nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

15
nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected] GELUKKIG 2006 Opmerkingen, suggesties kritieken of vragen …kan je kwijt op [email protected] Op dit adres kan je in – of uitschrijven Erratum In nieuwsbrief 11 stond www.addadhdplus.com is verkeerd: de website is nu: www.adhdplus.be Agenda * donderdag 19 januari2006 Een ogenblik! Ik denk na. Leren volgens Prof.Feuerstein spreker: Jannes Baert Org. Sprankel Hogeschool WVL Oostende Om 20 u Inl. www.sprankel.be * maandag 31 januari 2006 Alsof ADHD op zich niet lastig genoeg is … Dr. Emmanuel Nelis Beste lezer, Wij wensen jullie het allerbeste in het Nieuwe Jaar. Hopelijk blijven jullie en al wie je dierbaar is gespaard van tegenslagen. Hou moed en vind alle creativiteit om hindernissen te nemen, mochten die zich voordoen. Verder wens ik allen die met een kind met ADHD leven een groot inlevingsvermogen, respect en een grote dosis zelfcontrole zodat ook zij eerst… STOPPEN dan DENKEN en dan pas DOEN !!!! Ten slotte wens ik alle beleidsmensen, directies, diensthoofden, therapeuten voldoende bescheidenheid in hun eigen goed bedoelde oplossingen. Alle personen die de gezondheidszorg of het onderwijs gebruiken om hun eigen status te verhogen zonder respect voor de patiënt en zijn omgeving wens ik heel veel ongelijk en tegenwind! Jan Inhoud Dat het niet altijd kommer en kwel is in het onderwijs blijkt uit een brief die ik kreeg van een mama die de school bedankt voor de inspanningen en het begrip dat zij mocht ontvangen in haar zoektocht om een aangepaste leef en leeromgeving te vinden voor haar “gevoelige” jongen. Na ons artikel over kwantitatieve EEG kregen we een opmerking van Dr. Werner Van Den Bergh die we graag publiceren. We geven toe dat wij weinig enthousiast waren maar tijd brengt wellicht raad. Als we de lezeres mogen geloven ( en dat doen wij) dan is er wel iets te zeggen over neurofeedback!!!! Hoofdmoot van deze brief is de bijdrage over “slapen”. Hier hadden we graag dat jullie, lezers, reageerden. Heeft jullie zoon/dochter ook last met inslapen? Zijn er therapieën die hun nut toonden? Laat maar horen. Wie wat meer wenst te weten willen we de teleac cursus aanraden die je kan terug zien door op onderstaande link te klikken. aan dacht ge Nieuwsbrief 12 december 2005

Upload: jan-vanthomme

Post on 07-Mar-2016

223 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

GELUKKIG 2006

Opmerkingen, suggesties kritieken of vragen …kan je

kwijt op [email protected] Op dit adres kan je in – of

uitschrijven

Erratum In nieuwsbrief 11 stond www.add­adhd­plus.com is verkeerd: de website is nu: www.adhdplus.be Agenda * donderdag 19 januari2006 Een ogenblik! Ik denk na. Leren volgens Prof.Feuerstein spreker: Jannes Baert Org. Sprankel Hogeschool W­VL Oostende Om 20 u Inl. www.sprankel.be

* maandag 31 januari 2006 Alsof ADHD op zich niet lastig genoeg is … Dr. Emmanuel Nelis

Beste lezer,

Wij wensen jullie het allerbeste in het Nieuwe Jaar.

Hopelijk blijven jullie en al wie je dierbaar is gespaard

van tegenslagen. Hou moed en vind alle creativiteit om

hindernissen te nemen, mochten die zich voordoen.

Verder wens ik allen die met een kind met ADHD leven

een groot inlevingsvermogen, respect en een grote dosis

zelfcontrole zodat ook zij eerst…

STOPPEN dan DENKEN en dan pas DOEN !!!!

Ten slotte wens ik alle beleidsmensen, directies,

diensthoofden, therapeuten voldoende bescheidenheid in

hun eigen goed bedoelde oplossingen.

Alle personen die de gezondheidszorg of het onderwijs

gebruiken om hun eigen status te verhogen zonder

respect voor de patiënt en zijn omgeving wens ik heel

veel ongelijk en tegenwind!

Jan

Inhoud ¬ Dat het niet altijd kommer en kwel is in het onderwijs

blijkt uit een brief die ik kreeg van een mama die de school bedankt voor de inspanningen en het begrip dat zij mocht ontvangen in haar zoektocht om een aangepaste leef­ en leeromgeving te vinden voor haar “gevoelige” jongen.

¬ Na ons artikel over kwantitatieve EEG kregen we een opmerking van Dr. Werner Van Den Bergh die we graag publiceren. We geven toe dat wij weinig enthousiast waren maar tijd brengt wellicht raad.

¬ Als we de lezeres mogen geloven ( en dat doen wij) dan is er wel iets te zeggen over neurofeedback!!!!

¬ Hoofdmoot van deze brief is de bijdrage over “slapen”. Hier hadden we graag dat jullie, lezers, reageerden. Heeft jullie zoon/dochter ook last met inslapen? Zijn er therapieën die hun nut toonden? Laat maar horen. Wie wat meer wenst te weten willen we de teleac cursus aanraden die je kan terug zien door op onderstaande link te klikken.

aan dacht ge

Nieuwsbrief 12 december 2005

Page 2: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

org. ZitStil CC De Valkaart A.Rodenbachstr. Oostkamp Om 20u €7/€5 abonnees

http://www.teleac.nl/beterslapen/index.jsp?nr=574751

* zaterdag 4 februari 2006 “ Kinderen opvoeden een uitdaging!” Vier thema’s: Grenzen stellen aan kleuters. Heeft mijn kind ADHD? Omgaan met moeilijke kinderen Ondersteunen van zelfbeeld bij kinderen. van 9u30 tot 16 u maar men kan apart inschrijven .€12/€6 org. SIG en vormingplus W­VL in Licht &Ruimte Roeselare inl. www.sig­net.be

* maandag 13 februari 2006 Workshop ADHD: “Van Snoepje tot Porsche …over belonen” org. ZitStil om 20 u CC De Valkaart A.Rodenbachstr. Oostkamp €5 / gratis voor abonnees inl. en inschrijven : www.zitstil.be

* woensdag 8 maart 2006 Behandeling van ADHD Dr. Jo Wieme Ipsoc Doorniksestnwg Kortrijk om 20 u €7/€5 abonnees org. ZitStil

*dinsdag 28 maart 2006 Workshop ADHD: “Van Snoepje tot Porsche …over belonen” org. ZitStil om 20 u CC Het Spoor Eilandstr 6 Harelbeke €5 / gratis voor abonnees inl. en inschrijven : www.zitstil.be

*woensdag 29 maart 2006 Workshop ADHD: “ Hoe straf moet straf? over negeren en straffen” org. ZitStil om 20 u CC De Valkaart A.Rodenbachstr. Oostkamp €5 / gratis voor abonnees inl. en inschrijven : www.zitstil.be

Woensdag 26 oktober 2005 Een school is een grote complexe gemeenschap en men moet geen speciale gaven hebben om in te zien dat het niet evident is om dat allemaal in goede banen te leiden, het is een hele opgave voor iedereen. Veel te weinig wordt opgemerkt dat veel mensen van goede wil daar aan het werk zijn. Voor “gevoelige” kinderen is het echter vaak met de beste wil van de wereld niet mogelijk om hen voldoende positieve aandacht te geven om te gedijden in het onvermijdelijk drukke systeem van een school. Ze raken ontredderd, worden nerveus, druk, gestresseerd en zelfs vaak depressief. Ze sturen onmiddellijke signalen uit, worden lastig en volgens het systeem onhandelbaar; noodkreten: "Ik kan die omstandigheden niet aan".Ze lokken pesterijen uit wat het nog eens moeilijker maakt, en als het gezonde pubers zijn gaan ze ook daartegen nog eens een stoere houding aannemen om achteraf te huilen in stilte. Hoe ga je daar als moeder mee om? Tien of twaalf jaar lang hetzelfde probleem want een aangepaste school voor gevoelige kinderen bestaat nu eenmaal niet. Je zachtmoedige kind groeit op met de reputatie van een lastpak, een buitenbeentje, een kind waar zogezegd "iets mis" mee is. Er is natuurlijk het befaamde (beruchte) pilletje waarmee de lastige kinderen wel gedijen in het systeem en ik ben al heel dankbaar dat ik daar het laatste jaar niet meer heb moeten tegen vechten. Mijn zoon is nu op leercontract bij een goede patroon denk ik. Hij wordt zo niet meer geconfronteerd met de grote massa mensen elke dag,Hij heeft nu een vaste begeleider samen met een medeleerling. Deze brief schrijf ik om iedereen te bedanken in school want ik ben niet ontgoocheld in mijn zoon, ik weet dat hij bepaalde kwaliteiten heeft en het is een werkertje. Hij komt er wel. In deze school is echt veel goede wil! De leerlingenbegeleiding probeert echt de leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden, de leerkrachten proberen zo goed mogelijk te onderwijzen en de directeur probeert zo goed mogelijk alles te leiden, hij heeft volgens mij een ideaalbeeld voor ogen zoals het meisje met de zwavelstokjes een ideaalbeeld heeft over kerstavond vieren met het hele gezin in een warme woonkamer. Dat is schitterend, alles is haalbaar, hoe utopisch het soms ook lijkt.Het enige wat we als mens nog moeten leren is beter communiceren zodat de goede wil van de ene verwerkelijkt wordt door de goede wil van de andere en vice-versa. Mijn zoon heeft veel geleerd in deze korte tijd op deze school. Hij heef niet alleen zijn stiel gevonden, hij moet ook een stukje puber zijn en zichzelf ontdekken. Nogmaals oprechte dank voor alles! En ik zou zeggen: "Keep up the good work".

Page 3: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

Zoals beloofd stuur ik je hierbij mijn bevindingen van de sessies neurofeedback die gevolgd werden door mijn dochter Elke (14j) en door mezelf (49j). Volledigheidshalve moet ik er wel bij zeggen dat het over twee verschillende soorten biofeedbackbehandelingen gaat.

Bij Elke werd de "klassieke" neurofeedbacktraining toegepast waarbij de trage thètagolven afgezwakt en de snelle bétagolven versterkt werden. Over een verloop van 20 sessies was er een duidelijke evolutie van de scores te zien, met een verbetering van de houding tussen trage thèta­ en snelle bétagolven. Tijdens de verschillende sessies zagen wij de scores geleidelijk maar zeker, soms met een terugval, omhoog gaan. Ze startte met een puntenaantal van ± 350 en eindigde met een score van ± 1200 punten. Wij dachten een verbetering te kunnen vaststellen van haar concentratievermogen. Impulsiviteit en weerbarstigheid blijven echter hun tol opeisen. Of dit te maken heeft met puberteit als bijkomende factor kan ik zelf persoonlijk moeilijk inschatten. Sinds dit jaar is ze wel overgeschakeld van ASO naar TSO (wegens uitsluiting ASO in de Middenschool). Ze moet dus minder op de tippen van haar tenen staan maar blijft het voor sommige vakken toch erg moeilijk hebben. We besloten de medicatie te blijven toedienen. Nu we hadden van Neurofeedback niet verwacht dat het een wondermiddeltje zou zijn. Maar samen met Rilatine (soms Concerta ­ en voortaan Rilatine MR) denken we wel dat we haar op verschillende fronten tegelijk de beste ondersteuning geven. Thans volgt ze de maandelijkse onderhoudsbeurten (1 per maand) om het proces in de gaten te houden en tijdig te kunnen ingrijpen mochten de scoren (al te zeer) afzwakken. Wij denken er met Elke goed aan gedaan te hebben neurofeedback gevolgd te hebben. De dokter wist ons te vertellen dat 80 % van de patiënten een blijvende verbetering overhouden aan de behandeling en het feit dat de ziekenkas een deel van de kosten mee helpt dragen heeft ons over de streep gehaald om deze behandeling te volgen. Aangezien het gaat om een langdurige inname van medicatie hadden we gehoopt de medicatie te kunnen achterwege laten. Voorlopig kan dit echter wel nog niet omdat Elke soms nog heel heftig uit de hoek kan komen (misschien te wijten aan de puberteit ­ want een tijdje geleden dachten we net dat die buien aan het overgaan waren). We moeten het nog even aanzien om te kunnen stellen dat neurofeeback voor Elke op lange termijn ook vruchten zal dragen.

Bij mezelf werd een nieuwere versie neurofeedbacktherapie toegepast. Ze wordt 'Chaoscontrole Neurofeedback' genoemd. Er worden prachtige kleurrijke en bewegende beelden op een scherm voorgesteld, die ogenschijnlijk qua vormen en kleuren voortdurend in elkaar schuiven, vloeien, glijden en vervormen. Het is een kleurrijk en mooi spektakel waarbij je totaal geen moeite hebt om geconcentreerd te blijven. Tegelijk wordt een CD'tje met muziek afgespeeld (daar mag je eventueel zelf een eigen cd'tje met je voorkeurmuziek voor meebrengen). De sessie duur ± 20 min. Het is de bedoeling dat je tijdens deze voorstelling met muzikale achtergrond relaxeert. Tijdens het afspelen worden de beelden en de muziek nu en dan kort onderbroken op momenten dat er in het EEG een begin van "ontregeling" van de globale samenhang van de hersenwerking optreedt. Door deze korte pauzen (onderbrekingen) worden de ontregelingen onbewust de kop ingedrukt. Voor het aanvangen van de sessie en erna wordt er een meting door de behandelende dokter uitgevoerd waarmee de kwaliteit van de globale hersenwerking bekeken wordt. De dokter wist mij te zeggen dat die kwaliteit zoals ze in de basismetingen gebeurt na de sessie bijna altijd beter is dan voor de sessie. Alhoewel ik maar een vijftal behandelingen ontvangen heb meen ik hier en daar toch wel iets te merken van verandering in mijn attitudes. Maar ook hier kan ik niet spreken van een echte grandioze metamorfose. Het zijn kleine details waar ik thans precies toch wel meer oog voor heb. De situaties bieden zich spontaan aan en zijn niet het gevolg van een aangelegd briefje met notities (zoals ik mezelf toe moet verplichten om aan te leggen). Ik wil hierbij een voorbeeld geven. Ik begeleidde mijn zoon naar het zwemmen en toen hij terug uit zwembad kwam had ik de ingeving om te vragen of hij zijn zwembril niet vergeten was? En zijn zwemmuts ook niet? En het geldstuk voor het kastje? En zijn jas? Enfin... we zijn naar huis gereden, dat we niets kwijt of vergeten waren. Een unicum voor mij. Want ik kan je zeggen hoeveel keer ik voor vergeten zaken moest terug rijden. Wat de snelheid van begrip betreft en het vasthouden van de concentratie tijdens het volgen van lessen die ik thans volg, meen ik toch wel beterschap te ondervinden. U moet weten dat ik tegelijk een slecht gehoor heb en de NKO­arts schreef me een nieuw paar gehoorapparaten voor die ik nog niet aangeschaft heb. Ook heb ik mezelf "ietsjes" meer onder controle bij een overdosis of toevloed van taken en informatie die me als het ware verdonderen. Het paniekerige is blijkbaar enigszins aan het wegebben. Net of ik me onbewust een houding aanneem van : "Je doet al wat je kan. Je krijgt links en rechts hulp. Als

Page 4: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

het dan nog niet wil lukken, dan heb je het niet in de hand. Het zij dan maar zo!" Ik moet aanvaarden dat scoren gelijk er ander (die geen ADHD heeft) er misschien voor mij nooit zal inzitten. Voor de rest moet men vertrouwen hebben, denk ik. En dat vertrouwen wil ik hebben omdat ik meen druppelsgewijs enig resultaat te zien. En elk resultaat, hoe klein ook, is voor mij een reden om door te zetten. Het enige waar ik (nog) geen evolutie in voel/ervaar is in het geheugen en onthouden. Misschien is het daar wat te vroeg voor.

Als laatste wil ik opmerken dat in een samenleving die de lat altijd maar hoger legt, waar mensen langer moeten werken, beter moeten functioneren, zichzelf altijd maar moet bijscholen, levenslang leren moeten, allerlei kwaliteiten voor de arbeidsmarkt naar voor moeten kunnen schuiven (management, communicatie, leidinggevende capaciteiten enz...) dat daar de overheid nog steeds geen enkele moeite voor wil doen om de kosten voor medicatie bij volwassenen met ADHD enigszins te verzachten, daar heb ik het soms moeilijk mee.

Zo, Mr Vanthomme, ik hoop dat u iets aan mijn verhaal hebt en er iets mee kan doen. Als ik de klok kon terugdraaien, dan nog zou ik deze behandelingen zeker volgen. Ook het feit dat deze sessies onder toezicht gebeuren van een dokter met jarenlange ervaring, die zich baseert op ernstig wetenschappelijk onderzoek, waarbij het economisch aspect niet op de voorgrond staat zoals bij sommige andere pseudo­medische of wetenschappelijke organisaties, kan mij enkel geruststelling inboezemen.

Met vriendelijke groeten.

REACTIE DR. Werner Van Den Bergh neuroloog

“Ik heb uw recente nieuwsbrief doorgenomen, met name het stuk over QEEG en neurofeedback. Ik wil er toch uw aandacht voor vragen dat de laatste 2 jaar er een stroomversnelling is in het aanvaarden van QEEG en neurofeedback in de "mainstream" van AD/HD diagnose en behandeling. Het blijft zeker zo dat deze methoden vaak door ondeskundigen op inaccurate wijze gebruikt worden.

Het januarinummer van het degelijke, peer­reviewed "Child and Adolescent Psychiatric Clinics of North America" is grotendeels gewijd aan neurofeedback, waar dezelfde Monastra een degelijk overzicht geeft in een overzichtsartikel.

Wat QEEG betreft heeft de gezaghebbende American Academy of Pediatrics in 2004 voor het eerst in zijn "Authorative Guidelines for AD/HD" QEEG aanbevolen als nuttig objectiverend diagnostisch hulpmiddel, en dit op basis van 15 degelijke artikels in ernstige per­reviewed vaktijdschriften (dit kunt u op mijn website lezen).”

Page 5: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

SLAPEN: ZO GEWOON OF TOCH NIET ???????????????????????

Op Rhode eiland in Massachusetts (V.S.) werden 74 kinderen tussen 6 en 12 jaar onderzocht naar het effect van verminderde slaap. Ieder kind was vooraf onderzocht op medisch en psychologisch welbevinden, om zeker te zijn dat geen enkel kind slaapstoornissen of een psychiatrisch beeld had (zoals ADHD). Ieder kind nam 3 weken deel aan de studie. Eén week gingen ze op hun gewoon uur naar bed en stonden ze op hun normaal uur op. Gedurende een

andere week bleven ze langer op dan normaal. Kinderen uit de eerste en tweede graad sliepen 8 uur en kinderen uit de derde graad zes en een half uur. Tenslotte volgden de kinderen tijdens de laatste week een routine van niet minder dan 10 uur in bed per nacht. Om hun medewerking te controleren droegen de kinderen een polsmonitor; die dag en nacht hun beweging maten. Per week vulden de leerkrachten een lijst van 34 vragen in met betrekking op het gedrag en de prestaties van de kinderen in de klas. De leerkrachten wisten op voorhand niet welk schema de kinderen volgden. De leerkrachten gaven duidelijk meer leerproblemen aan in de week dat de leerlingen minder sliepen. Daarnaast stelden ze ook meer aandachtsproblemen vast. Maar de studie gaf geen bewijs dat slaaptekort overbeweeglijkheid veroorzaakt. Integendeel, de onderzoekers vonden dat de leerlingen lichtjes minder actief waren wanneer ze langer opbleven. De resultaten van dit experiment zijn aanvullend op het groeiende besef dat onvoldoende slaap negatieve gevolgen heeft voor tieners zoals: meer depressie, verminderde leerprestaties en meer (auto)ongevallen. Tezelfdertijd “verliezen” kinderen hun slaap door GSM, computer, T.V., naschoolse activiteiten, meer huiswerk en een groter verbruik van dranken als koffie of cafeïne houdende frisdranken. Fallone die het onderzoek leidde, merkte op dat de resultaten dokters en psychologen of anderen die verantwoordelijk zijn voor diagnose van ADHD opmerkzaam moeten maken voor slaaptekort als (mede) oorzaak voor aandachtstekort. “Kinderen op tijd in bed is even belangrijk als op tijd op school “.

Veel ouders van hyperactieve kinderen overleven met enkele uren slaap waardoor familierelaties onder druk komen te staan.

Een onderzoek vond dat 6/10 moeders en vaders van ADHD­ kinderen 6 of minder uren slaap hadden. ♣ 30 % sliepen 6 u 27% sliepen 5 u of minder Het gemiddelde aantal uren slaap bij ouders van syndroom vrije kinderen bedraagt 8 u. Een ander onderzoek vond dat 19 % van de ouders van een ADHD kind werkverlet hadden in een poging met hun ADHD­

kind om te gaan. Terwijl 64 % sociale activiteiten afzegden of vermeden. 43% van de ouders vond dat vermoeidheid ook een impact had op hun relatie.

♣ opm. De verhoogde kans bij ouders van ADHD kinderen dat één van de ouders ook ADHD heeft, kan al een invloed hebben op het gemiddelde aantal uren slaap omdat het niet­onwaarschijnlijk is dat volwassen ADHD­ers sowieso minder slapen.

Page 6: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

Slapen … zo gewoon, zo natuur lijk maar zo noodzakelijk. 1 Slapen is even belangrijk als eten en drinken. Wie niet slaapt … sterft! Slapen heeft een invloed op de concentratie en het geheugen. Bovendien helpt het slapen om je weerstand te verhogen. Vaak melden ouders slaapproblemen bij hun kinderen met ADHD. In sommige gevallen is er sprake van een verergering wanneer de kinderen (stimulerende) medicatie nemen. Zelfs kinderen met ADHD die geen last hadden om in te slapen, liggen plots enkele uren wakker bij het opstarten van de medicatie! Het is dus zinvol om even stil te staan bij het slaapproces en de problemen die zich kunnen voordoen bij kinderen, tieners of adolescenten. 1. Het normale slaapproces bij hele jonge kinderen.

1.1. De duur en de spreiding van de normale slaap evolueert aanzienlijk gedurende de eerste levensjaren. Pasgeborenen slapen 16 tot 18 uur meestal in periodes van 3 tot 4 uur­ zowel overdag als ’s nachts. Binnen de eerste maand start de slaap met zich aan te passen aan het dag/nachtritme. Geleidelijk verlengen zowel de slaapperiodes ’s nachts als de waakperiodes overdag. Aan 6 maand duurt de totale slaap ongeveer 14 uur en de langste periode van doorslapen ’s nachts bedraagt dan ongeveer 6 uur. Tussen 1 en 2 jaar vermindert de totale slaap van 13,9 uur naar 13,2 uur terwijl het slapen overdag zich beperkt tot één dutje in de namiddag. Rond 3 jaar stoppen de meeste kinderen met hun middagdutje. De totale slaaptijd vermindert verder en aan 5 jaar bedraagt deze 11,4 uur. Vandaar dat de meeste kinderen in het eerste kleuter een volledige dag school kunnen lopen. Dit neemt niet weg dat de drukte, de nieuwe omgeving niet voor extra vermoeidheid (en prikkelbaarheid) kan zorgen.

1.2. Naast de duur zijn er tevens belangrijke kwalitatieve veranderingen in het slaapproces. Zo zien we dat bij jonge kinderen de helft van het slapen bestaat uit zgn. R.E.M.­ slaap. R.E.M. is de afkorting voor rapid­eye­movement (snelle –oog­ bewegingen). Soms wordt de REM­fase ook droomfase genoemd. Tijdens deze fase verslappen de spieren maar de hersenen blijven op volle toeren werken. Alles wat op je afkwam gedurende de dag wordt verwerkt! REM­slaap ligt heel dicht bij wakker zijn. Een REM­fase treedt om de 50 à 60 minuten op afgewisseld met niet­REM­slaap (zgn. diepe, rustige slaap). Het begin van de REM­slaap begint vanaf 3 maand af te nemen. Aan 3 jaar bedraagt de hoeveelheid REM­slaap nog maar 30 % van de totale slaap. Ook de REM­fase zelf wordt groter en bedraagt in de adolescentie 90 tot 100 minuten.

2. Slapeloosheid bij hele jonge kinderen ’s Nachts wakker zijn, is normaal bij jonge kinderen en is noodzakelijk om het kind te kunnen voeden. Deze nachtvoedingen duren tot de leeftijd van 5 à 6 maand. Sommige kinderen slapen zelfs aan 3 maand de hele nacht door! Je zal maar geluk hebben! Kinderen tussen de 9 maand en 2 jaar komen gemiddeld 2 keer per nacht wakker maar de meeste kinderen vallen vanzelf weer in slaap zonder tussenkomst van de ouders. Er bestaat eigenlijk geen grenscijfer waarmee wakker zijn ’s nachts als problematisch kan worden aangeduid. In de plaats is men aangewezen op het aanvoelen van de ouders. De verhalen die we horen over huilbaby’s zijn echter zo duidelijk dat je als ouder onmiddellijk geconfronteerd wordt met een probleem. In eerste instantie moet er dan gezocht worden naar oorzaken. Een doktersconsult kan eventuele voedingsproblemen onderkennen of misschien ligt er een andere lichamelijke oorzaak aan de basis. Blijft

1 Vrije (gedeeltelijke) vertaling en bewerking van “Sleep and Its Disorder in Children” Timothy F. Hoban, M.D. uit Sem. Neurol. 24(3): 327­340, 2004

Page 7: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

natuurlijk nog het temperament. Huilbaby en ADHD als combinatie wordt wel eens teruggevonden in een vraaggesprek met de ouders. Maar of dit duidt op een oorzakelijk verband is zeer de vraag. 2.1. Er zijn enkele factoren die het wakker worden beïnvloeden.

2.1.1. Het blijven geven van nachtelijke voeding. Bij de meeste gezonde kinderen ouder dan 6 maand is nachtvoeding meer aangeleerd gedrag, dan een biologische behoefte. In sommige gevallen moet men een stappenplan volgen om die voedingsmomenten af te bouwen. Daarbij gaat men geleidelijk de hoeveelheid voedsel en het aantal momenten afbouwen.

2.1.2. Scheiding: vanaf ongeveer 9 maand ervaren jonge kinderen angst bij het gescheiden worden van hun ouders of opvoeders. Alhoewel dit normaal is binnen de ontwikkeling kan het problemen geven bij het gaan slapen. Het gebruik van een knuffel of een dekentje kan soelaas brengen.

2.1.3. Temperament: vooral de bekwaamheid om zichzelf tot rust te brengen is een belangrijk temperamentaspect in functie van het inslapen. Een moeilijk temperament zorgt vaak voor meer (in) slaapproblemen. Bovendien hebben deze kinderen dikwijls een lagere zintuiglijke drempel zodat ze sneller verstoord worden door geluiden! En wat als het gedrag niet zomaar een temperamentsverschil is maar kadert binnen het beeld van een ontwikkelingsstoornis? Het blijft op jonge leeftijd moeilijk om daar zomaar uit te geraken.

2.1.4. Samen slapen: In heel wat gezinnen slaapt het jonge kind op de kamer van de ouders . Uit verscheidene studies blijkt dat het samen slapen een verhoogd risico inhoudt voor ‘s nachts wakker worden.

2.1.5. Weerstand om te slapen uit zich op verschillende manieren. Kinderen verlaten de kamer, vragen naar water, hebben honger, klagen over niet kunnen slapen of vragen aandacht van de ouders … Soms kaderen die problemen binnen een ruimer opvoedkundig probleem waarbij kinderen moeite hebben met gezag, grenzen … Het probleem van de weerstand tegen slapen komt bij 1/5 van de 1 tot 3 jarigen voor en bij 1/10 van de 4,5 jarigen. De weerstand om te slapen wordt verergerd door:

• Het ontbreken van slaaprituelen (gewoontes) en een omgeving die prikkelend is (veel licht, flitsende beelden, luide en opzwepende muziek…)

• Angsten: Kinderlijke angsten zijn meestal beperkt en kinderen leren daar zelf mee omgaan. Rond bedtijd komen die angsten naar boven; soms zijn ze specifiek (bang voor dieven, monsters, donker…) soms eerder algemeen – meer een gevoel van angst. Dit laatste is dikwijls een aanwijzing dat het kind wat ziekjes is. Vaak lost een slaaplichtje het probleem op.

• Bepaalde ontwikkelings­ of gedragstoornissen brengen (in)slaapstoornissen met zich mee. We denken daarbij aan autisme, ADHD, oppositionele gedragsstoornissen enz. …De medicatie die daarbij voorgeschreven wordt is op zich soms oorzaak van de slaapproblemen.

• Ziektes (bijv. oorontstekingen) kunnen tijdelijk het slapen in gedrang brengen.

• Psycho­sociale gebeurtenissen: een overlijden, ouderlijke ruzies, feesten … kunnen door de stress aanleiding geven tot (in)slaapmoeilijkheden.

Page 8: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

2.2.Behandeling van slapeloosheid bij jonge kinderen Het behandelen van slapeloosheid bij jonge kinderen begint met een goede aanpak van het avondritueel. De tussenkomsten richten zich tot een regelamtig slaapmoment, een aangepaste slaapomgeving en een volharden in de tijdsgrens bij het omgaan met bedtijdruzies. 2.2.1. Bedtijdgewoonte. Een vast en goed gestructureerde opbouw van de

avondactiviteiten voor het slapengaan helpt het tijdig naar bed gaan. Bij jonge kinderen horen o.m. bij de routine: uitkleden, baden, verhaaltje, instoppen. Stimulerende activiteiten (zoals een wild spel, tekenfilms…) moeten vermeden worden omwille van hun effect op het wakker zijn. Zorg voor rust en een ontspannen sfeer want dat strekt tot tijdig slapen gaan.

2.2.2. Slaapschema: het aanhouden van eenzelfde slaaptijd en eenzelfde wektijd, 7 nachten per week, is meestal doeltreffend. Te laat gaan slapen en dutten overdag (wanneer dit niet meer hoeft) verhoogd de kans wakker te zijn bij normale slaaptijd. Een vast slaapmoment zorgt voor een stabiele circadiaans slaapritme. 2

2.2.3. Slaapomgeving: Een rustige omgeving leidt bij de meeste kinderen tot beter slapen. Zo ook is donker of gedimd licht beter dan een helder verlichte omgeving. Het gebruik van een nachtlampje echter is geschikt voor kinderen met angst voor het donker. Hou er ook rekening mee dat de ouders best de kamer verlaten wanneer het kind ingestopt werd.

2.2.4. Begrens het slapen gaan. Kinderen die dralen, roepen of de kamer verlaten bij bedtijd, om opblijven af te dwingen, herhalen dit gedrag meestal tot op een punt dat de ouders toegeven. Bij sommige kinderen zien we dit gedragspatroon dagelijks. Begrenzen moet door beide ouders op eenzelfde manier over verscheidene dagen of weken plaats vinden om ongepast gedrag te stoppen. Als ouder moet je wel beseffen dat, bij het opstarten van zo’n vastberaden houding, de kinderen in het begin meestal nog erger gedrag stellen. Daarna neemt dit gedrag af. In die gevallen waar bedtijd management onvoldoende is, moet soms meer gebeuren, vaak onder begeleiding van een (kinder) psycholoog: bijv. systematisch negeren , geleidelijke aanpak, gepland wekken, bedtijd verschuiven met beloningssysteem werken enz. …

2.2.5. Het gebruik van medicatie. Dit laten we hier buiten beschouwing omwille van te weinig inzage in studies bij die doelgroep.

2 Circadiaanse ritmes zijn regelmatige veranderingen in geestelijke en lichamelijke toestand van een persoon. Circadiaanse ritmes ontstaan vanuit de biologische klok. Deze klok situeert zich in een klein hersengebiedje in de thalamus. Dit gebied bevindt zich dicht bij de gezichtszenuw Licht dat op het netvlies valt wordt doorgestuurd naar de hersenen en bereikt zo ook de biologische klok. Daarop reageren de hersenen met een signalen naar verschillende gebieden waaronder de pijnappelklier. Die reageert op de door licht veroorzaakte signalen door te stoppen met de afgifte van het hormoon melatonine. Normaal gesproken stijgt het gehalte melatonine nadat het donker wordt; dit maakt de mens slaperig. De biologische klok bestuurt daarnaast functies die synchroon lopen met het waak/slaap ritme zoals: lichaamstemperatuur, hormoonafscheiding, urine productie, en veranderingen in de bloeddruk. Wetenschappers hebben ontdekt dat onze biologische klok eigenlijk een cyclus van 25 uur vormt in plaats van een 24 uur cyclus. Het ritme van dacht en nacht : licht en donker zorgen voor een correctie. Het circadiaanse ritme kan worden beïnvloed door allerlei vormen van ‘tijdsaanduidingen’, zoals het aflopen van een wekker, de herrie van de vuilnisauto of de vaste tijden van maaltijden. Onderzoek laat verder zien dat een bepaalde stof, die adenosine wordt genoemd, geleidelijk opbouwt in het bloed wanneer we wakker zijn en waardoor slaperigheid wordt veroorzaakt. Het niveau van de adenosine in het bloed neemt vervolgens weer af als we slapen.

Page 9: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

3. Normale slaap bij oudere kinderen en adolescenten. De slaap bij oudere kinderen blijft evolueren volgens de leeftijd maar minder snel dan tijdens de eerste levensjaren. De gemiddelde slaaptijd vermindert van 11,1 uur aan 5 jaar tot 10,2 uur aan 9 jaar. Ook het slaappatroon verandert. Zo blijft de hoeveelheid diepe niet­REM slaap afnemen, verhoogt fase 2 van de slaap 3 en het ontwikkelen van een vaste hoeveelheid REM­slaap tussen 6 en 11 jaar. Jonge pre­adolescenten zijn heel alert met bijna geen slaperigheid overdag. Indien bij een 12­jarige overdag regelmatig moeheid, slaperigheid opgemerkt wordt, ligt daar misschien een ernstige slaapstoornis aan de basis! Gedurende de adolescentie daalt de hoeveelheid slaap verder van 9 uur aan 13 jaar tot 7,9 uur aan 16 jaar. Het slaappatroon vervolledigt zijn ontwikkeling met een vermindering van 40 % in de hoeveelheid trage­golf slaap tussen de leeftijd van 10 en 20 jaar en een matige verhoging van de lichte non­REM slaap. Slaperigheid overdag neemt duidelijk toe in de adolescentie ook als de totale slaap gelijk blijft. Blijkbaar neemt de behoefte aan slaap niet af op deze leeftijd; maar integendeel neemt ze nog toe. In Vlaanderen blijkt uit onderzoek dat 8/10 kinderen uit het eerste en tweede leerjaar voor 20u30 gaat slapen. De meeste kinderen uit het 3 de en 4 de leerjaar gaan nog voor 9u slapen.

3 De slaap kent eigenlijk 5 fasen slaapstadium 5 is de REM­slaap. Deze 5 slaapstadia verlopen in eerste instantie een opeenvolgende cyclus van stadium 1 tot en met de REM­slaap, waarna de slaap weer overgaat naar stadium1. Ongeveer 50% van onze slaap bevinden de volwassen mens zich in Slaapstadium 2, ongeveer 20% van de tijd in de REM­slaap en de resterende 30% in de andere stadia. Kinderen brengen ongeveer 50% van hun slaap door in de REM­slaap. Gedurende slaapstadium 1, de lichte slaap, schommelen we tussen waken en slapen en worden we makkelijk wakker. De ogen bewegen daarbij uiterst traag en de spieractiviteit in het lichaam neemt af. Als iemand gedurende slaapstadium 1 wakker wordt gemaakt dan herinnert de persoon zich vaak beelden. Regelmatig worden in dit eerste stadium ook wat plotselinge spiertrekkingen gezien of zelfs gevoeld, meestal zijn dit spierschokjes in de benen. Deze spierschokjes worden nogal eens voorafgegaan door het gevoel van ‘vallen’. De bewegingen zijn vergelijkbaar met het ‘opspringen’ als iemand je plotseling wat laat schrikken. Binnen slaapstadium 2 stoppen de trage oogbewegingen en de hersenactiviteit vertraagt nog verder. In dit tweede slaapstadium, treden gedurende korte periodes de zogenaamde ‘sleep spindles’ op in het EEG van snellere en meer uitgesproken hersenactiviteit. In slaapstadium 3 vertraagt de hersenactiviteit nog verder en wordt er veel van de zogenaamde Delta­activiteit (0,5­3 Hz hersenactiviteit) waargenomen. In slaapstadium 4 wordt vrijwel alleen Delta­activiteit waargenomen in het EEG. Het kost enige moeite om iemand in slaapstadium 3 of 4 wakker te maken. Deze stadia worden daardoor in de volksmond ‘de diepe slaap’ genoemd. In deze slaapstadia worden er geen oogbewegingen of spieractiviteit waargenomen. Wordt iemand in deze stadia wakker gemaakt dan duurt het vaak even voor hij of zij ‘echt wakker’ is. Vaak voelt de ontwakende persoon zich dan ook de eerste minuten nog slaapdronken. Bepaalde kinderen hebben in de stadia 3 en 4 van de slaap last van bedplassen, nachtmerries of slaapwandelen. Als slaapstadium 4 overgaat in de REM­slaap verandert de ademhaling. Deze wordt wat sneller, onregelmatiger en oppervlakkiger. De ogen gaan zich sneller bewegen en draaien in allerlei richtingen. Onze ledematen worden tijdelijk slap. De hartslag neemt toe, de bloeddruk stijgt wat en bij mannen wordt er peniserectie gezien. Wordt iemand in de REM­slaap wakker gemaakt dan herinnert men zich vaak bizarre en onlogische verhalen, die we dromen noemen. De eerste REM­slaap treedt gewoonlijk 70­90 minuten na het in slaap vallen op. Een volledige slaapcyclus (van alle 5 de stadia) duurt gemiddeld 90­110 minuten. De eerste cycli van de slaap bevatten gewoonlijk slechts korte perioden van REM­slaap en langere perioden van de stadia 3 en 4. Gedurende de nacht worden de perioden van REM­slaap geleidelijk wat langer waarbij de lengte van stadia 3 en 4 afneemt. Tegen de ochtend bestaat bij de meeste mensen de slaap uit de stadia 1, 2 en de REM­slaap. Nadat er een aantal minuten is geslapen, heeft men in de meeste gevallen geen herinneringen meer van de laatste paar minuten die net aan het in slaap vallen voorafgingen. Deze vorm van slaap gerelateerd geheugenverlies is er de oorzaak van dat mensen nachtelijke telefoontjes de dag daarop kunnen zijn vergeten. Ook zorgt dit aan de slaap gerelateerde (en dus normale) geheugenverlies er voor dat we het daadwerkelijk (en dus echt wel) afgaan van de wekker niet meer kunnen herinneren als deze ‘snel’ werd uitgezet toen ze afging en we snel daarop weer in slaap zijn gevallen.

Page 10: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

Per graad (2 leerjaren) mogen de kinderen ongeveer ½ u langer opblijven. Dit betekent dus dat voor kinderen uit het 5 de en/of 6 de leerjaar 22u te laat is om te gaan slapen. Lagere schoolkinderen staan in Vlaanderen gemiddeld rond 7u op. Een schoolkind ligt gemiddeld 10u30 in bed waarvan het effectief 10u slaapt.

3.1.Slapeloosheid bij oudere kinderen en adolescenten Een onderzoek naar de aard van slaapstoornissen bij kinderen tussen de 5 en 12 jaar gaf het volgende resultaat (onderzoek uit de V.S.) 27 % had weerstand om te gaan slapen 11,3 % had inslaapproblemen 6,5 % had last om wakker te worden Het grote aantal inslaapproblemen bij oudere kinderen en adolescenten is meestal vergezeld van slaperigheid overdag. Bij oudere kinderen en adolescenten blijft de weerstand om te slapen groot terwijl ook inslaapproblemen vrij algemeen worden. Volgende aspecten beïnvloeden dit fenomeen: ¬ naarmate kinderen ouder worden krijgen ze meer vrijheid in de keuze van

tijdstip om te gaan slapen Dit resulteert in later gaan slapen, onregelmatig slaapschema, slechte slaaphygiëne …

¬ het fysiologische verschijnsel in de late kindertijd waarbij onze biologische klok neigt naar een latere fase waardoor het voor oudere kinderen en adolescenten moeilijker wordt om op tijd in slaap te vallen.

3.1.1. DSPS : ( Delayed Sleep Phase Syndrom­ Vertraagde SlaapFase Syndroom) is de meest voorkomende circadiaanse stoornis bij adolescenten. DSPS kan gediagnosticeerd worden wanneer de vertraging van de circadiaanse fase zo groot is dat ze voortdurend en in erge mate het dagelijks functioneren, verstoort in de vorm van: zich overslapen, slaperigheid of een verstoord slaapschema, moeilijker wakker worden … DSPS is meestal vergezeld door: dutjes overdag, steeds later inslapen en lang uitslapen op vrije dagen wat dan weer de abnormale circadiaanse fase nog versterkt.!

3.1.2. Psycho­fysiologische slapeloosheid wordt minder vaak gezien bij oudere kinderen en adolescenten dan bij volwassenen. Dergelijke slapeloosheid komt voor samen met gepeins of slaapangst. Omwille van psychologische oorzaken zoals verdriet, stress, jetlag, dieet …. wordt het slaapmechanisme verstoord.

3.2. Behandeling van slapeloosheid bij oudere kinderen en adolescenten. In de eerste plaats moeten alle medebepalende invloeden in kaart worden gebracht. Zo kan een tiener met een inslaapprobleem tegelijk weerstand om te slapen, slechte slaaphygiëne en een verlate slaapfase vertonen. 3.2.1. Weerstand om te slapen.

De behandeling steunt op: ¬ afdwingen van een leeftijdsgepast slaapuur. ¬ begrenzen van negatief gedrag: dralen of emotionele opwinding. ¬ optimaliseren van de slaaphygiëne ( geen TV of ophitsende muziek…) ¬ een regelmatig slaapschema ¬ vermijden van dutjes overdag.

Om dit alles te bereiken zijn soms leeftijdsgepaste beloningen noodzakelijk; gegoten in een “contract”.

Page 11: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

3.2.2. DSPS (Delayed Sleep Phase Syndrom) De behandeling hiervan is zeer moeilijk. Dit is te wijten aan de fysiologische oorzaak en het gegeven dat een later tijdstip om te slapen en uit te slapen op vrije dagen dit verschijnsel nog versterkt. Bovendien wordt dit gedrag nog versterkt door het belonend karakter van laat op te blijven nl. het ontsnappen aan het ouderlijk toezicht. De correctie van een verlate slaapfase wordt meestal bereikt door een geleidelijke heraanpassing van de slaap door het volgen van en stappenplan. Bijvoorbeeld wordt slaap­ en wektijd per nacht met 10 of 15 minuten vervroegd. In sommige ­ erge en hardnekkige ­ gevallen wordt een snelle correctie nagestreefd door slaap – en wektijd progressief te verlaten (zgn. chronotherapie). Met deze methode worden slaap­en wektijd met 2 of 3 uur per nacht verlaat tot de vooropgestelde slaaptijd terug wordt bereikt. Daarna moet verder een strak schema aangehouden worden. Zelfs een paar dagen waarbij iets later wordt ingeslapen kan al voldoende zijn om terug te vallen in het oude slaappatroon. Na verschillende weken van trouwe opvolging kan er wat afgeweken worden. Er wordt soms bij volwassenen met lichttherapie gewerkt . Bij kinderen is dit nog niet zo aan de orde. De behandeling met medicatie laten we hier buiten beschouwing.

4. Andere slaapafwijkingen. 4.1.Slaapafwijkingen van de Niet –REM slaapfase (4 de fase).

Slaapwandelen en beangstigende dromen zijn de meest voorkomende problemen in deze fase van de diepe slaap. (stoornissen van de arousel). Ze komen voor tijdens het eerste derde van de slaap (trage golven) Slaapwandelen op zich komt regelmatig voor bij kinderen. Iets meer dan 1% van de 6 à 7 jarigen slaapwandelt regelmatig! Na de leeftijd van 10 jaar verdwijnt het meeste slaapwandelen. Het verschijnsel komt evenveel bij jongens als bij meisjes voor. Beangstigende dromen: beginnen met schreeuwen of erge opwinding meestal bij oudere kinderen of adolescenten. Deze dromen duren slechts enkele minuten maar zijn meestal vergezeld van visuele tekens zoals verhoogde hartslag. Bijna 17 % van de lagere schoolkinderen beleven ongeveer twee keer per maand een enge droom. Maar slechts iets meer dan 1% heeft 3 keer of meer per week een enge droom.

4.2.Problemen tijdens de REM –slaap (fase 5 ) Nachtmerries bij kinderen zijn het resultaat van wakker worden tijdens de REM slaap. Alhoewel nachtmerries op beangstigende dromen kunnen lijken maakt het feit dat de kinderen wakker zijn, troost vragen en hun droom kunnen beschrijven, het meestal mogelijk om het onderscheid te maken. Nachtmerries ontstaan meestal gedurende de tweede helft van de nacht wanneer de REM­ fase het langst is. Het frequente voorkomen van nachtmerries is zeker een aanwijzing voor verder psychologisch onderzoek.

Page 12: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

4.3.Bewegingsproblemen tijdens de slaap ¬ RMD (Rhythmic Movement Disorder). Ritmische bewegingsstoornissen worden

gekenmerkt door terugkerende – periodieke ritmische bewegingen die geassocieerd worden met slapen. Ze komen meestal voor gedurende het indoezelen of de lichte Niet­REM slaap, maar soms ook gedurende het wakker­ zijn. Het bewegen kan “bonken” met het hoofd zijn of zelfs met de romp, of met de ledematen. Ook “rocken” van het lichaam komt voor. Dergelijke bewegingen gedurende het indoezelen of de lichte slaap is bij een meerderheid van de kinderen te zien en verdwijnt spontaan rond 5 jaar. 6 % van de 5 – jarigen vertoont nog ritmische bewegingspatronen en in een andere studie vond men bij 3 % van de 13­jarigen nog “rocking”. Dergelijke ritmische bewegingsstoornissen worden zowel bij overigens gezonde kinderen gezien als bij kinderen met autisme of andere ontwikkelingsstoornissen ( bijv. ADHD). Meestal gaat RMD vanzelf over. Bij jongeren kinderen die vrij geweldig bewegen, kan men maatregelen nemen die het lichaam beschermen.

¬ R.L.S. (Restless leg syndroom – rusteloze benen). Dit wordt vrij recent erkend als één van de meest voorkomende slaapstoornissen bij ouderen en nu ook bij kinderen. De stoornis uit zich in het bewegen om kriebelende, tintelende sensaties in de benen tegen te gaan. Overdag ziet men dit terug omdat de persoon niet stil kan zitten.

¬ Veel RLS­ patiënten hebben tevens “periodic limb movement disorder (periodisch romp bewegen). Deze bewegingen kunnen om de 20 à 40 seconden optreden en veroorzaken ontwaken en een verstoorde slaapcyclus. Uit recent onderzoek is er een groeiend besef dat RLM meer voorkomt bij ADHD­kinderen. RLS en RMD zouden te maken hebben met de neurotransmitter “dopamine” van daar dat er zoveel kinderen met ADHD daaronder lijden, want ook bij ADHD speelt “dopamine” een rol.

4.4 Slaap­ademstoornissen (SBD­ sleep breath disorder) Snurken is een bekend verschijnsel bij volwassenen maar komt ook wel bij kinderen voor. Eén op 20 kinderen snurkt meer dan 3 nachten per week. Vaak wordt het snurken veroorzaakt

door een belemmering van de luchtwegen. Bij kinderen tussen de 2 en 5 jaar is dit dikwijls het gevolg van vergrote amandels . Uiteraard kunnen andere aandoeningen eenzelfde probleem veroorzaken. (bijv. een verhemeltespleet, een vergrote tong …) Een factor zoals overgewicht die bij volwassenen vaak ademhalingsmoeilijkheden veroorzaakt kan ook bij kinderen een rol spelen.

opmerking: In de Knack van 23/11/2005 lazen we een artikeltje waarbij melding gemaakt wordt dat ons slaapgedrag voor een groot deel door onze genen wordt bepaald. Bepaalde mensen zouden een “sluimergen” bezitten. Zo’n gen zou minder goed het enzym adenosine deaminase besturen waardoor de molecule adenosine langer in onze hersenen aanwezig zou blijven. En dit doet ons langer slapen.

Page 13: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

ADHD en SLAPEN ♣

ADHD van het impulsief­hyperactieve type of de gemengde vorm, gaat heel vaak gepaard met slaapproblemen. De slaapproblemen komen bij sommige kinderen al voor juist na de geboorte: bij huibaby’s of baby’s die maar niet leerden doorslapen. Maar de meeste slaapproblemen samen met ADHD doen zich voor, vanaf 12 jaar. Net zoals ADHD niet verdwijnt rond de adolescentie, verdwijnt ADHD soms ook niet ’s nachts.! Vroeger werden slaapstoornissen genoemd als kenmerk binnen het beeld van ADHD. Omdat er te weinig wetenschappelijk bewijs was liet men dit kenmerk vallen. Volgens William Dodson 4 zou het criterium “slaapstoornis” in de diagnose voor volwassenen opgenomen worden in de DSM V in 2010! Nu worden de slaapproblemen ontzien of geassocieerd als een stoornis met een onduidelijke relatie tot ADHD. Slaapmoeilijkheden worden te vaak verkeerdelijk gelinkt aan de stimulerende medicatie voor ADHD! Slaapproblemen bij ADHD behoren meestal tot de volgende 4 categorieën.

1. Inslaapproblemen: Ongeveer ¾ van volwassenen met ADHD geven aan dat ze hun gedachten niet kunnen stoppen bij het slapen gaan. Velen beschrijven zichzelf als “nachtuilen” die een opstoot aan energie krijgen wanneer de zon ondergaat. Voorafgaand de puberteit hebben 10 tot 15 % van de kinderen problemen met inslapen. Dit is 2 x zowel als bij syndroomvrije kinderen. Met de leeftijd stijgt het aantal ADHD­ers met inslaapproblemen drastisch: aan 12,5 jaar ongeveer 50 % ; aan 30 jaar rapporteren meer dan 70 % van de ondervraagde ADHD­ers dat ze meer dan 1 uur “proberen” om in slaap te vallen.!

2. Rusteloze slaap. Eens iemand met ADHD in slaap valt is zijn/haar slaap erg rusteloos. Ze draaien en keren. Ze worden van het geringste geluid wakker. Hun onrust is soms zo erg dat de partner kiest om in een afzonderlijk bed te slapen!

3. Moeilijk ontwaken. Dr. Dodson meldt dat 80% van de volwassenen met ADHD in zijn praktijk verschillende malen wakker worden voor 4 uur in de morgen. ‘s Morgens zijn ze dan zo moe dat ze de wekker niet horen. Ze zijn dan meestal niet uitgeslapen en humeurig. Vaak zeggen ze pas wakker te zijn tegen de middag!

4. Indringende slaap. Zo lang een ADHD­volwassene gericht is, aandacht geeft of gemotiveerd is zijn er geen symptomen van slaapstoornissen. (hyperfocussen). Maar wanneer men de interesse voor de activiteit verliest zoeken de hersenen nieuwe interesses. Wordt de aandacht niet aangescherpt dan ontstaat een plotselinge slaperigheid zelf soms zo erg dat iemand in slaap valt. Dr. Maria Sigurdson vond bij EEG onderzoek dat er op dat moment “theta­golven” indringen tussen de alfa en beta aandachtsgolven. Het indringen van de thetagolven zien we bij de leerling die plots van zijn stoel valt. Dit verschijnsel zou levenslang blijven en kan zich dus ook voordoen bij het autorijden op een lange ­ saaie – autosnelweg!

♣ Gebaseerd op artikel uit ADDitude 2005 4 Dr. Dodson is psychiater in Denver, Colorado (V.S.). Hij is gespecialiseerd in de behandeling van volwassenen met ADHD. Verder doet hij onderzoek naar slaapstoornissen.

Page 14: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

Tenslotte enkele tips van Dr. Dodson. DOEN NIET DOEN ¬ Drink een glas warme melk ¬ Alcohol drinken voor het slapen gaan ¬ Drink kamille thee ¬ Cafeïne houdende dranken of

versnaperingen tot zich nemen (zoals koffie, chocolade...) minder dan 4 uur voor het slapen.

¬ Neem een warme douche of bad voor het slapen

¬ Neem een grote maaltijd voor het slapen. De maag heeft 4 uur nodig om dit te verteren.

¬ Neem een kleine snack ¬ Medicatie nemen voor het slapen gaan. ¬ Zoek hulp wanner je last hebt van het

RLS syndroom (rusteloos gevoel in de benen)

WAT TE DOEN BIJ SLAAPPROBLEMEN ??????? ♣

In de overgrote meerderheid van de gevallen moet geen enkel onderzoek worden uitgevoerd. Een slaaponderzoek (registratie van de slaap) is enkel aangewezen in complexe gevallen. Slaapstoornissen bij kinderen komen meestal spontaan in orde, zeker als de ouders er passend op reageren.

• Een goede levenshygiëne is een eerste vereiste. • is inderdaad belangrijk dat de ouders erop toezien dat het kind op vaste uren gaat

slapen, • en rustige omgeving, • en licht avondmaal. • verhaaltje voorlezen en een waaklampje in de kamer laten branden kunnen het

inslapen bevorderen. • de leeftijd van ongeveer 4 jaar kan ook een middagdutje nuttig zijn.

Als het kind 's nachts wakker wordt:

• moet u het geruststellen, • daarna moet u het terug in zijn bedje leggen.

In geval van een nachtmerrie:

• Luister naar het kind en troost het. • kind zal terug inslapen zodra het gerustgesteld is. • er eventueel 's anderendaags over spreken opdat het kind zijn angst zou kunnen

verwoorden en u er misschien de reden van geven. • Het kan ook dat de nachtmerries niet ernstig zijn en een noodzakelijke fase in de

evolutie vormen.

♣ overgenomen uit slaapstoornissen bij kinderen www.gezondheid.be

Page 15: nieuwsbrief aan(ge)dacht 12

nieuwsbrief aan(ge)dacht nr. 12 dec’ 2005 Jan Vanthomme [email protected]

• Bedplassen kan erop wijzen dat het kind niet genoeg slaapt, bijv. als het geen middagdutje meer doet. Het kind moet dan 's avonds vroeger gaan slapen ofwel laat u het 's morgens wat langer slapen, als dat mogelijk is.

Wat mag men niet doen?

• Geen enkel geneesmiddel kan slaapstoornissen genezen behalve in geval van een ziekte die door een arts werd gediagnosticeerd.

• Een kind dat weent (pavor nocturnus) of 's nachts opstaat (slaapwandelen) niet volledig wekken. Het kind zou er nog meer verward door raken.

• De slaap van de allerkleinsten moet worden gerespecteerd. Het is geen probleem als de zuigeling een fles of borstvoeding overslaat. Maar als het kind wakker wordt van de honger, moet u het eten geven.

• Een middagdutje is belangrijk voor kleine kinderen, maar mag niet te lang duren of te laat in de namiddag plaatsvinden, want dan zou de nachtelijke slaap eronder kunnen lijden.

• Denk niet dat het kind beter zal slapen als u het later te slapen legt. Integendeel, het zal slaap te kort hebben en zou 's morgens vroeger kunnen ontwaken.

• Laat het kind 's avonds geen spel spelen dat het agiteert of zenuwachtig maakt. • U mag ook niet de slechte gewoonte aankweken het kind te laten inslapen in uw

armen of in uw bed. Als het dan 's nachts wakker wordt, zal het beseffen dat het alleen in de kamer ligt en beginnen wenen...

Jan

http://www.teleac.nl/beterslapen/index.jsp?nr=574751