van de berging � die op
termijn sowieso moet gebeuren � verminderen. Daarnaast staan er bij Belgoprocesss een aantal
vaten met categorie A�afval die geconditioneerd werden met het oog op korte opslag periodes.
Voor deze vaten zal in dat geval naar een oplossing gezocht moeten worden.
In wezen komt het er dus op neer dat het nulalternatief geen optie is. Er moet vroeg of laat een
definitieve oplossing komen voor het lange termijn beheer van het categorie A�afval en hoe
langer deze oplossing uitblijft, hoe hoger de kostprijs voor de stockage van het afval.
9.2 Locatie8 en uitvoeringsalternatieven
Met locatiealternatieven worden alternatieve inplantingsplaatsen voor planonderdelen bedoeld.
Uitvoeringsalternatieven zijn alternatieve uitvoeringsmogelijkheden of technische varianten
Het inrichtingsvoorstel dat in dit plan�MER wordt voorgesteld, geeft de visie weer die NIRAS,
STORA, MONA en de gemeenten Dessel en Mol in samenspraak ontwikkeld hebben om
enerzijds alle projectonderdelen die noodzakelijk zijn voor de berging van het categorie A�afval
op een logische manier in te plannen en anderzijds maximaal tegemoet te komen aan de
wensen van de betrokken partnerschappen en gemeenten. Deze visie is tot stand gekomen
tijdens een participatief proces dat 10 jaar geleden werd opgestart en nog steeds doorloopt.
Ondanks de keuzes die gemaakt werden tijdens dit participatief proces voorziet de MER�
procedure de mogelijkheid om via inspraakreacties tijdens de terzagelegging van de
kennisgeving en de adviesronde bij de verschillende betrokken overheidsinstanties
alternatieven in het onderzoek op te nemen. Hierna wordt beschreven voor welke
projectonderdelen via de richtlijnen alternatievenonderzoek gevraagd wordt.
9.2.1 Communicatiecentrum
Uit het participatieve proces dat de afgelopen jaren gevoerd werd, werd voor de inplanting van
het communicatiecentrum een locatie op de hoek van de Gravenstraat en de Kastelsedijk naar
voor geschoven.
Vanuit de inspraakreacties/adviezen op de kennisgeving wordt gevraagd om ook de volgende
locatiealternatieven te bekijken:
• Huidige locatie Isotopolis
• Locatie ter hoogte van het Donkmeer, tegenover de voormalige steenkoolcentrale van
Electrabel.
De verschillende inplantingsalternatieven voor het communicatiecentrum worden weergegeven
op Figuur 15.
Voor de locatie ter hoogte van de Gravenstraat en de Kastelsedijk wordt ook gevraagd om de
impact te bekijken van de aanleg van een alternatieve ontsluitingsweg, ten zuiden van de KMO�
zone Stenehei en parallel lopend aan de Kastelsedijk.
22/62 22/000994
Figuur 15: Inplantingsalternatieven communicatiecentrum
De inplantingsalternatieven voor het communicatiecentrum worden in eerste instantie
geëvalueerd op hun haalbaarheid. Van de realiseerbare alternatieven worden de milieueffecten
verder onderzocht in de verschillende disciplines. In de eindconclusie worden de voor� en
nadelen van de haalbare alternatieven op overzichtelijke wijze naast elkaar geplaatst. Het plan�
MER maakt geen keuze maken tussen deze locaties, maar reikt enkel de nodige informatie aan
om ook het milieu een plaats te geven bij de uiteindelijke locatiekeuze.
Uit de beschrijving van het communicatiecentrum blijkt dat voor de realisatie van het volledige
programma dat voorzien is voor het communicatiecentrum (het gebouw dat o.a. het themapark
en het contact� en onthaalcentrum zal herbergen, de picknickweide, de evenementenweide en
de parking) een oppervlakte van ongeveer 5,5 ha voorhanden moet zijn. Op de locatie van het
huidige Isotopolis is een dergelijke oppervlakte niet beschikbaar. De functie van Isopolis zal
overgenomen worden door het nog te bouwen communicatiecentrum, maar zelfs indien dit
gebouw verdwijnt, bedraagt de beschikbare ruimte op deze locatie slechts ca. 2,2 ha. Ten
noorden van Isotopolis is er een nog grote oppervlakte onbebouwd terrein dat deel uitmaakt van
het bedrijfsterrein van Belgoprocesss. Dit innemen is echter geen optie aangezien dit een
hypotheek zou leggen op de uitbreidingsmogelijkheden van Belgoprocesss. De locatie
‘Isotopolis’ is dan ook niet verenigbaar met de plandoelstellingen en wordt verder niet in
beschouwing genomen.
Ook op de locatie ter hoogte van het Donkmeer is in de huidige situatie onvoldoende ruimte
beschikbaar om het communicatiecentrum met buitenomgeving en parking te realiseren.
Hoewel het technisch niet eenvoudig, tijdrovend en kostelijk zal zijn, is het op deze locatie
echter niet onmogelijk om de beschikbare ruimte te vergroten door het opspuiten van een deel
van de zandwinning. Inplanting van het communicatiecentrum met alle bijhorende
randvoorzieningen aan het Donkmeer is dus mogelijk, maar enkel mits opspuiting van een deel
van het Donkmeer. De gronden op deze locatie zijn niet in eigendom van NIRAS en hebben als
nabestemming natuur.
Hoek Gravenstraat � Kastelsedijk
Donkmeer
Isotoplis
23/62 22/000994
9.2.2 Ontsluitingsweg kade en caissonfabriek
Vanuit de inspraakreacties op de kennisgeving van dit plan�MER wordt ook gevraagd om voor
de ontsluiting van de kade en de caissonfabriek te zoeken naar een variant waarbij zo weinig
mogelijk natuurwaarden dienen te verdwijnen.
Rekening houdend met het feit dat de ontsluitingsweg gebruikt zal worden voor niet�nucleaire
transporten, dient deze weg zich buiten de afsluiting van de nucleaire bedrijvigheid
(Belgoprocesss en de bergingsmodules) te bevinden. De enige mogelijke varianten zijn
hierdoor de routes 1 en 2 zoals weergegeven op Figuur 16 en de ontsluitingsweg omheen de
berging naar de Europalaan zoals ook aangeduid op Figuur 16.
9.2.3 Kade
Vanuit de inspraakreacties op de kennisgeving van dit plan�MER wordt gevraagd om na te gaan
of de opwaardering en renovatie van bestaande loskades ter hoogte van sas 7 en Mol Donk
(tussen sas 5 en sas 6) een valabel alternatief kunnen zijn.
Het is op zich niet onmogelijk om bestaande kades te renoveren, maar in die gevallen zouden
er nog steeds natransporten moeten georganiseerd worden van aan deze kades tot aan de
NIRAS site. Het doel van de aanleg van de kade is net om transporten via de weg zoveel
mogelijk te beperken.
De kade zal niet enkel gebruikt worden voor de aanvoer van bouwmaterialen voor de bouw van
de berging maar eveneens voor de aanvoer van grondstoffen voor de caissonfabriek. Het
ontwerp van de kade is ook voorzien op medegebruik door derden.
24/62 22/000994
Figuur 16: Ontsluitingsroutes kade/caissonfabriek
3 2
1 Ontsluitingsweg kade/caissonfabriek
25/62 22/000994
10 Milieubeoordeling: niet�radiologische effecten
De milieubeoordeling van de niet�radiologische effecten wordt onderverdeeld in verschillende
disciplines. Achtereenvolgens gaat het om de volgende disciplines:
� Mens�mobiliteit
� Bodem
� Water
� Lucht
� Geluid
� Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
� Fauna en flora
� Mens – socio�organisatorische aspecten, hinder, gezondheid
Elke discipline kent de volgende opbouw:
� Beschrijving van de referentiesituatie
� Effectbeschrijving en –beoordeling
� Milderende maatregelen
Beschrijving van de referentiesituatie
Voor elke discipline wordt een beschrijving van de referentiesituatie of huidige situatie
opgenomen. Er wordt telkens aangegeven welke elementen bestudeerd zullen worden en
welke informatiebronnen hiervoor gebruikt werden.
Effectbeschrijving� en beoordeling
Voor elke discipline wordt aangegeven welke mogelijke effecten te verwachten zijn ten gevolge
van de realisatie van het inrichtingsvoorstel en er wordt aangegeven op welke manier deze
effecten zullen bestudeerd worden. De bouw� of aanlegfase wordt hierbij buiten beschouwing
gelaten.
Binnen elke discipline wordt voor de effectbeoordeling een 7�delige schaal als significantiekader
gebruikt. Deze zevendelige schaal is de volgende:
� significant negatief effect (permanent negatief effect dat groot in omvang is): ���
� matig negatief effect (permanent negatief effect dat klein in omvang is of een tijdelijk
negatief effect dat groot in omvang is): ��
� gering negatief effect (tijdelijk negatief effect dat klein in omvang is): �
� verwaarloosbaar/ of geen effect (neutraal): 0
� gering positief effect (tijdelijk positief effect dat klein in omvang is): +
� matig positief effect (permanent positief effect dat klein in omvang is of een tijdelijk
positief effect dat groot in omvang is) ++
� significant positief effect (permanent positief effect dat groot in omvang is): +++
Milderende maatregelen
Het luik ‘milderende maatregelen’ omvat een opgave van alle relevante maatregelen ter
voorkoming of ter vermindering van negatieve effecten en ter bevordering van positieve
effecten.
26/62 22/000994
10.1 Mens�mobiliteit
Voor de discipline mens�mobiliteit wordt in eerste instantie het bereikbaarheidsprofiel van de
locatie geschetst, zowel in de huidige als in mogelijke toekomstige situaties, en dit op basis van
de ruimtelijke en verkeersplanologische beleidscontext. Vervolgens wordt het mobiliteitsprofiel
van de geplande activiteiten ingeschat en gekwantificeerd a.d.h.v. gegenereerde
verkeersintensiteiten. De eigenlijke effectbeschrijving en –beoordeling komt naar voor uit de
confrontatie van het mobiliteitsprofiel met de bereikbaarheidsprofielen.
10.1.1 Referentiesituatie
Het bereikbaarheidsprofiel van het plangebied in de huidige situatie geeft aan dat er zich in de
ruimere omgeving van het plangebied een aantal knelpunten voordoen die slechts kunnen
opgelost worden door het doorvoeren van een aantal infrastructuurmaatregelen. Deze
‘discrepanties in het netwerk’ bevinden zich ter hoogte van:
• N19 Geel Punt
• R14 Geel
• N19 Antwerpsesteenweg, Geel
• N19 Turnhout – Geel
• Doortocht N18 Mol
• Doortocht N18 Dessel
• Doortocht N18 en N118 Retie
• Doortocht Sint Dimpna Geel
• Katersberg Geel
• Doortocht Winkelomheide Geel
• Verbinding naar macroniveau zuidoostelijke kwadrant (verbinding van plangebied
richting Hasselt)
Op Figuur 17 zijn de discrepanties op netwerkniveau voor de huidige situatie inzichtelijk
gemaakt.
Uit deze figuur blijkt dat in de huidige situatie, zowel vanuit het plangebied naar de hoofdwegen
als naar de omliggende woongebieden en tussen de woongebieden onderling er geen enkele
verbinding bestaat die niet wordt geconfronteerd met een weerstand of een discrepantie in het
netwerk. Zowel naar de verkeersveiligheid als de verkeersleefbaarheid van de omgeving is dit
zorgelijk. Maar dit geldt evenzeer voor de performantie van het wegennetwerk, wanneer geen
enkele wegenstructuur kan voldoen aan de aan haar gestelde functionele eisen.
27/62 22/000994
Figuur 17: Samenvattende figuur discrepanties wegennetwerk op mesoniveau
Het bereikbaarheidsprofiel van het plangebied voor de ‘situatie na 2020’ kan omschreven
worden als het ‘ideale’ bereikbaarheidsprofiel, waarbij alle voorgestelde maatregelen om de
mobiliteitsproblemen in de regio op te lossen uitgevoerd zijn, ook degene waarvoor nog geen
formele beslissingen genomen zijn. Het betreft de volgende maatregelen:
• Opwaardering N118
• Verbindingsweg N18 / N118
• Verbinding N118 en R14 (ring rond Geel)
• Opwaarderen en afwerken van de ringweg rond Retie
• Kempense Noord�Zuid
• Verkeersleefbaar centrum Retie
• Verkeersleefbaar centrum Dessel
• Verkeersleefbaar centrum Mol en deelgemeenten
28/62 22/000994
• Verkeersleefbaar centrum Geel – St Dimphna
• Verkeersleefbaar Geel – Winkelomheide
• Fly�over Geel West
• Aanpassing kruispunten R14 Oost
• Aanpassing op� en afrittencomplex Geel Oost
Het bereikbaarheidsprofiel voor ‘situatie na 2020’ staat samengevat op onderstaande figuur.
Hieruit blijkt dat het uitvoeren van alle acties een sterk positief beeld oplevert. Door het
aanleggen van 2 verbindingen in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied, het
omvormen van de wegencategorisering van de N118 tot Secundaire II (verzamelende functie)
en de N18 tot Secundaire III (lokale verbinding met voorrang voor openbaar vervoer) kan het
netwerk beter voldoen aan de verkeerskundige randvoorwaarden zoals opgelegd in het RSV. In
casu betekent dit het uitwerken van een consistente en eenduidige boomstructuur van
projectgebied tot aan hoofdwegennetwerk, en het vrijwaren van woonkorrels en
centrumgebieden van doorgaand (vracht)verkeer.
Figuur 18: Toekomstig bereikbaarheidsprofiel, schetsmatig voorgesteld
29/62 22/000994
Voor het bereikbaarheidsprofiel van het plangebied voor de ‘situatie 2016’, het jaar waarin de
berging in exploitatie gaat, wordt ervan uitgegaan dat op het moment waarop de exploitatie van
de berging in principe begint, de volgende projecten in de omgeving van het plangebied zijn
gerealiseerd (projecten zijn ‘beslist beleid’):
• Uitvoering Kempische Noord�Zuid
• Uitvoering fly�over Geel West
• Uitvoering aanpassen kruispunten R14 – oost / N71
• Uitvoering aanpassen op� en afrittencomplex Geel Oost in het kader van uitvoering
Minder Hinder Maatregelen werken Geel Punt.
De verbinding R14 – N118, de verbinding N118 – N18 en het vervolledigen van de ring rond
Retie, en daarmee samenhangend, het verkeersleefbaar inrichten van Retie, Dessel, Mol
centrum en deelgemeenten en Geel Sint Dimpna zijn nog niet uitgevoerd in deze situatie. Er
kan dus gesteld worden dat in de ‘situatie 2016’ slechts een klein gedeelte van het
bereikbaarheidsprofiel voor de ‘situatie 2020’ is ingevuld.
10.1.2 Effectbeschrijving en �beoordeling
Het mobiliteitsprofiel van de geplande activiteiten wordt vervolgens ingeschat a.d.h.v.
gegenereerde verkeersintensiteiten. Het betreft de volgende activiteiten:
• Berging, IPM, caissonfabriek, kade
• Communicatiecentrum met weide voor kleine evenementen. Dit behelst een themapark
met betrekking tot radioactiviteit, een picknickweide, een kleine evenementenweide
van 3,3ha en een multifunctionele zaal met een capaciteit van 350 zitplaatsen of 900
staanplaatsen.
Met betrekking tot de uitbreiding van Stenehei wordt er, naar analogie met de plannen van de
Provincie Anwerpen, van uitgegaan dat de herbestemming hiervan op korte termijn kan
plaatsvinden, maar dat de concrete ontwikkeling ervan pas kan plaatsvinden nadat alle
voorgestelde infrastructuurmaatregelen uit de mobiliteitsstudie van de N118 geïmplementeerd
zijn. Voor dit plan�MER betekent dit dat de verdere ontwikkeling van Stenehei zich pas zal
voordoen in de ‘situatie 2020’
Met betrekking tot de verkeersgeneratie rond het communicatiecentrum worden de volgende
scenario’s bekeken:
• Scenario 1: Gemiddeld aantal bezoekers themapark (150) – geen andere activiteiten
• Scenario 2: 150 bezoekers themapark + 350 bezoekers multifunctionele zaal
(zitplaatsen)
• Scenario 3: 150 bezoekers themapark + 900 bezoekers multifunctionele zaal
(staanplaatsen)
• Scenario 4: 150 bezoekers themapark + max. 10.000 bezoekers weide kleine
evenementen
• Scenario 5: Activiteit multifunctionele zaal met zitplaatsen (350 personen)
• Scenario 6: Concert multifunctionele zaal staanplaatsen (900 personen)
• Scenario 7: Concert/fuif weide voor kleine evenementen (max. 10.000 personen)
Binnen elk scenario wordt uitgegaan van een zogenaamd worst�case�scenario, wat voor
verkeer en mobiliteit betekent dat hoge modal split rates worden gehanteerd voor individueel
vervoer en dat de bezoekersstromen grotendeels samenvallen met de ochtend� en avondspits,
waarmee dus weinig rekening wordt gehouden met spreiding van bezoekers gedurende de dag.
30/62 22/000994
De verkeersintensiteiten worden vervolgens aan het wegennet toebedeeld op basis van
spreidingspatronen (“hoeveel verkeer gegenereerd door een planelement arriveert vanuit en
vertrekt naar Retie, Geel, Dessel of Mol”).
Op deze manier kan per scenario de hoeveelheid bijkomende verkeersintensiteit op de wegenis
in de omgeving van het plangebied worden geraamd. Hierbij wordt ook de ontwikkeling
‘Kievermont’ (Geel) mee in beschouwing genomen.
Door de bereikbaarheidsprofielen voor de ‘situatie 2016’ en de ‘situatie na 2020’ te confronteren
met het mobiliteitsprofiel van de activiteiten komen de effecten voor de verschillende situaties in
beeld. De huidige situatie wordt niet als referentiesituatie beschouwd omdat de exploitatie van
de berging pas in 2016 zal starten en er mag verondersteld worden dat de maatregelen uit het
‘beslist beleid’ tegen dan gerealiseerd zullen zijn.
Voor het scenario voor het communicatiecentrum wordt er in eerste instantie uitgegaan van
scenario 1 omdat dit de meest courante situatie weergeeft wat betreft de werking van het
communicatiecentrum. De andere scenario’s, die verschillende soorten piekbelastingen
omvatten, worden apart besproken, waarbij bijzondere aandacht gaat naar de
parkeervoorzieningen. Op microniveau worden ook de ontsluitingsvarianten van de kade en het
communicatiecentrum besproken.
De effecten worden beschreven aan de hand van 3 effectengroepen (bereikbaarheid,
verkeersveiligheid, leefbaarheid) en beoordeeld met een 7�delige schaal als significantiekader.
Beoordeling situatie 2016
In de situatie 2016, voor de start van de exploitatie van de berging, zijn er op mobiliteitsvlak een
aantal knelpunten. Het zwaartepunt van deze knelpunten ligt in de doortochten van de
verschillende centrumgebieden (Geel Sint�Dimpna, Geel Katersberg, Mol en Retie.). De
performantie van het netwerk en de draagkracht van de omgeving is door de grote
verkeersvraag in de onmiddellijke omgeving van het plangebied reeds zover aangetast dat
nagenoeg elke stijging van de verkeersintensiteiten tijdens de spitsuren, onafhankelijk van de
autonome groei, negatieve effecten met zich meebrengt met betrekking tot de bereikbaarheid,
doorstroming, verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid.
Beoordeling situatie 2016 met inbegrip van het cAt�project
De verkeersgeneratie van het cAt�project is heel beperkt: slechts 32 pae tijdens de spits van
berging/IPM/caissonfabriek/kade en 33 pae per etmaal, voornamelijk buiten de spits, van de
meest courante exploitatie van het communicatiecentrum (scenario 1). Deze geringe
verkeersgeneratie zal dan ook slechts een geringe negatieve impact hebben op veiligheid,
bereikbaarheid en leefbaarheid. M.a.w. de stijging van de verkeersintensiteiten ten gevolge van
het cAt�project, ook tijdens de spits, is te gering om aanleiding te geven tot grote negatieve
effecten. De knelpunten uit de situatie 2016 blijven bestaan, maar deze staan los van het
NIRAS�project.
Beoordeling situatie 2020 met inbegrip van het cAt�project
In de situatie na 2020 zullen de knelpunten in de doortochten van de verschillende
centrumgebieden opgelost zijn. Het zwaartepunt van de negatieve effecten ligt dan op het
westelijke gedeelte van de R14, het segment tussen rotonde IOK (aansluiting N19) en de
Kempische Noord�Zuid�verbinding. Door de geringe dimensionering van de kruispunten dienen
hogere cyclustijden te worden gedraaid om het verkeersaanbod af te wikkelen. Dit resulteert
echter in grotere verliestijden, wat met betrekking tot verkeer op een Primaire wegenstructuur
niet gewenst is. Dit geldt ook voor de rotonde ter hoogte van IOK die op piekmomenten
gesatureerd is.
31/62 22/000994
Voor de inplanting van het communicatiecentrum zijn er verschillende locatiealternatieven naar
voren geschoven. Voor de discipline mens�mobiliteit zijn de effecten voor deze
locatiealternatieven echter dezelfde.
Voor de ontsluiting van de kade/caissonfabriek werden in het plan�MER 3 mogelijkheden
onderzocht:
� een verbindingsweg tussen de kade/caissonfabriek, omheen de berging naar de
Europalaan. Deze route is de voorkeursroute van NIRAS;
� alternatieve route 1: evenwijdig met dienstweg kanaal en ten oosten van Isotopolis
aansluiting op Gravenstraat
� alternatieve route 2: over korte afstand evenwijdig met dienstweg kanaal en dan via
doorsteek over bedrijfsterrein Belgoprocess aansluiting op Gravenstraat
Met betrekking tot de bereikbaarheid voor fietsers en de bereikbaarheid van het kanaal scoren
alle alternatieven even goed. Op vlak van veiligheid (zichtbaarheid en conflicten) blijkt de
ontsluiting naar de Europalaan de beste oplossing te zijn.
Het gebruik van alternatieve kades (sas 7 en Mol Donk) wordt vanuit de discipline mobiliteit als
negatief beoordeeld aangezien dit betekent dat er nog natransporten per vrachtwagen nodig
zullen zijn.
10.1.3 Milderende maatregelen
Vanuit de discipline mobiliteit worden de volgende milderende maatregelen naar voren
geschoven:
� Maatregelen die kunnen vertaald worden in stedenbouwkundige voorschriften of aanduidingen
op het verordenend grafisch plan:
� Ruimte laten voor heraanleg kruispunt Kastelsedijk – Gravenstraat – Boeretangsedreef
omwille van verkeersveiligheidsredenen. Dit kan door het opleggen van een bouwvrije
strook, een achteruitbouwafstand, …
� Opleggen van voldoende parkeerplaatsen voor het communicatiecentrum;
� Opleggen van voldoende fietsparkeerplaatsen.
� Flankerende maatregelen:
� Uitvoeren van gebiedsgerichte maatregelen om ‘ideaal’ bereikbaarheidsprofiel (=‘situatie
na 2020’) te bekomen.
� Het opzetten en implementeren van evenementenmanagement bij evenementen
(communicatie, signalisatie, parkeercapaciteit, …).
� Uitwerken van betere openbaar vervoersverbindingen, zowel naar station Geel als naar
station Mol, om duurzamere modal split te bekomen.
� Opstarten van communicatietrajecten over mogelijkheden collectief vervoersaanbod
(publiek/privaat).
� In project�MER kruispunten tot detailniveau uitwerken. Nieuwe regelingen voorzien,
indien mogelijk conflictvrij, als voldoende gabariet beschikbaar is. Mogelijk inschakelen
van Kastelsedijk en Gravenstraat als onderdeel van de verbinding N18�N118 hierbij
meenemen.
� Het vastleggen van flankerend mobiliteitsbeleid, zoals openings� en sluitingsuren, in
instrumenten die daar meer doeltreffend en controleerbaar toe zijn zoals
concessieovereenkomsten, huurovereenkomsten, milieuvergunningen…
32/62 22/000994
10.2 Bodem
In de discipline bodem wordt nagegaan of de realisatie van het plan of inrichtingsvoorstel een
impact heeft op het bodemgebruik in het plangebied en of het aanleiding geeft tot
bodemverstoring.
10.2.1 Referentiesituatie
Het plangebied maakt deel uit van de Antwerpse Zuiderkempen. In het oostelijke deel van het
plangebied wordt de bodem op de bodemkaart aangeduid als landduin. In het westelijke deel
komen zandbodems voor.
Hoewel het plangebied volgens het gewestplan grotendeels is ingekleurd als ‘gebied voor de
vestiging van kerninstallaties en een kleinere oppervlakte als KMO�zone (zie kaart 3), komt het
effectieve bodemgebruik hier slechts ten dele mee overeen. Slechts een relatief beperkte
oppervlakte is in gebruik voor nucleaire en andere bedrijvigheid. Het grootste deel van het
plangebied wordt daarentegen gekenmerkt door landbouwgebruik en natuur.
Binnen het plangebied werd tot op heden geen bodemverontreiniging aangetroffen die te wijten
kan zijn aan activiteiten die binnen het plangebied werden uitgevoerd. Wel werd er in het
grondwater historische verontreiniging met zware metalen (Cd, Ni, Zn) aangetroffen die het
gevolg is van de vroegere zinkindustrie in de omgeving. Het gaat om een fenomeen dat ook in
de ruimere regio wordt vastgesteld.
10.2.2 Effectbeschrijving en �beoordeling
Wijziging bodemgebruik
De realisatie van het inrichtingsvoorstel impliceert de bouw van verschillende constructies.
De IPM zal binnen het bedrijfsterrein van Belgoprocesss gebouwd worden, aansluitend bij de
reeds bestaande installaties. De caissonfabriek wordt ten zuiden van de IPM gebouwd, tussen
de kade en de IPM. Beboste zones zullen als gevolg hiervan een nucleaire en industriële
invulling krijgen.
De bergingsmodules worden ingeplant in het bos� en heidegebied ten zuiden van de
Europalaan. In totaal zal ca. 25 ha van dit gebied van ongeveer 80 ha effectief in gebruik
genomen worden voor nucleaire doeleinden.
Voor het communicatiecentrum worden in dit plan�MER twee locatiealternatieven onderzocht:
een locatie op de hoek van de Gravenstraat en de Kastelsedijk en een locatie ter hoogte van
het Donkmeer. De ruimte�inname zal op beide locaties grotendeels overeenkomen en ca. 5,5
ha bedragen. Ter hoogte van de hoek van de Kastelsedijk en de Gravenstraat bestaat de
ingenomen oppervlakte uit verschillende ecotopen, vnl. bos en heischraal grasland. Ter hoogte
van het Donkmeer zal een deel van de benodigde ruimte de oever van het meer innemen. De
overige helft zal gecreëerd moeten worden door landwinning op het Donkmeer. Het spreekt
voor zich dat dit een grote hoeveelheid grondverzet zal vergen.
Voor de uitbreiding van de KMO�zone Stenehei wordt een zone van ca. 10,4 ha die deels
spontaan begroeid/bebost is (noordelijke, noordoostelijke en zuidelijke rand) en deels in
landbouwgebruik is, omgezet in KMO�zone.
Bodemverstoring
De realisatie van de verschillende planonderdelen zal slechts een beperkte impact hebben op
de topografie van het plangebied. De modules worden gebouwd op een ophoging die bestaat
uit een 60 cm dikke grindlaag met daarboven een mengsel van zand en cement van twee
meter. Op een aantal plaatsen zal mogelijk een nivellering van het terrein noodzakelijk zijn.
33/62 22/000994
Verdichting is het effect dat ontstaat door gebruik van machines en het aanbrengen van
belangrijke grondaanvullingen of zware constructies boven samendrukbare of
structuurgevoelige bodems. De bergingsmodules zijn zware constructies waaronder sowieso
verdichting of zetting zal optreden. Dit is echter niet zozeer van belang met betrekking tot de
impact op natuur, landschap of mens als wel met betrekking tot de veiligheidsaspecten van de
berging. Er werden zettingsberekeningen en –metingen uitgevoerd (zettingproef) die in rekening
worden gebracht bij het ontwerp van de modules. Dit aspect zal verder uitgewerkt worden in het
nog op te stellen project�MER voor de berging.
Bij het uitgraven van grond en bij inbreng van vreemde materialen in de bodem wordt het
oorspronkelijke bodemprofiel verstoord. De verschillende gebouwen en constructies die
gebouwd zullen worden, zullen in principe geen grote ondergrondse structuren bevatten, met
uitzondering van fundamenten en ondergrondse leidingen. Eventuele profielverstoring zal dan
ook beperkt blijven en zal zeker geen aanleiding geven tot noemenswaardige secundaire
effecten.
De verschillende projectonderdelen die in het kader van het geïntegreerd bergingsproject
gerealiseerd zullen worden staan niet bekend staan als ‘risicoactiviteiten’ en er wordt dan ook
geen relevante bodemverontreiniging verwacht. Uit de bespreking in de discipline lucht blijkt dat
de impact van de realisatie van het plan op de luchtkwaliteit beperkt zal zijn en er wordt dan ook
geen relevante vermesting of verzuring verwacht.
Locatie� en uitvoeringsalternatieven
Met betrekking tot alternatieven werd binnen de discipline bodem enkel aandacht besteed aan
de inplantingsalternatieven voor het communicatiecentrum. Voor de overige alternatieven
(ontsluitingsroutes kade/caissonfabriek, communicatiecentrum en gebruik alternatieve kade) is
de discipline bodem niet onderscheidend.
Om hetzelfde programma te realiseren voor het communicatiecentrum zal de ruimte�inname op
beide locaties ongeveer even groot zijn. Ter hoogte van het donkmeer is er momenteel slechts
een beperkte oppervlakte beschikbaar en betekent dit dat er via landwinning extra ruimte
gecreëerd zal moeten worden. Dit zal uiteraard gepaard gaan met een aanzienlijk grondverzet,
wat niet het geval is voor de locatie op de hoek van de Gravenstraat en de Kastelsedijk. Met
betrekking tot andere effecten binnen de discipline bodem worden geen relevante verschillen
tussen beide locaties verwacht.
10.2.3 Milderende maatregelen
De effecten die binnen de discipline bodem beschreven worden, worden als beperkt beoordeeld
en geven geen aanleiding tot het voorstellen van milderende maatregelen op planniveau.
10.3 Water
In de discipline water wordt nagegaan of het plan aanleiding geeft tot verstoring van het
watersysteem. Het watersysteem is hierbij het geheel van oppervlaktewater, grondwater,
waterbodems en oevers.
10.3.1 Referentiesituatie
Het plangebied wordt gekenmerkt door hoge grondwaterstanden (1 tot 3 meter onder het
maaiveld). Het plangebied ligt niet in een waterwingebied, noch in of aan de rand van een
beschermingszone voor grondwaterwinning. Binnen en in de nabije omgeving van het
plangebied komen wel verschillende grondwaterwinningen voor.
34/62 22/000994
Binnen het plangebied zelf komen geen waterlopen voor. In de onmiddellijke nabijheid van het
plangebied komen twee waterlopen voor: de Hooibeek en het kanaal Bocholt�Herentals. De
Hooibeek vormt de zuidwestelijke grens van het plangebied. Het kanaal Bocholt�Herentals loopt
net ten zuiden van het plangebied.
De Hooibeek is een niet geklasseerde waterloop. Het is een brede afvoersloot die niet is
opgenomen in de Vlaamse Hydrografische Atlas. De Hooibeek staat via een inlaatconstructie in
verbinding met het kanaal Bocholt�Herentals en wordt gebruikt voor de voeding van de vijver in
het Prinsenpark. De Hooibeek is binnen het plangebied een rechte, relatieve brede (ong. 4 á 5
m), ondiepe (0,2 á 0,4m) beek met veel zuiver zand, veel dood hout en detritus. De beek wordt
gekenmerkt door verticale oevers met weinig oever� en waterplanten en wordt beschaduwd
door bomen aan beide oevers van de beek. De biologische waterkwaliteit van de Hooibeek is
goed tot zeer goed.
Het plangebied grenst aan en kan ontsloten worden via het kanaal Bocholt�Herentals. Om
transporten via de weg zoveel mogelijk te beperken, wordt dan ook een kade voorzien aan het
kanaal. Het Kanaal Bocholt�Herentals (ook wel Kempisch Kanaal of Maas�Scheldekanaal
genoemd) verbindt de Zuid�Willemsvaart te Bocholt met het Albertkanaal te Herentals over een
afstand van ruim 60 kilometer. Het kanaal wordt beheerd door NV De Scheepvaart en is
bevaarbaar voor schepen tot 600 ton. Dit relatief beperkte tonnage is het gevolg van de
beperkte afmetingen van de sluizen.
Het plangebied wordt niet aangeduid als overstromingsgebied.
10.3.2 Effectbeschrijving en –beoordeling
Wijziging infiltratie� en afvoerkarakteristieken
De realisatie van het plan houdt in dat er verschillende constructies/gebouwen moeten
opgetrokken worden en dat er verhardingen worden aangebracht. Deze constructies en
verhardingen kunnen een impact hebben op infiltratie� en afvoerkarakteristieken.
Voor de bouw van de constructies en gebouwen gelden de regels van gewestelijke
stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffer�
voorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Het doel van deze
verordening is om de impact van verhardingen op infiltratie� en afvoerkarakteristieken zoveel
mogelijk te beperken. De bodems in het plangebied worden aangeduid als infiltratiegevoelig en
de verordening zal dan ook nageleefd worden in het kader van het geïntegreerd
bergingsproject. Voor de berging en de IPM worden in de huidige ontwerpen al buffer� en
infiltratiebekkens voorzien. Ook voor de andere constructies is binnen het plangebied
voldoende ruimte aanwezig om aan de bepalingen van de verordening te kunnen voldoen.
Wijziging waterkwaliteit
Bij de uitbreiding van de KMO�zone Stenehei en de realisatie van de caissonfabriek bestaat de
kans dat vervuild water in waterlopen terecht komt. Dit is een negatief effect.
De afvalwaterstromen van alle planonderdelen zullen conform de milieuwetgeving afgevoerd
worden zodat kan aangenomen worden dat de impact hiervan op de waterkwaliteit van de
ontvangende waterlopen beperkt zal zijn.
Aantasting waterlopen en overstromingszones / wijziging structuurkwaliteit waterlopen
Binnen het plangebied komen geen waterlopen voor en de realisatie van het plan of
inrichtingsvoorstel geeft dan ook geen aanleiding tot rechtstreekse ingrepen op waterlopen. Er
moeten geen waterlopen verlegd worden en er zal geen impact zijn op de structuurkwaliteit van
waterlopen.
35/62 22/000994
Het plangebied wordt ook niet aangeduid als overstromingszone zodat er ook geen risico is op
inname van overstromingsgebied.
Beïnvloeding grondwaterstromingspatroon
De grondwaterstroming kan beïnvloed of verstoord worden door ondergrondse constructies
zoals tunnels, schachten, kelders e.d. Verstoring van de grondwaterstroming kan een belangrijk
effect hebben op de omgeving. Zo zal het belang van de lokale grondwaterstroming zeer groot
zijn op plaatsen waar er natuurwaarden voorkomen die afhankelijk zijn van de stand of de
toestroming van grondwater. De realisatie van het plan houdt in principe geen grote
ondergrondse infrastructuren in. De enige uitzondering hierop is een fietstunnel die voorzien
wordt ter hoogte van de kade om een vlotte doorgang voor fietsers te verzekeren. Aangezien in
de omgeving van deze tunnel geen belangrijke natuurwaarden voorkomen die gevoelig zijn voor
de grondwaterstand en er ook geen risico is op nadelige beïnvloeding van de grondwater�
kwaliteit, wordt dit effect als gering negatief beoordeeld.
Locatie� en uitvoeringsalternatieven
De discipline water is niet onderscheidend voor de verschillende alternatieven die in het kader
van dit plan�MER bestudeerd worden.
Voor de aanleg van een communicatiecentrum ter hoogte van het Donkmeer zal een deel van
dit meer opgespoten moeten worden. Aangezien het om een kunstmatige plas gaat die tot
stand gekomen is als gevolg van zandwinning, wordt dit effect als niet belangrijk beoordeeld.
Ook de nabestemming van het ontginningsgebied als natuurgebied kan immers betekenen dat
de plas geheel of gedeeltelijk zal opgevuld worden.
Indien voor de ontsluiting van de kade/caissonfabriek gekozen zou worden voor route 1
betekent dit dat een deel van de buffervijver voor regenwater t.h.v. Isotopolis gedempt moet
worden. Indien deze buffercapaciteit elders kan aangevuld worden, gaat het om een neutraal
effect.
10.3.3 Milderende maatregelen
Bij de uitbreiding van Stenehei, de inplanting van de tumuli en de overige projectonderdelen
dienen de algemene principes nageleefd te worden in het kader van een kwalitatief
waterbeheersingsbeleid. De volgende principes kunnen opgenomen worden in de
stedenbouwkundige voorschriften van het nog op te stellen RUP voor het
communicatiecentrum:
� mogelijkheden voorzien voor waterbuffering en infiltratie;
� zoveel mogelijk gebruik maken van waterdoorlatende materialen bij de aanleg van
parkings e.d.;
� gescheiden afvoer van hemelwater en afvalwater.
10.4 Lucht
Binnen het deel lucht werd nagegaan of er effecten te verwachten zijn als gevolg van bijkomend
verkeer dat door het plan gegenereerd wordt. Daarnaast werd ook onderzocht of er effecten
verwacht worden als gevolg van verwarming van gebouwen en/of door de exploitatie van de
caissonfabriek. Voor de huidige situatie werd de luchtkwaliteit beschreven aan de hand van
meetresultaten van de VMM. De emissies van wegverkeer werden niet apart berekend, maar
zitten wel vervat in de VMM meetresultaten. Voor de geplande situatie werd de impact van de
emissies van wegverkeer gemodelleerd aan de hand van het model CAR Vlaanderen. Er
werden twee scenario’s doorgerekend: het scenario 1, dat de meest voorkomende situatie
36/62 22/000994
weergeeft en tevens de laagste verkeersintensiteit kent en het scenario 3, waarin net zoals in
het scenario 1 wordt uitgegaan van 15 werknemers in het communicatiecentrum, 150
bezoekers per dag en daarnaast nog 900 bezoekers per dag aan de polyvalente zaal. De
emissies van verwarming van industriële en logistieke gebouwen en de impact ervan wordt
kwalitatief besproken. Ook effecten van scheepvaart worden kwalitatief besproken. De emissies
van de caissonfabriek worden ingeschat op basis van emissiekengetallen en om de impact te
bepalen werd een doorrekening gedaan met het model IFDM.
10.4.1 Referentiesituatie
Uit onderzoek van de huidige situatie blijkt dat de jaargemiddelde NO2 concentratie binnen het
studiegebied beneden de jaargrenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de
mens en beneden de jaargrenswaarde voor de bescherming van de vegetatie is gelegen. Ook
voor PM10 worden de grenswaarden gerespecteerd (zowel jaargrenswaarde als
daggrenswaarde).
10.4.2 Effectbeschrijving en �beoordeling
Uit onderzoek van de geplande situatie blijkt dat de immissiebijdragen van wegverkeer in
scenario 3 hoger zijn dan in scenario 1, hetgeen verklaard wordt door de hogere
verkeersaantallen in scenario 3. In scenario 1 worden voor alle bestudeerde wegsegmenten
verwaarloosbare NO2 bijdragen berekend. In scenario 3 wordt voor de Gravenstraat een
beperkte NO2 bijdrage berekend. Voor de andere bestudeerde wegsegmenten zijn er geen
significante NO2 bijdragen. Voor PM10 en voor PM2,5 zijn de bijdragen voor alle bestudeerde
wegsegmenten verwaarloosbaar.
Bij uitvoering van het plan zal ook extra scheepvaart gegeneerd worden, voor de aanvoer van
bouwmaterialen en grondstoffen voor de caissonfabriek. Aangezien er echter slechts een
toename van 0,4 à 0,5% voorzien wordt voor scheepvaarttrafiek, kan besloten worden dat de
effecten hiervan op luchtkwaliteit verwaarloosbaar zijn.
Wat betreft emissies van gebouwenverwarming en �koeling, wordt er emissies verwacht als
gevolg van de KMO�zone en het communicatiecentrum. Aangezien op dit moment geen
gegevens beschikbaar zijn over types verwarmingsinstallaties, energiebron, rendement, etc.
kan geen uitspraak gedaan worden over te verwachten emissies. Wel wordt de nadruk gelegd
op milderende maatregelen en wordt aanbevolen om duurzame gebouwen met minimaal
energieverbruik te voorzien, waarbij zoveel als mogelijk gebruik wordt gemaakt van
hernieuwbare energie.
Bij de caissonfabriek ontstaan zowel emissies bij op� en overslag van grondstoffen als bij het
productieproces. Uit de berekeningen blijkt dat de immissiebijdragen van stof in beide gevallen
niet significant zijn.
Wanneer de cumulatieve effecten van verkeer, gebouwenverwarming en de caissonfabriek
bekeken worden, dan kan uit het onderzoek besloten worden dat er geen overschrijdingen te
verwachten zijn, noch voor NO2, noch voor PM10 en/of PM2,5.
Wat betreft locatiealternatieven voor het communicatiecentrum, is er voor scenario 1 geen
verschil tussen beide locatie�alternatieven. Voor scenario 3 wordt de site ter hoogte van de
hoek Gravenstraat�Kastelsedijk als voorkeursalternatief aangeduid. Voor de locatiealternatieven
voor de kade wordt vanuit lucht geopteerd voor een loskade vlakbij de fabriek. Wat betreft
ontsluitingsroutes wordt geopteerd voor de ontsluitingsweg via de Europalaan.
37/62 22/000994
10.4.3 Milderende maatregelen
Aangezien er noch in de huidige situatie, noch na uitvoering van het plan significante impacten
verwacht worden op de luchtkwaliteit, dienen in principe geen milderende maatregelen
voorgeschreven te worden.
10.5 Geluid
10.5.1 Referentiesituatie
Voor de beschrijving van de kwaliteit van het huidige omgevingsgeluid werd beroep gedaan op
omgevingsmetingen (najaar 2008/voorjaar 2009) rondom het volledige plangebied. Daarnaast
werd in december 2010 op nog een bijkomend vast meetpunt langs de Boeretang (MP7)
continu gemeten.
Het gaat om de volgende meetpunten:
� MP1: woning Sas VI, nr. 6
� MP2: woning Sas VI, nr. 12
� MP3: woning Sas VI, nr. 14
� MP4: woning Stenehei, nr. 58
� MP5: woning Geelsebaan, nr. 176
� MP6: woning Kastelsedijk, nr. 27
� MP7: woning Boeretang, nr. 230
Figuur 19: Meetpunten geluid
De meetpunten zijn landelijk gelegen. Het geluidsklimaat wordt dan ook vooral bepaald door
agrarische activiteiten en wegverkeer van de Geelsebaan/Stenehei (N118) en de Kastelsedijk.
38/62 22/000994
Daarnaast zijn er nog de bedrijvenheden in de KMO�zone Stenehei. Rondom het plangebied is
het zeer rustig, zeker tijdens de avond� en nachtperiode.
Indien men het gebied voor kerninstallaties interpreteert als zijnde industriegebied (in
gewestplan paars gearceerd) worden er geen overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen
vastgesteld in de meetpunten. Momenteel is het omgevingsgeluid ter hoogte van de woningen
langs het kanaal (Sas VI en Boeretang) nog zeer stil te noemen. Voor de woningen langs de
N118 en de Kastelsedijk is het wegverkeer, zeker overdag bepalend voor het omgevingsgeluid.
10.5.2 Effectbeschrijving en –beoordeling
Het plan heeft, op hoofdlijnen, op twee wijzen een invloed op het geluidsklimaat;
� Via het geluid van het gegenereerde wegverkeer
� Via het geluid van de industriële en logistieke activiteiten binnen het plangebied (KMO�
zone Stenehei, caissonfabriek, kade)
Effecten planonderdelen
Omdat nog niet bekend is welke werktuigen en materieel gebruikt zullen worden in de
verschillende installaties, wordt voor de beoordeling van de geluidsimpact uitgegaan van
maximale geluidsniveaus die mogen bereikt worden om ervoor te zorgen dat de geluidsnormen
in de omgeving niet overschreden worden.
Bergingsmodules
Vermits de bergingsmodules geheel gesloten zijn, wordt weinig geluidsemissie naar de
omgeving verwacht. Geluidsemissies kunnen enkel afkomstig zijn van werktuigen of materieel
zoals een wiellader. Indien rekening gehouden wordt met het standaard geluidsvermogen�
niveau van een dergelijk werktuig is er geen overschrijding van de geluidsnormen te
verwachten ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen in de Boeretang. Afhankelijk van
de werkingsperiode kan er wel een negatief effect optreden op het omgevingsgeluid. Het
omgevingsgeluid zou er overdag met 3 à 6 dB(A) kunnen stijgen en ’s nachts meer dan 10
dB(A). Omdat er voldaan is aan de grenswaarde voor een nieuwe inrichting en er toch een
verhoging optreedt van het omgevingsgeluid wordt het effect als matig significant negatief
bestempeld. Ook voor het meetpunt (MP 1), net buiten het gebied voor kerninstallaties, gelegen
aan Sas VI wordt de grenswaarde voor de nachtperiode net gerespecteerd (40 dB(A)).
IPM en caissonfabriek
Voor de IPM geldt eenzelfde verhaal qua toegelaten geluidsniveaus. De geluidsemissie van
deze installatie moet zodanig beperkt worden dat het specifiek geluidsniveau aan de woningen
in de Boeretang niet meer dan 50 dB(A) bedraagt en aan de woning aan Sas VI 40 dB(A).
Vermits zowel de IPM als de caissonfabriek simultaan in werking kunnen zijn, moet cumulatief
voldaan worden aan de grenswaarden. Vermits de Caissonfabriek zich dichter bij de
immissiepunten bevindt, moet de geluidsemissie lager liggen dan in de IPM.
Indien voor de geluidsemissie van de caissonfabriek 102 dB(A) en voor de IPM installatie 107
dB(A) gehanteerd wordt als geluidsvermogenniveaus, wordt de grenswaarde van 40 dB(A) op
MP 1 en 50 dB(A) op MP 7 niet overschreden. Met andere woorden 102 dB(A) voor de
Caissonfabriek en 107 dB(A) voor de IPM installatie zijn de maximale geluidsemissies.
Kade
De voornaamste activiteit aan de kade is het lossen van grondstoffen voor de IPM en/of de
caissonfabriek. Dit zal meestal door een kraan gebeuren. Het geluidsvermogenniveau van een
kraan bedraagt 105 dB(A). Aan de woningen aan de overkant van het kanaal, gelegen in de
Boeretang wordt voor de werking van een kraan een bijdrage berekend van 55 dB(A). Voor de
39/62 22/000994
dagperiode wordt de geluidsnorm tijdens het lossen van schepen net bereikt, maar niet
overschreden. Indien de kraan eventueel tijdens de avond – en nachtperiode zou werken, kan
er wel een overschrijding optreden van de geluidsnorm en dit aan de woningen aan de overkant
van het kanaal. Bij gebruik van een alternatieve kade zullen deze effecten zich uiteraard niet
voordoen. Het gebruik van alternatieve ontsluitingsroutes voor de kade/caissonfabriek zal
omwille van het beperkt aantal verwachte transporten op vlak van geluid weinig verschil maken
met de ontsluitingweg omheen de berging.
Communicatiecentrum
De inplanting van het communicatiecentrum is voorzien in de noordoostelijke hoek van de
nucleaire zone, ter hoogte van de aansluiting van de Gravenstraat met de Kastelsedijk. Voor
het communicatiecentrum wordt ook nog een alternatieve locatie aan het Donkmeer bekeken.
Volgende zaken zijn relevant voor geluid voor het communicatiecentrum:
� Verkeer van en naar het communicatiecentrum – zie verder bij effecten verkeersgeluid;
� Het specifiek geluid van de technische installaties zoals ventilatie (airco) en
verwarmingsinstallaties;
� Het specifiek geluid van de versterkte muziekevenementen;
� Het geluid afkomstig van de bezoekers aan de weide voor kleine evenementen.
Voor het communicatiecentrum is de exploitatie op zich geen probleem. De geluidsemissie van
de technische installaties kan voldoende geluidsarm worden uitgevoerd, terwijl men in de
planfase voldoende geluidsisolatie kan voorzien opdat de effecten van muziekevenementen in
de multifunctionele zaal naar de omgeving hetzij voor de locatie aan de Kastelsedijk (de
woningen in de Kastelsedijk) hetzij voor de locatie aan Donk (woningen residentiële wijk
VITO/SCK) te verwaarlozen zijn.
Voor de evenementen in open lucht is dit natuurlijk minder evident. Voor de locatie aan de
Kastelsedijk zal er een effect zijn naar de woningen in de Kastelsedijk, voor de locatie bij de
plas Donk zal er dan weer een effect zijn naar de residentiële wijk van VITO/SCK en de habitats
van avifauna. Voornamelijk de periode, de duurtijd en de frequentie van de evenementen zal
een belangrijk aspect in de hinderbeleving vormen. Voor beide locaties zal communicatie met
de bevolking belangrijk zijn, de oriëntatie van de luidsprekers, en het maken van duidelijke
afspraken rond maximale geluidsniveaus. Hierdoor kan de hinder enigszins beperkt worden.
Evenementen zullen zich enkel tijdens het weekend voordoen en niet meer dan enkele keren
per jaar.
Uitbreiding Stenehei
Door de bedrijfsactiviteiten in de KMO�zone en de vervoersbewegingen van en naar Stenehei is
een verhoging van de geluidsintensiteit te verwachten in vergelijking met de huidige situatie.
Rekening houdend met het reeds aanwezige achtergrondgeluid ten gevolge van de ligging
vlakbij de N118, de Kastelsedijk en de geluidsproducerende activiteiten van de bestaande
bedrijvenzone wordt geoordeeld dat er geen significante toename van geluid te verwachten is.
Effecten verkeersgeluid
De realisatie van het plan zal nieuwe verkeersbewegingen veroorzaken. Zo is er het transport
van en naar de de berging, de IPM en de caissonfabriek. Daarnaast zal het
communicatiecentrum ook bezoekers aantrekken, afhankelijk van de activiteiten die er binnen
en rondom plaatsvinden.
Het effect van het verkeer van dit plan op het omgevingsgeluid is voor de normale activiteiten
en tijdens de dagperiode eerder te verwaarlozen. Het verkeer tengevolge van evenementen in
het communicatiecentrum zal uiteraard een impact hebben op het omgevingsgeluid, zeker als
40/62 22/000994
dit gebeurt tijdens de nu ‘stille’ uren. Een goede verkeersafwikkeling, een goede organisatie met
voldoende communicatie met de omringende bewoners, een bundeling van de verkeerstromen,
verbieden van verkeer langs woonstraten, zijn organisatorische maatregelen die de hinder in de
tijd kunnen beperken.
10.5.3 Milderende maatregelen
In dit plan�MER wordt voor verschillende projectonderdelen aangegeven wat de maximaal toe
te laten geluidsemissies zijn. Deze beperkingen dienen verder uitgewerkt te worden in een
vervolgstudie, hetzij een project�MER hetzij een geluidsstudie in het kader van de
milieuvergunning.
Op basis van de huidige kennis van zaken is het laden en lossen van schepen aan de kade
enkel toegelaten tijdens de dagperiode.
Voor openlucht evenementen aan het communicatiecentrum zijn voornamelijk de periode, de
duurtijd en de frequentie van de evenementen belangrijk voor de hinderbeleving. Communicatie
met de bevolking is essentieel, evenals de oriëntatie van de luidsprekers en het maken van
duidelijke afspraken rond maximale geluidsniveaus. Ook een goede verkeersafwikkeling, een
bundeling van de verkeerstromen en het verbieden van verkeer langs woonstraten zijn
organisatorische maatregelen die de hinder kunnen beperken.
10.6 Fauna en flora
10.6.1 Referentiesituatie
De huidige toestand van natuurwaarden in het plangebied zelf wordt in detail beschreven aan
de hand van een uitgebreide ecologische inventarisatie die gespreid over een volledig jaar
(2008) werd uitgevoerd (Lambrechts et al., 2009). De aanwezige gekende faunistische en
floristische waarden van de ruimere omgeving van het plangebied worden beschreven op basis
van beschikbare gegevens van de BWK, kwetsbaarheidskaarten, informatie bij het INBO,
gegevens aangaande VEN, Habitat� en Vogelrichtlijngebieden en ecosysteemvisies (bvb.
beekvalleien).
Kaart 4 geeft de Biologische waarderingskaart weer. Kaart 5 geeft het resultaat van de
ecologische inventarisatie met waardebeoordeling. Zones die meteen in het oog springen
omwille van hun zeer hoge natuurwaarde zijn de open ‘duinvegetaties’ net ten westen van
Belgonucleaire en net ten noorden van Belgoprocess, evenals de zeer waardevolle wegberm
langs de Europalaan. De zones met hoge natuurwaarde beslaan aanzienlijke oppervlaktes, met
name de heidevegetaties.
De goede populaties van tal van kenmerkende heidesoorten tonen ondubbelzinnig aan dat het
hier een zeer waardevol heiderelict betreft. De aantallen Boompieper, Levendbarende hagedis,
Heivlinder, Heidesabelsprinkhaan, Negertje, Veldkrekel, Snortikker en tal van kenmerkende en
bijzondere loopkevers en spinnen zijn erg hoog te noemen. Al de genoemde soorten zijn
opgenomen in de respectievelijke Rode lijsten. Daarnaast komen 3 Europees beschermde
vogelsoorten (Vogelrichtlijn) voor in het gebied (Ijsvogel, Zwarte specht en Wespendief), die
momenteel niet in ernstige mate bedreigd zijn in Vlaanderen.
Ook de volledige lijst aan bijzondere plantensoorten is indrukwekkend, maar heel wat soorten
komen enkel nog in relictpopulaties voor.
41/62 22/000994
Kaart 4: Biologische waarderingskaart
42/62 22/000994
Kaart 5: Ecologische waardeinschatting
43/62 22/000994
In de ecologie spreekt men ook wel van de ‘heide�paradox’. Heide is voor fauna een zeer rijk
ecosysteem maar is qua botanische diversiteit doorgaans laag. Met andere woorden, er groeien
een eerder beperkt aantal plantensoorten. In het studiegebied gaat dit niet volledig op omdat hier
ook soortenrijke, zeer waardevolle heischrale vegetaties aanwezig zijn, die in tal van
heidegebieden in Vlaanderen ontbreken.
De met Pijpenstro vergraste heide in het centraal deel van het studiegebied is botanisch armer
(door de vergrassing) dan goed ontwikkelde heide en wordt daarom vanuit botanisch oogpunt
slechts als matig waardevol ingeschat. Maar het fauna�onderzoek toonde aan dat er nog een
aanzienlijk aantal kenmerkende en zeldzame heidesoorten voorkomen, en dat het faunistisch als
‘waardevol’ kan bestempeld worden.
Specifiek voor fauna is de waarde van de ecotopen als volgt bepaald:
� Zeer waardevolle ecotopen: de landduinrelicten (aanpalend aan sites Belgonucleaire en
Belgoprocess), de gemaaide vegetaties (wegberm Europalaan, parking FBFC, gemaaide
paden door de heide) en de Hooibeek;
� Waardevolle ecotopen: al de open ecotopen binnen het ‘heidegebied’, namelijk de al dan
niet vergraste struikheidevegetaties, pijpenstrovegetaties en open lichtrijk loofbos;
� Matig waardevolle locaties: de diverse dicht beboste locaties;
� (Zeer) Beperkte waarde: akkers en (ingezaaide) raaigraslanden;
Gezien de relatief grote aaneengesloten oppervlakte aan Zomereiken – Berkenbos en vooral de
droge heidevegetaties vervult het plangebied een niet te onderschatten rol in de ecologische
samenhang tussen de natuurkernen in de omgeving, met name de Vogelrichtlijngebieden ‘De
Ronde Put’ en ‘De Zegge’, het Habitatrichtlijngebied ‘Valleigebied van de Kleine Nete met
brongebieden, moerassen en heiden’ (met heidekernen Koemook en ’s Gravendel), het VEN�
gebied ‘De vallei van de Kleine Nete benedenstrooms’, de natuurreservaten De Maat en Den Diel
en het provinciaal natuurdomein ‘het Prinsenpark’
10.6.2 Effectbeschrijving en –beoordeling / milderende maatregelen
Direct ruimtebeslag
Als gevolg van het plan zal in totaal ruim 50 ha biologisch minder waardevolle tot zeer waardevolle
vegetatie worden ingenomen en/of gewijzigd. Deze ecotoopinname is quasi volledig permanent en
irreversibel. Hieronder wordt een overzicht gegeven van alle planonderdelen met een beschrijving
en beoordeling van hun specifieke bijdrage aan deze ecotoopinname.
Planonderdeel Beschrijving effect Beoordeling
oostelijk gelegen
reeks modules
� Verlies biologisch minder waardevolle, monotone
naaldhoutaanplant van overwegend Corsicaanse den.
� Verlies jacht� en broedgebied van ondermeer Wespendief,
Zwarte specht en Matkop.
� Verlies jacht� en foerageergebied voor Ree
�
�
��
westelijk gelegen
bergingsmodules
Verlies biologisch waardevolle rompgemeenschap van droge
heide, incl. verlies van 7 territoria van Boompieper
���
IPM Terrein grotendeels ingenomen voor zettingsproef � beperkt
verlies biologisch minder waardevolle naaldhoutaanplant
0/�
caissonfabriek Verlies van biologisch minder waardevolle naaldhoutaanplant, �
44/62 22/000994
Planonderdeel Beschrijving effect Beoordeling
incl. beperkt verlies jacht� en broedgebied voor ondermeer
Wespendief, Zwarte specht, Matkop
kade Beperkt verlies biologisch minder waardevolle naaldhoutaanplant 0
ontsluitingsroute
omheen
bergingsmodules
Verlies biologisch minder waardevolle tot zeer waardevolle
vegetaties � versterkt het verlies van droge heide tengevolge
van inplanting van de bergingsmodules
���
proefopstelling Verlies mozaïek van biologisch minder waardevolle tot zeer
waardevolle ecotopen (droog heischraal grasland,
zomereikenberkenbos, naaldhoutaanplant, droge heide)
�/��
communicatiecentrum Verlies van biologisch waardevolle tot zeer waardevolle
elementen + enkele bijzondere plantensoorten
��
evenementenweide
(3,3 ha)
Verlies van hoofdzakelijk biologisch minder waardevol akkerland 0
wandelpad � Eerste deel van pad (van communicatiecentrum tot
Belgonucleaire): verlies raaigrasakker
� Tweede deel van pad (van Belgonucleaire tot voorbij
bergingsmodules): loopt door een zone met (zeer) waardevol
eikenberkenbos + droge heiderelicten: verlies van deze
waardevolle elementen wordt evenwel vermeden
0
0
Uitbreiding KMO�zone
Stenehei
Verlies mozaïek van biologisch minder waardevolle tot zeer
waardevolle ecotopen (akker, struisgrasland,
zomereikenberkenbos, naaldhoutaanplant, droge heide)
�/��
Het direct ruimtebeslag kan gemilderd worden door natuur� en boscompensatie.
Geluidsverstoring
Tijdens de exploitatiefase zal rustverstoring op avifauna optreden door het bijkomend wegverkeer
(continue verstoringsbron) en door de verschillende activiteiten op de site (pieklawaai). Vermits het
huidige omgevingsgeluid binnen het plangebied laag tot zeer laag is, is het ganse plangebied zeer
kwetsbaar voor bijkomende geluidsverstoring. Op basis van de vergelijking van de
geluidscontourenkaarten met de territoriumkaart voor broedvogels wordt geoordeeld dat zowel de
soortenrijkdom van de avifauna in het gebied als de aantallen broedvogels significant negatief
kunnen worden beïnvloed door de uitvoering van het plan.
Ook voor bepaalde gehoor jagende vleermuissoorten is geluidsverstoring aangetoond. Indien er
van uitgegaan wordt dat de activiteiten op de kade zullen plaatsvinden tussen zonsopgang en
zonsondergang, kan het effect van geluidsverstoring voor vleermuizen als niet significant
beschouwd worden.
Lichthinder en visuele verstoring
Wat lichthinder betreft kan niet worden uitgesloten dat foeragerende vleermuizen (ondermeer
Water� en Meervleermuis) langsheen het kanaal Bocholt�Herentals impact zullen ondervinden van
de verlichting op het bedrijventerrein (o.a. langs de laad� en loskades). Mits het nemen van gepaste
milderende maatregelen kan dit effect tot een minimum beperkt worden, doch niet geheel
uitgesloten worden gezien literatuurgegevens wijzen op verstoring bij reeds lage intensiteiten. Een
45/62 22/000994
andere mogelijke oorzaak van lichthinder zou kunnen optreden indien het wandelpad, dat doorheen
het plangebied zou worden aangelegd, zou worden voorzien van verlichting. Dergelijke verlichting
zou kunnen leiden tot het onnodig gebruik van dit pad gedurende de nacht (bv. fietsers,
bromfietsers), waardoor verstoring kan optreden ten aanzien van zoogdieren en nachtvogels (bv.
Ree, uilen) en dient dan ook vermeden te worden.
Dynamische (visuele) verstoring t.a.v. fauna is voornamelijk relevant ter hoogte van volgende
planonderdelen: de laad� en loskade, de ontsluitingsroute vanuit de Caissonfabriek, het
communicatiecentrum, de evenementenweide, het wandel� en fietspad en de uitbreiding van KMO
Stenehei. Een aantal in het plangebied voorkomende broedvogels zijn bijzonder gevoelig voor
verstoring, ondermeer Boompieper en Veldleeuwerik (beide grondbroeders), en Wulp en Kievit.
Netwerkeffecten
De droge oost�westverbinding tussen de droge (heide)ecotopen ten oosten en ten westen van het
plangebied wordt sterk aangetast tengevolge van de voorziene planuitvoering. Verschillende
planonderdelen dragen bij tot deze negatieve impact:
� de westelijke bergingsmodules
� de interne ontsluitingsweg van de caissonfabriek naar de Europalaan
� het communicatiecentrum met evenementenweide
� de proefopstellingen
� de uitbreiding van de KMO�zone Stenehei
Met de aanleg van de bergingsmodules en de interne ontsluitingsweg verdwijnt ca. 10 ha (al dan
niet verboste) droge (struik)heide. Naast dit direct ruimteverlies is ook de situering een knelpunt. De
meest westelijke reeks bergingsmodules liggen immers vrij centraal in de heide en dit veroorzaakt
een aanzienlijk netwerkeffect. De ecotoopinname leidt tot een verzwakking van de ecologische
oost�westverbinding. Dit is een significant negatief effect.
De droge oost�westverbinding wordt eveneens in belangrijke mate aangetast door de inplanting van
verschillende planonderdelen ter hoogte van de enige overblijvende corridor en oversteekplaats ten
oosten van het plangebied. Door realisatie van de uitbreiding van de KMO Stenehei enerzijds en
het communicatiecentrum en de demonstratieproefopstelling tussen de Kastelsedijk en
Gravenstraat anderzijds, zal de breedte van de corridor te beperkt zijn om ondermeer de bestaande
reewild wissels functioneel te houden. Omdat reeën mogelijks ook via de landbouwzone ten
noorden van de Kastelsedijk migreren, en rekening houdend met het feit dat de populatie reeën in
de Kempen momenteel op kunstmatige wijze onder controle wordt gehouden, wordt de impact als
matig significant beoordeeld.
Evenmin wordt dit fragmentatie�effect op de typische heidegebonden soorten als weinig significant
beschouwd.
Concluderend wordt gesteld dat de planuitvoering een lichte tot potentieel significant negatieve
impact heeft op de instandhouding van de droge oost�westverbinding, indien geen milderende
maatregelen worden toegepast.
Volgende milderende maatregelen worden voorgesteld om de potentieel significant negatieve
impact op de droge oost�westverbinding ten dele te milderen:
� verbetering of ontwikkeling van droge schrale ecotopen binnen de delen van het plangebied
die gevrijwaard blijven.
� vrijwaren van een strook van minstens 100 tot 150 m aaneengesloten groenbuffer tussen de
afschermingsdraad van Belgoprocess en de Kastelsedijk. Dit is echter niet mogelijk met het
voorgestelde planprogramma waarin men een communicatiecentrum (incl. parking en
46/62 22/000994
evenementenweide) en een demonstratieproefopstelling voorziet tussen de Kastelsedijk en
Gravenstraat, evenals een uitbreiding van de KMO Stenehei.
� Mogelijke alternatieve opties voor behoud van de corridorfunctie van het plangebied zijn:
� Verschuiven van de afschermingsdraad in zuidelijke richting, met name vanaf het punt
ten oosten van de gebouwen van Belgoprocesss; hierdoor kan wellicht een voldoende
brede corridor (100 tot 150m) worden aangehouden voor de Ree; deze maatregel dient
in overleg met de lokale Wildbeheerseenheid te worden genomen en is mede afhankelijk
van het al dan niet bestaan van andere reewissels die de oost�west verbinding
verzekeren. Deze piste lijkt evenwel niet realistisch aangezien deze ingrijpt op de
bedrijfsvoering van Belgoprocess;
� Inrichting van een volwaardige groenbuffer van minstens 100 m breed, deels ten
noorden en deels ten zuiden van de afschermingsdraad van Belgoprocess: de
groenbuffer omvat eerst een zone ten noorden van de site van Belgoprocesss maar
buigt in de oostelijke zone, éénmaal voorbij de gebouwen van Belgoprocesss, licht af
naar het zuiden zodat nog ten zuiden van de proefafdekking deze groenbuffer met een
voldoende breedte kan worden doorgetrokken. De afschermingsdraad kan maar hoeft op
zich niet te worden verplaatst. Deze groenbuffer dient te worden opgebouwd uit een
combinatie van droge heide en zomereikenberkenbos waarbij de rust�, licht� en visuele
verstoring vanuit de aangrenzende planonderdelen tot een minimum moet worden
beperkt.
Mits toepassen van deze reeks aan milderende maatregelen wordt de potentieel significant
negatieve impact op de droge oost�west corridor omgebogen tot een neutrale of zelfs eerder licht
positieve impact.
Alternatieven
Ontsluiting kade/caissonfabriek langs het kanaal
Het direct ruimtebeslag van de alternatieve ontsluitingsroutes is aanzienlijk kleiner dan de
voorgestelde ontsluitingsroute (ca. 1 ha minder). Bovendien dient enkel aangeplant naaldhout te
worden verwijderd. Wegens de beperkte intrinsieke waarde van naaldhoutaanplant wordt het direct
verlies van deze vegetatie als gering negatief beoordeeld.
Wat geluidsverstoring betreft wordt globaal geoordeeld dat de alternatieve verkeersroutes een
minder negatieve impact zullen hebben op avifauna, vermits op die manier in het centrale gedeelte
van het plangebied een vrij rustige zone kan worden gevrijwaard, waar zich wellicht ook de
mogelijkheden voor natuurcompensatie situeren.
Communicatiecentrum / evenmentenweide aan het Donkmeer
Voor de aanleg van een communicatiecentrum / evenementenweide aan het Donkmeer zal een
hoeveelheid Grove dennenbos, soortenarm grasland en biologisch waardevolle oeverzone moeten
verdwijnen. Op basis van de huidige natuurwaarde van deze habitattypes wordt het direct
ruimteverlies gering negatief ingeschat.
Bijkomend zal wellicht een deel van de voormalige ontginningsplas moeten worden opgespoten. Dit
betekent een verlies aan habitat (foerageer� en overwinteringsplaats) voor ondermeer Smient,
Bergeend, Krakeend en Wintertaling die Europees beschermd zijn (Vogelrichtlijn). Rekening
houdend met het ruime plassencomplex in de directe omgeving van het Donkmeer (de voormalige
Sibelcogroeves) wordt dit biotoopverlies als gering negatief beoordeeld, op voorwaarde dat men bij
het opspuiten rekening houdt dat de nieuwe oevers zeer geleidelijk zijn en dus optimaal voor snelle
kolonisatie door fauna en flora.
47/62 22/000994
Wat betreft geluidsverstoring scoort de alternatieve locatie voor het communicatiecentrum slechter
dan de voorgestelde locatie vermits trekkende en overwinterende watervogels op het Donkmeer
sowieso veel gevoeliger zijn voor geluidsverstoring dan de avifauna die binnen het plangebied
wordt aangetroffen.
Mits het opleggen van volgende randvoorwaarden kan deze dynamische verstoring tot een
minimum worden beperkt:
� aanleg van een afscherming (met kijkwand / kijkhut) tussen de zones waar mensen buiten
actief zijn, en de waterplas;
� Gebruik van geblindeerd glas voor ramen die uitgeven op het Donkmeer
� Buitenactiviteiten, gelinkt aan het communicatiecentrum (bijv. terras), niet situeren aan de
kant van de plas (tenzij met afscherming)
� Specifieke randvoorwaarden naar type en tijdstip evenementen: luidruchtige activiteiten
mogen slechts uitzonderlijk plaatsvinden; het broedseizoen (maart – juni) en de doortrek� en
overwinteringsperiode (augustus – februari) moeten maximaal worden gemeden; enkel in de
maand juli is een éénmalige luidruchtige activiteit toelaatbaar, maar het is aangewezen de
geluidsniveaus boven de plas maximaal te beperken (bv. max 60 dB(A)).
10.7 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
10.7.1 Beschrijving van de referentiesituatie
Het plangebied situeert zich op een westelijke uitloper van het Kempens plateau. Het landschap
werd er in het verleden in belangrijke mate gevormd door het potstalsysteem. Ter hoogte van het
plangebied kwam hoofdzakelijk heide voor. Sinds de 19de
eeuw startte de ontginning van de
woeste gronden. In de Kempen werden vooral dennenbossen aangeplant. Door de aanwezigheid
van kwartsrijke witte zanden verschenen tijdens de 20ste
eeuw in Mol en Dessel grote kunstmatige
ontginningsplassen. Deze plassen geven de regio een nieuwe identiteit en specifiek karakter aan
het landschap.
10.7.2 Effectbeschrijving en –beoordeling
Algemeen
Gelet op de bodemkundige omstandigheden (podzolbodem) en de ongereptheid van het
plangebied is de kans reëel dat er prerhistorische vindplaatsen zijn en dat deze nog goed bewaard
zijn. Voorafgaand aan eventuele grondwerken, dient een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd
te worden.
Voor alle projectonderdelen kan gesteld worden dat de ontbossing zo veel mogelijk vermeden dient
te worden om de landschappelijke verstoring te beperken.
Bergingsmodules
Voor de bergingsmodules zal gemengd bos en heide moeten verdwijnen. De bestaande
landschapsecologische relatie tussen het heidegebied ten zuiden en (begroeide) heideduin ten
noorden van de Europalaan wordt hierdoor verder versneden.
Vanuit het noorden werken de modules minder landschapsverstorend aangezien hier het
landschap reeds verstoord is. Vanuit het zuiden is het verstoringseffect groter omdat het landschap
er een meer ‘natuurlijk’ of minder verstoord karakter heeft.
Bomen zorgen voor een gedeeltelijke afscherming. De bestaande bosranden of bomenrijen dienen
daarom zo veel mogelijk behouden te blijven of verder ontwikkeld te worden.
48/62 22/000994
Wanneer na verloop van tijd de afdekkingslaag over de modules wordt aangebracht, zal de berging
een minder ‘industrieel’ en meer natuurlijk uitzicht krijgen. De tumuli vormen dan quasi�permanente
groene heuvels in het landschap waardoor de landschapsvisuele verstoring zal afnemen.
IPM – installatie voor de productie van monolieten
De locatie van het IPM sluit aan bij een nu al landschappelijke verstoorde zone. Zo is het grootste
gedeelte van het bos op het perceel al gekapt voor een zettingsproef. De omringende bossen en
bedrijfsgebouwen zorgen voor een afscherming van de IPM.
Caissonfabriek
De caissonfabriek leidt tot een inname van bebost terrein en zorgt langs het kanaal Bocholt –
Herentals voor een significante verstoring van het landschapsbeeld. Om de zichtbaarheid van de
fabriek te beperken en de zichtcorridor langs het kanaal zo weinig mogelijk te onderbreken, mogen
langs het kanaal enkel bomen gekapt worden ter hoogte van de kade.
Kade en ontsluitingsroutes
Ook voor de kade en de ontsluitingswegen zal bos moeten wijken. De kade met laad� en
losbewegingen zorgt voor verstoring van de landschappelijke beleving. Het milderen van deze
effecten is niet mogelijk.
De ontsluitingsroute ten zuiden van de bergingsmodules zorgt voor de minste bijkomende
verstoring maar neemt naast bos ook heide in. Toch geniet deze weg de voorkeur op de 3
alternatieve routes omdat deze voor meer verstoring zorgen langsheen het kanaal.
Proefopstellingen: proefafdekking, demonstratieproef
Voor de proefopstellingen zal bos ingenomen worden. Het terrein wordt grotendeels omsloten door
bos waardoor de zichtbaarheid van de opstellingen beperkt is.
Communicatiecentrum (incl. parking) en evenementenweide
Voorkeurscenario NIRAS
Het landschap ter hoogte van de voorkeurslocatie is momenteel al gedeeltelijk verstoord. Een
kwaliteitsvolle ontwikkeling van het terrein kan een verbetering ten aanzien van de
landschapsbeleving betekenen. De parking dient wel omsloten te worden door een groenbuffer.
Permanente constructies van de evenementenweide dienen vermeden te worden in het open
landschap of voorzien te worden ter hoogte van het communicatiecentrum.
Ten westen van het gebied kan mogelijks een areaaluitbreiding van heide en bos plaatsvinden
indien de zone herbestemd wordt naar park en zachte recreatie.
Alternatieve locatie – ontginningsplas Donk
De landschappelijke waarde van het terrein voor de alternatieve locatie is groter. De realisatie van
het centrum zou een inname van bos en oeverstrook rondom de ontginningsplas inhouden. Een
communicatiecentrum op deze locatie kan enkel indien het ingepast wordt in de natuurlijke
omgeving. Landschappelijk gezien leent het terrein zich niet voor de inplanting van een
evenementenweide en parking.
Uitbreiding Stenehei
Voor dit planonderdeel wordt een uitbreiding van het bestaand bedrijventerrein Stenehei voorzien in
oostelijke richting. Hierdoor zullen de aanwezige bosfragmenten verdwijnen en neemt de
landschappelijke verstoring toe. Om de verstoring te beperken dient het terrein omsloten te worden
door een groenscherm.
49/62 22/000994
10.7.3 Milderende maatregelen
Bergingsmodules
Om de zichtbaarheid van de modules te beperken dient de bosrand langs de Europalaan behouden
en verder ontwikkeld te worden. Langsheen de dienstweg van NV De Scheepvaart is de
landschapsverstoring significant. Het beekbegeleidend groen dient behouden te blijven. Langs het
kanaal kan een bomenrij tot aan de brug ontwikkeld worden om de modules visueel af te schermen.
In overleg met de bewoners langs de N118 kan ook langs deze baan een groenafscherming
gerealiseerd worden. De afstand tot de modules is echter relatief groot waardoor de verstoring
beperkt blijft. Mogelijks weegt voor de bewoners de afscherming niet op tegen het verlies van het
open ruimte gevoel door het realiseren van een groenscherm.
IPM
Om de effecten van het direct ruimtebeslag te milderen moeten bij de inplanting van de IPM de
beboste terreindelen zoveel mogelijk gespaard blijven. Dit kan door het gebouw te voorzien binnen
de reeds ontboste zone voor de zettingsproef.
De omsluiting van de IPM door bos en reeds bestaande of nog op te richten gebouwen maken dat
de verstoringseffecten beperkt zijn. Om de afscherming vanaf het kanaal te garanderen dient de
gesloten bosstructuur in zuid(westen) van het gebouw behouden te blijven.
Caissonfabriek
De ontbossing die nodig is voor de inplanting van de caissonfabriek moet zo veel mogelijk beperkt
worden. Bijkomende ontbossing voor werfstroken, opslag van materieel, … dient vermeden te
worden.
De groenstructuur langsheen het kanaal moet zo veel mogelijk behouden blijven. Het kappen ervan
is enkel toegestaan ter hoogte van de kade. Op die manier wordt de caissonfabriek zo veel
mogelijk afgeschermd en wordt de aantasting van het landschapsnetwerk verminderd.
Kade en ontsluitingsroute
Voor de kade kunnen geen milderende maatregelen geformuleerd worden.
De alternatieve ontsluitingsroutes hebben landschappelijk gezien een significanter effect op
verstoring en netwerkrelaties. Hierdoor wordt de voorkeur gegeven aan de ontsluitingroute die ten
zuiden van de bergingsmodules komt te liggen. Deze route dient zo dicht mogelijk aan te sluiten op
de modules.
De visuele verstoring ten gevolge van de alternatieve ontsluitingsroutes langs het kanaal kan
beperkt worden door de scheiding tussen dienstweg en ontsluiting gepast in te kleden (vb. strook
van 2 m beplanting).
Proefopstellingen
Bij de inplanting van de proefopstellingen moeten beboste terreindelen zoveel mogelijk gespaard
worden. De opstellingen worden bij voorkeur voorzien ter hoogte van open plekken of zones die
reeds ontbost zijn bv. in functie van de hoogspanningsleiding.
De zichtbaarheid van de proefopstellingen moet beperkt blijven. Dit kan door de beboste omgeving
rondom de opstellingen te bewaren.
Communicatiecentrum
Indien het communicatiecentrum op de hoek van de Gravenstraat en de Kastelsedijk gerealiseerd
wordt, dient het ingeplant te worden ter hoogte van de landschappelijk reeds verstoorde
50/62 22/000994
terreindelen, met name ter hoogte van de met steenpuin verharde zone. Bijkomende ontbossing
dient zo veel mogelijk vermeden te worden. Er moet gestreefd worden naar een kwalitatieve
invulling van het terrein waarbij het communicatiecentrum past in de omgeving. De aanwezigheid
van het centrum kan voor de bewoners langs de Kastelsedijk voor verstoring (bv. door
voertuigbewegingen, parkeerterrein) zorgen. Om visuele hinder te beperken, is een bufferzone
langs de Kastelsedijk en Gravenstraat aangewezen. Permanente constructies van de
evenementenweide dienen vermeden te worden in het open landschap of voorzien te worden ter
hoogte van het communicatiecentrum. Een bosstrook langsheen de Kastelsedijk is nodig om
verstoring tijdens evenementen vanuit de omgeving te beperken. De verstoring ten gevolge van de
alternatieve ontsluitingsroute naar het communicatiecentrum kan niet gemilderd worden.
Indien het communicatiecentrum gerealiseerd wordt aan het Donkmeer dient bij het ontwerp de
nodige aandacht besteed te worden aan de landschappelijke inpassing van het centrum. Op deze
locatie ligt het centrum immers ingebed in een omgeving met een grote landschappelijke (en
natuurlijke) waarde. Daarom moet het verlies aan beboste oppervlakte en oeverzone zo veel
mogelijk beperkt worden. Het ontwerp kan gebaseerd worden op het principe van een vogelkijkhut
waarbij men binnen het gebouw een mooi zicht heeft over de plas maar waarbij het gebouw vanuit
de omgekeerde richting niet opvalt in de omgeving. De zichtbaarheid van het communicatiecentrum
van de kanaalzone moet minimaal zijn. De groenstructuur langs het kanaal mag niet aangetast
worden. Vanuit direct ruimtebeslag op landschappelijk niveau is een evenementenweide op de
alternatieve locatie minder gewenst. Permanente constructies van de evenementenweide dienen
vermeden te worden in het open landschap of voorzien te worden ter hoogte van het
communicatiecentrum.
Uitbreiding Stenehei
De verstoringseffecten door de uitbreiding van het bedrijventerrein kunnen gemilderd worden de
aanwezige bosrand langs de Kastelsedijk zo veel mogelijk te bewaren waardoor een transparant
groenscherm ontstaat. Op de oostelijke en zuidelijke grens van terrein dient een visueel dicht
groenscherm voorzien te worden om de verstoring vanuit de omgeving te beperken.
Het groenscherm dient ten opzichte van de rooilijn, met uitzondering van de op� en afritten, een
breedte van 3 m te hebben. Het beplantingsplan van de niet�verharde delen en de voortuinstrook
dient bij de bouwaanvraag gevoegd te worden. De groenaanleg moet ten laatste gerealiseerd
worden in het eerstvolgende plantseizoen volgend op de datum van de voltooiing van de
bouwwerken.
10.8 Mens – socio,organisatorische aspecten en hinder
10.8.1 Beschrijving van de referentiesituatie
Het plangebied bevindt zich op ongeveer 1 km ten zuidwesten van het woongebied van Dessel. Er
zijn enkele woningen aanwezig binnen het plangebied ter hoogte van de N118. Het merendeel van
de percelen is echter in landbouwgebruik (akkers) of is bebost. De laatste 2 jaren worden enkele
grasvelden/weiden gebruikt als festivalterrein door Graspop Metal Meeting.
Daarnaast omvat een groot gedeelte van het plangebied een nucleaire zone, de KMO�zone waarin
het bedrijfsterrein van FBFC International gelegen is en de KMO�zone Stenehei. Hier bevindt zich
ook het informatiecentrum Isotopolis van NIRAS.
Ten zuiden van het plangebied ligt de dienstweg van de NV De Scheepvaart die deel uitmaakt van
het fietsknooppuntennetwerk en een druk gebruikte fietsverbinding is. Het kanaal Bocholt �
Herentals is een belangrijke toeristisch�recreatieve vaarroute.
51/62 22/000994
Ten oosten van Gravenstraat baat Sibelco een zandontginning uit. In de groenstrook langs de
ontginningsput is een mountainbikeroute gelegen.
10.8.2 Effectbeschrijving en –beoordeling
Algemeen
De impact van het inrichtingsvoorstel en de daaraan gekoppelde verkeersgeneratie op lucht en
geluid blijft beperkt. Voor de aspecten met betrekking tot verkeersoverlast wordt verwezen naar het
deel ‘Mens�mobiliteit’.
Veiligheid is prioriteit nr. 1 bij de opmaak van het ontwerp van de bergingsmodules. De realisatie
van het plan mag en zal geen impact hebben op de voedselveiligheid.
Bergingsmodules
De aanleg van de bergingsmodules leidt niet tot een verlies van gebruiksfuncties aangezien het
terrein momenteel geen directe menselijke functie heeft. Categorie A�afval dient, ongeacht de
datum waarop men beslist de berging te sluiten, minstens nog 350 jaar onder nucleair
gereglementeerde controle te blijven..Wanneer na verloop van tijd de afdekkingslaag over de
modules wordt aangebracht, zal de berging een minder ‘industrieel’ en meer natuurlijk uitzicht
krijgen.
Voor de bewoning in de omgeving zal de visuele verstoring beperkt zijn omdat de modules op
voldoende grote afstand van de woningen gelegen zijn en grotendeels afgeschermd zijn door
bomen. Voor werknemers in het KMO�zone Stenehei wordt de visuele verstoring als niet relevant
beschouwd. Milderende maatregelen worden beschreven onder de discipline landschap,
bouwkundig erfgoed en archeologie.
IPM – installatie voor de productie van monolieten
De bijkomende ruimte inname van de IPM is beperkt omdat de installatie gerealiseerd wordt op een
terrein dat momenteel al gebruikt wordt voor nucleair gerelateerd activiteiten. De afscherming van
de IPM door bos of gebouwen zorgt ervoor dat de installatie geen tot een beperkte invloed heeft op
de landschappelijke belevingswaarde.
Caissonfabriek
Voor de realisatie van de caissonfabriek zullen geen landbouwpercelen ingenomen worden. De
fabriek zal wel zichtbaar zijn, zowel voor de recreanten langs het kanaal als voor de bewoners van
de residentiële wijk van SCK/VITO.
Kade en ontsluitingsroutes
De kade langs het kanaal heeft een positief effect op de ontsluiting van het plangebied en de KMO�
zone Stenehei. De verstoring die de kade veroorzaakt langs het kanaal kan echter niet gemilderd
worden. Laad� en losactiviteiten mogen enkel plaatsvinden tijdens de dag.
Om de veiligheid van de fietsers en wandelaars op de dienstweg van NV De Scheepvaart te
garanderen voorziet het inrichtingsvoorstel in een omlegging van de route door ondertunneling van
de ontsluitingsweg naar de kade.
Ten aanzien van mens geniet de ontsluitingsroute die aansluit op de N118 de voorkeur omdat deze
route voor de minste visuele verstoring zorgt en niet interfereert met bestaande verbindingen.
52/62 22/000994
Proefopstellingen: proefafdekking, demonstratieproef
Er worden geen significante effecten van de proefopstellingen op de mens verwacht. Er wordt
immers geen landbouwareaal ingenomen en de opstellingen zijn grotendeels afgeschermd door
bos of bestaande en toekomstige infrastructuur.
Communicatiecentrum (incl. parking) en evenementenweide
Voorkeurslocatie NIRAS
De realisatie van het communicatiecentrum op de oorspronkelijk locatie betekent zowel een verlies
aan landbouwgrond als inname van terrein voor nucleair gerelateerde activiteiten. Afhankelijk van
de inrichting van het gebied en het aantal evenementen dat er plaatsvindt, kan de
evenementenweide nog gecombineerd worden met agrarisch gebruik. Dit gebeurt nu ook al omdat
het terrein de laatste 2 jaren gebruikt werd als festivalterrein voor Graspop Metal Meeting. Het
festival zal ook in de toekomst nog kunnen plaatsvinden.
Het ruimteverlies voor nucleaire activiteiten kan genuanceerd worden omdat rekening gehouden
moet worden met exclusiezones rond de bestaande nucleaire inrichtingen. Een groot deel van de
voor het communicatiecentrum te herbestemmen zone komt sowieso niet meer in aanmerking voor
nucleaire doeleinden. Door dit gebied om te zetten naar een meer recreatieve bestemming kan
invulling gegeven worden aan de vereisten van het gewestplan om een groene buffer te voorzien
rond gebieden voor de vestiging van kerninstallaties en komen de bewoners van de Kastelsedijk
niet tegenover industriële bedrijvigheid te wonen door een verdere uitbreiding van Stenehei in
oostelijke richting.
Bij een kwaliteitsvolle vormgeving van de gebouwen en inrichting van het terrein kan het centrum
leiden tot een verbetering van de visuele waarde van het terrein. Het verstorend effect van de
parking voor de bewoners van de Kastelsedijk dient wel gemilderd te worden.
Het wandelpad rond de nucleaire site zorgt voor een verrijking van de (bestaande) toeristische
ontsluitingsinfrastructuur.
Alternatieve locatie – ontginningsplas Donk
Op de alternatieve locatie zal geen landbouwareaal ingenomen worden. Het centrum met parking
en evenementenweide zorgt op deze locatie wel voor meer visuele verstoring in vergelijking met
het voorkeurscenario. De inplanting ervan dient daarom gemilderd of vermeden te worden.
De fiets� en wandelroute kan eveneens gerealiseerd worden maar zal ten oosten van de
Gravenstraat kruisen met de mountainbikeroute. De hinder voor de mountainbikers wordt echter
beperkt geacht.
Bundeling communicatie�initiatieven
De provincie Antwerpen stelt in het Kaderplan Kempense Meren (december 2009) een recreatieve
poort voor ter hoogte van het Donkmeer. Deze zou een verbinding kunnen vormen tussen het
deelgebied van de Kempense Meren, de nucleaire zone en het open ruimtegebied van de valleien
van de Kleine Nete. Aangezien de Provincie bij de opmaak van dit kaderplan op de hoogte was van
de plannen van NIRAS om een communicatiecentrum te bouwen op de hoek van de Gravenstraat
en de Kastelsedijk en van de opmaak van een masterplan door VITO waarin eveneens sprake is
van een informatiecentrum, dringt de Provincie er op aan om de verschillende initiatieven te
bundelen en op elkaar af te stemmen zodat één plek kan aangeduid worden, waar het geheel de
som der delen overstijgt. Nog volgens de Provincie kan op die manier een toeristische poort op
regionaal niveau uitgebouwd worden, die een belangrijke toeristische meerwaarde kan bieden voor
de ganse streek.
53/62 22/000994
De bundeling van verschillende initiatieven is echter niet haalbaar. De provincie Antwerpen en
VITO beschikken op korte termijn niet over concrete plannen, terwijl NIRAS een strikte deadline
heeft voor de realisatie van de berging. NIRAS staat wel open voor overleg om synergieën te
zoeken met de initiatieven die in een latere fase gepland worden, bvb. van VITO, zodat op deze
manier toch een toeristisch knooppunt kan gevormd worden in de nabijheid van het Donkmeer.
Behoud maatschappelijk draagvlak
Het geïntegreerde project voor oppervlakteberging in Dessel biedt een oplossing voor een gevoelig
maatschappelijk probleem, namelijk het lange termijnbeheer van het categorie A�afval in België.
Het louter bergen van radioactief afval betekent een hypotheek zonder veel rechtstreekse baten
voor de lokale gemeenschap. Door de aard van het afval wordt voor een zeer lange termijn beslag
gelegd op terreinen die zouden kunnen gebruikt worden voor andere maatschappelijk nuttige
bestemmingen. Om tot een duurzame oplossing te komen met een zo groot mogelijk
maatschappelijk draagvlak, wordt daarom gestreefd naar een zo groot mogelijke integratie van het
bergingsproject in de lokale gemeenschap. Het communicatiecentrum is een belangrijke
randvoorwaarde voor de realisatie van het bergingsproject. Met de partnerschappen werd
overeengekomen dat op het moment dat de berging in 2016 in exploitatie gaat, er ook moet kunnen
gecommuniceerd worden over het project. Dit betekent dat het communicatie�centrum operationeel
moet zijn. De plannen voor het communicatiecentrum zijn dus onderhevig aan een strikte timing.
Het partnerschap van Dessel heeft als voorkeurslocatie voor de inplanting van het
communicatiecentrum duidelijk de hoek van de Gravenstraat en de Kastelsedijk naar voor
geschoven.
In het belang van het behoud van het maatschappelijk draagvlak moet er bijgevolg weloverwogen
omgesprongen worden met inplantingsalternatieven. De gesuggereerde inplantingsalternatieven
kunnen m.a.w. in beschouwing genomen worden indien uit de impactanalyse in dit plan�MER zou
blijken dat:
� de negatieve effecten ten gevolge van de inplanting van het communicatiecentrum op de
hoek van de Gravenstraat en de Kastelsedijk dermate belangrijk zijn dat een alternatieve
locatie is aangewezen. Het belang van deze effecten moet in verhouding staan tot het
belang van de realisatie van het bergingsproject binnen de vooropgestelde timing. De kans
is immers reëel dat een alternatieve locatie zal resulteren in een vertraging van de realisatie
van het communicatiecentrum en bijgevolg van het hele bergingsproject;
� er geen redelijke maatregelen kunnen genomen worden om de negatieve effecten ten
gevolge van de inplanting van het communicatiecentrum op de hoek van de Gravenstraat en
de Kastelsedijk te milderen tot een niveau dat redelijkerwijze aanvaardbaar is.
Uitbreiding Stenehei
De uitbreiding van Stenehei betekent een inname van landbouwgrond. De getroffen landbouwer(s)
dienen hiervoor gecompenseerd te worden. De visuele verstoring die het bedrijventerrein Stenehei
veroorzaakt voor de bewoners van de Kastelsedijk zal gemilderd moeten worden door het
realiseren van een groenscherm.
Door de herbestemming komt het plan tegemoet aan de vraag naar bijkomende KMO�zones.
Anderzijds betekent het plan een vermindering van het beschikbare areaal voor nucleaire
activiteiten. Dit kan echter genuanceerd te worden omwille van de veiligheidsparameters. Een deel
van het uitbreidingsgebied valt wel binnen de exclusiezone die door het FANC wordt voorgesteld.
Door de uitbreiding van Stenehei kan het festival Graspop Metal Meeting mogelijks niet meer
doorgaan binnen het plangebied.
54/62 22/000994
10.8.3 Milderende maatregelen
Bergingsmodules
Om de zichtbaarheid van de bergingsmodules te beperken dient de bosrand langs de Europalaan
behouden en verder ontwikkeld te worden. Langsheen de dienstweg van NV De Scheepvaart is de
landschapsverstoring significant. Het beekbegeleidend groen dient behouden te blijven. Langs het
kanaal kan een bomenrij tot aan de brug ontwikkeld worden om ook de westelijke tumuli visueel af
te schermen. In overleg met de bewoners langs de N118 kan ook langs deze baan een
groenafscherming gerealiseerd worden. De afstand tot de tumuli is echter relatief groot waardoor
de verstoring beperkt blijft. Mogelijks weegt voor de bewoners de afscherming niet op tegen het
verlies van het open ruimte gevoel door het realiseren van een groenscherm.
IPM
Er dienen geen milderende maatregelen genomen te worden.
Caissonfabriek
De ontbossing die nodig is voor de inplanting van de caissonfabriek moet zo veel mogelijk beperkt
worden. Bijkomende ontbossing voor werfstroken, opslag van materieel, … dient vermeden te
worden om de landschappelijke belevingswaarde langsheen het kanaal niet onnodig aan te tasten.
Kade en ontsluitingsroute
Voor de verstoring van de belevingswaarde door aanleg van een kade kunnen geen milderende
maatregelen geformuleerd worden.
De ontsluitingsroute die aantakt op de Europalaan geniet de voorkeur aangezien deze route geen
bestaande netwerkverbindingen doorsnijdt en de visuele verstoring beperkt blijft. De visuele
verstoring ten gevolge van de alternatieve ontsluitingsroutes langs het kanaal kan beperkt worden
door de scheiding tussen dienstweg en ontsluiting gepast in te kleden (vb. strook van 2 m
beplanting).
Laad en losactiviteiten mogen enkel plaatsvinden tijdens de dag.
Proefopstellingen
Er dienen geen milderende maatregelen genomen te worden.
Communicatiecentrum
Voorkeurslocatie NIRAS
Er dient een financiële compensatie voorzien te worden voor de landbouwpercelen die (permanent)
ingenomen worden.
Er moet gestreefd worden naar een kwalitatieve invulling van het terrein waardoor het
communicatiecentrum past in zijn omgeving. Permanente constructies van de evenementenweide
dienen vermeden te worden in het open landschap of voorzien te worden ter hoogte van het
communicatiecentrum. Om visuele verstoring voor de bewoners langs de Kastelsedijk te beperken,
is een bufferzone langs de Kastelsedijk en Gravenstraat aangewezen.
Overleg met de bewoners van de Kastelsedijk bij evenementen op de weide voor kleine
evenementen is aangewezen om de hinder te beperken. Grote evenementen in open lucht dienen
in aantal beperkt te worden. Een richtcijfer hiervoor kan een tweetal per jaar zijn.
Locatie Donkmeer
Indien het communicatiecentrum en de evenementenweide gerealiseerd worden op de alternatieve
locatie dient de belevingswaarde langs de waterplas en het kanaal behouden te blijven door bij het
55/62 22/000994
communicatiecentrum optimaal in te passen in de natuurlijke omgeving en de groenstructuur langs
het kanaal niet aan te tasten. Er dient een compensatie voorzien te worden voor de
landbouwpercelen die ingenomen worden.
Uitbreiding Stenehei
Er dient een financiële compensatie voorzien te worden voor de landbouwpercelen die ingenomen
worden.
De verstoringseffecten door de uitbreiding van het bedrijventerrein kunnen gemilderd worden door
de bosrand langs de Kastelsedijk zo veel mogelijk te behouden waardoor een transparant
groenscherm ontstaat. Op de oostelijke en zuideljike grens van terrein dient een visueel dicht
groenscherm voorzien te worden om de verstoring vanuit de omgeving te beperken.
Het groenscherm dient ten opzichte van de rooilijn, met uitzondering van de op� en afritten, een
breedte van 3 m te hebben. Het beplantingsplan van de niet�verharde delen en de voortuinstrook
dient bij de bouwaanvraag gevoegd te worden. De groenaanleg moet ten laatste gerealiseerd
worden in het eerstvolgende plantseizoen volgend op de datum van de voltooiing van de
bouwwerken.
11 Milieubeoordeling: radiologische effecten
In eerste instantie werd door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) in haar
MER�richtlijnen gevraagd om de kwalitatieve impact van de IPM en de berging te vergelijken met
de bestaande stralingsbeschemingsnormen voor het publiek. Hiervoor richt men zich op de
leidraden die deze toezichthoudende overheid oplegd en past men de bouw, wijze van exploitatie
en perimeterafstanden voor het publiek zo aan dat deze leidraden gerespecteerd worden.
De bergingsinstallatie zal op die wijze gebouwd, geëxploiteerd, beheerd en in een latere fase
institutioneel gecontroleerd worden dat aan volgende vereisten voldaan wordt :
� De effectieve dosis voor personen uit het publiek zal niet hoger zijn dan 1 mSv per jaar;
� De equivalente dosis voor personen uit het publiek zal niet hoger zijn dan 15 mSv per jaar
voor de ooglens en 50 mSv per jaar voor de huid.
Deze limieten gelden voor een totale blootstelling. Om er zeker van dat deze limiet niet
overschreden wordt, zal een dosisbeperking van 0,3 mSv voor personen van het publiek per jaar
gerespecteerd worden.
De IPM zal op die wijze gebouwd, geëxploiteerd en beheerd worden dat aan dezelfde vereisten als
beschreven voor de bergingsinstallatie voldaan wordt (0,3 mSv per jaar in een penaliserend
scenario van een persoon die een volledig jaar aan de draadperimeter verblijft).
M.b.t. bezoekers die onder begeleiding via de bezoekersgallerij de werkzaamheden in de IPM
kunnen waarnemen wordt de ontvangen dosis tot een minimum herleid door volgend ontwerp van
constructie uit te voeren:
� muren van maximaal 50cm dik;
� loodglas dat een equivalente afscherming biedt.
De cumulatieve impact van de site bestaat uit de impact van de geplande exploitatie van de IPM en
de huidige exploitatie van Belgoprocess. Deze cumulatieve impact dient onder de bestaande
exploitatievoorwaarden te blijven.
De kwantitatieve impact van de berginsinstallatie en IPM wordt besproken in het veiligheidsdossier
en het project�MER dat ingediend zal worden door NIRAS als exploitant voor de bergingsinstallatie
en BP als exploitant voor de IPM bij het FANC.
56/62 22/000994
Daarnaast werd op vraag van het FANC de radiologische impact op personen van het publiek die
aanwezig kunnen zijn in en rond het plangebied (bezoekers, personeel bezoekerscentrum …)
kwantitatief onderzocht onder normale bedrijfsomstandigheden van de omliggende nucleaire
installaties die momenteel in exploitatie zijn. De radiologische impact bij ongevalsomstandigheden
kwam niet aan bod in deze studie. De radiologische impact van de volgende omliggende nucleaire
installaties werd in het onderzoek opgenomen:
� Belgoprocess
� SCK•CEN
� Belgonucleaire
� FBFC International
De blootstelling aan ioniserende straling van personen die zich bevinden op één van bovenstaande
locaties kan plaatsvinden via verschillende blootstellingswegen. Enerzijds kunnen personen
blootgesteld worden aan de rechtstreekse (externe) straling van:
� stralingsbronnen die zich in de omgeving bevinden (bv. opslag van radioactiviteit in de
nabijheid);
� grondstraling afkomstig van een gecontamineerde bodem door bv. de droge en natte
depositie van radioactiviteit bij routine atmosferische lozingen van de omliggende installaties
en/of historische besmettingen;
� wolkstraling afkomstig van routine atmosferische lozingen van de omliggende installaties.
Anderzijds kunnen personen ook besmet en daarbij intern bestraald worden door:
� inhalatie van radioactiviteit die atmosferisch geloosd wordt door de omliggende nucleaire
installaties;
� inhalatie door re�suspensie van radioactief stof dat zich op de bodem afgezet heeft;
� ingestie van besmet voedsel. Deze blootstellingsweg is in het kader van deze studie weinig
relevant daar indien er al voedsel afkomstig van deze locaties zou geconsumeerd worden
de bijdrage in het totale dieet bijzonder klein zou zijn. Bovendien wordt de radioactiviteit in
de voedselketen continu opgevolgd in het kader van het Radiologisch toezichtprogramma in
België (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle in samenwerking met het Federaal
Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen: FANC/FAVV).
Om de verschillende blootstellingswegen goed in kaart te brengen werd enerzijds de rechtstreekse
stralingsbelasting onderzocht op basis van metingen. Anderzijds werd aan de hand van
atmosferische dispersiemodellen en gegevens betreffende de naar impact belangrijkste
atmosferische lozingen van radioactiviteit van de verschillende installaties de stralingsbelasting ter
hoogte van de drie locaties kwantitatief bepaald. Deze modelberekeningen kunnen zowel de
rechtstreekse stralingsbelasting omvatten van o.a. wolk en grondstraling als de interne bestraling
door bv. inhalatie. Indien relevant werd bij deze modelberekeningen een onderscheid gemaakt voor
verschillende leeftijdsgroepen en kon dus de impact op het meest kritische individu ingeschat
worden. Als conservatieve benadering werd verondersteld dat de personen zich altijd op de
beschouwde locatie bevinden.
Betreffende de stralingsbelasting die men kan verwachten voor personen van het publiek ter
hoogte van de 3 voorgestelde inplantingsplaatsen voor het communicatiecentrum in de noordelijke
nucleaire zone Mol/Dessel ten gevolge van de nucleaire activiteiten in de omgeving (Belgoprocess,
SCK•CEN, Belgonucleaire en FBFC ) kan besloten worden dat:
� In�situ metingen van de rechtstreekse straling met een zeer hoge ruimtelijke resolutie op
geen enkele plaats in de 3 desbetreffende zones enige verhoging t.o.v. de normale
achtergrondwaarden vastgesteld hebben
57/62 22/000994
� Een analyse van de resultaten van vaste meetinstrumenten (TELERAD en TLD metingen)
over meerdere jaren geen aanwijzing geven dat de rechtstreekse straling ter hoogte van de
3 beschouwde zones zou verhoogd zijn. Lokale verhogingen op de domeinen van de
omliggende installaties zelf zijn wel aanwezig. Extrapolotie is door het beperkt aantal
meetpunten moeilijk.
� Modelberekeingen van de naar impact belangrijkste atmosferische lozingen door de
verschillende omliggende nucleaire installaties een maximale stralingsbelasting (effectieve
dosis, meest kritische individu) van 7 MSv/jaar (zone Hoek Gravenstraat/Kastelsedijk), 10
MSv/jaar (zone Isotopolis) en 15 MSv/jaar (zone Donkmeer). Het betreft realistische
berekeningen maar met een aantal conservatieve aannames (bv. lozingslimieten
Belgonucleaire i.p.v. reële lozingsgegevens). De dominante bijdrage tot deze dosis voor alle
zones is de atmosferische lozing van radon.
� De gevonden waarden voor alle zones zijn verwaarloosbaar t.o.v. de dosislimieten voor het
publiek van 1 mSv/jaar (1000 MSv/jaar) en zeker ten opzichte van de gemiddelde
blootstelling aan natuurlijke straling in Vlaanderen (2100 MSv/jaar).
12 Besluit
12.1 Niet,radiologische effecten
12.1.1 Effecten planonderdelen
De impact van de realisatie van het planvoorstel zoals voorgesteld in het plan�MER blijft in het
algemeen beperkt. Slechts op enkele vlakken worden significant negatieve effecten verwacht en
deze effecten kunnen op korte of iets langere termijn gemilderd of gecompenseerd worden.
De westelijk gelegen bergingsmodules vallen voor het overgrote deel samen met een biologisch
waardevolle rompgemeenschap van droge heide. Verlies van dit zeer waardevol heiderelict wordt
als significant negatief beoordeeld. Dit effect zal gecompenseerd worden door middel van
natuurcompensatie, zoals voorzien in de wetgeving.
Vermits het huidige omgevingsgeluid binnen het plangebied laag tot zeer laag is, is het ganse
plangebied zeer kwetsbaar voor bijkomende geluidsverstoring. Op basis van de vergelijking van de
geluidscontourenkaarten met de territoriumkaart voor broedvogels wordt geoordeeld dat zowel de
soortenrijkdom van de avifauna in het gebied als de aantallen broedvogels significant negatief
kunnen worden beïnvloed door de uitvoering van het plan. Dit effect kan gemilderd worden door
bouwwerken op te starten vóór de aanvang van het broedseizoen en door uitbreiding van het
heideareaal door omvorming van minder waardevolle bossen.
De planuitvoering zal een lichte tot potentieel significant negatieve impact hebben (vnl. door de
inplanting van de westelijke reeks bergingsmodules) op de instandhouding van de droge oost�
westverbinding, indien geen milderende maatregelen worden toegepast. Deze impact kan deels
worden gemilderd door de verbetering of ontwikkeling van droge schrale ecotopen binnen de delen
van het plangebied die gevrijwaard blijven. Op deze wijze wordt de potentieel significant negatieve
impact op de droge oost�west corridor omgebogen tot een neutrale of zelfs eerder licht positieve
impact. Hierover werd al overleg gepleegd met ANB.
De extra verkeersgeneratie die de ontwikkeling van het plangebied met zich mee brengt is op zich
relatief beperkt, maar anno 2016 zal de performantie van het beschreven wegennetwerk en de
draagkracht van de omgeving door de enorme verkeersvraag in de onmiddellijke omgeving van het
plangebied ondanks het doorvoeren van een aantal maatregelen nog steeds zo ver aangetast zijn
dat nagenoeg elke stijging van de verkeersintensiteiten tijdens de spitsuren, onafhankelijk van de
58/62 22/000994
autonome groei, grote (negatieve) effecten met zich zal meebrengen met betrekking tot de
bereikbaarheid, doorstroming, verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid. Deze situatie zal sterk
verbeteren na het uitvoeren van een aantal bijkomende infrastructuurmaatregelen, die evenwel
buiten het opzet van dit plan vallen, maar waarvoor wel al het nodige studie� en/of planningswerk
werd opgestart.
12.1.2 Vergelijking alternatieven
12.1.2.1 Communicatiecentrum
Inplanting
In onderstaande tabel worden de belangrijkste te verwachten impacten van de inplanting van het
communicatiecentrum ter hoogte van de hoek van de Gravenstraat en de Kastelsedijk enerzijds en
het Donkmeer anderzijds nog eens samengevat per discipline:
Discipline Hoek Gravenstraat/ Kastelsedijk
Donkmeer
Mens & mobiliteit 0 0
Bodem 0 0
Water 0 0
Lucht 0 0
Fauna en flora
Direct ruimteverlies �� �
Verstoringseffecten 0 ��
Netwerkeffecten �� 0
Landschap
Ruimtebeslag � ��
Visuele aspecten � ��
Mens – socio&organisatorische aspecten, hinder, gezondheid
Inname landbouwgrond � 0
Verstoring � �
Uit bovenstaande tabel kan afgeleid worden dat er vanuit milieuoogpunt geen duidelijke voorkeur is
voor één van beide inplantingsalternatieven. Beide locaties hebben voor� en nadelen.
De Provincie Antwerpen heeft in het kader van het kaderplan Kempense Meren gesuggereerd om
verschillende geplande initiatieven in de nabijheid van het Donkmeer (communicatiecentrum
NIRAS, toeristische poort Provincie, informatiecentrum VITO) te bundelen en op elkaar af te
stemmen zodat één plek kan aangeduid worden, waar het geheel de som der delen overstijgt. Nog
volgens de Provincie kan op die manier een toeristische poort op regionaal niveau uitgebouwd
worden, die een belangrijke toeristische meerwaarde kan bieden voor de ganse streek. Bundeling
zou een argument kunnen zijn voor de inplanting van het communicatie�centrum aan het
Donkmeer, maar de bundeling van verschillende initiatieven op deze locatie is op korte termijn niet
haalbaar. De Provincie Antwerpen en VITO beschikken op korte termijn niet over concrete plannen,
terwijl NIRAS tegen een strikte deadline aankijkt voor de realisatie van de berging. Voor het behoud
van het maatschappelijk draagvlak voor de berging is het immers essentieel dat er
gecommuniceerd kan worden op het moment dat de berging in exploitatie gaat en het partnerschap
van Dessel heeft ook expliciet de locatie op de hoek van de Kastelsedijk en de Gravenstraat naar
voor geschoven als voorkeurslocatie voor de inplanting van het communicatiecentrum.
59/62 22/000994
NIRAS staat wel open voor overleg om synergieën te zoeken met de initiatieven die in een latere
fase gepland worden, bvb. van VITO, zodat op deze manier toch een toeristisch knooppunt kan
gevormd worden in de nabijheid van het Donkmeer.
Ontsluiting
De ontsluiting van het communicatiecentrum via een nieuw aan te leggen weg ten zuiden van het
bedrijventerrein Stenehei met een nieuwe aansluiting op de N118 is op vlak van bereikbaarheid van
het communicatiecentrum, landschappelijke verstoring, verlies van vegetatie en versnippering van
het landschap minder gunstig dan de voorkeursontsluiting van NIRAS via bestaande wegenis. Met
betrekking tot geluidshinder, leefbaarheid voor de Kastelsedijk en veiligheid scoort de alternatieve
ontsluitingsweg wel beter.
12.1.2.2 Ontsluiting kade/caissonfabriek
Ontsluiting van de kade/caissonfabriek via een verbindingsweg omheen de berging naar de
Europalaan is de beste oplossing op vlak van veiligheid (zichtbaarheid en conflicten). Met
betrekking tot de bereikbaarheid voor fietsers en de bereikbaarheid van het kanaal scoren alle
alternatieven even goed. De impact op de luchtkwaliteit is voor de 3 routes te verwaarlozen.
Vanuit de discipline natuur gaat de voorkeur duidelijk uit naar de alternatieve ontsluitingsroutes.
Immers, bij elk van de twee varianten wordt er ca. 1 ha minder natuur aangetast in vergelijking met
de ontsluitingsroute omheen de berging, en moet er significant minder waardevolle tot zeer
waardevolle natuur verdwijnen. Binnen de alternatieve routes gaat een lichte voorkeur uit naar
route 2.
De ontsluitingsweg omheen de berging heeft ook de grootste ruimte�inname ten aanzien van
landschap tot gevolg. Voor de alternatieve routes is de ruimte�inname beperkter. De
ontsluitingsweg omheen de berging sluit wel maximaal aan bij de geplande infrastructuur, zijnde de
caissonfabriek, de IPM en de bergingsmodules. Hierdoor blijft de bijkomende verstoring door de
weg beperkt. De alternatieve ontsluitingsroutes zorgen voor een bijkomende visuele verstoring van
de kanaalzone. Ze lopen immers volledig of gedeeltelijk parallel met de dienstweg van NV De
Scheepvaart.
12.1.2.3 Kade
Het gebruik van alternatieve kades (sas 7 en Mol Donk) wordt vanuit de discipline mobiliteit als
negatief beoordeeld aangezien dit betekent dat er nog natransporten per vrachtwagen nodig zullen
zijn. Ook vanuit de discipline lucht wordt de voorkeur gegeven aan de aanleg van een loskade
vlakbij de fabriek. Omgerekend per tonkilometer verbruikt een binnenschip veel minder brandstof
en veroorzaakt het duidelijk minder luchtvervuiling dan andere transportvormen.
Door de aanleg van een laad� en loskade en de caissonfabriek zal de groenstructuur langs het
kanaal onderbroken worden. Dit heeft een negatief effect op de landschappelijke
verbindingsfunctie. Bij het gebruik van een alternatieve kade zal dit effect niet optreden.
Geluidshinder voor de bewoners van de Boeretang zal bij het gebruik van een alternatieve kade
ook niet optreden, maar verplaatst zich dan vermoedelijk naar een andere locatie.
60/62 22/000994
12.1.3 Overzicht ruimtelijke relevante milderende maatregelen
In de verschillende disciplines worden tal van milderende maatregelen voorgesteld om de impact
van de realisatie van het plan te milderen.
In wat volgt wordt enkel ingegaan op de ruimtelijk relevante milderende maatregelen die kunnen
doorwerken in het op te stellen RUP voor het communicatiecentrum.
Het is aangewezen om in het ontwerp of de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP voor
het communicatiecentrum rekening te houden met de volgende milderende maatregelen:
� mogelijkheden voorzien voor waterbuffering en infiltratie;
� zoveel mogelijk gebruik maken van waterdoorlatende materialen bij de aanleg van parkings
e.d.;
� gescheiden afvoer van hemelwater en afvalwater;
� ruimte laten voor heraanleg kruispunt Kastelsedijk – Gravenstraat – Boeretangsedreef
omwille van verkeersveiligheidsredenen. Dit kan door het opleggen van een bouwvrije
strook, een achteruitbouwafstand, …;
� opleggen van voldoende parkeerplaatsen voor het communicatiecentrum;
� beperkingen opleggen met betrekking tot de periode, de duurtijd en de frequentie van de
evenementen zal een belangrijk aspect in de hinderbeleving vormen;
� de evenementenweide enkel inrichten op de minder waardevolle (raaigras)akkers en het
bosje met Amerikaanse eik. De biologisch zeer waardevolle zone met eikenberkenbos,
droge heide en struisgrasland, net ten zuiden van het raaigrasland, kan in geen geval
worden ingenomen door de evenementenweide en/of het wandelpad. Het pad dient zo
perifeer mogelijk aangelegd te worden omwille van verstoringseffecten op vogels en
reptielen.
� er dient een voldoende brede groenbuffer langs de Kastelsedijk aangelegd te worden
waardoor dynamische verstoring t.a.v. fauna en landschapsverstoring en visuele hinder
t.a.v. de bewoners van de Kastelsedijk vermeden kan worden
� permanente constructies van de evenementenweide dienen vermeden te worden in het
open landschap of voorzien te worden ter hoogte van het communicatiecentrum.
� de aantasting van de droge oost�westverbinding door de inplanting van verschillende
planonderdelen ter hoogte van de enige overblijvende corridor in het oosten van het
plangebied kan worden gemilderd door een strook van minstens 100 tot 150 m
aaneengesloten groenbuffer te vrijwaren tussen de afschermingsdraad van Belgoprocess en
de Kastelsedijk. Dit is echter niet mogelijk met het voorgestelde planprogramma waarin men
een communicatiecentrum (incl. parking en evenementenweide) en een
demonstratieproefopstelling voorziet tussen de Kastelsedijk en Gravenstraat, evenals een
uitbreiding van de KMO�zone Stenehei. Mogelijke alternatieve opties voor behoud van de
corridorfunctie van het plangebied zijn:
� Verschuiven van de afschermingsdraad in zuidelijke richting, met name vanaf het
punt ten oosten van de gebouwen van Belgoprocesss; hierdoor kan wellicht een
voldoende brede corridor (100 tot 150m) worden aangehouden voor de Ree; deze
maatregel dient in overleg met de lokale Wildbeheerseenheid te worden genomen en
is mede afhankelijk van het al dan niet bestaan van andere reewissels die de oost�
west verbinding verzekeren. Deze piste lijkt evenwel niet realistisch aangezien deze
ingrijpt op de bedrijfsvoering van Belgoprocess;
� Inrichting van een volwaardige groenbuffer van minstens 100 m breed, deels ten
noorden en deels ten zuiden van de afschermingsdraad van Belgoprocess: de
61/62 22/000994
groenbuffer omvat eerst een zone ten noorden van de site van Belgoprocesss maar
buigt in de oostelijke zone, éénmaal voorbij de gebouwen van Belgoprocesss, licht af
naar het zuiden zodat nog ten zuiden van de proeftumulus deze groenbuffer met een
voldoende breedte kan worden doorgetrokken. De afschermingsdraad kan maar hoeft
op zich niet te worden verplaatst. Deze groenbuffer dient te worden opgebouwd uit
een combinatie van droge heide en zomereikenberkenbos waarbij de rust�, licht� en
visuele verstoring vanuit de aangrenzende planonderdelen tot een minimum moet
worden beperkt
Indien er voor geopteerd zou worden om het communicatiecentrum toch aan het Donkmeer in te
planten dient rekening gehouden te worden met de volgende maatregelen:
� Voldoende aandacht besteden aan de landschappelijke inpassing van het centrum. Zo moet
het verlies aan beboste oppervlakte en oeverzone zo veel mogelijk beperkt worden. Het
ontwerp kan gebaseerd worden op het principe van een vogelkijkhut waarbij men binnen het
gebouw een mooi zicht heeft over de plas maar waarbij het gebouw vanuit de omgekeerde
richting niet opvalt in de omgeving.
� De zichtbaarheid van het communicatiecentrum van de kanaalzone moet minimaal zijn. De
groenstructuur langs het kanaal mag niet aangetast worden.
12.2 Radiologische effecten
De bergingsinstallatie en de IPM zullen op dergelijke wijze gebouwd, geëxploiteerd en beheerd
worden dat personen van het publiek, conform de internationale regelgeving, blootgesteld zullen
worden aan een dosisbeperking van maximaal 0,3 mSv/jaar in een penaliserend scenario van een
persoon die een volledig jaar aan de draadperimeter verblijft.
Betreffende de stralingsbelasting van de bestaande nucleaire installaties die men kan verwachten
voor personen van het publiek ter hoogte van de 3 voorgestelde inplantingsplaatsen voor het
communicatiecentrum in de noordelijke nucleaire zone Mol/Dessel ten gevolge van de nucleaire
activiteiten in de omgeving (Belgoprocess, SCK•CEN, Belgonucleaire en FBFC ) kan besloten
worden dat:
� In�situ metingen van de rechtstreekse straling met een zeer hoge ruimtelijke resolutie op
geen enkele plaats in de 3 desbetreffende zones enige verhoging t.o.v. de normale
achtergrondwaarden vastgesteld hebben
� Een analyse van de resultaten van vaste meetinstrumenten (TELERAD en TLD metingen)
over meerdere jaren geen aanwijzing geven dat de rechtstreekse straling ter hoogte van de
3 beschouwde zones zou verhoogd zijn. Lokale verhogingen op de domeinen van de
omliggende installaties zelf zijn wel aanwezig. Extrapolotie is door het beperkt aantal
meetpunten moeilijk.
� Modelberekeingen van de naar impact belangrijkste atmosferische lozingen door de
verschillende omliggende nucleaire installaties een maximale stralingsbelasting (effectieve
dosis, meest kritische individu) van 7 MSv/jaar (zone Hoek Gravenstraat/Kastelsedijk), 10
MSv/jaar (zone Isotopolis) en 15 MSv/jaar (zone Donkmeer). Het betreft realistische
berekeningen maar met een aantal conservatieve aannames (bv. lozingslimieten
Belgonucleaire i.p.v. reële lozingsgegevens). De dominante bijdrage tot deze dosis voor alle
zones is de atmosferische lozing van radon.
� De gevonden waarden voor alle zones zijn verwaarloosbaar t.o.v. de dosislimieten voor het
publiek van 1 mSv/jaar (1000 MSv/jaar) en zeker ten opzichte van de gemiddelde
blootstelling aan natuurlijke straling in Vlaanderen (2100 MSv/jaar).
62/62 22/000994
Kantoren ARCADIS Belgium
Kantoren ARCADIS Engineering & Consulting www.arcadisbelgium.be
Berchem�Antwerpen
Posthofbrug 12
B�2600 Berchem
T +32 3 360 83 00
F +32 3 360 83 01
Hasselt
Eurostraat 1 bus 1
B�3500 Hasselt
T +32 11 28 88 00
F +32 11 28 88 01
Gent
Kortrijksesteenweg 302
B�9000 Gent
T +32 9 242 44 44
F +32 9 242 44 45
Brussel
Koningsstraat 80
B_1000 Brussel
T +32 2 505 75 00
F +32 2 505 75 01
Charleroi
119, Avenue de Philippeville
B_6001 CharIeroi
T +32 71 298 900
F +32 71 298 901
Luik
Rue des Guillemins 26, 2e
verd.
B�4000 Luik
T +32 4 349 56 00
F +32 4 349 56 10
ARCADIS Belgium nv/sa BTW BE 0426.682.709 RPR BRUSSEL ING 320�0687053�72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 SWIFT BIC BBRUBEBB
Maatschappelijke zetel
Brussel
Koningsstraat 80
B�1000 Brussel
Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening. Detachering van projectmedewerkers.