methodologische optimalisatie van de elektrochemische

130
Dieter Simpelaere technieken voor de studie van waterstofdiffusie in staal Methodologische optimalisatie van de elektrochemische Academiejaar 2009-2010 Faculteit Ingenieurswetenschappen Voorzitter: prof. dr. ir. Joris Degrieck Vakgroep Toegepaste Materiaalwetenschappen Master in de ingenieurswetenschappen: materiaalkunde Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Begeleider: Diana Maria Perez Escobar Promotoren: prof. dr. Marc Verhaege, dr. ir. Kim Verbeken

Upload: others

Post on 22-Oct-2021

7 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Dieter Simpelaere

technieken voor de studie van waterstofdiffusie in staalMethodologische optimalisatie van de elektrochemische

Academiejaar 2009-2010Faculteit IngenieurswetenschappenVoorzitter: prof. dr. ir. Joris DegrieckVakgroep Toegepaste Materiaalwetenschappen

Master in de ingenieurswetenschappen: materiaalkundeMasterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van

Begeleider: Diana Maria Perez EscobarPromotoren: prof. dr. Marc Verhaege, dr. ir. Kim Verbeken

Page 2: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Woord voorafWoord voorafWoord voorafWoord vooraf

Het schrijven van een masterscriptie is één van de grootste uitdagingen voor elke

student. Hoewel het een individueel project is, is het finale resultaat het gevolg van de

werking van verschillende mensen. Deze zou ik nu willen bedanken:

• in de eerste plaats mijn promotoren Prof. Dr. Marc Verhaege en Dr. Ir. Kim

Verbeken voor hun gegeven advies en informatie, zodat het mogelijk werd deze

scriptie tot een goed einde te brengen. Ook hun enthousiasme en interesse in het

experimentele werk hebben mij steeds aangemoedigd. Ik wil mijn promotoren ook

bedanken om het voor mij mogelijk te maken aan dit onderzoek mee te werken,

evenals voor het nalezen van mijn scriptie;

• Dr. Ir. Lode Duprez voor het gegeven advies en het ter beschikking stellen van de

gebruikte materialen en de verschillende opstellingen;

• Ing. Michel Moors en Ing. Christa Sonck voor de technische bijstand gedurende

mijn onderzoek, hun continue aanmoediging en tijd om te luisteren;

• mijn ouders, omdat zij het zowel door hun financiële als morele steun voor mij

mogelijk maakten deze studie te vervolmaken. Ook een speciaal woord van dank

aan mijn verloofde Leen voor het nalezen van deze scriptie en voor haar

onvoorwaardelijke steun en geloof in mij. Als laatste dank ik mijn broer Wouter

voor de grafische ondersteuning met Solid Edge.

De auteur geeft de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen

van de scriptie te kopiëren voor persoonlijk gebruik.

Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met

betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van

resultaten uit deze scriptie.

Gent, mei 2010

Page 3: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Methodologische optimalisatie van de elektrochemische technieken voor de studie van

waterstofdiffusie in staal

door

Dieter Simpelaere

Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van

Master in de ingenieurswetenschappen: materiaalkunde

Academiejaar 2009-2010

Promotoren: Prof. Dr. Marc Verhaege, Dr. Ir. Kim Verbeken

Begeleider: Ir. Diana Perez Escobar

Faculteit ingenieurswetenschappen

Universiteit Gent

Vakgroep Toegepaste Materiaalwetenchappen

Voorzitter: Prof. Dr. Ir. Joris Degrieck

Samenvatting – Met het oog op de waterstofdiffusie in zuiver ijzer en een TiC-bevattend

staal, werden samples met verschillende diktes getest via de elektrochemische

permeatietechniek. Het hoofddoel van deze masterscriptie was om de tot op heden

gebruikte methode te optimaliseren. In eerste instantie werd een methode gezocht om

een goed hechtende en homogene palladiumcoating af te zetten op de detectiezijde van

het membraan, deze had een dikte van ± 1,3µm. Daarna werden elektrochemische

experimenten uitgevoerd om de invloed van de sampledikte op de ‘breakthrough time’, de

diffusiecoëfficiënt en de maximale stroomintensiteit te bepalen. Hieruit werd vervolgens

de roosterdiffusiecoëfficiënt voor waterstof in zuiver ijzer bepaald, deze had een waarde

van D ≈ 9,87.10-10 m2.s-1. Ook de invloed van irreversibele ‘trapping sites’ (TiC) op de

diffusiecoëfficiënt werd onderzocht.

Trefwoorden – elektrochemische permeatie, waterstof ‘traps’, zuiver ijzer, palladium-

coating, TiC, galvanostatisch opladen

Page 4: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Methodological optimization of electrochemical

techniques to study hydrogen diffusion in steel

Dieter Simpelaere

Supervisors: M. Verhaege, K. Verbeken and D. Perez Escobar

Abstract Abstract Abstract Abstract ————In order to study the hydrogen In order to study the hydrogen In order to study the hydrogen In order to study the hydrogen diffusion diffusion diffusion diffusion inininin pure iron and pure iron and pure iron and pure iron and a TiC containinga TiC containinga TiC containinga TiC containing steelsteelsteelsteel,,,, membranes membranes membranes membranes of different thickness of different thickness of different thickness of different thickness were tested with were tested with were tested with were tested with the the the the electrochemical electrochemical electrochemical electrochemical permeation technique. The main permeation technique. The main permeation technique. The main permeation technique. The main goalgoalgoalgoal was to optimize the cuwas to optimize the cuwas to optimize the cuwas to optimize the currently used method. At rrently used method. At rrently used method. At rrently used method. At firstfirstfirstfirst, a method was found to put a well adherent , a method was found to put a well adherent , a method was found to put a well adherent , a method was found to put a well adherent palladium coating, covering homogeneously the palladium coating, covering homogeneously the palladium coating, covering homogeneously the palladium coating, covering homogeneously the whole iron surfwhole iron surfwhole iron surfwhole iron surface and with a thickness of ±1.3ace and with a thickness of ±1.3ace and with a thickness of ±1.3ace and with a thickness of ±1.3µm, µm, µm, µm, on the detection side of the sample. After that, some on the detection side of the sample. After that, some on the detection side of the sample. After that, some on the detection side of the sample. After that, some electrocheelectrocheelectrocheelectrochemical experiments were done to determine mical experiments were done to determine mical experiments were done to determine mical experiments were done to determine the influence of the sample thickness on the the influence of the sample thickness on the the influence of the sample thickness on the the influence of the sample thickness on the breakthrough time, the diffusion coefficient and the breakthrough time, the diffusion coefficient and the breakthrough time, the diffusion coefficient and the breakthrough time, the diffusion coefficient and the current intensity. The hydrogen diffusivity for the current intensity. The hydrogen diffusivity for the current intensity. The hydrogen diffusivity for the current intensity. The hydrogen diffusivity for the pure iron waspure iron waspure iron waspure iron was found to befound to befound to befound to be DDDD≈≈≈≈9,87.109,87.109,87.109,87.10----10101010 mmmm2222.s.s.s.s----1111. Also . Also . Also . Also the influencethe influencethe influencethe influence of irreversible trapping sites (TiC) on of irreversible trapping sites (TiC) on of irreversible trapping sites (TiC) on of irreversible trapping sites (TiC) on the diffusion coefficient was investigated.the diffusion coefficient was investigated.the diffusion coefficient was investigated.the diffusion coefficient was investigated. Keywords Keywords Keywords Keywords ———— electrochemical permeation, hydrogen electrochemical permeation, hydrogen electrochemical permeation, hydrogen electrochemical permeation, hydrogen trapping, pure iron, palladium coatingtrapping, pure iron, palladium coatingtrapping, pure iron, palladium coatingtrapping, pure iron, palladium coating, TiC, TiC, TiC, TiC

I. INTRODUCTION Since Johnson in 1875 [1], many researchers are working on finding the fundamental mechanisms that give a conclusive explanation for the effect of hydrogen on steel. The bottleneck can be found in the low hydrogen solubility and the high diffusion coefficient of hydrogen in steel, even at room temperature, making the established analytical methods inapplicable. Increasingly modern equipment and new methods of analysis allow to better explain the interactions of hydrogen in steel.

II. EXPERIMENTAL PROCEDURE

A. Materials Two metals were cast in a laboratory vacuum furnace. The cast blocks were hot and cold rolled and the final plate thickness was about 1.6 mm. The sheets of pure iron (15 ppm C and 3 ppm Mn) were then subjected to a thermal treatment in a salt bath at 750°C for 30s, after which they were quenched in a water bath. In case of the TiC containing steel (250 ppm C, 13 ppm Mn, 19 ppm Si and 900 ppm Ti) the treatment was twofold. First a homogenization at 1250°C for 30min, followed by the second treatment at 800°C.

B. Experimental procedure The samples were polished at one side and grinded up to 1200 grade and ultrasonic degreased by acetone. After this the samples were activated with HCl (37%) and then rinsed under cathodic protection. After activation, an electrochemical deposition of palladium on the sample surface was

performed with a Pd-electrolyte containing 5g/l PdCl2 and 70g/l NH4Cl (pH 8.5). A dense and uniform Pd-layer was electroplated on the sample surface. This reaction also occurred in the electrochemical permeation cell itself (in-situ), consequently only the detection side of the sample was coated. The electrochemical permeation double cell, which allows electrochemical hydrogen formation (galvanostatic with a current of 2.5mA) at the input side (cathodic side) and electrochemical hydrogen oxidation at the output side (detection or anodic side) developed by Devanathan and Stachurski [2], was used in this study.

C. Calculations Both the build-up and decay transients were used to determine the diffusion coefficients. Equation 1 shows the link between the breakthrough time (tb) and the diffusion coefficient (Db). This equation was used to determine the diffusion coefficient from the build-up transient.

b

b t

LD

⋅=

3.15

2

(1)

where L represents the sample thickness. Equation 2 on the other hand is used to determine the diffusion coefficient from the area under the decay transient.

decaydecay Q

LiD

⋅= ∞

6

. 2

int, (2)

where ∫∞

⋅=t

t

decaydecay

s

dtiQ and ∞i represents the

maximum current intensity.

III. RESULTS AND DISCUSSION A. Characterization palladium coating

The thickness of the palladium layer was measured with SEM (1.3µm). The same thickness was found when calculated with Faradays law.

B. Electrochemical permeation In the experimental part of this master thesis the influence of the sample thickness on the breakthrough time (Figure 1), the diffusion coefficient (Figure 2) and the current density (Figure 3) was evaluated. In these results only the second build-up and decay transients were used, but the conclusions were similar for the first ones as well.

Page 5: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

L2 [mm

2]

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

t b 'b

reak

thro

ugh

tim

e' [s

]

0

50

100

150

200

Db [

m2.s

-1]

0,0

5,0e-10

1,0e-9

1,5e-9

2,0e-9

2,5e-9

Experimental values for tb

Linear regression tb,experimental

Calculated values for tb

Linear regression tb,calculated

Diffusion coefficient determined from tb,calculated

L2 [mm

2]

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

Din

t [m

2.s

-1]

0,0

2,0e-10

4,0e-10

6,0e-10

8,0e-10

1,0e-9

1,2e-9

1,4e-9

1,6e-9

1,8e-9

Diffusion coefficient determined from the first decay transient

Diffusion coefficient determined from the second decay transient

Time [s]

0 200 400 600 800 1000

i [A

]0

1e-6

2e-6

3e-6

4e-6

Experimental values of the 2nd build-up transient (sample thickness: 671µm)

Experimental values of the 2nd build-up transient (sample thickness: 866µm)

Experimental values of the 2nd build-up transient (sample thickness: 1070µm)

Experimental values of the 2nd build-up transient (sample thickness: 1390µm)

The only difference between both results is that the breakthrough time of the first build-up transients is approximately twice as high as the second, this can be explained by the adsorption phenomena and also by the unfilled hydrogen traps in the first charging. Those phenomena result in a lower diffusion coefficient as well. Figure Figure Figure Figure 1111 –––– Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the breakthrough time and the diffusion coefficient breakthrough time and the diffusion coefficient breakthrough time and the diffusion coefficient breakthrough time and the diffusion coefficient (determined from the 2(determined from the 2(determined from the 2(determined from the 2ndndndnd builbuilbuilbuildddd----up transient)up transient)up transient)up transient)

Figure Figure Figure Figure 2222 –––– Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the diffusion coefficient, calculated with Equation 2.diffusion coefficient, calculated with Equation 2.diffusion coefficient, calculated with Equation 2.diffusion coefficient, calculated with Equation 2.

There is a fundamental difference between the diffusion coefficient calculated with the first method (Equation 1) and the one calculated with Equation 2. In the calculation of the diffusion coefficient from the build-up transients (Equation 1), tb contains besides the ‘diffusion time’ also the time lost due to hydrogen adsorption. This calculated ‘adsorption time’ is for thinner samples (±670µm) approximately 85 and 43 seconds for the first and second transient, respectively. If you compare this with the breakthrough time (adsorption, diffusion and detection) this is a high fraction which also explains why the adsorption phenomena control this diffusion coefficient and decreases it significantly.

The diffusion coefficient calculated by Equation 2 is not controlled by the adsorption phenomena and therefore more stable, on the other hand this method is very sensitive to the irreversible hydrogen traps.

Caskey and Pillinger [3] showed that trapping causes a decrease in the permeation rate. Therefore Owczarek and Zakroczymski [4] concluded these method is predestined to provide useful information on hydrogen trapping. This was also shown in the experimental results where the comparison was made between the diffusion coefficient, calculated with Equation 2, of pure iron and the one of the TiC steel.

At last, the influence of the sample thickness on the maximum current density is discussed. The results from this experiment are shown in Figure 3.

Figure Figure Figure Figure 3333 –––– Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the Influence of the sample thickness on the maximum current intensitymaximum current intensitymaximum current intensitymaximum current intensity

Figure 3 shows that the maximum current intensity (i) decreases with an increasing sample thickness. These results are consistent with those obtained by Owczarek and Zakroczymski [4].

IV. CONCLUSIONS From the calculated values of the breakthrough times for the different sample thicknesses, the lattice diffusion coefficient of hydrogen in pure iron could be derived from the slope of the curve (Figure 1), this gave a value of 9.87 x 10-10 m2.s-1. If this value is compared with the values obtained from the different experimental tests, we can conclude that like the irreversible hydrogen traps, the recorded adsorption phenomena induce a reduction of the diffusion coefficient.

V. REFERENCES [1] W.H. JOHNSON (1875) On some remarkable changes produced in iron and steel by the action of hydrogen and acids, Proceedings of the royal society of London, vol.23, p. 168 [2] M.A.V. Devanathan and Z. Stachursky (1962) The absorption and diffusion of electrolytic hydrogen in palladium. Scripta Metallurgica, Vol. 270A, p. 90-102 [3] G.R. Caskey Jr and W.L. Pillinger (1975) Metall. Trans., 6A, p.467 [4] E. Owczarek and T. Zakroczymski (2000) Hydrogen transport in a duplex stainless steel. Acta mater. Vol. 48, p.3059-3070

Page 6: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Inhoudsopgave I

InhoudsopgaveInhoudsopgaveInhoudsopgaveInhoudsopgave

Inleiding ............................................................................................................................... 1

Literatuurstudie .................................................................................................................. 3

1.1 Het ijzer-waterstof systeem ................................................................................... 3

1.1.1 Eigenschappen van het waterstofatoom [1] ..................................................... 3

1.1.2 Opnamemechanismen van waterstof door het metaal .................................. 4

1.1.2.1 Opname vanuit een gasvormige omgeving [1] .......................................... 4

1.1.2.2 Opname vanuit een vloeibare omgeving [1][2] ........................................... 5

1.2 Het ‘trappen’ en desorptie van waterstof [1] .......................................................... 9

1.2.1 Definitie .......................................................................................................... 9

1.2.2 Fysische studie................................................................................................ 9

1.2.3 (Ir)reversibel karakter van het ‘trappen’ ......................................................10

1.2.4 Reversibele ‘traps’ ..........................................................................................11

1.2.5 Irreversibele ‘traps’ ........................................................................................12

1.2.6 De kritische concentratie ...............................................................................13

1.2.7 Waterstofdesorptie .........................................................................................14

1.2.8 Besluit ............................................................................................................14

1.3 Studie van het transport en de diffusie van waterstof in het metaal door middel

van de elektrochemische permeatie ................................................................................15

1.3.1 De diffusie van waterstof ...............................................................................15

1.3.2 Oorsprong van de elektrochemische permeatie ............................................16

1.3.3 Elektrochemische methodes voor waterstofoplading ....................................17

1.3.4 Karakteristieke grootheden van een permeatietest [1][2][25] ...........................18

1.3.5 Verschillende modellen voor de bepaling van de diffusiecoëfficiënt.............20

1.3.5.1 De wetten van Fick .................................................................................20

Page 7: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Inhoudsopgave II

1.3.5.2 Wiskundige benadering van de waterstofpermeatie .............................21

1.3.5.3 Berekening van de diffusiecoëfficiënt ....................................................23

1.3.6 Diffusiviteit, oplosbaarheid en permeabiliteit: de moeilijkheden bij het interpreteren ................................................................................................................27

1.3.7 Voor- en nadelen van de permeatiemethode .................................................29

1.3.8 Grootteorde van de diffusiecoëfficiënten .......................................................30

Analyse- en meetmethodes .................................................................................................31

2.1 Elektrochemische analyse ....................................................................................32

2.1.1 Cyclische voltammetrie [39] ............................................................................32

2.1.1.1 Principe van cyclische voltammetrie ......................................................32

2.1.1.2 Praktische uitvoering .............................................................................36

2.1.2 Elektrochemische permeatie .........................................................................38

2.2 Fysische analyse ...................................................................................................42

2.2.1 SEM ................................................................................................................42

2.2.2 EDX ................................................................................................................44

Opladen van waterstof in staal ..........................................................................................45

3.1 Materiaal-elektrolyt koppel ..................................................................................46

3.1.1 Materiaal ........................................................................................................46

3.1.2 Elektrolyten ...................................................................................................46

3.2 Blistermapping [49] ................................................................................................47

3.2.1 Arseen gebaseerd elektrolyt ..........................................................................47

3.2.2 Thioureum in H2SO4 elektrolyt .....................................................................47

3.2.3 Thioureum in NaOH-elektrolyt .....................................................................48

3.3 Cyclische voltammetrie ........................................................................................49

3.3.1 Arseen gebaseerd elektrolyt ..........................................................................49

3.3.2 Thioureum in H2SO4-elektrolyt .....................................................................50

Page 8: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Inhoudsopgave III

3.3.3 Thioureum in NaOH-elektrolyt .....................................................................51

3.4 Fysische karakterisatie van de CV monsters.......................................................55

3.4.1 Arseen gebaseerd elektrolyt ..........................................................................55

3.4.2 Thioureum in H2SO4-elektrolyt .....................................................................56

3.4.3 Thioureum in NaOH-elektrolyt .....................................................................56

Palladineren ........................................................................................................................58

4.1 Materiaal ...............................................................................................................59

4.2 Monstervoorbereiding ...........................................................................................60

4.2.1 Schuren en polijsten van de samples ............................................................60

4.2.2 Bepalen van de ruwheid met AFM ................................................................62

4.2.3 Lassen van een geleidende verbinding op sample ........................................63

4.2.4 Activeren van het sample ..............................................................................64

4.3 Palladineerproces..................................................................................................66

4.3.1 Oude methode ................................................................................................66

4.3.2 Nieuwe ‘in-situ’ methode ...............................................................................67

4.3.2.1 Selectie van een Pd-elektrolyt ................................................................67

4.3.2.2 Opstelling en aanbrengen van de Pd-coating ........................................68

4.3.2.3 Fysische karakterisatie van de Pd-coating met SEM, AFM en EDX ....70

4.3.3 Vergelijking tussen beide methodes ..............................................................75

Elektrochemische permeatie ..............................................................................................76

5.1 De elektrochemische permeatietest .....................................................................76

5.1.1 Opstelling .......................................................................................................76

5.1.1.1 Elektropermeatiecel................................................................................77

5.1.1.2 Het elektrisch circuit van het kathodecompartiment ............................78

5.1.1.3 Het elektrisch circuit van het anodecompartiment ...............................78

Page 9: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

IV

5.1.1.4 Temperatuursregeling ............................................................................79

5.1.2 Polarisatiepotentiaal aan de detectiezijde ....................................................79

5.1.3 Het elektrochemisch permeatie-experiment .................................................81

5.2 Bepalen van de diffusiecoëfficiënt ........................................................................83

5.2.1 De diffusiecoëfficiënt uit de oplaadtransiënt ................................................84

5.2.2 De diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt ...............................................86

5.2.3 Overzicht van de diffusiecoëfficiënten berekend volgens de verschillende methodes ......................................................................................................................87

5.3 Bespreking van de resultaten ...............................................................................88

5.3.1 Invloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiënt ......................88

5.3.2 Invloed van de dikte ......................................................................................90

5.3.2.1 Breakthrough time en corresponderende diffusiecoëfficiënt .................90

5.3.2.2 Diffusiecoëfficiënt afgeleid uit de ontlaadtransiënt ...............................95

5.3.2.3 Gemeten maximum stroomintensiteit ...................................................96

5.3.3 Invloed van de aanwezigheid van TiC ..........................................................98

Conclusie ........................................................................................................................... 100

Bijlage A ............................................................................................................................ 103

Bijlage B ............................................................................................................................ 105

Bijlage C ............................................................................................................................ 108

Bijlage D ............................................................................................................................ 112

Bijlage E ............................................................................................................................ 115

Bibliografie ........................................................................................................................ 117

Page 10: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Inleiding 1

IIIInleidingnleidingnleidingnleiding

Waterstof is een veel voorkomend element dat in staal kan geïntroduceerd worden

tijdens de productie enerzijds en tijdens het gebruik anderzijds. Het schadelijke effect

van dit element op de mechanische eigenschappen van staal werd voor het eerst

besproken door Johnson in 1875. Hij toonde aan dat waterstof in ijzer en staal voor een

daling van de ductiliteit en de breukspanning zorgde. Het fenomeen van waterstof

geïnduceerde scheurvorming (WGS), waarbij de interacties van waterstof met het metaal

in combinatie met trekspanningen, zorgt voor het uiteindelijk bros breken van het

materiaal. Een mogelijke verklaring voor de WGS wordt gegeven door het

decohesiemodel. Initieel diffundeert de atomaire ‘vrije’ waterstof doorheen het

staalrooster naar een energetisch gunstige plaats, een trap, waar atomaire waterstof

zich kan binden tot moleculaire waterstof. Dit brengt een lokale drukophoping met zich

mee (tot 300 atm), die kan leiden tot het ontstaan van een microscheur. Volgens het

model accumuleert de vrije waterstof verder aan een reeds aanwezige scheurtip. De

waterstof in de omgeving van de scheurtip zorgt voor een verlaging van de cohesieve

binding, waardoor microscheurtjes worden gevormd voor de scheurtip. Hierdoor kan de

scheur propageren bij lage spanning. Dit proces kan zich, door de hoge mobiliteit van

waterstof en dit zelfs bij kamertemperatuur, herhalen en leidt tot het uiteindelijke falen

van het materiaal.

De laatste jaren is er een toenemende vraag naar lichtere staalsoorten met hogere

sterktes (hoogsterktestalen) met betrekking tot de gewichtsreductie en de daarmee

gepaard gaande dalende milieu-impact van auto’s. Omstandigheden waarbij

hoogsterktestalen gebruikt worden in een H-rijke omgeving treden steeds frequenter op,

onder andere door het toenemende belang van waterstof als mogelijke brandstof van de

toekomst. Het is echter zo dat deze hoogsterktestalen meer gevoelig zijn aan

waterstofverbrossing, waardoor het noodzakelijk is een duidelijk beeld te krijgen van de

interacties van waterstof met staal.

Al 135 jaar zijn verschillende onderzoekers overal ter wereld bezig met het zoeken naar

de fundamentele mechanismen, die een sluitende verklaring geven voor het effect van

waterstof op staal. De bottleneck in dit onderzoek kan worden gezocht bij de lage

oplosbaarheid van waterstof en zijn hoge diffusiecoëfficiënt in het staal en dit reeds bij

Page 11: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Inleiding 2

kamertemperatuur, hierdoor is het gebruik van reeds ontwikkelde analysemethodes niet

toepasbaar. Steeds modernere apparatuur en nieuwe analysemethodes helpen om de

interacties van waterstof met staal beter in kaart te brengen. Dit onderzoek naar nieuwe

analysemethodes en de optimalisatie van reeds geformuleerde methodes vormt dan ook

het onderwerp van deze masterscriptie.

Het doel van deze scriptie is om de tot op heden gebruikte elektrochemische

permeatietest, voor de bepaling van de diffusiecoëfficiënt van waterstof in staal, te

optimaliseren. Eveneens is het de bedoeling om een complete methodologie te

analyseren, zodat er in de toekomst via deze analysetechniek op een reproduceerbare

wijze diffusiecoëfficiënten kunnen bepaald worden.

Het eerste hoofdstuk geeft een korte weergave van wat er reeds in de literatuur werd

beschreven. Deze theoretische achtergrond zorgt voor de basis waarop in het praktisch

deel wordt verder gebouwd. In dit hoofdstuk wordt extra aandacht besteed aan het

fundamentele verschil tussen het galvanostatisch en potentiostatisch opwekken van

waterstof tijdens de meting, aangezien dit verschil voor dit onderzoek ten onrechte werd

verwaarloosd. In een tweede hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de voornaamste

meet- en analysemethodes. Vanaf hoofdstuk 3 worden de experimentele resultaten

weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt de invloed van de gebruikte elektrolyt – tijdens het

opladen van waterstof in het sample – op het monsteroppervlak weergegeven. Het

onderzoek wordt hoofdzakelijk uitgevoerd met behulp van cyclische voltammetrie. Dit

hoofdstuk vormt daarenboven ook een apart onderdeel in deze scriptie. In hoofdstuk 4

worden de voorbereidende stappen besproken om dan uiteindelijk over te gaan naar

hoofdstuk 5 waar de permeatie opstelling en de experimentele waarden worden

besproken. In hoofdstuk 4 wordt onder meer een methode op punt gesteld, waarbij in de

permeatiecel (in-situ) een palladiumcoating op de uittredezijde van het sample wordt

aangebracht. Deze methode genereert op een reproduceerbare wijze een uniforme Pd-

coating op het sampleoppervlak. In hoofdstuk 5 worden, naast het bespreken van een

permeatie-experiment, de invloed van de sampledikte en het al of niet aanwezig zijn van

TiC op de doorbraaktijd (‘breakthrough time’) en de diffusiecoëfficiënt weergegeven.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 nog een algemeen besluit geformuleerd.

Page 12: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 3

Hoofdstuk 1:Hoofdstuk 1:Hoofdstuk 1:Hoofdstuk 1:

LiteratuurstudieLiteratuurstudieLiteratuurstudieLiteratuurstudie

1.11.11.11.1 Het ijzerHet ijzerHet ijzerHet ijzer----waterstof systeemwaterstof systeemwaterstof systeemwaterstof systeem

1.1.11.1.11.1.11.1.1 Eigenschappen van het waterstofatoomEigenschappen van het waterstofatoomEigenschappen van het waterstofatoomEigenschappen van het waterstofatoom [1][1][1][1]

Waterstof kan verkregen worden door de elektrolyse van water of het opwerken van

fossiele brandstoffen en is het lichtste element met een atomaire structuur bestaande uit

een proton en een elektron. Het komt hoofdzakelijk onder de vorm van het diatomair gas

H2 voor. De geringe omvang van het waterstofatoom (atoomstraal rH=0,053 nm), het

bestaan van een hoge dichtheid aan interstitiële beschikbare holtes (Tabel 1.1) in het

metallisch rooster en de lage oplosbaarheid van waterstof verklaren de hoge mobiliteit

van waterstof in ferriet (diffusiecoëfficiënt 910−=HDα m2.s-1 bij 25°C), in austeniet is deze

een factor 106 lager.

Grootte van de tetraëdrische FeGrootte van de tetraëdrische FeGrootte van de tetraëdrische FeGrootte van de tetraëdrische Feαααα (BCC) (BCC) (BCC) (BCC) holtesholtesholtesholtes ri ≈ 3,7.10-2 nm

Grootte van de octaëdrische FeGrootte van de octaëdrische FeGrootte van de octaëdrische FeGrootte van de octaëdrische Feαααα (BCC) (BCC) (BCC) (BCC) holtesholtesholtesholtes ri ≈ 1,9.10-2 nm

Grootte van de tetraëdrische FeGrootte van de tetraëdrische FeGrootte van de tetraëdrische FeGrootte van de tetraëdrische Feγγγγ (FCC) (FCC) (FCC) (FCC) holtesholtesholtesholtes ri ≈ 2,9.10-2 nm

Grootte van de octaëdrische FeGrootte van de octaëdrische FeGrootte van de octaëdrische FeGrootte van de octaëdrische Feγγγγ (FCC) (FCC) (FCC) (FCC) holtesholtesholtesholtes ri ≈ 5,2.10-2 nm

Tabel 1.Tabel 1.Tabel 1.Tabel 1.1111 –––– Afmetingen van de interstitieel beschikbare holtes voor zowel ferriet (BCC: kubisch ruimtelijk Afmetingen van de interstitieel beschikbare holtes voor zowel ferriet (BCC: kubisch ruimtelijk Afmetingen van de interstitieel beschikbare holtes voor zowel ferriet (BCC: kubisch ruimtelijk Afmetingen van de interstitieel beschikbare holtes voor zowel ferriet (BCC: kubisch ruimtelijk gecentreerd) als austeniet (FCC: kubisch vlak gecentreerd)gecentreerd) als austeniet (FCC: kubisch vlak gecentreerd)gecentreerd) als austeniet (FCC: kubisch vlak gecentreerd)gecentreerd) als austeniet (FCC: kubisch vlak gecentreerd) [1][1][1][1]

Wanneer de diffusiecoëfficiënt van waterstof wordt vergeleken met deze van koolstof

( 2110−=HDα m2.s-1 bij 25°C), wordt vastgesteld dat de diffusie van waterstof in een

ferrietmatrix 1012 keer sneller verloopt dan koolstof. Omwille van deze hoge

Page 13: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 4

diffusiecoëfficiënt gebeurt de diffusie van waterstof in ferriet (BCC) zelfs bij

kamertemperatuur aan meetbare snelheden.

1.1.21.1.21.1.21.1.2 Opnamemechanismen van waterstof door het metaal Opnamemechanismen van waterstof door het metaal Opnamemechanismen van waterstof door het metaal Opnamemechanismen van waterstof door het metaal

1.1.2.11.1.2.11.1.2.11.1.2.1 OpnameOpnameOpnameOpname vanuit een gasvormige omgevingvanuit een gasvormige omgevingvanuit een gasvormige omgevingvanuit een gasvormige omgeving [1][1][1][1]

De diatomaire waterstofmoleculen (H2) zijn te groot (dH-H=0,074 nm) om rechtstreeks in

het metaal te dringen. Hiervoor moeten ze eerst gedissocieerd worden in enkelvoudige

atomen.

De interactie tussen het metaal en waterstof wordt voorgesteld met volgende reacties:

2M + H2 ↔ 2MHads + Q1 (1.1)

MHads ↔ M + Habs + Q2 (1.2)

Reactie 1.1 stelt hier de adsorptie van waterstof aan het metaal voor, terwijl in reactie

1.2 het geadsorbeerde waterstof (Hads) door de metaalmatrix wordt geabsorbeerd (Habs).

Q1 en Q2 vertalen zich naargelang het teken als het endo- of exotherm karakter van het

totale proces van de dissociatie van H aan/in het metaal.

Uitgaande van een verdunde oplossing en een lage ‘recovery rate’ wordt de activiteit van

de opgeloste waterstof – in een bepaald temperatuurs- en drukgebied – gegeven door de

Wet van Sieverts:

( )2

1

, 2HabsH PKa ⋅= (1.3)

waar2HP de waterstofdruk is en K een functie is van de snelheidsconstanten van de

dissociatiereactie en de overdracht over de ‘gas/vast interface’.

Anderzijds wordt de oplosbaarheid voor een verdunde oplossing ook uitgedrukt als:

( )

⋅∆

−⋅⋅=TR

HPSS S

H exp2

1

0 2 (1.4)

waar SH∆ de ontbindingsenthalpie weergeeft.

Deze reactie toont de afhankelijkheid van de oplosbaarheid ten opzichte van de

waterstofdruk en de temperatuur. De adsorptie van onzuiverheden aan het oppervlak en

Page 14: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 5

de mogelijke aanwezigheid van oxides spelen een belangrijke rol bij de daadwerkelijke

opname van waterstof in het metaal.

1.1.2.21.1.2.21.1.2.21.1.2.2 OpnOpnOpnOpnameameameame vanuit een vloeibare omgevingvanuit een vloeibare omgevingvanuit een vloeibare omgevingvanuit een vloeibare omgeving [1][1][1][1][2][2][2][2]

De belangrijkste opname van waterstof in staal treedt op via de waterige fase, in

industriële middens gebeurt dit voornamelijk tijdens het beitsen van staal. Meer

algemeen, zal in elke omgeving met protonen de kathodische deelreactie van een oxido-

reductieproces zeer waarschijnlijk leiden tot vorming van H2 aan het oppervlak van de

kathode. De kathodische reactie voor de vorming van waterstof in een ideaal elektrolyt

(zonder onzuiverheden) wordt beschouwd als een opeenvolging van stappen. De eerste

stap, gelijkaardig voor alle metalen, verloopt als volgt:

- het ontladen van de gehydrateerde protonen door de dubbellaag en de chemische

adsorptie in zuur midden (stappen 1-4 op Figuur 1.1) (Reactie van Volmer):

H+ + M + e- → MHads (1.5)

- of de elektrolyse van water in alkalisch midden:

H2O + M + e- → MHads + OH- (1.6)

De tweede stap is afhankelijk van de aard van het metaal en de stroomdensiteit. De

recombinatie van de geadsorbeerde atomen leidt tot het vrijkomen van waterstofgas

(stappen 5-7 op Figuur 1.1):

- hetzij door chemische desorptie (Wet van Tafel) of katalytische recombinatie in

zowel zuur als alkalisch midden:

MHads + MHads → H2 + 2 M (1.7)

- of door elektrochemische desorptie (reactie van Heyrovsky):

MHads + H+ → H2 + M (in zuur midden) (1.8)

MHads + H2O → H2 + OH- + M (in alkalisch midden) (1.9)

De balans van deze twee reacties is afhankelijk van de pH van het medium:

2 H+ + 2 e- → H2 (in zuur midden) (1.10)

2 H2O + 2 e- → H2 + 2 OH- (in alkalisch midden) (1.11)

Page 15: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 6

Parallel aan de recombinatie kan de reactie optreden waarbij atomaire H in het metaal

geabsorbeerd wordt.

MHads → MHabs (1.12)

Het risico op waterstofverbrossing is een gevolg van deze reactie en zal finaal kunnen

optreden indien deze reactie aan lage snelheid doorgaat.

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.1111 –––– Proces van Proces van Proces van Proces van waterstofwaterstofwaterstofwaterstofproductie en absorptie productie en absorptie productie en absorptie productie en absorptie [3][3][3][3]

De stappen (1) en (7) zijn zelden van snelheidsbepalende aard, terwijl stappen (2) en (3)

een significante invloed hebben op de reactiesnelheid. Anderzijds worden de

recombinatie- en desorptiestappen (respectievelijk stap 5 en 6) vaak gecombineerd ten

gevolge van de zwakke affiniteit van waterstof tot chemisorptie. De twee belangrijkste

stappen waarin waterstof wordt geproduceerd (HER: Hydrogen Evolution Reaction) zijn

de ‘Discharge’-stap (4) en de (elektro)chemische ‘Combination’-stap (5). Eén van beide

stappen is vaak snelheidsbepalend, maar beiden worden vaak samen voorgesteld als een

gekoppelde ‘Discharge-recombination’ reactie. Volgens Dafft [4] gebeuren de chemische

en elektrochemische recombinatiereacties op staal simultaan, maar vaak is het

overwicht van één van deze recombinatiereacties sterk bepaald door:

- de aard van de elektrolyt;

Page 16: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 7

- de aard en de structuur van het metaal (uitwisselingsstroom, chemische of

structurele heterogeniteit van het oppervlak, oppervlaktefilm, onzuiverheden,

roosterfouten, …);

- de polarisatievoorwaarden (stroomdichtheid en vooral waterstofoverspanning).

In een zuur milieu overheerst de chemische recombinatie bij hoge stroomdensiteiten,

terwijl in een neutraal of alkalisch milieu de elektrochemische recombinatie reeds

plaatsgrijpt bij relatief lage stroomdensiteiten. De belangrijkste oorzaak van deze trend

wordt gevonden in het verschil in uitwisselingsstroomdensiteit van de elektrochemische

recombinatiereactie in aanwezigheid van protonen of watermoleculen.

Wat de waterstofopname in het metaal betreft, worden twee modellen voorgesteld. Het

eerste beschouwt de waterstofopname vanuit de atomaire toestand, waarbij de waterstof

op het oppervlak zit. In dit geval zijn de absorptie- en de chemische recombinatiereacties

concurrerend. Volgens het tweede model gebeurt de waterstofopname via een

rechtstreeks ontladen proton, zonder dat dit de intermediaire adsorptiefase moet

passeren. Bij dit model zijn de absorptie- en de chemische recombinatiereacties eveneens

concurrerend [3].

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.2222 –––– Modellen voor de wModellen voor de wModellen voor de wModellen voor de waterstofopname in metalen: (A) aaterstofopname in metalen: (A) aaterstofopname in metalen: (A) aaterstofopname in metalen: (A) absobsobsobsorptie vrptie vrptie vrptie vanuit atomaire toestand en anuit atomaire toestand en anuit atomaire toestand en anuit atomaire toestand en (B) abs(B) abs(B) abs(B) absorptie van protonenorptie van protonenorptie van protonenorptie van protonen [3][3][3][3]

Page 17: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 8

De twee modellen uit Figuur 1.2 werden gecorreleerd met twee modellen van waterstof-

chemisorptie (Figuur 1.3). Het eerste model (A) voor de waterstofopname vanuit

atomaire toestand is gerelateerd met het ‘r-type’ adsorptie model. Dit model beschrijft de

geadsorbeerde waterstof als het licht negatief deel in de dipool, deze worden gevormd

met de metaalatomen via een ‘covalente’ binding. Elk waterstofatoom is gelokaliseerd

tegenover een overeenkomstig metaalatoom en buiten diens ladingswolk. Metingen van

de elektrische weerstand van nikkel- en palladiumfilms tonen aan dat het ‘r-type’

adsorptiemodel mag toegepast worden bij lage waterstofdekking, terwijl het ’s-type’

adsorptiemodel toegepast wordt bij hogere waterstofdekking. Dit laatste model is

gerelateerd aan het model (B) voor de waterstofopname, namelijk dit van de opname van

ontladen protonen. Volgens het ’s-type’ adsorptiemodel gedraagt de waterstof zich als

een opgelost proton in de oppervlaktelaag, terwijl het zich gedraagt als het positieve deel

van een ‘ionische’ binding.

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.3333 –––– Modellen voor de chemisorptie van waterstof Modellen voor de chemisorptie van waterstof Modellen voor de chemisorptie van waterstof Modellen voor de chemisorptie van waterstof [3][3][3][3]

De vorige modellen voor waterstofproductie en de opname van waterstofatomen in het

metaalrooster dragen op een kwalitatieve manier bij tot het begrijpen van deze

fenomenen.

Page 18: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 9

Naast de bovenvermelde factoren zijn er nog bijkomende factoren die mogelijks invloed

hebben op de opnamesnelheid van waterstof, zoals chemische samenstelling,

thermomechanische voorgeschiedenis van het metaal, oppervlaktetoestand,

samenstelling van de elektrolyt, kathodische stroomdichtheid, elektrodepotentiaal,

temperatuur, druk, …

1.21.21.21.2 Het ‘trapHet ‘trapHet ‘trapHet ‘trappen’ en desorptie van waterstofpen’ en desorptie van waterstofpen’ en desorptie van waterstofpen’ en desorptie van waterstof [1][1][1][1]

1.2.11.2.11.2.11.2.1 DefinitieDefinitieDefinitieDefinitie

De diffusie van waterstof in metalen wordt verstoord door de aanwezigheid van

roosterfouten, of meer algemeen door microstructurele of andere heterogeniteiten in het

kristalrooster. Deze fouten hebben een grotere interactie-energie met atomaire waterstof

dan de andere interstitiële roosterplaatsen, dit leidt tot de preferentiële lokalisatie van

de waterstof. Deze preferentiële plaatsen in het rooster worden potentiële valkuilen of

‘traps’ genoemd. Deze ‘traps’ zijn nauwkeurig gedefinieerd door Coudreuse [5] als

roosterfouten, waar atomaire waterstof zich in de buurt van kan vestigen en waarin de

residuele cohesieve krachten kunnen variëren. Het zijn korrelgrenzen, dislocaties,

carbiden, onzuiverheden, restausteniet, resten martensiet, interstitiële holtes (‘voids’), …

[2][6]. Het ‘trappen’ vertraagt het transport van waterstof doorheen het rooster en

verhoogt hierbij de activatie-energie nodig voor diffusie. De distributie van waterstof in

de verschillende soorten ‘traps’ hangt af van de bindingsenergie en van de concentratie

aan waterstof in het kristalrooster in de omgeving van deze ‘trapping sites’.

1.2.21.2.21.2.21.2.2 Fysische studieFysische studieFysische studieFysische studie

Pessouyre [7][8] maakte een classificatie van de ‘traps’. De standaard roosterfouten die

zorgen voor de waterstof ‘trapping’ worden onderverdeeld in verschillende categorieën:

1. ‘Traps’ zijn sites die aantrekkingskrachten van elektrische, mechanische of

thermische aard uitoefenen op waterstof. Hun invloed op de

sprongwaarschijnlijkheid van waterstof wordt geïllustreerd in Figuur 1.4c. De

gemiddelde hoogte van de sprong is constant, maar de kans op de sprong van

B→A is groter dan die van A→B (Figuur 1.4a).

2. Fysische ‘traps’ (discontinuïteiten in het rooster) zijn energetisch gunstige

plaatsen voor waterstofatomen. Hun werking is voorgesteld in Figuur 1.4d. De

gemiddelde hoogte van de sprong kan variabel zijn, maar er is altijd een veel

grotere kans om van A→B te springen dan van B→C (Figuur 1.4b).

Page 19: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 10

3. Gemengde ‘traps’ zijn waterstofvallen waar tegelijk aantrekkingskrachten

werkzaam zijn en waar het kristalrooster discontinuïteiten vertoont (Figuur

1.4e).

a. bestaande aantrekkingskracht van links naar rechts

b. vervormd rooster

c. aantrekkende ‘trap’

d. fysische ‘trap’

e. gemengde ‘trap’

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.4444 –––– Schema van de energiesprongen noodzakelijk vooSchema van de energiesprongen noodzakelijk vooSchema van de energiesprongen noodzakelijk vooSchema van de energiesprongen noodzakelijk voor de diffusie van een waterstofr de diffusie van een waterstofr de diffusie van een waterstofr de diffusie van een waterstofatoom doorheen atoom doorheen atoom doorheen atoom doorheen het metaalrooster, in enkele specifieke gevallen het metaalrooster, in enkele specifieke gevallen het metaalrooster, in enkele specifieke gevallen het metaalrooster, in enkele specifieke gevallen [7][7][7][7]

1.2.31.2.31.2.31.2.3 (Ir)r(Ir)r(Ir)r(Ir)reversibel karakteeversibel karakteeversibel karakteeversibel karakter van het ‘trappen’r van het ‘trappen’r van het ‘trappen’r van het ‘trappen’

De verschillende soorten ‘traps’ kunnen volgens twee belangrijke categorieën worden

ingedeeld en dit naargelang hun bindingsenergie (activatie-energie). De reversibele

vallen zijn degenen waar de activatie-energie minder is dan 0,7 eV (67 kJ.mol-1) [9] of 0,8

eV (77 kJ.mol-1) [8]. Dit type ‘trap’ laat de gevangen waterstof vrij wanneer de externe

activiteit van de waterstof afneemt. Dit loslaten gebeurt reeds bij kamertemperatuur,

hierdoor wordt dit type gekarakteriseerd als een ‘intern reservoir’ aan waterstof. De

‘traps’ met een activatie-energie hoger dan 0,7-0,8 eV zijn hoogenergetische en

irreversibele waterstofvallen en kunnen daardoor hun gevangen waterstof niet loslaten

bij kamertemperatuur. Tabel 1.2 geeft enkele voorbeelden weer van ‘traps’ en hun

bijbehorende activatie-energie.

Page 20: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 11

Type ‘Traps’Type ‘Traps’Type ‘Traps’Type ‘Traps’ VoorbeeldVoorbeeldVoorbeeldVoorbeeld ActivActivActivActivatieatieatieatie----energie energie energie energie

[kJ.mol[kJ.mol[kJ.mol[kJ.mol----1]1]1]1]

Karakter bij Karakter bij Karakter bij Karakter bij

TTTTkamekamekamekamerrrr ReferentieReferentieReferentieReferentie

matrix ‘traps’matrix ‘traps’matrix ‘traps’matrix ‘traps’

austeniet

lattenbainiet

lattenmartensiet

microholtes

holtes

40,4

28,1

27

27,6

>28,9

gemengd

[10]

[10]

[11]

[12]

[13][7]

Tweedimensionale Tweedimensionale Tweedimensionale Tweedimensionale

‘traps’‘traps’‘traps’‘traps’

austeniet korrelgrenzen

korrelgrenzen

korrelgrenzen

korrelgrenzen

lattenmartensiet en –

bainiet korrelgrenzen

Titaan carbiden

(semi)coherente carbiden

onopgeloste carbiden

Fe3C

reversibele precipitaten

van (Fe,Cr,Mo)2C

ferriet/cementiet grensvlak

martensiet grensvlak

62,2

29-58

20,5

28,9-57,9

28,1

77,2-86,8

34-97

89,1-89,9

67,54-77,2

11,5

21,6

61,3

gemengd

irreversibel

irreversibel

gemengd

reversibel

[13]

[11]

[12]

[7]

[10]

[13]

[11]

[13]

[7]

[13]

[12]

[13]

Ééndimensionale Ééndimensionale Ééndimensionale Ééndimensionale

‘traps’‘traps’‘traps’‘traps’

dislocaties

dislocaties

dislocaties

dislocaties

triple juncties

29

19,2

24,1-29,9

21,6

>77,2

reversibel

waarschijnlijk

irreversibel

[11]

[12]

[7]

[14]

[7]

Tabel 1.Tabel 1.Tabel 1.Tabel 1.2222 –––– Voorbeelden uit de literatuur van ‘traps’ met hun karakteristieke activVoorbeelden uit de literatuur van ‘traps’ met hun karakteristieke activVoorbeelden uit de literatuur van ‘traps’ met hun karakteristieke activVoorbeelden uit de literatuur van ‘traps’ met hun karakteristieke activatieatieatieatie----energie [1]energie [1]energie [1]energie [1]

1.2.41.2.41.2.41.2.4 RRRReversibele ‘traps’eversibele ‘traps’eversibele ‘traps’eversibele ‘traps’

Kenmerkend hiervoor is de beperkte verblijftijd in het metaal en de lage interactie-

energie met het metaalrooster (<67 kJ.mol-1). De reversibele ‘traps’ hebben een

belangrijke invloed op de mechanische eigenschappen van het metaal. Bij het

elektrolytisch opladen van het metaal zullen deze ‘traps’ vrij snel de waterstof vangen,

maar zullen deze ook relatief snel terug loslaten. Dit laatste is dan ook een verklaring

waarom de reversibele (laagenergetische) ‘traps’ een gevaar vormen tot het falen van het

materiaal. Ze vertegenwoordigen een belangrijk reservoir van mobiele waterstof, die

diffundeert naar gebieden met een lage chemische potentiaal voor H (bijvoorbeeld

scheurtip), wat samen met triaxiale rekken kan leiden tot scheuren [11][13][18].

Voorbeelden van reversibele ‘traps’ zijn dislocaties, korrelgrenzen, holtes, substitutioneel

Page 21: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 12

opgeloste legeringselementen, … (Tabel 1.2). Het is dan ook vanzelfsprekend dat een

lagere dislocatiedichtheid de weerstand tegen waterstofverbrossing bevordert [17].

Tsay et al. [16] hebben gerapporteerd dat dislocaties en coherente precipitaten

dominante reversibele ‘trapping sites’ zijn voor waterstof in martensitisch-

laagkoolstofstaal. De accumulatie van de waterstof aan het grensvlak matrix/precipitaat

resulteert in een verhoogde gevoeligheid voor WGS (waterstof geïnduceerde

scheurvorming).

Ook de austenietkorrels zijn potentiële valkuilen voor waterstof en spelen daarom een

belangrijke rol bij WGS [16][18][19]. De oplosbaarheid van waterstof in austeniet (FCC

kristalrooster) is veel hoger dan deze in ferriet en martensiet (BCC kristalrooster).

Roychowdhury [20] toonde aan dat austeniet in duplex stalen zeer nuttig is om WGS te

vermijden, aangezien austeniet (matrixtrap uit Tabel 1.2) een hogere activatie-energie

heeft in vergelijking met dislocaties en ferrietkorrelgrenzen, zodat de diffundeerbare

waterstof beter gevangen zit en dus het voortplanten van scheuren inhibiteert.

Daarentegen toont Luu [21] aan dat de scheur wordt geïnitieerd in het ferriet, zich

voortplant doorheen de korrelgrenzen en zich vervolgens propageert in het austeniet.

In tegenstelling tot irreversibele ‘traps’, zijn de reversibele in dynamisch evenwicht met

de opgeloste waterstof in het kristalrooster en vertegenwoordigen zo een permanente

weerstand tegen dit transport.

1.2.51.2.51.2.51.2.5 IIIIrreversibele ‘traps’rreversibele ‘traps’rreversibele ‘traps’rreversibele ‘traps’

De irreversibele ‘traps’ hebben een permanent karakter (bij kamertemperatuur). Ze

worden gekenmerkt door een hoge activatie-energie (>67 kJ.mol-1) en hebben minder

invloed op de mechanische eigenschappen dan de reversibele ‘traps’. Voorbeelden van

irreversibele ‘traps’ zijn TiC en MnS.

De hoogenergetische ‘traps’ hebben een grote bezettingsgraad aan waterstofatomen, dit

volgt uit het feit dat deze vallen H goed kunnen trappen en deze zeer beperkt terug

loslaten [22]. Ze zijn echter wel snel verzadigd en dit reeds bij lage

waterstofconcentraties. Eenmaal gevuld reageren ze niet meer met de opgeloste ‘vrije’

waterstof uit het rooster [17][11]. Een homogene verdeling van sterke reversibele en

irreversibele ‘traps’ – zonder de vorming van een netwerk waarbij de ‘traps’ onderling

met elkaar verbonden zijn – voorkomt het bros breken van het materiaal en beschermt

het tegen WGS [17][18][23].

Page 22: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 13

Pressouyre [23] heeft gemeld dat de irreversibele ‘traps’ bijdragen tot het vertragen van

de breuk en de WGS. Hieruit volgt dat hoe meer irreversibele ‘traps’, hoe beter de

weerstand tegen WGS wanneer de concentratie aan waterstof eerder beperkt blijft [17].

Indien de ‘trap’ een vacature is, zal de aanwezigheid van waterstof de spanningen in de

omgeving ervan verminderen. De waterstof fungeert in dit geval meer als een

substitutioneel dan als een interstitieel element en blijft immobiel. Het veroorzaakt op

deze manier geen enkel probleem.

Naast de ‘diepe’ irreversibele waterstofvallen worden ook austenitische korrelgrenzen en

niet opgeloste metaalcarbiden als hoogenergetisch doch reversibel beschouwd [13]. Deze

tweedefase constituenten zijn diepere ‘traps’ dan de dislocaties en zijn daarenboven goed

verdeeld, ze verminderen dan ook de waterstof opgenomen door de dislocaties [17] en

verhogen dus de weerstand tegen WGS.

1.2.61.2.61.2.61.2.6 De kritiDe kritiDe kritiDe kritischescheschesche concentratieconcentratieconcentratieconcentratie

Pressouyre [7] introduceerde het concept van de kritische concentratie CK. Dit is de

minimale concentratie aan waterstof die nodig is om een scheur (‘crack’) te initiëren [7].

Als CH>CK, dan wordt de ‘crack’ geïnitieerd. Het is dus de minimale concentratie aan

waterstof waarbij de cohesiekracht ∑ cohF kleiner is dan de totale spanningen

∑ totaalF (som van de restspanningen en opgelegde spanningen).

Deze waarde hangt van verschillende parameters af, o.a. de structuur, temperatuur,

grootte van het defect, de vorm, het spanningsniveau en de samenhang van het

grensvlak.

Bij een gegeven spanning is er een zekere hoeveelheid waterstof nodig om deze scheuren

te propageren. Deze scheuren komen algemeen voor bij grote triaxiale spanningsniveaus.

Daarom moet de kritische concentratie constant zijn voor een gegeven materiaal en

onafhankelijk zijn van de externe opgelegde spanningen. Deze kritische concentratie

wordt verondersteld toe te nemen met een stijgende temperatuur.

Het kennen van de kritische concentratie is vanuit het praktisch oogpunt zeer nuttig,

aangezien deze helpt bij de keuze van het materiaal dat men wenst te gebruiken in een

(waterstof)gas atmosfeer. Helaas is dit begrip echter zeer lokaal van toepassing en dus

moeilijk te relateren aan de gebruiksvoorwaarden van het volledige materiaal.

Page 23: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 14

1.2.71.2.71.2.71.2.7 WaterstofdesoWaterstofdesoWaterstofdesoWaterstofdesorrrrptieptieptieptie

Het terug vrij maken van de gevangen waterstof gebeurt door het materiaal te

verwarmen. De vrijgemaakte waterstof wordt kwantitatief met een massaspectrometer

bepaald, dit kan ook via een volumetrische of een geleidbaarheidsmeting gedaan worden.

Deze thermische techniek wordt gebruikt om de verschillende ‘traps’ te karakteriseren.

Door het geleidelijk opwarmen van het monster wordt bij welbepaalde temperaturen een

hoeveelheid waterstof vrijgesteld, naast het kwantificeren ervan kan op deze manier ook

een karakterisering worden gemaakt van de (activatie-)energieniveaus van de

verschillende ‘trapping sites’.

1.2.81.2.81.2.81.2.8 BesluitBesluitBesluitBesluit

Om de weerstand tegen waterstof te verbeteren is het nodig om het aantal irreversibele

‘traps’ te laten toenemen en de reversibele ‘traps’ te verminderen. De belangrijkste

parameters die de diffusie en het vangen van waterstof doorheen het kristalrooster

bepalen zijn: de dislocatiedichtheid en de vorm en mate waarin de precipitaten in het

materiaal zijn verspreid. Figuur 1.5 toont de verschillende locaties waar de waterstof

zich kan bevinden.

(a) Vaste oplossing

(b) Opgelost waterstofpaar

(c) Dislocatie

(d) Accumulatie van waterstof aan de korrelgrenzen

(e) Matrix-precipitaatgrensvlak

(f) Holtes die gerecombineerde H2bevatten

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.5555 –––– Schematische voorstelling van de verschillende ‘trapping Schematische voorstelling van de verschillende ‘trapping Schematische voorstelling van de verschillende ‘trapping Schematische voorstelling van de verschillende ‘trapping sitessitessitessites’ voor waterstof in de ’ voor waterstof in de ’ voor waterstof in de ’ voor waterstof in de micromicromicromicrostructuur van een metaal structuur van een metaal structuur van een metaal structuur van een metaal [1][1][1][1]

Page 24: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 15

1.31.31.31.3 Studie van het transport en de diffusie van waterstof in het Studie van het transport en de diffusie van waterstof in het Studie van het transport en de diffusie van waterstof in het Studie van het transport en de diffusie van waterstof in het

metaal door middel van de elektrochemische permeatiemetaal door middel van de elektrochemische permeatiemetaal door middel van de elektrochemische permeatiemetaal door middel van de elektrochemische permeatie

1.3.11.3.11.3.11.3.1 De diffusie van waterstofDe diffusie van waterstofDe diffusie van waterstofDe diffusie van waterstof

In een perfect metaalrooster bevindt waterstof zich in de interstitiële holtes. In het geval

van ijzer en zijn legeringen zijn deze holtes bij voorkeur octaëdrisch bij een FCC

kristalstructuur en tetraëdrisch bij een BCC kristalstructuur (Figuur 1.6) [1].

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.6666 –––– Overzicht vaOverzicht vaOverzicht vaOverzicht van de tetraëdrische en on de tetraëdrische en on de tetraëdrische en on de tetraëdrische en octaëdrische interstitiële ctaëdrische interstitiële ctaëdrische interstitiële ctaëdrische interstitiële holtesholtesholtesholtes in de FCC en BCC in de FCC en BCC in de FCC en BCC in de FCC en BCC kristalstructuurkristalstructuurkristalstructuurkristalstructuur

Bij de afwezigheid van ‘traps’ gebeurt de diffusie van waterstof door het willekeurig

verspringen van H tussen verschillende interstitiële posities in het kristalrooster. De

verblijftijd van de diffusieve (geabsorbeerde) waterstof is zeer kort [9]. Dit transport van

atomaire waterstof wordt gekenmerkt door een hoge diffusiecoëfficiënt (D) en dit zelfs bij

kamertemperatuur. Interstitiële diffusie is niet de enige vorm van H-transport doorheen

het materiaal. Er bestaan ook andere mechanismen zoals het transport via mobiele

dislocaties tijdens plastische vervorming of via ‘short-circuit-diffusie’, dit zijn plaatsen

waar de diffusie sneller is dan via het rooster zelf, een voorbeeld hiervan zijn de

korrelgrenzen [1].

Page 25: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 16

1.3.21.3.21.3.21.3.2 OorsprongOorsprongOorsprongOorsprong van de elektrochemische permeatievan de elektrochemische permeatievan de elektrochemische permeatievan de elektrochemische permeatie

De elektrochemische permeatietechniek werd in 1962 ontwikkeld door Devanathan en

Stachursky [24] om de diffusie van waterstof in palladium te bestuderen (Figuur 1.7).

Figuur 1.8 toont eveneens aan dat waterstof in deze opstelling potentiostatisch werd

gegenereerd, dit is echter verschillend met de methode die in deze scriptie zal gebruikt

worden (galvanostatisch). De oplosbaarheid van waterstof in Pd is hoog en de

diffusiecoëfficiënt in α-palladium ( HPdD −α = 1,30±0,20.10-11 m2.s-1) is vergelijkbaar met

deze in staal bij kamertemperatuur [24]. De elektrochemische permeatiemethode wordt

veel toegepast voor de bepaling van de diffusiekarakteristieken van de atomaire

waterstof in de bulk van het metallische materiaal. Het toepassingsgebied van deze

techniek werd daarnaast uitgebreid naar de studie van secundaire verschijnselen

voorafgaand aan of samengaand met deze diffusie, meerbepaald de karakterisatie van

verschijnselen die samengaan met een ongewenste opname van waterstof door het

metallisch materiaal. De elektrochemische permeatietest geeft belangrijke kwantitatieve

informatie tijdens de studie van waterstofverbrossing, namelijk: de schijnbare

diffusiecoëfficiënt ( apD ), de waterstofflux in permanent regime ( ∞J ) (gerelateerd aan de

gemeten stroom (i) via de wet van Faraday), de schijnbare inwendige oplosbaarheid ( 0C )

en de reversibele en irreversibele waterstofvallen. Al deze parameters worden bepaald

vertrekkende van de geregistreerde permeatiecurves.

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.7777 –––– Devanathan permeatiecel Devanathan permeatiecel Devanathan permeatiecel Devanathan permeatiecel [24][24][24][24]

Page 26: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 17

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.8888 –––– Het elektrisch schemaHet elektrisch schemaHet elektrisch schemaHet elektrisch schema van de Devanathan permeatiecel van de Devanathan permeatiecel van de Devanathan permeatiecel van de Devanathan permeatiecel [24][24][24][24]

1.3.31.3.31.3.31.3.3 ElekElekElekElektrochtrochtrochtrochemische methodes voor waterstofemische methodes voor waterstofemische methodes voor waterstofemische methodes voor waterstofopladingopladingopladingoplading

Zoals hierboven reeds werd aangehaald bestaan er verschillende methodes en

technieken voor kathodische waterstofoplading, om zo de schijnbare diffusiecoëfficiënt

apD van atomaire waterstof doorheen een metaalrooster (membraan) te bepalen. Naast

de twee meest frequent gebruikte technieken: potentiostatisch en galvanostatisch, wordt

ook soms gebruik gemaakt van de potentiometrische en ‘steady-state’ AC methode. Voor

deze laatste twee wordt naar de literatuur verwezen [26][27].

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.9999 –––– ElekElekElekElektrochemische wtrochemische wtrochemische wtrochemische wateraterateraterstof oplaadvoorwaarden: (a) potentiostatisch, (b) galvanostatisch, stof oplaadvoorwaarden: (a) potentiostatisch, (b) galvanostatisch, stof oplaadvoorwaarden: (a) potentiostatisch, (b) galvanostatisch, stof oplaadvoorwaarden: (a) potentiostatisch, (b) galvanostatisch, (c) p(c) p(c) p(c) potentiometrisotentiometrisotentiometrisotentiometrisch, (d) sch, (d) sch, (d) sch, (d) steadyteadyteadyteady----state a.c.; (E= potentiaal, I= stroom, R* real part, X* imaginary part of state a.c.; (E= potentiaal, I= stroom, R* real part, X* imaginary part of state a.c.; (E= potentiaal, I= stroom, R* real part, X* imaginary part of state a.c.; (E= potentiaal, I= stroom, R* real part, X* imaginary part of

impedance) impedance) impedance) impedance) [26][26][26][26]

Page 27: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 18

Bij de potentiostatische oplading van waterstof wordt een initiële waterstofconcentratie

aan het membraanoppervlak verondersteld, die een welbepaalde evenwichtspotentiaal

evE heeft. Bij t=0 wordt een constante potentiaal tussen het monster (werkelektrode) en

de tegenelektrode aangelegd, waardoor een verschil in concentratie optreedt. Wanneer

t>0 wordt de verandering van de stroom I gemeten, terwijl de concentratie aan het

oppervlak constant wordt gehouden, dit is van essentieel belang bij deze methode.

Bij de galvanostatische oplading van waterstof worden de gecontroleerde en gemeten

parameters weergegeven in Figuur 1.9. De stroom I is hierbij de gecontroleerde

(constante) parameter, terwijl de potentiaal E wordt gemeten aan het oppervlak van het

monster. Aan de hand van de variabele potentiaal wordt de variatie in de

waterstofconcentratie beschreven door de wet van Fick [26].

1.3.41.3.41.3.41.3.4 Karakteristieke grooKarakteristieke grooKarakteristieke grooKarakteristieke grootheden van een permeatietesttheden van een permeatietesttheden van een permeatietesttheden van een permeatietest [1][1][1][1][2][2][2][2][25][25][25][25]

De permeatieflux J wordt door verschillende parameters beïnvloed:

- de (polarisatie)stroomdensiteit

- de op te laden elektrolyt

- de staat waarin het staal zich bevindt (thermomechanische voorgeschiedenis)

Deze wordt op elk moment uitgedrukt als een functie van de gemeten stroomdensiteit id

(A

I d= ) met behulp van volgende formule:

Fn

iJ d

⋅= (1.13)

met: A : blootgesteld oppervlak in de oxidatiecel [m2]

n : de valentie van H+ (n=1) [-]

F : de constante van Faraday [=96485 C.mol-1]

J : permeatieflux [mol.m-2.s-1]

di : stroomdensiteit [A.m-2]

Page 28: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 19

De constante flux van waterstof (evenwichtsflux of plateaustroom) ( ∞J ) wordt gemeten

als anodische stroom ∞i :

Fn

iJ

⋅= ∞

∞ (1.14)

De permeatiesnelheid of permeabiliteit wordt op zijn beurt gedefinieerd door:

Fn

LiLJ

⋅⋅=⋅ ∞

∞ (1.15)

met L de dikte van het membraan [m].

Indien het stalen membraan als een eenvoudig materiaal wordt beschouwd – waar een

steady-state regime (permeatiestroom) wordt verondersteld – is de concentratiegradiënt

lineair (voor volumegecontroleerd massatransport) en wordt de waterstofconcentratie

juist onder het oppervlak ( 0C ) verkregen met volgende formule:

D

LJC

.0

∞= (1.16)

met D : de diffusiecoëfficiënt [m2.s-1]

0C : waterstofconcentratie aan het oppervlak [mol.m-3]

Deze diffusiecoëfficiënt neemt toe met stijgende temperatuur en volgt de wet van

Arrhenius [28]:

TR

Q

eDD ⋅−

⋅= 0 (1.17)

met Q als activeringsenergie van de diffusie [J.mol-1].

Voor hooggelegeerde of meerfasige metalen, zijn vergelijkingen 1.14-1.16 niet altijd even

geschikt. Bij hooggelegeerde metalen is het mogelijk dat de roosterdiffusiecoëfficiënt

deze van het niet-primaire element is, bv. ijzer in RVS stalen. In meerfasige metalen

moet echter rekening worden gehouden met alternatieve diffusiepaden doorheen het

metaalrooster [25].

Page 29: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 20

1.3.51.3.51.3.51.3.5 Verschillende modellen voor de bepaling van de diffusiecoëfficiëntVerschillende modellen voor de bepaling van de diffusiecoëfficiëntVerschillende modellen voor de bepaling van de diffusiecoëfficiëntVerschillende modellen voor de bepaling van de diffusiecoëfficiënt

1.3.5.11.3.5.11.3.5.11.3.5.1 De wetten van FickDe wetten van FickDe wetten van FickDe wetten van Fick

Om de permeatiecurves zo goed mogelijk te benutten dient een geschikt model (begin- en

eindvoorwaarden) te worden gezocht om de diffusiecoëfficiënt D en de concentratie aan

waterstof juist onder het oppervlak 0C te berekenen. Aangezien het metaal als een

continu medium wordt beschouwd, wordt de diffusie van H in het metaal beschreven

door de twee wetten van Fick:

( ) ( )tzyxCDtzyxJ ,,,,,, ∇−= (1.18)

( ) ( )tzyxqCDdivt

C,,,+∇=

∂∂

(1.19)

met: J : waterstofflux [mol.m-2.s-1]

∇ : zyx ∂

∂+∂∂+

∂∂

[m]

C : waterstofconcentratie [mol.m-3]

D : diffusiecoëfficiënt [m2.s-1]

q : de intensiteit van een waterstofbron (q>0) of een ‘trap’ (q<0)

Om de vergelijkingen van Fick te vereenvoudigen, worden volgende hypotheses

aangenomen:

1. geen waterstofbronnen aanwezig en verwaarloosbare ‘traps’ dus q=0;

2. de dimensies van het membraan zijn groot in vergelijking met de dikte, de

diffusie wordt dus verondersteld ééndimensionaal en loodrecht ten opzichte van

het membraanoppervlak te verlopen;

3. het monster is homogeen en de afstanden waarover de diffusie optreedt zijn groot

ten opzichte van de gemiddelde korrelgrootte (isotropie van het monster), de

diffusiecoëfficiënt wordt ook als een constante beschouwd.

Page 30: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 21

Met deze vereenvoudigingen worden vergelijking 1.18 en 1.19:

( ) ( )

∂∂−= tx

x

CDtxJ ,, (1.20)

2

2

x

CD

t

C

∂∂=

∂∂

(1.21)

1.3.5.21.3.5.21.3.5.21.3.5.2 Wiskundige benadering van de waterstofpermeatieWiskundige benadering van de waterstofpermeatieWiskundige benadering van de waterstofpermeatieWiskundige benadering van de waterstofpermeatie

Zoals reeds in paragraaf 1.3.3 werd besproken, is er een fundamenteel verschil bij het

benaderen van het diffusiefenomeen waarbij de waterstof potentiostatisch al dan niet

galvanostatisch werd gegenereerd. In deze paragraaf wordt daarom voor beide methodes

een oplossing gegeven. In beide gevallen wordt uitgegaan van vergelijking 1.20 en 1.21.

• Potentiostatische Potentiostatische Potentiostatische Potentiostatische conditieconditieconditieconditie [2][2][2][2][26][26][26][26]::::

Randvoorwaarden: ( ) 0,0 CtC = , 0>t

( ) lCtlC =, , 0>t

Beginvoorwaarde: ( ) iCxC =0,

Er zijn meerdere mogelijkheden om deze vergelijkingen op

te lossen, namelijk via Laplace-transformatie, scheiding der

variabelen, …

Met de methode van de scheiding der variabelen wordt

volgende vergelijking bekomen voor het concentratieprofiel:

( ) ( ) ( )∑

=

⋅⋅−⋅

⋅⋅⋅−⋅⋅

+⋅−+=1

2

000 expsin

cos2,

n

LL t

L

nD

L

xn

n

CnC

L

xCCCtxC

ππππ

( )

∑∞

=

⋅+⋅⋅−⋅

⋅⋅+⋅⋅+⋅

⋅+

1

212

exp12

sin12

14

m

i tL

mD

L

xm

m

C πππ

(1.22)

Onder de potentiostatische oplaadconditie wordt verondersteld dat

iC (waterstofconcentratie voor het opladen) en LC (waterstofconcentratie aan de

C(0,t) C(L,t)

x

L

Page 31: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 22

uittredezijde) de nulwaarde benaderen, hierdoor wordt vergelijking 1.22 herleid

tot:

( )

⋅⋅−⋅

⋅⋅⋅−⋅−= ∑∞

=

tL

nD

L

xn

n

C

L

xCCtxC

n

2

1

000 expsin

2,

πππ

(1.23)

Voor de permeatie van atomaire waterstof, gegenereerd onder potentiostatische of

galvanostatische condities, is de H-concentratie aan de uittredezijde van het

membraan in beide gevallen gelijk aan nul, terwijl aan de ingangszijde

eenvoudige statistische randvoorwaarden gelden. Een potentiostatische conditie

betekent een constante concentratie aan de intredezijde van het membraan,

terwijl de waterstofflux variabel is. Bij de galvanostatische conditie wordt een

constante flux verondersteld, waarbij de concentratie varieert en dus ook de

potentiaal.

Het profiel van de waterstofpermeatie wordt gedefinieerd met behulp van de

eerste wet van Fick [2][26][29]:

( ) ( )∑∞

=∞

⋅⋅−⋅−+=1

2

exp121n

n tL

nD

J

tJ π (1.24)

• Galvanostatische conditieGalvanostatische conditieGalvanostatische conditieGalvanostatische conditie [2][2][2][2][26][26][26][26]::::

Randvoorwaarden: ( )D

Jt

x

C −=∂∂

,0 , 0>t als D

JF ∞−=0

( ) LCtLC =, , 0>t

Beginvoorwaarde: ( ) iCxC =0,

Met de methode van de scheiding der variabelen wordt volgende vergelijking

bekomen voor het concentratieprofiel:

( ) ( ) ( )( )[ ]

⋅+⋅⋅−⋅

⋅⋅⋅

+⋅⋅

⋅+⋅⋅⋅

−+⋅−⋅⋅

++−⋅= ∑∞

=

tL

mDx

L

m

m

LF

m

CCxFtxC

m

mL

L

2

02

00

12exp

2

12cos

12

4

12

1221, ππ

π

( ) ( ) ( )

⋅+⋅⋅−⋅

⋅⋅⋅

+⋅⋅+⋅

−⋅+ ∑

=

tL

nDx

L

n

n

C

n

ni

2

0 2

12exp

2

12cos

12

14 πππ

(1.25)

Page 32: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 23

In de permeatie-experimenten worden iC en LC vaak als nul verondersteld,

hierdoor vereenvoudigt vergelijking 1.25 zich tot:

( ) ( )( )[ ]

⋅⋅

+⋅⋅−⋅

⋅⋅⋅

+⋅⋅

⋅+⋅⋅⋅+−⋅= ∑

=

tL

mDx

L

m

mLFxFtxC

m

2

0200 2

12exp

2

12cos

12

181, ππ

π (1.26)

Het profiel van de waterstofpermeatie wordt gedefinieerd met behulp van de

eerste wet van Fick [2][26][29][30]:

( ) ( ) ( )∑

=∞

⋅⋅

+⋅⋅−⋅+⋅

−−=0

2

2

12

12

141

n

n

tL

nD

nJ

tJ ππ

(1.27)

1.3.5.31.3.5.31.3.5.31.3.5.3 Berekening van de diffusiecoëfficiëntBerekening van de diffusiecoëfficiëntBerekening van de diffusiecoëfficiëntBerekening van de diffusiecoëfficiënt

Aan de hand van de berekeningen uit vorige paragraaf is het mogelijk om op

verschillende manieren de diffusiecoëfficiënt (D) van waterstof, in bijvoorbeeld staal, met

behulp van een permeatie-experiment te bepalen. De meest frequent gebruikte

methoden voor de bepaling van de diffusiecoëfficiënt uit de oplaadtransiënten zijn: de

‘time lag’ methode, de ‘breakthrough time’ methode en de ‘half-rise time’ methode. Voor

het bepalen van de diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt wordt een

integratiemethode gebruikt.

‘‘‘‘Time lagTime lagTime lagTime lag’’’’ MethodeMethodeMethodeMethode::::

Dit is een wijdverspreide methode, die door vele auteurs werd gebruikt [15][18][21][29]

en werd voorgesteld door Daynes in 1920.

• Potentiostatische oplaadconditie:

Voor het bepalen van de totale gediffundeerde hoeveelheid waterstof door het

monster (membraan) is het noodzakelijk om vergelijking 1.23 te integreren naar

de tijd, dit geeft volgende uitdrukking [26]:

( )∑

=

⋅⋅−−⋅⋅−

⋅−

⋅⋅=

1

2

22000 exp

12

6 n

n

t tL

nD

n

LCLC

L

tCDQ

ππ

(1.28)

Page 33: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 24

wanneer t→∞, zal vergelijking 1.28 zich vereenvoudigen tot:

⋅−

⋅=

D

Lt

L

CDQ i

t 6

2

(1.29)

Vergelijking 1.29 is lineair van aard en heeft een intersept van D

L

⋅6

2

, die ook de

‘time lag’ wordt genoemd. Deze uitdrukking biedt een goede benadering voor het

berekenen van de diffusiecoëfficiënt D:

Lt

LD

⋅=

6

2

(1.30)

met Lt het punt op de permeatiecurve waar ∞⋅= iit 63,0 [24][25]. Vanaf ∞i wordt

de steady-state diffusie bereikt.

• Galvanostatische oplaadconditie:

Hetzelfde kan worden gedaan voor vergelijking 1.26. Hierdoor wordt voor de

diffusiecoëfficiënt een waarde gevonden van [2]:

Lt

LD

⋅=

2

2

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.10101010 –––– Een typisch verloop van een oplaadtransiëntEen typisch verloop van een oplaadtransiëntEen typisch verloop van een oplaadtransiëntEen typisch verloop van een oplaadtransiënt van een permeatietestvan een permeatietestvan een permeatietestvan een permeatietest met zowel de aanduiding met zowel de aanduiding met zowel de aanduiding met zowel de aanduiding

van de ‘breakthrough time’ als de ‘lag time’ van de ‘breakthrough time’ als de ‘lag time’ van de ‘breakthrough time’ als de ‘lag time’ van de ‘breakthrough time’ als de ‘lag time’ [2][2][2][2]

Page 34: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 25

‘‘‘‘BreakthroughBreakthroughBreakthroughBreakthrough timetimetimetime’’’’ MethodeMethodeMethodeMethode ((((methode van het kortste padmethode van het kortste padmethode van het kortste padmethode van het kortste pad))))::::

Zoals voorgesteld op Figuur 1.10, wordt bt verkregen door de extrapolatie van het

lineaire gedeelte van de permeatiestroom van waterstof bij ti =0. bt is de tijd die nodig is

voor de doorstroom van het eerste waterstofatoom (het begin van de oplaadtransiënt). Bij

deze methode wordt de diffusiecoëfficiënt gegeven door:

bt

LD

⋅=

3,15

2

(1.31)

Naast deze uitdrukking voor het kortste pad, bestaat er ook een methode om de

diffusiecoëfficiënt te berekenen via het langste pad. Deze methode houdt rekening met

de ‘termination time’. Hierbij wordt de raaklijn in het buigpunt van de oplaadtransiënt

geëxtrapoleerd tot deze snijdt met de lijn die de maximale permeatiestroom ( ∞i )

aanduidt [36], deze methode wordt echter in het kader van deze scriptie niet verder

besproken.

‘‘‘‘HalfHalfHalfHalf----rise timerise timerise timerise time’’’’ MethodeMethodeMethodeMethode [2][2][2][2]::::

Figuur 1.11 geeft zowel voor de potentiostatische als galvanostatische oplaadconditie de

uitdrukking voor de ‘half-rise time’ weer, rekening houdend met de dimensieloze

variabelen voor tijd, afstand, concentratie en stroomdensiteit, voorgesteld in vergelijking

1.32 tot 1.35:

2L

tD ⋅=τ (1.32)

L

x=χ (1.33)

( ) ( )0

,,

C

txC=τχσ (1.34)

( ) ( )∞

=J

tJτι (1.35)

Page 35: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 26

Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.Figuur 1.11111111 –––– Genormaliseerde concentratieprofielen Genormaliseerde concentratieprofielen Genormaliseerde concentratieprofielen Genormaliseerde concentratieprofielen ( )τχσ , en permeatieen permeatieen permeatieen permeatiecurves curves curves curves ( )τι voor: (a) de voor: (a) de voor: (a) de voor: (a) de

potentiostatische oplaadconditie en (potentiostatische oplaadconditie en (potentiostatische oplaadconditie en (potentiostatische oplaadconditie en (b) de galvanostatische oplaadconditie; evenals deb) de galvanostatische oplaadconditie; evenals deb) de galvanostatische oplaadconditie; evenals deb) de galvanostatische oplaadconditie; evenals de ‘half‘half‘half‘half----rise time’rise time’rise time’rise time’ 2

1t

[31][31][31][31]

Voor de ‘half-rise time’ methode wordt een waarde voor de diffusiecoëfficiënt gevonden

aan de hand van volgende uitdrukking [29][31]:

21

2

139,0t

LD ⋅= (Potentiostatische oplaadvoorwaarde) (1.36)

21

2

379,0t

LD ⋅= (Galvanostatische oplaadvoorwaarde) (1.37)

waarbij 21t gelijk is aan de tijd nodig om ( )2∞=

JtJ [29].

Page 36: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 27

Integratie methodeIntegratie methodeIntegratie methodeIntegratie methode::::

Naast bovenvermelde methodes om de diffusiecoëfficiënt te bepalen uit de

oplaadtransiënt, is het ook mogelijk dit te doen uit de ontlaadtransiënt. Door de

oppervlakte onder de ontlaadtransiënt van de permeatiecurve te integreren over het

tijdsinterval [ts,tω[, wordt aan de hand van de uitdrukking 1.38 de diffusiecoëfficiënt

berekend.

∫∞

⋅=⋅= ∞

t

tsD

LidtiQ

6

. 2

44 (1.38)

met 4Q : de lading (oppervlakte onder de ontlaadtransiënt) [C]

∞i : de maximum stroomdensiteit [A]

Bij deze methode wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen potentiostatische en

galvanostatische oplaadcondities, aangezien deze hier niet relevant zijn.

FigFigFigFiguur 1.uur 1.uur 1.uur 1.12121212 –––– Absolute permeatiecurve voor het bepalen van de diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt Absolute permeatiecurve voor het bepalen van de diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt Absolute permeatiecurve voor het bepalen van de diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt Absolute permeatiecurve voor het bepalen van de diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt [31[31[31[31]]]]

1.3.61.3.61.3.61.3.6 Diffusiviteit, oplosDiffusiviteit, oplosDiffusiviteit, oplosDiffusiviteit, oplosbbbbaarheid en permeabiliteit: de moeilijkheden bij aarheid en permeabiliteit: de moeilijkheden bij aarheid en permeabiliteit: de moeilijkheden bij aarheid en permeabiliteit: de moeilijkheden bij

het interpreterenhet interpreterenhet interpreterenhet interpreteren

InteInteInteInterpretatie van D:rpretatie van D:rpretatie van D:rpretatie van D:

De berekende waarden van D zijn vaak moeilijk te interpreteren en liggen soms ver van

de werkelijke waarden verwijderd, de oorzaak hiervan ligt meestal bij het model dat niet

volledig overeenstemt met de werkelijkheid (zie vorige paragraaf). De

oppervlakteverschijnselen interfereren vaak met het permeatieproces aan de ingangs- en

uitgangszijde van het metaal. De oppervlakte-eigenschappen worden vooral bepaald door

de aanwezigheid van oxides, hun aard is afhankelijk van de chemische eigenschappen

van het staal, de warmtebehandeling die het metaal onderging en het milieu waarin

Page 37: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 28

deze zich bevinden. Vele auteurs zijn vooral in deze fenomenen geïnteresseerd

[6][31][32][33].

Archer en Grant [31] toonden aan dat een oplaadtransiënt tussen de twee

grensvoorwaarden (potentiostatisch en galvanostatisch) kan liggen. De reden hiervoor is

te vinden bij de afhankelijkheid van de waterstofopname, deze is niet enkel bepaald door

de elektrochemische methode waarop waterstof in het membraan wordt geïntroduceerd,

maar ook door de relatieve snelheden waarbij waterstof wordt gevormd aan de

ingangszijde van het membraan en zijn diffusie erdoor. Aangezien bij de

potentiostatische randvoorwaarde slechts een klein deel van de elektrolytisch gevormde

waterstof wordt opgenomen door het membraan en bij de galvanostatische

randvoorwaarde alle opgewekte waterstof wordt opgenomen, is het onmogelijk dat beide

condities op hetzelfde moment van toepassing zijn. In het geval dat waterstof zich

uniform tussen metaal en oplossing verdeelt, is geen van beide randcondities strikt

geldig.

Zakroczymski [6] heeft vastgesteld dat bij de eerste oplading er vaak problemen

optreden met trage processen aan het oppervlak en/of problemen met het ‘trappen’, die

de eerste oplaadtransiënt verstoren.

De ontlaadtransiënt weerspiegelt – wanneer gestopt wordt met opladen – de desorptie

van de diffusieve waterstof, maar ook deze van de reversibel getrapte waterstof in het

kristalrooster. Het ‘trappen’ vermindert aanzienlijk de waarde van D en heeft een

energie die groter is dan de energie voor de migratie van H in het rooster. Zo vermindert

het ‘trappen’ de transportsnelheid van H doorheen het rooster en vergroot deze de

activatie-energie noodzakelijk voor de diffusie. De “schijnbare” diffusiecoëfficiënt

(beïnvloed door de ‘waterstoftraps’) is veel lager dan de werkelijke D (overeenkomstig

met de diffusie doorheen een ideaal rooster zonder ‘traps’). De diffusiecoëfficiënt die op

experimentele wijze wordt bepaald in zowel de literatuur als in deze scriptie stemt

overeen met de schijnbare diffusiecoëfficiënt.

Deze ongewenste effecten treden op in stalen waarin de diffusie relatief zwak en de kans

op het ‘trappen’ verhoogd is. Deze effecten leiden tot een aanzienlijke spreiding van de

waarden voor de diffusiecoëfficiënt en de oplosbaarheid van H [6][32].

Page 38: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 29

Interpretatie van CInterpretatie van CInterpretatie van CInterpretatie van C0000::::

C0 is onafhankelijk van de hoeveelheid en de aard van de ‘trapping sites’, die zowel de

irreversibele (sterke) en reversibele (zwakkere) ‘traps’ omvatten in het monster [16].

Om de spreiding tussen de experimentele resultaten en de diffusiemodellen te verklaren

zijn er theoretische modellen voorgesteld, rekening houdend met het ‘trappen’.

Bovendien werden modellen ontwikkeld die rekening houden met een variabele

oppervlakteconcentratie [34][35]. Zakroczymski [6] heeft aangetoond dat de effecten aan

het oppervlak en deze van het ontladen van de ‘traps’ niet vastgesteld worden bij een

membraan die vooraf werd geladen gedurende een oplaad- en een ontlaadtransiënt, waar

bij het begin van elke transiënt een kleine variatie in de concentratie aan H werd

geïntroduceerd. Deze beginpunten van de verschillende transiënten maken het mogelijk

om de diffusiecoëfficiënt en de oplosbaarheid van H te bepalen. Omdat de

ontlaadtransiënt vooral gevoelig is aan het ontladen van de ‘traps’, wordt deze gebruikt

om de reversibiliteit van de gevangen waterstof kwantitatief en kwalitatief te

karakteriseren.

Al deze problemen zullen worden besproken tijdens de voorstelling van de resultaten van

de permeatietesten, die werden uitgevoerd in het kader van deze scriptie.

1.3.71.3.71.3.71.3.7 VoorVoorVoorVoor---- en nadelen van de permeatiemethodeen nadelen van de permeatiemethodeen nadelen van de permeatiemethodeen nadelen van de permeatiemethode

VoordelenVoordelenVoordelenVoordelen::::

Deze methode is zeer nuttig vanwege haar eenvoud, haar flexibiliteit, de hoge

gevoeligheid, de lage kosten en de veiligheid (geen waterstofgas) [6][10][17].

Nadelen:Nadelen:Nadelen:Nadelen:

Bij de elektrochemische permeatie is het noodzakelijk om in een waterig milieu te

werken en hierdoor is het gebruik ervan beperkt tot temperaturen rond

kamertemperatuur. Omwille van deze lage gebruikstemperatuur wordt het zeer moeilijk

om deze methode te gebruiken voor metalen waarbij de diffusiecoëfficiënt lager is dan

10-15 m2.s-1 [1]. Bovendien tonen testen vaak aan dat de reproduceerbaarheid soms zeer

zwak is, wat vaak wordt toegeschreven aan het optreden van problemen aan het

membraanoppervlak. Dit werd reeds in voorgaande paragrafen besproken en maakt het

eveneens moeilijk om de resultaten op een correcte manier te interpreteren. De kwaliteit

van de permeatieproef hangt af van tal van parameters, zoals de eigenschappen van het

Page 39: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Literatuurstudie 30

oppervlak, de structurele componenten, de fouten en de staat van oxidatie aan het

oppervlak (aan- of afwezigheid van een palladiumcoating).

1.3.81.3.81.3.81.3.8 GrootteorGrootteorGrootteorGrootteorde van de diffusiecoëfficiëntende van de diffusiecoëfficiëntende van de diffusiecoëfficiëntende van de diffusiecoëfficiënten

In austeniet is de mobiliteit van waterstof lager en de oplosbaarheid hoger dan in ferriet

en martensiet [1].

Bij kamertemperatuur is de diffusiecoëfficiënt van waterstof voor de verschillende

kristalroosters [1][36][37]:

- Dijzer = (9,6±0,6).10-9 m2.s-1

- Dferriet = 1,5.10-11-1.10-8 m2.s-1

- Dausteniet = 1,4-10.10-16 m2.s-1

- Dmartensiet = 10-11 m2.s-1

- Dgetemperde martensiet ≈ 3.10-11 m2.s-1

Page 40: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 31

Hoofdstuk 2:Hoofdstuk 2:Hoofdstuk 2:Hoofdstuk 2:

AnalyseAnalyseAnalyseAnalyse---- en meetmethodesen meetmethodesen meetmethodesen meetmethodes

In deze scriptie wordt gebruik gemaakt van een aantal verschillende analyse- en

meetmethodes. Enerzijds worden elektrochemische meetmethodes, zoals cyclische

voltammetrie en elektrochemische permeatie gebruikt, en anderzijds worden er ook

fysische meetmethoden, zoals Scanning Elektronen Microscopie (SEM) en

energiedispersieve X-straal spectroscopie (EDX). Hieronder worden de voornaamste

principes toegelicht die toegepast werden bij de karakterisatie van de verschillende

monsters.

Page 41: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 32

2.12.12.12.1 Elektrochemische analyseElektrochemische analyseElektrochemische analyseElektrochemische analyse

2.1.12.1.12.1.12.1.1 Cyclische voltammetrieCyclische voltammetrieCyclische voltammetrieCyclische voltammetrie [39][39][39][39]

2.1.1.12.1.1.12.1.1.12.1.1.1 Principe van cyclische voltammetriePrincipe van cyclische voltammetriePrincipe van cyclische voltammetriePrincipe van cyclische voltammetrie

Cyclische voltammetrie (CV) is een veelgebruikte techniek om een elektrochemisch

systeem te karakteriseren. Tijdens het opmeten van een CV legt de potentiostaat – in

het geval van een analoog systeem – een (driehoeksvormig) potentiaalverloop op aan de

werkelektrode. Het is ook mogelijk een trapvormig potentiaalverloop op te leggen.

Wanneer de potentiaal van een elektrode wijzigt, bereikt het systeem niet onmiddellijk

een ‘steady-state’ (stationair) regime, dat overeenstemt met de opgelegde potentiaal. Het

kan dus een tijdje duren (100 µs tot 1 s) vooraleer de ladingen, die de ingestelde

potentiaal moeten opbouwen, volledig op het elektrodeoppervlak aanwezig zijn.

Hetzelfde geldt voor de elektro-actieve species in de oplossing; bij elke overpotentiaal

wordt een bepaald concentratieprofiel in de buurt van de elektrode bekomen, die de

overeenkomstige stroomdensiteit oplevert. Snelle veranderingen van de potentiaal in

functie van de tijd (‘sweep’) brengen in de oplossing – in de nabijheid van de elektrode –

een transport op gang van elektro-actieve species. Het duurt een bepaalde tijd vooraleer

een nieuwe steady-state toestand wordt bekomen. Continue registratie en analyse van

de stroomspanningskarakteristieken – opgenomen onder ‘niet steady-state’ (niet-

stationaire) voorwaarden (transiënte spanningen of stromen) – kunnen bijkomende

informatie opleveren omtrent de kinetiek en het reactiemechanisme van de

‘elektrochemische’ reacties aan het werkelektrode (monster) oppervlak. In de context van

deze scriptie wordt aandacht besteed aan de cyclische ‘sweep’ voltammetrie, kortweg

Cyclische Voltammetrie (CV) genoemd. De potentiaal wordt gestart op een beginwaarde

(E1) en met een bepaalde scansnelheid (ν [V.s-1], ‘sweep rate’) lineair gevarieerd tot een

maximale waarde E2, waarna de potentiaal van de elektrode met dezelfde scansnelheid

lineair wordt teruggebracht tot E1. Voor de verandering van de potentiaal in functie van

de tijd (t) worden volgende eenvoudige betrekkingen gevonden:

E = E1 + νt ‘voorwaartse scan’

E = E2 - νt ‘achterwaartse scan’

Een schematische voorstelling van de experimentele opstelling, de potentiaalscan van

één CV-cyclus en de respons (stroomspanningskarakteristiek, I-E) die wordt bekomen,

wordt in Figuur 2.1 voorgesteld.

Page 42: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 33

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.1111 –––– Schematische voorstelling van de opstelling voor het opnemen van een enkelvoudig CV. RE: Schematische voorstelling van de opstelling voor het opnemen van een enkelvoudig CV. RE: Schematische voorstelling van de opstelling voor het opnemen van een enkelvoudig CV. RE: Schematische voorstelling van de opstelling voor het opnemen van een enkelvoudig CV. RE: referentiereferentiereferentiereferentie----elektrode, WE: werkelektrode, WE: werkelektrode, WE: werkelektrode, WE: werkelektrode, TEelektrode, TEelektrode, TEelektrode, TE: tegenelektrode. De potentiaal: tegenelektrode. De potentiaal: tegenelektrode. De potentiaal: tegenelektrode. De potentiaal in functie van de tijd is in functie van de tijd is in functie van de tijd is in functie van de tijd is schematisch aangegeven net zoals schematisch aangegeven net zoals schematisch aangegeven net zoals schematisch aangegeven net zoals de bekomen respons: Ide bekomen respons: Ide bekomen respons: Ide bekomen respons: I----EEEE (het cyclisch voltammogram)(het cyclisch voltammogram)(het cyclisch voltammogram)(het cyclisch voltammogram) [40][40][40][40]

Voor de verklaring van de cyclische voltammogrammen wordt uitgegaan van de

eenvoudige elektrochemische reactie:

Ox + n e- ↔ Red (2.1)

Op Figuur 2.2 wordt vastgesteld dat, wanneer er onder steady-state voorwaarden wordt

gescand, een klassiek I-E patroon wordt bekomen (rechts – ‘steady-state response’),

naarmate de scansnelheid toeneemt evolueert dit deel van het cyclisch voltammogram

naar een "piek". Om dit fenomeen te verklaren moet worden gekeken naar wat er zich

afspeelt in de elektrolyt in de omgeving van het elektrodeoppervlak. Dit wordt

voorgesteld door het concentratieprofiel van de elektro-actieve specie op Figuur 2.3.

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.2222 –––– Links: verloop van de potentiaal in functie van de tijd. Rechts: een speLinks: verloop van de potentiaal in functie van de tijd. Rechts: een speLinks: verloop van de potentiaal in functie van de tijd. Rechts: een speLinks: verloop van de potentiaal in functie van de tijd. Rechts: een specifieke piek uit het CV cifieke piek uit het CV cifieke piek uit het CV cifieke piek uit het CV voor verschillende scansnelhedenvoor verschillende scansnelhedenvoor verschillende scansnelhedenvoor verschillende scansnelheden [40][40][40][40]

Page 43: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 34

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.3333 –––– ConcentratieConcentratieConcentratieConcentratie----afstandsprofiel vafstandsprofiel vafstandsprofiel vafstandsprofiel voor de elektrooor de elektrooor de elektrooor de elektro----actieve specie (oactieve specie (oactieve specie (oactieve specie (oxidans) tijdens een lineair xidans) tijdens een lineair xidans) tijdens een lineair xidans) tijdens een lineair scanscanscanscan experiment.experiment.experiment.experiment. De curven komen overeen met respectievelijk (a) EDe curven komen overeen met respectievelijk (a) EDe curven komen overeen met respectievelijk (a) EDe curven komen overeen met respectievelijk (a) Eeeee = + 90 mV, (b) E= + 90 mV, (b) E= + 90 mV, (b) E= + 90 mV, (b) Eeeee = + 50 mV, (c) E= + 50 mV, (c) E= + 50 mV, (c) E= + 50 mV, (c) Eeeee = = = = ---- 28 28 28 28

mV, (d) EmV, (d) EmV, (d) EmV, (d) Eeeee = = = = ---- 128 mV, (e) E128 mV, (e) E128 mV, (e) E128 mV, (e) Eeeee = = = = ---- 280 mV en (f) E280 mV en (f) E280 mV en (f) E280 mV en (f) Eeeee = = = = ---- 280 mV280 mV280 mV280 mV [40][40][40][40]

Onder steady-state voorwaarden worden de concentraties van de elektro-actieve species

op een afstand van de elektrode ( ∞OxC ) uniform gehouden door natuurlijke convectie. In

de onmiddellijke omgeving van de elektrode is een (lineaire) concentratiegradiënt

aanwezig, beter gekend als de Nernst-diffusielaag. De verhouding redOx CC / wordt voor

een reversibele reactie gegeven door de wet van Nernst [39]:

⋅⋅+=

red

Oxee C

C

Fn

TREE ln0 (2.2)

met eE : evenwichtspotentiaal van de elektrode [V]

0eE : standaard evenwichtspotentiaal (E°) [V]

OxC : concentratie aan oxidans [M]

redC : concentratie aan reductans [M]

R : universele gasconstante (= 8,314 [J.mol-1.K-1])

T : temperatuur [K]

n : aantal uitgewisselde elektronen [-]

F : constante van Faraday (= 96485 [C.mol-1])

Indien de potentiaal negatiever wordt gemaakt, daalt de concentratie aan oxidans in de

nabijheid van het elektrodeoppervlak. Hierdoor wordt de concentratiegradiënt groter en

Page 44: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 35

neemt de stroom toe. Op een bepaald ogenblik wordt de concentratie aan het oppervlak

gelijk aan nul, waardoor het concentratieprofiel zijn maximale waarde heeft bereikt en

dus niet meer verandert. De stroom bereikt een ‘plateauwaarde’ en wordt omschreven

als een limietstroom.

Indien de scansnelheid verhoogd wordt, heeft de diffusielaag onvoldoende tijd om te

relaxeren tot de nieuwe evenwichtstoestand. De diffusielaag heeft hierdoor niet de kans

zich over de volledige laagdikte te vormen. De concentratieprofielen zijn in dit geval

steiler. Vanaf het moment dat de reductiepotentiaal van het oxidans wordt bereikt, daalt

de concentratie van de specie aan het elektrodeoppervlak. Hierdoor probeert het systeem

zich aan te passen om opnieuw te voldoen aan de wet van Nernst (potentiaalwet), met

als gevolg de opbouw van een Nernst-diffusielaag. Wanneer de potentiaal gewijzigd

wordt tijdens de relaxatie, daalt de concentratie aan oxidans verder en wordt een steiler

concentratieprofiel bekomen – in vergelijking met dat van de overeenkomstige steady-

state toestand – en wordt de stroom ook groter (Figuur 2.3 (b)-(d)). Op een gegeven

moment bereikt de concentratie van het oxidans aan het elektrodeoppervlak haar

minimale waarde (nul). Verdere polarisatie van de elektrode brengt geen daling van de

concentratie aan het elektrodeoppervlak teweeg en het concentratieprofiel evolueert

terug naar het Nernst-profiel (minder steil); de stroom zal dus dalen tot de steady-state

stroom wordt bereikt (Figuur 2.3: (e)-(f)). Dit alles verklaart het ontstaan van een ‘bult’

op het spanning-stroom (E-I) diagram en is duidelijk te zien in Figuur 2.2 (rechts). Ook

wordt vastgesteld dat de intensiteit van de stroompiek toeneemt met de scansnelheid, dit

is logisch vermits de kans op relaxatie korter wordt.

Onder evenwichtvoorwaarden zou de stroom, bij het omkeren van de potentiaalscan,

onmiddellijk in de andere richting vloeien [40]. Dit is niet het geval voor grote

scansnelheden (grootteorde tientallen mV.s-1). In dit geval is er een aanzienlijke

concentratie aan reductans aanwezig in de buurt van de elektrode en wordt in eerste

instantie nog steeds reductans bijgevormd (door de traagheid van het systeem). Dit

gebeurt totdat de potentiaal terug de waarde eE benadert. Als de potentiaal deze waarde

bereikt, wordt het reductans terug geoxideerd tot oxidans. Hierdoor vloeit er een stroom

doorheen het systeem in omgekeerde zin. Opnieuw wordt door verder te polariseren de

concentratie van reductans aan het elektrodeoppervlak gelijk aan nul. Het

stroomspanningprofiel (I-E) zal analoog zijn als bij de scan in de richting van de

reductie. De gevormde piek zal wel in tegengestelde zin weergegeven worden. Figuur 2.4

toont de algemene vorm van een cyclisch voltammogram (CV).

Page 45: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 36

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.4444 –––– Voltammogram voor een reversiVoltammogram voor een reversiVoltammogram voor een reversiVoltammogram voor een reversibele elektrochemische reactie : Obele elektrochemische reactie : Obele elektrochemische reactie : Obele elektrochemische reactie : Oxxxx + n e+ n e+ n e+ n e---- ↔↔↔↔ RRRRedededed. Bij de star. Bij de star. Bij de star. Bij de start t t t van het experiment is alleen ovan het experiment is alleen ovan het experiment is alleen ovan het experiment is alleen oxxxxidansidansidansidans aanwezig in de oplossing. Eaanwezig in de oplossing. Eaanwezig in de oplossing. Eaanwezig in de oplossing. EP2P2P2P2CCCC is de "half wave potential" en Eis de "half wave potential" en Eis de "half wave potential" en Eis de "half wave potential" en EPPPPCCCC de de de de

piekpotentiaal voor de voorwaartse reactie (reductie)piekpotentiaal voor de voorwaartse reactie (reductie)piekpotentiaal voor de voorwaartse reactie (reductie)piekpotentiaal voor de voorwaartse reactie (reductie) [40][40][40][40]

Uit deze figuur wordt vastgesteld dat de anodische piek ( ), ten opzichte van de abscis,

kleiner is dan de kathodische piek ( ) en de potentiaal zijn oorspronkelijke waarde niet

meer bereikt ( ). Dit komt omdat tijdens het verloop van het experiment een fractie

van het gevormde reductans weg diffundeert van de elektrode en binnen het tijdsbestek

van het experiment (hoge scansnelheid) de kans niet meer krijgt om vanuit de bulk van

de oplossing terug beschikbaar te zijn voor oxidatie.

2.1.1.22.1.1.22.1.1.22.1.1.2 PrakPrakPrakPraktische uitvoeringtische uitvoeringtische uitvoeringtische uitvoering

Bij het elektrochemisch karakteriseren van de monsters wordt gebruik gemaakt van een

drie-elektrodensysteem. Deze elektrodes, namelijk de werkelektrode, de referentie-

elektrode en de tegenelektrode, zijn opgesteld in een cel met een volume van 250 ml. De

ruimtelijke specificaties zijn voor alle metingen dezelfde, aangezien de elektrodes telkens

op dezelfde manier worden opgesteld (Figuur 2.5) en de oppervlaktes van de

verschillende elektrodes en hun onderlinge afstand tijdens de metingen constant blijven.

Er wordt opgemerkt dat hoewel de theoretische oppervlakte van de werkelektrode

constant blijft tijdens de metingen, het specifieke of werkelijke oppervlak kan variëren.

Dit komt omdat niet alle te karakteriseren samples dezelfde ruwheid hebben en/of

porositeit vertonen.

Page 46: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 37

Iedere elektrode die opgesteld staat in de cel heeft enkele specifieke kenmerken, deze

specificaties worden hieronder kort verduidelijkt:

• De werkelektrode: De werkelektrode: De werkelektrode: De werkelektrode:

Aan het sample (werkelektrode) worden de optredende elektrochemische reacties

bestudeerd. De werkelektrode bestaat in de gebruikte opstelling uit een geleidend

dragermateriaal (Fe) waarop al dan niet een palladiumcoating werd aangebracht.

De potentiaal wordt gemeten ten opzichte van een referentie-elektrode met

gekende potentiaal. De werkelektrode maakt contact met de elektrolyt via een

oppervlakte van 1 cm2.

• De referentieDe referentieDe referentieDe referentie----elektrode:elektrode:elektrode:elektrode:

Dit is een verzadigde Hg/Hg2SO4-elektrode met een gekende potentiaal van

+0,640 mV ten opzichte van de Standaard Waterstofelektrode (SHE, bij 298,15 K

en 1 bar). In de cel bevindt de referentie-elektrode zich in een glazen

compartiment, dat uitmondt in een Luggincapillair dicht bij de werkelektrode.

Het Luggincapillair wordt gebruikt voor potentiaalmetingen in de nabijheid van

de werkelektrode zonder dat hierbij storende effecten optreden, zoals een

spanningsval door de elektrolytweerstand bij stroomdoorgang [39].

• De tegenelektrode:De tegenelektrode:De tegenelektrode:De tegenelektrode:

De tegenelektrode is een platinarooster of een ander inert materiaal. In deze

scriptie wordt gewerkt met een tegenelektrode in platina met een

roosteroppervlakte van ongeveer 6,25 cm2. Tijdens de meting vloeit stroom in de

oplossing tussen de werkelektrode en de tegenelektrode [39].

Voor de elektrochemische metingen wordt gebruik gemaakt van een AMetek VersaStat4

potentiostaat. Dit is een instrument dat de potentiaal van de werkelektrode stuurt,

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.5555 ---- LiLiLiLinks: Foto van de cel waarin drienks: Foto van de cel waarin drienks: Foto van de cel waarin drienks: Foto van de cel waarin drie elektrodeselektrodeselektrodeselektrodes zijn opgesteld. Rechts: schema zijn opgesteld. Rechts: schema zijn opgesteld. Rechts: schema zijn opgesteld. Rechts: schema datdatdatdat overeenstemt met de foto, waovereenstemt met de foto, waovereenstemt met de foto, waovereenstemt met de foto, waarop de verschillende elektrodesarop de verschillende elektrodesarop de verschillende elektrodesarop de verschillende elektrodes zijn aangeduid: TE: tegenelektrode, RE: zijn aangeduid: TE: tegenelektrode, RE: zijn aangeduid: TE: tegenelektrode, RE: zijn aangeduid: TE: tegenelektrode, RE:

referentiereferentiereferentiereferentie----elektrode, WE: werkelektrodeelektrode, WE: werkelektrodeelektrode, WE: werkelektrodeelektrode, WE: werkelektrode

Page 47: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 38

controleert en de resulterende stroom meet. De werking van dit toestel wordt het best

weergegeven door het schema op Figuur 2.6.

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.6666 –––– Werkingsschema van een potentiostaat. TE: tegenelektrode, RE: rWerkingsschema van een potentiostaat. TE: tegenelektrode, RE: rWerkingsschema van een potentiostaat. TE: tegenelektrode, RE: rWerkingsschema van een potentiostaat. TE: tegenelektrode, RE: referentieeferentieeferentieeferentie----elektrode, WE: elektrode, WE: elektrode, WE: elektrode, WE: werkelektrode en Uwerkelektrode en Uwerkelektrode en Uwerkelektrode en Ussss: stuurspanning : stuurspanning : stuurspanning : stuurspanning [41][41][41][41]

De potentiostaat is verbonden met een PC die de metingen stuurt via het programma

VersaStudio. In een experiment waarbij cyclische voltammetrie wordt toegepast, wordt

de potentiaal van de werkelektrode gevarieerd en de resulterende stroom (Y) in functie

van de potentiaal (X) uitgezet. VersaStudio legt een bepaalde stuurspanning op aan de

potentiostaat, zodat de potentiaal aan de werkelektrode varieert volgens een bepaald

traject (een cyclus, bijvoorbeeld van 1000 mV naar -1000 mV en terug), hierdoor treedt in

de cel een stroom op tussen de werk- en de tegenelektrode. De snelheid waarmee een

bepaald potentiaalgebied wordt afgescand, is een bepalende factor voor de vorm van het

bekomen cyclisch voltammogram.

2.1.22.1.22.1.22.1.2 Elektrochemische permeatieElektrochemische permeatieElektrochemische permeatieElektrochemische permeatie

Het principe van de elektrochemische permeatie van waterstof doorheen een stalen

membraan (monster) werd al gedeeltelijk in paragraaf 1.1.2.2 en 1.3 besproken.

Page 48: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 39

De permeatie wordt over het algemeen uitgevoerd over een dun (±600 µm) membraan

van het te bestuderen materiaal. Bij het testen wordt galvanostatisch (door een

constante elektrische stroom) of potentiostatisch (door het aanleggen van een constante

spanning) waterstof opgewekt in de waterige oplossing aan de intredezijde van het

membraan; deze diffundeert vervolgens door het membraan tot aan de uittredezijde, hier

wordt de waterstof gedetecteerd door anodische oxidatie van H in een afgescheiden

elektrolytisch medium.

De verschillende stappen van de elektrochemische permeatie (Figuur 2.7) staan

hieronder opgesomd [1]:

- adsorptie aan het intredeoppervlak omwille van de elektrochemische reductie (zie

paragraaf 1.1.2.2);

- absorptie van de atomen in het membraan en het interstitieel oplossen ervan (zie

paragraaf 1.1.2.2);

- diffusie doorheen het membraan onder invloed van de concentratiegradiënt, dit

wordt eventueel beïnvloed door het fenomeen van ‘trappen’;

- overgang van geabsorbeerde toestand naar een geadsorbeerde toestand aan de

uittredezijde van het membraan;

- desorptie door oxidatie van H tot H+ die vervolgens in oplossing gaat.

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.7777 –––– Vereenvoudigd schema van de stappen in de elektrochemische permeatie van H; TE: Vereenvoudigd schema van de stappen in de elektrochemische permeatie van H; TE: Vereenvoudigd schema van de stappen in de elektrochemische permeatie van H; TE: Vereenvoudigd schema van de stappen in de elektrochemische permeatie van H; TE: tegenelektrode (Pt), ref: referentietegenelektrode (Pt), ref: referentietegenelektrode (Pt), ref: referentietegenelektrode (Pt), ref: referentie----elektrode (Hg/Hgelektrode (Hg/Hgelektrode (Hg/Hgelektrode (Hg/Hg2222SOSOSOSO4444), WE: werkelektrode (monster) ), WE: werkelektrode (monster) ), WE: werkelektrode (monster) ), WE: werkelektrode (monster) [42][42][42][42]

N2

x

L

WE

TE TE ref

HHHH2222OOOO + e+ e+ e+ e---- OHOHOHOH---- + + + + HHHHads ads ads ads HHHHabs abs abs abs HHHHadsadsadsads + OH+ OH+ OH+ OH---- HHHH2222OOOO + e+ e+ e+ e----

D

Cte kathodische stroom

0,1N NaOH 0,1N NaOH

N2

Pd-coating

Anodische stroom

Page 49: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 40

Aan de uittredezijde van het membraan wordt de oxidatie van de atomaire waterstof

verzekerd door een anodische potentiaal (+300 mV ten opzichte van SHE). De

detectievloeistof is meestal een alkalische oplossing van 0,1N NaOH [6][16][17][18][43].

De detectie van waterstof aan de uittredezijde vereist een hogere polarisatie dan de

evenwichtspotentiaal EH van waterstof (overspanning). Er moet evenwel voor gezorgd

worden dat de stroom – afkomstig van de oxidatie van de waterstof – niet beïnvloed

wordt door de anodische stroom als gevolg van het aantasten van het metaal. Om dit de

vermijden moet EH zoveel mogelijk worden verlaagd en dit door te opteren voor een

detectiemilieu bij een hoge pH en die zo min mogelijk agressief is, vandaar de keuze voor

soda [1].

De oplossing aan de oplaadzijde van de permeatiecel is ofwel een 0,1N H2SO4-oplossing

[5][22] of een 0,1N NaOH-oplossing [21][36][38][45][46]. In deze scriptie wordt gebruik

gemaakt van 0,1N NaOH. Het voordeel hieraan is minder aantasting van het monster

aan de intredezijde, het nadeel is de lagere flux aan waterstof doorheen het staal [46].

De permeatiecel bestaat uit twee compartimenten (Figuur 2.8) met elk een referentie-

elektrode (RE), een tegenelektrode (Pt), een potentiostaat aan de kant van de detectie en

een stroomgenerator (twee batterijen van 12V) aan de kant waar het opladen

plaatsvindt.

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.8888 –––– Devanathan celDevanathan celDevanathan celDevanathan cel voor elektrochemische permeatie (galvanostatische conditie) voor elektrochemische permeatie (galvanostatische conditie) voor elektrochemische permeatie (galvanostatische conditie) voor elektrochemische permeatie (galvanostatische conditie) [26][26][26][26]

De intredezijde is onderworpen aan verschillende fenomenen, zoals de aanval van het

oppervlak door de elektrolyt, waardoor de werkelijke concentratie aan opgeloste

waterstof moeilijk te bepalen is. De problemen aan het oppervlak worden vaak

genegeerd omdat de kinetiek van deze fenomenen veel sneller is dan deze in de bulk van

Page 50: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 41

het materiaal [43]. Meer specifieke details en parameters die gebruikt werden bij het

experimenteel onderzoek in functie van deze masterthesis, vindt u in Hoofdstuk 5.

De polarisatie aan de uittredezijde van het membraan, op een potentiaal die hoger is dan

de evenwichtspotentiaal van waterstof, volstaat niet om alle waterstofatomen te

oxideren. Een deel van de atomen recombineren en vormen hierbij waterstofgas,

hierdoor worden ze niet gemeten in de detectiestroom. Door het contact met de soda

vormt zich op het metalen membraan een passiverend laagje (oxide) en deze laag vormt

een barrière voor de waterstof. De gemeten stroom is daardoor niet meer representatief

voor de hoeveelheid waterstofatomen die door het staal zijn gediffundeerd [44]. Om dit te

vermijden wordt een dun laagje palladium aangebracht op de uittredezijde van het

membraan (detectiezijde), dit zorgt voor een totale oxidatie van de waterstof door het

inhibiteren van de recombinatiereactie tot H2-moleculen [44]. Het gebruik van deze

dunne Pd-coating is dus noodzakelijk bij de permeatie doorheen ferritische stalen om tot

nauwkeurige resultaten te komen. Hierop wordt verder ingegaan in Hoofdstuk 4.

Page 51: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 42

2.22.22.22.2 Fysische analyseFysische analyseFysische analyseFysische analyse Voor de fysische analyse van de (gepalladineerde) monsters wordt gebruik gemaakt van

twee verschillende technieken, namelijk scanning elektronen microscopie (SEM) en

energiedispersieve X-straal spectroscopie (EDX). De scanning elektronen microscoop

wordt gebruikt voor de visuele oppervlaktekarakterisatie van de palladiumcoating,

terwijl de energiedispersieve X-straal spectroscopie wordt gebruikt voor het bepalen van

een plaatselijke chemische samenstelling van de coating.

2.2.12.2.12.2.12.2.1 SEMSEMSEMSEM Scanning elektronen microscopie is een beeldvormende techniek, die gebruikt wordt om

het oppervlak van monsters te bekijken. Hierdoor wordt de morfologie van de Pd-coating

zeer plaatselijk bestudeerd. Het elektronenoptisch systeem van de SEM is opgebouwd

zoals voorgesteld in Figuur 2.8. Deze bevat typisch een elektronenbron, twee of meer

elektrische of magnetische lenzen, een afbuigsysteem, een ‘blanker’ of ‘shutter’ om de

bundel aan en af te zetten, een stigmator voor het corrigeren van mogelijk astigmatisme

in de bundel, aperturen voor het definiëren van de bundel, een alignerend systeem voor

het centreren van de bundel en een elektronendetector.

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.9999 –––– ElektronenElektronenElektronenElektronenoptisch systeem van de SEMoptisch systeem van de SEMoptisch systeem van de SEMoptisch systeem van de SEM [47][47][47][47]

Page 52: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 43

Elektronen kunnen in vacuüm versneld worden door het aanleggen van een elektrische

spanning. Bij de SEM worden de elektronen versneld in de richting van het sample door

het aanleggen van een bepaalde spanningsgradiënt doorheen het optisch systeem van de

SEM. De spanning tussen de kathode (wolfraam filament) en de anode ligt in de

grootteorde van 0,5 tot 30 kV, bij de metingen uitgevoerd in deze scriptie werd dit tussen

de 15 en 25 kV gehouden. Met behulp van magnetische velden wordt de

elektronenbundel gefocust op een bepaalde plaats in het monster. De bundel primaire

elektronen wordt door elektromagnetische velden snel heen en weer bewogen in lijnen en

wordt na iedere lijn opgeschoven in de richting loodrecht op de lijn. Zo wordt het sample

volledig gescand door elektronen. De interactie van de primaire elektronen met het

materiaal geeft aanleiding tot teruggekaatste (‘back-scattered’) elektronen (elastische

interactie), secundaire elektronen (inelastische interactie) en Augerelektronen en X-

stralen door ionisatie van atomen in de vaste stof (Figuur 2.10). Dankzij dit laatste is het

mogelijk om naast een observatie van het oppervlak, ook een plaatselijke elementanalyse

van het monster uit te voeren (cf. EDX, paragraaf 2.2.2).

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.10101010 –––– Schematische voorstelling van de verschillende soorten elektronen bij scanning elektronen Schematische voorstelling van de verschillende soorten elektronen bij scanning elektronen Schematische voorstelling van de verschillende soorten elektronen bij scanning elektronen Schematische voorstelling van de verschillende soorten elektronen bij scanning elektronen microscopie (SEM)microscopie (SEM)microscopie (SEM)microscopie (SEM) [48][48][48][48]

‘Back-scattered electrons’ (BSE) zijn elastisch teruggekaatste primaire elektronen

zonder energieverlies. Hierdoor bevatten ze een energie gelijk aan het verschil van de

energie van de primaire elektronen en maximum 50 eV. Secundaire elektronen (SE) zijn

elektronen die door de primaire elektronen uit de buitenste niveaus van de atomen

worden losgeslagen. Ze bezitten hierdoor een lage energiewaarde van maximaal 50 eV.

Door ionisatie van de binnenste schillen (‘inner-shield-ionisatie’) worden tenslotte ook

nog X-stralen gegenereerd. Als de energie van de primaire elektronen groter is dan de

bindingsenergie van een elektron op één van de binnenste schillen van een atoom, geeft

dit aanleiding tot karakteristieke X-stralen (elementafhankelijk). Als de energie

daarentegen kleiner is dan de bindingsenergie van een elektron op één van de binnenste

Page 53: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Analyse- en meetmethodes 44

schillen, leidt dit tot de witte achtergrondstraling. Door het energieverlies van de

primaire elektronen, naarmate ze dieper in het materiaal dringen, sterft uiteindelijk ook

het effect van de X-straling uit (±1,4µm diep).

2.2.22.2.22.2.22.2.2 EDXEDXEDXEDX Er bestaan vrijstaande energiedispersieve X-straal spectroscopie (EDX) toestellen, maar

meestal wordt een EDX-systeem geïntegreerd in een scanning elektronen microscoop

(SEM). De opbouw van het optisch deel van de SEM werd reeds besproken in paragraaf

2.2.1. De SEM, gebruikt in het kader van deze scriptie, was voorzien van een energie-

dispersieve X-stralen (EDX) detector. Deze detector is een vaste stof detector, in dit geval

silicium dat met lithium gedopeerd is. Om te voorkomen dat lithium zou diffunderen,

wordt de EDX-detector continu gekoeld met vloeibare stikstof. De EDX-detector is in

staat om de verschillende elementen te bepalen die in het materiaal voorkomen, enkel de

zeer lichte elementen worden niet gedetecteerd maar dit is in het kader van dit

onderzoek niet van toepassing.

De X-stralen ontstaan, zoals reeds weergegeven in 2.2.1, na ionisatie en relaxatie van

elektronen in de binnenste schillen van de atomen. De relaxatie is gebonden aan

bepaalde selectieregels en dus kunnen enkel specifieke energieniveaus uit het materiaal

vrijkomen. Uiteindelijk wordt een X-straalspectrum verkregen met de karakteristieke

pieken van de aanwezige elementen. Bij de EDX-metingen in deze scriptie werd enkel

gewerkt met de Kα-pieken van de verschillende elementen. De bepaling van de

gewichtsfractie gebeurde echter rekening houdend met alle pieken. In Figuur 2.11 wordt

een voorstelling gegeven van de mogelijke overgangen, die bij EDX-analyse worden

opgemeten.

Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.Figuur 2.11111111 –––– Mogelijke energieovergangen van de elektronen in de binnenste schillen van een atoomMogelijke energieovergangen van de elektronen in de binnenste schillen van een atoomMogelijke energieovergangen van de elektronen in de binnenste schillen van een atoomMogelijke energieovergangen van de elektronen in de binnenste schillen van een atoom

Page 54: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 45

Hoofdstuk 3:Hoofdstuk 3:Hoofdstuk 3:Hoofdstuk 3:

Opladen van waterstof in staalOpladen van waterstof in staalOpladen van waterstof in staalOpladen van waterstof in staal

Om de impact van de aanwezigheid van waterstof op staal te kunnen nagaan, is het

nodig om de monsters met waterstof op te laden (‘charging’). Het is reeds gekend dat

gedurende de kathodische waterstofoplading de waterstofabsorptie in het materiaal

beïnvloed wordt door verschillende factoren, zoals bijvoorbeeld de oppervlakteruwheid,

de geometrie van het monster,…. Deze oppervlakteruwheid wordt in paragraaf 4.2.2

verder toegelicht. Ook het type elektrolyt dat gebruikt wordt tijdens het opladen,

beïnvloedt de waterstofabsorptie in het monster; sommige auteurs gebruikten een

elektrolyt vergiftigd met arseen, anderen gebruikten thioureum als ‘poison’.

In deze scriptie worden de twee verschillende elektrolyttypes en hun invloed op de

‘blister’-vorming met elkaar vergeleken. Alle testen werden bij kamertemperatuur

uitgevoerd op zuiver ijzer (‘Fe0%’). De variabele parameters waren de elektrolyt, de

stroomdichtheid en de oplaadtijd.

Page 55: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 46

3.13.13.13.1 MateriaalMateriaalMateriaalMateriaal----eeeelektrolytlektrolytlektrolytlektrolytkoppelkoppelkoppelkoppel

3.1.13.1.13.1.13.1.1 MateriaalMateriaalMateriaalMateriaal

De experimenten hieronder besproken werden allemaal uitgevoerd op zuiver ijzer

(‘Fe0%’), dat werd aangemaakt in een Pfeiffer VSG100 vacuüm smelt- en gietinstallatie

onder een beschermende argonatmosfeer. Via warm- en koudwalsen werden vlakke

platen van 1.8 mm dikte bekomen. De platen ondergingen vervolgens een

warmtebehandeling van 750°C gedurende 30s in een zoutbad. De korrelgrootte werd via

de lineaire interceptmethode bepaald en was ±30 µm.

Materiaal/ElementMateriaal/ElementMateriaal/ElementMateriaal/Element CCCC MnMnMnMn SiSiSiSi AndereAndereAndereAndere

Zuiver ijzer (Fe0%)Zuiver ijzer (Fe0%)Zuiver ijzer (Fe0%)Zuiver ijzer (Fe0%) 0,0015 0,0003 0,0 < 0,02 Al, P

Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.1111 –––– Chemische samenstelChemische samenstelChemische samenstelChemische samenstellinglinglingling van het gebruikte materiaal (in gewichtsprocent) van het gebruikte materiaal (in gewichtsprocent) van het gebruikte materiaal (in gewichtsprocent) van het gebruikte materiaal (in gewichtsprocent) [49][49][49][49]

3.1.23.1.23.1.23.1.2 ElektrolytenElektrolytenElektrolytenElektrolyten

Zoals hierboven reeds vermeld, wordt gebruik gemaakt van 2 elektrolyttypes. In deze

paragraaf worden de concentraties van de elektrolyten weergegeven; voor verdere

specificaties omtrent deze elektrolyten en experimenten wordt verwezen naar het werk

van D. Pérez Escobar [49] of naar de scriptie van C. Minambres [50].

De elektrolyten die in dit hoofdstuk gebruikt worden, zijn:

• Commercieel verkrijgbaar aCommercieel verkrijgbaar aCommercieel verkrijgbaar aCommercieel verkrijgbaar arseenrseenrseenrseen gebaseerdgebaseerdgebaseerdgebaseerd elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

0,5g As2O3 + 0,25g HgCl2 + 30 ml H2SO4 opgelost in 1 liter H2O

• Thioureum Thioureum Thioureum Thioureum inininin HHHH2222SOSOSOSO4444 elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

5g, en 1g thioureum opgelost in 1N H2SO4-oplossing

• Thioureum Thioureum Thioureum Thioureum inininin NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

5g, 1g en 0,2g thioureum + 4g NaOH opgelost in 1 liter H2O

• NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

4g NaOH opgelost in 1 liter H2O

Page 56: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 47

3.23.23.23.2 Blistermapping Blistermapping Blistermapping Blistermapping [49][49][49][49]

Om de beschadiging van het materiaaloppervlak – ten gevolge van de waterstofoplading

– na te gaan, wordt een blistermapping uitgevoerd. Alle monsters werden geschuurd met

behulp van de Ziersch & Baltrusch oppervlakteschuurmachine met een aluminiumoxide

schuurwiel dat roteerde aan 3100 RPM. Additioneel werden enkele monsters verder

gepolijst. De hoeveelheid thioureum werd ook constant gehouden (5 g/l) tijdens de

blistermapping, zowel in het 0,1N NaOH-elektrolyt als in het 1N H2SO4-elektrolyt.

3.2.13.2.13.2.13.2.1 Arseen Arseen Arseen Arseen gebaseerd gebaseerd gebaseerd gebaseerd elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

De blistermap voor zuiver ijzer in een arseen gebaseerd elektrolyt is voorgesteld in Tabel

3.2. Hier kan men uit afleiden dat bij korte tijden en lage stroomdensiteiten geen

blistervorming optreedt.

Stroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijd 5’5’5’5’ 10’10’10’10’ 20’20’20’20’ 30’30’30’30’ 1h1h1h1h 2h2h2h2h 4444hhhh 8h8h8h8h 1d1d1d1d 2d2d2d2d 3d3d3d3d

50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm----2222

10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm----2222

5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm----2222

2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm----2222

0,8 mA.cm0,8 mA.cm0,8 mA.cm0,8 mA.cm----2222

Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.2222 –––– BlistBlistBlistBlistermap van zuiver ijzer in een aermap van zuiver ijzer in een aermap van zuiver ijzer in een aermap van zuiver ijzer in een arseenrseenrseenrseen gebaseerdgebaseerdgebaseerdgebaseerd elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt: (groen) geen blistervorm: (groen) geen blistervorm: (groen) geen blistervorm: (groen) geen blistervorming, ing, ing, ing, (rood) blistervorming (rood) blistervorming (rood) blistervorming (rood) blistervorming [49][49][49][49]

Wanneer de blisters – gevormd bij lage stroomdensiteiten en lange tijden – worden

vergeleken met deze bij hoge stroomdensiteiten en korte tijden, wordt een verschil

waargenomen.

3.2.23.2.23.2.23.2.2 TTTThioureum hioureum hioureum hioureum inininin HHHH2222SOSOSOSO4444 elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Stroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijd 5’5’5’5’ 10’10’10’10’ 20’20’20’20’ 30’30’30’30’ 1h1h1h1h 2h2h2h2h 4h4h4h4h 8h8h8h8h 1d1d1d1d 2d2d2d2d 3d3d3d3d

50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm----2222

10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm----2222

5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm----2222

2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm----2222

0,8 mA.cm0,8 mA.cm0,8 mA.cm0,8 mA.cm----2222

Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.3333 –––– Blistermap van zBlistermap van zBlistermap van zBlistermap van zuiver ijzer in een tuiver ijzer in een tuiver ijzer in een tuiver ijzer in een thioureum en Hhioureum en Hhioureum en Hhioureum en H2222SOSOSOSO4444----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt: (groen) geen blistervorming, : (groen) geen blistervorming, : (groen) geen blistervorming, : (groen) geen blistervorming, (rood) blistervorming(rood) blistervorming(rood) blistervorming(rood) blistervorming [49][49][49][49]

Page 57: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 48

De resultaten van het opladen van waterstof in zuiver ijzer vanuit een elektrolyt met

Thioureum en H2SO4 zijn te vergelijken met deze van de arseen gebaseerd elektrolyt. De

blistermap is quasi dezelfde, de blisters treden reeds op bij een lage stroomdensiteit

wanneer de oplaadtijd voldoende groot is.

Wanneer dezelfde experimenten uitgevoerd worden op een gepolijst monster zag de

blistermap er totaal verschillend uit. Algemeen wordt uit Tabel 3.4 afgeleid dat

blistervorming optreedt bij lagere stroomdensiteiten en kortere tijden. Vermoedelijk is

dit toe te schrijven aan de hogere effectieve stroomdensiteit, die samengaat met het

kleiner effectief uitwisselingsoppervlak van het gepolijste sample.

Stroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijd 5’5’5’5’ 10’10’10’10’ 20’20’20’20’ 30’30’30’30’ 1h1h1h1h 2h2h2h2h 4h4h4h4h 8h8h8h8h 1d1d1d1d 2d2d2d2d 3d3d3d3d

50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm----2222

10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm----2222

5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm----2222

2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm----2222

0,8 mA.cm0,8 mA.cm0,8 mA.cm0,8 mA.cm----2222

Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.4444 –––– BlisterBlisterBlisterBlistermap vanmap vanmap vanmap van gepolijst zuiver ijzer in een tgepolijst zuiver ijzer in een tgepolijst zuiver ijzer in een tgepolijst zuiver ijzer in een thioureum en Hhioureum en Hhioureum en Hhioureum en H2222SOSOSOSO4444----elektrolyt: (groen) geen elektrolyt: (groen) geen elektrolyt: (groen) geen elektrolyt: (groen) geen blistervorming, (rood) blistervorming blistervorming, (rood) blistervorming blistervorming, (rood) blistervorming blistervorming, (rood) blistervorming [49][49][49][49]

3.2.33.2.33.2.33.2.3 Thioureum Thioureum Thioureum Thioureum iiiinnnn NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Als de blistermap (Tabel 3.5) wordt vergeleken met de arseen gebaseerd elektrolyt

(Tabel 3.2), kan besloten worden dat het opladen vanuit een thioureum in NaOH-

elektrolyt gepaard gaat met minder blistervorming. Het duurt dus langer vooraleer

blistervorming optreedt en daarenboven is de stroomdensiteit waarbij deze optreden veel

hoger. Er is ook een duidelijk onderscheid te maken tussen thioureum in een NaOH en

thioureum in een H2SO4-elektrolyt, deze volgt dezelfde trend als degene die zojuist werd

aangegeven.

Stroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijdStroomdensiteit/tijd 5’5’5’5’ 10’10’10’10’ 20’20’20’20’ 30’30’30’30’ 1h1h1h1h 2h2h2h2h 4h4h4h4h 8h8h8h8h 1d1d1d1d 2d2d2d2d 3d3d3d3d

50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm50 mA.cm----2222

10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm10 mA.cm----2222

5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm5 mA.cm----2222

2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm2 mA.cm----2222

0,80,80,80,8 mA.cmmA.cmmA.cmmA.cm----2222

Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.5555 –––– BlisterBlisterBlisterBlistermap van zuiver ijzer in een Thioureum en map van zuiver ijzer in een Thioureum en map van zuiver ijzer in een Thioureum en map van zuiver ijzer in een Thioureum en NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt: (groen) geen blistervorming, : (groen) geen blistervorming, : (groen) geen blistervorming, : (groen) geen blistervorming, (rood) blistervorming(rood) blistervorming(rood) blistervorming(rood) blistervorming [49][49][49][49]

Page 58: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 49

3.33.33.33.3 Cyclische voltammetrieCyclische voltammetrieCyclische voltammetrieCyclische voltammetrie

Voor de cyclische voltammetrie wordt opgemerkt dat hetzelfde materiaal werd gebruikt

als bij de blistermapping, het enige verschil is de oppervlakteconditie van het zuiver

ijzer. Bij de cyclische voltammetrie-experimenten wordt gebruik gemaakt van gepolijste

monsters, zodat het effectief uitwisselingsoppervlak zo goed mogelijk de 1 cm2 benadert.

Naast de elektrochemische karakterisatie van de verschillende monster-

elektrolytkoppels werd het sampleoppervlak ook fysisch gekarakteriseerd via

stereomicroscopie, SEM en EDX.

3.3.13.3.13.3.13.3.1 Arseen Arseen Arseen Arseen gebaseerd gebaseerd gebaseerd gebaseerd elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Bij de elektrochemische karakterisatie werd voor het koppel zuiver ijzer (Fe0%) –

commercieel arseen gebaseerd elektrolyt een cyclisch voltammogram zonder selectieve

reductie- of oxidatiepieken bekomen. Figuur 3.1 geeft een overzicht van de opgemeten

resultaten.

Potentiaal vs. Hg/Hg2SO4 [V]

-1,8 -1,6 -1,4 -1,2 -1,0 -0,8 -0,6 -0,4 -0,2

Stroom [A]

-0,20

-0,15

-0,10

-0,05

0,00

0,05

0,10

0,15

0,20

Scanrate 5mV.s-1

Scanrate 10mV.s-1

Scanrate 20mV.s-1

Scanrate 50mV.s-1

Scanrate 100mV.s-1

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.1111 –––– Cyclische voltammetrie op zuiver ijzerCyclische voltammetrie op zuiver ijzerCyclische voltammetrie op zuiver ijzerCyclische voltammetrie op zuiver ijzer in een commercieel aangekocht ain een commercieel aangekocht ain een commercieel aangekocht ain een commercieel aangekocht arseenrseenrseenrseen gebaseerdgebaseerdgebaseerdgebaseerd elektelektelektelektrolyt gemeten rolyt gemeten rolyt gemeten rolyt gemeten aan verschillende scansnelhedenaan verschillende scansnelhedenaan verschillende scansnelhedenaan verschillende scansnelheden

Bij het opmeten van de cyclische voltammogrammen werd het potentiaalinterval van

-300 mV naar -1600 mV ten opzichte van Hg/Hg2SO4 en terug met verschillende

Page 59: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 50

scansnelheden doorlopen. Uit Figuur 3.1 wordt afgeleid, dat naarmate de scansnelheid

toeneemt het systeem minder actief wordt; het stabiel gebied (stroom ±0 A) wordt breder

en de stroomintensiteit aan de twee uiteinden van het CV wordt kleiner. Het is echter

niet volledig correct om uit deze meting met 100% zekerheid te besluiten, dat dit de

enige sluitende verklaring is voor de daling van de activiteit. Een andere mogelijkheid

hiervoor wordt gevonden bij een modificatie aan het monsteroppervlak naarmate er

meer cycli doorlopen worden.

3.3.23.3.23.3.23.3.2 Thioureum Thioureum Thioureum Thioureum inininin HHHH2222SOSOSOSO4444----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Wanneer het scaninterval uit vorige paragraaf wordt behouden, wordt uit het koppel

zuiver ijzer (Fe0%) en het met thioureum vergiftigd zwavelzuur (1N) volgende

voltammogrammen opgenomen:

Potentiaal vs. Hg/Hg2SO4[V]

-1,8 -1,6 -1,4 -1,2 -1,0 -0,8 -0,6 -0,4 -0,2

Str

oom

[A]

-0,15

-0,10

-0,05

0,00

0,05

0,10

0,15

0,51M H2SO4 vergiftigd met 0,0135M CH4N2S (Scanrate 20mV.s-1

)

0,51M H2SO4 vergiftigd met 0,0665M CH4N2S (Scanrate 20mV.s-1

)

Commercieel arseen gebaseerd elektrolyt (Scanrate 20mV.s-1

)

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.2222 –––– Cyclische voltammetrie op zuiver ijzer in een zwavelzuurelektrolyt vergiftigd met ofwel Cyclische voltammetrie op zuiver ijzer in een zwavelzuurelektrolyt vergiftigd met ofwel Cyclische voltammetrie op zuiver ijzer in een zwavelzuurelektrolyt vergiftigd met ofwel Cyclische voltammetrie op zuiver ijzer in een zwavelzuurelektrolyt vergiftigd met ofwel thioureum of arseen; gemeten met een scanrate van 20mV.sthioureum of arseen; gemeten met een scanrate van 20mV.sthioureum of arseen; gemeten met een scanrate van 20mV.sthioureum of arseen; gemeten met een scanrate van 20mV.s----1111

Page 60: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 51

Net zoals in de vorige paragraaf werd de invloed van de scansnelheid op de ligging

(activiteit) van de cyclische voltammogrammen geëvalueerd. In dit geval was het effect

veel kleiner en wordt daarom verwaarloosd. Figuur 3.2 geeft naast het verschil in

activiteit tussen de verschillende ‘poisons’, de mogelijke invloed van de concentratie aan

thioureum (CH4N2S) weer, hier wordt echter geen significant verschil waargenomen.

Hieruit volgt dat reeds bij een thioureumconcentratie van 0,0135M – of wat volgt uit

verder onderzoek bij misschien nog lagere concentraties – een maximum effect wordt

verkregen. Dit fenomeen is vooral te verklaren door het feit dat thioureum een

oppervlakte-actief element is, waarbij het effect boven een bepaalde kritische

concentratie eerder afhankelijk is van de grootte van het ‘elektrode’-oppervlak dan wel

van de concentratie aan ‘poison’.

3.3.33.3.33.3.33.3.3 Thioureum Thioureum Thioureum Thioureum inininin NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Ook bij de experimenten op zuiver ijzer (Fe0%) met de 0,1N NaOH-elektrolyt – al dan

niet vergiftigd met thioureum – werden de CV’s opgenomen voor het interval [-0,3;-1,6]

ten opzichte van Hg/Hg2SO4. Figuur 3.3 geeft een overzicht van alle cyclische

voltammogrammen bij een scanrate van 10mV.s-1. Deze scanrate werd gekozen omdat bij

deze snelheid de meeste pieken duidelijk te onderscheiden zijn van elkaar.

Bemerk dat bij de bespreking van de resultaten vooral de nadruk wordt gelegd op de

reductie, aangezien er gezocht wordt naar een elektrolyt voor het opladen ‘charging’ van

waterstof in het monster.

Uit Figuur 3.3 zijn verschillende trends af te leiden, deze worden hieronder besproken:

• Wanneer de invloed van thioureum wordt bestudeerd, moet dit worden

opgesplitst in twee delen. Enerzijds de aan- of afwezigheid van thioureum en

anderzijds de invloed van de concentratie thioureum.

Door het toevoegen van thioureum wordt de piekintensiteit aanzienlijk groter. De

reductie van atomaire waterstof treedt dus in grotere mate op, wat in feite

noodzakelijk is in dit onderzoek.

Naast dit fenomeen wordt ook een andere trend waargenomen, die eigenlijk

invers is met de vorige. Naarmate de concentratie aan CH4N2S toeneemt daalt de

piekintensiteit tot een constante waarde. Hiervoor is een mogelijke verklaring te

vinden bij het feit dat (zoals reeds vroeger vermeld) het thioureum een

oppervlakte-actieve stof is, die reeds bij zeer kleine hoeveelheden werkzaam is.

Page 61: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 52

• Naast de ‘grote’ pieken die toe te schrijven zijn aan respectievelijk de reductie en

oxidatie van atomaire waterstof, worden er ook kleinere piekjes waargenomen.

Deze zijn toe te schrijven aan respectievelijk de adsorptie en desorptie van

thioureum aan het monsteroppervlak. Deze onderstelling wordt bewezen door de

toename van de piekintensiteit met de concentratie aan CH4N2S.

• Als laatste valt ook te bemerken dat het verschuiven van de verschillende piekjes

ten opzichte van elkaar zeer klein is en wordt voor de ‘scanrate’ van 10mV.s-1

weergegeven in Figuur 3.4. Bij deze scansnelheid wordt een maximale

piekintensiteit en resolutie bekomen. Het systeem wordt dus grotendeels

beïnvloed in intensiteit en niet in een ‘shifting’ van de verschillende ‘reactie’-

pieken.

Potentiaal vs. Hg/Hg2SO4[V]

-1,8 -1,6 -1,4 -1,2 -1,0 -0,8 -0,6 -0,4 -0,2

Str

oom

[A

]

-0,0008

-0,0006

-0,0004

-0,0002

0,0000

0,0002

0,0004

0,0006

0,0008

0,1004M NaOH (Scanrate 10mV.s-1

)

0,1002M NaOH vergiftigd met 0,0027M CH4N2S (Scanrate 10mV.s-1

)

0,1015M NaOH vergiftigd met 0,0133M CH4N2S (Scanrate 10mV.s-1

)

0,1013M NaOH vergiftigd met 0,0657M CH4N2S (Scanrate 10mV.s-1

)

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.3333 –––– Cyclische voltammetrie op zuiver ijzCyclische voltammetrie op zuiver ijzCyclische voltammetrie op zuiver ijzCyclische voltammetrie op zuiver ijzer in een er in een er in een er in een NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolyt elektrolyt elektrolyt elektrolyt (al dan niet vergiftigd(al dan niet vergiftigd(al dan niet vergiftigd(al dan niet vergiftigd met met met met thioureumthioureumthioureumthioureum)))); gemeten met een scanrate van ; gemeten met een scanrate van ; gemeten met een scanrate van ; gemeten met een scanrate van 11110mV.s0mV.s0mV.s0mV.s----1111

Voor de meest betekenisvolle parameters afgeleid uit de uitgevoerde experimenten,

wordt naar Tabel 3.6 verwezen. Hierin worden voor de verschillende scansnelheden de

Ox

Red

Ads

Des

Page 62: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 53

dynamische evenwichtspotentialen van de verschillende reductie/oxidatie en

adsorptie/desorptiereacties weergegeven. Alle potentialen zijn weergegeven t.o.v.

Hg/Hg2SO4-referentie-elektrode.

ElekElekElekElektrolyttrolyttrolyttrolyt SSSScanratecanratecanratecanrate [mV/s][mV/s][mV/s][mV/s]

Dynamische Dynamische Dynamische Dynamische evenwichtsevenwichtsevenwichtsevenwichtspot. pot. pot. pot. red/ored/ored/ored/oxxxx----reactie reactie reactie reactie

[mV][mV][mV][mV]

Dynamische Dynamische Dynamische Dynamische evenwichtsevenwichtsevenwichtsevenwichtspot. pot. pot. pot. ads/dads/dads/dads/deseseses----reactie reactie reactie reactie

[mV][mV][mV][mV] 0,1004M NaOH0,1004M NaOH0,1004M NaOH0,1004M NaOH 5

10 20 50 100

-1281 -1291 -1288 -1285 -1271

0,1002M NaOH +0,1002M NaOH +0,1002M NaOH +0,1002M NaOH + 0,0027M CH0,0027M CH0,0027M CH0,0027M CH4444NNNN2222SSSS 5 10 20 50 100

-1267 -1259 -1262 -1257

0,1015M NaOH +0,1015M NaOH +0,1015M NaOH +0,1015M NaOH + 0,0133M0,0133M0,0133M0,0133M CHCHCHCH4444NNNN2222SSSS 5 10 20 50 100

-1283 -1269 -1261 -1251 -1233

-1441 -1407 -1377

0,1013M NaOH + 0,0657M CH0,1013M NaOH + 0,0657M CH0,1013M NaOH + 0,0657M CH0,1013M NaOH + 0,0657M CH4444NNNN2222SSSS 5 10 20 50 100

-1290 -1275 -1257 -1250 -1240

-1404 -1407 -1384

Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.Tabel 3.6666 –––– Dynamische evenwichtspotentialen voor de verschDynamische evenwichtspotentialen voor de verschDynamische evenwichtspotentialen voor de verschDynamische evenwichtspotentialen voor de verschillende scansnelheden en voor verschillende illende scansnelheden en voor verschillende illende scansnelheden en voor verschillende illende scansnelheden en voor verschillende (vergiftigde) (vergiftigde) (vergiftigde) (vergiftigde) NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolytenenenen

Concentratie CH4N

2S [M]

0,00 0,02 0,04 0,06Dyn

am

isch

e E

ev

Red

/Ox-r

eact

ie [

mV

]

-1300

-1290

-1280

-1270

-1260

-1250

-1240

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.4444 –––– Verloop Verloop Verloop Verloop van de van de van de van de dynamische evenwichtspotentiaal dynamische evenwichtspotentiaal dynamische evenwichtspotentiaal dynamische evenwichtspotentiaal (ten opzichte van de Hg/Hg(ten opzichte van de Hg/Hg(ten opzichte van de Hg/Hg(ten opzichte van de Hg/Hg2222SOSOSOSO4444----referentiereferentiereferentiereferentie----elektrode) elektrode) elektrode) elektrode) van de red/ovan de red/ovan de red/ovan de red/oxxxx----reactie bij verschillende concentraties aan treactie bij verschillende concentraties aan treactie bij verschillende concentraties aan treactie bij verschillende concentraties aan thioureum en bij een scanrate van hioureum en bij een scanrate van hioureum en bij een scanrate van hioureum en bij een scanrate van

10101010mV.smV.smV.smV.s----1111

Page 63: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 54

Als aanvulling bij de hierboven besproken experimenten werden de bekomen CV’s

gecontroleerd op hun juistheid. Aangezien elk monster-elektrolytkoppel bij verschillende

scansnelheden werd gekarakteriseerd, was het mogelijk de controle uit te voeren door de

(reductie)piekintensiteit uit te zetten ten opzichte van de vierkantswortel uit de

scanrate, in het ideale geval is dit verband lineair. Figuur 3.5 geeft hiervan een

voorbeeld weer:

(Scanrate)1/2

[(mV)1/2

]

0 2 4 6 8 10 12

(red

uct

ie)p

iek

inte

nsi

teit

[A

]

-0,0030

-0,0025

-0,0020

-0,0015

-0,0010

-0,0005

0,0000

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.5555 –––– Relatie tussenRelatie tussenRelatie tussenRelatie tussen de vide vide vide vierkantswortel van de scanrate enerkantswortel van de scanrate enerkantswortel van de scanrate enerkantswortel van de scanrate en de (reductie)piekintensiteitde (reductie)piekintensiteitde (reductie)piekintensiteitde (reductie)piekintensiteit

9981,0²

0007,00003,0

=+−=

R

xy

Page 64: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 55

3.43.43.43.4 Fysische karakterisatie van de CV monsteFysische karakterisatie van de CV monsteFysische karakterisatie van de CV monsteFysische karakterisatie van de CV monstersrsrsrs

Na het opmeten van de cyclische voltammogrammen voor de verschillende monster-

elektrolytkoppels, werd de aantasting van het monsteroppervlak via SEM en EDX

gekarakteriseerd. Aangezien de verschillende ‘poisons’ voornamelijk een werking hebben

aan het (monster)elektrodeoppervlak, is deze karakterisatie nodig als bijkomende

informatiebron voor de bepaling van het meest sluitende reactiemechanisme voor de

verschillende elektrolyten.

Omdat de invloed van de concentratie op de oppervlaktestructuur na de CV-meting te

verwaarlozen was; worden enkel de samples, gemeten bij de hoogste concentratie aan

‘poison’, met elkaar vergeleken. Dit zijn de commercieel arseen gebaseerd elektrolyt en

de 5 g/l thioureum opgelost in enerzijds 0,5M H2SO4 en anderzijds in 0,1M NaOH.

Bemerk wel dat alle monsters initieel gepolijst werden tot 1 µm.

3.4.13.4.13.4.13.4.1 AAAArseenrseenrseenrseen gebaseerdgebaseerdgebaseerdgebaseerd elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Wanneer het cyclisch voltammogram werd opgenomen met de commercieel arseen

gebaseerd elektrolyt, wordt een oppervlak verkregen zoals voorgesteld in Figuur 3.6.

Deze figuur laat een duidelijke aantasting zien van het monsteroppervlak. De hoge

stroomdensiteiten uit het cyclisch voltammogram weergegeven in Figuur 3.1, worden

dan ook deels hierdoor verklaard. Het effectief monsteroppervlak is niet meer gelijk aan

1 cm2 zoals initieel aangenomen, maar is door aantasting sterk toegenomen. Dit

resulteert vervolgens in een grotere stroom en dit zelfs bij een constante

uitwisselingsstroomdensiteit.

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.6666 –––– SEM foto SEM foto SEM foto SEM foto en EDXen EDXen EDXen EDX----spectrum na cyclische voltammetrie in een Arseen elektrolytspectrum na cyclische voltammetrie in een Arseen elektrolytspectrum na cyclische voltammetrie in een Arseen elektrolytspectrum na cyclische voltammetrie in een Arseen elektrolyt

Page 65: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 56

Uit het EDX-spectrum wordt ook afgeleid dat er arseen (As) aanwezig is op het

monsteroppervlak, wat dus kan duiden op het oppervlakactief zijn van de ‘poison’.

3.4.23.4.23.4.23.4.2 Thioureum in HThioureum in HThioureum in HThioureum in H2222SOSOSOSO4444----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Ook bij de fysische karakterisatie van het monster, waarbij de CV-meting werd

uitgevoerd in een met thioureum vergiftigd 0,5M H2SO4-elektrolyt, wordt een sterke

aantasting (corrosie) van het sampleoppervlak waargenomen (Figuur 3.7). De aantasting

is echter van een andere soort dan deze bij de arseen gebaseerd elektrolyt. In dit geval

wordt evenwel een meer oppervlakkige aantasting vastgesteld, terwijl bij arseen meer

een ‘onderhuids’ (pitting) corrosienetwerk wordt opgebouwd. Door de verschillende

vormen van aantasting is het effectief oppervlak verschillend. Bij thioureum in H2SO4 is

dit effectieve oppervlak groter dan de initiële 1 cm2, doch is ze kleiner dan deze met de

arseen gebaseerd elektrolyt. Dit wordt bevestigd door de CV-curves (Figuur 3.2) gezien

het vastgestelde verschil in gemeten stroom. Uit de SEM opnames wordt eveneens

afgeleid, dat voor de ‘zure’ elektrolyten (Figuur 3.6 en Figuur 3.7) een sterke aantasting

van het oppervlak wordt vastgesteld.

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.7777 –––– SEM foto en EDXSEM foto en EDXSEM foto en EDXSEM foto en EDX----spectrum na cyclische voltammetrie in een Hspectrum na cyclische voltammetrie in een Hspectrum na cyclische voltammetrie in een Hspectrum na cyclische voltammetrie in een H2222SOSOSOSO4444----elektrolyt vergiftigd met elektrolyt vergiftigd met elektrolyt vergiftigd met elektrolyt vergiftigd met thiothiothiothioureumureumureumureum

Het zwavel in het EDX-spectrum is, net zoals de zuurstof, vermoedelijk afkomstig van

het zwavelzuur en niet van het thioureum. Dit wordt afgeleid door het EDX-spectrum

van Figuur 3.7 te vergelijken met dat van Figuur 3.8.

3.4.33.4.33.4.33.4.3 Thioureum in Thioureum in Thioureum in Thioureum in NaOHNaOHNaOHNaOH----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Bij dit laatste onderzochte elektrolyt wordt geen aantasting van het monsteroppervlak

vastgesteld (Figuur 3.8). Er wordt echter wel visueel (matte schijn) een verandering van

het oppervlak vastgesteld, maar deze was quasi onzichtbaar met de SEM en werd ook

Page 66: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Opladen van waterstof in staal 57

niet gekarakteriseerd d.m.v. EDX. Het gaat hier hoogstwaarschijnlijk om ‘geadsorbeerd’

thioureum.

Wanneer de resultaten van Figuur 3.8 worden vergeleken met deze bekomen in Figuur

3.3 kan worden vastgesteld dat dit het meest stabiele systeem is, in vergelijking met de

twee andere elektrolyten. De stroom opgemeten in de CV’s is laag, maar er treedt geen

corrosie op. Hierdoor worden selectieve reactiepieken verkregen waaruit de

reactiekinetiek van het systeem kan worden verklaard, dit werd reeds besproken in

paragraaf 3.3.3.

Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.Figuur 3.8888 –––– SEMSEMSEMSEM foto en EDXfoto en EDXfoto en EDXfoto en EDX----spectrum na cyclische voltammetrie in een NaOHspectrum na cyclische voltammetrie in een NaOHspectrum na cyclische voltammetrie in een NaOHspectrum na cyclische voltammetrie in een NaOH----elektrolyt vergiftigd met elektrolyt vergiftigd met elektrolyt vergiftigd met elektrolyt vergiftigd met thioureumthioureumthioureumthioureum

Uit het EDX-spectrum in Figuur 3.8 kan weinig worden afgeleid, aangezien de pieken

enkel toe te schrijven zijn aan Fe.

Page 67: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 58

Hoofdstuk 4:Hoofdstuk 4:Hoofdstuk 4:Hoofdstuk 4:

PalladinerenPalladinerenPalladinerenPalladineren

Eén van de meest bediscussieerde punten, bij de elektrochemische permeatietechniek

voor de studie van de waterstofdiffusie doorheen een staalmatrix, is de rol van een

palladiumcoating op het detectieoppervlak; de noodzaak van deze coating wordt immers

niet unaniem erkend. Toch wordt door enkele auteurs aangetoond dat de noodzaak om te

palladineren weldegelijk bestaat. Zonder palladiumcoating wordt een passieve laag

gevormd aan de uittredezijde van het stalen membraan. Het is reeds bewezen dat deze

laag een barrière vormt voor de waterstofpermeatie [44]. Bovendien hebben Devanathan

en Stachurski een palladiumcoating op de detectiekant aangebracht om ‘de kans op

passivatie te verminderen’, wanneer zij deze methode gebruikten bij de studie van de

waterstofdiffusie in staal. De kans op een gedeeltelijke oxidatie van waterstof, indien een

palladiumcoating niet wordt gebruikt, werd vroeger reeds aangehaald. Volgens Boes en

Züchner [30] is de elektrochemische permeatietechniek enkel geschikt voor metalen

zoals palladium en zijn legeringen.

De elektrochemische permeatie is gebaseerd op de veronderstelling dat ieder

waterstofatoom, welke diffundeert doorheen het monster, onmiddellijk wordt geoxideerd

aan de detectiezijde. Doordat elk vrijgegeven elektron wordt meegeteld in de gemeten

stroom, wordt uit de wet van Faraday rechtstreeks de waterstofflux afgeleid. De

methode behoeft geen calibratie, wat een voordeel is ten opzichte van een gasvormige

detectie. Een gedeeltelijke oxidatie van waterstof kan echter afbreuk doen aan de

betrouwbaarheid van de methode. In een dergelijk geval kan moleculaire waterstof

worden gevormd, waarbij de verbruikte waterstofatomen niet gemeten worden door de

Page 68: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 59

anodische stroom. Indien dit fenomeen in grote mate optreedt, leidt dit tot gasbellen aan

de detectiezijde van het membraan [44].

De voornaamste reden, waarom het palladineren door sommige auteurs vaak wordt

gemeden, is het gebrek aan een betrouwbare methode om een uniforme palladiumlaag af

te zetten op een stalen oppervlak. In dit hoofdstuk wordt voor dit probleem een antwoord

geformuleerd.

4.14.14.14.1 MateriaalMateriaalMateriaalMateriaal

Voor de experimenten, die in het kader van deze scriptie werden uitgevoerd, werden

twee verschillende stalen gebruikt, enerzijds zuiver ijzer (Fe0%) en anderzijds C075

(TiC). Onderstaande Tabel 4.1 geeft de chemische samenstelling van beide staalsoorten

weer:

Materiaal/ElementMateriaal/ElementMateriaal/ElementMateriaal/Element CCCC MnMnMnMn SiSiSiSi OtherOtherOtherOther

Zuiver ijzer (Fe0%)Zuiver ijzer (Fe0%)Zuiver ijzer (Fe0%)Zuiver ijzer (Fe0%) 0,0015 0,0003 0,0 < 0,02 Al, P

C075 (TiC)C075 (TiC)C075 (TiC)C075 (TiC) 0,0250 0,0013 0,0019 0,09 Ti

< 0,005 Al, P, Mo, Nb

Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.1111 –––– Chemische samenstelling van de gebruikte materialen (geChemische samenstelling van de gebruikte materialen (geChemische samenstelling van de gebruikte materialen (geChemische samenstelling van de gebruikte materialen (gewichtsprocent)wichtsprocent)wichtsprocent)wichtsprocent)

Beide stalen werden aangemaakt in een Pfeiffer VSG100 vacuüm smelt- en gieteenheid

onder een beschermende argon gasatmosfeer en werden vervolgens verwerkt door warm

en koud te walsen tot een dikte van ca. 1,6 mm.

De platen zuiver ijzer werden vervolgens onderworpen aan een thermische behandeling

in een zoutbad bij 750°C gedurende 30s, waarna ze afgeschrikt werden in een waterbad.

Eveneens ondergingen de platen C075 een thermische behandeling, maar dit in een

oven, eerst 30 minuten bij 1250°C, zodat alle tweede fasedeeltjes in de matrix oplossen,

en dan gevolgd door 2 uur bij 800°C noodzakelijk voor de precipitatie van TiC.

Page 69: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 60

4.24.24.24.2 MonstervoorbereidingMonstervoorbereidingMonstervoorbereidingMonstervoorbereiding

Na de thermische behandelingen werden voor beide stalen ronde samples uit de vlakke

platen geponst, deze hadden een diameter van 20 mm. Na het ponsen van de samples

hadden deze een dikte van ±1,6 mm. De eerste diktereductie – het ontdoen van de

oppervlaktelaag aan beide kanten van het schijfje – gebeurt met een Ziersch & Baltrusch

oppervlakteslijpmachine met een alumina slijpschijf, die roteert met een snelheid van

3100 toeren per minuut. Indien de elektrochemische permeatie wordt uitgevoerd op een

monster met een dikte van ±670 µm, worden de schijfjes eerst geslepen tot een dikte van

± 800 µm, waarna vervolgens tot gewenste dikte wordt afgeschuurd. Indien een andere

dikte nodig is, wordt er tijdens het slijpen minder materiaal afgenomen, zodat het

afschuren hetzelfde bleef.

4.2.14.2.14.2.14.2.1 Schuren en polijsten van de samplesSchuren en polijsten van de samplesSchuren en polijsten van de samplesSchuren en polijsten van de samples

Bij het schuren en polijsten van de monsters wordt gebruik gemaakt van het ABRAPO

toestel van Struers, dat door middel van twee (in tegenovergestelde richting) draaiende

schijven één kant van de samples afschuurt. De druk waarmee de schijven op elkaar

worden gedrukt kan via een knop worden ingesteld, maar werd gedurende de

monstervoorbereiding altijd op één gezet. Het toerental van de onderste schijf werd

eveneens constant (150 toeren per minuut) gehouden.

De samples worden eerst ontvet met aceton, waarna ze met dubbelzijdige kleefband op

de bovenste roterende schijf worden bevestigd. Op de onderste roterende schijf wordt dan

vervolgens het schuurpapier met een bepaalde ruwheid en/of de polijstdoek magnetisch

bevestigd. Na het schuren en polijsten van de ene zijde van het monster worden de

samples terug van de schijf verwijderd. Vervolgens worden de samples en de schijf

gereinigd met aceton waarna de samples terug met dubbelzijdige kleefband op de schijf

worden bevestigd. Let wel dat nu de reeds gepolijste kant van het sample bevestigd is

aan de roterende schijf en dus de andere kant wordt afgeschuurd.

Om de invloed van de oppervlakteruwheid op de elektrochemische permeatie tot een

minimum te beperken, is het noodzakelijk dat de staalmonsters aan de intredezijde zo

vlak mogelijk gepolijst worden. Het overzicht van dit schuur/polijstproces wordt

weergegeven in Tabel 4.2. Bemerk dat vanaf stap 5 het staaloppervlak tussen iedere

stap zowel met methanol als aceton wordt gereinigd en dit om verontreinigingen en/of

beschadigingen te vermijden.

Page 70: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 61

StapStapStapStap PapierPapierPapierPapier KorrelKorrelKorrelKorrel SmeermiddelSmeermiddelSmeermiddelSmeermiddel Tijd [s]Tijd [s]Tijd [s]Tijd [s]

1111 Schuurpapier #80 Water 20

2222 Schuurpapier #120 Water 20

3333 Schuurpapier #220 Water 20

4444 Schuurpapier #600 Water 40

5555 Schuurpapier #1200 Water 60

6666 MD MOL Diamond 3 µm Diamond polish 180

7777 MD NAP Diamond 1 µm Diamond polish 180

Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.2222 –––– Oppervlaktebehandeling (schuren en polijsten)Oppervlaktebehandeling (schuren en polijsten)Oppervlaktebehandeling (schuren en polijsten)Oppervlaktebehandeling (schuren en polijsten) intredeintredeintredeintredezijde sample permeatietestzijde sample permeatietestzijde sample permeatietestzijde sample permeatietest

Voor de uittredezijde van het monster is er naast de beperking van de

oppervlakteruwheid nog een andere cruciale factor. Het sample wordt namelijk langs

deze zijde voorzien van een palladiumcoating. Het is dan ook van groot belang dat er een

optimum wordt gezocht tussen enerzijds een zo klein mogelijke oppervlakteruwheid en

een maximale hechting tussen het sample en de aangebrachte palladiumcoating. Voor

een goede hechting van de Pd-coating met het staal was het niet mogelijk om de

uittredezijde van het sample te polijsten, zoals geïllustreerd wordt in Figuur 4.1, en werd

het enkel geschuurd tot #1200. Tabel 4.3 geeft een schematisch overzicht van de

oppervlakte voorbereiding.

StapStapStapStap PapierPapierPapierPapier KorrelKorrelKorrelKorrel SmeermiddelSmeermiddelSmeermiddelSmeermiddel Tijd [s]Tijd [s]Tijd [s]Tijd [s]

1111 Schuurpapier #80 Water 20

2222 Schuurpapier #120 Water 20

3333 Schuurpapier #220 Water 20

4444 Schuurpapier #600 Water 40

5555 Schuurpapier #1200 Water 60

Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.3333 –––– Oppervlaktebehandeling (schuren) Oppervlaktebehandeling (schuren) Oppervlaktebehandeling (schuren) Oppervlaktebehandeling (schuren) uittredezijdeuittredezijdeuittredezijdeuittredezijde sample permeatietestsample permeatietestsample permeatietestsample permeatietest

In de volgende paragraaf wordt de oppervlakteruwheid van de twee verschillende zijden

meer in detail bekeken. Zoals eerder vermeld, is het van essentieel belang dat de zijde

om te palladineren een zekere ruwheid vertoont (#1200). Figuur 4.1 duidt hier nogmaals

op. Wanneer het oppervlak werd gepolijst, bladerde de Pd-coating af; maar bij het

aanbrengen van de Pd-coating op het #1200 geschuurd oppervlak werd een goede

hechting en een uniforme coating bekomen.

Page 71: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 62

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.1111 –––– Boven: PdBoven: PdBoven: PdBoven: Pd----coating op een gepolijst oppervlak; Onder: Pdcoating op een gepolijst oppervlak; Onder: Pdcoating op een gepolijst oppervlak; Onder: Pdcoating op een gepolijst oppervlak; Onder: Pd----coating op een #1200coating op een #1200coating op een #1200coating op een #1200 geschuurd geschuurd geschuurd geschuurd oppervlakoppervlakoppervlakoppervlak

4.2.24.2.24.2.24.2.2 Bepalen van de ruwheid met AFMBepalen van de ruwheid met AFMBepalen van de ruwheid met AFMBepalen van de ruwheid met AFM

In de norm (NEN-EN-ISO 17081:2008)[25] wordt duidelijk gesteld dat het sample zo

uniform mogelijk moet zijn en dat de variatie in dikte van het sample maximaal ±5%

mag bedragen. Wanneer wordt verondersteld dat het sample een dikte heeft van 650 µm,

is de maximum toegelaten variatie dus 32,5 µm.

Voor de bepaling van de ruwheid werd gebruik gemaakt van AFM (Atomic Force

Microscope) aan de VUB (Vrije Universiteit Brussel). Zowel de gepolijste als de

geschuurde zijde werden gekarakteriseerd. Figuur 4.2 en Figuur 4.3 geven hiervan de

resultaten weer. De waarden voor de RMS (Root Mean Square) ruwheid waren voor het

gepolijste en het geschuurde oppervlak respectievelijk 0,0028 en 0,0614 (RMS=0 ⇒

perfect vlak); dit komt overeen met een relatieve oppervlaktetoename van respectievelijk

1,0017 en 1,1115 ten opzichte van een perfect vlak monster.

Page 72: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 63

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.2222 –––– AFM opname van een sample tot #1200 geschuurdAFM opname van een sample tot #1200 geschuurdAFM opname van een sample tot #1200 geschuurdAFM opname van een sample tot #1200 geschuurd

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.3333 –––– AFM opname van een sample gepolijst tot stap 7 (AFM opname van een sample gepolijst tot stap 7 (AFM opname van een sample gepolijst tot stap 7 (AFM opname van een sample gepolijst tot stap 7 (Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.2222))))

Bemerk dat de oppervlaktes, die gekarakteriseerd werden met AFM, een beperkte

grootte hadden. Om toch een globaal overzicht te krijgen werden opnames gemaakt op

verschillende plaatsen op het sample. Deze verschillende metingen leidden allemaal tot

gelijkaardige conclusies, dit maakt dat deze weergave als representatief voor het

volledige sampleoppervlak kan beschouwd worden.

Wanneer de totale variatie in dikte (±0,5 µm) wordt vergeleken met de toegelaten

waarde (32,5 µm voor een sample van 650 µm), kan geconcludeerd worden dat de

normvoorwaarde ruimschoots vervuld wordt.

4.2.34.2.34.2.34.2.3 Lassen van een geleidende verbinding op sampleLassen van een geleidende verbinding op sampleLassen van een geleidende verbinding op sampleLassen van een geleidende verbinding op sample

Na het sample te schuren en te polijsten wordt het voorzien van een draad. Deze draad

heeft als doel het sample te verbinden met enerzijds de stroombron en anderzijds de

potentiostaat tijdens het palladineren en de permeatieproef.

Page 73: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 64

Het lassen van de dubbelgevouwen geleidende draad op het staaloppervlak gebeurt met

behulp van een Hot Spot TC (Thermocouple) Welder (DCC Corporation). Vooreerst wordt

een dunne draad van 30 cm in twee gelijke helften geplooid en wordt het ‘oogje’, waar de

draad wordt geplooid, zo klein mogelijk gemaakt. Het sample wordt, met de gepolijste

zijde naar onder gericht, in de speciaal gemaakte monsterhouder geklemd; zodat een

goede elektrische geleidbaarheid optreedt. Het ‘oogje’ van de geplooide draad wordt

enkele millimeters op het sample gelegd en de Cu-elektrode van het lastoestel wordt

hierop geplaatst. Vervolgens wordt een stroom doorheen deze elektrode gestuurd,

waardoor het draadje op het sample wordt gelast. Als instelling voor de Hot Spot TC

Welder wordt Normal – power 25 genomen.

Na het lassen wordt het sample uit de voorziene monsterhouder gehaald en in een potje

met watervrije isopropanol geplaatst, zodat het sample niet onderhevig is aan oxidatie.

4.2.44.2.44.2.44.2.4 Activeren van Activeren van Activeren van Activeren van het samplehet samplehet samplehet sample

Aansluitend op het reeds beschreven proces moet het stalen monster worden

geactiveerd, om een goed hechtende Pd-coating op de uittredezijde van het sample aan te

brengen. Het activeren van het sample bestaat uit verschillende stappen, die in Tabel

4.4 schematisch worden samengevat.

StapStapStapStap ProcesstapProcesstapProcesstapProcesstap TechniekTechniekTechniekTechniek SolventSolventSolventSolvent Tijd [s]Tijd [s]Tijd [s]Tijd [s] OpmerkingenOpmerkingenOpmerkingenOpmerkingen

1111 Ontvetten Ultrasoon bad Aceton 600

2222 Ontvetten Mechanisch Aceton Met een in aceton gedrenkte

Kleenex het oppervlak reinigen

3333 Beitsen Onderdompelen HCl (37%) 5 Onderdompelen met heen-en-

weergaande beweging

4444 Spoelen Onderdompelen Water 5 1ste cascade spoelstap

(kathodisch beschermd)

5555 Spoelen Onderdompelen Water 10 2de cascade spoelstap

(kathodisch beschermd)

Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.4444 –––– Schematisch overzicht van het activatieproces voor een stalen sampleSchematisch overzicht van het activatieproces voor een stalen sampleSchematisch overzicht van het activatieproces voor een stalen sampleSchematisch overzicht van het activatieproces voor een stalen sample

Enerzijds zorgt het etsen in HCl (37%) voor het verwijderen van reeds gevormde oxides

aan het sampleoppervlak, maar anderzijds zorgt het voor het creëren van

nucleatieplaatsen voor de Pd-kiemen, hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 4.3.2.3.

Na het activeren van het sample wordt dit in de samplehouder geklemd, waarna het in-

situ palladineerproces wordt gestart.

Page 74: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 65

Om het belang van het beitsen te staven wordt Figuur 4.4 weergegeven. Op deze foto

worden verschillende scheuren (‘cracks’) waargenomen, die toe te schrijven zijn aan een

slechte beitsbehandeling.

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.4444 –––– Scheuren in de PdScheuren in de PdScheuren in de PdScheuren in de Pd----ccccoating te wijten aan slechte beitsbehandelingoating te wijten aan slechte beitsbehandelingoating te wijten aan slechte beitsbehandelingoating te wijten aan slechte beitsbehandeling

Door het optreden van deze scheuren is de Pd-coating niet meer uniform over het

sampleoppervlak, waardoor er tijdens de permeatieproef corrosie optreedt. Deze corrosie

zorgt er vervolgens voor dat de reststroom tijdens de relaxatiestap van een permeatietest

niet tot een stabiele waarde daalt en het dus onmogelijk wordt om een betrouwbaar en

reproduceerbaar experiment uit te voeren (Figuur 4.5). Deze permeatietesten worden in

detail besproken in hoofdstuk 5.

Tijd [s]

20000 40000 60000

Str

oom

[A

]

0

1e-5

2e-5

3e-5

4e-5

Relaxatie (Experimentele waarden)

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.5555 –––– Verloop van de relaxatie bij een sample met slechte beitsbehandelingVerloop van de relaxatie bij een sample met slechte beitsbehandelingVerloop van de relaxatie bij een sample met slechte beitsbehandelingVerloop van de relaxatie bij een sample met slechte beitsbehandeling

Page 75: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 66

4.34.34.34.3 PalladineerprocesPalladineerprocesPalladineerprocesPalladineerproces

4.3.14.3.14.3.14.3.1 Oude methodeOude methodeOude methodeOude methode

Tot op heden werd steeds een andere methode van activeren en palladineren toegepast.

Bij deze methode werd een ander Pd-elektrolyt gebruikt, waarbij het palladineren

gebeurde bij verhoogde temperatuur (±60°C) om alle componenten uit de elektrolyt in

oplossing te houden. Het sample werd volgens deze methode langs beide kanten voorzien

van een Pd-coating, waarbij het monster werd opgehangen in een beker met Pd-

elektrolyt tussen 2 platina anodes. Op deze manier werden beide zijden van het monster

simultaan gepalladineerd, voor meer informatie omtrent deze methode wordt verwezen

naar de masterscriptie van K. Vandervreken [42].

Wanneer de chemische samenstelling van de Pd-elektrolyt wordt bekeken (Tabel 4.5),

valt op te merken dat de concentraties aan fosfaten zeer hoog zijn. Dit is waarschijnlijk

de reden waarom de verhoogde temperatuur nodig is, namelijk om deze in oplossing te

houden. Deze samenstelling is reeds in 1954 door W. Machu [51] gepubliceerd en werd

sindsdien als beste verondersteld.

PdClPdClPdClPdCl2222 NaNaNaNa3333POPOPOPO4444.12H.12H.12H.12H2222OOOO (NH(NH(NH(NH4444))))2222HPOHPOHPOHPO4444 BenzoëzuurBenzoëzuurBenzoëzuurBenzoëzuur NHNHNHNH4444OHOHOHOH

Gewichtsfracties Gewichtsfracties Gewichtsfracties Gewichtsfracties

per literper literper literper liter HHHH2222OOOO 5 g 554,7 g 48,72 g 3,5 g Correctie pH 10-10,5

Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.5555 –––– Chemische samenstelling van Chemische samenstelling van Chemische samenstelling van Chemische samenstelling van dededede PdPdPdPd----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt (Oude methode)(Oude methode)(Oude methode)(Oude methode)

In het kader van deze scriptie was het nodig een elektrolyt te zoeken dat bij

kamertemperatuur volledig in oplossing is, om zo in de permeatiecel zelf (in-situ) – deze

wordt gestabiliseerd op een temperatuur van 25°C – de Pd-coating op het sample aan te

brengen. Deze methode wordt in volgende paragraaf nader toegelicht.

Om bovenvermelde reden werd in eerste instantie een elektrolyt aangemaakt met

eenzelfde concentratie aan PdCl2, maar waarbij de additieven tot een tiende werden

herleid. Hier stelde zich een ander probleem, namelijk dat het palladium niet meer in

oplossing ging. De reden hiervoor is te zoeken bij het complexerend effect van de

additieven met Pd, waardoor het Pd in oplossing gaat. Zelfs onder voortdurend roeren en

verhoogde temperatuur loste het Pd niet op. Er moest dus worden gezocht naar een

volledig nieuw Pd-elektrolyt!

Page 76: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 67

4.3.24.3.24.3.24.3.2 Nieuwe ‘inNieuwe ‘inNieuwe ‘inNieuwe ‘in----situ’ methodesitu’ methodesitu’ methodesitu’ methode

Zoals reeds eerder werd aangehaald, is één van de doelstellingen in deze scriptie: het

ontwikkelen van een palladineermethode, waarbij slechts één zijde van het sample,

namelijk de detectiezijde, wordt gepalladineerd. Na een grondige studie van

verschillende mogelijke opstellingen, werd gekozen voor de meest goedkope en

eenvoudige oplossing, namelijk het palladineren van het sample in de permeatiecel zelf.

4.3.2.14.3.2.14.3.2.14.3.2.1 Selectie van een PdSelectie van een PdSelectie van een PdSelectie van een Pd----elektrolytelektrolytelektrolytelektrolyt

Uit een aantal mogelijke Pd-elektrolyten, die in de literatuur zijn voorgesteld, werden er

twee geselecteerd. Beide elektrolyten hadden een gebruikstemperatuur van ±25°C, wat

een duidelijke vereiste was voor het in-situ palladineren. Andere eigenschappen

waaraan het Pd-elektrolyt moet voldoen zijn: niet viskeus, heldere oplossing, weinig

geurhinder en gemakkelijk weg te spoelen bij het reinigen van de cel, dus bij voorkeur

een oplossing in waterig midden.

Volgende elektrolyten werden uitvoerig getest:

• Elektrolyt X: 5 g PdCl2 opgelost in 1 liter ammoniak (25%) [52]

• Elektrolyt Y: 5 g PdCl2 en 70 g NH4Cl opgelost in 1 liter H2O waarna de pH wordt

gecorrigeerd tot pH 8,5 [53]

Aanmaak van Elektrolyt XAanmaak van Elektrolyt XAanmaak van Elektrolyt XAanmaak van Elektrolyt X::::

Bij het aanmaken van dit elektrolyt stelden zich geen problemen. De 5 g PdCl2 werd

opgelost (onder voortdurend roeren) in 1 liter geconcentreerde ammoniak (25%). Alles

ging goed in oplossing, zonder dat het geheel moest worden verwarmd.

Aanmaak van Elektrolyt Y:Aanmaak van Elektrolyt Y:Aanmaak van Elektrolyt Y:Aanmaak van Elektrolyt Y:

Het aanmaken van Elektrolyt Y verliep heel wat complexer. Vooreerst werd het

NH4Cl onder voortdurend roeren opgelost in 800 ml water, waarbij het water vooraf

werd opgewarmd tot 40°C. Tijdens het oplossen van het NH4Cl wordt het geheel

verder verwarmd tot 60°C, waarna het PdCl2 onder continu roeren wordt toegevoegd.

Alles lost op en er wordt een heldere donkerrode oplossing bekomen (kleur afkomstig

van PdCl2) met pH 1,41 [54].

De oplossing wordt op een temperatuur van 60°C gehouden, terwijl de pH langzaam

wordt verhoogd door het toevoegen van NH4OH onder voortdurend roeren. Wanneer

Page 77: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 68

de eerste druppels NH4OH zijn toegevoegd, verandert de oplossing van kleur, deze

gaat van donkerrood naar troebel roze. Deze kleurverandering wordt verklaard door

het complexeren van het PdCl2 tot Pd(NH3)4.PdCl4 [54]. Naarmate er meer NH4OH

wordt toegevoegd, verandert de kleur opnieuw, nu van troebel roze naar helder

lichtgeel. Het mechanisme dat verantwoordelijk is voor deze kleurverandering wordt

gevonden in het omzetten van Pd(NH3)4.PdCl4 in Pd(NH3)2(OH)2 [54]. Dit laatste

complexeringsproduct is zelfs bij kamertemperatuur goed oplosbaar in H2O, wat ook

bleek na de oplossing te laten afkoelen tot kamertemperatuur. Bemerk ook dat

naarmate er meer NH4OH toegevoegd wordt aan de oplossing, de pH trager stijgt.

Dit fenomeen is te verklaren door het zelfbufferend effect van de gevormde

reactieproducten.

Als laatste wordt alles in een maatkolf van 1 liter gebracht en aangelengd.

Beide elektrolyten geven onder dezelfde omstandigheden een zelfde goede en uniforme

coating, toch werd gekozen om verder te gaan met Elektrolyt Y. De reden voor deze

keuze lag enkel bij het feit dat Elektrolyt X een geurhinder zou geven, aangezien de

permeatiecel zich niet in een trekkast bevindt.

4.3.2.24.3.2.24.3.2.24.3.2.2 OpstellingOpstellingOpstellingOpstelling en aanbrengen van de Pden aanbrengen van de Pden aanbrengen van de Pden aanbrengen van de Pd----coatingcoatingcoatingcoating

Zoals reeds werd aangehaald wordt de palladiumcoating enkel langs de detectiezijde van

het membraan aangebracht. Na de activatie van het sampleoppervlak (paragraaf 4.2.4)

wordt het sample in de speciaal voorziene monsterhouder geklemd (Figuur 4.6), hierop

werd tevens aangeduid waar het sample wordt ingeklemd.

SampleSampleSampleSample

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.6666 –––– Schets van de samplehouder gebruikt bij het palladineren en de elektroSchets van de samplehouder gebruikt bij het palladineren en de elektroSchets van de samplehouder gebruikt bij het palladineren en de elektroSchets van de samplehouder gebruikt bij het palladineren en de elektropermeatiepermeatiepermeatiepermeatie

Page 78: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 69

Vooraleer de monsterhouder in de rechter (anodische) deelcel van de permeatieopstelling

te bevestigen, wordt de cel grondig gereinigd met water. De totale opstelling wordt

schematisch weergegeven in Figuur 4.7. Bemerk dat de afstand tussen kathode en anode

zeven centimeter bedraagt, dit is een essentiële parameter in het palladineerproces.

Uitlaat Uitlaat Uitlaat Uitlaat thermostatische thermostatische thermostatische thermostatische watermantel watermantel watermantel watermantel (25(25(25(25°°°°C)C)C)C)

Inlaat Inlaat Inlaat Inlaat thermostatische thermostatische thermostatische thermostatische watermantel watermantel watermantel watermantel (25(25(25(25°°°°C)C)C)C)

Platina anodePlatina anodePlatina anodePlatina anode

Inlaat NInlaat NInlaat NInlaat N2222----gas gas gas gas (0,5 bar)(0,5 bar)(0,5 bar)(0,5 bar)

Stalen kathodeStalen kathodeStalen kathodeStalen kathode

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.7777 –––– Schets van de inSchets van de inSchets van de inSchets van de in----situsitusitusitu palladineeropstellingpalladineeropstellingpalladineeropstellingpalladineeropstelling

Het sample wordt via de opgelaste draad verbonden met de negatieve pool van de

stroombron, terwijl de platina tegenelektrode wordt verbonden met de positieve pool van

de stroombron. Hierdoor grijpt de reductie van Pd plaats aan het stalen

monsteroppervlak. Vooraleer de elektrolyt in de cel wordt gegoten, wordt de stroombron

aangeschakeld zodat er reeds van bij het eerste contact met de Pd-elektrolyt

elektrolytisch palladium wordt afgezet op het monsteroppervlak. Dit is belangrijk voor

een goede hechting van de coating op het stalen drageroppervlak. Er werd gekozen om te

palladineren bij een relatief lage stroomdensiteit, namelijk 3mA.cm-2. De reden hiervoor

is het mogelijke optreden van parasitaire reacties aan de kathode bij hogere

stroomdensiteiten die aanleiding geven tot de vorming van waterstofgas. Hierdoor is het

aangewezen om in het gebied te werken van 1,5 en 3,5 mA.cm-2, zoals in de literatuur

werd voorgesteld door Manolatos en Jérôme [52]. Experimenteel werd vastgesteld dat de

meest uniforme en dense coating, bij een stroomdensiteit van 3 mA.cm-2, wordt bekomen

Page 79: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 70

door het sample gedurende 15 minuten te palladineren. Hiervoor werden verschillende

tijden onderzocht, namelijk: 1, 2, 5, 10, 15 en 20 minuten.

Tijdens het palladineren wordt de elektrolyt doorborreld met N2-gas (1 atm), dit had een

dubbele reden: enerzijds zorgde het doorborrelen voor de verwijdering van opgeloste

zuurstof uit de elektrolyt en anderzijds werd de elektrolyt in beweging gebracht, zodat

de diffusie van Pd-ionen vanuit de oplossing geen snelheidslimiterende factor was voor

de reductiereactie.

Na het palladineren wordt de elektrolyt onderaan uit de cel verwijderd, waarna de cel

terug enkele malen grondig wordt gespoeld met H2O. Er wordt ook nog een visuele

controle van de Pd-coating uitgevoerd, waarna het sample nog eens wordt afgespoeld

met H2O (spuitfles). Het sample is nu klaar voor de elektrochemische permeatietest.

4.3.2.34.3.2.34.3.2.34.3.2.3 Fysische karakterisatie van de PdFysische karakterisatie van de PdFysische karakterisatie van de PdFysische karakterisatie van de Pd----coating met SEM, coating met SEM, coating met SEM, coating met SEM, AFMAFMAFMAFM en en en en EDXEDXEDXEDX

Bij de controle van de Pd-coating werd gebruikt gemaakt van verschillende fysische

karakterisatie technieken. De coatings werden onderworpen aan een SEM, EDX en AFM

onderzoek. Omdat de resultaten van dit onderzoek voor alle samples in dezelfde lijn

lagen, wordt van elke techniek slechts één of enkele resultaten weergegeven.

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.8888 –––– Karakterisatie van de PdKarakterisatie van de PdKarakterisatie van de PdKarakterisatie van de Pd----coating d.m.v. SEMcoating d.m.v. SEMcoating d.m.v. SEMcoating d.m.v. SEM

Als eerste wordt de palladiumcoating onderzocht met de SEM, foto’s hiervan zijn

weergegeven in Figuur 4.8. Bij een hogere vergroting (Figuur 4.8 rechts) wordt duidelijk

dat het palladium zich preferentieel in kleine ‘eilandjes’ afzet op het sampleoppervlak.

Dit zelfde beeld wordt ook duidelijk bij de AFM analyse (Figuur 4.9). Dit type van

afzetting kan in verband worden gebracht met het nucleatie- en groeimechanisme,

waarmee het palladium zich op het drageroppervlak (staal) afzet. Om een uniforme laag

te bekomen is het aantal nucleatieplaatsen van cruciaal belang. Om een dense en

Page 80: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 71

relatief vlakke laag af te zetten, moeten zoveel mogelijk nucleatieplaatsen initieel

aanwezig zijn. Dit wordt verkregen door het sample te activeren in HCl.

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.9999 –––– Karakterisatie van de PdKarakterisatie van de PdKarakterisatie van de PdKarakterisatie van de Pd----coating d.m.v. AFMcoating d.m.v. AFMcoating d.m.v. AFMcoating d.m.v. AFM

Wanneer Figuur 4.2 uit vorige paragraaf wordt vergeleken met Figuur 4.9 wordt

vastgesteld dat de Pd-afzetting leidt tot een ‘verruwing’ van het oppervlak, de RMS

ruwheid gaat van 0,0614 naar 0,1013 voor respectievelijk het niet en wel

gepalladineerde sample, dit komt overeen met een relatieve oppervlaktetoename van

respectievelijk 1,1115 naar 1,1742 ten opzichte van een perfect vlak sample. Deze trends

zijn, zoals reeds besproken, deels toe te schrijven aan het nucleatie- en

groeimechanisme, maar anderzijds ook grotendeels te verklaren door het preferentieel

aangroeien van de laag op plaatsen waar de stroomdichtheid groter is, met name op de

hoger gelegen punten (pieken) aan het sampleoppervlak.

Om de chemische samenstelling van de coating te kennen, werd deze met behulp van

EDX gekarakteriseerd. Figuur 4.10 geeft naast het EDX-spectrum ook de samenstelling

van de Pd-coating weer in gewicht- en atoomprocent. Uit beiden wordt afgeleid dat de

coating uit zuiver palladium bestaat. De lage concentratie aan Fe is toe te schrijven aan

het ‘doorschijnen’ van het onderliggende substraat. Zoals immers reeds in Figuur 2.10

werd weergegeven heeft de EDX-analyse een bepaalde dieptewerking op het monster,

deze bereikt een maximale diepte bij ± 1,4 µm en is afhankelijk van het materiaal en de

invallende elektronenstraal.

Page 81: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 72

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.10101010 –––– Karakterisatie van de PdKarakterisatie van de PdKarakterisatie van de PdKarakterisatie van de Pd----coating d.m.v. EDXcoating d.m.v. EDXcoating d.m.v. EDXcoating d.m.v. EDX

Uit de EDX-analyse kan dus enigszins worden afgeleid dat de Pd-coating in beperkte

mate dunner moet zijn dan 1,4 µm.

Wanneer de dikte wordt berekend via de elektrolysewet van Faraday:

Fz

tIMm

⋅⋅⋅= (4.1)

met: m : massa geproduceerde stof [g]

M : moleculaire massa Pd [106,42 g.mol-1]

I : elektrische stroomsterkte [A]

t : tijd [s]

z : aantal elektronen per deeltje omgezette stof [-]

F : constante van Faraday [96485 C.mol-1]

wordt een massa afgezet palladium bekomen van 1,489.10-3 g. Indien verondersteld

wordt dat het soortelijk gewicht van Pd overeenstemt met 12,02 g.cm-3 (α-Pd), stemt dit

overeen met een volume van 1,24.10-4 cm3. Daar de oppervlakte van de coating gekend is

(1 cm2), volgt hieruit dat de coating een dikte heeft van 1,24 µm, deze berekening komt

overeen met de conclusie bekomen uit de resultaten van de EDX-analyse.

Als derde en laatste werd de dikte van de Pd-coating via SEM bepaald, het resultaat

hiervan wordt weergegeven in Figuur 4.11. Zoals wordt vastgesteld is de bekomen

waarde voor de dikte conform met de hierboven aangegeven waarde. Naast een bepaling

Page 82: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 73

van de dikte, werd eveneens de chemische samenstelling van het laagje gecontroleerd en

dit met EDX (Figuur 4.12).

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.11111111 –––– Bepaling van de dikte van de PdBepaling van de dikte van de PdBepaling van de dikte van de PdBepaling van de dikte van de Pd----coating met coating met coating met coating met SEMSEMSEMSEM, van L, van L, van L, van L→→→→RRRR op de fotoop de fotoop de fotoop de foto: Fe: Fe: Fe: Fe----matrix, Pdmatrix, Pdmatrix, Pdmatrix, Pd----coating, bakelietcoating, bakelietcoating, bakelietcoating, bakeliet

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.12121212 –––– Chemische samenstelling PdChemische samenstelling PdChemische samenstelling PdChemische samenstelling Pd----coating bij diktebepalingcoating bij diktebepalingcoating bij diktebepalingcoating bij diktebepaling

Bij de karakterisatie van het in-situ gepalladineerde monsteroppervlak werd ook een

lichte vorm van spleetcorrosie opgemerkt. Deze vorm van corrosie is te wijten aan een

lokale zuurstofconcentratiecel in de omgeving van de afdichtingrubber in de

monsterhouder (Figuur 4.6) tijdens het palladineren, hierdoor vormde zich ‘onder’ deze

rubber een ‘corrosiering’. Figuur 4.13 geeft hiervan een voorbeeld weer:

Page 83: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 74

Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.Figuur 4.13131313 –––– Corrosie bij de overgang tussen PdCorrosie bij de overgang tussen PdCorrosie bij de overgang tussen PdCorrosie bij de overgang tussen Pd----elektrolyt en elektrolyt en elektrolyt en elektrolyt en afdichtingringafdichtingringafdichtingringafdichtingring monsterhouder monsterhouder monsterhouder monsterhouder (foto werd (foto werd (foto werd (foto werd genomen nadat het elekgenomen nadat het elekgenomen nadat het elekgenomen nadat het elektropermeatie werd beëindigd)tropermeatie werd beëindigd)tropermeatie werd beëindigd)tropermeatie werd beëindigd)

In de toekomst kan dit worden vermeden door gebruik te maken van een pre-

palladineerproces. Hierbij wordt het stalen sample op dezelfde wijze gepalladineerd als

het hierboven voorgestelde proces, maar met een grotere diameter van samplehouder. Er

zal zich terug een corrosiering afzetten onder de rubberring, maar door het monster

daarna in een monsterhouder te klemmen waarbij de opening terug een oppervlakte van

1 cm3 beschrijft, heeft deze corrosiering geen effect meer op de permeatiemeting. Er kan

zelfs geopteerd worden om de eerste palladineerstap gedurende vijf minuten uit te

voeren, waarbij er – na het monster ingeklemd te hebben in de monsterhouder met de

opening van 1 cm2 – nog tien minuten verder wordt gepalladineerd. Door het

palladineren op deze manier uit te voeren kan de reststroom, die gemeten wordt na de

relaxatie bij de elektrochemische permeatietest (hoofdstuk 5), beperkt worden tot enkele

tientallen nano-ampères.

Page 84: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Palladineren 75

4.3.34.3.34.3.34.3.3 Vergelijking tussen beide methodesVergelijking tussen beide methodesVergelijking tussen beide methodesVergelijking tussen beide methodes

Wanneer de oude en nieuwe palladineermethode met elkaar worden vergeleken, worden

enkele fundamentele verschillen vastgesteld. Deze worden hieronder in Tabel 4.6

weergegeven:

Oude methodeOude methodeOude methodeOude methode Nieuwe methodeNieuwe methodeNieuwe methodeNieuwe methode

Beide zijden van het sample gepolijst Intredezijde gepolijst en detectiezijde tot #1200

geschuurd

Geen activatie van het sampleoppervlak, enkel

ontvetten

Activatie met HCl (37%)

Palladineren gebeurt in twee stappen [42]:

1. Stroomloos palladineren door cementatiereactie

2. Elektrolytisch palladineren

Enkel elektrolytisch palladineren

Elektrolyt omroeren met magnetische roervlo Elektrolyt doorborrelen met N2-gas, bijkomend:

verwijderen van opgeloste zuurstof

Elektrolysetijd van 8 minuten bij een stroom van

2,4mA.cm-2

Elektrolysetijd van 15 minuten bij een

stroomdensiteit van 3 mA.cm-2

Palladineren bij 60°C Palladineren bij 25°C

Pd-coating aan beide zijden van het sample Pd-coating enkel aan detectiezijde van het sample

Pd-coating op het volledig oppervlak Enkel Pd-coating op het oppervlak nodig voor de

permeatietest

Geen spleetcorrosie langs de afdichtingsring Spleetcorrosie langs de afdichtingsring

Bijkomende opstelling nodig voor het palladineren Palladineren in de permeatiecel zelf (in-situ)

Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.Tabel 4.6666 –––– Verschillen tussen de oude en nieuwe palladineermethodeVerschillen tussen de oude en nieuwe palladineermethodeVerschillen tussen de oude en nieuwe palladineermethodeVerschillen tussen de oude en nieuwe palladineermethode

Andere verschillen tussen beide methodes zijn: de opstelling gebruikt bij het

palladineren en de elektrolyten, maar dit werd reeds in bovenvermelde paragrafen

weergegeven. Heel belangrijk om te worden opgemerkt, is de perfecte

reproduceerbaarheid van een uniforme Pd-coating wanneer het palladineren gebeurt

volgens de nieuwe methode.

Page 85: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 76

Hoofdstuk 5:Hoofdstuk 5:Hoofdstuk 5:Hoofdstuk 5:

ElektroElektroElektroElektrochemische chemische chemische chemische permeatiepermeatiepermeatiepermeatie

Het basisprincipe van de elektropermeatie werd reeds kort geschetst in paragraaf 2.1.2.

In dit hoofdstuk wordt de gebruikte opstelling beschreven en de algemene opzet van een

permeatie-experiment uitgelegd. Naast deze praktische aspecten worden in dit

hoofdstuk ook de bekomen experimentele resultaten besproken. Enkel de meest

relevante resultaten worden hier weergegeven.

5.15.15.15.1 De elektroDe elektroDe elektroDe elektrochemische chemische chemische chemische permeatietestpermeatietestpermeatietestpermeatietest

5.1.15.1.15.1.15.1.1 OpstellingOpstellingOpstellingOpstelling

Zoals reeds eerder besproken bestaat de elektropermeatieopstelling uit verschillende

onderdelen:

- Elektropermeatiecel opgebouwd uit twee compartimenten, die van elkaar

gescheiden zijn door de monsterhouder met het ingeklemde sample

- Potentiostaat gestuurd via een PC (VersaStudio)

- Stroombron (twee batterijen van 12 V in serie) met schakelsysteem en multimeter

- Thermostatisch bad (Julabo F12) om de watermantel rond de elektropermeatiecel

op constante temperatuur te houden (25°C)

Deze verschillende onderdelen worden in onderstaande paragrafen toegelicht.

Page 86: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 77

5.1.1.15.1.1.15.1.1.15.1.1.1 ElektropermeatiecelElektropermeatiecelElektropermeatiecelElektropermeatiecel

Reeds uit Figuur 2.7 in paragraaf 2.1.2 kon worden afgeleid dat de elektropermeatiecel

is opgebouwd uit twee aparte deelcellen, namelijk een kathodecompartiment waar de

waterstof galvanostatisch wordt gegenereerd en anderzijds een anodecompartiment

waar de gediffundeerde waterstof wordt gedetecteerd. Beide cellen worden van elkaar

gescheiden door de monsterhouder – voorgesteld in Figuur 4.6 – waarin het sample zit

geklemd. Het inklemmen van het sample in de houder werd reeds uitgevoerd vóór het

palladineren en is dus identiek als wat in paragraaf 4.3.2.2 werd vermeld, namelijk de

gepolijste kant naar het kathodecompartiment gericht en de tot #1200 geschuurde zijde

– waarop de Pd-coating werd aangebracht – naar het anodecompartiment.

PtPtPtPt----elektrodeelektrodeelektrodeelektrode

SampleSampleSampleSample

Uitlaat Uitlaat Uitlaat Uitlaat thermostatische thermostatische thermostatische thermostatische watermantel watermantel watermantel watermantel (25(25(25(25°°°°C)C)C)C)

Inlaat Inlaat Inlaat Inlaat thermostatische thermostatische thermostatische thermostatische watermantel watermantel watermantel watermantel (25(25(25(25°°°°C)C)C)C)

Inlaat NInlaat NInlaat NInlaat N2222----gas gas gas gas (0,5 bar)(0,5 bar)(0,5 bar)(0,5 bar)

Uitlaat Uitlaat Uitlaat Uitlaat thermostatische thermostatische thermostatische thermostatische watermantel watermantel watermantel watermantel (25(25(25(25°°°°C)C)C)C)

Inlaat NInlaat NInlaat NInlaat N2222----gas gas gas gas (0,5 bar)(0,5 bar)(0,5 bar)(0,5 bar)

Luggin capillairLuggin capillairLuggin capillairLuggin capillair

KathodeKathodeKathodeKathode----compartimentcompartimentcompartimentcompartiment

AnodeAnodeAnodeAnode----compartimentcompartimentcompartimentcompartiment

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.1111 –––– Schets van de elektropermeatieSchets van de elektropermeatieSchets van de elektropermeatieSchets van de elektropermeatiecelcelcelcel

Figuur 5.1 geeft een schets van de elektropermeatiecel weer. Beide compartimenten

bevatten, zoals aangegeven op de figuur: een platina tegenelektrode en een systeem om

de 0,1N NaOH-elektrolyt te doorborrelen met stikstofgas. In tegenstelling tot het

kathodecompartiment is het anodecompartiment voorzien van een drie-

elektrodensysteem, waarbij er naast de werkelektrode en de tegenelektrode ook een

referentie-elektrode aanwezig is. Dit werd eerder uitgelegd in paragraaf 2.1.1.2.

Page 87: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 78

5.1.1.25.1.1.25.1.1.25.1.1.2 Het elektrisch circuit van het kathodecompartimentHet elektrisch circuit van het kathodecompartimentHet elektrisch circuit van het kathodecompartimentHet elektrisch circuit van het kathodecompartiment

In hoofdstuk 1 werd al uitvoerig benadrukt dat het belangrijk is om een onderscheid te

maken tussen het galvanostatisch en potentiostatisch opwekken van atomaire waterstof

(reductie). In het kader van dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de

galvanostatische methode.

De werking van het kathodecompartiment verloopt volgens een twee-elektrodensysteem.

Zoals in vorige paragraaf vermeld, treedt het sample op als kathode en de Pt-elektrode –

een schijfje met een diameter van 1,5 cm – als anode. De Pt-elektrode staat rechtstreeks

geschakeld op de positieve uitgang van het schakelsysteem (6 mA, 0 mA of 2,5 mA) en

het sample is via een tussengeschakelde multimeter (registratie van de stroom)

verbonden met de negatieve uitgang van het schakelsysteem. Als voeding worden twee

batterijen van 12V in serie geschakeld, waarbij de negatieve pool aan de negatieve

ingang en de positieve pool aan de positieve ingang van het schakelsysteem wordt

bevestigd. Hierdoor is het systeem via de elektrolyt volledig gesloten. Wanneer tijdens

een meting geen atomaire waterstof moet worden geproduceerd (ontladen), wordt deze

kring onderbroken.

5.1.1.35.1.1.35.1.1.35.1.1.3 Het elektrisch circuit van het anodecompartimentHet elektrisch circuit van het anodecompartimentHet elektrisch circuit van het anodecompartimentHet elektrisch circuit van het anodecompartiment

Dit compartiment staat in voor de detectie van gediffundeerde waterstof doorheen het

stalen membraan (sample). Het elektrisch schema van het anodecompartiment is wat

complexer dan dit in het kathodecompartiment. Hier wordt namelijk gebruik gemaakt

van een drie-elektrodensysteem. Naast de Pt-elektrode en het sample als respectievelijk

kathode en anode is er ook een Hg/Hg2SO4-referentie-elektrode aanwezig. De drie

elektrodes zijn verbonden met een potentiostaat (VersaStat4), waarvan de schakeling en

werking dezelfde is als voorgesteld in Figuur 2.6 en beschreven in paragraaf 2.1.1.2.

De potentiostaat wordt door het programma VersaStudio aangestuurd. Hierbij wordt het

sample gedurende het volledige permeatie-experiment gepolariseerd – in paragraaf 5.1.2

wordt hierop dieper ingegaan – en wordt de stroom tussen de werkelektrode en

tegenelektrode gemeten in functie van de tijd. De gemeten ‘permeatiestroom’ geeft de

hoeveelheid geoxideerd materiaal weer, indien verondersteld wordt dat alle

gediffundeerde waterstof wordt gedetecteerd, stemt de absolute waarde van deze stroom

(zonder de reststroom) bijgevolg overeen met de hoeveelheid gediffundeerde waterstof .

Bij het begin van het experiment wordt eerst – gedurende een 20tal uur – een relaxatie

gestart. Er treden immers initieel enkele reacties op in het anodecompartiment

Page 88: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 79

waardoor een stroom wordt geregistreerd. Om een reproduceerbare en correcte meting

uit te voeren, is het noodzakelijk om deze ‘reststroom’ – die niet toe te schrijven is aan de

oxidatie van atomaire waterstof – zich tot een constante en minimale waarde

(grootteorde µA) te laten herleiden. Enerzijds wordt dit in de hand gewerkt via de

polarisatiepotentiaal (paragraaf 5.1.2), maar anderzijds is dit fenomeen ook

tijdsgebonden. Na deze relaxatie is de ‘reststroom’ constant en kan dus de eigenlijke

permeatiemeting worden uitgevoerd, dit wordt uitgebreid besproken in paragraaf 5.1.3.

5.1.1.45.1.1.45.1.1.45.1.1.4 TemperatuursregelingTemperatuursregelingTemperatuursregelingTemperatuursregeling

Tijdens een elektrochemische permeatietest is de invloed van de temperatuur op de

meting significant (paragraaf 1.3.4), daarom werd de temperatuur tijdens alle

experimenten constant gehouden op 25°C. Om dit praktisch te kunnen uitvoeren is de

permeatiecel voorzien van een dubbele wand waarin water stroomt, waarbij via de

Julabo F12 thermostaat de temperatuur van dit water ingesteld wordt, zodat het

volledige permeatie-experiment bij constante temperatuur verloopt.

Naast experimenten bij kamertemperatuur is het ook mogelijk te werken bij licht

verhoogde temperaturen, om zo de bindingsenergie van de verschillende

laagenergetische waterstoftraps te bepalen (cf. vergelijking 1.17). Zo kan de

elektrochemische permeatie naast de TDS (Thermische Desorptie Spectroscopie)

experimenten gebruikt worden als aanvullende karakterisatietechniek voor traps in het

lage temperatuursinterval (15-60°C).

Het is belangrijk aan te geven dat de maximale werkingstemperatuur van de gebruikte

permeatieopstelling beperkt is tot 60°C, aangezien de volledige cel uit glas is

vervaardigd en gewerkt wordt in een NaOH-milieu. Hierdoor kan bij hogere

temperatuur een ‘uitloging’ van het glas optreden, waardoor geen stabiele meting wordt

uitgevoerd. Dit werd eerder al in paragraaf 1.3.7 als nadeel beschreven.

5.1.25.1.25.1.25.1.2 Polarisatiepotentiaal aan de detectiezijdePolarisatiepotentiaal aan de detectiezijdePolarisatiepotentiaal aan de detectiezijdePolarisatiepotentiaal aan de detectiezijde

Zoals reeds kort werd aangehaald, wordt het sample tijdens de elektrochemische

permeatie gepolariseerd. Oorspronkelijk werd hiervoor een waarde genomen van -300mV

ten opzichte van Hg/Hg2SO4-referentie-elektrode. Enerzijds moet de waarde voldoende

positief zijn, zodat de gediffundeerde waterstof direct wordt geoxideerd, maar anderzijds

moet de polarisatiepotentiaal zo laag mogelijk worden gekozen, om zo corrosiereacties

aan het sampleoppervlak te voorkomen.

Page 89: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 80

Bij het bepalen van de optimale polarisatiepotentiaal werd gebruik gemaakt van

cyclische voltammetrie (CV), die in Figuur 5.2 getoond worden. Naast het CV van het

met palladium gecoat Fe0% sample, zijn ook de CV’s van twee niet-gecoate Fe0%

referentiesamples – het ene gepolijst en het andere tot #1200 geschuurd – weergegeven.

Enerzijds wordt het oppervlakte-effect geïllustreerd (invloed van de effectieve

oppervlakte op de stroomintensiteit) en anderzijds ook de invloed van de Pd-coating op

het oxidatie-reductiesysteem van waterstof. Hieruit volgt dat bij het aanbrengen van een

Pd-coating de waterstofreductiereactie gekatalyseerd wordt (reductiepiek schuift op naar

hogere potentiaal). Het effect van het Pd op de oxidatiereactie is echter zeer klein,

aangezien er geen ‘shifting’ optreedt van deze piek, tevens heeft de oppervlakteconditie

van het sample (gepolijst of tot #1200 geschuurd) hierop geen invloed.

Potentiaal vs. Hg/Hg2SO

4 [V]

-1,8 -1,6 -1,4 -1,2 -1,0 -0,8 -0,6 -0,4 -0,2 0,0

Str

oom

[A

]

-0,0008

-0,0006

-0,0004

-0,0002

0,0000

0,0002

0,0004

0,1004M NaOH (Scanrate 10mV.s-1

) - gepolijst

0,1004M NaOH (Scanrate 10mV.s-1

) - #1200

0,1004M NaOH (Scanrate 10mV.s-1) - #1200 met Pd

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.2222 –––– Invloed van PdInvloed van PdInvloed van PdInvloed van Pd----coating op het elektroactief systeemcoating op het elektroactief systeemcoating op het elektroactief systeemcoating op het elektroactief systeem. CV’s opgenomen . CV’s opgenomen . CV’s opgenomen . CV’s opgenomen ten opzichte vanten opzichte vanten opzichte vanten opzichte van Hg/HgHg/HgHg/HgHg/Hg2222SOSOSOSO4444----referentiereferentiereferentiereferentie----elektrodeelektrodeelektrodeelektrode

Het doel van deze experimenten was echter het bepalen van het elektroactief gebied bij

een met Pd gecoat sample. Uit Figuur 5.2 is af te leiden dat het gebied met een

potentiaal hoger dan -500mV ten opzichte van Hg/Hg2SO4 stabiel is en dat deze

Ox

Red

Page 90: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 81

potentiaal voldoende hoog is om waterstof te oxideren. Voor alle elektropermeatietesten

werd de polarisatiepotentiaal van het sample op -500 mV ten opzichte van Hg/Hg2SO4

gehouden. De invloed van de polarisatieweerstand op de reststroom werd ook nagegaan

voor een polarisatie van -400 mV en -300 mV ten opzichte van Hg/Hg2SO4. Hierbij werd

na relaxatie een reststroom gemeten die tot vijf maal hoger was, dan deze bij -500 mV

ten opzichte van Hg/Hg2SO4. Deze experimenten bewezen de initieel gemaakte

veronderstelling, dat de polarisatiepotentiaal voldoende laag moet worden gehouden om

zo corrosiereacties aan het sampleoppervlak te vermijden.

5.1.35.1.35.1.35.1.3 Het elekHet elekHet elekHet elektrochemisch trochemisch trochemisch trochemisch permeatiepermeatiepermeatiepermeatie----experimentexperimentexperimentexperiment

Na alle voorbereidingen kan het permeatie-experiment gestart worden. Voor meer

informatie over de voorbereidingen wordt verwezen naar de paragrafen 4.2, 4.3.2 en 5.1.

Bij de start van het permeatie-experiment zit het monster op een correcte manier

ingeklemd in de monsterhouder, zijn de twee compartimenten gevuld met 0,1N NaOH en

zijn alle elektrodes correct aangesloten. In VersaStudio wordt vervolgens een sequentie

geprogrammeerd – een voorbeeld hiervan wordt weergegeven in Bijlage A – waarbij het

sample eerst gedurende ±20u een relaxatieperiode ondergaat, Figuur 5.3 geeft hiervan

het verloop weer.

Tijd [s]

0 20000 40000 60000

i [A

]

0

1e-6

2e-6

3e-6

4e-6

5e-6

Elektrochemische permeatie (Experimentele waarden Fe0% - sampledikte: 671 µm)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.3333 –––– Signaal gemeten tijdens de relaxatieperiode van een elektrochemische permeatietestSignaal gemeten tijdens de relaxatieperiode van een elektrochemische permeatietestSignaal gemeten tijdens de relaxatieperiode van een elektrochemische permeatietestSignaal gemeten tijdens de relaxatieperiode van een elektrochemische permeatietest

Page 91: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 82

Na de relaxatie wordt de eigenlijke permeatietest gestart. Hierbij wordt het elektrisch

circuit van het kathodecompartiment gesloten. Door de stroom (2,5 mA) die in dit circuit

stroomt wordt aan de intredezijde van het sample (galvanostatisch) waterstof

gegenereerd. Het sluiten van de kring komt op Figuur 5.4 overeen met: ‘opladen starten’.

Na het sluiten van de kring blijft het signaal gedurende een bepaalde tijd gelijk aan de

stroom gemeten op het einde van de relaxatie, het systeem vertoont een zekere

traagheid. Deze periode komt overeen met de tijd die de waterstof nodig heeft om aan

het sampleoppervlak te adsorberen, vervolgens door de matrix te diffunderen en

uiteindelijk aan de uittredezijde te desorberen. Wanneer waterstof de uittredezijde

bereikt, wordt het – door de aanwezige palladiumcoating – onmiddellijk gedetecteerd,

waarbij de gemeten stroom toeneemt. Het punt waarbij deze stroomtoename het eerst

optreedt wordt de tijd van doorbraak (‘breakthrough time’) genoemd. Door een steeds

toenemende detectie van waterstof stijgt het signaal (stroom) initieel heel snel, maar

bereikt na een zekere tijd een constante waarde ( ∞i ).

Tijd [s]

76000 78000 80000 82000 84000 86000 88000 90000

i [A

]

0

1e-6

2e-6

3e-6

4e-6

5e-6

Elektrochemische permeatie (Experimentele waarden Fe0% - sampledikte: 671 µm)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.4444 –––– Signaal gemeten tijdensSignaal gemeten tijdensSignaal gemeten tijdensSignaal gemeten tijdens de eerste en tweede keer opladen en ontladen, typisch de eerste en tweede keer opladen en ontladen, typisch de eerste en tweede keer opladen en ontladen, typisch de eerste en tweede keer opladen en ontladen, typisch verloop van een verloop van een verloop van een verloop van een elektrochemische permeatiemetingelektrochemische permeatiemetingelektrochemische permeatiemetingelektrochemische permeatiemeting

Rel

axat

ie

Ontladen starten

Opl

aden

sta

rten

(2,

5 m

A)

Opl

aden

sta

rten

(2,

5 m

A)

Ver

sch

il i

n s

troo

m t

e w

ijte

n a

an

de i

nte

ract

ie t

uss

en d

e ge

van

gen

w

ater

stof

en

het

sam

ple

Page 92: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 83

Na het bereiken van ∞i wordt het elektrisch circuit in het kathodecompartiment terug

verbroken, zodat er geen waterstof meer wordt geproduceerd. Op dit ogenblik start het

ontladen. Na enkele seconden wordt een daling van het signaal (stroom) waargenomen.

Initieel daalt deze snel, maar na een zekere tijd wordt een constante waarde bereikt

(Figuur 5.4). Deze waarde ligt echter iets hoger dan de oorspronkelijke ‘reststroom’ bij

het begin van de meting, dit is te verklaren door de interactie van de waterstof met de

staalmatrix. Tijdens deze eerste oplaadcurve werden de irreversibele ‘traps’ gevuld en

dit met een stijging van het ‘basissignaal’ tot gevolg. Met deze informatie wordt in het

kader van deze masterscriptie niet verder gewerkt. Een verklaring hiervoor wordt

gevonden in het relatief korte ontlaadinterval. Om een betrouwbaar signaal te hebben

zou de ontlaadtijd veel langer moeten worden gemaakt (cf. relaxatietijd), maar dit was in

het kader van dit onderzoek weinig relevant.

Wanneer de stroom na de eerste ontlading is gestabiliseerd wordt een tweede oplading

en vervolgens tweede ontlading uitgevoerd. Het verloop van het signaal (stroom) kan op

dezelfde manier worden verklaard als hierboven werd uitgelegd. Bemerk wel dat de

‘breakthrough time’ bij de tweede oplading opmerkelijk korter is dan bij de eerste. Dit

wordt enerzijds verklaard door het sneller adsorberen van de waterstof aan het sample

en anderzijds door een snellere diffusie van de waterstof in de samplematrix, aangezien

de irreversibele traps reeds werden gevuld tijdens de eerste oplading. Hier wordt in

paragraaf 5.3.2.1 verder op teruggekomen.

5.25.25.25.2 Bepalen van de diffusiecoëfficiëntBepalen van de diffusiecoëfficiëntBepalen van de diffusiecoëfficiëntBepalen van de diffusiecoëfficiënt

In deze paragraaf wordt de diffusiecoëfficiënt voor één meting berekend, volgens de

verschillende methodes – uitgezonderd deze voor potentiostatische oplaadconditie – die

in paragraaf 1.3.5.3 reeds werden vermeld. Voor de berekeningen zelf wordt verwezen

naar Bijlage B-E, daar wordt respectievelijk een modelberekening met SigmaPlot 11.0 en

Maple 8 weergegeven. Bemerk dat dit rekenvoorbeeld representatief is voor de

berekening van de diffusiecoëfficiënt uit alle andere permeatiecurves, die tijdens dit

onderzoek werden gegenereerd.

Na het uitvoeren van de elektropermeatiemeting worden de meetresultaten vanuit

VersaStudio geïmporteerd in Excel. Tijdens de meting zelf werd ook de tijd waarop het

opladen en ontladen werd gestart genoteerd, dit is nodig bij de bepaling van de oplaad-

en ontlaadtransiënt waaruit – volgens de verschillende methodes – de diffusiecoëfficiënt

wordt bepaald.

Page 93: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 84

Bij de berekeningen is er een essentieel verschil tussen het bepalen van de

diffusiecoëfficiënt volgens de oplaad- of ontlaadtransiënt. Daarom wordt dit in de

volgende twee paragrafen verder verduidelijkt. In paragraaf 5.2.3 wordt tenslotte een

overzicht gegeven van de verschillende waarden – afhankelijk van de gebruikte

rekenmethode – voor de diffusiecoëfficiënt.

5.2.15.2.15.2.15.2.1 De diffusiecoëfficiënt uit de oplaadtransiëntDe diffusiecoëfficiënt uit de oplaadtransiëntDe diffusiecoëfficiënt uit de oplaadtransiëntDe diffusiecoëfficiënt uit de oplaadtransiënt

De diffusiecoëfficiënt wordt in dit geval berekend met één van volgende karakteristieke

tijden: de ‘breakthrough time’, de ‘lag time’ of de ‘half-rise time’. Om deze tijden te

bepalen is het noodzakelijk om de oplaadtransiënt voor de eerste en tweede oplading te

reconstrueren in SigmaPlot 11.0 (Figuur 5.5). Hierbij wordt de genormaliseerde flux

(∞∞

=i

i

J

J tt )()( ) uitgezet in functie van de absolute tijd ( 0)( tt t − ), waarbij 0t gelijk is aan de

tijd waarop de oplading start. Het einde van deze oplaadtransiënt wordt bereikt wanneer

het signaal gedurende ±100s een constante waarde ( ∞i ) weergeeft.

Wanneer nu – voor zowel de eerste als tweede oplaadtransiënt – de experimentele

waarden zijn geplot, wordt voor beide oplaadtransiënten gezocht naar een zo goed

mogelijke ‘fit’. Het beste resultaat hiervoor werd bekomen via een Weibull regressie.

Deze regressie werd met SigmaPlot 11.0 ook statistisch getest door: ‘Analysis of

Variance’, ‘Normality test (Shapiro-Wilk)’ en ‘Constant Variance test’ (Bijlage B). De

bekomen vergelijking van de Weibull-regressiecurves voor beide oplaadtransiënten was

van de vorm:

( ) 0=xf , ( )

⋅−≤ cbxx1

0 2ln (5.1a)

( )

( )

−⋅=

⋅+−

c

c

b

bxx

eaxf

1

0 2ln

1, ( )

⋅−> cbxx1

0 2ln (5.1b)

met a , b , c en 0x de constante parameters. Deze verschillen echter wel tussen de

oplaadtransiënten onderling.

Page 94: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 85

Tijd [s]

0 500 1000 1500 2000 2500

J(t

)/J

ω

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1ste Oplaadtransiënt (Experimentele waarden)

1ste Oplaadtransiënt (Weibull regressie)

2de Oplaadtransiënt (Experimentele waarden)

2de Oplaadtransiënt (Weibull regressie)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.5555 –––– VoorstVoorstVoorstVoorstelling van de eerste en tweede oplaadtransiënt en de gefitte Weibull regressiecurveselling van de eerste en tweede oplaadtransiënt en de gefitte Weibull regressiecurveselling van de eerste en tweede oplaadtransiënt en de gefitte Weibull regressiecurveselling van de eerste en tweede oplaadtransiënt en de gefitte Weibull regressiecurves

Uit de berekende oplaadtransiënten (Weibull) worden vervolgens met Maple 8 de

karakteristieke tijden bepaald, namelijk de ‘breakthrough time’ ( bt ), de ‘lag time’ ( Lt ) of

de ‘half-rise time’ ( 21t ). Deze tijden worden respectievelijk in vergelijking 5.2 tot 5.4

ingevuld, waardoor een waarde voor de diffusiecoëfficiënt wordt bekomen. In deze

vergelijkingen is L de sampledikte.

bb t

LD

⋅=

3,15

2

(5.2)

Lt

LD

⋅=

2

2

63,0 (5.3)

21

2

5,0 379,0t

LD ⋅= (5.4)

De berekeningen hiervan worden weergegeven in Bijlage C.

Page 95: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 86

5.2.25.2.25.2.25.2.2 De diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiëntDe diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiëntDe diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiëntDe diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt

Voor de berekening van de diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt wordt maar één

methode gehanteerd, namelijk de integratiemethode. Vooraleer de berekening van de

diffusiecoëfficiënt wordt gemaakt, worden – identiek als bij de oplaadtransiënt in vorige

paragraaf – aan de hand van de experimentele waarden uit de elektropermeatiemeting

de eerste en tweede ontlaadtransiënt in SigmaPlot 11.0 geconstrueerd (Figuur 5.6).

Hierbij wordt de absolute stroom ( restt ii −)( ) uitgezet in functie van de absolute tijd

( 0)( tt t − ), waarbij resti gelijk is aan de intensiteit van de reststroom en 0t aan de tijd

waarop de oplading wordt gestart. Het einde van deze ontlaadtransiënt wordt bereikt na

3100 s, dit werd voor alle metingen zo gehouden.

Tijd [s]

0 500 1000 1500 2000 2500 3000

i [A

]

0

1e-6

2e-6

3e-6

4e-6

5e-6

1ste Ontlaadtransiënt (Experimentele waarden)

1ste Ontlaadtransiënt (Exponential decay, double 4 parameter regressie)

2de Ontlaadtransiënt (Experimentele waarden)

2de Ontlaadtransiënt (Exponential decay, double 4 parameter regressie)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.6666 –––– Voorstelling van de eerste en tweede ontlaadtransiënt en de gefitte Voorstelling van de eerste en tweede ontlaadtransiënt en de gefitte Voorstelling van de eerste en tweede ontlaadtransiënt en de gefitte Voorstelling van de eerste en tweede ontlaadtransiënt en de gefitte ‘‘‘‘Exponential decay, double Exponential decay, double Exponential decay, double Exponential decay, double 4 parameter4 parameter4 parameter4 parameter’’’’ regressiecurvesregressiecurvesregressiecurvesregressiecurves

Wanneer nu – voor zowel de eerste als tweede ontlaadtransiënt – de experimentele

waarden geplot worden, wordt voor beide transiënten gezocht naar een zo goed mogelijke

Page 96: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 87

‘fit’. Het beste resultaat hiervoor werd bekomen via een ‘Exponential decay, double 4

parameter’ regressie. Deze regressie werd met SigmaPlot 11.0 ook statistisch getest

door: ‘Analysis of Variance’, ‘Normality test (Shapiro-Wilk)’ en ‘Constant Variance test’

(Bijlage D). De bekomen vergelijking van dit type regressiecurve had voor beide

ontlaadtransiënten de volgende vorm:

( ) ( ) ( )xdxb eceaxf ⋅−⋅− ⋅+⋅= (5.5)

met a , b , c en d de constante parameters. Deze verschillen echter wel tussen de

ontlaadtransiënten onderling.

Uit de berekende ontlaadtransiënten (‘exponential decay’) wordt vervolgens met Maple 8

de oppervlakte ( 4Q ) onder deze ontlaadcurves bepaald (vergelijking 5.6). Hiervoor wordt

een integratie uitgevoerd over het tijdsinterval [0,3100], waarbij t=0 overeenkomt met

het tijdstip waarop de ontlading wordt gestart ( st ). Vervolgens wordt met Maple 8 – uit

de waarde voor de totale lading ( 4Q ) – de diffusiecoëfficiënt bepaald (vergelijking 5.7).

∫∞

⋅=t

ts

dtiQ 44 (5.6)

4

2

int, 6

.

Q

LiD decay ⋅

= ∞ (5.7)

De berekeningen hiervan worden weergegeven in Bijlage E.

5.2.35.2.35.2.35.2.3 Overzicht van de diffusiecoëfficiënten berekend volgens de Overzicht van de diffusiecoëfficiënten berekend volgens de Overzicht van de diffusiecoëfficiënten berekend volgens de Overzicht van de diffusiecoëfficiënten berekend volgens de

verschillende methodesverschillende methodesverschillende methodesverschillende methodes

Uit de verschillende elektropermeatie-experimenten werden telkens volgens de

verschillende methodes, zoals hierboven vermeld, de diffusiecoëfficiënten bepaald. De

resultaten van deze berekeningen worden in Tabel 5.1 en Tabel 5.2 weergegeven, dit

zowel voor de experimenten om de invloed van de dikte op de diffusie na te gaan als deze

voor het bepalen van de invloed van TiC op de diffusie.

Page 97: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 88

CodeCodeCodeCode L L L L

[mm][mm][mm][mm]

LLLL2222

[mm[mm[mm[mm2222]]]]

ttttb,expb,expb,expb,exp

[s][s][s][s]

ttttb;Weibullb;Weibullb;Weibullb;Weibull

[s][s][s][s]

DDDDb;Weibull b;Weibull b;Weibull b;Weibull

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

DDDD0,60,60,60,63333;Weibull ;Weibull ;Weibull ;Weibull

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

DDDD0,50;Weibull 0,50;Weibull 0,50;Weibull 0,50;Weibull

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

DDDDint;Decayint;Decayint;Decayint;Decay

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

EXP024EXP024EXP024EXP024----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 0,673 0,453 120 118 2,5.10-10 8,1.10-10 7,7.10-10 3,9.10-10

EXP025EXP025EXP025EXP025----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 1,390 1,920 319 302 4,2.10-10 1,1.10-9 1,1.10-9 5,4.10-10

EXP036EXP036EXP036EXP036----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 0,866 0,751 174 185 2,7.10-10 7,5.10-10 7,6.10-10 5,3.10-10

EXP037EXP037EXP037EXP037----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 1,070 1,150 219 213 3,5.10-10 5,9.10-10 6,2.10-10 5,3.10-10

EXP038EXP038EXP038EXP038----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 0,671 0,450 123 144 2,1.10-10 3,8.10-10 4,2.10-10 5,2.10-10

EXP039EXP039EXP039EXP039----TiCTiCTiCTiC 0,650 0,423 159 210 1,3.10-10 2,5.10-10 2,6.10-10 3,3.10-10

EXP030EXP030EXP030EXP030----TiCTiCTiCTiC 0,653 0,427 150 167 1,7.10-10 4,2.10-10 4,1.10-10 2,8.10-10

Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.1111 –––– Resultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de eerste oplaadResultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de eerste oplaadResultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de eerste oplaadResultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de eerste oplaad---- en ontlaadtransiënten ontlaadtransiënten ontlaadtransiënten ontlaadtransiënt

CodeCodeCodeCode L L L L

[mm][mm][mm][mm]

LLLL2222

[mm[mm[mm[mm2222]]]]

ttttb,expb,expb,expb,exp

[s][s][s][s]

ttttb;Weibullb;Weibullb;Weibullb;Weibull

[s][s][s][s]

DDDDb;Weibull b;Weibull b;Weibull b;Weibull

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

DDDD0,63;Weibull 0,63;Weibull 0,63;Weibull 0,63;Weibull

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

DDDD0,50;Weibull 0,50;Weibull 0,50;Weibull 0,50;Weibull

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

DDDDint;Decayint;Decayint;Decayint;Decay

[m[m[m[m2222.s.s.s.s----1111]]]]

EXP024EXP024EXP024EXP024----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 0,673 0,453 57 68 4,4.10-10 1,4.10-9 1,3.10-9 2,7.10-10

EXP025EXP025EXP025EXP025----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 1,390 1,920 170 171 7,4.10-10 2,6.10-9 2,4.10-9 6,5.10-10

EXP036EXP036EXP036EXP036----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 0,866 0,751 78 101 4,8.10-10 1,5.10-9 1,4.10-9 4,4.10-10

EXP037EXP037EXP037EXP037----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 1,070 1,150 111 114 6,6.10-10 1,6.10-9 1,6.10-9 4,4.10-10

EXP038EXP038EXP038EXP038----Fe0%Fe0%Fe0%Fe0% 0,671 0,450 57 74 4,0.10-10 1,2.10-9 1,3.10-10 5,1.10-10

EXP039EXP039EXP039EXP039----TiCTiCTiCTiC 0,650 0,423 57 83 3,3.10-10 9,6.10-10 1,0.10-9 4,8.10-10

EXP030EXP030EXP030EXP030----TiCTiCTiCTiC 0,653 0,427 57 71 3,9.10-10 1,1.10-9 1,1.10-9 3,4.10-10

Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.2222 –––– Resultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de tweede oplaadResultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de tweede oplaadResultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de tweede oplaadResultaten voor de diffusiecoëfficiënten berekend uit de tweede oplaad---- en ontlaadtransiënten ontlaadtransiënten ontlaadtransiënten ontlaadtransiënt

5.35.35.35.3 Bespreking van de resultatenBespreking van de resultatenBespreking van de resultatenBespreking van de resultaten

5.3.15.3.15.3.15.3.1 Invloed van de berekeningsmethode Invloed van de berekeningsmethode Invloed van de berekeningsmethode Invloed van de berekeningsmethode opopopop de diffusiecoëfficiëntde diffusiecoëfficiëntde diffusiecoëfficiëntde diffusiecoëfficiënt

Bij de berekening van de diffusiecoëfficiënt werden twee fundamenteel verschillende

methodes toegepast. Enerzijds werd de diffusiecoëfficiënt berekend uit de

oplaadtransiënt (de ‘breakthrough time’ methode, de ‘time lag’ methode en de ‘half-rise

time’ methode) en anderzijds uit de ontlaadtransiënt (integratiemethode). Wanneer deze

resultaten uit Tabel 5.1 en Tabel 5.2 met elkaar worden vergeleken, worden hierbij

volgende verbanden vastgesteld:

• Voor zuiver ijzer (Fe0%)Voor zuiver ijzer (Fe0%)Voor zuiver ijzer (Fe0%)Voor zuiver ijzer (Fe0%)::::

DiffusiecoëfficiëDiffusiecoëfficiëDiffusiecoëfficiëDiffusiecoëfficiënt berekend uit oplaadtransiëntnt berekend uit oplaadtransiëntnt berekend uit oplaadtransiëntnt berekend uit oplaadtransiënt Diffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiënt

Variabel met de dikte ‘Constante’ waarde

Groter wanneer berekend uit tweede

oplaadtransiënt in vergelijking met de eerste

Blijft quasi constant voor zowel eerste als tweede

ontlaadtransiënt

Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.3333 –––– IIIInvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiëntnvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiëntnvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiëntnvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiënt voor zuiver ijzervoor zuiver ijzervoor zuiver ijzervoor zuiver ijzer

Page 98: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 89

• Voor Voor Voor Voor C075 (TiC):C075 (TiC):C075 (TiC):C075 (TiC):

Diffusiecoëfficiënt berekend uit oplaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit oplaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit oplaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit oplaadtransiënt Diffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt berekend uit ontlaadtransiënt

Afhankelijk van de gebruikte methode: variabel Quasi ‘constante’ waarde

Groter wanneer berekend uit tweede

oplaadtransiënt in vergelijking met berekening uit

eerste (zelfde trend als bij Fe0%)

Groter wanneer berekend uit tweede

ontlaadtransiënt in vergelijking met berekening uit

eerste

Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.Tabel 5.4444 –––– IIIInvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiënt voor C075nvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiënt voor C075nvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiënt voor C075nvloed van de berekeningsmethode op de diffusiecoëfficiënt voor C075

De observaties uit Tabel 5.3 en Tabel 5.4 zijn eenvoudig te verklaren door het

mechanisme van beide methodes met elkaar te vergelijken.

Indien de diffusiecoëfficiënt berekend wordt uit de oplaadtransiënt, wordt de

proceskinetiek, naast de diffusiesnelheid van waterstof, grotendeels bepaald door de

oppervlaktefenomenen (adsorptie van waterstof aan het staal). Het is dan ook niet

onverwacht dat de waarde van de diffusiecoëfficiënt vooral door dit

adsorptiemechanisme, aan de intredezijde van het sample wordt bepaald [36]. Tijdens de

tweede oplaadtransiënt neemt de diffusiecoëfficiënt zowel bij de Fe0%-samples als bij

deze met TiC toe. Dit wordt verklaard doordat het adsorptiemechanisme tijdens de

tweede oplaadtransiënt sneller verloopt dan tijdens de eerste. Een verklaring voor dit

verloop zou kunnen worden gezocht bij de concentratie aan protonen in de nabijheid van

de intredezijde van het sample. Initieel is de concentratie aan protonen in het

anodecompartiment homogeen (+H

bulkC ), wanneer de eerste oplading wordt gestart moeten

protonen migreren naar het elektrodeoppervlak (sample), waardoor een elektrische

dubbellaag wordt opgebouwd met een licht verhoogde concentratie aan protonen in de

nabijheid van het elektrodeoppervlak (cf. Figuur 1.1). De opbouw van deze laag neemt

echter tijd in beslag, terwijl tijdens de tweede oplading van waterstof in het staal deze

verhoogde concentratie aan protonen reeds aanwezig is in de nabijheid van het staal

(inner- en outer-helmholtzvlak) en hierdoor vlugger kan worden geadsorbeerd [56].

Indien de diffusiecoëfficiënt berekend wordt uit de ontlaadtransiënt (Tabel 5.3 en Tabel

5.4), wordt een totaal ander beeld verkregen. Wanneer de diffusiecoëfficiënt volgens deze

manier wordt bepaald, is deze onafhankelijk van adsorptiefenomenen. Hierdoor wordt

een veel stabielere waarde van de diffusiecoëfficiënt bekomen. Deze waarde is echter een

stuk lager dan deze bepaald uit de oplaadtransiënt, een verklaring hiervoor is het feit

dat de effectieve diffusiecoëfficiënt (beïnvloed door de waterstoftraps) lager ligt dan de

roosterdiffusiecoëfficiënt (enkel bepaald door de diffusie van waterstof). Zowel Archer en

Grant [31] als Owczarek en Zakroczymski [36] toonden aan dat de ontlaadtransiënten

Page 99: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 90

‘voorbestemd’ zijn om nuttige informatie te verschaffen over de waterstoftraps. Uit de

resultaten van C075 (TiC) wordt dit duidelijk. De diffusiecoëfficiënt, bepaald uit de

eerste ontlaadtransiënt, is lager dan deze bepaald uit de tweede. Dit komt overeen met

wat hierboven reeds werd besproken, namelijk dat de effectieve diffusiecoëfficiënt in de

eerste oplaadtransiënt lager is door de aanwezigheid van (ir)reversibele ‘trapping sites’.

Bij de tweede oplaadtransiënt zijn de irreversibele traps (TiC) gevuld en hebben geen

invloed meer op de diffusiecoëfficiënt waardoor deze hoger is, de reversibele trap blijven

echter zorgen voor een tegenwerkende kracht bij de diffusie van waterstof doorheen het

kristalrooster.

Uit deze verklaringen wordt besloten om bij de verdere besprekingen van de resultaten

enkel nog te werken met de waarde voor de diffusiecoëfficiënt berekend volgens de

ontlaadtransiënt. Deze waarde is stabiel en onafhankelijk van de

adsorptieverschijnselen, tevens toont deze diffusiecoëfficiënt belangrijke informatie met

betrekking tot de waterstoftraps.

5.3.25.3.25.3.25.3.2 Invloed van de dikteInvloed van de dikteInvloed van de dikteInvloed van de dikte

Tijdens het onderzoek in deze masterscriptie werd de invloed van de sampledikte (Fe0%)

op de ‘breakthrough time’, de maximum gemeten stroomintensiteit en de

diffusiecoëfficiënt nagegaan. De resultaten worden hieronder weergegeven en nader

toegelicht.

5.3.2.15.3.2.15.3.2.15.3.2.1 Breakthrough timeBreakthrough timeBreakthrough timeBreakthrough time en en en en corresponderendecorresponderendecorresponderendecorresponderende diffusiecoëfficiëntdiffusiecoëfficiëntdiffusiecoëfficiëntdiffusiecoëfficiënt

De ‘breakthrough time’ wordt berekend aan de hand van de oplaadtransiënt, hierdoor

wordt deze ‘tijd’ en de daaruit afgeleide effectieve diffusiecoëfficiënt niet enkel bepaald

door het diffusiefenomeen, maar ook door het adsorptiemechanisme. Aangezien deze

adsorptiestap – bij relatief dunne samples – trager is dan de diffusiestap, wordt dit

aanzien als de snelheidsbepalende stap van het volledige permeatieproces (adsorptie en

diffusie doorheen het kristalrooster); wanneer de dikte van het sample toeneemt wordt

de bijdrage van het adsorptiefenomeen steeds kleiner, waardoor de waarde voor de

diffusiecoëfficiënt steeds meer door het diffusieproces wordt bepaald en zo de werkelijke

waarde voor de roosterdiffusiecoëfficiënt (constante waarde) voor waterstof benadert.

Figuur 5.7 en Figuur 5.8 geven de waarden van de ‘breakthrough time’ ( bt ) en de

corresponderende diffusiecoëfficiënten weer voor respectievelijk de eerste en tweede

oplaadtransiënt. Beide figuren bevatten naast de experimentele waarden ook de

berekende waarden van bt , deze werd bepaald via de Weibull regressiecurve. Het is aan

Page 100: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 91

de hand van deze berekende waarden voor bt dat hieronder de roosterdiffusiecoëfficiënt

wordt bepaald uit de helling van de lineaire regressiecurve doorheen deze waarden in

functie van het kwadraat van de sampledikte en dit voor de tweede oplaadtransiënt.

L2 [mm

2]

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

t b 'bre

ak

thro

ugh

tim

e' [

s]

0

100

200

300

400

Db [

m2.s

-1]

0,0

2,0e-10

4,0e-10

6,0e-10

8,0e-10

1,0e-9

1,2e-9

1,4e-9

1,6e-9

1,8e-9

Experimentele waarden voor tb

Lineaire regressie tb,experimenteel

Berekende waarden voor tb

Lineaire regressie tb,berekend

Diffusiecoëfficiënt bepaald uit tb,berekend

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.7777 –––– Invloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tbbbb en Den Den Den Dbbbb berekend uit de eerste oplaadtransiëntberekend uit de eerste oplaadtransiëntberekend uit de eerste oplaadtransiëntberekend uit de eerste oplaadtransiënt

9957,0

96,6441,133)(2 =

+⋅=

R

xxf

9692,0

63,8407,114)(2 =

+⋅=

R

xxf

Page 101: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 92

L2 [mm

2]

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

t b 'b

rea

kth

rou

gh

tim

e' [s

]

0

50

100

150

200

Db [

m2.s

-1]

0,0

5,0e-10

1,0e-9

1,5e-9

2,0e-9

2,5e-9

Experimentele waarden voor tb

Lineaire regressie tb,experimenteel

Berekende waarden voor tb

Lineaire regressie tb,berekend

Diffusiecoëfficiënt bepaald uit tb,berekend

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.8888 –––– Invloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tbbbb en Den Den Den Dbbbb berekend uit de tweede oplaadtransiëntberekend uit de tweede oplaadtransiëntberekend uit de tweede oplaadtransiëntberekend uit de tweede oplaadtransiënt

Uit de waarden van de berekende tb (uit de tweede oplaadtransiënt) is het mogelijk om

deze constante roosterdiffusiecoëfficiënt te bepalen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van

de trendlijn, die door deze waarden werd getrokken (lineaire regressie). De vergelijking

van deze curve wordt gegeven door vergelijking 5.8:

01,4325,66)( +⋅= xxf (5.8)

of anders:

01,431025,66 26 +⋅⋅= Ltb (5.9)

waarbij L2 wordt uitgedrukt in m2.

9820,0

01,4325,66)(2 =

+⋅=

R

xxf 9996,0

62,2124,77)(2 =

+⋅=

R

xxf

Page 102: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 93

Wanneer vergelijking 5.9 wordt ingevuld in vergelijking 5.2, is het mogelijk een waarde

voor ∞,bD te geven:

106, 1087,9

1025,663,15

1 −∞ ⋅=

⋅⋅=bD m2.s-1 (5.10)

De waarde bekomen in vergelijking 5.10 geeft de maximale waarde van de

diffusiecoëfficiënt van waterstof in zuiver ijzer weer. De waarden voor de

diffusiecoëfficiënt – berekend uit de eerste en tweede oplaadtransiënt – liggen echter

lager, maar uit Figuur 5.7 en Figuur 5.8 wordt tevens afgeleid, dat naarmate de

sampledikte toeneemt, deze waarde – toch zeker voor deze berekend uit de tweede

oplaadtransiënt – wordt benaderd. De afwijking hierop (bij dunnere samples) wordt,

zoals reeds aangehaald, verklaard door de impact van de adsorptiefenomenen aan de

intredezijde van het sample. De hierboven gemaakte afleidingen kunnen ook toegepast

worden op de andere karakteristieke tijden van de oplaadtransiënt. Hieruit wordt dan

(met de gepaste vergelijking) de bijhorende diffusiecoëfficiënt bepaald.

Zoals hierboven werd aangehaald, wordt ook vastgesteld dat de bD – berekend uit de

tweede oplaadtransiënt – groter is dan deze berekend uit de eerste. Tot op heden werd

verondersteld dat dit te wijten is aan de kinetiek van het adsorptiemechanisme. Om dit

te bewijzen wordt enkel gewerkt met de berekende waarden van de ‘breakthrough time’,

om zo een duidelijk beeld te scheppen. Deze worden voor de eerste en tweede

oplaadtransiënt weergegeven in Figuur 5.9, hierbij worden volgende vaststellingen

gemaakt:

1) Het y-intercept bij de eerste oplaadtransiënt ligt hoger dan bij de tweede

oplaadtransiënt;

2) het verloop van de trendlijn is steiler bij de eerste oplaadtransiënt (grotere

waarde voor de richtingscoëfficiënt).

Verklaring vVerklaring vVerklaring vVerklaring vaststelaststelaststelaststelling 1ling 1ling 1ling 1::::

Wanneer de sampledikte in de limiet naar nul nadert, is de bt een maat voor de

oppervlaktefenomenen aan de intredezijde van het sample. Aangezien bij een dikte van

nul de bijdrage van de diffusie eveneens gelijk is aan nul, is het intercept met de y-as

gelijk aan de tijd die tijdens de oplaadtransiënt verloren gaat door intredefenomenen

(‘adsorptietijd’). Zoals vervolgens uit Figuur 5.9 blijkt, vermindert de bijdrage van de

Page 103: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 94

oppervlaktefenomenen op de totale reactiekinetiek tijdens de oplaadtransiënten,

wanneer de eerste met de tweede wordt vergeleken.

L2 [mm

2]

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

t b 'b

rea

kth

rou

gh

tim

e' [s

]

0

100

200

300

400

Berekende waarden voor tb (eerste oplaadtransiënt)

Lineaire regressie tb,berekend (eerste oplaadtransiënt)

Berekende waarden voor tb (tweede oplaadtransiënt)

Lineaire regressie tb,berekend (tweede oplaadtransiënt)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.9999 –––– Invloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tInvloed van de dikte op tbbbb berekend uit de eerste en tweede oplaadtransiëntberekend uit de eerste en tweede oplaadtransiëntberekend uit de eerste en tweede oplaadtransiëntberekend uit de eerste en tweede oplaadtransiënt

Verklaring vaststelling 2:Verklaring vaststelling 2:Verklaring vaststelling 2:Verklaring vaststelling 2:

Wanneer de lineaire regressielijn – berekend uit de tweede oplaadtransiënt – wordt

getransleerd over een afstand 41,6 in verticale richting, zoals getoond op Figuur 5.9,

snijden de curves – berekend uit de eerste en tweede oplaadtransiënt – zich bij een dikte

gelijk aan nul ( 02 =L ). De curve (afkomstig van de eerste oplaadtransiënt) heeft een

waarde voor de helling van 114, dit is 48 meer dan de getransleerde curve (66). Dit

verschil is toe te schijven aan de waterstoftraps. Bij de eerste oplaadtransiënt worden

deze traps gevuld en hebben een vertragende invloed op de diffusiecoëfficiënt, dit werd

reeds in 1975 door Caskey en Pillinger aangetoond [55]. Wanneer de tweede

oplaadtransiënt wordt geregistreerd, zijn deze traps nog niet volledig leeg en dienen dus

9820,0

01,4325,66)(2 =

+⋅=

R

xxf

9692,0

63,8407,114)(2 =

+⋅=

R

xxf

Page 104: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 95

niet opnieuw te worden opgevuld (cf. definitie ‘trap’), hierdoor is deze tegenwerkende

kracht op de diffusie veel lager dan tijdens de eerste oplaadcurve.

5.3.2.25.3.2.25.3.2.25.3.2.2 Diffusiecoëfficiënt afgeleid uit de ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt afgeleid uit de ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt afgeleid uit de ontlaadtransiëntDiffusiecoëfficiënt afgeleid uit de ontlaadtransiënt

Dit effect werd reeds gedeeltelijk in paragraaf 5.3.1 beschreven, maar wordt hieronder

beter geïllustreerd. Uit Figuur 5.10 wordt afgeleid dat de waarden voor de

diffusiecoëfficiënt relatief constant zijn.

L2 [mm

2]

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5

Din

t [m

2.s

-1]

0,0

2,0e-10

4,0e-10

6,0e-10

8,0e-10

1,0e-9

1,2e-9

1,4e-9

1,6e-9

1,8e-9

Diffusiecoëfficiënt bepaald uit de eerste ontlaadtransiënt

Diffusiecoëfficiënt bepaald uit de tweede ontlaadtransiënt

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.10101010 –––– Invloed van de dikte op DInvloed van de dikte op DInvloed van de dikte op DInvloed van de dikte op Dintintintint berekend uit de eerste en tweede ontlaadtransiëntberekend uit de eerste en tweede ontlaadtransiëntberekend uit de eerste en tweede ontlaadtransiëntberekend uit de eerste en tweede ontlaadtransiënt

Zoals reeds hierboven werd vermeld, is dit toe te schrijven aan de gebruikte methode. Bij

het bepalen van de diffusiecoëfficiënt uit de ontlaadtransiënt, wordt deze niet beïnvloed

door de oppervlaktefenomenen aan de intredezijde van het sample, hierdoor is de waarde

ervan – zowel bij de berekening uit de eerste als de tweede ontlaadtransiënt – stabiel.

Uit deze en de reeds hierboven besproken waarden mag worden afgeleid, dat de

reproduceerbaarheid van de resultaten hoog is (dit werd tevens ook getest op samples

van ± dezelfde dikte) en dit in tegenstelling met wat vaak over deze analysemethode in

Page 105: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 96

de literatuur wordt geschreven (cf. paragraaf 1.3.7). De reden waarom er soms

afwijkingen optreden op de gemeten of berekende resultaten, moet vaak gezocht worden

bij de eigenschappen van het te karakteriseren sample zelf. Het is praktisch gezien

onmogelijk om twee identieke samples te vervaardigen, maar de afwijking die hierdoor

wordt veroorzaakt is eerder klein. Uit deze en de reeds hierboven besproken waarden

mag ook worden afgeleid, dat de reproduceerbaarheid van de resultaten relatief hoog is

en dit in tegenstelling met wat vaak over deze analysemethode in de literatuur wordt

geschreven (paragraaf 1.3.7)

5.3.2.35.3.2.35.3.2.35.3.2.3 Gemeten maximum stroomintensiteitGemeten maximum stroomintensiteitGemeten maximum stroomintensiteitGemeten maximum stroomintensiteit

Naast de invloed van de sampledikte op de karakteristieke tijden en de daaruit

berekende waarden voor de diffusiecoëfficiënt, wordt in deze subparagraaf de invloed op

de maximale gemeten stroomintensiteit onderzocht. Figuur 5.11 en Figuur 5.12 geven

hiervan respectievelijk de eerste en tweede oplaadtransiënten weer:

Tijd [s]

0 500 1000 1500 2000

i [A

]

0

1e-6

2e-6

3e-6

4e-6

5e-6

Experimentele waarden 1ste Oplaadtransiënt (sampledikte: 671µm)

Experimentele waarden 1ste Oplaadtransiënt (sampledikte: 866µm)

Experimentele waarden 1ste Oplaadtransiënt (sampledikte: 1070µm)

Experimentele waarden 1ste Oplaadtransiënt (sampledikte: 1390µm)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.11111111 –––– Invloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de eerste ontlaadtransiëntInvloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de eerste ontlaadtransiëntInvloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de eerste ontlaadtransiëntInvloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de eerste ontlaadtransiënt

Page 106: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 97

Tijd [s]

0 200 400 600 800 1000

i [A

]

0

1e-6

2e-6

3e-6

4e-6

Experimentele waarden 2de Oplaadtransiënt (sampledikte: 671µm)

Experimentele waarden 2de Oplaadtransiënt (sampledikte: 866µm)

Experimentele waarden 2de Oplaadtransiënt (sampledikte: 1070µm)

Experimentele waarden 2de Oplaadtransiënt (sampledikte: 1390µm)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.12121212 –––– Invloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de tweede ontlaadtransiëntInvloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de tweede ontlaadtransiëntInvloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de tweede ontlaadtransiëntInvloed van de sampledikte op de gemeten stroomintensiteit van de tweede ontlaadtransiënt

Uit beide figuren mag worden afgeleid, dat de stroomintensiteit – ongeacht de hoeveelste

ontlaadtransiënt – afneemt in functie van de dikte. Deze vaststellingen werden reeds in

het verleden gemaakt door Owczarek en Zakroczymski [36], wanneer de resultaten uit

dit onderzoek worden vergeleken met deze door hen bekomen, liggen deze in dezelfde

lijn.

Naast de hoger vermelde trend, wordt uit beide figuren duidelijk dat wanneer de eerste

en tweede oplaadtransiënt met elkaar worden vergeleken een fundamenteel verschil in

het verloop van deze transiënten wordt opgemerkt, namelijk dat de tweede

oplaadtransiënt veel sneller zijn maximumwaarde bereikt dan de eerste. De oorzaak van

dit fenomeen kan terug worden verklaard door het vertragend effect van de

waterstoftraps op de diffusie[55] (zie paragraaf 5.3.2.1).

Page 107: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 98

5.3.35.3.35.3.35.3.3 Invloed van de aanwezigheid van TiCInvloed van de aanwezigheid van TiCInvloed van de aanwezigheid van TiCInvloed van de aanwezigheid van TiC

De hierboven reeds besproken resultaten, waarmee de invloed van de dikte op

verschillende parameters werd geduid, werden allemaal uitgevoerd op zuiver ijzer. In

deze paragraaf wordt nog een laatste invloed besproken, namelijk de invloed van TiC op

de bekomen waarden voor de diffusiecoëfficiënt. Bij het bespreken van deze resultaten

wordt enkel gebruik gemaakt van de bepaling van de diffusiecoëfficiënt uit de

ontlaadtransiënt. Zoals reeds vermeld toonden zowel Archer en Grant [31] als Owczarek

en Zakroczymski [36] aan dat de ontlaadtransiënten ‘voorbestemd’ zijn om nuttige

informatie te verschaffen over de waterstoftraps. Onderstaande Figuur 5.13 geeft een

vergelijking tussen de waarde van de diffusiecoëfficiënt van zuiver ijzer (Fe0%) en deze

van C075 (TiC), de sampledikte werd in dit experiment zo constant mogelijk gehouden

(±660µm).

L2 [mm

2]

0,645 0,650 0,655 0,660 0,665 0,670 0,675

Db [

m2.s

-1]

0

2e-10

4e-10

6e-10

8e-10

1e-9

1ste ontlaadtransiënt (Experimentele waarden)

2de ontlaadtransiënt (Experimentele waarden)

Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.Figuur 5.13131313 –––– Invloed van de aanwezigheid van TiCInvloed van de aanwezigheid van TiCInvloed van de aanwezigheid van TiCInvloed van de aanwezigheid van TiC

C075 (TiC)

Zuiver ijzer

(Fe0%)

Page 108: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Elektrochemische permeatie 99

Uit Figuur 5.13 wordt besloten dat voor staal C075 – in tegenstelling tot zuiver ijzer –

een hogere diffusiecoëfficiënt wordt gevonden bij de tweede ontlaadtransiënt in

vergelijking met de waarde voor de diffusiecoëfficiënt afgeleid uit de eerste. Dit komt

overeen met wat reeds in paragraaf 5.3.1 werd besproken, namelijk dat de effectieve

diffusiecoëfficiënt in de eerste oplaadtransiënt lager is door de aanwezigheid van

irreversibele ‘trapping sites’. Bij de tweede oplaadtransiënt zijn deze irreversibele traps

(TiC) gevuld en hebben dus geen invloed meer op de diffusiecoëfficiënt waardoor deze

hoger is. Bij zuiver ijzer treedt dit fenomeen niet op, dit duidt op de afwezigheid van

irreversibele (TiC) waterstoftraps bij Fe0%. Het kleine verschil tussen de eerste en

tweede oplaadtransiënt wordt bij Fe0% vooral gezocht bij het niet volledig ontladen van

het sample (te korte ontlaadtijd tussen de twee opladingen), waardoor de hoger

energetische, maar toch reversibele waterstoftraps nog niet volledig konden worden

geleegd.

Page 109: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Conclusie 100

Hoofdstuk 6:Hoofdstuk 6:Hoofdstuk 6:Hoofdstuk 6:

ConclusieConclusieConclusieConclusie

Het doel van deze masterscriptie was het optimaliseren van een methodologie om via

elektrochemische permeatie het gedrag van waterstof in staal te bepalen. Al bij de

literatuurstudie werd duidelijk dat er tot op heden geen uniforme methode beschikbaar

was. Tijdens de literatuurstudie werd eveneens het fundamentele verschil tussen

galvanostatisch en potentiostatisch opladen van waterstof uitvoerig becommentarieerd,

dit was immers van cruciaal belang voor het interpreteren van de experimentele

resultaten. Hierna worden de resultaten, die in het teken van deze masterscriptie

werden gegenereerd samengevat.

Omdat het concept van de elektrochemische permeatie van waterstof is opgebouwd rond

drie pijlers, namelijk de opname in het sample (adsorptie), het transport doorheen de

matrix (diffusie) en de detectie (desorptie) ervan, werden deze afzonderlijk besproken.

In een eerste deel van dit onderzoek werd het effect bepaald van de elektrolytkeuze bij

het galvanostatisch opladen van waterstof in staal. Bij de karakterisatie via cyclische

voltammetrie werd besloten dat de elektrolyten op basis van 1N H2SO4 aanleiding gaven

tot aantasting van het oppervlak en dit zowel met thioureum (CH4N2S) als arseen

(oppervlakteactief element of ‘poison’). In het geval opgeladen werd vanuit een 0,1N

NaOH-elektrolyt bleef dit fenomeen uit, bij het toevoegen van thioureum werd op de CV-

curven enkel een toename van de piekintensiteit vastgesteld, daarenboven werd reeds bij

een zeer kleine concentratie (0,0135M) aan CH4N2S een maximaal effect bereikt.

Page 110: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Conclusie 101

Vervolgens werd de desorptie (detectie) van waterstof tijdens de elektropermeatie

onderzocht. In dit deel kwam vooral de monstervoorbereiding aan bod en meer bepaald

het aanbrengen van een palladiumlaagje aan de detectiezijde van het sample. Deze

coating had als functie de vorming van een passivatielaag op het sample te verhinderen,

zodat alle gediffundeerde waterstof tijdens de permeatieproef direct werd gedetecteerd

en dit om een maximaal signaal te bekomen. Aangezien gewerkt wordt met een

oppervlaktetechniek (‘coaten’), is de voorbehandeling van het sample van cruciaal

belang. Een perfect hechtende coating werd bekomen door het sampleoppervlak (vóór het

‘coaten’) een zekere ruwheid te geven, hierdoor werd het sample niet gepolijst maar

slechts tot #1200 geschuurd. Naast de ruwheid, was ook de activatie van het sample

kritisch. Dit werd gedaan door het stalen schijfje 5 s in HCl (37%) te dippen en

vervolgens onder kathodische bescherming te spoelen in een waterbad. Vervolgens werd

de Pd-coating aangebracht, dit gebeurde door de elektrische depositie van palladium op

het sampleoppervlak. Een dense en uniforme laag werd bekomen door gedurende 15 min

te palladineren bij een stroomdensiteit van 3 mA.cm-2. Deze reactie gebeurde tevens in

de elektropermeatiecel zelf (in-situ palladineren), zodat enkel de detectiezijde van het

sample met deze coating werd voorzien.

Na het voorbereiden van het monster werd ten slotte overgegaan tot de elektrochemische

permeatie-experimenten, deze werden volgens de galvanostatische oplaadconditie

uitgevoerd bij een stroom van 2,5 mA. Zowel voor zuiver ijzer als voor C075, dit is een

legering met 0,09 massaprocent TiC, werd aan de hand van de oplaad- en

ontlaadtransiënten de diffusiecoëfficiënt bepaald. De diffusiecoëfficiënten, berekend

volgens beide methoden, verschilden echter licht van elkaar. Dit was te verklaren door

de grote (tijdsbepalende) invloed van het opnamemechanisme (adsorptiefenomeen) van

waterstof in het sample ten opzichte van het gehele proces (adsorptie, diffusie en

desorptie) bij de berekening vanuit de oplaadtransiënt. Voor zuiver ijzer werd deze

‘adsorptietijd’ bepaald voor zowel de eerste als tweede oplaadtransiënt, hiervoor werd

een berekende waarde van respectievelijk 84,6 en 43,0 seconden bekomen. Wanneer dit

vergeleken wordt met de ‘breakthrough time’ voor zowel de eerste als tweede

oplaadtransiënt – respectievelijk ±120 en ±70 seconden en dit voor een sample met dikte

673 µm – is dit een aanzienlijke fractie van de tijd. Naarmate het sample dikker wordt

neemt deze tijdsfractie (te wijten aan de intredefenomenen) af, hierdoor benadert de

waarde van de berekende diffusiecoëfficiënt – voor de oplaadtransiënt en bij dikkere

samples (±1mm) – beter de reële waarde van de roosterdiffusiecoëfficiënt. Deze laatste

werd bepaald uit de helling van de curve (lineair gedeelte), waarbij de ‘breakthrough

Page 111: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Conclusie 102

time’ (voor de tweede oplaadtransiënt) in functie van het kwadraat van de dikte werd

uitgezet. Voor zuiver ijzer werd hiervoor een waarde van 9,87.10-10 m2.s-1 bekomen, welke

overeenstemt met de waarden opgegeven in de literatuur. Wanneer de effectieve

diffusiecoëfficiënt berekend wordt via de ontlaadtransiënt, hebben de intredefenomenen

geen invloed op de diffusiecoëfficiënt. Dit resulteert in een relatief constante waarde van

de berekende diffusiecoëfficiënt voor de verschillende diktes. Naast dit voordeel geeft de

volgens deze methode berekende diffusiecoëfficiënt ook meer informatie over de

irreversibele waterstoftraps, aangezien deze de waarde van de diffusiecoëfficiënt

verlagen. Dit laatste werd zowel voor C075 als voor zuiver ijzer aangetoond. Naast de

invloed van de dikte op de ‘breakthrough time’ en de diffusiecoëfficiënt, werd als laatste

de invloed van de sampledikte op de stroomintensiteit onderzocht. Wanneer de

resultaten worden vergeleken met deze vastgesteld door Owczarek en Zakroczymski,

wordt tot dezelfde conclusie gekomen, namelijk dat de maximale stroomintensiteit daalt

met een toenemende sampledikte.

Page 112: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage A 103

Bijlage ABijlage ABijlage ABijlage A

Selectie van de gewenste techniek:

Figuur A.Figuur A.Figuur A.Figuur A.1111 –––– Selectie van de gewenste techniek in VersaStudioSelectie van de gewenste techniek in VersaStudioSelectie van de gewenste techniek in VersaStudioSelectie van de gewenste techniek in VersaStudio

Page 113: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage A 104

Programmeren van de sequentie:

Figuur A.Figuur A.Figuur A.Figuur A.2222 –––– Programmeren van de Programmeren van de Programmeren van de Programmeren van de uit te voeren uit te voeren uit te voeren uit te voeren sequentiesequentiesequentiesequentie in VersaStudioin VersaStudioin VersaStudioin VersaStudio

Bij het programmeren van één sequentie worden volgende parameters ingesteld:

1. de gewenste polarisatiepotentiaal (ten opzichte van Hg/Hg2SO4-referentie)

2. de totale tijd van de sequentie (in seconden)

3. het tijdsinterval tussen twee opeenvolgende gemeten waarden

4. de I-filter op 10 Hz, anders is het meetsignaal onderhevig aan ruis.

Volledige interface van VersaStudio na een permeatiemeting:

Figuur A.Figuur A.Figuur A.Figuur A.3333 –––– Interface van VersaStudio (na een permeatiemeting)Interface van VersaStudio (na een permeatiemeting)Interface van VersaStudio (na een permeatiemeting)Interface van VersaStudio (na een permeatiemeting)

1.

3. 2.

4.

Grafische weergave van het signaal

Ingesteld programma van verschillende opeenvolgende sequenties

Meetwaarden

Page 114: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage B 105

Bijlage BBijlage BBijlage BBijlage B

Berekeningen met SigmaPlot 11.0 voor de eerste en tweede oplaadtransiënt:

Tijd [s]

0 500 1000 1500 2000 2500

J(t

)/J

ω

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1ste Oplaadtransiënt (Experimentele waarden)

1ste Oplaadtransiënt (Weibull regressie)

2de Oplaadtransiënt (Experimentele waarden)

2de Oplaadtransiënt (Weibull regressie)

Figuur B.Figuur B.Figuur B.Figuur B.1111 –––– Grafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curven voor de eGrafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curven voor de eGrafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curven voor de eGrafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curven voor de eerste en tweede erste en tweede erste en tweede erste en tweede oplaadtransiëntoplaadtransiëntoplaadtransiëntoplaadtransiënt

Page 115: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage B 106

Nonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear Regression

Data Source: Data 1 in NotebookData Source: Data 1 in NotebookData Source: Data 1 in NotebookData Source: Data 1 in Notebook8888 Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter f= if(x<=x0-b*ln(2)^(1/c); 0; a*(1-exp(-(abs(x-x0+b*ln(2)^(1/c))/b)^c))) R R R R Rsqr Rsqr Rsqr Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Standard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of Estimate 0,9995 0,9989 0,9989 0,0118 CoefficientCoefficientCoefficientCoefficient Std. ErrorStd. ErrorStd. ErrorStd. Error tttt PPPP a 1,0503 0,0049 214,1189 <0,0001 b 511,3839 7,7402 66,0688 <0,0001 c 0,6558 0,0059 110,2919 <0,0001 x0 435,9952 3,5506 122,7945 <0,0001 Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS Regression 4 163,7793 40,9448 Residual 316 0,0437 0,0001 Total 320 163,8231 0,5119 Corrected for the mean of the observations: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS FFFF PPPP Regression 3 40,7618 13,5873 98163,8056 <0,0001 Residual 316 0,0437 0,0001 Total 319 40,8055 0,1279 Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests: Normality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (Shapiro----Wilk)Wilk)Wilk)Wilk) Failed (P = 0,0134) W Statistic= 0,9887 Significance Level = 0,0500 Constant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance Test Failed (P = 0,0041) Fit Equation Description:Fit Equation Description:Fit Equation Description:Fit Equation Description: [Variables] x = col(2) y = col(6) reciprocal_y = 1/abs(y) reciprocal_ysquare = 1/y^2 [Parameters] a = max(y) ''Auto {{previous: 1,05032}} b = xwtr(x;y;,5) ''Auto {{previous: 511,384}} c = 1 ''Auto {{previous: 0,655824}} x0 = x50(x;y;,5) ''Auto {{previous: 435,995}} [Equation] f= if(x<=x0-b*ln(2)^(1/c); 0; a*(1-exp(-(abs(x-x0+b*ln(2)^(1/c))/b)^c))) fit f to y ''fit f to y with weight reciprocal_y ''fit f to y with weight reciprocal_ysquare [Constraints] b>0 c>0 [Options] tolerance=1e-10 stepsize=1 iterations=200 Number of Iterations Performed = 72

Page 116: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage B 107

Nonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear Regression Data Source: Data 1 in Notebook8Data Source: Data 1 in Notebook8Data Source: Data 1 in Notebook8Data Source: Data 1 in Notebook8 Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter Equation: Sigmoidal; Weibull, 4 Parameter f= if(x<=x0-b*ln(2)^(1/c); 0; a*(1-exp(-(abs(x-x0+b*ln(2)^(1/c))/b)^c))) R R R R Rsqr Rsqr Rsqr Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Standard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of Estimate 0,9990 0,9981 0,9981 0,0149 CoefficientCoefficientCoefficientCoefficient Std. ErrorStd. ErrorStd. ErrorStd. Error tttt PPPP a 0,9971 0,0037 270,5134 <0,0001 b 110,2377 1,5081 73,0989 <0,0001 c 0,6536 0,0110 59,6802 <0,0001 x0 136,4493 0,7306 186,7666 <0,0001 Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS Regression 4 102,2468 25,5617 Residual 178 0,0393 0,0002 Total 182 102,2861 0,5620 Corrected for the mean of the observations: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS FFFF PPPP Regression 3 20,5391 6,8464 31033,3020 <0,0001 Residual 178 0,0393 0,0002 Total 181 20,5784 0,1137 Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests: Normality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (Shapiro----Wilk)Wilk)Wilk)Wilk) Failed (P = <0,0001) W Statistic= 0,9048 Significance Level = 0,0500 Constant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance Test Failed (P = 0,0013) Fit Equation DescriptiFit Equation DescriptiFit Equation DescriptiFit Equation Description:on:on:on: [Variables] x = col(21) y = col(25) reciprocal_y = 1/abs(y) reciprocal_ysquare = 1/y^2 [Parameters] a = max(y) ''Auto {{previous: 0,9971}} b = xwtr(x;y;,5) ''Auto {{previous: 110,238}} c = 1 ''Auto {{previous: 0,653602}} x0 = x50(x;y;,5) ''Auto {{previous: 136,449}} [Equation] f= if(x<=x0-b*ln(2)^(1/c); 0; a*(1-exp(-(abs(x-x0+b*ln(2)^(1/c))/b)^c))) fit f to y ''fit f to y with weight reciprocal_y ''fit f to y with weight reciprocal_ysquare [Constraints] b>0 c>0 [Options] tolerance=1e-10 stepsize=1 iterations=200 Number of Iterations Performed = 17

Page 117: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage C 108

Bijlage CBijlage CBijlage CBijlage C

Berekening van de diffusiecoëfficiënten uit de 1ste oplaadtransiënt (Maple 8): > with(plots): > a1:=1.0503;

:= a1 1.0503

> b1:=511.3839; := b1 511.3839

> c1:=0.6558; := c1 0.6558

> x01:=435.9952; := x01 435.9952

> f1:=x->piecewise(x<=x01-b1*ln(2)^(1/c1),0,x>x01-b1*ln(2)^(1/c1),a1*(1-exp(-(abs(x-x01+b1*ln(2)^(1/c1))/b1)^c1)));

f1 x piecewise ≤ x − x01 b1 ( )ln 2

1c1

0 < − x01 b1 ( )ln 2

1c1

x, , ,

→ :=

a1

− 1 eeee

− + x x01 b1 ( )ln 2

1c1

b1

c1

> f1(x);

,0 ≤ x − 435.9952 511.3839 ( )ln 2 1.524855139{

− 1.0503 1.0503 eeee

−0.01673415102 − + + 435.9952 511.3839 ( )ln 2 1.524855139 x

0.6558

,

< − 435.9952 511.3839 ( )ln 2 1.524855139 x

> plot(f1(x),x=0..5000,thickness=3);

Page 118: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage C 109

> l:=6.71*10^(-4);

:= l 0.0006710000000

> f1a:=x->x01-b1*ln(2)^(1/c1)-x;

:= f1a → x − − x01 b1 ( )ln 2

1c1

x

> fsolve(f1a(x)=0); 143.5604778

> t1[b]:=%; := t1

b143.5604778

> D1[b]:=(l^2)/(15.3*t1[b]); := D1

b0.2049834104 10-9

> fsolve(f1(x)=0.50,x,0..5000); 406.4394170

> t1[0.50]:=%; := t1

0.50406.4394170

> D1[0.50]:=0.379*((l^2)/(t1[0.50])); := D1

0.500.4198444635 10-9

> fsolve(f1(x)=0.63,x,0..5000); 590.8035914

> t1[0.63]:=%; := t1

0.63590.8035914

> D1[0.63]:=(l^2)/(2*t1[0.63]); := D1

0.630.3810411840 10-9

Page 119: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage C 110

Berekening van de diffusiecoëfficiënten uit de 2de oplaadtransiënt (Maple 8): > a2:=0.9971;

:= a2 0.9971

> b2:=110.2377; := b2 110.2377

> c2:=0.6536; := c2 0.6536

> x02:=136.4493; := x02 136.4493

> f2:=x->piecewise(x<=x02-b2*ln(2)^(1/c2),0,x>x02-b2*ln(2)^(1/c2),a2*(1-exp(-(abs(x-x02+b2*ln(2)^(1/c2))/b2)^c2)));

f2 x piecewise ≤ x − x02 b2 ( )ln 2

1c2

0 < − x02 b2 ( )ln 2

1c2

x, , ,

→ :=

a2

− 1 eeee

− + x x02 b2 ( )ln 2

1c2

b2

c2

> f2(x);

,0 ≤ x − 136.4493 110.2377 ( )ln 2 1.529987760{

− 0.9971 0.9971 eeee

−0.04625226638 − + + 136.4493 110.2377 ( )ln 2 1.529987760 x

0.6536

,

< − 136.4493 110.2377 ( )ln 2 1.529987760 x

> plot(f2(x),x=0..5000,thickness=3);

> l:=6.71*10^(-4);

Page 120: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage C 111

:= l 0.0006710000000

> f2a:=x->x02-b2*ln(2)^(1/c2)-x;

:= f2a → x − − x02 b2 ( )ln 2

1c2

x

> fsolve(f2a(x)=0); 73.52838243

> t2[b]:=%; := t2

b73.52838243

> D2[b]:=(l^2)/(15.3*t2[b]); := D2

b0.4002198249 10-9

> fsolve(f2(x)=0.50,x,0..5000); 136.8542787

> t2[0.50]:=%; := t2

0.50136.8542787

> D2[0.50]:=0.379*((l^2)/(t2[0.50])); := D2

0.500.1246883478 10-8

> fsolve(f2(x)=0.63,x,0..5000); 183.6340094

> t2[0.63]:=%; := t2

0.63183.6340094

> D2[0.63]:=(l^2)/(2*t2[0.63]); := D2

0.630.1225919430 10-8

Page 121: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage D 112

Bijlage DBijlage DBijlage DBijlage D

Berekeningen met SigmaPlot 11.0 voor de eerste en tweede ontlaadtransiënt:

Tijd [s]

0 500 1000 1500 2000 2500 3000

i [A

]

0

1e-6

2e-6

3e-6

4e-6

5e-6

1ste Ontlaadtransiënt (Experimentele waarden)

1ste Ontlaadtransiënt (Exponential decay, double 4 parameter regressie)

2de Ontlaadtransiënt (Experimentele waarden)

2de Ontlaadtransiënt (Exponential decay, double 4 parameter regressie)

Figuur D.Figuur D.Figuur D.Figuur D.1111 –––– Grafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curGrafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curGrafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curGrafische voorstelling van de experimentele en de gefitte curven voor de eerste en tweede ven voor de eerste en tweede ven voor de eerste en tweede ven voor de eerste en tweede ontlaadtransiëntontlaadtransiëntontlaadtransiëntontlaadtransiënt

Page 122: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage D 113

Nonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear Regression Data Source: Data 1 in Notebook7Data Source: Data 1 in Notebook7Data Source: Data 1 in Notebook7Data Source: Data 1 in Notebook7 Equation: Exponential Decay; Double, 4 ParameterEquation: Exponential Decay; Double, 4 ParameterEquation: Exponential Decay; Double, 4 ParameterEquation: Exponential Decay; Double, 4 Parameter f=a*exp(-b*x)+c*exp(-d*x) R R R R Rsqr Rsqr Rsqr Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Standard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of Estimate 0,9938 0,9876 0,9875 6,0303E-008 CoefficientCoefficientCoefficientCoefficient Std. ErrorStd. ErrorStd. ErrorStd. Error tttt PPPP a 3,5523E-006 6,5194E-008 54,4879 <0,0001 b 0,0145 0,0005 30,1471 <0,0001 c 7,7543E-007 6,3744E-008 12,1648 <0,0001 d 0,0024 0,0002 15,3862 <0,0001 Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS Regression 4 9,8336E-011 2,4584E-011 Residual 307 1,1164E-012 3,6365E-015 Total 311 9,9453E-011 3,1978E-013 Corrected for the mean of the observations: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS FFFF PPPP Regression 3 8,9064E-011 2,9688E-011 8163,8963 <0,0001 Residual 307 1,1164E-012 3,6365E-015 Total 310 9,0180E-011 2,9090E-013 Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests: Normality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (Shapiro----Wilk)Wilk)Wilk)Wilk) Failed (P = <0,0001) W Statistic= 0,9129 Significance Level = 0,0500 Constant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance Test Passed (P = 0,3681) Fit Equation Description:Fit Equation Description:Fit Equation Description:Fit Equation Description: [Variables] x = col(2) y = col(5) reciprocal_y=1/abs(y) reciprocal_ysquare=1/y^2 'Automatic Initial Parameter Estimate Functions xnear0(q)=max(abs(q))-abs(q) yatxnear0(q;r)=xatymax(q;xnear0(r)) [Parameters] a = yatxnear0(y;x)/2 ''Auto {{previous: 3,55229e-006}} b = if(x50(x;y)-min(x)=0; 1; -ln(,5)/(0,5*(x50(x;y)-min(x)))) ''Auto {{previous: 0,014543}} c = yatxnear0(y;x)/2 ''Auto {{previous: 7,75429e-007}} d = if(x50(x;y)-min(x)=0; ,5; -ln(,5)/(1,5*(x50(x;y)-min(x)))) ''Auto {{previous: 0,0023796}} [Equation] f=a*exp(-b*x)+c*exp(-d*x) fit f to y ''fit f to y with weight reciprocal_y ''fit f to y with weight reciprocal_ysquare [Constraints] b>0 d>0 [Options] tolerance=1e-10 stepsize=0,1 iterations=200 Number of Iterations Performed = 22

Page 123: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage D 114

Nonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear RegressionNonlinear Regression Data Source: Data 1 in Notebook7Data Source: Data 1 in Notebook7Data Source: Data 1 in Notebook7Data Source: Data 1 in Notebook7 EquationEquationEquationEquation: Exponential Decay; Double, 4 Parameter: Exponential Decay; Double, 4 Parameter: Exponential Decay; Double, 4 Parameter: Exponential Decay; Double, 4 Parameter f=a*exp(-b*x)+c*exp(-d*x) R R R R Rsqr Rsqr Rsqr Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Adj Rsqr Standard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of EstimateStandard Error of Estimate 0,9941 0,9882 0,9881 5,5065E-008 CoefficientCoefficientCoefficientCoefficient Std. ErrorStd. ErrorStd. ErrorStd. Error tttt PPPP a 3,3375E-006 5,6508E-008 59,0620 <0,0001 b 0,0144 0,0004 31,9976 <0,0001 c 7,2176E-007 5,4251E-008 13,3042 <0,0001 d 0,0023 0,0001 16,5014 <0,0001 Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: Analysis of Variance: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS Regression 4 8,7817E-011 2,1954E-011 Residual 307 9,3086E-013 3,0321E-015 Total 311 8,8748E-011 2,8536E-013 Corrected for the mean of the observations: DFDFDFDF SSSSSSSS MSMSMSMS FFFF PPPP Regression 3 7,7890E-011 2,5963E-011 8562,7917 <0,0001 Residual 307 9,3086E-013 3,0321E-015 Total 310 7,8821E-011 2,5426E-013 Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests:Statistical Tests: Normality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (ShapiroNormality Test (Shapiro----Wilk)Wilk)Wilk)Wilk) Failed (P = <0,0001) W Statistic= 0,8928 Significance Level = 0,0500 Constant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance TestConstant Variance Test Failed (P = 0,0458) Fit Equation Description:Fit Equation Description:Fit Equation Description:Fit Equation Description: [Variables] x = col(21) y = col(24) reciprocal_y=1/abs(y) reciprocal_ysquare=1/y^2 'Automatic Initial Parameter Estimate Functions xnear0(q)=max(abs(q))-abs(q) yatxnear0(q;r)=xatymax(q;xnear0(r)) [Parameters] a = yatxnear0(y;x)/2 ''Auto {{previous: 3,33748e-006}} b = if(x50(x;y)-min(x)=0; 1; -ln(,5)/(0,5*(x50(x;y)-min(x)))) ''Auto {{previous: 0,0143708}} c = yatxnear0(y;x)/2 ''Auto {{previous: 7,21763e-007}} d = if(x50(x;y)-min(x)=0; ,5; -ln(,5)/(1,5*(x50(x;y)-min(x)))) ''Auto {{previous: 0,00226095}} [Equation] f=a*exp(-b*x)+c*exp(-d*x) fit f to y ''fit f to y with weight reciprocal_y ''fit f to y with weight reciprocal_ysquare [Constraints] b>0 d>0 [Options] tolerance=1e-10 stepsize=0,1 iterations=200 Number of Iterations Performed = 13

Page 124: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bijlage E 115

Bijlage EBijlage EBijlage EBijlage E

Berekening van de diffusiecoëfficiënt uit de 1ste ontlaadtransiënt (Maple 8): > a1:=3.5523*10^(-6);

:= a1 0.3552300000 10-5

> b1:=0.0145; := b1 0.0145

> c1:=7.7543*10^(-7); := c1 0.7754300000 10-6

> d1:=0.0024; := d1 0.0024

> f1:=a1*exp(-b1*x)+c1*exp(-d1*x);

:= f1 + 0.3552300000 10-5 eeee( )−0.0145x

0.7754300000 10-6 eeee( )−0.0024x

> Int(f1,x=0..3100);

d⌠

0

3100

+ 0.3552300000 10-5 eeee( )−0.0145x

0.7754300000 10-6 eeee( )−0.0024x

x

> int(f1,x=0..3100); 0.0005678922908

> Q1:=%; := Q1 0.0005678922908

> i1(omega):=3.96*10^(-6); := ( )i1 ω 0.3960000000 10-5

> l:=6.71*10^(-4); := l 0.0006710000000

> D1:=(i1(omega)*(l^2))/(6*Q1); := D1 0.5232665857 10-9

Page 125: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

116

Berekening van de diffusiecoëfficiënt uit de 2de Oplaadtransiënt (Maple 8): > a2:=3.3375*10^(-6);

:= a2 0.3337500000 10-5

> b2:=0.0144; := b2 0.0144

> c2:=7.2176*10^(-7); := c2 0.7217600000 10-6

> d2:=0.0023; := d2 0.0023

> f2:=a2*exp(-b2*x)+c2*exp(-d2*x);

:= f2 + 0.3337500000 10-5 eeee( )−0.0144x

0.7217600000 10-6 eeee( )−0.0023x

> Int(f2,x=0..3100);

d⌠

0

3100

+ 0.3337500000 10-5 eeee( )−0.0144x

0.7217600000 10-6 eeee( )−0.0023x

x

> int(f2,x=0..3100); 0.0005453282563

> Q2:=%; := Q2 0.0005453282563

> i2(omega):=3.70*10^(-6); := ( )i2 ω 0.3700000000 10-5

> l:=6.71*10^(-4); := l 0.0006710000000

> D2:=(i2(omega)*(l^2))/(6*Q2); := D2 0.5091403452 10-9

Page 126: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bibliografie 117

BibliografieBibliografieBibliografieBibliografie

[1] C. Ly (2009200920092009) Caractérisation d’aciers à très haute limite d’élasticité vis-à-vis de la

fragilisation par l’hydrogène. Doctoraatsscriptie, ECP

[2] G. Chalaftris (2004200420042004) Evaluation of aluminium-based coatings for cadmium

replacement. PhD scriptie, Cranfield University

[3] R.D. McCright (1977197719771977) Effects of environmental species and metallurgical structure on

the hydrogen entry into steel. Stress corrosion cracking and hydrogen embrittlement

of iron based alloys. Editors R.W. Staehle, J. Hochmann, R.D. McCright and J.E.

Slater, Conference Proceedings, Unieux–Firminy, 12 -16 June 1973, NACE – 5,

(1977), 306–325

[4] E.G. Dafft, K. Bohnenkamp and H.J. Engell (1979197919791979) Investigations of the hydrogen

evolution kinetics and hydrogen absorption by iron electrodes during cathodic

charging. Corrosion Science, Vol.19, 591–612

[5] L. Coudreuse and J. Charles (1987198719871987) The use of a permeation technique to predict

critical concentration of H2 for cracking. Corrosion Science, Vol. 27, 1169-1181

[6] T. Zakroczymski (1999199919991999) Electrochemical determination of hydrogen in metals.

Journal of Electroanalytical, Vol. 48, 82-88

[7] G.M. Pressouyre (1979197919791979) Classification of hydrogen traps in steel. Metallurgical

Transaction, Vol. 10A, 1571-1573

[8] G.M. Pressouyre and F.M. Faure (1988198819881988) Hydrogen embrittlement: prevention and

control. 353-371

Page 127: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bibliografie 118

[9] J.P. Hirth (1980198019801980) Effects of hydrogen on the properties of iron and steel.

Metallurgical and Materials Transaction, Vol. 11A, 861-890

[10] J.L. Gu, K.D. Chang, H.S. Fang and B.Z. Bai (2002200220022002) Delayed fracture properties of

1500 MPa bainite/martensire dual-phase high strength steel and its hydrogen traps.

ISIJ International

[11] L.S.R. Thomas, D. Li, R.P. Gangloff and J.R. Scully (2002200220022002) Trap-governed

hydrogen diffusivity and uptake capacity in ultrahigh strength aermet 100 steel.

Metallurgical and Materials Transactions, Vol. 33A, 1991-2004

[12] W.Y. Choo and J.Y. Lee (1982198219821982) Thermal analysis of trapped hydrogen in pure

iron. Mettalurgical Transactions, Vol. 13A, 135-140

[13] H. Dogan, D. Li and J.R. Scully (2007200720072007) Controlling hydrogen embrittlement in

precharged ultrahigh-strength steels. Corrosion Science, Vol. 63, 689-703

[14] K. Takai, Y. Chiba, K. Noguchi and A. Nozue (2002200220022002) Visualization of the hydrogen

desorption process from ferrite, pearlite and graphite by secondary ion mass

spectrometry. Metallurgical and Materials Transactions, Vol. 33A, 2659-2665

[15] M.Caret, A.M. Brass, C. Haut and F. Guttierez-Solana (1998199819981998) Hydrogen trapping

on non metallic inclusions in Cr-Mo low alloy steels. Corrosion science, Vol. 40, 1073-

1086

[16] L.W. Tsay, M.Y. Chi, H.R. Chen and C. Chen (2006200620062006) Investigation of hydrogen

sulfide stress corrosion cracking of 13-8 Mo stainless steel. Materials Science and

Engineering, Vol. 416, 155-160

[17] S. Serna, H. Martinez, S.Y. Lopez, J.G. Gonzalez-Rodriguez and J.L. Albarran

(2005200520052005) Electrochemical technique applied to evaluate the hydrogen permeability in

microalloyed steels. International Journal of Hydrogen Energy, Vol. 30, 1333-1338

[18] L.W. Tsay, M.Y. Chi, Y.F. Wu, J.K. Wu and D.Y. Lin (2006200620062006) Hydrogen

embrittlement susceptibility and permeability of two ultra-high strength steels.

Corrosion Science, Vol. 48, 1926-1938

[19] G. Gesnouin, A. Hazarabedian, P. Bruzzoni and J. Ovejero-Garcia (2004200420042004) Effect of

post-weld heat treatment on the microstructure and hydrogen permeation of

13CrNiMo steels. Corrosion Science 46, 1633-1647

Page 128: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bibliografie 119

[20] S. Roychowdhury, Kain and Vivekanand (2008200820082008) Embrittlement of a duplex

stainless steel in acidic environment under applied cathodic potentials. Journal of

Materials Engineering and Performance, Vol. 17, 702-707

[21] W.C. Luu, P.W. Liu and J.K. Wu (2002200220022002) Hydrogen transport and degradation of a

commercial duplex stainless steel. Corrosion Science, Vol. 44, 1783-1791

[22] A. Turnbull, R.B. Hutchings and D.H. Ferriss (1997199719971997) Modelling of thermal

desorption of hydrogen from metals. Materials Science and Engineering, Vol. 238A,

317-328

[23] G.M. Pressouyre (1979197919791979) Kinetic trapping model for hydrogen-induced cracking.

Acta Metallurgica, Vol. 27, 89-100

[24] M.A.V. Devanathan and Z. Stachursky (1962196219621962) The absorption and diffusion of

electrolytic hydrogen in palladium. Scripta Metallurgica, Vol. 270A, 90-102

[25] Internation Standard, Methode of measurement of hydrogen permeation and

determination of hydrogen uptake and transport in metals by an electrochemical

technique. NEN-EN-ISO 17081:2008 (First edition 2004-11-01)

[26] S.C. Mamani (2005200520052005) Study of hydrogen permeation and diffusion in steels:

predictive model for determination of desorbed hydrogen concentration.

Masterscriptie, Univ. of Puerto Rico Mayagüez campus

[27] R.N. Iyer and H.W. Pickering (1988198819881988) A mechanical Analysis of hydrogen entry

into metals during cathodic hydrogen charging. Scripta Metallurgica, Vol. 22, 911-

916

[28] H. Addach, P. Berçot, M. Rezrazi and M. Wery (2005200520052005) Hydrogen permeation in

iron at different temperature. Materials Letters, Vol. 59, 1647-1351

[29] C. Montella (1111999999999999) Discussion on permeation transients in terms of insertion

reaction mechanism and kinetics. Journal of Electroanalytical Chemistry 465, 37-50

[30] N. Boes and H. Züchner (1976197619761976) Electrochemical methods for studying diffusion,

permeation and solubility of hydrogen in metals. Journal of Less Common Metals,

Vol. 49, 223–240

Page 129: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bibliografie 120

[31] M.D. Archer and N.C. Grant (1984198419841984) Achievable boundary conditions in

potentioastatic and galvanostatic hydrogen permeation through palladium and nickel

foils. Proceedings of the Royal Society, London, Vol. 395A, 165–183.

[32] E.M.K. Hillier and M.J. Robinson (2005200520052005) Permeation measurements to study

hydrogen uptake by steel electroplated with zinc cobalt alloys. Corrosion Science,

1019-1035

[33] K. Fushinimi, K.A. Lill and H. Habazaki (2007200720072007) Heterogeneous hydrogen

evolution on corroding Fe-3at.%Si surface observed by scanning electrochemical

microscopy. Electrochimica Acta, Vol. 52, 4246-4253

[34] E. Wu (1987198719871987) Mathematical treatment of the electrochemical method of hydrogen

permeation and its application in hydrogen traps and embrittlement. Journal of the

Electrochemical Society, Vol. 134, 2137-2133

[35] R.a. Oriani (1970197019701970) The diffusion and trapping of hydrogen in steels. Acta

Metallurgica, Vol. 18, 147-157

[36] E. Owczarek and T Zakroczymski (2000200020002000) Hydrogen transport in a duplex stainless

steel. Acta Materialia, Vol. 48, 3059-3070

[37] P. Bruzzoni, R.M. Carranza, J.R.C. Lacoste and E.A. Crespo (1999199919991999) Hydrogen

diffusion in α-iron studied using an electrochemical permeation transfer function.

Electrochimica Acta, Vol. 44, 2693-2704

[38] H. Addach, P. Berçot, M. Rezrazi and J. Takadoum (2008200820082008) Study of the

electrochemical permeation of hydrogen in iron. Corrosion Science, Vol. 51, 263-267

[39] D. Simpelaere (2008200820082008) Combinatorische synthese van katalytische systemen voor

de kathodereactie in een microbiële brandstofcel. Masterscriptie, KaHo Sint-Lieven

[40] M. Verhaege (2008200820082008) Microbiële brandstofcellen. Interne nota vakgroep

‘Toegepaste Materiaalwetenschappen’, UGent

[41] M. Moors (2010201020102010) Interne communicatie vakgroep ‘Toegepaste Materiaal-

wetenschappen’, UGent

[42] K. Vandervreken (2008200820082008) Studie van het diffusiegedrag van waterstof in

hoogsterktestalen met behulp van elektrochemische permeatie. Masterscriptie, KaHo

Sint-Lieven

Page 130: Methodologische optimalisatie van de elektrochemische

Bibliografie 121

[43] H. Addach, P. Berçot, M. Rezrazi and M. Wery (2005200520052005) Hydrogen permeation in

iron at different temperature. Materials Letters, Vol. 59, 1347-1351

[44] P. Manolatos, M. Jérôme and J. Galland (1991991991995555) Necesity of a palladiumcoating to

ensure hydrogen oxidation during electrochemical permeation measurements on iron.

Electrochimica Acta, Vol. 40, No. 7, 867-871

[45] T. Casanova and J. Crousier (1996199619961996) The influence of an oxide layer on permeation

through steel. Corrosion Science, Vol. 38, 1535-1544

[46] I. Flis-Kabulska, T. Zakroczymski and J. Flis (2007200720072007) Accelerated entry of

hydrogen into iron from NaOH solutions at low cathodic and low anodic polarization.

Electrochimica Acta, Vol. 52, 2966-2977

[47] P. Peleman (2001200120012001) Vervaardigen van sub-micron structuren d.m.v.

elektronenbundellithografie. Licentiaatsscriptie, UGent

[48] http://mee-inc.com/hamm/HAMM%202006%20300dpi_img_39.jpg (14/03/201014/03/201014/03/201014/03/2010)

[49] D. Pérez Escobar, L. Duprez, K. Verbeken, C. Minambres, M. Verhaege (2010201020102010)

Identification of the damage in high strength steels after electrochemical hydrogen

charging. Article in press

[50] C. Minambres (2009200920092009) Parameters of hydrogen cathodic charging: blisters

formation. Report UGent

[51] W. Machu (1954195419541954) Moderne Galvanotechnik. Verlag Chemie GmbH, Weinheim, pg.

487

[52] P. Manolatos and M. Jérôme (1996199619961996) A thin palladiumcoating on iron for hydrogen

permeation studies. Electrochimica Acta, Vol. 41, No. 3, 359-365

[53] R. J. Morrissey (1989198919891989) Palladium and palladium-nickel alloy plating. Technic Inc.,

Providence, R.I., pg. 289

[54] D.R. Lide (1913191319131913----1995199519951995) Handbook of chemistry and physics (75th edition) pg. 4-80

and 4-81

[55] G.R. Caskey Jr and W.L. Pillinger (1975197519751975) Metall. Trans, Vol 6A, 467

[56] M. Verhaege (2008200820082008) Materiaalkundige thermodynamic II, cursus 1st Master in de

ingenieurswetenschappen: Materiaalkunde, UGent