info 20m nummer 51

16
Nummer 51 Maart 2010 INFO 20M Informatieblad grote pleziervaart Foto: Janneke Bos

Upload: trandien

Post on 11-Jan-2017

222 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Info 20M nummer 51

Nummer 51 Maart 2010

INFO 20MInformatieblad grote pleziervaart

Foto: Janneke Bos

Page 2: Info 20M nummer 51

INFO 20MInformatieblad grote pleziervaart

Het “Informatieblad grote pleziervaart” is bedoeld voor eigenaren, schippers en andere betrokkenen vanpleziervaartuigen langer dan 20 meter zoals:- voormalige binnenvaartschepen- voormalige zeeschepen- voormalige vissersschepen- voormalige marineschepen- voormalige sleep- en duwboten- woonschepen- als pleziervaartuig gebouwde schepenHet “Informatieblad grote pleziervaart” geeft aan deze doelgroep informatie over de nautische wetgeving envoorlichting omtrent (technische) installaties aan boord.

ISSN: 1872-7824

Initiatief: Henk BosCoverfoto: Henk BosVormgeving: Henk Bos Correctoren: Ge Bos Thoma, Henk Bos en Janneke BosAan dit nummer werkte mee: Janneke Bos (JB), Henk Bos (HB)

Productie en uitgever: Henk en Janneke Bos (Expertisebureau Bos) (c) 2006-2009Website: http://www.xs4all.nl/~bosqHasebroekstraat 7, 1962 SV Heemskerk, Tel: 0251-230 050, e-mail: [email protected]

Verspreiding:Info 20M wordt gratis via e-mail door de volgende organisaties verspreid:- de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig (LVBHB) - de Stichting tot behoud van Authentieke Stoomvaartuigen en Motorsleepboten (BASM)- de Koninklijke Nederlandse Motorboot Club (KNMC)- de Vereniging de Motorsleepboot (VDMS) en de Vereniging de Sleper (VDS) - de Vlaamse Vereniging voor Watersport (VVW) - Zeekadetkorps Nederland (ZKK)- Scouting Nederland (SN)Andere organisaties kunnen zich bij de uitgever melden. Info 20M is tevens te downloaden via de website.

Info 20M is een voortzetting van de reeks voorlichtingsbladen genaamd M3-blad die in het tijdvak 1987 tot 1995geschreven zijn voor Scouting groepen met een wachtschip (een voormalig binnenschip in gebruik als clubhuis).M3-blad nummer 1 t/m 21 zijn via de index op de website te downloaden (http://www.xs4all.nl/~bds/m3-index.htm).

De auteursrechten blijven eigendom van de schrijvers, tekenaars en fotograven.Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

All rights reserved. No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilised in anyform or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or by any information storageand retrieval system, without permission of the publisher.

Info 20M nummer 51 blz. 2

Page 3: Info 20M nummer 51

Voorwoord Certificaat van onderzoek vragen beantwoordt doorEFM

Op 27 februari 2010 heeft EFM een lezing verzorgd op deledenvergadering van de LVBHB. De lezing werd verzorgddoor Johan van Assen en Peter Voerman. Vooraf waren erenkele vragen ingediend die ze tijdens de lezing hebbenbeantwoord. In dit verhaal ga ik enkele van de beantwoordevragen verder uitwerken. Dit verhaal is door beide voorafgelezen en van commentaar voorzien. Leden van de LVBHB krijgen 10% korting op hunverzekeringspremie bij de EFM, dit is ontstaan doordat diteen grote betrokken groep was en nog steeds is.

Varen in Nederland

Aan welke eisen moet een pleziervaartuig in Nederland, ofin geheel Europa, voldoen om een certificaat van onderzoekte verkrijgen?

Een pleziervaartuig langer dan 20 m of waarvan het productvan lengte * breedte * diepte (zonder kiel) groter is dan 100 m3 moet volgens de richtlijn 2006/87/EG voorzien zijnvan een certificaat van onderzoek (CvO) om te mogenvaren. Pleziervaartuigen behoefden voor de invoering vande richtlijn 2006/87/EG nog niet voorzien te zijn van eenCvO en hebben daarom een overgangsregeling tot eind2018. In de overgangsregeling staat dat schepen niet aan alleeisen behoeven te voldoen, ze mogen op een aantal puntenafwijken van de 'volledige' eisen en toch een CvOverkrijgen. Het schip mag alleen op bepaalde puntenafwijken als het schip hiermee geen "klaarblijkelijk gevaar"oplevert. Maar wat wordt er verstaan onder " klaarblijkelijkgevaar"?

Aangewezen keuringsorganisatiesIn Nederland wordt de keuring voor het CvO tegenwoordigniet meer door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)uitgevoerd maar door particuliere (commerciële)instellingen die daarvoor zijn aangewezen door IVW. EFM is een van de aangewezen organisaties die dat mag. Tussen IVW en de aangewezen organisaties is overleg overde interpretatie van diverse regels. Er wordt echter ook veel"open" gelaten. Daarom moeten alle aangewezenorganisaties zelf hun interpretaties verder uitwerken. Er kan op deze manier dus verschil ontstaan tussen eenkeuring van EFM en een andere organisatie zoalsbijvoorbeeld Register Holland. Wat de ene goed keurt, kande andere juist afkeuren. Alle aangewezen organisatiessturen hun bevindingen van de complete keuring naar IVWdie vervolgens een CvO voor het betreffendepleziervaartuig aangeeft. Tot februari 2010 heeft EFMongeveer 60 pleziervaartuigen gekeurd, welke allen nabetrekkelijk weinig aanpassing klaar zijn voor een CvO.IVW loopt echter achter met het uitschrijven vancertificaten... Het kan dus zijn dat het schip wel isgoedgekeurd maar nog geen CvO aan boord heeft. Hier zalwel een voorlopig certifcaat voor worden aangevraagdindien deze schepen naar het buitenland willen gaan.

Info 20M nummer 51 blz. 3

InhoudCertificaat van onderzoek, vragen beantwoordt doorEFMRapport OCW belemmerende regelgeving voor mobielerfgoedBeschikbaar studiemateriaal Groot PleziervaartbewijsGewijzigd examenprogramma en erkende diploma's enopleidingen die vrijstelling geven voor het kleinvaarbewijsBoetebedragen per 1 januari 2010Brandblussers voor binnenschepen met onvoldoendeschuim in de handelPublicatie asbestonderzoekConcept wijzigingsbesluit Activiteitenbesluit voorjachthavens gepubliceerdZonnepanelen, toepassing en gebruikVoor en nadelenWerkingRendement bepalen en prijs per WattpiekSoorten zonnepanelenSpectrale respons en conclusie

3

78

8

89

9

1113131416

Sneeuw en ijs zijn verdwenen en de lente is voorzichtig aanbegonnen. Heerlijk weer om weer buiten aan de slag tegaan en te gaan varen. Nu Pasen weer achter de rug is,wordt het tijd voor het volgende nummer.

Een mens lijdt dikwijls 't meestDoor 't lijden dat hij vreestDoch dat nimmer op komt dagen.

Dit gezegde kan ook van toepassing zijn op de vrees voorhet certificaat van onderzoek. Vaak ziet men er tegenop,terwijl het achteraf allemaal wel mee viel. Sinds juli 2009zijn er al heel wat schepen gekeurd voor het certificaat. In dit nummer een verhaal vanuit het perspectief van EFM.De verzekeringsmaatschappij EFM heeft al heel watschepen gekeurd voor het certificaat. We zijn zeererkentelijk voor de hulp die EFM geboden heeft en devoorlichting die op de LVBHB jaarvergadering heeft plaatsgevonden. Vele zorgen zijn hiermee uit de wereld geholpen.Ziet u er toch nog tegen op? Neem dan contact op metEFM. Overigens keurt EFM alleen schepen die verzekerdzijn bij EFM. Bent u niet bij EFM verzekerd? Neem dancontact op met Register Holland in Enkhuizen of andereerkende organisaties.

Tot slot starten we in dit nummer met een nieuwe serietechnische artikelen over zonnepanelen. We beginnen metde verschillende soorten zonnepanelen. Uiteindelijk kan diteen zelfde soort serie gaan worden als we met gas hebbengemaakt

Janneke BosHoofdredacteur

Page 4: Info 20M nummer 51

Interpretatie EFMOmdat IVW veel aan de aangewezen keuringsorganisatiesoverlaat, heeft EFM zelf uitgewerkt hoe zij metklaarblijkelijk gevaar omgaan. Het vaargebied van het schipbepaalt welke inrichting en uitrusting het schip nodig heeftom veilig te kunnen varen. Deze indeling in zones staat inde richtlijn 2006/87/EG en is weergegeven in een kaart (ziekaart zones 2, 3 en 4, R in Nederland). Als eenmaal eenCvO wordt afgegeven ligt de verantwoordelijkheid bij de

schipper. Als in het CvO een beperking in het vaargebiedwordt aangegeven moet de schipper zich daar aan houden.Datzelfde geldt voor het gebruik van het schip. Met eenpleziervaartuig mag je niet meer dan 12 passagiers ofvracht vervoeren. De inschatting of het schip aan de eisenvan pleziervaart voor een bepaald vaargebied voldoet ligtwel bij de expert. De eindverantwoording hiervoor ligt bijde instantie die het CvO afgeeft, in Nederland dus bij IVW.

Info 20M nummer 51 blz. 4

© H. Bos en J.F.M. Bos 2010

Page 5: Info 20M nummer 51

Door de interpretatie van "klaarblijkelijk gevaar" tekoppelen aan het vaargebied is het mogelijk dat vrijwel alleschepen in aanmerking komen voor een CvO zonder al teveel (dure) aanpassingen. Als men het vaargebied wiluitbreiden is bij de eerste keuring voor het CvO alaangegeven waaraan men dan extra moet voldoen. Hierdooris het mogelijk om het vaargebied uit te breiden. Aangeziende interpretatie van "klaarblijkelijk gevaar" ook afhankelijkis van het schip worden de EFM eisen niet hard op eenwebsite gezet. Ieder schip is namelijk uniek, hierdoor blijfthet mogelijk om maatwerk te leveren.

Minimum eisen om een CvO te verkrijgenHieronder staan de minimum eisen die door EFM wordengesteld aan pleziervaartuigen om een CvO te verkrijgen.Vrijwel alle schepen kunnen hieraan voldoen.

Schepen die vooral gebruikt worden voor bewoning enweinig varen zullen alleen binnen Nederland varen. Voordit vaargebied (zone 3 en 4 Nederland) zijn de minimumeisen (om het 'klaarblijkelijk gevaar' te voorkomen) doorEFM als volgt samengesteld: - Casco schip wordt niet anders gekeurd dan anders(vlakkeuring)- Stuurwerk moet in betrouwbare staat zijn (werd inprincipe ook al naar gekeken) - Voorstuwingsinstallatie moet betrouwbaar zijn enmachinekamer minimaal veiligheidsniveau (ook weinigzwaarder dan bestaand) - Naar aanleiding van de voorstuwingsinstallatie en hetstuurwerk wordt beoordeeld of demanoeuvreereigenschappen voldoende zijn voor hetbetreffende vaargebied. Een proefvaart is in principe nietnoodzakelijk, alleen bij gegronde twijfel. (onbewust werddit al beoordeeld, thans natuurlijk wel meerverantwoordelijkheid i.v.m. afgifte certificaat) - Stuurstand biedt voldoende veilig gebruik: voldoendeuitzicht; betrouwbare motorbediening; roerstandaanwijzer. - Indien aanwezig dient de gasinstallatie gekeurd te zijndoor een IVW of Hiswa erkend installatiebedrijf - Ankerinstallatie voldoende (in veel gevallen los anker van50 kg met lijn voldoende) - Marifoon (Binnenvaartpolitiereglement) - Minimaal 2 gekeurde brandblussers - Zwemvest per opvarende - Navigatieverlichting (BPR) - Verder: bootshaak; verbandtrommel; verrekijker;zoeklicht; bord 'redden drenkelingen'

Maximum eisen om een CvO te verkrijgenDe eisen voor de richtlijn 2006/87/EG en de eisen voor hetROSR voor pleziervaartuigen zijn voor 95% hetzelfde. Hetmaximum aan eisen om een CvO te verkrijgen wil zeggendat het schip aan alle eisen van hoofdstuk 21 moet voldoen.Met het CvO van de Rijn kan het schip overal op debinnenwateren van Europa varen. Uitzondering hierop iszone 2 van Duitsland (zie varen in Duitsland).

Tussen de minimum en de maximum eisen zit natuurlijkeen soort geleidelijke oploop van eisen met daaraangekoppeld een steeds groter vaargebied. Het tot nu toemeest afgegeven vaargebied is zone 3 en 4 Europa,

inclusief zone 2 Nederland. Dit is dus zonder de DuitseRijn en de Nederlandse grote rivieren (Rijn, Waal, Lek).Hiermee kan men dus bijna geheel Europa inclusiefFrankrijk, België maar ook de Duitse kanalen bevaren. Het schip moet dan wel aan een aantal eisen voldoen zoalsminimaal een snelheid van ca. 10 km per uur halen, eenblauw bord bezitten, redding- en brandblusmiddelen eninventaris volgens eisen nieuwe richtlijn, etc. Dit heeft totnu toe niet tot echte grote problemen geleid, daar degestelde eisen eigenlijk wel logisch en zeker niet onredelijkblijken te zijn.

Inrichtings- en uitrustingseisen zone 2 Nederland volgensEFMFormeel is het zo dat aan pleziervaartuigen geen extra eisenworden gesteld per zone. De richtlijn voorziet wel in dezemogelijkheid. EFM heeft gemeend om wel eisen te stellenom het "klaarblijkelijk gevaar" in te vullen. Hierbij isgekeken naar de eisen voor passagiersschepen incombinatie met het gevaar voor grote pleziervaartuigen opde ruime wateren.De EFM eisen voor zone 2 Nederland zijn:- echolood, handlood of slagaard- kompas of GPS- zoeklicht (mag ook mobiel zoeklicht zijn)- vaarkaarten van te bevaren gebied (digitaal toegestaan)- geschikte middelen voor het kaartpassen- radio ontvanger voor weerberichten (marifoon)- ankergerei volgens berekening- waterzak of filter met wateraftap op brandstoftankhoofdmotor- dekluiken afsluitbaar (afhankelijk van vrijboord)- lensinrichting ook op noodstroom of handbediening- rondom schijnend licht op noodstroom- minimum vrijboord 30 cm en veiligheidsafstand 60 cm- gasolieontluchting beschermd (indien zinvol ivmveiligheidsafstand)- buitenboordtrap of ladder (bij vrijboord groter dan 60 cm)

Varen op de Rijn in NLGrote pleziervaartuigen moeten op de Rijn een certificaatvan onderzoek hebben dat gebaseerd is op de eisen van hetReglement Onderzoek Schepen op de Rijn (ROSR). Inhoofdstuk 21 staan alle eisen voor pleziervaartuigen. Omeen CvO voor de Rijn te verkrijgen moet het schip aan alleeisen voldoen. Er geldt geen overgangsregeling omdat dezeregels al langer gelden dan de richtlijn 2006/87/EG.Als het schip niet op de Duitse Rijn vaart, valt de Rijn(inclusief Waal, Neder-Rijn, Pannerdensch kanaal en Lek)onder een afzonderlijk vaargebied, en zal zo ook op hetCvO vermeld worden. De eisen hiervoor zijn slechts ietslichter dan de volledige ' Rijneisen' daar deze rivierenformeel onder het ROSR vallen.

Wat wordt er bij een proefvaart getest?

Een proefvaart is alleen nodig als de expert twijfelt aan demanoeuvreerbaarheid van het schip of demanoeuvreerbaarheid zeker wil weten. Daarnaast is eenproefvaart altijd verplicht als men op zone R of op de Rijn,Waal en Lek wil varen. Een proefvaart is dus niet altijdnoodzakelijk.

Info 20M nummer 51 blz. 5

Page 6: Info 20M nummer 51

Als er een proefvaart wordt uitgevoerd dan wordt er inieder geval getest:- hoeveel omwentelingen van het stuurwiel er nodig zijnom het roer van boord tot boord te krijgen- de snelheid van het draaien van het stuurwiel- of de minimum snelheid van het schip 6 km per uur is ofhoger (afhankelijk van de snelheid kan het vaargebiedbeperkt worden, bij 13 km per uur of meer wordt hetvaargebied niet beperkt door de scheepssnelheid)- de lengte van de maximale stopweg- de achteruit vaareigenschappen (koersstabiel en minimalesnelheid)- de manoeuvreereigenschappen door met een bepaaldesnelheid snel de roerstand te wijzigen en vervolgens weerterug te gaan)- het geluidsniveau bij de roerganger (max. 70 dB)- het geluidsniveau op 25 m vanaf het varende schip max.75 dB of max. 90 dB op 1 m van de uitlaatAan de eisen voor het geluid hoeft een pleziervaartuig niette voldoen. Dat valt niet onder "klaarblijkelijk gevaar". Het schip moet uiteraard wel veilig te varen zijn quamanoeuvreereigenschappen.

Kan een schip met zijschroef/opduwer een certificaat vanonderzoek krijgen?

Ja dat kan. Alles hangt af van de betrouwbaarheid van deinstallatie. Het vaargebied wordt echter wel beperkt, varenop de Rijn en andere snelstromende rivieren zal niethaalbaar zijn. Er dient wel een minimum snelheid van 6 kmper uur gehaald te worden.

Moet een woonschip dat naar de werf vaart een certificaatvan onderzoek hebben?

Een stilliggend schip is niet certificaatplichtig (NB. Het iswel raadzaam om een schip dat eventueel nog de potentieheeft om in de toekomst varend gemaakt te worden tecertificeren voor eind 2018. Dit omdat in het andere gevalbij een eventuele verbouwing dit schip aan de volledigeeisen zal moeten voldoen omdat er dan geen 'overgang'meer geldt.). Een woonark hoeft dus geen CvO te hebben.Als een schip naar de werf gesleept wordt is een CvO voorhet gesleepte schip ook niet nodig. De sleepboot zelf moetwel een CvO (voor sleep- en/of duwboot) hebben. Dit CvOwordt afgegeven op meer dan alleen de eisen voorpleziervaartuigen. Sleep- en duwboten hebben hun eigen setvan eisen voor het CvO. Een zelfstandig varend woonschipmoet wel een CvO hebben.

Mag je een ander groot schip slepen/langs zij meenemen?

In principe mag je geen ander groot schip slepen als schipmet een CvO voor pleziervaartuigen. Wel is het toegestaanom een ander groot schip langszij te nemen die zelf voort-stuwing heeft (maar bijv. met te weinig motorvermogen)om een rivier op te varen. Beide schepen moeten dan hunvoortstuwing in werking hebben wanneer ze gekoppeldvaren. Natuurlijk is het in een noodsituatie wel toegestaanom een schip zonder voorstuwing langszij te nemen.

Varen in Duitsland

Zoals al heel lang het geval is, hebben we weliswaarEuropese eisen, maar heeft Duitsland zijn eigen eisen. Voor het varen op de Rijn in Duitsland is altijd een CvO opbasis van het ROSR verplicht. Daar zijn geenuitzonderingen op. Omdat Duitsland al lang een CvOverplicht stelde, ook op de andere wateren zoals kanalen,hebben vele grote pleziervaartuigen die al langer inDuitsland voeren, een CvO voor de Rijn. Nu de richtlijn2006/87/EG van kracht is, kun je echter ook met een CvOop basis van deze richtlijn naar Duitsland varen. Het ligtechter wel aan je vaargebied of dit toereikend is!

Zone 2 wateren in DuitslandZone 2 wateren in Duitsland betreffen alle zeearmen zoals:- Eems van Papenburg tot zee (Eemshaven)- Weser van Bremen tot zee- Elbe van Hamburg tot zee- Hunte- Nord-Ostseekanaal (Kielerkanaal)Deze lijst is natuurlijk uitgebreider dan hier staat. Zie voor de volledige lijst de zone indeling van http://www.xs4all.nl/~bosq/wetten/europese%20richtlijn%20binnenvaart%20nederlands%20definitief.pdf.

Inrichtings- en uitrustingseisen zone 2 DuitslandVoor het varen in zone 2 in Duitsland gelden aanvullendeinrichtings- en uitrustingseisen. De WSP controleertregelmatig en zal op bijna dezelfde punten als deberoepsvaart controleren op basis van deBinnenschiffahrtuntersuchungsordnung (DuitseBinnenvaartwet) en goed zeemanschap op dezeSeewasserstrassen. Op de onderstaande punten kan worden gecontroleerd:- exemplaar Seestrassenordnung enSeeschiffahrtstrassenordnung (digitaal toegestaan)- recente (laatste uitgave) zeekaarten (wordt streng opgecontroleerd)- sirene met geluidsniveau van minimaal 130 dB op 1 meterafstand (zelfs schip < 20 m is verplicht deze aan boord tehebben)- gesteld kompas (elektronisch toegestaan, GPS nietvoldoende)- lekkleed (met voldoende lange lijnen)- 1 van de 3 reddingboeien met lijn (28 m)- volgboot of gemeenschappelijke reddingmiddelen- scheepsbel, gong of ijzer op ijzer- ankerketting minimaal 60 m- vrijboord minimaal 30 cm- veiligheidsafstand (bijv. gewone ramen) minimaal 100 cm

Info 20M nummer 51 blz. 6

HB

Page 7: Info 20M nummer 51

- luiken ten alle tijden gekneveld- ontluchting brandstof ten alle tijden beschermd- verrekijker, nood-navigatieverlichting, echolood etc.De Seestrassenordnung en Seeschiffahrtstrassenordnungkunnen gedownload worden via http://www.elwis.de/altes-Schifffahrtsrecht/downloads/index.html. De vaarregels opde zeearmen zijn zowel in het Duits als in het Engels tedownloaden.

Het varen met minder dan 12 passagiers in DuitslandVaren met passagiers is in Duitsland anders geregeld dan inNederland. Vanaf 1 betalende passagier ben je in Duitslandeen passagiersschip. Er gelden dan ook inrichtings- enuitrustingseisen voor passagiersschepen met maximaal 12 passagiers. Heeft dit schip in Nederland een CvOwaarop staat dat het een pleziervaartuig is, wordt het inDuitsland niet geaccepteerd. Officieel moet Duitsland deNederlandse certificaten wel accepteren maar of je daar jevakantie voor op wilt offeren? Sluit in ieder geval een WApassagiers af i.v.m. aansprakelijkheid. Varen met passagiersin Duitsland zonder een geldig Duits CvO is volledig opeigen risico! Schepen die in Nederland een CvO voorpassagiersvaart hebben (incl. zone 2 duitsland) hebben hiergeen last van.Technische eisen voor Duitsland kunnen gedownloadworden via http://www.elwis.de/altes-Schifffahrtsrecht/downloads/pdfs/BinSchUO.pdfBinnenschiffsuntersuchungsordnung. In Teil III KleineFahrgastschiffe staat in kapitel 7 de Sondervorschriften fürkleine Fahrgastschiffe zur Beförderung von maximal 12 Fahrgästen. In Muster nr. 2 staat het Abnameprotokollsfür kleine Fahrgastschiffe zur Beförderung von maximal 12 Fahrgästen.De definitie in het BinSchUO luiden als volgt:pleziervaartuig: "Sportfahrzeug": ein für Sport- oderErhlungszwecke bestimmtes Schiff, das kein Fahrgastschiffist;passagiersschip: "Fahrgastschiff": ein zur Beförderung vonmehr als 12 Fahrgästen gebautes und eingerichtetesTagesausflugs- oder Kabinenschiff;klein passagiersschip: "kleines Fahrgastschiff" : einFahrgastschiff, das zur Beförderung von nicht mehr als 12 Fahrgästen gebaut und eingerichtet ist.

Bij kleine passagiersschepen worden volgens hetkeuringsformulier (Abnahmeprotokoll für kleineFahrgastschiffe zur Beförderung von maximal 12 Fahrgästen) de volgende onderwerpen onderzocht:- aantal waterdichte schotten- de voortstuwing- de stuurinstallatie- de lensinrichting- het ankergerei- landvasten- navigatie (lichten, geluid, dagtekens etc.)- brandblussers- reddingmiddelen- werplijn, bootshaak, verbandkist, verrekijker, marifoonAan zone 2 worden verder nog extra eisen aan kleinepassagiersschepen gesteld.

Varen in Frankrijk

Ook in Frankrijk wordt de regelgeving nog weleensbijzonder geinterpreteerd. Zo wordt een geldige meetbriefbelangrijker gevonden dan een geldig CvO. Het CvO voorde Rijnvaart wordt met een scheef oog bekeken omdatFrankrijk immers niet de Rijn is. Een communautaircertificaat (CvO op basis van richtlijn 2006/87/EG) is inFrankrijk meer waard dan het CvO voor de Rijn. EFM zaldeze ' Rijn' certificaten daarom kosteloos omzetten naar eencommunautair certificaat. (JB)

Rapport OCW belemmerende regelgeving voor mobielerfgoed

In 2009 is er de mogelijkheid geweest om in te spreken opde plannen van het Ministerie van OCW op deModernisering Monumentenzorg (Momo). Daarop hebbendiverse organisaties ingesproken zoals de FONV, de MCN(Mobiele Collectie Nederland) en de LWO (LandelijkeWoonboten Organisatie). Het ministerie heeft daarnabeloofd om in kaart te brengen welke belemmerenderegelgeving er voor mobiel erfgoed momenteel bestaat enof er mogelijkheden zijn om hierin verandering aan tebrengen. Eind maart 2010 is het concept van dit rapportnaar betrokken partijen gestuurd. Het rapport is nu nog nietopenbaar.

In de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg heeft deminister van OC&W aangekondigd een onderzoek te latendoen naar de beperkingen in de sectorale wet- enregelgeving voor de instandhouding en herstel van mobielerfgoed. Op dit moment is er geen aparte wettelijkeregeling voor de bescherming van mobiel erfgoed. DeMonumentenwet strekt zich alleen uit tot onroerende zaken.Mobiel erfgoed zijn per definitie roerende zaken omdat zeniet duurzaam met de grond of via een gebouw met degrond zijn verenigd.

De door het ministerie van OC&W voorgelegdeonderzoeksvraag is:Hoe is de stand van zaken omtrent beperkingen voor hetgebruik van mobiel erfgoed door sectorale wet- enregelgeving?Bij deze hoofdvraag horen de volgende subvragen:- Met welke wet- en regelgeving (bijvoorbeeld milieueisen,Arbo-wetgeving,veiligheidsvoorschrift en Europeserichtlijnen) heeft mobiel erfgoed te maken? - Welke beperkingen worden hierdoor opgelegd aan hetmobiel erfgoed? Bijvoorbeeld als het gaat om onderhoud,restauratie of het mobiel (varend, vliegend, rijdend)houden?- Zijn er in de genoemde regelgeving ontheffingen mogelijkvoor de geconstateerde beperkingen? En welke actiesmoeten daarvoor genomen worden?- Kan een register waardevol erfgoed een positieve rolspelen bij het verkrijgen van vrijstellingen?- Zijn historische woonboten te definiëren als mobielerfgoed of als onroerend erfgoed?Het onderzoek heeft zich dan ook beperkt tot devoorliggende vragen.

Info 20M nummer 51 blz. 7

Page 8: Info 20M nummer 51

In het rapport worden specifiek de volgende categoriën vanmobiel erfgoed uitgewerkt:- historische woonboten- voertuigen voor op het spoor zoals treinen en trams- voertuigen voor op de weg zoals auto's en motorfietsen- luchtvaartuigen zoals vliegtuigen- watervaartuigen zoals klassieke jachten en historischeschepen

Binnenkort wordt het document naar de Tweede Kamergestuurd en wordt daarmee wel openbaar. Zodra dat hetgeval is, zullen we u daarvan op de hoogte stellen. Hiermeewordt een belofte aan de Tweede Kamer ingelost. Wat deTweede Kamer met het rapport gaat doen is echteronvoorspelbaar. (JB)

Beschikbaar studiemateriaal Groot Pleziervaartbewijs

Beschikbaar studiemateriaal* Leidraad voor sloep- en motorbootvaarders, RichardVooren, Uitgeverij Het Goede Boek, 2e druk, maart 2010,ISBN 978-90-240-0696-0 * Examentraining Groot Motorschip, UitgeverijPromanent, 2008, software ISBN 978-90-5435-026-2 * Praktijkboek Binnenvaart, STC/ R. van Reem , UitgeverijSDU, 2009, ISBN: 978-90-12-58070-0 Daarnaast bestaat er studiemateriaal voor het GrootVaarbewijs en Beperkt Groot Vaarbewijs waarvan delen alsstudiemateriaal goed te gebruiken zijn. In veel gevallen zijndeze studiematerialen voor het (Beperkt) Groot Vaarbewijsbij de betreffende opleidingsinstituten te verkrijgen.

Afbakening en toetsmatrijs zijn uitgangspuntDe exameneisen en de daaruit afgeleide afbakening entoetsmatrijs zijn het enige uitgangspunt voor desamenstelling van de examenvragen. Studiematerialenkunnen bijv. door verlies van actualiteit en eigeninterpretatie van de schrijver c.q. uitgever soms hiatenvertonen. VAMEX aanvaardt daarvoor geen enkeleaansprakelijkheid. Opname in bovenstaande lijst wil zeggendat het betreffende lesmateriaal geschikt is om deexamenstof te bestuderen met een redelijke kans om teslagen. De verantwoordelijkheid over de inhoud blijftechter volledig bij de schrijver(s) c.q. de uitgever. Debovenstaande lijst is niet uitputtend en bovendien eenmomentopname. VAMEX houdt zich daarom aanbevolenvoor informatie over ander geschikt studiemateriaal.

NB. VAMEX gaat er vanuit dat naarmate het aflopen vande overgangsregeling op 1 juli 2011 dichterbij komt, doortoename van het aantal examenkandidaten, ook meerlesmateriaal en opleidingsmogelijkheden beschikbaar zullenkomen.Bron: VAMEX (www.vamex.nl).

Gewijzigd examenprogramma en erkende diploma's enopleidingen die vrijstelling geven voor het kleinvaarbewijs

Half februari 2010 heeft de staatssecretaris van Verkeer enWaterstaat een licht gewijzigd examenprogramma voor hetklein vaarbewijs en een lijst van erkende diploma's en

opleidingen die vrijstelling geven voor het examen kleinvaarbewijs gepubliceerd. Deze publicatie is met terugwerkende kracht van kracht verklaard per 1 januari 2010.Zie voor de volledige teksthttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-2843.html. (JB)

Boetebedragen per 1 januari 2010

Begin februari 2010 zijn de nieuwe boetebedragen voormisdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in deWet administratiefrechtelijke handhavingverkeersvoorschriften (2009R008) gepubliceerd. In dezebijlage zijn de zogenaamde OM-feiten vastgestelde tarievenopgenomen.Voor een volledig overzicht ziehttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-1443.html.

Hieronder enkele voor grote pleziervaartuigen van belangzijnde boetebedragen:- als schipper van een schip op binnenwateren varen zonderin het bezit te zijn van een geldig groot vaarbewijs of grootrijnpatent, € 700,-- als schipper niet op eerste vordering behoorlijk ter inzageafgeven van een geldig certificaat van onderzoek of een hetcertificaat van onderzoek vervangend document, € 60,-- als schipper niet op eerste vordering behoorlijk ter inzageafgeven van een geldig vaarbewijs of een het vaarbewijsvervangend document, € 60,-- als schipper niet op eerste vordering behoorlijk ter inzageafgeven van een geldige meetbrief, € 60,-- met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren enmeren) aan de zijde van de vaarweg waar bord is geplaatstnegeren (verkeersteken A.5), € 130,-- met een schip verbod te ankeren negeren of negerenverbod ankers, kabels en kettingen laten slepen aan de zijdevan de vaarweg waar bord is geplaatst (verkeersteken A.6),€ 240,-- met een schip het verbod te meren negeren aan de zijdevan de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeerstekenA.7), € 130,-- met een schip het verbod hinderlijke waterbeweging teveroorzaken negeren (verkeersteken A.9), € 160,-- met een schip de verplichting gebruik te maken vanmarifoon overeenkomstig de daartoe bij algemene regelingvastgestelde voorschriften negeren (verkeerstekenB.11(a/b)), € 160,- (JB)

Brandblussers voor binnenschepen met onvoldoendeschuim in de handel

Volgens de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) zijn erbrandblussers voor binnenschepen met onvoldoende schuim(AFFF) in de handel. Een AFFF-brandblusser dientminimaal een inhoud van 9 liter te hebben om branden vanvaste stoffen (klasse A) en vloeistofbranden (klasse B) teblussen. Er zijn echter schuimblussers met een capaciteitvan 6 liter in omloop. Inspecteurs van IVW hebben al diverse malenschuimblussers moeten afkeuren omdat de capaciteitonvoldoende was. IVW wijst er op dat voor hetzelfde effect

Info 20M nummer 51 blz. 8

Page 9: Info 20M nummer 51

op branden meer schuim nodig is dan poeder.Schuimblussers zijn populairder doordat ze tijdens debrandbestrijding minder schade veroorzaken. Overigens zijn schuimblussers alleen toegestaan op schepenzonder vloeibaar-gas-installatie. Voor de bestrijding vangasbranden (klasse C) is een poederblusser nodig met eencapaciteit van minimaal 6 kilo. Bron: persbericht Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Publicatie asbestonderzoek

In opdracht van het Ministerie van VROM heeft ReGistereen historisch onderzoek uitgevoerd naar de omvang van deproductie en toepassing van asbesthoudende materialen enhet afval dat daarbij is vrijgekomen. Het rapport is aan deTweede Kamer aangeboden en in april 2006 besproken.Op basis van het onderzoek is tevens een methodeopgesteld, waarmee een asbestkansenkaart kan wordengemaakt. Een asbestkansenkaart maakt de plaatsen waar inhet verleden mogelijk asbest is verwerkt en toegepastzichtbaar, zodat hier bij bijvoorbeeld ruimtelijkeontwikkeling op geanticipeerd kan worden. Inmiddels isReGister aan de hand van de methode in Breda begonnenmet het opstellen van een asbestkansenkaart. Binnenkortwil ReGister via de website de kennis ontsluiten die in hetonderzoek is verzameld.U kunt het volledige rapport asbest in kaart (http://www.ho-register.nl/download/asbestinkaart.pdf)downloaden (2,4 Mb).

Het rapport behandelt een breed spectrum van belangrijkezaken m.b.t. asbest:- De omvang van de productie, verwerking en toepassingvan asbesthoudende materialen in Nederland;- De bedrijven en bedrijfstakken waar die productie enverwerking heeft plaats gevonden;- Inzicht in de belangrijkste toepassingen vanasbesthoudende materialen, zowel wat betreft de aard vande toepassingen als de omvang daarvan en de periodewaarin het werd toegepast;- Inzicht in de omvang van de afvalstromen gerelateerd aande productie, toepassing en sloop van asbesthoudendematerialen.Als u meer van asbest en zijn toepassing wilt weten, dan isdit rapport een aanrader. (JB)

Concept wijzigingsbesluit Activiteitenbesluit voorjachthavens gepubliceerd

Op 17 maart 2010 is het concept wijzigingsbesluitActiviteitenbesluit gepubliceerd. Op dit concept kunnennog tot 17 april bij VROM zienswijzes ingediend worden.Voor zover terug te vinden is moet dit wijzigingsbesluituiterlijk 12 december 2010 van kracht gaan worden en ishet o.a. gebaseerd op de internationale richtlijn afvalstoffenen andere gewijzigde wetgeving zoals de invoering van deWaterwet. In het wijzigingsbesluit worden vele wijzigingendoorgevoerd waaronder enkele wijzigingen voorjachthavens. Zie voor de volledige teksthttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-4349.html. Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1

januari 2008 is de eerste fase van het besluit afgerond. In detweede fase brengt VROM nog meer bedrijven onderalgemene regels, waardoor zij niet langer een milieu- en/oflozingsvergunning nodig hebben. Dit zal gefaseerdplaatsvinden. De eerste groep bedrijven is per 1 januari 2010onder het Activiteitenbesluit gebracht. De wijzigingen van hetActiviteitenbesluit en de daarbij horende ministeriële regelingdie dat mogelijk maken, zijn op 24 november 2009 en 27november 2009 gepubliceerd.

Uit de nota van toelichting:Voor jachthavens gold al sinds de inwerkingtreding van hetBesluit jachthavens milieubeheer de verplichting bepaaldeafvalstoffen van gebruikers van de jachthaven in te nemen.Deze voorschriften zijn nu in lijn gebracht met de anderenieuwe sectoren, waaronder het gemeentelijk KCA-depot,dat lijkt op het inzameldepot bij een jachthaven.Jachthavens moeten afhankelijk van het aantal ligplaatseneen aantal stromen innemen waaronder gevaarlijk afval(bilgewater, afgewerkte olie, oliehoudend afval vanonderhoud aan motoren en gevaarlijk afval van onderhoudaan schepen 'op de winterberging'). Het bilgewater magworden gescheiden in een water- en een oliefractie. Degrenzen voor vergunningplicht worden gegeven inonderdeel 28.10, onderdelen 13 en 15, van het Bor. Opgrond van de voorstellen voor aanpassing van de IPPC-richtlijn is het aannemelijk dat een inrichting met een totaleopslagcapaciteit voor afgewerkte olie van meer dan 50 tononder de werking van die richtlijn komt te vallen. Om diereden wordt voorlopig een bovengrens aangehouden van 50 ton voor de opslag van gevaarlijk afval. De specifiekevoorschriften voor jachthavens staan in paragraaf 4.8.2.Voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aanvaartuigen is paragraaf 4.6.3 van toepassing. Voor de opslagvan de afvalstoffen zijn met name van belang paragraaf4.1.1 (opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking nietzijnde vuurwerk, vaste kunstmeststoffen en andereontplofbare stoffen), paragraaf 4.1.3 (opslaan van stoffen inopslagtanks) en paragraaf 3.3.5 (opslaan van vloeibarebrandstof en afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks) . De algemene afvalvoorschriften voor het innemen vanafvalstoffen van derden in hoofdstuk 2 gelden ook voor dejachthavens. Jachthavens moeten bij de melding specifiekhet aantal ligplaatsen aangeven.

Hieronder enkele teksten uit het ontwerpbesluit:Artikel 1.1jachthaven: inrichting voor het bieden van gelegenheid tothet afmeren van pleziervaartuigen; (nieuw ingevoegd)Artikel 1.14b (nieuw ingevoegd)1. Bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 wordt, indiensprake is van een jachthaven, het aantal ligplaatsen gemeldwaarover de jachthaven beschikt. 2. Indien de jachthaven, bedoeld in het eerste lid, beschiktover meer dan 50 ligplaatsen worden in de volgendegevallen tevens de volgende gegevens gemeld: a. indien de jachthaven geen bilgewater inneemt het aantalligplaatsen uitsluitend bestemd voor pleziervaartuigen diegeen binnenboordmotor hebben, en b. indien de jachthaven geen huishoudelijk afvalwater en deinhoud van chemische toiletten inneemt, het aantalligplaatsen uitsluitend bestemd voor pleziervaartuigen

Info 20M nummer 51 blz. 9

Page 10: Info 20M nummer 51

zonder een vaste afsluitbare verblijfsruimte.Artikel 4.106 wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid komt te luiden: 1. In het belang van het doelmatig beheer van afvalstoffenworden in een jachthaven van gebruikers van de jachthavenin ieder geval de afvalstoffen genoemd onder a tot en met e,ingenomen. a. Indien een jachthaven beschikt over meer dan 25ligplaatsen, worden in de jachthaven ingenomen: 1°. batterijen; 2°. spaarlampen en gasontladingslampen; 3°. gebruikte verpakkingen van verf, lijm, kit of hars; en 4°. afvalstoffen, niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen, deinhoud van chemische toiletten en afvalwater. b. Indien een jachthaven beschikt over meer dan 50ligplaatsen en binnen de jachthaven het afleveren vanvloeibare brandstoffen aan vaartuigen plaatsvindt, neemt dejachthaven tevens in: 1°. afgewerkte olie en smeervet van onderhoud aanpleziervaartuigen, en 2°. olie- en vethoudend afval van onderhoud aanpleziervaartuigen. c. Indien een jachthaven beschikt over meer dan 50ligplaatsen en binnen de jachthaven onderhoud en reparatievan pleziervaartuigen door derden plaatsvindt, wordt in dejachthaven tevens ingenomen: 1°. afgewerkte olie en smeervet van onderhoud aanpleziervaartuigen; 2°. olie- en vethoudend afval van onderhoud aanpleziervaartuigen; en 3°. afvalstoffen van reparatie- enonderhoudswerkzaamheden aan pleziervaartuigen, diebinnen de jachthaven door derden worden uitgevoerd. d. Indien een jachthaven beschikt over meer dan 50ligplaatsen, daaronder niet begrepen ligplaatsen uitsluitendbestemd voor pleziervaartuigen die geen binnenboordmotorhebben, wordt in de jachthaven tevens bilgewateringenomen. e. Indien een jachthaven beschikt over meer dan 50ligplaatsen, daaronder niet begrepen ligplaatsen uitsluitendbestemd voor pleziervaartuigen zonder een vaste afsluitbareverblijfsruimte, wordt in de jachthaven tevens huishoudelijkafvalwater en de inhoud van chemische toiletteningenomen. 2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van hetderde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid, een lidingevoegd, luidende: 3. Indien een jachthaven in de onmiddellijke nabijheid isgelegen van een inrichting waarbinnen uitvoering wordtgegeven aan titel 10.4 van de wet is voldaan aan het eerstelid indien de voorzieningen van de inrichting waaruitvoering wordt gegeven aan titel 10.4 van de wet voldoenaan het eerste lid en gemeenschappelijk worden gebruikt opgrond van een overeenkomst. De overeenkomst wordt tergoedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag.

Toelichting Artikel 4.106, eerste lid De innameplicht voor jachthavens wordt naar soortenafvalstoffen in lijn gebracht met andere categorieën, en netiets anders ingedeeld in groepen. Jachthavens die beschikken over meer dan 25 ligplaatsendienen naast een 'gewone' afvalbak ook gevaarlijke

afvalstoffen die vergelijkbaar zijn met het zogenaamde kleinchemisch afval (kca) in te nemen. De gegeven opsommingvan gevaarlijke afvalstoffen is limitatief. Bij jachthavens waar vloeibare brandstoffen aanpleziervaartuigen worden afgeleverd moet ook gelegenheidzijn om het oliehoudend afval dat bij onderhoud aan diemotoren vrijkomt af te geven. Het maakt daarbij niet uit ofhet een bunkerstation of een walstation betreft. Datzelfdegeldt voor jachthavens waar een werkplaats aanwezig isvoor onderhoud en reparatie van pleziervaartuigen, of waarop de winterberging gelegenheid is voor dergelijkonderhoud. Indien de eigenaren van pleziervaartuigen ofandere derden gebruik maken van die werkplaats of op dewinterberging onderhoud plegen, dient de jachthaven deafvalstoffen die daarbij vrij komen in te nemen. Alsondergrens voor een inzamelverplichting van gevaarlijkestoffen is de aanwezigheid van meer dan 50 ligplaatsengesteld. Bij een pleziervaartuig met een binnenboordmotor kan op deplaats waar de schroefas door de romp steekt, vermengingvan water met olie plaatsvinden. Dit mengsel van water enolie heet bilgewater. Bilgewater mag niet geloosd worden enmoet worden ingezameld door een jachthaven met meer dan50 ligplaatsen. Ligplaatsen die gereserveerd zijn voorschepen zonder binnenboordmotor tellen niet mee.Dergelijke ligplaatsen moeten apart worden gemeld. De verplichting voor het innemen van huishoudelijkafvalwater en de inhoud van chemische toiletten isgerelateerd aan het aantal ligplaatsen voor schepen met eenkajuit, met daarin mogelijk een toilet en andere sanitairevoorzieningen. In de oude tekst werd gesproken overligplaatsen voor open pleziervaartuigen. In de praktijkontstond hier veel onduidelijkheid over. Het doel van ditvoorschrift is om ligplaatsen uitsluitend bestemd voorpleziervaartuigen die niet beschikken over een vast toilet,niet mee te laten tellen bij de grens van 50 ligplaatsen.Aangezien het niet wenselijk is dat pleziervaartuigen in hetkader van de handhaving aan de binnenkant geïnspecteerdworden op de aanwezigheid van een toilet, is het criteriumin dit artikellid zo geformuleerd dat ligplaatsen dieuitsluitend bestemd zijn voor pleziervaartuigen zonderkajuit, niet meetellen. Ook deze ligplaatsen moeten apartgemeld worden. Derde lidTitel 10.4 van de Wm vult de gemeentelijke zorgplicht invoor het beheer van de binnen de gemeente vrijkomendeafvalstoffen. In principe moet de gemeente ervoor zorgendat alle afvalstoffen van burgers worden ingezameld ofingenomen, en is de gemeente verantwoordelijk vooronbeheerd aangetroffen afval. Inrichtingen waar uitvoeringwordt gegeven aan deze zorgplicht zijn de milieustraat, hetgemeentelijk KCA-depot en de gemeentewerf of andereinrichtingen waar deze afvalstoffen worden opgeslagen. Inde praktijk komt het voor dat jachthavens in deonmiddellijke nabijheid van een gemeentelijkeinzamellocatie (gemeentewerf) is gelegen. Er bestaatbehoefte aan de mogelijkheid dat jachthavens ook met dezegemeentelijke instellingen een overeenkomst kunnen sluitenover het gemeenschappelijk gebruik van deinzamelvoorzieningen. Hierin is nu voorzien in artikel4.106, derde lid. (JB)

Info 20M nummer 51 blz. 10

Page 11: Info 20M nummer 51

InleidingVoor alle schepen geldt dat de energievoorziening eenprobleem is. Zolang we voor de wal liggen is het meestalgeen probleem. Bijna altijd is het mogelijk een walstroomaansluiting te vinden en daar tegen een voordelig tarief debenodigde energie te betrekken. Aan de reis wordt hetmoeilijker. Velen kiezen ervoor om op gas te koken terwijlanderen er voor kiezen om elektrisch te koken. Elektrischkoken is zeer duur. Aan de wal is het al meer dan 3 keer zoduur. Aan de reis is het nog veel duurder. Een paar voorbeelden: thuis kost een kWh 0,22 €, in eenjachthaven 0,30 à 0,70 €. Een via een generator aan boordopgewekte kWh kost 1,50 à 2,50 €. Een alternatief is door zon(licht) opgewekte energie. Niet goedkoop (circa 0,45 € gerekend over 30 jaar) maarhet levert wel iets op wat niet in geld is uit te drukken nl. vrijheid. In dit verhaal zullen we de zon-daglichtpanelen maar zonnepanelen noemen. Wij hebben ze nu achtjaar in gebruik en hebben er veel rust en plezier van. Als ik aan mijn vrouw vraag wat is je vrijheid waard krijgik steevast het antwoord: Dat is niet te betalen! Er komt nog een verschijnsel bij kijken. De mens isgeneigd om de prijs te vergeten en elke dag plezier tebeleven aan een goed werkende investering.De panelen worden zowel op ons schip als op onze campergebruikt en er is niks mooier dan 's morgens vroeg bij hetwakker worden te constateren dat de accu's al weer bijnavol zijn. De gegevens per paneel per type zijn nogalverschillend, daarom leert u in dit verhaal het rendementvan een zonnepaneel te bepalen en uit te rekenen welkzonnepaneel op de lange duur de goedkoopste is. Daarmeeheeft u instrumenten in handen om een bewuste keuze temaken tussen de verschillende aanbiedingen.

Inhoud van het hele verhaal* Toepassing en gebruik* Werking* Soorten zonnepanelen* Vermogen en Gemiddeld Dag Verbruik* Gemiddelde Dag Opbrengst* Installatie en regeling* Montage en bevestiging* Welke accu* Stroom meten, kabels en bedrading, verbindingstechniek* Montage voorbeelden

Toepassing en gebruikZonne-energie komt van de zon in de vorm van warmte enlicht. Dit is 99,9 % van alle bruikbare energie op aarde. De hoeveelheid energie die de aarde bereikt, is ca. 9000maal groter dan de energiebehoefte van alle 6,5 miljardaardbewoners samen. De energie bereikt de aarde als lichten warmtestraling, een mengsel van elektromagnetischestraling van verschillende golflengten, voor 99% liggendtussen 300 en 3000 nm.

Info 20M nummer 51 blz. 11

ELEKTRICITEIT VAN DE ZONEen verhaal over zonnepanelen. Deel 1

Henk Bos

AquaSolar

Page 12: Info 20M nummer 51

Info 20M nummer 51 blz. 12

De golflengten van zichtbaar licht vallen tussen 390 en 780nm. De golflengten spelen een grote rol in de gevoeligheiden het rendement van de panelen.

De zonne-energie wordt op twee manieren gebruikt:* De meest gebruikte toepassing is thermische zonne-energie waarbij zonlicht wordt omgezet in warmte. Dit gebeurt door zonneboilers (oftewel zonnecollectoren, -panelen). Deze methode wordt in dit verhaal nietbehandeld.* Een andere manier om gebruik te maken van zonlicht isdoor middel van zonnepanelen met fotovoltaïsche cellen(ook wel PV-cellen genoemd). Fotovoltaïsche cellen zetten het licht direct om inelektriciteit: zonnestroom.

Er wordt wereldwijd 150 megawatt per jaar aanzonnepanelen verkocht, gelijk aan het oppervlak van zo'ndriehonderd voetbalvelden. De stroomproductie daarvan isvergelijkbaar met die van een mini-kolencentrale. Twintigjaar geleden werd er nog maar vijf megawatt aanzonnepanelen geproduceerd. Ondanks de nog geringeproductiecapaciteit wereldwijd is de industrietak goed vooreen omzet van een miljard dollar.

De aanschaf van zonnepanelen is duur. Voor kleinesystemen liggen de prijzen voor een compleet geïnstalleerdsysteem op ca. € 5,50 tot € 7,60 per Wattpiek vermogen. De terugverdientijd is circa 15 à 30 jaar wat resulteert ineen prijs van 0,45 € per kWh bij continue gebruik. Dit is voor wonen aan boord een mooie oplossing. We noemen dit een autonome installatie. Autonometoepassingen komen veel in afgelegen gebieden voor of opplaatsen waar geen openbare elektriciteitsvoorziening is.

Voorbeelden zijn vaartuigen, campers, tuinhuisjes,drinkbakken voor koeien, verkeersinstallaties met oa. wegenwachtpalen, waarschuwingsborden en boeien. De belangrijkste componenten van autonome systemen zijnde zonnepanelen, accu's en een regelunit. Overdag wordtelektriciteit geproduceerd die wordt verbruikt doorelektrische apparatuur en/of in de accu's wordt opgeslagen.Als de zon niet schijnt is de productie veel lager maar kaner gewoon energie gebruikt worden, want de energie voorde apparatuur wordt dan uit de accu's betrokken. De hoeveelheid opgewekte energie hangt af van de gekozeninstallatie.

Net-gekoppelde toepassingen komen typisch in debebouwde omgeving tot zijn recht. Panelen op het dakproduceren gelijkstroom die door een ingenieus stukjeelektronica, de omvormer of inverter genoemd, wordtomgezet in 230V wisselstroom. De inverter is gekoppeldaan de normale elektrische installatie van de woning. De opgewekte stroom wordt gebruikt door allerleiapparaten. Als er zo veel zon is dat de panelen meer stroomproduceren dan er door de apparaten in het huis wordtverbruikt, vloeit het teveel aan stroom via deelektriciteitsmeter terug het openbare net in. 's Nachtsproduceren de zonnepanelen geen elektriciteit en wordt hetgehele stroomverbruik van de woning gehaald uit hetopenbare elektriciteitsnet.

Voordelen zonnepanelen* Na installatie wordt er direct elektriciteit opgewekt.* Goed voor een duurzaam milieu. Minder vervuilendeCO2 uitstoot.* U bent minder afhankelijk van walstroom en deprijsontwikkeling op de energiemarkt. * Zonnepanelen vereisen bijna geen onderhoud. De regenspoelt ze immers schoon! Af en toe controleren ophardnekkig vuil is voldoende.* De installatie is duurzaam terwijl er door het ontbrekenvan slijtage gevoelige delen geen kosten zijn te verwachten.* Werkt veilig en automatisch.* Werkt geruisloos en geen stank.* Ook in Nederland voldoende opbrengst.* Geen wijzigingen in de bestaande installatie nodig.

Nadelen* Het grootste probleem is nog steeds de prijs van dezeenergievorm. Denk je ook na over het rendement van jeinvestering als je een nieuwe auto koopt? * Het opwekken van elektriciteit met zon is ongeveer tienkeer zo duur dan met kolen of gas.* Veel zonnepanelen nodig om een groter vermogen terealiseren.* Bij autonome installaties periodiek vervangen van deaccu's. De tijdsinterval is sterk afhankelijk van de kwaliteitvan de installatie (regelaar) en de kwaliteit en soort van degebruikte accu's.* Glas is kwetsbaar.* Sommigen vinden zonnepanelen niet mooi. De vraag ishier of je een schip hebt om te gebruiken en als deel van jeleven of voor de ogen van een ander.* Het relatief lage rendement: Dat is inderdaad relatief,bomen doen het veel slechter, gemakkelijk een factor 10minder efficiënte omzetting van zonlicht in een bruikbarevorm van energie.

AquaSolar

AquaSolar

Page 13: Info 20M nummer 51

Werking zonnecelEen zonnepaneel bestaat uit meerdere aaneengeschakeldezonnecellen (zogenaamde 'fotovoltaïsche cellen').Zonnecellen zetten zonlicht rechtstreeks om in elektrischeenergie, dit wordt ook wel het fotovoltaïsche procesgenoemd (dit proces werd in 1839 ontdekt door EdmondBecquerel). Als er licht op zonnecellen valt, absorberendeze cellen fotonen (de lichtdeeltjes uit zonnestraling). Dit zorgt ervoor dat er negatief geladen elektronen in hetzonnepaneel losgemaakt worden die zich vervolgensverplaatsen en een positief geladen 'gat' overlaten.

De meeste zonnecellen worden gemaakt van silicium. Eensilicium-atoom heeft vier elektronen in zijn buitenste schil.De elektronen dragen bij aan de stevigheid van dekristalstructuur, maar raken zelf gemakkelijk los als erbijvoorbeeld zonlicht op valt. Omdat silicium nauwelijksstroom geleidt, wordt er een halfgeleider van gemaakt doorer andere stoffen aan toe te voegen. Aan de bovenkant is ditmeestal fosfor en aan de onderkant meestal borium. Fosfor heeft één elektron meer dan silicium. Dit elektron isniet nodig om de bindingen in stand te houden en heefthierdoor meer vrijheid om zich te verplaatsen. Borium heeftéén elektron minder dan silicium waardoor de elektronen inde fosforkant (de negatief geladen N-laag) naar deboriumkant (de positief geladen P-laag) bewegen. Onder invloed van zonlicht krijgt de P-laag dus eennegatieve lading (door een tekort aan elektronen) en de N-laag een positieve lading (door een overschot aanelektronen). Zonlicht veroorzaakt dus een elektrischspanningsverschil tussen de P-laag en de N-laag. Als debeide lagen uitwendig met een metaaldraad verbondenworden gaat er een stroom lopen. De stroom die verkregenwordt door zonnecellen is gelijkstroom. Het fotovoltaïschproces voltrekt zich net zo lang als er licht op de cel valt.Omdat er in dit proces geen materiaal verbruikt wordt zijnzonnecellen duurzaam.

Niet al het licht kan worden omgezet in elektriciteit,aangezien zonnecellen voornamelijk zichtbaar lichtgebruiken. Bij het omzettingsproces van lichtenergie(fotonen) naar elektriciteit (elektronen) wordt veel energieverloren en/of omgezet in warmte. De kleur van dezonnecel is meestal blauw of zwart, omdat de cellenvoorzien zijn van een antireflectielaag. Dit verbetert deabsorptie van het zonlicht en resulteert in een hogerrendement. Het theoretische omzettingsrendement ligtdaarom rond de 20 tot 30 procent. Dit lijkt weinig, maar invergelijking met het omzettingsrendement van bijvoorbeeldbiobrandstoffen blijken zonnecellen stukken efficiënter te

zijn. Zo ligt het rendement van het blad van eensuikerrietplant (een grondstof voor biobrandstoffen) slechtsrond de 6 procent, de benodigde energie voor het bewerkenvan het land en de extractie van de suiker nog nietmeegerekend. Zonnecellen daarentegen worden momenteelgeproduceerd met een rendement van 12 tot 20 procent ennaar verwachting zal dit de komende jaren zelfs hogerworden. De meest efficiënte, maar zeer dure zonnecellenhebben in een laboratoriumomgeving een rendement bereiktvan 30 procent.

Een zonnepaneel

* Een zonnepaneel bestaat uit een aantal aan elkaargekoppelde zonnecellen.* Bij kristallijn (zowel mono-kristallijn als poly-kristallijn)silicium is 36 een heilig getal. Er zijn 36 cellen nodig omeen 12V-accu te laden. Meestal 4 x 9, soms 6 x 6. Voor 24Vsystemen zijn er grotere panelen met 60, 72 en zelfs 180cellen.

Effecten van serie- en parallelschakeling Zowel bij parallelle ketens als bij serieschakeling is hetmaximum vermogen van de samenstelling kleiner dan desom van de individuele maximum vermogens. Het verschilis circa 1,5 % wordt mismatchverlies genoemd.

Rendement bepalenDe maximale opbrengst wordt bepaald onder standaardomstandigheden (standard test conditions ofwel STC):

De temperatuur van het zonnecel oppervlak is 25 °C en eenbestralingssterkte van 1000 W/m² met een luchtmassa van1.5 (AM1.5). Dit komt overeen met een bestralingssterktegemeten op een heldere dag invallend op een zon-gerichte37°-gekantelde oppervlakte. Met de zon in een hoek van41.81° boven de horizon. Dit komt ongeveer overeen metde zon op z'n hoogte stand op een zonnige dag in de lenteof in de herfst.

Met een ideale zonnepaneel van 1m² en een opbrengst van1000 W zou het rendement 100% zijn. Onder deze omstandigheden geeft een zonnecel met 12%rendement en een oppervlakte van 1m2 ongeveer 1.2 wattvermogen.In de praktijk zijn de panelen kleiner daarom reken ik meteen oppervlak van 1dm².

Info 20M nummer 51 blz. 13

N – laag (negatief)

P – laag (positief)

Metaalcontacten

licht licht

antireflectielaag

Page 14: Info 20M nummer 51

Een rekenvoorbeeld.

We nemen een zonnepaneel van AquaSolar en wel de SPR-90 (ASP90) van Sunpower. 1 m² = 100 dm².Per dm² levert de zon 1000 / 100=10 W (1 % = 0,1W/dm²).Het oppervlak van het zonnepaneel is 10,37 x 5,27 = 54,65 dm².Het maximale vermogen is 100 Wp.Het geleverde vermogen per dm² is 100 Wp / 54.65 dm² = 1.82 Wp per dm². Dit komt neer opeen rendement van 1,82 / 0,1 = 18,2 %.

Het uiteindelijke rendement van een installatie isafhankelijk van het materiaal van de zonnecellen, deopstelling, type regelaar, de leeftijd van de accu en deaangeboden hoeveelheidlicht waarvan vooral de kleurbelangrijk is. De weerstand in het laadcircuit heeft groteinvloed op het praktische rendement.

Prijs per WpOp een soortgelijke manier is de prijs per maximaal televeren Wp te bepalen. De methode is niet helemaalcompleet daar de veroudering wordt weggelaten.

Hetzelfde zonnepaneel van AquaSolar en wel de SPR-90(ASP90) van Sunpower kost € 620,00 in het voorjaar van2010. Per Wp is dit 620 /100 is € 6,20. Het paneel gaat 30jaar mee zodat een Wp € 0,20 kost gedurende zijnlevensduur. In de praktijk gaat dit type paneel langer meezodat een Wp uiteindelijk minder kost. Op deze manier iser een vergelijk te maken tussen de panelen. De teverwachten levensduur staat bij de type's panelen vermeld.De prijzen zijn berekend via een catalogus van Frankana-Freiko. Deze firma heeft bijna alle soorten zonnepanelenzodat de prijs verhouding tussen de verschillende type'szonnepanelen goed te zien en te berekenen is.

Soorten zonnepanelen

Er zijn vier verkrijgbare hoofdsoorten te onderscheiden.

1 Amorf met opdamptechniek.

Laagje is circa 1duizendste mm dik. Deze panelen zijnbuigbaar. Levensduur 4 tot 9 jaar. Bij toepassing in eenrekenmachine wordt een te groot amorf zonnepaneeltjeaangebracht waarbij de grootte afgestemd is op de teverwachten levensduur van de calculator. Amorfe cellenzijn zwart-achtig bruin of goudkleurig.Veel bedrijven werken nog aan amorf silicium, met eenonregelmatige structuur, als alternatief materiaal. Dit is indunne lagen aan te brengen. Siemens doet daar geenonderzoek meer aan. Amorfe cellen hebben nog steeds eente laag rendement, ze zetten maar 5 à 9 procent van hetinvallende zonlicht daadwerkelijk om in elektriciteit; de restgaat verloren in de vorm van warmte. Amorf panelen zijn zo'n 20% goedkoper in de aanschaf dankristallijne panelen. De prijs/prestatie per Wp is dus zeerconcurrerend te noemen. Bedenk wel dat amorf panelentweemaal meer ruimte in beslag nemen en een veel korterelevensduur hebben. Amorfe zonnecellen kunnen ook op eenfolie aangebracht worden; hierdoor is het mogelijk flexibelezonnepanelen te maken. Rendement tot 9%. De opbrengstis circa 0,5 Wp/dm².

2 Polykristallijn. Giettechniek.

Vierkant met mozaïek (ijsbloemen) oppervlak. De vervaardiging van polykristallijne cellen is voordeliger.Daarbij wordt vloeibaar silicium (restanten van de chipproductie) in blokken gegoten, die daarna in schijvengezaagd worden. Bij de stolling van het materiaal vormenzich kristalstructuren van verschillende grootte, waarbij aande grensvlakken defecten optreden. Door dezekristaldefecten is het rendement van de zonnecel lager alsde monokristallijn. Levensduur circa 20 jaar. Rendement 14 à 16 %. De opbrengst is circa 1,1 Wp/dm².Sommige versies zijn beperkt buigbaar tot 3%. Dit type kost € 5,85 per Wp.

3 Monokristallijn. Komt oorspronkelijk uit de chip productie. De hoeveelheid afval is in feite de beperkende factor bij deproductie van zonnecellen. 30 Procent van de kosten vaneen zonnecel is terug te voeren op materiaalkosten.

Info 20M nummer 51 blz. 14

www.aquasolar.nl

http://www.frankana.de/opencms/index.html

AQUA SOLAR VOF

Page 15: Info 20M nummer 51

Zou de industrietak zelf silicium moeten gaan zuiveren, danis de zonneceltechnologie nooit rendabel te maken. Voor defabricage van monokristallijne siliciumcellen wordt zeerzuiver halfgeleidermateriaal gebruikt: uit een siliciumsmeltworden staven getrokken die uit één groot kristal (eenmonokristal) bestaan. Deze worden aansluitend in dunneplakjes van 0,4 mm gezaagd. Deze productiewijzegarandeert relatief hoge celrendementen tot 16 %. Niet overloopbaar en niet buigbaar. De opbrengst is 1,34 Wp/dm². Dit type kost € 7,43 per Wp.

Gelaserde monokristallijn.

Deze 'Laser High Tech' cellen leveren een rendement vanmaar liefst 17 à 18%. Vergeleken met de standaard HRmonokristallijne cellen betekent dit een opbrengst van meerdan 15%. Vergeleken met de polykristallijne cellen geeft ditnog grotere verschillen per oppervlakte. In de praktijk blijktdat de laser cellen veel lichtgevoeliger zijn bij bewolktweer dan de standaard cellen.

In de grafiek is te zien dat bij de Lasercel bij weinig licht(bewolkt) de opbrengst veel hoger is dan van deconventionele cellen. De fabrikant geeft eenvermogensgarantie van 25 jaar (de verwachte levensduur ismeer dan 25 jaar). De opbrengst is 1,42 Wp/dm².Dit type kost € 7,32 per Wp.

Monokristallijn met een speciale coating

Met een speciale coating (nanotechnologie) en de contactenaan de achterkant is dit ideaal voor veel toepassingen inautonome systemen, dankzij de hoge laadstroom en hetgeringe oppervlak van dit zonnepaneel. De monokristallijnesilicium cellen combineren een hogere spanning per cel meteen zeer goede laag-spannings/temperatuur coëfficiënt. Ditzorgt voor een uitstekende lading van de accu, ook bijhogere temperaturen.

Een zeer hoge gevoeligheid bij minder heldere dagenalsmede een breed-spectrum lichtgevoeligheid zorgenervoor dat de opbrengst van dit zonnepaneel onder alleweersomstandigheden het hele jaar optimaal is. Module rendement 17,4 %. Celrendement 20 à 21,5 %. De opbrengst is circa 1,73 Wp/dm².Dit type kost € 7,68 per Wp.

4 Monokristallijn MT-CIS technologieMet CIS (Copper-Indium-Diselenid) dunne film techniek ishet mogelijk om lange cellen te maken. Deze zijn in delengte geplaatst in tegenstelling van de vierkante gewonecellen.

De materiaalwinst is enorm. Een zonnepaneel, gemaakt vanCIS, is niet dikker dan vier micrometer, terwijl cellen vanmonokristallijn silicium minstens vijftig tot honderd maaldikker zijn. Voor de productie van één megawattzonnepanelen van monokristallijn silicium is 14 tonsilicium nodig en maar 25 kilo voor CIS. De cellen produceren minder energie dan de cellen uitsilicium maar zijn goedkoper te maken. Door het grotereoppervlak van de cellen zijn ze minder gevoelig voorschaduw. Daardoor is het mogelijk om per dag relatief meerenergie te produceren. Aan boord is er vaak een risico vanschaduw zoals de giek of een schoorsteen. Bij gelijke opbrengst is de CIS module circa 20 procentgroter en iets zwaarder. De opbrengst garantie geldt voor 20jaar. De opbrengst is 1.1 Wp per dm². Rendement 10 à 12%. Het maximale rendement is 13 % (Shell). Dit type kost € 8,11 per Wp.

Info 20M nummer 51 blz. 15

HB

AquaSolar

Page 16: Info 20M nummer 51

Opmerking Polykristallijne panelen hebben een marktaandeel van 50 %. De monokristallijne panelen hebben eenmarktaandeel van 30 % en de amorfe panelen 10 %. Drie van de celtechnologieën maken gebruik van silicium.Alhoewel zonnecellen op basis van amorf silicium eenlager rendement hebben, zijn ze door een goedkoperproductieproces per eenheid vermogen ongeveer even duurals de polykristallijn en monokristallijn zonnecellen.Amorfe zonnecellen kunnen ook op een folie aangebrachtworden; hierdoor is het mogelijk flexibele zonnepanelen temaken.

Spectrale responsDe spectrale respons van multikristallijn en amorfe modulesloopt sterk uiteen. Kristallijn silicium is gevoelig in hetgolflengtegebied tussen 350 en 1200 nm, amorf silicium isgevoelig in het gebied tussen 350 en 800 nm. De elektrische opbrengst van zonnepanelen is dus nietalleen afhankelijk van de zonnestraling maar ookafhankelijk van het aangeboden lichtspectrum.

ConclusieDe duurzaamheid van de verschillende soorten zonnecellenis verschillend evenals de prijs. Verkopers geven anderewaarden dan de fabrikant. Daarom Googelen!

* Een monokristallijn silicium zonnecel is het duurst inaanschaf maar heeft het hoogste rendement en gaat 30 jaarmee. Kost circa € 0,24 per Wp per jaar.

* Een multikristallijn silicium zonnecel is wel goedkopermaar heeft ook een lager rendement en gaat 20 jaar mee.Kost circa € 0,30 per Wp per jaar.

* Een amorf silicium zonnecel is weer goedkoper maar hetgaat korter dan 15 jaar mee en heeft een lager rendement. Kost circa € 0,72 per Wp per jaar.

* CIS panelen zullen in de toekomst meer en meer wordenaangeboden. De levensduur er van zal naar verwachtingoplopen naar 10 jaar. Kost circa € 0,81 per Wp per jaar.

Opmerking: De prijzen zijn afkomstig van 1 leverancier omeen vergelijk te kunnen maken.

Beloopbare panelenDe tot nu toe getoonde panelen zijn gemonteerd in eenaluminium frame. Door bij montage ruimte vrij te houdenaan de onderkant is het mogelijk om de onderkant koel tehouden door ventilatie.Beloopbare panelen worden meestal gelijmd waardoor deonderkant niet gekoeld kan worden. Om toch voldoendespanning te kunnen leveren voor het laden van bv een accuworden deze panelen uitgevoerd met 40 cellen ipv degebruikelijke 36. Op campers zijn deze typen ook gewild door hun geringebouwhoogte. De panelen mogen maximaal 3 cm op eenmeter gebogen worden.

In het deel 2 wordt de opbrengst behandeld.

Info 20M nummer 51 blz. 16JB