jasmijn prinssen in bibliotheekblad

1
31 30 www.bibliotheekblad.nl ARCHITECTUUR EN INRICHTING<< Bibliotheekblad 4 2013 Toepassing van retailtechnieken in bibliotheekinterieurs is uitstekend, maar uniforme standaardinrichtingen heeft de bibliotheek niet nodig voor verleidelijke presentatie van boeken en andere materialen. Ze zijn bovendien niet goedkoper. ‘Uniformiteit is helemaal niet erg, want het is wel degelijk goedkoper. Waarom moeten we nou toch vele keren opnieuw het wiel uitvinden; dat is echt wel duurder. Die veronderstelde uniformiteit is overigens helemaal niet zo uniform. Ik kan vele verschillen aanwijzen in de inrichting van bibliotheken volgens ons model. Maar het is nou juist de bedoeling dat de bezoeker die niet ziet. Ik wil geen rekken laten zien, maar boeken presenteren. Het retailconcept is ontwikkeld vanuit een sterke gemeenschappelijk visie op de functie van bibliotheken, waaruit een bepaalde, breed bruikbare vormgeving voortvloeide. De uitrol daarvan gebeurt altijd met respect voor het gebouw, waardoor er maatwerk wordt geleverd met 100% flexibiliteit. Retailers denken vanuit het zichtbaar en toegankelijk maken van de boeken en andere materialen, terwijl architecten met een creatieve geest denken aan het ontwerpen van een kast. Dat is een heel andere kijk.’ HerkenBaar en flexiBel De aankleding van de exterieurs van bibliotheken met retailattributen als vlaggen, stoepvanen en lichtbakken, zoals drogisterijketens en textielsupermarkten doen, maakt winkelstraten afschuwelijk saai. ‘Waarom doen Blokker, Kruidvat en Zeeman dat nou toch? Uiteraard omdat ze zich willen laten zien! De vindbaarheid, zichtbaarheid en herkenbaarheid van bibliotheken kan toch werkelijk geen punt van discussie zijn?! Dit klinkt wellicht kort aangebonden en is daardoor misschien een overrompelende reactie, maar daarom zit ik als architect ook in de retailsector en die kritiserende architecten niet, hoewel we uit hetzelfde nest komen. Ik vind het overigens leuk om meningen en standpunten te horen van collega’s die op een heel andere manier met bibliotheken bezig zijn.’ De inrichting is modieus, dus snel achterhaald en verouderd. ‘Kan iemand mij vertellen wat het verschil is in houdbaarheid van een ontwerp gestoeld op retailfilosofieën en een ontwerp dat er niet op is gebaseerd? Hoeveel langer gaat een non-retailinrichting dan mee? Onze formule gaat een jaar of acht mee en daarmee hebben we goed gekeken naar de houdbaarheid en de langere termijn opgezocht, namelijk tot 2018. Dat lijkt niet lang, maar wie kan er verder in de toekomst kijken? De formule heeft bovendien een grote flexibiliteit. Er zitten veel elementen in die tegen geringe investeringen vervangen kunnen worden, bijvoorbeeld de foto’s die bedoeld zijn om een warme en persoonlijke sfeer te creëren. Daarmee heeft de bibliotheek een instrument in handen waarmee voor kleine bedragen de look and feel van de bibliotheek aangepast kan worden aan de veranderde tijdgeest en de gewijzigde beeldtaal. Een ander voorbeeld is de bewegwijzering in de vorm van goedkope vanen, die dus ook simpel kan worden aangepast zonder hoge investeringen. En de stellingen zijn trans- parant, daar kijk je doorheen, dus die verouderen al helemaal niet.’ Door toepassing van het winkelconcept gaan de lokale eigenheid en uitstraling van bibliotheken verloren vanwege de uniformiteit van hun interieurs. Dat zegt een aantal architecten in interviews in Bibliotheekblad. Zij hebben geen bezwaar tegen toepassing van retailtechnieken, maar plaatsen er wel kanttekeningen bij. Jasmijn Prinssen, creative director bij Jos de Vries The retail Company, ontwikkelde het Overijsselse retailmodel. Wat vindt zij van de kritiek? Zullen bibliotheken inderdaad de noodzakelijke aanpassingen, hoe simpel en goedkoop ook, doorvoeren? ‘Dat hoop ik vurig. Het formulebureau, als beheerder van de formule, heeft daarin een belangrijke taak, dat moet een stevige vinger in de pap zien te verwerven. Het werken voor bibliotheken geeft mij overigens heel veel plezier, omdat ze heel erg veel lef hebben getoond. Ze zijn op een geheel andere manier gaan kijken naar hun bestaansrecht en alles is overhoopgehaald. Niet alleen de inrichting, maar ook de medewerkers, de processen, de organisatie, de collecties, de instore, de outstore, de look and feel zijn op de schop gegaan. Dat is bepaald niet niks.’ COlleCTiOneur, regisseur en gasTHeer Hoe ziet de ideale bibliotheek er voor u persoonlijk uit? Probeert u zich eens te verplaatsen in de rol van bibliotheekdirecteur? ‘In 1995 ben ik in Delft afgestudeerd met het ontwerp van mijn ideale bibliotheek. Mijn passie voor bibliotheken bestond toen al. De begane grond was onderdeel van de stad in de vorm van een overdekt plein met allerlei functies erbij, zoals een filmhuis, internetplekken en een café. De bibliotheek als publieke ruimte in de stad, waarin mensen zich bewegen en elkaar ontmoeten, is de kern van het bestaansrecht van bibliotheken. Voor mij persoonlijk is de ideale bibliotheek een schatkamer, een tempel van het boek, want ik houd van boeken. Het gaat dus in de eerste plaats om collecties in een soort boekige Garden of Eden, waarin je heerlijk kunt dwalen. Als directeur zou ik drie rollen zien voor de bibliotheek. In de eerste plaats moet de bibliotheek autoriteit zijn op het gebied van het samenstellen en toegankelijk maken van collecties. Dat is absoluut de core business en dat blijft ook zo. Vervolgens moet de bibliotheek regisseur zijn op het gebied van de zelfredzaamheid van mensen die moeite hebben zich te bewegen in de samenleving, die moeite hebben met lezen en leren. De bibliotheek moet hun de ruimte en de middelen aanreiken om zich te ontwikkelen. En als laatste heeft de bibliotheek als taak het faciliteren van zelfontplooiing, waarbij de bibliotheek als gastheer fungeert van de partijen en organisaties die de zelfontplooiing van burgers ondersteunen en tot stand brengen.’ Het door u geschetste rollenpatroon doet denken aan de filosofie van de Idea Stores in Londen. Kent u die? ‘Ja, ik ben in hun flagship geweest aan Whitechapel Road. Een goede filosofie, maar de inrichting ziet er saai en donker uit met vreselijk nop- penzeil op de vloer. De indeling van het gebouw is niet goed, want je kunt er niet dwalen langs verleidelijk gepresenteerde collecties. En een centraal activiteitenplein ontbreekt geheel. Jammer, want deze Idea Store streeft wel degelijk de juiste connection met zijn bezoekers na.’ TEKST: JAN KROL; FOTO: GERRIT SERNÉ Dit is de derde aflevering van een korte serie interviews met architecten. Eerdere afleveringen stonden in Bibliotheekblad 9 (2012) en 2 (2013). ‘BiBliOTHeken HeBBen lef getoond DOOr anders naar Hun BesTaansreCHT te kijken‘ik Wil geen rekken laTen Zien maar Boeken PresenTeren’ Bibliotheekblad 4 2013 ‘Uniformiteit helemaal niet erg en wel degelijk goedkoper’ JasmiJn Prinssen

Upload: maarssen-the-netherlands

Post on 13-Jul-2015

115 views

Category:

Design


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Jasmijn Prinssen in bibliotheekblad

3130 www.bibliotheekblad.nl

ARCHITECTUUR EN INRICHTING<<

Bibliotheekblad 4 2013

Toepassing van retailtechnieken in bibliotheekinterieurs is uitstekend, maar uniforme standaardinrichtingen heeft de bibliotheek niet nodig voor verleidelijke presentatie van boeken en andere materialen. Ze zijn bovendien niet goedkoper.‘Uniformiteit is helemaal niet erg, want het is wel degelijk goedkoper. Waarom moeten we nou toch vele keren opnieuw het wiel uitvinden; dat is echt wel duurder. Die veronderstelde uniformiteit is overigens helemaal niet zo uniform. Ik kan vele verschillen aanwijzen in de inrichting van bibliotheken volgens ons model. Maar het is nou juist de bedoeling dat de bezoeker die niet ziet. Ik wil geen rekken laten zien, maar boeken presenteren. Het retailconcept is ontwikkeld vanuit een sterke gemeenschappelijk visie op de functie van bibliotheken, waaruit een bepaalde, breed bruikbare vormgeving voortvloeide. De uitrol daarvan gebeurt altijd met respect voor het gebouw, waardoor er maatwerk wordt geleverd met 100% flexibiliteit. Retailers denken vanuit het zichtbaar en toegankelijk maken van de boeken en andere materialen, terwijl architecten met een creatieve geest denken aan het ontwerpen van een kast. Dat is een heel andere kijk.’

HerkenBaar en flexiBelDe aankleding van de exterieurs van bibliotheken met retailattributen als vlaggen, stoepvanen en lichtbakken, zoals drogisterijketens en textielsupermarkten doen, maakt winkelstraten afschuwelijk saai.‘Waarom doen Blokker, Kruidvat en Zeeman dat nou toch? Uiteraard omdat ze zich willen laten zien! De vindbaarheid, zichtbaarheid en herkenbaarheid van bibliotheken kan toch werkelijk geen punt van discussie zijn?! Dit klinkt wellicht kort aangebonden en is daardoor misschien een overrompelende reactie, maar daarom zit ik als architect ook in de retailsector en die kritiserende architecten niet, hoewel we uit hetzelfde nest komen. Ik vind het overigens leuk om meningen en standpunten te horen van collega’s die op een heel andere manier met bibliotheken bezig zijn.’De inrichting is modieus, dus snel achterhaald en verouderd.‘Kan iemand mij vertellen wat het verschil is in houdbaarheid van een ontwerp gestoeld op retailfilosofieën en een ontwerp dat er niet op is gebaseerd? Hoeveel langer gaat een non-retailinrichting dan mee? Onze formule gaat een jaar of acht mee en daarmee hebben we goed gekeken naar de houdbaarheid en de langere termijn opgezocht, namelijk tot 2018. Dat lijkt niet lang, maar wie kan er verder in de toekomst kijken? De formule heeft bovendien een grote flexibiliteit. Er zitten veel elementen in die tegen geringe investeringen vervangen kunnen worden, bijvoorbeeld de foto’s die bedoeld zijn om een warme en persoonlijke sfeer te creëren. Daarmee heeft de bibliotheek een instrument in handen waarmee voor kleine bedragen de look and feel van de bibliotheek aangepast kan worden aan de veranderde tijdgeest en de gewijzigde beeldtaal. Een ander voorbeeld is de bewegwijzering in de vorm van goedkope vanen, die dus ook simpel kan worden aangepast zonder hoge investeringen. En de stellingen zijn trans- parant, daar kijk je doorheen, dus die verouderen al helemaal niet.’

Door toepassing van het winkelconcept gaan de lokale eigenheid en uitstraling van bibliotheken

verloren vanwege de uniformiteit van hun interieurs. Dat zegt een aantal architecten in interviews

in Bibliotheekblad. Zij hebben geen bezwaar tegen toepassing van retailtechnieken, maar plaatsen

er wel kanttekeningen bij. Jasmijn Prinssen, creative director bij Jos de Vries The retail Company,

ontwikkelde het Overijsselse retailmodel. Wat vindt zij van de kritiek?

Zullen bibliotheken inderdaad de noodzakelijke aanpassingen, hoe simpel en goedkoop ook, doorvoeren?‘Dat hoop ik vurig. Het formulebureau, als beheerder van de formule, heeft daarin een belangrijke taak, dat moet een stevige vinger in de pap zien te verwerven. Het werken voor bibliotheken geeft mij overigens heel veel plezier, omdat ze heel erg veel lef hebben getoond. Ze zijn op een geheel andere manier gaan kijken naar hun bestaansrecht en alles is overhoopgehaald. Niet alleen de inrichting, maar ook de medewerkers, de processen, de organisatie, de collecties, de instore, de outstore, de look and feel zijn op de schop gegaan. Dat is bepaald niet niks.’

COlleCTiOneur, regisseur en gasTHeerHoe ziet de ideale bibliotheek er voor u persoonlijk uit? Probeert u zich eens te verplaatsen in de rol van bibliotheekdirecteur?‘In 1995 ben ik in Delft afgestudeerd met het ontwerp van mijn ideale bibliotheek. Mijn passie voor bibliotheken bestond toen al. De begane grond was onderdeel van de stad in de vorm van een overdekt plein met allerlei functies erbij, zoals een filmhuis, internetplekken en een café. De bibliotheek als publieke ruimte in de stad, waarin mensen zich bewegen en elkaar ontmoeten, is de kern van het bestaansrecht van bibliotheken. Voor mij persoonlijk is de ideale bibliotheek een schatkamer, een tempel van het boek, want ik houd van boeken. Het gaat dus in de eerste plaats om collecties in een soort boekige Garden of Eden, waarin je heerlijk kunt dwalen. Als directeur zou ik drie rollen zien voor de bibliotheek. In de eerste plaats moet de bibliotheek autoriteit zijn op het gebied van het samenstellen en toegankelijk maken van collecties. Dat is absoluut de core business en dat blijft ook zo. Vervolgens moet de bibliotheek regisseur zijn op het gebied van de zelfredzaamheid van mensen die moeite hebben zich te bewegen in de samenleving, die moeite hebben met lezen en leren. De bibliotheek moet hun de ruimte en de middelen aanreiken om zich te ontwikkelen. En als laatste heeft de bibliotheek als taak het faciliteren van zelfontplooiing, waarbij de bibliotheek als gastheer fungeert van de partijen en organisaties die de zelfontplooiing van burgers ondersteunen en tot stand brengen.’Het door u geschetste rollenpatroon doet denken aan de filosofie van de Idea Stores in Londen. Kent u die?‘Ja, ik ben in hun flagship geweest aan Whitechapel Road. Een goede filosofie, maar de inrichting ziet er saai en donker uit met vreselijk nop-penzeil op de vloer. De indeling van het gebouw is niet goed, want je kunt er niet dwalen langs verleidelijk gepresenteerde collecties. En een centraal activiteitenplein ontbreekt geheel. Jammer, want deze Idea Store streeft wel degelijk de juiste connection met zijn bezoekers na.’

TeksT: Jan krol; FoTo: GerriT serné

Dit is de derde aflevering van een korte serie interviews met architecten. Eerdere afleveringen stonden in Bibliotheekblad 9 (2012) en 2 (2013).

‘BiBliOTHeken HeBBen lef getoond DOOr anders naar Hun BesTaansreCHT te kijken’

‘ik Wil geen rekken laTen Zien maar Boeken PresenTeren’

Bibliotheekblad 4 2013

‘Uniformiteit helemaal niet erg en wel degelijk goedkoper’

JasmiJn Prinssen