kunstmagazine van maatschappij arti et amicitiae de 27 nutteloos/denieuwe 27web.pdf · de denieuwe...

13
27 de nieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of Vooruit Ahmet Ögüt Marianne Vollmer Gesprek met Harmen de Hoop Jean Tinguely Fredie Beckmans Promenade inutile Dennis Oppenheim Device to root out Evil Frank Lisser Sublieme tijdelijkheid Bart Lodewijks Brief aan de spoorwegen Franck Gribling boekbespreking Auke de Vries nutteloos

Upload: others

Post on 30-Jul-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

27denieuwe 2012 jaargang 16

kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae

The Castle of Vooruit Ahmet Ögüt

Marianne VollmerGesprek met Harmen de Hoop

Jean Tinguely

Fredie BeckmansPromenade inutile

Dennis OppenheimDevice to root out Evil

Frank LisserSublieme tijdelijkheid

Bart LodewijksBrief aan de spoorwegen

Franck Griblingboekbespreking Auke de Vries

nutteloos

Page 2: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

eef de kunst haar vrijheid terug

3

Van de Franse toneelschrijver Eugène Ionesco is de uitspraak: ‘Alleen het vol-strekt nutteloze is onontbeerlijk.’ In ‘The Descent of Man uit 1871 zegt Charles Darwin dat alle kunst misschien wel gezien moet worden als uit de hand gelo-pen baltsgedrag om het andere geslacht een staaltje van onze kracht laten zien waaruit blijkt dat we over zoveel energie beschikken dat we het ons zelfs kunnen permitteren volstrekt overbodige handelingen te verrichten. En Multa-tuli schrijft over nutteloosheden: ‘Mochten sommige lezers klagen dat ik hen gedurende vele hoofdstukken reeds, bijna zonder afwisseling rondleid op ‘n tentoonstelling van nietigheden, dan neem ik deze klacht aan als betrekkelijke lofspraak. [...] Een zeer groot gedeelte des levens bestaat nu eenmaal uit een aaneenschakeling van ‘t geringe. Ik zou aan de waarheid tekort doen indien ik deze eigenaardigheid over het hoofd zag.’

Baltsgedrag, onontbeerlijke nutteloosheid, tentoonstelling van nietigheden. De kunstenaar kan natuurlijk proberen roem en status te verwerven om daar-mee een aantrekkelijke seksuele partner te worden, maar het lijkt er meer op dat er andere motieven een rol spelen, want het gros van de kunstenaars bulkt niet van het geld, heeft geen macht, maar voelt zich verre van mislukt. Hoe beschouw je de begrippen nutteloos en kunst als een kunstenaar be-roemd wordt en zijn werk veel waarde krijgt? Als nutteloosheid die waarde heeft gekregen? Als nutteloze waarde? Een schilderij van Mark Rothko van 86 miljoen euro, is dat nuttig? Als handelswaar en beleggingsobject zeker. Mis-schien zou je kunstenaars als speculanten in optima forma kunnen zien. Gok-kers op toekomstige waarde. Of zijn ze gedegradeerd tot de dienstverleners van curatoren, galerieën en musea, die alleen hun nut bewijzen als er aan verdiend wordt of status door wordt verkregen? Een kwart van de tijd breng je doelloos en nutteloos door volgens René Kahn in zijn boek ‘De tien geboden voor het brein’. Maar dat nutteloze is juist de winst, want goed voor ons brein.Iedereen overkomt het wel eens dat juist wanneer hij zit te suffen of halfwakker naar het plafond staart dat volkomen onverwacht, zonder dat je over iets in het bijzonder nadenkt, de oplossing van een probleem zich letterlijk opdringt aan je bewustzijn. Als een dolfijn die uit het water springt. Als een vuurpijl die omhoogschiet tussen de kieren van dromen, niksen, en klungelen. Ergo: durf lui en nutteloos te zijn.

In dit nummer o.a. een gesprek van Marianne Vollmer met de Rotterdamse kun-stenaar Harmen de Hoop, die naar de wereld kijkt alsof hij een buitenstaander is. Fredie Beckmans schrijft over de tweede zinloze wandeling die hij organi-seert en waarvan het thema is: weten, zang, literatuur, culturele voedering en ook het niet-weten der vogels. Philip Fokker bezocht het Haus für elektronische Künste in Basel. Frank Lisser verhaalt over het Centre Pompidu Metz, waar alsof het een partituur is, 65 kunstacademiestudenten 33 grote zwart/witte muurte-keningen van Sol LeWitt opnieuw tekenden. Kees Koomen schrijft over Tanja Smit en haar ‘Libro de Fantasmas’. Franck Gribling bespreekt de monografie die over Auke de Vries is verschenen. Van Bart Lodewijks een brief aan de Bel-gische Spoorwegen. Verder kunstenaarsbijdragen van Ahmet Ögüt, Dennis Oppenheim en Jean Tinguely. RB n

Redactioneel

2

ColofonDe Nieuwe 27 wordt in een oplage van 7200 exemplaren verspreid in Amsterdam, Den Haag, Utrecht en

Rotterdam. De Nieuwe is een uitgave van Maatschappij Arti et Amicitiae in samenwerking met Virtùme-

dia. Vereniging van Beeldend Kunstenaars, Maatschappij Arti et Amicitiae werd opgericht in 1839. Rokin

112, 1012 LB Amsterdam. www.arti.nl en www.denieuwe.nl

Redactie: Fredie Beckmans, Ine Dammers, Paul Donker Duyvis, Philip Fokker, Frank Lisser,

Marianne Vollmer, Jan Maarten Voskuil.

Eindredactie: Robert Broekhuis

Grafisch ontwerp: Hanne Lijesen

Bijdragen: Fredie Beckmans, Philip Fokker, Franck Gribling, Bart Lodewijks, Huub Mous,

Larissa Kikol, Kees Koomen, Frank Lisser, Viktor Sjklovsky, Marianne Vollmer.

Beeldbijdragen: Ahmet Ögüt, Banksy, Marcel Broodthaers, Ferdinand Cheval, Gebroeders van

Limburg, Harmen de Hoop, Sol LeWitt, Dennis Oppenheim, Jean Tinguely, Samuel Wiesemann.

Fotografie: Dirk Pauwels.

Correcties: Frits Vliegenthart

Reacties en bijdragen nummer 27, jaargang 16, dienen uiterlijk op 20 oktober 2012 binnen te zijn. Per mail

naar [email protected] of per post naar: Maatschappij Arti et Amicitiae t.a.v. redactie De Nieuwe, Rokin

112, 1012 LB Amsterdam.

Advertenties: [email protected]

Druk: Koninklijke BDU Grafisch bedrijf B.V.

De rechten voor beeld en tekst werden naar beste vermogen

geregeld. Andere rechthebbenden gelieve zich tot de redactie

te wenden. Bezoek ook onze website www.denieuwe.nl n

Inhoudsopgave

2 Redactioneel, inhoudsopgave en colofon

3 Viktor SjklovskyGeef de kunst haar vrijheid terugbeeld BANKSY

4 Huub MousTijdloze waarhedenbeeld Marcel Broodthaers

5 detail The Castle of Vooruit Ahmet Ögüt

6+7 Frank LisserSublieme tijdelijkheid

8 Larissa KikolZij, beeld Samuel Wiesemann

9 Dennis OppenheimDevice to root out Evil

10 + 11 Marianne VollmerGesprek met Harmen de Hoop

12 + 13 Les belles heures du duc de BerryGetijdenboek van de Gebroeders van Limburg

14 + 15 Bart LodewijksBrief aan de spoorwegen

16 Fredie BeckmansPromenade inutile

17 Frank LisserLa GuerraGerardo Dottori, Renato Guttuso, Michele Cammarano

18 + 19 Kees KoomenDe geesten van Tanja Smit

20 Philip FokkerGedienstig gegoochel met nieuwe media

21 Palais IdéalFerdinand Cheval

22 Franck Griblingboekbespreking Auke de Vries

23 Jean TinguelyHong Kong

24 Harmen de HoopBasketball Court #7

Banksy, You told that joke twice

Viktor Sjklovski heeft het begrip ‘ostranenie’ gemunt, een begrip

dat aanduidt dat vreemdmaken essentieel is voor het literaire

procedé. Hij legt dit idee als volgt uit: ‘Het doel van de kunst is om

over te brengen hoe de dingen worden beleefd en niet hoe ze

bekend zijn. Het is een artistieke techniek om objecten ‘vreemd’ te

maken, om de vormen complexer te maken. Dit is om de gewaar-

wording te verlengen en te bemoeilijken, om reden dat gewaar-

wording een zelfstandig esthetisch doel is, en zo lang mogelijk

moet duren. Kunst is de manier om de kunstwaarde van een

object te ondergaan; het object zelf is niet belangrijk.’ Met andere

woorden: kunst presenteert dingen in een nieuw, onalledaags

licht door manipulatie van de vorm. Dit is wat kunst tot kunst maakt.

Viktor Sjklovski (Sint-Petersburg 1893, Moskou, 6 december 1984)

Geef de kunst haar vrijheid terugViktor Sjklovski

Er was eens een duizendpoot, die exact 1000 poten had of een beetje minder. Hij liep vlug en de schild-pad benijdde hem. De schildpad zei tot de duizendpoot: ‘ Wat ben je slim, hoe geraak je daar wijs uit, waar vind je de tegenwoordigheid van geest om uit te maken waar je 978ste poot zich bevindt, als je de vijfde verzet?’ Duizendpoot zwol van vreugde en trots, maar nadien begon hij zich af te vragen waar elk van zijn poten zich bevond. Daartoe stelde hij het Centralisme in, de Paperasserij, de Bureaucratie, met als resultaat dat hij niet meer in staat was om het even wat te bewegen.De grote ramp van onze tijd is de kunst te willen reglementeren, zonder te weten wat dat is! De grote ramp van de kunst is dat men haar misprijst, dat men haar niet organisch laat kloppen, zoals het hart in de borst van een mens, men zet haar bewegingen in een tijdschema zoals men dat bij treinen doet. Burgers en kameraden en burgers: geef de kunst haar vrijheid terug, niet omdat het de kunst betreft, maar omdat men het ongekende niet op de voorhand kan vastleggen. n

The Castle of Vooruit , Ahmet Ögüt

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 3: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

4 5

Ahmet Ögüt The Castle of Vooruit, helium-filled balloon floating above the ground at a height of eleven meters and diameter of eight meters, Waalse

Krook, Gent, 2012. Commissioned by S.M.A.K. for TRACK, photo Dirk Pauwels

De stelling ‘kunst is volkomen nutteloos’ bevat dus geen tijdloze waarheid. Hooguit kun je stellen dat sinds Kant deze stelling voor menigeen een tijd-loze waarheid lijkt te hebben. Een soort historisch gezichtsbedrog dus. Er kun-nen verschillende redenen zijn, waar-om iemand extra vatbaar is geworden voor dit soort historisch gezichtsbe-drog. Diep romantische kunstenaars denken vaak dat deze stelling eeuwig-heidswaarde heeft, omdat voor hen de Romantiek zelf een soort eeuwig-heidswaarde had. Gerard Reve bijvoor-beeld, een typische laat-romanticus, was er stellig van overtuigd dat kunst volkomen nutteloos is. Dat was een eeu-wige en essentiële waarheid voor hem.

De mythos en de logo’sZoiets als een dogma, hoewel het be-grip dogma in dit verband verwarrend

Huub Mous

Tijdloze waarheden‘Kunst is volkomen nutteloos’, zo hoor je vaak met grote stelligheid bewe-ren. De mensen, die deze stelling verkondigen, zijn niet zelden van mening dat achter deze woorden een tijdloze waarheid schuilgaat. Nu is het bestaan van tijdloze waarheden opzich zelf al een twijfelachtige zaak, maar deze waarheid is zeker niet tijdloos en ook allerminst essentieel. De gedachte dat kunst volkomen nutteloos is, heeft een historische coördinaat in de tijd. Ze is nauw verbonden met de Romantiek en de opkomst van de burgerlijke kunstopvatting. Er liggen gedachten onder van Kant over de autonomie van de esthetische ervaring. De esthetische ervaring zou vol-gens Kant immers volkomen belangeloos zijn en gekenmerkt worden door een vreemde paradox: ‘een doelmatigheid zonder doel’, dus in laatste instantie - hoe je het ook wendt of keert - door doelloosheid.

kan zijn, omdat een dogma voor een rooms-katholiek een gestolde geloofs-waarheid is die door het gezag van de kerk tot geloofsleer wordt verheven, maar in feite hooguit een mythische eeuwigheidswaarde vertegenwoor-digt. Het dogma over de Onbevlekte Ontvangenis van Maria bijvoorbeeld is wezenlijk iets anders dan de Tweede Hoofdwet van de thermodynamica. Daar is elke curiekardinaal van over-tuigd. Het zijn beide geformaliseerde uitspraken, die aanspraak maken op een onomstotelijke waarheid, maar die twee waarheden behoren tot verschil-lende registers. Het dogma behoort tot het register van de mythos, de Tweede Hoofdwet van de thermodynamica be-hoort tot het register van de logos.

Maar terug naar de stelling dat ‘kunst volkomen nutteloos is’. Er is nog een an-

dere reden om te geloven dat deze stel-ling een eeuwige waarheid bevat. Die overtuiging kan een reactie zijn op te-genstanders die het tegenovergestelde geloof aanhangen en eenzelfde waar-heid veronderstellen in het tegendeel. Mensen bijvoorbeeld die zich afzetten tegen een dogmatische kunstopvatting, geloven stellig dat kunst in essentie en voor eeuwig nutteloos is. In die zin had Gerard Reve alle recht van spreken met zijn geloof in deze vermeende eeuwige waarheid. Hij zette zich immers af tegen een linkse dogmatische kunstopvatting die kunst in dienst wilde stellen van een betere wereld en een verheffing van het volk.

Kunst met een doelMaar er kunnen ook andere dogma-tische kunstopvattingen zijn. De op-vatting bijvoorbeeld dat kunst zich in dienst moet stellen van een nationale of regionale cultuurtaak, de ‘Friese zaak’ bijvoorbeeld. Een Fries schrijver of dich-ter (van een Fries schilder wordt dit niet zo gauw beweerd, hoewel er zijn voor-beelden te vinden) zou door te schrij-ven - bewust of onbewust- een bijdrage leveren aan de bevordering van de Friese taal en cultuur. Sterker nog, juist door deze artistieke inspanning blijft de Friese taal en cultuur voortbestaan. Deze schrijver of dichter dient daarmee een goede zaak. Zijn kunst heeft een

doel, ook al is hij zichzelf dat mis-schien niet bewust.Is kunst volkomen nutteloos? Dat basale probleem steekt telkens op-nieuw de kop op, en steeds weer in een andere gedaante. Bijvoor-beeld in de vraag ‘is kunst dan echt wel volkomen nutteloos, ook in deze tijd van terreur en verval van waarden? Andere tijden vra-gen om een andere kunst. Terug-kijkend zou je kunnen beweren, dat de stelling ‘kunst is volkomen nutteloos’ een dramatische ver-gissing is geweest binnen het pro-ject van de westerse moderniteit. Je kunt zelfs beweren dat er iets volkomen is losgeslagen in onze westerse cultuur, een stille catas-

trofe, waarvan de kern te herkennen is in deze, in wezen tragische stelling. Als kunst volkomen nutteloos zou zijn, dan wordt de loop van de geschiedenis aan haar eigen lot overgelaten. ‘Kunst is volkomen nutteloos’, betekent in feite: we staan volkomen machteloos, ook al gaat de beschaving onder onze ogen ten onder.

Het einde van de grote verhalenZo kun je beweren dat er een correctie moet worden aangebracht op deze stelling. met schade en schande komen we erachter dat we een stapje terug moeten doen in ons denken over auto-nomie en vrijheid. Normen en waarden, historisch besef, culturele identiteit, dat alles leek door de generatie van de ba-byboomers op de vuilnisbelt van de ge-schiedenis te worden gegooid. Dat was de generatie die het modernisme van de twintigste eeuw opnieuw - op bijna hedonistische wijze - heeft uitgevonden en zich daarna klakkeloos schaarde achter de stelling dat alle ‘grote verha-len’ ten einde zijn. Dat soort excessen in het denken - zo beweren sommigen - behoeft nodig correctie, dus ook om een herbezinning op de vraag of kunst wel nutteloos is.

Die vraag krijgt een bedenkelijk karak-ter, als je haar niet in het perspectief van een burgerlijke idealistische esthe-tica plaatst, waarvan de basis bij Kant wordt gelegd. Deze esthetica ging uit van een geïsoleerd terrein van de esthe-tische ervaring - het esthetisch oordeel als verzoening tussen natuurwetten en vrijheid, theoretische en praktische rede, verstand en begeerte en een geïsoleerde positie van de kunst in de maatschappij - kortom, die ‘Zweckmäs-sichkeit ohne Zweck’. Anderzijds mag zelfs binnen een dergelijke eenzijdige opvatting van de esthetica de brute confrontatie met de kunstuiting niet ver-onachtzaamd worden, zeker niet als deze confrontatie in de kunst zelf cen-traal komt te staan, een provocerend karakter krijgt, en zo het dwingende keurslijf van de kantiaanse esthetica juist doorbreekt. n

Marcel Broodthaers, Chapeau blanc, 1965

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 4: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

6 7JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Sublieme tijdelijkheidIn februari 2012 startTen 65 studenten van de kunstacademie van Nancy en Reims onder leiding van zeven professionele assistenten en een aantal docenten met het maken van 33 grote zwart/witte muurtekeningen van Sol LeWitt in de galerie 2 van Centre Pompidu Metz. In Europa is deze ten-toonstelling - van april tot juli 2012- van Sol LeWitt met de titel ‘Wall Drawings from 1968 to 2007’ de grootste uitvoering van zijn muurtekeningen ooit. Deze 33 groot formaat tekeningen zijn een keuze uit de ontwerpen die Sol LeWitt heeft gemaakt tussen 1968 en 2007. Midden in de enorme zaal op de tweede verdieping van het gloed-nieuwe kunstcentrum, met aan weerskanten een glazen wand met uitzicht over de stad waren elf grote kamers en diverse gangen gebouwd met elk drie uitgewerkte muurtekeningen: telkens twee kleinere van ca 4 x 4m en een grote van ongeveer 4 x 8m. Sommige kamers zijn gevuld met geome-trische figuren in zwarte verf of inkt en andere met vlakvullende geometri-sche rasters in arceringen van dunne potloodlijnen.

Frank Lisser

tekenmaterialen potlood, krijt, diverse verdunde inkten en zwarte verf grote muuroppervlakten te bedekken met een rijke variëteit aan patronen. Het af-dekken, afplakken, arceren en uitmeten moet eerst geoefend worden voordat men aan de echte uitvoering kan begin-nen. Een van de grote uitdagingen is het op een steiger werken met linialen van vier meter die door twee personen in balans gehouden moet worden, terwijl een derde persoon een lijn trekt.

Zonder echt overzicht van het geheel te krijgen werken de veelal jonge stu-denten dagelijks van de ochtend tot de avond aan een stuk door. Elk werk begint met het lezen van het getekende ontwerp van Sol LeWitt dat bestaat uit een gebruiksaanwijzing met een ver-zameling van een aantal basisvormen. Daarna wordt deze gebruiksaanwij-zing als model op een zijmuurtje over-genomen en tenslotte wordt het door de uitvoerders in groot formaat nauw-gezet uitgevoerd.Sol LeWitt heeft vanaf 1968 tot 2007 een serie van 1200 ontwerpen voor muurte-keningen gemaakt. Deze klein formaat tekeningen zijn geen schetsen maar partituren, te vergelijken met muzikale composities. Ze bevatten een geschre-ven uitleg naast schema’s met vaak diverse lijn-cijfercombinaties. Of er zijn een aantal typen arceringen afge-beeld, zoals hier in het voorbeeld, met daaronder een cijfer. De cijfers vormen een blok van vier en deze weer samen een blok van 4 x 4 ofwel een blok van zestien combinaties van arceringen De wandtekening op groot formaat is dan

een verzameling combinatieblokken van telkens blokken van vier met daarin vier soorten arceringen.

ErvaringOp de tentoonstelling zijn alle 33 partitu-ren van Sol LeWitt als bordkrijttekening uitvergroot aanwezig. Het krijtschema bestaat telkens uit drie onderdelen. De bovenste is de basis, in het voorbeeld hier twintig soorten genummerde blok-jes met daarin een lijntje. Het midden-deel is de compositie als lijntekening-combinatie en het onderste schema is de compositie op basis van nummers. Elk blokje bestaat uit een specifieke nummer combinatie van twee blokjes. (bijvoorbeeld nummer 1 samen met 17). De monumentale wandtekening van 8 x 4 meter is honderd procent kloppend met dit schema. Het is gecontroleerd en het staat vast: foutloos, alles is perfect. De studenten van de academie hebben gedurende deze acht weken onder lei-ding van zeven dirigenten een vlekke-loze uitvoering gegeven. Op de film is goed te zien met welke overgave dit monnikenwerk is vol-

bracht. Deze strenge werkwijze zonder enige ruimte voor improvisatie, of voor de eventuele authenticiteit en aspiraties van de uitvoeders heeft niet geleid tot een gortdroge tentoonstelling. Het is precies tegengesteld aan de maakwij-ze: de kijkervaring is overdonderend. Het is een oneindig wegdrijven in hal-lucinerende ruimten gevuld met ritmes vol minutieuze herhalingen. Monumen-taliteit en verfijning vloeien samen in een beleving die vergelijkbaar is met het ronddwalen in de kathedraal van Reims. Het zien van dit werk heeft zo een sterke visuele impact dat het lijkt alsof er geen logica of rationaliteit in is toegepast. Echter het is omgekeerd evenredig met deze ervaring: het is volstrekt logisch en radicaal rationeel. Het romantisch idee van de kunstenaar als gevoelsmens die op pure intuïtie de toeschouwer betovert, wordt hier vol-komen weggevaagd. Vanuit de ratio, in wel bewust gekozen seriële metho-diek met een volledig instrumenteel ge-maakte uitvoering wordt een sublieme kijkervaring opgeroepen.

ZeldzaamEen dergelijke ervaring wordt door-gaans altijd in verband gebracht met het unieke kunstwerk en zijn eeuwig-heidswaarde dat alleen gemaakt kan worden door een zeldzaam soort kun-stenaar: de genie. Dit is dan ook het meest gehoorde argument voor de enorme waarde van dat werk. De kijker ervaart dit bij het zien van bijvoorbeeld het schilderij Las Meninas van Velasqu-ez. Dat eenmalige geniale schilderij zet de kijker in de onmiddellijkheid van het hier en nu van de grootse ervaring. ‘Ik sta in het Prado voor het origineel en zie het echt! ‘ In dit euforische moment vloeien subject en object in elkaar over en besmetten elkaar in het gevoel voor die zeldzaamheid. Het schilderij lijkt op dat moment net zo kostbaar te zijn als het leven zelf dat het schilderij kan be-kijken. De kijker, de ervaring en het schilderij lijken allen even uniek en onvervang-baar. De vraag of Las Meninas nuttig is en hoe dit te definiëren valt, wordt op-gelost in de zeldzaamheid. Zeldzaam-heid en kostbaarheid zijn economische tweelingen. Nut is wel een vreemd be-grip hierin, maar het is vergelijkbaar met diamanten. Water is nuttiger dan diamant, maar diamanten zijn per ki-logram veel kostbaarder dan water. De zeldzaamheid weegt kennelijk economisch zwaarder dan nut. Deze kostbaarheid wordt dus uitgedrukt in eenheden van zeldzaamheid ofwel geldwaarde of vervangingswaarde

van dat schilderij. In de kunst wordt deze constructie zo normaal gevonden dat de afwijking hierop direct als onder-mijnend wordt ervaren. De roemruchte Ready Made, het urinoir van Marcel Duchamp bijvoorbeeld, breekt direct in op deze relatie tussen de esthetische ervaring en haar unieke object. Dit werk is in eerste instantie begin vorige eeuw als een frontale aanval op die zeld-zaamheid en haar evenknie, de ver-vangingswaarde, ervaren. De centrale positie in de recente kunsthistorie heeft als bescherming gewerkt. Haar mythe vorming rondom het tot stand komen en de context van deze Ready Made heeft bijgedragen aan het herstellen van de bestaande orde: het toekennen van de zeldzaamheid. Het urinoir uit de Karwei-krant is echt veel goedkoper dan dat van Duchamp. De ondermijnende wer-king is geheel opgelost en verdwenen in het zeldzaamheidscircuit.

VernietigingBij Sol LeWitts muurtekeningen wordt de status van het unieke meesterwerk veel sterker ondermijnd dan bij het boven-genoemde voorbeeld van Duchamp. De controverse tussen de ervaring zelf en het kunstwerk daarachter is veel gro-ter. De kijkervaring is zo indringend dat de kijker het niet kan aanvaarden dat deze gewaarwording slechts in hem al-leen rust en dat er geen direct verband is met de schepper en zijn werk.Ten eerste wil het besef van de mede-dogenloze methodiek, rustend in de ra-tionaliteit van die strenge partituur, dat breekt met de illusie van de individuele expressie, nauwelijks doordringen. Zo sterk is het geloof in de rol van de indivi-duele maker. Nog verontrustender is dat er geen indi-viduele maker is. Tenminste: wie veroor-zaakt wat hier? De ontwerpen van Sol LeWitt zijn bijzonder mooi om te zien, maar de realiteit van de uitvoering is verpletterend indrukwekkend. Zonder die heldere partituur is er geen ervaring als deze mogelijk, maar zonder die 65 vertolkers is er geen beeld. De loskop-peling van schepper en vertolker is in de beeldende kunst nog steeds een uit-zonderlijke werkwijze. En nog moeilijker is de ontdekking dat deze makers of uitvoerders niet excel-lent zijn. De film bij de tentoonstelling laat dat goed zien. Veel onhandig po-gen, stevige bijscholing en correctie met uiteindelijk een geweldig resultaat. In de muziekpraktijk hoort men vaak jonge virtuoosjes uit Rusland zonder moeite prachtig viool spelen, maar in de beeldende kunst is men niet gewend dat een gewone groep van negentien-

jarige kunststudenten een kijkervaring van deze impact kunnen veroorzaken. De vergelijking met de musicus die muzi-kale partituren uitvoert, is niet helemaal op zijn plaats. Voor een geslaagde uit-voering van een partita van Bach is een jarenlange oefenpraktijk vereist, terwijl bij Sol LeWitt een korte technische intro-ductie afdoende is. Het uitvoeren van een Sol LeWitt vereist enige vaardig-heid, geduld en volharding, maar de 65 kunststudenten in die film behoorden niet tot de kaste van supertalenten zo-als dat bij die jonge Russische violisten gebruikelijk is. Het is misschien ontluis-terend maar het is binnen ieders moge-lijkheden om thuis een Sol LeWitt uit te voeren met eenzelfde enorme visuele impact. Tenminste als de partituur streng wordt uitgevoerd. Dit idee ondermijnt het fundament van de zeldzaamheid waarop de kunst rust. Daarmee heeft

Sol LeWitt de eeuwigheidswaarde van het kunstwerk losgelaten zonder de er-varing daarvan prijs te geven.De natuurlijke koppeling van dat su-blieme ervaringsmoment, die unieke individuele emotie aan dat zeldzame en dus extreem kostbare object wordt wel het wreedst verbroken door de tij-delijkheid. De tentoonstelling in Metz heeft slechts tien weken geduurd. Deze prachtige kathedraal van dansende rit-mes met die honderden soorten grijstin-ten en duizelingwekkende dieptes - die eeuwig zou moeten duren - is inmiddels overgeschilderd, witgekalkt, vernietigd en verdwenen. Het meest ontregelend is wel deze vernietiging van het object waar deze overweldigende ervaring in rust en wat er van overblijft als restant: een heftig verlangen om terug te keren en de zachte melancholie van de herin-nering aan wat even is geweest. n

PartituurDe film bij de tentoonstelling toont het maakproces van ruim acht weken. Het begint met een college van de profes-sionele assistenten. Zij komen van de Sol LeWitt Studio in New York. Deze instel-ling zorgt voor de correcte uitvoering van het werk van de in 2007 overleden Amerikaanse kunstenaar Sol LeWitt. Het vraagt ambachtelijk nogal wat om met diverse hulpmiddelen, zoals groot formaat passers en linialen, en met de

Page 5: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

8 9

Larissa Kikol, vertaling Fredie Beckmans

ZijVan kunst kun je geen goulash maken

Ik woon in Berlijn en kom uit Keulen. Om precies te zijn uit een klein plattelandsdorp bij Keulen. Zo nu en dan ga ik mijn ouders bezoeken, vaak als ik ziek ben. Dit weekend was ik verkouden, teveel in een koud atelier gewerkt, te weinig slaap gehad en te vaak geen sjaal omgedaan.Mijn moeder had soep gemaakt. Ik pelde voor mezelf een hard gekookt ei. ‘Hoe kan het toch dat je nu ver-kouden bent geworden?’ vroeg mijn moeder, ‘en wat moet dat nou weer, de hele tijd in je atelier.’ Ik zei maar niets. ‘Geen wonder dat je ziek wordt, je moet minstens één keer per dag warm eten, dat heb ik je altijd al gezegd!’, hoofdschuddend keek ze naar de hoop eierschalen. Daarop ging ze naar ons medicijnkastje om er wat in te rommelen. Ze had daar nog iets. Aha! Opgewonden kwam ze met volle handen terug, een neus-spray viel daarbij op de grond. ‘Oei, we moeten nu vooral niet gaan zitten jagen’.Eerst maar eens gaan zitten en alles van me af laten vallen. Mijn vader wilde iets zeggen, maar wachtte er toch maar liever mee. Altijd diezelfde strategische beslissingen. Mijn vader wacht graag. Hij zit dan aan tafel en kijkt. Of kauwt op een snoepje. Op een gegeven moment moet hij er dan klaar voor zijn. De doosjes en capsules lagen voor me. Ik pakte nogal sceptisch de tabletten tegen diarree. ‘Niet die’, zei mijn moeder snibbig. ‘Hier,’ ze zwaaide met haar handen boven de stapel heen en weer, ‘kijk nou toch eens’. ‘Nu,’ zei een stem diep in mijn vader. Hij zei: ‘Zalf’. Mijn moeder en ik keken hem verrast aan. Stilte.Daarna keek ik mijn moeder weer aan. Hij hervond zich nog net op tijd en zei dat hij nog ergens zo’n zalf had en die moest ik dan op mijn keel smeren. Mijn vader leunde uiterst tevreden achterover. Hij had zijn zegje gedaan. Een goed gevoel. En mijn moeder? Die deed alsof ze niets had gehoord.

‘Hier,’ ze wees weer op de stapel, ‘je moet nu echt iets nemen.’ Ze stapte op en kwam met een ringmap terug. Daarin had ze alle recepten verzameld van medicij-nen die ik ooit heb ingenomen, ze zou het wel eens even nakijken. Mijn moeder vond dat de kunst aan alles schuld had. Moeder: ‘Zo heb je wat geschilderd en zo ben je ziek. En wat heb je daar nou aan?’ Ik: ‘Ik studeer nou eenmaal kunst. Wat moet ik dan gaan doen?’Moeder: ‘Ach kunst, vroeger hadden we ook geen kunst nodig… daar kan ik me nog niet eens goulash van koken!’ Ik: ‘Ik zal me in de toekomst eenvoudigweg warmer kleden.’ Moeder: ‘Altijd een sjaal om je nek. En ‘s avonds iets warms om te eten.’ Ik nam de Meditonsin. Moeder: ‘Dat jullie toch steeds denken, dat jullie kunst moeten maken. Nu zie je maar weer eens wat daar-van het resultaat is: ‘dat,’ ze wees met haar vinger naar het bord soep, ‘dat is het enige ware’. ‘Smaakt lekker’ probeerde ik van onderwerp te veranderen. Mijn moe-der keek me bezorgd aan: ‘Allemaal idioten, wat heb je nou aan al die kunst?’ Ik: ‘Nou ja zeg, idioten heb je overal.’ ‘Ook op kantoor,’ wist mijn vader te melden. Moeder:’ Pff, al die kunstenaars denken dat ze heel wat zijn, omdat ze schilderijen maken, die niemand wil! En ze kunnen niet eens de eenvoudigste dingen zelf.’ Ik keek haar vragend aan.Moeder: ‘De hele huishouding! Kinderen opvoeden! Uit werken gaan! De boekhouding doen!’ Ik: ‘Nou vertel het ze dan eens.’ Mijn moeder liep de keuken in en kwam met een eierwekker terug. Moeder: ‘Hier, die neem je mee. Kun je voor jezelf ook eens een warm ei koken. Je weet toch dat je een keer per dag iets warms moet eten! ‘Ik: ‘Dank je.’ Moeder: ‘Schilder toch eens iets moois.’ Ik lachte zo’n beetje. Ik: ‘En wanneer?’ Moeder: ‘Donderdag!’ Ik:’ Mama, ik heb geen tijd om iets moois te schilderen, die docenten bij ons willen nog niet iets moois zien.’ Moeder: ‘Ach, die ook altijd.’ Wond ze zich op.Ik: ‘Nou dan schilder je toch zelf eens wat.’ Moeder:

‘Daar heb ik geen tijd voor, ik moet tenslotte voor je vader zorgen.’ Mijn vader: ‘Zie je nou wel, zij heeft ook geen tijd voor mooie dingen.’ Hij grijnsde. Na een paar dagen in een warm bed met een grote televisie en heerlijk eten ging het al een stuk beter en reisde ik terug naar Berlijn. De volgende dag in mijn atelier stak ik de verwarming aan. ‘Ja maar dit is veel te warm’, klaagde iemand, ‘zo kan ik niet schilderen hoor.’ Ik grijnsde en stelde voor dat hij toch eens iets moois moest schilderen. ‘Wij studeren hier kunst en hoeven helemaal niks moois te maken.’ Woedend stapte hij naar buiten in de kou. Ik zette voor mezelf thee en dacht daarbij aan iets moois. n

Samuel Wiesemann, Call Alice, portret van Larissa Kikol

Dennis Oppenheim Device to Root out Evil, 1997

‘The sculpture is a gesture- turning something upside down. The country church is balanced on it’s steeple as if it were positioned by a terrific force of nature.’

Galvanized structural steel, anodized perforated aluminum, transparent red Venetian glass, 25’ H x 15’ W x 12’ D, photo by Thom Quine.

Location: Vancouver, Canada

8 JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 6: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

10 11

Marianne Vollmer

en soms ook conflicten samenkomen waardoor ik daar een voor mij span-nend werk van kan maken.

MierenDe menselijke aanwezigheid is wat me als onderwerp het meest interesseert terwijl ik de mens eigenlijk helemaal niet interessant vind. De filosofie is dat de stad of maatschappij is opgebouwd uit die enorme optelsom van individuen maar we zijn gewoon mieren die zon-der doel naar links of naar rechts lopen. We houden van orde en regels. Dat is onze vorm van met elkaar omgaan ge-worden. Ik herken de leuke kanten er-van en speel met wat ik benepen vind. Aan de andere kant ben ik helemaal een product van die cultuur. Sommige regels ontstaan ook maar gewoon in een maatschappelijke dynamiek. Het is allemaal relatief zoals met de snelheid op de weg bijvoorbeeld in Duitsland zijn die getalletjes net weer anders en in sommige landen bestaan ze niet eens. En daarom vind ik ook dat ik als individu het recht heb mijn kleine dingetjes te doen ook als die een wet overtreden of een ander niet bevallen. Ik tast de grens af. Waarom bestaan die regels en welke rechten heb ik om het daar niet mee eens te zijn? Die vraagstelling heeft altijd in het werk gezeten. Maar het blijft een zijlijngevoel natuurlijk. Ik op-gepakt? Helemaal niet. Ik pas me aan bij wat ik denk dat mensen verwachten

- ik trek bijvoorbeeld een overall aan - maar ben wel herhaaldelijk door de politie gestopt. Dat leidde in het alge-meen niet tot grote problemen. Er zijn wel werken onvoltooid gebleven.

ActiesIk maak acties die zich richten op de voorbijgangers. Ik wil ook niet dat het meer is dan dat. Het is geen theater of performance waarbij je een aan-kondiging krijgt. Die vind ik binnen de kunstwereld - ook als je die op pleintjes etcetera. doet - enorm problematisch. Meestal kan het die aandacht helemaal niet verdragen. Dan staat iedereen klaar en is er een actie en denk je is dat het nou? Die verwachting. Dat heb ik dus niet. De hele stad is een optelsom van gebeurtenissen waar ik gewoon een gebeurtenis bij doe. Ik probeer daarin zo dicht mogelijk bij de werkelijk-heid te blijven. En net zoals bij mijn ob-jectjes kun je het toevallig tegenkomen, maar je kunt het ook gemist hebben. Er zit toch altijd iets raars in. Dat is wat kunst altijd heeft, dat het er net naast zit. Het moet wringen. Er gebeuren wel gekkere dingen in de stad dan wat ik doe. Som-mige voorbijgangers zullen iets nor-maal vinden wat er voor mij net naast zat. Zoiets heb ik meegemaakt met de afvalbakken die ik geplaatst had bij de kweekschool voor de handel in Amster-dam. Ik had verwacht dat ze heel snel zouden worden verwijderd maar het

Het begint voor mij met een idee, een vermoeden waar een werk over zou moeten gaan. Over demonstranten bijvoorbeeld die willen demonstreren omdat ze hun mening willen uiten ter-wijl je weet dat politici niet luisteren. Dat gevoel van ongenoegen dat al jaren in de lucht hangt is dan misschien waar het werk over zal gaan. En dan begin ik. Als inspiratiebron heb ik heel veel boe-ken met foto’s, een archief. Geen artis-tieke boeken maar praktische met van die lekkere foute gebruiksfotografie. Daarna gooi ik mijn fiets in de auto, ga naar een bepaalde stad en fiets daar rond. Ik weet dan al zo’n beetje waar ik naar zoek, waar ik naar wil kijken. Er moet bijvoorbeeld iets van een toren gegooid worden. Dan blijkt dat je niet naar boven kunt en moet je iets anders bedenken. Vanuit dat eerste idee kom je altijd heel ergens anders terecht dan je eerst bedacht had. Door de dingen die je meemaakt kan dan ook de inhoud van het werk weer veranderen. Het is dus niet zo dat ik - wat mensen wel den-ken - al lekker rondfietsend op een idee kom. Zo werkt het niet. Je moet weten waarop je wilt focussen voordat je an-dere dingen toevallig kunt vinden, je kunt laten verrassen. Ik heb een doel. Ik ben een padvinder die zijn pad vindt in een vreemde stad en maak duizen-den foto’s van plekken die mogelijk een geschikte locatie zijn. Ik zoek net zo lang tot ik iets vind waar alle elementen

gekke was dat het werd geaccepteerd. Ze werden geleegd en hebben er heel lang met z’n achten gehangen. Mijn acties krijgen zoals ik dat noem een tweede leven op websites, in tijd-schriften, boekjes, kranten etcetera. Het media-effect. Ik gebruik het allemaal. Zo breng ik mijn werk in diverse vormen van documentatie terug in de kunst-wereld zodat het ook daar een rol kan spelen als feit dat het gebeurd is maar ook als een alternatieve vorm van kunst maken.

PolitiekJe zoekt steeds naar nieuwe vormen. Nadat ik allerlei grafische dingen in de stad geplaatst had - van het woord Ho-tel tot een basketballveld - heb ik op een gegeven moment de stap genomen naar driedimensionale objecten zoals haakjes, afvalbakken, brandblussers. Daarna werden het gedragingen van mensen waarin ik personen een be-paalde handeling liet doen en nu zijn de acties gericht op communicatie. Ik leerde destijds Jonas Staal kennen doordat hij mij zijn scriptie die hij over mijn werk geschreven had opstuurde. Hij was geïnspireerd door mijn manier van werken maar niet door de uitvoe-ring ervan. We hebben drie jaar inten-sief samengewerkt en daar een boek over gepubliceerd. Nu hebben we ons in een totaal andere richting ontwik-keld. Jonas is veel meer bezig met de echte politiek en is ook veel theore-tischer dan ik ben. Toch is mijn laatste werk ‘Abstracte Kunst’ dat ik net heb af-gerond, in zekere zin ook wel politiek. Of dat nu door Jonas komt, die mij veel politieker wilde maken of dat het de tijd-geest is weet ik niet omdat heel veel van mijn kunst nu eenmaal te maken heeft met wat er in de wereld gebeurt. Het werk bestaat uit opruiende pamfletten, ingezonden brieven aan instanties en brieven aan politici. Dit allemaal aan de hand van abstracte kunstwerken in de openbare ruimte. Totale misinterpreta-ties van deze beelden die oproepen tot acties. Die hele schreeuwerige toon van het maatschappelijk debat van nu van zowel links als rechts heb ik daarin ver-werkt. Mijn eigen mening speelt daarbij geen enkele rol. Zo heb ik pamfletten verspreid in een duurdere buurt in de omgeving van een sculptuur van Henk Visch. Men werd daarin opgeroepen op een bepaalde dag met kwasten en witte verf naar het veelkleurige beeld te komen om het weer wit te schilderen omdat het nu te multi-culti zou zijn. Ie-dereen in de kunstwereld ging op tilt. Er is aangifte gedaan en vijf agenten wa-ren op de aangegeven dag 24 uur bij het beeld aanwezig. Ook is Henk Visch uit Eindhoven gekomen. Het was hec-tisch. Sandra Smets heeft er nog over geschreven in de NRC. Het vermoeden ontstond dat het pamflet van mij of van Jonas kon zijn, maar de leukste reac-tie vond ik toch dat men dacht dat het studenten van mij zouden zijn die ik op-dracht had gegeven om iets radicaals te doen omdat ze anders hun punten niet kregen, terwijl ik helemaal geen stu-

denten heb. Ik geef geen les en ik heb nooit op een academie gezeten.

IntuïtieWat ik hierna ga doen, weet ik nog niet. Ik blijf natuurlijk een intuïtief werkend kunstenaar en niet iemand die een pro-gramma afwerkt. Ik heb nog steeds as-pecten van de autonome kunstenaar maar heb niet het idee dat ik zo’n ego ben, zo’n expressionistisch kunstenaar die zijn gevoel op het doek werpt, dat zal niet lukken. Ik merk wel dat alles ge-koppeld is aan herinneringen. Je hoort bij een bepaalde generatie en bent omgeven door de stedelijke cultuur. Daar komen werken uit voort en som-mige zitten dan ietsje dichter bij iets dat je hebt meegemaakt. Met die specifieke werken heb ik zelf een leuke band maar ze worden vaak ook door anderen het best gevonden. Dan zit er dus toch er-gens iets in verstopt wat misschien wel collectief biografisch is en met dat col-lectief biografische kan ik waarschijnlijk goed uit de voeten.Er wordt mij vaak gevraagd waar ik ei-genlijk van leef. Ik vind dat niet relevant. Er zit de gedachte achter dat kunst toch op de een of andere manier aan de ver-koopbaarheid, aan producten gekop-peld is. Het is een markt. Voor mij heeft dat nooit een rol gespeeld. Ik laat mij inspireren door de generaties voor mij met mensen zoals Richard Long die in eerste instantie uit die markt probeer-den weg te komen. Een soort idealisme was het, een droom, het zoekende zon-der praktisch doel. Ik probeer dat ook in alle facetten van mijn werk te stoppen. Maak het niet voor de kunstinstellingen, niet om te verkopen. Het moet voor mij perse over alledaagse dingen gaan en ook tijdelijkheid speelt daarin een be-langrijke rol. Daarmee zet je een groot contrast neer met al die grote ego’s en de mensen die onderwerpen zoeken die ‘larger than live’ zijn. De goddelijk-heid, het sublieme. Ik heb me vanaf het begin enorm afgezet tegen hoe ego’s functioneren in de kunstwereld. Voor mij is het Stedelijk Museum niet het hoogst haalbare. Ik wil niet op een podium. Wat mij vooral interesseert is dat het een onderdeel kan zijn van al die media die wij gebruiken, de alle-daagsheid daarvan. Daarbinnen wil ik functioneren. Filosofisch? Ik? Ik ken wel ergere mensen hoor. Ik ben een forma-listisch kunstenaar, ben heel streng op de vorm en vind mezelf nog altijd heel erg pragmatisch. Ik ben natuurlijk wel de beste kunstenaar van Nederland maar dat houden we geheim. n

Harmen de Hoop (Utrecht 1959) Rotter-dam. Studeerde enkele jaren bouwkun-de aan de Technische Universiteit Delft en een jaar bij Ateliers ‘63. De documentatie van zijn werk is ten-toongesteld in binnen en buitenland.Begin dit jaar had Museum Jan Cunen, Oss een overzichtstentoonstelling van vijftien jaar kunstpraktijk. Met documen-tatie zoals: wandvullende fotoprints, dia’s, drukwerk, installaties, tekst, film en audiowerken. n

Ik ben niet zo een egoGesprek met Harmen de Hoop

Mijn herinneringen aan de tijd dat ik als klein kind op een zomerse dag buiten op het stoepje zat en een huismus heen en weer zag huppen in de zon zijn nog steeds sterk aan-wezig. Waar dat uit bestond qua plek is voor mij altijd heel belangrijk geweest. Ik ben dan ook architec-tuur gaan studeren en nog steeds zijn plekken mijn materiaal. Het zoe-ken naar de perfecte locatie voor mijn acties is hetgeen waar ik dag in dag uit mee bezig ben en waar ik nog steeds van geniet. Al mijn inspi-ratie komt daar vandaan.Er zijn mensen die zich laten bepa-len door het sociale, de omgang met de medemens. Ik kijk totaal an-ders. Let alleen maar op de om-geving: de contrasten, de materie, de conflicten, hoe het licht valt. Een soort ‘Alleen op de Wereld effect’. Ik bekijk de wereld alsof ik een bui-tenstaander ben, aan de zijlijn sta. Dat heb ik mijn leven lang gehad. Je kijkt naar wat een maatschappij of stad is. Wat gebeurt er allemaal. Het is een spanningveld tussen er deel van willen uitmaken en er toch altijd buitenstaan.

Harmen de Hoop, For free! , Rotterdam, 2005, Courtesy West, Den Haag Harmen de Hoop, Updated sculpture #11 ( Rob Pleysier/Harmen de Hoop), den Haag 2006,

Courtesy West, Den Haag

Harmen de Hoop, Crossing in nature, Amstelveen, 1993, Courtesy West, Den Haag

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 7: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

12 13

Les belles heures du duc de Berry Van 5 april tot 25 juni 2012 waren 47 losse bladen uit het 224 bladen tellende getijdenboek ‘Les belles heures du duc de Berry’ in het Louvre te zien. In het kader van een restauratieproject was dit voor het eerst en ook voor het laatst mogelijk. Inmiddels zijn deze bladen weer teruggeplaatst in hun kaft en ligt het boekje weer in de kluis van The Cloisters in New York. De komende tientallen jaren is het onmogelijk om dit wonder van verfijning in het echt te zien.

Elk blad bestaat uit illustraties van allerlei christelijke verhalen, beroemde heiligenlevens, apostelen in actie, vreselijke martel- scènes en spectaculaire tenhemelopnemingen; elke verbeelde gebeurtenis wordt op ieder blad aangevuld met een kort gebed in hartstochtelijk middeleeuws Latijn.Tevens wordt elk blad met eenzelfde patroon van gedecoreerde boomblaadjes aan krultakjes rondom de illustratie opgevuld. Op een reproductie is dat niet goed te zien maar in het echt wel: elk boom-blaadje heeft in de zwarte contourlijn een opbollend glimmend hartje van goud, zo wordt elke illustratie omzoomd met een reliëf van schitterende gouden druppels of juwelen.Om bladgoud aan te kunnen brengen is er een grondlaag van kalk met daarop een rode kleipasta nodig, daarna een lijmlaagje en daar wordt een bladgoudfragmentje op geplakt. De laatste handeling is het polijsten van het bladgoud. Elke 1 m2 cm kent tien van die blaadjes. De miniaturenliefhebber en op-drachtgever duc du Berry heeft hiervoor de gebroeders van Limburg & assistenten bereid gevonden om in drie jaren ruim drie miljoen handelingen te verrichten. Gelukkig hebben noch de duc de Berry noch de Gebroeders van Limburg zich het nut de en noodzaak hiervoor afgevraagd. Ze hebben het gewoon gedaan en mooier kan het eigenlijk niet. FL n

http://www.louvre.fr/expositions/les-belles-heures-du-duc-de-berry n

Les belles heures du duc de Berry, getijdenboek van de Gebroeders van Limburg,

ca 1405-1408, blad 151 en 152, de kruisafneming en graflegging van Christus, dubbel

blad links en rechts naast elkaar. De afbeeldingen in het boek zijn 17,5 x 24,5 cm.

Het boek heeft 224 gedecoreerde en geïllustreerde perkamenten bladen.

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 8: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

14 15

Brief aan de spoorwegenGent, 24 maart 2009

Geachte spoorwegdirecteur,

Geachte heer Haek,

Sinds enige tijd loop ik rond met het idee om u een brief te schrijven. Onze werk-zaamheden liggen ver uiteen: terwijl u met uw werk het hele Belgische landschap doorkruist, breng ik als kunstenaar in buitenwijken van steden een aaneenscha-keling van tekeningen aan. Het zijn rechte lijnen, die met schoolbordkrijt en een meetlat getrokken worden op straten, muurtjes en gevels van huizen, met toestem-ming van de bewoners. Niet te verwarren met graffiti, want de tekeningen zijn niet illegaal en protesteren niet. Het zijn evenmin tekens zoals de pijlen en getallen die spoorarbeiders achterlaten op bielzen en treinmaterieel. Mijn (krijt)sporen vormen een veel minder gepland traject dan het spoornet, al leiden ze evenzeer naar al-lerlei bestemmingen.

De locaties waarop ik anderhalf jaar geleden in opdracht van het S.M.A.K. (Stedelijk Museum voor Actuele Kunst) begon met tekenen liggen allemaal in de Gentse wijk Moscou. Die wijk is u wellicht bekend als locatie waar de treinwerkplaats Ledeberg ligt, of van de film Aanrijding in Moscou. In Moscou zijn de tekeningen zich gaan ver-mengen met het terrein waarover u de baas bent. Nu mijn werk er bijna geklaard is, wordt het tijd om u te vertellen waarover de tekeningen gaan en uit de doeken te doen waar ze precies gedomicilieerd zijn. Mijn bedoeling met deze brief gaat echter verder dan dat.

Uw aandacht vraag ik voor een van uw eigendommen: een met sloop bedreigd spoorwachtershuis, dat wordt bewoond door een gepensioneerde medewerker van uw bedrijf. Op de gevel van dit huis bracht ik een tekening aan, die doorloopt op het behang binnenskamers. Het S.M.A.K. wil de tekening op het spoorhuis als kunstwerk behouden door het op te nemen in haar collectie. Om deze reden klop ik nu bij u aan, met de vraag om het spoorhuis voor afbraak te behoeden. Het tra-ject dat naar dit spoorhuis en tot dit verzoek leidde, staat in deze brief beschreven.

Mijn naam is Bart Lodewijks en het S.M.A.K. bezorgde mij een hoop werk toen ze vroegen of ik een kunstproject wilde opzetten in de openbare ruimte van de wijk Moscou. Ik trof daar een buurt aan die omarmd wordt door rails en spoorwissels. Het spoor fungeert als een kader, zoals een lijst om een schilderij. Moscou is een geïsoleerde wijk die bereikbaar is gemaakt met een viaduct en een voetgan-gerstunnel, of anderszins via een wirwar aan door woon- werkverkeer ingesleten straten. Het is een arbeiderswijk zoals er in België honderden bestaan. Een weinig verheffende dagelijkse realiteit, waargenomen door duizenden treinreizigers per dag, die de buurt doorsnijden.

Waarom kreeg juist ik deze opdracht?Welnu, het museum zag in mij een soort omgekeerde inbreker. Niet als een dief die in de nacht eropuit gestuurd wordt om iets te stelen, maar als een indringer die op klaarlichte dag toeslaat en in plaats van iets mee te nemen zijn sporen zo onberis-pelijk mogelijk achterlaat.Daarbij doel ik op de krijtsporen, ofwel mijn tekeningen op muren en huizen, die makkelijk uit te wissen zijn waardoor niet te verwachten is dat bewoners er moeite mee hebben dat hun huis of straat ondergekalkt wordt. Zouden de bewoners slechts medewerking verlenen omdat alles makkelijk weggewassen kan worden? Met het vertrouwen dat mijn wijze van binnendringen in privédomeinen ontstaat in overeenstemming met de bewoners, werd ik door het museum losgelaten tussen de treinrails, de voetgangerstunnels en straten onder het Moscou-viaduct. De buurt die ik in mijn handen gedrukt kreeg, gedroeg zich echter als een olifant die geen stap uit zichzelf zou verzetten.Mijn hoop om toegang te verkrijgen tot een buurt die waarschijnlijk liever geen verandering wil, was gevestigd op het gebruik van krijt als werkmateriaal. Van krijt gaat geen dreiging uit, het is onschuldig materiaal. Krijttekeningen kunnen geen blijvende veranderingen brengen aan het uiterlijk van een wijk. Krijt verwaait, het verregent, het verbindt zich nauwelijks. Als een krijttekening hecht, dan is dat in het hoofd, als een herinnering.

Dialectiek met de buurt kwam uit zichzelf op gang Mijn verwachting dat de bewoners enige toenadering tot mij zouden zoeken werd niet beantwoord, noch het verlangen naar de koffie waarop een stratenmaker zich kan verheugen. Met witte krijtstaafjes bracht ik tekeningen aan op lage muur-tjes die aan iedereen en niemand toebehoren. Weinig opvallend en met de rug naar de straat gekeerd (omdat je slechts in die fysieke staat muren kunt betekenen) werkte ik voort zolang niemand vragen stelde. Bijvoorbeeld aan de tekening op

de muur van betonnen platen die de werkplaats van uw bedrijf uit het zicht houdt van de Jules de Saint-Genoisstraat. Het zijn dezelfde klassieke Vlaamse muurtjes die in de schilderijen van Raveel opduiken. Pas toen een voorjaarsbui het krijt van de betonnen platen vaagde, haastten kinderen uit het eerste leerjaar van de buurt-school zich naar de betreffende muur en brachten de lijnen in kleurkrijt terug in het straatbeeld. Dit inkleuren van de deels vergane krijtlijnen vond plaats buiten mijn medeweten om. De dialectiek tussen mij en de buurt kwam op gang zonder dat ik er erg in had. De olifant waarvoor ik de wijk had aangezien, bleek veel minder een dikhuid te zijn en begon wis en waarachtig uit zichzelf te lopen.

Foto’s van tekeningen als kerstkaartLeerlingen van de buurtschool hadden hun klaslokalen versierd met kleefwerken die bomen voorstelden, samengesteld uit geknipte vierkantjes, cirkels en driehoe-ken. In mijn ogen geometrische constructies, verwant aan de tekeningen die ik aan het uitzetten was in de wijk. Een van de kleefwerken tekende ik na op de gevel van een huis tot de omvang van een echte boom. De boom op de gevel werd een ver-bindende schakel tussen mij en de buurt toen de kinderen onderaan de stam kerst-bomen met pieken en ballen begonnen te tekenden. Ouders kwamen de resultaten van hun kroost bekijken. De foto’s die de schoolleiding van de tekeningen maakte, werden verstuurd als kerstkaart.

[…]

De krijttekening breidde zich uit van buur naar buur, van huis naar huis. Als iemand niet wilde meewerken sloeg ik het betreffende huis over. Sommige tekeningen liepen langs de buitenkant van de huizen, verdwenen in huiskamers en keukens van families, doken dan weer op en bestreken delen van een straat. De tekening groeide naar gelang de gastvrijheid van de bewoners toenam.

[…]

Op zolderkamers en bovenverdiepingen in Moscou kom ik vaak spoorminiaturen tegen, compleet met woonhuizen en voormalige spoorhuizen. Ze zijn nagebouwd door oudgedienden van uw bedrijf, die er nog altijd goederen door complexe in-frastructuren loodsen. Vaak is in de miniaturen meer ruimte tussen de huizen en het spoor dan in de werkelijkheid. Buiten op het echte spoor glijden wagons, aange-stuurd door een onzichtbare hand, rakelings langs sommige huizen. Ik zou graag uw blik willen laten inzoomen op de Zetternamstraat, het meest ingesloten deel van Moscou. De uiteindes van de straat worden doorkruist door rails, waardoor het lijkt alsof de treinen via de achtertuinen dwars door de huizen de straat oversteken. Het is geen miniatuurlandschap of afgietsel van een vroegere, kleinere werkelijkheid, al doet het voormalige spoorwachtershuis op nummer 11 wel daaraan denken. Dit is het enige vrijstaande huis van de straat, pal langs het spoor, bewoond door de gepensioneerde, vrijwel dove spoorarbeider Louis de Bock. Het wachthuis werd ooit door uw bedrijf opgetrokken uit degelijk materiaal, en toen het veertig jaar geleden zijn dienst bewezen had, verhuurd aan De Bock. Soms kun je hem onkruid wiedend aantreffen in de moestuin waarmee zijn huis omzoomd is.

Met de kerstkaarten van de school in mijn hand bracht ik het eerste bezoek aan de mij toen nog onbekende Louis. De lakens die boven de slabedjes hingen te wapperen, hadden mij het signaal gegeven dat er iemand thuis was. Dat bleken twee mensen te zijn, want de 82 jaar oude man werd verzorgd door zijn dochter Marina. Zij vertelde dat haar vader in zijn werkzame leven met spoorbielzen had gesjouwd, waarvan in de moestuin tegenwoordig nog enkele restanten dienst doen als paal voor de waslijn.

Toen ik hem een kerstkaart overhandigde, bekeek hij die als een conducteur die een gaatje in een treinkaart zou aanbrengen. De wenskaart van de kinderen maak-te hem gelukkig, liet hij blijken. Hij toonde foto’s van zijn kleinkinderen, terwijl zijn dochter kopjes Senseo en biscuitjes voorschotelde. Het gebeurde die middag dat Louis zijn huis beschikbaar stelde om te worden betekend met krijt. Vanaf die dag raakte ik gestationeerd in het spoorhuis. n

Fragment uit de publicatie ‘Onvergetelijke buurt’. Voorstel tot permanente krijtteke-ningen in de Gentse wijk Moscou. Tekst: Bart Lodewijks 2010.www.romapublications.org <www.bartlodewijks.nl> n

Bart Lodewijks

Bart Lodewijks, Moscou Drawing, Ghent (BL) 2008 -2009, krijt op muur, fotografie H. Bartels

Bart Lodewijks, Uit de serie Curaçao Drawings, Curaçao 2007, krijt op wegdek

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 9: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

16 17

Fredie Beckmans

Promenade InutileZien en gezien worden

De uitnodiging zag er als volgt uit: ‘Het thema van de tweede zinloze wan-deling is ‘de vogels uit het oude centrum van de stad Biel in de breedste zin van het woord.’ Weten, zang, literatuur, culturele voedering en ook het niet-weten der vogels zullen aan bod komen. De prijs is slechts tien Zwitserse Franken maar daarvoor krijgt u dan ook een verrekijker cadeau die u daarna mee naar huis mag nemen om ook de tuin van de buren van wat dichterbij te kunnen bestuderen. Het thema van de eerste wandeling was de tuinen van het oude centrum van de stad. Thema en tijdstip waren zo ongelukkig gekozen dat er niemand op de wandeling is afgekomen.’Tot zover een gedeelte van de uitnodiging en de laatste zin hielp om heel veel medelijden op te wekken. Vrienden en belangstellenden vroegen wat er was gebeurd en waarom ze geen uitnodiging hadden gekregen. Ik zei dat het die dag erg hard had geregend en verzweeg dat ik hele-maal geen uitnodigingen had verstuurd. Die eerste wandeling was uit mijn duim gezogen om de tweede wandeling tot een succes te maken. Tot zover de tweede zinloze vogelwandeling.

Wandelen bestaat nog niet eens zo lang. In Nederland pas honderd jaar.Je loopt een stuk door een bos en dan niet van A naar B maar van A naar A. Vrij zinloos. De Engelse filosoof Berke-ley is dat ook overkomen en stelde bij een van zijn eerste filosofische wande-lingen zichzelf de vraag of een boom die is omgevallen en een enorme dreun maakt bij het omvallen en wanneer nie-mand dat geluid heeft gehoord of dat geluid er dan wel is geweest. Alleen iets

dat ook daadwerkelijk wordt waarge-nomen, heeft echt bestaan. Daarmee kon hij ook aantonen dat het eigen ik, ons ego, het enige is waar alles om draait. Wij zijn het middelpunt van alles wat buiten ons gebeurt. Wat er vóór en na onze wandeling in een bos gebeurt hoeft niet werkelijk te hebben plaatsge-vonden. Behalve dan spirituele zaken en daarmee dacht hij gelijk het bestaan van onze ziel een plaats te hebben ge-geven. Dat speelde zich af zo ongeveer

1800 rondom Oxford. De aller eerste wandelaar in de Westerse wereld was Ibn Arabi een beroemd moslimfilosoof die werd geboren in de Spaanse stad Murcia 1165. Hij wandelde gedurende zijn leven door Noord-Afrika en be-zocht steden als Mekka, Bagdad en Da-mascus, waar hij 1240 stierf.

Videre et videriDe laatste weken ben ik zelf weer aan het wandelen geslagen. Iedere twee, drie weken organiseer ik een andere themawandeling met als rode draad de zinloosheid van het wandelen. Een paar maanden geleden in maart ben ik begonnen met een vrij zinloze pad-denstoelwandeling bij mij in de buurt. We hebben geen paddenstoel gevon-den maar ik heb mijn medewandelaars in geuren en kleuren verteld waar ze in de herfst vooral onder die boom en achter dat heuveltje moeten kijken voor bijzondere, eetbare en giftige padden-stoelen. Tegelijk ging het mij erom de meelopers te vertellen over het onder-werp ‘zien en gezien worden’. Videre et Videri. We lopen door een bos en kij-ken, zien van alles tot de vliegenzwam met zijn prachtige rood met witte stip-pen luidkeels schreeuwt, bekijk mij nou eens! We kijken actief naar een pad-denstoel die bekeken wordt, die graag bekeken wil worden want hij ziet er toch niet voor niets raar uit, vreemd mooi en met opzichtige kleuren en tegelijkertijd is het een vrij inactieve bezigheid. Be-keken worden zonder dat je het weet. We kijken ook naar de tv maar één kant op. De nieuwslezer op tv kijkt wel terug maar dat is een zinloos naar ons kijken. Hij ziet ons niet. Doet maar alsof. En die paddenstoel met zijn prachtige kleuren schiet uit de grond, laat zijn sporen val-len en verschrompelt weer. Waarom zag die paddenstoel er zo prachtig uit? Geen idee wie hij met zijn verschijning wilde lokken of afstoten. Hij wordt om

zijn verschijning niet opgegeten zoals een appel die zo zijn zaden verspreidt. Of zijn wij het die het bestaan van een paddenstoel rechtvaardigen omdat we hem gezien hebben? Hij bestaat om-dat we hem hebben waargenomen?

Wanneer je op tv niet wordt waargeno-men en de kijkcijfers te laag zijn, word je van de buis gehaald. Niet gezien is niet bestaan. Op die manier heb ik een zinloze vogelwandeling en een zinlo-ze poëziewandeling gehouden waar veel mensen op af kwamen. En dat alles om de allereerste zinloze wandeling te eren waar niemand op af is gekomen en voor mij geldt die eerste promenade inutile als een hoogtepunt in de kunst van de twintigste eeuw. De dadaïsten van Parijs hadden begin april 1921 aan-gekondigd dat er op 14 april in de tuin van de Parijse kerk Saint Julien le Pau-vre de eerste zinloze wandeling zou worden gehouden. Vanwege heftige regenval die dag is er niemand opaf gekomen. Zo is er van de wandeling die niet heeft plaatsgevonden alleen een affiche over dat tegenwoordig voor veel geld wordt aangeboden. Ik heb pas geleden de tuin bezocht. In hartje Parijs. Een heftige regenbui zorgde er-voor dat ik eerst nog in een café heb moeten schuilen. In de tuin waar ooit de existentialisten van Parijs hun Gau-loise zonder filter rookten en eenzame secretaressen zaten bij te komen van een ochtend kantoor, bedacht ik een serie van zes zinloze wandelingen om de niet uitgevoerde performances van de Parijse dadaïsten te eren en ik wilde er vooral het stempel Zien en Gezien worden op drukken om te benadrukken dat wij allemaal actief onze zintuigen moeten gebruiken om in ruil daarvoor inactief gezien gehoord en geroken te worden zonder dat het veel uitmaakt of iemand het heeft waargenomen. n

De drie schilders die hier broederlijk bij elkaar op de zaal La Guerra han-gen in het museum voor moderne kunst van Rome, zouden het werkelijk over niets eens zijn geweest. De drie zouden elkaar artistiek gezien zelfs geen blik waardig gekeurd hebben. Gerardo Dottori (1884-1977) was als futurist overtuigd aanhanger van Mussolini; vele schilderijen tot aan de oorlog getuigen van een religieuze verering voor Il Duce. Verder was hij na de oorlog een belangrijke opdracht schilder en voorzitter van een kun-stenaarsvereniging in Perugia. De Siciliaanse schilder Renato Guttuso (1911-1987) was fel antifascist, voor-vechter van de communistische revolutie, steunde de partizanen en be-streed de Maffia. In zijn werken marcheren massa’s roodhemden in vlag-genparades. In de jaren zeventig was hij als PCI -lid senator in Rome.De klassiek opgeleide Michele Cammarano (1835-1920) was naast een schilder van romantische landschappen de maker van enorme militaire composities. Groots en meeslepend en tegelijkertijd realistisch. Pas op la-tere leeftijd raakte hij meer betrokken op sociale problemen.

Het is onduidelijk wat het museum met deze ongevraagde reünie van de ge-schilderde krijgsgeschiedenis voor heeft. Is het een waarschuwing ? Is het een nostalgisch verlangen naar verlo-ren gegaan elan? Is het een kunsthisto-rische samenvatting? Duidelijk: bij Dot-tori wint Mussolini en bij Guttoso wint de partizaan en bij Cammarano is het onduidelijk, maar ik denk dat uiteinde-lijk de Italiaan wel de Afrikaan zal gaan verslaan. Zo bij elkaar in één zaal is het wel een vrolijk vertoon van spectacu-laire kleur explosies, de oorlog - hoe politiek beladen de onderwerpen ook zijn - wordt hier als een dionysisch ge-noegen gepresenteerd. Het swingt er op los en dat moet ook. Immers het is uiteindelijk propaganda voor de strijd en dat kan alleen in de Mark Ruttestijl, energiek en optimistisch. ‘Hoe erg het

ook is, we gaan er uiteindelijk op voor-uit.’ Deze zaal is ook nihilistisch, deze inhoudelijke en stilistische gelijkschake-ling zegt eigenlijk ook zoiets als ‘poli-tiek, dat is één pot nat, het maakt toch niet uit of je door de hond of door de kat gebeten wordt.’ Drie visies op poli-tiek, strijd en oorlog en de beeldtaal lijkt zo op elkaar dat het niet meer uitmaakt van waaruit het voortkomt. Het is uitein-delijk niet meer dan een gezamenlijk woedend schreeuwen, slaan, schieten, snijden en stampen.De zaal is ook relativerend. Direct in de kleine ruimte naast de uitgang van deze zaal hangt een schilderij van de Chirico. Een zelf portret als verklede ridder. Ach al die utopistische revolutionairen in die grote zaal, het was misschien een verkleedpartijtje dat wat uit de hand is gelopen. n

La Guerra

Frank Lisser

Foto Fredie Beckmans, de tuin van de Parijse kerk Saint Julien le Pauvre, 2012

Giorgio de Chirico, Autoportait en costume noir, 1948 ‘ (152x98 cm)

G.Dottori, Polittico della Rivoluzione fascista, 1934 (ca 400x 400cm)

Michele Cammarano, La battaglia di Dogali, 26 gennaio 1887 (ca 400x600cm)

Renato Guttuso, La battaglia di Ponte dell’Ammiraglio (1951-52) (ca 400x250cm)

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 10: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

18 19

De geesten van Tanja SmitIn het boek ‘Libro de Fantasmas’ dat Tanja Smit maakte naar aanleiding van haar verblijf in het kunstcentrum Nau Côclea in Spanje brengt de kunstenaar een aantal elementen samen die voor haar hele oeuvre van belang zijn. Er staan foto’s in die tijdens wandelingen in de omgeving gemaakt zijn: landschappen en details uit landschappen, dieren die ze tegen kwam en wolkenluchten. Een aantal nat in nat Oost-Indische inkt tekeningen die ze tijdens haar verblijf maakte is erin afgedrukt en ook tekst-werken die ze maakte van de kranten die ze las om contact te houden met de buitenwereld zijn opgenomen. Het boek is functioneel en eenvoudig uitgevoerd met zwart-wit foto’s en twee korte teksten. Een daarvan is een suggestief commentaar van Clara Garrí en de andere is een beschrijving van het verblijf door de kunstenaar zelf. De zwart-wit foto’s hebben een documentair karakter, maar doordat er geen kaders omheen staan en de foto’s van de O.I.-inkttekeningen uitsneden lijken waardoor de figuren uit het boek op je afkomen, krijgt het boek een wat onwerkelijk karakter. Ik er-vaar het boek als het verslag van een wandeling van een maand door de omgeving van Nau Côcloa met alles wat het opleverde, maar tegelijkertijd als een beeld van de manier waarop de kunstenaar te werk gaat om beel-den tussen de door haar ervaren werkelijkheid op te diepen.

In een gesprek met de kunstenaar, die als schilder/tekenaar is opgeleid, ver-telde zij dat ze eigenlijk nooit vooraf weet wat ze gaat maken, maar zich door fysieke ervaringen laat leiden: ze zet een penseel op een ondergrond, maakt een beweging en reageert daar vervolgens op. Zo doorwerkend en als het ware dansend over papier of doek op het ritme van een in beginsel abstract gegeven, herkent ze op zeker moment een beeld uit haar herinnering en werkt dat vervolgens uit met een penseeltekening, aquarel of schilderij als resultaat. De tekstwerken ontstaan op een vergelijkbare manier. Ooit is ze begonnen met in teksten te krassen en te tekenen, als zinloze dwangmatige bezigheid. Vanaf 2002 is ze die tekenin-

gen gaan archiveren en na verloop van enige tijd liet ze die aan publiek zien in een tentoonstelling bij kunstenaarsiniti-atief Het Archief in Den Haag. In deze tekstwerken worden elementen als bij-voorbeeld spaties uit een tekst in een pagina van de Spaanse krant ‘El Païs’ geïsoleerd en vervolgens dijen die cir-kels vergroot uit waardoor grafisch een verbinding ontstaat tussen de geïsoleer-de elementen en de pagina als geheel een ander karakter krijgt. Afbeeldingen worden gedeeltelijk wit gemaakt en be-paalde letters worden met elkaar ver-bonden. Regelmatig worden ook kleu-ren toegepast. Door deze werkwijze ontstaat uit de tekst een beeld dat niets met de tekst van doen heeft maar dat er wel integraal deel van uitmaakt.

Een wereld tussen de voegen van de werkelijkheidHet is een van de geesten die zich in het tekstbeeld bevindt en die door de kunstenaar wordt geïsoleerd zoals de Oost- Indische inkttekeningen beelden weergeven die in de Catalaanse om-geving waar Smit ‘Libro de Fantasmas’ samenstelde werden gezien. Het is niet toevallig dat er diverse katten in het boek staan: een dergelijke kat fungeert als vertegenwoordiger van de onder-wereld in de ets ‘El sueño de la razón produce monstruos’ van Goya. Een we-reld tussen de voegen van de stenen in de muur die onze zichtbare werke-lijkheid vormt waarin Tanja Smit haar beelden zoekt. Het surrealisme dat deel uitmaakt van de Spaanse werkelijkheid is ook in Tanja Smits werk aanwezig. De geest van Goya lijkt nadrukkelijk pre-sent. Het is mooi hoe haar werk op een hedendaagse manier de werkelijkheid op een nogal onthechte wijze weer-geeft zoals dat bij Goya in de inktteke-ningen en grafiek ook gebeurt. Het lijkt bij Tanja Smit vaak om formele zaken te gaan, maar ondertussen behandelt ze herkenbare thema’s. Dat spannings-veld creëert een onwerkelijke gedeta-cheerde sfeer.Zoals gezegd bestaan die beelden uit tekstwerken, maar ook uit schilderijen, aquarellen en inkttekeningen. Vooral de gekleurde werken zoals de schilde-rijen hebben een mooie ontwikkeling doorgemaakt. Na de kunstacademie met al haar invloeden begon Tanja Smit met collageachtig werk op klein for-

maat. Verschillende materialen werden daarvoor gebruikt, maar ze vond deze manier van werken toch niet interes-sant. Op bepaald moment vielen haar de helderheid en de zachte materiaal-uitdrukking van eitempera op. Ook het snelle droogproces vond ze een aan-trekkelijke eigenschap, omdat ze dan snel en intuïtief zou kunnen werken. Ze begon met dit klassieke materiaal te ex-perimenteren en bleef er daarna mee schilderen. In de beelden die daarmee gemaakt worden valt op dat ze arche-typische beelden of bezigheden weer-geven. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de eerder beschreven manier van werken, figuren met individuele ken-merken zullen zich niet snel vertonen in het werk evenmin als een specifieke atmosfeer. De algemene indruk van het werk, is echter wel mediterraan. De helderheid en het gevoel voor kleur ne-men in de loop van de tijd steeds meer toe. De kunstenaar heeft dan ook vanaf 1993 een groot deel van haar tijd in Bar-celona en omgeving doorgebracht. Ook de onderwerpen lijken mediter-raan: details in mensfiguren die bezig zijn te kijken, te varen, paard te rijden of andere handelingen te verrichten. Paar-den, ezels en andere dieren worden ge-schilderd en dat alles meestal op een abstracte achtergrond die slechts rudi-mentair oogt en zeker niet op natura-listische wijze een omgeving aanduidt.In een kunstenaarsuitgave die Tanja Smit in 1996 voor de stadscollectie van de gemeente Den Haag maakte, wor-den de werken afgewisseld met pagi-

na’s met woorden, werkwoorden in een imperatief die degene die het boekje doorbladert tot activiteit met het werk lijken aan te zetten. Hier blijkt al uit dat taal een belangrijk element is in het werk, dat om nader onderzoek vraagt.

Beeld als inspiratie voor muziekMet de tekstwerken, die later geschei-den van de schilderijen en aquarellen zullen worden getoond, zijn recent muzikanten tot activiteit aangezet: de werken worden gezien als partituur en ruwweg op een bepaalde manier ‘gelezen’ door professionele musici. Zij spelen muziek door deels het werk te volgen en improviseren ook naar aan-leiding van het werk om zo de stemmen te laten horen van de beelden die uit de teksten zijn bevrijd door de kunstenaar. Het resultaat wordt tijdens performan-ces ten gehore gebracht en is muzikaal verrassend interessant. Zang is uit de aard der zaak een belangrijk element, er is zelfs een stuk dat a capella wordt uitgevoerd. Aan de andere kant zijn er ook instrumentale stukken die een rijke klankwereld laten horen. Enthousiaste toehoorders worden op deze wijze bij een creatief proces betrokken waar ze anders slechts over zouden speculeren. Tijdens zijn laatste jaarrede voor de Ko-ninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen brak de vertrekkende president van dat eerbiedwaardige in-stituut, Robert Dijkgraaf, een lans voor waardevrij wetenschappelijk onder-zoek. Hij noemde het essay ‘The use-fulness of useless knowledge’ van de

Amerikaanse onderwijskundige Abra-ham Flexner als bron voor een aantal voorbeelden van wetenschappelijke ‘spielerei’ die tot waardevolle resultaten hebben geleid en stelde daarbij dat we-tenschap in haar diepste wezen een pu-blieke zaak is die door de maatschap-pij mogelijk gemaakt moet worden. Hij vergelijkt dan de aard van het werk van wetenschappers en kunstenaars en stelt dat contact met de maatschap-pij noodzakelijk is om de noodzaak van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek blijvend te laten wortelen in diezelfde maatschappij. Dat laatste geldt mijns inziens ook voor de kunsten: kunst en cultuur zijn een publieke zaak die de maatschappij ten goede komt. In de beeldende kunst is het al enige tijd gewoon events te organiseren: artist-talks, performances, optredens met op enigerlei verwante disciplines: het helpt allemaal om het publiek meer bij het werk van kunstenaars te betrekken. Tanja Smit organiseert performances vanuit een organische ontwikkeling in haar werk. Vanuit het zinloze krassen in teksten volgde het hele proces dat de kunstenaar doormaakte om haar werk te ontwikkelen. Door de muzikale verklanking krijgen de ontstane tekst-werken een natuurlijke inbedding in het publiek waarvoor de stappen die tot deze uitvoeringen hebben geleid door de aanwezige ‘partituren’ goed te volgen zijn. De kunstenaar weet op deze aansprekende wijze een publiek bij haar steeds bredere ontwikkeling als beeldend kunstenaar te betrekken. n

Kees Komen

Zonder titel, 2004, tekening o.i. inkt (coll. Heden, Den Haag)

Zonder titel (veilhead), 2009, tempera op doek

(collectie Heden, Den Haag)

Zonder titel (Eggman) 2009, tempera op doek,

65 x 55 cm

Zonder titel (Sunclock) 2009, tempera op doek, 60 x 82 cm

Zonder titel (Fata Morgana) 2009, tempera op doek, 81 x 100 cm

Witte cowboys, 1998, gouache (coll. Heden, Den Haag)

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 11: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

20 21

Philip Fokker

Gedienstig gegoochel met nieuwe media

Het in mei 2011 geopende Haus für elektronische Künste in Basel heeft het tot zijn missie gemaakt nieuwe-media -kunst de ruimte te geven, te onderzoe-ken en te archiveren. De primaire fo-cus van Das Haus is het presenteren en bevorderen van hedendaagse kunst die gebruikmaakt van en gericht is op nieuwe media en technologie. De ge-toonde projecten en werken dagen de toeschouwer uit om na te denken over de sociale, economische en politieke invloed van nieuwe media op ons da-gelijks leven.Tijdens mijn laatste bezoek was de ten-toonstelling Gateways, art and networ-ked culture te zien. De getoonde wer-ken deden het motto van het museum

Van de rooksignalen in Noord-Amerika via de telegraaf naar het internet-tijdperk waar wij ons nu in bevinden. Dat de wereld door het gebruik van technologie alsmaar kleiner wordt, om maar eens een populair adagium te gebruiken, is een feit. Maar hoe langer de internetrevolutie voortduurt, hoe meer het erop lijkt dat de intermenselijke digitale communicatie het contact tussen mensen afvlakt en minder persoonlijk maakt. Vrienden op Facebook kun je niet aanraken en ze plaatsen om de haverklap berichten waarin altijd gefeest wordt, men op een te gekke locatie is of net een fan-tastisch film, tentoonstelling of happening meemaakt. Twee jaar geleden maakte Sarah Mathilde Domogala met ‘Alles wat we wilden’ hierover een mooie documentaire waarin naar voren komt wat voor impact deze nieuwe ‘genetwerkte cultuur’ op dertigers in de grote stad heeft.

zeker eer aan. Het werk van Andreja Ku-luncic is een online enquête met daar-op een vragenlijst die de vraag moet beantwoorden of wij onze sociale nor-men en waarden met anderen willen delen. Vragen als: accepteert u een ex- gedetineerde als buurman en mogen homostellen kinderen adopteren leiden tot een bepaald profiel. De bezoeker krijgt hierna een apparaat met daarin zijn of haar profiel en loopt daarmee door de tentoonstellingsruimte. Het toestel geeft tijdens het bezoek bood-schappen door die gekoppeld zijn aan de profielen van anderen in het pand, bijvoorbeeld: u bent op het moment de meest tolerante bezoeker ten aanzien van homoseksuelen.

Slakken met een chip op hun huisjeStilstaan bij een steeds sneller digitalise-rende wereld kan via het Real Snail Mail project waarbij slakken een chip op hun huisje hebben gekregen. Zij leven in een mooie bak vol groen en aarde en krui-pen over een contactplaatje waardoor jouw in de tentoonstellingsruimte (of on-line) getypte e-mail verstuurd wordt, als zij er zin in hebben natuurlijk. Mijn mail-tje is inmiddels al twee maanden onder-weg, zonder enige prioriteit overigens.Dat veel zaken online illusionair zijn en hun waarheid ontlenen aan het feit dat als een groot aantal mensen het onder-schrijft het wel waar moet zijn, met die gedachte speelt de Repititionr van. Cre-eer je eigen waarheid, typ die in op de computer en het programma regelt de handtekeningen en de pr automatisch zodat je binnen een maand genoeg di-gitale handtekeningen hebt verzameld om je (illusionaire) these te onderbou-wen.

Les Liens InvisibilesIn een digitaliserende wereld waarin de technologische vooruitgang vooral gebruikt lijkt te worden door de massa - voor verdere vervlakking in plaats van verdieping - staan (jonge) kunste-naars op die nieuwe media gebruiken als middel om bewustzijn te kweken en vragen te stellen over de snelheid van het huidige, gedigitaliseerde bestaan. Op die manier kan de toeschouwer in contact komen met werken die een unheimisch gevoel te weeg brengen, zoals de ‘Worldprocessor’ van Ingo Günther, Timo Toots’ ‘Memopol II’, en de werkzaamheden van het RIXC Centrum.

Ongemakkelijk omdat men zich na het zien van de tentoonstelling afvraagt wat er allemaal met de persoonlijke data gebeurt die wij en masse de digita-le snelweg opsturen, of het wel goed is dat we altijd bereikbaar zijn en wat het internet met ons brein doet, om een he-dendaagse bestseller te parafraseren.

Facebook resistance workshopsOp de Vlaamse tv heten niet-commerci-ele reclames ‘boodschappen van alge-meen nut’. Veel kunstenaars die nieuwe media als materiaal gebruiken zien het als hun plicht om de ongeletterde digi-beten, die de toeschouwers vaak zijn, op de hoogte te stellen van de valkui-len die deel uitmaken van de digitale revolutie. Zij gebruiken het internet en sociale media als middel om diezelfde media te bekritiseren, te monitoren en te verbeteren. Ze bestrijden de corpo-raties die beschikken over onnoemelijk veel persoonlijke informatie van on-telbare wereldburgers met hun eigen middelen (Facebook resistance work-shops) of door kleine toevoegingen op bestaande websites te programme-ren (Firefox’ Google sharing add-on). Nieuwe-mediakunstenaars passen in een lange traditie van kritische kunste-naars die door de keuze van hun me-dium echter een veel groter publiek kunnen bereiken dan vakgenoten die met analoge materialen werken. Kunst van algemeen nut dus, tentoongesteld in de virtuele wereld van het internet, in ouderwetse musea en op plekken die speciaal voor hen zijn geschapen zoals het Haus für elektronische Künst, Media-matic, ARS Electronica en NiMK. n

Worldprocessor van Ingo Günther, foto © 2012 Haus für Elektronische Künste

Gateways, Art and Networked Culture. Haus für elektronische Künste, Basel Foto Eva Flury

Le palais idéalJe waant je in sprookjesland als je door Palais Idéal van Facteur Cheval dwaalt. Ik was er ooit op een regenachtige dag in de zomer. Wonderschoon en vreemd. De regen verdampte op de hete stenen en schiep een mistige mysterieuze sfeer. Je probeert te bevatten wat je ziet. Vruchteloos. Het is te verschillend van alles wat je kent. Je komt ogen tekort en je zou er op zijn minst vaker naar toe moeten om er een beetje greep op te krijgen. Het bouwwerk is volkomen authentiek. Je ziet wel motieven die vaag doen denken aan Bijbelse taferelen, maar de vormentaal is zo anders dat je je in een ver exotisch land waant.

Door Palais Idéal realiseer je je dat er gelukkig mensen zijn die een on-gebreidelde fantasie hebben, die zich niet laat vangen in wat voor stijl of school ook. De vrijheid die Ferdinand Cheval nam om te bouwen wat in zijn kop opkwam in een tijd die stijf stond van de conventies maakt het extra bijzonder. Hij moet een dapper man geweest zijn die ondanks het feit dat velen hem voor gek verklaarden gewoon doorging en meer dan dertig jaar naast zijn werk als postbode aan zijn droom werkte. RB n

Facteur Joseph-Ferdinand Cheval voor de zuidkant van zijn Palais Idéal, ca 1905

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 12: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

22 23

Lichte behuizingen voor de fantasieHet de zwaartekracht tartende werk van Auke de Vries

Franck Gribling

De speelse metaalconstructies van Auke de Vries trekken al vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw her en der de aandacht in de Nederlandse openbare ruimte en de laatste tijd ook in het buitenland. Wie kent niet het transparante meterslange lijnenspel dat vanuit de trein op het station Hollands Spoor in Den Haag te zien is of de gigantische, maar toch ijle, ijzerconstructie boven de vijver voor het Nederlands Architectuur Instituut

in Rotterdam? Al vanaf 1982 is ook in Rotterdam de gewaagd boven de Maas hangende reeks vormen een bekende blikvanger voor het publiek en een herkenningspunt voor de scheepvaart.Ook het autonome, niet aan een opdracht gebonden werk van Auke de Vries is geregeld te zien geweest in Nederland, onder an-dere in diverse musea. Een over-zicht van de periode 1980-87 werd al in 1988 in Museum Boymans ge-toond. Met name Cor Blok heeft toen uitvoerig en met inzicht over het werk geschreven.

Nu is echter voor het eerst, gesponsord door de Frisia Bank, een goed gedo-cumenteerde monografie gewijd aan

alle aspecten van het veelzijdige oeu-vre: niet alleen aan de ruim 35 grote opdrachten in de Europese openbare ruimte en de autonome sculpturen, maar ook aan de vroege schilderkunst, grafiek en tekeningen. Vooral de min-der bekende etsen, waarin heel sculp-turaal en architectonisch de derde dimensie onderzocht wordt, zijn een verrassing. Ter gelegenheid van het verschijnen van het boek was er tot 26 augustus 2012 een overzichtstentoon-stelling van de beelden en de tekenin-gen samengesteld in het museum Het Belvedère in Heerenveen.Ook volgens eigen zeggen is Auke de Vries in wezen een tekenaar, die op een gegeven moment driedimensionale objecten is gaan maken, merkwaardig genoeg in eerste instantie bedoeld als ruimtelijke voorstudie voor de tekenin-gen en grafiek. Een tekenaar is hij altijd gebleven. Op den duur kwam het ac-cent op het plaatsen van beelden in de reële ruimte te liggen, maar steeds streefde hij ernaar de lichtheid van een tekening te behouden, zelfs als er zwa-re materialen bij betrokken raakten. Daarover zei hij zelf: ‘Voor mij moet het beeld er net zo spontaan en natuurlijk uitzien als een tekening. Tekenen heeft in mijn gevoel te maken met het laten ontstaan van een beeld.’Inderdaad is kenmerkend voor Auke de Vries het schijnbare gemak waarmee hij, alsof de zwaartekracht niet bestaat, het gewichtloze evenwicht tot stand brengt tussen op zich toch zware ma-terialen.

Beelden zonder massa, volume en centrumRudi Fuchs spreekt in een korte ope-ningstekst in het boek van ‘bewegingen en schijnbewegingen’ van ‘dingen in de maak’, die ‘wankele scheefheid’ bezit-ten.De Duitse kunsthistorica Renate Wieha-gen, invloedrijke curator van de kunst-

collectie van Daimler Benz in Berlijn, die ook een opdracht aan Auke de Vries verstrekt heeft, probeert als auteur zijn kunst enigszins in het klimaat van zijn tijd te plaatsen.Zelf heeft hij daarover gezegd : ‘Levend in de kunstwereld van nu, waar ik van op de hoogte ben en van houd, heb ik niet de behoefte om ergens bij te ho-ren.’Inderdaad is Auke de Vries, afgezien van een onmiskenbare verwantschap met kunstenaars als Calder en Caro, een geval apart met een eigen inbreng. Wiehagen beschouwt hem zelfs als ‘een van de meest innovatieve beeld-houwers na 1970’, die beelden maakt ‘zonder massa, zonder volume, zonder centrum’, ‘lichte behuizingen van de fantasie.’ In haar conclusie benadrukt zij dat het werk van Auke de Vries ge-baseerd is op de waarneming het ver-band weet te leggen tussen het onge-lijksoortige, dat het ruimte in de meest brede zin exploreert, maar daarbij de menselijke schaal niet uit het oog ver-liest.Het is waar. Auke de Vries is een echte evenwichtskunstenaar, die jongleert met zijn materialen die hij schijnbaar moeiteloos in de lucht weet te houden: eerst op kleine schaal uitgeprobeerd met de metaalresten die hij in zijn zo-genaamde Kleine Atelier om zich heen verzamelt, daarna toegepast in de openbare ruimte, die daardoor tot le-ven wordt gebracht.

Inzicht in opmerkelijk oeuvreDat principe wordt uitvoerig geïllus-treerd in de door het NAI uitgegeven prachtig vormgegeven monogra-fie, waarin als derde auteur Antoon Melissen vakkundig alle stadia van de ontwikkeling in al haar aspecten chronologisch de revue laat passe-ren, gekoppeld aan alle beschikbare documentatie en de uitspraken van de kunstenaar zelf. Ook de inspiratiebron-nen komen aan de orde: de foto’s die de kunstenaar maakt van wat hem inte-resseert op zijn reizen. Beter dan uit wel-ke diepgravende analyse ook: komt het eigene van Auke de Vries uit het overvloedige beeldmateriaal naar vo-ren, bijeengebracht en toegelicht door Melissen. Zo is het in de eerste plaats een overtuigend kijkboek geworden, dat inzicht verschaft in een opmerkelijk oeuvre. n

Auke de Vries, ‘Sculpturen, tekeningen en werken in de openbare ruimte’ Met teksten van Rudi Fuchs, Antoon Me-lissen, Renate Wiehager. NAi Uitgevers, 2012 n

Auke de Vries, Z.T. 1987, collectie Gemeente Museum den Haag, foto Franck Gribling

Auke de Vries, After the rain, 2003, foto Franck Gribling

Auke de Vries, Vogelboot, 2010, foto Franck Gribling

Tenslotte ben ik een individu dat in zichzelf gevangen zit. Voor de rest van mijn leven veroordeeld tot mijn eigen ego. Als ik uit deze vreselijke situatie zou willen ontsnap-pen, dan zou ik - bedenk ik nu- de etalages van de Globus Store willen decoreren. Ik zou een grandioze machine bouwen, iets als een schorpioen, een trots zwart monster. Er zou een transportband moeten komen die elke dag met mechanische betrouwbaarheid twee of drieduizend theepotten naar de ma-chine zou brengen, die met een onverbid-delijke regelmaat de potten zou laten vallen en crashen. Weken achter elkaar, net zolang tot de winkel failliet ging. Verder zou er een oude Chinese man in de etalage aanwezig moeten zijn, die de scherven keurig bij elkaar zou vegen om ze daarna ze netjes door een gat in de muur te schuiven dat daar met een speciale reden zit, namelijk om de vraag te beantwoorden: Hoe maakt een kunstenaar contact met het publiek?Onzin heeft een dimensie die deel kan uitma-ken van ironie. Nonsens heeft een poëtisch aspect à la de Notenkraker. Vrijheid en gra-tuite acties worden door nonsens mogelijk. Ze introduceren zowel de provocatie als de Sisyphus kant van de mens in mijn construc-ties. Anders gezegd, het is effectiever om het onderbewuste met nonsens aan te spreken. (Is het waar?) Daarom kan onzin nuttig zijn en zin hebben. Kunst is onzin en zoals alles, niet zinloos. Jean Tinguely 1959 n

Toch ben ik wanhopig

Jean Tinguely, Hong Kong, 198x97cm, ca 1963, foto Dwan Gallery L.A

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe den ieuwe JA A RGA NG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E

Page 13: kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae de 27 NUTTELOOS/deNieuwe 27web.pdf · de denieuwe 2012 jaargang 16 kunstmagazine van Maatschappij Arti et Amicitiae The Castle of

24

Harmen de Hoop, Basketball Court #7 - Sønderborg 1992, Courtesy West, Den Haag

JA A RGANG 16 NR 27 A RT I E T A M ICIT IA E den ieuwe