psychopathie en deceptie - ghent university€¦ · olver, 2000; ray et al., 2013). deceptief...

99
Academiejaar 2016-2017 Tweedesemesterexamenperiode PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE DE RELATIE TUSSEN PSYCHOPATHIE, SOCIALE WENSELIJKHEID EN LEUGENACHTIG GEDRAG Masterproef I neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische psychologie Dagmar Stockman 01202981 Promotor: Prof Dr. Kasia Uzieblo Copromotor: Prof. Dr. Bruno Verschuere

Upload: others

Post on 11-May-2020

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

Academiejaar 2016-2017

Tweedesemesterexamenperiode

PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE

DE RELATIE TUSSEN PSYCHOPATHIE, SOCIALE

WENSELIJKHEID EN LEUGENACHTIG GEDRAG

Masterproef I neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de

Psychologie, afstudeerrichting Klinische psychologie

Dagmar Stockman

01202981

Promotor: Prof Dr. Kasia Uzieblo

Copromotor: Prof. Dr. Bruno Verschuere

Page 2: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan
Page 3: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

Voorwoord

Na vijf jaar vol bloed, zweet en tranen kan ik eindelijk met trots zeggen dat het deze

keer echt de laatste loodjes zijn. De afgelopen vijf jaar waren erg leerrijk maar niet altijd even

eenvoudig. Ook het schrijven van deze masterproef verliep niet steeds van een leien dakje.

Desondanks was het schrijven van deze scriptie een buitengewoon leerzaam proces. Graag zou

ik van deze gelegenheid gebruik willen maken om enkele personen die me erg nauw aan het

hart liggen te bedanken. Zonder hen was het afronden van deze opleiding en het schrijven van

mijn masterproef onmogelijk geweest. Vooreerst zou ik mijn ouders, grootouders en ‘kleine’

zus willen bedanken om keer op keer in mij te geloven, ook wanneer ik de moed verloor.

Daarnaast wil ik graag mijn vriend, Boaz, bedanken. Dankzij zijn positiviteit en

onvoorwaardelijke steun vond ik steeds opnieuw de energie om door te zetten. Verder wil ik

ook graag Aranka en Elisabeth bedanken. Zij hebben de tijd genomen om mijn scriptie na te

lezen wat de kwaliteit van mijn masterproef ten sterkste bevorderd heeft. Ten slotte vermeld

ik hier graag mijn promotor: Kasia Uzieblo. Zij gaf mij ongelooflijk veel kansen die ik telkens

opnieuw met beide handen heb proberen grijpen. Zij steunde mij in mijn ambities en zorgde

ervoor dat ik mijn persoonlijke interesses verder kon ontdekken en uitdiepen.

Page 4: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan
Page 5: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

Abstract

Deceptie of misleiding is een ruim gedefinieerd construct dat door menig auteur als

één van de belangrijkste kenmerken van psychopathie wordt beschouwd (Babiak & Hare,

2006; Cleckley, 1988). Het is echter onduidelijk welke deceptiecomponenten aan psychopathie

gerelateerd zijn en hoe individuen met psychopathische trekken deceptie ervaren. Het doel

van de huidige studie was om het verband tussen psychopathie, sociale wenselijkheid,

impressiemanagement, zelfdeceptie, de leugenfrequentie, gevoelens tijdens en na het liegen

en leugenmotieven te onderzoeken. Het onderzoek werd door middel van een survey

uitgevoerd in de algemene populatie (N = 671). Een onderdeel van deze steekproef (n = 197)

nam deel aan een leugendagboekstudie. Psychopathie werd gemeten aan de hand van de Self-

Report Psychopathy scale-Short Form (Paulhus et al., 2016) en de Triarchic Psychopathy

Measure (Patrick, 2010). Sociale wenselijkheid werd gemeten met de Eysenck Personality

Questionnaire-Revised: Lie Scale (Eysenck & Eysenck, 1991) en de Balanced Inventory of

Desirable Responding V6 (Paulhus, 1994). Ten slotte werd leugenachtig gedrag onderzocht aan

de hand van de Lying Frequency Questionnaire (Serota et al., 2010) en een

Anagramleugentaak (Wiltermuth, 2011). De resultaten tonen aan dat psychopathie negatief

geassocieerd is met sociale wenselijkheid en impressiemanagement maar dat het verband met

zelfdeceptie inconsistent is. Daarnaast liegen individuen met psychopathische trekken vaker.

Ze ervaren positievere emoties tijdens en na het liegen en vertonen een positievere attitude

ten aanzien van liegen. Verder blijkt dat zij meer liegen omwille van de voordelen of om straf

te vermijden. Tot slot worden de theoretische en forensische implicaties besproken in de

discussie.

Page 6: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan
Page 7: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

Inhoudstafel

Inleiding ....................................................................................................................................... 1

Psychopathie ............................................................................................................................. 1

Prevalentie van psychopathie. .............................................................................................. 2

Conceptualisatie van psychopathie....................................................................................... 3

De persoonlijkheidsvisie van psychopathie. ..................................................................... 3

De criminele conceptualisatie van psychopathie. ............................................................. 5

De triarchische visie op het concept psychopathie. ......................................................... 7

Categoriaal of dimensioneel. ............................................................................................ 8

Deceptie .................................................................................................................................... 8

Wat is deceptie. ..................................................................................................................... 9

Deceptie en psychopathie. .................................................................................................... 9

Sociale wenselijkheid: zelfdeceptie en impressiemanagement. ..................................... 10

Liegen. ............................................................................................................................. 11

Huidige Studie ......................................................................................................................... 12

Methode .................................................................................................................................... 14

Deelnemers ............................................................................................................................. 14

Meetinstrumenten .................................................................................................................. 15

Psychopathie. ...................................................................................................................... 15

Deceptie. ............................................................................................................................. 16

Procedure ................................................................................................................................ 19

Statistische Analyses ............................................................................................................... 21

Resultaten .................................................................................................................................. 26

Descriptieve Statistiek ............................................................................................................. 26

Volledige steekproef. .......................................................................................................... 26

Steekproef dagboekstudie. ................................................................................................. 28

Het verband tussen de SRP-SF en de TriPM. ....................................................................... 32

De Relatie tussen Psychopathie en Sociale Wenselijkheid ..................................................... 32

Conclusie: de relatie tussen psychopathie en sociale wenselijkheid. ................................. 34

De Relatie tussen Psychopathie en Leugenachtig Gedrag ...................................................... 34

Psychopathie, leugenfrequentie en daadwerkelijk liegen op de Anagramleugentaak. ..... 34

Psychopathie en de LFQ-leugenfrequentie. .................................................................... 34

Page 8: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

Psychopathie en de dagdagelijkse leugenfrequentie. .................................................... 36

Psychopathie en daadwerkelijk liegen op de Anagramleugentaak. ............................... 38

Conclusie: psychopathie, leugenfrequentie en daadwerkelijk liegen............................. 38

Psychopathie, leugenattitude en perceptie van succes in liegen ....................................... 39

Psychopathie en attitude ten aanzien van liegen. .......................................................... 39

Psychopathie en subjectieve perceptie van succes in liegen. ......................................... 41

Conclusie: psychopathie, leugenattitude en perceptie van succes in liegen. ................. 43

Psychopathie en gevoelens met betrekking tot liegen. ...................................................... 44

Psychopathie, emoties ten aanzien van liegen en moeite met liegen. ........................... 44

Psychopathie en gevoelens tijdens en na het liegen. ..................................................... 46

Conclusie: psychopathie en gevoelens met betrekking tot liegen.................................. 51

Psychopathie en leugenmotieven. ...................................................................................... 53

Conclusie: psychopathie en leugenmotieven. ................................................................ 57

Discussie .................................................................................................................................... 59

Bespreking Onderzoeksresultaten en Suggesties voor Volgend Toekomstig Onderzoek ...... 59

Psychopathie en sociale wenselijkheid. .............................................................................. 59

Psychopathie en leugenachtig gedrag. ............................................................................... 62

Psychopathie, de leugenfrequentie en daadwerkelijk liegen. ........................................ 62

Psychopathie, attitude ten aanzien van liegen en perceptie van succes in liegen. ........ 64

Psychopathie en gevoelens met betrekking tot liegen. .................................................. 65

Psychopathie en leugenmotieven. .................................................................................. 67

Implicaties ............................................................................................................................... 69

Sterktes en Beperkingen ......................................................................................................... 71

Conclusie ................................................................................................................................. 73

Referenties ................................................................................................................................. 74

Page 9: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

1

Inleiding

Psychopathie is een persoonlijkheidsconstruct dat reeds lange tijd aandacht krijgt in de

literatuur. Eén van de voornaamste kenmerken van psychopathie die in de literatuur naar voor

geschoven wordt, is deceptief gedrag (Babiak & Hare, 2006; Edens, Hart, Johnson, Johnson, &

Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld

worden. In dit onderzoek wordt nagegaan of verschillende componenten van deceptie, met

name sociale wenselijkheid, zelfdeceptie, impressiemanagement en liegen, kenmerkend zijn

voor psychopathie. Daarnaast wordt er nagegaan hoe personen met psychopathische trekken

deceptie ervaren. Om de opzet van deze studie beter te begrijpen, is het belangrijk om de

concepten psychopathie en deceptie goed te definiëren. Eerst worden de kenmerken en de

prevalentie van psychopathie besproken. Dan volgt er een overzicht van de belangrijkste

hedendaagse conceptualisaties van het construct. Verder zal het concept deceptie uitgelegd

worden, alsook de relatie tussen deceptie en psychopathie. Ook worden er enkele implicaties

met betrekking tot deceptie in de forensische context aangehaald, wat tevens het belang van

dit onderzoek aantoont.

Psychopathie

Psychopathie is een persoonlijkheidsconstruct waarvan de kenmerken zich op vier

niveaus manifesteren, zijnde het interpersoonlijke niveau, het emotionele niveau, de

levensstijl en het gedragsmatige niveau. Op interpersoonlijk vlak komt psychopathie tot uiting

aan de hand van egocentrisch, oppervlakkig en manipulatief gedrag. Personen die hoog scoren

op psychopathie houden er doorgaans een parasitaire levensstijl op na waarbij ze anderen als

een middel gebruiken om hun eigen doelen te bereiken. Dit doen ze aan de hand van

oppervlakkige charmes en misleidend gedrag. Een opvatting die zij daarbij vaak hebben is dat

anderen inferieur zijn en de taak hebben om hen te dienen. Wat het emotionele niveau

betreft, zien we dat personen met hogere psychopathiescores doorgaans gekenmerkt worden

door een oppervlakkige emotiebeleving. Ze vertonen eveneens een gebrek aan empathie en

schuldgevoelens, waardoor ze gemakkelijker sociale normen overschrijden zonder daar erg in

te hebben. Deze individuen blijken ook over een oppervlakkig verantwoordelijkheidsgevoel te

beschikken, wat zich tevens vertaalt in een tendens tot een externalisatie van schuld. Op het

niveau van de levensstijl kan opgemerkt worden dat deze individuen vaak risico’s nemen,

mede omwille van het feit dat ze snel verveeld zijn en omdat ze een grote drang naar

opwinding hebben. Daardoor hebben ze eveneens een grote behoefte aan afwisseling op

Page 10: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

2

onder meer beroepsmatig en relationeel vlak. Ze zijn erg impulsief van aard en denken zelden

na over de (langetermijn)gevolgen van hun gedrag. Hun focus ligt eerder op de onmiddellijke

bevrediging. Op gedragsmatig vlak ten slotte, worden zij gekenmerkt door een geschiedenis

van gedragsproblemen in de kindertijd en de adolescentie, en antisociaal gedrag in de

volwassenheid. Dit is onder andere gerelateerd aan het sensatiezoekend gedrag dat zij stellen

in combinatie met een gebrekkige gedragscontrole en een gebrek aan langetermijndoelen in

het leven. Men merkt ook op dat zij vaker betrokken geraken bij allerlei criminele activiteiten.

Psychopathie blijkt dan ook een risicofactor te zijn voor recidivisme. Psychopathie is eveneens

gerelateerd aan agressie (Babiak & Hare, 2006; Coyne & Thomas, 2008; Hanson & Morton-

Bourgon, 2004; Hare, 1999; Laurell & Dåderman, 2005; Porter & Woodworth, 2006; Walters,

Knight, Grann, & Dahle, 2008). Daarmee wordt dan vooral instrumentele agressie bedoeld (i.e.

agressie als middel om een bepaald doel te bereiken), maar ook reactieve agressie (i.e.

agressie als impulsieve reactie op frustratie of vijandigheid) komt voor bij personen met

psychopathie (Blais, Solodukhin, & Forth, 2014; Berkowitz, 1993; Cornell et al., 1996). Er is

eveneens een verband tussen hogere psychopathiescores en alcohol- en drugsgebruik (Coid et

al., 2009b; Freeman & Samson, 2012; Neumann & Hare, 2008).

Prevalentie van psychopathie.

De prevalentie van psychopathie wordt geschat op 1 tot 2% in de algemene populatie

(Coid, Yang, Ullrich, Robert, & Hare, 2009a; Forth, Brown, Hart, & Hare, 1996; Freeman &

Samson, 2012; Neumann & Hare, 2008). In de gevangenispopulatie liggen de cijfers

daarentegen hoger. Uit verschillende studies blijkt dat de prevalentie van psychopathie in de

criminele populatie varieert van 10 tot 20% (Coid et al., 2009b; Hare, 2003; Lilienfeld &

Arkowitz, 2007; Rogers, Jordan, & Harrison, 2007). Bij mannen liggen de prevalentiecijfers van

psychopathie hoger dan bij vrouwen. Dit patroon doet zich zowel in de algemene populatie

(Coid et al., 2009a) als in de criminele populatie voor (Coid et al., 2009b; Salekin, Rogers, &

Sewell, 1997). Daarnaast hebben mannen gemiddeld hogere psychopathiescores dan vrouwen

(Forth et al., 1996; Lilienfeld & Hess, 2001; Neumann, Schmitt, Carter, Embley, & Hare, 2012;

Neumann & Hare, 2008; Rogers et al., 2007). De geslachtsverschillen worden doorgaans als

volgt verklaard: enerzijds bestaat de mogelijkheid dat psychopathie inderdaad minder

voorkomt bij vrouwen. Anderzijds is het echter mogelijk dat de huidige instrumenten het niet

toelaten om psychopathie bij vrouwen voldoende te detecteren waardoor er sprake kan zijn

van onderrapportage (Logan & Weizmann-Henelius, 2012). De huidige psychopathie-

instrumenten beschrijven voornamelijk kenmerken die van toepassing zijn op mannen. De

Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R; Hare, 2003), een veelgebruikt instrument om

Page 11: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

3

psychopathie in de criminele populatie na te gaan, bevat bijvoorbeeld items met betrekking

tot gedragsproblemen op jonge leeftijd, jeugdcriminaliteit en criminaliteit op latere leeftijd.

Dergelijke problemen komen echter minder voor bij vrouwen dan bij mannen (Vitale &

Newman, 2001). Bijgevolg worden enkel vrouwen met een erg hoge mate van psychopathische

trekken door de huidige psychopathie-instrumenten gedetecteerd. Bovendien lijkt

psychopathie zich deels op een andere manier te manifesteren bij vrouwen. De

psychopathische trekken lijken op een subtielere wijze tot uiting te komen en de schade die ze

aan anderen toebrengen is doorgaans discreter (Logan & Weizmann-Henelius, 2012). Zo

zouden vrouwen met psychopathische trekken – in vergelijking met hun mannelijke

tegenhangers – emotioneel instabieler zijn en vaker manipulatief gedrag gebruiken. Agressief

gedrag zou daarentegen minder frequent voorkomen (Kreis & Cooke, 2011). Wanneer

vrouwen met psychopathische trekken tot agressief en manipulatief gedrag overgaan, komt dit

gedrag vaker tot uiting in de thuissituatie en is het meer relationeel van aard (Verona & Vitale,

2006). Op basis van deze bevindingen kan men zich dus vragen stellen bij de

geslachtsverschillen in de prevalentiecijfers. Vandaar dat auteurs momenteel onderzoeken of

de huidige meetinstrumenten voor psychopathie moeten aangepast worden. In het verleden

werd door sommige onderzoekers bijvoorbeeld gesuggereerd om items met betrekking tot de

opvoedingsvaardigheden of de moeder-kind relatie toe te voegen (Vitale & Newman, 2001).

Andere onderzoekers raadden aan om de cut off voor de diagnosticering van psychopathie bij

vrouwen te verlagen en items aangaande de gedragsproblemen op jonge leeftijd weg te laten

(Dolan & Völlm, 2009).

Conceptualisatie van psychopathie.

Er zijn verschillende manieren waarop psychopathie geconceptualiseerd kan worden

en tot op heden is er nog geen consensus over welke omschrijving het best bij de realiteit

aansluit (Moreira, Almeida, Pinto, & Fávero, 2014). In wat volgt worden de drie dominante

stromingen uit de psychopathieliteratuur besproken. Eerst wordt de persoonlijkheidsvisie van

Cleckley (1988) toegelicht. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de criminele conceptualisatie

van het construct volgens Hare (1980). Daarna wordt de triarchische visie van Patrick, Fowles

en Krueger (2009) besproken. Tot slot zal er een vergelijking gemaakt worden tussen het

categoriale en het dimensionele perspectief op psychopathie.

De persoonlijkheidsvisie van psychopathie.

Het construct psychopathie kent reeds een lange geschiedenis. Doorheen de tijd

werden er verschillende conceptualisaties ontwikkeld door diverse grote auteurs zoals onder

Page 12: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

4

meer Pinel en Kraepelin. Pinel (1801) hanteerde de term ‘manie zonder delirium’ om naar

personen te verwijzen die we nu als psychopathisch zouden beschouwen. Hij vond ze impulsief

en ze hadden een gebrek aan spijtgevoelens. Ze vertoonden echter geen wanen of

hallucinaties. Kraepelin (1904) verwees eveneens naar psychopathie. Hij beschouwde

personen met psychopathische trekken als mensen die noch neurotisch, noch psychotisch

waren (Hare, 1999; Moreira et al., 2014). Cleckley (1988) was echter de eerste die

psychopathie omschreef aan de hand van duidelijk omlijnde criteria. Hoewel hij vond dat

individuen met psychopathische trekken op het eerste zicht ‘normaal’ leken te zijn, stelde hij

vast dat het een ernstige pathologie was (Babiak & Hare, 2006). Hiernaar verwijst hij ook in de

titel van zijn boek: The Mask of Sanity (1988). Cleckley beschreef in dit boek 16 klinische

kenmerken van psychopathie. Deze worden weergegeven in Tabel 1. Daarnaast erkende

Cleckley het bestaan van niet-criminele psychopathie. Hij beschrijft verschillende gevalsstudies

van personen met psychopathische trekken die erin slagen een normaal en zelfs vrij succesvol

leven te leiden. Hij ziet crimineel gedrag dus niet als een noodzakelijk criterium om van

psychopathie te spreken. Het is volgens hem eerder een gevolg van hun psychopathische

persoonlijkheidstrekken. De kenmerken die aangehaald werden door Cleckley waren

gebaseerd op zijn klinische observaties. Hij zag de kenmerken als een loutere beschrijving van

het syndroom, maar beschouwde deze oplijsting niet als een formele checklist om diagnoses te

stellen. Desalniettemin vormden zijn criteria de basis voor de daaropvolgende

conceptualisaties van psychopathie (Babiak & Hare, 2006).

Tabel 1

16 kenmerken van psychopathie volgens Cleckley (1988)

1. Een oppervlakkige charme en hoge intelligentie

2. De afwezigheid van wanen en andere tekenen van irrationeel denken

3. De afwezigheid van psychoneurotische manifestaties

4. Onbetrouwbaarheid

5. Oneerlijkheid en onoprechtheid

6. De afwezigheid van spijt of schaamte

7. Ongemotiveerd antisociaal gedrag

8. Een gebrekkig inschattingsvermogen en een onvermogen om te leren uit ervaring

9. Pathologische egocentriciteit en de onmogelijkheid tot liefde

10. De aanwezigheid van oppervlakkige affectieve reacties

11. Een gebrek aan inzicht

12. Vreemd en ongewenst gedrag (al dan niet onder invloed van alcohol)

13. Suïcide wordt zelden daadwerkelijk uitgevoerd

14. Een gebrek aan wederkerigheid in interpersoonlijke relaties

15. Een onpersoonlijk, triviaal en slecht geïntegreerd seksleven

16. Het onvermogen om een levensplan te volgen

Page 13: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

5

De criminele conceptualisatie van psychopathie.

Cleckley’s criteria vormden gedeeltelijk een basis voor het werk van Robert Hare (Hare,

1980; Hare & Neumann, 2008). Beide visies op psychopathie vertonen overeenkomsten maar

ook verschillen. In tegenstelling tot Cleckley, beschouwde Hare crimineel gedrag immers als

een bijkomend criterium voor psychopathie.

Hare (1980) was de eerste die een objectief, valide en betrouwbaar instrument

ontwikkelde om psychopathie te kunnen diagnosticeren: de Psychopathy Checklist (PCL; Hare,

1980) en de later herziene versie, de Psychopathy Clecklist-Revised (PCL-R; Hare, 1991, 2003).

De PCL-R wordt door velen tot op heden beschouwd als de gouden standaard voor de meting

van psychopathie (Lynam & Gudonis, 2005; maar zie, Skeem & Cooke, 2010). De PCL-R bestaat

uit 20 items die op een 3-punten schaal (0 = ‘Niet aanwezig’, 1 = ‘Misschien aanwezig’, en 2 =

‘Aanwezig’) worden gescoord aan de hand van een semi-gestructureerd klinisch interview en

een uitgebreide dossierstudie. De afname en scoring duren samen minstens twee uur (Grann,

Langström, Tengström, & Stalenheim, 1998). De totaalscore is een dimensionele score die de

mate reflecteert waarin de onderzochte persoon overeenkomt met het prototype van de

psychopaat. Voor verschillende klinische- en onderzoeksdoeleinden wordt echter doorgaans

een categoriale benadering gehanteerd. Hoewel Hare (2003) in zijn handleiding de cut off van

30 suggereert, is er evidentie dat de grenswaarde om van psychopathie te spreken in sommige

gevallen lager kan liggen (Cooke & Michie, 1999; Hare & Neumann, 2010). Een cut off score

van 25 blijkt namelijk even goede predicties te genereren (Harris, Rice, & Cormier, 1991). Aan

de hand van factoranalyses werd de PCL-R aanvankelijk onderverdeeld in twee onderling

gecorreleerde factoren, zijnde een interpersoonlijk-affectieve factor en een antisociale-

gedragsmatige factor. De eerste factor wijst op laaghartigheid, egocentrisme en het kil,

gewetenloos gebruik van anderen. De tweede factor peilt naar de sociaal deviante en

antisociale levensstijl (Hare et al., 1990; Hare, 1991; Harpur, Hare, & Hakstian, 1989). De

herziene versie van de PCL-R (Hare, 2003) bleek na factoranalyses uit drie (Cooke & Michie,

2001) en vier lagere-orde-facetten te bestaan (Hare, 2003; Hare & Neumann, 2006; Neumann,

Hare, & Newman, 2007; Neumann, Vitacco, Hare, & Wupperman, 2005; Vittaco, Neumann, &

Jackson 2005). Cooke en Michie (2001) onderscheidden drie facetten: (1) een arrogante en

misleidende interpersoonlijke stijl, (2) een gebrekkige affectieve ervaring en (3) een impulsieve

en onverantwoordelijke gedragsstijl. Het antisociale werd uit dit model verwijderd. Er was

immers geen consensus tussen onderzoekers betreffende de inclusie van crimineel gedrag als

diagnostisch criterium voor psychopathie (Skeem & Cooke, 2010). Deze discussie laat zich tot

op de dag van vandaag in de literatuur gelden. De oorspronkelijke auteurs van de PCL-R

Page 14: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

6

hanteren daarentegen een hiërarchisch model bestaande uit vier lagere-orde-facetten. Hierbij

wordt de interpersoonlijk-affectieve factor gesplitst in een interpersoonlijk en een affectief

facet. De tweede factor wordt onderverdeeld in een facet over de levensstijl en een facet met

betrekking tot antisociaal gedrag (zie Tabel 2). De opsplitsing van het instrument in vier lagere-

orde-schalen is van belang omdat de facetten een differentiële en soms zelfs tegengestelde

relatie vertonen met externe correlaten. Het antisociale facet hangt bijvoorbeeld meer samen

met recidivisme dan het interpersoonlijke facet, het affectieve facet en het facet over de

levenstijl (Walters et al., 2008). Zowel het antisociale als het affectieve facet vertonen een

sterker verband met agressie dan het interpersoonlijke facet en het facet over de levensstijl

(Vitacco, Neumann, & Jackson, 2005). Verder hangt het interpersoonlijke facet vooral samen

met instrumentele agressie, in tegenstelling tot het affectieve facet, het antisociale facet en

het facet over de levensstijl (Blais et al., 2014). Ten slotte blijkt uit onderzoek dat het

interpersoonlijke en het affectieve facet gerelateerd zijn aan lagere angstgevoelens in

vergelijking met het antisociale facet en het facet over de levensstijl (Hicks & Patrick, 2006).

Tabel 2

Factorstructuur van de PCL-R (Hare, 2003)

Factor 1 Factor 2

Interpersoonlijk Affectief Levensstijl Antisociaal

Item 1: Gladde prater/oppervlakkige charme

Item 2: Sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde

Item 4: Pathologisch liegen

Item 5: Bedrog/gemanipuleerd gedrag

Item 6: Gebrek aan berouw of schuldgevoel

Item 7: Ontbreken van emotionele diepgang

Item 8: Kilheid/gebrek aan empathie

Item 16: Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag

Item 3: Prikkel-hongerig/neiging tot verveling

Item 9: Parasitaire levensstijl

Item 13: Ontbreken van realistische doelen op lange termijn

Item 14: Impulsiviteit

Item 15: Onverant-woordelijk gedrag

Item 10: Gebrekkige beheersing van het gedrag

Item 12: Gedragsproblemen op jonge leeftijd

Item 18: Jeugdcriminaliteit

Item 19: Schending voorwaarden

Item 20: Veelsoortige criminaliteit

Noot. Item 11: ‘Promiscue seksueel gedrag’ en item 17: ‘Veel kortstondige partnerrelaties’ dragen enkel bij tot de totaalscore van de PCL-R.

Omwille van het tijds- en arbeidsintensieve karakter van de PCL en de PCL-R werd de

Psychopathy Checklist: Screening Version (PCL-SV; Hart, Cox & Hare, 1995) ontwikkeld. Dit

instrument bestaat uit slechts 12 items (in plaats van 20). Ondanks de ontwikkeling van een

korter instrument, bleef het onmogelijk om dergelijke psychopathiemetingen te gebruiken in

de algemene populatie omwille van de vereiste dossierstudie. Dit leidde onder meer tot de

Page 15: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

7

ontwikkeling van diverse zelfrapportage-instrumenten voor psychopathie (Lilienfeld, Latzman,

Watts, Smith, & Dutton, 2014) waaronder de Self- Report Psychopathy Scale (SRP; Hare, 1985).

De SRP is een zelfrapportage-instrument dat gebaseerd werd op de PCL en de PCL-R. De eerste

versie van het instrument vertoonde goede betrouwbaarheid (Cronbach’s α = .80) en

middelgrote correlaties met andere psychopathiemetingen (Hare, 1985). Ook de latere versies,

zoals bijvoorbeeld de Self Report Psychopathy scale III (SRP-III; Paulhus, Neumann, & Hare.,

2009) beschikken over een uitmuntende betrouwbaarheid (Cronbach’s α = .91; Neumann &

Pardini, 2014) en een goede construct – en criteriumvaliditeit (Gordts, Uzieblo, Neumann, Van

den Bussche, & Rossi, 2015; Neumann & Pardini, 2014).

De triarchische visie op het concept psychopathie.

Wegens jarenlange discussies omtrent de afbakening van het psychopatieconstruct

stelden Patrick en collega’s (2009) zich als doel om wat meer duidelijkheid te scheppen over de

conceptualisatie van psychopathie. Het triarchische model werd ontwikkeld om psychopathie

te kunnen situeren binnen de huidige dimensionele modellen van persoonlijkheid en

psychopathologie. Daarnaast poogt het model bijdragen te leveren tot de etiologie van

psychopathie op het vlak van de neurobiologie en de neuropsychologie (Patrick & Drislane,

2014). De triarchische visie gaat er niet van uit dat een antisociale levensstijl en criminaliteit

een essentieel onderdeel zijn van het psychopathieconstruct. De nadruk wordt daarentegen

meer gelegd op de stressresistentie en het gebrek aan angst die individuen met een hogere

mate van psychopathische trekken zouden kenmerken (Douglas, Niklova, Kelley, & Edens,

2015). Op basis van de literatuur omtrent psychopathie bij volwassenen en jongeren stelden

Patrick en collega’s (2009) drie terugkerende thema’s vast. Concreet onderscheidden zij: (1)

stoutmoedigheid (i.e. stressresistentie, assertiviteit en sociale dominantie), (2) laaghartigheid

(i.e. gebrek aan schuldgevoelens en empathie, het uitbuiten van anderen, een onvermogen om

sociale relaties aan te gaan en de neiging tot sensatiezoekend gedrag) en (3) disinhibitie (i.e.

impulsiviteit en onmiddellijke behoeftebevrediging). Patrick (2010b) ontwikkelde vervolgens

de Triarchic Psychopathy Measure (TriPM), een zelfrapportagevragenlijst die gebaseerd is op

dit model. Het instrument peilt naar stoutmoedigheid, disinhibitie en laaghartigheid. Dit

instrument wordt steeds vaker in onderzoek gebruikt en vertoont een goede betrouwbaarheid

(Cronbach’s α = .85; Sica et al., 2014) en een goede validiteit (Drislane, Patrick, & Arsal, 2014;

Patrick, 2010a; Sellbom & Phillips, 2013; Sica et al., 2014).

Page 16: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

8

Categoriaal of dimensioneel.

Aanvankelijk werd psychopathie geconceptualiseerd aan de hand van een categoriale

invalshoek. De categoriale visie stelt dat personen die psychopathische trekken vertonen,

kwalitatief verschillen van mensen die deze niet vertonen. Volgens deze visie ben je dus ofwel

een psychopaat, ofwel niet (Fowles, 2011). Recente studies tonen echter aan dat er meer

evidentie is om psychopathie te benaderen vanuit een dimensioneel kader. Dit leunt aan bij de

actuele evoluties binnen de persoonlijkheidsdiagnostiek (Saulsman & Page, 2004; Shedler &

Westen, 2014; Trull & Durett, 2005; Widiger & Trull, 2007) die recent ook hun ingang kregen in

de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders (DSM 5;

American Psychological Association, 2013). Dus iedereen kan lager of hoger scoren op

psychopathische trekken. Deze prototypische psychopathische trekken vormen dan het

uiterste van een continuüm (Coid et al., 2009b; Edens, Marcus, Lilienfeld, & Poythress, 2006;

Miller, Lynam, Widiger, & Leukefeld, 2001; Neumann & Hare, 2008; Walters et al., 2007). Een

dergelijke dimensionele visie zou beter bij de realiteit aanleunen. Psychopathische trekken zijn

immers niet alleen aanwezig in criminele, forensische of psychiatrische populaties, maar ook in

de algemene populatie (Forth et al., 1996). Vanuit dit dimensionele denken is het echter

moeilijk om iemand als psychopaat te classificeren aangezien grenzen op de continua van

psychopathische trekken nagenoeg willekeurig zijn. Het dimensionele perspectief biedt wel

een beter zicht op mensen die net niet voldoen aan de arbitraire grens van het aantal criteria

om de diagnose psychopathie te krijgen (Livesley, 1998). Toch blijft men vaak een cut off

gebruiken in klinische contexten en in onderzoek (Walters et al., 2007).

Deceptie

Deceptief gedrag is volgens menig auteur één van de belangrijkste kenmerken van

psychopathie (Babiak & Hare, 2006; Edens et al., 2000b; Ray et al., 2013). Vandaar dat het

belangrijk is om te beseffen dat deceptie niet eenduidig te definiëren is. Deceptie wordt

gedefinieerd als alle pogingen om anderen te misleiden door de waarheid te verbergen

(DePaulo et al., 2003). Deceptie is een begrip dat op verschillende manieren ingevuld kan

worden. In dit onderdeel zullen verschillende invullingen van deceptie besproken worden.

Daarna zal er gekeken worden naar voorgaande evidentie betreffende de relatie tussen

psychopathie en deceptie. Ten slotte wordt het doel van de huidige studie in detail besproken.

Page 17: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

9

Wat is deceptie.

Deceptie is een breed begrip waar een amalgaam van concepten in onder te brengen

is. Eén hiervan is liegen of het overbrengen van verbale boodschappen waarmee anderen

opzettelijk op een verkeerd spoor gezet worden (Arcimowicz, Canterarero, & Soroko, 2015;

Arciuli, Mallard, & Villar, 2010). Verschillende studies tonen aan dat men gemiddeld één tot

twee leugens per dag vertelt (DePaulo, 2004; Serota & Levine, 2015; Serota, Levine & Boster,

2010). Een andere vorm van deceptie is jezelf anders voordoen dan je werkelijk bent. Dit kan

op twee manieren. Enerzijds kan een individu zich slechter voordoen dan hij is. Men kan op die

manier bepaalde fysieke toestanden of psychische symptomen veinzen (Ray et al., 2013;

Rogers & Cruise, 2000). Dit wordt in de literatuur faking bad genoemd. Anderzijds kan een

individu zich beter voordoen dan hij is, wat onder de noemer ‘sociale wenselijkheid’ valt.

Volgens het twee-componentenmodel van sociale wenselijkheid valt dit begrip verder uiteen

in twee aspecten. Als eerste is er impressiemanagement, dit komt neer op het feit dat een

individu zichzelf bewust positief wil voordoen (‘faking good’). Daarnaast is er ook zelfdeceptie.

Hierbij heeft het individu zijn ideaalbeeld over zichzelf geïnternaliseerd en gelooft hij dat hij

daaraan voldoet. Kortom, het individu veronderstelt dat hij bepaalde positieve kwaliteiten

bezit. Dit gebeurt eerder onbewust (de Vries, Zettler, & Hilbig, 2014; Paulhus, 1984; Ray et al.,

2013). In deze studie wordt voornamelijk de nadruk gelegd op sociale wenselijkheid met zijn

beide componenten en liegen.

Deceptie en psychopathie.

Het belang van deceptie bij het beschrijven van psychopathie is al terug te vinden in

Cleckley’s (1988) geschriften. Zo haalt hij onder andere onbetrouwbaarheid, oneerlijkheid en

onoprechtheid aan als kenmerken van psychopathie. Empirisch onderzoek ondersteunt dit

idee door het verband tussen psychopathie en deceptie aan te tonen (Seto, Khattar, Lalumière,

& Quinsey, 1997). Personen met hogere psychopathiescores zouden bovendien ook een

positievere attitude vertonen ten opzichte van deceptie (Edens, Buffington, & Tomicic, 2000a).

Volgens sommigen zouden personen met een hogere mate van psychopathische trekken over

het algemeen meer deceptief gedrag vertonen en dit zonder een specifieke reden of motivatie

(Ekman, 1993). Volgens andere onderzoekers zijn psychopatische individuen daarentegen

vooral geneigd om misleidend gedrag te stellen wanneer het hen voordelen oplevert (Rogers &

Cruise, 2000). Dit is zeker van belang in de forensische context. Personen met psychopathische

trekken kunnen dan bijvoorbeeld als doel hebben om zichzelf te laten vrijpleiten, hun straf te

laten verlichten of zichzelf te laten opnemen in de psychiatrie (Resnick, 1997). In een studie in

Page 18: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

10

de forensische populatie heeft men individuen met een hogere en lagere mate van

psychopathische trekken vergeleken met betrekking tot deceptie. De onderzoekers vonden dat

deceptief gedrag bij delinquenten in drie factoren onderverdeeld kon worden: (1) zichzelf

beter of slechter voordoen, (2) het ontkennen van hun betrokkenheid in criminele activiteiten

waarbij er een externalisatie van schuld is, en ten slotte, (3) oplichting en manipulatie. Deze

drie factoren bleken meer voor te komen bij personen met hogere psychopathiescores dan bij

personen met lagere psychopathiescores (Rogers & Cruise, 2000). Ander onderzoek bevestigt

deze bevindingen. Psychopathische personen proberen zichzelf beter voor te doen om betere

uitkomsten te verkrijgen in de rechtbank (Häkkänen-Nyholm & Hare, 2009). Wat ze al dan niet

zeggen, is beredeneerd om hun daden minder ernstig te laten lijken. Zo slagen ze er vaak in om

personen die belangrijke beslissingen nemen over hun gevangenistraject te misleiden

waardoor ze meer kans maken op voorwaardelijke invrijheidsstelling (Häkkänen-Nyholm &

Hare, 2009; Hare, 1999; Porter, ten Brinke, & Wilson, 2009; Porter & Woodworth, 2007). De

situatie waarin ze zich bevinden kan bijgevolg een rol spelen bij het type deceptie dat

gehanteerd wordt. Afhankelijk van het type misleiding waar ze in die situatie voordeel uit

kunnen halen, doen personen met psychopathische trekken aan faking bad of faking good

(Lilienfeld & Fowler, 2006).

Sociale wenselijkheid: zelfdeceptie en impressiemanagement.

Voorgaand onderzoek toont aan dat individuen met hogere psychopathiescores niet

noodzakelijk meer gebruik maken van sociaal wenselijk gedrag. Zo vond men geen verband

tussen zelfdeceptie en impressiemanagement enerzijds en psychopathie anderzijds (Hare,

Forth, & Hart, 1989). Andere studies spreken echter van een negatieve relatie tussen

psychopathie en sociale wenselijkheid in zijn geheel (Gordts et al., 2015; Ray et al., 2013; Seto

et al., 1997; Verschuere et al., 2014), maar ook een negatieve correlatie tussen psychopathie

en impressiemanagement kan worden aangetoond (Freeman & Samson, 2012). Deze

negatieve relatie tussen psychopathie en sociale wenselijkheid kan wellicht verklaard worden

door de persoonlijkheid van personen met een hogere mate van psychopathische trekken. Zij

zouden zichzelf namelijk niet noodzakelijk in een positief daglicht willen stellen. Het is immers

algemeen geweten dat personen met een hogere mate van psychopathische trekken vaak

sociale normen en conventies overtreden. Ze doen zaken die sociaal niet wenselijk zijn en

bekommeren zich daarbij niet om het beeld dat anderen van hen hebben (Lilienfeld & Fowler,

2006; Seto et al., 1997; Verschuere et al., 2014).

De literatuur wijst er daarentegen wel op dat individuen die hoger scoren op

psychopathie, of toch op bepaalde psychopathische trekken, succesvoller lijken te zijn in het

Page 19: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

11

gebruik van sociale wenselijkheid (MacNeil & Holden, 2006). Met het succesvol gebruik van

deze strategie wordt bedoeld dat het niet gedetecteerd wordt door vragenlijsten met

ingebouwde validiteitschalen voor sociale wenselijkheid. Dit impliceert dat de validiteitschalen

niet doen waarvoor ze ontwikkeld zijn (Book, Holden, Starzyk, Wasylkiw, & Edwards, 2006).

Deze evidentie werd teruggevonden in de algemene populatie maar ook in forensische

populaties (Book et al., 2006; Kelsey, Rogers, & Robinson, 2015). Zo kregen gedetineerden de

opdracht om zich voor te stellen dat hun antwoorden een impact hadden op het verdere

verloop van hun detentietraject. De gedetineerden met hogere psychopathiescores slaagden

erin om hun psychopathiescores op vragenlijsten meer te doen dalen dan de gedetineerden

met lagere psychopathiescores (Kelsey et al., 2015).

Liegen.

Individuen met hogere psychopathiescores zouden meer liegen dan de gemiddelde

persoon (Halevy, Salvi, & Verschuere, 2014), vooral indien ze hoger scoren op subschalen die

naar manipulatie en dergelijke peilen (Verschuere & in ’t Hout, 2016). Ze doen dit in meer

diverse contexten en beleven het liegen vaker als iets positiefs (Baughman, Jonason, Lyons, &

Vernon, 2014). Psychopatische individuen zouden liegen zonder reden (Jonason, Lyons,

Baughman, & Vernon, 2014) ongeacht of het liegen negatieve gevolgen met zich meebrengt

(Verschuere & in ’t Hout, 2016). Ander onderzoek toont echter aan dat individuen met een

hogere mate van psychopathische trekken verschillende motieven hebben om te liegen: ze

vinden het liegen op zich leuk, ze willen zichzelf beter voordoen, ze willen straf vermijden of ze

kunnen er voordeel uit halen (Spidel, 2002; Spidel, Hervé, Greaves, & Cuille, 2011). Dit hangt

ook samen met de evidentie dat personen die hoog scoren op psychopathiemetingen, in het

bijzonder op interpersoonlijke en manipulatie-gerelateerde subschalen, meer misleidende

verklaringen zouden gebruiken in de rechtbank ten voordele van zichzelf (Häkkänen-Nyholm &

Hare, 2009; Hare, 1999; Porter et al., 2009; Porter & Woodworth, 2007).

Of personen met een hogere mate van psychopathische trekken succesvolle

leugenaars zijn, is echter niet duidelijk. De resultaten in de literatuur zijn immers inconsistent.

Ondanks dat ze zichzelf als succesvolle leugenaars beschouwen (Giammarco, Atkinson,

Baughman, Veselka, & Vernon, 2013; Klaver, Lee, & Hart, 2007), zijn ze volgens sommige

onderzoekers niet beter in liegen dan de gemiddelde persoon. Ze zouden zelfs minder

geloofwaardig overkomen (Klaver, Lee, Spidel, & Hart, 2009). Hoewel vroeger onderzoek dit

lijkt te ondersteunen, stelt recenter onderzoek dit in vraag. In voorgaand onderzoek werd

namelijk aangetoond dat de leugens van personen met hogere psychopathiescores te

detecteren zijn aan de hand van elektrodermale controlemetingen en controle van de hartslag

Page 20: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

12

(Raskin & Hare, 1978). In een recentere publicatie werd daarentegen evidentie gevonden dat

individuen met een hogere mate van psychopathische trekken een verminderde

elektrodermale respons vertonen tijdens het liegen (Verschuere, Crombez, Koster, & Uzieblo,

2006). Dit impliceert dat liegen bij dergelijke personen moeilijker gedetecteerd kon worden.

Verder suggereren enkele studies dat individuen met hogere scores op subschalen die

voornamelijk manipulatie nagaan, wel succesvoller zijn dan de gemiddelde persoon in het

vertellen van leugens (Billings, 2004). Daarnaast zouden individuen die voornamelijk hoger

scoren op het facet interpersoonlijke manipulatie er beter in slagen om onoprechte emoties te

vertonen zonder dat dit gedetecteerd kon worden door anderen (Porter, ten Brinke, Baker, &

Wallace, 2011).

Huidige Studie

Deceptie lijkt een belangrijk kenmerk te zijn voor psychopathie. Dit kan betekenisvolle

implicaties hebben voor zowel de praktijk als het onderzoeksveld. In voorgaande studies

onderzocht men veelal het verband tussen psychopathie en één bepaalde vorm van misleiding.

Deceptie is echter een breed begrip en de evidentie voor het verband tussen deceptie en

psychopathie is dan ook afhankelijk van het soort deceptie dat men bekijkt. Het doel van de

huidige studie is om het verband tussen psychopathie en verschillende componenten van

deceptie te onderzoeken in de algemene populatie.

Vooreerst wordt het verband tussen psychopathie enerzijds, en sociale wenselijkheid,

zelfdeceptie en impressiemanagement anderzijds, nagegaan. In voorgaand onderzoek maakte

men doorgaans gebruik van één sociale wenselijkheidsschaal waarbij men uit het oog verloor

dat sociale wenselijkheid uit twee componenten bestaat, meer bepaald: zelfdeceptie en

impressiemanagement. Om hieraan tegemoet te komen worden er in de huidige studie twee

metingen van sociale wenselijkheid gebruikt. Als eerste wordt de Eysenck Personality

Questionnaire-Revised Lie Scale (EPQ-R: Lie Scale; Eysenck & Eysenck, 1991) gebruikt. Dit is

een vragenlijst die peilt naar sociale wenselijkheid in zijn geheel. Daarnaast wordt ook de

Balanced Inventory of Desirable Responding Version 6 (BIDR; Paulhus, 1994) gebruikt. Deze

meting peilt eveneens naar sociale wenselijkheid, maar maakt door middel van zijn twee

subschalen het onderscheid tussen zelfdeceptie en impressiemanagement. Hierdoor ontstaat

de mogelijkheid om na te gaan of psychopathie gerelateerd is aan sociale wenselijkheid,

zelfdeceptie en impressiemanagement.

Vervolgens wordt nagegaan of psychopathie samenhangt met leugenachtig gedrag.

Leugenachtig gedrag wordt in het huidig onderzoek erg ruim geconceptualiseerd. Zo zal onder

Page 21: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

13

meer de leugenfrequentie onderzocht worden door middel van de Lying Frequency

Questionnaire (LFQ; Serota, Levine, & Boster, 2010) en een leugendagboek. Deze

dagboekmethodiek is vrij nieuw in psychopathieonderzoek en laat ons toe om fluctuaties in de

leugenfrequentie na te gaan. Daarnaast zal ook nagegaan worden of individuen met een

hogere mate van psychopathische trekken daadwerkelijk liegen op de online

Anagramleugentaak (Wiltermuth, 2011). Deze leugentaak is een online taakparadigma dat een

indicatie geeft van het leugenachtig gedrag van de deelnemers zonder dat er beroep wordt

gedaan op zelfrapportage.

Naast de leugenfrequentie en het daadwerkelijk liegen, zal in deze studie aandacht

geschonken worden aan hoe individuen met hogere psychopathiescores liegen ervaren. Zowel

in de LFQ als in het dagboek worden immers enkele vragen gesteld over hoe moeilijk men het

vindt om te liegen en welke emoties men ervaart tijdens het liegen. Verder wordt ook de

attitude ten aanzien van liegen en subjectieve perceptie van succes in liegen bevraagd. Tot slot

zal er nagegaan worden omwille van welke redenen er gelogen wordt. In de bestaande

literatuur is er per slot van rekening weinig te vinden over leugenmotieven bij individuen met

een hogere mate van psychopathische trekken. De resultaten van het geringe aantal studies

over dit onderwerp zijn bovendien inconsistent (Jonason et al., 2014; Spidel, 2002; Spidel et

al., 2011). Door middel van alle bovengenoemde metingen kan er een breder beeld verkregen

worden van het liegen en andere factoren die met liegen verband houden.

Belangrijk in de huidige studie is dat er meerdere theoretische visies geïncludeerd

worden voor de meting van psychopathie. Psychopathie zal gemeten worden aan de hand van

de Self-Report Psychopathy Scale-Short Form (SRP-SF; Paulhus, Neumann, Hare, Williams, &

Hemphill, 2016) en de Triarchic Psychopathy Measure (TriPM; Patrick, 2010b). Waar

voorgaand onderzoek voornamelijk gebruik maakte van metingen die gebaseerd zijn op de

Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R; Hare, 1991, 2003) om de relatie tussen psychopathie en

deceptie na te gaan, wordt in de huidige studie ook de TriPM opgenomen. De SRP-SF en de

TriPM zijn twee instrumenten die het construct vanuit een andere invalshoek benaderen,

zijnde de criminele en de triarchische visie. Dit is cruciaal, gezien de mogelijkheid om bepaalde

kenmerken van psychopathie uit het oog te verliezen wanneer eenzijdig gebruik gemaakt

wordt van slechts één theorie. Waar de onderliggende visie van de SRP-SF crimineel gedrag als

een criterium van psychopathie beschouwt (Hare, 1980), benadrukt de theorie waarop de

TriPM gebaseerd is voornamelijk het gebrek aan angst en stressgevoelens (Douglas et al.,

2015). Onderzoek toont aan dat de verschillende psychopathie-instrumenten niet inwisselbaar

zijn. Er wordt doorgaans een relatief sterke correlatie tussen de zelfrapportage-instrumenten

Page 22: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

14

gevonden (Drislane et al., 2014; Neumann & Pardini, 2014; Sellbom & Phillips, 2013; Sica et al.,

2014; Wilson, Miller, Zeichner, Lynam, Widiger, 2011), maar het feit dat deze correlaties niet

gelijk zijn aan één toont dat de verschillende instrumenten niet volledig hetzelfde construct

meten.

Voorgaand onderzoek in acht nemend worden de volgende verwachtingen

vooropgesteld:

(1) Er zal een negatief verband zijn tussen sociale wenselijkheidsmetingen en

psychopathie. Meer specifiek zal er een negatief verband teruggevonden worden

met impressiemanagement en geen verband met zelfdeceptie.

(2) Er zal een positief verband zijn tussen psychopathie en de leugenfrequentie. Meer

concreet zal er een positief verband teruggevonden worden met de SRP-SF

Interpersoonlijke Manipulatieschaal en de TriPM Laaghartigheidschaal.

(3) Personen met hogere scores op de psychopathievragenlijsten hebben een

positieve attitude ten aanzien van liegen en beschouwen zichzelf vaker als

succesvolle leugenaars.

(4) Personen met hogere scores op de psychopathievragenlijsten rapporteren minder

moeite met liegen, en rapporteren meer positieve gevoelens en minder negatieve

gevoelens tijdens en na het liegen. Bovendien rapporteren ze een hogere mate van

positieve gevoelens en een lagere mate van negatieve gevoelens.

(5) Personen met hogere scores op de psychopathievragenlijsten zullen vaker liegen

om positieve uitkomsten voor zichzelf te verkrijgen dan personen met lagere

scores.

Methode

Deelnemers

De steekproef (N = 671) werd getrokken uit de algemene populatie en bestond uit 129

mannen (19.20%; M = 42,81 jaar; SD = 16.80) en 542 vrouwen (80.80%; M = 36.06 jaar; SD =

14.61). In de gehele steekproef was de gemiddelde leeftijd 37.35 jaar (SD = 15,27; bereik: 16 –

79). De meerderheid van de deelnemers had de Belgische nationaliteit (96,4%) en was in

België geboren (94.5%). Daarnaast had 96.7% het Nederlands als moedertaal, terwijl

respectievelijk 1% en 0.3% het Frans en Duits als moedertaal hadden. In deze steekproef had

57.1% een hogere opleiding genoten; 36.8% had een diploma secundair onderwijs als hoogst

behaalde diploma. Verder had 5.7% van de steekproef een lager secundair onderwijsdiploma

Page 23: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

15

behaald en 0.3% had enkel een lager onderwijs diploma behaald. De burgerlijke staat van de

deelnemers uit te steekproef was eveneens gevarieerd: 27% was alleenstaand, 15.8% had een

vaste relatie, 17.1% was samenwonend, 32% was getrouwd en 4.6% was gescheiden.

Een deel van deze steekproef (n = 197) nam deel aan de dagboekstudie. Dit onderdeel

van de steekproef bestond uit 27 (13.7%; M = 47.5 jaar; SD = 18.46) mannen en 170 vrouwen

(86.3%; M = 34.22 jaar; SD = 15.27). De gemiddelde leeftijd in dit steekproefonderdeel was

35.99 jaar (SD = 16.32; bereik: 16 – 76). Opnieuw bleek de meerderheid van de deelnemers de

Belgische nationaliteit te hebben (94.4%) en in België geboren te zijn (92.4%). Verder had

94.4% het Nederlands, 1.5% het Frans en .5% het Duits als moedertaal. Wat het hoogst

behaalde diploma betreft, had 57.9% een diploma hoger onderwijs, 36% een diploma hoger

secundair onderwijs, 5.6% een diploma lager secundair onderwijs en .5% een diploma lager

onderwijs behaald. Ten slotte was 37.6% van de deelnemers alleenstaand, 15.7% had een

vaste relatie, 14.2% was samenwonend, 23.9% was getrouwd en 5.1% was gescheiden.

Meetinstrumenten

Psychopathie.

De Self-Report Psychopathy Scale-Short Form (SRP-SF; Paulhus et al., 2016) is een

zelfrapportagevragenlijst die de aanwezigheid van psychopathische trekken meet in de

algemene populatie. Het instrument is gebaseerd op de PCL-R (Hare, 2003) en gebruikt 29 van

de 64 items uit de Self Report Psychopathy scale-III (SRP-III; Paulhus et al., 2009). De verkorte

versie correleert .92 met de SRP-III. De SRP-SF werd in het Nederlands vertaald door Uzieblo,

de Ruiter, Crombez, Neumann, Paulhus en Hare (2016). De items van de SRP-SF dienen

beantwoord te worden aan de hand van een vijfpunten Likertschaal (gaande van 1 = ‘helemaal

mee oneens’ tot 5 = ‘helemaal mee eens’). De totaalscores kunnen variëren van 29 tot 145.

Het instrument bestaat uit vier subschalen: (1) Interpersoonlijke Manipulatie (7 items) is een

factor die vooral manipulatie en misleiding nagaat. Een voorbeelditem van deze subschaal is:

“Ik heb me al als iemand anders voorgedaan om iets te verkrijgen”; (2) Gevoelloosheid (7

items) peilt naar de afwezigheid van empathie en de aanwezigheid van kilheid. Een

voorbeelditem van deze subschaal is: “Mensen zeggen soms dat ik kil ben”; (3) Onregelmatige

Levensstijl (7 items) bevraagt vooral impulsiviteit en risicovol gedrag. Een voorbeelditem van

deze subschaal is: “Ik heb vaak gevaarlijke dingen gedaan, gewoon voor de kick”; (4) Criminele

Tendensen (8 items) peilt naar de criminele activiteiten van de betrokkene. Een voorbeelditem

van deze subschaal is: “Ik ben nog nooit gearresteerd geweest”. Uit voorgaand onderzoek in de

algemene populatie blijkt dat de SRP-SF een uitmuntende interne consistentie vertoont, met

Page 24: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

16

Cronbach’s α’s = .91. De subschalen vertonen een aanvaardbare interne consistentie (alle

Cronbach’s α’s > .74) (Carré, Hyde, Neumann, Viding, & Hairiri, 2013; Jones, 2013; Neumann &

Pardini, 2014). Daarnaast bleek uit voorgaande studies dat de SRP-SF over een goede

constructvaliditeit alsook een goede criteriumvaliditeit beschikt (Gordts et al., 2015; Neumann

& Pardini, 2014)

De Triarchic Psychopathy Measure (TriPM; Patrick, 2010b) is een

zelfrapportagevragenlijst die werd ontwikkeld om de triarchische conceptualisatie van

psychopathie volgens Patrick en collega’s (2009) te operationaliseren. De vragenlijst werd naar

het Nederlands vertaald door Soe-Agnie en collega’s (2011). Het instrument bestaat uit 58

items die men op een vierpunten Likertschaal dient te beantwoorden (gaande van 1 = ‘waar’

tot 4 = ‘onwaar’). De totaalscores kunnen variëren tussen 58 en 232. De TriPM behelst drie

domeinschalen: (1) Stoutmoedigheid (19 items) peilt naar sociale dominantie, stressresistentie

en een gebrek aan angst. Een voorbeelditem van deze subschaal is: “Ik kan dingen te boven

komen die anderen zouden traumatiseren”; (2) Laaghartigheid (19 items) peilt naar uitbuiting

van anderen, het onvermogen om intiem te zijn met anderen, de neiging tot sensatiezoekend

gedrag, en de afwezigheid van empathie en prosociaal gedrag. Een voorbeelditem van deze

subschaal is: “Ik zie er het nut niet van in om mij zorgen te maken of wat ik doe iemand anders

kwetst” (3) Disinhibitie (20 items) bevraagt impulsiviteit, gebrek aan planning, het onvermogen

om bevrediging uit te stellen en een gebrek aan verantwoordelijkheid. Een voorbeelditem van

deze subschaal is: “Ik kom in de problemen doordat ik niet nadenk over de gevolgen van mijn

daden” (Patrick, Fowles, & Krueger, 2009). Uit voorgaande studies in de algemene populatie

bleek dat de TriPM totaalschaal over een goede interne consistentie beschikt (Cronbach’s α =

.85). De subschalen vertoonden eveneens een goede betrouwbaarheid met Cronbach’s α’s

gaande van .80 voor Disinhibitie tot .88 voor Laaghartigheid (Sica et al., 2014; Sellbom &

Phillips, 2013). Verder werd er ook ondersteuning gevonden voor de constructvaliditeit van de

TriPM (Drislane et al., 2014; Patrick, 2010a; Sellbom & Phillips, 2013; Sica et al., 2014).

Deceptie.

De Eysenck Personality Questionnaire-Revised: Lie scale (EPQ-R: Lie Scale; Eysenck &

Eysenck, 1991) is een subschaal uit de Eysenck Personality Questionnaire (EPQ-R; Eysenck &

Eysenck, 1991) die sociale wenselijkheid meet. De Nederlandse vertaling gebeurde door

Sanderman, Arrindell, Ranchor, Eysenck en Eysenck (1995). De schaal bevat 22 items die men

met ‘ja’ of ‘nee’ moet beantwoorden. Voorbeelden van items zijn: “Heeft u wel eens vals

gespeeld?”, “Zijn uw daden altijd in overeenstemming met uw woorden?”, en “Heeft u wel eens

Page 25: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

17

iets slechts of gemeens verteld over een ander?”. De interne consistentie van de schaal werd

aangetoond aan de hand van verschillende studies in de algemene populatie en varieerde van

aanvaardbaar tot goed (bereik van Cronbach’s α = .69 tot Cronbach’s α = .82) (Barelds &

Luteijn, 2002; Dazzi, 2011; De Smet, Uzieblo, Loeys, Buysse, & Onraedt, 2015; Francis, 1991;

Gordts et al., 2015). De constructvaliditeit werd eveneens aangetoond (Barett, Petrides,

Eysenck, & Eysenck 1991; Davies, French & Keogh, 1998; Dazzi, 2011).

De Balanced Inventory of Desirable Responding Version 6 (BIDR; Paulhus, 1994) is een

zelfrapportagevragenlijst die sociale wenselijkheid meet. Het instrument werd door Paulhus

(1994) ontwikkeld door het samenbrengen en aanpassen van de items van de Self Deception

Questionnaire (SDQ; Sackeim & Gur 1978) en de Other Deception Questionnaire (ODQ;

Sackeim & Gur 1978). De Nederlandse vertaling van de vragenlijst werd ontwikkeld door

Noteborn et al. (2015). Het instrument bestaat uit 40 items die men aan de hand van een

zevenpunten Likertschaal dient te beantwoorden (gaande van 1 = ‘niet waar’ tot 7 = ‘helemaal

waar’). De ruwe totaalscore kan variëren tussen 20 en 140. De vragenlijst kan onderverdeeld

worden in twee subschalen: (1) Zelfdeceptie (20 items) meet de mate waarin een persoon

gelooft dat hij aan zijn eigen ideaalbeeld voldoet (Paulhus, 1984). Een voorbeelditem is: “Mijn

eerste indruk van mensen blijkt meestal te kloppen”; (2) Impressiemanagement (20 items) peilt

naar de mate waarin een individu zichzelf bewust positief wil voordoen (Paulhus, 1984). Een

voorbeelditem is: “Ik heb wel eens iets slechts over een vriend(in) gezegd achter zijn of haar

rug om”. Volgens voorgaande studies beschikt het instrument over een goede interne

consistentie (bereik van Cronbach’s α = .79 tot Cronbach’s α = .80). De subschalen vertonen

een aanvaardbare betrouwbaarheid (Zelfdeceptie: bereik van Cronbach’s α = .64 tot

Cronbach’s α = .79 en Impressiemanagement: bereik van Cronbach’s α = .68 tot Cronbach’s α =

.75) (Freeman & Samson, 2012; Li & Bagger, 2007; Meston, Heiman, Trapnell, & Paulhus,

1998). De constructvaliditeit alsook de criteriumvaliditeit van de BIDR werden aangetoond in

de algemene populatie (Davies et al., 1998; Lanyon & Carle, 2007; Meston et al., 1998).

De Lying Frequency Questionnaire (LFQ; Serota et al., 2010) is een vragenlijst die de

frequentie van liegen gedurende de laatste 24 uur nagaat. Daarbij krijgen de deelnemers eerst

de opdracht om een korte tekst te lezen. In deze tekst staat een definitie over wat liegen is en

welke soorten leugens er bestaan. Vervolgens wordt hen gevraagd hoeveel en tegen wie ze de

afgelopen 24 uur gelogen hebben. Daarnaast wordt ook een onderscheid gemaakt tussen

virtueel liegen (e.g. via geschreven tekst, SMS-berichten of het internet) en reëel liegen. Om de

totaalscore te verkrijgen, worden de antwoorden op alle individuele items opgeteld. Het

meetinstrument werd vertaald door Halevy en collega’s (2014). In deze versie wordt eveneens

Page 26: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

18

aan de deelnemers gevraagd hoe moeilijk en hoe emotioneel ze het vinden om te liegen. Het

instrument beschikt over een acceptabele betrouwbaarheid (Cronbach’s α = .67) en een goede

criterium- en constructvaliditeit (Halevy et al., 2014).

Naast dit instrument werd een ad-hoc ontwikkeld leugendagboek gebruikt. Het

dagboek is gebaseerd op de Lying Frequency Questionnaire en reeds uitgevoerd leugen- en

emotie-onderzoek (e.g. Arcimowicz et al., 2015; Bradley & Lang, 1994; DePaulo, 2004;

DePaulo, Ansfield, Kirkendol, & Boden, 2004; DePaulo, Kashy, Kirkendol, Wyer, & Epstein,

1996; Ekman, 1997; Gneezy, 2005; Gozna, 2001; Jonason et al., 2014; Serota & Levine, 2015;

Spidel, 2002; Spidel et al., 2011). Het dagboek bestaat uit 10 items. Een eerste item peilt naar

de frequentie van het liegen gedurende de afgelopen 24 uur aan de hand van een open vraag.

Een tweede item gaat na tegen wie er gelogen werd (familieleden, vrienden, collega’s,

kennissen, onbekenden of anderen). Het derde item onderzoekt de attitude ten aanzien van

liegen. Voor dit item zijn er drie antwoordmogelijkheden: “positief”, “neutraal” of “negatief”.

Het vierde item peilt naar de subjectieve perceptie van succes in liegen. Op de vraag of

deelnemers zichzelf een goede leugenaar vinden zijn er drie antwoordmogelijkheden: “ja”,

“soms” of “nee”. In het dagboek wordt ook gevraagd naar de gevoelens die deelnemers

ervoeren tijdens en na het liegen. Er wordt van de respondenten verwacht dat ze op een

zevenpunten Likertschaal (gaande van 1 = ‘gevoel is aanwezig’ tot 7 = ‘gevoel is niet aanwezig’)

aangeven in welke mate ze de volgende gevoelens tijdens en na het liegen hebben ervaren:

positieve gevoelens, gevoelens van opwinding, schuldgevoelens, schaamtegevoelens,

angstgevoelens, gevoelens van opluchting en gevoelens van blijdschap. Voor de analyses in de

huidige studie werden de scores op deze gevoelens omgekeerd opdat hogere scores wijzen op

een hogere mate van aanwezigheid van het gevoel. Daarnaast worden ook de motieven voor

het liegen bevraagd. Hierbij is er de mogelijkheid om één of meer van de volgende

antwoordopties aan te duiden: “Ik deed het zonder reden”, “Ik vond het liegen op zich leuk”, “Ik

wilde mezelf beter voordoen”, “Ik wilde negatieve informatie over mezelf achterhouden

omwille van privacy-redenen”, “Ik wilde schaamte vermijden”, “Ik wilde straf vermijden”, “Het

liegen bracht me meer voordelen op dan de waarheid”, “Ik loog om te controleren welke

informatie anderen voorhanden hadden” en ten slotte “Het liegen zorgde ervoor dat de

persoon waartegen ik loog zich beter voelde”. Naast deze antwoordopties is er eveneens de

mogelijkheid om een eigen antwoord aan te geven indien geen van de vooropgestelde

antwoorden van toepassing blijkt te zijn. Tot slot wordt er aan de deelnemers gevraagd om

drie leugens die ze de afgelopen 24 uur vertelden in detail te beschrijven aan de hand van de

volgende vragen: “Aan wie was de leugen gericht?”, “Waarover ging de leugen?”, “Wat was de

Page 27: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

19

reden voor de leugen?”, “Was de leugen succesvol? en “Waarom was de leugen wel/niet

succesvol?”.

De Anagramleugentaak (Wiltermuth, 2011) gaat bedrog na door middel van een

online taak waarbij deelnemers negen verschillende anagrammen dienen op te lossen. Het

derde anagram is echter op die manier opgesteld dat het bijna onmogelijk op te lossen is. Het

woord ‘taguan’ (i.e. vliegende eekhoorn) is namelijk erg zeldzaam en door veel mensen niet

gekend. De Nederlandse versie van deze taak werd ontwikkeld en getest door Halevy en

collega’s (2014). De Nederlandse oplossingen van de anagrammen zijn: “potlood”, “bloem”,

“taguan”, “sokken”, “steen”, “kleur”, “rusten”, “koekje” en “ijsberg”. Er wordt na elk item

telkens gevraagd of men het anagram heeft kunnen oplossen. Er wordt aan de deelnemers

niet gevraagd om een oplossing van de anagrammen te geven. Wanneer een deelnemer

aangeeft dat hij het derde anagram heeft kunnen oplossen, wordt hij als leugenaar

geclassificeerd.

Procedure

In deze studie werd het verband tussen psychopathie en deceptie onderzocht door

middel van online vragenlijsten en een online taak. De studie werd goedgekeurd door de

ethische commissie van de Thomas More Hogeschool. Het onderzoek werd aan de deelnemers

gepresenteerd als een onderzoek dat handelde over het verband tussen

persoonlijkheidstrekken en responsstijlen. Dat werd gedaan omwille van een belangrijke

reden. Het begrip ‘psychopathie’ brengt immers een sterk stigmatiserend label met zich mee.

Daarnaast heeft het begrip een negatieve connotatie. Vandaar dat er besloten werd om dit

begrip niet te gebruiken bij de informatie die deelnemers krijgen opdat hun responsstijlen op

de vragenlijsten niet beïnvloed zouden worden. Verder is het belangrijk om op te merken dat

in deze studie niemand geclassificeerd werd als ‘een psychopaat’. Zoals reeds aangegeven is er

recent meer evidentie om psychopathie vanuit een dimensionele invalshoek te benaderen.

De rekrutering van de steekproef gebeurde grotendeels online (81% van de gehele

steekproef). Via sociale media zoals LinkedIn en Facebook werd een oproep verspreid om aan

deze studie deel te nemen. De oproep werd onder meer verspreid via Facebookpagina’s en

Facebookgroepen. Een dergelijke rekruteringsmethode wordt als snel en goedkoop

beschouwd in de literatuur (Bhutta, 2010). Bovendien is er voor de representativiteit van een

online gerekruteerde steekproef in toenemende mate evidentie te vinden (Farrell & Petersen,

2010). Daarnaast werden ook e-mails verstuurd naar het netwerk van de onderzoeker met

daarin dezelfde oproep. In deze oproep werd er, samen met een link naar de survey, algemene

Page 28: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

20

informatie gegeven over de opzet van het onderzoek. De deelname gebeurde op vrijwillige

basis. Per 100 deelnemers werd een duo-ticket voor de bioscoop verloot. Naast de algemene

survey werden de deelnemers eveneens uitgenodigd om aan het tweede deel van de studie

mee te werken. Dit deel van het onderzoek was de dagboekstudie waarin aan de deelnemers

gevraagd werd om gedurende vijf dagen een kort leugendagboek in te vullen. Bij iedere

deelname aan de dagboekstudie, werd de kans om bioscooptickets te winnen groter. Om de

gegevens van de algemene survey en de dagboekstudie te kunnen koppelen, werd bij aanvang

van de studie aan de deelnemers gevraagd om een uniek codewoord in te geven dat ze niet

konden vergeten (i.e. geboortedatum, postcode en de letter ‘M’ of ‘V’ voor het geslacht). Dit

codewoord diende herhaald te worden telkens wanneer men het dagboek invulde.

Daarnaast werden de online vragenlijsten ook verspreid bij eerstejaarsstudenten

Toegepaste Psychologie van de Thomas More Hogeschool in Antwerpen (9% van gehele

steekproef). Zij kregen de opdracht om de vragenlijsten in te vullen via een online link. Hierbij

werd ook informatie gegeven over het onderzoeksopzet. In ruil voor het invullen van de survey

en het meewerken aan de dagboekstudie kregen zij een course credit. Indien zij niet

deelnamen aan alle vijf de dagboekdelen, kregen zij een lagere of geen course credit. Verder

namen zij niet deel aan de loting voor de bioscooptickets.

De online vragenlijsten werden op punt gesteld aan de hand van het online

programma Qualtrics. De oproep met de link naar de survey werd persoonlijk naar 94

personen gemaild en in 89 verschillende Facebookgroepen met minstens 1000 leden geplaatst.

Daarnaast namen 59 eerstejaarsstudenten Toegepaste Psychologie van de Thomas More

Hogeschool in Antwerpen aan de survey deel. Uiteindelijk hebben er zich 1477 deelnemers

voor de online enquête aangemeld. Daarvan gingen er 285 niet akkoord met de geïnformeerde

toestemming. Er waren 21 personen die afhaakten na de demografische gegevens en 122

personen die de validiteitsvragen niet correct invulden. Bijgevolg werden deze personen

verwijderd uit de verdere statistische analyses. Omwille van het doel van deze studie werd

besloten dat enkel respondenten die minstens één psychopathievragenlijst en minstens één

deceptievragenlijst invulden, meegenomen werden in de verdere analyses. Hierdoor bestond

de finale steekproef uit 671 deelnemers, waarvan 545 de survey in zijn geheel invulden.

Hiervan namen 197 respondenten deel aan het dagboek. Het dagboek werd door 73

deelnemers tijdens alle vijf de meetmomenten ingevuld, 34 deelnemers vulden slechts vier

dagboeken in, 23 vulden er drie in, 21 vulden er twee in en 46 vulden er slechts één in.

Ondanks het groot aantal missende gegevens in het dagboek, werd toch geopteerd om alle

dagboekdeelnames te includeren in de statistische analyses (Krueger & Tian, 2004).

Page 29: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

21

De enquête verliep als volgt: vooreerst werd de geïnformeerde toestemming

verkregen aan de hand van informatie op de eerste pagina van de enquête. Op deze pagina

werden de deelnemers over hun rechten (onder andere over de mogelijkheid om de deelname

op ieder moment stop te zetten en de anonieme verwerking van gegevens) geïnformeerd.

Deelnemers konden enkel met de enquête starten indien ze hiermee akkoord gingen door ‘ja’

aan te klikken. Vervolgens werden de verschillende vragenlijsten en de taak in een willekeurige

volgorde aangeboden om volgorde-effecten te vermijden. Na afloop van de enquête werden

alle deelnemers bedankt en kregen ze doorverwijsadressen indien men na deelname vragen

had. Verder werd er via een aparte link ook een e-mailadres gevraagd voor deelname aan de

loting en voor verdere deelname aan de dagboekstudie. Hierbij werd benadrukt dat de

persoonlijke gegevens onafhankelijk van de data werden opgeslagen in een apart bestand. Er

werd eveneens vermeld dat het databestand met de e-mailadressen verwijderd zou worden na

afloop van de studie. De deelnemers die zich opgaven voor de dagboekstudie kregen dagelijks

een herinneringsmail met daarin de link naar de dagboekstudie. Hier werd eveneens duidelijk

verwezen naar de anonieme verwerking van de gegevens. De deelnemers uit de algemene

populatie konden na het invullen van ieder dagboekdeel opnieuw hun e-mailadres invoeren

via een aparte link voor deelname aan de loting van de bioscooptickets. De

eerstejaarsstudenten Toegepaste Psychologie dienden na deelname van ieder dagboekdeel

hun studentennummer via een aparte link door te voeren. Op die manier kon gecontroleerd

worden of de studenten aan alle vijf de dagboekdelen hadden deelgenomen.

Statistische Analyses

Alle analyses in dit onderzoek werden uitgevoerd aan de hand van SPSS (SPSS Statistics

for Windows version 24.0). Er werd een significantieniveau van .05 vooropgesteld voor alle

statistische toetsen in dit onderzoek. Dit wil zeggen dat p-waarden kleiner dan .05 als

significant werden beschouwd (Nickerson, 2000).

Vooreerst werden de gemiddelden, de standaarddeviaties en het bereik van de scores

op de vragenlijsten uit de survey berekend. De interne consistentie van de totaal- en

subschalen werd berekend aan de hand van Cronbach’s alpha. Voor de interpretatie werd

gebruik gemaakt van de richtlijnen van George en Mallerey (2003): α >.90 is uitmuntend, α

>.80 is goed, α > .70 is aanvaardbaar, α > .60 is bedenkelijk, α > .50 is zwak en α < .50 is niet

aanvaardbaar. Verder dient er vermeld te worden dat de laatste twee items van de EPQ-R: Lie

Page 30: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

22

Scale1 door een technische fout niet in de online survey werden opgenomen. Aangezien de

interne consistentie van deze schaal aanvaardbaar was (zie Tabel 3), werd er besloten om deze

versie van de EPQ-R: Lie Scale toch te behouden. Ten slotte werd ook de proportie leugenaars

berekend op de Anagramleugentaak.

Ook de gemiddelden, standaarddeviaties en het bereik van de antwoorden in het

dagboek werden berekend. Aangezien de dagboekdata met mixed models geanalyseerd

werden, werd er geen rekening gehouden met het feit dat niet alle deelnemers alle vijf de

dagboekdelen invulden (Krueger & Tian, 2004). De argumentatie voor mixed models wordt

later uitgebreid beschreven. Door de inclusie van alle respondenten die aan het dagboek

deelnamen werden alle dagboekdelen samengenomen voor de berekening van het

gemiddelde, de standaarddeviaties en het bereik, alsook voor de berekening van de proporties

van de categorische variabelen in het dagboek.

Vervolgens werden de gemiddelden en de standaarddeviaties berekend per geslacht

en vergeleken via de t-toets voor onafhankelijke steekproeven. Hierbij werd telkens rekening

gehouden met de homogeniteit van de varianties. Naast de t-toets voor onafhankelijke

steekproeven werd de effectgrootte d berekend. Om de effectgroottes te interpreteren

werden de vuistregels van Cohen (1992) gehanteerd. Hierbij werd d = .20 als een klein, d = .50

als een middelgroot en d = .80 als een groot effect beschouwd. Om geslachtsverschillen in

proporties na te gaan werd gebruik gemaakt van de χ²-toets.

Het verband tussen beide psychopathiemetingen werd onderzocht aan de hand van

Pearson correlaties. Ook de relatie tussen psychopathie en sociale wenselijkheid werd

onderzocht aan de hand van de Pearson’s correlatiecoëfficiënt. Hierbij werd eerst onderzocht

of de correlatiecoëfficiënten significant waren. Vervolgens werd de sterkte van de correlaties

nagegaan. Voor de interpretatie van de correlatiecoëfficiënten werd gebruik gemaakt van de

vuistregels van Cohen (1992) waarbij r = .10 duidt op een zwakke correlatie, r = .30 op een

middelgrote correlatie en r = .50 op een sterke correlatie. Daarnaast werd onderzocht of er

een significant verschil in sterkte aanwezig was tussen de correlatiecoëfficiënten van de SRP-SF

totaalscore en sociale wenselijkheid enerzijds en de TriPM totaalscore en sociale wenselijkheid

anderzijds. Dit gebeurde aan de hand van de Fisher’s r tot z-statistiek waarbij de

correlatiecoëfficiënt getransformeerd wordt naar een z-waarde aan de hand van de volgende

teststatistiek: z =

log

(Fisher, 1921).

1 Item 21: “Stelt u soms dingen uit tot morgen terwijl u ze vandaag eigenlijk zou moeten doen?”

Item 22: “Bent u altijd bereid een gemaakte fout toe te geven?”

Page 31: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

23

Vervolgens werd de samenhang tussen psychopathie en leugenachtig gedrag

nagegaan. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen de metingen van de algemene survey

(i.e. de LFQ en de Anagramleugentaak) en de metingen binnen de dagboekstudie. De data uit

de algemene survey werd onderzocht aan de hand van regressie-analyses en de dagboekdata

werd geanalyseerd aan de hand van mixed-effect modellen. Deze techniek wordt ook wel

multilevel modeling of hiërarchische regressie genoemd (Heck, Thomas, & Tabata, 2014). In

wat volgt zal eerst stilgestaan worden bij de uitbijters in de data en de normaliteitsassumptie.

Vervolgens wordt de statistische analyse van de data uit de algemene survey besproken. Ten

slotte worden de statistische methoden voor de analyse van de dagboekdata in detail

weergegeven.

Voor aanvang van de analyses werden er drie opvallende scores in de LFQ-

leugenfrequentie vastgesteld. Drie deelnemers gaven immers aan dat ze de afgelopen 24 uren

respectievelijk 148, 380 en 2000 leugens verteld hadden. De laatste twee LFQ-scores weken

meer dan drie standaarddeviaties af van het gemiddelde (M = 6.40, SD = 84.32). Bijgevolg

werden deze scores als uitbijters beschouwd. Wat de leugenfrequentie van 148 leugens

betreft, werd er contact opgenomen met K. Serota, de onderzoeker die deze vragenlijst

ontwikkelde. Hij was van mening dat ook deze LFQ-score als een uitbijter beschouwd kon

worden (K. Serota, personal communication, May 2, 2017). Bijgevolg werden deze drie

afwijkende scores niet meegenomen in de verdere analyses.

Aangezien in deze scriptie voor de LFQ-leugenfrequentie, de mate waarin deelnemers

het emotioneel en moeilijk vonden om te liegen, de dagdagelijkse leugenfrequentie en

gevoelens tijdens en na het liegen gebruik gemaakt wordt van lineaire regressie, werd de

normaliteitsassumptie voor elk van deze uitkomstvariabelen nagegaan. Dit gebeurde aan de

hand van de asymmetrie (i.e. skewness) en de scherpte van de staart van de verdeling (i.e.

Kurtosis). Er werden geen significantietesten uitgevoerd voor de asymmetrie en de scherpte

van de staart aangezien de steekproef van zowel de gehele survey als het aantal deelnames

aan de dagboekdelen groter is dan 200 (Field, 2009). In plaats daarvan werd gebruik gemaakt

van de richtlijnen beschreven door George en Mallerey (2010). Zij stellen grenswaarden van -2

en 2 voorop. Indien de asymmetrie en de scherpte van de staart binnen deze waarden ligt,

spreken zij van evidentie voor min of meer normaal verdeelde data. Met uitzondering van de

LFQ-leugenfrequentie (skewness = 6.27, SE = .10; Kurtosis = 48.86, SE = .20) en de

dagdagelijkse leugenfrequentie (skewness = 1.60, SE = .10; Kurtosis = 4.38, SE = .20), werd aan

deze voorwaarden voldaan. Bijgevolg werd er besloten om de LFQ-leugenfrequentie en de

dagdagelijkse leugenfrequentie te transformeren. Aangezien het trekken van een

Page 32: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

24

vierkantswortel ontoereikend was om aan de richtlijnen van George en Mallerey (2010) te

voldoen, werd de LFQ-leugenfrequentie getransformeerd aan de hand van een

vierdemachtswortel (DeCoster, 2001) van de originele score (skewness = .74, SE = .10; Kurtosis

= -.64, SE = .20). De dagdagelijkse leugenfrequentie kon daarentegen wel getransformeerd

worden met behulp van een vierkantswortel (DeCoster, 2001) van de originele score om aan

de richtlijnen van George en Mallerey (2010) te voldoen (skewness = .34, SE = .10; Kurtosis = -

1.32, SE = .20).

In alle analysetechnieken, met uitzondering van de attitude ten aanzien van liegen,

werden leeftijd en geslacht als controlevariabelen opgenomen. Hierbij was ‘vrouw’ telkens de

referentiecategorie. Om multicollineariteit tegen te gaan werden er per afhankelijke variabele

steeds vier aparte modellen opgesteld met telkens de SRP-SF totaalscore, de SRP-SF

subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM subschaalscores als predictorvariabelen

(Mason & Perreault, 1991).

Vooreerst werd het verband tussen de LFQ-leugenfrequentie en psychopathie

onderzocht. Om na te gaan of de leugenfrequentie, zoals gemeten door de LFQ, voorspeld kan

worden door psychopathie, werden er vier meervoudige lineaire regressiemodellen opgesteld

met telkens de LFQ-scores als afhankelijke variabele en de verschillende

psychopathiemetingen en controlevariabelen als predictorvariabelen. In de LFQ werd

eveneens gevraagd hoe moeilijk en emotioneel deelnemers het vonden om te liegen. Om na te

gaan of deelnemers met hogere psychopathiescores liegen minder emotioneel en moeilijk

vonden, werd gebruik gemaakt van vier multivariate lineaire regressiemodellen voor de SRP-SF

totaal- en subschaalscores en de TriPM totaal- en subschaalscores. Alle multivariate toetsen in

deze studie zijn gebaseerd op Wilks’ Lambda.

Vervolgens werd onderzocht of psychopathie een significante voorspeller is van het al

dan niet liegen op de Anagramleugentaak. Om dit na te gaan werden er vier binaire

logistische regressies uitgevoerd. Hierbij werd het al dan niet liegen op het derde, onoplosbare

item van de taak als uitkomstvariabele genomen. De predictorvariabelen waren opnieuw de

verschillende psychopathiemetingen. De kans om te liegen op dit item werd vergeleken met

de kans om niet te liegen op dit item (Lammers, Pelzer, Hendrickx, & Eisinga, 2007).

Daarnaast werd ook gebruik gemaakt van de data uit de dagboekstudie. Om na te gaan

of psychopathie een goede voorspeller is van de dagdagelijkse leugenfrequentie en de

gevoelens tijdens en na het liegen, werd gebruik gemaakt van meerdere lineaire mixed-effect

modellen. De keuze voor de mixed models-techniek werd gemaakt omdat deze techniek beter

Page 33: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

25

kan omgaan met missing data dan een repeated measures ANOVA (Krueger & Tian, 2004).

Voor elke afhankelijke variabele werden er opnieuw vier mixed models opgesteld met telkens

de SRP-SF totaalscore, de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM

subschaalscores als predictoren. Elke individuele deelnemer werd beschouwd als een level 2

variabele waarbinnen verschillende level 1 metingen (i.e. de dagboekdelen) werden

uitgevoerd. Er werd verondersteld dat elke deelnemer een verschillend intercept had wat de

leugenfrequentie en de gevoelens tijdens en na het liegen betreft. Hierdoor werd er voor elk

individu een random intercept geïncludeerd. Aan de hand van de weergegeven varianties kon

de variabiliteit in de leugenfrequentie binnen en tussen respondenten nagegaan worden (Heck

et al., 2014).

Om het verband tussen psychopathie en motieven voor liegen na te gaan werd

gebruik gemaakt van binomiale logistische regressieanalyses aan de hand van mixed models. In

elk dagboekdeel was er de mogelijkheid om aan te duiden omwille van welke redenen men

had gelogen. De kans om te liegen omwille van een bepaald motief werd vergeleken met de

kans om niet te liegen omwille van dat motief (Lammers et al., 2007). Voor elk motief werd de

analyse vier maal uitgevoerd: eenmaal voor de SRP-SF totaalscore, eenmaal voor diens

subschaalscores, eenmaal voor de TriPM totaalscore en opnieuw voor diens subschaalscores.

In elk model werd opnieuw een random intercept geïncludeerd (Heck, Thomas, & Tabata,

2012).

Ten slotte werd onderzocht of deelnemers met hogere scores op de

psychopathievragenlijsten zichzelf vaker als goede leugenaar beschouwen en of ze vaker een

positieve attitude hebben ten aanzien van liegen. Om dit na te gaan werden meerdere

multinomiale logistische regressiemodellen opgesteld aan de hand van mixed models. Dit werd

gedaan omdat de afhankelijke variabelen ‘succesvolle leugenaar’ en ‘attitude’ uit drie

categorieën bestaan. Om een dergelijke analyse uit te voeren dient er één referentiecategorie

gekozen te worden. Vervolgens kan men de kans op de overige categorieën vergelijken met de

kans op de gekozen referentiecategorie (Lammers et al., 2007). Wat de uitkomst ‘succesvolle

leugenaar’ betreft werd de categorie ‘ik vind mezelf nooit een goede leugenaar’ als

referentiecategorie beschouwd. Op die manier kon nagegaan worden of deelnemers met

hogere psychopathiescores een hogere kans hadden om zichzelf als altijd of soms als een

goede leugenaar te beschouwen in vergelijking met de kans om zichzelf nooit als een goede

leugenaar te beschouwen. Voor de attitude was ‘negatieve attitude’ de referentiecategorie. Zo

kon onderzocht worden of individuen met hogere psychopathiescores meer kans hadden om

een positieve of neutrale attitude te rapporteren ten aanzien van liegen, in vergelijking met

Page 34: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

26

een negatieve attitude. Iedere analyse werd viermaal uitgevoerd met de SRP-SF totaalscore,

diens subschaalscores, de TriPM totaalscore en diens subschaalscores als predictoren. Ten

slotte werd in elk model opnieuw een random intercept geïncludeerd (Heck et al., 2012).

Resultaten

Descriptieve Statistiek

Volledige steekproef.

In Tabel 3 worden de steekproefgrootte, gemiddelden, standaarddeviaties, Cronbach’s

alpha’s en het bereik van de SRP-SF, de TriPM, de EPQ-R: Lie Scale, en de BIDR. Daarnaast kan

ook de proportie leugenaars op de Anagramleugentaak afgelezen worden. De interne

consistentie van de SRP-SF totaalschaal was goed. Verder vertoonden de SRP-SF

Interpersoonlijke Manipulatie- en Levensstijlschalen een aanvaardbare interne consistentie. De

SRP-SF Gevoelloosheid- en Criminele Tendensenschalen hadden echter respectievelijk een

bedenkelijke en zwakke interne consistentie. De interne consistentie van de TriPM totaal- en

subschalen was goed en de EPQ-R: Lie scale vertoonde een aanvaardbare interne consistentie.

Daarnaast bleek de BIDR totaalschaal over een goede interne consistentie te beschikken. De

BIDR Zelfdeceptie en Impressiemanagement subschalen vertoonden een aanvaardbare interne

consistentie. Ten slotte bleek de LFQ een zwakke interne consistentie te hebben.

Page 35: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

27

Tabel 3

Steekproefgrootte, gemiddelden, standaarddeviaties, Chronbach’s alpha’s en bereik op de SRP-SF, de TriPM, de EPQ-R: Lie Scale, de BIDR, de LFQ en de Anagramleugentaak.

Schaal N M SD α Min Max

SRP-SF Totaal 632 48.98 12.16 .87 29.00 111.00

IPM 632 12.87 4.23 .75 7.00 30.00

GL 632 12.57 3.92 .66 7.00 27.00

LS 632 14.29 4.69 .73 5.00 32.00

CT 632 9.25 2.47 .56 7.00 28.00

TriPM Totaal 616 5.61 .80 .85 3.77 10.18

SM 616 2.45 .49 .86 1.11 3.79

LH 616 1.50 .37 .84 1.00 3.11

DIS 616 1.67 .35 .81 1.00 3.80

EPQ-R Totaal 629 8.63 3.76 .75 .00 20.00

BIDR Totaal 606 159.45 25.35 .80 89.00 244.00

ZD 606 80.02 14.06 .73 37.00 122.00

IM 606 79.42 17.05 .76 34.00 122.00

Totaal LFQ

582 2.11 6.07 .57 .00 64.00

Moeilijk om te liegen 495 42.76 33.28 - .00 100.00

Emotioneel om te liegen 474 37.39 33.46 - .00 100.00

Proportie leugenaars 617 .07 - - - -

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; EPQ-R = Eysenck Personality Questionnaire – Revised; BIDR = Balanced Inventory of Desirable Responding; ZD = Zelfdeceptie; IM = Impressie Management; LFQ = Lying Frequency Questionnaire.

Tabel 4 toont de steekproefgrootte, gemiddelden, standaarddeviaties en

onafhankelijke t-toetsen voor mannen en vrouwen. Uit de statistische analyses bleek dat

mannen significant hoger scoorden op de SRP-SF, de SRP-SF subschalen, de TriPM en de TriPM

subschalen, met uitzondering van de TriPM Disinhibitieschaal. Op deze laatste werd immers

geen significant verschil tussen mannen en vrouwen gevonden. Wat de EPQ-R: Lie Scale

betreft was er eveneens geen significant verschil tussen mannen en vrouwen. Er werd

daarentegen wel een significant verschil teruggevonden tussen de BIDR totaalscore en diens

Zelfdeceptieschaal, waar mannen hoger scoorden dan vrouwen. Wat de BIDR

Impressiemanagementsubschaal betreft, werd geen significant verschil tussen mannen en

vrouwen teruggevonden. Verder was er ook geen significant verschil te vinden op de LFQ-

leugenfrequentie. Ten slotte werd er gevonden dat de proportie leugenaars zoals gemeten

Page 36: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

28

met de Anagramleugentaak, onder de mannen niet significant hoger was dan de proportie

leugenaars onder de vrouwen (χ²(1) = 3.78, p = .052, Logit (d) = .38).

Tabel 4

Steekproefgrootte, gemiddelden, standaarddeviaties en onafhankelijke t-toetsen van de SRP-SF, de TriPM, de EPQ-R: Lie Scale, de BIDR, de LFQ en de Anagramleugentaak voor de vrouwelijke en mannelijke deelnemers.

Vrouwen Mannen

Schaal N M SD N M SD t d

SRP-SF Totaal 490 47.25 11.12 122 56.20 13.64 6.74** .72

IPM 490 12.52 4.02 122 14.30 4.75 3.82** .41

GL 490 12.01 3.52 122 14.92 4.58 6.59** .71

LS 490 13.75 4.48 122 16.59 4.87 6.19** .61

CT 490 8.98 2.12 122 10.39 3.22 4.60** .55

TriPM Totaal 499 5.50 .75 117 6.08 .82 7.44** .74

SM 499 2.39 .47 117 2.70 .50 6.11** .64

LH 499 1.45 .33 117 1.70 .45 5.82** .63

DIS 499 1.67 .34 117 1.69 .37 .80 .06

EPQ-R Totaal 505 8.70 3.69 124 8.38 4.04 -.84 .08

BIDR Totaal 490 158.33 25.35 116 164.17 24.90 2.24* .23

ZD 490 78.67 13.94 116 85.72 13.13 4.95** .52

IM 490 79.65 16.97 116 78.45 17.44 -.68 .07

LFQ Totaal 470 2.12 6.37 112 2.04 4.60 -.14 .01

Moeilijk om te liegen 398 45.23 32.52 97 32.63 34.62 -3.38** .38

Emotioneel om te liegen 381 20.61 33.37 93 24.18 30.61 -4.32** .11

Proportie leugenaars 504 0.06 .01 113 0.11 .03 - -

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; EPQ-R = Eysenck Personality Questionnaire – Revised; BIDR = Balanced Inventory of Desirable Responding; ZD = Zelfdeceptie; IM = Impressie Management; LFQ = Lying Frequency Questionnaire; *p <.05, **p <.01 .

Steekproef dagboekstudie.

In Tabel 5 worden de steekproefgrootte, gemiddelden, staandaarddeviaties en het

bereik op de SRP-SF, de TriPM, de dagdagelijkse leugenfrequentie en gevoelens tijdens en na

het liegen weergegeven voor het onderdeel van de steekproef dat deelnam aan de

dagboekstudie.

Page 37: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

29

Tabel 5

Steekproefgrootte, gemiddelden, standaarddeviaties en bereik op de SRP-SF, de TriPM, de dagdagelijkse leugenfrequentie en gevoelens tijdens en na het liegen.

Schaal N M SD Min Max

SRP-SF Totaal 197 47.94 11.51 29.00 94.00

IPM 197 12.48 4.02 7.00 27.00

GL 197 12.22 3.80 7.00 26.00

LS 197 14.22 4.67 7.00 29.00

CT 197 9.03 2.12 8.00 25.00

TriPM Totaal 197 5.51 .81 3.87 8.44

SM 197 2.42 .53 1.16 3.79

LH 197 1.44 .35 1.00 2.79

DIS 197 1.65 .33 1.00 2.85

Leugenfrequentie 597 .67 .83 .00 6.00

Gevoelens

Positief tijdens het liegen 427 3.05 1.58 1.00 7.00

Positief na het liegen 426 3.26 1.69 1.00 7.00

Opwinding tijdens het liegen 425 2.52 1.62 1.00 7.00

Opwinding na het liegen 427 2.38 1.49 1.00 7.00

Opluchting tijdens het liegen 425 2.69 1.62 1.00 7.00

Opluchting na het liegen 427 2.83 1.76 1.00 7.00

Blijdschap tijdens het liegen 424 2.41 1.54 1.00 7.00

Blijdschap na het liegen 426 2.51 1.63 1.00 7.00

Schuld tijdens het liegen 429 4.22 2.05 1.00 7.00

Schuld na het liegen 428 4.08 2.13 1.00 7.00

Schaamte tijdens het liegen 425 3.99 2.03 1.00 7.00

Schaamte na het liegen 427 2.87 2.08 1.00 7.00

Angst tijdens het liegen 427 3.43 2.05 1.00 7.00

Angst na het liegen 425 3.28 2.09 1.00 7.00

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie.

Tabel 6 toont de steekproefgrootte, gemiddelden, standaarddeviaties en

onafhankelijke t-toetsen voor mannen en vrouwen voor het onderdeel van de steekproef dat

deelnam aan de dagboekstudie. Uit de tabel kan afgeleid worden dat mannen significant hoger

scoorden op de SRP-SF en TriPM totaal- en subschalen, met uitzondering van de SRP-SF

Criminele Tendensenschaal en de TriPM Disinhibitieschaal. De scores op deze twee schalen

verschilden niet significant tussen mannen en vrouwen. Verder werd vastgesteld dat vrouwen

Page 38: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

30

een significant hoger aantal leugens rapporteerden. Ten slotte bleek er geen verschil te zijn

tussen mannen en vrouwen wat de diverse gevoelens tijdens en na het liegen betreft.

Schuldgevoelens tijdens en na het liegen vormden hier echter een uitzondering op: vrouwen

rapporteerden significant meer schuldgevoelens tijdens en na het liegen dan mannen.

Tabel 6

Steekproefgrootte, gemiddelden, standaarddeviaties en onafhankelijke t-toetsen van de SRP-SF, de TriPM, de dagdagelijkse leugenfrequentie en de gevoelens ten aanzien van liegen voor de vrouwelijke en mannelijke deelnemers.

Vrouwen Mannen

Schaal N M SD N M SD t d

SRP-SF Totaal 170 46.61 10.61 27 56.33 13.51 3.57** .92

IPM 170 12.19 3.84 27 14.26 4.72 2.51* .48

GL 170 11.73 3.41 27 15.30 4.66 3.82** .87

LS 170 13.82 4.63 27 16.74 4.18 3.09** .66

CT 170 8.87 1.92 27 10.04 2.96 1.99 .47

TriPM Totaal 170 5.41 .73 27 6.18 .97 3.94** .90

SM 170 2.34 .49 27 2.89 .52 5.31** 1.09

LH 170 1.41 .31 27 1.66 .50 2.55* .60

DIS 170 1.66 .33 27 1.63 .34 -.34 .08

Leugenfrequentie 519 .71 .81 78 .39 .87 -3.25** .38

Gevoelens

Positief tijdens het liegen 385 3.02 1.57 41 3.31 1.75 1.13 .17

Positief na het liegen 385 3.26 1.69 41 3.27 1.70 .02 .01

Opwinding tijdens het liegen 384 2.52 1.64 41 2.56 1.42 .17 .03

Opwinding na het liegen 386 2.37 1.51 41 2.46 1.36 .38 .06

Opluchting tijdens het liegen 384 2.67 1.61 41 2.95 1.73 1.07 .17

Opluchting na het liegen 386 2.82 1.77 41 2.90 1.67 .28 .05

Blijdschap tijdens het liegen 383 2.40 1.54 41 2.54 1.58 .55 .09

Blijdschap na het liegen 386 2.48 1.62 40 2.80 1.73 1.18 .19

Schuld tijdens het liegen 388 4.31 2.02 41 3.34 2.08 -2.92** .47

Schuld na het liegen 387 4.18 2.12 41 3.15 2.03 -2.97** .50

Schaamte tijdens het liegen 384 4.04 2.03 41 3.49 2.04 -1.66 .27

Schaamte na het liegen 386 3.94 2.07 41 3.27 2.04 -1.96 .33

Angst tijdens het liegen 386 3.48 2.07 41 2.98 1.74 -1.50 .26

Angst na het liegen 384 3.33 2.12 41 2.80 1.74 -1.54 .27

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; *p <.05, **p <.01 .

Page 39: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

31

In Tabel 7 worden de proporties van de attitude ten aanzien van liegen, de mate

waarin men zichzelf een goede leugenaar vindt en de motieven voor liegen weergegeven. Ook

de geslachtsverschillen in deze proporties kunnen uit de tabel afgeleid worden. Uit de

resultaten in de tabel kan afgeleid worden dat er geen verschil was tussen mannen en

vrouwen wat betreft de attitude ten aanzien van liegen en de mate waarin men zichzelf als een

goede leugenaar beschouwt. Ook voor het merendeel van de motieven was er geen significant

verschil terug te vinden tussen mannen en vrouwen. Vrouwen logen echter significant vaker

om schaamte te vermijden en om anderen beter te laten voelen (i.e. omwille van altruïstische

redenen).

Tabel 7

Proporties van de attitude ten aanzien van liegen, de mate waarin men zichzelf een goede leugenaar vindt en de motieven voor liegen.

Totaal Vrouw Man

Proportie N Proportie N Proportie N χ²

Attitude N = 519 n vrouwen = 464 n mannen = 55

Positief .01 5 .01 5 .00 0 .61

Neutraal .23 119 .24 109 .18 10 .78

Negatief .76 395 .75 350 .82 45 1.11

Goede leugenaar N = 456 n vrouwen =411 n mannen = 45

Ja .10 46 .09 38 .18 8 3.31

Soms .38 174 .39 162 .27 12 2.76

Nee .52 236 .51 211 .55 25 .30

Motieven N = 610 n vrouwen = 529 n mannen = 81

Geen reden .04 23 .04 19 .05 4 .33

Leuk .00 2 .00 2 .00 0 .03

Beter voordoen .10 61 .10 55 .7 6 .70

Privacy .06 39 .07 36 .04 3 1.13

Schaamte vermijden .06 34 .06 34 .00 0 5.48*

Straf vermijden .03 18 .03 16 .03 2 .06

Voordelen .10 63 .11 59 .05 4 2.00

Info controleren .02 10 .01 7 .04 3 2.54

Altruïsme .16 100 .20 94 .07 6 5.20*

Noot. *p <.05, **p <.01 .

Page 40: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

32

Het verband tussen de SRP-SF en de TriPM.

In Tabel 8 worden de Pearson correlaties tussen de SRP-SF en de TriPM weergegeven.

Tussen de totaalscores van beide psychopathiemetingen werd een sterke positieve correlatie

teruggevonden. De TriPM totaalschaal correleerde eveneens positief met de SRP-SF

subschalen. De correlatiecoëfficiënten waren middelgroot tot sterk. De correlaties tussen de

TriPM Stoutmoedigheidschaal en de SRP-SF totaal- en subschalen waren positief maar slechts

zwak tot middelgroot. Ten slotte bleken de positieve correlaties tussen de TriPM

Laaghartigheid- en Disinhibitieschaal enerzijds en de SRP-SF subschalen anderzijds middelgroot

tot sterk te zijn.

De Relatie tussen Psychopathie en Sociale Wenselijkheid

In Tabel 9 worden de Pearson correlaties tussen de psychopathievragenlijsten en de

sociale wenselijkheidmetingen weergegeven. Vooreerst wordt het correlatiepatroon van de

SRP-SF met de sociale wenselijkheidmetingen in detail besproken. Zoals verwacht konden er

negatieve correlaties teruggevonden worden tussen de SRP-SF totaal- en subschalen enerzijds

en de EPQ-R: Lie Scale en de BIDR totaalscore anderzijds. De gevonden correlaties bleken

middelgroot te zijn. Hetzelfde gold voor het verband tussen de SRP-SF totaal- en subschalen en

de BIDR Impressiemanagementschaal. Verder werden er geen significante correlaties

teruggevonden worden tussen de BIDR Zelfdeceptieschaal en de totaal- en subschalen van de

SRP-SF, met uitzondering van de SRP-SF Levensstijlschaal, die een zwakke negatieve correlatie

vertoonde.

Tabel 8

Pearson correlaties tussen de SRP-SF en de TriPM.

Schaal Totaal TriPM SM LH DIS

Totaal SRP-SF .69** .19** .70** .57**

IPM .52** .16** .58** .36**

GL .57** .16** .67** .38**

LS .60** .17** .53** .60**

CT .43** .09* .38** .46*

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; *p <.05, **p <.01 .

Page 41: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

33

Wat het correlatiepatroon van de TriPM met de sociale wenselijkheidmetingen betreft,

werd er een meer gedifferentieerd patroon aangetroffen. Uit de tabel kan afgeleid worden dat

de TriPM totaalscore een negatief, middelgroot verband vertoonde met de EPQ-R: Lie Scale, de

BIDR totaalscore en de BIDR Impressiemanagementsubschaal. Er werd daarentegen een

middelgrote positieve correlatie tussen de TriPM totaalscore en de BIDR Zelfdeceptieschaal

teruggevonden. Wat de TriPM subschalen betreft, waren er positieve middelgrote tot grote

correlaties te vinden tussen Stoutmoedigheid en de BIDR totaal- en Zelfdeceptieschaal. Tussen

Stoutmoedigheid, de BIDR Impressiemanagementsubschaal en de EPQ-R: Lie Scale werd er

geen significant verband vastgesteld. Verder werden er middelgrote tot grote negatieve

correlaties teruggevonden tussen de TriPM Laaghartigheidschaal, de TriPM Disinhibitieschaal

en beide sociale wenselijkheidmetingen, met uitzondering van een significant verband tussen

Laaghartigheid en Zelfdeceptie.

Vervolgens werd nagegaan of de correlaties tussen de SRP-SF totaalschaal en sociale

wenselijkheid significant verschilden van de correlaties tussen de TriPM totaalschaal en sociale

wenselijkheid. Er werd geen significant verschil teruggevonden tussen de correlaties van de

EPQ-R: Lie Scale met beide psychopathievragenlijsten (z = -1.5; p = 0.067). De correlaties

tussen de BIDR totaalschaal en de totaalscores van beide psychopathievragenlijsten

Tabel 9

Pearson correlaties tussen de SRP-SF, TriPM, EPQ-R en BIDR

Schaal Totaal EPQ-R Totaal BIDR ZD IM

Totaal SRP-SF -.40** -.34**a

-.05b

-.47**c

IPM -.37** -.31** -.03 -.43**

GL -.25** -.19** -.04 -.31**

LS -.41** -.36** -.11** -.44**

CT -.18** -.18** -.02 -.24**

Totaal TriPM -.33** -.12*a

.25**b

-.38**c

SM -.03 .32** .57** .00

LH -.26** -.21** .08 -.38**

DIS -.43** -.51** -.34** -.48**

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; EPQ-R = Eysenck Personality Questionnaire – Revised; BIDR = Balanced Inventory of Desirable Responding; ZD = Zelfdeceptie; IM = Impressie Management; LFQ = Lying

Frequency Questionnaire; a, b, c

= significant verschil tussen de SRP-SF en TriPM op een significantieniveau van .05;

*p <.05, **p <.01 .

Page 42: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

34

verschilden echter wel significant (z = -4.04; p < .001). De correlatie tussen de BIDR

totaalschaal en de SRP-SF was immers sterker dan de correlatie met de TriPM totaalschaal. Een

zelfde patroon werd vastgesteld voor de correlaties met de BIDR

Impressiemanagementsubschaal (z = -1.75; p = 0.040) waarbij de correlatie tussen

Impressiemanagement en de SRP-SF totaalschaal groter bleek te zijn dan de correlatie met de

TriPM totaalschaal. Ten slotte was er ook een significant verschil tussen de correlaties van

beide psychopathiemetingen met de BIDR Zelfdeceptieschaal (z = 3.47; p < 0.001), waarbij de

associatie van de TriPM met Zelfdeceptie sterker bleek te zijn dan de associatie van de SRP-SF

met Zelfdeceptie.

Conclusie: de relatie tussen psychopathie en sociale wenselijkheid.

Uit de resultaten bleek dat er negatieve correlaties aanwezig waren tussen de SRP-SF

totaal- en subschalen enerzijds en sociale wenselijkheid en impressiemanagement anderzijds.

In de lijn van de verwachtingen was er geen verband tussen de SRP- totaal- en subschalen en

zelfdeceptie.

De correlaties met de TriPM totaal en subschalen vertoonden echter een ander

patroon. Uit de resultaten bleek dat de TriPM totaalschaal zwakke tot middelgrote negatieve

correlaties vertoonde met de sociale wenselijkheid en impressiemanagement, en een

middelgrote positieve correlatie met zelfdeceptie. Met uitzondering van de

Stoutmoedigheidschaal werden negatieve correlaties tussen de TriPM subschalen enerzijds en

sociale wenselijkheid en impressiemanagement anderzijds vastgesteld. Stoutmoedigheid was

niet gerelateerd aan de EPQ-R: Lie Scale en de BIDR Impressiemanagement schaal maar

vertoonde een sterk positief verband met de BIDR Zelfdeceptieschaal. De TriPM

Laaghartigheid- en Disinhibitie schalen waren respectievelijk niet en negatief gecorreleerd met

de BIDR Zelfdeceptieschaal.

De Relatie tussen Psychopathie en Leugenachtig Gedrag

Psychopathie, leugenfrequentie en daadwerkelijk liegen op de Anagramleugentaak.

Psychopathie en de LFQ-leugenfrequentie.

Om het verband tussen de leugenfrequentie zoals gemeten met de LFQ en de

verschillende psychopathiemetingen na te gaan werd gebruik gemaakt van meerdere

meervoudige lineaire regressiemodellen met de LFQ-leugenfrequentie als afhankelijke

variabele. Voor deze analyses werd de LFQ-leugenfrequentie getransformeerd met behulp van

de vierdemachtswortel uit de gerapporteerde leugenfrequentie. Er werd telkens gecontroleerd

Page 43: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

35

voor geslacht en leeftijd. De resultaten van deze regressieanalyses worden weergegeven in

Tabel 10.

Uit een eerste meervoudige regressie van de SRP-SF totaalscore op de LFQ

leugenfrequentie bleek dat dit model significant was en 7.9% van de variantie in de LFQ

leugenfrequentie verklaarde (R² = .079, F(3, 567) = 16.27, p <.001). De SRP-SF totaalscore en de

leeftijd bleken beide een significant effect te hebben op de LFQ-leugenfrequentie. Een hogere

score op de SRP-SF was gerelateerd aan een hogere leugenfrequentie. Een hogere leeftijd hing

daarentegen samen met een lagere leugenfrequentie.

Tabel 10

Resultaten van de lineaire regressies van de psychopathiemetingen op de LFQ-leugenfrequentie.

Predictoren B SE(B) Beta t Sig.(p)

SRP-SF totaalscore

SRP-SF .01 .00 .20 4.44 <.001**

Leeftijd -.01 .00 -.17 -3.92 <.001**

Geslacht .05 .08 .03 .68 .495

SRP-SF Subschaalscores

IPM .03 .01 .19 3.43 .001**

GL -.01 .01 -.04 -.61 .545

LS .01 .01 .05 .84 .403

CT .01 .01 .05 .99 .324

Leeftijd -.01 .00 -.17 -4.00 <.001**

Geslacht .02 .08 .01 .31 .760

TriPM totaalscore

TriPM .11 .04 .13 2.98 .003**

Leeftijd -.01 .00 -.23 -5.40 <.001**

Geslacht .02 .08 .01 .24 .814

TriPM Subschaalscores

SM -.01 .06 -.01 -.18 .859

LH .27 .09 .14 2.93 .004**

DIS .10 .09 .05 1.04 .297

Leeftijd -.01 .00 -.19 -4.45 <.001**

Geslacht .04 .08 .02 .46 .645

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; *p <.05, **p <.01 .

Page 44: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

36

Een tweede model met de SRP-SF subschalen als predictoren bleek eveneens

significant te zijn en verklaarde 8.9% van de variantie in de LFQ-leugenfrequentie (R² = .089,

F(6, 564) = 9.14, p <.001). De SRP-SF Interpersoonlijke Manipulatieschaal en de leeftijd waren

de enige significante voorspellers in dit model. Een hogere score op de Interpersoonlijke

Manipulatieschaal voorspelde een hogere LFQ-leugenfrequentie. Een hogere leeftijd had

opnieuw een negatief effect op de LFQ-leugenfrequentie.

Een derde meervoudige regressiemodel met de TriPM totaalscore als predictor was

opnieuw significant en verklaarde 6.9% van de variantie in de LFQ-leugenfrequentie (R² = .069,

F(3, 558) = 13.82, p <.001). Het model bevatte de TriPM totaalscore en de leeftijd als enige

significante predictoren. Concreet wil dit zeggen dat deelnemers met hogere TriPM scores, een

hogere leugenfrequentie vertoonden. Daarnaast rapporteerden oudere deelnemers een lagere

LFQ-leugenfrequentie.

Een laatste meervoudige regressieanalyse werd uitgevoerd met de TriPM subschalen

als predictoren. Ook dit model bleek significant te zijn en verklaarde 8% van de variantie in de

leugenfrequentie (R² = .080, F(5, 556) = 9.62, p <.001). De TriPM Laaghartigheidschaal en de

leeftijd waren de enige significante voorspellers binnen dit model. Hogere

Laaghartigheidscores voorspelden een hogere leugenfrequentie en een hogere leeftijd was

gerelateerd aan een lagere LFQ-leugenfrequentie.

Psychopathie en de dagdagelijkse leugenfrequentie.

Om na te gaan of psychopathie samenhangt met de leugenfrequentie zoals gemeten

met het dagboek, werden vier lineaire mixed models opgesteld. Deze mixed models bevatten

een random intercept voor ieder individu. De afhankelijke variabele was telkens de

dagdagelijkse leugenfrequentie die gerapporteerd werd in het dagboek. De dagdagelijkse

leugenfrequentie werd getransformeerd door het trekken van de vierkantswortel uit de

gerapporteerde leugenfrequentie. In alle modellen werden leeftijd en geslacht als

controlevariabelen opgenomen. De resultaten van deze analyses worden weergegeven in

Tabel 11. Ondanks het includeren van een random intercept, bleek de variantie in de

dagdagelijkse leugenfrequentie binnen individuen (s²within = .24) in alle modellen telkens groter

te zijn dan de variantie tussen individuen (s²between = .09) in alle mixed models.

Het eerste model, met de SRP-SF totaalscore als predictor toonde aan dat de SRP-SF

totaalscore een significante voorspeller was van de dagdagelijkse leugenfrequentie (F(1,

163.83) = 8.35, p = .004). Hogere SRP-SF totaalscores hingen immers samen met een hogere

dagdagelijkse leugenfrequentie. Ook geslacht had een significant effect (F(1, 153.55) = 8.31, p

Page 45: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

37

= .005), waarbij mannen een minder hogere dagdagelijkse leugenfrequentie rapporteerden

dan vrouwen.

Een tweede mixed model met de SRP-SF subschaalscores als predictoren toonde aan

dat de SRP-SF Interpersoonlijke Manipulatieschaal een significant effect had op de

dagdagelijkse leugenfrequentie (F(1, 156.09) = 4.39, p = .038). Hogere scores op deze

subschaal zouden samenhangen met een hogere dagdagelijkse leugenfrequentie. Daarnaast

bleek opnieuw dat mannelijke respondenten significant minder leugens rapporteerden dan

vrouwelijke respondenten (F(1, 150.83) = 7.03 , p = .009).

Tabel 11

Resultaten van de lineaire regressies van de psychopathiemetingen op de dagdagelijkse leugenfrequentie gemodelleerd aan de hand van mixed models.

Predictoren B SE(B) t Sig.(p)

SRP-SF totaalscore

SRP-SF .01 .00 2.89 .004**

Leeftijd .00 .00 -1.81 .072

Geslacht -.29 .10 -2.88 .005**

SRP-SF Subschaalscores

IPM .02 .01 2.10 .038*

GL -.01 .01 -1.07 .284

LS .01 .01 1.61 .111

CT .01 .02 .73 .469

Leeftijd .00 .00 -1.73 .086

Geslacht -.27 .10 -2.65 .009**

TriPM totaalscore

TriPM .12 .04 3.06 .003**

Leeftijd -.01 .00 -2.66 .009**

Geslacht -.29 .10 -2.87 .005**

TriPM Subschaalscores

SM .09 .07 1.27 .207

LH .11 .11 1.02 .310

DIS .20 .11 1.79 .076

Leeftijd -.01 .00 -2.24 .027*

Geslacht -.27 .10 -2.61 .010*

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; *p <.05, **p <.01 .

Page 46: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

38

Een derde mixed model met de TriPM totaalscore als predictorvariabele kon aantonen

dat hogere TriPM totaalscores significant samenhingen met een hogere leugenfrequentie (F(1,

157.11) = 9.38, p = .003) en dat oudere deelnemers (F(1, 160.08) = 7.05, p = .009) en

mannelijke deelnemers (F(1, 165.14) = 8.24 , p = .005) een significant lagere dagdagelijkse

leugenfrequentie vertoonden.

Ten slotte werd een vierde mixed model opgesteld met de TriPM subschalen als

predictoren. Hieruit bleek dat zowel leeftijd (F(1, 160.79) = 5.00, p = .027) als geslacht (F(1,

152.41) = 6.81, p = .010) een significant effect hadden op de dagdagelijkse leugenfrequentie.

De resultaten toonden aan dat oudere deelnemers en deelnemers van het mannelijke geslacht

een lagere leugenfrequentie vertoonden.

Psychopathie en daadwerkelijk liegen op de Anagramleugentaak.

Om na te gaan of individuen met hogere psychopathiescores meer kans hadden om te

liegen op het onoplosbare item van de Anagramleugentaak werd gebruik gemaakt van vier

logistische regressiemodellen waarbij de kans om te liegen vergeleken werd met de kans om

niet te liegen bij het invullen van dit item. In alle modellen werd gecontroleerd voor geslacht

en leeftijd. De resultaten van deze analyses worden weergegeven in Tabel 12. De interpretatie

van de predictoren mag enkel gebeuren indien de modeltoets significant bleek te zijn.

Een eerste logistisch regressiemodel bevatte de SRP-SF totaalscore als

predictorvariabele. Uit de modeltoets bleek dat dit model niet significant beter voorspelde of

deelnemers op de Anagramleugentaak logen dan het model zonder deze predictoren (χ²(3) =

4.71, p = .195). Een tweede logistisch regressiemodel met de SRP-SF subschaalscores als

predictoren voorspelde opnieuw niet significant beter of deelnemers logen op de

Anagramleugentaak dan het nulmodel (χ²(6) = 7.63, p = .266). Ook het logistische

regressiemodel met de TriPM als onafhankelijke variabele slaagde er niet in om liegen op de

Anagramleugentaak beter te voorspellen (χ²(3) = 4.57, p = .207). Ten slotte gold hetzelfde voor

het logistische regressiemodel met de TriPM subschalen als predictoren (χ²(5) = 7.74, p = .448).

Conclusie: psychopathie, leugenfrequentie en daadwerkelijk liegen.

Uit de voorgaande resultaten kan afgeleid worden dat hogere scores op de SRP-SF

totaalschaal, de SRP-SF Interpersoonlijke Manipulatieschaal en de TriPM totaalschaal een

hogere LFQ-leugenfrequentie en een hogere dagdagelijkse leugenfrequentie voorspelden. Een

hogere TriPM Laaghartigheidscore was daarentegen enkel gerelateerd aan een hogere LFQ-

leugenfrequentie. Verder bleek geen van beide psychopathiemetingen significant te kunnen

voorspellen of deelnemers effectief logen op de Anagramleugentaak.

Page 47: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

39

Tabel 12

Resultaten van de binomiale logistische regressies van de psychopathiemetingen op het al dan niet liegen tijdens de Anagramleugentaak.

Predictoren B SE(B) Exp (B) Wald Sig.(p)

SRP-SF totaalscore

SRP-SF .00 .02 1.00 .07 .794

Leeftijd .00 .01 1.00 .01 .911

Geslacht .79 .41 2.20 3.73 .053

SRP-SF Subschaalscores

IPM .04 .05 1.04 .44 .508

GL -.08 .06 .92 1.79 .181

LS .01 .05 1.01 .08 .782

CT .07 .07 1.97 1.13 .288

Leeftijd .00 .01 1.00 .03 .868

Geslacht .86 .42 2.36 4.26 .039*

TriPM totaalscore

TriPM .00 .22 1.00 .00 .998

Leeftijd .00 .01 1.00 .03 .868

Geslacht .81 .40 2.25 4.10 .043*

TriPM Subschaalscores

SM -.07 .37 .94 .03 .857

LH -.06 .53 .94 .01 .908

DIS .19 .53 1.21 .12 .725

Leeftijd .00 .01 1.00 .06 .800

Geslacht .84 .41 .2.31 4.19 .041*

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; Enkel de vetgedrukte p-waarden mogen geïnterpreteerd worden; *p <.05, **p <.01 .

Psychopathie, leugenattitude en perceptie van succes in liegen

Psychopathie en attitude ten aanzien van liegen.

Om na te gaan of deelnemers met hogere psychopathiescores een positievere attitude

ten aanzien van liegen hebben, werden vier multinomiale logistische regressiemodellen

opgesteld aan de hand van mixed models. Hierbij werd de kans dat iemand een positieve of

neutrale attitude ten aanzien van liegen had, vergeleken met de kans dat iemand een

Page 48: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

40

negatieve attitude ten aanzien van liegen had. De resultaten worden weergegeven in Tabel 13.

In dit model werd geslacht niet meegenomen als controlevariabele2. Na het nader

onderzoeken van het mogelijke effect van geslacht, bleek dat er geen verschil is tussen de

proportie mannen en vrouwen die positief (χ²(1) = .61, p = .439) neutraal (χ²(1) = .78, p = .400),

of negatief (χ²(1) = 1.11, p = .294) stonden ten aanzien van liegen. De leeftijd werd wel mee

opgenomen in de analyses. Het is belangrijk om op te merken dat de regressiecoëfficiënten die

in Tabel 13 weergegeven worden, enkel geïnterpreteerd mogen worden indien aan de

volgende voorwaarden voldaan is: (1) het volledige model moet de kans op een positieve of

neutrale attitude ten aanzien van liegen significant beter kunnen voorspellen dan het

nulmodel en (2) de toets die het effect van de predictor over categorieën heen nagaat dient

significant te zijn. In de tabel staan de interpreteerbare p-waarden in het vet weergegeven.

Een eerste model werd opgesteld en had de SRP-SF totaalscore als predictorvariabele.

Dit model bleek significant te zijn (F(4,513) = 3.22, p = .013) met de SRP-SF totaalscore als

enige significante voorspeller (F(2,513) = 4.33, p = .014). Uit de resultaten kon afgeleid worden

dat hogere SRP-SF scores een significant hogere kans voorspelden op een positieve attitude

ten aanzien van liegen in vergelijking met een negatieve attitude.

Een tweede model met de SRP-SF subschaalscores als onafhankelijke variabelen was

niet significant (F(10,507) = 1.73, p = .071).

Een derde mixed model met de TriPM totaalscore als predictorvariabele werd

opgesteld. Het model bleek significant te zijn (F(4,513) = 4.62, p = .001) met de TriPM

totaalscore als significante voorspeller (F(2,513) = 7.28, p = .001). Uit de resultaten kon

afgeleid worden dat hogere TriPM totaalscores samenhingen met een hogere kans op een

positieve en neutrale attitude ten aanzien van liegen in vergelijking met een negatieve

attitude.

Een vierde mixed model werd opgesteld. Dit model bevatte de TriPM subschaalscores

als onafhankelijke variabelen. Het volledige model bleek significant te zijn (F(8,509) = 2.78, p =

.005) met enkel de TriPM Laaghartigheidschaal als significante predictor (F(2,509) = 4.37, p =

.013). De resultaten toonden aan dat hogere Laaghartigheidscores gerelateerd waren aan een

2 Na het uitvoeren van de vier binomiale logistische mixed models met de leeftijd en het geslacht als

controlevariabelen bleek dat de standaardfout van de geschatte regressiecöefficiënt voor geslacht groter was dan 4000. Daarnaast bleek de geschatte regressiecoëfficiënt in alle vier de modellen groter te zijn dan -17, wat overeenkomt met een expontentiële waarde van .00. Aangezien er geen significant verschil was tussen beide geslachten wat de proportie positieve, neutrale en negatieve attitude betreft en de geschatte parameters intuïtief niet correct lijken te zijn, werd er besloten om geslacht in deze reeks analyses niet op te nemen als controlevariabele. Bovendien wijzigden de resultaten na het weglaten van de controlevariabele geslacht niet.

Page 49: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

41

hogere kans op een neutrale attitude ten aanzien van liegen in vergelijking met een negatieve

attitude.

Psychopathie en subjectieve perceptie van succes in liegen.

Om na te gaan of individuen met een hogere mate van psychopathische trekken meer

kans hadden om zichzelf als een goede leugenaar te beschouwen, werden vier multinomiale

logistische regressies uitgevoerd aan de hand van mixed models. De kans om zichzelf altijd een

goede of soms een goede leugenaar te vinden werd telkens vergeleken met de kans om

zichzelf nooit een goede leugenaar te vinden. Opnieuw kunnen de effecten van de

regressiecoëfficiënten enkel geïnterpreteerd worden indien het model significant was. Verder

Tabel 13

Resultaten van de multinomiale logistische regressies van de SRP-SF totaalscore en SRP-SF subschaalscores op de attitude ten aanzien van liegen gemodelleerd aan de hand van mixed models.

Positief Neutraal

Predictoren B SE(B) Exp(B) t Sig.(p) B SE(B) Exp(B) t Sig.(p)

SRP-SF totaalscore

SRP-SF .09 .04 1.09 2.39 .017* .04 .02 1.04 1.91 .057

Leeftijd .03 .03 1.03 .94 347 -.03 .02 .97 -1.69 .093

SRP-SF Subschaalscores

IPM .18 .17 1.19 1.03 .304 -.10 .09 .91 -1.16 .249

GL .03 .18 1.03 .17 .866 .20 .09 1.23 2.22 .027*

LS .11 .14 1.11 .76 .446 .06 .06 1.06 .92 .359

CT -.07 .24 .94 -.28 .777 -.08 .12 .92 -.71 .477

Leeftijd .03 .03 1.03 .94 .349 -.03 .02 .97 -1.68 .093

TriPM totaalscore

TriPM 1.56 .55 4.77 2.86 .004** .79 .28 2.20 2.79 .006**

Leeftijd .02 .03 1.02 .55 .584 -.04 .02 .97 -2.26 .025*

TriPM Subschaalscores

SM 1.00 1.06 2.71 .94 .350 .04 .49 1.04 .08 .940

LH 2.34 1.43 10.36 1.63 .104 1.99 .78 7.33 2.55 .011*

DIS 1.18 1.64 3.24 .72 .475 .42 .79 1.52 .53 .595

Leeftijd .02 .03 1.02 .58 .565 -.03 .02 .97 -1.70 .091

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; Enkel de vetgedrukte p-waarden mogen geïnterpreteerd worden; *p <.05 . **p <.01 .

Page 50: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

42

mogen de effecten van de individuele predictoren per categorie slechts geïnterpreteerd

worden indien zij in de modeltoets een significant effect vertoonden. In elk model werd

gecontroleerd voor geslacht en leeftijd. De resultaten van deze analyses worden weergegeven

in Tabel 14. De interpreteerbare p-waarden worden opnieuw in het vet gedrukt weergegeven.

Een eerste mixed model werd opgesteld met de SRP-SF totaalscore als

predictorvariabele. Dit volledige model bleek significant te zijn (F(6,448) = 3.95, p = .001) met

de SRP-SF totaalscore als enige significante voorspeller (F(2, 448) = 6.76, p = .001). Hogere SRP-

SF totaalscores hingen samen met een hogere kans om zichzelf altijd een goede leugenaar te

vinden in vergelijking met de kans om zichzelf nooit een goede leugenaar te vinden.

Een tweede mixed model met de SRP-SF subschalen als predictoren was opnieuw

significant (F(12, 442) = 2.63, p = .002). Maar geen enkele predictor bleek een significant effect

te hebben op de kans om zichzelf altijd of soms als een succesvolle leugenaar te beschouwen.

Een derde mixed model met de TriPM totaalscore als onafhankelijke variabele bleek

significant te zijn (F(6, 448) = 4.48, p < .001). Zowel de TriPM totaalscore (F(2, 448) = 8.73, p <

.001) als de leeftijd (F(2, 448) = 5.15, p = .006) waren significante voorspellers. Hogere scores

op de TriPM totaalscore leidden tot een hogere kans om zichzelf altijd een goede leugenaar te

vinden in vergelijking met de kans om zichzelf nooit een goede leugenaar te vinden. Daarnaast

bleek dat de kans om zichzelf altijd een goede leugenaar te vinden kleiner werd dan de kans

om zichzelf nooit een goede leugenaar te vinden indien de leeftijd steeg.

Een vierde mixed model met de TriPM subschalen, leeftijd en geslacht als predictoren

was eveneens significant (F(10, 444) = 3.06, p = .001). Wat de individuele predictoren betreft

hadden de TriPM Laaghartigheidschaal (F(2, 444) = 3.92, p = .021) en leeftijd (F(2, 444) = 3.40,

p = .034) een significant effect. De kans om zichzelf altijd een goede leugenaar te vinden werd

groter in vergelijking met de kans om zichzelf geen goede leugenaar te vinden bij hogere

Laaghartigheidscores. Deze kans werd daarentegen kleiner wanneer de leeftijd steeg. De

overige predictoren vertoonden geen significant effect (SM: F (2, 444) = .15, p = .862; DIS: F (2,

444) = 2.20, p = .113; geslacht: F (2, 444) = .67, p = .511).

Page 51: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

43

Conclusie: psychopathie, leugenattitude en perceptie van succes in liegen.

De voorgaande resultaten toonden aan dat hogere SRP-SF en TriPM totaalscores een

hogere kans op een positieve attitude ten aanzien van liegen voorspelden. Hogere TriPM

totaal- en Laaghartigheidscores waren gerelateerd aan een hogere kans om er een neutrale

attitude ten aanzien van liegen op na te houden. Verder bleek dat hogere SRP-SF totaalscores,

TriPM totaalscores en Laaghartigheidscores een hogere kans voorspelden om zichzelf als een

goede leugenaar te beschouwen.

Tabel 14

Resultaten van de multinomiale logistische regressies van de psychopathiemetingen op de subjectieve perceptie ten aanzien succesvol liegen gemodelleerd aan de hand van mixed models.

Altijd een goede leugenaar Soms een goede leugenaar

Predictoren B SE(B) Exp(B) t Sig.(p) B SE(B) Exp(B) t Sig.(p)

SRP-SF totaalscore

SRP-SF .09 .03 1.10 3.68 <.001** .01 .02 1.02 .78 .438

Leeftijd -.04 .02 .96 -1.79 .074 -.02 .01 .98 -1.63 .104

Geslacht .52 .86 1.68 .60 .546 -.58 .69 .56 -.84 .404

SRP-SF Subschaalscores

IPM .02 .10 1.02 .24 .809 -.05 .07 .95 -.73 .466

GL .21 .10 1.23 2.01 .045* .07 .07 1.07 .94 .346

LS .10 .07 1.10 1.39 .164 .08 .05 1.09 1.70 .090

CT -.04 .12 .96 -.35 .727 -.24 .10 .79 -2.29 .022*

Leeftijd -.04 .02 .96 -1.83 .068 -.02 .01 .98 -1.32 .186

Geslacht .43 .88 1.53 .49 .628 -.71 .72 .49 -.99 .321

TriPM totaalscore

TriPM 1.43 .35 4.16 4.06 <.001** .45 .25 1.56 1.81 .071

Leeftijd -.06 .02 .94 -2.71 .007** -.02 .01 .98 -1.97 .050*

Geslacht .33 .87 1.40 .38 .702 -.74 .69 .48 -1.06 .289

TriPM Subschaalscores

SM .35 .65 1.42 .53 .594 .07 .40 1.07 .18 .860

LH 2.55 .92 12.82 2.79 .006** .57 .69 1.78 .84 .404

DIS 1.48 .88 4.40 1.68 .094 .98 .64 2.67 1.53 .127

Leeftijd -.06 .03 .95 -2.56 .025* -.02 .01 .98 -1.53 .128

Geslacht .59 .94 1.80 .63 .531 -.62 .71 .54 -.87 .387

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; Enkel de vetgedrukte p-waarden mogen geïnterpreteerd worden; *p <.05, **p <.01 .

Page 52: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

44

Psychopathie en gevoelens met betrekking tot liegen.

Psychopathie, emoties ten aanzien van liegen en moeite met liegen.

Om na te gaan hoe moeilijk en emotioneel deelnemers het vonden om te liegen,

werden meerdere multivariate lineaire regressiemodellen opgesteld. Deze modellen hadden

de psychopathiemetingen en de controlevariabelen als voorspellers en de mate waarin

deelnemers het moeilijk en emotioneel vonden om te liegen als afhankelijke variabelen. De

resultaten van deze multivariate lineaire regressieanalyses worden per uitkomstvariabele

weergegeven in Tabel 15. De resultaten van de individuele predictoren kunnen enkel

geïnterpreteerd worden indien desbetreffende predictor significant bleek te zijn in de

multivariate modeltoets. De interpreteerbare p-waarden worden in het vet gedrukt

weergegeven.

Het eerste multivariate lineaire regressiemodel had de SRP-SF totaalscore als

predictor. Uit de multivariate toets bleek dat de SRP-SF totaalscore (ηp² = .02, F(2, 456) = 3.61,

p = .016) en geslacht (ηp² = .03, F(2, 456) = 7.31, p = .001) een significant effect hadden op hoe

moeilijk en emotioneel deelnemers het vonden om te liegen. Hogere SRP-SF scores

voorspelden dat deelnemers het minder moeilijk vonden om te liegen. Daarnaast vonden

mannelijke deelnemers het minder moeilijk en minder emotioneel om te liegen.

Vervolgens werd een multivariaat lineair regressiemodel met de SRP-SF subschalen als

predictoren opgesteld. Uit de multivariate toets bleek dat de SRP-SF Gevoelloosheidschaal (ηp²

= .02, F(2, 453) = 4.14, p = .017) en geslacht (ηp² = .04, F(2, 453) = 8.83, p < .001) significante

voorspellers zijn van hoe moeilijk en emotioneel deelnemers het vinden om te liegen.

Concreet wil dit zeggen dat deelnemers die hoger scoorden op Gevoelloosheid het minder

moeilijk vonden om te liegen. Daarnaast vonden mannen het minder moeilijk en emotioneel

om te liegen.

Een derde multivariaat lineair regressiemodel bevatte de TriPM totaalscore als

onafhankelijke variabele. Zowel de TriPM totaalscore (ηp² = .02, F(2, 444 ) = 5.22, p = .006) als

geslacht (ηp² = .03, F(2,444 ) = 7.44, p = .001) hadden volgens de multivariate toetsen een

significant effect op hoe moeilijk en emotioneel deelnemers het vinden om te liegen. Uit de

tabel kan afgeleid worden dat deelnemers met hogere TriPM scores en deelnemers van het

mannelijke geslacht liegen minder moeilijk en emotioneel vonden.

Page 53: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

45

Tabel 15

Resultaten van de multivariate lineaire regressies van de psychopathiemetingen op de mate waarin deelnemers liegen moeilijk en emotioneel vinden.

Moeilijk Emotioneel

Predictoren B SE(B) t Sig.(p) ηp² B SE(B) t Sig.(p) ηp²

SRP-SF totaalscore

SRP-SF -.36 .14 -2.69 .008** .02 -.27 .14 -1.95 .052 .01

Leeftijd .15 .10 1.48 .140 .01 .19 .10 1.89 .061 .01

Geslacht -11.03 4.14 -2.67 .008** .02 -16.06 4.20 -3.83 <.001** .03

SRP-SF Subschaalscores

IPM -1.02 .46 -2.24 .026* .01 -1.03 .47 -2.22 .027* .01

GL -1.28 .52 -2.45 .015* .01 -.31 .54 -.58 .562 .00

LS .55 .41 1.34 .180 .00 -.03 .42 -.06 .950 .00

CT 1.08 .71 1.52 .129 .01 1.27 .72 1.75 .081 .01

Leeftijd .21 .10 5.67 .037 .01 .22 .10 2.10 .037* .01

Geslacht -12.63 4.18 -3.02 .003** .02 -17.97 4.28 -4.20 <.001** .04

TriPM totaalscore

TriPM -6.35 2.05 -3.11 .002** .02 -5.82 2.07 -2.81 .005** .02

Leeftijd .17 .10 1.74 .083 .01 .21 .10 2.14 .033* .01

Geslacht -10.08 4.12 -2.45 .015* .01 -16.05 4.17 -3.85 <.001** .03

TriPM Subschaalscores

SM -4.97 3.32 -1.50 .135 .01 -4.94 3.37 -1.47 .144 .01

LH -14.53 4.89 -2.97 .003** .02 -12.15 4.96 -2.45 .015* .01

DIS 2.03 4.92 .41 .681 .00 .96 4.99 .19 .847 .00

Leeftijd .17 .10 1.65 .101 .01 .22 .11 2.05 .041* .01

Geslacht -8.57 4.18 -2.05 .041* .01 -14.85 4.24 -3.50 .001** .03

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; Enkel de vetgedrukte p-waarden mogen geïnterpreteerd worden; *p <.05, **p <.01 .

Ten slotte werd een vierde multivariaat lineair regressiemodel opgesteld. Dit model

bevatte de TriPM subschalen als predictoren. Uit de multivariate toets bleek dat de TriPM

Laaghartigheidschaal (ηp² = .02, F(2, 442) = 4.55, p = .011) en geslacht (ηp² = .03, F(2, 442) =

6.27, p = .002) significante voorspellers waren van de mate waarin deelnemers het moeilijk en

emotioneel vonden om te liegen. Hoe hoger gescoord werd op Laaghartigheid, hoe minder

moeilijk en minder emotioneel deelnemers het vonden om te liegen. Mannen vonden het

eveneens minder moeilijk en minder emotioneel om te liegen.

Page 54: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

46

Psychopathie en gevoelens tijdens en na het liegen.

Om na te gaan of psychopathische trekken samenhingen met bepaalde gevoelens

tijdens en na het liegen werden verschillende lineaire mixed models met een random intercept

opgesteld. Vooreerst worden de resultaten van de analyses met de positieve gevoelens tijdens

en na het liegen (i.e. positieve gevoelens, opwinding, opluchting en blijdschap) als

uitkomstvariabele besproken. De resultaten van deze analyses worden weergegeven in Tabel

16. Vervolgens worden de resultaten van de analyses met de negatieve gevoelens tijdens en

na het liegen (i.e. schuldgevoelens, schaamtegevoelens en angstgevoelens) als

uitkomstvariabele besproken. Deze resultaten worden weergegeven in Tabel 17. Opnieuw

werden er per uitkomstvariabele 4 mixed models opgesteld met telkens de SRP-SF totaalscore,

de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM subschaalscores als predictoren.

In elk model werden geslacht en leeftijd als controlevariabelen opgenomen.

Positieve gevoelens tijdens het liegen. Het model met de SRP-SF totaalscore als

predictor vertoonde een significant effect van de SRP-SF totaalscore (F(1, 149.20) = 15.83, p <

.001) en van de leeftijd (F(1, 148.59) = 7.74, p = .006). Een hogere score op de SRP-SF en een

hogere leeftijd waren gerelateerd aan positievere gevoelens tijdens het liegen. In het model

met de SRP-SF subschalen als predictoren had enkel leeftijd een significant effect (F(1, 145.23)

= 7.86, p = .006). Een hogere leeftijd voorspelde positievere gevoelens tijdens het liegen.

Vervolgens werd nagegaan of het model met de TriPM totaalscore kon voorspellen of

respondenten positievere gevoelens tijdens het liegen ervoeren. In dit model was de TriPM

totaalscore de enige significante voorspeller (F(1, 146.02) = 16.86, p < .001). Hogere TriPM

totaalscores leidden tot positievere gevoelens tijdens het liegen. Een vierde model, met de

TriPM subschaalscores als predictoren bevatte de TriPM Laaghartigheidschaal (F(1, 152.57) =

8.50, p = .006) en de leeftijd (F(1, 147.16) = 4.95, p = .028) als significante voorspellers.

Deelnemers met hogere Laaghartigheid scores en deelnemers met een hogere leeftijd

rapporteerden positievere gevoelens na het liegen.

Positieve gevoelens na het liegen. Het model met de SRP-SF totaalscore als predictor

vertoonde een significant effect van de SRP-SF totaalscore (F(1, 139.65) = 11.11, p = .001) en

de leeftijd (F(1, 138.38) = 11.20, p = .001). Deelnemers met een hogere SRP-SF score en een

hogere leeftijd rapporteerden positievere gevoelens tijdens het liegen. Een volgend model,

met de SRP-SF subschalen als predictoren bleek enkel leeftijd als significante voorspeller te

bevatten (F(1, 134.07) = 11.28, p = .001). Opnieuw kon afgeleid worden dat oudere

deelnemers positievere gevoelens na het liegen rapporteerden. In het model met de TriPM

totaalscore als predictorvariabele bleken zowel de TriPM totaalscore F(1, 136.15) = 13.39, p <

Page 55: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

47

.001) als de leeftijd (F(1, 138.81) = 6.66, p = .011) significante predictoren te zijn van

positievere gevoelens na het liegen. Een hogere TriPM totaalscore en een hogere leeftijd

hingen samen met positievere gevoelens na het liegen. Vervolgens werd een model opgesteld

met de TriPM subschaalscores als predictoren. Opnieuw waren de TriPM Laaghartigheidschaal

(F(1, 142.89) = 8.35, p = .004) en leeftijd (F(1, 137.08) = 9.02, p = .003) significant. Hogere

scores op Laaghartigheid en een hogere leeftijd waren gerelateerd aan positievere gevoelens

na het liegen.

Opwinding tijdens het liegen. Een eerste model met de SRP-SF totaalscore als

predictor bleek enkel de SRP-SF totaalscore als significante voorspeller te bevatten (F(1,

147.34) = 5.81, p = .017). Deelnemers met hogere SRP-SF scores rapporteerden meer

opwinding tijdens het liegen. Een tweede model met de SRP-SF subschalen als predictoren

vertoonde een significant effect van de SRP-SF Interpersoonlijke Manipulatieschaal (F(1,

150.07) = 5.85, p = .017). Hogere scores op Interpersoonlijke Manipulatie waren gerelateerd

aan meer opwinding tijdens het liegen. Het derde model met de TriPM totaalscore als

predictor bevatte geen significante voorspellers. Ten slotte werd een model opgesteld met de

TriPM subschalen als predictoren. In dit model kon enkel de TriPM Laaghartigheidschaal

gevoelens van opwinding tijdens het liegen voorspellen (F(1, 151.99) = 7.93, p = .006).

Deelnemers met hogere Laaghartigheidscores rapporteerden meer gevoelens van opwinding

tijdens het liegen.

Opwinding na het liegen. In het model met de SRP-SF totaalscore als predictor was

enkel de SRP-SF totaalscore een significante voorspeller (F(1, 148.36) = 1.67, p = .006). Hogere

SRP-SF scores waren gerelateerd aan meer opwinding na het liegen. Het model met de SRP-SF

subschalen als predictoren bevatte enkel de SRP-SF Interpersoonlijke Manipulatieschaal als

significante voorspeller (F(1, 151.45) = 5.03, p = .026). Een hogere score op Interpersoonlijke

Manipulatie voorspelde meer opwinding na het liegen. Een derde model met de TriPM

totaalscore als predictor vertoonde een significant effect van de TriPM totaalscore (F(1,

147.60) = 4.98, p = .027). Hogere TriPM totaalscores waren gerelateerd aan meer gevoelens

van opwinding na het liegen. In het vierde model met de TriPM subschalen als predictoren

vertoonde enkel de TriPM Laaghartigheidschaal een significant effect (F(1, 155.64) = 10.66, p =

.001). Hogere scores op de Laaghartigheidschaal leidden tot meer gevoelens van opwinding na

het liegen.

Opluchting tijdens het liegen. De vier modellen met respectievelijk de SRP-SF

totaalscore, de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscore, en de TriPM subschaalscores als

predictoren vertoonden geen significante effecten.

Page 56: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

48

Opluchting na het liegen. Opnieuw bevatten de vier modellen met bovengenoemde

predictoren geen significante voorspellers.

Blijdschap tijdens het liegen. Het eerste mixed model met de SRP-SF totaalscore als

predictor vertoonde geen significante effecten. Een tweede model met de SRP-SF

subschaalscores als predictoren vertoonde opnieuw geen significante effecten. Vervolgens

werd een derde mixed model opgesteld. Dit model bevatte de TriPM totaalscore als predictor.

Het model vertoonde een significant effect van de TriPM totaalscore (F(1, 147.89) = 4.88, p =

.029). Deelnemers met hogere TriPM totaalscores rapporteerden meer gevoelens van

blijdschap na het liegen. Het vierde model bevatte de TriPM subschaalscores als predictoren

en bleek geen significante effecten te vertonen op de gevoelens van blijdschap tijdens het

liegen.

Blijdschap na het liegen. Een eerste mixed model met de SRP-SF totaalscore als

predictor vertoonde geen significante effecten. Een tweede model met de SRP-SF

subschaalscores als predictoren vertoonde opnieuw geen significante effecten. In het derde

mixed model, met de TriPM totaalscore als predictor, bleek de TriPM totaalscore een

significante voorspeller te zijn van gevoelens van blijdschap na het liegen F(1, 141.66) = 6.79, p

= .010. Hogere TriPM totaalscores waren gerelateerd aan meer gevoelens van blijdschap na

het liegen. Een vierde mixed model werd opgesteld met de TriPM subschaalscores als

predictoren. De resultaten toonden aan dat enkel de TriPM Laaghartigheidschaal een

significante voorspeller was van gevoelens van blijdschap na het liegen (F(1, 147.63) = 8.40, p =

.004). Respondenten met hogere Laaghartigheidscores ervoeren meer gevoelens van

blijdschap na het liegen.

Page 57: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

49

Tabel 16

Resultaten van de lineaire regressie van de psychopathiemetingen op gevoelens met een positieve valentie tijdens en na het liegen gemodelleerd aan de hand van mixed models.

Positief Opwinding Opluchting Blij

Tijdens Na Tijdens Na Tijdens Na Tijdens Na

B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t

SRP-SF Totaal SRP-SF .04

(.01) 3.98** .04

(.01) 3.33** .03

(.01) 2.41* .03

(.01) 2.77** .01

(.01) .69 .01

(.01) .58 .01

(.01) 1.24 .02

(.01) 1.71

Leeftijd .02 (.01)

2.78** .03 (.01)

3.35** .00 (.01)

.28 .00 (.01)

-.23 .00 (.01)

.126 .00 (.01)

-.08 -.01 (.01)

-1.23 .00 (.01)

-.38

Geslacht -.16 (.35)

-.47 -.50 (.39)

-1.29 -.24 (.39)

-.62 -.19 (.36)

-.53 .40 (.38)

1.05 -.03 (.42)

-.06 .10 (.37)

.27 .24 (.40)

.59

SRP-SF subschalen IPM .05

(.04) 1.36 .04

(.04) .953 .10*

(.04) 2.42* .08

(.04) 2.24* -.03

(.04) .81 .06

(.04) 1.33 .04

(.04) 1.11 .05

(.04) 1.27

GL .05 (.04)

1.34 .05 (.04)

1.15 .00 (.04)

.03 .01 (.04)

.36 .00 (.04)

-.09 -.01 (.05)

-.21 -.02 (.04)

-.37 .00 (.04)

.07

LS .04 (.03)

1.65 .04 (.03)

1.44 .00 (.03)

.07 .03 (.03)

.92 .01 (.03)

.30 .00 (.03)

-.02 .04 (.03)

1.41 .04 (.03)

1.22

CT -.05 (.05)

-1.06 -.04 (.05)

-.71 -.03 (.05)

-.62 -.09 (.05)

-1.80 -.04 (.05)

-.74 -.07 (.06)

-1.19 -.08 (.05)

-1.68 -.09 (.54)

-1.75

Leeftijd .02 (.01)

2.80** .03 (.01)

3.36** .00 (.01)

.07 .00 (.01)

-.25 .00 (.00)

.12 .00 (.01)

-.13 -.01 (.01)

-1.03 .00 (.01)

-.24

Geslacht -.12 (.35)

-.34 -.48 (.39)

-1.21 -.11 (.39)

-.29 -.06 (.36)

-.16 .46 (.39)

1.17 .09 (.43)

.21 .19 (.37)

.51 .34 (.40)

.85

TriPM Totaal TriPM .53

(.13) 4.11** .52

(.14) 3.66** .21

(.15) 1.47 .30

(.13) 2.23* .08

(.14) .53 .15

(.16) .95 .30

(.13) 2.21* .37

(.14) 2.61*

Leeftijd .01 (.01)

1.84 .02 (.01)

2.58* .00 (.01)

-.29 -.01 (.01)

-.93 .00 (.01)

-.04 .00 (.01)

-.25 -.01 (.01)

-1.61 -.01 (.01)

-.87

Geslacht -.19 (.35)

-.55 -.55 (.38)

-1.43 -.16 (.40)

-.40 -.15 (.36)

-.43 .41 (.38)

1.08 -.07 (.42)

-.17 -.01 (.37)

-.02 .15 (.39)

.38

TriPM subschalen SM .20

(.22) .90 .12

(.24) .49 -.20

(.25) -.82 -.16

(.23) -.72 -.10

(.24) -.43 .05

(.27) 20 .15

(.23) .64 .05

(.25) .20

LH 1.01 (.35)

2.92** 1.09 (.38)

2.89** 1.08 (.39)

2.82** 1.15 (.35)

3.27** .40 (.38)

1.06 .67 (.42)

1.60 .56 (.36)

1.55 1.12 (.39)

2.90**

DIS .44 (.34)

1.30 .41 (.38)

1.10 -2.24 (.38)

-.62 -.08 (.35)

-.22 -.06 (.37)

-.16 -.36 (.41)

-.86 .19 (.36)

.53 -.07 (.38)

-.18

Leeftijd .02 (.01)

2.22* .02 (.01)

3.00** .00 (.01)

.16 .00 (.01)

-.38 .00 (.01)

.17 .00 (.01)

-.24 -.01 (.01)

-1.36 .00 (.01)

-.55

Geslacht -.12 (.35)

-.34 -.47 (.39)

-1.21 -.11 (.40)

-.27 -.01 (.36)

-.25 .44 (.39)

1.13 -.12 (.42)

-.29 .02 (.38)

.05 .14 (.40)

.35

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; *p <.05, **p <.01 .

Page 58: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

50

Schuldgevoelens tijdens het liegen. Een eerste mixed model met de SRP-SF totaalscore

als predictor vertoonde een significant effect van de SRP-SF totaalscore (F(1, 153.18) = 4.32, p

= .039) en van de leeftijd (leeftijd: F(1, 152.45) = 5.00, p = .027). Deelnemers met een hogere

SRP-SF totaalscore en deelnemers met een hogere leeftijd ervoeren minder schuldgevoelens

tijdens het liegen. In een tweede mixed model werden de SRP-SF subschaalscores als

predictoren geïncludeerd. In dit model bleek leeftijd de enige significante voorspeller te zijn

(F(1, 148.42) = 4.76, p = .031). Oudere deelnemers rapporteerden minder schuldgevoelens

tijdens het liegen. In een derde model werd nagegaan of de TriPM totaalscore een significante

voorspeller is van schuldgevoelens tijdens het liegen. Dit model bleek geen significante

predictoren te bevatten. Ten slotte werd een model opgesteld met de TriPM subschalen als

onafhankelijke variabelen. De resultaten toonden aan dat de TriPM Laaghartigheidschaal (F(1,

155.51) = 5.15, p = .025) en leeftijd (F(1, 150.81) = 4.31, p = .040) significante predictoren

waren. Deelnemers met een hogere Laaghartigheidscore en een hogere leeftijd ervoeren

minder schuldgevoelens tijdens het liegen.

Schuldgevoelens na het liegen. Een eerste mixed model werd opgesteld met de SRP-SF

totaalscore als voorspeller. In dit model bleek enkel de leeftijd significant te zijn (F(1, 148.28) =

5.15, p = .025). Oudere deelnemers rapporteerden minder schuldgevoelens na het liegen. Een

tweede mixed model bevatte de SRP-SF subschaalscores als voorspellers. Opnieuw bleek enkel

de leeftijd in dit model een significante voorspeller te zijn (F(1, 144.73) = 4.70, p = .032). Een

hogere leeftijd was gerelateerd aan minder schuldgevoelens na het liegen. Een derde model

onderzocht of de TriPM totaalscore schuldgevoelens na het liegen significant kon voorspellen.

Dit model bevatte geen significante voorspellers. De resultaten van het model met de TriPM

subschalen als predictoren toonden aan dat enkel de leeftijd een significante voorspeller was

van schuldgevoelens na het liegen (F(1, 147.04) = 5.07, p = .026). Oudere deelnemers

rapporteerden immers minder schuldgevoelens na het liegen.

Schaamtegevoelens tijdens het liegen. De vier modellen met respectievelijk de SRP-SF

totaalscore, de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM subschaalscores

bevatten geen significante predictoren.

Schaamtegevoelens na het liegen. In een eerste mixed model werd de SRP-SF

totaalscore als predictor opgenomen. Uit de resultaten bleek enkel leeftijd als enige

significante voorspeller naar voor te komen (F(1, 147.80) = 4.24, p = .041). Deelnemers met

een hogere leeftijd rapporteerden minder schaamtegevoelens na het liegen. In de volgende

drie modellen met de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM

subschaalscores werden geen significante predictoren teruggevonden.

Page 59: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

51

Angstgevoelens tijdens het liegen. Een eerste model werd opgesteld met de SRP-SF

totaalscore als predictor. In dit model bleek enkel de leeftijd een significante predictor te zijn

(F(1, 150.47) = 6.28, p = .013). De overige modellen met respectievelijk de SRP-SF

subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM subschaalscores als predictoren

vertoonden hetzelfde patroon: telkens was leeftijd de enige significante voorspeller in het

model (F(1, 146.97) = 5.98, p = .016; F(1, 151.51) = 6.18, p = .014; F(1, 149.68) = 5.30, p = .023).

In elk van deze modellen bleek een hogere leeftijd samen te hangen met minder

angstgevoelens tijdens het liegen.

Angstgevoelens na het liegen. In een eerste model werd nagegaan of de SRP-SF

totaalscore een voorspeller is van het ervaren van angstgevoelens na het liegen. De resultaten

toonden aan dat enkel leeftijd een significant effect had op angstgevoelens na het liegen (F(1,

150.55) = 7.89, p = .006). Ook in de volgende modellen met respectievelijk de SRP-SF

subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM subschaalscores als onafhankelijke

variabelen werd dit resultaat teruggevonden (F(1, 146.95) = 7.85, p = .006; F(1, 152.22) = 8.85,

p = .003; F(1, 149.91) = 7.52, p = .007). De resultaten van deze mixed models toonden aan dat

een hogere leeftijd gerelateerd was aan minder angstgevoelens na het liegen.

Conclusie: psychopathie en gevoelens met betrekking tot liegen.

Deelnemers met een hogere SRP-SF totaal- en Gevoelloosheidscore rapporteerden dat

ze liegen minder moeilijk vonden. Respondenten met een hogere TriPM totaal- en

Laaghartigheidscore vonden liegen eveneens minder moeilijk, maar ook minder emotioneel.

Verder bleek dat psychopathie over het algemeen gerelateerd was aan het ervaren van meer

positieve gevoelens en een hogere mate van positieve gevoelens tijdens en na het liegen.

Hogere SRP-SF totaalscores voorspelden immers meer positieve gevoelens en opwinding

tijdens en na het liegen. Deelnemers met een hogere SRP-SF Interpersoonlijke

Manipulatiescore rapporteerden enkel meer opwinding tijdens en na het liegen. Verder bleken

hogere TriPM totaalscores samen te hangen met meer positieve gevoelens en gevoelens van

blijdschap tijdens en na het liegen, en meer opwinding na het liegen. Deelnemers met hogere

scores op de TriPM Laaghartigheidschaal gaven daarnaast ook meer positieve gevoelens en

opwinding tijdens en na het liegen aan, en meer blijdschap na het liegen. Geen enkele

psychopathiemeting was gerelateerd aan gevoelens van opluchting tijdens of na het liegen. De

resultaten betreffende de negatieve emoties waren minder opvallend: enkel de SRP-SF

totaalscore en de TriPM totaalscore voorspelden minder schuldgevoelens tijdens het liegen. Er

werd geen verband gevonden tussen de psychopathiemetingen enerzijds en schaamte en

angst tijdens of na het liegen anderzijds.

Page 60: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

52

Tabel 17

Resultaten van de lineaire regressie van psychomathiemetingen op gevoelens met een negatieve valentie tijdens en na het liegen gemodelleerd aan de hand van mixed models.

Schuld Schaamte Angst

Tijdens Na Tijdens Na Tijdens Na

B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t B(SE) t

SRP-SF totaalscore SRP-SF -.03

(.01) -2.08* -.02

(.01) -1.64 -.02

(.01) -1.80

-.02

(.01) -1.28 -.00

(.01) -.27 .01

(.01) .45

Leeftijd -.02 (.01)

-2.24* -.02 (.01)

-2.27* -.01 (.01)

-1.40 -.02 .(01)

-2.06* -.03 (.01)

-2.51* -.03 (.01)

-2.81**

Geslacht -.58 (.48)

-1.22 -.62 (.49)

-1.27 -.00 (.49)

-.01 -.20 (.50)

-.40 -.29 (.50)

-.573 -.36 (.51)

-.71

SRP-SF Subschaalscores IPM -.06

(.05) -1.14 -.07

(.05) -1.31 -.06

(.05) -1.22 -.06

(.05) -1.11 .02

(.05) .31 .03

(.05) .52

GL -.03 (.05)

-.47 -.02 (.06)

-.36 -.03 (.06)

-.57 -.03 (.06)

-.58 -.05 (.06)

-.83 -.03 (.06)

-.53

LS -.03 (.04)

-.73 -.01 (.04)

-.25 .00 (.04)

.02 .01 (.04)

.15 .00 (.04)

.06 .00 (.04)

.01

CT .05 (.07)

.80 .06 (.07)

.87 .02 (.07)

.35 .06 (.07)

.92 .04 (.07)

.62 .07 (.07)

.97

Leeftijd -.02 (.01)

-2.18* -.02 (.01)

-2.17* -.01 (.01)

-1.23 -.02 (.01)

-1.92 -.03

(.01) -2.45* -.03

(.01) -2.80**

Geslacht -.66 (.49)

-1.34 -.72 (.50)

-1.44 -.07 (.50)

-.13 -.28 (.51)

-.55 -.26 (.51)

-.51 -.33 (.52)

-.63

TriPM totaalscore TriPM -.34

(.18) -1.91

-.12

(.18) -.67 -.29

(.18) -1.64 -.25

(.19) -1.34 -.15

(.19) -.79 -.07

(.19) -.38

Leeftijd -.02 (.01)

-1.73 -.02

(.01) -1.90

-.01

(.01) -.99 -.02

(.01) -1.78

-.02

(.01) -2.49* -.03

(.01) -2.98**

Geslacht -.59 (.49)

-1.21 -.75 (.50)

-1.50 -.01 (.49)

-.01 -.18 (.50)

-.35 -.21 (.51)

-.41 -.24 (.51)

-.47

TriPM Subschaalscores SM .09

(.30) .31 .31

(.31) 1.00 .03

(.31) .08 .02

(.32) .05 -.20

(.32) -.63 -.16

(.33) -.49

LH -1.07 (.47)

-2.27* -.81 (.49)

-1.64 -.90 (.48)

-1.87 -.83

(.50) -1.66

-.17

(.50) -.34 .05

(.51) .10

DIS -.07 (.47)

-.15 .08 (.49)

.16 -.02 (.48)

-.05 .07 (.50)

.14 -.04 (.50)

-.07 -.10 (.51)

-.19

Leeftijd -.02 (.01)

-2.08* -.02 (.01)

-2.25* -.01 (.01)

-1.23 -.02 (.01)

-1.91 -.02

(.01) -2.30* -.03

(.01) -2.74**

Geslacht -.67 (.49)

-1.37 -.82 (.50)

-1.63 -.06 (.50)

-.11 -.20 (.51)

-.39 -.18 (.52)

-.34 -.22 (.52)

-.43

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; *p <.05, **p <.01 .

Page 61: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

53

Psychopathie en leugenmotieven.

Om na te gaan welke motieven personen met hogere psychopathiescores gebruiken

om te liegen werden meerdere logistische regressies aan de hand van mixed models

opgesteld. Voor elk motief werden vier mixed models opgesteld met telkens de

psychopathiemetingen en controlevariabelen als predictoren. De kans om te liegen omwille

van een welbepaald motief werd telkens vergeleken met de kans om niet te liegen omwille van

dat motief. De resultaten van deze analyses zijn terug te vinden in Tabel 18 en Tabel 19.

Belangrijk om op te merken is dat deze resultaten enkel geïnterpreteerd mogen worden indien

het volledige model significant bleek te zijn. De interpreteerbare resultaten worden in de tabel

in het vet gedrukt weergegeven.

Liegen zonder reden. Een eerste mixed model werd opgesteld en bevatte de SRP-SF

totaalscore als predictorvariabele. Het volledige model was niet significant (F(3, 606) = 2.51, p

= .058). Vervolgens werd een tweede mixed model opgesteld met de SRP-SF subschalen als

onafhankelijke variabelen. Dit model was niet significant in het voorspellen van de kans om te

liegen zonder reden (F(6, 603) = .219, p = .555). Een derde mixed model met de TriPM

totaalscore bleek wel significant te zijn (F(3, 606) = 2.85, p = .037), met de TriPM totaalscore

als significante voorspeller (F(1, 606) = 6.38, p = .012). Hogere TriPM scores waren gerelateerd

aan een hogere kans om te liegen zonder reden. Ten slotte werd een model opgesteld met de

TriPM subschaalscores als predictoren. Dit model was niet significant (F(5, 604) = 1.97, p =

.081).

Liegen omdat het leuk is. Een eerste mixed model dat opgesteld werd om de

uitkomstvariabele ‘liegen omdat het leuk is’ te onderzoeken bevatte de SRP-SF totaalscore als

onafhankelijke variabele. Dit model bleek niet significant te zijn (F(3, 606) = .19, p = .901). Ook

de modellen met respectievelijk de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscore en de TriPM

subschaalscores als predictoren bleken de kans om te liegen omdat het leuk is niet significant

te kunnen voorspellen (F(6, 603) = .13, p = .993; F(3, 606) = .19, p = .901; F(5, 604) = .13, p =

.986).

Liegen om zichzelf beter voor te doen. Een eerste mixed model werd opgesteld met de

SRP-SF totaalscore als predictorvariabele. Dit model was significant (F(3, 606) = 3.03, p = .029)

met leeftijd als enige significante voorspeller (F(1, 606) = 7.24, p = .007). Oudere deelnemers

vertoonden een lagere kans om te liegen om zichzelf beter voor te doen. Vervolgens werd een

mixed model opgesteld met de SRP-SF subschaalscores als predictoren. Dit model bleek niet

significant te zijn (F(6, 603) = 1.91, p = .077). Een derde mixed model ging na of de TriPM

Page 62: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

54

totaalscore de kans om te liegen om zichzelf beter voor te doen significant kon voorspellen. Dit

model was significant (F(3, 606) = 3.43, p = .017) en bevatte opnieuw de leeftijd als enige

significante predictor (F(1, 606) = 9.03, p = .003). Uit de resultaten kon afgeleid worden dat

een hogere leeftijd leidde tot een lagere kans om te liegen om zichzelf beter voor te doen. Ten

slotte werd een mixed model opgesteld met de TriPM subschaalscores als voorspellers. Het

volledige model was significant (F(5, 604) = 3.51, p = .004). De significante voorspellers in dit

model waren de TriPM Disinhibitieschaal (F(1, 604) = 5.59, p = .018) en de leeftijd (F(1, 604) =

7.44, p = .007). De resultaten toonden aan dat hogere Disinhibitiescores samenhingen met een

hogere kans om te liegen om zichzelf beter voor te doen. Een hogere leeftijd was daarentegen

gerelateerd aan een lagere kans om te liegen omwille van dit motief.

Liegen om de privacy te bewaren. Een eerste mixed model bevatte de SRP-SF

totaalscore als predictorvariabele. Dit model bleek niet significant te zijn (F(3, 606) = 2.04, p =

.108). Het tweede model met de SRP-SF subschaalscores als predictoren was wel significant

(F(6, 603) = 3.30, p = .003). Zowel de SRP-SF Levensstijlschaal (F(1, 603) = 9.42, p = .002) als de

SRP-SF Criminele Tendensenschaal (F(1, 603) = 9.69, p = .002) vertoonden een significant effect

op de kans om te liegen om de privacy te bewaren. De resultaten toonden aan dat hogere

scores op de Levensstijl en Criminele Tendensen Subschalen gerelateerd waren aan een

hogere kans om te liegen omwille van privacyredenen. Een derde mixed model met de TriPM

totaalscore als predictorvariabele was niet significant (F(3, 606) = 2.09, p = .101). Ook het

model met de TriPM subschaalscores als predictoren bleek niet significant te zijn in het

voorspellen van de kans om te liegen omwille van privacyredenen (F(5, 604) = 1.57, p = .168).

Page 63: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

55

Tabel 18

Resultaten van de logistische regressies van de psychopathiemetingen op de motieven om te liegen gemodelleerd aan de hand van mixed models.

Predictoren Geen reden Leuk Beter voordoen Privacy

B / Exp(B) SE(B) t B / Exp(B) SE(B) t B / Exp(B) SE(B) t B / Exp(B) SE(B) t

SRP-SF totaalscores SRP-SF .03/1.03 .02 2.21* .00/1.00 .00 .49 .02/1.02 .01 1.12 .04/1.04 .02 2.16*

Leeftijd -.01/.99 .01 -.91 .00/1.00 .00 -.76 -.03/.97 .01 -2.69** -.00/1.00 .01 -.49

Geslacht .06/1.06 .52 .11 -.03/.97 .06 -.60 -.18/.84 .49 -.36 -.62/.54 .47 -1.31

SRP-SF Subschaalscores

IPM .03/1.03 .06 .59 -.01/.99 .02 -.53 .01/1.01 .05 .24 -.02/.98 .05 -.34

GL .02/1.02 .08 .20 -.01/.99 .02 -.64 -.02/.98 .06 -.34 -.03/.97 .06 -.47

LS .05/1.05 .06 .83 .03/1.03 .04 .71 .05/1.05 .04 1.36 .09/1.09 .03 3.07**

CT .03/1.03 .06 .46 -.02/.98 .03 -.77 .01/1.01 .07 .11 .19/1.20 .06 3.11**

Leeftijd -.01/.99 .01 -.77 .00/1.00 .00 -.63 -.03/.97 .01 -2.43* .00/.99 .01 -.12

Geslacht .06/1.07 .50 .13 -.06/.95 .09 -.62 -.15/.86 .51 -.30 -.68/.51 .45 -1.52

TriPM totaalscores

TriPM .43/1.53 .17 2.53* .04/1.04 .06 .71 .15/1.16 .20 .75 .47/1.60 .22 2.14*

Leeftijd -.02/.99 .01 -1.49 .00/1.00 .00 -.76 -.03/.97 .01 -3.01** -.01/.99 .01 -1.20

Geslacht .09/1.10 .50 .18 -.05/.95 .08 -.64 -.12/.89 .51 -2.24 -.58/.56 .50 -1.17

TriPM Subschaalscores

SM .11/1.11 .30 .35 .01/1.01 .06 .17 -.04/.96 .33 -.13 .20/1.22 .27 .72

LH .76/2.14 .48 1.60 -.10/.90 .16 -.64 -.49/.61 .54 -.91 .30/1.35 .46 .66

DIS .46/1.59 .43 1.08 .27/1.31 .40 .68 1.17/3.24 .50 2.36* 1.08/2.94 .50 2.15*

Leeftijd -.01/.99 .01 -1.05 .00/1.00 .00 -.72 -.03/.97 .01 -2.28** -.01/.99 .01 -.74

Geslacht .17/1.19 .50 .35 -.01/.99 .07 -.17 .10/1.10 .51 .19 -.42/.66 .49 -.86

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure;

SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; Enkel de vetgedrukte p-waarden mogen geïnterpreteerd worden; *p <.05, **p <.01 .

Page 64: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

56

Liegen om schaamte te vermijden. Een eerste mixed model werd opgesteld. In dit

model werd de SRP-SF totaalscore als predictorvariabele opgenomen. Dit model bleek

significant te zijn (F(3, 606) = 8.59, p < .001) en bevatte geslacht als enige significante

voorspeller (F(1, 606) = 7.39, p = .007). Uit de resultaten kon afgeleid worden dat de kans om

te liegen om schaamte te vermijden daalde indien de respondent van het mannelijke geslacht

was. Een tweede mixed model met de SRP-SF subschaalscores als predictoren bleek eveneens

significant te zijn (F(6, 603) = 6.82, p < .001). In dit model waren de SRP-SF

Gevoelloosheidschaal (F(1, 603) = 4.39, p = .037) en het geslacht (F(1, 603) = 4.87, p = .028)

significante voorspellers. Deelnemers met hogere Gevoelloosheidscores en mannelijke

deelnemers zouden een lagere kans hebben om te liegen om schaamte te vermijden.

Vervolgens werd een derde mixed model opgesteld. In dit model was de TriPM totaalscore de

onafhankelijke variabele. Ook dit model bleek significant te zijn (F(3, 606) = 8.75, p < .001). Het

geslacht was de enige significante voorspeller (F(1, 606) = 6.68, p = .010) waarbij mannen een

lagere kans hadden om te liegen om schaamte te vermijden dan vrouwen. Ten slotte werd een

vierde model opgesteld met de TriPM subschaalscores als predictorvariabelen. Opnieuw was

het model significant (F(5, 604) = 5.67, p < .001) met geslacht als enige significante voorspeller

waarbij mannen een lagere kans hadden om te liegen om schaamte te vermijden dan

vrouwen.

Liegen om straf te vermijden. Een eerste model werd opgesteld met de SRP-SF

totaalscore als predictorvariabele. Dit model was significant (F(3, 606) = 3.08, p = .027) en

bevatte de SRP-SF totaalscore als significante voorspeller (F(1, 606) = 4.25, p = .040). De kans

om te liegen om straf te vermijden stijgt bij hogere SRP-SF totaalscores. De overige modellen

met respectievelijk de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscores en de TriPM

subschaalscores als predictorvariabelen waren niet significant in het voorspellen van de kans

om te liegen om straf te vermijden (F(6, 603) = 1.65, p = .131; F (3, 606) = 1.92, p = .126; F (5,

604) = 1.40, p = .222).

Liegen omdat het meer voordelen opbrengt dan het vertellen van de waarheid. In

een eerste mixed model werd de SRP-SF totaalscore opgenomen als predictorvariabele. Dit

model was significant (F(3, 606) = 3.32, p = .019) met de SRP-SF totaalscore als enige

significante voorspeller (F(1, 606) = 4.57, p = .033). Uit de analyses kon afgeleid worden dat

hogere scores op de SRP-SF gerelateerd waren aan een hogere kans om te liegen omdat het

voordelen opbrengt. In een volgend model werden de SRP-SF subschalen geïncludeerd als

onafhankelijke variabelen. Dit model was niet significant (F(6, 603) = 2.01, p = .062).

Vervolgens werd een derde mixed model opgesteld met de TriPM totaalscore als

Page 65: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

57

predictorvariabele. Dit model bleek significant te zijn (F(3, 606) = 5.85, p = .001) en bevatte de

TriPM totaalscore (F(1, 606) = 7.84, p = .005) en leeftijd (F(1, 606) = 5.11, p = .024) als

significante predictoren. De resultaten toonden aan dat hogere TriPM totaalscores leidden tot

een hogere kans om te liegen omdat het voordelen opbrengt. Oudere deelnemers hadden

daarentegen opnieuw een lagere kans om te liegen omwille van dit motief. Ten slotte werd

een vierde mixed model opgesteld. In dit model werden de TriPM subschalen als predictoren

opgenomen. Opnieuw was het model significant (F(5, 604) = 3.55, p = .004) en leeftijd was een

significante voorspeller (F(1, 604) = 5.21, p = .023). Opnieuw was een hogere leeftijd

gerelateerd aan een lagere kans om te liegen omdat het voordelen opbrengt.

Liegen om te controleren welke informatie anderen voorhanden hebben. Om na te

gaan of de psychopathiemetingen de kans om te liegen om te controleren welke informatie

anderen hebben, kunnen voorspellen werden vier mixed models opgesteld. De mixed models

hadden respectievelijk de SRP-SF totaalscore, de SRP-SF subschaalscores, de TriPM totaalscore

en de TriPM subschaalscores als predictoren. Geen enkele van deze modellen bleek significant

te zijn (F(3, 606) = .53, p = .659; F(6, 603) = .582, p = .787; F(3, 606) = .70, p = .551; F(5, 604) =

.83, p = .530).

Liegen om anderen beter te laten voelen. Een eerste mixed model met de SRP-SF

totaalscore als predictorvariabele werd opgesteld. Dit model bleek niet significant te zijn (F(3,

606) = 1.94, p = .121). Het tweede model met de SRP-SF subschaalscores als predictoren was

eveneens niet significant (F(6, 603) = 2.03, p = .059). Het mixed model met de TriPM

totaalscore als predictor was opnieuw niet significant (F(3, 606) = 2.44, p = .064), net zoals het

model met de TriPM subschalen als predictoren (F(5, 604) = 1.79, p = .113).

Conclusie: psychopathie en leugenmotieven.

Uit de voorgaande statistische analyses kon afgeleid worden dat hogere SRP-SF scores

gerelateerd zijn aan een hogere kans om te liegen om straf te vermijden en aan een hogere

kans om te liegen omdat het voordelen opbrengt. Deelnemers met een hogere score op de

SRP-SF Levensstijl en Criminele Tendensenschaal vertoonden een hogere kans om te liegen om

hun privacy te behouden. Verder bleek dat hogere SRP-SF Gevoelloosheidscores samenhingen

met een lagere kans om te liegen om schaamtegevoelens te vermijden. Deelnemers met

hogere TriPM totaalscores vertoonden een hogere kans om te liegen zonder reden en een

hogere kans om te liegen omdat het voordelen opbrengt. Hogere TriPM Disinhibitie scores zijn

daarentegen gerelateerd aan een hogere kans om te liegen om zichzelf beter voor te doen.

Page 66: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

58

Tabel 19

Resultaten van de logistische regressies van de psychopathiemetingen op de motieven om te liegen gemodelleerd aan de hand van mixed models.

Predictoren Schaamte Straf Voordelen Controle info Altruïsme

B / Exp(B) SE(B) t B / Exp(B) SE(B) t B / Exp(B) SE(B) t B / Exp(B) SE(B) t B / Exp(B) SE(B) t

SRP-SF totaalscores

SRP-SF -.01/.99 .02 -.34 .03/1.03 .01 2.06* .03/1.03 .02 2.14* .01/1.01 .02 .82 .01/1.01 .01 .77

Leeftijd -.02/.98 .01 -1.43 -.02/.98 .01 -1.65 -.02/.98

.01 -1.73 .00/1.00 .01 -.18 .00/1.00 .01 .37

Geslacht -.69/.50 .25 -2.72** -.10/.91 .54 -1.18 -.86/.43 .67 -1.29 .29/1.33 .72 .40 -1.09/.34 .51 -2.14*

SRP-SF Subschaalscores

IPM .06/1.06 .06 .97 .07/1.07 .04 1.56 .14/1.15 .06 2.21* .09/1.09 .06 1.35 .09/1.10 .04 2.11*

GL -.13/.88 .06 -2.10* .00/1.00 .05 .05 -.04/.96 .06 -.63 .00/1.00 .04 -.07 -.03/.97 .04 ;81

LS .04/1.04 .03 1.18 .02/1.02 .04 .61 .02/1.02 .04 .46 -.01/.99 .04 -.27 -.03/.97 .03 -.94

CT -.02/.98 .11 -.20 .02/1.02 .10 .22 -.05/.95 .09 -.61 -.07/.93 .06 -1.25 .03/1.03 .07 .37

Leeftijd -.01/.99 .01 -1.26 -.02/.98 .01 -1.65 -.02/.98a .01 -1.75 .00/1.00 .01 -.36 .00/1.00 .01 .12

Geslacht -.58/.56 .26 -2.21* -.04/.97 .52 -.07 -.70/.50 .62 -1.12 .40/1.50 .70 .57 -.99/.37 .49 -2.04*

TriPM totaalscores

TriPM -.20/.82 .23 -.84 .10/1.10 .19 .51 .52/1.68 .19 2.80** .30/1.35 .23 1.29 .22/1.25 .15 1.50

Leeftijd -.02/.99 .01 -1.48 -.02/.98

.01 -1.95 -.03/.97 .01 -2.26* .00/1.00 .01 -.51 .00/1.00 .01 .16

Geslacht -.63/.54 .24 -2.58* .12/1.13 .67 .18 -.96/.38 .61 -1.58 .23/1.26 .61 .37 -1.15/.32 .52 -2.20*

TriPM Subschaalscores

SM -.33/.72 .33 -.99 -.07/.93 .24 -.29 .61/1.84 .36 1.71 .06/1.06 .33 .18 .48/1.62 .23 2.14*

LH -.24/.79 .66 -.36 -.10/.90 .55 -.19 .37/1.44 .59 .62 1.06/2.89

.61 1.73 .16/1.17 .41 .39

DIS .08/1.08 .60 .13 .61/1.84 .49 1.24 .59/1.80 .60 .97 -.34/.72 .58 -.58 -.13/.88 .40 -.32

Leeftijd -.01/.99 .01 -1.27 -.02/.98

.01 -1.72 -.03/.97 .01 -2.28* -.00/1.00 .01 -.26 .00/1.00 .01 -.32

Geslacht -.56/.57 .26 -2.15* .24/1.27 .69 .35 -.96/.38 .60 -1.60 .17/1.19 .52 .34 -1.25/.29 .55 -2.28*

Noot. SRP-SF = Self-Report Psychopathy Scale – Short Form; IPM = Interpersoonlijke Manipulatie; GL = Gevoelloosheid; LS = Levensstijl; CT = Criminele Tendensen; TriPM = Triarchic Psychopathy Measure; SM = Stoutmoedigheid; LH = Laaghartigheid; DIS = Disinhibitie; ; Enkel de vetgedrukte p-waarden mogen geïnterpreteerd worden; *p <.05, **p <.01 .

Page 67: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

59

Discussie

In het huidige onderzoek werd nagegaan met welke componenten van deceptie

psychopathie gerelateerd is. Deceptie zou volgens verschillende auteurs één van de

belangrijkste kenmerken van psychopathie zijn (Babiak & Hare, 2006; Edens et al., 2000b; Ray

et al., 2013). Ondanks deze stelling vertoont de voorgaande literatuur nog heel wat hiaten. Er

is immers weinig onderzoek voorhanden over de relatie tussen psychopathie en de specifieke

sociale wenselijkheidscomponenten. Daarnaast lijkt er tot nog toe enkel onderzoek verricht te

zijn naar het verband tussen psychopathie en de leugenfrequentie. Wanneer personen met

hogere psychopathiescores precies liegen bleef onduidelijk en studies naar gevoelens met

betrekking tot liegen bij psychopathie zijn schaars. Vooreerst trachtte deze studie een bijdrage

te leveren aan de bestaande literatuur door het verband tussen psychopathie en sociale

wenselijkheid na te gaan. Sociale wenselijkheid werd in deze studie opgesplitst in twee

componenten: zelfdeceptie en impressiemanagement. Verder werd er in deze studie gepoogd

om een omvattend beeld te geven over het verband tussen psychopathie en leugenachtig

gedrag. Dit gebeurde door na te gaan of personen met hogere psychopathiescores meer liegen

en hoe zij dit liegen ervaren. Zo werd gevraagd naar de attitude ten aanzien van liegen, de

subjectieve perceptie van succes in liegen, de gevoelens tijdens en na het liegen en de

motieven onderliggend aan het liegen. Het verband tussen psychopathie en de hiervoor

genoemde deceptiecomponenten werd onderzocht aan de hand van een online survey bij een

steekproef (N = 671) uit de algemene populatie. Een gedeelte van deze steekproef (n = 197)

nam deel aan een dagboekstudie.

Bespreking Onderzoeksresultaten en Suggesties voor Volgend Toekomstig Onderzoek

Psychopathie en sociale wenselijkheid.

De resultaten in het huidige onderzoek toonden aan dat nagenoeg alle SRP-SF en

TriPM totaal- en subschalen – met uitzondering van de TriPM Stoutmoedigheidschaal –

significant negatief correleerden met sociale wenselijkheid en impressiemanagement.

Dergelijke negatieve correlaties met sociale wenselijkheid en impressiemanagement werden

ook in voorgaand onderzoek teruggevonden (Freeman & Samson, 2012; Gordts et al., 2015;

Ray et al., 2013; Seto et al., 1997; Verschuere et al., 2014). Aangezien correlatiecoëfficiënten

niet eenduidig te interpreteren zijn in termen van causale relaties en de richting van het

verband (Leary, 2016), kunnen deze bevindingen op verschillende zaken wijzen. Een eerste

mogelijke verklaring stelt dat hogere scores op sociale wenselijkheid en impressiemanagement

Page 68: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

60

lagere scores op psychopathie voorspellen (Verschuere et al., 2014). Vermits individuen met

hogere psychopathiescores doorgaans succesvol zijn in het gebruik van sociale wenselijkheid

en impressiemanagement (Book et al., 2006; Kelsey et al., 2015; MacNeil & Holden, 2006), zou

dit kunnen impliceren dat psychopathische personen sociaal wenselijk antwoorden en

hierdoor een lagere mate van psychopathische trekken rapporteren op

psychopathievragenlijsten. Een tweede mogelijke verklaring veronderstelt dat individuen met

hogere psychopathiescores minder sociaal wenselijk antwoorden en minder gebruik maken

van impressiemanagement (Freeman & Samson, 2012; Gordts et al., 2015). Deze verklaring

krijgt eveneens ondersteuning door onderzoek. Controle voor de score op sociale

wenselijkheidsmetingen beïnvloedt de relatie tussen psychopathie en externe criteria immers

niet (Verschuere et al., 2014). Dat individuen met een hogere psychopathiescore laag scoren

op sociale wenselijkheidsmetingen en impressiemanagement, zou kunnen betekenen dat zij

zich minder bezig houden met het proberen voldoen aan de sociale norm. Sommige

onderzoekers suggereren dat dit een typisch kenmerk is van psychopathische

persoonlijkheidstrekken (Seto et al., 1997; Verschuere et al., 2014). Een derde mogelijke

verklaring is de aanwezigheid van een derde variabele die de gevonden negatieve correlaties

verklaart. Zo werd er in onderzoek namelijk aangetoond dat sociale wenselijkheid een

positieve correlatie vertoont met consciëntieusheid (Kluemper, 2008). Consciëntieusheid is

een persoonlijkheidstrek uit het vijf-factorenmodel van persoonlijkheid die vooral draait rond

zelfdiscipline en de vaardigheid om te plannen en organiseren (McCrae & Costa, 2003).

Aangezien impulsiviteit één van de kenmerken van psychopathie is, is het niet verrassend dat

psychopathie een negatieve correlatie met consciëntieusheid vertoont (Lynam & Derefinko,

2006). Bijgevolg bestaat de mogelijkheid dat het gebrek aan consciëntieusheid bij

psychopathie, de negatieve correlaties tussen psychopathie, sociale wenselijkheid en

impressiemanagement kan verklaren (Ray et al., 2013, Verschuere et al., 2014). Toekomstig

onderzoek naar de aard van de relatie tussen psychopathie, sociale wenselijkheid en

impressiemanagement is daarom zeker noodzakelijk om een uitspraak te kunnen doen over de

plausibiliteit van de hierboven vermeldde verklaringen.

De TriPM Stoutmoedigheidschaal vertoonde geen significante negatieve correlaties

met sociale wenselijkheid en impressiemanagement. Er werd geen correlatie teruggevonden

tussen de TriPM Stoutmoedigheidschaal enerzijds en de EPQ-R Lie scale en de BIDR

Impressiemanagementsubschaal anderzijds. Daarnaast was er een significant positief verband

met de BIDR totaalschaal. In een meta-analyse van Ray en collega’s (2013) lijkt hetzelfde

patroon voor te komen: psychopathiemetingen in hun geheel, alsook hun antisociale-

Page 69: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

61

impulsiviteitsgerelateerde subschalen, hingen doorgaans negatief samen met sociale

wenselijkheid. De correlaties tussen sociale wenselijkheid en onbevreesde dominantie, een

factor uit de Psychopathic Personality Inventory-Revised (PPI-R; Lilienfeld & Widows, 2005) die

verband houdt met stoutmoedigheid (Lilienfeld et al., 2012), waren echter niet zo consistent.

De teruggevonden correlaties uit de besproken studies waren negatief, afwezig, of positief. In

de literatuur wordt stoutmoedigheid soms als een enigszins adaptieve component van

psychopathie beschreven (Lilienfeld et al., 2012; Miller & Lynam, 2012; Ray et al., 2013). Dit

komt doordat stoutmoedigheid onder meer stressresistentie, sociale dominantie, assertiviteit

en een gebrek aan angst omvat (Lilienfeld et al., 2012; Patrick et al., 2009). Er is echter geen

consensus of stoutmoedigheid als adaptieve component wel degelijk een onderdeel is van het

psychopathieconstruct. In de PCL-R en gerelateerde metingen zoals de SRP-SF wordt er immers

minder belang gehecht aan stoutmoedigheid (Lilienfeld et al., 2016; Lynam & Miller, 2012;

Miller & Lynam, 2012) wat zich in de huidige studie uitte in zwakke positieve correlaties tussen

de TriPM Stoutmoedigheidschaal en de SRP-SF totaal- en subschalen.

Evidentie voor de stelling dat bepaalde psychopathische trekken adaptief kunnen zijn

kan reeds teruggevonden worden in de beschrijvingen van Cleckley (1988). Ook recenter

onderzoek lijkt deze veronderstelling te ondersteunen door het verband tussen

stoutmoedigheid en verschillende aanpassingscriteria aan te tonen. Zo hangt stoutmoedigheid

samen met een hoger welzijn, een hogere zelfwaarde, een hogere mate van assertiviteit, een

hogere sociale dominantie, lagere stressgevoelens en een lagere negatieve emotionaliteit

(Benning, Patrick, Hicks, Blonigen, & Krueger, 2003; Drislane et al., 2013; Miller & Lynam, 2012,

Patrick et al., 2009). Het verband tussen stoutmoedigheid en sociale wenselijkheid zou dan

kunnen betekenen dat individuen met hogere stoutmoedigheidscores er door hun hoge

zelfwaarde van uitgaan dat ze niet veel sociaal onwenselijke dingen te vertellen hebben over

zichzelf (Benning et al., 2003; Ray et al., 2013).

Waar voorgaand onderzoek vooral de afwezigheid van een verband tussen

zelfdeceptie en psychopathie benadrukte (Hare et al., 1989) vertoonden de

onderzoeksresultaten in deze studie geen eenduidig beeld. Zowel de SRP-SF totaal- als

nagenoeg alle SRP-SF subschalen waren niet significant gerelateerd aan zelfdeceptie. Ook met

TriPM Laaghartigheidschaal was er geen correlatie. De SRP-SF Levensstijlschaal en de TriPM

Disinhibitieschaal vertoonden daarentegen een negatief verband met de BIDR

Zelfdeceptieschaal. Ook zelfdeceptie lijkt een enigszins adaptief construct te zijn. Het is immers

gerelateerd aan een hogere inschatting van de eigen mentale gezondheid, een hogere

zelfwaarde, meer emotionele stabiliteit en het nalaten van een positieve eerste indruk

Page 70: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

62

(Paulhus, 2002). Dit verklaart mogelijk ook de gevonden negatieve correlaties met de SRP-SF

Levensstijl en de TriPM Disinhibitieschaal. Beide subschalen peilen immers naar impulsiviteit,

een construct dat onverenigbaar is met emotionele stabiliteit.

Tot slot werden er positieve correlaties tussen zelfdeceptie en de TriPM totaal- en

Stoutmoedigheidschaal teruggevonden. Aangezien zelfdeceptie gerelateerd lijkt te zijn aan een

reeks positieve kenmerken (Paulhus, 2002), kan de voorheen besproken visie over

stoutmoedigheid als adaptieve component van psychopathie ook hier een verklaring zijn.

Stoutmoedigheid wordt namelijk gekenmerkt door onder meer stressresistentie, een hogere

zelfwaarde en assertiviteit (Bennings et al., 2003; Patrick et al., 2009), wat consistent lijkt te

zijn met de correlaten van zelfdeceptie. Er is echter meer duidelijkheid en consensus tussen

onderzoekers nodig over de inclusie van het stoutmoedigheidsconstruct in de bestaande

theorieën van psychopathie. Alleen zo kan de relatie tussen psychopathie en sociale

wenselijkheid, impressiemanagement en zelfdeceptie grondig en eenduidig bestudeerd

worden.

Psychopathie en leugenachtig gedrag.

Psychopathie, de leugenfrequentie en daadwerkelijk liegen.

De resultaten uit de huidige studie suggereren dat personen met hogere SRP-SF

totaalscores en TriPM totaalscores vaker liegen, zowel op de LFQ als het leugendagboek. Deze

bevindingen zijn consistent met voorgaande literatuur (Halevy et al., 2014). Bovendien lijkt dit

de stelling dat deceptie één van de belangrijkste kenmerken van psychopathie is te bevestigen

(Babiak & Hare, 2006; Cleckley, 1988; Edens et al., 2000b; Ray et al., 2013).

De SRP-SF Interpersoonlijke Manipulatieschaal voorspelde een hogere

leugenfrequentie op de LFQ en het dagboek. Dit was in de lijn van de verwachtingen en vorig

onderzoek, aangezien deze subschaal voornamelijk naar manipulatie en misleiding peilt

(Paulhus et al., 2016; Verschuere & in ’t Hout, 2016). Hogere scores op de TriPM

Laaghartigheidschaal, waren eveneens gerelateerd aan een hogere leugenfrequentie op de

LFQ. Opmerkelijk genoeg werd er echter geen verband teruggevonden tussen de TriPM

Laaghartigheidschaal en liegen in het dagboek. Mogelijk is dit te wijten aan het feit dat de

TriPM Laaghartigheidschaal meer meet dan louter manipulatie en de uitbuiting van anderen.

Ook het gebrek aan empathie wordt nagegaan aan de hand van deze subschaal (Patrick,

2010b). In de SRP-SF bestaat er daarentegen een aparte Interpersoonlijke Manipulatieschaal

die voornamelijk misleiding meet en een aparte Gevoelloosheidschaal die zich enkel toespitst

op de meting van het gebrek aan empathie en schuldgevoelens (Paulhus et al., 2016). De kans

Page 71: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

63

bestaat dus dat de relatie tussen de TriPM Laaghartigheidschaal en psychopathie beïnvloed

wordt door de brede definiëring van het laaghartigheidsconstruct.

Een andere belangrijke vaststelling in het huidige onderzoek is dat er duidelijke

fluctuaties zijn in de dagdagelijkse leugenfrequentie. De variantie van de gerapporteerde

leugenfrequentie binnen individuen bleek telkens groter te zijn dan de variantie tussen

individuen. Dit impliceert dat de mate waarin iemand liegt, sterk kan verschillen per dag. Naast

deze vaststelling bleek ook dat de leugenfrequentie – zowel in het dagboek als op de LFQ –

niet normaal verdeeld was. Aan de asymmetrie en de scherpte van de staart te zien, bleken

beide verdelingen scheef verdeeld te zijn naar rechts. Dit betekent dat er veel deelnemers

weinig leugens rapporteerden en dat er slechts een aantal deelnemers veel leugens

rapporteerden. Dit is overeenkomstig met resultaten uit voorgaand onderzoek, waar deze

personen als ‘riante leugenaars’ geclassificeerd werden (Halevy et al., 2014; Serota et al., 2010;

Serota & Levine, 2015). Het is niet eenvoudig om op dergelijke data statistische analyses uit te

voeren, vermits het moeilijk is om te definiëren wat precies uitbijters of fouten zijn. Sommige

leugenfrequenties lijken intuïtief te hoog, maar het is onmogelijk om te weten of de

gerapporteerde leugenfrequentie een reflectie is van de werkelijkheid of niet. Vandaar dat

toekomstig onderzoek beter een aantal antwoordmogelijkheden geeft bij de vraag naar de

leugenfrequentie in de plaats van de mogelijkheid om zelf een cijfer in te geven. Een voorbeeld

kan zijn om de volgende categorieën te gebruiken voor het aantal leugens: 0, 1, 2, 3, 5, 5-25 en

+25 (Serota & Levine, 2015).

Naast de leugenfrequentie werden de respondenten eveneens getest op het

daadwerkelijk liegen tijdens de Anagramleugentaak. Uit de analyses bleek dat geen enkele

psychopathie totaal- of subschaal erin slaagde om het al dan niet liegen in deze taak te

voorspellen. Dit was niet in de lijn van de verwachtingen, aangezien voorgaand onderzoek

aantoonde dat personen met hogere psychopathiescores vaker liegen op de

Anagramleugentaak (Havely et al., 2014). Bovendien toonde dit zelfde onderzoek aan dat er

een grote overeenstemming is tussen de zelfgerapporteerde leugenfrequentie en het

daadwerkelijk liegen op een taak. Er waren echter twee verschillen tussen het gebruik van de

Anagramleugentaak in de studie van Halevy en collega’s (2014) en het gebruik van de taak in

het huidige onderzoek. Een eerste verschil betreft de context van het onderzoek. De studie van

Halevy en collega’s (2014) werd op een computer in een labo uitgevoerd. Hierdoor is het

mogelijk dat er meer controle is over het effectief proberen oplossen van de anagrammen. In

de huidige studie werden de anagrammen van thuis uit opgelost. Hierdoor is het mogelijk dat

men geen enkele poging deed om de anagrammen op te lossen. Dit laatste is tevens

Page 72: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

64

gerelateerd aan het tweede verschil: de aanwezigheid van een beloning bij het oplossen van

de anagrammen. In de oorspronkelijke studie van Halevy en collega’s (2014) werd een

beloning vooropgesteld indien alle anagrammen opgelost konden worden. In de huidige studie

gebeurde dit niet, wat zou kunnen verklaren waarom personen met hogere

psychopathiescores geen hogere kans vertoonden om te liegen op de Anagramleugentaak. De

resultaten met betrekking tot de leugenmotieven (die later in deze discussie meer in detail

besproken worden) suggereerden immers dat individuen met hogere scores op de SRP-SF

totaalschaal en de TriPM totaalschaal vaker liegen wanneer het voordelen met zich

meebrengt. Bijgevolg is verder onderzoek naar psychopathie, liegen en beloning

hoogstnoodzakelijk. Toekomstig onderzoek dient zich hier echter niet toe te beperken. De SRP-

SF totaalscore vertoonde in het huidige onderzoek immers ook een verband met liegen om

straf te vermijden. Dit is tegengesteld aan de resultaten uit voorgaand onderzoek omtrent de

BIS-BAS theorie van Gray (1981, 1982). De BIS-BAS theorie gaat ervan uit dat er twee

motivationele systemen zijn die ons gedrag beïnvloeden: (1) een behavioural inhibition system

(BIS) dat gevoelig is voor straf en ernaar streeft om straf te vermijden en (2) een behavioural

approach system (BAS) dat gevoelig is voor beloning en ons gedrag stuurt richting beloning. BIS

is vooral geassocieerd aan neuroticisme en emotionele instabiliteit en BAS aan impulsiviteit

(Torrubia, Avila, Molto, & Caseras, 2001). Het is dus niet verbazingwekkend dat onderzoek

negatieve associaties tussen psychopathie en BIS aantoont en positieve associaties tussen

psychopathie en BAS (Ross, Benning, Patrick, Thompson, & Thurston, 2009; Walace, Malterer,

& Newman, 2009). Toch toonden de resultaten uit de huidige studie aan dat psychopathie

gerelateerd is aan liegen om straf te vermijden. Volgend onderzoek zou derhalve kunnen

nagaan of de BIS-BAS-associaties met psychopathie ook van toepassing zijn op liegen. Dit kan

bijvoorbeeld door een experimenteel onderzoeksopzet waarbij de Anagramleugentaak wordt

uitgevoerd onder een beloningsconditie, een bestraffingsconditie en ten slotte onder een

conditie zonder beloning of bestraffing. Zo kan nagegaan worden of individuen met een

hogere mate van psychopathische trekken vaker liegen afhankelijk van welk gevolg eraan

gerelateerd is.

Psychopathie, attitude ten aanzien van liegen en perceptie van succes in liegen.

In de lijn met de resultaten uit voorgaand onderzoek (Baughman et al., 2014; Edens et

al., 2000a), kon in de huidige studie teruggevonden worden dat respondenten met hogere

SRP-SF en TriPM totaalscores over een hogere kans beschikten om een positieve attitude ten

aanzien van liegen te hebben in vergelijking met de kans op een negatieve attitude ten aanzien

van liegen. Dit is een belangrijk gegeven, aangezien voorgaande studies een verband

Page 73: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

65

aantoonden tussen de leugenfrequentie en een positieve attitude ten aanzien van liegen. Dit

verband werd teruggevonden voor de expliciet gemeten attitude ten aanzien van liegen

(Serota & Levine, 2012) maar ook voor de impliciet gemeten attitude ten aanzien van liegen

(Halevy et al., 2014; Jung & Lee, 2009; Serota & Levine, 2012). Dit impliceert mogelijk dat

personen met een positievere attitude ten aanzien van liegen, ook meer zullen liegen (Halevy

et al., 2014; Serota & Levine, 2012).

In het huidige onderzoek werd eveneens nagegaan of individuen met hogere

psychopathiescores zichzelf vaker als een goede leugenaar beschouwen. De resultaten

toonden aan dat hogere SRP-SF totaalscores en hogere TriPM totaal- en Laaghartigheidscores

gerelateerd waren aan een hogere kans om zichzelf altijd als een goede leugenaar te

beschouwen in vergelijking met de kans om zichzelf nooit als een goede leugenaar te

beschouwen. Dat hogere Laaghartigheidscores samenhangen met de subjectieve perceptie van

succes heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met het feit dat deze schaal onder meer naar de

uitbuiting van anderen peilt (Patrick, 2010b). Het is echter merkwaardig dat er geen effecten

van de SRP-SF Interpersoonlijke Manipulatiesubschaal terug te vinden zijn. De SRP-SF

Interpersoonlijke Manipulatieschaal peilt immers naar de misleiding van anderen (Paulhus et

al., 2016). Dat individuen met een hogere mate van psychopathische trekken zichzelf als

succesvolle leugenaars beschouwen, werd eveneens aangetoond in voorgaand onderzoek

(Giammarco et al., 2013; Klaver et al., 2007) en kan reeds aangetroffen worden in Cleckley’s

(1988) en Hare’s (2003) theorieën. Zij beschrijven immers egocentricteit, grandiositeit,

oneerlijkheid en pathologisch liegen als kenmerken van psychopathie. Of personen met hogere

psychopathiescores effectief succesvoller zijn in liegen, is echter onduidelijk (Billings, 2004;

Klaver et al. 2009;Porter et al., 2011; Verschuere et al., 2006). Verder onderzoek is

noodzakelijk om hier uitsluitsel over te bieden.

Psychopathie en gevoelens met betrekking tot liegen.

Uit de LFQ-data kon afgeleid worden dat deelnemers met hogere SRP-SF totaal- en

Gevoelloosheidscores en deelnemers met hogere TriPM totaal- en Laaghartigheidscores liegen

minder moeilijk vonden. Dat de TriPM Laaghartigheidschaal gerelateerd is aan minder moeite

hebben met liegen, lijkt logisch. Deze schaal peilt vooral naar de uitbuiting van anderen en de

afwezigheid van empathie en prosociaal gedrag (Patrick et al., 2009). Waarom de SRP-SF

Gevoelloosheidschaal gerelateerd was aan minder moeite met liegen is daarentegen minder

duidelijk. Deze schaal peilt eveneens naar de afwezigheid van empathie, maar omvat niets met

betrekking tot deceptie of uitbuiting (Paulhus et al., 2016).

Page 74: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

66

Een potentiële verklaring voor de relatie tussen psychopathie in het algemeen en het

minder moeilijk vinden van liegen is dat liegen eenvoudiger wordt wanneer men vaak liegt

(Verschuere, Spruyt, Meijer, & Otgaar, 2011). Vermits in de huidige studie en in voorgaand

onderzoek aangetoond kon worden dat individuen met hogere psychopathiescores vaker

liegen (Halevy et al., 2014), kan het zijn dat ze liegen hierdoor minder moeilijk vinden. Mogelijk

is dit gerelateerd aan een verminderde activatie in bepaalde hersengebieden die belangrijk zijn

voor liegen (Fullam, McKie, & Dolan, 2009). Onderzoek toont immers aan dat liegen

gerelateerd is aan een hogere activiteit in bepaalde hersengebieden. Personen met een hogere

mate van psychopathische trekken vertonen echter een minder sterke activatie in dergelijke

hersengebieden dan personen met een lagere mate van psychopathische trekken (Fullam et

al., 2009).

Verder vonden deelnemers met hogere TriPM totaal- en Laaghartigheidscores liegen

minder emotioneel, wat overeenkomt met de kenmerken van psychopathie die beschreven

werden door Cleckley (1988) en Hare (2003). Zij beschreven immers dat individuen met

psychopathische trekken emotieloos zijn. Wanneer zij toch emoties beleven, zou dit slechts

oppervlakkig zijn. Cleckley (1988) veronderstelde zelfs dat individuen met psychopathische

trekken geen blijdschap zouden ervaren. Verschillende onderzoekers en clinici stelden deze

opvatting echter in vraag (Stuerwald & Kosson, 2000). Personen met hogere

psychopathiescores, in het bijzonder op de interpersoonlijke en affectieve subschalen, zouden

immers meer positieve gevoelens rapporteren (Del Gaizo & Falkenbach, 2008). Hoewel dit niet

specifiek over de relatie tussen psychopathie en gevoelens ten aanzien van liegen gaat, lijkt

deze vaststelling overeenkomstig te zijn met de gevoelens die gerapporteerd werden in de

huidige studie. De resultaten in de dagboekstudie toonden aan dat de SRP-SF totaalschaal en

de TriPM totaal- en Laaghartigheidschaal gerelateerd waren aan positievere gevoelens tijdens

en na het liegen. De SRP-SF totaal- en Interpersoonlijke Manipulatieschaal en de TriPM

Laaghartigheidschaal waren eveneens gerelateerd aan meer gevoelens van opwinding tijdens

en na het liegen. De TriPM totaalscore was enkel gerelateerd aan opwinding na het liegen.

Verder was er ook een positief verband terug te vinden tussen de TriPM totaalschaal en

blijdschap tijdens en na het liegen. De TriPM Laaghartigheidschaal was enkel gerelateerd aan

meer gevoelens van blijdschap na het liegen. Dat personen met hogere scores op psychopathie

totaal- en interpersoonlijk-affectiefgerelateerde subschalen vaker positieve gevoelens

rapporteren ten aanzien van liegen werd eveneens teruggevonden in voorgaand onderzoek

(Baughman et al., 2014). Hoewel onderzoek rond emoties bij psychopathie tijdens en na het

liegen schaars is, werden er in het verleden reeds suggesties gegeven over dit thema.

Page 75: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

67

Verschillende auteurs veronderstelden dat personen met een hogere mate van

psychopathische trekken blijdschap en plezier kunnen ervaren bij het misleiden van een ander

(Meloy, 1988; Yochelsen & Samenow, 1976). Bijgevolg zou dit kunnen verklaren waarom

positieve emoties gerapporteerd werden in het dagboek. Niettegenstaande is meer empirisch

onderzoek rond psychopathie en het ervaren van positieve emoties ten aanzien van liegen

noodzakelijk.

Het verband met negatieve emoties zoals schuld, schaamte en angst was niet

eenduidig. Er werd enkel een negatieve relatie teruggevonden tussen de SRP-SF totaalscore en

de TriPM Laaghartigheidscore enerzijds en minder schuldgevoelens tijdens het liegen

anderzijds. Dit is consistent met de beschrijvingen van Cleckley (1988) en Hare (2003) over

gebrek aan schuldgevoelens. Er was daarentegen geen verband tussen psychopathie,

schaamtegevoelens en angstgevoelens. Ook de literatuur is inconsistent wat de relatie tussen

psychopathie totaal- en subschaalscores enerzijds en schaamte en angstgevoelens anderzijds

betreft (Del Gaizo & Falkenbach; 2008; Lyons, 2015; Stuerwald & Kosson, 2000). Mogelijk valt

dit te verklaren door het feit dat individuen met hoge psychopathiescores problemen hebben

met hun emotioneel zelfbewustzijn waardoor ze er niet in slagen te identificeren welke

negatieve emoties ze al dan niet ervaren (Grieve & Mahar, 2010; Holmqvist, 2008). Dit zou dan

kunnen resulteren in een onvermogen om over bepaalde emoties te rapporteren.

Psychopathie en leugenmotieven.

In de dagboekstudie werd ook gepeild naar de achterliggende motieven voor het

liegen. De voornaamste vaststellingen in dit onderzoek waren dat hogere psychopathiescores,

afhankelijk van de soort psychopathiemeting, verband hielden met liegen omwille van de

voordelen, liegen om straf te vermijden en liegen zonder reden. Er werd geen verband

gevonden tussen psychopathie en liegen omdat het leuk is.

Overeenkomstig met voorgaand onderzoek (Spidel, 2002) voorspelden hogere scores

op de SRP-SF en de TriPM totaalschaal een hogere kans om te liegen omwille van de voordelen

die het met zich meebracht. Verder hing de SRP-SF totaalschaal samen met een hogere kans

om te liegen om straf te vermijden. Dit laatste lijkt tegenstrijdig te zijn met de voorheen

besproken BIS-BAS theorie van Gray (1981, 1982). Er werd immers aangetoond dat

psychopathie positief samenhangt met BAS en een negatief verband vertoont met BIS (Ross et

al., 2009; Walace et al., 2009). Dit impliceert dat straf – in tegenstelling tot beloning – een

minder sterke invloed zou hebben op de keuze om al dan niet te liegen. Een mogelijke

verklaring voor het verband tussen psychopathie en liegen om straf te vermijden is de

Page 76: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

68

externalisatie van schuld die psychopathische individuen kenmerkt (Hare, 1999). In onderzoek

werd immers aangetoond dat psychopathie gerelateerd is aan het beschuldigen van anderen

voor hun eigen daden om hun straf te ontlopen (Rogers & Cruise, 2000). Er is echter meer

onderzoek nodig naar de verschillende contexten waarin men liegt, de mogelijke motieven

binnen deze contexten en de specifieke inhoud van de leugens om hierop een eenduidig

antwoord te kunnen geven.

Daarnaast bleek uit de data, in tegenstelling tot de studie van Spidel et al., (2011), dat

hogere TriPM totaalscores gerelateerd waren aan een hogere kans om te liegen zonder reden.

Aangezien dit een kenmerk is van pathologisch liegen (Dike, 2008), lijkt dit consistent te zijn

met de beschrijving van Hare (2003). Dit wil echter niet zeggen dat personen met een hoog

aantal psychopathische trekken automatisch een pathologische leugenaar genoemd mogen

worden. Pathologisch liegen wordt namelijk gekenmerkt door het voornamelijk liegen zonder

duidelijk aanwijsbare reden (Dike, Baranoski, & Griffith, 2006). Na het huidige onderzoek is het

immers duidelijk dat individuen met een hoge mate van psychopathische trekken liegen

omwille van meerdere redenen.

Een andere belangrijke teruggevonden associatie is het negatieve verband tussen de

SRP-SF Gevoelloosheidschaal en liegen om schaamte te vermijden. Dit is niet onverwacht.

Cleckley (1988) schreef in zijn Mask of Sanity dat individuen met een hogere mate van

psychopathische trekken geen spijt of schaamte ervaren. Schaamte is bijgevolg geen reden om

te liegen voor personen met hoge Gevoelloosheidscores. Het is vermeldenswaardig dat hier

enkel een verband teruggevonden wordt met de SRP-SF Gevoelloosheidschaal. Ook de TriPM

Laaghartigheidsubschaal peilt immers naar de uitbuiting van anderen en de afwezigheid van

empathie en prosociaal gedrag (Patrick, 2010b). Waarom deze subschaal niet gerelateerd is

aan liegen om schaamte te vermijden, is echter onbekend. Verder onderzoek naar de

onderliggende constructen die gemeten worden met de SRP-SF, de TriPM en hun subschalen

zal dit moeten uitwijzen.

Ten slotte werd er uit onderzoek van Spidel et al. (2011) geconcludeerd dat individuen

met hogere psychopathiescores eveneens vaker liegen omdat ze het leuk vinden. Deze

resultaten konden in het huidige onderzoek echter niet gerepliceerd worden. Hierbij moet er

echter een kanttekening gemaakt worden. Het is belangrijk om op te merken dat in de studie

van Spidel et al. (2011) niet expliciet naar de leugenmotieven werd gevraagd. Het onderzoek

gebeurde aan de hand van interviews die gecodeerd werden in termen van vooraf

gedefinieerde leugenmotieven. Een potentiële verklaring voor de afwezigheid van het verband

Page 77: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

69

kan het expliciet bevragen van dit motief zijn. Het kan immers confronterend zijn om toe te

geven dat men liegt omdat men het leuk vindt.

Implicaties

Ondanks de waarschuwingen door voorgaande auteurs (Lilienfeld & Fowler, 2006),

toont dit onderzoek geen eenduidige aanwijzingen tegen het gebruik van zelfrapportage voor

de meting van psychopathie. Aangezien individuen met een hogere mate van psychopathische

trekken succesvoller lijken te zijn in het gebruik van sociale wenselijkheid en

impressiemanagement (Kelsey et al., 2015), blijft het belangrijk om voorzichtig te zijn bij het

gebruik van zelfrapportagemetingen. De resultaten van de huidige studie geven immers geen

sluitende verklaring over het negatieve verband tussen sociale wenselijkheid,

impressiemanagement en psychopathie. Bijgevolg bestaat de kans dat individuen met een

hogere mate van psychopathische trekken toch gebruik maken van sociale wenselijkheid.

Hierdoor zouden ze sociaal wenselijk kunnen antwoorden op psychopathiemetingen en

zodoende lager scoren op deze metingen.

Daarnaast ondersteunt de huidige studie het twee-componentenmodel van sociale

wenselijkheid (Paulhus, 1984), wat belangrijk is om mee te nemen naar volgend onderzoek

over sociale wenselijkheid en psychopathie. De psychopathiemetingen vertonen over het

algemeen een negatief verband met impressiemanagement. De relatie met zelfdeceptie is

echter minder duidelijk. De huidige studie suggereert dat individuen met hogere

stoutmoedigheidscores tot op een zekere hoogte bepaalde positieve kenmerken aan zichzelf

toeschrijven en denken dat ze aan hun ideaalbeeld voldoen (Paulhus, 1984; Ray et al., 2013; de

Vries et al., 2014).

Verder biedt het huidige onderzoek ondersteuning voor een meer genuanceerde en

dimensionele visie van psychopathie. De resultaten in deze studie vertoonden uiteenlopende

correlaties met de sociale wenselijkheidscomponenten. Deze correlaties waren afhankelijk van

welke psychopathiemeting, meer specifiek welke subschaal, gehanteerd werd. Dit impliceert

dat er niet zo iets is als een prototype psychopaat. Psychopathie bestaat immers uit

verschillende persoonlijkheidstrekken waarop men hoger of lager kan scoren (Coid et al.,

2009b; Edens et al., 2006; Miller et al., 2001; Neumann & Hare, 2008; Walters et al., 2007).

Bovendien zou de ene psychopathische persoonlijkheidstrek adaptiever zijn dan de andere

(Lilienfeld et al., 2012; Miller & Lynam, 2012; Ray et al., 2013). Onderzoek toont bijvoorbeeld

aan dat stoutmoedigheid met adaptieve kenmerken samenhangt (Benning et al., 2003;

Drislane et al., 2013; Miller & Lynam, 2012, Patrick et al., 2009). Verschillende auteurs zijn het

Page 78: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

70

er echter niet over eens of dit een onderdeel is van het psychopathieconstruct. Hun

argumentatie suggereert dat stoutmoedigheid geen onderdeel kan zijn van psychopathie

vermits het nomologisch netwerk van andere psychopathiemetingen geen adaptieve criteria

bevat (Lilienfeld et al., 2012; Lynam & Miller, 2012; Miller & Lynam, 2012). De relatie tussen

psychopathie en externe correlaten kan dus afhangen van welke psychopathiemeting er

gebruikt wordt. De keuze voor een welbepaald meetinstrument moet bijgevolg goed

afgewogen worden.

De resultaten met betrekking tot liegen uit de huidige studie suggereren dat individuen

met hogere psychopathiescores vaker liegen en een positievere attitude hebben ten aanzien

van liegen. Dit lijkt overeen te komen met het profiel van een riante leugenaar (Serota &

Levine, 2015). We zouden dus kunnen stellen dat individuen met hogere psychopathiescores

riante leugenaars zijn. In tegenstelling tot een pathologische leugenaar, liegen riante

leugenaars omwille van verschillende, uiteenlopende redenen (Dike, 2008; Dike et al., 2006).

De verwijzing naar individuen met psychopathische trekken als pathologische leugenaars

(Hare, 2003), lijkt bijgevolg ongegrond te zijn. Psychopathie hangt immers samen met

verschillende leugenmotieven. Meer onderzoek is nodig om na te gaan welk motief door

personen met hogere psychopathische trekken het vaakst gehanteerd wordt om te liegen.

Alleen zo kan nagegaan worden of individuen met psychopathische trekken riante of

pathologische leugenaars zijn.

Het huidige onderzoek lijkt aan te tonen dat het BIS-BAS model van Gray (1981, 1982)

niet volledig kan verklaren waarom individuen met een hogere mate van psychopathische

trekken liegen. De resultaten van dit onderzoek toonden aan dat personen met hogere

psychopathiescores niet alleen liegen om een bepaald voordeel te verkrijgen, maar ook om

straf te vermijden. Het BIS-BAS model lijkt ontoereikend te zijn om deze bevinding te

verklaren. Bijgevolg moet toekomstig onderzoek aandacht schenken aan de context van het

liegen en de inhoud van de leugen. Dit zou ons toelaten om de leugenmotieven van individuen

met psychopathische trekken beter te kunnen begrijpen.

Tot slot hebben de resultaten met betrekking tot liegen ook enkele belangrijke

forensische implicaties. Dit onderzoek toont immers, net als ander onderzoek (Halevy et al.,

2015), dat individuen met psychopathische trekken vaker liegen. Daarnaast zouden ze vaker

liegen omwille van de voordelen die het opbrengt of om straf te vermijden. Door het verband

met positieve emoties aan te tonen, suggereert het huidige onderzoek bovendien dat zij er

voldoening uit lijken te halen (Meloy, 1988; Yochelsen & Samenow, 1976). Het is belangrijk om

hier rekening mee te houden in de forensische context. Voorgaande studies toonden immers

Page 79: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

71

aan dat individuen met psychopathische trekken anderen misleiden om zichzelf te laten

vrijpleiten, hun straf te laten verlichten of om zichzelf te laten opnemen in de psychiatrie

(Häkkänen-Nyholm & Hare, 2009; Hare, 1999; Porter et al., 2009; Porter & Woodworth, 2007;

Resnick, 1997; Rogers & Cruise, 2000). Het is bijgevolg cruciaal om behoedzaam te zijn voor

het deceptieve karakter van psychopathie binnen de forensische context. De misleiding van

individuen met een hoge mate van psychopathische trekken kan immers verregaande

gevolgen hebben voor de lengte van zijn of haar straf en, in het geval van vervroegde vrijlating,

ook voor de maatschappij (Hare, 1999).

Sterktes en Beperkingen

In deze studie werd het verband tussen psychopathie en deceptie nagegaan bij een

online steekproef uit de algemene populatie. Door de inclusie van een grote reeks

vragenlijsten bleek de online survey heel wat tijd in beslag te nemen. Desondanks slaagde dit

onderzoek erin om op korte tijd een relatief grote steekproef (N = 671) te trekken waarvan een

aanzienlijk deel de online survey volledig invulde (n = 545).

In dit onderzoek werden verschillende metingen per construct gebruikt. Dit heeft als

voordeel dat de beoogde constructen in deze studie op een kritische en gedetailleerde wijze

bestudeerd konden worden. De SRP-SF en de TriPM zijn bijvoorbeeld gebaseerd op

verschillende theorieën waarbij het construct telkens op een andere wijze geconceptualiseerd

wordt. Zo wordt er in de SRP-SF weinig aandacht besteedt aan stressresistentie en het gebrek

aan angst (Douglas et al., 2015) terwijl er in de TriPM minder nadruk gelegd wordt op de

aanwezigheid van criminaliteit (Miller & Lynam, 2012; Lilienfeld et al., 2016). Bijgevolg kunnen

de relaties met externe criteria verschillen afhankelijk van welk instrument gebruikt wordt

voor de meting van psychopathie (Miller & Lynam, 2012). Een laatste sterkte van dit onderzoek

is dat verschillende componenten van sociale wenselijkheid en leugenachtig gedrag zorgvuldig

bestudeerd en bevraagd werden waardoor een relatief breed beeld verkregen werd over de

relatie tussen psychopathie, beide componenten van sociale wenselijkheid en de frequentie,

motieven, gevoelens en attitude ten aanzien van liegen. Bovendien werd er, door de inclusie

van een dagboekstudie, rekening gehouden met persoonlijke dagdagelijkse fluctuaties in de

leugenfrequentie.

Zoals elke studie heeft ook dit onderzoek enkele beperkingen. Een eerste beperking is

dat de data werden verzameld middel van een online survey die verspreid werd via sociale

media. Ondanks het feit dat dit een erg snelle en goedkope manier is om een groot aantal

personen te bereiken (Bhutta, 2011), brengt een dergelijke wijze van steekproeftrekking

Page 80: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

72

enkele beperkingen met zich mee. Vooreerst is er de mogelijkheid dat louter het online

karakter van de survey een impact heeft op hoe deelnemers de survey invullen. Onderzoek

toont immers aan dat respondenten een positievere attitude hebben ten aanzien van

oplichting op online vragenlijsten in vergelijking met papieren vragenlijsten. Daarnaast zou

men tijdens online vragenlijst meer rekening houden met de sociale normen (Grieve & Elliott,

2013). Ondanks dit gegeven, blijkt er geen verschil te zijn tussen een online meting van

psychopathie en een meting van psychopathie op papier (Grieve, Witteveen, & Tolan, 2014).

Een tweede beperking betreffende de online steekproeftrekking is de verminderde

mogelijkheid tot generalisatie van de resultaten naar de ruimere bevolking. Er zijn immers

mensen in de populatie aanwezig die geen internetverbinding ter beschikking hebben. Denk

bijvoorbeeld aan personen met minder financiële middelen of mensen met een hogere leeftijd

die niet over de vaardigheden beschikken om met een computer of sociale media om te gaan

(Couper, Kapteyn, Schonlau, & Winter, 2007). Bovendien bleek de steekproef niet volledig

representatief te zijn. Voor elke vijf vrouwen in de huidige steekproef, nam er slechts één man

deel. Ook de proportie hoogopgeleiden was overgerepresenteerd in de huidige steekproef.

Meer dan 50% van de deelnemers had immers een hogere opleiding genoten. Dit is heel wat

meer dan de 30% uit de statistieken van de Belgische Federale Overheid (Algemene Directie

Statistiek – Statistics Belgium, 2017). Deze overrepresentatie is wellicht ook gerelateerd aan de

online steekproeftrekking doordat voornamelijk (hoogopgeleide) mensen uit de omgeving van

de onderzoeker aangesproken werden om de survey in te vullen (Bhutta, 2011). Ondanks de

nadelen van een online getrokken steekproef, betekent dit niet noodzakelijk dat de gevonden

verbanden tussen constructen hierdoor beïnvloed worden. Steekproeftrekking via sociale

media resulteert doorgaans in een diverse steekproef. Enkel wanneer de te onderzoeken

variabelen beïnvloed worden door het gebruik van sociale media of internet (bijvoorbeeld de

mate waarin er online gewinkeld wordt), kunnen de te onderzoeken verbanden grondig

verstoord worden (Best, Krueger, Hubbard, & Smith, 2001).

Verder dient opgemerkt te worden dat er met betrekking tot het dagboek heel wat

uitval was. Het vergt immers heel wat tijd en energie om gedurende een week elke dag een

dagboek in te vullen (Ohly, Sonnentag, Niessen, & Zapf, 2010). Van de 197 respondenten die

deelnamen aan het dagboek, vervolledigden er slechts 73 alle vijf de dagboekdelen. De uitval

in deze studie was vrij hoog in vergelijking met andere studies (Boynton & Richman, 2014;

Harris, Daniels, & Briner, 2003): slechts 37% van de deelnemers vulde alle vijf de dagboeken in,

wat impliceert dat 63% de volledige dagboekstudie niet doorlopen heeft. Er werden in het

totaal 658 van de 985 dagelijkse dagboeken ingevuld (67%). Het is mogelijk dat deze hoge

Page 81: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

73

uitval onder meer te maken had met het feit dat deelnemers die niet logen, niet meer wensten

deel te nemen aan het onderzoek. Verschillende respondenten gaven immers via e-mail aan

dat ze niet meer wilden deelnemen omdat ze niet gelogen hadden in de afgelopen 24 uur.

Daarnaast kan het ook confronterend zijn om bij te houden hoeveel men liegt, waardoor men

liever niet meer deelnam aan het dagboek. Hoewel het niet mogelijk is om zeker te weten aan

wat de uitval gerelateerd is, kan er in dit onderzoek mogelijk ook verondersteld worden dat de

uitval in de dagboekstudie samenhangt met zelfcontrole en dus impulsieve psychopathische

trekken. Het vergt immers enige planning en organisatie om dagelijks tijd te maken om een

dergelijk dagboek in te vullen (Ohly et al., 2010). Indien dit het geval zou zijn, is er mogelijk

sprake van een onderrepresentatie van deelnemers met dergelijke trekken in de

dagboeksteekproef.

Ten slotte werd er vastgesteld dat de SRP-SF Criminele Tendensen subschaal een

zwakke interne consistentie vertoonde. Ook in voorgaand onderzoek werd teruggevonden dat

de betrouwbaarheid van deze schaal niet optimaal is (Gordts et al., 2015). Aangezien de

berekening van Cronbach’s Alpha gebaseerd is op de assumptie van unidimensionaliteit

kunnen metingen die multidimensioneel van aard zijn een onderschatting geven van de

betrouwbaarheid van een meting (Miller, 1995; Tavakol & Dennick, 2011). In een voorgaande

studie werd er evidentie teruggevonden voor multidimensionaliteit van de SRP-SF Criminele

Tendensen subschaal (Gordts et al., 2015). Bijgevolg is het raadzaam om de zwakke Cronbach’s

alpha van deze subschaal met voorzichtigheid te interpreteren.

De interne consistentie van de LFQ was eveneens zwak. De zwakke interne

consistentie van de LFQ is min of meer overeenkomstig met onderzoek van Halevy et al.

(2014), waar men een bedenkelijke interne consistentie terugvond voor de LFQ. Het feit dat de

LFQ geen hoge interne consistentie vertoonde is eigenlijk niet geheel verrassend. De

mogelijkheid bestaat immers dat personen vaak liegen tegen bepaalde mensen zoals collega’s,

maar minder liegen tegen familie of vrienden (Halevy et al., 2014). Het kan daarom interessant

zijn om deze vragenlijst op itemniveau zorgvuldig te analyseren. Op deze manier kan tevens

nagegaan worden tegen wie personen met een hogere psychopathiescore vaker liegen.

Conclusie

Deceptie zou één van de belangrijkste kenmerken zijn van psychopathie (Babiak &

Hare, 2006; Edens et al., 2000b; Ray et al., 2013). Deceptie is echter een ruim gedefinieerd

construct waardoor de relatie tussen psychopathie en deceptie niet eenvoudig te bestuderen

is. De literatuur vertoont dan ook veel hiaten. De huidige studie stelde zich tot doel om het

Page 82: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

74

verband tussen psychopathie en verschillende componenten van deceptie te onderzoeken. De

bevindingen van de huidige studie tonen aan dat psychopathie negatief geassocieerd is met

sociale wenselijkheid en impressiemanagement, maar dat de relatie met zelfdeceptie niet

eenduidig te bepalen is. Bovendien biedt het huidige onderzoek evidentie voor het

onderscheid tussen de verschillende psychopathiemetingen, in het bijzonder betreffende de

meting van stoutmoedigheid, wat de afbakening van het psychopathieconstruct in vraag kan

stellen. Ook de relatie tussen psychopathie en leugenachtig gedrag werd onderzocht en

grotendeels bevestigd. In de lijn met voorgaand onderzoek (Halevy et al., 2014) kan

aangenomen worden dat psychopathische individuen vaker liegen. Ze zouden daarnaast een

positieve attitude hebben ten aanzien van liegen en vinden het liegen minder moeilijk. Ze

rapporteren ook meer en een hogere mate van positieve gevoelens en liegen onder meer om

er voordeel uit te halen en straf te vermijden. Verder onderzoek naar de precieze context

waarin gelogen wordt is echter cruciaal om de leugenmotieven en gevoelens ten aanzien van

liegen beter te begrijpen. Dergelijk onderzoek heeft niet alleen een theoretisch belang. Ook op

het forensisch vlak is het cruciaal om meer te weten te komen over de precieze aard van

psychopathische leugens.

Referenties

Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium (2017). Onderwijsniveau van de bevolking van

15 jaar en ouder van 1987 tot 2016 [Data file]. Retrieved from

http://statbel.fgov.be/nl/binaries/Onderwijsniveau1987-2016_5_NL_tcm325-

44615.xls

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and

statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington, DC:

Author.

Arcimowicz, B., Cantarero, K., & Soroko, E. (2015). Motivation and Consequences of Lying. A

Qualitative Analysis of Everyday Lying. In Forum Qualitative Sozialforschung/Forum:

Qualitative Social Research, 16(3). Retrieved from http://www.qualitative-

research.net/index.php/fqs/article/view/2311/3892.

Arciuli, J., Mallard, D., & Villar G. (2010). “Um I can tell you’re lying”: Linguistic markers of

deception versis truth-telling in speech. Applied Psycholinguistics, 31(3), 397-411.

doi:10.1017/s0142716410000044.

Page 83: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

75

Babiak, P., Hare, R. D. (2006). Snakes in suits: when psychopaths go to work. New York, NY:

Regan Books.

Barelds, D. P. H., & Luteijn, F., (2002). Measuring personality: A comparison of three

personality questionnaires in the Netherlands. Personality and Individual Differences,

33(4), 499-510. doi:10.1016/s0191-8869(01)00169-6.

Barett, P. T., Patrides, K. V., Eysenck S. B. G., & Eysenck, H. J. (1998). The Eysenck personality

questionnaire: An examination of the factorial similarity of P, E, N and L across 34

countries. Personality and Individual Differences, 25(5), 805-819. doi:10.1016/s0191-

8869(98)00026-9.

Baughman, H. M., Jonason, P. K., Lyons, M., & Vernon, P. A. (2014). Liar liar pants on fire:

Cheater strategies linked to the Dark Triad. Personality and Individual Differences, 71,

35-38. doi:10.1016/j.paid.2014.07.019.

Benning, S. D., Patrick, C. J., Hicks, B. M., Blonigen, D. M., & Krueger, R. F. (2003). Factor

structure of the psychopathic personality inventory: validity and implications for

clinical assessment. Psychological assessment, 15(3), 340. doi:10.1037/1040-

3590.15.3.340.

Berkowitz, L. (1993). Aggression: Its causes, consequences, and control. New York, NY:

Mcgraw-Hill Education.

Best, S. J., Krueger, B., Hubbard, C., & Smith, A. (2001). An assessment of the generalizability of

Internet surveys. Social Science Computer Review, 19(2), 131-145.

doi:10.1177/089443930101900201.

Bhutta, B. C. (2012). Not by the Book: Facebook as a Sampling Frame. Sociological Methods &

Research, 41(1), 57–88. doi:10.1177/0049124112440795.

Billings, F. J. (2004). Psychopathy and the ability to deceive. Dissertation Abstracts

International. Section B: The sciences and Engineering, 65 (3-B), 1589.

Blais, J., Solodukhin, E., & Forth, a. E. (2014). A Meta-Analysis Exploring the Relationship

Between Psychopathy and Instrumental Versus Reactive Violence. Criminal Justice and

Behavior, 41(7), 797–821. doi:10.1177/0093854813519629.

Book, A. S., Holden, R. R., Starzyk, K. B., Wasylkiw, L., & Edwards, M. J. (2006). Psychopathic

traits and experimental induced deception in self-report assessment. Personality and

Individual Differences, 41(4), 601–608. doi:10.1016/j.paid.2006.02.011.

Page 84: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

76

Boynton, M. H., & Richman, L. S. (2014). An online daily diary study of alcohol use using

Amazon's Mechanical Turk. Drug and alcohol review, 33(4), 456-461.

doi:10.1111/dar.12163.

Bradley, M. M., & Lang, P. J. (1994). Measuring emotion: the self-assessment manikin and the

semantic differential. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 25(1),

49-59. doi:10.1016/0005-7916(94)90063-9.

Carré, J. M., Hyde, L. W., Neumann, C. S., Viding, E., & Hariri, A. R. (2013). The neural

signatures of distinct psychopathic traits. Social neuroscience, 8(2), 122-135.

doi:10.1080/17470919.2012.703623.

Cleckley, H. M. (1988). The mask of sanity (5th ed.). St Louis: Mosby.

Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological bulletin, 112(1), 155-159. doi:10.1037//0033-

2909.112.1.155.

Coid, J., Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A., & Hare, R. D. (2009a). Prevalence and correlates of

psychopathic traits in the household population of Great Britain. International Journal

of Law and Psychiatry, 32(2), 65-73. doi:10.1016/j.ijlp.2009.01.002.

Coid, J., Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A., Moran, P., Bebbington, P., … Hare, R. D. (2009b).

Psychopathy among prisoners in England and Wales. International Journal of Law and

Psychiatry, 32(3), 134-141. doi:10.1016/j.ijlp.2009.02.008.

Cooke, D. J., & Michie, C. (1999). Psychopathy across cultures: North America and Scotland

compared. Journal of Abnormal Psychology, 108(1), 58-68. doi:10.1037/0021-

843x.108.1.58.

Cooke, D., & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: towards a hierarchical

model. Psychological Assessment, 13(2), 171-188. doi:10.1037/1040-3590.13.2.171.

Cornell, D. G., Warren, J., Hawk, G., Stafford, E., Oram, G., & Pine, D. (1996). Psychopathy in

instrumental and reactive violent offenders. Journal of consulting and clinical

psychology, 64(4), 783. doi:10.1037/0022-006x.64.4.783.

Couper, M. P., Kapteyn, A., Schonlau, M., & Winter, J. (2007). Noncoverage and nonresponse in

an Internet survey. Social Science Research, 36(1), 131-148.

doi:10.1016/j.ssresearch.2005.10.002.

Page 85: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

77

Coyne, S. M., & Thomas, T. J. (2008). Psychopathy, aggression, and cheating behavior: A test of

the Cheater–Hawk hypothesis. Personality and Individual Differences, 44(5), 1105-

1115. doi:10.1016/j.paid.2007.11.002.

Davies, M. F., French, C. C., & Keogh, E. (1998). Self deceptive enhancement and impression

management correlates of the EPQ-R dimensions. The Journal of Psychology, 132(4),

401-406. doi:10.1080/00223989809599274.

Dazzi, C. (2011). The Eysenck personality questionnaire-revised (EPQ-R): A conformation of the

factorial structure in the Italian context. Personality and Individual Differences, 50(6),

790-794. doi:10.1016/j.paid.2010.12.032.

DeCoster, J. (2001). Transforming and Restructuring Data. Retrieved from http://www.stat-

help.com/notes.html

Del Gaizo, A. L., & Falkenbach, D. M. (2008). Primary and secondary psychopathic-traits and

their relationship to perception and experience of emotion. Personality and Individual

Differences, 45(3), 206-212. doi:10.1016/j.paid.2008.03.019.

DePaulo, B.M. (2004). The many faces of lies. In A. G. Miller (Eds.) The Social Psychology of

Good and Evil. (pp. 303-326). New York, NY: Guilford Press.

DePaulo, B. M., Ansfield, M. E., Kirkendol, S. E., & Boden, J. M. (2004). Serious lies. Basic and

applied social psychology, 26(2-3), 147-167. doi:10.1207/s15324834basp2602&3_4.

DePaulo, B. M., Kashy, D. A., Kirkendol, S. E., Wyer, M. M., & Epstein, J. A. (1996). Lying in

everyday life. Journal of personality and social psychology, 70(5), 979.

doi:10.1037//0022-3514.70.5.979/

DePaulo, B. M., Lindsay, J. J., Malone, B. E., Muhlenbruck, L., Charlton, K., & Cooper, H. (2003).

Cues to deception. Psychological bulletin, 129(1), 74-118. doi:10.1037/0033-

2909.129.1.74.

De Smet, O., Uzieblo, K., Loeys, T., Buysse, A., & Onraedt, T. (2015). Unwanted pursuit behavior

after breakup: Occurrence, risk factors, and gender differences. Journal of Family

Violence, 30(6), 753-767.doi: 10.1007/s10896-015-9687-9.

de Vries, R. E., Zettler, I. & Hilbig, B. E. (2014). Rethinking trait conceptions of social desirability

scales: impression management as an expression of honesty-humility. Assessment,

21(3), 286-299. doi:10.1177/1073191113504619.

Page 86: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

78

Dike, C. C. (2008). Pathological lying: Symptom or disease? Living with no permanent motive or

benefit. Psychiatric Times, 25(7), 67-67. Retrieved from

http://search.proquest.com/docview/204645339?accountid=11077

Dike, C., Baranoski, M., & Griffith, E. E. H. (2006). What is pathological lying?. The British

Journal of Psychiatry, 189(1), 86-86. doi:10.1192/bjp.189.1.86.

Dolan, M., & Völlm, B. (2009). Antisocial personality disorder and psychopathy in women: A

literature review on the reliability and validity of assessment

instruments. International journal of law and psychiatry, 32(1), 2-9.

doi:10.1016/j.ijlp.2008.11.002.

Douglas, K. S., Niklova, N. L., Kelley, S. E., & Edens, J. F. (2015). Psychopathy. In B. L. Cutler, & P.

A. Zapf (eds.), APA handbook of forensic psychology, Vol. 1: Individual and situational

influences in criminal and civil contexts (pp. 257-323). Washington, DC: American

Psychological Association.

Drislane, L. E., Patrick, C. J., & Arsal, G. (2014). Clarifying the content coverage of differing

psychopathy inventories through reference to the triarchic psychopathy measure.

Psychological Assessment, 26(2), 350-362. doi:10.1037/0035152.

Edens, J. F., Buffington, J. K., & Tomicic, T. L. (2000a). An investigatin of the relationship

between psychopathic traits and malingering on the Psychopathic Personality

Inventory. Assessment, 7(3), 281–296. doi:10.1177/107319110000700307.

Edens, J. F., Hart, S. D., Johnson, D. W., Johnson, J. K., & Olver, M. E. (2000b). Use of the

Personality Assessment Inventory to assess psychopathy in offender populations.

Psychological Assessment, 12(2), 132–139. doi:10.1037/1040-3590.12.2.132.

Edens, J. F., Marcus, D. K., Lilienfeld, S. O., & Poythress, N. G. Jr. (2006). Psychopathic, not

psychopath: taxometric evidence for the dimensional structure of psychopathy.

Journal of Abnormal Psycholology, 115(1), 131–144. doi:10.1037/0021-

843X.115.1.131.

Ekman, P. (1993). Telling lies: Clues to deceit in the marketplace, politics, and marriage. New

York, NY: WW. Norton and Company.

Ekman, P. (1997). Lying and deception. In N. L. Stein, P. A. Ornstein, B. Tversky & C. Brained

(Eds) Memory for Everyday and Emotional Events. New Jersey, NJ: Lawrence Erlbaum

Associates Publishers.

Page 87: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

79

Eysenck, H. J., & Eysenck S. B. G. (1991). Manual of the Eysenck personality scale (adults).

London: Hodder and Stoughton.

Farrell, D., & Petersen, J. C. (2010). The growth of internet research methods and the reluctant sociologist. Sociological Inquiry, 80(1), 114–125. doi:10.1111/j.1475-682X.2009.00318.x.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. London: Sage publications.

Fisher, R. A. (1921). On the probable error of a coefficient of correlation deduced from a small

sample. Metron, 1, 3-32.

Forth, A. E., Brown, S. L., Hart, S. D., & Hare, R. D. (1996). The assessment of psychopathy in

male and female noncriminals: Reliability and validity. Personality and Individual

Differences, 20(5), 531-543. doi:10.1016/0191-8869(95)00221-9.

Fowles, D. C. (2011). Current scientific views of psychopathy. Psychological Science in the

Public Interest, 12(3), 93-94. doi: 10.1177/1529100611429679.

Francis, L. J. (1991). The dual nature of the EPQ lie scale among college students in England.

Personality and Individual Differences, 12(12), 1255-1260. doi:10.1016/0191-

8869(91)90197-j.

Freeman, J., & Samson, F. (2012). Are you telling the truth? Psychopathy assessment and

impression management in a community sample. The Open Criminology Journal, 5(1),

16-23. doi:10.2174/1874917801205010016.

Fullam, R. S., McKie, S., & Dolan, M. C. (2009). Psychopathic traits and deception: functional

magnetic resonance imaging study. The British Journal of Psychiatry, 194(3), 229-235.

doi: 10.1192/bjp.bp.108.053199

George, D., & Mallery, M. (2003). Using SPSS for Windows step by step: a simple guide and

reference. 11.0 update (4th ed.). Boston: Allyn & Bacon.

George, D., & Mallery, M. (2010). SPSS for Windows Step by Step: A Simple Guide and

Reference, 17.0 update (10a ed.) Boston: Pearson.

Giammarco, E. A., Atkinson, B., Baughman, H. M., Veselka, L., & Vernon, P. A. (2013). The

relation between antisocial personality and the perceived ability to

deceive. Personality and Individual differences, 54(2), 246-250.

doi:10.1016/j.paid.2012.09.004.

Gneezy, U. (2005). Deception: The role of consequences. The American Economic

Review, 95(1), 384-394. doi:10.1257/0002828053828662.

Page 88: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

80

Gordts, S., Uzieblo, K., Neumann, C., Van den Bussche, E., & Rossi, G. (2015). Validity of the

self-report psychopathy scales (SRP-III full and short versions) in a community sample.

Assessment, 1-18. doi:10.1177/1073191115606205.

Gozna, L. F., Vrij, A., & Bull, R. (2001). The impact of individual differences on perceptions of

lying in everyday life and in a high stake situation.Personality and Individual

Differences, 31(7), 1203-1216. doi:10.1016/s0191-8869(00)00219-1.

Grann, M., Langstrom, N., Tengstrom, A., & Stalenheim, E. G. (1998). Reliability of file-based

retrospective ratings of psychopathy with the PCL-R. Journal of personality

assessment, 70(3), 416-426. doi:10.1207/s115327752jpa7003_2.

Gray, J. A. (1981). A critique of Eysenck’s theory of personality. In H.J. Eysenck, A model for

personality (pp. 246-276). New York, NY: Springer.

Gray, J. A. (1982). The Neuropsychology of Anxiety: An Enquiry into the Functions of the Septo-

Hippocampal System. Oxford: Oxford University Press.

Grieve, R., & Elliott, J. (2013). Cyberfaking: I can, so I will? Intentions to fake in online

psychological testing. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 16(5), 364-

369. doi:10.1089/cyber.2012.0271.

Grieve, R., & Mahar, D. (2010). The emotional manipulation–psychopathy nexus: Relationships

with emotional intelligence, alexithymia and ethical position. Personality and Individual

Differences, 48(8), 945-950. doi:10.1016/j.paid.2010.02.028.

Grieve, R., Witteveen, K., & Tolan, G. A. (2014). Social media as a tool for data collection:

examining equivalence of socially value-laden constructs. Current Psychology, 33(4),

532-544. doi:10.1007/s12144-014-9227-4.

Häkkänen-Nyholm, H., & Hare, R.D. (2009). Psychopathy, homicide and the courts. Working

the system. Criminal Justice and Behavior, 36(8), 761–777.

doi:10.1177/0093854809336946.

Halevy, R., Shalvi, S., & Verschuere, B. (2014). Being honest about dishonesty: Correlating

self‐reports and actual lying. Human Communication Research, 40(1), 54-72.

doi:10.1111/hcre.12019.

Hanson, R. K., & Morton-Bourgon, K. (2004). Predictors of sexual recidivism: An updated meta-

analysis 2004-02. Ottawa, Canada: Public Safety and Emergency Preparedness Canada.

Page 89: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

81

Hare, R. D. (1980). A research scale for the assessment of psychopathy in criminal populations.

Personality and Individual Differences, 1(2), 111-119. doi:10.1016/0191-

8869(80)90028-8.

Hare, R. D. (1985). Comparison of procedures for the assessment of psychopathy. Journal of

Consulting and Clinical Psychology, 53(1), 7. doi:10.1037//0022-006x.53.1.7.

Hare, R. D. (1991). The Psychopathy Checklist—Revised manual. Toronto, Ontario, Canada:

Multi-Health Systems.

Hare, R. D. (1999). Without conscience: the disturbing world of the psychopats. London:

Guilford Press.

Hare, R. D. (2003). The Psychopathy Checklist—Revised manual (2nd ed.). Toronto, Ontario,

Canada: Multi-Health Systems.

Hare, R. D., Forth, A. E., & Hart, S. D. (1989). The psychopath as prototype for patholohical

lying and deception. In J. C. Yuille (Ed.), Credibility Assessment (pp.25-49). Kluwer

Academisch Publishers: Dordrecht.

Hare, R. D., Harpur, T. J., Hakstian, A. R., Forth, A. E., Hart, S. D., & Newman, J. P. (1990). The

revised psychopathy checklist: reliability and factor structure. Psychological

Assessment: A journal of Consulting and Clinicap Psychology, 2(3), 338-341.

doi:10.1037/1040-3590.2.3.338.

Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2006). The PCL-R assessment of psychopathy: Development,

structural properties, and new directions. In C. Patrick (Ed.), Handbook of Psychopathy

(pp. 58-88). New York, NY: Guilford press.

Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2008). Psychopathy as a clinical and empirical construct. Annual

Review of Clinical Psychology, 4(1), 217-246.

doi:10.1146/annurev.clinpsy.3.022806.091452.

Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2010). Psychopathy: assessment and forensic implications. In L.

Malatesti & J. McMillan (Eds). Interfacing Law, Psychiatry and Philosophy (pp. 93-123).

New York, NY: Oxford University Press.

Harpur, T. J., Hare, R. D., & Hakstian, A. R. (1989). A two factor conceptualisation of

psychopathy: Construct validity and implications for assessment. Psychological

Assessment, 1(1), 6-17. doi:10.1037/1040-3590.1.1.6.

Page 90: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

82

Harris, C., Daniels, K., & Briner, R. B. (2003). A daily diary study of goals and affective

well‐being at work. Journal of Occupational and Organizational Psychology, 76(3), 401-

410. doi:10.1348/096317903769647256.

Harris, G. T., Rice, M. E., & Cormier, C. A. (1991). Psychopathy and violent recidivism. Law and

human behavior, 15(6), 625-637. doi:10.1007/bf01065856.

Hart, S. D., Cox, D. N., & Hare, R. D. (1995). Manual for the Psychopathy Checklist: Screening

Version (PCL:SV). Toronto, Ontario, Canada: Multi-Health Systems.

Heck, R. H., Thomas, S. L., & Tabata, L. N. (2012). Multilevel modeling of categorical outcomes

using IBM SPSS. Routledge Academic. G. A. Marcoulides (Ed.). New York, NY:

Routledge.

Heck, R. H., Thomas, S. L., & Tabata, L. N. (2014). Multilevel and longitudinal modeling with

IBM SPSS (2nd ed.). G. A. Marcoulides (Ed.). New York, NY: Routledge.

Hicks, B. M., & Patrick, C. J. (2006). Psychopathy and negative emotionality: analyses of

suppressor effects reveal distinct relations with emotional distress, fearfulness, and

anger-hostility. Journal of abnormal psychology, 115(2), 276. doi:10.1037/0021-

843X.115.2.276.

Holmqvist, R. (2008). Psychopathy and affect consciousness in young criminal

offenders. Journal of Interpersonal Violence, 23(2), 209-224.

doi:10.1177/0886260507309341.

Jonason, P. K., Lyons, M., Baughman, H. M., & Vernon, P. A. (2014). What a tangled web we

weave: The Dark Triad traits and deception. Personality and Individual Differences, 70,

117-119. doi:10.1016/j.paid.2014.06.038.

Jones, D. N. (2013). Psychopathy and Machiavellianism predict differences in racially motivated

attitudes and their affiliations. Journal of applied social psychology, 43, E367-

E378.doi:10.1111/jasp.12035.

Jung, K. H., & Lee, J. H. (2009). Implicit and explicit attitude dissociation in spontaneous

deceptive behavior. Acta psychologica, 132(1), 62-67.

doi:10.1016/j.actpsy.2009.06.004.

Kelsey, K. R., Rogers, R., Robinson, E. V. (2015). Self-Report Measures of Psychopathy: What is

their role in forensic assessments? Journal of Psychopathology and Behavioral

Assessment, 37(3), 380-391. doi:10.1007/s10862-014-9475-5.

Page 91: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

83

Klaver, J. R., Lee, Z., & Hart, S. D. (2007). Psychopathy and nonverbal indicators of deception in

offenders. Law and human behavior, 31(4), 337. doi:10.1007/s10979-006-9063-7.

Klaver, J. R., Lee, Z., Spidel, A., & Hart, S. D. (2009). Psychopathy and deception detection using

indirect measures. Legal and criminological psychology, 14(1), 171-182.

doi:10.1348/135532508x289964.

Kluemper, D. H. (2008). Trait emotional intelligence: The impact of core-self evaluations and

social desirability. Personality and Individual Differences, 44(6), 1402-1412.

doi:10.1016/j.paid.2007.12.008.

Kraepelin, E. (1904). Psychiatrie. Lehrbuch für Studierende und Ärzte. (7th ed.). Leipzig: Barth.

Kreis, M. K., & Cooke, D. J. (2011). Capturing the psychopathic female: A prototypicality

analysis of the Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality (CAPP) across

gender. Behavioral sciences & the law, 29(5), 634-648. doi:10.1002/bsl.1003.

Krueger, C., & Tian, L. (2004). A comparison of the general linear mixed model and repeated

measures ANOVA using a dataset with multiple missing data points. Biological research

for nursing, 6(2), 151-157. doi:10.1177/1099800404267682.

Lammers, J., Pelzer, B., Hendrickx, J., & Eisinga, R (2007). Categorische data analyse met SPSS:

Inleiding in loglineaire analysetechnieken Assen, Nederland: Van Gorcum.

Lanyon, R. I., & Carle, A. C. (2007). Internal and external validity of scores on the balanced

inventory of desirable responding and the Paulhus deception scales. Educational and

Psychological Measurement, 67(5), 859-876. doi:10.1177/0013164406299104.

Laurell, J., & Dåderman, A. M. (2005). Recidivism is related to psychopathy (PCL-R) in a group

of men convicted of homicide. International journal of law and psychiatry, 28(3), 255-

268. doi:10.1016/j.ijlp.2004.08.008.

Leary, M. R. (2016). Introduction to behavioral research methods (6th ed.). New Jersey, NJ:

Pearson Education.

Li, A., Bagger, J. (2007). The balanced inventory of desirable responding (BIDR) A reliability

generalization study. Educational and Psychological Measurement, 67(3), 525-544.

doi:10.1177/0013164406292087.

Lilienfeld, S. O., & Arkowitz, H. (2007). What “psychopath” means. Scientific American

Mind, 18(6), 80-81. doi:10.1038/scientificamericanmind1207-80.

Page 92: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

84

Lilienfeld, S. O., & Fowler, K. (2006). The self-report assessment of psychopathy: Problems,

pitfalls, and promises. In C. J. Patrick (Ed.), Handbook of psychopathy (pp. 107-132).

New York, NY: Guilford Press.

Lilienfeld, S. O., & Hess, T. H. (2001). Psychopathic personality traits and somatization: Sex

differences and the mediating role of negative emotionality. Journal of

Psychopathology and Behavioral Assessment, 23(1), 11-24.

doi:10.1023/a:1011035306061.

Lilienfeld, S.O. , Latzman R. D., Watts, A. L., Smith, S. F., & Dutton K. (2014). Correlates of

psychopathic personality traits in everyday life: results from a large community

sample. Frontiers in Psychology, 5, 740. doi:10.3389/fpsyg.2014.00740.

Lilienfeld, S. O., Patrick, C. J., Benning, S. D., Berg, J., Sellbom, M., & Edens, J. F. (2012). The role

of fearless dominance in psychopathy: Confusions, controversies, and clarifications.

Personality Disorders: Theory, Research, and Treatment, 3(3), 327-340.

doi:10.1037/a0026987.

Lilienfeld, S. O., Smith, S. F., Sauvigné, K. C., Patrick, C. J., Drislane, L. E., Latzman, R. D., &

Krueger, R. F. (2016). Is boldness relevant to psychopathic personality? Meta-analytic

relations with non-Psychopathy Checklist-based measures of

psychopathy. Psychological assessment, 28(10), 1172-1185. doi:10.1037/pas0000244.

Lilienfeld, S.O., & Widows, M.R. (2005). Psychopathic Personality Inventory-Revised. Lutz, FL,

USA: Psychological Assessment Resources.

Livesley, W. J. (1998). Suggestions for a framework for an empirically based classification of

personality disorder. Canadian Journal of Psychiatry – Revue Canadienne De

Psychiatrie, 43(2), 137-147. doi:10.1177/070674379804300202.

Logan, C., & Weizmann-Henelius, G. (2012). Psychopathy in women: presentation, assessment,

and management. In H. Häkkanen-Nyholm & J. O. Nyholm (Eds.), Psychopathy and

Law. A practitioner’s guide (pp. 99-120). Singapore: Wiley-Blackwell.

Lynam, D. R., Derefinko, K. J. (2006). Psychopathy and personality. In C. Patrick (Ed.), Handbook

of Psychopathy (pp. 133-155). New York, NY: Guilford press.

Lynam, D. R., & Gudonis, L. (2005). The development of Psychopathy. Annual Review of Clinical

Psychology, 1(1), 381-407. doi:10.1146/annurev.clinpsy.1.102803.144019.

Lynam, D. R., & Miller, J. D. (2012). Fearless dominance and psychopathy: a response to

Lilienfeld et al. doi:10.1037/a0028296.

Page 93: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

85

Lyons, M. T. (2015). Evidence for an evolutionary cheater strategy—Relationships between

primary and secondary psychopathy, parenting, and shame and guilt. The Journal of

psychology, 149(6), 570-581. doi:10.1080/00223980.2014.925845.

McCrae, R. R., & Costa, P. T. (2003). Personality in adulthood: A five-factor theory perspective.

New York, NY: Guilford Press.

MacNeil, B. M., & Holden, R. R. (2006). Psychopathy and the detection of faking on self-report

inventories of personality. Personality and Individual Differences, 41(4), 641-651.

doi:10.1016/j.paid.2006.03.004.

Mason, C. H., & Perreault Jr, W. D. (1991). Collinearity, power, and interpretation of multiple

regression analysis. Journal of Marketing research, 28(3), 268-280.

doi:10.2307/3172863.

Meloy, J. R. (1988). The Psychopathic Mind: Origins. Dynamics and Treatment. Northvale, NJ:

Jason Aronson.

Meston, C. M., Heiman, J. R., Trapnell, P. D., & Paulhus, D. L. (1998). Socially desirable

responding and sexuality self reports. The Journal of Sex Research, 35(2), 148-157.

doi:10.1080/00224499809551928.

Miller, M. B. (1995). Coefficient alpha: A basic introduction from the perspectives of classical

test theory and structural equation modeling. Structural Equation Modeling: A

Multidisciplinary Journal, 2(3), 255-273. doi:10.1080/10705519509540013.

Miller, J. D., Lyman, D. R., Widiger, T. A., & Leukefeld, C. (2001). Personality disorders as

extreme variants of common personality dimensions: Can the five factor model

adequately represent psychopathy? Journal of personality, 69(2), 253-276.

doi:10.1111/1467-6494.00144.

Moreira, D., Almeida, F. , Pinto, M., & Fávero, M. (2014). Psychopathy: A comprehensive

review of its assessment and intervention. Agression and Violent Behavior, 19(3), 191-

195. doi:10.1016/j.avb.2014.04.008.

Neumann, C. S., & Hare, R. D. (2008). Psychopathic traits in a large community sample: Links to

violence, alcohol use, and intelligence. Journal of Consulting and Clinical Psychology,

76(5), 893 – 899. doi:10.1037/0022-006x.76.5.893.

Neumann, C. S., Hare, R. D., & Newman, J. P. (2007). The super-ordinate nature of the

psychopathy checklist revised. Journal of Personality Disorders, 21(2), 107-117.

doi:10.1521/pedi.2007.21.2.102.

Page 94: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

86

Neumann, C. S., & Pardini, D. (2014). Factor structure and construct validity of the Self-Report

Psychopathy (SRP) Scale and the Youth Psychopathic Traits Inventory (YPI) in young

men. Journal of Personality Disorders, 28(3), 419-433.

doi:10.1521/pedi_2012_26_063.

Neumann, C. S., Schmitt, R. C., Carter, R., Embley, I., Hare, R. D. (2012). Psychopathic traits in

females and males across the globe. Behavioral Sciences & the Law, 30(5), 557-574.

doi:10.1002/bsl.2038.

Neumann, C. S., Vitacco, M. J., Hare, R. D., & Wupperman, P. (2005). Deconstructing the

‘reconstruction’ of psychopathy: A comment on Cooke, Michie, Hart & Clark. Journal of

Personality Disorders, 19(6), 624-640. doi:10.1521/pedi.2005.19.6.624.

Nickerson, R. S. (2000). Null hypothesis significance testing: a review of an old and continuing

controversy. Psychological methods, 5(2), 241. doi:10.1037//1082-989x.5.2.241.

Noteborn, M. G. C. (2015). Dutch Translation of the Balanced Inventory of Desirable

Responding Version 6 (Unpublished Manuscript), Tilburg University, Tilburg, The

Netherlands.

Ohly, S., Sonnentag, S., Niessen, C., & Zapf, D. (2010). Diary studies in organizational

research. Journal of Personnel Psychology, 9(2), 79-93. doi:10.1027/1866-

5888/a000009.

Patrick, C. J. (2010a). Operationalizing the triarchic conceptualization of psychopathy:

Preliminary description of brief scales for assessment of boldness, meanness, and

disinhibition (Unpublished test manual), Florida State University, Tallahassee, FL.

Patrick, C. J. (2010b). Triarchic Psychopathy Measure (TriPM). PhenX Toolkit Online Assessment

Catalog. Retreived from

https://www.phenxtoolkit.org/index.php?pageLink=browse.protocol details & id=

121601.

Patrick, C. J., & Drislane, L. E. (2014). Triarchic model of psychopathy: Origins,

operationalizations, and observed linkages with personality and general

psychopathology. Journal of personality, 83(6), 627-643. doi:10.1111/jopy.12119.

Patrick, C. J., Fowles, D. C., & Krueger, R. F. (2009). Triarchic conceptualization of psychopathy:

Developmental origins of disinhibition, boldness, and meanness. Development and

Psychopathology, 21(3), 913–938. doi:10.1017/s0954579409000492.

Page 95: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

87

Paulhus, D. L. (1984). Two-component model of socially desirable responding. Journal of

Personality and Social Psychology, 46(3), 598–609. doi:10.1037/0022-3514.46.3.598.

Paulhus, D. L. (1994). Balanced Inventory of Desirable Responding: Reference manual for BIDR

Version 6 (Unpublished manuscript). University of British Columbia, Vancouver,

Canada.

Paulhus, D.L. (2002) Socially desirable responding: the evolution of a construct. In: H.I. Braun,

D.N. Jackson, & D.E. Wiley (Eds.), The role of constructs in psychological and education

measurement (pp.49-69). Mahwah, NJ: Erlbaum.

Paulhus, D. L., Neumann, C. S., & Hare, R. D. (2009). Manual for the Hare Self-Report

Psychopathy scale. Toronto, Ontario, Canada: Multi-Health Systems.

Paulhus, D. L., Neumann, C. S., Hare, R. D., Williams, K. M., & Hemphill, J. F. (2016). Self-report

psychopathy scale—technical manual. Toronto, Ontaria, Canada: Multi-Health

Systems.

Pinel, P. (1801). Traite medico-philosophique sur l’alienation mentale ou la manie. Paris:

Richard Caille et Ravier.

Porter, S., ten Brinke, L., Baker, A., & Wallace, B. (2011). Would I lie to you?“Leakage” in

deceptive facial expressions relates to psychopathy and emotional

intelligence. Personality and Individual Differences, 51(2), 133-137.

doi:10.1016/j.paid.2011.03.031.

Porter, S., ten Brinke, L., & Wilson, K. (2009). Crime profiles and conditional release

performance of psychopathic and non-psychopathic sexual offenders. Legal and

Criminological Psychology, 14(1), 109–118. doi:10.1348/135532508x284310.

Porter, S., & Woodworth, M. (2006). Psychopathy and aggression. In C. J. Patrick (Ed.),

Handbook of psychopathy (pp. 481-494). New York, NY: Guilford Press.

Porter, S., & Woodworth, M. (2007). I’m sorry I did it… but he started it: A comparison of the

official and self-reported homicide descriptions of psychopaths and non-psychopaths.

Law and Human Behavior, 31(1), 91-107. doi:10.1007/s10979-006-9033-0.

Raskin, D. C., & Hare, R. D. (1978). Psychopathy and detection of deception in a prison

population. Psychophysiology, 15(2), 126-136. doi:10.1111/j.1469-

8986.1978.tb01348.x.

Page 96: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

88

Ray, J., Hall, J., Poythress, N., Rivera-Hudson, N., Lilienfeld, S., & Morano, M. (2013). The

relation between self-reported psychopathic traits and distorted response styles: A

meta-analytic review. Personality disorders: Theory, research, and treatment, 4(1),

1-14. doi:10.1037/a0026482.

Resnick, P. J. (1997). Malingered psychosis. In R. Rogers (Ed.), Clinical Assessment of

Malingering and Deception (pp. 47-67). New York, NY: Guilford press.

Rogers, R., & Cruise, K. (2000). Malingering and deception among psychopaths. In C. B. Gacono

(Eds.), The clinical and forensic assessment of psychopathy: A practitioner’s guide (pp.

269–284). Mahwah, NJ: Erlbaum.

Rogers, R., Jordan, M. J., & Harrison, K. S. (2007). Facets of psychopathy, axis II traits, and

behavioral dysregulation among jail detainees. Behavioral sciences & the law, 25(4),

471-483. doi:10.1002/bsl.767.

Ross, S. R., Benning, S. D., Patrick, C. J., Thompson, A., & Thurston, A. (2009). Factors of the

Psychopathic Personality Inventory: Criterion-related validity and relationship to the

BIS/BAS and five-factor models of personality. Assessment, 16(1), 71-87.

doi:10.1177/1073191108322207.

Sackeim, H. A., & Gur, R. C. (1978). Self-deception, other-deception and consciousness. In G. E.

Schwartz H. A., & D. Shapiro (Eds.), Consciousness and self-regulation: Advances in

research (Vol. 2, pp. 139-197). New York, NY: Plenum.

Salekin, R. T., Rogers, R., & Sewell, K. W. (1997). Construct validity of psychopathy in a female

offender sample: A multitrait–multimethod evaluation. Journal of abnormal

psychology, 106(4), 576-585. doi: 10.1037/0021-843x.106.4.576.

Sanderman, R., Arrindell, W. A., Ranchor, A. V., Eysenck, H. J., & Eysenck, S. B. G. (1995). Het

meten van persoonlijkheidskenmerken met de Eysenck Personality Questionnaire.

Groningen, Netherlands: Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken.

Saulsman, L. M., & Page, A. C. (2004). The five-factor model and personality disorder empirical

literature: A meta-analytic review. Clinical psychology review, 23(8), 1055-1085. doi:

10.1016/j.cpr.2002.09.001.

Sellbom, M., Phillips, T. R. (2013). An examination of the triarchic conceptualization of

psychopathy in incarcerated and nonincarcerated samples. Journal of Abnormal

Psychology, 122(1), 208-214. doi: 10.1037/a0029306.

Page 97: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

89

Serota, K. B., & Levine, T. R. (2015). A Few Prolific Liars Variation in the prevalence of

Lying. Journal of Language and Social Psychology, 34(2), 138-157.

doi:10.1177/0261927x14528804.

Serota, K. B., Levine, T. R., & Boster, F. J. (2010). The Prevalence of Lying in America: Three

Studies of Self‐Reported Lies. Human Communication Research, 36(1), 2-25. doi:j.1468-

2958.2009.01366.x.

Seto, M. C., Khattar, N. A., Lalumière, M. L., & Quinsey, V. L. (1997). Deception and sexual

strategy in psychopathy. Personality and Individual Differences, 22(3), 301-307.

doi:10.1016/s0191-8869(96)00212-7.

Shedler, J., & Westen, D. (2014). Dimensions of personality pathology: an alternative to the

five-factor model. American Journal of Psychiatry, 161(10), 1743-1754.

doi:10.1176/ajp.161.10.1743.

Sica, C., Drislane, L., Caudek, C., Angrilli, A., Bottesi, G., Cerea, S., & Ghisi, M. (2015). A test of

the construct validity of the Triarchic Psychopathy Measure in an Italian community

sample. Personality and Individual Differences, 82, 163-168.

doi:10.1016/j.paid.2015.03.015.

Skeem, J. L., & Cooke, D. J. (2010). Is criminal behavior a central component of psychopathy?

Conceptual directions for resolving the debate. Psychological Assessment, 22(2), 433–

45. doi:10.1037/a0008512.

Soe-Agnie, S. E., van Dongen, J. D. M., Loomans, M. M., Patrick, C. J., Nijman, H. L. I., De Jong,

C. A. J. et al. (2011). Dutch version of the Triarchic Psychopathy Measure (Unpublished

Manual). Erasmus University, Rotterdam, the Netherlands.

Spidel, A. (2002). The association between deceptive motivations and personality disorders in

male offenders (Doctoral dissertation). University of British Columbia, Canada.

Spidel, A., Hervé, H., Greaves, C., & Yuille, J. C. (2011). ‘Wasn't me!’A field study of the

relationship between deceptive motivations and psychopathic traits in young

offenders. Legal and Criminological Psychology, 16(2), 335-347. doi:10.111/j.2044-

8333.2011.02021.x.

Stuerwald, B.L., & Kosson, D.S. (2000). Emotional experiences in psychopathy. In C. B. Gacono

(Eds.), The clinical and forensic assessment of psychopathy: A practitioner’s guide (pp.

111–135). Mahwah, NJ: Erlbaum.

Page 98: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

90

Tavakol, M., & Dennick, R. (2011). Making sense of Cronbach’s alpha. International Journal of

Medical Education, 2, 53–55. doi:10.5116/ijme.4dfb.8dfd

Torrubia, R., Avila, C., Moltó, J., & Caseras, X. (2001). The Sensitivity to Punishment and

Sensitivity to Reward Questionnaire (SPSRQ) as a measure of Gray's anxiety and

impulsivity dimensions. Personality and individual differences, 31(6), 837-

862.doi:10.1016/s0191-8869(00)00183-5.

Trull, T. J., & Durrett, C. A. (2005). Categorical and dimensional models of personality disorder.

Annual Review of Clinical Psychology, 1(1), 355-380.

doi:10.1146/annurev.clinpsy.1.102803.144009.

Uzieblo, K., De Ruiter, C., Crombez, G., Paulhus, D., Neumann, C. S., & Hare, R. D. (2016).

Nederlandse vertaling van de self-report psychopathy scale (Unpublished manuscript).

Ghent University, Ghent, Belgium.

Verona, E., & Vitale, J. (2006). Psychopathy in women: Assessment, manifestations, and

etiology. In C. J. Patrick (Eds.), Handbook of psychopathy (pp. 415–436). New York, NY:

Guilford Press.

Verschuere, B., Crombez, G., Koster, E., & Uzieblo, K. (2006). Psychopathy and physiological

detection of concealed information: A review. Psychologica belgica, 46(1-2), 99-116

doi:10.5334/pb-46-1-2-99.

Verschuere, B., in ’t Hout, W. (2016). Psychopathic traits and their relationship with the

cognitive costs and compulsive nature of lying in offenders. PLoS one, 11(7), e0158595.

doi:journal.pone.0158595.

Verschuere, B., Spruyt, A., Meijer, E. H., & Otgaar, H. (2011). The ease of lying. Consciousness

and cognition, 20(3), 908-911. doi:10.1016/j.concog.2010.10.023.

Verschuere, B., Uzieblo, K., De Schryver, M., Douma, H., Onraedt, T., & Crombez, G. (2014). The

inverse relation between psychopathy and faking good: not response bias but true

variance in psychopathic personality. The Journal of Forensic Psychiatry & Psychology,

25(6), 705-713. doi:10.1080/14789949.2014.952767.

Vitacco, M. J., Neumann, C. S., & Jackson, R. L. (2005). Testing a four-factor model of

psychopathy and its association with ethnicity, gender, intelligence, and violence.

Journal of Consulting and Clinical Psychology, 73(3), 466-476. doi:10.1037/0022-

006x.73.3.466.

Page 99: PSYCHOPATHIE EN DECEPTIE - Ghent University€¦ · Olver, 2000; Ray et al., 2013). Deceptief gedrag kan op verschillende manieren ingevuld worden. In dit onderzoek wordt nagegaan

91

Vitale, J. E., & Newman, J. P. (2001). Using the Psychopathy Checklist‐Revised With Female

Samples: Reliability, Validity, and Implications for Clinical Utility. Clinical Psychology:

Science and Practice, 8(1), 117-132. doi:10.1093/clipsy.8.1.117.

Wallace, J. F., Malterer, M. B., & Newman, J. P. (2009). Mapping Gray’s BIS and BAS constructs

onto factor 1 and factor 2 of Hare’s psychopathy checklist–revised. Personality and

Individual Differences, 47(8), 812-816. doi:10.1016/j.paid.2009.06.019.

Walters, G., Gray, N., Jackson, R., Sewell, K., Rogers, R., Taylor, J., & Snowden, R. J. (2007). A

taxometric analysis of the Psychopathy Checklist: Screening version (PCL: SV): Further

evidence of dimensionality. Psychological Assessment, 19(9), 330-339.

doi:10.1037/1040-3590.19.3.330.

Walters, G. D., Knight, R. A., Grann, M., Dahle, K-P. (2008). Incremental validity of the

psychopathic checklist facet scores: predicting release outcome in six samples. Journal

of Abnormal Psychology, 117(2), 396-405. doi:10.1037/0021-843x.117.2.396.

Widiger, T. A., & Trull, T. J. (2007). Plate tectonics in the classification of personality disorder:

shifting to a dimensional model. American Psychologist, 62(2), 71. doi:10.1037/0003-

066x.62.2.71.

Wilson, L., Miller, J. D., Zeichner, A., Lynam, D. R., & Widiger, T. A. (2011). An examination of

the validity of the Elemental Psychopathy Assessment: Relations with other

psychopathy measures, aggression, and externalizing behaviors. Journal of

Psychopathology and Behavioral Assessment, 33(3), 315-322. doi:10.1007/s10862-010-

9213-6.

Wiltermuth, S. S. (2011). Cheating more when the spoils are split. Organizational Behavior and

Human Decision Processes, 115(2), 157-168. doi:10.1016/j.obhdp.2010.10.001.

Yochelson, S., & Samenow, S. E. (1976). The criminal personality, Volume 1: The profile for

change. New York, NY: Jason Aronson.