niet zonder slag en angst - politieacademie.nl · 2017. 2. 7. · niet zonder slag en angst ......

60
Niet zonder slag en angst Een onderzoek naar de veiligheidsbeleving van politieambtenaren en politieel geweldgebruik R.T.A. Bleijendaal Studentnummer: 1364626 Eerste begeleider: drs. W.M.E.H. Beijers Tweede begeleider: dr. J.S. Timmer Master Criminologie Strafrechtshandhaving in de praktijk December 2005

Upload: others

Post on 04-Feb-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • Niet zonder slag en angst

    Een onderzoek naar de veiligheidsbeleving van politieambtenaren en

    politieel geweldgebruik

    R.T.A. Bleijendaal

    Studentnummer: 1364626

    Eerste begeleider: drs. W.M.E.H. Beijers

    Tweede begeleider: dr. J.S. Timmer

    Master Criminologie

    Strafrechtshandhaving in de praktijk

    December 2005

  • Voorwoord

    In mei 2004 ben ik als onderzoeksassistent betrokken geraakt bij een onderzoek naar politieel

    geweldgebruik. Het onderzoek vond plaats bij het Centrum voor Veiligheid- en Politieweten-

    schappen aan de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam. De doelstelling van dit onderzoek

    was om het politiegeweld in Nederland in het jaar 2000 in kaart te brengen. Toen ik arriveerde

    was alle data door het onderzoeksteam al verzameld en in een SPSS-bestand verwerkt. Mijn

    taak werd het om dit bestand te beheren en het rekenwerk van het onderzoek te voltooien.

    Eind 2004 begonnen de voorbereidingen voor het vervolgonderzoek naar politieel geweldge-

    bruik in de periode 2001-2004 door het korps Amsterdam-Amstelland. Tegelijkertijd kwam

    het einde van mijn studie in zicht en werd het tijd om mijn scriptieonderwerp te bepalen. Uit-

    eindelijk heb ik besloten om mijn afstudeeronderzoek op hetzelfde terrein te doen en politieel

    geweldgebruik te benaderen vanuit de veiligheidsbeleving van politieambtenaren. Gezamen-

    lijk met het onderzoeksteam is vervolgens een enquête geconstrueerd. Deze enquête is groot-

    schalig uitgezet onder politieambtenaren van het korps Amsterdam-Amstelland. Hierbij past

    dan ook een woord van dank voor de bereidheid die de politieambtenaren hebben getoond om

    deze (lange) enquête in te vullen.

    Professor Jan Naeyé, supervisor van het onderzoeksteam, wil ik graag bedanken voor zijn ge-

    nereuze aanbod om dit afstudeeronderzoek uit te voeren, mee te denken en mij enthousiast

    aan te horen als ik weer eens met een leuk resultaat kwam aanzetten. Zijn tomeloze energie,

    enthousiasme voor wat hij onderzoekt werkt erg aanstekelijk en motiverend. De vrijheid en

    verantwoordelijkheid die hij zijn medewerkers geeft, maken het erg leuk om voor hem te

    werken.

    Jelmer Visser, lid van het onderzoeksteam en politieman, wil ik graag bedanken voor het aan-

    reiken van literatuur en voor zijn steun als praatpaal. Daarnaast heeft hij ervoor gezorgd dat

    de enquête daadwerkelijk werd afgenomen. Zonder hem was dit afstudeeronderzoek nog niet

    af geweest.

    Verder wil ik mijn goede vriend drs. Emiel Martens en mijn lieve en mooie vriendin Nina be-

    danken dat ze dit stuk nauwgezet hebben doorgenomen en van top tot teen hebben bekriti-

    seerd.

    Ten slotte wil ik mijn twee begeleiders bedanken. Drs. Guillaume Beijers heeft mij vanaf dag

    één op weg geholpen, illusies ontnomen, kritische vragen gesteld en handreikingen gedaan

    voor verdere statistische analysen. Dr. Jaap Timmer, lid van de onderzoeksgroep, heeft mij

    gesteund met zijn betrokkenheid bij het onderzoek, luisterend oor en vertrouwen. Deze ingre-

    diënten maken van hem een fijne collega.

    Amsterdam, december 2005.

    Remy Bleijendaal

  • 2

    Inhoudsopgave

    Voorwoord 1

    Inhoudsopgave 2

    1. Inleiding 5 1.1 Probleemstelling 6

    1.2 Opbouw van de scriptie 6

    2. Theoretisch kader 7 2.1 Veiligheidsbeleving 7

    2.1.1 Definitie onveiligheidsgevoelens 7

    2.1.2 Veiligheidsbeleving van politieambtenaren 8

    2.1.3 Theoretisch model onveiligheidsgevoelens 8

    2.1.4 Vermijdingsgedrag 9

    2.1.5 Theoretisch model veiligheidsbeleving van politieambtenaren 10

    2.2 Politieel geweldgebruik 12

    2.2.1 Definitie politiegeweld 12

    2.2.2 Persoonskenmerken van politieambtenaren en geweldgebruik 13

    2.2.3 Angst en geweldgebruik 15

    2.2.4 Model persoonskenmerken en politiegeweld 15

    2.3 Onderzoeksvragen 16

    3. Onderzoeksopzet en operationalisatie 17 3.1 Onderzoeksopzet 17

    3.2 Operationalisatie 18

    3.2.1 Algemene persoonskenmerken 18

    3.2.2 Veiligheidsbeleving 18

    3.2.3 Slachtofferschap 19

    3.2.4 Politiegeweld 19

    3.2.5 Beroepsvaardigheden 20

    3.2.6 ‘Persoonlijkheidseigenschappen’ en vertrouwen in collega’s 20

    4. Resultaten veiligheidsbeleving 21 4.1 Betrouwbaarheid 21

    4.2 Veiligheidsgevoelens tijdens de taakuitvoering 21

    4.3 Kenmerken van angstige situaties van politieambtenaren 23

    4.4 Persoonskenmerken en veiligheidsgevoelens 24

    4.5 Informatie en veiligheidsgevoelens 26

    4.6 Vermijdingsgedrag 28

    5. Resultaten politiegeweld 30 5.1 Algemene persoonskenmerken en politieel geweldgebruik 30

    5.2 Persoonlijkheidseigenschappen en politieel geweldgebruik 32

    5.3 Vaardigheden en politieel geweldgebruik 32

    5.4 Veiligheidsbeleving en politieel geweldgebruik 33

    6. Modellen getest 34 6.1 Factoranalyse 34

    6.2 Informatieverwerkingsmodel voor de veiligheidsbeleving van politieambtenaren 35

    6.2.1 Variabelen veiligheidsbeleving 35

    6.2.2 Regressieanalyse angststemming 35

    6.2.3 Regressieanalyse gevoelens van angst 36

    6.3 Model politiegeweld en persoonskenmerken 37

  • 3

    6.3.1 Variabelen politiegeweld 37

    6.3.2 Regressieanalyse politiegeweld 37

    6.4 Vooronderstelling multiple lineaire regressie 38

    7. Samenvatting en conclusies 40 7.1 De veiligheidsbeleving van politieambtenaren tijdens de taakuitoefening 40

    7.2 Politieel geweldgebruik, persoonskenmerken en veiligheidsbeleving 43

    7.3 Beschouwing 44

    7.4 Aanbevelingen 45

    8. Literatuurlijst 46

    Bijlage A. Enquête 48

    Bijlage B. Betrouwbaarheidsanalyse 53

    Bijlage C. Residuenanalyse 54

  • 4

    Private Watkins: I’d like to leave the army please, sir.

    Colonel: Good heavens man, why?

    Private Watkins: It’s dangerous.

    Colonel: What?

    Private Watkins: There are people with guns out there sir.

    Colonel: What?

    Private Watkins: Real guns, sir. Not toy ones, sir. Proper ones, sir. They've all got 'em. All of

    'em, sir. And some of 'em have got tanks.

    Colonel: Watkins, they are on our side

    Private Watkins: And grenades, sir. And machine guns, sir. So I'd like to leave, sir, before I

    get killed, please.

    Colonel: Watkin: You've only been in the army a day.

    Private Watkins: I know sir but people get killed, properly dead, sir, no barley cross fingers,

    sir. A bloke was telling me, if you're in the army and there's a war you have to go and fight.

    Colonel: That's true.

    Private Watkins: Well I mean, blimey, I mean if it was a big war somebody could be hurt.

    - Monty Python’s Flying Circus, episode 8, 1969 -

  • 5

    1. Inleiding

    De geloofwaardigheid van de politie is recentelijk ernstig aangetast als gevolg van de rechts-

    zaak tegen Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. Nadat de verdachte in de

    rechtszaal verklaarde dat hij de politieambtenaren dood had willen schieten, barstten de be-

    treffende politieambtenaren in huilen uit. Hierop volgde een golf van kritiek en vooral verba-

    zing vanuit de media, die de term ‘mietjespolitie’ introduceerde (HP De Tijd 2005: 23). Ver-

    scheidene politieonderzoekers, commissarissen, vakbondsbestuurders en psychiaters hebben

    vervolgens getracht deze kritiek te temperen en nuanceren, alhoewel hun opvattingen vaak

    zeer van elkaar verschilden. Volgens vakbondsbestuurder Gerrit van de Kamp zijn veel poli-

    tieambtenaren bijvoorbeeld regelmatig bang, terwijl plaatsvervangend korpschef van Amster-

    dam-Amstelland Bert Wijbenga van mening is dat politieambtenaren niet bang zijn, maar

    ‘alert’ (HP De Tijd 2005). Wie heeft er gelijk? Heeft Nederland een mietjespolitie? De pu-

    blieke aanval op de geloofwaardigheid van de politie alsmede de zeer uiteenlopende opvattin-

    gen over angst onder politieambtenaren hebben geleid tot de eerste doelstelling van dit afstu-

    deeronderzoek.

    Het eerste doel van dit afstudeeronderzoek is te onderzoeken in hoeverre politieambtenaren

    zich onveilig voelen en gevoelens van angst ervaren tijdens de taakuitoefening.

    De politie heeft tot taak de rechtsorde, openbare orde en veiligheid te handhaven. Om deze ta-

    ken te kunnen uitvoeren, is de politie wettelijk bevoegd geweld te gebruiken. Deze exclusieve

    geweldsbevoegdheid ligt verankerd in artikel 8 Politiewet 1993. Uit onderzoek van Naeyé

    (2005) naar politieel geweldgebruik in Nederland blijkt dat in het jaar 2000 de basispolitie-

    zorg in 2663 voorvallen geweld heeft aangewend. In 80 procent van deze voorvallen was er

    sprake van een aanhoudingssituatie. In deze aanhoudingssituaties werd in de meeste gevallen

    het geweld veroorzaakt door een verdachte die zich verzet, geweld gebruikt tegen derde(n) of

    probeert te vluchten. De overige 20 procent van het geweld werd aangewend in situaties waar-

    in de politie optreedt in het kader van de hulpverlening of de handhaving van de openbare or-

    de. De politie werd in ruim 90 procent van de geweldsvoorvallen geconfronteerd met geweld-

    gebruik van (verdachte) burgers, waaronder ook vuurwapengeweld. Tijdens deze voorvallen

    raakten 257 politieambtenaren gewond door geweldgebruik van (verdachte) burgers (Naeyé

    2005: 71-82). De kans dat een politieambtenaar gewond raakte door geweldgebruik van bur-

    gers in de periode 1995-2000, is gemiddeld 17.33 op de 1000 politieambtenaren. De directe

    en indirecte jaarlijkse kosten voor de Nederlandse politie ten gevolge van dit letsel worden

    geschat op 11.5 miljoen euro. Hierbij is de directe materiele schade aan onder meer kleding,

    voertuigen en gebouwen nog niet meegerekend (Timmer 2005: 279).

    Deze cijfers maken duidelijk dat het politiewerk niet zonder risico is, en een politieambtenaar

    over doorzettingskracht dient te beschikken om zijn taak succesvol te kunnen uitvoeren. Poli-

    tieambtenaren die een persoon op heterdaad betrappen rest weinig keuze om deze verdachte

    wel of niet in te rekenen. Een geloofwaardige strafrechtshandhaving staat of valt dan ook bij

    politieambtenaren die niet wijken voor angsten en risico’s.

    Het tweede doel van dit afstudeeronderzoek is om erachter te komen in hoeverre politieamb-

    tenaren wijken voor gevoelens van angst en of dit van invloed is op de uitoefening van de ge-

    weldsbevoegdheid.

  • 6

    1.1 Probleemstelling

    Dit afstudeeronderzoek heeft als doel om de veiligheidsbeleving van politieambtenaren in de

    basispolitiezorg te onderzoeken. Hierin zal onderscheid gemaakt worden tussen veiligheids-

    gevoelens tijdens de algemene taakuitvoering, gevoelens van angst tijdens aanhoudingsitua-

    ties en vermijdingsgedrag. Tevens zal onderzocht worden in hoeverre persoonskenmerken van

    politieambtenaren de veiligheidsbeleving beïnvloedt. Vervolgens zal de aard en omvang van

    het politieel geweld, alsmede de spreiding van het aangewende geweld onder individuele poli-

    tieambtenaren, geanalyseerd worden, waarna onderzocht zal worden of er een relatie is tussen

    persoonskenmerken van politieambtenaren, waaronder de veiligheidsbeleving, en politieel

    geweldgebruik. De relatie tussen verschillende persoonskenmerken staat niet centraal in dit

    afstudeeronderzoek. Deze persoonkenmerken zijn echter wel van belang om op een genuan-

    ceerde manier uitspraken te kunnen doen over de relatie tussen de veiligheidsbeleving van po-

    litieambtenaren en het geweldgebruik.

    De probleemstelling van het afstudeeronderzoek luidt zodoende:

    Hoe veilig voelen politieambtenaren zich tijdens hun taakuitvoering en is er een relatie tussen

    deze veiligheidsbeleving en politieel geweldgebruik?

    1.2 Opbouw van de scriptie

    Deze scriptie bestaat uit zeven hoofdstukken. Na de algemene inleiding en de probleemstel-

    ling wordt in hoofdstuk 2 het theoretisch kader beschreven met de daaruit voortkomende on-

    derzoeksvragen. In hoofdstuk 3 worden de begrippen en concepten uit het theoretisch kader

    geoperationaliseerd. In hoofdstuk 4 worden de resultaten wat betreft de veiligheidsbeleving

    van politieambtenaren gepresenteerd, en wordt aangetoond dat politieambtenaren van het

    korps Amsterdam-Amstelland zich over het algemeen veilig voelen en geregeld tot soms ge-

    voelens van angst hebben tijdens aanhoudingen. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de resul-

    taten wat betreft politieel geweldgebruik van het korps Amsterdam-Amstelland gepresenteerd,

    en wordt aangetoond dat politieambtenaren in de periode 2001-2004 gemiddeld tien keer ge-

    weld hebben gebruikt en dat dit geweld voor driekwart bestaat uit fysiek geweld en het inzet-

    ten van de korte en lange wapenstok. Vervolgens worden in hoofdstuk 6 de resultaten van de

    regressieanalyses beschreven, en zal aangetoond worden dat verschillende persoonskenmer-

    ken van politieambtenaren van invloed zijn op de veiligheidsbeleving en het geweldgebruik

    van politieambtenaren. Als laatst zullen in hoofdstuk 7 de onderzoeksvragen van dit afstu-

    deeronderzoek beantwoord worden en aanbevelingen gedaan worden.

  • 7

    2. Theoretisch kader

    In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader beschreven van waaruit de probleemstelling on-

    derzocht wordt. Om antwoord te geven op het eerste gedeelte van de probleemstelling wordt

    eerst het concept onveiligheidsgevoelens nader gedefinieerd. Vervolgens zal eerder onderzoek

    naar de veiligheidsbeleving van politieambtenaren beschreven worden. Na deze uiteenzetting

    wordt een model geïntroduceerd, van waaruit de veiligheidsbeleving van politieambtenaren

    zal worden geanalyseerd. Op basis van dit theoretisch model worden een aantal hypothesen

    opgesteld. Om antwoord te geven op het tweede deel van de probleemstelling wordt eerst het

    concept politiegeweld gedefinieerd. Vervolgens wordt eerder onderzoek naar de relatie tussen

    politieel geweldgebruik en de persoonskenmerken van politieambtenaren, naast de veilig-

    heidsbeleving, behandeld. Uit deze behandeling volgt een theoretisch model waarin wordt

    aangegeven welke persoonskenmerken van politieambtenaren onderzocht worden in dit on-

    derzoek. Op basis van dit theoretisch model worden een aantal hypothesen opgesteld die ge-

    toetst worden in dit onderzoek. Tenslotte worden op basis van de theoretische exploratie de

    onderzoeksvragen van dit afstudeeronderzoek gepresenteerd.

    2.1 Veiligheidsbeleving

    2.1.1 Definitie onveiligheidsgevoelens

    Naast het reguliere onderzoek naar objectieve veiligheid is er de afgelopen decennia meer

    aandacht gekomen voor subjectieve veiligheid. Onveiligheidsgevoelens worden in deze on-

    derzoeken naar veiligheid, zoals de landelijke Politiemonitor, op verschillende manieren ge-

    conceptualiseerd (Van der Vijver 1994: 316). Zo worden onveiligheidsgevoelens gezien als

    een verlies van controle en het denken aan slachtofferschap of bezorgdheid (van der Wurff

    1992: 31-33). In dit afstudeeronderzoek zullen onveiligheidsgevoelens gezien worden als

    stemmingen (angststemming) en emoties (gevoelens van angst).

    Onder angststemming wordt in dit project verstaan;

    Het gelijktijdig gevoelsmatig anticiperen op bedreigingen en het in algemene zin verwachten

    van het onvermogen om deze bedreigingen het hoofd te bieden.

    Onder gevoelens van angst wordt in dit afstudeeronderzoek verstaan;

    ‘Het gelijktijdig ervaren van een bedreiging en het waarschijnlijke onvermogen deze bedrei-

    ging het hoofd te bieden.’ (Van der Wurff 1990: 19)

    Bij gevoelens van angst gaat het dus om de beleving van onveiligheidsgevoelens naar aanlei-

    ding van een feitelijk aanwezige bedreiging, terwijl angst als stemming daarentegen de antici-

    perende variant is van onveiligheidsgevoelens.

    In hoofdstuk 3 zullen deze begrippen worden geoperationaliseerd, maar eerst worden in de

    volgende paragraaf uitkomsten van eerder onderzoek naar de veiligheidsbeleving van politie-

    ambtenaren gepresenteerd.

  • 8

    2.1.2 Veiligheidsbeleving van politieambtenaren

    Relatief gezien voelen politieambtenaren (83%) zich vaker onveilig dan taxichauffeurs (45%)

    en ziekenhuismedewerkers (45%), maar over het algemeen voelen politieambtenaren zich tij-

    dens de surveillance redelijk veilig tot veilig. In hun vrije tijd voelen ze zich doorgaans veili-

    ger dan tijdens de taakuitvoering (Middelhoven en Driessen 2001: 149). Daarnaast heeft on-

    derzoek aangetoond dat vrouwelijke politieambtenaren zich over het algemeen onveiliger

    voelen dan hun mannelijke collega’s (Van Olst 2000: 51).

    Bij confrontaties met grote groepen, vechtpartijen, agressieve gestoorden, personen onder in-

    vloed en vuurwapengeweld treden het meest frequent angstgevoelens op bij politieambtenaren

    (Van Olst 2000: 35-38). Naast deze externe factoren zijn er ook interne factoren aan te wijzen

    die gevoelens van angst veroorzaken bij politieambtenaren. Zo kunnen goede communicatie-

    middelen met de meldkamer, een betrouwbare surveillancepartner en het vertrouwen in de as-

    sistentie van collega’s in gevaarsituaties, veel gevoelens van angst voorkomen (Stefanie en

    Van der Scheur, 1997: 29). Slachtofferschap van geweld is voor veel politieambtenaren een

    veroorzaker van gevoelens van angst. Voor de verbetering van de veiligheid geven veel poli-

    tieambtenaren aan behoefte te hebben aan meer trainingen op het gebied van onder andere

    aanhoudingsvaardigheden. Daarnaast wordt van korpsleiding verlangd te zorgen voor vol-

    doende personeel (Schuitemaker en Verheijden 1994: 33, Van Olst 2000: 51-52).

    Onveiligheidsgevoelens hebben positieve en negatieve invloeden op de uitvoering van het po-

    litiewerk. Enerzijds werken politieambtenaren voorzichtiger en alerter. En worden er door ge-

    voelens van onveiligheid extra veiligheidsmaatregelen getroffen, zoals bijvoorbeeld het aan-

    trekken van een kogelwerend vest of vooraf een taakverdeling afspreken met ter plaatse zijnde

    collega’s. Anderzijds komt het voor dat politieambtenaren zich ziek melden op dagen waar

    risicovolle acties gepland staan of ervoor zorgen niet als eerste ter plaatse te komen op een as-

    sistentieaanvraag (Van Olst 2000: 41-45). Twee op de tien politieambtenaren is wel eens ge-

    zwicht voor een bedreiging van een verdachte, wat zich uit in bijvoorbeeld het laten lopen van

    een verdachte of een controle sneller en daardoor onnauwkeurig afronden (Middelhoven en

    Driessen 2001: 149).

    2.1.3 Theoretisch model onveiligheidsgevoelens

    In dit afstudeeronderzoek wordt gebruik gemaakt van een algemeen informatieverwerkings-

    model. Dit informatieverwerkingsmodel is oorspronkelijk gebruikt in onderzoek naar angst

    van burgers voor criminaliteit. Het model (zie figuur 1) geeft een beschrijving van het ‘angst-

    proces’. Angst is in dit model een emotionele reactie dat voortkomt uit de verwerking van

    verschillende soorten informatie. Er worden drie vormen van blootstelling aan informatie over

    criminaliteit onderscheiden: directe, informationele en situationele blootstelling. Slachtoffer

    worden van criminaliteit of het toeschouwen van criminaliteit valt onder de directe blootstel-

    ling aan criminaliteit. Dit directe en/of indirecte slachtofferschap van criminaliteit zorgt voor

    gevoelens van onveiligheid. Onder informationele blootstelling valt het via beschrijvende me-

    dedelingen kennis verwerven over criminaliteit. Dit kan bijvoorbeeld door het lezen van de

    krant of het kijken naar de televisie, waarbij de informatie niet noodzakelijkerwijs objectief of

    juist is. Het derde aspect betreft de situationele blootstelling, oftewel de aanwezigheid in situ-

    aties waarin men slachtoffer zou kunnen worden. Meestal gebeurt dit in de woon- of werkom-

    geving (Van der Wurff 1990: 15).

  • 9

    Deze verwerking van informatie van criminaliteit staat onder invloed van persoonskenmer-

    ken. Zo is een steeds terugkerende bevinding in onderzoek naar onveiligheidsgevoelens van

    burgers dat vrouwen en ouderen zich onveiliger voelen dan mannen en jongeren (Vlek 2003:

    25).

    Figuur 1: algemeen model van het ‘angstproces’ (van der Wurff 1990: 15).

    Dit model is ook uitermate geschikt om te gebruiken bij het in kaart brengen van de veilig-

    heidsbeleving van politieambtenaren. In paragraaf 2.1.5 zal een informatieverwerkingsmodel

    worden geïntroduceerd. Deze is toegespitst op de veiligheidsbeleving van politieambtenaren.

    Voordat dit model wordt geïntroduceerd zal eerst nog het concept vermijdingsgedrag bespro-

    ken worden.

    2.1.4 Vermijdingsgedrag

    Gevoelens van angst leiden tot verschillende vormen van verdedigingsmechanismen. Zo zijn

    er psychologische verdedigingsmechanismen als verdringen, rationaliseren en ontkennen. Een

    andere manier om met gevoelens van angst om te gaan is het mijden van de dreiging, het zo-

    genaamde vermijdingsgedrag (Vlek 2003: 22). De Politiemonitor Bevolking tracht vermij-

    dingsgedrag te meten door respondenten te vragen naar verschillende gedragingen. Zo wordt

    de respondenten bijvoorbeeld gevraagd of ze waardevolle spullen thuis laten om beroving te

    voorkomen en of ze ’s avonds en ’s nachts de voordeur opendoen als er onverwachts wordt

    aangebeld (Politiemonitor Bevolking 2005: 88).

    Het vertonen van vermijdingsgedrag door gevoelens van angst kan voor mensen de kwaliteit

    van het leven aantasten. Voor politieambtenaren kan dit ook nog eens de eigenwaarde, de

    kwaliteit van de taakuitoefening alsmede de geloofwaardigheid van de strafrechtshandhaving

    schaden. Om deze redenen is het van belang om vermijdingsgedrag toe te voegen aan het the-

    oretische model.

    Informatie: • direct

    • informationeel

    • situationeel

    Informatieverwerking:

    • schokverwerking

    • media-informatie-

    verwerking

    • signaalverwerking

    Emotionele reactie & andere

    reacties

    Persoonskenmerken

  • 10

    In de volgende paragraaf wordt het theoretisch model voor de veiligheidsbeleving van politie-

    ambtenaren gepresenteerd.

    2.1.5 Theoretisch model veiligheidsbeleving politieambtenaren

    In deze paragraaf wordt een informatieverwerkingsmodel geïntroduceerd die specifiek is toe-

    gespitst op de veiligheidsbeleving van politieambtenaren. Aan de hand van dit model worden

    vervolgens verschillende hypothesen geformuleerd.

    Zoals aangetoond in paragraaf 2.1.3 komt angst voort uit de verwerking van verschillende

    soorten informatie. In dit afstudeeronderzoek is gekozen voor twee vormen van directe infor-

    matie en één situationele vorm van informatie. Onder directe informatie vallen in dit afstu-

    deeronderzoek het directe en indirecte slachtofferschap van geweld tijdens de taakuitoefening.

    Ruim negen op de tien keer vindt geweldgebruik door de basispolitiezorg plaats buiten het po-

    litiebureau (Naeyé 2005: 91). Dit rechtvaardigt de veronderstelling dat politieambtenaren

    minder snel geconfronteerd worden met geweld door (verdachte) burgers in het politiebureau

    dan tijdens de werkzaamheden buiten het politiebureau. Politieambtenaren die minder vaak

    achter het bureau werken en vaker ‘buiten op straat’ werken, raken vaker verzeild in gevaar-

    lijke situaties. Volgens het informatieverwerkingsmodel kan de bureauwerktijd opgevat wor-

    den als een situationele vorm van informatie en wordt daarom meegenomen in de analyse

    naar de veiligheidsbeleving van politieambtenaren.

    De volgende hypothesen kunnen aan de hand van de hiervoor beschreven literatuur en theore-

    tisch model worden geformuleerd;

    1) Als politieambtenaren vaker direct en/of indirect slachtoffer zijn geworden van geweld

    dan zullen ze zich minder veilig voelen tijdens hun taakuitvoering en vaker gevoelens

    van angst hebben.

    2) Als politieambtenaren vaker bureaudienst draaien zullen dan zullen ze zich veiliger

    voelen tijdens hun taakuitvoering en minder vaak gevoelens van angst hebben.

    De informatieverwerking staat onder invloed van persoonskenmerken. In dit afstudeeronder-

    zoek zijn de volgende persoonskenmerken onderscheiden:

    - geslacht

    - rang

    - leeftijd

    - aantal dienstjaren

    - vertrouwen in collega’s

    - beroepsvaardigheden om politietaken adequaat te kunnen uitvoeren

    Naar aanleiding van de literatuur en het informatieverwerkingsmodel kunnen er hypothesen

    worden geformuleerd over de relatie tussen de veiligheidsbeleving van politieambtenaren en

    persoonskenmerken als geslacht, leeftijd, vertrouwen in collega’s en beroepsvaardigheden om

    politietaken adequaat te kunnen uitvoeren. Daarentegen kunnen er geen hypothesen worden

    opgesteld over de relatie tussen het aantal dienstjaren, rang en de veiligheidsbeleving van po-

    litieambtenaren.

  • 11

    De volgende hypothesen kunnen worden geformuleerd;

    3) Vrouwelijke politieambtenaren voelen zich minder veilig tijdens hun taakuitvoering en

    hebben vaker gevoelens van angst dan mannelijke politieambtenaren.

    4) Oudere politieambtenaren voelen zich minder veilig tijdens hun taakuitvoering en

    hebben vaker gevoelens van angst dan jongere politieambtenaren.

    5) Als politieambtenaren meer vertrouwen hebben in hun collega’s dan zullen ze zich

    veiliger voelen tijdens de taakuitoefening en minder vaak gevoelens van angst hebben.

    6) Als politieambtenaren beter ontwikkelde politievaardigheden bezitten dan zullen ze

    zich veiliger voelen tijdens hun taakuitvoering en minder vaak gevoelens van angst

    hebben.

    In figuur 2 staat een informatieverwerkingsmodel gespecificeerd voor de veiligheidsbeleving

    van politieambtenaren, waarin de relaties kort worden samengevat.

    Figuur 2: Bewerkt informatieverwerkingsmodel voor de veiligheidsbeleving van politieambtenaren.

    Over de relatie tussen veiligheidsgevoelens, angst en vermijdingsgedrag kan de volgende hy-

    pothese worden geformuleerd:

    7) Als een politieambtenaar zich onveiliger voelt tijdens zijn taakuitvoering en/of vaker

    gevoelens van angst heeft, dan zal hij/zij vaker vermijdingsgedrag vertonen.

    Informatie: Direct vorm van informatie

    - direct slachtofferschap van geweld

    - indirect slachtofferschap van geweld

    Situationele vorm van informatie

    - Bureaudienst

    Informatieverwerking:

    Angststemming en gevoe-

    lens van angst

    Persoonskenmerken

    Algemeen - Geslacht

    - Rang

    - Leeftijd

    - Dienstjaren

    Vertrouwen in collega’s Beroepsvaardigheden

    Vermijdingsgedrag

  • 12

    In de volgende paragraaf zal politiegeweld gedefinieerd worden. Vervolgens zal eerder ge-

    daan onderzoek naar de relatie tussen persoonskenmerken van politieambtenaren en het poli-

    tieel geweldgebruik behandeld worden. Daarna zal de mogelijke relatie tussen angst en ge-

    weldgebruik besproken worden aan de hand van literatuur, waarna een model gepresenteerd

    zal worden met bijbehorende hypothesen.

    2.2 Politieel geweldgebruik

    Zoals beschreven in de inleiding moeten politieambtenaren soms geweld gebruiken om de

    taakuitoefening met succes te kunnen volbrengen. Hiertoe zijn politieambtenaren wettelijk

    bevoegd en dit wordt ook wel het geweldsmonopolie genoemd. Dit geweldsmonopolie is

    vastgelegd in de Politiewet 1993 en is dus aan regels gebonden. Ondanks deze regels blijft er

    een sterke mate van vrijheid voor politieambtenaren over om naar eigen inzicht te handelen.

    Zo zijn er veel situaties waarin een politieambtenaar wettelijk gezien geweld mag gebruiken,

    maar er door hem/haar (bewust) voor een andere benadering kan worden gekozen. Interessant

    is daarom om te kijken in hoeverre persoonskenmerken, naast de veiligheidsbeleving, het ge-

    weldgebruik van een politieambtenaar beïnvloeden.

    In dit afstudeeronderzoek wordt politieel geweldgebruik vanuit een individuele benadering en

    uit het oogpunt van de politieambtenaar onderzocht. De kenmerken van de geweldssituatie en

    de verdachte worden verder niet behandeld, omdat deze buiten de probleemstelling van het

    afstudeeronderzoek vallen.

    2.2.1 Definitie politiegeweld

    Geweld en het aanwenden daarvan zal in dit afstudeeronderzoek gedefinieerd worden zoals

    dit gedaan is in artikel 1 lid 3 onder b respectievelijk c van de Ambtsinstructie voor de politie,

    de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar:

    b. geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis, uitgeoefend op

    personen of zaken.

    c. aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld en het dreigen met geweld, waar-

    onder wordt begrepen het ter hand nemen van een vuurwapen

    Voor de basispolitiezorg gaat het daarbij om de volgende vormen van geweldgebruik (Tim-

    mer 2005: 17):

    - het gebruik van fysiek geweld, zoals trappen of slaan

    - het gebruik van de wapenstok, waaronder de korte en lange wapenstok

    - het stellen (laten bijten) van de diensthond of het dreigen daarmee

    - het vuurwapengebruik, waaronder: uit voorzorg ter hand nemen, dreigen met en afvu-

    ren van één of meer waarschuwingsschoten en gericht schieten (ook ongewilde scho-

    ten) met het dienstpistool

    - het dreigen met of daadwerkelijk gebruik van de pepperspray

    - het gebruik van geïmproviseerde geweldsmiddelen, zoals het slaan met de portofoon

    of staaflamp en het klem- of van de weg rijden met behulp van het dienstvoertuig.

  • 13

    2.2.2 Persoonskenmerken van politieambtenaren en geweldgebruik

    In eerder gedaan onderzoek zijn bepaalde persoonskenmerken in verband gebracht met politi-

    eel geweldgebruik. In deze paragraaf wordt op deze persoonskenmerken kort ingegaan.

    Geslacht

    Een consistent terugkerende bevinding is dat mannelijke politieambtenaren vaker geweld

    aanwenden dan hun vrouwelijke collega’s (Kruize en Wijmer 1994: 104, Uildriks 1997: 118,

    Kop en Euwema 1999: 34). Zo zijn vrouwelijke politieambtenaren in 2000 verantwoordelijk

    voor 8% van het totaal aantal geweldsmeldingen, terwijl 27% van de politieambtenaren die

    werkzaam zijn in executieve functies vrouw zijn (Naeyé 2005: 308). Omgerekend gebruiken

    vrouwen volgens deze cijfers relatief gezien ongeveer vier keer minder geweld dan hun man-

    nelijke collega’s.

    Dienstjaren en leeftijd

    Politieambtenaren gaan vanaf een bepaalde leeftijd meer geweld gebruiken. Na een zekere tijd

    neemt dit geweldgebruik weer af. Een verklaring hiervoor ontbreekt. Of het gevonden ver-

    band een ervaringseffect of een leeftijdseffect is hebben onderzoekers niet kunnen vaststellen

    door en te sterke samenhang tussen het aantal dienstjaren en de leeftijd van politieambtenaren

    (Uildriks 1997: 119, Kruize en Wijmer 1993: 212).

    Karaktereigenschappen

    Naast de leeftijd, het aantal dienstjaren en het geslacht zijn er verschillende karaktereigen-

    schappen van politieambtenaren in verband gebracht met politieel geweldgebruik. Kruize en

    Wijmer onderscheiden op basis van hun onderzoek naar werkstijlen en politieel geweldge-

    bruik drie ideaaltypen politieambtenaren; de ‘professional’, de ‘kruisvaarder’ en de ‘ontdui-

    ker’. De ‘professional’ onderscheidt zich door evenwichtigheid en heeft interesse in de wijk-

    bewoner. De ‘kruisvaarder’ is zeer gedreven, gemotiveerd en gaat vol voor het resultaat onge-

    acht de middelen en gebruikt daarom het meeste geweld. De ‘ontduiker’ is een categorie poli-

    tiemensen die gekenmerkt worden door apathie en het ontlopen van hun verantwoordelijk-

    heid. Deze kenmerken zorgen ervoor dat deze groep het minst geweld gebruikt (Kruize en

    Wijmer 1993: 212). Naast deze ideaaltypen zijn er ook andere werkstijlen in verband gebracht

    met politieel geweldgebruik. Zo nemen meestal bepaalde politieambtenaren het initiatief in

    gevaarsituaties, met massale politie aanwezigheid, terwijl anderen een afwachtende houding

    aannemen. Door zich actiever op te stellen tijdens de taakuitoefening en het initiatief te nemen

    gebruiken sommige politieambtenaren vaker geweld. Dit komt doordat deze politieambtena-

    ren, vergeleken met passieve collega’s, sneller terechtkomen in een geweldssituatie (Uildriks

    1997: 122).

    Burnout en de houding van politieambtenaren

    Burnout, een syndroom van emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde persoon-

    lijke bekwaamheid, is ook in verband gebracht met politieel geweldgebruik. Depersonalisatie

    levert de belangrijkste bijdrage aan dit verband, politieambtenaren die cynisch en afstandelijk

    zijn wenden gemakkelijker geweld aan. Politieambtenaren die minder emotioneel uitgeput

    zijn, gebruiken minder geweld. Een verklaring hiervoor kan zijn dat emotioneel uitgeputte po-

    litieambtenaren minder energie steken in burgers en zo weinig mogelijk werk verrichten. Per-

  • 14

    soonlijk bekwame politieambtenaren gebruiken meer geweld, wat opgevat kan worden als as-

    sertief gedrag. Bekwame politieambtenaren wachten niet af, grijpen in waar nodig is en lopen

    niet weg in lastige situaties, ook al vereist dit enig geweldgebruik (Kop en Euwema 1999: 34).

    Houding en sociale vaardigheden

    Politieambtenaren geven aan dat bepaalde geweldsconflicten met burgers mede zijn ontstaan

    door een te dominante of negatieve houding van collega-politieambtenaar. De houding van

    politieambtenaren tijdens een optreden correspondeert met de houding aan het einde van het

    optreden. Zo zijn politieambtenaren geneigd zich dominant op te stellen bij conflicten en aan-

    rijdingen. Deze dominantie wordt door burgers beantwoordt door zich minder volgzaam op te

    stellen (Kop e.a. 1997). ‘Praten’ en ‘luisteren’ worden door veel politieambtenaren genoemd

    als handelwijze om (erger) geweld te voorkomen (Timmer 2005: 267).

    Sociaal vaardige politieambtenaren gebruiken minder geweld, omdat de kans dat een situatie

    uit de hand loopt, kleiner is door het aanwenden van sociale vaardigheden. Een belangrijk fa-

    cet van een sociaal vaardig optreden is dat de aard van het optreden geloofwaardig op (ver-

    dachte) burgers overkomt. Zo wordt een vergelijkbaar optreden van de ene politieambtenaar

    wel geaccepteerd en van de andere niet. Zo kan een politieambtenaar van 50 bij een echtelijk

    conflict beide partijen vaderlijk vermanend toespreken. Een politieambtenaar van 22 kan dit

    niet en zal zijn sociale vaardigheden anders moeten inzetten om de conflictsituatie tot een

    goed einde te brengen (Uildriks 1997: 120).

    Tolerantiegrenzen

    De tolerantiegrenzen van een politieambtenaar bepalen hoe een ‘tegensputterende’ burger te-

    gemoet wordt getreden, wat van invloed kan zijn op het geweldgebruik. Veel politieambtena-

    ren die frequent geweld gebruiken houden er een tamelijk uitgesproken opvatting op na over

    de mate waarin ze bereid zijn verzet van burgers te accepteren (Uildriks 1997: 121).

    In de volgende paragraaf zal de mogelijke relatie tussen angst en geweldgebruik behandeld

    worden.

    2.2.3 Angst en geweldgebruik

    Tot op heden is er geen onderzoek verricht naar de relatie tussen angst en het aanwenden van

    geweld door politieambtenaren. Wel heeft de bekende ‘emotiepsycholoog’ Frijda (1994) een

    inventarisatie gemaakt van de kosten/baten –verhoudingen en afwegingen die een rol spelen

    bij de beslissing om al dan niet geweld aan te wenden. Frijda ziet gegriefdheid, genot en ge-

    win als emotionele voordelen. Emoties beperken en kleuren de waarneming, wat het vermo-

    gen aantast om kosten en baten van handelen te taxeren (Frijda 1994: 21). Dit proces ken-

    merkt zich door een fixatie op de baten en het uit het oog verliezen van de kosten. Een voor-

    beeld hiervan bij standvastige politieambtenaren is de fixatie op ‘het willen pakken’ van de

    verdachte in bijvoorbeeld een achtervolgingssituatie. Gevoelens van angst, plichtsbetrachting

    en solidariteit kunnen aan de hiervoor genoemde emoties worden toegevoegd als het gaat om

    politieel geweldgebruik (Timmer 2005: 32).

    Gevoelens van angst zijn niet prettig om te ervaren, maar daarentegen vaak wel functioneel.

    Gevoelens van angst zorgen ervoor dat men zich klaarmaakt voor actie, de ‘vecht of vlucht’

    reactie, als er een dreiging aanwezig is (Comer 1999: 103). Als iemand gevoelens van angst

  • 15

    ervaart, kan iemand vermijdingsgedrag gaan vertonen. Dit kan gezien worden als de ‘vlucht’

    reactie. Vluchten en vermijden is voor politieambtenaren vaak geen optie, het strookt name-

    lijk niet met de taakbeschrijving. Als een politieambtenaar angstgevoelens heeft tijdens een

    conflict met een (verdachte) burger en de situatie niet meer kan en/of wil ontvluchten, dan kan

    er gereageerd worden met (meer/zwaarder) politieel geweldgebruik. Zo zal in een situatie

    waarin de aanhouding is ingezet, een bange politieambtenaar meer en/of zwaarder geweld

    kunnen gaan gebruiken om de dreiging uit te schakelen en zijn eigen veiligheid te waarbor-

    gen.

    De relatie tussen gevoelens van angst en het aanwenden van geweld is naar alle waarschijn-

    lijkheid niet eenduidig. Aan de ene kant kunnen gevoelens van angst ervoor zorgen dat poli-

    tieambtenaren bepaalden situaties zullen vermijden en daardoor als resultaat minder geweld

    gebruiken. Anderzijds kunnen gevoelens van angst het gebruik van geweld bevorderen en

    versnellen doordat politieambtenaren niet kunnen en/of willen ‘vluchten’ en de eigen veilig-

    heid zullen willen waarborgen door de dreiging uit te schakelen. Een eenduidige hypothese

    kan hier dan ook niet over worden geformuleerd.

    2.2.4 Model persoonskenmerken en politiegeweld

    In het afstudeeronderzoek wordt onderzocht in hoeverre gevoelens van angst politieel ge-

    weldgebruik beïnvloeden. Naast deze veiligheidsbeleving worden algemene eigenschappen,

    persoonlijkheidseigenschappen en beroepsvaardigheden in verband gebracht met politieel

    geweldgebruik. De ‘persoonlijkheidseigenschappen’ initiatief nemen, standvastigheid en do-

    minantie zijn op basis van de literatuur gekozen om te onderzoeken. Door deze persoonsken-

    merken mee te nemen in de analyse kan er uiteindelijk ook iets worden gezegd over het rela-

    tieve belang van de veiligheidsbeleving. Hieronder wordt in een model (figuur 3) samengevat

    welke persoonskenmerken onderzocht zullen worden.

    Figuur 3. Model politiegeweld en persoonskenmerken.

    Persoonskenmerken politieambtenaar: Algemeen:

    - Geslacht

    - Rang

    - Leeftijd

    - Dienstjaren

    - Bureaudienst

    Persoonlijkheidseigenschappen:

    - Initiatief nemen

    - Standvastigheid

    - Dominantie

    Veiligheidsbeleving:

    - Angst (emotie)

    - Angst (stemming)

    - Vermijdingsgedrag

    Beroepsvaardigheden

    Geweldsaanwending

    politieambtenaar

  • 16

    Naar aanleiding van de literatuur kunnen de volgende hypothesen geformuleerd worden:

    8) Mannelijke politieambtenaren maken vaker gebruik van geweld tijdens de taakuitoefe-

    ning dan vrouwelijke politieambtenaren

    9) Oudere politieambtenaren wenden minder vaak geweld aan dan jongere politieambte-

    naren

    10) Minder ervaren politieambtenaren wenden vaker geweld aan dan meer ervaren poli-

    tieambtenaren

    (In dit afstudeeronderzoek wordt alleen het geweldgebruik van politieambtenaren met meer

    dan drie dienstjaren onderzocht. Hierdoor zal de relatie tussen dienstjaren, leeftijd en politieel

    geweldgebruik er waarschijnlijk anders uitzien dan de relatie zoals deze is vermeld in para-

    graaf 2.2.2).

    11) Politieambtenaren die vaker initiatief nemen wenden vaker geweld aan dan politie-

    ambtenaren die minder vaak initiatief nemen

    12) Politieambtenaren die standvastiger zijn wenden vaker geweld aan dan minder stand-

    vastige politieambtenaren

    13) Dominantere politieambtenaren wenden vaker geweld aan dan minder dominante po-

    litieambtenaren

    Over de relatie tussen de andere beroepsvaardigheden, de veiligheidsbeleving van politieamb-

    tenaren en het politieel geweldgebruik kunnen naar aanleiding van de literatuur geen hypothe-

    sen geformuleerd worden.

    2.3 Onderzoeksvragen

    Het theoretisch kader resulteert in de volgende onderzoeksvragen:

    Veiligheidsbeleving van politieambtenaren tijdens hun taakuitvoering

    1. In hoeverre voelen politieambtenaren zich veilig tijdens de taakuitvoering?

    2. Hoe vaak hebben politieambtenaren gevoelens van angst tijdens het aanhouden van

    verdachten?

    3. In welke situaties hebben politieambtenaren de meeste angst ervaren?

    4. Vertonen politieambtenaren wegens gevoelens van angst vormen van vermijdingsge-

    drag?

    5. In hoeverre wordt de veiligheidsbeleving van politieambtenaren beïnvloedt door per-

    soonskenmerken?

    Politieel geweldgebruik en de invloed van persoonskenmerken en veiligheidsbeleving

    6. Wat is de aard en omvang van het politieel geweldgebruik in de periode 2001-2004?

    7. In hoeverre zijn persoonskenmerken van politieambtenaren van invloed op het aan-

    wenden van geweld?

    8. In hoeverre is de veiligheidsbeleving van politieambtenaren van invloed op het politi-

    eel geweldgebruik?

  • 17

    3. Onderzoeksopzet en operationalisatie

    In dit afstudeeronderzoek is gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden. In dit

    hoofdstuk worden de gebruikte onderzoeksmethoden besproken. Zo is er een bescheiden lite-

    ratuurstudie gedaan naar de veiligheidsbeleving en het geweldgebruik van politieambtenaren.

    Deze literatuur is verweven in het theoretisch kader. Daarnaast is er gebruik gemaakt van een

    enquête om de verschillende persoonskenmerken, de veiligheidsbeleving, slachtofferschap en

    het geweldgebruik van politieambtenaren te meten. In paragraaf 3.1 wordt de opzet van deze

    enquête besproken, waarna vervolgens in paragraaf 3.2 de begrippen en concepten uit het the-

    oretisch kader geoperationaliseerd zullen worden.

    3.1 Onderzoeksopzet

    De onderzoekspopulatie waar in dit afstudeeronderzoek uitspraken over worden gedaan, zijn

    de politieambtenaren werkzaam bij het korps Amsterdam-Amstelland. Een hoge externe vali-

    diteit is te bereiken door of alle politieambtenaren te ondervragen of een representatieve

    steekproef te trekken uit de onderzoekspopulatie (Judd, Smith & Kidder 1991: 129). Omdat

    de eerste methode financieel gezien niet haalbaar is, is gekozen voor de tweede methode. De

    enquête is afgenomen onder 675 politieambtenaren die werkzaam zijn bij het korps Amster-

    dam-Amstelland. Deze politieambtenaren hebben de enquête ingevuld tijdens de verplichte 4-

    jaarlijkse training op de afdeling Integrale Beroepvaardigheid Training (IBT). De enquêtes

    zijn klassikaal afgenomen, waarbij de instructeurs toegezien hebben op het invullen daarvan.

    Dit heeft gezorgd voor een respons van 100%. Deze opzet heeft zeer waarschijnlijk gezorgd

    voor een aselecte steekproef.

    In het resulterende enquêtebestand bevinden zich 69 a(d)spiranten. Deze zijn verwijderd uit

    het enquêtebestand, gezien de geringe toepasbaarheid van de onderzoeksvragen op deze groep

    politieambtenaren. Uiteindelijk heeft deze inspanning geleid tot een enquêtebestand van totaal

    606 politieambtenaren, waaronder 22 surveillanten, 67 agenten, 170 hoofdagenten, 208 briga-

    diers, 99 inspecteurs, 12 hoofdinspecteurs en 6 commissarissen. Van 22 politieambtenaren is

    de rang onbekend.

    De indeling naar leeftijd en geslacht is in de steekproef globaal hetzelfde als in het korps (ta-

    bel 1 en 2).

    Tabel 1. Korpssterkte Amsterdam-Amstelland en enquêtebestand vergeleken naar geslacht. Totaal enquêtes: 606.

    Missing: 13/ 2%.

    Geslacht Korpssterkte in fte’s* Respondenten enquête

    Man 2788 (76%) 445 (75%)

    Vrouw 889 (24%) 148 (25%)

    Totaal 3677 (100%) 593 (100%)

    * Peildatum: 31-12-2004

  • 18

    Tabel 2. Korpssterkte Amsterdam-Amstelland en enquêtebestand vergeleken naar leeftijd. Totaal enquêtes: 606.

    Missing: 21/ 4%

    Leeftijd Korpssterkte in fte’s* Respondenten enquête

    60 0,1% 0,0%

    Gemiddelde leeftijd 39,9 jaar 40,0 jaar

    * Peildatum: 31-12-2004

    3.2 Operationalisatie

    In deze paragraaf worden de concepten uit het theoretisch kader en de onderzoeksvragen geo-

    perationaliseerd. De resulterende vragen zijn opgenomen in de enquête in bijlage A.

    3.2.1 Algemene persoonskenmerken

    De respondenten zijn in de enquête gevraagd naar hun geslacht, leeftijd, aantal dienstjaren en

    rang. Daarnaast is de respondenten gevraagd naar het percentage bureaudienst dat ze gemid-

    deld hebben gedraaid in de periode 2001-2004. De laatste vraag kon worden beantwoord op

    een vijfpunts-Likert schaal (bijlage A, vraag 2-6).

    3.2.2 Veiligheidsbeleving

    Angststemming

    In dit afstudeeronderzoek is ervoor gekozen om onveiligheidsgevoelens te zien als stemmin-

    gen en emoties. In deze paragraaf worden de concepten angst en angststemming geoperationa-

    liseerd. Om de angststemming van politieambtenaren tijdens de uitvoering van hun werk te

    meten zijn er vier stellingen aan de respondenten voorgelegd. Voor de duidelijkheid nogmaals

    de definitie van angst als stemming: het gelijktijdig gevoelsmatig anticiperen op bedreigingen

    en het in algemene zin verwachten van het onvermogen deze bedreigingen het hoofd te bie-

    den. Het woord ‘anticiperen’ in de definitie maakt duidelijk dat er nog geen feitelijke dreiging

    is en deze is dan ook weggelaten uit de stellingen.

    Er is gekozen voor meer dan één stelling om de betrouwbaarheid van de meting te verhogen.

    De stellingen slaan op vier veel voorkomende taakuitvoeringen van politieambtenaren: het

    werk op straat, een aanhoudingssituatie, surveillance in het uitgaansgebied en het uitschrijven

    van een proces verbaal. De respondenten hebben deze stellingen op een schaal van 1 (zeer

    veilig) tot en met 7 (zeer onveilig) kunnen beantwoorden. Door deze schaal te kiezen, is ruim-

    te geboden aan respondenten om genuanceerd antwoord te geven op de gevraagde stellingen

    (bijlage A, vraag 7-10).

  • 19

    Gevoelens van angst

    Om het concept angst te meten is gebruik gemaakt van negen verschillende soorten stellingen.

    Voor de duidelijkheid nogmaals de definitie van angst als emotie: “het gelijktijdig ervaren van

    een bedreiging en het waarschijnlijke onvermogen deze bedreiging het hoofd te bieden”. De

    negen stellingen hebben betrekking op verschillende soorten aanhoudingen. Hier is voor ge-

    kozen omdat politieel geweld in 80% van de incidenten gebruikt wordt in aanhoudingssitua-

    ties (Naeyé 2005: 73), en daardoor is deze situatie het meest geschikt om tot een antwoord te

    komen op de probleemstelling van dit afstudeeronderzoek. De respondenten hebben deze stel-

    lingen op een schaal van 1 (nooit) tot en met 5 (altijd) kunnen beantwoorden. Respondenten

    die een bepaald soort verdachte nooit hebben meegemaakt is antwoordruimte vrijgelaten om

    dit aan te geven (bijlage A, vraag 23a-i).

    Kenmerken van angstige situaties

    Om inzicht te krijgen in de kenmerken van angstige situaties voor politieambtenaren is een

    open vraag geformuleerd aan het einde van de enquête. Hierin worden de politieambtenaren

    gevraagd wanneer zij zich tijdens de taakuitoefening het meest angstig hebben gevoeld en de-

    ze gebeurtenis kort te beschrijven (bijlage A, vraag 40).

    Vlucht- en vechtreactie

    Uit het theoretisch kader en de literatuur is duidelijk geworden dat politieambtenaren op ge-

    voelens van angst kunnen reageren met een vlucht- of vechtreactie. Het vermijden van een

    bedreigende situatie (vluchtreactie) is gemeten door politieambtenaren te vragen naar negen

    verschillende soorten vermijdingsgedragingen. Dit varieert van een verdachte laten lopen of

    uit de weg gaan tot het op versterking wachten van collega’s in gevaarsituaties. Om de vecht-

    reactie van politieambtenaren te meten is gevraagd hoe vaak ze het hebben meegemaakt dat

    ze meer en/of zwaarder geweld hebben gebruikt door gevoelens van angst.

    De respondenten hebben deze stellingen op een schaal 1 (nooit) tot en met 5 (vaak) kunnen

    beantwoorden (bijlage A, vraag 24a-k).

    3.2.3 Slachtofferschap

    Slachtofferschap is voor dit onderzoek opgedeeld in zowel direct als indirect slachtofferschap.

    In dit onderzoek is hierbij een verdeling gemaakt in slachtofferschap van mishandeling en be-

    dreiging met geweld. De politieambtenaren zijn gevraagd hoe vaak zij tijdens de uitoefening

    van hun werk in de periode 2001-2004 slachtoffer zijn geweest van mishandeling en/of be-

    dreiging met lichamelijk geweld. Daarnaast zijn de politieambtenaren gevraagd hoe vaak zij

    getuige zijn geweest van een mishandeling en/of bedreiging met lichamelijk geweld van een

    collega (bijlage A, vraag 25-28).

    3.2.4 Politiegeweld

    Politiegeweld is in dit onderzoek opgedeeld in fysiek geweldgebruik en de voor de basispoli-

    tiezorg beschikbare geweldsmiddelen, waaronder: de korte en lange wapenstok, pepperspray

    en vuurwapen. De respondenten is gevraagd hoe vaak zij een voorval hebben meegemaakt in

    de periode 2001-2004 waarin zij gebruik hebben gemaakt van fysiek geweld en de verschil-

    lende geweldsmiddelen. Hierbij is het gebruik van de pepperspray opgedeeld in dreigen met

  • 20

    pepperspray en het daadwerkelijk gericht spuiten met pepperspray. Het vuurwapengebruik is

    opgedeeld in het ter hand nemen van het vuurwapen, dreigen met het vuurwapen, waarschu-

    wend schieten en gericht schieten met het dienstwapen (bijlage A, vraag 29-39).

    3.2.5 Beroepsvaardigheden

    In de enquête is de respondenten gevraagd om op een schaal van 1 (slecht) tot en met 5 (uit-

    stekend) aan te geven hoe zij hun eigen beroepsvaardigheden inschatten in relatie tot het op

    een adequate wijze kunnen uitvoeren van politietaken. Hierin is onderscheid gemaakt in aan-

    houding- en zelfverdedigingvaardigheden, sociale vaardigheden, fysiek mentale weerbaar-

    heid, lichamelijke fitheid, uithoudingsvermogen, spierkracht en coördinatie en lenigheid (bij-

    lage A, vraag 11-17).

    3.2.6 ‘Persoonlijkheidseigenschappen’ en vertrouwen in collega’s

    Om de vraag te kunnen beantwoorden in hoeverre het aanwenden van geweld gerelateerd is

    met de ‘persoonlijkheidseigenschappen’ initiatief nemen, standvastigheid en dominantie is de

    respondenten voor elke eigenschap één stelling voorgelegd. In deze stellingen is de respon-

    denten gevraagd op welke manier zij zich opstellen in bepaalde conflictsituaties met (verdach-

    te) burgers (bijlage A, vraag 19-21).

    Om het vertrouwen in collega’s van politieambtenaren te meten, zijn de respondenten twee

    stellingen voorgelegd. Vertrouwen in collega’s is ten eerste opgedeeld in vertrouwen in de

    koppelmaat, wat een gangbare politieterm is voor surveillancepartner. Daarnaast is er ge-

    vraagd naar het vertrouwen in de assistentie van collega’s in gevaarsituaties (bijlage A, vraag

    18 en 22).

    De respondenten hebben deze stellingen op een schaal van 1 (zeer oneens) tot en met 7 (zeer

    eens) kunnen beantwoorden.

  • 21

    4 Resultaten Veiligheidsbeleving

    In dit hoofdstuk worden de resultaten van de afgenomen enquêtes gepresenteerd. Eerst wor-

    den de resultaten beschreven van gevoelens van angst en angststemming van politieambtena-

    ren, vervolgens die van de relatie tussen deze twee concepten en verschillende persoonsken-

    merken en vormen van informatie. Als laatst worden de resultaten met betrekking tot het ver-

    mijdingsgedrag van politieambtenaren gepresenteerd. Echter, alvorens de resultaten worden

    beschreven, wordt nu eerst iets gezegd over de betrouwbaarheid van de enquête.

    4.1 Betrouwbaarheid

    De vragen naar gevoelens van angst en vermijdingsgedrag kunnen naar alle verwachting ge-

    voelig liggen. Deze gevoeligheid kan de betrouwbaarheid van het meetinstrument negatief be-

    invloeden. Om de betrouwbaarheid van het meetinstrument te kunnen controleren zijn er twee

    verschillende soorten enquêtes afgenomen. Zo zijn er 524 enquêtes afgenomen waarin ge-

    vraagd werd naar persoonsgegevens, waaronder het stamnummer van de politieambtenaar.

    Aan de overige 82 willekeurig gekozen politieambtenaren is een enquête afgenomen waarin

    deze persoonsgegevens niet gevraagd werden. De twee groepen rapporteren ongeveer even

    veel vermijdingsgedrag en gevoelens van angst, waarbij de gevonden verschillen niet signifi-

    cant zijn (zie bijlage B). Voor dit resultaat zijn twee mogelijke verklaringen te noemen. Poli-

    tieambtenaren hebben over het algemeen de gevoelige vragen eerlijk beantwoord, of de ge-

    stelde vragen liggen überhaupt niet gevoelig bij politieambtenaren. Er kan kortom met be-

    hoorlijke zekerheid worden aangenomen dat de resultaten op dit punt betrouwbaar zijn. Op

    basis van deze analyse valt daarentegen niet uit te sluiten dat zowel anonieme politieambtena-

    ren als geregistreerde politieambtenaren niet helemaal eerlijk hebben geantwoord.

    4.2 Veiligheidsgevoelens tijdens de taakuitvoering

    In deze paragraaf worden de algemene resultaten met betrekking tot de veiligheidsgevoelens

    tijdens de taakuitvoering beschreven.

    Angststemming

    Om te bepalen in hoeverre de afzonderlijke items van angststemming met elkaar samenhan-

    gen is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de Cron-

    bach’s α. Op grond van deze betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat de items onderling zeer

    sterk samenhangen (α. = .8962). Dit rechtvaardigt het berekenen van een gezamenlijk gemid-

    delde van de afzonderlijke items van angststemming. Voor de verdere analyse is dit gemid-

    delde gebruikt.

  • 22

    Tabel 3. Gemiddelde scores op items van angststemming. Totaal respondenten: 606. Gemiddelde score Spreiding Totaal

    Tijdens werk op straat 2.15 0.83 600

    Tijdens een aanhou-

    dingssituatie

    2.4 0.86 599

    Surveillance in het

    uitgaansgebied

    2.39 0.90 578

    Het uitschrijven van

    een proces verbaal

    2.04 0.82 585

    Gemiddelde angst-

    stemming

    2.25 0.73 572

    Op een schaal van 1 (zeer veilig) tot 7 (zeer onveilig), scoren politieambtenaren gemiddeld

    2.25. Dit betekent dat politieambtenaren zich over het algemeen veilig voelen tijdens de taak-

    uitvoering. Politieambtenaren voelen zich significant onveiliger tijdens aanhoudingssituaties

    en surveillance in uitgaansgebieden, dan tijdens het werk op straat in het algemeen (t(597)

    =10.634, p

  • 23

    6. verdachte van een heterdaad vechtpartij

    7. verdachte onder invloed van alcohol / verdachte die agressief staat te schreeuwen en /

    of schelden

    8. verdachte onder invloed van softdrugs

    Bij het aanhouden van een vuurwapengevaarlijke verdachte hebben politieambtenaren het

    vaakst gevoelens van angst. En bij het aanhouden van een verdachte onder invloed van soft-

    drugs het minst vaak.

    Angststemming en gevoelens van angst

    Angststemming en gevoelens van angst correleren significant positief met elkaar (ρ =.252, p

    < .001). Dit houdt in dat politieambtenaren die zich in het algemeen onveiliger voelen tijdens

    de taakuitvoering, vaker gevoelens van angst hebben tijdens aanhoudingen. Het gevonden

    verband is echter zwak. Dit bevestigt de theorie dat angststemming en gevoelens van angst

    verschillende concepten zijn.

    4.3 Kenmerken van angstige situaties van politieambtenaren

    In de enquête is de politieambtenaren de open vraag gesteld een gebeurtenis te beschrijven

    waarin ze zich het meest angstig hebben gevoeld. Uiteindelijk zijn 1187 enquêtes bestudeerd.

    De vraag is door 383 politieambtenaren (32%) niet ingevuld en 165 politieambtenaren (14%)

    hebben aangegeven dat deze vraag niet van toepassing is of nog nooit bang geweest te zijn. 40

    politieambtenaren (3%) geven aan ze zich deze gebeurtenis niet (meer) te herinneren. Uit de

    overige 599 antwoorden zijn de kenmerkende eigenschappen van angstige gebeurtenissen ge-

    extraheerd en vervolgens geordend in groepen.

    De meest genoemde gebeurtenissen zijn vuurwapengerelateerd. Deze gebeurtenissen variëren

    van het aanhouden van een vuurwapengevaarlijke verdachte, een melding van een schietpartij,

    een collega die beschoten wordt of het daadwerkelijk zelf beschoten worden door een ver-

    dachte. Vervolgens zijn voor veel politieambtenaren confrontaties met grote groepen zoals

    grootschalige vechtpartijen het meest angstig geweest. Deze grote groepen zijn vaak voetbal-

    supporters, krakers of het uitgaanspubliek op de grote pleinen in Amsterdam of, meer speci-

    fiek, op koninginnedag. Angst wordt hier vooral veroorzaakt door de overmacht van de groep

    ten opzichte van het aantal politieambtenaren, de onvoorspelbaarheid van een mogelijke esca-

    latie en bijkomend ‘kuddegedrag’ van een groep. Als derde wordt het geconfronteerd worden

    met of het aanhouden van (gewapende) agressieve gestoorde als meest angstig ervaren. De

    angst wordt in deze gebeurtenissen vooral veroorzaakt door de onberekenbaarheid van het ge-

    drag van de gestoorde. Op de vierde plaats komt het aanhouden van een agressieve verdachte

    welke zich verzet met fysiek geweld, een steek of slagwapen of op een politieambtenaar in-

    rijdt met een vervoermiddel. Op de vijfde plaats staan optredens in het kader van de Mobiele

    Eenheid (ME) en de Arrestatie Eenheid (AE). Hierbij wordt door opmerkelijk veel oudere po-

    litieambtenaren gerefereerd aan de krakersrellen in de eind jaren zeventig en begin jaren tach-

    tig en de kroningsrellen in 1980. Het betreden van een pand om een verdachte te zoeken en/of

    aan te houden wordt vervolgens het meest genoemd. Vaak gaat het hier om inbrekers die zich

    mogelijk nog in een pand bevinden en waarbij gezocht moet worden in een donkere omge-

    ving. De angst ligt hier vooral in het niet kunnen zien van de verdachte en de mogelijkheid dat

    deze ergens plotseling kan ‘opduiken’.

  • 24

    Het zevende en achtste kenmerk vertonen sterke overlap met de hiervoor gaande zes gebeur-

    tenissen en versterken de angst. Zo wordt door veel politieambtenaren het onder invloed zijn

    van een verdachte van harddrugs en/of alcohol als extra factor genoemd. Deze stimulerende

    middelen maken verdachte(n) doorgaans agressiever, onberekenbaarder en minder voor rede

    vatbaar. Het tweede ‘angst versterkende’ kenmerk houdt verband met het gevoel er alleen

    voor te staan. Dit gevoel kan veroorzaakt worden tijdens de solosurveillance, het gesplitst

    worden van de koppelmaat, assistentie die niet komt opdagen of lang op zich laat wachten, of

    het uitvallen van de portofoon waardoor er niet meer om assistentie gevraagd kan worden. Dit

    gevoel kan ook ontstaan in de aanwezigheid van collega’s. Vaak wordt dit gevoel dan veroor-

    zaakt doordat politieambtenaren met een onbekende collega werken of de collega in de ogen

    van de politieambtenaar te weinig vaardigheden en/of zelfvertrouwen bezit.

    Vervolgens zijn er nog enkele angstige situaties te onderscheiden zoals het achtervolgen van

    de verdachte in het dienstvoertuig, de rijstijl van de collega en het geweldgebruik van een

    verdachte tegen een derde. Ook wordt er door enkele politieambtenaren gerefereerd aan de

    hulpverlening bij de Bijlmerramp, de cafébrand in Volendam en het reanimeren van een ge-

    boeide verdachte die een hartaanval krijgt.

    4.4 Persoonskenmerken en veiligheidsgevoelens

    In deze paragraaf worden de resultaten met betrekking tot de relaties tussen veiligheidsgevoe-

    lens en persoonskenmerken van politieambtenaren beschreven.

    Geslacht

    Mannen en vrouwen scoren gemiddeld 2.21 respectievelijk 2.38 op de schaal van de angst-

    stemming. Om na te gaan of dit kleine verschil significant is, is de Mann Whitney U-toets uit-

    gevoerd. Hieruit is gebleken dat mannen en vrouwen significant verschillen (U = 24.502, p

  • 25

    Leeftijd en Dienstjaren

    Met behulp van Spearman’s rho is onderzocht of er verband is te vinden tussen leeftijd,

    dienstjaren en de veiligheidsgevoelens van politieambtenaren. Leeftijd en dienstjaren correle-

    ren significant negatief met angststemming (ρ =.106, p

  • 26

    Vaardigheden

    De afzonderlijke items van vaardigheden hangen onderling sterk samen (α = .8426). Voor de

    score op vaardigheden is op die grond een gezamenlijk gemiddelde gebruikt.

    De items van vaardigheden correleren significant negatief met angststemming en gevoelens

    van angst (tabel 6). Alleen sociale vaardigheden correleert niet significant met gevoelens van

    angst tijdens aanhoudingen. Daarbij moet vermeld worden dat de gevonden relaties zeer zwak

    zijn.

    Tabel 6. Relaties tussen angststemming, gevoelens van angst en verschillende soorten vaardigheden

    Angststemming Gevoelens van angst Vaardigheden om taak

    adequaat te kunnen uit-

    voeren ρ p Ρ p

    Aanhouding- en zelfverde-

    digingvaardigheden

    -.254

  • 27

    Tabel 7. Overzicht van het slachtofferschap van mishandeling en bedreiging met lichamelijk geweld over de pe-

    riode 2001-2004. Totaal respondenten: 594. Frequentie Slachtofferschap

    0

    1-2

    3-5 6-10 11 en

    meer Totaal Slachtoffer

    2001-2004

    Mishandeling 72,5% 22,0% 5,3% 0,2% 0,0% 564 27% Direct

    slachtoffer Bedreiging 41,7% 18,7% 21,3% 10,5% 7,9% 545 58 %

    Mishandeling 58,0% 25,9% 12,1% 2,9% 1,1% 553 42 % Indirect

    slachtoffer Bedreiging 39,8% 17,9% 19,1% 13,1% 10,1% 535 60 %

    Ruim een kwart van de bevraagde politieambtenaren geeft aan één of meerdere keren slacht-

    offer te zijn geweest van mishandeling in de periode 2001-2004. Ruim de helft van de onder-

    vraagden geeft aan slachtoffer te zijn geweest van bedreiging met lichamelijk geweld.

    Angststemming, gevoelens van angst en slachtofferschap

    Alleen het directe slachtofferschap van mishandeling correleert significant positief met angst-

    stemming. Dit verband is daarentegen wel verwaarloosbaar zwak. Tussen slachtofferschap en

    gevoelens van angst is geen enkel verband (tabel 8).

    Tabel 8. Relaties tussen angststemming, gevoelens van angst en verschillende vormen van slachtofferschap

    Angststemming Gevoelens van angst Slachtofferschap

    ρ P ρ p

    Mishandeling .092

  • 28

    en meer ervaren politieambtenaren worden minder vaak slachtoffer van geweld. Daarnaast

    worden politieambtenaren die vaker bureaudienst draaien minder vaak slachtoffer van geweld.

    Met behulp van een partiele correlatie is gekeken of de gevonden relatie tussen leeftijd en

    slachtofferschap mogelijk wordt beïnvloedt door het aantal dienstjaren en bureaudienst. Door

    dit effect te corrigeren blijkt dat er een significante relatie blijft bestaan tussen leeftijd en

    slachtofferschap (ρ = -.137, p

  • 29

    Vermijdingsgedrag

    De betrouwbaarheidsanalyse wijst uit dat de negen items van vermijdingsgedrag sterk met el-

    kaar samenhangen (α. = .8396). Dit rechtvaardigt het berekenen van een gezamenlijk gemid-

    delde van de afzonderlijke items van vermijdingsgedrag. Voor de verdere analyse is dit ge-

    middelde gebruikt.

    Tabel 10: Overzicht scores op items vermijdingsgedrag. Totaal respondenten: 606. Vermijdingsgedrag Nooit

    (1)

    Zelden

    (2)

    Soms

    (3)

    Geregeld

    (4)

    Vaak

    (5) Totaal Gemiddeld

    Versterking afgewacht 12,7% 27,8% 36,4% 19,7% 3,4% 583 2.73

    Meer geaccepteerd 46,2% 39,8% 11,9% 2,0% 0,0% 586 1.70

    Overtreding door de vingers

    gezien 64,7% 26,1% 7,5% 1,7% 0,0% 586 1.46

    Rustiger aan gedaan naar

    vechtpartij 69,7% 19,3% 7,7% 2,9% 0,3% 584 1.45

    Achtervolging gestaakt 72,5% 19,3% 5,6% 2,6% 0,0% 586 1.38

    Aanhouding overgelaten aan

    collega’s 74,7% 20,2% 4,1% 1,0% 0,0% 585 1.31

    Verdachte laten lopen 80,9% 15,0% 3,2% 0,9% 0,0% 586 1.24

    Verdachte uit de weg gaan 84,1% 13,3% 2,0% 0,5% 0,0% 586 1.19

    Diensten niet ingetekend 92,8% 4,8% 1,5% 0,7% 0,2% 584 1.11

    Gemiddelde vermijdings-

    gedrag

    1.51

    Politieambtenaren geven aan zelden tot nooit vermijdingsgedrag (1.51) te vertonen. Het wach-

    ten op versterking van collega’s komt het vaakst voor, bepaalde diensten niet intekenen het

    minst vaak.

    Angststemming, gevoelens van angst en vermijdingsgedrag

    Angststemming en gevoelens van angst correleren significant positief met vermijdingsgedrag

    (ρ = .256, p

  • 30

    5 Resultaten politiegeweld

    In dit hoofdstuk worden de resultaten van de politiegeweld vragen in de enquête gepresen-

    teerd.

    Tijdens de analyse van het enquêtebestand werd duidelijk dat er tien politieambtenaren waren

    die vaker dan 100 keer geweld hadden gebruikt in de periode 2001-2004. Deze tien uitschie-

    ters zijn uit de analyse gehouden, omdat deze politieambtenaren mogelijk te veel invloed zou-

    den kunnen hebben op de uitkomsten van de verschillende statistische analysen. Politieamb-

    tenaren met minder dan vier jaren dienstervaring zijn uit de analyse gehouden, omdat ze on-

    vergelijkbaar zijn met politieambtenaren met vier en meer dienstjaren. Met de overgebleven

    567 politieambtenaren is de analyse uitgevoerd.

    Tabel 11. Overzicht van het geweldgebruik door politieambtenaren in de periode 2001 tot en met 2004. Totaal:

    567.

    Frequentie Soort politieel geweld-

    gebruik 0 1-2 3-5 6-10 11 en

    meer Totaal Gemiddeld Percentage

    gebruik

    Fysiek geweld 133 108 141 100 60 542 5,90 61,4%

    Wapenstok 381 76 56 28 13 554 1,45 15,1%

    Peperspray dreigen 362 134 52 6 2 556 0,85 8,9%

    Peperspray spuiten 406 119 28 1 2 556 0.54 5,6%

    Vuurwapen ter hand ne-

    men

    417 102 25 7 2 553 0.57

    5,9%

    Vuurwapen dreigen 476 76 4 0 0 556 0.20 2,1%

    Waarschuwingsschot 552 4 0 0 0 556 0.01 0,1%

    Gericht geschoten 549 7 0 0 0 556 0.01 0,1%

    Totaal 9,60 100 %

    Politieambtenaren hebben in vier jaar tijd gemiddeld ongeveer tien maal geweld gebruikt tij-

    dens de taakuitoefening. Dit geweld bestaat voor ruim driekwart uit fysiek geweld en het han-

    teren van de korte of lange wapenstok.

    In de volgende paragrafen worden de relaties tussen persoonskenmerken en politieel geweld-

    gebruik behandeld. In deze analyse zijn de korte en de lange wapenstok bij elkaar toege-

    voegd.

    5.1 Algemene persoonskenmerken en politieel geweldgebruik

    In deze paragraaf zullen achtereenvolgens de relatie tussen algemene persoonskenmerken zo-

    als geslacht, leeftijd, dienstjaren en percentage bureaudienst, en politieel geweldgebruik wor-

    den behandeld.

    Geslacht

    Met behulp van een t-toets is onderzocht in hoeverre mannelijke en vrouwelijke politieambte-

    naren verschillend gebruik maken van geweld. Deze analyse levert de volgende tabel op:

  • 31

    Tabel 12. Politieel geweldgebruik naar geslacht.

    Soort politieel ge-

    weldgebruik

    Man Vrouw Verschil t df Significantie

    (p)

    Fysiek geweld 6.32 4.62 1.70 2.428 540

  • 32

    reaudienst, dan is er nog steeds sprake van een significante negatieve relatie tussen het aantal

    dienstjaren en politiegeweld (ρ = -.114, p

  • 33

    In het nu volgende hoofdstuk worden de theoretische modellen betreffende de veiligheidsbe-

    leving van politieambtenaren en het politieel geweldgebruik getest met behulp van een regres-

    sieanalyse.

    5.4 Veiligheidsbeleving en politieel geweldgebruik

    De relatie tussen de veiligheidsbeleving is op twee manieren onderzocht. De eerste methode is

    te kijken in hoeverre angststemming, gevoelens van angst en vermijdingsgedrag samenhangen

    met het totaal politieel geweldgebruik. Daarnaast is de politieambtenaren gevraagd in hoever-

    re ze door angst meer en/of zwaarder geweld hebben gebruikt.

    Er is geen significante samenhang tussen totaal politieel geweldgebruik en angststemming.

    Daarentegen is er wel een significant negatief verband tussen gevoelens van angst, vermij-

    dingsgedrag en politieel geweldgebruik. De gevonden verbanden zijn alleen wel zeer zwak en

    daarom verwaarloosbaar.

    Tabel 16. Relaties tussen angststemming, gevoelens van angst, vermijdingsgedrag en politieel geweldgebruik.

    Politieel geweldgebruik Veiligheidsgevoelens

    ρ p

    Angststemming .015 n.s.

    Gevoelens van angst -.136

  • 34

    6. Modellen getest

    In hoofdstuk 4 en 5 zijn de samenhangen tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabe-

    len uit de theoretische modellen op bivariaat niveau geanalyseerd. Een nadeel van deze me-

    thode is dat deze samenhangen er anders kunnen komen uit te zien wanneer met de onderlinge

    betrokkenheid van de onafhankelijke variabelen wordt rekening gehouden (Bertrand 1980:

    34). Om het relatieve belang van de onafhankelijke variabelen na te gaan is gebruikt gemaakt

    van een meervoudige lineaire regressie.

    Voordat de regressieanalyses zijn uitgevoerd zijn eerst de onafhankelijke variabelen uit beide

    modellen geanalyseerd door betrouwbaarheidanalyses en één factoranalyse.

    6.1 Factoranalyse

    Factoranalyse is een multivariate analysetechniek die als doel heeft de relaties tussen de in

    één set verzamelde variabelen zo goed mogelijk te beschrijven in een kleiner aantal nieuwe

    componenten (Weegh et.al. 1980: 21). De factoranalyse verklaart 56 procent van de variantie.

    Uit deze factoranalyse (principale componenten analyse) volgt de volgende geroteerde com-

    ponentenmatrix:

    Tabel 18. Geroteerde componentenmatrix van de gezamenlijke onafhankelijke variabelen.

    Componenten Onafhankelijke variabelen

    1 2

    Leeftijd -.113 .855

    Dienstjaren -.071 .902

    Rang .083 .801

    Bureaudienst -.022 .484

    Aanhouding - en zelfverdedigingvaardighe-

    den .642 -.040

    Sociale vaardigheden .429 .234

    Fysiek mentale weerbaarheid .719 .095

    Lichamelijke fitheid .831 -.131

    Uithoudingsvermogen .817 -.167

    Spierkracht .733 .024

    Coördinatie en lenigheid .781 -.161

    Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. Ro-

    tation converged in three iterations.

    De eerste component kan gezien worden als de vaardigheden van een politieambtenaar om

    politietaken adequaat te kunnen uitvoeren. De tweede component kan zeer waarschijnlijk ge-

    interpreteerd worden als de carrièreloop van een politieambtenaar. Het algemene beeld is dat

    een politieambtenaar in de loop van zijn/haar carrière ouder wordt, meer ervaren is, een hoge-

    re rang heeft en meer bureaudienst gaat draaien. In het theoretisch kader wordt bureaudienst

    als een situationele vorm van informatie gezien en daarom theoretisch gescheiden van per-

    soonskenmerken als de leeftijd, aantal dienstjaren en rang. De factoranalyse wijst uit dat deze

    concepten, door een (te) sterke onderlinge samenhang, in de praktijk niet te scheiden zijn.

  • 35

    6.2 Informatieverwerkingsmodel voor de veiligheidsbeleving van politieambtenaren

    6.2.1. Variabelen veiligheidsbeleving

    Vervolgens blijft de volgende onafhankelijke variabele voor het veiligheidsbeleving model

    staan:

    - geslacht

    Deze variabele zal meegenomen worden in de meervoudige regressieanalyse en is daarvoor

    gehercodeerd tot een zogenaamde dummy variabele.

    - vertrouwen in collega’s:

    • vertrouwen in assistentie

    • vertrouwen in koppelmaat

    Op grond van een betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat de items onderling matig correle-

    ren (α. = .5503). Hierdoor is het niet geoorloofd om een gezamenlijk gemiddelde te bereke-

    nen. Deze twee variabelen zullen daarom apart aan het regressiemodel worden toegevoegd.

    - slachtofferschap:

    • slachtofferschap van mishandeling

    • slachtofferschap van bedreiging met lichamelijk geweld

    • getuige zijn van mishandeling collega(‘s)

    • getuige zijn van bedreiging met lichamelijk geweld van collega(‘s)

    Op grond van een betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat de items onderling hoog correle-

    ren (α =.7673). Dit rechtvaardigt het berekenen van een gezamenlijk gemiddelde voor slacht-

    offerschap.

    De factoranalyse en betrouwbaarheidsanalyse zorgen ervoor dat het aantal variabelen uit het

    veiligheidsbeleving model samengevat kunnen worden in de volgende variabelen:

    - geslacht

    - carrièreloop

    - politievaardigheden

    - vertrouwen in koppelmaat

    - vertrouwen in assistentie collega(‘s)

    - slachtofferschap

    Deze variabelen zijn vervolgens als onafhankelijke variabelen in een multiple lineaire regres-

    sie gedaan. In de volgende paragraaf wordt het resultaat van deze regressieanalyse betreft

    angststemming gepresenteerd.

    6.2.2. Regressieanalyse angststemming

    Uit de meervoudige lineaire regressie, gebruik makend van de stapsgewijze methode, komt

    een significant model (F =17.292, p

  • 36

    Tabel 19. Stapsgewijze opbouw van een regressievergelijking voor onafhankelijke variabele angststemming.

    Stap Variabelen β t p

    1 Vaardigheden -.269 6.027

  • 37

    Tabel 21. Stapsgewijze opbouw van een regressievergelijking voor onafhankelijke variabele gevoelens van

    angst.

    Stap Variabelen β t p

    1 Vaardigheden -.191 -3.787

  • 38

    Tabel 22. Stapsgewijze opbouw van een regressievergelijking voor onafhankelijke variabele politiegeweld.

    Stap Variabelen β t p

    1 Carrièreloop -.475 -9,875

  • 39

    Aan de eerste drie vooronderstellingen is voor de uitgevoerde meervoudige lineaire regressies

    voldoende voldaan, wat kan worden nagelezen in bijlage C.

    In het volgende hoofdstuk worden conclusies getrokken uit de hiervoor geanalyseerde litera-

    tuur, het theoretisch kader en de resultaten van de enquête.

  • 40

    7. Samenvatting en conclusies

    In dit afstudeeronderzoek is de veiligheidsbeleving van de politieambtenaren van het korps

    Amsterdam-Amstelland onderzocht. Daarnaast is de relatie tussen deze veiligheidsbeleving en

    politieel geweldgebruik geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de onder-

    zoeksvragen en de probleemstelling

    7.1 De veiligheidsbeleving van politieambtenaren tijdens de taakuitvoering

    Onderzoeksvraag 1: In hoeverre voelen politieambtenaren zich veilig tijdens de taakuitvoe-

    ring?

    Op een schaal van 1 (zeer veilig) tot en met 7 (zeer onveilig) scoren politieambtenaren ge-

    middeld 2.25 op angststemming. Dit betekent dat politieambtenaren zich over het algemeen

    tijdens de taakuitoefening veilig voelen. Tijdens aanhoudingssituaties en surveillance in uit-

    gaansgebieden voelen politieambtenaren zich minder veiliger dan tijdens de algemene taak-

    uitoefening op straat en het uitschrijven van een proces verbaal.

    De bevinding dat politieambtenaren zich over het algemeen veilig voelen tijdens de taakuitoe-

    fening is overeenkomstig de eerdere bevindingen van Schuitemaker en Verheijden (1994) en

    Stefanie en van der Scheur (1997).

    Onderzoeksvraag 2: Hoe vaak hebben politieambtenaren gevoelens van angst tijdens het

    aanhouden van verdachten?

    De politieambtenaren zijn gevraagd om aan geven hoe vaak ze angst hebben gehad bij het

    aanhouden van verschillende soorten verdachten. Als vervolgens de verschillende soorten

    aanhoudingen gesorteerd worden op frequentie van gevoelens van angst levert dit de volgende

    ranglijst op:

    1. vuurwapengevaarlijke verdachte

    2. verdachte met een slag- of steekwapen

    3. gestoorde verdachte

    4. inbreker verborgen in een pand

    5. verdachte onder invloed van harddrugs

    6. verdachte van een heterdaad vechtpartij

    7. verdachte onder invloed van alcohol / verdachte die agressief staat te schreeuwen

    en/of schelden

    8. verdachte onder invloed van softdrugs

    Bij het aanhouden van een vuurwapengevaarlijke verdachte hebben politieambtenaren het

    vaakst gevoelens van angst, bij het aanhouden van een verdachte onder invloed van softdrugs

    het minst vaak. Politieambtenaren zijn gemiddeld soms tot geregeld bang bij het aanhouden

    van de bovenstaande verschillende verdachten.

  • 41

    Onderzoeksvraag 3: In welke situaties hebben politieambtenaren de meeste angst ervaren?

    Grofweg zijn er zes groepen te onderscheiden van situaties waarin politieambtenaren de

    meeste angst hebben ervaren en twee factoren die deze angst versterken. De zes groepen zijn

    van groot naar klein:

    - vuurwapen gerelateerde incidenten:

    - confrontaties met grote groepen en vechtpartijen

    - agressieve gestoorden

    - agressieve verdachten die zich verzetten met fysiek geweld, steek of slagwapen

    of inrijden op politieambtenaren met een voertuig

    - ME en AE optreden

    - betreden van panden

    (Verdachte) burger(s) of gestoorde die onder invloed zijn van harddrugs en/of alcohol kunnen

    de angst tijdens bovenstaande situaties versterken. Dit komt doordat het de agressiviteit en

    onberekenbaarheid van het gedrag vergroot. Daarnaast is het gevoel er alleen voor te staan tij-

    dens bovenstaande situaties voor veel politieambtenaren een ‘angst versterkende’ factor. Dit

    gevoel kan worden veroorzaakt door een incapabele of onbekende surveillancepartner, ge-

    splitst worden van koppelmaat of tijdens de surveillance. Daarnaast kan het gevoel worden

    veroorzaakt worden door assistentie die niet komt opdagen, lang op zich laten wachten, of

    niet bereikt kan worden door een kapotte portofoon.

    Deze resultaten zijn ongeveer overeenkomstig de bevindingen van onderzoeksvraag 2 en eer-

    dere bevindingen van Van Olst (2000).

    Onderzoeksvraag 4: Vertonen politieambtenaren wegens gevoelens van angst vormen van

    vermijdingsgedrag?

    Als de negen gevraagde vermijdingsgedragingen gesorteerd worden op frequentie dan levert

    dit de volgende ranglijst op. Hierbij staat tussen haakjes het percentage politieambtenaren dat

    aangeeft dit nooit gedaan te hebben.

    1. versterking afwachten (12.7%)

    2. meer accepteren van verdachte dan politieambtenaar zou willen (46.2%)

    3. overtreding door de vingers zien (64.7%)

    4. rustiger aan gedaan naar vechtpartij (69.7%)

    5. achtervolging gestaakt (72.5%)

    6. aanhouding overgelaten aan collega(‘s) (74.7%)

    7. verdachte laten lopen (80.9%)

    8. verdachte uit de weggaan (84.1%)

    9. bepaalde dienst(en) niet intekenen (92.8%)

    Politieambtenaren vertonen gemiddeld zelden tot nooit de bovengenoemde vermijdingsgedra-

    gingen. Het wachten op versterking van collega’s komt het meest voor. Eén op de acht poli-

    tieambtenaren geeft aan dit nooit gedaan te hebben. Het niet intekenen van bepaalde diensten

    komt van de gevraagde vermijdingsgedragingen het minst vaak voor. Ruim negen op de tien

    politieambtenaren geeft aan dit nooit gedaan te hebben.

  • 42

    Voor de duidelijkheid moet hier nog gesteld worden dat bovenstaande vermijdingsgedragin-

    gen niet per definitie de kwaliteit van de taakuitoefening aantasten. Zo kan het bijvoorbeeld in

    bepaalde situaties zeer verstandig zijn om op versterking af te wachten om onnodige escala-

    ties te voorkomen. Ook kan het staken van een achtervolging in het dienstvoertuig veel (dode-

    lijke) ongelukken voorkomen. Harde uitspraken over in hoeverre de kwaliteit van de taakuit-

    voering wordt geschaad door vermijdingsgedrag van politieambtenaren kunnen dus niet ge-

    daan worden.

    Onderzoeksvraag 4: In hoeverre wordt de veiligheidsbeleving van politieambtenaren beïn-

    vloedt door persoonskenmerken?

    De samenhang tussen vormen van informatie, persoonskenmerken en de veiligheidsbeleving

    van politieambtenaren is zoals gezegd op een bivariate en multivariate manier onderzocht. De

    multivariate analyse verdient de voorkeur, omdat deze rekening houdt met de onderlinge sa-

    menhang tussen de onafhankelijke variabelen. Om deze reden zal alleen de multivariate ana-

    lyse besproken worden.

    Voordat er met de regressieanalyse is begonnen is eerst een factoranalyse en verschillende be-

    trouwbaarheidsanalyses uitgevoerd om het aantal onafhankelijke variabelen terug te brengen.

    Uit een factoranalyse bleek dat rang, leeftijd, dienstjaren en bureaudienst zo sterk samenhin-

    gen dat deze als één variabele gezien moet worden. Deze variabele is carrièreloop genoemd:

    over het algemeen gezien zijn politieambtenaren die verder gevorderd zijn op de zogenaamde

    carrièreloop ouder, draaien ze meer bureaudienst en hebben ze meer dienstjaren en een hogere

    rang. In het theoretisch kader fungeerde de variabele bureaudienst als een vorm van informa-

    tie. Door een (te) sterk samenhang met het aantal dienstjaren, leeftijd en rang kan dit in de

    praktijk statistisch niet worden onderscheiden. Betrouwbaarheidsanalyses hebben uitgewezen

    dat de vier items van slachtofferschap en zeven items van vaardigheden zo sterk samenhin-

    gen dat het berekenen van een gemiddelde gerechtvaardigd is.

    Uit de regressieanalyse van angststemming blijkt dat de variabele vaardigheden de meeste in-

    vloed heeft op veiligheidsgevoelens tijdens de taakuitvoering. Vervolgens is het vertrouwen

    in de koppelmaat en de assistentie van collega’s het meest van invloed op veiligheidsgevoe-

    lens. Het vertrouwen in de koppelmaat is belangrijker dan het vertrouwen in de assistentie

    van collega’s. Vervolgens voelen politieambtenaren die vaker slachtoffer zijn geworden zich

    onveiliger tijdens de taakuitvoering. Deze bevindingen zijn overeenkomstig met de bevindin-

    gen van Stefanie en Van der Scheur (1997) en van Van Olst (2000) . Carrièreloop is als laats-

    te variabele die van invloed is: politieambtenaren die verder in de carrièreloop zijn gevorderd

    voelen zich veiliger tijdens de taakuitvoering. Geslacht is als enige variabele niet in het meer-

    voudige lineaire regressie model opgenomen en heeft dus geen invloed op de veiligheidsbele-

    ving van politieambtenaren. Mannelijke en vrouwelijke politieambtenaren voelen zich dus

    even veilig tijdens de taakuitvoering. Dit is niet overeenkomstig eerdere bevindingen van Van

    Olst (2000).

    Uit de regressieanalyse van gevoelens van angst blijkt dat opnieuw de variabele vaardighe-

    den het meest van invloed is. Politieambtenaren met meer en betere vaardigheden hebben

    minder vaak gevoelens van angst tijdens aanhoudingen. Vervolgens is de carrièreloop van

    politieambtenaren van invloed op gevoelens van angst. Politieambtenaren die verder in de

    carrièreloop zijn gevorderd, hebben vaker gevoelens van angst. Geslacht, vertrouwen in col-

    lega’s en slachtofferschap zijn niet opgenomen in het meervoudige lineaire regressiemodel

    en hebben dus geen invloed op gevoelens van angst. Mannelijke en vrouwelijke politieamb-

  • 43

    tenaren hebben even vaak gevoelens van angst tijdens aanhoudingen. Politieambtenaren die

    meer vertrouwen hebben in collega’s hebben even vaak gevoelens van angst als politieamb-

    tenaren die minder vertrouwen hebben in collega’s. En politieambtenaren die vaker direct

    en/of indirect slachtoffer zijn geworden van geweld hebben even vaak gevoelens van angst

    als politieambtenaren die minder vaak direct en/of indirect slachtoffer zijn geworden.

    7.2. Politieel geweldgebruik, persoonskenmerken en veiligheidsbeleving

    Onderzoeksvraag 5: Wat is de aard en omvang van het aangewende politieel geweld in de pe-

    riode 2001 tot en met 2004?

    Politieambtenaren hebben gemiddeld tien vormen van geweld gebruikt in de periode 2001 tot

    en met 2004. Meerdere geweldsmiddelen kunnen toegepast worden in één voorval, dus het is

    onduidelijk in hoeveel voorvallen politieambtenaren geweld hebben gebruikt.

    Dit geweld bestaat voor ruim driekwart uit fysiek geweld en het hanteren van de korte of lan-

    ge wapenstok. Vervolgens bestaat het geweld voor 8.9 en 5.6 procent uit het dreigen respec-

    tievelijk spuiten met de pepperspray. Vervolgens bestaat het geweld uit 5.9 en 2.1 procent uit

    het ter hand nemen van het vuurwapen respectievelijk het dreigen daarmee. 11 (2.0%) van de

    556 politieambtenaren geeft aan met zijn/haar vuurwapen geschoten te hebben in de periode

    2001 tot en met 2004. Omgerekend betekent dit dat een politieambtenaar ongeveer gemiddeld

    1 keer in de 200 jaar met zijn vuurwapen zal schieten.

    Onderzoeksvraag 6 & 7: In hoeverre zijn persoonskenmerken , waaronder de veiligheidsbele-

    ving, van politieambtenaren van invloed op het aanwenden van geweld?

    Uit de regressieanalyse blijkt dat van de onderzochte persoonskenmerken carrièreloop het

    meest van invloed is op politieel geweldgebruik. Politieambtenaren die verder in de carrière

    zijn gevorderd (ouder, meer ervaring, hogere rang en meer bureaudienst draaien) gebruiken

    minder geweld tijdens de taakuitvoering. Zeer waarschijnlijk heeft dit grotendeels te maken

    met gelegenheid. Politieambtenaren een hogere rang hebben voeren andere werkzaamheden