het aanbod aan draagvlakversterking voor … · 2016. 8. 10. · naast het aanbod, is tevens de...
TRANSCRIPT
Het aanbod aan
draagvlakversterking voor
ontwikkelingssamenwerking
in België Analyse van de verleners en
ontvangers van subsidies en hun
activiteiten en doelgroepen
Tom De Bruyn
HET AANBOD AAN
DRAAGVLAKVERSTERKING VOOR
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
IN BELGIË Analyse van de verleners en ontvangers
van subsidies en hun activiteiten en
doelgroepen
Tom De Bruyn
Projectleiding: Jan Van Ongevalle
Onderzoek in opdracht van DGD en VLIR-UOS
Gepubliceerd door
KU Leuven
HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving
Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven
www.hiva.be
D/2012/4718/2 – ISBN 9789055504879
© 2012 HIVA-KU Leuven Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,
microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in
writing from the publisher.
Inh
ou
d
5
Inhoud
Lijst afkortingen 7
Lijst tabellen 9
Lijst figuren 11
1 | Inleiding 15 1.1 Algemene doelstelling en onderzoeksactiviteiten 15
1.1.1 Aanleiding 15 1.1.2 Doelstelling en onderzoeksactiviteiten 15 1.1.3 Eerste onderzoeksactiviteit: identificatie innovatieve
praktijken 16 1.1.4 Tweede en derde onderzoeksactiviteiten: mapping vraag
en aanbod en doelgroepen 17 1.2 Opbouw van het rapport 17 1.3 Methodologie 18
1.3.1 Methodologische uitdagingen 18 1.3.2 Identificatie van organisaties via subsidieverleners 23 1.3.3 Identificatie van activiteiten en doelgroepen bij
belangrijkste initiatiefnemers 25
2 | Budgetten en subsidieverleners 27 2.1 Totaalbudget 27 2.2 Directoraat Generaal Ontwikkelingssamenwerking 29
2.2.1 D3 Niet-gouvernementele programma’s 30 2.2.2 D5 Sensibiliseringsprogramma’s 32 2.2.3 D2.2 Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid 34
2.3 Federale overheidsdiensten 34 2.4 Regionale overheid 35
2.4.1 Vlaamse Agentschap voor Internationale Samenwerking 35 2.4.2 Wallonie-Bruxelles International 39 2.4.3 Duitstalige Gemeenschap 40
Inh
ou
d
6
2.5 Provincies 40 2.6 Gemeenten 42 2.7 Conclusie 44
3 | Gesubsidieerde organisaties 47 3.1 NGO’s 47
3.1.1 Wetgevend kader 47 3.1.2 Belangrijkste organisaties 48
3.2 Vzw’s of de particuliere vierde pijler 50 3.3 Gemeenten 51
3.3.1 Universitaire en wetenschappelijke instellingen 52 3.4 Scholen en onderwijzend personeel 52 3.5 Werknemersorganisaties 53 3.6 Cultuur en media 53 3.7 Conclusie 55
4 | Draagvlakversterkende activiteiten 57 4.1 Typologie draagvlakversterkende activiteiten 57 4.2 Organisatie van draagvlakversterkende activiteiten 59
4.2.1 Eigen activiteiten van subsidieverleners 59 4.2.2 Activiteiten van NGO’s 60 4.2.3 Onderwerpen van NGO’s 72
4.3 Conclusie 73
5 | Doelgroepen 75 5.1 Algemene analyse NGO’s 75 5.2 Analyse per doelgroep 80
5.2.1 Onderwijs en jongeren 80 5.2.2 Beleidsverantwoordelijken en overheid 82 5.2.3 NGO’s, vierde pijler, middenveld en vakbonden 84 5.2.4 Vrijwilligers en medewerkers organisatie 84 5.2.5 Groot publiek en achterban 84 5.2.6 Media en opiniemakers 85 5.2.7 Bedrijven 85
5.3 Conclusie 85
6 | Afstemmingsinitiatieven 87
7 | Conclusie 91 7.1 Inleiding 91 7.2 Belangrijkste bevindingen 92
7.2.1 Terminologie 92 7.2.2 Subsidieverleners 92 7.2.3 Aanbieders 93 7.2.4 Activiteiten en doelgroepen 93
7.3 Aanbevelingen en verdere stappen 94 7.3.1 Meer overleg en afstemming tussen subsidieverleners 94 7.3.2 Eenduidige terminologie 94 7.3.3 Effectiviteit meten 94 7.3.4 Niet bereikte doelgroepen identificeren en bevragen 94
Lijs
t a
fko
rtin
ge
n
7
Lijst afkortingen
BIS Beweging voor Internationale Solidariteit
BFVZ Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid
BOF Belgisch Overlevingsfonds
BSO Beroepssecundair onderwijs
BTC Belgische Technische Coöperatie
BUSO Buitengewoon secundair onderwijs
CADTM Comité pour l’annulation de la dette du Tiers Monde
CASIW Cellule d’Appui pour la Solidarité internationale wallonne
CIUF-CUD Conseil interuniversitaire de la Communauté française - Commission
universitaire pour le Développement
CNCD Centre national de Coopération au Développement
DGD Directorate General for Development
EF Entraide et Fraternité
FOD Federale Overheidsdienst
FOS Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking
HIVA Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving
IFSI Institut de Formation syndicale internationale
IIAV Instituut voor Internationale Arbeidsvorming
IPIS International Peace Information Service
ITG Instituut voor Tropische Geneeskunde
KLB/ALC Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur
KMMA Koninklijk Museum voor Midden Afrika
MDG Millennium Development Goals
N.N.G.
OWW
Niet nader gespecifieerd
Oxfam wereldwinkels
POC Paritair Overlegcomité
SFDW-FSTM Steunfonds Derde Wereld - Fonds de Soutien Tiers Monde
Lijs
t a
fko
rtin
ge
n
8
TSO Technisch secundair onderwijs
UVCW Union des Villes et des Communes de Wallonie
VAIS Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking
VLIR-UOS Vlaamse Interuniversitaire Raad - Universitaire Ontwikkelingssamen-
werking
VODO Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling
VVSG Vlaamse Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
WBI Wallonie-Bruxelles International
W.G.
WSM
Wel gespecifieerd
Wereldsolidariteit - Solidarité mondiale
Lijs
t ta
be
lle
n
9
Lijst tabellen
Tabel 1.1 Overzichtstudies van draagvlakinitiatieven in België 21
Tabel 2.1 Budget activiteiten Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur per
provincie en het Brussels Gewest voor 2009 34
Tabel 2.2 Begunstigde organisaties van subsidies ontwikkelingseducatie
VAIS 2007-2009 met aandeel in totaal budget 37
Tabel 2.3 Begunstigde organisaties van VAIS voor loonsubsidiëring, naar
aandeel in % van het totaalbudget 2009 38
Tabel 3.1 Particuliere vierde pijlerorganisaties en andere vzw’s die in
totaal meer dan 10 000 euro ontvingen tussen 2007-2009 voor
draagvlakversterking van diverse overheden 51
Tabel 3.2 Door DGD D3.2 gesubsidieerde wetenschappelijke en
universitaire instellingen voor periode 2007-2009 52
Tabel 3.3 Door DGD D5 gesubsidieerde culturele organisaties, media
en festivals voor periode 2007-2009 54
Tabel 3.4 Actoren die draagvlakversterkende initiatieven verschaffen 56
Tabel 4.1 Eigen initiatieven van overheden met betrekking tot vierde
pijler 60
Tabel 4.2 Aandeel van organisaties dat zich richt op type van
actiedoelstelling (in %) 61
Lijs
t fig
ure
n
11
Lijst figuren
Figuur 2.1 Uitgaven draagvlakversterking per budgethouder 2007-2009
(in miljoen euro) 28
Figuur 2.2 Uitgaven draagvlakversterking per dienst DGD 2007-2009 (in
miljoen euro) 30
Figuur 2.3 Uitgaven draagvlakversterking voor D5 2007-2009 (in 1000
euro) 33
Figuur 2.4 Uitgaven voor draagvlakversterking VAIS 2007-2009 (in 1000
euro) 36
Figuur 2.5 Uitgaven voor draagvlakversterking WBI2007-2009 (in 1000
euro) volgens cijfers van het WBI en die van DGD 40
Figuur 3.1 Aangevraagd budget bij DGD voor Belgische NGO’s (incl.
20% eigen middelen) voor 2011-2013 in euro (enkel de 25
grootste budgetten) 49
Figuur 4.1 Aandeel van organisaties volgens aantal actiedoelstellingen 61
Figuur 4.2 Types van actiedoelstellingen volgens aantal en
budgetverdeling 62
Figuur 4.3 Specifieke activiteiten naar aandeel in het budget en naar
aandeel in het totaal aantal activiteiten van de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 63
Figuur 4.4 Informatievoorzieningsactiviteiten naar aandeel in het
budget en naar aandeel in het totaal aantal
informatievoorzieningsactiviteiten van de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 64
Figuur 4.5 Sensibiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar
aandeel in het totaal aantal sensibiliseringsactiviteiten van de
Lijs
t fig
ure
n
12
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 65
Figuur 4.6 Educatieactiviteiten naar aandeel in het budget en naar
aandeel in het totaal aantal educatieactiviteiten van de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 66
Figuur 4.7 Mobiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar
aandeel in het totaal aantal mobiliseringsactiviteiten van de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 67
Figuur 4.8 Lobby/advocacyactiviteiten naar aandeel in het budget en
naar aandeel in het totaal aantal
lobby/advocacyactiviteiten van de driejarenprogramma’s
van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 68
Figuur 4.9 Onderzoeksactiviteiten naar aandeel in het budget en naar
aandeel in het totaal aantal onderzoeksactiviteiten van de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 69
Figuur 4.10 Netwerkingsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar
aandeel in het totaal aantal netwerkingsactiviteiten van de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 70
Figuur 4.11 Capaciteitsversterkingsactiviteiten naar aandeel in het
budget en naar aandeel in het totaal aantal
versterkingsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de
door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 71
Figuur 4.12 Thema volgens aantal keer als onderwerp van activiteit
vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD
gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 72
Figuur 5.1 Aandeel van NGO’s en activiteiten dat zich op bepaalde
doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal aantal NGO’s -
enkel top 20 weergegeven – en totaal aantal activiteiten)
vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD
gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 76
Figuur 5.2 Verdeling van budget over doelgroepen vermeld in de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 77
Figuur 5.3 Aandeel van type actiedoelstellingen dat zich op bepaalde
doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal
actiedoelstellingen voor die doelgroep) vermeld in de
Lijs
t fig
ure
n
13
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 (1) 78
Figuur 5.4 Aandeel van type activiteiten dat zich op bepaalde
doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal per type
activiteit vermeld in de driejarenprogramma’s van de door
DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011) (2) 79
Figuur 5.5 Verdeling van budget binnen doelgroep onderwijs vermeld in
de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 80
Figuur 5.6 Verdeling van budget binnen doelgroep jongeren vermeld in
de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 81
Figuur 5.7 Verdeling van budget binnen doelgroep
beleidsverantwoordelijken vermeld in de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 82
Figuur 5.8 Verdeling van budget binnen doelgroep overheid vermeld in
de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 83
Figuur 5.9 Verdeling van budget binnen doelgroep NGO vermeld in de
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde
NGO’s voor het jaar 2011 84
ho
ofd
stu
k 1
|
Inle
idin
g
15
1 | Inleiding
1.1 Algemene doelstelling en onderzoeksactiviteiten
1.1.1 Aanleiding
In België trachten tal van verschillende actoren het draagvlak voor ontwikkelings-
samenwerking te versterken. De federale overheid alleen al maakt jaarlijks bij-
voorbeeld een bedrag van om en bij de 25 miljoen euro vrij om (delen van) de
bevolking te informeren, te sensibiliseren en te mobiliseren voor het thema. Al-
hoewel er een aantal initiatieven bestaan die het aanbod aan draagvlakversterkende
initiatieven gedeeltelijk in kaart brengen of hebben gebracht, ontbreekt het aan een
algemeen overzicht van wie de belangrijkste actoren zijn die dergelijke activiteiten
ontplooien of financieren, de meest voorkomende doelgroepen van deze activitei-
ten alsook de aard van de activiteiten. Naast het aanbod, is tevens de vraag naar
draagvlakversterking over het algemeen weinig gekend (enkele specifieke doel-
groepen daargelaten). Om een effectiever beleid rond draagvlakversterking op te
stellen is het dan ook noodzakelijk om een beter beeld te krijgen van de vraag en
het aanbod aan draagvlakversterkende actoren en activiteiten, evenals hun doel-
groepen. Dit is de uitdaging van dit luik van het PULSE onderzoeksplatform.1
1.1.2 Doelstelling en onderzoeksactiviteiten
De algemene doelstelling van het luik vraag en aanbod van het PULSE onder-
zoeksplatform luidt als volgt:
Een systematische mapping van de educatieve- en sensibiliseringsactiviteiten en het respectieve-
lijke doelgroepbereik van de verschillende ontwikkelingssamenwerkings- en andere actoren in
1 Voor meer informatie over het PULSE onderzoeksplatform,incl. de andere onderzoeksluiken, zie www.pulse-
oplatform.com.
ho
ofd
stu
k 1
|
Inle
idin
g
16
België, levert inzichten in de aanbodzijde en de vraagzijde voor draagvlakversterking in België
met het oog op een betere afstemming tussen beiden.
Meer specifiek valt dit uiteen in de volgende onderzoeksactiviteiten:
1. overzicht bestaande innovatieve praktijken in draagvlakversterking via
bevraging in binnen- en buitenland;
2. mapping van de actoren en types draagvlakversterkende activiteiten via
rechtstreekse bevraging of via bestaande bronnen, inventarissen;
3. analyse van bereikte/niet-bereikte doelgroepen (blinde vlekken in aan-
bod);
4. kwalitatieve bevraging van niet-bereikte doelgroepen over hun verwach-
tingen met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking;
5. identificatie van alternatieve methoden om verschillende doelgroepen te
bereiken.
1.1.3 Eerste onderzoeksactiviteit: identificatie innovatieve praktijken
Voor de eerste onderzoeksactiviteit hebben we een reeks specialisten uit de aca-
demische, civiele en overheidswereld bevraagd in binnen- en buitenland, alsook
bestaande literatuur doorgenomen. Dit leidde tot een eerste typologie van draag-
vlakversterkende initiatieven, waarin specifieke aandacht werd besteed aan initia-
tieven die door de respondenten als vernieuwend of veelbelovend werden be-
schouwd. Tevens werd een inschatting gemaakt van bereikte en niet-bereikte
doelgroepen en gekende afstemmingsinitiatieven. Daarnaast identificeerden we
een aantal uitdagingen voor de toekomst. Het werkdocument ‘Draagvlakverster-
king: innovatieve praktijken, doelgroepenbereik, afstemming tussen vraag en aan-
bod’ uit februari 20102 is de weerslag van deze studie.
De analyse confronteerde ons met twee grote problemen. Ten eerste met de
moeilijkheid om innovatieve praktijken te identificeren zonder een goed begrip te
hebben van het bestaande aanbod. Alhoewel er veel initiatieven worden genomen
op het vlak van draagvlakversterking, zijn er slechts weinig actoren in België en
het buitenland die een overzicht hebben over wat de huidige stand van zaken is.
In de oorspronkelijke opzet van het onderzoek gingen we er immers van uit dat
vernieuwende methoden makkelijk te identificeren waren, omdat de gemeenschap
van draagvlakactoren hier inzicht in had. Zoals we verder in deze inleiding zullen
zien, maakt de vaagheid van het begrip ‘draagvlakversterking’, de veelheid aan ac-
toren en de beperkte overzichten van het aanbod en de vraag dat dit niet zo is.
Ten tweede konden innovatieve praktijken moeilijk worden geïdentificeerd, om-
dat er weinig geweten is over de effectiviteit van de bestaande initiatieven. Een
2 Zie De Bruyn T. (2010), Draagvlakversterking: innovatieve praktijken, doelgroepenbereik, afstemming tussen
vraag en aanbod, PULSE, HIVA-KU Leuven, Leuven, te vinden op de website www.pulse-oplatform.com.
17
h
oo
fdst
uk
1 |
In
leid
ing
innovatieve en succesvolle praktijk dient immers te hebben bewezen dat ze inder-
daad minstens haar doelgroep heeft bereikt en mogelijk ook een effect heeft gehad
op deze doelgroep. Effectiviteitsmeting blijkt net de grote hinderpaal te zijn in
draagvlakversterking. Dit is zeker geen typisch fenomeen voor België, maar geldt
ook in het buitenland. We verwijzen hiervoor bijvoorbeeld naar de Nederlandse
beleidsdiscussie over draagvlak voor internationale samenwerking.3
1.1.4 Tweede en derde onderzoeksactiviteiten: mapping vraag en
aanbod en doelgroepen
Dit rapport behelst de tweede en derde onderzoeksactiviteiten. Het bouwt ten
dele verder op de informatie verworven tijdens de eerste onderzoeksactiviteit. De
doelstelling is om een mapping te maken van bestaande draagvlakversterkende
actoren, initiatieven en bereikte en niet-bereikte doelgroepen in België. Oorspron-
kelijk dachten we dat dit een vrij voor de hand liggende oefening ging zijn, maar in
het proces werden we geconfronteerd met een reeks methodologische uitdagin-
gen, die verder worden beschreven. Om een antwoord te formuleren op de on-
derzoeksvragen, hebben we twee opeenvolgende onderzoeken uitgevoerd: (1) een
analyse van de subsidieverleners en de identificatie van belangrijkste ontvangers
van subsidies voor draagvlakversterkende initiatieven; (2) een analyse van de acti-
viteiten en doelgroepen van de belangrijkste ontvangers van subsidies (die uit het
eerste onderzoek naar voor kwamen).
Dit rapport geeft de bevindingen weer van deze onderzoeken. Het zal dienen als
basismateriaal voor de twee volgende onderzoeksactiviteiten: de mapping van ac-
toren en activiteiten enerzijds en de analyse van doelgroepen anderzijds (zie
§1.1.2).
1.2 Opbouw van het rapport
In de rest van dit inleidende hoofdstuk beschrijven we de methodologische uitda-
gingen aan het begin van het onderzoek, de gevolgde methodologie en haar be-
perkingen.
Hoofdstuk 2 somt de overheidsinstanties die draagvlakversterkende initiatieven
subsidiëren en beschikbare budgetten. In hoofdstuk 3 gaan we dieper in op de
actoren die draagvlakversterkende activiteiten ondernemen en gesubsidieerd wor-
den door de overheid. Hoofdstuk 4 handelt over de aard van de belangrijkste
draagvlakversterkende activiteiten en hoofdstuk 5 over de doelgroepen van deze
activiteiten. In het zesde hoofdstuk vermelden we de initiatieven om het aanbod
3 Zie bijvoorbeeld Schulpen L. (2009), ‘Zin en onzin van draagvlak: de discussie in Nederland’, presentatie
tijdens de opening van het PULSE onderzoeksplatform, Brussel, 27 november, 2011, te vinden op de website
www.pulse-oplatform.com.
ho
ofd
stu
k 1
|
Inle
idin
g
18
op de vraag af te stemmen. Afsluiten doen we met een zevende hoofdstuk waarin
we de belangrijkste trends en conclusies uit de andere hoofdstukken opsommen
en aanbevelingen maken.
1.3 Methodologie
1.3.1 Methodologische uitdagingen
1.3.1.1 Het concept draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking
‘Draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking’ is een zeer ruim en multi-
interpreteerbaar begrip. Het is een vlag die een zeer uiteenlopende lading dekt. Dit
maakt het dan ook zeer moeilijk om te bepalen wat al dan niet onder draagvlak-
versterking valt. In het PULSE-onderzoek wordt draagvlak gedefinieerd als ‘de al
dan niet door kennis gedragen houding en actie ten aanzien van een bepaald on-
derwerp’.4 Draagvlakversterkende activiteiten doelen bijgevolg op initiatieven die
de houding en het engagement ten aanzien van een onderwerp positief beïnvloe-
den.
Er bestaat echter geen consensus over deze definitie. Uit een bevraging bij rele-
vante actoren kwam dit ook tot uiting. Eén actor vermeldde dit treffend: ‘Jouw
vragen hebben wat interne discussie te weeg gebracht, vandaar de vertraging. Het
was eigenlijk wel een goede oefening want de interpretaties over wat er juist onder
draagvlakversterking valt verschillen’.
We lichten er drie belangrijke discussiepunten uit:
- het onderwerp van draagvlakversterking: Is dit ontwikkelingssamenwerking,
duurzame ontwikkeling, Noord-Zuid problematiek, of spreekt men eerder of
wereldburgerschap, of kortweg burgerschap? En hoe definieert men deze ter-
men? Subsidies die in het kader van het cultuur- of natuurbeleid worden uitge-
reikt maar die ook een Noord-Zuid component hebben, worden door sommi-
gen niet tot draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking gerekend,
terwijl andere actoren dit expliciet wel vermelden;
- het doel van draagvlakversterking: behoort het aanzetten van doelgroepen tot
het onderschrijven en steunen van een bepaalde visie op ontwikkelingssamen-
werking tot draagvlakversterking (campagne voeren), of behoort het in vraag
stellen en aanzetten tot het kritisch nadenken over ontwikkelingssamenwerking
in het algemeen ook tot draagvlakversterking;
- de activiteiten (of inhoud) van draagvlakversterking: wat behoort tot draagvlak-
versterking en hoe kan men het draagvlak versterken? Uit de bevraging kwam
4 Zie www.pulse-oplatform.com.
19
h
oo
fdst
uk
1 |
In
leid
ing
bijvoorbeeld de discussie naar voor of het financieel steunen, adviseren of vor-
men van actoren die zelf projecten uitvoeren of ondersteunen in het Zuiden
(bijvoorbeeld de vierde pijler), ten einde hun Zuidelijke werking doeltreffender
te maken, wel dan niet tot draagvlakversterking behoort. Sommigen rekenen dit
hier niet toe (en nemen dit dan ook niet op in het Noordwerkingsbudget) en ar-
gumenteren dat dit enkel tot Zuidwerking behoort. Anderen zien het dan weer
wel als een vorm van draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking;
- een internationale vergelijking wordt bovendien bemoeilijkt door de afwezigheid
van ingeburgerde equivalente termen in bijvoorbeeld het Engels of het Frans
(cf. l’augmentation de l’assise sociétale). De discussie over draagvlak voor ontwikke-
lingssamenwerking is immers kenmerkend voor Nederland en Vlaanderen. Al-
hoewel de vlag niet geheel dezelfde lading dekt, komen draagvlakversterkende
activiteiten vooral aan bod in de literatuur en praktijk over Development Education
and Awareness Raising of Raising Public Support for Development en Education au déve-
loppement.
Ook tussen het internationaal meer gebruikte ontwikkelingseducatie en de term
draagvlakversterking is er veel verwarring. Volgens sommigen behoort ontwikke-
lingseducatie tot draagvlakversterking, terwijl anderen (vooral in Franstalig België)
het in het verleden hanteerden als synoniem. Alhoewel er ook over ontwikke-
lingseducatie veel discussie bestaat,5 is er binnen de overheid en de NGO-wereld
hier recentelijk wel een consensus over:6
5 Zie Daens L., Van Ongevalle J. & De Bruyn T. (2011), Hedendaagse kwesties en uitdagingen rond ontwikke-
lingseducatie en mondiale vorming in kaart gebracht. Een doorlichting van vijftien recente studies omtrent
mondiale vorming en ontwikkelingseducatie, HIVA-KU Leuven, Leuven.
6 11.11.11, CNCD, Coprogram, Acodev en BTC (2011), Ontwikkelingseducatie. Begrippen en concepten, FOD
Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Brussel.
ho
ofd
stu
k 1
|
Inle
idin
g
20
Ontwikkelingseducatie maakt deel uit van educatie tot wereldburgerschap. Het alge-
mene doel hiervan is bij te dragen tot een meer rechtvaardige en solidaire wereld geba-
seerd op democratische waarden. Bij ontwikkelingseducatie staan de Noord-Zuidrelaties
centraal. In een context van onderlinge onafhankelijkheid tussen globale vraagstukken
en het dagelijks leven van individuen en gemeenschappen, zet ontwikkelingseducatie
processen op die tot doel hebben:
een globaal inzicht in de internationale problematiek en de ontwikkelingsproblema-
tiek te bevorderen en kritische meningsvorming te stimuleren;
een verandering van waarden, attitudes en gedrag teweeg te brengen zowel op
individueel als op collectief vlak;
de actieve uitoefening van rechten en plichten op lokaal en globaal niveau aan te
moedigen.
Om te komen tot een meer rechtvaardige en solidaire wereld.
Deze processen steunen op een coherente en onderling afgestemde strategie die ver-
schillende aanpakken omvat:
sensibilisering van burgers en gemeenschappen voor de ontwikkelingsproblematiek
en voor de uitdagingen van de Noord-Zuidverhoudingen;
bewustmaking van burgers en gemeenschappen van de onderlinge afhankelijkheid
tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’;
het engagement van burgers en gemeenschappen in persoonlijke of collectieve
acties ten voordele van een duurzaam en rechtvaardig ontwikkelingsmodel;
mobilisatie van de burgers en gemeenschappen om te komen tot meer rechtvaar-
dige en meer solidaire beleidskeuzes op lokaal, nationaal en internationaal vlak.
De terminologiediscussie wordt nog complexer omdat in de Belgische ontwikke-
lingsssamenwerking de in het buitenland zowat onbekende term Noordwerking7
gehanteerd om alle activiteiten aan te duiden die gericht zijn op een publiek in het
eigen land. Zuidwerking omvat alle activiteiten die op het Zuiden gericht zijn (incl.
administratieve, logistieke en werkingskosten die men in het Noorden maakt om
de zuidelijke interventie te kunnen uitvoeren). Zowat elke erkende ontwikkelings-
organisatie deelt haar activiteiten dan ook in in een Zuid- en Noordwerking. Ook
subsidielijnen volgen deze logica. Om er zeker van te zijn dat we alle activiteiten
die binnen elke interpretatie van draagvlakversterking kunnen vallen, hebben we
ons in onze gegevensverzameling geconcentreerd op de in België veel gebruikte
term Noordwerking.
1.3.1.2 Gebrek aan overzicht
Er is vooralsnog geen algemeen overzicht van het aanbod aan draagvlakverster-
kende initiatieven in België. Er zijn wel een aantal pogingen geweest om een zicht
te hebben op een deel van het aanbod. De volgende tabel lijst de belangrijkste po-
gingen van de laatste jaren op.
7 Het ‘Noorden’ wordt hier voornamelijk gelijkgesteld met het eigen land. Soms slaat het echter ook op activi-
teiten in het eigen land en in andere donorlanden.
21
h
oo
fdst
uk
1 |
In
leid
ing
Tabel 1.1 Overzichtstudies van draagvlakinitiatieven in België
Naam document Opdrachtgever Jaartal Beschrijving
Study on the experience and actions of the main European actors active
in the field of DEAR8
Europese Commissie
2010 Deze studie was in opdracht van de Europe-se Commissie en geeft een zeer summier en onvolledig overzicht van wat er in België gebeurt. De nadruk ligt dan ook op een Europese vergelijking.
Noordwerking van de Noord-Zuidbeweging, ontwikkelingseducatie in een strategisch perspec-tief
Coprogram 2005 Geeft een overzicht van de Noodwerking gericht op verschillende doelgroepen van 17 Nederlandstalige NGO’s.
Geen titel Coprogram 2010 Overzicht van de Noordwerking van de Vlaamse NGO’s op basis van het bij GDG ingediende programma voor de periode 2011-2013
Vooronderzoek impact-studie competenties Wereldburgerschap
Coprogram 2009 Geeft een overzicht van de aanpak met betrekking tot wereldburgerschap bij 15 Nederlandstalige NGO’s. Dit overzicht dient als basis voor een grotere impactstudie. En is beperkt in bereik.
Concepts, méthodolo-gies et critères de l’éducation au dévelop-pement en Communauté
française9
Acodev 2006 Geeft en overzicht van initiatieven in Frans-talig België.
Liste des ONG membres d’ACODEV
actives en ED10
ACODEV 2009 Overzicht van de NGO’s die rond ontwikke-lingseducatie
Liste des ONG membres d’ACODEV organisant des séjours de
formation dans le Sud11
ACODEV 2010 Overzicht van inleefreizen en dergelijke
La solidarité internatio-nale en classe. Proposi-tions d’outils de 15
ONG belges12
Meerdere au-teurs
2010 Overzicht van instrumenten gebruikt voor opvoeding tot wereldburgerschap
Deze studies zijn evenwel een momentopname, terwijl de sector voortdurend in
beweging is. Er zijn wel overzichten van actoren te vinden op de websites van
specifieke organisaties of initiatieven, zoals Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur.
In hoofdstuk 6 sommen we de belangrijkste initiatieven op in België.
8 https://webgate.ec.europa.eu/fpfis/mwikis/aidco/index.php/DEAR_Final_report.
9 Drion C., Jadot C., Crèvecoeur P., Miguel Sierra A. & Oyatambwe D.W. (2006), Concepts, méthdologies et
critères de l’éducation au développement en Communauté française, CWBCI, Bruxelles.
10 http://www.acodev.be/IMG/xls/Liste_ONG_actives_en_ED_membres_ACODEV-22-09-2009.xls.
11 http://www.acodev.be/IMG/pdf/10ml-ListeONGimmersion-2-3.pdf.
12 http://www.acodev.be/IMG/pdf/catal_EDU_2010.pdf.
ho
ofd
stu
k 1
|
Inle
idin
g
22
Ook deze studie is een momentopname, en zal dus per definitie na verloop van
tijd gedateerd zijn.
1.3.1.3 Diversiteit en veelheid aan actoren
De uitgebreidheid en de diversiteit aan actoren die draagvlakversterkende initiatie-
ven ondernemen bemoeilijkt daarenboven het maken van een overzicht. Vaak
ondernemen deze actoren dan ook nog eens verschillende acties, die niet steeds
makkelijk te omlijnen zijn. In een ideale onderzoekswereld, zouden we van elke
gekende organisatie de activiteiten moeten bestuderen en analyseren, maar dit zou
veel meer tijd vergen. Bovendien is de wereld van actoren die zich met draagvlak-
versterking bezighouden voortdurend in ontwikkeling. Terwijl vroeger voorname-
lijk overheden en ontwikkelingsNGO’s zich bezighielden met draagvlakverster-
kende activiteiten, zijn er nu veel meer spelers op de markt gekomen. Denken we
maar aan het debat rond de zogenaamde vierde pijler van ontwikkelingssamen-
werking.13 Particuliere initiatieven, vakbonden, scholen, ziekenhuizen en andere
actoren die zich traditioneel niet op ontwikkelingssamenwerking richtten, ont-
plooien nu ook bijvoorbeeld bewustmakingsactiviteiten - en elk met hun eigen
ideologische achtergrond.
1.3.1.4 Bereik
De derde, vierde en vijfde onderzoeksactiviteiten peilen naar bereikte en onbereik-
te doelgroepen. In feite is deze terminologie verwarrend. Ten eerste dient te wor-
den gedefinieerd wat men bedoelt met bereiken. Wat wil men bereiken bij welke
doelgroepen? Bereiken refereert met andere woorden naar een gewenste verande-
ring in draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking bij een bepaalde doelgroep.
Zoals hoger vermeld kan dit dus verwijzen naar een verandering in kennis, hou-
ding gedrag voor een bepaald onderwerp of beleid.
Ten tweede, dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen doelgroepen
die men tracht te bereiken, en doelgroepen die men effectief bereikt (en wat men be-
reikt). Dit laatste vormt het onderwerp van het onderzoeksluik effectiviteitsmeting van
PULSE.14 Zoals we in het eerste deel van de inleiding hebben aangegeven, is dit
net een van de grote pijnpunten van de huidige draagvlakversterking. Er is slechts
weinig informatie bekend over welke initiatieven succesvol zijn, en dus welke er in
slagen welke delen van de bevolking te bereiken. Het luik vraag en aanbod gaat in op
de doelgroepen die men tracht te bereiken, of met andere woorden: wie zijn de
doelgroepen of welke doelgroepen zijn het onderwerp van de draagvlakversterkende
activiteiten.
13 Zie De Bruyn T. & Huyse H. (2009), De vierde pijler van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking - voorbij de
eerste kennismaking. Naar een typologie van de vierde pijler – lokale autoriteiten en de vierde pijler – de
bijdrage en kwaliteitsvereisten van de vierde pijler, HIVA-KU Leuven, Leuven.
14 Voor de verschillende onderzoeksluiken binnen PULSE, zie www.pulse-oplatform.com.
23
h
oo
fdst
uk
1 |
In
leid
ing
1.3.2 Identificatie van organisaties via subsidieverleners
Een overzicht van alle draagvlakversterkende initiatieven in België behelst een zeer
uitgebreid onderzoek en is misschien zelfs een onbegonnen taak. We willen echter
wel een overzicht geven van de bulk van het aanbod aan draagvlakversterking.
Om deze taak ten uitvoer te brengen, hebben we gekozen om te vertrekken van
het overheidsbeleid.
Meer bepaald hebben we ons gericht op de vraag welke overheidsinstanties
draagvlakversterkende initiatieven financieren? De achterliggende gedachte is dat
veel organisaties die zich met het thema bezighouden, een deel van hun middelen
uit subsidies halen. Als we de subsidiestromen in kaart brengen, krijgen we sowie-
so een zicht op deze begunstigden. Op die manier kunnen we de belangrijkste
draagvlakversterkende organisaties identificeren. Het doel is dus niet om een ex-
haustief overzicht te geven van het aanbod aan draagvlakversterking, maar wel om
de meerderheid van actoren die werken rond draagvlakversterking,te identificeren.
Daarnaast laat deze aanpak toe om de prioritaire thema’s in het beleid van de ver-
schillende overheidsinstanties te leren kennen, alsook de middelen die hier aan
worden besteed.
We benaderden de volgende instanties:
- federale overheid (DGD en KLB/ALC);
- regionale overheden (VAIS, WBI);
- provinciale overheden;
- selectie van gemeentelijke overheden (incl. koepels UVCW en VVSG): de groot-
ste gemeenten van België en de gemeenten met het grootste budget voor ont-
wikkelingssamenwerking.
Wij hanteerden een zo breed mogelijke definitie van draagvlakversterking voor
ontwikkelingssamenwerking in onze bevraging. We omschrijven het als elke activi-
teit die gericht is op het beïnvloeden van de kennis over, de houding of het gedrag ten aanzien van
een actor, actie of visie die verband houdt met ontwikkeling. Deze definitie is zeer vaag ge-
houden, omdat we geen ideologisch standpunt ten opzichte van de manier waarop
deze beïnvloeding plaatsvindt, of ten aanzien van het onderwerp (‘ontwikkeling’
- wat inderdaad op zeer veel verschillende manieren kan ingevuld worden) op
voorhand innemen. Deze definitie gaat bijgevolg verder dan de enge interpretatie
van het begrip, namelijk het zoeken van steun voor een bepaalde maatregel of or-
ganisatie die het doelpubliek trachten te overtuigen van een bepaalde visie (bij-
voorbeeld fondsenwerving voor een organisatie; of het ronselen van stemmen
voor een beleid). Het omvat tevens de zeer brede betekenis, zijnde activiteiten die
een doelpubliek trachten op te voeden tot geïnformeerde en kritische burgers over
de mogelijke oorzaken van en oplossingen voor wereldproblemen.
ho
ofd
stu
k 1
|
Inle
idin
g
24
Het ontbreken van een algemeen gebruikte of gekende en aanvaarde definitie
voor draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking bemoeilijkt natuurlijk het maken
van een inventaris van initiatieven die zich op dit onderwerp richten. Dit onder-
zoek stelt dan ook tot doel een beter begrip van wat deze actoren onder deze acti-
viteiten onderbrengen in België. In onze bevraging hebben we zowel telkens het
begrip draagvlak aan onze respondenten uitgelegd (gebruik makend van hoger-
staande definitie), alsook - omdat het concept draagvlak niet steeds bekend
is - gepeild naar activiteiten en subsidies die onder de Noordwerking of sensibili-
sering en bewustmaking vallen. Deze drie laatste termen zijn immers meer inge-
burgerd of worden meer gebruikt door sommige organisaties of overheden. Dit
betekent echter niet dat over de inhoud van deze begrippen overeenstemming is
en vaak worden er al even uiteenlopende activiteiten onder gebracht als onder
draagvlakversterking. Maar elk van deze activiteiten beoogt wel telkens de doel-
stellingen die onder de hoger vermelde definitie van draagvlak valt.
We peilden naar het budget voor draagvlakversterking voor ontwikkelingssa-
menwerking (of we hanteerden de term ‘Noordwerking’ of ‘sensibilisering’ om te
verzekeren dat we het gehele aanbod van eigen activiteiten en subsidies aan der-
den verkregen), de begunstigde organisaties, en de inhoudelijke focus (doelgroep,
doelstellingen, andere criteria) van het draagvlakbeleid. Deze informatie werd aan-
gevraagd voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De gegevens hebben we verzameld in
een XL-bestand. Hoofdstukken 2 tot en met 5 geven een overzicht en analyse van
de subsidieverleners en -stromen, de gesubsidieerde actoren en hun activiteiten en
beoogde doelgroepen. De verzamelde informatie werd gecontroleerd en aange-
vuld met de informatie uit de hierboven aangehaalde overzichtstudies.
1.3.2.1 Moeilijkheden met gegevensverzameling
De gegevensverzameling verliep zeer moeizaam en heeft een aantal pijnpunten
naar de oppervlakte gebracht. Gegevens over het budget inzake draagvlakverster-
king en gesubsidieerde actoren zijn vaak niet direct of zelfs helemaal niet beschik-
baar. Uiteindelijk zijn we er zelfs niet in geslaagd om - na herhaaldelijk aandrin-
gen - van alle geselecteerde overheidsinstanties informatie in te zamelen, of heb-
ben we maar gedeeltelijke informatie gekregen. Van 1 van de vijf Vlaamse provin-
cies en van 4 van de 17 Vlaamse en 3 van de 4 Brusselse gemeenten hebben we
geen informatie gekregen. De vaakst voorkomende redenen waarom geen gege-
vens werden doorgegeven of waarom de gegevensinzameling een relatief lange
periode (tot vijf maanden) in beslag nam zijn:
- gegevens zitten verspreid over verschillende documenten of andere bronnen,
zodat het tijd vergt om deze te verzamelen. Dit heeft vaak ook te maken met de
eventuele afwezigheid van een apart budget voor draagvlakversterking, waar-
door de informatie moet gezocht worden in de algemene subsidies en beleid
ontwikkelingssamenwerking;
25
h
oo
fdst
uk
1 |
In
leid
ing
- afwezigheid van bevoegde ambtenaar (bv. zwangerschapsverlof) en geen moge-
lijkheid om iemand anders gegevens te laten verzamelen;
- tijdsgebrek van de ambtenaar om deze informatie te verzamelen;
- bureaucratisch proces dat vereist dat de ambtenaar zelf niet de gegevens mag
doorgeven, maar eerst het fiat van het schepencollege of de bevoegde schepen
moet afwachten.
Een vergelijking van de ingezamelde gegevens wordt bemoeilijkt door:
- gebrekkige levering van gegevens (bv. enkel voor 1 bepaald jaartal);
- verschillende interpretaties van wat onder draagvlak valt, waardoor de ene over-
heidsinstantie activiteiten meerekent dat een andere niet onder draagvlakverster-
king zet (bv. ondersteunen van vierde pijlerorganisaties);
- bovendien is er bij de meeste overheden geen aparte budgetpost voor draag-
vlakversterking. Voor sommige activiteiten wordt het budget daarenboven on-
dergebracht bij een andere dienst. Bv. het aankopen van schone kleren wordt
ondergebracht in het algemeen budget voor aankoop kledij. De steden en ge-
meenten ondernemen ook activiteiten waar geen budget aan verbonden is. Deze
komen niet in beeld (bv. deel van kapitaal van de stad/gemeente en OCMW
ethisch beleggen, advies van de Noord-Zuiddienst over milieubeleidplan);
- subsidiestromen die van een hoger bestuurlijk niveau komen, en die de bevraag-
de overheidsinstantie beheert, worden in het ene geval wel, en in het andere niet
meegerekend (bv. subsidies om het Vlaamse convenant uit te voeren).
In onze analyse was het om deze redenen niet mogelijk om één uniforme data-
bank op te stellen. In de rapportering gebruiken we als basis de databank van
DGD, en vermelden waar informatie van andere actoren hiervan afwijkt of deze
aanvult.
1.3.3 Identificatie van activiteiten en doelgroepen bij belangrijkste
initiatiefnemers
Uit de analyse van de subsidieverleners, hebben we de belangrijkste begunstigden
kunnen identificeren. Verder in dit rapport zullen we zien dat dit voornamelijk
ontwikkelingsNGO’s zijn. Een analyse van de activiteiten en doelgroepen van de-
ze organisaties vormde het tweede luik van dit onderzoek.
Deze analyse is gebaseerd op het Noordluik van de driejaarlijkse programma’s
die door DGD werden goedgekeurd voor de periode 2011-2013. We hebben ge-
opteerd voor de programma’s van deze periode, omdat in deze programma’s de
doelgroepen op systematische wijze worden vermeld. Voor de programma’s voor
de periode 2008-2010 was dit niet steeds het geval. Voor inzage in deze program-
ma’s hebben we via Acodev en Coprogram de toestemming gevraagd aan de des-
ho
ofd
stu
k 1
|
Inle
idin
g
26
betreffende NGO’s om hun programma’s in te zien. We hebben van alle
50 NGO’s, die voor de periode 2011-2013 subsidies ontvangen van DGD voor
hun Noordwerking een positief antwoord ontvangen.
De analyse is gebaseerd op de samenvattende tabellen, die in de programma’s
2011-2013 worden vermeld. In deze tabellen wordt per ‘specifieke doelstelling’ de
doelgroepen vermeld en het onderwerp of thema van de doelstelling. Per specifie-
ke doelstelling worden één of meerdere resultaten bepaald, waaraan een aantal
activiteiten worden verbonden, alsook een budget voor de jaren 2011, 2012 en/of
2013. In sommige gevallen wordt er nog bijkomende informatie verschaft over de
doelgroepen en de thema’s. De gegevens met betrekking tot activiteit, thema,
doelgroep en budget werden ingegeven in een XL-tabel en verder geanalyseerd.
1.3.3.1 Caveats
Bij een lezing van de analyse dienen de volgende beperkingen in rekening te wor-
den gebracht:
- voor een meer diepgaande analyse is het nodig om de gehele programma’s te
doorlopen, maar dit was niet mogelijk binnen het tijdskader van dit onderzoek;
- de analyse baseert zich enkel op de activiteiten en doelstellingen die door DGD
financieel zullen worden ondersteund. Draagvlakversterkende initiatieven die
door de NGO zelf worden georganiseerd worden dus niet opgenomen in de
analyse;
- de beschrijving van activiteiten, doelgroepen en thema’s is zeer uiteenlopend
tussen de NGO’s. Om toch verbanden en algemene conclusies te kunnen trek-
ken, hebben we als onderzoekers zelf de activiteiten en doelgroepen dienen te
herinterpreteren in min of meer grote groepen. De analyse heeft bijgevolg een
subjectief aspect.
Om per activiteit en doelgroep een budget te kunnen bepalen, hebben we zelf het
budget dienen te verdelen. We hebben hiervoor de regel genomen dat we het tota-
le budget dat per resultaat werd opgegeven gelijk hebben verdeeld over de activi-
teiten en doelgroepen die werden vermeld. Dit is een zeer artificiële verdeling,
maar het leek ons de meest aangewezen en praktische om met het grote databe-
stand om te gaan. We benadrukken wel dat de budgetten een indicatie geven over
het belang van de activiteiten en doelgroepen, en dus ook als dusdanig dienen be-
schouwd te worden. Voor de interpretatie van de gegevens is het nuttiger te kijken
naar de relatieve verhouding van de budgetten per doelgroep en activiteit dan naar
de concrete cijfers.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
27
2 | Budgetten en subsidieverleners
2.1 Totaalbudget
De Belgische overheden besteden volgens de gegevens van DGD tesamen min-
stens tussen de 26,5 miljoen euro (in 2007) en 29,3 miljoen euro (in 2009) aan
draagvlakversterking. Het totaalbudget is dus toegenomen, zoals figuur 2.1 toont.
Het werkelijke bedrag ligt wellicht hoger, want deze bedragen houden geen reke-
ning met budgetten die lagere overheden uit eigen inkomsten halen. Daarenboven
verschilt de interpretatie van wat tot draagvlakversterking hoort tussen de overhe-
den. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom het budget dat Vlaanderen aan draagvlak-
versterking geeft in onderstaande tabel lager ligt dan de cijfers die vermeld staan
bij VAIS (zie verder).15
15 De verklaring is dat DGD enkel de cijfers in rekening brengt die verwijzen naar de activiteiten die VAIS heeft
doorgegeven en gecodeerd staan onder ‘Sensibilisering van het Belgische publiek over hulp’, terwijl VAIS
zelf ook nog andere activiteiten in rekening brengt, zoals steun aan NGO’s of handel en fair trade.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
28
Figuur 2.1 Uitgaven draagvlakversterking per budgethouder 2007-2009 (in miljoen
euro)
Bron DGD, 2010
Figuur 2.1 toont dat DGD veruit de belangrijkste subsidieverlener is voor draag-
vlakversterking. Het neemt zo’n 24 miljoen euro voor haar rekening in 2009. Dit
is 81% van het totaalbedrag op basis van de gegevens van DGD. De verschillende
federale overheidsdiensten (FOD) zijn goed voor 8,8%, de regionale overheden
voor 6,7% en de provincies hebben een aandeel van 3,3%. Vlaanderen (zowel
Gemeenschap, Gewest als provincies) staat in voor het gros van deze uitgaven. In
Wallonië liggen de budgetten lager. Het werkelijke aandeel van de regionale en
lokale overheden zal wellicht hoger liggen, want deze cijfers houden geen rekening
met gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, noch met de budgetten die deze
overheden uit eigen inkomsten aan draagvlakversterking geven. Als we de gege-
0
5
10
15
20
25
30
35
Uitgaven 2007 Uitgaven 2008 Uitgaven 2009
Provincies Wallonië
Provincies Vlaanderen
Wallonië: Franse Gemeenschap en/of Gewest
Vlaams Gewest en Gemeenschap
Duitstalige Gemeenschap
FOD Financiën
FOD Eerste Minister / ANDERE
FOD Economie, Nationale Bank, Nationale loterij
DGD
29
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
vens van de regionale, provinciale en gemeentelijke overheden optellen die we
hebben verzameld (maar die dus niet steeds vergelijkbaar zijn), komen we op
8,9 miljoen euro uit voor 2009.
2.2 Directoraat Generaal Ontwikkelingssamenwerking16
De belangrijkste overheidsinstantie die subsidies verleent voor draagvlakverster-
king voor ontwikkelingssamenwerking is DGD. De Belgische internationale sa-
menwerking heeft als taak de Belgische publieke opinie bewust te maken over de
thematiek. Dit staat gestipuleerd in de Wet betreffende de Belgische internationale
samenwerking van 25 mei 1999 (art. 3):
De Belgische internationale samenwerking heeft als hoofddoel de duurzame menselijke ont-
wikkeling, te realiseren door middel van armoedebestrijding, op basis van het concept ‘partner-
schap’ en met inachtneming van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie. (…)
Teneinde de doelstelling van duurzame menselijke ontwikkeling te realiseren zal de Belgische
internationale samenwerking de socio-economische en socio-culturele ontwikkeling en de ver-
sterking van het maatschappelijk draagvlak in de partnerlanden helpen bevorderen alsook de
Belgische publieke opinie sensibiliseren.
DGD kwijt zich enerzijds van deze taak door zelf sensibiliseringsactiviteiten te
ontplooien en anderzijds door andere actoren te ondersteunen bij de ontwikkeling
en uitvoering van eigen initiatieven. Sensibilisering door derden richt zich op ver-
schillende actoren:
- NGO’s, en andere organisaties uit het maatschappelijke middenveld: financiële
steun aan projecten en programma’s;
- media en audiovisuele sector: financiering van productie van films en documen-
taires en tv/radio programma’s;
- onderwijs en jeugdwerking: via het educatief programma Kleur Beken-
nen/Annoncer la Couleur – KLB/ALC;
- geïnteresseerden en vrijwilligers: via de Algemene informatiecyclus (uitgevoerd
door de Belgische Technische Coöperatie - BTC).
Daarnaast zijn er nog oproepen gericht op specifieke doelgroepen in bepaalde
jaren. Zo werd in 2009 een oproep gedaan aan de Belgische gemeenten voor de
financiering van ontwikkelingseducatieve projecten en samenwerking met landen
uit het Zuiden.
De taken worden verdeeld onder twee diensten D3 en D5, die op hun beurt
verder zijn onverdeeld. Daarnaast heeft de dienst D2.2 ook een budget voor
draagvlakversterking (meer bepaald over voedselzekerheid). Een belangrijke over-
16 In 2012 zal er een reorganisatie plaatsvinden binnen DGD en zal de in dit rapport beschreven indeling van
de diensten dus wijzigen.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
30
legstructuur is het semestrieel overleg tussen de federatie van NGO’s (Coprogram
en Acodev) en de diensten D3 en D5 (ook werkgroep 3 van het Paritair Overleg-
comité, of POC, genoemd). Deze overlegstructuur is een belangrijk instrument in
het harmoniseren van de Belgische Noordwerking.
Figuur 2.2 geeft de budgetten van de verschillende diensten weer. Hieruit blijkt
duidelijk dat zowat het gehele budget van DGD wordt verdeeld onder drie dien-
sten: D3.1, D5 en in mindere D3.2. De budgetten van de andere diensten zijn
zelfs nauwelijks zichtbaar op de grafiek.
Daarnaast hebben zijn er nog sensibiliseringsluiken van Trade for Development
Center en Junior Programma, beide uitgevoerd door BTC, en resp. beheerd door
D0.1 en D1.2.
Figuur 2.2 Uitgaven draagvlakversterking per dienst DGD 2007-2009 (in miljoen euro)
Bron DGD, 2010
2.2.1 D3 Niet-gouvernementele programma’s
Het grootste deel van de financiering aan derden gaat via D3. Deze dienst omvat:
D3.1 NGO’s, D3.2 universiteiten en wetenschappelijke instellingen en D3.3 ande-
re, zoals syndicaten, verenigingen steden en gemeenten.
0
5
10
15
20
25
30
Uitgaven 2007 Uitgaven 2008 Uitgaven 2009
D2.2: voedselzekerheid
D3.1: derden (NGO's)
D3.2: derden (academische instellingen)
D3.3: derden (andere)
D5: sensibiliseringsprogramma's
31
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
2.2.1.1 D3.1 NGO’s
Bijna 70% (zowat 16,7 miljoen euro in 2009) van het totale budget van DGD voor
draagvlakversterking is bestemd voor D3.1. Of - als, we vergelijken met het totaal
aantal uitgaven van alle overheden volgens de gegevens van DGD - wordt 56%
aan NGO’s gegeven. Alhoewel de uitgaven voor sensibilisering via D3.1 stelselma-
tig zijn gestegen in de laatste drie jaar, is het aandeel in de totale uitgaven van
DGD wel stabiel gebleven. De laatste gegevens voor 2010 geven zelfs een verdere
stijging tot 17 miljoen euro.
In de laatste drie jaar hebben in totaal 69 verschillende NGO’s of consortia van
NGO’s (resp. 51 en 18) subsidies gekregen. Het aantal neemt lichtjes af: van 54 in
2007 naar 51 in 2008 en 50 in 2009. 23 NGO’s en 12 consortia van NGO’s heb-
ben elk jaar een subsidie gekregen.
2 NGO’s staan in voor om en bij de 25% van alle subsidies, i.e. de koepel
11.11.11 voor 14% in 2009 (in 2007 was dit het samenwerkingsverband 11.11.11
- wereldmediahuis-VODO) en Broederlijk Delen voor 10,8% (in 2007 was dit nog
het consortium KOMYUNITI waaronder ook Studio Globo valt).17 De concen-
tratie van middelen van D3.1 wordt bevestigd door het feit dat slechts 9 (consortia
van) NGO’s instaan voor de helft van de subsidies. Afgezien van de twee reeds
genoemde NGO’s behoren hier ook WSM, VE, Oxfam solidariteit, CNCD, Dja-
po SOS Honger en EF bij.
Moeilijker is om algemene uitspraken te doen over het soort van activiteiten en
doelgroepen dat wordt gesubsidieerd. De databank van DGD hanteert immers
geen gestandaardiseerde indeling van de aard van activiteiten. Men refereert enkel
naar de titel van de activiteit, en hieruit kan men vaak weinig afleiden. De informa-
tie over doelstellingen en doelgroepen is eveneens te summier om hierover gefun-
deerde uitspraken te doen. Zoals eerder vermeld, hebben we in een tweede onder-
zoek wel een analyse uitgevoerd van de activiteiten en de doelgroepen. Dit ge-
beurde op basis van de toekomstige programma’s van de NGO’s. De analyse
komt aan bod in hoofdstukken 4 en 5.
2.2.1.2 D3.2 Universiteiten en wetenschappelijke instellingen
Wetenschappelijke instellingen en universiteiten hebben via D3.2 wel aan belang
gewonnen. In 2007 ontvingen zij nog niets via D3.2, terwijl dit in 2008 meer dan
800 000 euro bedroeg en tegen 2009 bijna verdubbeld was. 6% van het totaal
budget van DGD voor draagvlakversterking ging in 2009 naar wetenschappelijke
instellingen. Het Koninklijk Museum voor Midden Afrika (KMMA), de VLIR-
UOS en de CIUF-CUD zijn de belangrijkste begunstigden. Het KMMA gebruikt
de subsidie vooral voor sensibilisering via hun educatief programma en tijdelijke
17 In realiteit zijn deze middelen ook in 2009 bestemd voor een consortium van dezelfde partners als in 2007.
De wijziging heeft enkel te maken met een wijziging van de regels voor indiening. In 2007 kon men indienen
onder de naam van het consortium, terwijl er in 2010 de naam van de ‘lead-NGO’ moest gebruikt worden.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
32
tentoonstellingen, terwijl VLIR-UOS het bedrag aanwendt voor het reisbeurzen-
programma voor studenten van het hoger onderwijs en voor haar luik sensibilise-
ringsinitiatieven (filmavonden, debatten, …) georganiseerd aan de vijf Vlaamse
universiteiten, en de CIUF-CUD in het kader van ‘éducation au développement’.
Daarnaast ontvangt het ITG een kleine subsidie voor sensibilisering.
2.2.1.3 D3.3 Andere partners
D3.3 heeft slechts een budget van enkele tienduizenden euro ter haar beschikking,
dat naar drie verschillende vakbonden ging: IFSI, BIS en IIAV. Deze gebruikten
het bijvoorbeeld om hun militanten te informeren hoe het concept waardig werk
in een Noord-Zuid perspectief te vertalen.
2.2.2 D5 Sensibiliseringsprogramma’s
In totaal beheert D5, de directie sensibiliseringsprogramma’s, een budget van om
en bij de 5,8 tot 6 miljoen euro. Figuur 2.3 geeft de verdeling weer. De dienst
D5.1, sensibilisering door derden, subsidieert activiteiten, producties en evene-
menten die een sensibiliserend effect hebben over mondiale thema’s en Noord-
Zuidverhoudingen. Dit gaat van film- en muziekfestivals, over thematische activi-
teiten, tot audiovisuele producties (films, documentaires, tv en radio-
programma’s). Uitvoerders zijn socio-culturele instellingen en vzw’s, gemeenten
en tv en radiozenders. In 2009 bedroeg dit budget om en bij de 1 miljoen euro
(17% van totaalbudget van D5). Deze activiteiten zijn vooral gericht op ‘het grote
publiek’, of schoolgaande jeugd of jongeren.
33
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
Figuur 2.3 Uitgaven draagvlakversterking voor D5 2007-2009 (in 1000 euro)
Bron DGD, 2010
Een gelijkaardig bedrag beheert de dienst D5.2 om eigen sensibiliseringsactivitei-
ten door de administratie, zoals publicaties, evenementen, conferenties, etc. te or-
ganiseren.
De helft van de uitgaven van D5 is bestemd voor de programma’s Kleur Be-
kennen/Annoncer la Couleur en Infocyclus. De Belgische Technische Coöperatie
(BTC) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Belgische ontwikkelingsbe-
leid, meer bepaald voor de organisatie van de infocyclus (sinds 2002) en
KLB/ALC. Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur is een federaal programma van
de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, gecoördineerd door de BTC in
partnerschap met de provinciebesturen. KLB/ALC stimuleert, promoot en onder-
steunt mondiale vorming en wereldburgerschap in het onderwijs. KLB/ALC helpt
scholen projecten op te zetten en geeft financiële ondersteuning.
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
Uitgaven 2007 Uitgaven 2008 Uitgaven 2009
Voorbereiding, begeleiding en evaluaties samenw.acties
NGO Noord-project in strategisch kader
Vorming van kandidaten aan samenwerkingsacties (infocyclus)
Betoelaging van Kleur Bekennen/annoncer la couleur
Betoelaging van sensibilisering door derden
Sensibiliseringsactiviteiten v.d. administratie
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
34
Tabel 2.1 Budget activiteiten Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur per provincie en
het Brussels Gewest voor 2009
Provincie/regio Budget activiteiten (in euro)
Waals Brabant 73 835
Henegouwen 118 921
Namen 110 226
Luxemburg 78 137
Luik 115 785
Antwerpen 257 879
Limburg 171 426
Oost-Vlaanderen 205 531
Vlaams Brabant 172 345
West Vlaanderen 191 746
Brussel 167 074
Bron Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur 2011
2.2.3 D2.2 Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid
Het Belgische Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ) (het vroegere Belgische
Overlevingsfonds – BOF), dat is ondergebracht in Dienst D2.2 van DGD, dient
jaarlijks 1% van haar middelen te besteden aan informatie- en sensibiliseringscam-
pagnes in België en in de partnerlanden over de projecten en programma’s. Dit
staat gestipuleerd in Art. 10 § 3 Wet tot opheffing van de wet van [9 februari 1999]
tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds en tot oprichting van een Bel-
gisch Fonds voor de Voedselzekerheid. Die informatie- en sensibiliseringscam-
pagnes beogen tevens de sensibilisering van de publieke opinie voor de problema-
tiek van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de zones met een groot risico
op voedselonzekerheid. In de praktijk besteedt het BFVZ deze opdracht uit aan
de NGO-sector (met name Coalition contre la Faim en Vredeseilanden).
2.3 Federale overheidsdiensten
Binnen de verschillende federale overheidsdiensten gaat het om vrij kleine bedra-
gen, uitgezonderd de fondsen van 1,6 miljoen euro in 2009 (het dubbel van de
twee vorige jaren) bestemd voor het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in
Tervuren om sensibiliseringsactiviteiten en tijdelijke tentoonstellingen op te zet-
ten.
De FOD Buitenlandse Zaken geeft elk jaar tussen de 400 000 en 500 000 euro
uit aan pers- en communicatieactiviteiten over de officiële ontwikkelingssamen-
werking. Het relatief kleine budget (380 000 euro in 2009) verwijst naar wat België
op haar conto mag schrijven van de Europese hulp. De Nationale Loterij heeft
35
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
enkel in 2009 sensibiliseringscampagnes van NGO’s rond MDG 8 gefinancierd
met enkele tienduizenden euro’s
2.4 Regionale overheid
2.4.1 Vlaamse Agentschap voor Internationale Samenwerking
Het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking (VAIS) staat in voor
de uitvoering van het Vlaamse beleid aangaande ontwikkelingssamenwerking. De
meeste van haar activiteiten voert VAIS uit in samenwerking met andere actoren.
Het beleid inzake draagvlakversterking bestaat uit vijf luiken:
- ontwikkelingseducatie;
- gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking;
- vierde pijler;
- media;
- handel.
Het budget van de Vlaamse overheid dat via VAIS aan sensibilisering wordt gege-
ven is de voorbije drie jaar significant toegenomen: van 1,88 miljoen euro in 2007
over 4,53 miljoen in 2008 tot 4,95 miljoen euro in 2009.
Figuur 2.4 geeft de verdeling van de middelen weer voor deze vijf luiken. Daar-
naast worden de uitgavenposten loonsubsidiëring van NGO’s en algemene com-
municatieposten aangeduid.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
36
Figuur 2.4 Uitgaven voor draagvlakversterking VAIS 2007-2009 (in 1000 euro)
Bron VAIS, 2010
2.4.1.1 Ontwikkelingseducatie
Het Decreet inzake ontwikkelingseducatie van 2 april 2004 (alsook het Besluit van
de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van projecten inzake ontwikke-
lingseducatie van 8 oktober 2004 en Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging
van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 2004 betreffende de sub-
sidiëring van projecten inzake ontwikkelingseducatie van 16 mei 2007) vormt de
juridische basis van het eerste luik. Let wel, ontwikkelingseducatie wordt nauwer
gedefinieerd dan in de definitie die DGD en de federatie van NGO’s hebben op-
gesteld (zie kaderstuk in $1.3.1.1 hoofdstuk 1). DGD’s en de federatie van
NGO’s’ omschrijving van ‘ontwikkelingseducatie’ komt ongeveer overeen met
VAIS’ begrip van draagvlakversterking. De Vlaamse overheid subsidieert ontwik-
kelingseducatieve projecten van derden, via een jaarlijkse oproep die telkens in het
teken staat van een bepaald thema. In 2007, 2008 en 2009 waren dit respectievelijk
duurzame handel, vierde pijler en jongeren. In 2011 stond cultuur en ontwikkeling
centraal. Specifieke aandacht gaat naar innovatieve projecten en samenwerkings-
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
2007 2008 2009
Ontwikkelingseducatie
Gemeentelijke samenwerking
4de pijler
Duurzame handel
Media
Loonsubsidiëring
Communicatie & Ontwikkelingssamenwerking
37
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
verbanden. Het budget voor ontwikkelingseducatie is verdubbeld in de laatste drie
jaar: van 641 000 euro over 995 000 in 2008 naar 1 349 000 euro in 2009.
Zowel NGO’s als particuliere vierde pijlerorganisaties, scholen en een enkele na-
tuurorganisatie en jeugdbeweging werden gefinancierd. In 2008 had de oproep
evenwel weinig succes en heeft de subsidieverlener beslist om een deel van de
subsidies over te hevelen naar het programma Scholenbanden van VVOB (zie
tabel 2.2).
Tabel 2.2 Begunstigde organisaties van subsidies ontwikkelingseducatie VAIS
2007-2009 met aandeel in totaal budget
2007 % 2008 % 2009 %
Kinderrechtenhuis 28,5 VVOB 63,2 Broederlijk Delen 13,3
PHOS 26,5 Wereldwerkplaats 18,4 Vormen 13,3
Wegwijzer 19,1 Zuiddag 13,8 Djapo 12,2
Kwasa Kwasa 12,5 Natuurpunt educatie 2,9 Sensoa 11,1
Mundiaal 9,4 Kidscam 1,7 Plan België 10,3
Don Bosco onderwijs-centrum AFD Zwijn-aarde
4,0 Studio Globo 8,9
Scouts en Gidsen Vlaanderen
8,3
Katholieke Hogeschool Limburg
6,1
Handicap International 5,1
WSM 4,4
Globelink 3,5
Trias 1,9
Katho 1,5
Totaal budget: 640 998 euro
Totaal budget: 994 541 euro
Totaal budget: 1 349 413 euro
Bron VAIS, 2010
2.4.1.2 Gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking
Het wetgevend kader voor de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking is het
Decreet betreffende het beleid inzake convenants gemeentelijke ontwikkelingssa-
menwerking van 2 april 2004 en het Besluit van de Vlaamse Regering houdende
nadere bepalingen inzake het beleid convenants gemeentelijke ontwikkelingssa-
menwerking van 4 februari 2005. De Vlaamse overheid verleent financiële en in-
houdelijke steun aan gemeenten om hen bij te staan in de ontwikkeling van een
gemeentelijk ontwikkelingsbeleid. Centraal in het convenant staat de Noordwer-
king, i.e. draagvlakversterkende activiteiten. Op dit ogenblik nemen 41 gemeenten
deel aan het programma.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
38
2.4.1.3 Vierde pijler
In samenwerking met 11.11.11 heeft VAIS in 2008 het steunpunt vierde pijler op-
gericht (www.4depijler.be). Het steunpunt verleent informatie en advies aan parti-
culiere initiatieven. Tevens organiseert het ontmoetingen en vormingen voor vier-
de pijlerinitiatieven in Vlaanderen, maar financiert zelf geen organisaties.
2.4.1.4 Duurzame handel
Handel is vooral gericht op interne sensibilisatie bij de Vlaamse ambtenaren. VAIS
adviseert de overheid over labels en criteria voor duurzame handel en fungeert als
kenniscentrum binnen de Vlaamse overheid. In 2007 en 2009 kende VAIS subsi-
dies toe aan Max Havelaar voor het project Fair tradegemeenten ter waarde van
70 000 en 92 000 euro (ook Kauri kreeg in 2007 een kleine subsidie van 7 000 eu-
ro).
2.4.1.5 Media
Draagvlakversterking via de media gebeurt dan weer via structurele ondersteuning
aan MO magazine, IPIS en een jaarlijkse Noord-Zuidprijs van 5 000 euro die door
de Minister aan de auteur van een door een jury gekozen beste publicatie over de
Noord-Zuidthematiek wordt gegeven.
2.4.1.6 Loonsubsidiëring
Het luik loonsubsidiëring is met 100 000 euro toegenomen tot 786 000 tussen
2007 en 2009. Dit wordt gedeeltelijk verklaard door de verplichte loonindexering.
Tabel 2.3 toont dat Wereldwinkels en IPIS de belangrijkste begunstigden zijn (de
aandelen voor 2007 en 2008 zijn gelijkaardig).
Tabel 2.3 Begunstigde organisaties van VAIS voor loonsubsidiëring, naar aandeel in %
van het totaalbudget 2009
Begunstigde organisaties % van totaalbudget 2009 van VAIS (786 353 euro)
Wereldwinkels in diverse steden 38
IPIS 21
Broederlijk Delen 8
Vredeseilanden 7
Solidariteitsfonds 4
Atol 4
Geneeskunde voor de Derde Wereld 4
Trias 4
Ucos 4
WSM Limburg 3
Bron VAIS, 2010
39
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
2.4.1.7 Andere
Ten slotte organiseert VAIS nog een aantal informatie en sensibiliseringsactivitei-
ten voor het grote publiek, zoals publicatie van boeken, organisatie van kerstmarkt
of andere evenementen, en van ontwikkelingsdebatten i.s.m. VVOB, Coprogram
en VLIR-UOS.
2.4.2 Wallonie-Bruxelles International
Wallonie-Bruxelles International (WBI) is de tegenhanger van VAIS voor Fransta-
lig België in Wallonië en Brussel. Binnen de indirecte bilaterale samenwerking is er
een specifieke budgetlijn voor ‘Education au développement’, en houdt de Conseil
Wallonie-Bruxelles pour la Coopération internationale zich bezig met draagvlak-
versterking (meer bepaald Week van de internationale solidariteit en evaluatie van
programma’s), alsook de Cellule d’Appui pour la Solidarité internationale wallonne
(CASIW), een dienst die advies en steun verleent aan maatschappelijke actoren en
individuen die zich met internationale solidariteit bezighouden. Binnen de directe
bilaterale samenwerking organiseert WBI samen met haar partners in het Zuiden
sociale en culturele activiteiten die het land en haar organisaties in de kijker zetten.
In figuur 2.5 tonen we de gecombineerde budgetten van de Franse Gemeenschap
en het Waalse Gewest voor draagvlakversterking volgens de gegevens van DGD.
Van het WBI hebben we enkel de uitgaven voor het jaar 2009 gekregen, maar de
verantwoordelijke vertelde ons dat de uitgaven van de vorige jaren gelijkaardig
waren. Het budget was als volgt verdeeld in 2009: 235 000 euro voor Education
au développement, 134 000 euro voor de Conseil Wallonie-Bruxelles en 145 000
voor CASIW.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
40
Figuur 2.5 Uitgaven voor draagvlakversterking WBI2007-2009 (in 1000 euro) volgens
cijfers van het WBI en die van DGD
Bron DGD, 2010; WBI, 2010
De subsidies die WBI in het kader van Education au Développement uitreikt voor
projecten, liggen gevoeliger lager dan die van de Vlaamse overheid. Terwijl VAIS
bedragen uitkeert van enkele tien- tot honderdduizenden euro’s, ligt de hoogste
subsidie op 10 000 euro bij WBI. De meeste organisaties ontvangen rond de
5 000 euro. Het aantal gesubsidieerde organisaties ligt jaarlijks rond de 20 à 30. De
begunstigden zijn bijna exclusief NGO’s en gemeentelijke overheden. Daarnaast
krijgt het CNCD jaarlijks een structurele subsidie van 75 000 euro.
2.4.3 Duitstalige Gemeenschap
De Duitstalige Gemeenschap beschikt volgens de gegevens van DGD over een
klein budget van enkele tienduizenden euro’s (17 000 in 2007; 15 000 in 2008 en
iets meer dan 47 000 in 2009). Een deel van dit budget wordt doorgegeven aan
NGO’s zoals EF en 11.11.11.
2.5 Provincies
In Vlaanderen zijn de provincies een belangrijke bron van subsidies voor ontwik-
kelingssamenwerking. Elke provincie beschikt over een dienst die zich bezighoudt
met het beleid ontwikkelingssamenwerking (alhoewel de naamgevingen voor deze
diensten verschillen tussen de provincies). De dienst heeft ook een budget tot haar
beschikking om het ontwikkelingsbeleid te voeren en andere actoren te onder-
0
100
200
300
400
500
600
Uitgaven 2007 Uitgaven 2008 Uitgaven 2009
WBI volgens bron WBI
WBI volgens bron DGD
41
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
steunen. Dit gaat van enkele honderdduizenden euro’s tot meer dan een miljoen
(in het geval van West-Vlaanderen). Voor Wallonië zijn de provincies een minder
belangrijke speler op dit vlak.
Het is echter moeilijk om de bedragen te vergelijken tussen de verschillende
provincies, omdat sommige provincies geen onderscheid maken tussen Noord- en
Zuidwerking. Deze situatie vinden we ook terug bij gemeenten. De cijfers voor
draagvlakversterking zijn dus overschattingen van de werkelijke budgetten die aan
het onderwerp worden gegeven. Daarbij komt het al eerder aangehaalde dilemma,
dat sommige subsidieverleners de financiële ondersteuning van vierde pijlerorgani-
saties om projecten in het Zuiden uit te voeren tot draagvlakversterking rekenen,
en andere niet. Daarenboven is het niet steeds duidelijk of de bedragen voor
KLB/ALC al dan niet zijn opgenomen binnen de budgetten van de Noordwer-
king. Ook de gegevens van DGD geven maar een onvolledig beeld van het budget
van de provincies. Limburg en West-Vlaanderen verschijnen niet of nauwelijks in
de gegevensbank.
Alhoewel het beleid tussen de provincies verschilt, kunnen er grosso modo vol-
gende interventiedomeinen worden onderscheiden.
Een eerste is de samenwerking tussen de provincies en KLB/ALC. De verant-
woordelijke voor KLB/ALC werkt nauw samen met de dienst verantwoordelijk
voor ontwikkelingssamenwerking.18 De samenwerking verschilt regionaal. De
Vlaamse provincies kenden bijvoorbeeld documentatiecentra.
Het ondersteunen van vierde pijlerorganisaties via netwerkdagen, advies en in-
formatie, het gezamenlijk organiseren van evenementen, en het geven van vor-
mingen is een tweede belangrijk domein van (voornamelijk Vlaamse) provincies.
Sinds de oprichting van het vierde pijlersteunpunt gebeurt dit in toenemende mate
in samenwerking met dit initiatief.
Ten derde, en in tegenstelling, tot het steunpunt, verschaffen de meeste Vlaamse
provincies ook financiële steun aan vierde pijlerorganisaties om projecten uit te
voeren in het Zuiden. Voor sommige provincies (en gemeenten) behoort dit tot
draagvlakversterking.
Ten vierde ondernemen de provincies zelf draagvlakversterkende activiteiten.
Bijvoorbeeld in Limburg het Wereldplein, ‘een soort labo waar verschillende acti-
viteiten uitgeprobeerd worden en daarna over de provincie worden uitgedragen
(cf. Theater Tol)’ zoals de Provincie het zelf formuleert), een Wereldfilmforum
voor scholen van het BSO, TSO en Buso, het Wereldfeest, en kleinere educatieve
sensibiliserende activiteiten die georganiseerd worden voor het provinciepersoneel
en voor het brede publiek. Dit kan gaan van tentoonstellingen, debatten, digitale
promotie voeren of promotie voeren via de geschreven media.
18 Er zijn echter uitzonderingen. In Luik werkt KLB/ALC bijvoorbeeld samen met een cultureel centrum.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
42
Ten vijfde, vinden we in een aantal provincies inleefateliers terug waar leerlingen
en leerkrachten worden ondergedompeld in de leefwereld van een derdewereld-
land. Dit gebeurt in samenwerking met Studio Globo.
Een zesde speerpunt van het provinciaal beleid is de fair trade, in casu de aan-
koop en promotie van faire trade producten binnen de eigen provincie.
Verder beschikken de meeste provincies over een raad van burgers uit de pro-
vincie die advies verstrekken over het provinciaal ontwikkelingsbeleid (cf. Ge-
meentelijke raden voor ontwikkelingssamenwerking).
Ten slotte financieren provincies draagvlakversterkende activiteiten van andere
organisaties. Deze organisaties omvatten voornamelijk NGO’s en particuliere
vierde pijlerinitiatieven en enkele onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Activitei-
ten zijn in eerste instantie educatieve pakketten en andere initiatieven, campagnes,
inleefateliers en evenementen (zoals filmfestivals) en bijeenkomsten. Het is moei-
lijk om concrete doelgroepen te onderscheiden op basis van voorliggende infor-
matie. Grote groepen omvatten de brede bevolking binnen de eigen provincie en
schoolgaande jeugd.
2.6 Gemeenten
Ten slotte zijn in de laatste pakweg tien jaar, gemeenten een alsmaar belangrijkere
rol gaan opnemen in de ondersteuning van draagvlakversterking en ontwikkelings-
samenwerking. Ook hier is er vaak een dienst ontwikkelingssamenwerking (of an-
dere benamingen) aanwezig. Volgens gegevens verzameld door VVSG (zie
www.NoordZuidkaart.be) beschikken minstens 66 Vlaamse gemeenten of steden
(d.w.z. 21%) over een subsidiereglement voor sensibiliserende of educatieve pro-
jecten.19 56 gemeenten hebben de totaalbudgetten hiervoor doorgegeven aan
VVSG. Onderstaande tabel geeft de cijfers, verzameld door VVSG weer, die ge-
meenten aan ontwikkelingseducatie verlenen. Let wel, ook deze cijfers geven maar
een beperkt beeld, want niet alle gemeenten hebben gegevens doorgegeven. Een
aantal grote, zoals Antwerpen ontbreekt bijvoorbeeld.
19 39 gemeenten of steden(of 13% van alle Vlaamse gemeenten of steden) antwoordden niet over een re-
glement te beschikken. Over twee de derde van de Vlaamse gemeenten en steden (204 in totaal) hebben
we evenwel geen gegevens.
43
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
Tabel 2.4 Budget voor ontwikkelingseducatie in 2009 volgens stad of gemeente (in
euro)
Stad/gemeente Budget Stad/gemeente Budget
Aarschot 8000 Leuven 19000
Alken 6000 Lille 1500
Arendonk 5600 Lommel 7050
Avelgem 3000 Malle 6673
Beernem 1750 Mechelen 20000
Bornem 6000 Menen 10300
Brasschaat 2500 Middelkerke 14466
Brugge 6750 Olen 19822
Dendermonde 1000 Oostende 67285
De Pinte 5000 Oostkamp 3150
Dilbeek 13343 Oudenaarde 5000
Edegem 7500 Roosdaal 500
Genk 14550 Schilde 102053
Halle 2500 Sint-Gillis-Waas 11500
Hamont-Achel 1240 Sint-Niklaas 74000
Hasselt 60000 Tielt-Winge 10000
Herent 8593 Turnhout 7809
Herentals 1000 Vilvoorde 5000
Herne 1500 Vorselaar 1725
Herk-de-stad 1116 Vosselaar 3000
Izegem 17160 Waregem 5000
Kalmthout 12500 Wetteren 6450
Kapellen 1500 Zedelgem 5000
Kasterlee 4514 Zoersel 16303
Kuurne 2500 Zwevegem 24783
Laakdal 1800 Zwijndrecht 4360
Lendelede 6815
Bron VVSG, 2010
Voor deze studie hebben we een selectie van gemeenten opnieuw bevraagd. De
tien gemeenten of steden die volgens de gegevens van VVSG over het grootste
budget voor educatieve of sensibiliserende projecten beschikken, aangevuld met
grote stedelijke centra.20 In het Brussels Hoofdstedelijke Gewest werden 4 van de
19 gemeenten bevraagd. Van UVCW hebben we geen antwoord gekregen.
Voor de Vlaamse gemeenten zijn de cijfers hier moeilijk te vergelijken omdat
sommige gemeenten de subsidies van het Vlaamse convenant mee in rekening
brengen, andere niet; niet alle gemeenten een onderscheid maken tussen Noord-
en Zuidwerking; en er verschillende interpretaties van draagvlakversterking zijn. In
totaal hebben we slechts van 10 gemeenten een antwoord ontvangen. De onder-
20 Hasselt, Izegem, Leuven, Mechelen, Olen, Oostende, Schilde, Sint-Niklaas, Zoersel, Zwevegem, aangevuld
met Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Kortrijk, Turnhout, Vilvoorde.
ho
ofd
stu
k 2
|
Bu
dg
ett
en
en
su
bsi
die
ve
rle
ne
rs
44
staande tabel geeft de resultaten weer. De verschillen tussen de cijfers van tabel
2.4 en tabel 2.5 zijn te wijten aan verschillende interpretaties van draagvlakverster-
king en ontwikkelingseducatie. In de tweede tabel hebben de gemeenten een rui-
mere interpretatie van draagvlakversterking gehanteerd dan in de eerste.
Tabel 2.5 Budgetten voor draagvlakversterking in 2007, 2008 en 2009 volgens ge-
meente (in euro)
Stad/gemeente 2007 2008 2009
Brugge 48512 55950
Genk 29554 33273 40606
Gent 122621 156740 212810
Hasselt 19486 28246 14885
Leuven 55134 57033 54750
Mechelen 44550 47750 47250
Olen 40486 34848 29360
Oostende 52249 49252 62088
Vilvoorde 7140 9150 7200
Zwevegem 28043 27968 26476
Bron de geciteerde gemeenten zelf, 2010
We kunnen wel de volgende conclusies trekken uit de verzamelde informatie.
Naar verhouding zijn er meer convenantsgemeenten dan niet-
convenantsgemeenten die een beleid en budget voor draagvlakversterking hebben.
Dit is evident, aangezien (1) de convenanten tot doel hebben gemeenten te onder-
steunen bij het ontwikkelen va een ontwikkelingsbeleid, en (2) de Vlaamse conve-
nanten een specifiek Noordluik hebben. De grootte van de stad speelt bovendien
maar een beperkte invloed op het al dan niet aanwezig zijn van en de grootte van
het budget voor draagvlakversterking (bv. Zwevegem en Hasselt hebben verge-
lijkbare budgetten).
Afgezien van de middelen voor KLB/ALC en het documentatiecentrum, vin-
den we bij de gemeenten dezelfde interventiedomeinen, aard van gesubsidieerde
organisaties, activiteiten en doelgroepen terug als bij de provincies. In sommige
gemeenten wordt er wel intensief samengewerkt met de provincie (bv. West-
Vlaanderen).
2.7 Conclusie
Het Belgische beleid voor draagvlakversterking wordt gekenmerkt door een veel-
heid van actoren die een budget er beschikking stellen. De belangrijkste speler is
evenwel het federale niveau, dat zowat drie vierden van het totale budget voor
45
h
oo
fdst
uk
2 |
B
ud
ge
tte
n e
n s
ub
sid
iev
erle
ne
rs
haar rekening neemt. Het grote deel van dit budget gaat naar NGO’s of en naar de
KLB/ALC en de Infocyclus. Daarnaast valt op dat de verschillende overheden in
Vlaanderen (zowel regionaal, provinciaal als gemeentelijk) zeer actieve actoren
zijn, in vergelijking met de Waalse en Franstalige overheden. In Vlaanderen hecht
men bovendien veel geloof aan de rol die lokale overheden kunnen spelen in
draagvlakversterking. Kenmerkend voor Vlaanderen is tevens de aandacht die
subsidieverleners schenken aan (particuliere) vierde pijlerorganisaties. Alhoewel
deze zich voornamelijk bezighouden met activiteiten in het Zuiden, wordt het on-
dernemen van een eigen ontwikkelingsactiviteit aanzien als draagvlakverdiepend
en gaan de overheden er impliciet van uit dat deze groep van organisaties een
nieuw publiek kan aanboren. Er is echter weinig afstemming tussen deze verschil-
lende overheden, waardoor de verschillende actoren weinig weten met wat de an-
dere bezig zijn.
In het volgende hoofdstuk zullen we dieper ingaan op de ontvangers van de
subsidies.
ho
ofd
stu
k 3
|
Ge
sub
sid
iee
rde
org
an
isa
tie
s 4
7
3 | Gesubsidieerde organisaties
In dit hoofdstuk vermelden we de organisaties - alsook hun doelgroepen en activi-
teiten - die de bulk van de overheidssubsidies ontvangen, op basis van de informa-
tie die we van de subsidieverleners hebben gekregen. Zoals uit de tekst blijkt is
deze informatie vaak zeer summier.
3.1 NGO’s
Veruit de belangrijkste groep van organisaties die subsidies ontvangen in het teken
van draagvlakversterking, zijn de ontwikkelingsNGO’s.
3.1.1 Wetgevend kader
De erkende niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties kunnen aanspraak
maken op de subsidies van de hoger beschreven actoren. De volgende wetteksten
regelen dit.
18 juli 1997. Koninklijk besluit betreffende de erkenning en subsidiëring van
niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties zoals gewij-
zigd door het koninklijk besluit van 8 april 2002.
Koninklijk besluit betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikke-
lingsorganisaties en van hun federaties zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 april
2002. Art. 8: Een programma wordt goedgekeurd voor een periode van vijf jaar en heeft be-
trekking op één of meer van de volgende activiteiten (...):
2° ‘educatie’: het methodisch geheel van educatieve activiteiten dat gericht is op het informeren,
sensibiliseren en vormen van de bevolking in België of van afgebakende groepen van deze be-
volking in verband met ontwikkelingssamenwerking en internationale betrekkingen. Het gaat
onder meer over bewegingswerk met een gedecentraliseerde structuur, animatie- en vormings-
werk, inleefruimtes met een uitgewerkt educatief programma, creatie van educatief materiaal en
ho
ofd
stu
k 3
|
Ge
sub
sid
iee
rde
org
an
isa
tie
s 4
8
productie van tijdschriften en publicaties. Deze educatieve activiteiten lopen volgens geëigende
methoden en hebben tot doel de bewustwording en het engagement van de bevolking ten voordele
van de ontwikkelingssamenwerking te verdiepen.
De nieuwe regelgeving, met name het KB van 24 september 2006, in voege voor
projecten en programma’s van NGO’s vanaf 2008, stipuleert:
Art. 2. In het Noordluik is een specifieke doelstelling direct of indirect gericht op de ontwikke-
ling van billijke en solidaire Noord-Zuid- betrekkingen (1) door het engagement op te wekken
of te versterken van de bevolking en de politieke, economische en sociale actoren in België, (2)
door zich in te zetten in netwerken en acties op internationaal vlak (3) door de werking te ver-
sterken en te verbeteren van organisaties die zich inzetten voor de Noord-Zuid-solidariteit.
3.1.2 Belangrijkste organisaties
In het hoofdstuk van de subsidieverleners kwam duidelijk naar voor dat er tussen
de NGO’s grote verschillen zijn in de middelen die men krijgt van subsidieverle-
ners. Figuur 3.1 toont de aangevraagde budgetten bij DGD van alle Belgische
NGO’s. De informatie omvat de aangevraagde budgetten die de NGO’s nodig
hebben voor de periode 2011-2013 voor de uitvoering van hun Noordwerkings-
programma - ondersteund door DGD -, alsook specifieke informatie over de stra-
tegie (doelstelling, thema, doelgroep, werkvorm en synergie met andere actoren).
We moeten wel drie kanttekeningen maken bij deze cijfers. Ten eerste werden de
programma’s nog niet goedgekeurd door DGD - de informatie geeft met andere
woorden een intentie weer, geen realiteit. Ten tweede, indien goedgekeurd, finan-
ciert DGD 80% van het budget. De NGO dient de andere 20% zelf te verzame-
len (bijvoorbeeld bij andere subsidieverleners of via giften). Ten derde, beschikken
de meeste NGO’s nog over andere budgetten bestemd voor Noordwerkingactivi-
teiten die niet binnen het DGD-programma vallen. Deze zijn niet opgenomen in
deze cijfers.
Ondanks de caveats geeft het een goed beeld van de belangrijkste spelers binnen
Noordwerking. Bij de 25 grootste tellen we 11 Franstalige, 9 Nederlandstalige en
5 tweetalige. Een aantal NGO’s, bijvoorbeeld CARAES en Wereldmediatheek,
vragen geen subsidies aan in deze context – zij worden in onderstaande figuur dus
niet opgenomen.
49
h
oo
fdst
uk
3 |
G
esu
bsi
die
erd
e o
rga
nis
atie
s
Figuur 3.1 Aangevraagd budget bij DGD voor Belgische NGO’s (incl. 20% eigen mid-
delen) voor 2011-2013 in 1000 euro (enkel de 25 grootste budgetten)
Bron DGD, 2010
De NGO’s hebben ook gemeenschappelijke doelstellingen afgesproken voor de
Noordwerking. In onderstaande kader staat de integrale tekst. De doelgroepen
hebben we in het vet gezet. Net als bij de informatie van DGD is het niet mogelijk
om een diepgaande analyse te doen van de doelgroepen die men wil bereiken en
de werkvormen die worden gebruikt. De doelgroepen worden vaak ruim gedefini-
eerd, en het is niet duidelijk welke activiteit en welk budget bestemd is voor welke
doelgroep. In hoofdstuk 5 trachten we op basis van de NGO-programma’s hier
een antwoord op te vinden.
0 2000 4000 6000 8000 10000 12000
Echos Communication
Iles de Paix
FOS
CADTM
COTA
Le Monde selon les Femmes
Protos
SFDW - FSTM
ITECO
FCD
Les Magasins de Monde Oxfam
Bevrijde Wereld
UNICEF - Belgique
Max Havelaar Belgique
Oxfam - WereldWinkels
EF
SOS Faim
TRIAS
Oxfam - Solidariteit
Djapo
WSM
Vredeseilanden
CNCD
Broederlijk Delen
11.11.11
ho
ofd
stu
k 3
|
Ge
sub
sid
iee
rde
org
an
isa
tie
s 5
0
De gemeenschappelijke doelstellingen voor de Noordwerking, gericht naar specifieke
doelgroepen, geven aan wat de NGO’s bindt en wat zij samen belangrijk vinden om te
realiseren:
kinderen en jongeren op een aangepaste manier informeren, sensibiliseren en hen han-
delingsperspectieven bieden, zodat ze vanuit een houding van respect en openheid
kunnen omgaan met diversiteit en ze gevoelig worden voor onrechtvaardigheid.
opvoeders activeren, educatief ondersteunen en met hen dialogeren, zodat ze over
voldoende kennis en vaardigheden beschikken om met kinderen en jongeren mondiale
thema’s te behandelen en om hen te stimuleren tot solidair handelen.
de politieke wereld en beleidsmakers op alle bestuursniveaus adviseren, waar nodig on-
der druk zetten en met hen dialogeren en samenwerken opdat ze diplomatieke en/of
beleidsbeïnvloedende initiatieven nemen die leiden tot beleidsbeslissingen en een re-
gelgevend kader (inclusief de naleving ervan) die bijdragen tot de missie van de Noord-
Zuidbewegingen.
middenveldorganisaties ondersteunen, activeren en met hen samenwerken zodat ze
conform de missie van de Noord-Zuidbeweging handelen en de boodschap van die
bewegingen naar de eigen achterban en/of beleidsmakers versterken.
de financieel-economische wereld adviseren, hen waar nodig onder druk zetten en met
hen dialogeren om hen aan te zetten tot maatschappelijk verantwoord ondernemen.
de achterban van haar organisaties omkaderen, motiveren en gedifferentieerde vormen
van engagement aanbieden.
de media informeren, ideeën aanreiken en samen met hen strategieën uitwerken zodat
ze de boodschap van de Noord-Zuidbeweging vertalen en versterken.
de bevolking sensibiliseren, met hen communiceren en hen een doelgroepengericht
aanbod bieden zodat ze vanuit een houding van respect en openheid kunnen omgaan
met diversiteit en ze gevoelig worden voor onrechtvaardigheid.
3.2 Vzw’s of de particuliere vierde pijler
Vooral D5.1 van DGD, VAIS, provincies en gemeenten en scholen via het pro-
gramma KLB/ALC geven subsidies aan particuliere vierde pijlerorganisaties om
aan draagvlakversterking te doen. Vaak zijn dit kleine bedragen van enkele hon-
derden euro’s maar volgens de ingezamelde gegevens zijn er minstens een twintig-
tal organisaties die - als men de verschillende subsidies optelt - elk meer dan
10 000 euro ontvingen in de laatste drie jaar. Spijtig genoeg beschikken we over
weinig informatie over de aard van deze projecten. De beschikbare informatie
duidt er wel op dat de activiteiten in het verlengde liggen van deze van de NGO’s:
zoals de ontwikkeling van educatieve pakketten, informatievoorzieningsavonden,
campagnes (alhoewel kleinschaliger). Een lijst van aanbieders van Noordwerking
is voor Vlaanderen te vinden op de website van het steunpunt vierde pijler en op
de websites van KLB/ALC voor België. Onderstaande tabel somt de organisaties
op.
51
h
oo
fdst
uk
3 |
G
esu
bsi
die
erd
e o
rga
nis
atie
s
Tabel 3.1 Particuliere vierde pijlerorganisaties en andere vzw’s die in totaal meer dan
10 000 euro ontvingen tussen 2007-2009 voor draagvlakversterking van di-
verse overheden
Naam organisatie Thema
Alfa
CATAPA
CIMIC
Cunina
FIAN
Filippijnengroep België
Global fiesta Mechelen
Horizon educatief
Designers Against Aids
De Spiegel
Jeugd en vrede
Kassoemai
Kidscam Eerlijke handel
Kinderrechtenhuis Kinderarbeid
Kwasa kwasa Diversiteit
Natuurpunt educatie
Scouts en Gidsen Vlaanderen
Sensoa Seksuele gezondheid
Soy Murguero van Murga
Vereniging Denderleeuw Kleurt
Villa Cabral
Vlaams Guatemalcomité
Vormen
Zuiddag
Bron VAIS; KLB/ALC; DGD, 2010
3.3 Gemeenten
De gemeenten zijn enerzijds een financierder van organisaties, maar anderzijds
ontvangen zij zelf ook financiële middelen van bovenlokale overheden om aan
draagvlakversterking te doen. Meer bepaald is de Vlaamse overheid (in casu VAIS)
een belangrijke financieringsbron. De Vlaamse convenanten beogen een specifieke
Noordwerking en vallen als dusdanig onder draagvlakversterking volgens VAIS.
Het totale budget bedroeg in 2009 2 321 523 euro. Ter verduidelijking: deze mid-
delen mogen niet gebruikt worden om vierde pijlerinitiatieven te financieren. Het
federale gemeentelijke samenwerkingsprogramma heeft enkel een Zuidcompo-
nent, waardoor de federale middelen in dit verband niet tot draagvlakversterking
worden gerekend. De Franstalige overheden bieden geen equivalent van het
Vlaamse convenant aan, maar besteden een klein budget aan gemeentelijke
Noordwerking (minstens 21 000 euro in 2009).
ho
ofd
stu
k 3
|
Ge
sub
sid
iee
rde
org
an
isa
tie
s 5
2
3.3.1 Universitaire en wetenschappelijke instellingen
Een tweede groep bestaat uit de wetenschappelijke en universitaire instellingen.
Een belangrijke subsidieverlener is de dienst D3.2 van DGD. Daarnaast financie-
ren verschillende nationale en regionale overheden en provinciale overheden on-
derzoek, congressen en uitwisselingsprogramma’s van hogescholen en universitei-
ten. Onderstaande tabel verzamelt de informatie voor de periode 2007-2009.
Tabel 3.2 Door DGD D3.2 gesubsidieerde wetenschappelijke en universitaire instellin-
gen voor periode 2007-2009
Wetenschappelijke instelling
Activiteit Thema Doelgroep
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren MRAC/KMMA
Sensibilisering, tentoon-stelling, congres, prijs
Afrika Grote publiek
ITG Instituut Tropische Geneeskunde Antwer-pen
Informatie en sensibili-sering
Gezondheid
VLIR - UOS Sensibilisering, reisbeur-zen
Internationale solidari-teit
Studenten hoger onder-wijs, docenten
CIUF - CUD Miniprojecten reisbeurzen
Internationale solidari-teit
Studenten hoger onder-wijs, docenten
Universiteiten en hoge-scholen
Onderzoek, uitwisseling, congressen
Studenten hoger onder-wijs
Bron DGD, 2010
3.4 Scholen en onderwijzend personeel
Onderwijsinstellingen en scholen kunnen financiering krijgen via het programma
KLB/ALC voor ontwikkelingseducatieve initiatieven. Dit programma wordt op
haar beurt gefinancierd door de provincies en de federale overheid, meer bepaald
zowat een derde van het budget van dienst D5. Primaire doelgroep zijn de vor-
mers en secundaire doelgroep zijn kinderen van het primair (vijfde en zesde leer-
jaar) en secundair onderwijs. De initiatieven worden al dan niet uitgevoerd door
de scholen zelf. In veel gevallen huren de scholen een derde actor uit om de activi-
teit uit te voeren. Op de website van KLB/ALC vindt men informatie over het
aanbod.
Daarnaast geven enkele gemeenten subsidies aan scholen voor draagvlakverster-
kende initiatieven en is VVOB bedrijvig op dit vlak via het scholenbandenpro-
gramma.
53
h
oo
fdst
uk
3 |
G
esu
bsi
die
erd
e o
rga
nis
atie
s
3.5 Werknemersorganisaties
Werknemersorganisaties (t.t.z. IAV, BIS en IFSI) ontvangen subsidies via de
dienst D3.3 van DGD, en van enkele lokale overheden. Maar in het geheel van
gesubsidieerde budgetten blijft hun aandeel eerder beperkt.
3.6 Cultuur en media
Bijna 2 miljoen euro gaat jaarlijks naar initiatieven die worden genomen door cul-
turele instellingen, media of festivalorganisatoren. Zowat één derde van het budget
van dienst D5 wordt aan deze actoren besteed (de ander begunstigden zijn
KLB/ALC, de BTC infocyclus, en NGO’s en vierde pijlerorganisaties). Vooral
film- en muziekfestivals zijn populair (zie tabel 3.3 voor een overzicht), naast do-
cumentaires en tv-programma’s. Bijna zonder uitzondering is de doelgroep zeer
ruim (het brede publiek), alsook het thema, dat ofwel de Noord-Zuidproblematiek
in het algemeen of een continent of gebied in de kijker zet. Uitzondering zijn de
documentaires die telkens een specifieke problematiek behandelen. Nieuwe media
komen in dit luik nauwelijks aan bod.
ho
ofd
stu
k 3
|
Ge
sub
sid
iee
rde
org
an
isa
tie
s 5
4
Tabel 3.3 Door DGD D5 gesubsidieerde culturele organisaties, media en festivals voor
periode 2007-2009
Organisatie Activiteit Thema Doelgroep
Zuiderpershuis Multidisciplinair project (film, festival, theater, ...)
Afrika, water Breed publiek
Museum Tervuren en atomium - l'Afri-que en marche'
Tentoonstelling Afrika Breed publiek
Paleis voor schone Kunsten - Festival Maroc
Festival Marokko Breed publiek
Brusselse theaters - Festival de théâtres Nomades - Journée Axe Sud
Theater Migratie en ontwikkeling Breed publiek
Studio Brussel - Music for Life
Radiofestival Malariaproblematiek Burundi Breed publiek
Couleur Café Muziekfestival (en solidariteitsdorp)
Cultuur en een specifiek thema dat jaarlijks wijzigt
Breed publiek
Kokopelli Muziekfestival Internationale solidariteit Breed publiek
Mundiaal - Mano Mundo
Muziekfestival Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema)
Breed publiek
Eperanzah Muziekfestival Internationale solidariteit Breed publiek
Festival du Film Arabe de Bruxelles
Filmfestival Arabische cultuur Breed publiek
Festival du film d'amour - Mons
Filmfestival Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema)
Breed publiek
Open Doek - Turn-hout
Filmfestival Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema)
Breed publiek en schoolgaande jeugd
Afrika Film festival -Leuven
Filmfestival Afrika Breed publiek
Cinema Novo - Brugge
Filmfestival Noord-Zuid Breed publiek
Festival Cinéma Méditerranéen
Filmfestival Middellandse Zeegebied Breed publiek
Festival des Libertés! - Brussel
Filmfestival Noord-Zuid, democratie en goed bestuur
Breed publiek
Festival International du film francophone de Namur
Filmfestival Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema)
Breed publiek
Festival des Cinémas Africains de Bruxelles
Filmfestival Afrika Breed publiek
Festival International du Film Policier de Liège
Filmfestival NoordZuidMilleniumontwikkelings-doelstellingen
Breed publiek
Festival International Millénium - Brussel
Filmfestival Noord-Zuid Breed publiek
Bron DGD 2010
55
h
oo
fdst
uk
3 |
G
esu
bsi
die
erd
e o
rga
nis
atie
s
3.7 Conclusie
Van het totale overheidsbudget voor draagvlakversterking gaat meer dan een
kwart naar een tiental NGO’s: namelijk 11.11.11 en Broederlijk Delen, Vredesei-
landen, WSM, Oxfam solidariteit, OWW, Djapo, SOS Honger/SOS Faim en En-
traide et Fraternité. 11.11.11 en Broederlijk delen nemen de helft van dit budget
in. In totaal worden echter tientallen NGO’s en andere maatschappelijke organisa-
ties gefinancierd. Vierde pijlerinitiatieven, culturele instellingen, media, gemeenten
en scholen zijn andere belangrijke spelers. De onderstaande tabel geeft nogmaals
een overzicht van de belangrijkste subsidieverleners en mensen begunstigden van
de subsidies. In de volgende hoofdstukken gaan we dieper in op de aard van de
draagvlakversterkende activiteiten en doelgroepen van de subsidieverleners en de
belangrijkste begunstigden van de subsidies: de NGO’s.
ho
ofd
stu
k 3
|
Ge
sub
sid
iee
rde
org
an
isa
tie
s 5
6
Tabel 3.4 Actoren die draagvlakversterkende initiatieven verschaffen
Type actor Uitleg
Nationale overheid Een van de belangrijkste ondersteunende actoren (tevens financi-eel), die mee beleidskader helpt uittekenen. Liggen – samen met provincies aan de basis van het programma Kleur Beken-nen/Annoncer la Couleur
Regionale overheden Een van de belangrijkste ondersteunende (tevens financieel) acto-ren, die mee beleidskader helpt uittekenen. Besteden veel aan-dacht aan vierde pijlerinitiatieven.
Gemeentelijke overheden In de laatste tien jaar uitgegroeid tot een zeer actieve actor, die zowel andere verstrekkers van draagvlakverstekende activiteiten steunt, als mee evenementen organiseert.
Provinciale overheden Idem. Zie ook KLB/ALC
Onderwijsinstellingen Besteden in het curriculum aandacht aan ontwikkelingseducatie, maar vaak afhankelijkheid van de interesse en competentie van de leerkracht, de vakken, en de school en het niveau (lager, secundai-re of hoger onderwijs)
OntwikkelingsNGO’s Historisch de meest actieve actoren en de pioniers op het vlak van draagvlakversterking en voeren alle typen activiteiten (zie volgend hoofdstuk) uit.
Vakbonden In de laatste decennia actief geworden op dit gebied. Concentre-ren zich vooral op thema’s gelieerd aan globalisering, internatio-nale arbeidsverhoudingen en solidariteit en eerlijke handel. Wer-ken in toenemende mate samen met NGO’s.
Culturele instellingen Zeer recent actief op dit gebied, werken vaak samen met andere actoren (vnl. NGO’s of vierde pijler) en zoeken mee naar creatie-ve manieren om aan draagvlakversterking te doen.
Particuliere vierde pijlerorganisaties Zeer diverse groep van organisaties. Sommige specialiseren zich in draagvlakversterking, maar de meeste richten zich in eerste instantie op projecten in het Zuiden ...
Media Vooral focus op informatievoorziening, met toenemende aan-dacht voor nieuwe media. Zetten zich ook in voor massamediale campagnes.
Consulenten en academici Voornamelijk actief in onderzoek en het geven van vormingen en onderzoek.
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
57
4 | Draagvlakversterkende activiteiten
4.1 Typologie draagvlakversterkende activiteiten
Eén van de uitdagingen van de gegevensanalyse bestond erin om verschillende
typen van draagvlakversterkende activiteiten te onderscheiden en te groeperen. Er
bestaan immers verschillende visies op wat al dan niet behoort tot draagvlakver-
sterking en op hoe men de activiteiten kan indelen. In hoofdstuk 1 hebben we er
op gewezen dat deze oefening verder wordt bemoeilijkt door het ontbreken van
ingeburgerde synoniemen voor draagvlakversterking in andere talen. Daarnaast is
er de verwarring rond het begrip ontwikkelingseducatie. Deze term wordt soms
als overkoepelende term gebruikt voor een hele reeks activiteiten, soms als syno-
niem voor draagvlakversterking, of soms als een specifieke draagvlakversterkende
activiteit.21
Voor onze indeling vertrokken we vanuit een analyse van de driejarenprogram-
ma’s 2011-2013 van de Noordwerking van NGO’s, de belangrijkste verschaffers
van draagvlakversterkende activiteiten en ontvangers van subsidies. In het luik
Noordwerking van de driejarenprogramma’s diende elke NGO aan te duiden wel-
ke doelstellingen er dienen behaald te worden. Per doelstelling worden een reeks
activiteiten en doelgroepen opgesomd. Zowel de vermelde doelstellingen als de
activiteiten zijn zeer uiteenlopend. We hebben getracht een lijn te brengen in deze
informatie door de doelstellingen en activiteiten te groeperen en te hercoderen in
types van actiedoelstellingen en specifieke activiteiten. In totaal hebben we 8 types
van actiedoelstellingen en 64 verschillende activiteiten geïdentificeerd.
Hieronder sommen we de 8 types actiedoelstellingen op. De actiedoelstellingen
leunen soms dicht tegen elkaar aan, en zijn voor interpretatie vatbaar, bijvoorbeeld
het onderscheid tussen informatievoorziening - sensibilisering en educatie. In bij-
21 Zie Daens L., Van Ongevalle J. & De Bruyn T. (2011), Hedendaagse kwesties en uitdagingen rond ontwikke-
lingseducatie en mondiale vorming in kaart gebracht. Een doorlichting van vijftien recente studies omtrent
mondiale vorming en ontwikkelingseducatie, HIVA-KU Leuven, Leuven.
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
58
lage 2 worden de 64 specifieke activiteiten vermeld. Een specifieke activiteit is niet
per definitie gelieerd aan een type actiedoelstelling. Bijvoorbeeld een organisatie
kan een publicatie maken om mensen louter te informeren, om mensen bewust te
maken over een bepaald thema, om te gebruiken om te lobbyen bij een doelgroep,
of als resultaat van een onderzoek:
- informatievoorziening: het informeren van de doelgroep over de eigen activitei-
ten of over specifieke thema’s;
- sensibilisering en bewustmaking: dit gaat verder dan het louter informeren van
de doelgroep en beoogt tevens het bewust te maken (en tot op zekere hoogte
overtuigen) van een bepaalde problematiek of aanpak van een onderwerp;
- educatie: het aanreiken van voornamelijk pedagogische instrumenten en moge-
lijkheden om de doelgroep kritisch te laten nadenken over een bepaald onder-
werp. Belangrijk is deze interpretatie niet te verwarren met de veel ruimere defi-
nitie van ontwikkelingseducatie die in §1.3.1.1, hoofdstuk 1 wordt vermeld;
- mobilisering: het aanzetten tot actie van de doelgroep over een bepaald thema
of voor een bepaalde organisatie;
- lobby/advocacy: het trachten te overtuigen van een bepaalde doelgroep van het
belang van een bepaald onderwerp of probleem en aanpak tot de oplossing van
dit probleem, alsook het ondernemen van beleidsactie;
- onderzoek: het uitvoeren van onderzoek om een beter inzicht te hebben in een
bepaalde materie;
- netwerking: het aanzetten tot samenwerken over een bepaald onderwerp;
- capaciteitsversterking: het versterken van capaciteiten van individuen of organi-
saties zodanig dat deze bepaalde taken efficiënter en effectiever kunnen uitvoe-
ren.
In deze indeling vinden we gedeeltelijk het educatief continuüm terug.22 Informa-
tievoorziening focust op het vergroten van de kennis; sensibilisering en educatie
voornamelijk op het veranderen van de houding ten opzichte van ontwikkelings-
samenwerking; en mobilisering op het beïnvloeden van het gedrag. Lobby en ad-
vocacy richt zich tevens op het bewustmaking en gedragsverandering, maar dan
via beleidsbeïnvloeding. Daarnaast onderscheiden we drie actiedoelstellingen, die
de werking van draagvlakversterkende actoren ondersteunen en efficiënter en
doeltreffender dienen te maken; netwerking, onderzoek en capaciteitsversterking.
Vooraleer de actiedoelstellingen en activiteiten van de gesubsidieerde NGO’s
worden beschreven, kijken we eerst naar de subsidieverleners zelf.
22 Zie onder andere Van Ongevalle, J., Wallyn, B., Bonte, S. & Geerts, S. (2011), Learning about the effective-
ness of public support programmes for development cooperation, HIVA-KULeuven, Leuven.
59
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
4.2 Organisatie van draagvlakversterkende activiteiten
4.2.1 Eigen activiteiten van subsidieverleners
Voor de regionale en federale overheden, is het aandeel van de eigen initiatieven
ten opzichte van steun aan derden zeer klein (enkele procenten), terwijl er bij de
lagere overheden geen lijn te trekken is. Bij de provincies en gemeenten zijn er
drie groepen te onderscheiden: een eerste groep die net zoals de hogere overheden
slechts een fractie van het totaalbedrag (enkele procenten) aan eigen initiatieven
besteedt; een tweede waar ongeveer de helft wordt besteed aan eigen initiatieven;
en een derde groep die bijna het gehele budget aan eigen initiatieven geeft.
4.2.1.1 Informatievoorziening en sensibilisering
Zowat alle overheden informeren de bevolking over de werking van de eigen
diensten inzake ontwikkelingssamenwerking via nieuwsbrieven, internet of infor-
matiestanden, campagnes en publicaties (bv. Dimensie 3 voor de DGD). Vooral
gemeenten die een stedenband hebben met een gemeente in het Zuiden (al dan
niet in het kader van een convenant of samenwerkingsakkoord) zijn hier bedrijvig
in. Twee grote doelgroepen kunnen onderscheiden worden: het brede publiek
enerzijds en het eigen personeel anderzijds. Lokale overheden (zowel provincies
als gemeenten) rekenen de organisatie van muziek- en andere culturele festivals en
tentoonstellingen tot de eigen initiatieven.
Alhoewel vorming een activiteit is waarvoor subsidies worden gegeven aan der-
den om deze uit te voeren (zie volgend hoofdstuk) zijn er ook een aantal subsidie-
verleners die deze zelf (mee) organiseren of uitvoeren. Vorming in het kader van
de vierde pijler werd hierboven reeds aangehaald. Daarnaast is er het programma
infocyclus dat door de BTC wordt uitgevoerd en waarvoor DGD een jaarlijkse
subsidie van om en bij de 900 000 euro verleent. Strikt genomen is dit dus niet de
subsidieverlener die deze activiteit uitvoert, maar de BTC. Omdat deze echter de
uitvoerende dienst is van de federale overheid zetten we dit onder eigen activitei-
ten.
4.2.1.2 Capaciteitsversterking
De lokale en regionale overheden zijn zeer bedrijvig in de ondersteuning van de
(particuliere) vierde pijler door middel van vorming, de organisatie van ontmoe-
tingsmomenten, advies en informatieverlening. Financiële ondersteuning komt in
het volgende hoofdstuk aan bod. De vierde pijler wordt niet enkel ondersteund ter
bevordering van een doeltreffende Zuidwerking, maar ook als middel tot draag-
vlakversterking of -verbreding. De belangrijkste eigen initiatieven met betrekking
tot de vierde pijler worden hieronder opgesomd:
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
60
Tabel 4.1 Eigen initiatieven van overheden met betrekking tot vierde pijler
Initiatiefnemer Naam initiatief Budget Doelgroep
DGD 5 en BTC BTC infocyclus 990 851 Onder meer initiatief-nemers van microprojec-ten
VAIS en 11.11.11 Steunpunt 4de pijler 11 292* Particuliere vierde pijler
WBI CASIW 145 000 Initiatives ou implica-tions citoyennes
Provincies Ontmoetingsmomenten, vorming
Particuliere vierde pijler
Sommige gemeenten Idem Particuliere vierde pijler
* In 2008 werd een bedrag van 330 000 euro begroot voor de ontwikkeling en opstart van het steunpunt vierde pijler en 51 600 euro voor de website www.4depijler.be.
4.2.1.3 Afstemming
Onder eigen activiteiten van de subsidieverleners valt tevens het faciliteren van
vraag en aanbod tussen verschillende actoren. In feite zou dit als een negende ac-
tiedoelstelling kunnen worden gedefinieerd in de lijst opgesomd in §4.1 – ofwel als
een combinatie van netwerking (maar dan tussen de aanbieders en de begunstig-
den van draagvlakversterkende initiatieven). Afgezien van de initiatieven rond de
vierde pijler, is hier veruit het belangrijkste initiatief Kleur Bekennen/Annoncer la
Couleur, waarvoor DGD een budget van meer dan 2,5 miljoen euro uittrekt. Net
als bij de infocyclus, is het niet DGD zelf die dit programma uitvoert maar de
BTC (samen met de provincies). Via dit programma worden tevens onderwijsin-
stellingen gesubsidieerd.
4.2.2 Activiteiten van NGO’s
De belangrijkste type actiedoelstellingen zijn informatievoorziening en netwerking,
zoals tabel 4.2 toont. Ook het belang van sensibilisering en capaciteitsversterking
komt tot uiting. Educatie, lobby en advocacy en onderzoek is een focus van zowat
vier op tien organisaties, terwijl mobiliseringsactiviteiten slechts door een minder-
heid worden ontplooid.
61
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
Tabel 4.2 Aandeel van organisaties dat zich richt op type van actiedoelstelling (in %)
Informatievoorziening 86
Sensibilisering 63
Educatie 39
Mobilisering 29
Lobby/advocacy 41
Onderzoek 45
Netwerking 78
Capaciteitsversterking 61
Zoals figuur 4.1 toont, richten de meeste organisaties zich op meerdere actiedoel-
stellingen. Slechts 8% (i.e. 4 organisaties) concentreert zich op één enkele actie-
doelstelling. Aan de andere kant van het spectrum vinden we 2 organisaties (ofte
4%) terug die activiteiten gericht op alle acht actiedoelstellingen uitvoeren.
Figuur 4.1 Aandeel van organisaties volgens aantal actiedoelstellingen
0
5
10
15
20
25
1 2 3 4 5 6 7 8
% o
rgan
isati
es
Aantal verschillende actiedoelstellingen
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
62
In termen van budget en het aantal activiteiten is de verdeling ietwat anders (zie
figuur 4.2). Sensibilisering en educatie zijn samen goed voor zowat de helft van
het budget. Informatievoorziening, capaciteitsversterking en lobby en advocacy
nemen elk ongeveer één achtste van het budget in.
Figuur 4.2 Types van actiedoelstellingen volgens aantal en budgetverdeling
10 12
7 7
6 5
18 13
3 3
23 27
22 22
13 11
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
aantal % budget %
informatievoorziening
sensibilisering
educatie
mobilisering
lobby/advocacy
onderzoek
netwerking
capaciteitsversterking
63
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
In bijlage 2 hebben we alle activiteiten opgesomd die NGO’s ondernemen, zonder
rekening te houden met de actiedoelstellingen waaraan ze worden gekoppeld. Fi-
guur 4.3 geeft de belangrijkste 20 grafisch weer. Hieruit blijkt dat zowat 12% van
het totale budget naar vorming gaat. Naar begeleiding, publicaties, pedagogische
instrumenten, netwerking en organisatie van ontmoetingen en vergaderingen gaat
elk 5 of meer per cent van het totale budget.
Figuur 4.3 Specifieke activiteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het
totaal aantal activiteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD
gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201123
23 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
0 2 4 6 8 10 12 14
lobbyactiviteit (n.n.g.)
deelname aan …
evaluatie
newsletter
informatieactiviteit (n.n.g.)
evenementen (organisatie van)
mobiliseringsactiviteit (n.n.g.)
sensibiliseringsactiviteit (n.n.g.)
campagne
animatie
inleefatelier
website
communicatieactiviteit (n.n.g.)
onderzoek (n.n.g.)
ontmoetingen/vergaderingen
netwerkingsactiviteit (n.n.g.)
pedagogisch instrument
ontwikkelen van publicatie
begeleiding
vorming
budget % aantal %
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
64
4.2.2.1 Informatievoorziening
In zowat een kwart van de activiteiten (die meer dan een derde van het budget
vertegenwoordigt) werd de activiteit niet nader bepaald dan informatievoorziening
of communicatie (zie figuur 4.4). Onder de activiteiten waar we wel details van
hebben, zijn gedrukte publicaties (boeken, folders, rapporten, …) en de opmaak
en het gebruik van websites de belangrijke informatieinstrumenten. Alhoewel
websites duidelijk aan populariteit winnen als communicatie- en informatie-
instrument, is het gebruik van nieuwe media (zoals facebook en twitter) nog niet
ingeburgerd. Ook de ontwikkeling van audiovisueel materiaal (vooral documentai-
res op televisie) is een activiteit van slechts een fractie van de organisaties. Docu-
mentatiecentra worden dan weer afgebouwd of overgezet op een digitaal platform.
Figuur 4.4 Informatievoorzieningsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aan-
deel in het totaal aantal informatievoorzieningsactiviteiten van de drieja-
renprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar
2011
0 5 10 15 20 25
andere informatieactiviteit (w.g.)
audiovisueel materiaal
seminarie (organisatie van)
nieuwe media
persartikels
documentatiecentrum
newsletter
website
publicatie
informatieactiviteit (n.n.g.)
communicatieactiviteit (n.n.g.)
budget %
aantal %
65
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
4.2.2.2 Sensibilisering
Er is een grote diversiteit in de sensibiliseringsactiviteiten (zie figuur 4.5). Er is niet
één typische activiteit te onderscheiden. Zowat 10% van het totale budget voor
deze actiedoelstelling wordt besteed aan de ontwikkeling en verspreiding van pu-
blicaties en een gelijkaardig aandeel gaat naar campagnegerelateerde activiteiten.
Slechts 4 % van de organisaties onderneemt inleefreizen en/of inleefateliers.
Figuur 4.5 Sensibiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in
het totaal aantal sensibiliseringsactiviteiten van de driejarenprogramma’s
van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
0 10 20 30 40 50 60
andere sens.activiteit (w.g.)
persartikels
inleefatelier
newsletter
inleefreis
ontmoetingen/vergaderingen
website
campagnemateriaal
campagne
sensibiliseringsactiviteit (n.n.g.)
publicatie
budget %
aantal %
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
66
4.2.2.3 Educatie
Educatie bestaat voornamelijk uit de organisatie van korte en langlopende vor-
mingen en opleidingen, alsook de ontwikkeling van pedagogische instrumenten
(zie figuur 4.6). Een meer gedetailleerde invulling van deze twee soorten activitei-
ten was spijtig genoeg niet mogelijk binnen het bestek van dit onderzoek.
Figuur 4.6 Educatieactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het
totaal aantal educatieactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de
door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
0 10 20 30 40 50
andere educatieve activiteit (w.g.)
evenementen (organisatie van)
workshops
uitwisseling
educatieve activiteit (n.n.g.)
project
begeleiding
inleefatelier
animatie
pedagogisch instrument
vorming
budget %
aantal %
67
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
4.2.2.4 Mobilisering
De overgrote meerderheid van mobiliseringsactiviteiten wordt niet verder gedefi-
nieerd, maar waar er wel info over te vinden was, verwijst dit voornamelijk naar de
begeleiding van een doelgroep om actie te ondernemen (zie figuur 4.7).
Figuur 4.7 Mobiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het
totaal aantal mobiliseringsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de
door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201124
24 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
0 10 20 30 40 50 60 70
andere mob.activiteit (w.g.)
conferentie (organisatie van)
deelname aan …
project
animatie
campagne
organisatie van themaweek
recruteringscampagne
evenementen (organisatie van)
begeleiding
mobiliseringsactiviteit (n.n.g.)
budget %
aantal %
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
68
4.2.2.5 Lobby en advocacy
Aan lobby en advocacy wordt vooral gedaan via de organisatie of deelname aan
conferenties en ontmoetingen met verschillende doelgroepen (zie figuur 4.8). Dit
is ofwel met de doelgroep die men rechtstreeks wil bereiken (bv. beleidsverant-
woordelijken, zie verder), ofwel door via deze ontmoetingen gelijkgestemde orga-
nisaties te vinden en strategieën te ontwikkelen.
Figuur 4.8 Lobby/advocacyactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel
in het totaal aantal lobby/advocacyactiviteiten van de driejarenprogram-
ma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201125
25 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
0 5 10 15 20
andere lobbyactiviteit (w.g.)
campagne
beleidsanalyse
perscommunicatie
(beleids)dialoog
interpellaties
netwerking
deelname aan …
publicatie
lobbyactiviteit (n.n.g.)
ontmoetingen/vergaderingen
budget %
aantal %
69
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
4.2.2.6 Onderzoek
Onderzoek omvat naast studies, voornamelijk de uitvoering van evaluaties (zie
figuur 4.9).
Figuur 4.9 Onderzoeksactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het
totaal aantal onderzoeksactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de
door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
0 10 20 30 40 50 60 70
pedagogisch instrument
bezoek aan het Zuiden
beleidsanalyse
publicatie ontwikkelen
methodiekontwikkeling
evaluatie
onderzoek (n.n.g.)
budget %
aantal %
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
70
4.2.2.7 Netwerking
Netwerking ten einde samen te werken voor een ander doeleinde wordt bijna niet
verder gespecifieerd (zie figuur 4.10).
Figuur 4.10 Netwerkingsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het
totaal aantal netwerkingsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de
door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
0 10 20 30 40 50 60
netwerkingsactiviteit (w.g.)
coördinatie
seminarie (organisatie van)
conferentie
(beleids)dialoog
publicatie
begeleiding
informatieverspreiding
alliantievorming
ontmoetingen/vergaderingen
netwerkingsactiviteit (n.n.g.)
budget %
aantal %
71
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
4.2.2.8 Capaciteitsversterking
Capaciteitsversterking verwijst ten slotte hoofdzakelijk naar de begeleiding van
individuen of organisaties om projecten of programma’s uit te voeren (zie fi-
guur 4.11).
Figuur 4.11 Capaciteitsversterkingsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar
aandeel in het totaal aantal versterkingsactiviteiten van de driejarenpro-
gramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201126
26 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
0 10 20 30 40
andere cap.verst.act. (w.g.)
deelname aan …
pedagogisch instrument
netwerking
forum (organisatie van)
vorming
coördinatie
methodiekontwikkeling
publicatie
ontmoetingen/vergaderingen
begeleiding
budget %
aantal %
ho
ofd
stu
k 4
|
Dra
ag
vla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
72
4.2.3 Onderwerpen van NGO’s
Figuur 4.12 toont de thema’s die het vaakst het onderwerp van een activiteit vor-
men. Naast algemene onderwerpen verbonden aan internationale solidariteit, is
fair trade een populair thema.
Figuur 4.12 Thema volgens aantal keer als onderwerp van activiteit vermeld in de drie-
jarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar
2011
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
levensomstandigheden
geweld tegen vrouwen
klimaatsverandering
verschillende onderwerpen
humanitaire regelgeving en principes
voedselzekerheid
duurzame ontwikkeling
waterbeleid
gezondheids(zorg)
eigen organisatie
ontwikkelingsbeleid
schuldverlichting derde wereld
natuurlijke grondstoffen/hulpbronnen
ontwikkelingseducatie
economie / handel
kinderrechten
arbeidsrechten/waardig werk
landbouw
fair trade
internationale solidariteit
73
h
oo
fdst
uk
4 |
D
raa
gvla
kv
ers
terk
en
de
ac
tivite
ite
n
4.3 Conclusie
Draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking omvat een veelheid aan
verschillende activiteiten. Bovendien bestaat er geen eenduidige terminologie voor
de indeling van deze activiteiten. In dit hoofdstuk hebben we getracht een over-
zicht te brengen. Zoals aangegeven staat deze indeling niet in steen gebeiteld. Wel-
licht zal er discussie zijn over specifieke activiteiten of actiedoelstellingen, en of
deze al dan niet tot draagvlakversterking kunnen gerekend worden. De analyse
wijst er wel op dat draagvlakversterking verder gaat dan informatievoorziening,
sensibilisering en educatie en mobilisering, en lobby en advocacy. Netwerking,
onderzoek en capaciteitsversterking zijn belangrijke ondersteunende actiedoelstel-
lingen.
Uit de analyse blijkt dat zowat 60% van het door DGD gesubsidieerde budget
van NGO’s naar de actiedoelstellingen die zich richten op de eerste twee fases van
het educatief continuüm gaat (gericht op kennisvergroting en bewustmaking). Sen-
sibilisering en educatie nemen samen zowat de helft van het budget voor hun re-
kening en informatievoorziening en informatievoorziening 11% (zie figuur 4.2,
§4.2.2). Vooral het geven van vorming, begeleiding van werknemers of organisa-
ties, het ontwikkelen en verspreiden van publicaties en pedagogische instrumenten
zijn populair als specifieke activiteiten. Ook lobby en advocacy zijn figureert pro-
minent. Mobilisering is daarentegen sterk ondervertegenwoordigd, aangezien het
slechts 3% van het budget inneemt. Ondersteunende actiedoelstellingen zijn goed
voor een kwart van het budget. Binnen deze, neemt capaciteitsversterking (met
12% van het budget) de belangrijkste plaats in.
ho
ofd
stu
k 5
|
Do
elg
roe
pe
n
75
5 | Doelgroepen
5.1 Algemene analyse NGO’s
Bij de lezing van de resultaten van deze analyse is het belangrijk de caveats uit
hoofdstuk 1 in het achterhoofd te houden.
Om het belang van de doelgroepen te achterhalen werd gekeken naar het aantal
organisaties dat zich op een bepaalde doelgroep richt, het aantal activiteiten per
doelgroep en het budget besteed per doelgroep. Figuur 5.1 geeft de meest ver-
noemde doelgroepen per activiteit en organisatie, terwijl figuur 5.2 een beeld geeft
op basis van het budget. In bijlage 1 zijn de volledige lijsten terug te vinden.
Vooraleer we ingaan op de specifieke doelgroepen, identificeren we enkele al-
gemene tendensen. Onderwijs is veruit de belangrijkste doelgroep. Maar liefst 26%
van het totale budget gaat naar deze sector. 34 op 50 organisaties (i.e. 68%) ont-
plooien activiteiten voor de doelgroep, dubbel zoveel dan voor eender welke an-
dere doelgroep. De tweede belangrijkste doelgroep in termen van budget, activitei-
ten en organisaties zijn de beleidsverantwoordelijken. Daarna volgen NGO’s, het
grote publiek, de eigen achterban en jongeren. Het middenveld, vrijwilligers de
overheid en media of journalisten vervolledigen de top tien.
Opvallend is dat bijna een kwart van het budget wordt verdeeld over
39 verschillende doelgroepen. De overgrote meerderheid van de doelgroepen
wordt overigens maar bediend door vijf of minder organisaties.
ho
ofd
stu
k 5
|
Do
elg
roe
pe
n
76
Figuur 5.1 Aandeel van NGO’s en activiteiten dat zich op bepaalde doelgroep richt
(in % ten opzichte van totaal aantal NGO’s - enkel top 20 weergegeven –
en totaal aantal activiteiten) vermeld in de driejarenprogramma’s van de
door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
0 10 20 30 40 50 60 70 80
netwerken
consumenten
vierde pijler
vakbonden/werknemers
volwassenen
bedrijven
sociale actoren
medewerkers organisatie
verbindingsactoren
sleutelactoren/opiniemakers
lokale actoren
vrijwilligers
middenveld
overheid
media/journalisten
achterban
jongeren
groot publiek
NGO
beleidsverantwoordelijken
onderwijs
organisaties % activiteiten %
77
h
oo
fdst
uk
5 |
D
oe
lgro
ep
en
Figuur 5.2 Verdeling van budget over doelgroepen vermeld in de driejarenprogram-
ma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
In hoofdstuk 3 (§3.1.1.2) werd vermeld wat de gemeenschappelijke doelgroepen
voor de Noordwerking van de NGO’s, volgens de NGO’s zélf zijn.27 De vraag is
of deze intenties inderdaad vertaald worden in concrete acties. De analyse van de
doelgroepen die figureren in de door DGD gesubsidieerde Noordwerkingspro-
gramma’s van NGO’s maakt het mogelijk om deze vraag deels te beantwoorden.
‘Deels’, omdat, zoals we eerder hebben vermeld, onze analyse geen rekening
houdt met de activiteiten, die door NGO’s worden uitgevoerd, maar waarvoor
geen subsidies bij DGD worden aangevraagd.
Uit de analyse van de door DGD gesubsidieerde programma’s komt enerzijds
duidelijk tot uiting dat er veel aandacht wordt gegeven aan kinderen, jongeren en
opvoeders. Figuren 5.1 en 5.2 tonen dat de doelgroepen onderwijs en jongeren
samen goed zijn voor 33% van het budget. Ook het belang van de politieke we-
reld en beleidsmakers (9% van het budget), de achterban (resp. 9%) en de bevol-
king (resp. 7%) in het algemeen wordt weerspiegeld in de door ons onderzochte
Noordprogramma’s. Anderzijds zijn de media en middenveldorganisaties (tenzij
NGO’s bij middenveld worden gerekend) veel minder het doel van activiteiten
27 Ter herinnering vermelden we nogmaals deze doelgroepen: kinderen en jongeren; opvoeders; de politieke
wereld en beleidsmakers; middenveldorganisaties; de financieel-economische wereld; de achterban van
haar organisaties; de media; de bevolking.
onderwijs 26%
achterban 9%
beleidsverantwoordelijken
9% NGO 7%
groot publiek 7%
jongeren 6%
media/journalisten 4%
overheid 4%
vrijwilligers 3%
middenveld 3%
rest 22%
ho
ofd
stu
k 5
|
Do
elg
roe
pe
n
78
(resp. 4 en 3%) De grote afwezige is echter de financieel-economische wereld. Om
vertegenwoordigers van deze doelgroep terug te vinden, dienen we verder te kij-
ken dan de 20ste plaats in de lijst en verwijzen we bijgevolg naar bijlage 1. Bedrij-
ven representeren slechts 1,3% van het budget en het aandeel van internationale
financiële instellingen is zelfs verwaarloosbaar klein.
Figuren 5.3 en 5.4 tonen op welke manier de NGO’s de verschillende doelgroepen
trachten te bereiken.
Figuur 5.3 Aandeel van type actiedoelstellingen dat zich op bepaalde doelgroep richt
(in % ten opzichte van totaal actiedoelstellingen voor die doelgroep) ver-
meld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s
voor het jaar 2011 (1)
0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0
sociale actoren
beleidsverantwoordelijken
achterban
middenveld
NGO
media/journalisten
groot publiek
onderwijs
informatievoorziening
sensibilisering
educatie
mobilisering
lobby/advocacy
netwerking
onderzoek
versterking
79
h
oo
fdst
uk
5 |
D
oe
lgro
ep
en
Figuur 5.4 Aandeel van type activiteiten dat zich op bepaalde doelgroep richt (in %
ten opzichte van totaal per type activiteit vermeld in de driejarenprogram-
ma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011) (2)
Hieronder bekijken bovenstaande tabellen en de belangrijkste groepen van doel-
groepen in detail.
0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0
overheid
vrijwilligers
vakbonden/werknemers
medewerkers organisatie
bedrijven
vierde pijler
sleutelactoren/opiniemakers
jongeren
informatievoorziening
sensibilisering
educatie
mobilisering
lobby/advocacy
netwerking
onderzoek
versterking
ho
ofd
stu
k 5
|
Do
elg
roe
pe
n
80
5.2 Analyse per doelgroep
5.2.1 Onderwijs en jongeren
De onderwijssector wordt voornamelijk bereikt via sensibiliserings- en educatieac-
tiviteiten (zie figuur 5.3) Met onderwijssector worden zowel leerlingen als leer-
krachten en ander personeel bedoeld. Bijna de helft van het budget (i.e. 46%)
wordt besteed aan het basisonderwijs, 17% aan secundair - waarvan 1% aan het
technisch en secundair onderwijs - en 22% aan hoger onderwijs. 15% van het
budget wordt niet nader gedefinieerd en een zeer kleine fractie gaat naar het kleu-
teronderwijs.
Figuur 5.5 Verdeling van budget binnen doelgroep onderwijs vermeld in de driejaren-
programma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
kleuteronderwijs 0%
basisonderwijs 46%
secundair onderwijs
16%
secundair technisch en
beroepsonderwijs 1%
hoger onderwijs 22%
ander/niet gedefinieerd
15%
81
h
oo
fdst
uk
5 |
D
oe
lgro
ep
en
Bij de doelgroep jongeren buiten het onderwijs zijn adolescenten een belangrijke
focus, zoals figuur 5.6 aangeeft. Ook hier is sensibilisering en educatie de belang-
rijkste actiedoelstelling van NGO’s (zie figuur 5.4).
Figuur 5.6 Verdeling van budget binnen doelgroep jongeren vermeld in de driejaren-
programma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
ander / niet gedefinieerd
74%
6 - 12 jaar 2%
12 - 18 jaar 24%
ho
ofd
stu
k 5
|
Do
elg
roe
pe
n
82
5.2.2 Beleidsverantwoordelijken en overheid
Voor ongeveer één derde van het budget was het niet onmiddellijk mogelijk om
de beleidsverantwoordelijke of politieke actoren meer gedetailleerd te identifice-
ren. Meer dan een kwart van het budget gaat naar de Belgische beleidsmensen, en
één vijfde naar Europese (zie figuur 5.7). Eén achtste van het budget gaat naar het
internationaal niveau. Zoals figuur 5.3 toont, zijn beleidsverantwoordelijken vooral
het onderwerp van lobby en advocacyactiviteiten.
Figuur 5.7 Verdeling van budget binnen doelgroep beleidsverantwoordelijken ver-
meld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s
voor het jaar 2011
beleidsverantwoordelijken n.n.g.
26%
Vlaamse 6%
Belgische 28%
Europese 20%
Internationale 13%
diplomaten en consuls
0% politieke actoren
7%
83
h
oo
fdst
uk
5 |
D
oe
lgro
ep
en
Het lokale niveau komt veel minder aan bod op het eerste gezicht, maar is wel
zeer uitgesproken aanwezig in de categorie overheid. Maar liefst 70% van het
budget voor overheden gaat naar het lokale niveau, zie figuur 5.8. Zoals we verder
zullen zien, worden de beleidsverantwoordelijken vooral bereikt via advocacy en
lobbyactiviteiten, terwijl informatievoorziening en mobilisering (voor fair trade)
het doel is voor de lokale administratie (zie figuren 5.3 en 5.4)
Figuur 5.8 Verdeling van budget binnen doelgroep overheid vermeld in de driejaren-
programma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
lokale 70%
Vlaamse 3%
Belgische 8%
Europese 5%
Zuiden 0%
algemeen 14%
ho
ofd
stu
k 5
|
Do
elg
roe
pe
n
84
5.2.3 NGO’s, vierde pijler, middenveld en vakbonden
Bij de NGO’s worden voornamelijk ontwikkelingsNGO’s bedoeld. Opvallend is
dat de activiteiten gericht op NGO’s zeer divers zijn, alhoewel versterking en lob-
by en advocacy er uitspringen. Eenzelfde beeld vinden we terug bij het midden-
veld (zie figuren 5.3 en 5.4). Bij de vierde pijlerorganisaties ligt de nadruk dan weer
op capaciteitsversterking en op informatievoorziening.
Figuur 5.9 Verdeling van budget binnen doelgroep NGO vermeld in de driejarenpro-
gramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
5.2.4 Vrijwilligers en medewerkers organisatie
Zowel bij medewerkers van de eigen organisatie als bij vrijwilligers vormt vanzelf-
sprekend capaciteitsversterking een belangrijke actiedoelstelling. Opvallend is de
belangrijke plaats van educatie en informatievoorziening. In feite bestaan de mees-
te activiteiten voor deze actiedoelstellingen uit vormingsmomenten, wat het be-
lang verklaart.
5.2.5 Groot publiek en achterban
Uit figuur 5.3 leiden we af dat grote publiek en de eigen achterban voornamelijk
het onderwerp zijn sensibiliseringsacties. Het mindere belang van mobilisering als
actiedoelstelling komt ook hier tot uiting.
humanitaire actoren
1%
mensenrechten-organisaties
2% NGO's n.n.g.
3%
ontwikkelings-educatie- actoren
4%
ontwikkelings- NGO's
83%
ontwikkelings-NGO's :
jeugdrechten 1%
sensibiliserings-actoren
6%
85
h
oo
fdst
uk
5 |
D
oe
lgro
ep
en
5.2.6 Media en opiniemakers
De NGO’s trachten media en opiniemakers informatie te verstrekken over ver-
schillende onderwerpen (zie figuren 5.3 en 5.4) en in mindere mate te sensibilise-
ren. Media zijn daarenboven vaak het onderwerp van lobby en advocacyactivitei-
ten.
5.2.7 Bedrijven
De relatief weinige activiteiten die bedoeld zijn voor bedrijven, blijken in hoofd-
zaak als doel te hebben deze bewust te maken. Slechts één op acht van de activi-
teiten gaat over lobby en advocacy, terwijl netwerking en capaciteitsversterking
zeer lage prioriteit hebben.
5.3 Conclusie
Alhoewel NGO’s via de subsidies van DGD tientallen verschillende doelgroepen
trachten te bereiken (zie bijlage 1), is zowat een derde van het budget bestemd
voor onderwijs en een derde voor vier doelgroepen tezamen, t.t.z. de achterban,
beleidsverantwoordelijken, NGO’s en het grote publiek. Bedrijven en de financi-
eel-economische wereld – toch belangrijke doelgroepen volgens de doelstellingen
van de NGO’s, komen weinig voor in de door ons onderzochte programma’s.
Hetzelfde geldt voor migranten(organisaties) of allochtonen, en ouderen, doel-
groepen die wel in de interviews met beleidsmakers en NGO’s naar voor kwamen
als belangrijk,28 maar niet in onze gegevensverzameling tot uiting komen. We die-
nen hierbij wel op te merken dat de doelgroep ‘ouderen’ wellicht indirect terug te
vinden is in de doelgroepen ‘achterban’ en ‘vrijwilligers’.
Binnen onderwijs valt overigens op dat de meeste activiteiten gericht zijn op het
basisonderwijs. Nochtans richt KLB/ALC, die onder meer een brug vormt tussen
het onderwijs en de aanbieders van ontwikkelingseducatieve activiteiten, zich sinds
2010 - 2011 enkel op secundair onderwijs en het basisonderwijs vanaf 10 jaar.
Voor de lagere jaren bestaat er dus nog een groot aanbod, maar dit valt buiten het
bestek van KLB/ALC.
Aan het technisch en beroepssecundair onderwijs, een belangrijke, maar moeilijk
te bereiken doelgroep, volgens de interviews met NGO’s en beleidsmakers, wordt
bovendien slechts weinig aandacht besteed in de door DGD gesubsidieerde
noordwerkingsprogramma’s.
Uit figuren 5.2 en 5.3 wordt duidelijk dat bepaalde actiedoelstellingen vooral be-
doeld zijn voor specifieke doelgroepen. Vrijwilligers, medewerkers van de eigen
28 Zie §1.1.3 en De Bruyn T. (2010), Draagvlakversterking: innovatieve praktijken, doelgroepenbereik, afstem-
ming tussen vraag en aanbod, PULSE, HIVA-KU Leuven, Leuven, te vinden op de website www.pulse-
oplatform.com.
ho
ofd
stu
k 5
|
Do
elg
roe
pe
n
86
organisatie en vierde pijlerorganisaties zijn bijvoorbeeld vooral het onderwerp van
capaciteitsversterkingsinitiatieven, terwijl er voor beleidsmakers en de overheid
advocacy en lobbyactiviteiten worden ondernomen.
ho
ofd
stu
k 6
|
Afs
tem
min
gsi
nitia
tie
ve
n
87
6 | Afstemmingsinitiatieven
Op Europees niveau bestaan er een aantal belangrijke netwerken. Voor overheden
is het belangrijkste netwerk GENE (Global Education Network Europe). Dit is
een Europees netwerk van ministeries, agentschappen en andere gouvernementele
instellingen die verantwoordelijk zijn voor ondersteuning en beleidsontwikkeling
inzake mondiale vorming; Het ging van start in 2001 met 6 landen, en telt onder-
tussen leden uit 14 landen, die samen een budget hebben van meer dan
100 miljoen euro voor mondiale vorming (zie www.gene.eu).
Voor Europese ontwikkelingsNGO’s is er het programma DEEEP (Develop-
ment Education Exchange in Europe Project). DEEEP is een programma dat
negen jaar geleden werd opgestart door het Development Education Forum van
CONCORD, de Europese koepelorganisatie voor ontwikkelingsNGO’s). DEEEP
legt zich toe op de ontwikkeling en uitwisseling van vaardigheden en expertise
tussen ontwikkelingsNGO’s die zich bezighouden met mondiale vorming, en
tracht strategische samenwerking te promoten tussen de civiele maatschappij en
de overheden.
De nationale koepelorganisaties van NGO’s vervullen eenzelfde rol als boven-
genoemde structuren - maar dan op nationaal niveau: Coprogram en Acodev, en
CNCD en 11.11.11. Binnen deze koepels zijn er werkgroepen rond ontwikke-
lingseducatie.
Er zijn initiatieven die trachten de vraag aan het aanbod, alsook de actoren die al
dan niet een officiële taak inzake ontwikkelingseducatie krijgen toegewezen, te
matchen. In de tabel op de volgende pagina’s geven we een overzicht. Binnen een
aantal sectoren zijn er al doeltreffende structuren ontwikkeld. Zo vormt Kleur
Bekennen/Annoncer la Couleur een relais tussen de onderwijssector en ontwikke-
lingseducatieve organisaties die zich op jongeren richten. Train2dev, een platform
van ontwikkelingsactoren, biedt een overzicht van de opleidingen over ontwikke-
lingssamenwerking.
ho
ofd
stu
k 6
|
Afs
tem
min
gsi
nitia
tie
ve
n
88
Een globaal overzicht van alle draagvlakversterkende initiatieven in België of een
regio uit België bestaat echter niet. De vraag stelt zich of een dergelijk informatie-
instrument überhaupt nodig en mogelijk is. Vanuit het standpunt van subsidiever-
leners en beleidsmakers zou het wel nuttig zijn een globaal overzicht te hebben
van de actoren, doelgroepen en activiteiten, maar voor de doelgroepen van draag-
vlakversterkende initiatieven is het nut van een centrale databank veel minder dui-
delijk. Informatieverstrekking en communicatie dienen immers afgestemd te wor-
den op de noden van de doelgroepen. Zo behoeven scholen een andere commu-
nicatiestrategie dan pakweg media of bedrijven. Een portaal met een overzicht van
de bestaande afstemmingsinitiatieven en waar men informatie kan vinden over een
bepaald aspect van draagvlak zou wel zijn nuttig zijn. Er dienen bovendien stap-
pen gezet worden voor een betere afstemming van de terminologie van draagvlak-
versterkende activiteiten.
hoofdstuk 6 | Afstemmingsinitiatieven 89
Organisatie Vraag (doelgroep) Aanbod (doelgroep) Methode en instrumenten Geografische scope
Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur (BTC) www.kleurbekennen.be www.annoncerlacouleur.be
Onderwijssector (10 tot 18-jarigen) - leerlingen, leerkrachten, scholen en hoger onderwijs voor toekomsti-ge opvoeders en leerkrachten
Eigen materiaal NGO’s en vierde pijlers die rond ontwikkelingseducatie werken
Fungeert als relais tussen onderwijs en aanbieders Eigen educatief materiaal Website met lijst Documentatiecentra vorming Advies op maat Financiering
Kleur Bekennen: Vlaamse Gemeen-schap Annoncer la Couleur: Franstalige Gemeenschap in elke provincie heeft KLB/ALC een promotor.
Train2dev Ontwikkelingsprofessionals en geïnteresseerden
Vormingsaanbod Website België
Openboek.be/livre-ouvert/be Grote publiek NGO’s Website met informatie over de Zuidwerking van NGO’s en de beschikbare middelen
België
Cocosnet www.Cocosnet.be
Grote publiek NGO’s Het Cocosnet is een netwerk van documentatiecentra van OS NGO’s. Website met 2 databanken met literatuur, lesmateriaal
Vlaanderen
SUDOC www.sudoc.be
Grote publiek Actoren uit de sector ontwikkelingssamenwerking Acteurs de la coopération au développement
NGO’s en andere verschaffers van informatie
Netwerk van zes documentatiecen-tra van Franstalige NGO’s. Website centraliseert de info volgens 9 thema’s.
Franstalig België
Donorinfo (Stichting) www.Donorinfo.be
Grote publiek, meer bepaald poten-tiële donoren Geïnteresseerden in inleefreizen Vrijwilligers
Belgische goede doelen Organisaties die inleefreizen en stages aanbieden
Lijst de goede doelen in België op Website Adviesverlening
België
2015 de tijd loopt www.detijdloopt.be
Grote publiek Vlaamse N-Z beweging Informatie over MDG’s Vlaanderen
hoofdstuk 6 | Afstemmingsinitiatieven 90
Organisatie Vraag (doelgroep) Aanbod (doelgroep) Methode en instrumenten Geografische scope
Steunpunt vierde pijler (VAIS en 11.11.11) www.vierdepijler.be
Grote publiek Particuliere vierde pijlerorganisaties Geeft platform aan 4de pijlerorgani-saties om zich voor te stellen, on-dersteunt (niet financieel) deze in hun werking Website Advies Vorming Ontmoetingsmomenten
Vlaanderen en Brussel
CASIW (WBI) www.casiw.be
Grote publiek Vierde pijlerorganisaties Geeft platform aan 4de pijlerorgani-saties om zich voor te stellen, on-dersteunt (niet financieel) deze in hun werking Summiere website Advies Vorming
Wallonië en Brussel
Kauri www.kauri.be
Bedrijven en NGO’s Bedrijven en NGO’s Werkt rond MVO en accountability van NGO’s Vervult brugfunctie tussen beide en biedt platform tot dialoog aan. Website Seminaries
België
Canon cultuurcel www.dynama2.be
Onderwijs Cultuurorganisaties Vervult brugfunctie tussen cultuur-sector en onderwijs Website
Vlaanderen
NME inventaris (Vlaamse Gemeen-schap, LNE) http://nme.milieuinfo.be/front.cgi?action=start
Onderwijs Natuureducatieve organisaties Vervult brugfunctie tussen organi-saties die natuureducatie bieden en scholen
Vlaanderen
Overlegplatform in de sector van de korte opleidingen over ontwikkeling
Grote publiek? Organisaties die opleidingen aan-bieden
Op dit ogenblik wordt er een lijst gemaakt van alle bestaande oplei-dingen
België
Réseau IDEES www.reseau-idee.be
Netwerk van meer dan 100 leden, waaronder lesgevers NGO’s, ... Biedt info over milieueducatie
ho
ofd
stu
k 7
|
Co
nc
lusi
e
91
7 | Conclusie
7.1 Inleiding
Een belangrijk luik van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de meeste
noordelijke donoren situeert zich in het eigen land, met name het versterken van
het draagvlak bij de bevolking of specifieke bevolkingsgroepen voor ontwikke-
lingssamenwerking. Draagvlak kan worden gedefinieerd als ‘de al dan niet door
kennis gedragen houding en actie ten aanzien van een bepaald onderwerp’.29 Deze
definitie laat ruimte voor verschillende interpretaties. Enerzijds kan dit gaan over
het verwerven van publieke steun voor het gevoerde beleid inzake ontwikkelings-
samenwerking, of een bepaald onderwerp (bijvoorbeeld de millenniumdoelstellin-
gen, onderwijs in ontwikkelingslanden, verbetering van arbeidsomstandigheden in
een bepaald land, ...). Anderzijds kan dit verwijzen naar het opvoeden van de be-
volking tot kritische wereldburgers, t.t.z. het verschaffen van informatie, instru-
menten en/of handelingsalternatieven opdat burgers zelf kritisch een onderbouw-
de mening en gedrag ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking of een specifiek
onderwerp kunnen vormen.
In Europa blijkt België aan de top staan inzake investeringen in draagvlakver-
sterking. Meer dan 29 miljoen euro maakten de verschillende overheden vrij voor
dit onderwerp. Volgens het European Development Education Monitor Report
DE Watch uit 201030 geven enkel het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje en
Nederland meer. Een aanzienlijk deel van dit budget gaat naar een veelheid van
organisaties en instellingen die draagvlakversterkende initiatieven uitvoeren. Er
ontbreekt echter een overzicht van deze initiatieven. Welke organisaties houden
zich ermee bezig, wat doen ze, en welke doelgroepen trachten ze te bereiken? Op
deze vragen hebben we in dit rapport een antwoord trachten te formuleren. Als
29 Zie www.pulse-oplatform.com.
30 Dit rapport van de European Multi-Stakeholder Group on Development Education is te downloaden op
http://www.coe.int/t/dg4/nscentre/ge/DE_Watch.pdf.
ho
ofd
stu
k 7
|
Co
nc
lusi
e
92
vertrekpunt hebben we de subsidiestromen en begunstigden in kaart gebracht. In
tweede instantie hebben we de activiteiten en doelgroepen van de belangrijkste
aanbieders van initiatieven, i.e. de NGO’s, geanalyseerd aan de hand van de bij
DGD ingediende driejarenprogramma’s.
7.2 Belangrijkste bevindingen
7.2.1 Terminologie
Draagvlakversterking blijft een gecontesteerde en verwarrende term. Uit de zoek-
tocht naar informatie bij verschillende instellingen bleek dat het begrip op ver-
schillende manieren werd geïnterpreteerd. Daarenboven is de term in Franstalig
België vrij onbekend. De activiteiten die men in België onderneemt wordt in Bel-
gië eerder aangeduid als ‘Noordwerking’, een term die in andere Europese landen
geen ingang heeft gevonden. Een wel in het Frans gebruikte term is dan weer
ontwikkelingseducatie, een begrip waarover NGO’s en de federale overheid recent
een consensus hebben bereikt (zie §1.3.1.1).
In dit onderzoek identificeerden we acht verschillende zogenaamde actiedoel-
stellingen identificeerden we (zie §4.1): informatievoorziening, sensibilisering, edu-
catie, mobilisering, lobby en advocacy, onderzoek, netwerking, en organisatie- en
capaciteitsversterking. Daarbij komen nog afstemmingsinitiatieven om de vraag
naar en het aanbod aan activiteiten op elkaar af te stemmen, en die door overhe-
den en koepelorganisaties worden ondernomen. Zoals gesteld in hoofdstuk 4 ver-
wijst deze indeling gedeeltelijk naar het educatief continuüm: informatievoorzie-
ning focust op het vergroten van de kennis; sensibilisering en educatie voorname-
lijk op het veranderen van de houding ten opzichte van ontwikkelingssamenwer-
king; en mobilisering op het beïnvloeden van het gedrag. Lobby en advocacy richt
zich tevens op bewustmaking en gedragsverandering, maar dan via beleidsbeïn-
vloeding. Daarnaast onderscheiden we drie actiedoelstellingen, die de werking van
draagvlakversterkende actoren ondersteunen en efficiënter en doeltreffender die-
nen te maken: netwerking, onderzoek en capaciteitsversterking. 64 verschillende
groepen van activiteiten hebben we geïdentificeerd om deze actiedoelstellingen te
bereiken.
7.2.2 Subsidieverleners
België kent verschillende overheden die in draagvlakversterking investeren. Het
grootste aandeel van het totale budget (81% of 24 miljoen euro) is afkomstig van
de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (ofte DGD). Op regionaal en lokaal
niveau is er een groot verschil tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië. De ver-
ho
ofd
stu
k 7
|
Co
nc
lusi
e
93
schillende regionale, provinciale en gemeentelijke overheden besteden duidelijk
meer aandacht aan dit onderwerp in Vlaanderen dan in Wallonië. Tussen 2007 en
2009 is het budget voor draagvlakversterking wel toegenomen bij zowat alle over-
heden. Ondanks de relatief ruime aandacht voor het onderwerp, blijkt dat de ver-
schillende overheden weinig op de hoogte zijn van elkaars doelstellingen en inter-
venties.
7.2.3 Aanbieders
De belangrijkste ontvanger van subsidies zijn duidelijke de erkende ontwikke-
lingsNGO’s. Liefst 56% (in 2009) van het totale budget voor draagvlakversterking
van DGD werd vrijgemaakt voor deze organisaties. Daarnaast zien we echter een
proliferatie en diversificatie van andere actoren, vooral bij de door regionale en
lokale overheden ondersteunde organisaties. Meer in het bijzonder zien we de op-
komst van (particulier) vierde pijlerorganisaties, de media en de audiovisuele sec-
tor. Daarnaast mag niet vergeten worden dat deze lokale overheden (vooral in
Vlaanderen) zelf een belangrijke draagvlakversterkende actor zijn geworden. Het is
echter vooralsnog zeer moeilijk tot onmogelijk om in te schatten in hoeverre er
overlap is tussen de verschillende aanbieders van draagvlakversterkende activitei-
ten. In dit rapport hebben we enkel dieper ingegaan op de NGO’s.
7.2.4 Activiteiten en doelgroepen
De belangrijkste doelgroepen van draagvlakversterkende activiteiten blijken veruit
het onderwijs en de jongeren te zijn. Maar liefst een kwart van het door DGD
verschafte budget van NGO’s is gereserveerd voor deze doelgroep. Daarnaast
richten de belangrijkste overheidsinitiatieven zich geheel (i.c. KLB/ALC) of ge-
deeltelijk (i.c. de BTC infocyclus) op deze groep. Bij de NGO’s komt wel het ba-
sisonderwijs als belangrijkste onderwijsniveau naar voren, alhoewel KLB/ALC
zich sinds 2010-2011 zich richt op secundair onderwijs en 10 tot 12-jarigen. Op-
vallend is wel dat technisch en beroepsonderwijs weinig aandacht ontvangt.
Daarnaast wordt draagvlakversterking in België gekenmerkt door advocacy en
lobbyactiviteiten voor beleidsmakers en overheden, alsook capaciteitsversterking
van vrijwilligers, vierde pijlerorganisaties en medewerkers van de eigen organisa-
ties. Informatievoorziening en sensibiliseringsactiviteiten zijn dan weer voorname-
lijk gericht op het grote publiek, de media en de achterban.
Belangrijke (bijna) afwezige doelgroepen zijn de ouderen (alhoewel deze wellicht
gedeeltelijk terug te vinden zijn in de doelgroepen ‘achterban’ en ‘vrijwilligers’), de
allochtone bevolking en de bedrijven. Mobiliseringsactiviteiten zijn dan weer in de
minderheid in het geheel van activiteiten.
ho
ofd
stu
k 7
|
Co
nc
lusi
e
94
Dit onderzoeksrapport zal als basis dienen voor verder bestudering van niet-
bereikte doelgroepen.
7.3 Aanbevelingen en verdere stappen
7.3.1 Meer overleg en afstemming tussen subsidieverleners
Op dit ogenblik bestaan er overlegmomenten tussen de NGO-sector en de federa-
le overheid inzake het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. Alhoewel DGD
de belangrijkste subsidieverlener is, investeren nog tal van andere lokale, provin-
ciale en regionale overheden in draagvlakversterking. Tussen al deze overheden is
er echter weinig tot geen overleg en bijgevolg weinig afstemming. Meer overleg en
afstemming tussen de verschillende overheden is dan ook aan te raden.
7.3.2 Eenduidige terminologie
Alhoewel er in de laatste jaren pogingen werden ondernomen in België om tot een
algemeen aanvaardde terminologie en invulling van draagvlakversterking voor
ontwikkelingssamenwerking te komen, dient dit proces te worden verder gezet.
Andere betrokken partijen dienen te worden geïmpliceerd of geïnformeerd, om te
vermijden dat verschillende overheden en aanbieders verschillende interpretaties
en termen gebruiken.
7.3.3 Effectiviteit meten
In de studie hebben we geconstateerd dat een aantal actiedoelstellingen (vooral
mobilisering) onderbelicht blijven door de aanbieders van draagvlakversterkende
initiatieven. Het zou voor de hand liggen om als aanbeveling naar voor te schui-
ven dat er meer activiteiten gericht op deze actiedoelstelling dienen ondernomen
te worden. Wij pleiten er echter voor om de effectiviteit van de activiteiten te mo-
nitoren en te evalueren, vooraleer in te zetten op nieuwe activiteiten. Zoals het
luik effectiviteit van PULSE31 heeft aangetoond, blijft effectiviteitsmeting immers
het pijnpunt van draagvlakversterking.
7.3.4 Niet bereikte doelgroepen identificeren en bevragen
In deze studie hebben we kunnen vaststellen op welke doelgroepen er vooral
wordt ingezet, en welke er minder aandacht krijgen. In eerste instantie dient te
worden onderzocht of de aangeduide doelgroepen effectief worden bereikt, maar
31 Zie www.pulse-oplatform.com.
ho
ofd
stu
k 7
|
Co
nc
lusi
e
95
dit brengt ons tot de vorige aanbeveling. In tweede instantie bevelen we aan om
een aantal doelgroepen die niet werden geselecteerd, maar toch als relevant wor-
den aanzien nader te bekijken, zoals bijv. allochtonen, bedrijven, beroeps- en
technisch onderwijs en/of ouderen. Dit vormt de volgende onderzoeksfase in het
luik vraag en aanbod.
- BIJLAGEN -
bijla
ge
1 D
oe
lgro
ep
en
9
9
bijlage 1 Doelgroepen
Doelgroepen % Organisaties % Activiteiten % Budget
Onderwijs 68 26,7 25,9
Beleidsverantwoordelij-ken
40 23,2 8,4
NGO 38 11,3 7,3
Groot publiek 34 11,4 7,0
Jongeren 28 8,8 6,0
Achterban 24 13,0 9,3
Media/journalisten 24 6,9 3,8
Overheid 22 6,6 3,7
Middenveld 20 8,3 3,0
Vrijwilligers 16 4,2 3,1
Sleutelacto-ren/opiniemakers
10 2,1 1,0
Lokale actoren 10 1,2 0,4
Medewerkers organisatie 8 2,8 2,5
Sociale actoren 8 3,1 1,8
Bedrijven 8 3,4 1,3
Volwassenen 8 1,6 1,1
Vakbon-den/werknemers
8 3,1 1,0
Vierde pijler 8 2,1 0,8
Verbindingsactoren 8 1,4 0,5
Netwerken 6 2,5 0,8
Consumenten 6 1,8 0,7
Christelijk publiek 4 2,0 2,3
Migranten 4 0,9 0,4
Internationale solidari-teitsactoren
4 0,8 0,3
Professionals 4 0,4 0,3
10
0
bijla
ge
1 D
oe
lgro
ep
en
Doelgroepen % Organisaties % Activiteiten % Budget
Private actoren 4 0,8 0,1
Militairen 4 0,4 0,1
Landbouwers 2 1,7 1,8
Socialistische actoren 2 1,1 1,1
Culturele actoren 2 0,4 0,5
Gemeentelijke raden voor ontwikkelingssa-menwerking
2 0,4 0,5
Internetters 2 0,5 0,4
Festivalpubliek 2 1,0 0,4
Bijenhouders 2 1,1 0,3
Mutualiteiten 2 0,2 0,3
Handicaporganisaties 2 0,4 0,2
Gezondheidsactoren 2 0,4 0,2
Lidorganisaties 2 0,1 0,2
Wateractoren 2 0,8 0,1
Ouders 2 0,1 0,1
Zuidelijke partners 2 0,3 0,1
Onderzoekers 2 0,4 0,1
Eigen netwerk 2 0,2 0,0
Fair trade actoren 2 0,1 0,0
Mannen 2 0,1 0,0
Vrouwen 2 0,1 0,0
Activistisch publiek 2 0,5 0,0
Advocaten/magistraten 2 0,1 0,0
Internationale financiële instellingen
2 0,3 0,0
bijla
ge
2 S
pe
cifie
ke
ac
tivite
ite
n v
olg
en
s a
an
tal e
n a
an
de
el in
he
t to
tale
bu
dg
et
20
11
1
01
bijlage 2 Specifieke activiteiten volgens
aantal en aandeel in het totale budget
2011
Activiteit - detail % Aantal % Budget
Vorming 9,5 12,0
Begeleiding 5,8 7,3
Publicatie 6,8 6,6
Pedagogisch instrument 5,3 6,3
Netwerking 5,2 5,8
Ontmoetingen/vergaderingen 6,1 5,1
Onderzoek 4,0 3,4
Communicatieactiviteit 2,8 3,0
Website 3,2 2,9
Inleefatelier 0,7 2,3
Animatie 2,1 2,2
Campagne 1,9 2,2
Sensibiliseringsactiviteit 3,0 2,1
Mobiliseringsactiviteit 1,3 1,9
Evenementen (organisatie van) 2,0 1,8
Informatieactiviteit 1,9 1,7
Newsletter 1,7 1,7
Evaluatie 1,3 1,6
Deelname aan conferen-ties/evenementen/ seminaries
2,7 1,6
Lobbyactiviteit 1,9 1,5
Persartikels 1,3 1,4
Project 1,3 1,4
Inleefreis 1,3 1,3
Campagnemateriaal 0,5 1,2
Uitwisseling 2,0 1,2
Informatieverspreiding 1,6 1,2
Workshops 1,3 1,2
10
2
bijla
ge
2 S
pe
cifie
ke
ac
tivite
ite
n v
olg
en
s a
an
tal e
n a
an
de
el in
he
t to
tale
bu
dg
et
20
11
Activiteit - detail % Aantal % Budget
(Beleids)dialoog 2,0 1,1
Methodiekontwikkeling 0,7 1,1
Conferentie 1,7 1,0
Coördinatie 0,6 0,9
Presentatie 0,6 0,9
Educatieve activiteit 0,9 0,8
Bezoek aan het Zuiden 1,3 0,8
Documentatiecentrum 0,7 0,8
Perscommunicatie 0,9 0,7
Audiovisueel materiaal 1,0 0,7
Alliantievorming 0,6 0,7
Seminarie (organisatie van) 1,0 0,7
Debat 0,6 0,7
Beleidsanalyse 0,9 0,7
Interpellaties 0,9 0,6
Advies 1,0 0,6
Forum 0,3 0,6
Bezoek van actoren van het Zui-den
0,4 0,5
Week 0,4 0,5
Nieuwe media 0,5 0,5
Bezoek in België 0,5 0,4
Getuigenis 0,4 0,4
Studiedag 0,4 0,4
Dag 0,6 0,3
Cultureel evenement 0,4 0,3
Actieonderzoek 0,2 0,2
Organisatie/capaciteits-versterking
0,2 0,2
Stages 0,4 0,2
Financiële ondersteuning 0,1 0,2
Helpdesk 0,3 0,2
Persconferentie 0,4 0,2
Curriculumontwikkeling 0,1 0,1
Documentaire 0,4 0,1
Open cursussen 0,2 0,1
Recruteringscampagne 0,2 0,1
Festival 0,2 0,0
Beurzen 0,1 0,0