toch lammeren, broers! (onder ps. piet canneel)

133
Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel) Valère Depauw bron Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel). Luctor, Antwerpen 1950 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/depa002toch01_01/colofon.php © 2016 dbnl / erven Valère Depauw

Upload: others

Post on 22-Oct-2021

18 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Toch lammeren, broers! (onder ps. PietCanneel)

Valère Depauw

bronValère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel). Luctor, Antwerpen 1950

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/depa002toch01_01/colofon.php

© 2016 dbnl / erven Valère Depauw

Page 2: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

5

I. Nog eens Toone

Twee keren had ik Toone, de oude liedjeszanger, ontmoet.De eerste keer, enkele jaren voor de oorlog, zag ik hem in een herberg, waar hij

voor een luidruchtig en opgetogen publiek zijn repertorium liet horen, al zijn plezanteliederen en kluchten, die zeer zeker niet geschikt waren om door iedereen beluisterdte worden, maar die, door Toone voorgedragen, toch nimmer triviaal klonken. Enzoals hij daar stond, deed hij me denken aan de oubollige troubadours uit vroegereeuwen en hij leek zo weggelopen uit een schilderij van Breughel of Brouwer.Waarom juist weet ik niet, maar hij kwam, toen hij zich even rust gunde, aan mijntafeltje zitten en wij dronken samen een pint. Hij moest wel in een bui vanmededeelzaamheid verkeren, want hij vertelde over zijn leven, over zijn successen,hier en in Nederland, en hij durfde eerlijk bekenen,

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 3: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

6

dat hij zijn glorietijd reeds lang achter de rug had. Ik heb over die ontmoeting trouwens reeds geschreven.En jaren later, na de oorlog en na de bevrijding, in November 1945 om precies te

zijn, ontmoette ik hem voor de tweede maal in de wachtzaal van een klein station envoor zijn voeten lag er een pak, in grauw, versleten papier gewikkeld, dat hij metstarre blikken bekeek alsof het iets heel bizonders was. Ik herkende hem eerst niet,maar dan wist ik, dat het Toone was, die ik voor mij had en ik sprak hem aan. En hijzegde mij, dat hij zopas in vrijheid werd gesteld na dertien maanden en dertien dagen in het pensionaat te hebben verbleven want dertien was zijn geluksgetal, beweerde hij.En hij vertelde over het leven in het hechteniskamp, in het interneringscentrum

en in de twee gevangenissen, die hij met zijn tegenwoordigheid had vereerd, hijvertelde over de mannen, die hij er had gekend, over Miel, de ossefier zonder benen,over Irenée Van de Velde, die lid was van de D.M.S., over Jef Kwakkel, over BoerSmets, die men tot zelfmoord dreef, over Nest Raspoutine, over de Hitlerjeugd ende Zwarte Olifant...... En ik zou, dat nam ik mij voor, over die mannen en over diein-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 4: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

7

stellingen schrijven, en dat heb ik ook gedaan...Wij namen afscheid en Toone vroeg mij ‘of de Zwarten het zouden halen’. En hoe

lang het nog zou duren... Het mocht niet lang duren, zegde hij, want hoe moest hijzijn boterham verdienen, als hij weldra niet voor de Zwarten zingen mocht?Toen ontmoette ik Toone voor de derde keer.Weer in de wachtzaal van een station,

ditmaal te Brussel.Hij sliep. Het was halfzeven in de morgen en het liet geen twijfel: hij had, net als

die enkele andere slapers in de wachtzaal, op die harde bank de nacht doorgebracht.Hij lag op zijn linkerzijde, de benen opgetrokken, het hoofd op een pakje. Toen ikvoorbijkwam, herkende ik hem dadelijk, al was hij sinds onze laatste ontmoetingveel ouder geworden. En ellendiger.Ik stond reeds een hele tijd voor hem, onbeweeglijk, en ik wist niet wat ik doen

moest. Hem laten slapen? Hem wakker maken? Ik miste vast mijn trein...Toen zuchtte Toone heel diep en met een reutel in de borst en hij opende de ogen.

Even keken wij elkander aan. Dan kroop Toone moeizaam overeind. En hij herkendemij.‘Hoe gaat het?’ vroeg hij schor.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 5: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

8

Ik zou maar met de volgende trein vertrekken, besliste ik.‘Een koffie, Toone?’‘Als 't u blieft,’ zegde hij. ‘En... als 't mogelijk is, een boterham...’Het was dus zover met hem gekomen.Daar zaten wij weer tegenover elkander, net als de eerste keer in de herberg, waar

hij zong, net als de tweede keer na zijn invrijheidstelling, want dan dronken wijsamen ettelijke pinten bier. En ik zag nu weer een andere Toone.‘Nu kan ik kreperen langs de straat als een schurftige hond,’ zegde hij. ‘Wat zou

er anders met mij nog kunnen gebeuren?’Hij had zo 'n grote honger, het was van de vorige dag 's middags geleden, dat hij

nog gegeten had, liet hij horen. Wel beproefde hij het om zich te beheersen en nietschrokkig te eten, maar de vier broodjes met kaas, die de kellner gebracht had, warenin een ongelooflijk korte tijd verdwenen.‘Nog, Toone?’‘Kunt ge... Is het niet te veel?’ vroeg hij beschaamd.‘Wel neen,’ verzekerde ik hem.Hoe het hem ging, hoefde ik niet te vragen, ik zag het maar al te goed hoe hij er

aan toe was. Maar toen hij nog een paar

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 6: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

9

broodjes gegeten had, vertelde hij spontaan wat hij sinds zijn invrijheidstelling haddoorgemaakt en hoe het kwam, dat hij als vagebond doolde langs de straten en denachten doorbracht op de banken van de stations of in een of ander amigo. En ooknu vertelde hij dat eerlijk en zonder aanstellerij, maar in dit eenvoudig relaas lag erzo 'n tragiek, dat ik het nimmer zo pakkend zal kunnen navertellen.Zijn vrouwwas gestorven enkele maanden na zijn thuiskomst. Armoe en ontbering

hadden haar kapot gekregen, zegde Toone. Als hij dacht aan de vreselijke weken,die haar dood voorafgingen... Hij huiverde. Het was afschuwelijk, zegde hij. Zijnvrouw was aan 't sterven en hij kon haar zelfs niet het allernoodzakelijkste geven!Zij had hem niets ten laste gelegd, maar hij zelf had zich in wanhoop en radeloosheidafgevraagd of hij dan geen schuld had aan haar dood. En toen ze gestorven enbegraven was......‘Wat kon ik doen?’ zegde Toone. ‘Werken? ik had nooit iets anders gedaan dan

gezongen, mijn liederen enmijn grappen enmijn grimassenwarenmijn broodwinninggeweest. Ik had me in 't gevang voorgenomen opnieuw te zingen, eens, dat ik invrijheid werd gesteld, ik had al veel

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 7: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

10

nieuwe liederen gedicht. Maar nu mijn vrouw gestorven was...’Enkele maanden gingen voorbij. Hij beproefde het ergens te mogen arbeiden en

nu en dan slaagde hij er ook in om een karweitje los te krijgen, wat hem toeliet metveel trekken en sleuren verder te leven. Maar het verlangen om weer op een scèneof op een estrade te staan en de roes te kennen zijn publiek te veroveren en met zijnliederen te beheersen, dat verlangen liet hem niet los. Weer te mogen zingen enzingend zijn brood te verdienen, net als vroeger, het werd voor hem het ideaal, dathij nog éénmaal bereiken moest en als hij het bereikte zou het leven tenminste weerwaard zijn geleefd te worden.Het was niet gemakkelijk iemand te vinden, die hem een kans wilde geven en veel

vruchteloze pogingen heeft hij gedaan tot een cafébaas zich toch liet overhalen enop een zondagavond zou Toone heroptreden. Het was maar een klein cafétje en zeeraanbevelingswaardig was het niet, maar hij had geen keuze en...‘Het mislukte,’ zegde Toone. ‘Ik kreeg het eerste liedje zelfs niet ten einde

gezongen... Enkele mannen, weerstanders naar het scheen, gingen aan het huilen enzij zouden niet toelaten, vloekten zij, dat ik

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 8: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

12

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 9: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

13

zong. De baas van de herberg beproefde het nog om hen tot redelijkheid aan te zetten,hij zegde hen, dat ik niet veroordeeld was geworden, dat er mij niets meer ten lastewerd gelegd, dat ik zelfs een bewijs van burgerdeugd had, want dat had ik uitvoorzichtigheid aangevraagd en ook bekomen, maar niets te doen. Zij huilden maaren noodgedwongen moest de baas mij afzeggen... En een andere kans heb ik nietgekregen...‘Het is nog niet te laat, Toone... Er is reeds veel veranderd en de mannen, die toen

zo huilden, zullen het nu wel niet meer doen.’‘Neen,’ zegde Toone, ‘zij zullen het niet meer doen. Want intussen zijn zij reeds

veroordeeld geworden voor diefstal en aftruggelarij. Maar zelfs met de zekerheid,dat er niet zal gehuild worden, dan nog zou het niet meer gaan...’Hij hief de hand op, afwerend, want ik wilde hem aanmoedigen, ik wilde hem

overtuigen.‘Neen, neen,’ zegde hij, ‘het is nutteloos mij hoop te willen geven, het is werkelijk

nutteloos. Ik weet het wel, dat het voor mij afgelopen is. Er zou mij zelfs iemandmogen aanbieden om op te treden, ik zou het niet kunnen aanvaarden. Het is

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 10: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

14

gedaan, voor altijd gedaan met zingen...’Hij dronk zijn kop koffie uit en ik zag hoe zijn hand beefde. Hij had het vreselijk

zwaar... Ten slotte was hij op zijn manier ook een kunstenaar, had hij het hart vaneen kunstenaar en als kunstenaar leed hij omdat hij afstand moest doen van hetschoonste wat hij bezat.‘De jongeren werken er zich misschien weer bovenop,’ zegde hij. ‘Zij zijn moedig

en sterk, en zij hebben nog een lange tijd voor zich. Maar ouderen als ik heeft menkapot gekregen. Kapot! Ah, de schoften!’Na die plotse uitbarsting werd hij echter opnieuw kalm. Of neen, kalmte was het

niet, het was moeheid, moedeloosheid. En hij zuchtte:‘Wij hebben ons de vrijheid anders voorgesteld toen wij in de gevangenis waren...’De kellner bracht nog twee koppen koffie en een pakje wafels. En dan zegde Toone

plots:‘Ik heb het boek gelezen...’‘Van u vooral, Toone, zou ik het oordeel willlen kennen.’‘Het is goed, dat gij het geschreven hebt,’ zegde hij. ‘En als ge kon bereiken, dat

zij, die nog in de gevangenis zitten, dit

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 11: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

15

boek lezen, dan zoudt ge die mensen een zeer grote dienst bewijzen. Alleen iemand,die in de gevangenis zit of iemand die nog altijd de obsessie van de gevangenis kent,alleen zo iemand kan het boek helemaal begrijpen en kan er alles uithalen. Iemand,die de gevangenis niet heeft gekend, of zelfs iemand, die de gevangenis heeft kunnenvergeten, die zal er alleen het grappige en het plezante van zien, en die heeft ookgeen reden om te jammeren. Niet jammeren, broers! En zolang wij in het gevangzaten, hebben wij ook niet gejammerd, want wij hadden de hoop, dat wij de wereldzouden omkeren als wij weer vrij kwamen. En ik geloof, dat zij, die reeds vijf jaarcel of kamp achter de rug hebben en nog zitten, zich nog altijd voorstellen, dat zijde wereld zullen kunnen omkeren als zij er zullen zijn. Want ook zij hebben allecontact met de werkelijkheid verloren en zij weten niet hoe hard en onbarmhartigmen het bestaan voor de Zwarten heeft gemaakt. Niet jammeren, broers! Zolang wijgevangen zaten, jawel, maar eens in vrijheid?’Vooraleer ik de gelegenheid kreeg om te antwoorden, vervolgde hij reeds:‘Ik herinner mij nog iets uit de gevangenis, dat ik u vroeger niet verteld heb.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 12: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

16

En juist iets, dat verklaart waarom er niet gejammerd wordt in de gevangenis, hoevreselijk het er soms ook is. Het gaat over een terdoodveroordeelde...... Nu heeft hetde Regent eindelijk behaagd hem genade te verlenen, na meer dan vier jaar. Maar indie tijd was er niet veel kans, dat er zou genade verleend worden en iedere avondkon de veroordeelde veronderstellen, dat hij zich voor de laatste maal te ruste legdeen morgen vroeg zou neergekogeld worden. Maar hij werd niet krankzinnig, zoalsmensen hierbuiten het wèl zouden worden als zij iedere dag voor die mogelijkheidzouden moeten vrezen. Hij hield zich kranig, hij was bereid en, waarachtig, hijjammerde niet! Toen, op een dag, kwam zijn vriend, die voor de cantine rondging,op de deur van zijn cel kloppen en roepen: ‘Goed nieuws, Bert!’ - ‘Wat?’ schootBert van zijn strozak recht en hij kwam door het kijkgaatje loeren. ‘Wat is er?’- ‘Goed nieuws,’ herhaalde de andere, ‘het lijk wordt aan de familie geschonken...’

En hij ging voort. Macaber? Inderdaad, en de eerste ogenblikken zal deterdoodveroordeelde het wel kwaad gehad hebben om dat te verwerken. En ge zultmisschien oordelen, dat die vriend een wreedaard was, een kerel zonder hart.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 13: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

17

Welnu, dat is niet waar! Dat is iets, wat iemand, die niet in de gevangenis is geweest,nooit zal kunnen begrijpen, maar het was goed, dat die vriend het had gezegd. Enmen zal ook niet begrijpen, dat Bert, de eerste ogenblikken voorbij, lachen kon,onbedaarlijk lachen, en dat hij het van zijn vriend een onbetaalbare mop vond. Enhij had de zekerheid, dat hij zich niet ernstig zou kunnen houden wanneer hij aan depaal zou staan voor dat peloton gendarmen. Galgenhumor noemt men dat, maaralleen zeer sterke mensen kunnen onder de galg lachen en schertsen in plaats van tejammeren...... Laat echter Bert buiten komen, wat ik hem uit de grond van mijn hartwens, want hij moet werken voor een vrouw en drie kinderen, laat hem de hardheiden de wreedheid van iedere dag voelen, en hij zal wel de moed niet meer vinden omnog te lachen... Begrijpt ge dat?’Ik knikte:‘Maar al te goed, Toone...’‘En nog een andere,’ vervolgde Toone. ‘Een zeer bekende man, een geleerde, een,

die tijdens de oorlog een van de hoogste functies had bekleed, en oud en ziek wasen langzaam kapot ging in de cel, en wist, dat hij kapot ging. En toen hij op zekeredag in een katholieke krant de noodkreet

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 14: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

18

las, dat zoveel jonge vaders, of jongemannen, die vader konden zijn, in de gevangenisvertoefden en tot onvruchtbaarheid waren gedoemd, wat natuurlijk op debevolkingsaangroei een zware hypotheek legde, toen hij dat gelezen had, mocht hijgeen bewaker, geen V2 of geen adjudant zien of hij haalde die krant uit zijn zak, stakhem onder de neus van de man met de kepi en zegde: ‘Adjudant, nu is het toch meerdan tijd, dat ik naar huis ga... En hij had nog voor vele jaren, maar hij jammerde niet.Laat hem echter vrij komen, want men zal hem niet in de gevangenis laten sterven,hij zal zelfs niet meer kunnen begrijpen, dat hij eens zo heeft kunnen spreken...’En hij riep nu, zodat de kellner verwonderd in onze richting keek:‘Niet jammeren, broers? Voeg er dan maar bij: toch lammeren, broers!’‘Lammeren, Toone?’‘Lammeren,’ zegde hij. ‘Begrijpt ge dat woord “lammeren”? Het betekent niet

alleen wat een schaap doet wanneer het aan het einde van de dracht gekomen is, hetheeft nog een andere betekenis, die gij in het woordenboek niet zult vinden. Hetbetekent ook “betalen”, en in de eerste plaats betalen wat ge niet moet betalen of

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 15: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

19

niet gaarne betaalt. Ge betaalt niet bij de ontvanger van belastingen: ge lammert. Enge lammert aan de Belgische Staat als die Staat oordeelt, dat ge hem op de ene of deandere manier voor een millioen of voor tien millioen schade berokkend hebt.Lammeren! En allemaal lammeren wij, die getroffen zijn geworden, allemaal, deene zus, de andere zo, maar wij lammeren!’Hij wachtte een poosje. Hij hoestte weer.‘Ik heb heel wat meegemaakt,’ zegde hij traag. ‘En ik zal het in de jaren of in de

maanden, die ik nog te leven heb, nog zwaarder hebben, denk ik. Ik lammer op mijnmanier. En de vrouw van die gefusilleerde, die met sigaren leurt en er zeer weinigverkoopt, want zij kan niet verkopen, en die sukkelaar, die al zijn kinderen zagvertrekken naar Argentinië, behalve twee, die sneuvelden in het Oosten en een, dienog zit, en die man, die uit de gevangenis kwam om te vernemen, dat zijn vrouwhem ontrouw geworden was en zij betekende voor hem alles, en die moeder, die vanhaar kindje gescheiden werd en zelfs bij haar kindje niet mocht blijven toen het stierf,en die toneelspeler, die nu schilderijtjes vervaardigt en die er soms wel eens een aande man kan brengen, en de vrouw van die dichter, die met haar laatste geld een ver-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 16: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

20

zenbundeltje van haar man heeft laten drukken en dit aanbiedt overal waar het maaraan te bieden is, en die professor, dokter in ik weet niet wat, die aanschuift om testempelen, en de vrouw van die onderwijzer, die om steun ging bij de openbareonderstand en er vlak achter een vrouwtje stond, dat vele jaren iedere week bij haarom een aalmoes was gekomen en o p h a a r b e u r t e e n b o t e r h am g a f , endie jonge legioenman, die stapje voor stapje als een zeer oud mannetje van winkeltot winkel gaat en vraagt en bedelt opdat men iets van hem zou kopen, en de velen,die ik ken, en de duizenden, die ik niet ken, zij lammeren, zij lammeren!!! Begrijptge nu de betekenis van dit woord?’Toen wij afscheid namen, beloofde Toone, dat hij me gauw zou komen opzoeken.

Wie weet of ik geen mogelijkheid zag om hem aan werk te helpen, maar hij schuddeberustend het hoofd. Neen, neen, het was nuteloos, dat ik me daarvoor inspande.Hij kwam.En hij vertelde mij dan, vertelde van de velen, die hij kende en... die lammerden.‘Over hen moest ge nog een boek schrijven,’ zegde hij.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 17: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

21

‘Dat zal ik doen, Toone,’ verzekerde ik hem.En hier is nu dat boek, Toone, hier is het. Maar gij zult het niet lezen, gij kunt mij

uw oordeel niet laten kennen. Gij zijt uw kruisweg tot het einde gegaan en ge hebtrust gevonden. Gij, gij moet niet meer lammeren... Slechts enkele mensen, een tiental,stonden aan uw graf.Maar in u, Toone, in u, arme, zwarte troubadour, zie ik ze allemaal, de broers, die

lijden en lammeren, de onafzienbare scharen van de paria's, die de hopeloze strijdom het bestaan voeren, die iedere dag voor nieuwe zorgen en nieuwe smarten komente staan, die op de ruïnen van een schoon verleden en van verworvenheden een nieuwetoekomst wilden bouwen, maar wat zij moeizaam oprichtten, stortte ineen. En hopen,dat het eens beteren zal, ach, dat kunnen zij niet meer.Niet jammeren?Maar wij lammeren, broers, wij lammeren!

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 18: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

23

II. Een moeder

Haar jeugd was heerlijk geweest als een sprookje en tijdens de lange, lange uren inde cel dacht zij vaak aan die wondere tijd, en beelden verschenen en verdwenen opde witgekalkte muur voor haar, alsof ze een filmvoorstelling bijwoonde. Dat wastrouwens allemaal onwerkelijk als een; mooie filmmet gelukkige en schonemensen,en wanneer zij dan om zich heen keek en alles zag zoals het werkelijk was, en zijnadacht over wat zij allemaal had moeten doormaken, kon zij bijna niet geloven, dateen mens zo diep vallen kan. En als Moeder haar kwam bezoeken - teer, bleek enzwart figuurtje in het hokje aan de andere zijde van de ruit en de staven - en Magdaherinnerde aan vroeger, dan zegde Moeder:‘Ach ja, kind, die tijd... Maar zouden wij niet beter doen daar niet aan te denken?

Wij maken het ons alleen maar moei-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 19: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

24

lijker door steeds maar te herinneren aan wat wàs...’‘Moeder... Moesje... Mijn dapper Moederke,’ schreide Magda telkens wanneer

het kwartiertje ten einde was en zij afscheid moesten nemen met een kus op de killeruit.‘Gij vooral moet moed hebben, kind,’ glimlachte de Moeder dan. ‘Eens zullen wij

weer samen zijn en dan herbegint de gelukkige tijd...’Die gelukkige tijd!‘Huize Canteclaer’ heette de villa, die zij toen bewoonden. Vader had zelf het

ontwerp getekend en hij was uitermate trots wanneer men hem zegde, dat hij zulkemooie woning had. Het was inderdaad een prachtige woning en soms zag Magda‘Canteclaer’ op de muur van haar cel verschijnen, zo duidelijk alsof zij opnieuw inde tuin stond. Haar kamer lag aan de Oostzijde en de eerste stralen van de zon en hetgefluit van duizend vogels wekten haat 's morgens. Waren die morgenden eenswerkelijkheid geweest? Zij vroeg het zich dikwijls af in de grauwe ellende van decel en zij kon het bijna niet geloven.En de avonden... Na het souper zaten zij met hun drietjes gezellig bijeen in het

salon. Dit was het schoonste uur van gans de

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 20: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

25

dag, zegde Vader, en zoals zij daar in de brede canapé zaten, Vader in het middenen hen beiden omvattend met zijn sterke armen, ach, hoe veilig voelden zij zich enhoe onaantastbaar was hun geluk...Magda was achttien toen haar vader bij een auto-ongeluk omkwam. Dat was wel

het vreselijkste, dat haar en Moeder treffen kon en ook die gebeurtenis met al detragische bizonderheden herbeleefde zij vaak op de witte muur en dan vroeg zij zichin pijnlijke twijfel af wat Vader wel zou gezegd hebben indien hij hadmoeten beleven,dat zijn dochter in de gevangenis terecht kwam, tot twintig jaar opsluiting veroordeeldwerd, hij, die altijd een afschuw had gehad voor alles wat maar politiek kon genoemdworden, die zelfs nooit Vlaamsgezind was geweest...En denkend aan wat er gebeurd was na Vaders overlijden, had Magda er zoveel

spijt van, dat zij en Moeder ingegaan waren op de suggesties van de notaris om alhet onroerend bezit van Vader op haar naam te plaatsen. Het was een grote dwaasheidgeweest. Magda was er niet voor te vinden geweest, maar Moeder had er zelf opaangedrongen, en Magda werd eigenares van ‘Canteclaer’ en van twee woningen inde stad. Hadden zij dàt maar

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 21: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

26

niet gedaan, bedacht Magda wanhopig, hoe heel anders was de toestand nù geweest!Moeder had nooit dat onooglijk snoepwinkeltje moeten overnemen, had nooit af terekenen gehad met luidruchtige, brutale bengels, die soms wegliepen zonder betalen.Voorbij... Misschien wel had Moeder gelijk wanneer ze zegde, dat het beter was

niet te denken, zich niets te herinneren, alles te vergeten... Maar wie in de eenzaamheidvan de cel is, kan niets anders dan denken, altijd maar denken, en dat is juist hetvreselijkste.Als haar kindje nog had geleefd, haar Marijke, haar gevangeniskindje, zoals zij

het noemde, want Marijke - arm wichtje, dat, in de gevangenis geboren, nauwelijksvijf maanden geleefd had - Marijke had ook nooit de gevangenis verlaten. EnMagdaschaamde zich om haar onredelijke wens, maar het was zo'n sterk gevoel waaraanniet te weerstaan was en haar handen kregen de langzame, aaiende gebaren wanneerzij zich voorstelde, dat Marijke nog leefde, hier in de cel was, door haar verzorgdwerd met al de zorg en al de liefde, die alleen een moeder geven kan. Het had noggeleefd, wist Magda, als men het haar na drie weken niet had ontnomen

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 22: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

27

om het naar de ziekenafdeling te doen, waar het beter zou verzorgd worden, had menhaar gezegd...En zij dacht ook aan Werner, haar man, de vader van Marijke. Waar was hij?

Vermist tijdens gevechten in Oost-Pruisen, had men haar bericht. Was het nietwaanzinnig te hopen, dat hij ergens in Rusland of Siberië krijgsgevangene was en...nog eens terugkeren zou?Was het niet beter aan te nemen, zoals moeders en vrouwenen verloofden van andere vermisten deden, dat ginder ergens in het Oosten zijn grafwas?Zij had alles verloren, alles. En voor iemand, die veel heeft bezeten, en voor

iemand, die veel heeft gehoopt, is het vreselijk met lege handen te moeten staan, enalles te moeten verzaken. Ook de toekomst. Zelfs de stoute droom van vroeger, eengrote kunstenares te worden, zelfs die droom had zij verloren. De dagen en demaanden gingen voorbij en er kwam niets van haar voornemen om weer te beginnenschrijven. Zij had soms willen beginnen, maar moedeloos had zij papier en potloodweer weggeborgen in het kastje. Zij kon niet.En eens...Hoe fier was ze geweest en hoe fier was

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 23: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

28

Moeke geweest toen het pakje van de drukkerij gebracht werd en zij met bevendehanden de koorden doorsneden en de boekjes te voorschijn haalden. Dunne boekjes,amper twee en dertig bladzijden, slechts zes en twintig gedichten: ‘Op Canteclaerdoor Magda Van Cortenberg’... Ook die gebeurtenis herleefde Magda soms op demuur van haar cel, maar hoe lang was dat reeds geleden? Hoe lang was het reedsgeleden, dat de tweede en de derde verzenbundel verschenen waren en men vanMagda Cortenberg zegde, dat zij een waarachtige dichteres was met een grotetoekomst? Een grote toekomst... Twintig jaar opsluiting en zij zou wel nooit meereen gedicht kunnen schrijven...Had zij dan zulke straf verdiend?Zij was niet meer zo fanatiek als zij tijdens de oorlog was geweest en zij kon

erkennen, dat zij zich in veel dingen vergist had en opgegaan was in overtuigingenen idealen, die zij nu wel verloochenen moest. Maar dat was geen schuldbekentenis,althans niet een toegeven, dat zij die zware straf verdiend had en al het andere leed,dat er bijgekomen was. Zij was eerlijk geweest en alles wat zij had geschreven in dekrant, en alles wat zij had gezegd op de propagandatochten, zij had het geschreven

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 24: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

29

en gezegd omdat het haar diepste overtuiging was en omdat zij geloofde, dat het voorhaar volk en haar land goed was die weg op te gaan. Wat zij had gedaan, het werdingegeven door de brandende liefde van een al te gevoelig hart. Moesten zulkevergissingen dan zo zwaar betaald worden? In ogenblikken van opstandigheid vroegzij zich af welke straf dan moesten ondergaan de mannen, die zich nu als rechtersopwierpen en zelf zulke schromelijke vergissingen hadden begaan en nog begingen.Het was een groot proces geweest. Er waren meer dan twintig beschuldigden,

vanaf de directeur en de hoofdredacteur tot het piepjong reportertje, dat over gebrokenarmen en benen schreef. En een langdurig proces was het, met eindelozeondervragingen en getuigenissen. Dan, na vele dagen, eindelijk de uitspraak. En alsde voorzitter de straffen voorlas, liet hij onderverstaan - alsof hij zichverrechtvaardigen moest - dat Magda Van Cortenberg slechts tot twintig jaaropsluiting veroordeeld werd omdat de Krijgsraad rekening had gehouden met watzij reeds had moeten doormaken: drie maand vroeger was Marijke gestorven. Menhad medelijden gehad...

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 25: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

30

‘En die schadevergoeding aan de staat,’ had Moeder gezegd bij het eerste bezoek nade veroordeling. ‘Wij zullen één van de huizen in de stad moeten verkopen om uwdeel in de boete te betalen. Het is erg, kind... Maar sommige ongelukkigen zijn ernog veel erger aan toe, sommigen geraken alles kwijt...’Magda had niet durven zeggen watMoeder nog niet wist. Moeder had de betekenis

van de uitdrukking ‘solidairlijk te betalen’ niet begrepen, maar Magda wist reeds,dat ook zij alles kwijt zouden geraken, de twee huizen in de stad en ‘Canteclaer’ enhun meubels en de piano en de boeken...Bij het volgende bezoek wist Moeder het en ontzet vroeg ze:‘Wat moeten wij nu beginnen, kind? Zal ik nog kunnen werken?’Alles werd verkocht, de huizen, ‘Canteclaer’, de meubels. En Moeder moest geld

ontlenen om een klein, armtierig snoepwinkeltje over te nemen enwat zij er verkocht...Het zou bitter weinig zijn, bedacht Magda, en al kloeg Moeder nooit, al vertelde zijhet lachend wanneer een bengel haar weer eens had beetgenomen, al was zij altijdmoedig, toch zou zij armoe kennen.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 26: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

31

Ja, de rechters hadden medelijden gehad toen zij Magda Van Cortenberg slechts tottwintig jaar opsluiting veroordeelden.Zoals men ook medelijden had gehad toen men haar nog eens Marijke liet zien...Want geen enkele maal, hoe zij er ook om gesmeekt had, had zij de toelating

bekomen om bij haar kindje te komen. Geen enkele maal. En toen zij, onverwacht,dan toch uit de cel gehaald werd en doorheen lange, sombere gangen naar deziekenafdeling werd gebracht, stapte zij tussen twee rijkswachters, alsof er gevaarbestond, dat zij zelfs dan zou willen ontvluchten. Zij werd naar Marijke gebracht...En van al de beelden, die Magda steeds opnieuw verschijnen en verdwijnen zag

op de witte muur van haar cel, waren deze wel de meest verschrikkelijke en de meesthallucinante. Zij stond weer voor een groot raam, dat met een wit gordijn langs binnenafgesloten was. De twee gendarmen hielden zich, reusachtig groot en sterk, naasthaar als schildwachten. Dan schoof het gordijn open als voor een vertoning enMagdakeek in een grote, klare zaal. Daar was een heel klein bedje en iemand - was het eenverpleegster geweest, was het een non geweest? - iemand sloeg laken en deken weg.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 27: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

32

En Magda zag Marijke...Dat was dan van haar kindje het laatste beeld, dat zij voor immer in zich meedra

gen zou. Het leefde nog, ach ja, het leefde nog. Het verroerde nog. Maar het was eenlevend geraampje. Haar Marijke, barmhartige God!‘Niet schreeuwen,’ zegde een van de gendarmen ruw,maarmisschien goed bedoeld.

‘Niet schreeuwen, zeg ik...’En het gordijn werd dicht geschoven.En drie dagen later was Marijke dood.Toen hadmen ookmedelijden gehad, toen hadmen een speciaal bezoek toegestaan

enMagda enMoeder mochten een half uur samen blijven in een kaal kamertje, zonderruiten en zonder staven tussen hen. Zij hielden elkander krampachtig omstrengelden de eerste minuten konden zij niets anders dan wenen, want voor zoveel leed enmiserie vond geen van beiden woorden.‘Wat zijt ge tenger geworden, Moeke,’ zegde Magda eindelijk en zij omvatte haar

polsen, haar armen. ‘Moeke toch...’‘En gij dan, kind,’ zegde de Moeder.Dan konden zij ook over Marijke spreken.‘Dat ik mijn kleinkind niet één keer gezien heb,’ zegde de Moeder wanhopig. ‘Ik

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 28: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

33

heb het onmogelijke gedaan om Marijke bij mij te mogen nemen, maar het duurttoch zo lang om iets te bekomen in die burelen. En als er dan eindelijk kans was,was het te laat... Om gek te worden!’Maar zij vergat haar eigen smart om alleen te denken aan wat haar dochter had

doorgemaakt en ze zegde:‘Wat moet gij wel geleden hebben, kind... En dat ik niet bij u was om u te helpen

en te troosten...’Toen een bewaker de deur opende en verwittigde, dat de bezoektijd om was,

klampte Magda zich aan Moeder vast en toen zij weer in haar cel was, vroeg zij zichin angst af waarom zij het voorgevoel had, dat zij haarMoeder nooit meer zou kunnenomhelzen...Nog drie keer kwam zij op bezoek. De laatste keer zegde Magda haar, dat zij zich

door een dokter moest laten onderzoeken, want zij zag er ellendig uit. Ze was ziek!Toch niet, beweerde de Moeder. Zij was de laatste dagen alleen wat vermoeid, maardat ging wel over...En toenMagda dan weer bezoek ontvangenmocht, kwamMoeder niet. Een briefje,

dat de directeur uit medelijden dadelijk liet bezorgen, gaf de verklaring: Moeder lagziek te bed. Zij zou wel gauw

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 29: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

34

beter worden, verzekerde zij nu ook, maar Magda had te veel doorgemaakt, dat zijzich nog begoochelingen had gemaakt. Dat was het laatste wat haar kon overkomen...En voor één keer deed zij afstand van haar trots en nooit had de directeur eengevangene zo deemoedig gezien.‘Laat mij bij haar, meneer,’ smeekte zij ‘Enkele uren maar, één uur maar!’Hij mocht dat niet toestaan, hij kon het eenvoudig niet, zegde hij, de aanvraag

moest van buiten uit gedaan worden. Hij was nochtans vol goede wil en hij legdehaar uit hoe er diende te werk gegaan. Zij mocht dadelijk een briefje schrijven, dathij straks zou posten en hij zou haar dadelijk verwittigen als de toelating er zou zijn...Twee dagen later was de toelating daar.Maar het was reeds te laat.Soms met drie, soms ook met zeven waren zij in de cel geweest, maar Magda, al

toonde zij zich niet hooghartig en al voelde zij met haar lotgenoten mee, Magda hadzich steeds, waar het om haar ging, in zich zelf opgesloten en haar leed droeg zij introtse eenzaamheid. En in de uren, dat zij op haar strozak zat en tuurde naar de wittemuur tegenover haar, had zij zich inderdaad alleen gevoeld en had zij niets ge-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 30: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

35

hoord en niets gezien van wat er rondom haar gebeurde.Toen zij dan tegen de avond terug... thuis kwam en de drie vrouwen, die haar cel

deelden, haar vroegen hoe haar moeder het stelde, antwoordde zij eenvoudig en alsafwezig met haar gedachten, dat Moeder even voor haar thuiskomst gestorven was.De vrouwen wilden haar troosten, maar Magda hoorde zelfs niet wat zij zegden. Zijging op haar strozak zitten en zij keek voor zich uit, keek op de witte muur. En zijweende niet.Nochtans, in deze ogenblikken was Magda tot de vaststelling gekomen, dat zij

haar laatste houvast verloren had. Wat bezat zij nog, wie was er nog om van tehouden?In een verbijsterende opeenvolging van beelden zag zij weer gans haar leven

geprojecteerd daar op de witte muur, zag zij alles wat zij had bezeten, allen van wiezij had gehouden en die haar opvolgend ontvallen waren. Vader. Werner. Marijke.En ten slotte Moeder. Moeder, zoals zij haar daarstraks gezien had, arm Moederke,triestig, ellendig overschot van een mens in de groezelige schemer van eenachterkamertje zonder raam.En ten slotte waren het twee beelden,

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 31: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

36

die overbleven: Moeder in de schemer vaa het achterkamertje en Marijke in depijnlijke klaarte van de zaal. En Magda, plots denkend aan wat eens een Vlaamskunstenaar geschreven had, Magda stelde de verschrikkelijke vraag:‘Moeder, waarom nog te leven?’Maar het heldere licht rondom Marijke vervloeide in de schemer van het

achterkamertje, tot de twee geliefde gezichten door eenzelfde halo omgeven waren,en het was ineens alsof zij glimlachten allebei, de glimlach van mensen, die weten,dat geen leed op deze wereld eindeloos is, maar de vertroosting in zich draagt voorwie het in deemoed aanvaarden kan.‘Moeder...’? hernam Magda fluisterend.Maar de vraag stelde zij niet meer.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 32: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

37

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 33: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

39

III. Wrakken.

‘Waar zullen wij dineren?’ vroeg Norbert aan Tony toen zij samen over hetRogierplein stapten. ‘Hebt gij soms een voorkeur?’‘Mag ik dan kiezen?’‘Gij moogt kiezen,’ glimlachte Norbert, ‘Ik betaal... En ge kunt er dus van profiteren

om mij eens flink te doen betalen!’‘Dat zou geen zier te veel zijn, Rothschild,’ zegde Tony en hij lachte ook. ‘Kerels

als gij, die zaken drijven, kunnen tegen een aderlating. Maar toch geef ik er devoorkeur aan om in een heel klein restaurant te eten. Ge hebt er slechts de keuzetussen een stevige ‘plat du jour’ en een ‘biefstuk met fritten,’ die net zo smakelijk isals in een luxueus restaurant, maar zowat vijf keer minder kost. Als gij er niets optegen hebt...’‘Een kennis?’‘Een kennis...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 34: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

40

‘Een van uw zwarte broers?’‘Een van mijn zwarte broers.’Norbert lachte nu luidop.‘Nog altijd solidair?’ vroeg hij en er klonk wel wat spot in zijn stem. ‘Zult gij dan

nooit wijs worden? Mijn lieve jongen, van de Zwarten, althans van het overgrotedeel onder hen, is er niets te bekomen. Zij zijn arm als kerkmuizen en ge moogt ergeen ontmoeten of hij duwt u een reeks boeken, een bakje sigaren, zijnpostzegelverzameling, een onderbroekje of twaalf zakdoekjes, of doodgewoon zijnlege hand onder uw neus. Iets van hen losmaken? Zij hebben niets! En ge zijt haasttelkens verplicht in uw zak te tasten...’‘Dat hebt ge voor mij nog niet moeten doen,’ zegde Tony.‘Juist daarom durf ik u zonder omwegen mijn mening zeggen,’ kreeg hij voor

antwoord. ‘En ik wilde u alleen aan het verstand brengen, dat Zwarten voor eenzakenman geen aangewezen connecties zijn.’‘Ik ben geen zakenman,’ zegde Tony.‘Helaas niet,’ gaf Norbert toe. ‘Ge zoudt er nochtans veel bij winnen moest ge het

wel zijn, maar of ik dat wens of met mijn kop tegen de gevel van de ‘Bon Marché’loop, dat geeft ongeveer hetzelfde ef-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 35: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

41

fect. Wel? Gaan wij dineren bij uw donkere kastelein?’‘Tenzij ge schrik moest hebben, dat een van de aanwezigen u een boek of een

onderbroekje onder de neus duwt,’ zegde Tony.‘Komen zij daar ook?’ riep Norbert met grappige angst uit.‘Natuurlijk,’ zegde Tony ‘Maar het is volstrekt niet zeker, dat er juist nu van die...

zakenmannen zullen zijn. En zoudt ge het dan zo vreselijk vinden als een sukkelaaru een boek of wat anders zou aanbieden?’‘Vreselijk wel niet,’ zegde Noorbert. ‘In de grond zijn de Zwarten mij evenveel

waard als de Witten, want ge weet, ik en de politiek... Ik heb er mij nooit iets vanaangetrokken en ik ben allerminst zinnens om er mij nu mee in te laten. Dat Wittenen Zwarten onder elkander hun twist uitvechten, ik zal, bij voorbeeld, het verbandleveren om de wonden te verbinden! Intussen stel ik vast, dat ge met de Zwartengeen zaken kunt doen, dus zijn ze voor mij niet interessant. En omdat zij beproevenmet mij zaken te doen en dan nog zaakjes, die practisch neerkomen op aalmoezengeven, vlucht ik hen. Dat is duidelijk nietwaar’?

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 36: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

42

‘Ge vlucht ze omdat zij arm zijn’, zegde Tony ernstig.‘Ja,’ bekende Norbert na een poosje. ‘Het is werkelijk zo. Er zijn veel te veel

nieuwe armen... Ge zult dat cynisme noemen, Tony, en dat is het wellicht ook, maardeze tijd is niet zeer geschikt om sentimenteel te zijn. To be or not to be, daar komthet op neer en ge hebt maar wat ge anderen kunt ontnemen en wat ge u zelf niet laatontfutselen.’‘Wist ik niet, dat ge het niet zo slecht meent, dan zou ik u wel een schobbejak

noemen,’ zegde Tony half lachend, half ernstig.‘Alle mensen, die vooruit willen en vooruit komen, moeten min of meer als

schobbejakken handelen,’ beweerde Norbert, maar of hij dat inderdaad meende, datbetwijfelde Tony.Het was een smal straatje en Norbert vroeg:‘Hier?’‘Ginder dat smal cafétje...’‘Als ligging iets buitengewoons,’ spotte Norbert. ‘Komt er hier ooit een kat voorbij?

Ik heb altijd gehoord, dat een restaurant aan een drukke straat moet gelegen zijn...Uw kennis is voorzeker ook geen zakenman?’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 37: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

43

‘Nooit geweest,’ zegde Tony. ‘Hij was vroeger leraar aan een atheneum. Maar zijnvrouw kon koken als de beste en toen mijn regent na drie jaar pensionaat vrij kwam,besliste hij om met die kookkunst van zijn vrouw en zijn eigen almachtige goede wileen restaurant te openen. Overigens, zo dwaas zijn ze nu wel niet, dat zij niet lieveraan een drukke straat hun zaak zouden gehad hebben. Maar men moest schieten metde pijlen waarover men beschikt en om dat klein cafétje over te nemen heeft deex-leraar zich reeds tot over de oren in de schulden moeten steken’.‘Bezat hij dan niets?’‘Toch wel. Hij bezat, of beter, heeft bezeten. Volmaakt verleden tijd... Een eigen

huis, dat prachtig ingericht was, en heel wat contanten. Maar als de staat oordeeltschade te hebben geleden, vooral morele schade, en bij monde van de ene of deandere onverschillige, harteloze, officiële en zeer achtbare meester aan het eisengaat, dan staat een welstellend mens dadelijk in zijn hemd, als men hem nog eenhemd laat. Mijn kennis had zo maar eventjes twee millioen te betalen, eenkleinigheid...’Zij gingen binnen.Het gelagzaaltje was tamelijk bezet, vond Norbert, en op het eerste zicht had

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 38: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

44

men wel verondersteld, dat de zaak niet zo kwaad was. Maar dan trof het hem, datverschillende van de klanten niets voor zich op tafel hadden staan, daar doodgewoonzaten als in de wachtzaal van een station en Tony vond nog de gelegenheid om tefluisteren:‘De vaste cliënteel van mijn vriend... Het is buiten zo koud en vochtig en de kachel

verbruikt niet meer kolen voor twintig mensen dan voor drie. En als decoratie is hetniet zo slecht...’Daar kwam een lange, spichtige man op hen toe.‘Tony’ zegde hij en hij drukte hem de hand.‘Mijn schoonbroer,’ stelde Tony Norbert voor. ‘Wij zouden eens flink willen eten,

Lode... Een biefstuk met fritten, Norbert?’‘Ja,’ aanvaardde Norbert. ‘En misschien een voorgerecht...... Gaat dat?’‘Natuurlijk, natuurlijk,’ zegde de magere man ijverig.‘Neemmaar het duurste wat ge in huis: hebt, Lode,’ lachte Tony. ‘Mijn schoonbroer

is kapitaalkrachtig en kan het best betalen...’‘Ik verwittig mijn vrouw,’ zegde Lode en hij snelde naar achter, kwam even later

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 39: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

45

terug om te melden, dat de heren over tien minuten konden eten en Norbert besteldeaperitiefs.Maar Tony merkte, dat de aandacht van zijn schoonbroer gevestigd was op de

mannen, die daar op de banken zaten en haast wezenloos voor zich uitstaarden,wachtten, de Hemel mocht weten op wie of op wat. Zoals zij daar zaten, lieten zijwaarlijk een zielige indruk en Tony vond het goed, dat zijn schoonbroer, die zo graagvoor een cynicus doorging, de zwarte miserie eens van dichtbij zag. En, geen twijfel,het maakte indruk op hem, het maakte indruk...‘Van Opstal is gisteren gestorven’, vertelde Lode. ‘De sukkelaar heeft niet lang

van de vrijheid kunnen genieten. Twee maanden slechts... Nu, als hij niet in eenhopeloze toestand was geweest, had men hem nooit in vrijheid gesteld...’In gedachten hief Norbert het glas op.‘Drinkt gij dan niet mee’? vroeg hij aan Lode.‘Graag’, zegde deze.Norbert had een schuine blik voor zijn schoonbroer en leek wel beschaamd. Dan

zegde hij tot de baas:‘En die mensen... zouden zij...’Lode werd nog ijveriger. Zijn handen trilden ervan.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 40: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

46

‘Zeker, zeker, zeker,’ zegde hij en alsof hij er voor vreesde, dat de klant van meningzou veranderen, ging hij algauw van tafeltje tot tafeltje om te vragen wat de‘kameraden’ lustten, want die meneer tracteerde.‘Prachtig, Norbert,’ zegde Tony.‘Houd uw mond!’ beet Norbert.De baas huppelde hen voorbij naar de keuken toe, maar remde bruusk om te zeggen:‘Bijna allemaal vragen zij een bord soep...’Hij demareerde weer, maar Norbert wilde het waarlijk goed doen. Hij kon Lode

nog bij de jas vastgrijpen en commandeerde:‘En doe er boterhammen bij... Drie, vier, vijf, het komt er niet op aan... En gij,’

richtte hij zich woest tot Tony, ‘als ge zo blijft glimlachen, gooi ik u onder een tafel!’Maar Tony glimlachte niet, wel integendeel...Zij aten. Zij beiden en de anderen. Norbert moest altijd maar kijken naar die

anderen, en hoe hongerig zij waren en hoe beschaamd zij waren. Jonge kerels, oudemannen, een vrouw van vijf en dertig. Wrakken allemaal, die hun ellende op het

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 41: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

47

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 42: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

49

gelaat droegen en hun honger in hun ogen. En de baas, die bedrijvig rondliep meteen glimlach op het gelaat alsof het vandaag het keerpunt in zijn leven was en hijhet voortaan altijd goed zou hebben, en zijn vrouw, al zo mager en spichtig als hij,die even haar keuken verliet om het wonder bij te wonen en de rijke klant te groetenmet een groots gebaar als een zegening.‘Vraag of er iemand... nog honger heeft,’ zegde Norbert aan de baas en van allemaal

de mensen in het gelagzaaltje, die zo beschaamd waren, was hij wellicht degene, diezich nog het meest schaamde, en naar Tony durfde hij niet meer kijken...Zij dronken koffie. Lode kwam aan hun tafeltje zitten. De mensen ginder op de

banken, de ouden, de jongeren, de vrouw, zij waren stil en weer keken zij voor zichuit. En wachtten weer, de Hemel weet op wie of op wat. En Lode achtte zich daarwellicht toe verplicht en op zachte toon, zodat men hem ginder niet horen kon,vertelde hij:‘Die vrouw,’ zegde hij. ‘Zij is aan lager wal geraakt en het zou mij niet

verwonderen moest zij een dezer dagen met de politie af te rekenen hebben... Zouiemand in haar de vrouw van een geneesheer herkennen? Dat is ze nochtans... Ikweet het

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 43: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

50

wel, zij heeft zich slecht gedragen, zij had het goed kunnen hebben, al is haar manook tot twintig jaar veroordeeld. Zijn familie was bereid haar te ondersteunen. Maarzij heeft niet gewild, zij was te trots. Zij is gérante geweest van een magazijn,winkeljuffer daarna, kassierster in een bioscoop, portierster in een loens hotelletje,kuisvrouw, en ten slotte... Ik hoef u wel niet meer te zeggen...’Neen, hij hoefde niet meer te zeggen: Norbert zag het wel.‘En die oude vent ginder tegen de kachel, met zijn witte ringbaard: hij mocht zich

rijk noemen, hij bezat vijf huizen. Hij heeft slechts enkele maanden gevang gedaan,maar hij heeft op een andere manier betaald en nu bezit hij niets meer... En die jongekerel naast hem. Ge kunt het niet zien zoals hij daar zit, maar hij heeft geen voetenmeer: Oostfront. Gelukkig heeft hij nog zijn moeder, die Madame Kaka is kunnenworden in een hotelletje aan de Nord. Zij komt hem om vijf uur halen, want danwordt zij afgelost...’Norbert zat onbeweeglijk, maar keek naar die mensen, keek, en zijn blik was star,

zo star.‘En die andere jonge kerel aan het raam,’ vervolgde Lode. ‘Hij heeft nog al-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 44: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

51

lebei zijn voeten, maar hij stapt al zo sukkelachtig als die zonder voeten. Wacht tothij recht staat, ge zult het zien... Zes en twintig is hij, Oostfront. Gezond als een paardwas hij toen hij aangehouden werd, maar enkele weerstanders hebben hem onderhanden genomen en hem zodanig gemarteld, dat hij het wrak werd, dat hij nu is...En weet ge,’ keerde hij zich naar Tony, ‘weet ge, dat Polydoor Dedeyne in eengesticht is opgesloten? Ja, hij heeft het weer zitten. In de Septemberdagen werd hijdoor weerstanders zot geslagen, daarna herstelde hij min of meer, kreeg echtergeregeld crisissen en nu is hij volslagen krankzinnig...’En Norbert schudde het hoofd, zo gepijnigd. Maar Lode had zoveel mensen het

hoofd zien schudden en hij ging gewoon verder:‘De kleine blonde daar,’ zegde hij. ‘Hij heeft...’Maar hij hield op en keek naar Tony, die echter knikte.‘Ge kunt gerust spreken, Lode,’ zegde hij.‘Levenslang,’ fluisterde Lode. ‘Te werk gesteld in de mijn en op een schone dag

vond hij het al te zwaar en hij nam zijn ontslag... Dat is drie maand geleden

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 45: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

52

en sinds leeft hij ondergedoken. Maar hij is aan het einde van zijn bobijntje gekomen,denk ik, en hij verbergt zich niet meer, en misschien wenst hij wel, dat men hemaanhoudt. En die lange krullebol ginder...’Zo kregen zij allemaal hun beurt en inderdaad: Norbert zag de zwarte miserie in

al haar verschrikking...‘Ik kom terug,’ zegde hij toen hij Lode de hand drukte, ‘ik kom gauw terug...’Hij ging, door Tony gevolgd, de gelagzaal door, voorbij die mensen, en hun ogen

volgden hem, dankbaar, schuw, en zij groetten allemaal haastig terug als Norbertgroette. En Tony had de indruk, dat zijn schoonbroer voor iets vluchten ging.Een hele tijd stapten zij zwijgend naast elkander. Toen Norbert dan naar Tony

keek, was er een uitdrukking in zijn ogen, die Tony er nooit in gezien had. En hijzegde, en hij zou wel denken aan wat hij gezegd had toen zij op weg waren naar ditkleine, zwarte restaurant, hij zegde:‘Dat wist ik niet, Tony... Dat wist ik niet...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 46: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

53

IV. Meneer de baron krot de la misere

Een hoogmoediger uil heb ik in mijn leven niet ontmoet. Een gezicht metaristocratische slaapogen en een onderste lip, die in misprijzen neerhing, alsof dewereld het niet waard was, dat Mon Selleslagh er zijn voeten op neerzette. Hij hadgeen fatsoenlijke broek aan zijn achterste en het pakje, dat zijn vijf en zeventigjarigemoeder om de veertien dagen in het interneringscentrum afgaf, was het treurigstepak, dat men zich maar indenken kon: wat grauw en tot op de draad versletenondergoed, de goedkoopste sigaretten, een brood, soms, een enkele keer, twee broden.Punt. Maar Meneer de Baron Krot de la Misère, zoals sommigen hem noemden,droeg zijn pakje nonchalant en met een ongelooflijke zwier alsof hij zich niet in degang van een gevangenis bevond, maar ergens op een Promenade aan de Riviëra.Zijn ogen waren

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 47: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

54

aristocratischer dan ooit, zijn lip hing oververzadigd: Karel van de Woestijne in hetkwadraat. En iedere morgen bleef hij tot tien uur ongekleed, dat wil zeggen, met eenkamermantel om de magere knoken en zo paradeerde hij op de kamer tussen debedden, alsof hij zich in een authentiek kasteel bevond en niet in een Klein Kasteeltjeen hij zag er nog meer Baron uit dan anders.Hij was toneelspeler.Toneelspeler met naam en faam en hij glorieerde, hij straalde, hij schitterde wanneer

een nieuwe arriveerde, die zijn naam kende. En was het iemand, die hem eens hadzien spelen en daarover met bewondering sprak - want hij was een uitzonderlijk artist- dan schoot Mon Selleslagh bijna in vlam. Op een avond declameerde hij uit hethoofd, van a tot z de ganse rol van Bouwmeester Solness voor een bewonderaar vanIbsen, die in extase luisterde, terwijl de andere mannen elkander onrustig aankekenof op het punt stonden te huilen als honden, die ketelmuziek moeten aanhoren.Hij kwam er, toen hij om zijn prijs ging, betrekkelijk goedkoop van af met zijn

vijf jaar gewone hechtenis, want in zijn trots had Mon Selleslagh zich zelf oplevenslang

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 48: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

55

geschat en misschien, als het enigzins meewilde, op de doodstraf. Hij was bijnabeschaamd met zijn onnozele vijf jaar en hij moest een uitleg geven om die mildeveroordeling goed te praten: hij had voor de krijgsraad toneel gespeeld, de grootsteen de schoonste rol van zijn leven. En - dat zegde hij niet, maar dat liet hij verstaan- zo 'n Godbegenadigde kunstenaar konden de rechters toch niet definitief latenverloren gaan voor het land en het volk.Mannen, die dag en nacht samen opgesloten zijn in een cel of op een troepenkamer

en voor alle gesprekken op elkander aangewezen zijn, worden gauw intiem metelkander en er is weinig, dat zij kunnen verzwijgen. Mon Selleslagh was deuitzondering op de algemene regel. Hij deed nooit confidenties, hij luisterde ook nietnaar confidenties. Hij stond daar ver boven verheven. Maar in een ogenblik vandepressie - het was op Kerstmis en zelfs Meneer de Baron Krot de la Misère had hettè hard - kwam hij lang en stil met mij spreken. En toen vernam ik, dat hij gehuwdwas met een Française, dat hij een dochter had van even over de twintig, en dat dietwee kort na zijn aanhouding naar Frankrijk waren vertrokken en niets meer van zichlieten horen.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 49: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

56

‘Zij hebben mij afgeschreven,’ zegde hij. ‘En daarom moet mijn moeder nu voormijn zorgen...... Mijn arme moeder......’Hij had op dit ogenblik een zeer tragisch gezicht. Dat duurde echter slechts enkele

ogenblikken. Dan hing reeds weer zijn lip.‘Ik werk er mij weer bovenop,’ verzekerde hij. ‘En als mijn vrouw en dochter

terugkomen en vragen opdat ik weer voor hen zou zorgen, dan zal ik hen eventjesmijn mening zeggen......’Later begon hij nooit meer over die treurige aangelegenheid en ik ben ervan

overtuigd, dat hij spijt had omdat hij in die ogenblikken van ontmoediging daarovergesproken had.Hij kwam vrij na drie jaar. Zijn moeder was intussen gestorven. Maar toch was

hij vol moed: hij had de zekerheid, dat hij zeer gauw zou optreden. Hij had in dekranten altijd de verslagen gelezen over de toneelopvoeringen in de schouwburgenen daarover geraakte hij niet uitgesproken. Het was armoe, meer dan armoe en hetliet voor Mon Selleslagh niet de minste twijfel: de directeurs zouden hem te voetvallen, zouden hem onder elkander betwisten opdat hij met zijn talent van dat hoopjedilettanten een echte toneelgroep maken zou.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 50: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

57

Kort na de invrijheidstelling van Mon Selleslagh kwam ik ook vrij. Ik had geluk: erwerd mij een goede betrekking aangeboden en zeer langzaam kon ik de hellingbeklimmen, die voor mij lag. Mon Selleslagh, Meneer de Baron Krot de la Misère,had ik uit het oog verloren en nooit vernam, ik iets over hem, al las ik regelmatig deverslagen, die de kranten over de toneelvoorstellingen brachten. Er werd blijkbaarnog geen beroep gedaan op het talent van mijn gevangeniskameraad.Maar op een middag, dat ik van het kantoor naar huis terugkeerde, liep ik op hem.‘Mon Selleslagh!’Het was indrukwekkend hoe hij zijn gelaat een verandering deed ondergaan, een

complete verandering. Het stond zo zorgelijk, zo angstig, zo hopeloos, en één ogenblikvolstond opdat hij zijn gelaat weer volledig in bedwang hield. Zijn ogen druktengeen paniek meer uit, maar stonden aristocratisch, en de lip hing weer op z'n Karelvan de Woestijne's.‘Hoe gaat het?’ vroeg hij.Ik zei hem dat ik niet klagen mocht.‘Zoals ik,’ zegde hij. ‘Ik heb ook niet te klagen. Alles goed ingezien mag ik zeer

tevreden zijn......’Het viel me plots op hoe ros en versle-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 51: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

58

ten het confectiepak was, dat hij droeg. Het getuigde allesbehalve van weelde.‘Kunt ge weer optreden?’ vroeg ik.‘Neen,’ antwooordde hij kortaf, ‘O’ vervolgde hij, ‘de theaterdirecteurs zouden

mij wel graag in hun groep willen, maar... zij vrezen de reactie. Lafaards zijn het!Laat die weerstanders maar eens beproeven ommij te onderbreken als ik speel... Vanop de scène leg ik hen het zwijgen op! Maar de directeurs hangen aan hun postjesals duivels aan een ziel en durven niets wagen. En ge begrijpt, dat ik hen niet gesmeektheb! Zij kunnen stikken! Dat zal ik hen trouwens zeggen wanneer zij een dag,noodgedwongen, toch bij Mon Selleslagh zullen komen...’.Weer zag ik hoe ros zijn pak was. Maar Mon Selleslagh sprak reeds weer:‘Ik kom flink aan mijn brood... Stel u voor: ik ben schilder geworden!’‘Schilder?’‘Schilder,’ zegde hij en hij keek alsof hij minstens Rembrandt was. ‘Aquarellist...

Ik vervaardig kleine landschappen, die nogal in de smaak vallen, want ik plaats erveel. Ja, ik verdien flink mijn boterham...’Maar ik geloofde hem niet onvoorwaar-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 52: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

59

delijk. Die uitdrukking op zijn gelaat daarstraks en dat sjofele pak... En ik zegde:‘Een Cresus ben ik niet, maar als ge niet te veel vraagt voor zo 'n landschap, dan

wil ik er wel een kopen. Een geschikt geschenk voor mijn vrouw bij de achttiendeverjaardag van ons huwelijk... Wel? Hoeveel?’Mon Selleslagh was opnieuw Meneer de Baron Krot de la Misère.‘Ge krijgt er een,’ zegde hij. ‘Een kameraad verkóóp ik geen schilderij, een

kameraad gééf ik een schilderij. Neen, neen, niet aandringen, het is nutteloos!Morgenof overmorgen doe ik een wit zwijn duizend frank betalen in plaats van vijfhonderd...Een dezer dagen moogt ge me verwachten. Waar woont ge?’Wij namen afscheid. En wat moest ik er nu van denken?Mon Selleslagh liet zich echter de volgende dagen niet zien en de avond voor die

achttiende verjaardag van ons huwelijk moest ik in de gauwte een geschenk gaanhalen. En ik vroeg me af welke de reden kon zijn waarom Mon niet gekomen was.Men had hem toch niet opnieuw ingerekend?Maar op een avond toen ik thuis kwam, zegde mijn vrouw:

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 53: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

60

‘Een man heeft voor u een pakje gebracht... Een schilderijtje...’‘Mon Selleslagh?’‘Ja, zo is zijn naam... Hij zou later wel eens terugkeren, zegde hij.’Ik ben geen kunstcriticus, maar dat dit landschap van Mon niet veel zaaks was,

dat zag ik ook wel, en of het allerdomste wit zwijn voor zoiets duizend of vijfhonderdfrancs zou betalen, dat viel te betwijfelen. En ik moest denken aan dat rosseconfectiepak, en ik zag dit gelaat toen Tiet zo zorgelijk, zo angstig, zo hopeloosstond. Arme Baron Krot de la Misère... En het speet me zo, dat ik niet thuis was toenhij zijn schilderijtje bracht.En weer gingen er verschillende maanden voorbij zonder dat Mon Selleslagh zich

liet zien of van zich liet horen. Het was Winter geworden. En op een avond, wijzouden juist aan tafel gaan om te souperen, werd er gescheld. Ik ging open doen. Hetwas Mon.‘Ge ziet, dat ik u toch eens kom bezoeken,’ lachte hij kranig. ‘Ik was in de buurt

- een schilderijtje geleverd - en ik dacht zo, dat ik u wel eventjes kon komen groeten...’Hij droeg een overjas, die zeker niet berekend was op dit koude vriesweer en zijn

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 54: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

61

mager gelaat was blauw-bleek van de kou.‘Kom binnen,’ zegde ik.‘Toch geen belet?’ aarzelde hij.In dit huis waren er de laatste tijd nog meer sjofele mensen gekomen. Mannen,

die pas in vrijheid waren gesteld en kwamen horen of ik soms van geen werk wist,dolaars, sukkelaars, vagebonden, wrakien...‘Uw zwarte collega's,’ noemde mijn vrouw die bezoekers.Maar nooit waren zij er te veel geweest en altijd had mijn vrouw een tas of een

bord bijgezet. Dat deed ze nu weer.‘Ge zult toch met ons souperen?’ vroeg ze. ‘Veel is het niet maar het is van harte

gegund...’.Baron Krot de la Misère wist, dat een gentleman niet dadelijk zulke uitnodiging

aanvaarden mag. Zijn souper zou thuis klaar zijn, zegde hij, zijn hospita zorgde ervoor... Maar mijn vrouw drong aan en hij aanvaardde ten slotte.Hij at. At zoals ik hem zo dikwijls had zien eten in de gevangenis, voorzichtig en

met de precieuse gebaren van een baron, en langzaam, zoals toen, al scheurde hijtoen ook van de honger. Mijn vrouw drong aan, ik drong aan, hij at zo weinig,

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 55: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

62

zegden wij. Neen, neen, hij at veel, zegde hij, het smaakte hem buitengewoon, hijwas geen grote eter, dat wist ik toch... En nu had hij werkelijk genoeg.Hij bleef daarna nog een paar uurtjes. Wij vertelden. Natuurlijk van die tijd toen

wij in de gevangenis vertoefden. En ik dankte hem ook voor het prachtige schilderijtje,dat hij mij geschonken had. En of hij nog altijd...‘Nog altijd,’ zegde hij. ‘Er is de laatste maanden wel een zekere slapte waar te

nemen, een gevolg van de crisis. Zelfs rijke mensen kunnen niet veel meer bestedenaan schilderijen... En als ge soms iemandmoest kennen, die er iets voor over heeft...’‘Ik zal zeker enkele schilderijtjes aan de man kunnen brengen, Mon,’ zegde ik

hem.‘Ik heb er juist een stuk of drie hier,’ zegde hij en hij opende het pakje, dat hij bij

had. ‘Luister,’ vervolgde hij en hij richtte zich op en hij was weer Meneer de Baron,‘luister, ik laat ze u, als vriend, voor een zeer laag prijsje, laat ons zeggen, honderdfrancs het stuk. Maakt gij er vijfhonderd of duizend francs van dan hebt gij er ookiets aan. Neen, neen, doe mij

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 56: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

63

dat genoegen en weiger niet. Zwarte zielen moeten elkander helpen...’‘Maar ik wil op uw schilderijtjes niets verdienen, Mon!’ zegde ik hem. ‘En als ik

er vijfhonderd francs voor krijg, zal ik u die vijfhonderd francs ook geven...’.En Meneer de Baron mocht duizendmaal Meneer de Baron zijn, hij moest zich

geweld laten aandoen. Want ook een arme bediende als ik heeft zijn eergevoel.‘Ik betaal u nu tweehonderd francs per schilderij, Mon. Dat krijg ik er zeker voor.

En wat ik meer ontvang, bezorg ik u dan wel...... Neen, neen’ zegde ik op mijn beurt,‘niet weigeren, Mon, niet weigeren of wij worden kwade vrienden......’Zijn hand trilde wanneer hij de zeshonderd francs aanvaardde...Eerst toen wij aan de deur stonden en hij zou vertrekken, waagde ik het hem te

vragen:‘Waar kan ik u vinden... waar kan ik u schrijven om u te verwittigen, dat ik verkocht

heb? En als ik nog meer schilderijtjes kan plaatsen, hoe zal ik het u laten weten?’Mon Selleslagh sprak haastig:‘Misschien verlaat ik gauw het appartement, dat ik nu betrek. Mijn hospita doet

het niet te best... Neen, het is beter, dat

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 57: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

64

ge niet schrijft, mogelijks komt de brief niet terecht... Maar ik zal over kort wel weereens binnen wippen en dan spreken wij daar nog wel over...... Tot later dan......’Hij drukte mij de hand.‘En bedankt voor het avondmaal. En bedankt voor uw...... hulp...... Tot weldra......’En vooraleer ik iets kon zeggen, stapte hij reeds op, stapte, stapte, en was weldra

in de duisternis verdwenen... Ach, mijtt arme, trotse Baron Krot de la Misère, waargaat ge naartoe? Waar gaat ge naartoe?Ik heb hem nooit meer teruggezien.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 58: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

65

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 59: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

67

V. Een liefde

Dat treurig verhaal van Berten Delants heere begint als een van die liefderomannetjesvan 4,50 francs, die men in de stationskiosken kopen kan.Hij was zeventien jaar oud toen hij voor de eerste maal zijn liefde verklaarde aan

Francine, die nog maar eventjes over de zestien was, maar hem met een coquetteglimlach en schitterende ogen aanhoorde en hem zegde, dat zij over die kwestienadenken moest en hem later antwoord zou geven. Een week later deelde zij hemmee, dat ze nog te jong was om te verkeren en dat zij eerst over een paar jaar enbeslissing zou nemen. Dat was trouwens het enige antwoord, dat zulke bakvis gevenkon en het zou heel passend geweest zijn indien Francine had gemeend wat ze zegde.Dat was echter niet het geval en Berten wist maar al te goed, dat Francine zich niette jong vond om Marc Van de Sande ach-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 60: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

68

terna te lopen. En dat zij niets beters wenste dan ‘het lief’ te worden van Marc, datzag iedereen, die ogen had, dat zag ook haar moeder, die haar daarom op tijd en stondeen rammeling gaf, tot Francine naar de achttien ging en het voor moeder duidelijkwerd, dat die rammelingen niets hadden opgeleverd, tenzij Francine nog gekker vanMarc maken dan zij reeds was.Het moet overigens gezegd, dat Marc een jonge kerel was, die door vele moeders

graag als schoonzoon was aanvaard geworden. Stamde hij maar uit een gewoonarbeidersgezin en was hij zelf een arbeider, hij had niettemin een voorkomen, dathem van zijn gelijken onderscheidde en in de fabriek, waar hij magazijnier was, stondhij goed aangeschreven en er mocht verwacht worden, dat hij er zijn weg zou maken.Al had de moeder van Francine het nogal hoog in de bol en al had zij voor haardochter wel wat beters gewild dan een werkman, met Marc Van de Sande nam zijvrede en dat huwelijk zou wel niet zo lang meer uitgesteld worden, hoe jong Francineook was en al was Marc slechts een paar jaar ouder.En het is die liefde van Francine voor Marc, die de jeugd van Berten Delantsheere

vergald heeft. Hij was nu eenmaal

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 61: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

69

een jongen met een romantisch dwepend karakter, hij ging helemaal op in die liefdevoor Francine en hij kon zich het leven gewoonweg niet voorstellen zonder haar.Dat zij de voorkeur gaf aan Marc Van de Sande en dat er reeds gesproken werd overeen huwelijk, kon niets veranderen aan zijn gevoelens en hij was diep ongelukkig.Hij had liefdeverdriet, dat van alle verdriet zeker het zwaarst om dragen is. EnFrancine vergeten voor een andere, troost zoeken bij een andere, dat kon hij niet. Hijwas inderdaad een zeer trouwe geliefde.Nietwaar, dat dit verhaal begint als een van die liefderomannetjes van 4,50 francs?

Het is alleen jammer, dat het niet verlopen is als een van die romannetjes, met eenverzoening, met een nieuwe schone liefde, met een treurig berusten desnoods, wantis het ook niet mooi wanneer een man gans zijn leven trouw blijft aan eenonbeantwoorde liefde? In een verhaal is dat in elk geval mooi. Maar met Berten enMarc en Francine zou het helemaal anders verlopen.In Mei 1939 huwden Marc en Francine, niettegenstaande de onrustwekkende

internationale toestand, niettegenstaande de oorlogsbedreiging. Zij mochten trouwensin zekere mate gerust zijn, want Marc was

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 62: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

70

van zijn legerdienst ontslagen geworden en er was dus geen gevaar, dat hij zijn jongvrouwtje zou moeten verlaten bij een mogelijke mobilisatie of oorlog, En in de roesvan hun liefde vergaten zij ook gemakkelijk al de gevaren.Was het waar wat er na enkele maanden gefluisterd werd, dat het huwelijk van

Francine en Marc niet gelukkig mocht geheten worden? Tussen de twee jongeechtelingen was er een te groot verschil van karakter en levensopvatting en zij warenallebei te koppig om voor elkander toe te geven. En zeker zou Francine niet toegeven,want zij had een sterke ruggesteun aan haar moeder, die altijd aan haar wensen engrillen had voldaan en oordeelde, dat Francine nog altijd haar zin mocht doen. Maarof Marc er zeer over opgetogen was, dat zijn vrouw er iedere namiddag met haarmoeder op uittrok, naar de bioscoop of ergens anders, terwijl hij in de fabriek werkte,dat was wel te betwijfelen, oordeelden de mensen. Neen, tussen die twee boterde hetniet te best. En Berten Delantsheere mocht zich gelukkig achten, zegde men, dat hijmet dat nufje niet gehuwdwas, en het was ongelooflijk, dat hij om die verloren liefdenog treurde.Eerst tijdens de oorlog, en meer bepaald

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 63: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

71

toen de Duitsers Rusland hadden aangevallen en ook uit Vlaanderen legionnairs naarhet Oostfront vertrokken, kregen de bedenkingen van de mensen hun volle waardeen verklaarden iets, dat anders gewoonweg niet te verklaren was: Marc en Bertentrokken ook op.Berten was zelfs een van de eersten, die zich meldden. Jaja, men wist wel, dat hij

vanaf zijn dertiende jaar tot een Vlaamse jeugdgroep behoorde, dat hij bijna op schoolwas weggejaagd geworden omdat hij, hoe jong ook, reeds aan politiek deed, dat hijlater, toen hij ouder was, het weekblad van de Vlaams Nationalisten colporteerde,dat hij vanaf het begin van de bezetting zijn Duitsgezinde overtuiging niet onderstoelen of banken gestoken had, dat hij, in één woord, alles in zich had omlandverrader te zijn, maar toch, omdat Marc een sympathieke jongen was, zochtende mensen naar een verzachtende omstandigheid voor die dwaasheid en die misdaaden zij vonden het: uit liefdeverdriet had hij zich geëngageerd en hij was zeker deeerste niet, die door de schuld van een vrouw een stommiteit uithaalde. De schuldvan Francine? Zij mocht het toch gedeeltelijk op haar geweten nemen, dat het metBerten verkeerd verlopen was, want was

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 64: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

72

ze vroeger maar wat minder lichtzinnig geweest, zeker was het nooit zo ver gekomen.Maar Francine kreeg eerst dan de volle laag wanneer het geweten werd, dat haar

man ook de stommiteit had gedaan zich te engageren en naar het Oostfront zouvertrekken, en nu was het maar al te duidelijk opdat de mensen nog één ogenblikhadden getwijfeld: omdat hij ontgoocheld was, omdat zijn huwelijk op eenmislukkingwas uitgelopen, omdat hij het bij dat wispelturig vrouwtje niet meer uithouden kon,daarom vertrokMarc. En Francinemocht zich nu nog zo bezorgd tonen om de indrukte laten, dat zij met hart en ziel aan haar man hing, de mensen wisten wel beter enlieten zich niet bedotten.Nu gebeurde er dit, dat Marc en Berten in dezelfde compagnie terecht kwamen

en die tweemannen, die eigenlijk als tegenstanders tegenover elkander haddenmoetenstaan, werden vrienden. En in een brief aan zijn vrouw schreef Marc:‘Ik heb Berten nu goed leren kennen en ik vind hem een prachtkerel. En eigenlijk

verwondert het mij wel een beetje, dat ik de kans heb gekregen u te veroveren, wanthij heeft u toch gevraagd voor ik u over liefde sprak... Des te beter voor mij, na-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 65: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

73

tuurlijk, want dan zoudt ge nooit mijn vrouwtje geworden zijn... Maar ik denk ervaak over na hoe zonderling het er in het leven soms kan toegaan. Nu zijn Berten enik samen, kennen wij dezelfde gevaren en ik weet vast, dat de ene voor de anderezijn leven zal wagen, als dat nodig moest zijn...’Het gaat er inderdaad in het leven soms vrij zonderling aan toe...Op een dag, bij een aanval, werdMarc zwaar getroffen. Toen Berten hem achteruit

wilde brengen, zegde Marc, dat het onnodig was.‘Laat mij hier sterven,’ kreunde hij. ‘Ik heb toch maar een paar uur meer te leven...’‘Ge kunt nog gered worden,’ beweerde Berten.Maar zelfs als Marc had aanvaard om achteruit gebracht te worden, het zou

onmogelijk geweest zijn, want de pas veroverde stellingen werden door de Russischeartillerie onder hels vuur genomen en het ware zelfmoord geweest te wagen om terugte trekken.Twee uren later stierf Marc, maar vooraleer te sterven had hij aan zijn vriend een

bekentenis gedaan en van hem een belofte afgeperst...

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 66: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

74

‘Het is waar,’ bekende hij, ‘dat het niet meer te best ging tussen Francine en mij. Omfutiliteiten twistten wij soms, maar de oorzaak van die meningsverschillen lag veeldieper dan de futiliteiten, al hebben wij dat aan elkander nooit gezegd.... Francine istijdens ons huwelijk geleidelijk tot het besef gekomen, dat zij zich in mij vergist had.Ik bleek de man niet te zijn, die zij zich had voorgesteld en zij zal er wel spijt overgehad hebben, dat zij mij verkozen heeft, dan als ze méér keuze had...’Berten luisterde, onbeweeglijk en men kan zich indenken met welke gevoelens.‘Ik weet het wel, dat ge van haar gehouden hebt, Berten,’ zegde Marc na een

poosje. ‘En misschien... mischien houdt ge nog van haar?’.Hij wachtte echter niet op een antwoord en hij vervolgde reeds, alsof hij geen

ogenblik verliezen mocht.‘Waarom niet?’ zegde hij dan en zijn stem klonk reeds zo zwak en ijl. ‘Wij zijn

kameraden, Berten, en wij mogen openhartig en zonder enige terughoudendheid metelkander spreken... Waarom, als ik er niet meer ben, waarom zoudt ge niet metFrancine huwen? Het is een uitkomst voor haar, het is misschien het geluk voor u...Haar eerste huwelijk beschouwt Francine waar-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 67: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

75

schijnlijk als een vergissing, haar tweede wordt wellicht... dàt wat zij gehoopt heeft...’Hoe onmenselijk hard het hem ook viel daarover te spreken, en hoe onmenselijk

hij ook leed, toch kwam er even de zweem van een glimlach op zijn lippen wanneerhij zegde:‘Haar moeder moet ge echter uit uw huis houden... Dan kunt ge gelukkig zijn...’En nogmaals stelde hij de vraag:‘Zult ge het doen, Berten? Met Francine huwen?’Het was een verschrikkelijk einde en later zou Berten aan een paar vertrouwde

vrienden vertellen hoe hij tijdens die ogenblikken het geloof in vele dingen verlorenhad, in vele dingen, die hij groots en goed had gedacht. De dood van Marc - het wasniet de dood van een held, niet de dood van een kruisvaarder, die uit idealismeopgetrokken is, zelfs niet de dood van een naïeveling, die zich had laten bedriegen.Het was de dood van een gedesillusioneerd man, die thuis vertrokken was omdat hijer zich te veel voelde, en voor de dood, die hij wel niet aanroepen had, maar niettemintegemoet was gegaan, stond hij zo ijselijk alleen en zo arm. En het enigste wat liijnog kon, was zijn kameraad vragen op-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 68: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

76

dat hij aan de geliefde vrouw het geluk zou schenken, dat hij haar niet vermocht tegeven.‘Zult ge het doen, Berten?’ herhaalde Marc en zijn stem was niets meer dan een

gefluister.En toen beloofde Berten.En toen kwam er op het gelaat van Marc nog een glimlach, alsof hij gelukkig was,

dat hij dan toch nog iets had kunnen bereiken.En ten slotte vouwde hij de handen en bad...Acht maanden later huwden Francine en Berten. Zolang de oorlog duurde en

Berten afwezig was, zou Francine bij haar moeder blijven. Daarna zouden zij methun beidjes alleen wonen, dat stond vast. Francine wenste niets beter. Zij trachtte erzo naar om voor goed samen te zijn, want zij hield zoveel van hem, zegde zij hemnog aan de trein, die hem naar het Oosten zou brengen. Naar het front.Hij kwam vrij laat uit Duitsland terug, want een van de laatste oorlogsdagen was

hij bij een luchtaanval zwaar gekwetst geworden en vele maanden verbleef hij in eenhospitaal. Toen hij voldoende hersteld was om de reis te doen, werd hij onder flinkebewaking naar België overgebracht en dat

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 69: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

77

wrak met één arm en één been - van de ettelijke lichtere verwondingen werd er nieteens gesproken - dat wrak werd afgeleverd in het hechteniskamp, waar het in eenvan de barakken een bak kreeg en wachten kon op de veroordeling.Francine kon hij dadelijk van zijn aankomst op de hoogte stellen en drie dagen

later zagen de echtelingen elkander terug. En omdat Berten zich nog niet overeindkon houden, mocht Francine naast hem plaats nemen op een bank.Zij weende. Zij toonde een mateloos verdriet haar man zo terug te zien en het was

zo 'n zielig schouwspel, dat de bewaker de moed niet vond om het reglement toe tepassen en hen eerst na enkele minuten verbood elkander vast te houden.Wat een geluk, dat zij niet opgesloten was geworden, zegde Berten. Als zij ook

in een gevangenis of in een interneringscentrum had gezeten, zou hij het werkelijkniet kunnen uithouden hebben...Zij hield nog altijd evenveel van hem, zegde Francine, zij hield nog meer van hem

dan vroeger.‘Maar ik ben een wrak, Francine!’ riep hij uit. ‘Ik zal niet meer kunnen werken,

ik ben voor niets meer goed! En God weet hoelang ik nog zal opgesloten blijven...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 70: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

78

Dat zou wel niet zo lang duren, beweerde zij. Hoe zouden ze een mens, die zoverminkt was, een grote straf kunnen geven? Zo barbaars zouden de rechters welniet zijn! Als hij voor de Krijgsraad verscheen, kon hij gerust zijn: men zou hem toteen of twee jaar opsluiting veroordelen en kort daarop kwam hij vrij.‘En dan?’ vroeg hij. ‘Wat dan, Francine? Wat wilt ge dat ik doe?’Hij hoefde zich daar geen zorgen over te maken, zegde zij. En zij was niet te lui

om zelf te werken. Zij zou nu reeds uitkijken en als hij thuiskwam zou zij reeds eenbroodwinning hebben, een winkel bij voorbeeld, of een café...‘Een café?’En waarom niet, zegde zij. Zij dacht er ernstig over na en dat was wellicht de beste

uitkomst. In een café zou hij zich nuttig kunnenmaken, hij zoumet de klanten kunnenbabbelen en was babbelen niet het bizonderste werk voor een herbergier? En zij zoude klanten bedienen.... Neen, neen, hij hoefde zich geen zorgen te maken, zij zoudener zich wel doorheen weten te slaan...Zij kwam regelmatig op bezoek, met dezelfde moed en dezelfde liefde, als de

andere vrouwen en wie haar kende begreep dat niet te best en had zulke standvastig-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 71: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

79

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 72: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

81

heid van haar niet verwacht. Was ze dan toch wijs geworden en had zij haarlichtzinnigheid overwonnen? En hield zij zoveel van haar man, dat zij over allemoeilijkheden heen kon stappen en zelfs bereid was haar verder leven naast eenverminkte, nutteloze man door te brengen? En zo erg kwalijk had men het haar nietgenomen als zij die landverrader had laten vallen...Regelmatig kwam zij en iedere maal sprak zij haar onwankelbare hoop uit dat

Berten gauw zou vrij komen. Zij wachtte voorlopig nog om een beslissing te treffen:winkel of herberg. Maar zodra hij vrij was, zouden zij beginnen...En toen kwam Berten voor de Krijgsraad en hij werd tot twintig jaar opsluiting

veroordeeld. De rechters hadden inderdaad medelijden gehad, anders was hetlevenslang geweest, ofwel doodstraf...‘Ziet ge wel,’ zegde hij aan Francine, toen zij de volgende maal op bezoek kwam.‘Het is vreselijk...’ fluisterde zij. ‘Twintig jaar...’.‘En wat nu?’ vroeg hij.Maar Francine was radeloos en zij antwoordde niet.In Mei 1949 werd Berten Delantsheere in vrijheid gesteld. Tijdens de twee laatste

jaren had hij allen verloren, die hem dier-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 73: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

82

baar waren. Zijn vader en zijn moeder waren gestorven, en Francine, ach, Francine...Naar huis kon hij niet: hij had geen thuis meer. En gelukkig, dat een oude,

ongehuwde tante zich over hem ontfermde of hij had niet geweten waarheen. Hijkon voorlopig bij haar blijven en later... later zouden zij zien wat er moest gedaanworden.En Berten luisterde.‘Zo heel lang kon dat nog niet aan de gang zijn,’ meende de tante. ‘Zelfs na uw

veroordeling is Francine u nog een hele tijd trouw gebleven, want zij hoopte nog opdat genadeverzoek. Maar als er daar niets van kwam, verloor zij de moed. Ik heb hetzien aankomen... Wanneer hebt gij vermoedens gekregen?’‘De eerste keer, dat zij niet gekomen is,’ zegde Berten. ‘Daarvóór had zij mij nooit

iets laten merken, en zij zal wel medelijden gehad hebben...’‘Maar toch zal ze niet gedeugd hebben,’ oordeelde tante. ‘Ze was met u getrouwd,

dus moest ze op u wachten. En dat ge verminkt zijt, ook dat moest ze aanvaarden.Een eerlijke vrouw loopt niet met een andere man weg...’Berten schudde echter het hoofd. Hij, het slachtoffer, oordeelde veel milder. En

zijn stem klonk stil en berustend:

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 74: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

83

‘Zij heeft het beproefd trouw te blijven,’ zegde hij. ‘Zij heeft aanvankelijk heel veelin haar weten te overwinnen en indien ik toen naar huis had mogen komen, wellichthadden wij er samen nog wat van terecht gebracht. Ik weet het toch best, tante, hoezij er naar snakte om mij thuis te hebben en plannen maakte... Maar het heeft nietlang geduurd en zij zag er geen einde aan. Twintig jaar, tante! Dàt is de oorzaak vanalles en als ik daaraan denk en als ik mij herinner hoe zij in 't begin moedig was enlief, dan kan ik haar niet haten. Men heeft te veel van haar geëist en de kracht heefthaar ontbroken om het vol te houden. Neen, zij is niet de grote schuldige...’Hij weende En de tante veronderstelde, dat hij weende omdat hij geen uitkomst

meer zag en zij zegde:‘Ge kunt hier blijven, Berten... Zo lang ge wilt... Ge zult niets te kort hebben...’.‘Dat weet ik wel, tante,’ antwoordde hij. ‘Maar dat is het niet... dat is het niet...’.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 75: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

85

VI. Twee doden en de levenden

Van uit het donkere bos kwam de wind aangeloeid met forsige rukken en over devlakte stoof fijne sneeuw voort. De den viel na een laatste houw krakend om enRobert richtte zichop, steunend op de bijl. Ginder, het oude hoevetje, dat zijn woningwas. Morgen, Kertsmis. Het zou de eerste maal zijn, dat Irène en hij Kerstnacht thuiszouden doorbrengen: andere jaren waren zij in een of ander luxerestaurant metluidruchtige vrienden. Vandaag zouden zij gevieren zijn: hij en Irène, en tweevriendinnen.In April waren zij naar hier gekomen en allebei hadden zij de heide en de bossen,

het ven en het dorp, hun verwilderde tuin en hun oud hoevetje onbeschrijfelijk mooigevonden. Maar toen de eiken en de beuken hun blaren verloren en de herfststormengierden over de vlakte, had Irène soms ont-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 76: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

86

goocheld gevraagd waarom zij ‘het’ in Godsnaam hier waren komen zoeken.Hij wist wel wat zij met dit ‘het’ bedoelde en hij was er zich ook van bewust, dat

zij ‘het’ hier niét gevonden had. En het was een arm argument, dat Irène nietovertuigde, wanneer hij de woorden herhaalde, die hij had uitgesproken toen hij hethoevetje had aangekocht:‘Ver van de mensen en dicht bij de eekhoorntjes en de konijntjes, daar is het goed

te wonen. Daar zijt ge tenminste zeker niet bedrogen te worden.’Wat eigenlijk niets méér was dan een boutade, die hem een pijnlijke verklaring

spaarde, en in ogenblikken van inkeer en bezinning moest Robert toegeven, dat hijzich zelf een te schone rol toekende door voor beklagenswaardig slachtoffer te willendoorgaan. De maatschappij was een dievenboel, inderdaad, en men moest stelen omzelf niet bestolen te worden, maar hij had toch altijd flink zijn mannetje weten testaan. En wat er achteraf gebeurd was, de oorzaak van zijn huidige situatie, kom, liethij eerlijk zijn, zo slecht had hij het er weer niet afgebracht. Hij had zich kunnenredden, terwijl anderen dat niet iadden gekund. Zijn compagnon Walter Kenis, bijvoorbeeld: hij ‘zat’. Of Theo

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 77: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

87

Brouwers: hij werd gefusilleerd. Of Georges Heursel: ook gefusilleerd, maar doorde Duitsers. En zoveel anderen, die ten gronde waren gegaan... Alleen wanneer hijdacht aan de vele handelaars en fabrikanten, die niet alleen zich zelf maar ook hunwinsten en hun kapitaal hadden weten te redden, voelde hij zich slachtoffer en konhij niet veel medelijden meer hebben met Walter. Waarom was Walter zo dwaasgeweest ook een politieke rol te spelen tijdens de bezetting? Dat was de oorzaak vanal de ellende. Men had Robert Vaerewijck geloofd toen hij halsstarrig staande hieldniet te hebben geweten, dat de waren, geleverd aan Arthur Bruggeman, eigenlijkvoor de vijand waren bestemd. Hij ging vrij uit, alleen Walter Kenis werd inbeschuldiging gesteld. Maar hun maatschappij werd burgerlijk verantwoordelijkverklaard en zo enorm was de te betalen schadevergoeding, dat de zaak, die dan tochvoor de helft bezit van Robert Vaerewijck was, er aan ten gronde ging.Nu? Dat hoevetje ginder, en die tuin en enkele zaakjes met schrale verdiensten,

dat was alles wat hij uit de catastrophe had kunnen redden.En Irène, die de tijd maar niet vergeten kon toen zij het warme, knusjes-ingerichte

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 78: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

88

appartement in de stad bewoonden, de tijd van de twee films per week, van hetZaterdags souper in de ‘Cosmopolite’, van de taxis en de prachtige magazijnen, vande gezellige bijeenkomsten met vrienden...En dit jaar ‘vierden’ zij Kerstmis in een afgelegen hoevetje op de heide en hun

gasten waren twee weduwen...De den stond opgetuigd naast de haard. Irène gooide over de takken nog wat

glinsterend engelenhaar. Op het tafeltje enkele pakjes: de verrassingen. Veel was hetniet, maar het volstond. Als de atmosfeer er maar was geweest!Wie weet, vroeg Robert zich af, hoeveel boerengeslachten waren gekomen en

gegaan in deze hoeve, aan deze diepe haard hadden gezeten en hier het wonderemysterie van Kerstnacht hadden beleefd... Dit oude vertrek met de zware balken inde zoldering, met de alkoof en de haard, waar was er een mooier decor te vinden omKerstmis te vieren? Maar de geest, de geest! Geen decor, hoe mooi en passend ook,kan een innerlijke armoede, een innerlijke leegte vervangen. Zij, die hen hier warenvoorafgegaan, hadden geen decor nodig, hadden zelfs geen kerstboom nodig metkaarsjes en kleurige ballonnetjes en glinsterend engelenhaar. Zij hadden wat

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 79: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

89

anders, zij hadden de eenvoud en het geloof en het vertrouwen, en de mensen vandeze generatie hadden het verleerd eenvoudig te zijn en te geloven. En zij waren zobitter geworden, en zij konden niet anders meer zijn dan bitter...‘Laat ons hopen, dat onze twee invités niet met dezelfde bus arriveren,’ zegde

Robert.‘Hilda neemt een taxi aan het station,’ zegde Irène. ‘Zij komt later dan Maria.’‘En hoe zullen zij tegenover elkander staan?’ vroeg hij bezorgd. ‘Is het niet

gevaarlijk Maria en Hilda bij elkander te brengen?’‘Wij hebben deze ontmoeting niet verwekt,’ antwoordde Irène. ‘Wordt dit

Kerstfeest een mislukking, dan hebben wij daar geen schuld aan. En hoe Maria enHilda ook tegenover elkander zullen staan, allebei zullen zij toch onze goede intentiesmoeten erkennen... En wij konden Maria toch niet antwoorden, dat haar bezoek nietgewenst was?’‘Misschien loopt het beter af dan wij denken,’ zegde Robert.‘Zonderling Kerstfeest,’ stelde Irène enigszins schamper vast. ‘En nu wordt het

tijd, dat ge naar de steenweg gaat of ge komt te laat.’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 80: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

90

De wind waaide niet meer zo woest, maar het was kouder geworden, vond Robert.Gelukkig moest hij niet lang wachten, want daar was reeds de bus. Vier reizigersstapten uit, Dan een vrouw: Maria.Nog vóór hij haar begroette, was het hem reeds opgevallen, dat zij veel veranderd

was. Neen, zij was niet meer de schone Maria Brouwers, die op vergaderingen enplechtigheden alle blikken tot zich trok en in een flits zag Robert haar terug op diereceptie: indrukwekkend, een haast volmaakt beeld van trotse schoonheid. En nu?Verwaarloosd was ze, en moe, en jaren ouder. Haar trots scheen zij echter behoudente hebben en niettegenstaande alles droeg zij het hoofd recht en hoog. En zij leurde,sinds zij in vrijheid werd gesteld, zij leurde met sigaren...‘Welkom, Maria,’ zegde hij en hij drukte haar de hand.‘Kom ik niet ongelege’ vroeg ze.‘Bij ons komt er nooit iemand ongelegen,’ zegde hij met een zeker inzicht. ‘En

nu stappen wij gauw op, want het is te koud om te blijven staan.’Maar toch wilde zij zich verontschuldigen en naast hem stappend, gaf ze uitleg.‘Ik had er schrik voor om deze avond en de dag van morgen alleen door te bren-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 81: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

91

gen,’ bekende zij. ‘De kinderen zijn bij mijn zuster en ik werd ook uitgenodigd. Maarandere familieleden, die daar ook zouden zijn, hebben vroeger woorden uitgesproken,die ik nooit vergeten kan. Ik heb er de voorkeur aan gegeven niet te gaan en ik waszinnens alleen te blijven. Dan besefte ik echter, dat het mij te zwaar zou gevallenzijn en ik heb naar Irène geschreven... Ge vergeeft me toch die vrijpostigheid?’‘Dat spreekt van zelf,’ zegde hij en hij voegde er na een poosje aan toe:‘Wij hebben nog een andere gast. Hilde Heursd.’‘Hilde Heursel?’‘Een kostschoolvriendin van Irène,’ zegde hij. ‘Ook een treurig geval... Haar man

is... insgelijks...’‘Gefusilleerd?’‘Door de Duitsers...’Hij wist, dat het haar geweldig moest aangrijpen en hij wachtte met onrust op haar

reactie. Het duurde lang vooraleer zij sprak:‘Dan was ik beter niet gekomen...’‘Toch wel,’ beweerde hij. ‘Hilde is lief en goed, ze heeft zelf zoveel geleden en

zij staat zo begrijpend tegenover anderen, die ook geleden hebben... Zij is er nogniet, zij

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 82: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

92

komt eerst over een paar uren. Irène zal U wel alles uitleggen...’Een heel eind stapten zij zwijgend. Dan vroeg Robert:‘En hoe gaat het, Maria?’‘De mannen roken veel te weinig sigaren,’ beproefde zij te schertsen, maar zij

voelde zelf wel, dat haar dat niet te best lukte en stiller, en smartelijk:‘Het is hard, Robert, vreselijk hard... En geen andere uitkomst zien dan dit leuren,

God weet hoe lang nog, leuren met sigaren, of met stofzuigers, of met kleedjes...’‘Het wordt nog wel eens beter, Maria,’ zegde hij moeilijk. ‘Wij krijgen ook nog

wel eens een kans...’‘Kunt ge daar nog in geloven?’ vroeg ze.Hij hoefde echter niet te antwoorden, want hij duwde het hek open.‘Wij zijn er,’ zegde hij.

Irène verscheen in de deuropening.Er moest nog een en ander klaar gemaakt worden en Maria wilde Irène helpen.

Zij waren in de achterkeuken, de deur stond op een kier en Robert hoorde hen spreken.‘Ge hadt me moeten verwittigen,’ zegde Maria. ‘Ge begrijpt toch hoe pijnlijk de

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 83: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

93

situatie moet zijn voor uw vriendin, en voor mij... Ik, de weduwe van eenterechtgesteld... landverrader, en zij...’‘Ge moet eerst de geschiedenis van Hilde kennen,’ onderbrak Irène. ‘Het is niet

helemaal zoals gij veronderstelt. Haar man was in dienst bij de Gerechtelijke politie.Tijdens de aftocht van de Duitsers was hij met een opdracht belast ergens rondLeuven. Het noodlot wil, dat er daar die dag juist een schermutseling is tussen eengroep weerstanders en enkele Duitsers, die een paar gevangenen maken. Georgeskomt op het kritieke ogenblik ter plaatse, wordt ook vastgegrepen, afgetast en menvindt zijn revolver. Uitleg kan niet baten en samen met de twee anderen wordt hijneergeschoten.’‘Hij was dus geen weerstander,’ zegde Maria.‘Neen,’ antwoordde Irène. ‘Maar ge weet nog niet alles. Toen haar man 's anderen

daags nog niet terug was, werd Hilde ongerust. Het was meer gebeurd, dat hij eendag en een nacht wegbleef, maar dan verwittigde hij haar. Ten einde raad begaf zijzich naar de dienst, waar een uur vroeger het lichaam vanGeorges was binnengebrachtgeworden en een idioot leidde Hilde onvoorbereid bij haar man... Nu

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 84: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

94

moest ge Hilde kennen: altijd zeer romantisch geweest, geëxalteerd zelfs, en haarman verafgoodde zij. En daar bracht men haar voor zijn verhakkeld lichaam... Ik benhaar gaan bezoeken toen zij in het gesticht was, ik sprak met haar, maar zij hoordemij niet, zij zag mij niet. En het was vreselijk hààr te horen, Maria, zoals zij steedsin gesprek was met Georges, net alsof hij daar voor haar stond. Ik ben gaan lopen,ik kon het niet langer uithouden! Ik dacht: zij zal nooit meer herstellen. Maarlangzamerhand is er beterschap in haar toestand gekomen en na vijf of zes maandenmocht zij het gesticht verlaten. Zij verblijft nu bij haar vader en bij twee ongetrouwdezusters. Breed heeft zij het niet. Aanvankelijk werd haar een ordentelijk pensioenuitgekeerd, maar daar is een wijziging in gekomen. Hoe het juist in mekaar zit, weetik niet, maar ik meen, dat haar man nu niet meer beschouwd wordt als iemand in destrijd gevallen, maar als een burgerlijk slachtoffer, en wat ze nu nog ontvangt, is nietbijster veel... Wat ik echter niet begrijp: waarom Hilde deze Kerstmis bij ons wildoorbrengen. Bij haar thuis zal er ook wel een kerstboom zijn en het is tochaangewezen, dat zij juist die dag bij haar familie blijft...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 85: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

95

Nog altijd zweeg Maria.‘Wel,’ besloot Irène, ‘denkt ge nog altijd, dat het zo moeilijk zal zijn om met haar

te spreken?’Maar de bel aan het hek rinkelde.‘Ze is daar,’ zegde Irène.Nu zij tegenover elkander stonden, zag Robert hoezeer die twee jonge vrouwen

van elkander verschilden. Maria was groot en zij had nog iets behouden van dievroegere statigheid. En in haar blik gloeide de verbittering en die verbittering wasde kracht, die haar spijt alles, recht hield. Hilde was klein en schraal. Zij hield eenmagere, blanke hand op de hoogte van de mond alsof zij zich klaar hield om eenmogelijk onvoorzichtig woord nog te weerhouden. En haar blauwe ogen druktenhulpeloosheid uit en eindeloze weemoed, en hadden hun glans verloren. Zij wasmager en klein toen ze met Georges huwde, herinnerde Robert zich, ze was volstrektniet knap. Maar tijdens haar huwelijk was er een wonder gebeurd: dat kleine, blekevrouwtje was gaan bloeien als een zomerbloem. Haar zon was echter spoedigondergegaan en zij verdorde nu, ze schrompelde ineen.Waarover zouden zij spreken, vroeg Robert zich in spanning af. Over Kerstmis?

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 86: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

96

Over een doodgewoon onderwerp? Of over dat éne, dat hen helemaal vervulde?Daarstraks was Irène een hele poos met Hilde alleen geweest in de gang en Irènezou haar wel dààrover gesproken hebben en Hilde wist... Maar of Hilde daaroverzou durven beginnen, dat betwijfelde Robert. En Maria? Hij keek haar aan. Haarogen hadden meer dan ooit die verbitterde gloed alsof zij tijdens deze ogenblikkenal haar verbittering oproepen moest om niet toe te geven, om sterk te blijven.Toen sprak Hilde. Haar stem had een ijle klank als de zang van een kind en zij

keek naar de kerstboom, neen, zij keek er doorheen, zij keek dwars doorheen demuur, zij keek ver weg, waar niemand haar kon volgen.‘Heel vroeg in de Lente zouden wij huwen,’ zegde zij. ‘Het was op Kerstavond,

dat wij het beslisten.Wij waren thuis en voor de eerste keer had ik voor de Kerstboomgezorgd. Hij was wondermooi! Het was demooiste kerstboom, die hij ooit had gezien,zegde Georges, en ik was zo gelukkig om die lof. En ook vader vond hem mooi, enmijn broer en zijn vrouw, en mijn oudste zuster en haar man, en mijn twee anderezusters. Hij was zeer groot en zeer breed en de kinderen van mijn broer en

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 87: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

97

mijn zuster verdwenen er haast onder toen zij hun liederen zongen... Toen vroegGeorges mij waarom wij tot de Herfst zouden wachten. Hij wees op de kinderen, diegeknield zaten onder de kerstboom, hij wees op mijn broer, die zijn vrouw tegen zichaandrukte, en op mijn zuster, die zich dicht bij haar man hield. En vader, die met eenvertederde glimlach toekeek en dan de ogen sloot om aan moeder te denken... En ikzegde Georges, dat het goed was en wij in de Lente zouden huwen, en wij zijn danook in de Lente gehuwd...’Zij zweeg. Maar haar blik bleef in de verte gericht. Irène was binnengekomen,

zeer stil en zij hield zich achter Robert en haar handen lagen op de leuning van zijnzetel. Maria verroerde niet en of haar ogen nog altijd zo gloeiden, kon Robert nietzien, want zij had het gelaat afgewend.‘En het volgende jaar stonden wij als man en vrouw aan de kerstboom,’ vervolgde

Hilde op dezelfde hoge, ijle toon. ‘Wij waren er allemaal, vader wat ouder, de kinderenwat groter, wij, Georges en ik, zoveel gelukkiger. Mijn zuster had ditmaal dekerstboom versierd: hij was schoon, maar niet zo schoon als de mijne het vorig jaar,zegde Georges. De kinderen zongen, wij zongen. Over de ganse wereld werd

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 88: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

98

er gevochten en zelfs op deze Kerstavond hoorden wij in de lucht het gedreun vande vliegtuigen. Maar ik was zo rustig met Georges naast mij, zo zeker en er kon nietsgebeuren, dat ons geluk zou aantasten, geloofde ik. En de volgende Kerstmis...’‘Hilde...’ zegde Irène smekend. ‘Hilde!’Maar Hilde had het zelfs niet gehoord.‘De zang kwam van heel ver,’ fluisterde zij. ‘Het was de eerste maal, dat ik weer

iets hoorde van buiten uit en plots zag ik ook wat er zich rondom mij bevond. Hetwaren niet langer meer de verschrikkelijke beelden, die mij omsloten hielden in hundolle rondedans, zoals het ook niet meer de verschrikkelijke geluiden waren, diedoor m'n hoofd dreunden, immer dreunden! Ik zag een kerstboom, een grote, schonekerstboom, en ik hoorde het gezang van kinderen, en enkele ogenblikken, één ogenblikwas ik onuitsprekelijk gelukkig. Maar toen...’Haar handen hief ze naar omhoog tot ze op de slapen lagen, de slapen drukten, en

zij huiverde.‘Ik zag Georges weer, zoals ik hem de laatste maal gezien had, op een draagbaar

liggend, met dat arme, bebloede en bevuilde hoofd en ik werd er mij ineens van be-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 89: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

99

wust, dat ik hem verloren had, verloren... verloren! Ik was slechts tot het levenweergekeerd om tot het besef te komen, dat het voor mij waardeloos geworden was...’Zij keerde zich naar Robert en Irène.‘Ik kon vanavond niet thuis blijven,’ zegde zij. ‘Zij zouden allemaal rond de

kerstboom staan, allemaal... behalve Georges. Ik kon het niet. En daarom heb ikgevraagd of ik bij u komen mocht, en ik dank u omdat gij het mij toegelaten hebt...’Had de stem van Irène haar scherpte verloren? Hoorde Robert niet opnieuw de

oude, innige klank van vroeger?‘Wij danken u omdat ge bij ons gekomen zijt, Hilde,’ zegde Irène. ‘En volgend

jaar...’Maar Hilde schudde het hoofd.‘Ik weet niet,’ zegde zij, ‘ik weet niet... Volgend jaar zal ik wel kunnen thuis

blijven, denk ik, want er is de laatste maanden veel in mij veranderd en er zal nogmeer veranderen. Ik geloof bijna, dat dit mijn laatste angst zal zijn en ik daarna zaldurven aanvaarden... Durven aanvaarden, dat Georges weer naast mij is, anders danvroeger, maar ook anders dan nu. Als ik maar afstand kan doen van dat vroegerebeeld, zal dat dode beeld ook verdwijnen, en een nieuw beeld zal ik zien, levend,

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 90: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

100

méér levend dan ooit te voren, eeuwig levend!’Daar werd zij, na die laatste woorden met een onbedwingbare hartstocht

uitgesproken te hebben, opnieuw het hulpeloze schepseltje en haar rechterhand hieldzij weer op de hoogte van haar mond.‘Ik betwijfel of ik wel goed heb kunnen uitdrukken wat ik voel,’ zegde zij. ‘Of ge

mij kunt begrijpen...’Maar voor Irène of Robert konden antwoorden, sprak reeds Maria.‘Ja,’ zegde zij. ‘Ja, Hilde.’Hilde keerde zich naar haar toe.‘Gij kunt het begrijpen,’ zegde zij. ‘Als niemand het begreep, dan nog zoudt gij

het begrijpen. Omdat gijzelf... Ook gij zult vandaag wel op de vlucht zijn...’En zoals Hilde daarstraks ver weg schouwde, over alles en door alles heen, zo

verwijlde nu Maria in het verleden.Toen sprak zij.‘Het was een schone zomerdag,’ zegde zij. ‘'s Voormiddags had men mij uit de

cel gehaald en met twee rijkswachters moest ik op reis. Eindelijk zou ik mijn manontmoeten! Een uur mochten wij samen blijven en er waren geen tralies tussen ons.En al had men er ons niets van gezegd, toch wisten wij waarom men zo mild en zo

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 91: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

101

breed was... Wij konden elkander alles zeggen. Toen wij afscheid namen, beloofdenwij gans de nacht samen te blijven en te bidden. En 's morgens... ook 's morgenszouden wij samen zijn... En die twee rijkswachters hebben ons niet zien wenen...’Na een poosje vervolgde zij.‘Maar ik heb mijn man zien sterven,’ zegde zij. ‘Ik heb tot in de minste

bizonderheden alles meegemaakt. Ik zag hoe men hem aan de paal vastbond. Hijstond er, trots, hoogopgericht, en net zoals ik door het raam naar de lucht keek, zokeek hij ook naar omhoog. Hij had geen angst en heel even was er een zweem vaneen glimlach om zijn mond en in zijn ogen, en die glimlach was voor mij bestemd.En toen scheurde het salvo los.’Nooit had zij Robert zo groot en zo trots geleken. Hoogopgericht, trots, alsof zij

ook aan de paal vastgebonden was. En met korte zinnen sprak zij verder:‘Ik werd weer uit mijn cel gehaald. De directeur moest mij spreken. Hij was zeer

zenuwachtig, hij wist niet hoe hij beginnenmoest. Zijn linkerhand lag op een telegram.Of ik gisteren mijn man gezien had, vroeg hij. Ja, en vanmorgen werd hij gefusilleerd,zegde ik... Maar ook de directeur heeft me niet zien wenen, want Theo stond naast

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 92: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

102

mij, zo rustig, zo trots en met die zweem van een glimlach om zijn mond en in zijnogen...’Lang bleef het stil. Tot weer, zeer zacht, de stem van Hilde te horen was.‘Wat moet gij geleden hebben,’ zegde zij. ‘En hoeveel verder dan ik staat ge nog,

welke grote afstand moet gij nog afleggen...’‘En als ik niet wil?’ vroeg Maria verbeten.Maarmet een langzaam, indrukwekkend gebaar legdeHilde haar handen opMaria's

schouders en ze leek wel te groeien.‘Toch zult ge moeten,’ zegde zij en daar ging van dat zwakke schepseltje plots

zulke geweldige kracht uit. ‘Voor uw kinderen, voor u zelf moet ge... En het zal welGods wil zijn, dat wij elkander ontmoeten, wij allebei, die op de vlucht zijn voorherinneringen. Het heeft een grote betekenis, dat wij elkander ontmoeten, en juistvanavond elkander ontmoeten, op deze avond van Kerstmis. En ik weet reeds, datwij voortaan niet meer zullen moeten vluchten, ik niet en gij niet. Want zoals ik inuw leed de kracht zal putten om de laatste angst te overwinnen, zo zult gij in mijnleed berusting vinden.’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 93: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

103

En dan:‘Wij moeten naast elkander staan, altijd. Wij moeten elkander begrijpen, elkander

steunen, wij, die leed droegen en dragen. En wij hoeven niet te luisteren naar anderen,die spreken over ons leed, omdat zij over zich zelf zo weinig te zeggen hebben enomdat zij zelf geen leed hebben gekend...’Was het wel de zwakke, hulpeloze Hilde, die zo had kunnen spreken? En was het

de verbitterde Maria, die eindelijk het hoofd boog en schreide?En was het dan toch waar, dat er op elke Kerstmis een wonder gebeurde?Robert stond voor het raam. De storm was gaan liggen, stelde hij vast, het was

buiten zo stil. En toen hij het gelaat tegen de ruit drukte, zag hij dat traag en zwaargrote sneeuwvlokken neerzegen. Hij ademde diep in en hij had het gevoel alsof hetde eerste maal sinds maanden was, dat hij zo diep en zo rustig inademen kon. Ennog een ander gevoel had hij, het heerlijke gevoel, dat een enorme last hem van deschouders genomenwerd.Welke last? Hij kon er niet over nadenken. Hij zou trouwensin de toekomst veel minder moeten nadenken, wist hij.Hilde en Maria zaten dicht bij elkander

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 94: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

104

naast de kerstboom en zij keken elkander aan en hun glimlach was oneindig zachten teer. En Irène, die zich achter hen hield, glimlachte ook. Maar niemand sprak.Robert luisterde naar die wondere stilte.Toen was dit oude vertrek, was die diepe haard, was die kerstboom geen decor

meer, dat vervangen moest wat hij innerlijk miste. De geest, de oude geest vaneenvoud en geloof en vertrouwen, die de generaties voor hem hadden bezeten,bezieldehem ook. Hij voelde zich deemoedig worden en mild als de mensen, dievroeger hadden vertoefd in dit hoevetje op de heide.Kerstmis! Hij was verbonden met allen, die leed en kommer kenden, maar in een

geest van verzoening naar elkander konden toegaan om elkander te troosten en tehelpen. Kerstmis! Twee vrouwen, op de vlucht voor herinneringen en voor de dood,vonden elkander en zij konden glimlachen zoals de simpele herders haddengeglimlacht in het stalletje. Kersmis! En zijn woning werd gezegend door de glimlachvan die twee weduwen, die zoveel te dragen hadden en glimlachen konden. Kerstmis,Irène!‘Mag ik nu de kaarsjes opsteken?’ vroeg Hilde.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 95: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

105

VII. - Nieuwjaar

God zegene u, mijn lieve kinderen, God zegene u. Het is een oude, moede man, dieu deze woorden toestuurt op Oudejaarsavond van het jaar 1949. Een eenzame man,gans alleen op zijn armtierige kamer in de grootstad. Het is elf uur en als ik naarbeneden kijk op de kleine, vierkante koer, die als een koker is, zie ik, dat alle ramenverlicht zijn, want ook voor de dompelaars die hokken in dit bouwvallig huurhuis ishet Oudejaarsavond, is het straks Nieuwjaar. De Italianen, die benedenwonen, hebbenzelfs middel gevonden om een feestje in te richten en ik hoor hun gezang, dat doorde koker opstijgt naar de hemel, naar de sterren... als er tenminste sterren zijn. Eénraam in de koker is niet verlicht, het mijne, doch de lichtschijn uit de kamer rechtovervolstaat om de dingen om mij heen voldoende te laten onderscheiden, en zij blijvennog voldoende in de schemer op-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 96: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

106

dat zij het mij met hun rauwe armoe niet nog zwaarder zouden maken dan ik hetreeds heb. En in de schemer kan men zich gemakkelijker iets voorstellen, kan mendromen, kan men de werkelijkheid doen wijken om andere beelden op te roepen...Kan men weer vertoeven in het verleden.Oudejaarsavond 1948.Lieveke was hier nog, maar drie maand later zou zij huwenmet Robert en dadelijk

daarop vertrekken naar Argentinië, het El Dorado voor de vele uitgestotenen vandeze tijd, Argentinië, dat reeds twee andere kinderen van mij had aangelokt. En medunkt, Lieveke en Robert, en Franz en uw vrouw Elza en uw zoon Chris, en Deniseen uwmanWillem, me dunkt, dat ik u zie, ginder te Bahia Blanca op het appartementvan Denise, dat zij mij in haar brieven zo vaak beschreven heeft, en ge zult op deavond wel samen zijn, nietwaar? God zegene u mijn lieve kinderen, die zo ver vanmij verwijderd zijt en die ik wel nooit meer in mijn armen zal mogen sluiten. Numoet Lieveke u vertellen van onze laatste Oudejaarsavond en moet zij de boodschapherhalen, die ik haar meegegeven heb. Maar het gaat niet beter, hoor, en de hoop isniet in vervulling gegaan, dat onze Flor op deze Oudejaarsavond thuis

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 97: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

107

zou zijn ommij gezelschap te houden. Neen... Flor vertoeft nog altijd in de gevangenisen God weet wanneer, wanneer hij terugkeren zal... om ook te vertrekken, naarArgentinië, naar Zuid-Afrika, naar Canada, ik weet het nog niet en hij weet het ookniet, maar hij zàl vertrekken, dàt weten wij reeds. En God bescherme u ook, Flor,God helpe u om deze avond en morgen en al de andere dagen te dragen, God geve,dat ge vandaag en morgen de muren van uw cel niet ziet, maar dat ge uitkijken kuntop een schonere en betere wereld, God schenke u deze nacht het visioen van hetgeluk, dat ge mét uw vrijheid winnen zult...Oudejaarsavond 1947.Vertel het, Lieveke, vertel hen van onze angst, die avond, en hoe wij luisterden

naar al de geruchten van de straat, er steeds voor vrezend, dat er zou gescheldworden... Op Kerstmis was Paul thuis gekomen, niet in vrijheid gesteld, maarontvlucht uit de mijn, waar hij als koelie, als dwangarbeider, als slaaf van de staatzwoegde, hij, licentiaat in Germaanse filologie... Hij was weggelopen. Hij zou gauwkunnen vertrekken, verzekerde hij, naar Ierland, nog anderen waren naar gindervertrokken, zegde hij, en zelfs in de gevan-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 98: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

108

genis, zelfs in de mijn wisten zij bericht te laten en aanduidingen te geven. Hij wistwat hij diende te doen, wie hem aan een pas helpen kon, en over korte tijd... Maarintussen moest hij onderkomen hebben, moest hij zich verbergen, en hij bleef bijons, hoe gevaarlijk het ook was. Gelukkig is men eerst dan komen zoeken als Paulreeds vertrokken was. Naar Ierland... Is hij er nog? Acht maand is het nu geleden,dat ik zijn laatste brief ontvangen heb: geen werk, honger en ontbering. Wat is ervan hem geworden? Zal hij, zoals ik altijd maar hoop, op een schone dag te BahiaBlanca belanden, waar hij een tehuis zal hebben, eten en genegenheid zal vinden, enwellicht werk? God zegene u, Paul, waar op de wereld ge ook moogt dolen, Godleide u naar de veilige haven, ver van uw vader weg, vermits ge bij hem niet veiligkunt zijn.Oudejaarsavond 1946.Enkele weken daarvoor was Franz thuis gekomen, eindelijk vrijgesproken, na

meer dan twee jaar opgesloten te zijn geweest op de meest absurde aanklacht, diemaar kon bedacht worden. Franz, de enige aan wie niets ten laste kon worden gelegd,kwam verbitterd uit de gevangenis terug, veel meer verbitterd dan Willem, die ver-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 99: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

109

oordeeld was geworden en die drie dagen vroeger in vrijheid werd gesteld. En hetwas, niettegenstaande de afwezigheid van Flor en Paul, niettegenstaande het verdrictom moeder, en om Wilfried en Leo, dic nooit meer zouden terugkeren,niettegenstaande onze armoe, het was de eerste maal - en voor mij de laatste maal -dat de toekomst niet zo onbarmhartig, zo hopeloos leek.Oudejaarsavond 1945.Moeder zou een week later sterven, dat wist gij reeds, Lieveke, en gij, Denise, en

gij, Elza, maar aan ons, die opgesloten waren, werd die verschrikkelijke waarheidverzwegen. Wat gij echter nog niet wist en wat ik wél wist: dat wij Wilfried nietmeer zouden terugzien. De vorige dag hadden twee mannen van zijn compagnie meverzekerd, dat zij hem hadden zien vallen tijdens de gevechten om Stargard. En nadie vreselijke tijding leek het mij onmogelijk, dat er nog een nieuwe slag kon volgen.En toen ik de morgen van 31 December bij de directeur geroepen werd en hij mezegde, dat ik, door twee rijkswachters vergezeld, voor enkele uren naar huis mochtom mijn zieke vrouw te bezoeken, hoopte en geloofde ik nog, dat het met moederniet zo erg was en haar toestand zorgwekkender

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 100: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

110

werd voorgesteld, alleen om mij eens naar huis te laten komen. Maar toen ik aan hetbed stond en haar zoende, werd het mij duidelijk, dat het onze laatste ontmoetingwas, en zij wist het ook.Drie uren, slechts drie uren heb ik bij haar mogen blijven en wij hadden elkander

zoveel te zeggen. Moeder sprak vooral van de afwezigen, van Franz en Paul en Floren Willem, die in de gevangenis waren en die ook voor een paar uren naar huiszouden mogen komen, had men haar beloofd, maar moeder had reeds te veel metonwil en hardvochtigheid en wreedheid af te rekenen gehad en zij vond het reedsbuitengewoon, dat men mij had laten komen. En van Wilfried sprak zij, ook vanWilfried, die de ene of de andere dag opduiken zou, want Wilfried was altijd eengewiekst kereltje geweest en hij zou zich ook nu wel weten te redden, hoopte moeder.Sprak van Leo, die bij Leningrad gevallen was en dat niemand van ons ooit op zijngraf zou kunnen bidden. En zij maakte zich zulke zorgen, en wat zou er met onsgebeuren als zij er niet meer zou zijn... Zij zegde dat niet, geen enkele maal zegdezij uitdrukkelijk, dat zij nu weldra zou sterven, alsof zij zich had voorgenomen mijde hoop te laten, dat het niet het opperste afscheid

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 101: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

111

was. Maar toen de gendarmen verwittigden, dat wij moesten vertrekken, begaf haarde kracht en toen zegde zij het:‘Wij zullen elkander niet meer terugzien... Wat hebben wij dan gedaan om zo

zwaar geslagen te worden?’Ik kon haar niets antwoorden, maar God vergeve mij de woeste haat, die mij

beheerste.Op haar begrafenis mocht ik niet tegenwoordig zijn: de directeur van de gevangenis

vond, dat ik heel veel durfde vragen: ik hadmijn vrouwmogen bezoeken en nu wildeik nog aanwezig zijn op de begrafenis...Vier maanden later werd ik in vrijheid gesteld en kon ik - en dit was ook het eerste

wat ik deed - op haar graf enkele bloemen leggen, en bidden.Oudejaarsavond 1944.Het interneringscentrum. Dolle bewakers, die elke gelegenheid te baat namen om

te slaan en te pijnigen. Ik lag te kreunen op een strozak en kon niet meer recht vande pijn in de lenden, zo ongenadig hadden enkele mannen mij afgeslagen. En ik wist,dat Franz en Willem en Flor en Paul ook reeds aangehouden werden, dat Elzamishandeld was geworden, dat onze woning geplunderd en verwoest werd. En

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 102: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

112

moeder en de kinderen had men weggejaagd en zij hadden slechts moeilijkonderkomen kunnen vinden bij familieleden. En toen dronken weerstanders opnieuwnaar mij toekwamen om mij af te ranselen, vroeg ik hen mij neer te schieten, lieverdan mij langzaam dood te martelen. Zo ver was het met mij gekomen.Maar ineens, als door een toverroede geraakt, sta ik nog verder in het verleden,

de jaren wijken, wijken... 1943, 42, 41, 40, 39. Zij brachten hun vreugde en hun leed,die jaren, hun moeilijkheden en hun grootsheid. Maar bij die Oudejaarsavonden staik niet stil, ik keer nog verder terug.En het is weer Oudejaarsavond enwij zijn allemaal samen in onze grote woonplaats,

waar het zo warm en zo innig is.Ach, mijn lieve kinderen, herinnert gij u nog die tijd? Herinnert gij u de

Oudejaarsavonden nog uit uw kinderjaren?Wij hadden moeder overhaald - want zij wilde overhaald worden - om wafels te

bakken en wij waren allemaal uitgehongerd. Tenminste, dat meenden wij, want watwerkelijk honger is, dat wisten wij toen nog niet. Daar zaten wij dan aan tafel,allemaal, behalve moeder, die steeds maar nieuwe stapels aanbrengen moest en die,ook deze keer, geen enkele wafel zou kun-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 103: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

113

nen proeven, want zij liet ons eten, veel te veel eten, tot zij aankondigen kon, datalles op was. Zij was het gewoon alles voor ons te laten en zij was gelukkig als erniets meer voor haar was. En wij zongen daarna, de oude liederen uit vroegere tijden,en wij dansten de oude dansen, die moeder van haar grootmoeder had geleerd, enwij vierden jaar uit, jaar in, en de jaren, die voor ons lagen, waren voor ons allemaal,voor u, mijn kinderen, zowel als voor moeder en mij, jaren van onaantastbaar enverzekerd geluk.Herinnert gij u nog? Herinnert gij u nog, gij, die ginder te Bahia Blanca verenigd

zijt, gij, die doolt in Ierland of elders anders op de wereld, gij, die in de cel zit en gijbeiden in uw onbekende graven bij Stargard en bij Leningrad, herinnert gij u nog?Onaantastbaar en verzekerd geluk... Wat is er van geworden?En ik ben weer op mijn kamer in de stad en het is weer Oudejaarsavond 1949, en

ik ben weer zo alleen, zo arm en zo moe. En in de schemer, die mij omringt, zie ikde enkele meubelen, die dan nog mijn meubelen niet zijn, het bed, en ik kan zelfsniet in mijn eigen bed slapen. Dat is de werkelijkheid en zoals moeder mij als afscheidheeft gezegd: wat hebben wij dan toch

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 104: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

114

gedaan om zo zwaar geslagen te worden?Ge weet het gelukkig niet hoe ik er voor sta en ik zal het nooit schrijven, want al

zwijgt gij er eveneens over, toch zult gij het insgelijks zwaar hebben ginder te BahiaBlanca en het geld, dat gij mij wilt sturen kunt ge best zelf gebruiken. Ik wil niet,dat gij u om mij zorgen maakt. Ge gelooft, dat ik een knusjes ingericht appartementbewoon, want in elke brief beschrijf ik dit appartement, maar dat te beschrijven, isvoor mij ook al een vluchten voor de werkelijkheid. Ge gelooft, dat ik een betrekkingheb, die mij een ruim en onbekommerd bestaan verzekert, en iedere dag schuif ikaan, om ‘te stempelen’, en er zijn dagen geweest, dat ik honger had en koude enzulke dagen zullen er nog komen. Maar ge zult het niet weten. Ik zal het volhouden,alleen, tot het bittere einde.Want ik weet wel, dat ik nooit naar Bahia Blanca komen zal, ook al stel ik het mij

in de zwaarste uren voor, dat ik op weg ben naar ginder. Als Flor vrij komt en vertrektzal ik hier blijven, ook al is er hier niemand meer voor wie ik te zorgen heb, ook alis er niets meer, dat mij bindt. Tenzij misschien een overblijfsel van die schone liefdevoor dit volk uit de diepte, een overblijfsel van de schone trouw voor dit

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 105: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

115

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 106: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

117

land van mijn hart. Maar ik word zo bitter als ik daaraan denk en me afvraag of ditdan het loon is voor die liefde en die trouw.Neen, ik zal hier nooit vertrekken! God weet hoeveel Oudejaarsavonden ik alleea

nog zal doorbrengen op deze kamer of op een andere kamer, alleen met mijngedachten en mijn herinneringen. Zullen er nog veel zijn? Ik ben zo oud en zo moeen misschien ben ik dicht bij de bestemming, bij de bevrijding. Laat Flor uit degevangenis komen en vertrekken, laat me zekerheid hebben over Paul en dan, mijnGod, dan wil ik hen terugzien, die Gij reeds geroepen hebt: moeder, en Wilfried, enLeo.Het is twaalf uur.Gelukkig Nieuwjaar, mijn kinderen!De oude, moede man, die uw vader is, zou u willen omhelzen, maar hij kan alleen

vragen en wensen, dat God u zou beschermen en helpen.God zegene u, mijn lieve kinderen...

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 107: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

119

VIII. - Pater Calixtus

Pater Calixtus spande zich in om er uit te zien als een gendarm of een bandiet en detwee bewakers, die hij voorbij ging moesten wel de indruk hebben, dat hetlevensgevaarlijk was hem te dicht te benaderen. In feite rilde hij onder zijn bruinepij en hij vreesde er zo voor, dat een deur in de lange gang zou geopend worden eneen paar heren zouden te voorschijn komen, die hem vriendelijk zouden verzoekenhen te volgen.Zo was het, lang geleden reeds, gebeurd met Pater Emmanuel, zijn voorganger,

en Pater Emmanuel mocht zich enkele minuten na dit verzoek beschouwen alsgevangene, als lotgenoot van de zevenhonderd anderen, die in het interneringscentrumverbleven. Pater Emmanuel was later veroordeeld geworden, had drie maand gezetenen er kon natuurlijk geen sprake meer zijn, dat hij als aalmoezenier terugkeren mocht.En Pater Calixtus, die Pater Em-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 108: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

120

manuel sedert zijn aanhouding verving, werd officieel aangesteld...Hij ging langzaam, alsof hij niets te vrezen had, en zo manhaftig, alsof hij alle

bewakers en gendarmen en mannen van de veiligheid de baas kon, maar die pakjesonder zijn pij wogen als lood, en de brieven drukten hem zo op de borst, dat hij hetmoeilijk had om te ademen. En eens te meer nam hij zich voor, dat hij in de toekomstniet meer zo roekeloos zou zijn en hij bad Onze Lieve Heer opdat hij nog deze énekeer ongehinderd zijn bureautje zou mogen bereiken. Maar hij wist ook, dat hij hetmorgen opnieuw zouwagen als hij er nu doorgeraakte, en overmorgen, en de volgendedagen...‘De Pater wordt zo struis!’ had gisteren een van de bewakers gezegd, juist die

gluiperige kerel van wie Pater Calixtus wist, dat hij alles verklikte wat hij maar teweten kwam, en de vent had daarbij zijn rotte tanden blootgegrijnsd als een wolf,die vlees ruikt.En de onderdirecteur - ‘Het is scheef en scheel en het rammelt. Wat is 't?’ - ‘De

onderdirecteur op zijn velo!’ - de onderdirecteur hield zich de laatste tijd zeer scheefen keek vreselijk scheel als hij Pater Calixtus ontmoette en dat hij dan tel-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 109: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

121

kens over Pater Emmanuel begon, dat had zeker een betekenis. En de directeur waszo moeilijk te bereiken, dan als Pater Calixtus hem vroeger op alle uren van de dagbezoeken mocht... Er was gevaar. Pater Calixtus voelde het zo goed aan en de eneof de andere dag liet hij zich snappen en zou hij, ook op een andere manier, deopvolger van Pater Emmanuel worden.Het was echter, God zij geloofd, nog voor vandaag niet. Pater Calixtus bereikte

de deur van zijn bureau en was eindelijk in veiligheid. De deur op slot en hij pakteuit. Alles verdween in de lade van de lessenaar en Pater Calixtus wiste diep zuchtendhet voorhoofd af, waarop er ineens zweetdruppels perelden. Zijn Zwarten, bedachthij, gaven hem nogal wat zorgen, en dan had hij nog af te rekenenmet zijn hartziekte...Hij haalde het lijstje boven van de mannen, die voor vandaag een ‘onderhoud’

hadden aangevraagd. Op kop: Ivo Steurs. Daarna Pieter Haelemans. Daarna LowiekeVan den Eynde. Daarna... En hij mocht er op rekenen, dat zij in die vogorde zoudenkomen, daar zorgde Wies voor, zijn misdienaar. Een waardevol kereltje, de Wies...Op kop Ivo Steurs en Pater Calixtus nam

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 110: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

122

de vier pakjes sigaretten, die hij voor Ivo had meegebracht uit de lade en stak ze inzijn brede mouw. En hij glimlachte, een beetje geamuseerd, maar ook met een grootmedelijden. Geamuseerd was hij telkens wanneer hij aan de vier broers van Ivo dacht.Om de veertien dagen kwamen zij hem bezoeken en het loonde de moeite om datgade te slaan. Op een rijtje liepen zij achter elkander aan, Balt, de oudste, voorop,dan volgde Rikus, dan Sus, en ten slotte Jefke, de jongste. Vier beren, vier olifantenvan mannen, zo lomp als ze groot en breed en sterk waren, minstens zo lomp als hunbroer, die zat, maar zij vonden zich zelf veel slimmer dan Ivo. Alle vijf waren zijworstelaars geweest en op de kermissen en de jaarmarkten hadden zijn hun kolossaallijf tentoon gesteld en hun kolossale kracht bewezen in worstelpartijen tegen destoerste mannen van de streek.Zo stonden zij daar dan alle vier voor het raampje tegen elkander aangedrukt, want

er was weinig plaats, en aan de andere zijde van de tralies stond Ivo.‘Wij zijn weer hier,’ zegde Balt, die als oudste het woord voerde.‘Ja, ge zijt weer daar,’ stelde Ivo vast.Dan zwegen zij een hele tijd en keken elkander aan. Dan zegde Balt:

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 111: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

123

‘Ge ziet er goed uit.’‘Ja, ik mag niet klagen,’ gaf Ivo toe.En dan zwegen zij weer een hele tijd.‘Zij is nog altijd niet terug?’ vroeg Ivo dan.‘Neen,’ antwoordde Balt.Rikus, als tweede oudste, vond, dat hij ook een woordje mocht plaatsen:‘Wij wringen haar de kop af als ze terugkeert,’ beloofde hij vol ijver.‘En de kinderen?’ vroeg Ivo.‘Voor de kinderen wordt er gezorgd,’ zegde Balt. ‘Zij zijn nu bij Jefke en daarna

komen zij weer bij mij.’En ze zwegen weer. Dan, als de bezoektijd bijna om was, zegde Balt:‘Dat ge bij de fabriekswacht gegaan zijt, Ivo...’‘Ja, dat ik daarbij gegaan ben,’ schuddebolde Ivo.‘Nu zit ge hier,’ zegde Balt.‘Nu zit ik hier,’ knikte Ivo.Dan klonk het gefluit van de bewaker, het teken, dat de bezoektijd om was.‘Nu zijn we toch weer eens geweest,’ zegde Balt tevreden van zich zelf en van de

anderen. ‘Nu is het tot binnen veertien dagen...’En Ivo vroeg:‘Als ze moest terugkomen...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 112: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

124

‘Wringen wij haar de kop af,’ beloofde Rikus even ijverig, maar Ivo voltooide:‘Wilt ge me direct verwittigen?’‘Direct,’ zegde Balt.Dan vertrokken zij zoals zij gekomen waren, op een rijtje achter elkander aan.

Balt voorop, dan Rikus, dan Sus, dan Jefke. En Ivo kroop in zijn nest, zo triestigomdat zij nog altijd niet teruggekomen was...‘En ik vrees, dat zij niet meer zal terugkomen, Ivo,’ zegde Pater Calixtus.Ivo stond voor hem en die grote, sterke kerel weende als een kind. En bij een man

als Ivo Steurs de moed en het vertrouwen heropwekken, dat was geen lichte taak,wist Pater Calixtus.Hij zegde hem, dat zijn vrouw het niet waard was, dat hij verdriet voor haar maakte.

Een vrouw, die haar man laat zitten, het is heel erg, maar een moeder, die haar tweekleine kindertjes verlaat om er niet meer naar om te zien, dat is iets wat zelfs debeesten niet doen! Neen, zei Pater Calixtus, Ivo moest om haar geen verdriet maken,moest aan haar niet meer denken...‘Ge hebt uw kinderen,’ zegde hij. ‘En voor uw kinderen moet ge leven, Ivo. Nu

hebben zij niets te kort en zolang ge vast zit zullen uw broers er voor zorgen. Maarals ge vrij komt, Ivo... Ge zoudt toch niet

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 113: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

125

willen, dat uw kinders dompelaars worden?’‘Zeker niet, Pater,’ zegde Ivo.‘Kinders...’ zegde Pater Calixtus en hij had een treurig glimlachje. ‘Dat zijn altijd

de grootste slachtoffers, Ivo, als er een huisgezin verscheurd wordt. Dat zijn ook degrootste slachtoffers nu geweest met die monsterachtige repressie. Ach, ik kengevallen, Ivo, vreselijke gevallen, zowel van het ene als van het andere, en als ik zeu moest vertellen, zoudt ge weten, dat ge niet het zwaarst getroffen zijt... Als gevoortaan leeft voor uw kinderen, dan is er voor u nog een goed bestaan weggelegd...En hier zijn vier pakjes sigaretten, die Balt mij gegeven heeft. Steek ze goed weg,dat de bewakers ze niet vinden als ze u moesten tasten, want het zijn er twee, die niette betrouwen zijn...’Hij drukte Ivo de hand‘Couragie, Ivo,’ zegde hij. ‘Ik heb goede hoop, dat ge gauw in vrijheid wordt

gesteld. Ik heb nog geen antwoord ontvangen van die man op het ministerie, maarlang kan dat niet meer uitblijven. Neen, het zal niet lang meer duren en dan zult gevoor uw kinderen kunnen zorgen... En zeg aan Pieter Haelemans, dat hij magbinnenkomen...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 114: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

126

Pieter Haelemans. Een klein, mager mannetje van omstreeks de veertig. En hijvermagerde nog altijd, stelde Pater Calixtus vast en het hielp niet, dat hij voor hemnu en dan eens een pakje hesp of worst of kaas binnensmokkelde, of, zoals het nuhet geval was, een doos gecondenseerde melk. Pieter Haelemans ging achteruit.‘Nieuws, Pater?’ vroeg hij angstig.‘Ja,’ antwoordde Pater Calixtus. ‘En...’‘Slecht nieuws,’ raadde Haelemans.‘Slecht nieuws,’ beaamde de Pater. ‘Er is geen kans, dat het huis, al is het ook een

erfenis van uw vrouw, gered wordt. Gemeenschap van goederen, dus... En voor dieschadevergoeding aan de staat...’‘Ze nemen dan alles!’ riep Haelemans uit. ‘En wij bezitten niets meer!’‘Het spijt me zo, dat ik dàt meedelen moet, Pieter,’ zegde Pater Calixtus. ‘Maar

ik wil u niet bedriegen, ik wil u niet paaien met een valse hoop. En ge moet het tocheens weten... Er is niets aan te verhelpen, jongen, niets... De datum van de verkopingis zelfs reeds vastgesteld: over veertien dagen...’‘En mijn vrouw... en de kinderen?’‘Zij heeft reeds een onderkomen gevonden,’ stelde de Pater gerust.‘Maar hoe moet ze betalen?!’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 115: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

127

‘En niet alleen onderkomen, maar ook werk,’ voltooide Pater Calixtus. ‘Zij en dedrie kinderen kunnen verblijven in een weeshuis en uw vrouw zal er de nonnetjesbijstaan. Veel zal ze niet verdienen, maar ze heeft kost en inwoon, en zij kan nuwachten op uw terugkeer...’‘Twintig jaar!’ schreeuwde de man. ‘Twintig jaar, Pater!’‘Ge weet toch wel, dat het nooit twintig jaar zal duren,’ zegde Pater Calixtus.‘En nu moet ze meid zijn,’ zegde Haelemans wanhopig. ‘Meid!!!’‘Het is haar niet te veel en niet te zwaar, dàt moest ik u van haar zeggen,’ sprak

de Pater. ‘Ge hebt een moedige vrouw, Pieter, en ze zal het volhouden, verzekert zij,en daar twijfel ik niet aan. Zult gij nu wanhopig worden?’‘Ik kan niets doen voor haar!’ kloeg hij.‘Toch wel,’ zegde de Pater met kracht. ‘Toch wel: het volhouden... En denk altijd

hier aan: hoe zwaar gij, die gevangen zijt, het ook moogt hebben, toch zijn het devrouwen, die het meest te verduren hebben. Zij zijn de grootste slachtoffers, zijbetalen...’‘Dat te weten maakt me juist kapot!’‘En dat is juist het enige wat uw vrouw u vraagt: dat ge u niet kapot laat maken,’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 116: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

128

zegde Pater Calixtus. ‘Ge komt er uit, misschien vroeger dan wij ons durvenvoorstellen. En als ge er uit komt, bezit ge niets meer, geen huis, geen meubels, niets,tenzij uw handen, uw wil en uw gezondheid. Maar daarmee kunt opnieuw beginnenen met Gods hulp bouwt ge een nieuw bestaan op. Het volhouden, Pieter. Gij hierin de gevangenis, uw vrouw in het weeshuis, het volhouden, en daarna opnieuwbeginnen...’Louis Van den Eynde. Een jonge kerel, vijf en twintig, klein en schraal en met

zo'n kommervolle, ouwelijke trek op het gelaat alsof hij heel wat had doorgemaakt,en dat was ook het geval, wist Pater Calixtus.‘Ik heb de toelating verkregen, Lowieke,’ zegde hij. ‘Alles is in orde en over

veertien dagen kunt ge Elza huwen. Tenminste als ge...’‘Ik huw haar, Pater,’ onderbrak Louis. ‘Gisteren heb ik haar nog gesproken,’

vertelde Pater Calixtus. ‘En ze laat u nog eens vragen of gij er nooit spijt zult omhebben. Ze wil vooral niet, dat het kindje later... een verstoteling zou zijn. Het kindjeheeft toch geen schuld aan het gebeurde...’‘Dat kindje zal mij even dierbaar zijn als... de andere, Pater,’ zegde Louis. ‘En ik

zal er nooit spijt over hebben met Elza

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 117: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

129

gehuwd te zijn... Zij was voor het gebeurde mijn verloofde en ik wist hoe goed, hoeeerlijk en hoe zuiver ze was. En wat ze heeft doorgemaakt toen zij aangehoudenwerd, en hoe ze verkocht werd aan die bezopen soldaten... Pater, het is voor mij ietsverschrikkelijks geweest toen ik het vernam. En toen ik dan hoorde, dat zij een kindzou krijgen, werd het mij nog verschrikkelijker en ik kon maar niet beslissen. Dàtzal Elza me nog moeten vergeven, Pater, die aarzeling, want ik schaam me nu voordie aarzeling als voor een lafheid...’‘En uw familie?’‘Zij zijn nog altijd niet opgetogen over dat huwelijk,’ bekende Louis. ‘Maar zij

verzetten zich niet meer en dat is het voornaamste... Nog veertien dagen, Pater! Ikkan niet zeggen hoe gelukkig ik ben, nu het eindelijk zo ver is! En ik ben u zodankbaar omdat ge alles in orde hebt gebracht... En zeg aan Elza, dat zij zich overniets zorgen hoeft te maken. Ik heb vreselijk geleden, maar dat is voorbij, en voorgoed voorbij... Zeg het haar...’‘Ik zal het haar zeggen, maar wilt ge het haar ook niet schrijven?’ vroeg Pater

Calixtus glimlachend. ‘Luister, ik heb een brief bij van Elza, hier is hij. Neem hemmaar mee deze keer, want ge zult hem wel

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 118: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

130

dikwijls willen lezen. Maar pas op voor de bewakers! En ge kunt uw antwoord aanWies overhandigen, die bezorgt het mij dan wel en ik stuur het dadelijk door aanElza... En laat me u nog dit zeggen, Lowieke: het is goed wat ge doet, en omdat gezoiets kunt, zal Onze Lieve Heer u ook wel bijstaan en wat mij aangaat, ik ben gerustvoor u, en voor Elza, en voor het kindje...’‘Hoe gaat het er mee?’ vroeg hij haperend.‘Schitterend!’ zegde de Pater. ‘Ge zult het nu wel gauw eens te zien krijgen! Een

schoon kindje, het evenbeeld van de moeder, trek voor trek het evenbeeld... En numoet ge gaan, Lowieke, want ik heb nog enkele klanten. Zeg Fonne Nauwelaerts,dat hij binnen komt.’Fonne Nauwelaerts:‘Een brief van uw vrouw, Fonne, over een zaak, waarover zij officieel niet schrijven

kan. Een kwestie van aandelen, geloof ik... En ge wilt natuurlijk uw brief meenemen...En als uw aalmoezenier ook in de kas gedraaid wordt voor hulp aan de incivieken,wat dan? En ik heb ook nog een paar repen chocolade voor u bij, want uw vrouwheeft niet vergeten, dat ge een snoeper zijt...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 119: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

131

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 120: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

133

Remi Oversteyns:‘Hier hebt ge die beitel en een pak schuurpapier, Remi. Ge ziet, dat ik mijn woord

houd, dat kan iedereen niet zeggen... Maar als mijn Christuskop nu niet gauw klaarkomt, breng ik u niets meer mee. Begrepen? En een pakje sigaretten ook al, Cameldan nog...’Gaston Willekens:‘Mijn lieve jongen, numoet Cilleke toch geopereerd worden. Kom, niet zo angstig

zijn, ge weet toch, dat het geen gevaarlijke operatie is en over een paar weken is allesvoorbij en vergeten. En er wordt vandaag nog een getuigschrift van de dokter gestuurden de directeur zal wel toelaten, dat ge voor een paar uren bij Cilleke moogt. En...uw vrouw heeft die schone slaapkamer kunnen verkopen, aan een behoorlijke prijs,en ze kan alles betalen...’Zij kwamen, de ene na de andere, en Pater Calixtus sprak met hen, trooste hen,

hielp hen. En toen de laatste gekomen was en er niets meer in de lessenaar lag, zuchttePater Calixtus:‘Daar... Het is weer eens goed verlopen...’Maar toen hij even later uit zijn bureautje kwam en door de lange gang naar buiten

wilde gaan en hij plots twee heren,

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 121: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

134

twee jonge heren te voorschijn zag komen, begreep hij, dat het ditmaal niét goedverlopen was. En Pater Calixtus werd doodsbleek.‘Wilt ge ons volgen, Eerwaarde?’ vroeg een van de heren.Pater Calixtus antwoordde niet. Het was ook niet nodig te antwoorden. Hij liep

tussen die twee jonge mannen in. De twee bewakers aan de deur glimlachten, dat hetbruine sap van hun pruim in een straaltje over hun kin liep, en Pater Calixtusglimlachte dan ook maar. Zij kwamen buiten. Daar in het gebouw naast het bureelzag Pater Calixtus de onderdirecteur - ‘Het is scheef en scheel en het rammelt. Watis 't?’ - die toekeek, terwijl twee andere jonge heren Gaston Willekens aftastten enRemi Oversteyns zijn broek optrok. En Ivo Steurs stond daar en zag er uit alsof hijdadelijk een gevecht op leven en dood zou beginnen, en Pieter Haelemans, zo mageren ellendig, en Lowieke Van den Eynde, en Fonne Nauwelaerts... Daar was eenwagen. Pater Calixtus stapte in en een van de jonge mannen nam plaats naast hem.En de wagen reed weg, de poort door.‘Het spijt me zeer,’ zegde de jonge man, ‘maar ge moet begrijpen, Eerwaarde, dat

wij onze plicht moeten doen. En ge moet

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 122: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

135

ook begrijpen, dat ge iets verkeerds hebt gedaan, een misdaad hebt begaan door dieincivieken te helpen. En ge wist nochtans wat er met uw voorganger gebeurd is...’Pater Calixtus antwoordde niet. Hij keek voor zich uit, hij was nog wel wat bleek,

maar zijn ogen stonden kalm en helder. En dan glimlachte hij weer. Het moest tocheens gebeuren, bedacht hij.Wat vertelde dat mannetje daar van plicht en van misdrijf? En of de Pater spijt

had? Pater Calixtus stond op het punt om te zeggen wat hij had meegemaakt in datinterneringscentrum, wat voor miserie hij had gehoord en gezien. En hoe hij ten slottemaar gedaan had wat hij moest doen door die mensen te helpen. Neen, hij had ergeen spijt van, dat hij hen geholpen had en was het te herbeginnen, hij zou het nogdoen. En wat wisten jonge kereltjes als die twee van miserie af?Maar hij haalde de schouders op. Waarom zou hij spreken? Die mannetjes waren

het niet waard, dat hij uitleg gaf. En anderen, en Eén zou oordelen of hij er goed aangedaan had te helpen en Pater Calixtus knikte glimlachend, want hij was gerust, zogerust...Ten slotte zegde hij toch iets, want het

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 123: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

136

gebazel van dat heertje begon hem te vervelen:‘Als dat uw plicht is, jonge man, dan beklaag ik u. En ik zal voor u ook maar

bidden...’

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 124: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

137

XI. - Nu syt wellecome...

Reeds zes en vijftig dagen, bijna twee maanden, zaten zij gedrieën in deze cel. Zijwaren veroordeeld. De eerste tot tien jaar, de tweede tot twintig jaar, de derde voorlevenslang. Voordien waren zij in andere cellen, in andere gevangenissen enhechteniskampen opgesloten geweest, met andere mannen. Nu waren zij gedrieënsamen en zij voorzagen, dat zij nog vele dagen en weken en maanden zouden samenblijven. Van jaren durfden zij niet spreken.Zij hoopten niet op een vervroegde invrijheidstelling. In de cel naast de hunne zat

er een man met vijf jaar en een met zeven. Eerst als die twee naar huis zouden zijn,kon de man van tien jaar beginnen hopen, en als hij op zijn beurt... Maar ook daaroverspraken zij niet, want dat lag nog zo ver. Zij wisten wel, dat er enkele weken geledeneen man in vrijheid was gesteld, die tot twintig jaar hechtenis ver-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 125: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

138

oordeeld werd, maar men zegde, dat het een zeer rijke kerel was en zij haddenbegrepen. Zij waren arme luizen.Op de witgekalktemuur was er een zeer ingewikkeld kalender aangebracht, waaruit

niemand kon wijsgeraken, behalve de drie. Een blik volstond voor hen om te wetenwanneer zij een volgend bezoek hadden, wanneer zij de laatste maal suiker enmargarine kregen, hoeveel dagen zij reeds zaten, en of het vandaag Zondag was ofDonderdag. Dit kalender werd met de grootste zorg bijgehouden, zoals zij trouwensgrote zorg wijdden aan alles wat zij op de lange, zo lange dag te doen hadden.Vele uren speelden zij met de kaarten. Dit kaartspelen was het belangrijkste wat

zij deden. Zij lazen ook veel, zoveel als ze konden, zelfs de meest dwaze, zelfs deonbegrijpelijkste boeken, die hen gegeven werden. Maar zij kregen er zo weinig. Zijwaren uitermate rein omdat zij toch zoveel tijd hadden. En zij spraken steeds mindermet elkander, want zij hadden alles wat maar enigszins belang had, zo vaak reedsverteld.Zij wisten het zelf niet, maar zij stompten geleidelijk af en zij hadden zo weinig

herinneringen van de dagen in de cel doorgebracht. Maar de herinneringen van vroe-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 126: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

139

ger bleven levendig en zij staarden soms plots in verrukking of ontzetting voor zickuit, want daar op de kale, bleke muur speelde zich een toneel af van ‘vroeger’.Zij waren ook niet meer opstandig zoals zij in de beginne waren geweest. Zelden

kwam het nog voor, dat een van de drie losbarstte in wanhopig gevloek en gehuil,of losstormde op de stalen deur. Zij wisten maar al te goed hoe nutteloos, hoevolslagen zinneloos elke opstand was.De dagen gingen voorbij en op de muur werd het kalender langer. Zij hadden soms

de gekke wens ineens oude mensen te zijn, zonder verlangens; zij hadden een zeerlucide besef van de korstondigheid van het leven en tevens van de angstwekkendeduur ervan.Zij dachten natuurlijk wel aan hen, die zij lief hadden en die het zo moeilijk hadden,

en die zij niet konden helpen. Elk woord van de brieven van vijf en twintig lijnen,die zij tweemaal in de maandmochten schrijven, was diep overwogen en zij trachttenom steeds de juiste maat te houden tussen het hoop geven en het herinneren aan dewrange werkelijkheid. Zij wisten immers hoe hoop doet leven, maar overdreven ensteeds teleurgestelde hoop een mens kapot maakt.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 127: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

140

Zij hadden voor elkander maar weinig geheimen en het waren alleen deploertenstreken in hun leven, die zij voor elkander verborgen hielden. Zij haddenalles gezegd, maar toch moesten zij soms weer feitjes uit het verleden ophalen,onbenullige feitjes, maar waarvan zij de waarde zo hoog schatten. Zij kendenelkanders familieleden, met hun gaven en gebreken, vooral met hun gaven, want degebreken waren reeds geen gebrekenmeer, ten hoogste eigenaardigheden. Zij kendenvan elkander de ‘zaak’ met al de bizonderheden, zij kenden van elkander het drama.De man van tien jaar had grijs haar. Hij had tijdens de oorlog van 14-18 aan de

IJzer gestaan. Tijdens deze oorlog was hij burgemeester geweest. Zijn vrouw wasziek en hij vreesde er voor, dat zij zijn vrijlating niet zou beleven. Een van zijn zonenviel aan het Oostfront. De andere kreeg ook tien jaar. Zijn dochter had men bij debevrijding schandelijk mishandeld, maar zij was daarna in vrijheid gesteld. Zij enhaar moeder leefden samen en zij hadden het hard.Deman van twintig jaar had geen ‘schoon’ geval. Hij was eenmaal op een klopjacht

naar werkweigeraars mee geweest en twintig jaar hechtenis was niet te

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 128: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

141

veel, dat gaf hij zelf toe. Hij was niet gehuwd. Hij was er nu bijna overheen, dat zijnmeisje hem had laten vallen en gehuwd was met een andere, maar aanvankelijk hadhij daar veel onder geleden. Zijn moeder was gestorven tijdens zijn hechtenis en hijhad de toelating bekomen om haar begrafenis bij te wonen. Vaak moest hij over dietocht nog vertellen.En de man voor levenslang...Dertig jaar was hij. Hij was zeer lang enmager. Een schooneman. Oostfrontstrijder.

Gekwetst einde 1943 en erg ziek was hij naar huis mogen komen. Toen de bevrijdingnaderde was hij naar Duitsland gevlucht met enkele familieleden. Ook zijn verloofdewasmeegegaan. Zij zouden in October huwen. Zij waren daarna in Duitsland gehuwd.En daarover geraakte de man niet uitgebabbeld, steeds moest hij het ganse verhaal

opnieuw vertellen.Hij vertelde van hun huwelijk in een klein dorpje dicht bij Darmstadt, een huwelijk

onder een luchtaanval, die de helft van het dorp verwoestte. Dat was drie dagen voorKerstmis. En telkens als hij over zijn huwelijk vertelde, had hij het ook over hetKerstfeest, dat de gevluchte Vlamingen gevierd hadden in een schoollokaal, dat

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 129: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

142

door de luchtaanval gespaard was geworden en hun als verblijfplaats was aangewezen.Vooral nu, nu Kerstmis naderde, vertelde hij over dat Kerstfeest. Zijn vrouw had

toen gezongen, zegde hij, oude Vlaamse kerstliederen. Hij neuriede: ‘Nu sytwellecome, Jesu lieven Heer...’ Zij zong heerlijk, zijn vrouw, haar stemwas zo helderen zacht, en bij de herinnering aan dit Kerstfeest ginder in dat verwoeste Duitse dorp,luisterde hij aandachtig alsof hij weer die stem hoorde en hij keek naar de witte muur,alsof hij zijn vrouw zag.Zijn vrouw... Zij werd bij hun terugkeer ook aangehouden. Zij werd reeds

veroordeeld tot acht jaar, zij was in een interneringscentrum opgesloten.Maar officieelwas ze zijn vrouw niet meer. Dat huwelijk in Duitsland, al had hij de bewijzen kunnentonen, dat zij inderdaad gehuwd waren, werd in België niet als geldig beschouwd.Slechts na grote moeilijkheden hadden zij de toelating bekomen om naar elkanderhun veertiendaagse brieven te sturen. Nu werd er gewerkt opdat hun huwelijk zougeldig verklaard worden. De aalmoezenier spande zich daarvoor in, en de laatstedagen was de man zeer zenuwachtig geworden, want de mogelijkheid be-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 130: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

143

stond, dat hij nu gauw zijn vrouw zou terugzien. Zij zou overgebracht worden naarde vrouwengevangenis, die hier naast de mannengevangenis gelegen was. En alsalles in orde was met dat huwelijk zouden zij elkander geregeld mogen ontmoeten,in een hokje voor de bezoeken en natuurlijk met glas en staven tussen hen.Die verwachting vulde nu gans het bestaan van de man. Hij leek wel een grote

wijziging te verwachten als zijn vrouw op slechts honderd meter van hem af zouzijn. Alsof niet vele dikke muren en stalen deuren hen zouden blijven scheiden,onverbiddelijk, alsof zij in feite niet even ver van elkander verwijderd zouden zijnals nu. Maar de twee anderen wilden hem zijn illusies niet ontnemen.En hem zijn illusies ontnemen, hadden zij dat wel gekund? Verkeerden zij immers

zelf niet in een vreemde gemoedsgesteltenis, verwachtten zij zelf niet iets bizonders?Kerstmis is een wondere tijd en nooit als nu in de gevangenis, na de vele weken enmaanden celleven, hadden zij dat zo diep aangevoeld. Zelfs voor uitgestotenen alszij, vooral voor uitgestotenen, gloort in de donkere nacht heel ver de wondere stervan vrede en hoop, en het is een troostende zekerheid, dat eens, hoe ver zij ookverwij-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 131: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

144

derd is, de ster naar hen toe, naar hun cel toe zal schieten als naar dat stalletje vanBethlehem, en dan zal het uur van hun bevrijding en van hun vrede gekomen zijn...Als zij daarover nadachten was dat niet in woorden, zij hadden zelfs geen woorden,zij konden dit alleen maar aanvoelen. En omdat zij het nooit zouden kunnenuitdrukken zoals zij het aanvoelden, spraken zij er niet over.Maar de man van levenslang had ditmaal meer houvast dan zijn twee kameraden,

zijn verwachting was niet zo vaag en onbestemd, hij wist, dat er in die dagen watgebeuren zou. Soms klom hij op een stoel en zich vasthoudend aan de staven keekhij door het raam, in de richting van de vrouwengevangenis, waarvan hij een deelvan het dak kon zien.Eens zegde hij, en een kinderlijk verlangen en blijdschap klonk in zijn stem:‘Als “ze” met Kerstmis nu eens komen moest!’En de twee anderen konden het weer niet onder woorden brengen, maar zij voelden,

dat het een teken zou zijn als nog vóór Kerstmis de aalmoezenier zou kunnenberichten, dat ‘zij’ gekomen was, een teken voor de man met levenslang, maar ook-

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 132: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

145

waarom wisten zij niet - een teken voor hen.Doch op Kerstavond was het teken nog niet gekomen.Bleek en koud viel het licht van de lamp op de tafel, waarrond zij zaten. Zij hadden

gegeten. Normaal moesten zij nu met de kaarten spelen en er was reeds een grauwedeken over de plank gespreid. Maar geen enkele van de drie nam het beduimeld spelkaarten uit het kastje.Wie zal er kunnen zeggen wat er in deze ogenblikken bij die mannen omging?

Dachten zij aan het verleden? Aan een Kerstmis uit hun kinderjaren? Doemdenbeelden uit die tijd voor hen op? Zij waren heel stil. Een doodse stilte omgaf hen.En toen er plots voetstappen weerklonken buiten in de gang, schrokken zij op. Maarhet was slechts een bewaker, die zijn ronde deed, even door het kijkgat naar binnengluurde en dan verder ging.Nu waren zij voor een uurtje gerust, wisten zij, en zij zouden een sigaret opsteken.

Hoe koud het ook was, toch opende een van de mannen het raam op een kier om derook te laten ontsnappen, en op dat ogenblik...Zij keken elkander aan en zij meenden, dat zij droomden. Te onverwacht werd

het

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

Page 133: Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)

146

teken gegeven en zij konden eerst niet geloven, dat het werkelijkheid was. Maar dankonden zij niet meer twijfelen; hoe zacht en zwak de stem ook was, toch klonk zijduidelijk tot hier in de cel door.

‘Nu syt willecome, Jesu lieven Heer,Ghij comt van alsoo hoge, van alsoo veer...’

De man van levenslang was van zijn stoel rechtgerezen. De lamp legde vlak op zijngelaat haar koude licht en doodsbleek was de man. Daar schreeuwde hij het uit:

‘Zij is het! God, zij is het!’

Hij trok de stoel onder het raam, hij hees zich aan de staven op en hij keek in dedonkere nacht, in de richting van de vrouwengevangenis. En de stem klonk nu zeerhelder door de zinderende lucht, alsof ze naar hem toegedragen werd op vleugelen:

‘Christie Kyrieleison; laet ons singhen blij,Daer meed oock onse leisen beghinnen vrij...’

‘Zij is gekomen,’ zegde de man toen hij, lang nadat de stem zweeg, van de stoeldaalde en zich naar zijn kameraden toekeerde. ‘Zij is gekomen... en op Kerstmis,mijn God...’En hij weende.

Valère Depauw, Toch lammeren, broers! (onder ps. Piet Canneel)