spaanse les sonidos klanken - kg katanga · 2017-12-23 · spaanse les sonidos klanken ch ll u ...
TRANSCRIPT
SPAANSE LES
Sonidos Klankench <tsje> ll <elje>u <oe> v <oebe> w <oebe dobble> j <ch> (chota)
q <koe> x <ékis>v <oebe> - be corta - be pequeña euro <éoero>restaurante <restaoerante>hijo <icho>
Pronombres posesivos mi - mis tu - tus su - sus nuestro(s) - nuestra(s) vuestro(s) - vuestra(s) su - sus
Bezittelijk voornaamwoordmijn jouw zijn of uw ons jullie hun
conmigo contigo con él, ella con nosotros con vosotros con ellos, ellas
met mijmet joumet hem, haarmet onsmet julliemet hen
mio / mía tuyo / tuya suyo / suya nuestro(s) / nuestra(s) vuestro(s) / vuestra(s) suyo / suya
van mij, de mijne van jou, de jouwevan hem, de zijnevan ons, de onzevan jullie, de jouwevan hen, de hunne
Pronombres objecto indirecto me teel le cae bien nos os les
Indirect voornaamwoord me jehij bevalt hem goed ons jullie hen
Pronombres reflexivosYo me llevo con Tu te llevas con El/ella/usted se lleva con Nosotros nos llevamos con Vosotros os llevaís con Ellos/ellas/ustedes se llevan con
Wederkerig voornaamw.Ik kom overeen metJij komt overeen metHij/zij/U komt overeen Wij komen overeen metJullie komen overeen metZij komen overeen met
Nacionalidad (la) País - Land México Argentina Italia Brasil Egipto Suiza Suecia Inglaterra Francia Japón Holanda Portugal España AlemaniaEstados Unidos
Gran BretañaLa unión europea
Inwoner man mexicanoargentinoitalianobrasileñoegipciosuizosuecoinglésfrancésjaponésholandésportuguésespañolalemánestadounidense
Inwoner vrouw mexicana argentinaitalianabrasileñaegipciasuizasuecainglesafrancesajaponesaholandesaportuguesaespañolaalemanaestadounidense
Lengua – Taalespañolespañolitalianoportuguésegipcioalemánsuecoinglésfrancésjaponésneerlandésportuguésespañolalemáninglés
Flamenco – vlaams
Spaans_org.odt
Expresiones Al finalAl comienzoAl principioAl ultimoBuenas nochesBuenas tardesBuenos díasEsta bien asíGracias - Muchos graciasDe nadaPor favorHasta la próxima semanaHasta luegoHasta mañanaHasta prontoUn feliz fin de semanaLa semana pasadaLos dosNosotros ambosMas altoEn voz altaMentalmenteMas despacioTremendaDemasiadoSocorroMe llamoNinguno/a de los dosNo seLo sé No suenaNo tengo hermanosQuiero un plato combinadoSe dice ….Soy hijo únicoSomos dos Tengo 58 añosTraduce-losHabía una vez ...FelicidadesEnhorabuenaFeliz cumpleañosVale, de acuerdoUna pausa del caféYo soy belgaAquí hace mucho calorEsta muy calienteQué guapa / guapoDiga meOigaEn busca de …Lo comproPara ti tambiénDespués de CristoMucho gustoCon mucho gusto (placer)Puedo ver este …Usted se ubica aquíPasarlo bien / mal
UitdrukkingenAan het eindeAan het beginAls eersteAls laatsteGoede nachtGoede middagGoedendagHet is dus goedBedanktGraag gedaanA.u.bTot volgende weekTot straksTot morgenTot gauwEen fijn weekendVerleden weekAlle tweeWij beideLuiderMet luide stemIn stilteLangzamerVerschrikkelijkTe veelHelpIk noemNGeen van de tweeWeet ik nietIk weet hetKlinkt nietIk heb geen broersIk wil een menuMen zegt …Ik ben enige zoonWij zijn met tweeIk ben 58 jaarVertaal zeEr was eens …GefeliciteerdGefeliciteerdGelukkige verjaardagGoed, akkoordEen koffiepauzeIk ben belgHier is het warmDit is zeer warmWat een knappeZeg het meHoor eensOp zoek naar …Ik koop hetVoor jou ookNa ChristusMet genoegenMet veel plezierKan ik dat .. zienU bevindt zich hierGoed / slecht verlopen
Por carreteraEn gran partePídeselaPone altísimoYo creo queHambre de loboEn vivoMe alegra saber queParto para EspañaTienes un momentitoPero vamosNo puedo escribirDe pieA pie, a caballoCaminando, andandoMe duelen las piernas(No) me gustaEn la mesa hay un bolígrafoVale. Me lo (la, los, las) llevo TengaMañana vuelvo (regreso)A las 9 de mañanaA las 9 de tardeQue no tienen poderUn cerveza por favorTenga, tu cerveza Quisiera ver este …No me gusta nadaEsta nevado Esta nubladoMe siento mal / bien Lo siento Yo me quedo aquí Ahora se pone Ha equivocadoArriba, abajo, al centro, pa dentroQueremos una mesa para dosNo es que tengo un compromisoNo me va bien a esa horaHe estado alguna vez en … Tengo unos amigos en … No tiene perdida No trabajo nunca el domingoNunca trabajo el domingoQuiero este libroQuería este libroEn bicicleta, en cocheEn tren, en motoPonte los guantesSe me daMe da miedo ...Me pone nervioso a ...Me molesta ...Ella me cae bienYo me llevo bien con ellaYo me parezco bestante a mi hijo... y colorin colorado este cuento se ha acabado
Langs de wegGrotendeelsVraag het hemZet het zeer luidIk geloof datHonger als een wolfLiveIk maakt me blij te weten dat Ik vertrek naar SpanjeHeb jij een ogenblikMaar laten wij gaanIk kan niet schrijvenAl staandeTe voet, te paardWandelend, stappendMijn benen doen pijnIk vind het (niet) leukOp de tafel is er een penOK, ik neem het meeHier is het (alsjeblieft)Morgen keer ik terugOm 9 uur 's morgens Om 9 uur 's avondsDie geen macht hebbenEen biertje asjeblieft Asjeblieft je biertjeIk zou dat .. willen zienIk lust het helemaal nietHet is aan 't sneeuwenHet is bewolktIk voel me slecht/goedHet spijt mijIk blijf hierIk schakel u door (tel.) U hebt u vergist (tel.)Omhoog omlaag vooruit binnenWij willen een tafel voor tweeNeen omdat ik bezet benDat past me niet op dat uurIk ben een keer in .. geweestIk heb enkele vrienden in …U kunt niet verloren lopenIk werk nooit op zondagNooit werk ik op zondagIk wil dat boek Ik zou dat boek willenMet de fiets, met de autoMet de trein, met de motoDoe je handschoenen aanHet gaat meHet maakt me bang ...Het maakt me nerveus om ...Het irriteert me ...Zij bevalt me goedIk kom goed overeen met haarIk gelijk tamelijk op mijn zoon... en toen kwam er een varkentjemet lange snuit en het verhaal was uit
Spaans_org.odt
Expresiones estar en paroestar desempleadosepararse de mi padres encontrar trabajoechar del trabajocambiar de trabajoser jubiladocarreratrabajar por su cuentade pieme da lástimano pego ojoponerse de mal/bien humorme da vergüenzayo me lo pasa bien
Uitdrukkingen werkloos zijnwerkloos zijnuit huis gaanwerk vindenontslaanvan werk veranderengepensioneerd zijnloopbaanvoor eigen rekening werkenal staandehet spijt meik doe geen oog dichthumeurig/blij wordenhet maakt me ongemakkelijkhet gaat me goed
Spaans_org.odt
me gusta no me gusta
me encanta me gusta mucho me gusta no me gusta no me gusta nada
Akkoord
a mi tambiéna mi tampoco
Niet akkoord
a mi noa mi si
Preguntas
¿Quien es eso ?¿Quienes son estos estudiantes ?¿Con quien vives ?
¿Cuánta leche quieres ?¿Cuánto cuesta ?¿Cuánto (tiempo) dura la clase ? ¿Cuánto es ? ¿Cuántas hermanas tienes ? ¿Cuántos años tienes tú padre ?
¿Qué es eso?¿Qué te pasa ? ¿Qué te (le) duele ? ¿Qué hace? ¿Qué lengua te hablas ?¿Qué significa ….. ?¿Qué tal (estas) ? ¿Qué hora es ?¿Qué te parece a las nueve ?¿A qué te dedicas ?¿Por qué estudias español?
¿Cómo es tu profesora ? ¿Cómo esta ?¿Cómo estas ?¿Cómo se dice Spanje ?¿Cómo te llamas? ¿Cómo vienes a clase? ¿Cómo se escribe "Spanje" ?¿Cómo se siente ?¿Cómo quedamos?
¿Cual es tú dirección ? ¿Cuales son tus libros ? ¿Cual es su numero teléfono ?¿Donde vives? ¿Donde están los probadores ?¿De donde eres? ¿De donde es?
¿Cuando empieza la clase ?
Vragen
Wie is dat ? Wie zijn die studenten ?Met wie leef je ?
Hoeveel melk wil je ?Hoeveel kost het ?Hoeveel (tijd) duurt de les ?Hoeveel is het ?Hoeveel zussen heb je ?Hoeveel jaar is je vader ?
Wat is dat ?Hoe gaat het met jou ?Wat doet er pijn ?Wat doe U ? Welke taal spreek je ? Wat betekent …? Hoe is het ? Hoe laat is het ? Wat den je van negen uur ?Met wat hou je je bezig ? Waarom studeer je Spaans ?
¿Hoe is je leraar ?Hoe gaat het met U?Hoe gaat het met jou?Hoe zegt men Spanje ?Hoe noem jij ?Hoe kom je naar de klas ?Hoe schrijft men Spanje ?Hoe voel je je ?Hoe spreken wij af ?
Wat is uw adres ? Welke zijn jouw boeken ? Wat is je telefoonnummer ?
Waar woon jij ? Waar zijn de paskamers ?Van waar ben je ? Van waar bent U ?
Wanneer begint de les ?
Pronombre interrogativo
¿Quien/es?
¿Qué?
¿Por qué?
¿Donde?
¿Cuando? ¿Cómo?
¿Cuánto/a/os/as?
¿Cual/es?
¿Hay … ?¿Verdad? ¿Esta lejos de aquí?¿Esta claro ?¿Lo tienes claro ?¿Puede ver este libro?¿Tienes hijos? ¿Tienes hora?¿De parte de quien?¿Vamos a tomar algo?
Vragend voornaamwoord
wie
wat, welke
waarom
waar
wanneer
hoe
hoeveel
wat, welke (bij keuze)
Zijn er …? Nietwaar?Is dat ver van hier?Is het duidelijk?Is het duidelijk?Mag ik dat boek zien?Heb je kinderen ?Hoe laat is het ?Met wie (spreek ik)?Gaan we iets drinken
Spaans_org.odt
Números NummersPrimero o primera o primerSecundo o segundaTercero o tercera o tercerCuarto / a Quinto / a Sexto / a Séptimo / aOctavo / a Novento / aDécimo / aUndécimo / a Duodécimo / a Decimotercero / a Decimocuarto / a …..Vigésimo / a Una decenaUna docenaEl siguiente Noventa y unoNoventa y un añoCientoCiento uno CuatrocientosQuinientosNovecientos dosMilDos mil Treinta y un mil Un millón Dos millones
NummersEersteTweedeDerdeVierdeVijfdeZesdeZevendeAchtsteNegende TiendeElfde TwaalfdeDertiendeVeertiende…..TwintigsteEen tientalEen dozijnDe volgende9191 jaar1001014005009021,0002,00031,0001,000,0002,000,000
Colores rojo marrón(es) azul(es)verde negro naranja amarillo gris(es) blanco morado oro plata madera
Kleurenroodbruinblauwgroenzwartoranjegeelgrijswitpaarsgoudzilverhout
un hijo en el primer añodos hijos en el secundo año tres hijos en el tercer año
één zoon in het eerste jaartwee zonen in het tweede jaardrie zonen in het derde jaar
pero año primeropero año secundopero año tercero
pero año primeropero año secundopero año tercero
informal = tú Informeelformal = usted Formeel
voseo = vos Het gebruik van "vos"
el hambre = femeninael agua = femenina
Conozco a esa persona / ik ken deze persoonConozco esa ciudad / ik ken deze stad
Steeds 3de persoon : me gusta, me encanta, me duele, me falta, llueva, nieva
Spaans_org.odt
Una propiedad (ser) Un estado (estar)
abiertoaburridoagradableaguadoalegrealtoantiguoantipáticoasustadaavergonzadobajo / pequeñobaratoborrachobrevecalurosocariñosocansadocarocelosocerradocontentocrudodeliciosodelgadodesérticoenfadadoenfermoestrechoenvidiosofamoso por ... felizfemeninafeofielfrió/calientefuertegordograciosograndegratisguapohipócritahúmedoinsegurointeligente
= Eigenschap = Toestand
open (caracter)saaiaangenaamwaterigblijhoog / luid oud (antiek)onsympathiekschrikbeschaamdkleingoedkoopzat, dronkenkort, bondigheet, warmschattig, vriendelijkmoeduurjaloers, bezitteriggesloten (caracter)blijrauwheel lekker, delicieusdunwoestijnachtigkwaadzieksmaljaloersbekend voor … gelukkigvrouwelijklelijktrouwkoud/warmsterkdikgrappiggroot gratis knaphuichelaar, hypocrietnatonzekerslim
jovenjugosolamentablelindo / bonitollenomajomalmalditomarinadomasculinamentirosomiedosomojadomodernomoreno nerviosooptimistaorgullosopenapensandopreocupado resfriadoresponsablerígidorotorubiosabrososagradosatisfechosecosegurosensibile (insensibile)seriosilvestresimpáticosincerosorpresospectaculartemperamentaltontotranquilotristevaciovagoviejo
jongsappigongelukkigleuk volmooi, knap slecht verdomdegemarineerdmannelijkleugenachtig (leugenaar)angstignatmodern een brunette nerveusoptimistischtrots, hoogmoedig droefheidaan 't denkenbezorgdverkoudenverantwoordelijkstriktgebrokeneen blondinesmakelijkheiligtevredendroogzekergevoelig (ongevoelig)ernstigwild (in de natuur)sympathiekeerlijkverbaasdspectaculairtemperamentvoldomrustig, kalmtristigleegluioud
Tiene pelo cortoTiene pelo largoTiene pelo rizadoTiene pelo liso Tiene pelo grisTiene pelo castaño Tiene ojos claros Tiene ojos oscurosLleva barba Lleva gafasLleva bigote
Hij heeft kort haarHij heeft lang haarHij heeft krulhaarHij heeft steil haarHij heeft grijs haarHij heeft bruin haar Hij heeft heldere ogenHij heeft donkere ogen Hij draagt een baardHij draagt een brilHij draagt een snor
Tengo sed Tengo hambreTengo sueño Tengo frió Tengo calor Tengo miedoTengo fiebre Tengo tos Tengo gripe Tengo dolor de cabezaTengo dolor de muelas
Ik heb dorst Ik heb honger Ik heb vaak Ik heb kou Ik heb warm Ik heb bangIk heb koorts Ik heb hoestIk heb griep Ik heb hoofdpijnIk heb kiespijn
Spaans_org.odt
Adverbios & otrosLo sé todo Alguien lo sabeNadie lo sabe Cada uno lo sabe Todo el mundo lo sabe No se sabe Tengo muchos amigos Es muy caliente Hace mucho calor Tengo un poco de tiempo Tengo un poquito de tiempo La tienda esta cerrada (/o) La tienda esta abierta (/o) Mas o menos Ni carne ni pescadoTanto hombres como mujeres Es bastante caroNo es barato Tengo algo No tengo nada Vamos juntos Voy solo
Sobre el armario Sobre papel Sobre las seis La silla esta contra el armario Tomo una chaqueta del armario La silla esta entre los armarios Enfrente del armario La silla esta delante del armario La silla esta detrás del armarioLa silla esta debajo de la mesaLa silla esta encima de la mesaEl libro esta en el armario El libro esta en la mesa El pintura esta en la pared Alrededor de la plazaDentro el armario AfueraFuero (de servicio)Me voy a casa Parto para España Una mesa con sillas La pata de la mesa Por la patria Esta cerca del castillo Esta lejos Aquí mismoCoja/ tome la calle a la izquierdaSiga la calleAl otro lado de Gire a la derechaCruce y todo recto
Por suerteClaro que (si / no)SuelenDe repente
Bijwoorden & andereIk weet het allemaalIemand weet het Niemand weet het Iedereen weet het Iedereen weet hetHet is niet bekendIk heb veel vriendenHet is zeer heet (voorwerp)Het is erg heet (het weer)Ik heb een beetje tijdIk heb een klein beetje tijdDe winkel is geslotenDe winkel is openMin of meerNoch vlees noch visZowel mannen als vrouwenHet is tamelijk duurNeen het is goedkoopIk heb ietsIk heb nietsWij gaan samenIk ga alleen
Over de kastOp papier Rond zes uurDe stoel staat tegen de kastIk neem een vest uit de kastDe stoel staat tussen de kastenTegenover de kastDe stoel staat voor de kastDe stoel staat achter de kastDe stoel staat onder de tafelDe stoel staat op de kastHet boek ligt in de kastHet boek ligt op de tafelHet schilderij hangt aan de muurRondom het plein Binnen in de kastBuitenUit (buiten dienst)Ik ga naar huisIk vertrek naar SpanjeEen tafel met stoelenDe poot van de tafelVoor het vaderlandHet is dichtbij het kasteelIs het verDichtbij (hier juist)Neem de straat linksVolg de straatAan de kant andere van Draai rechtsafSteek over en rechtdoor
GelukkigNatuurlijk (wel / niet)Doorgaans, meestalPlotseling
Además Al final Ya A pesar de Aun AunqueA la o Al (= a + el)Con De MuchísimoNo tanto BienEn cambioPero / SinoY O Por eso PorquePor qué? Sin embargoExcepto Salvo Mismo DiferentePara Por PuesSobre todo Según Yo también Yo tampoco Yo mismo Encantado EnhorabuenaPerdone (perdonar)PerdónHola Adiós Ahora JamásHoyMañanaAyerAnteayerHace 2 añosDesde hace 2 añosDesde mayoDesde que conduzco ...MientrasMientras tantoA veces A menudoSiempreHaciaAntes DespuésTras (dià tras diá)Entonces Luego Aún no
BovendienTenslotteReeds, alOndanksZelfsAlhoewel, hoewelNaarMetVanHeel veelNiet veelGoedDaarentegenMaarEn OfDaarom Omdat Waarom?echter UitgezonderdBehalveZelfdeVerschillendeVoorDoor / voorAwelVooralVolgensIk ook Ik ook niet Ikzelf Aangenaam Gefeliciteerd Excuseer Excuseer Hallo Vaarwel NuNooitVandaagMorgen GisterenEergisteren2 jaar geledenSinds 2 jaar Sinds mei Sinds ik rij ...TerwijlOndertussenSomsVaakAltijdNaar of rond (omstreeks)Voor (tijd)Na (tijd)Na (dag na dag)Daarna Dan, daarnaNog niet
Spaans_org.odt
Adverbios & otrosOtra vez Tal vez Vez A vez .. y .. Una vez Dos veces (por semana) Varios veces Ninguna vez A veces A menudo Regular Todavía no Casi dos millones Aproximadamente mil Unos cuatro mil Mas de un millón Menos de un millón Es falso Es verdadero Como lo prometí Todas las personas (todos) Unas personas (unos) Uno u otro Los demásCiertas personasAlgunas personas (algunos) Alguno de ustedes Otras personas (otros) Queridos amigos (queridas) Vengo pronto Tan pronto Estoy tarde Estoy temprano He ido rápido Para siempre Casi nunca Inmediatamente Enseguida Regularmente Habitualmente Ahora voy a mi casa Vengo antes del mediodía Vengo después del mediodíaCinco minutos antes Cinco minutos después
Bijwoorden & andereOpnieuwMisschienEensTegelijkertijd .. en ..Eén keerTwee keer (per week)Verschillende kerenGeen enkele keerSomsVaakAf en toeNog nietBijna 2 milj Ongeveer 1000 Ongeveer 4000 Meer dan 1 miljoen Minder dan 1 miljoenHet is onwaar Het is waar Zoals ik beloofdeAlle mensen Enkele mensen Eén of anderDe anderenSommige mensenEnkele mensen Enkele onder U Andere mensen Beste vrienden Ik kom weldraZo vroeg Ik ben te laat Ik ben te vroeg Ik moet snel weg Voor altijd Bijna nooit OnmiddellijkMeteen, onmiddellijk Regelmatig Gewoonlijk Nu ga ik naar mijn huis Ik kom voor de middag Ik kom na de middag 5 min. ervoor 6 min. erna
Este (esta, estos/as) pasaporte Ese (esa, esos/as) pasaporte Aquel (aquella, aquellos/as) Esto es claro Aquí esta la mesa Ahí esta la mesaAllí esta la mesaAllá esta la mesa
Dit paspoortDat paspoort (verder)Dat paspoort (ginder) Dit is duidelijkHier staat de tafelDaar staat de tafelGinder staat de tafel Ginds verder staat de tafel
Spaans_org.odt
Contrario Agradable AlegríaAlto Antiguo Bueno Caliente Caro Claro Crudo Enfermo Feliz Femenina Gordo Grande Guapo Inteligente, listoJoven Lleno Rizado Seco Simpático Singular Sucia Vicio (el) Abajo Algo Alguien Antes Debajo Delante Lejos Mucho Siempre Peor Mayor (el)
estoy bieneste es un estudiante bueno
AburridoTristezaBajoModernoMalFríoBaratoOscuroAsado – al hornoSaludable InfelizMasculinaDelgadoPequeñoFeoTontoViejoVacióLisoHúmedoAntipaticoPluralLimpiaVirtud (la)ArribaNadaNadieDespuésEncimaDetrásCercaPocoNuncaMejorMenor (el)
TegengesteldeLeukVreugde, blijheidHoog of luidAntiekGoed Warm Duur Klaar Rauw ZiekGelukkigVrouwelijk Dik Groot Knap Slim Jong VolGekruldDroog Sympathiek Enkelvoud VuilOndeugd Naar beneden Iets IemandVoor Onder Vooraan Ver VeelAltijd SlechterOudste
TegengesteldeSaaiDroefheid, verdrietLaag of stilModernSlechtKoudGoedkoopDonkerGebraden, gebakkenGezondOngelukkigMannelijkDunKleinLelijkDom, dwaasOudLeegSteilDNatSNiet sympathiekMeervoudProperDeugdNaar bovenNietsNiemandNa (tijd)BovenopAchteraanDichtbijWeinigNooitBeterJongste
Bello – Más bello – BellisimoAlto – Más alto – Altísimo Bien – Regular – Mal
Mooi – Mooier – MooistHoog – hoger – hoogstGoed – gewoon – slecht
Demasiado / Genial / Estupendamente / Muy / Muy bien / Bastante / Mas Bien / Un Poco / Algo / Mal / Nada / Fatal
Te veel / Briljant / Wonderbaarlijk / Zeer / Heel goed / Tamelijk / Nogal / Een Beetje / Iets / Slecht / Helemaal niet / Dodelijk
Spaans_org.odt
Otras cosas abanico (el) almacén amo (el) del perroanuncio (el) artesanía (la) asiento (el) aviso (el) banda (la) caja (la) calcetín(es) cartera (la) céntimos (los) charla (la)cigarrillo (el) cigarro (el) cita (la) clamor(es) (el) cosa (la) cuestión (el) dato (el) deporte (el)detalle (el)día (el) discusión (el)droga (la) eclipse de sol (el) encaje (el) época (la)estado de animo (el) existencia (la) exposición Flamenco/a flauta (la) flor(es) (la) frío (el) fuego (el) la gente = las gentesgirasol (el) grabadora (la) guerra (la) guitarra (la) hecho (el)herencia (la) inauguracióninfluencia información (el) informe (el) logro (el)luna (la) luna de miel (la)matrimonio (el)momento (el) rato (el) moto (la) noche (la) noticia (la) noticias (las) obra (la)
Andere zakenwaaieropslagplaatsbaas van de hondadvertentiehandwerkzitplaatsadvertentie(muziek)band doossokportefeuillecentiemengespreksigaretsigaarafspraakschreeuw, geschreeuwzaakkwestiegegevensportdetail, bijzaakdagwoordenwisseling (ruzie)drugszonsverduisteringkant(werk) tijd, periodegemoedstoestandbestaantentoonstellingVlamingfluitbloem(en) koudevuurde mensenzonnebloemcassettespeleroorloggitaarfeiterfenisinhuldiginginvloedinformatieverslagprestatiemaanhuwelijksreishuwelijkogenblik, momentogenblik, momentmotonachtnieuwshet nieuwsstuk (toneel, muziek)
paciencia (la) pasaporte (el) pascua pausa (la) pelota (la)pena (la) planta (la) programa (el) pulsera (la) refugiados regalo (el) reloj (el) ruido (el)secreto (el) sol (el) sucesosugerencia (la) tarea talla / tamaño tarde (la) tema (el) un litro y medio uso (el) valor (el) viento (el)
geduldpaspoortPasenpauzebalboeteplantprogrammaarmbandvluchtelingengeschenkhorlogelawaaigeheimzongebeurtenissuggestietaakmaatnamiddagthemaeen liter en een halfgebruikwaardewind
Spaans_org.odt
Tiendas almacene carnicería (la) cervezería (la) estanco (el) farmacia (la) floristería (la) frutería (la) librería (la) óptica (la) panadería (la) papelería (la) pescadería quiosco (el) relojería (la) supermercado
Winkelswinkelbeenhouwerijbrouwerijtabak/postzegel winkelfarmaciebloemenwinkelfruitwinkelboekenwinkeloptiekbakkerpapierwinkelviswinkelkrantenwinkelhorloge winkelgrootwarenhuis
Animales araña (la)caballo (el)camarones conejo (el) cu-cu (el) gallina (la) gata (la) gato (el) jirafa (la) mosca (la) mosquito (el) oso (el)pájaro (el) pato (el) perro (el) pingüino (el) rata (la) ratón (el) saltamontes (el) tenia (la)toro (el) – torito vaca (la) yegua (la)
rabo (el)
Dierenspinpaardgarnalenkonijnkoekoekkipkattinkatgirafvliegmugbeervogeleendhondpinguïnratmuissprinkhaanlintwormstier – kleine stier koemerrie
staart
Spaans_org.odt
Vestidos blusa (la)bragas (las)bufanda (la) calzoncillos (los)camisa (la) camiseta (la) chaqueta (la)corbata (la) falda (la)gorra (la) gorro (el)guante (el) Jersey (el) ropa (la)sombrero (el) sujetador (el)traje (el)vaquero vestido (el)
casual
KledingstukkenblouseslipjessjaalonderbroekenhemdT-shirtjas, vestdasrokpet mutshandschoentruikledinghoedbhpak, kostuumjeansjurk
informeel
Lengua (la) español castellano (el) catalán (el) gallego (el) vascuence (el)
agricultura (la) ganadería (la) pesca medicina (la) medio ambiente
Navidadpesebre (el)villancicosnochebuena (la)nochevieja (la)carbóncampanada
Spaanse taalCastiliaansCatalaansGalicischBaskisch
landbouwveeteeltvisvangstgeneeskundemilieu
Kerstmiskerststalkerstliedjeskerstavondoudejaarsavondhoutskool, snoepklokgeluid
ropa para niños/hombres/mujeres
Spaans_org.odt
Familia (la) abuelo/a cuñado/a esposo/a hombre (el) mujer (la) marido (el) gemelos / gemelas mellizos / mellizas hermano/ahijo/apadres madre (la) padre (el) mayor (el)menor (el) nieto/anovio/a niño/ahija política nuera yerno pareja (la)primo/asobrino/asoltero/a suegro/a testigo/a tío/a viudo/a
parentesco genero solitario/amiembro (el) vecino (el)
vergüenzalástimamatiz celos
Familiegrootvader / grootmoederschoonbroer / schoonzusechtgenoot / echtgenotemanechtgenote / vrouwechtgenooteeneiige tweelingtweelingbroer / zuszoon / dochteroudersmoedervaderde oudstede jongstekleinzoon / kleindochterverloofdekindschoondochterschoondochterschoonzoonkoppel kozijn / nichtneef / nichtvrijgezelschoonvader / schoonmoedergetuigeoom / tanteweduwnaar / weduwe
familiebandgeslachteenzaatlidbuurman
schaamtespijtnuancejaloezie
Profesiones (el) abogado actor actriz agricultor albañil alumno (el) ama de casa arquitecto ayudante de guardería azafata bombero camarero / a camionero campesino cantantecarnicero / a carpintero / a ciclista cocinero / a compañero (el) corredor corredor de bolsa detective doctor / a ebanista educador / a empleado / a empresario enfermero / a escritor estudiante funcionario jardinero guía (la) independiente jugador de fútbol jugador de golf madre de acogida maestro / a mayordomo mujer de la limpieza músico nadador obrero / a panadero / a paciente profesor / a representante turista trabajador vendedor / a zapatero / a
Beroepenadvocaatacteuractricelandbouwermetserleerlinghuisvrouwarchitectkinderopvangsterstuwardessbrandweermanober, serveerster camionchauffeurboerzanger / zangeres slagertimmermanwielrennerkok / kokkincollegarenner, loper beursmakelaardetectivedoctermeubelmakeropvoederbediendeondernemerverplegerschrijverstudentfunctionaristuinmangidszelfstandige voetballergolfspeleronthaalmoedermeester / juffrouwbutlerkuisvrouw muzikantzwemmer / zwemster arbeiderbakkerpatientleerkrachtvertegenwoordigertoerist / toeriste werkmanverkoperschoenmaker
Spaans_org.odt
Los puntos cardinales el norte el sur el este el oeste
noreste noroeste sureste suroeste
occidental oriental septentrional meridional
en el norteal norte de
Windrichtingenhet noordenhet zuidenhet oostenhet westen
noordoostnoordwestzuidoostzuidwest
westelijkoostelijknoordelijkzuidelijk
in het noordenten noorden van
Horas Es la una en punto Son las dos y cuarto Son las tres y media Son las cuatro menos diez Mañana por la mañana por la mañana por la tardepor la noche la madrugada Son la mediodía Son la medianoche
UurHet is één klokslag uurHet is kwart na twee Het is half vier Het is tien voor vier Morgenvroegin de morgen in namiddag s avonds de ochtendHet is middag Het is middernacht
Días Lunes Martes Miércoles Jueves Viernes Sábado Domingo
los miércoles el miércoles
Dagenmaandagdinsdagwoensdagdonderdagvrijdagzaterdagzondag
de woensdagens woensdag
Meses enero febrero marzo abril mayo junio julio agosto septiembre octubre noviembre diciembre
Maandenjanuarifebruarimaartaprilmeijunijuliaugustusseptemberoctobernovemberdecember
Estaciones verano otoño invierno primavera
Jaargetijdenzomerherfstwinterlente
Spaans_org.odt
Dirección (el) y viajes información (el) cartera (la) pasaporte (el) carné de identidad (el)carné de conducir (el)Flamenco/a Señora Sra. Doña Señorita Srta. Señor Sr. Don nombre (el) apellido (el) lugar fecha firma numero (el) n°. código postal (el) numero teléfono (el) estado civil (el) edad campo (el) paisaje (el) ciudad (la) capital (la) municipio (el) pueblo (el) provincia (la) departamento (el) barrio (el) país (el) gran plaza plaza (la) Pza. calle (el) C / avenida (la) Avda. paseo (el) P°. glorieta (la) Gta. rotonda (la) carretera (la)cruce (el) semáforo (el)atasco (el)bien comunicado casco antiguo (el) edificios históricos habitación (el) apartamento (el) piso (el) primer piso piso de abajo aparcamiento (el) ático (el) At. el dueño del hoteldeseo (el)cita (la) saludo (el) agencia de viajes miembro (el) tarjeta (la)
Adres en reizen informatieportefeuillepaspoortidentiteitskaartrijbewijsVlamingmevrouw + achternaam mevrouw + voornaamjuffrouwmijnheer + achternaammijnheer + voornaam naamachternaamplaatsdatumhandtekeningnummerpostcodetelefoonnummerburgerlijke stand leeftijdplatteland, veldlandschapstadhoofdstadgemeentedorp of volkprovinciedepartementwijklandgrote marktpleinstraatlaanboulevardrotonderotondewegkruispuntverkeerslichtenverkeersopstoppinggoed gelegen historische kern historische gebouwenkamerappartementverdiepinggelijkvloersbeneden verdiepparkingzolderkamerhoteleigenaarwensafspraakbegroetingreisbureaulidkaart
tarjeta de banco signo (el)peligro (el)bomberos castillo (el) torre (el)catedral (la) iglesia (la) beaterio (el) con beatas museo (el) opera (la) cine (el) esquí (el) deporte prisión (el) población judía (la) banco (el) acueducto (el) parque (el) cruz (la) ancla (la) prismáticos (los)amigo (el) camarero / a doctor / a turista rey (el) / reina (la)dios (el) / diosa (la)indio (el) cacique (el)mundo (el) cordillera (la) selva (la) del Amazonas mar (el) caribe valle (el) río (el) catarata(s)desierto (el) Edad Media mar mediterráneo océano pacifico parada de autobús (la) distancia (la) lago (el)barco (el) nave (la) spacialmareo (el) puerto (el) puente (el) isla (la) casa rodante en caravanaavión (el)aeropuerto (el) escala (la) vuelo (el) azafata
bankkaarttekengevaarbrandweerkasteeltorenkathedraalkerkbegijnhof met begijnenmuseumoperabioscoophet skiën sportgevangenisjoodse bevolking bankaquaductparkkruisankerverrekijkervriendober, serveerster doctertoerist / toeristekoning / konigingod / godinindiaanopperhoofdwereldbergketenAmazonewoudCaraïbische zee valleirivierwatervallenwoestijnMiddeleeuwenmiddellandse zee stille oceaanbushalteafstandmeerbootschip, ruimteschipzeeziektehavenbrugeilandcaravan in karavaanvliegtuigvlieghaventussenstopvluchtstuwardess
Spaans_org.odt
entrada (la) salida (la) mochila (la) maleta (la)equipaje (el)agujero (el)ley (la)
inkomuitgangrugzakvaliesbagagegatwet
Spaans_org.odt
Comida (la) ajo (el) aceite (el) almejas almuerzo (el) angula(s) (las)atún (el)avena (la) azafránberberechos bocadillo (el) bollo (el) caldo carne (el) cena (la) cerdociruela coles de Brusselas coliflorcomida (la) comida típicaconcha (la)condimentoscordero cuenta (la) empanada endibia ensaladaespeciasfrutas (las) galleta (la) gallina (para sopa) granada (la)guisantesgusto (el)herbes frescashuevo a la plancha huevo cosido tortilla judiáslechugamandiocamasamejillones merluza mielmostazanavajas orejas ostras pan (el) papilla (la) pepinovieiras papapatatas fritas (las) pepino (el)pera (la)perejil pescado
Etenlookolieschelpenlunch, middagmaalglasaal (glasalen)tonijnhaversafraanschelpen (kokkels)broodjekoffiekoeksoep, bouillonvleesdinervarkensvleespruimspruitenbloemkoolhet etentypisch etenschelp, slakkenhuisspecerijen, smaakmakerslamsvleesrekeningpasteiwitloofsaladegedroogde kruidenfruitkoekjeoude kipgranaatappelerwtensmaakverse kruidenspiegelei gekookt ei omeletboontjessla maniocdeegmosselenstokvishoningmosterdscheermessen (schelpen)orenoestersbroodpapkomkommerSint Jacob schelpenaardappelfrietenkomkommerpeerpeterselievis (dood)
pez (peces) pimentónpimientaplatos (los) pollo (asado) rebanada (la) de pan repollo morado salsalchichassalsa (la) sangre (la)tapioca tarta (la) tomate (el) tomillo (el)turronesverduras (las)yuca
las tripas las visceras los riñones
mesonesestablecimiento
Bebida copa (la) jarra (la)vaso (el) taza (la) tapa (la) botella (la) jarrón (el)café (el) azúcar (el) cerveza (la) chocolate (el) leche (la) vino (el) zumo (el) ron (el) cubiertos cuchara (la) cucharilla (la) tenedor (el) cuchillo (el) el habanoel cigarroel purotapa (la)media ración (la)ración (la)resto (el)detalle (el)postreel aromael olorel sabor
vis (levend)paprikapeperbordenkip (gebraden)snede broodrode koolzoutworstensaus, salsa (dans)bloedbloem taarttomaatthijmnoegagroentenmanioc plant
darmen, maagingewandennieren
herbergetablissement
Drankglas met voetglas met oor glastas, kopjestopsel flesvaaskoffiesuikerbierchocolademelkmelkwijnfruitsaprhumbesteklepellepeltjevorkmescigaarcigaarcigaarkleinigheidhalve portieportierest kleinigheiddessertaromageursmaak
Spaans_org.odt
Lengua (la) acento (el) afiche (el)alfabeto (el) enseñanza (la)bolígrafo (el) broma (la) chiste (el) carta (la) columna (la) consonante (el) correo electrónico (el) crucigrama (la)frecuencia (la)hazmerreír (el)mentira (la)verdad (la)torneo (el)
cifra (la) frase (el) palabra (la) letra (la) silabas
arroba (la) @ punto (el) . raya (la) _ más + diéresis (el) ¨ tilde (la) ñguión -
trabalenguas (el) diptongo
papel hoja (la)hoja de papellápiz goma (el)dibujo (el)tijeras (las)diario
pregunta (la) respuesta (la)
entonación (el) mitad (la) idioma o lengua (la) españollenguaje (el) animal
cuentalibro (el) novela (la)unidad (la)
Taalaccentaffichealfabetonderwijsbalpengrap, poetsmopbriefkolommedeklinkerelektronisch adres kruiswoordraadselfrequentielachertjeleugenwaaarheidtornooi
cijferzinwoordletterlettergrepen
apenstaartjepuntunderscoreplustremaaccentkoppelteken
tongbrekertweeklank
papierblad (boom)blad (papier)potloodgomtekeningschaardagboek (dagelijks)
vraagantwoord
intonatiehelftspaanse taaldierentaal
verhaalboekromanhoofdstuk
Cuerpo humano boca (la) brazo (el) cabeza (la) dedo (el) de la mano del piepierna (la) lengua (la) muelas dientes cuello (el) nuca (la) espalda (la)hombro (el) mano (la) estómago (el) hígado (el) ojo (el) oreja (la) oído (el) binnenoorespalda (la) frente (la) frente (el) muñeca (la) garganta (la) huesos
alcoholmasaje té (el) manzanilla termómetro cuero puro síntomas costumbre estrés grasa enfermedad(es) análisis de sangra vitaminas inyección dolor (el)
plano (el) mapa (el) tarjeta (la) tarjeta de banco tarjeta de navidad tarjeta postal
Lichaammondarmhoofd
vingerteenbeentongkiezentandenhalsnekrugschouderhandmaagleveroogoorbinnenoorrugvoorhoofd oorlogsfrontpols (maar ook pop)keelbotten (maar ook pitten)
alcoholmassagetheekamille theethermometerecht ledersymptomengewoontestressvetziekte(s)bloedanalysevitaminesinjectiepijn
plan (huis) stadskaartkaartbankkaartkerstkaartpostkaart
Spaans_org.odt
Casa (la) habitación (la) cuarto (el) comedor (el) muro (el) pared (la) puerta (la) piso (el) piso de abajo (el) primer piso
doble cristal esquina (la) rincón (el) exterior (el) ventana (la) cortina (la) ascensor (el) aire acondicionado (el) muebles (los) armario (el) mesa (la) silla (la) silla para oficina (la) sillón (el) sofá (el) salón (el) cocina (la) cocina de gas (la) cocina eléctrica (la)chimenea (la)
extractor de aire (el) alacena (la) armario empotrado (el) congelador (el) fregadero (el) frigorífico (el) nevera (la)refrigerador (el)lavavajillas (el) lavaplatos (el)cubo de basura (el) olla (la) sartén (la)
cuarto de baño (el) ducha (la) bañera o tina (la) bidé (el) lavadora (la) espejo (el) jabón (el) peine (el)
Huiskamerkamereetkamermuurwanddeurverdiepinggelijkvloersgelijkvloers
dubbel glasbuitenhoekbinnenhoekstraatkantvenstergordijnliftaircomeubelenkasttafelstoelbureaustoelzetelsofasalonkeukengasvuurelektrisch kookvuur schoorsteen
dampkapvoorraadkastingebouwde kastdiepvriesgootsteenkoelkastkoelkastkoelkastvaatwasservaatwasservuilbakkookpansteelpan
badkamerdouchebadbidetwasmachinespiegelzeepkam
agenda (la)aspiradora (la) bolsa (la) bolsita (la) bolsillo (el) zak (kledij)bolso (el) carta (la) cuaderno (el) cuadro (el) recuadro (el) diccionario (el) florero (el) lampara (la) ordenador/computador (el) periódico (el) pintura (la) postal (la) revista (la) sello (el) sobre (el) radio (la) reloj (el) llave (la) mapa (el) taladro (el)televisor televisión telenovela (la) los programma deportivos tareas domesticas servicios (los) inodoro (el) caldera (la) calefacción (la) desván (el) escalera (la) trapestantería (la) estudio (el) escritorio (el) sótano (el) techo (el) terraza (la) vestíbulo (el) garaje (el) jardin (el) gimnasio patio (el) piscina (la) probadores (los) dormitorio (el) cama (la) almohada (la) colchón (el)
agendastofzuigerplastiek zakzakjezak (kledij)handtasbriefschriftkadertabelwoordenboekvaaslampcomputerkrantschilderijpostkaarttijdschriftpostzegelenvelopperadiohorlogesleutelkaartboortv-toesteltelevisietv-seriesportprogramma'shuishoudelijke takentoiletWC potverwarmingsketelverwarmingzoldertrapboekenschapbureaukamerbureaukelderdakterrashallgaragetuinfitnessbinnenkoerzwembadpaskamersslaapkamerbedhoofdkussenmatras
Spaans_org.odt
Que haces el dia ?
despertarse wakker worden
levantarse opstaan
ir al baño in bad gaan
ducharse douchen
bajar naar beneden gaan
desayunar ontbijten
tomar un jugo een fruitsap nemen
irse vertrekken
salir de la casa van huis gaan
tomar el autobús de bus nemen
llegar al colegio aankomen in de les
sentarse zitten
estudiar studeren
comer eten
almorzar lunchen
ir al parque naar het park gaan
jugar spelen
regresar terugkeren
hacer las tareas huistaken doen
cenar dineren
mirar la tele tv kijken
escuchar la radio radio luisteren
leer el periódico de krant lezen
acostarse gaan slapen
dormirse slapen
Spaans_org.odt
VerbosAbandonar a Abrir a las dos (he abierto)AcabarAceptar AcercarseAcoger (acojo)Acordar (acuerdo)Acordarse (me acuerdo)Acostarse (me acuesto)Actuar AdividarAdorarAfeitarse AgradarAgradecerAhorrarAlmorzar (almuerzo) Alquilar Andar Andar en biciclettaApagar Apestar Apilar Aprender AscenderAsegurarse de queAsustarse Atender (atiendo) Atravesar (atravieso) Averiguar Ayudar Bailar Bajar Beber Besar aBesarse conBuscar Caer (caigo) Caerse (me caigo) bienCallar Caminar Cantar CasarseCenar Cenar fuera Cerrar a las (cierro) CharlarChocarse enCocinarCoincidirCoger (cojo) Colaborar Colgar (cuelgo) Comenzar (comienzo) Comer Cometer Cometer errores Compartir con
verlatenopenen omeindigenaannemennaar toe gaanverwelkomenaccoord gaanzich herinnerennaar bed gaan optredenradenaanbiddenscherenbevallenbedankensparenlunchenhurengaan,lopenfietsen uitdoven, uitdoen stinkenstapelenlerenbeklimmenzorgen ervoor datschrik hebbenaandachtig luisteren doorkruisen erachter komen, opzoekenhelpen dansennaar beneden gaandrinkenkussenkussen metzoekenvallen (bladeren) goed bevallen (persoon)zwijgenlopen,stappenzingen trouwendinerenuit eten gaansluiten om babbelentegen het lijf lopenkokentoevallig ontmoetenvastpakken,nemensamenwerkenhangenbeginnenetenplegenfouten maken delen met
Comentar CompletarComponer (compongo – he compuesto)ComprarComprobar (compruebo)Concordar (concuerdo) CondimentarConducir (conduzco) CongelarConocer a (conozco)ConsentarConsistirConstruir (construyo) Consumir ContestarConvenir (convengo) Correr Cortar Costar (cuesto)Creer CruzarCubrir (he cubierto)CumplirCumplir añosDanzar Dar (doy) Dar una vuelta Darse cuenta (me doy)Deber Tener que (tengo) Decir (digo) Dedicarse a Dejar de Deletrear Depender de Desayunar Descansar DescenderDescubrir (he descubierto)Desear Desembocar enDeshacer (deshago - he deshecho)Despedir (despido)Despertarse (me despierto)DestacarDetenerseDevolver (devuelvo - he devuelto) DibujarDiscutir Disolver (disuelvo - he disuelto)Dolerse (me duelo) Dormir (duermo) Dormirse (me duermo) Ducharse Dudar
vertellen, zeggenvervolledigensamenstellen, componeren
kopenverifiërenovereenkomenkruidenrijdeninvriezenkennen,ontmoetenbevestigen bestaanbouwengebruiken, consumerenantwoorden, beantwoordenvan pas komen lopenknippen,afsnijdenkostengelovenoverstekenbedekkenwaar makenverjarendansengeveneen wandeling, toer makenbeseffen, te weten komenmoeten (moreel verplicht)moeten (zelf opgelegd)zeggenzich bezig houden met stoppen metspellenafhangen vanontbijten rustenafdalenontdekkenwensenuitmonden in uiteen halen, ongedaan maken
afscheid nemenontwaken opvallenstoppenteruggeven, weergeven
tekenenruzie maken (met woorden)oplossen (tablet)
pijn hebben slapeninslaap vallen douchentwijfelen
Spaans_org.odt
EducarElaborar Elegir (elijo - he electo)EmborracharseEmpezar (empiezo) Emplear Enamorarse Encantar (3de*) Encontrar (encuentro) Encontrarse aEnfadarse EngordarEnsayarEnseñarEntender (entiendo) Entrar Equivocarse Escribir (escrito)Escuchar Estar (estoy) Estar + gerundio (ganando)Estudiar Evitar ExpresarFaltar (3de*) Fijar Fijatar Freír (frío - he frito) Fumar Ganar GastarGastar el tiempoGirar Gustar (3de*) Haber (he) Hablar Hacer (hago - he hecho) Hacer colaHacer la comida, la cena, el almuerzo Hacer deberes Hacer deporte Hacer de comprasHacer la limpieza Hacer una citaHacer su camaHacer pedazosHacer bienHacerse amigosIdentificar Imprimir (he impreso)Incluir (incluyo) Incrementar Intentar
opvoedenmaken, opstellenkiezenzat wordenbeginnenin dienst nemen, gebruikenverliefd wordenzeer veel houden van vinden, voelenontmoeten, tegen komenkwaad wordenverdikkenrepeterentonenbegrijpenbinnenkomenvergissenschrijvenluisterenzijn (toestand) aan 't winnenstuderenvermijdenuitdrukkenontbrekenbevestigenaandachtig bekijken frtituren, bakken rokenwinnenverslijten, spenderendoorbrengendraaienhouden van hebbensprekendoeneen rij maken, in de rij staaneten maken, diner maken, middagmaal maken huiswerk makensporteninkopen doen kuiseneen afspraak makenbed opmakenin stukken scheurenGoed doenvrienden makenidentificerendrukken, afdrukken bijvoegengroeien,stijgenproberen
Ir (voy) Ir a visitar, ir a ver (voy) Ir de compras (voy) Ir de copas (voy)Ir en biciclettaIrseJugar a (juego) Leer Levantarse Llamar Llamar a algo Llamarse Llegar LlevarLlevar + gerundio + tijdspanne Llevarse Llover (3de*) (llueve)Madrugar MandarMarcar MarcharseMarearseMedir (mido) MeterMirarMolestarse Montar en bicicletaMorir (muero - he muerto)Mudarse aNacer (nazco) NadarNarrarNevar (3de) (nieva) Nombrar Observar Ocupar OdiarOfrecer (ofrezco) Oír (oigo) Oler (huelo) Olvidar Padecer de (padezco)Pagar Parecer (parezco) Parecerse a (me parezco) Partir Pasear Pedir (pido) PegarPeinar PelearPensar (pienso) Perdonar PerdonarsePinchar Planchar
gaangaan bezoeken, gaan ziengaan winkelen iets gaan drinken fietsenvertrekkenspelen metlezenopstaanroepen,belleniets noemenhetenarriveren,aankomendragenbezig zijn metmeenemenregenenvroeg opstaan sturenmarkerenweggaanzich duizelig voelenmetenerin stoppenkijkenirriteren, storenfietsenstervenverhuizen naargeboren worden, ontspringen zwemmenvertellensneeuwenbenoemenobserverenbezittenhatenaanbiedenhorenruikenvergetenlijden aan betalenvinden van, denkengelijken op vertrekken,verdelen wandelenvragen (om te krijgen) slaan, kleven, plakkenkammenruzie maken, vechtendenkenvergevenzich verontschuldigenprikkenstrijken
Spaans_org.odt
Poder (puedo) Poner (pongo - he puesto) Ponerse (me pongo) Ponerse celoso, nerviosoPracticar Preguntar Prender Preocupar Presentar Presentarse a Probar (pruebo) Proveer (provisto)Publicar Querer (quiero) Rechazar Recomendar (recomiendo) Recordar (recuerdo) Referirse aReflexionarRegresar RepasarRepetir (repito)Resolver (resuelvo - he resuelto)Respirar Responder ReunirReunirseRobar Romper (roto)Romperse Saber (sé) Sacar Sacar los entradas SacarseSalir (salgo)SaludarSentarse (me siento) Sentirse (me siento) Significar Seguir (sigo)Seguir siendo / hablandoSer (soy) Soler (suelo) + infinitivoSoñar (sueño)Subrayar SufrirSustituir
kunnen, mogen zetten,plaatsen,aandoenopnemen (telefoon)jaloers, nerveus wordenoefenenvragenstellengevangen nemenzorgen maken voorstellenzich voorstellen aanproberenleverenpublicerenwillenweigerenaanbevelenherinnerenverwijzen naarnadenkenterugkerenherzienherhalenoplossen (vraagstuk)
inademenantwoordenverzamelenontmoetenstelenbrekenkapot gaanwetenuithalentoegangskaarten halenuitdoen, uithalen uitgaan,weggaan,vertrekken groetenzittenzich voelenbetekenenvolgenblijven zitten / pratenzijn (eigenschap)de gewoonte hebben van dromen onderlijnenlijdenvervangen
TaparTapearTardarTener (tengo) Tener que (tengo) Deber Terminar TitularseTocar (música)Tomar Trabajar Traducir (traduzco) Traer (traigo) Transportar TrasladarseTratarTutear Ubicar Ubicarse Usar Utilizar VenderVenir (vengo) Ver (veo - he visto) Verse (se ve – ha se visto) Vestirse (me visto)Visitar Vivir Volver (vuelvo - he vuelto)
toedekkentapas etenspenderen, duren, wachtenhebben,bestaan moeten (zelf opgelegd) moeten (morele verplichting)eindigendiploma behalenmuziek spelennemenwerkenvertalenbrengenvervoerenverhuizen, verplaatsenproberentutoyerenbevinden, plaatsenzich bevindengebruiken gebruik maken van iets verkopenkomenzienelkaar zienzich kleden bezoekenleven, wonenterugkeren
Spaans_org.odt
VERBOS REGULARES
Hablar Yo Tu El Ella
Usted
Nosotros Vosotros Ellos Ellas
Ustedes
Presente Op het moment zelf hablo hablas habla hablamos habláis hablan
Pretéritoindefinido
Gebeurtenis / PeriodeAyer, semana pasada
hablé hablaste habló hablamos hablasteis hablaron
Pretéritoimperfecto
Beschrijving / Gewoonte hablaba hablabas hablaba hablábamos hablabais hablaban
Pretéritoperfecto
Gevolg op hedenYa, todavía, alguna vez(haber + participio)
he hablado
has hablado
ha hablado
hemos hablado
habéis hablado
han hablado
PresenteSubjuntivo
Wens, gevoel, verbod, mogelijkheid, onzekerheid
hable hables hable hablemos habléis hablen
Futuro Toekomstige gebeurtenis hablaré hablarás hablará hablaremos hablaréis hablarán
Imperativo afirmativo
Gebiedende wijs habla hable hablad hablen
Participio presente
(estar + gerundio) estoy hablando
estás hablando
está hablando
estamos hablando
estáis hablando
están hablando
VERBOS REGULARES
Comer Yo Tu El Ella
Usted
Nosotros Vosotros Ellos Ellas
Ustedes
Presente Op het moment zelf como comes come comemos coméis comen
Pretéritoindefinido
Gebeurtenis / PeriodeAyer, semana pasada
comí comiste comió comimos comisteis comieron
Pretéritoimperfecto
Beschrijving / Gewoonte comía comías comía comíamos comíais comían
Pretéritoperfecto
Gevolg op hedenYa, todavía, alguna vez(haber + participio)
he comido
has comido
ha comido
hemos comido
habéis comido
han comido
PresenteSubjuntivo
Wens, gevoel, verbod, mogelijkheid, onzekerheid
coma comas coma comamos comáis coman
Futuro Toekomstige gebeurtenis comeré comerás comerá comeremos comeréis comerán
Imperativo afirmativo
Gebiedende wijs come coma comed coman
Participio presente
(estar + gerundio) estoy comiendo
estás comiendo
está comiendo
estamos comiendo
estáis comiendo
están comiendo
Spaans_org.odt
VERBOS REGULARES
Vivir Yo Tu El Ella
Usted
Nosotros Vosotros Ellos Ellas
Ustedes
Presente Op het moment zelf vivo vives vive vivimos vivis viven
Pretéritoindefinido
Gebeurtenis / PeriodeAyer, semana pasada
viví viviste vivió vivimos vivisteis vivieron
Pretéritoimperfecto
Beschrijving / Gewoonte vivía vivías vivía vivíamos vivíais vivían
Pretéritoperfecto
Gevolg op hedenYa, todavía, alguna vez(haber + participio)
he vivido
has vivido
ha vivido
hemos vivido
habéis vivido
han vivido
PresenteSubjuntivo
Wens, gevoel, verbod, mogelijkheid, onzekerheid
viva vivas viva vivamos viváis vivan
Futuro Toekomstige gebeurtenis viviré vivirás vivirá viviremos viviréis vivirán
Imperativo afirmativo
Gebiedende wijs vive viva vivid vivan
Participio presente
(estar + gerundio) estoy viviendo
estás viviendo
está viviendo
estamos viviendo
estáis viviendo
están viviendo
Spaans_org.odt
Infinitivo Traducción Yo Tu El, ella, usted
Nosotros Vosotros Ellos, ellas,ustedes
ParticipioGerundio
Dargeven
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
doydidabadédaré
dasdistedabasdesdarás
dadiodabadédará
damosdimosdábamosdemosdaremos
daísdisteisdabaisdeisdaréis
dandierondabandendarán
dadodando
Decirzeggen
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
digodijedecíadiga diré
dicesdijistedecíasdigasdirás
dicedijodecíadigadirá
decimosdijimosdecíamosdigamosdiremos
decísdijisteisdecíaisdigáisdiréis
dicendijendecíandigandirán
dichodiciendo
Estarzijn
(toestand)
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
estoyestuveestabaesté estaré
estásestuvisteestabasestésestarás
estáestuvoestabaestéestará
estamosestuvimosestábamosestemosestaremos
estáisestuviteisestabaisestéisestaréis
estánestuvieronestabanesténestarán
estadoestando
Haberhebben
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
hehubehabíahaya habré
hashubistehabíashayashabrás
hahubohabíahayahabrá
hemoshubimoshabíamoshayamoshabremos
habéishubisteishabíaishayáishabréis
han hubieronhabíanhayanhabrán
habidohabiendo
Hacerdoen
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
hagohicehacíahaga haré
haceshicistehacíashagasharás
hacehizohacíahagahará
hacemoshicimoshacíamoshagamosharemos
hacéishicisteishacíaishagáisharéis
hacenhicieronhacíanhaganharán
hechohaciendo
Ir gaan
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
voyfui ibavaya iré
vasfuisteibasvayasirás
vafueibavayairá
vamosfuimosibamosvayamos iremos
vaisfuisteisibaisvayáisiréis
vanfueronibanvayanirán
idoyendo
Oirhoren
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
oigooíoíaoigaoiré
oyesoísteoíasoigasoirás
oyéoyóoíaoigaoirá
oímosoímosoíamosoigamosoiremos
oísoísteisoíaisoigáisoiréis
oyenoyeronoíanoiganoirán
oídooyendo
Pedirvragen
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
pidopedípedíapida pediré
pidespedístepedíaspidaspedirás
pidepidiópedíapidapedirá
pedimospedimospedíamospidamospediremos
pedispedisteispedíaispidáispediréis
pidenpidieronpedíanpidanpedirán
pedidopidiendo
Poderkunnen
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
puedopudepodíapueda podré
puedespudistepodíaspuedaspodrás
puedepudopodíapuedapodrá
podemospudimospodíamospodamospodremos
podéispudisteispodíaispodáispodréis
puedenpudieronpodíanpuedanpodrán
podidopudiendo
Spaans_org.odt
Ponerzetten
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
pongopuseponíaponga pondré
ponespusisteponíaspongaspondrás
ponepusoponíapongapondrá
ponemospusimosponíamospongamospondremos
ponéispusisteisponíaispongáispondréis
ponenpusieronponíanponganpondrán
puestoponiendo
Saberweten
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
sésupesabíasepa sabré
sabessupistesabíassepassabrás
sabesuposabíasepasabrá
sabemossupimossabíamossepamossabremos
sabéissupisteissabíaissepáissabréis
sabensupieronsabíansepansabrán
sabidosabiendo
Serzijn
(eigenschap)
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
soyfuierasea seré
eresfuisteerasseasserás
esfueeraseaserá
somosfuimoséramosseamosseremos
soisfuisteiseraisseáisseréis
sonFeroneranseanserán
sidosiendo
Tenerhoudenhebben
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
tengotuveteníatenga tendré
tienestuvisteteníastengastendrás
tienetuvoteníatengatendrá
tenemostuvimosteníamostengamostendremos
tenéistuvisteisteníaistengáistendréis
tienentuvieronteníantengantendrán
tenidoteniendo
Venirkomen
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
vengovineveníavenga vendré
vienesvinisteveníasvengasvendrás
vienevinoveníavengavendrá
venimosvinimosveníamosvegamosvendremos
venísvinisteisveníaisvengáisvendréis
vienenvinieronveníanvenganvendrán
venidoviniendo
Ver zien
PresenteIndefinidoImperfectoSubjuntivoFuturo
veoviveíavea veré
vesvisteveíasveasverás
vevioveíaveaverá
vemosvimosveíamosveamosveremos
veisvisteisveíaisveáisveréis
venvieronveíanveanverán
vistoviendo
FINAL
Spaans_org.odt