universiteit gentlib.ugent.be/fulltxt/rug01/002/214/630/rug01-002214630_2015_0001_ac.pdfmasterproef...
TRANSCRIPT
UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2014-2015
MIXED METHOD ONDERZOEK NAAR DE TEVREDENHEID OVER DE ZORG
IN EEN MIDWIFERY LED CARE AFDELING
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in Management en beleid van de gezondheidszorg
Door Kim Decabooter
Promotor: Dr. Kristien Michielsen
Co-promotoren: Anna Galle en An-Sofie Van Parys
UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2014-2015
MIXED METHOD ONDERZOEK NAAR DE TEVREDENHEID OVER DE ZORG
IN EEN MIDWIFERY LED CARE AFDELING
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in Management en beleid van de gezondheidszorg
Door Kim Decabooter
Promotor: Dr. Kristien Michielsen
Co-promotoren: Anna Galle en An-Sofie Van Parys
Abstract
Inleiding
In maart 2014 opende de eerste in een ziekenhuis geïntegreerde midwifery led care-
afdeling in België, genaamd ‘Le Cocon’. Tot nog toe werd over dit zorgmodel in België
nog geen onderzoek gevoerd. Dit zorgmodel heeft volgens de literatuur betere
uitkomsten op de gezondheid van moeder en kind, alsook op de tevredenheid van
moeder en zorgverleners. ‘Le Cocon’ wordt als casus genomen om de tevredenheid
over de zorg(verleners) in dit model te meten.
Methodologie
Het onderzoek is een mixed method exploratief pilootonderzoek. De tevredenheid in dit
onderzoek wordt gemeten aan de hand van een tevredenheidsenquête via een post
survey bij 55 vrouwen en vijf face to face diepte- interviews. Om de verschillen tussen
socio-economische kenmerken in relatie tot de tevredenheidscores te meten, wordt er
gebruik gemaakt van de Chi kwadraat test, de Mann Whitney U test en de logistische
regressie analyse. De open vragen in de survey en het diepte-interview verrijken de
resultaten van de studie. Verder maakte het diepte-interview een vergelijking tussen de
ervaringen met een standaard zorgmodel en een midwifery led care zorgmodel.
Resultaten
De gemiddelde tevredenheidsscore (op tien punten) is 9,36 voor de
zwangerschapsopvolging en 9,62 voor de opvolging tijdens de arbeid en partus.
Vrouwen die voltijds werken zijn significant minder tevreden, in vergelijking met
vrouwen die deeltijds werken, over zowel de zorgverlening tijdens de
zwangerschapsopvolging (p=0,002) als de zorgverlening tijdens de arbeid en partus
(p=0,025).
Conclusie
De tevredenheid in dit zorgmodel ligt hoog. ‘Le cocon’ is, volgens het perspectief van
de vrouwen, een goed alternatief zorgmodel voor vrouwen met een laagrisico
zwangerschap.
Aantal woorden masterproef 19 325 (Exclusief bijlagen en bibliografie)
Inhoudstabel
1. Inleiding ........................................................................................................................ 1
2. Literatuuronderzoek...................................................................................................... 6
2.1 Zoekstrategie ...................................................................................................... 6
2.2 Verloskundige zorgmodellen .................................................................................. 8
2.2.1 Midwifery Led Care ........................................................................................ 8
2.2.2 Het medisch zorgmodel ................................................................................... 9
2.3 MLC zorgmodel versus medisch zorgmodel ........................................................ 10
2.3.1 Het profiel van de vrouw ............................................................................... 11
2.3.2 Maternale outcome ........................................................................................ 12
2.3.3 Foetale en neonatale outcome ....................................................................... 19
2.3.4 Job tevredenheid ............................................................................................ 20
2.3.5 Kosteffectiviteit ............................................................................................. 21
3. Probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen.................................................. 22
4. Onderzoeksmethode ................................................................................................... 24
4.1 Onderzoeksdesign en - procedure .................................................................... 24
4.2 Onderzoekspopulatie ............................................................................................ 25
4. 3 Sample size .......................................................................................................... 25
4.4 Meetinstrument ..................................................................................................... 25
4.5 Analyse ................................................................................................................. 28
4.6 Ethisch aspect ....................................................................................................... 29
5. Resultaten ................................................................................................................... 31
5.1 Kwantitatief luik .............................................................................................. 31
5.1.1 Socio-economisch en demografisch profiel .................................................. 31
5.1.2 Tevredenheid over de zorg(verleners) tijdens de zwangerschapsopvolging . 32
5.1.3 Tevredenheid over de zorg(verleners) tijdens de arbeid en partus ................ 35
5.1.4 Tevredenheid over de betrokkenheid van de partner ..................................... 39
5.1.5 De algemene tevredenheid over de zwangerschap, arbeid en partus ............ 40
5.2 Kwalitatief luik ..................................................................................................... 42
5.2.1 Drijfveren voor keuze ‘Le Cocon’................................................................. 43
5.2.2 Positieve elementen ‘Le Cocon’ .................................................................... 46
5.2.3 Werkpunten ‘Le Cocon’ ................................................................................ 48
5.2.4 Standaard zorgmodel versus MLC- zorgmodel ............................................. 50
6. Discussie ..................................................................................................................... 53
6.1 Socio-economische en demografische karakteristieken ....................................... 53
6.2 Socio-economische en demografische kenmerken en de tevredenheid over de zorg
.................................................................................................................................... 54
6.3 De algemene tevredenheid.................................................................................... 57
6.4 Het MLC-zorgmodel versus standaard zorgmodel ............................................... 59
7. Beperkingen en aanbevelingen voor verder onderzoek .............................................. 61
8. Implicaties voor de praktijk ........................................................................................ 64
9. Conclusie .................................................................................................................... 66
Literatuurlijst .................................................................................................................. 67
Bijlagen ........................................................................................................................... 72
Lijst van tabellen ............................................................................................................ 93
Voorwoord
“Here's to the crazy ones. The misfits. The rebels. The troublemakers. The round pegs in
the square holes. The ones who see things differently. [They're not fond of rules. And
they have no respect for the status quo.] You can quote them, disagree with them,
glorify or vilify them. About the only thing you can't do is ignore them. Because they
change things. They push the human race forward. And while some may see them as the
crazy ones, we see genius. Because the people who are crazy enough to think they can
change the world, are the ones who do.”
― Apple Inc.
Mijn dank gaat uit naar mijn promotoren Kristien Michielsen en Anna Galle, die het
mogelijk maakten om onderzoek te voeren naar een project dat me nauw aan het hart
ligt. Ze waren steeds bereid om mijn vragen te beantwoorden, me te steunen en te
begeleiden tot het einde. Graag wil ik ook Jan Gatz bedanken voor de vele uren
vertaalwerk, de mentale steun en zijn geloof in mijn kunnen. Verder wil ik ook Jasmien
Roelandts bedanken voor de interesse die ze toonde, haar aanmoedigingen en haar vele
naleeswerk voor deze masterthesis. Daarnaast wil ik ook Michèle Warnimont oprecht
bedanken, die het mij, samen met alle medewerkers van ‘Le Cocon’, mogelijk maakte
onderzoek te voeren over deze MLC-afdeling. Ook de participanten die zo bereidwillig
waren om deel te nemen aan dit onderzoek verdienen mijn dankbaarheid. Zonder hen
was deze thesis niet mogelijk geweest. Aan mijn familie en Melanie Deckers: eveneens
een dikke merci! Ook wil ik de familie Janssens bedanken voor hun eeuwige
gastvrijheid: ze toverden hun woonkamer om in een ware studeerhoek. En last but not
least, wil ik Nena Janssens bedanken, mijn rots in de branding. Ze was als geen ander
op de hoogte van het hele proces van mijn thesis. Zij aan zij schreven we onze
masterproef in de hitte van juli. Samen lachen, bijna wenen, ontspannen maar vooral
inspannen.
1
1. Inleiding
In België kan zowel een gynaecoloog, een huisarts als een vroedvrouw de primaire
zorgverlener zijn voor de begeleiding van de zwangerschap, de partus en het
postpartum. Daarnaast is het mogelijk om te kiezen voor een combinatie van deze
zorgverleners (shared care). In België is het medisch model, waar de gynaecoloog de
hoofdzorgverlener is, de norm (Christiaens, Nieuwenhuijze & Vries 2013). De voorkeur
van de Vlaamse vrouwen gaat uit naar opvolging door een gynaecoloog, wat blijkt uit
cijfers opgevraagd bij het Agentschap Zorg en Gezondheid. In Vlaanderen wordt 99,1%
van alle bevallingen uitgevoerd in een ziekenhuis waar het medisch model wordt
gehanteerd (zie bijlage 1). Van de Vlaamse vroedvrouwen die werkzaam zijn in een
ziekenhuis voert 78,7 % geen tot amper bevallingen uit (Van Kelst, Spitz & Sermeus,
2013). Hieruit kan worden besloten dat de vroedvrouwen in België hoofdzakelijk een
assisterende rol hebben tijdens het bevallingsproces. Toch is een vroedvrouw een
gekwalificeerde eerstelijnszorgverlener die opgeleid is om autonoom de fysiologische
zwangerschap en partus te begeleiden (De Brouwer, 2013; ICM, 2014; UNFPA, 2014;
WHO, 2014). Dit blijkt ook uit de taakomschrijving beschreven door de Lancet Serie,
‘Midwifery and quality care: findings from a new evidence-informed framework for
maternal and newborn care’:
We define the practice of midwifery as the skilled, knowledgeable, and
compassionate care for childbearing women, newborn infants, and families across
the continuum throughout pre-pregnancy, pregnancy, birth, postpartum, and the
early weeks of life. Core characteristics include optimising normal biological,
psychological, social, and cultural processes of reproduction and early life; timely
prevention and management of complications; consultation with and referral to
other services; respect for women’s individual circumstances and views; and
working in partnership with women to strengthen women’s own capabilities to care
for themselves and their family. (Renfrew, McFadden, Bastos, Campbell, Channon,
& Cheung, 2014 p. 1130)
2
Het Koninklijk Besluit nummer 781 en de taakomschrijving van de European Midwives
Association (EMA) hanteren een gelijkaardige taakomschrijving van vroedvrouwen.
Hoewel de functiebeschrijving (zowel uit Lancet Serie als het EMA) over heel Europa
geldt, is de invulling van het beroep zeer verschillend.
Waarom vrouwen in België zich voornamelijk laten opvolgen door gynaecologen blijft
nog onduidelijk. De verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering in 1945 heeft hierbij
wel een belangrijke rol gespeeld. Deze verzekering maakte de gespecialiseerde zorg
toegankelijker en voorzag in een tussenkomst voor de ziekenhuisbevallingen (De
Brouwer, 2013; Van Kelst et al., 2013).
Een andere mogelijke reden zou de gebrekkige kennis omtrent de bevoegdheden van
een vroedvrouw kunnen zijn. Een pilootstudie met 119 Vlaamse nullipara toont
namelijk aan dat slechts 19,6% van de participanten denkt dat de vroedvrouw autonoom
een fysiologische zwangerschap zou kunnen opvolgen. Wat betreft de partus denkt
45,8% van de nullipara dat de vroedvrouw een bevalling niet zelfstandig zou mogen
uitvoeren. Bovendien geven 46 % van de deelnemers aan dat de rol van de vroedvrouw
tijdens de zwangerschap onduidelijk is (Van Damme, 2014). Dit onderzoek toont reeds
een tendens over de gebrekkige kennis bij nullipara omtrent de bevoegdheden van
vroedvrouwen, maar een grootschalig onderzoek is nodig om deze resultaten in een
breder perspectief te kaderen.
Van Kelst et al. (2013) bespreken in een kwalitatieve studie, uitgevoerd bij
vroedvrouwen, dat vrouwen niet of fout geïnformeerd lijken te zijn over de alternatieve
zorgmodellen zoals poliklinisch bevallen, thuisbevalling of bevallen in een
geboortecentrum. Deze studie werd uitgevoerd bij twaalf Vlaamse vroedvrouwen,
waarvan drie zelfstandige vroedvrouwen en negen vroedvrouwen werkzaam in een niet-
universitair ziekenhuis. Volgens Christiaens et al. (2013) is de gemiddelde Vlaamse
vrouw niet op de hoogte van het bestaan van zelfstandige vroedvrouwpraktijken of van
de mogelijkheid om zich pre- en postnataal door een vroedvrouw te laten opvolgen. Dit
is te wijten aan een gebrek aan informatie over alternatieve zorgmodellen. Vlaamse
vrouwen gaan voor prenatale zorg rechtsreeks naar de gynaecoloog waardoor de
informatie over alternatieven beperkt blijft.
1 Koninklijk Besluit nr 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen
3
Tot slot wordt een ziekenhuisbevalling onder begeleiding van een gynaecoloog door de
Belgische vrouwen nog steeds aangezien voor de beste en veiligste manier om te
bevallen (Christiaens et al.,2013) .
Het medisch zorgmodel dat de voorkeur geniet zorgt voor een overmedicalisering van
het geboorteproces in Vlaanderen. De onzekere evolutie van het geboorteproces en het
biomedisch perspectief van de artsen maakt dat de zwangerschap en de partus
pathologisch worden benaderd. De medische benadering van het geboorteproces zorgt
vervolgens voor een stijging van het aantal interventies (Sandall, Soltani, Gates, Shenan
& Devane, 2013; Keating & Fleming, 2009) . Het aantal Vlaamse primipara dat zonder
enige interventie (zoals inductie, epidurale anesthesie, kunstverlossing, keizersnede en
episiotomie) beviel, bedroeg in 2008 6% (Van Kelst et al., 2013). In 2008 stond
Vlaanderen in de top vijf van de Europese landen met het hoogste
episiotomiepercentage (EPHR, 2010). Toch kunnen we de laatste tien jaar een dalende
trend opmerken op het gebied van interventies zoals episiotomieën, inleidingen en
kunstverlossingen. Het aantal Vlaamse vrouwen dat gebruik maakt van epidurale
anesthesie daarentegen, is gestegen van 61,6 % in 2004 tot 69,6 % in 2014. Het aantal
keizersneden kent ook een stijging van 18,3 % in 2004 tot 20,6 % in 2014, wat
voornamelijk toe te schrijven is aan een stijgend aantal primaire keizersneden (SPE,
2014). Volgens het rapport van de WHO blijkt dat een sectiopercentage boven de 15 %
niet tot een daling leidt van de maternale en neonatale mortaliteit en morbiditeit. Een
sectiopercentage boven de 15 % wordt beschouwd als overmaat en zou volgens het
rapport zelfs meer kwaad dan goed doen. Op basis van de mortaliteit en
morbiditeitscijfers wordt er aangeraden om een sectiopercentage van 10% tot 15 % te
beschouwen als ideaal (Gibbons, Belizán, Lauer, Betrán, Merialdi & Althabe, 2010).
Het sectiopercentage in België ligt ruim boven dit richtpercentage.
De medicalisering van het geboorteproces kan worden toegeschreven aan de
technologische ontwikkelingen (De Brouwer, 2013; Van Damme, 2014; Christiaens et
al., 2013). Door de technologische ontwikkeling kunnen er meer afwijkingen
opgespoord worden in de zwangerschap, met onder meer afwijkingen waarvoor
momenteel geen adequate oplossing bestaat. Hiernaast zijn er ook nog het aantal vals
positieven wat zowel psychologisch als financieel belastend is. Vanuit het KCE werden
4
de richtlijnen met betrekking tot de begeleiding van de fysiologische zwangerschap
herbekeken. De nieuwe richtlijn raadt onderzoeken af waarbij de voordelen niet
voldoende opwegen tegen de nadelen. Op die manier wil het Federaal kenniscentrum
voor de gezondheidszorg (KCE) een fysiologische benadering van de zwangerschap
promoten en actie ondernemen tegen de overmedicalisering en de stijgende zorgvraag
(KCE, 2015).
In de literatuur wordt midwifery led care (MLC) aangezien voor een veilig alternatief
zorgmodel dat een gunstige invloed heeft op de overmedicalisering van het
geboorteproces. Het MLC boekt positieve resultaten voor zowel de tevredenheid als de
fysische outcome voor de moeder en het kind (Sandall et al., 2013). In dit zorgmodel is
de vroedvrouw de primaire zorgverlener, in tegenstelling tot het stereotiep medisch
zorgmodel waar de arts de hoofdzorgverlener is.
In België wordt MLC hoofdzakelijk toegepast in de geboortecentra of bij de zwangere
vrouw thuis door zelfstandige vroedvrouwen. België telt slechts één MLC-afdeling die
geïntegreerd is in een ziekenhuis. De afdeling heet ‘Le Cocon’ en opende in maart 2014
haar deuren in het Erasmusziekenhuis in Anderlecht. De afdeling fungeert als
geboortecentrum in een ziekenhuis. De ruimtes zijn huiselijk ingericht en de pre-, peri-
en postnatale zorg wordt verleend door vroedvrouwen. Vier vroedvrouwen werken
binnen deze afdeling in teamverband, en daarnaast zijn er negen zelfstandige
vroedvrouwen die gebruik mogen maken van de faciliteiten van ‘Le Cocon’. De
afdeling bestaat uit twee consultatieruimtes, twee bevallingskamers en een salon dat
fungeert als wachtruimte maar ook gebruikt wordt voor bijeenkomsten. De drie
standaardechografieën worden niet uitgevoerd binnen deze afdeling, maar door een
gynaecoloog van het Erasmusziekenhuis waarmee ‘Le Cocon’ samenwerkt. Na de
partus wordt de vrouw getransfereerd naar de materniteit van het Erasmusziekenhuis.
De vrouw mag zelf bepalen of ze al dan niet de materniteit vroegtijdig wil verlaten.
Uit onderzoek van Christiaens et al. (2013) blijkt de tevredenheid bij de Vlaamse
vrouwen die thuis bevallen hoger te liggen dan vrouwen die bevallen binnen het
medisch zorgmodel. De afdeling ‘Le Cocon’ integreert MLC in een ziekenhuis, zoals
MLC thuis of in geboortecentra wordt verleend. In dit thesisonderzoek zal er aan de
hand van een tevredenheidsenquête worden onderzocht of een dergelijk zorgmodel in
5
het perspectief van de vrouw een goed alternatief is. ‘Le Cocon’ wordt in deze thesis
onderzocht om lessen te trekken voor zowel het centrum zelf, als voor andere
ziekenhuizen die een MLC-unit wensen op te richten. Hiernaast zullen de socio-
economische en demografische gegevens van de vrouw in kaart gebracht worden. Op
die manier kan er nagegaan worden welke vrouwen er momenteel kiezen voor het
MLC-model.
Naast de tevredenheid en de socio-economische en demografische gegevens zullen aan
de hand van vijf diepte-interviews bij multipara de ervaringen van het huidige
zorgmodel vergeleken worden met het MLC-zorgmodel.
Deze masterproef is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Allereerst wordt de
bestaande literatuur over MLC beschreven. Vervolgens wordt de probleemstelling,
doelstelling en vraagstellingen besproken. Verder wordt de onderzoeksmethodologie en
de ontwikkeling van de vragenlijst uitgediept. Als laatste komen de resultaten aan bod,
gevolgd door een discussie, implicaties voor de praktijk en conclusie.
6
2. Literatuuronderzoek
2.1 Zoekstrategie
Voor de literatuurstudie werden er vijf databanken geraadpleegd: Pubmed, Web of
Science, Cochrane Collaboration Library, Cinahl en Medline. Om zo gericht mogelijk
artikels te zoeken werd gewerkt met synoniemen voor MLC. Om een uniforme
zoekstrategie te behouden werd steeds dezelfde zoekterm gehanteerd: ((Midwi* led care
OR caseload midwifery OR team midwifery OR midwifery care OR midwifery) AND
(maternal satisfaction OR perception) AND (outcome)). Vervolgens werd er gebruik
gemaakt van het truncatieteken asterix om zoektermen met elkaar te combineren en
woordvarianten te includeren. Op basis van het jaartal van publicatie, relevantie en taal
werden volgende inclusiecriteria toegepast:
- Onderzoek in ontwikkelde landen
- Onderzoeken over caseload- en teammidwifery
- Onderzoeken vanaf het jaar 2000
- Focus op de verloskundige zorg
- Engels-, Frans- of Nederlandstalig
- Full text beschikbaar
De exclusiecriteria die voor deze literatuurstudie werden gebruikt zijn:
- Onderzoeken over thuisbevallingen
- Onderzoeken die middel-of hoog risico zwangerschappen includeren
7
De gehanteerde zoekstrategie leverde in totaal 342 resultaten op. Na selectie op basis
van bovenstaande inclusiecriteria, titel en abstract werden er 24 artikels geselecteerd.
Aan de hand van referentielijsten en de optie ‘related articles’ werden er nog 16 artikels
bijgevoegd. Na kritische beoordeling van inhoudelijke relevantie en methodologie
werden er 11 artikels geëxcludeerd waardoor er uiteindelijk nog 29 artikels overbleven.
Onderzoeken over thuisbevallingen werden ook geëxcludeerd. Enkel het onderzoek van
Christiaens et al. (2013) werd geïncludeerd omdat dit een beeld schetst van de
tevredenheid van de Vlaamse vrouwen over MLC in een thuissetting in vergelijking met
het Belgisch standaard zorgmodel. Naast de online bronnen werden er ook nog sites,
rapporten en twee masterproeven geraadpleegd. De selectieprocedure wordt in figuur 1
schematisch weergegeven.
De artikels die voortvloeiden uit de zoekopdracht werden zowel gebruikt voor het
opstellen van de vragenlijst als voor het onderbouwen van de literatuurstudie. De
literatuurstudie heeft als doel de bestaande literatuur over MLC in kaart te brengen. Zo
worden onder meer de klinische maternale en neonatale outcome besproken alsook de
tevredenheid van de vrouwen. Andere aspecten zoals de jobtevredenheid en de
kostenefficiëntie van het model worden binnen dit onderdeel toegelicht. Hierbij zal er
steeds een vergelijking worden gemaakt tussen het MLC-model en het medisch
zorgmodel.
Figuur 1: Flowchart selectieprocedure
8
2.2 Verloskundige zorgmodellen
2.2.1 Midwifery Led Care
Midwifery led care wordt door de Royal College of Obstetricians and Gynaecologists
(2001) gedefinieerd als “een zorgmodel waar de vroedvrouw de centrale professional is
in de planning, organisatie en het verlenen van de zorg voor een zwangere vrouw vanaf
het eerste contact tot de postnatale periode” (Sandall et al., 2013). Dit gaat over de zorg
voor gezonde vrouwen met een laagrisico en ongecompliceerde zwangerschap (De
Brouwer, J., 2013; Green, Renfrew & Curtis, 1999; Hicks et al., 2001, Sandall et al.,
2013). De vroedvrouw is binnen dit zorgmodel de hoofdzorgverlener die
verantwoordelijk is om – met inspraak van de zwangere vrouw – de planning van de
zorg op te maken, de risico’s alsook de noden van de vrouw in te schatten en de vrouw
door te verwijzen indien nodig. Hierbij acht de vroedvrouw rekening te houden met het
fysieke, psychosociale, emotionele, spirituele, psychologische en het sociale
welbevinden van de vrouw. De zorg kan zowel thuis, poliklinisch als binnen een
fysiologische afdeling in het ziekenhuis of een geboortecentrum verleend worden
(Sandall et al., 2013).
MLC wordt gekenmerkt door continuïteit van de zorg en de zorgverlener. Het is
belangrijk om beide aspecten van elkaar te onderscheiden omdat continuïteit van de
zorgverlener niet per se continuïteit van de zorg garandeert. Wanneer de zorg verleend
wordt door één enkele persoon of een beperkt aantal personen die de vrouw kennen,
spreken we van continuïteit van de zorgverlener (Green et al., 1999; Homer, Davis,
Cooke & Barclay, 2001). Continuïteit in de zorg wordt bekomen indien er een goede
communicatie en een eenduidig beleid heerst binnen het systeem en er geen sprake is
van fragmentatie (Green et al., 1999). Binnen het MLC-model is er slechts één of een
beperkt aantal vroedvrouwen die de vrouw opvolgen. Hierdoor is er sprake van een
hoge continuïteit van de zorgverlener (Brown & Dietsch, 2013; Green et al., 1999;
Hartz, Foureur & Tracy, 2012; Hicks et al., 2001). Deze continuïteit betekent dat de
vrouw haar vroedvrouw kent waardoor er meer kan worden gesproken over
geïndividualiseerde zorg (Brown & Dietsch, 2013; Green et al., 1999; Hartz et al.,
2012).
9
Binnen de filosofie van MLC wordt de zwangerschap en de bevalling beschouwd als
een natuurlijk proces en niet als een ziekte. Het model laat zich kenmerken door een
huiselijke sfeer waarbinnen de vrouw centraal wordt geplaatst (Campbell, Macfarlane ,
Hempsall & Hatcharcl, 1999; Ryan & Roberts, 2005; Sandall et al., 2013).
Zorgverleners trachten de vrouw te empoweren en haar meer bewust te maken van de
zwangerschap, de bevalling en het moederschap. Op die manier krijgt de toekomstige
moeder meer keuzevrijheid, beslissingsbevoegdheid en inspraak wat gepaard gaat met
een verhoogd gevoel van controle (Campbell et al., 1999; Ryan & Roberts, 2005).
2.2.1.1 Caseload midwifery versus team midwifery
Caseload midwifery en team midwifery zijn twee zorgmodellen binnen MLC. Bij team
midwifery wordt de zorg verleend door een kleine groep vroedvrouwen terwijl er bij
caseload midwifery sprake is van one-on-one care gedurende het hele geboorteproces.
De nadruk bij team midwifery ligt vooral op continuïteit van de zorg terwijl bij caseload
midwifery de focus eerder ligt op de continuïteit van de zorgverlener (Hicks et al., 2001;
Sandall et al., 2013). Uit de subgroepanalyse van de review van de Cochrane
Collaboration bleek er een verschil te bestaan tussen caseload en team midwifery op het
gebied van de vijf minuut Apgar score en de foetale sterfte gelijk aan of hoger dan 24
weken. Caseload midwifery had op beide aspecten een positievere outcome. Het
relatieve risico op neonatale sterfte vanaf 24 weken of ouder was 0,48 (95% BI 0,23-
1,03) voor de caseload groep en 1,44 (95% BI 0,86-2,42) voor de team midwifery
groep. Wat betreft de vijf minuut Apgar score lager dan zeven bedroeg het relatief risico
0,62 (95% BI 0,38-1,02) in de caseload groep en 1,4 (95% BI 0,97-2,01) in de team
midwifery groep. Voor andere outcomes was er geen verschil tussen beide groepen,
waardoor er binnen deze masterproef hoofdzakelijk gesproken wordt van de
overkoepelende term ‘midwifery led care’.
2.2.2 Het medisch zorgmodel
Binnen het medisch zorgmodel in België is de gynaecoloog de hoofdzorgverlener. De
gynaecoloog volgt de zwangerschap van de vrouw volledig op en voert de feitelijke
bevalling uit. De vroedvrouw begeleidt de arbeid en assisteert de gynaecoloog tijdens de
partus. De arbeid en partus vinden plaats in een ziekenhuis. Na de bevalling wordt de
vrouw getransfereerd naar de afdeling materniteit waar ze gemiddeld 4,3 dagen verblijft
10
(KCE, 2013). De postnatale zorg wordt verleend door de vroedvrouwen van de afdeling
onder verantwoordelijkheid van de gynaecoloog.
In sommige settings is er sprake van hiërarchie. De gynaecoloog staat dan bovenaan.
Hij draagt de verantwoordelijkheid en heeft de beslissingsbevoegdheid. Onder de
gynaecoloog staat de vroedvrouw en daaronder staat de zwangere vrouw (Keating &
Fleming, 2009).
Verder verschilt het medisch zorgmodel van het MLC-model inzake setting, filosofie en
band met de zorgverlener en de zwangere vrouw. Ook verschilt de focus en de
doelstelling van de zorg tussen beide modellen (Sandall et al., 2013). Binnen het
medisch zorgmodel ligt de focus op het voorkomen van risico’s waarbij actief beleid
wordt toegepast met als gevolg het frequent toepassen van interventies door de
gynaecoloog. Verder is de continuïteit van de zorgverlener tijdens de partus lager en is
het contact met de zwangere vrouw minder persoonlijk (Harvey, Rach, Stainton, Jarrell
& Brant, 2002; Keating & Fleming, 2009).
2.3 MLC zorgmodel versus medisch zorgmodel
In dit onderdeel zal er een vergelijking worden gemaakt tussen het medisch zorgmodel
en het MLC-zorgmodel. Als de begeleiding gebeurt door een arts, eventueel een
gynaecoloog, valt deze zorg onder de noemer van het ‘medisch zorgmodel’. De
resultaten die in dit onderdeel geïntegreerd zijn bevatten zowel studies van een
“alongside” midwifery unit (AMU) als een “freestanding” midwifery unit (FMU)
(Overgaard, Fenger-Grøn & Sandall, 2012). Een AMU is een MLC-afdeling die
geïntegreerd is in een ziekenhuis en een FMU is een onafhankelijk geboortecentrum.
In 2013 publiceerde de Cochrane Collaboration een review betreffende de outcome van
midwifery led care modellen in vergelijking met andere zorgmodellen. De reviews van
de Cochrane Collaboration zijn betrouwbaar en staan hoog aangeschreven in de
onderzoekswereld. De bespreking includeerde 11 onderzoeken met in totaal 12 276
vrouwen. Aan de hand van de Review Manager Software werd er een random-effect
meta-analyse uitgevoerd om de onderzoeksresultaten te clusteren. Per outcome werd er
een gemiddeld relatief ratio berekend. Om de outcome tussen het MLC-zorgmodel en
het medisch zorgmodel te vergelijken zullen hoofdzakelijk de resultaten uit deze review
11
worden besproken. Enkele artikels die reeds aan de hand van de zoekstrategie werden
gevonden, zijn geïncludeerd in deze review. Het gaat onder meer over het onderzoek
van: Biro et al. (2003), Hicks et al. (2003), Homer et al. (2001) en Waldenstrom et al.
(2001). Naast de artikels besproken in het review van de Cochrane Collaboration
werden aan de hand van de opgegeven zoekstrategie volgende onderzoeken gevonden:
Symon et al. (2007), Spurgeon et al. (2001) en Ryan en Roberts (2005). Deze studies
werden niet in de review geïncludeerd aangezien de participanten bewust kozen voor
het MLC-zorgmodel of medisch zorgmodel. Bij deze onderzoeken is er bijgevolg geen
sprake van randomisatie. De studie van Stacy et al. (2013) wordt ook besproken. Deze
studie werd uitgevoerd in Australië, en aan de hand van randomisatie werden 871
vrouwen toegewezen aan het caseload zorgmodel en 877 vrouwen aan het medisch
zorgmodel. Deze studie werd na de Cochrane Collaboration review gepubliceerd.
2.3.1 Het profiel van de vrouw
De participanten in het onderzoek van Ryan en Roberts (2005) die kozen om te bevallen
in het geboortecentrum waren significant hoger opgeleid dan de vrouwen die kozen
voor het medisch zorgmodel. 67,8 % van de vrouwen had in het onderzoek van Ryan en
Roberts (2005) een hogeschool of universitair diploma in vergelijking met 43,4 % van
de vrouwen die kozen voor het medisch zorgmodel (p<0,001). Het onderzoek van Ryan
en Roberts (2005) vond plaats in Australië en telde in totaal 3683 participanten waarvan
720 vrouwen die kozen voor een AMU en 2963 vrouwen die kozen voor een medisch
zorgmodel.
Hiernaast bleken de vrouwen in het MLC-model ook significant ouder te zijn (p<0,001).
In het onderzoek van Ryan en Roberts (2013) is 68,3 % van de vrouwen in het MLC-
model ouder dan 30 jaar in vergelijking met 50,3 % in het medisch zorgmodel. Zowel
het onderzoek van Janssen et al. (2007) als het onderzoek van Symon et al. (2007)
bevestigen dit resultaat (Janssen, Ryan, Etches, Klein & Reime, 2007; Symon, Paul,
Butchart, Carr & Dugard, 2007). Het Canadees onderzoek van Janssen et al. (2007)
vergelijkt ook het profiel van vrouwen die bewust kiezen voor een AMU (n = 488) of
een medisch zorgmodel (n = 572). Het onderzoek van Symon et al. (2007) vond plaats
in Engeland en telde 432 participanten waarvan 294 vrouwen die kozen voor het MLC-
12
zorgmodel (zowel AMU’s als FMU’s) en 138 vrouwen die kozen voor het medisch
zorgmodel.
Verder waren er in het onderzoek van Janssen et al. (2007) significant meer primipara in
het MLC-zorgmodel (57,2 % versus 46,3 %; p < 0,001). Dit resultaat was in het
onderzoek van Ryan en Roberts (2013) niet significant (p = 0,13). Het onderzoek van
Symon et al. (2007) spreekt dit resultaat tegen. In deze studie waren er meer primipara
in het medisch zorgmodel (56 % versus 40 %; p < 0,01).
Wanneer we het profiel van de vrouwen tussen beide zorgmodellen vergelijken kan er
worden besloten dat vrouwen die kiezen voor MLC-zorgmodel significant ouder en
hoger opgeleid zijn. Verder is er nog geen eenduidigheid wat betreft het verschil in
pariteit.
2.3.2 Maternale outcome
2.3.2.1 Fysische outcome
Arbeid
Wanneer we het MLC-model vergelijken met het medisch zorgmodel blijkt dat de
arbeid meer spontaan aanvangt in het MLC-model. Dit resultaat blijkt zowel uit het
onderzoek van Ryan en Roberts (2005) (79,9 % versus 64,3 %; RR 1,2; 95%BI 1,2-1,3)
als uit het onderzoek van Tracy et al. (2013) (42 % versus 35 %; p=0,005; 95%BI 1,09-
1,61).
In een MLC-model is het niet toegelaten om vrouwen met epidurale anesthesie te
begeleiden. Vrouwen die tijdens de arbeid kiezen voor een epidurale anesthesie worden
getransfereerd naar het medisch zorgmodel. Andere vormen van pijnstilling zoals
lachgas en pethidine2 zijn wel toegelaten. In het onderzoek van Ryan en Roberts (2005)
lag het gebruik van lachgas lager in het MLC-model (6,7% versus 20,1 % ; RR 0,3;
95%BI 0,3-0,4) alsook het gebruik van pethidine (9,9% versus 29,4 %; RR 0,3; 95%BI
0,3-0,4). Het gebruik van anesthesie lag ook in het onderzoek van Symon et al. (2007)
significant lager in het MLC-model (11 % versus 64 %; p<0,01). Ook het onderzoek
van Sandall et al. (2013) concludeert dat vrouwen in een MLC-model significant minder
2 Snelwerkend narcotisch analgetica dat intramusculair wordt toegediend
13
gebruik maken van intrapartum analgesie en significant meer bevallen zonder enig
gebruik van anesthesie (zie tabel 1). Ook in het onderzoek van Tracy et al. (2013)
bevielen er significant meer vrouwen zonder enige vorm van anesthesie in het MLC-
model (25 % versus 16 %; p<0,001; 95%BI 1,37-2,2).
Volgens het onderzoek van Sandall et al. (2013) is er geen verschil in het aantal
inducties tussen het MLC-model en de andere zorgmodellen. In de studie van Ryan en
Roberts (2005) lag het aantal inducties wel significant lager in het MLC-zorgmodel
(7,7% versus 20,7 %; RR 0,4; 95%BI 0,3-0,5) (Ryan en Roberts, 2005). Ook in
onderzoek van Tracy et al. (2013) lag het aantal inducties lager in het MLC-zorgmodel
(24 % versus 28 %; p = 0,05; 95%BI 0,64-0,98).
Partus
In het onderzoek van Ryan en Roberts (2005) gebeurde de bevalling in een MLC-model
meer spontaan (79,9 % versus 64,3 %; RR1,2; 95%BI 1,2-1,3) (Ryan & Roberts; 2005).
Deze percentages worden bevestigd in het onderzoek van Symon et al. (2007). In dit
onderzoek beviel 97,3 % van de participanten in het MLC-model spontaan in
vergelijking met 68,8 % in het medisch zorgmodel (p<0,01). De review van Sandall et
al. (2013) bevestigt dit resultaat (zie tabel 1), maar in het onderzoek van Tracy et al.
(2013) was er geen significant verschil tussen beide zorgmodellen wat betreft het aantal
spontane geboortes (56% versus 52%; p = 0,08; 95%BI 0,89-1,43).
Wanneer we kijken naar het aantal episiotomieën zien we dat het percentage in het
onderzoek van Ryan en Roberts (2005) significant lager ligt binnen het MLC-model
(7,6% versus 15,7%; RR 0,5; 95%BI: 0,4-0,6). In het onderzoek van Tracy et al. (2013)
is er geen significant verschil tussen het MLC-model en het medisch zorgmodel wat het
plaatsen van episiotomie betreft, wat het intact perineum betreft, maar ook wat een
eerste tot tweede graadscheur en een derde tot vierde graadscheur betreft. Ook in het
onderzoek van Janssen et al. (2007), Sandall et al. (2013) en Spurgeon et al. (2001)
werd geen significant verschil gevonden tussen beide zorgmodellen op het gebied van
de rupturen aan het perineum. Uit het onderzoek van Ryan en Roberts (2005) bleek het
aantal tweedegraadsrupturen significant hoger te liggen in het MLC-model.
14
Wat betreft het aantal kunstverlossingen, meer bepaald bevalling met forceps of vacuüm
extractie, ligt het percentage in de studie van Ryan en Roberts (2005) significant lager
in een MLC-model (8,3% versus 12,5%; RR 0,7; 95%BI 0,5-0,9). Beide outcomes
worden ook bevestigd door de review van Sandall et al.(2013) (zie tabel1) en andere
studies (Brown & Dietsch, 2013; Hartz et al., 2012; Mohajer, Hughes, Ghosh, 2009;
Renfrew et al., 2014; Symon et al, 2007; Williams, Lago, Lainchbury, Eagar, 2010).
Toch blijkt uit recent onderzoek van Tracy et al. (2013) dat de resultaten niet significant
verschillen tussen caseload midwifery zorgmodel en het medisch zorgmodel.
Vrouwen die bevallen zonder interventies komen in het onderzoek van Symon et al.
(2007) significant minder voor in het medisch zorgmodel (94% versus 46 %; p <0,01).
Mogelijke verklaringen hiervoor zouden kunnen zijn: het actief beleid (Keating &
Fleming, 2009), de voortdurende monitoring tijdens de arbeid, minder beweging tijdens
de arbeid en het niet aannemen van verschillende houdingen tijdens de arbeid en
bevalling. Deze elementen zijn eigen aan het medisch zorgmodel en worden
geassocieerd met een hoger interventieratio (Ryan & Roberts, 2005).
Uit de analyse van Sandall et al. (2013) blijkt het aantal keizersneden niet hoger te
liggen in de andere zorgmodellen in vergelijking met het MLC-zorgmodel (zie tabel 1).
Spurgeon et al. (2001) bevestigt dit resultaat. De studie van Spurgeon et al. (2001) werd
uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. In totaal namen er 333 vrouwen deel aan dit
onderzoek waarvan 112 vrouwen in team midwifery groep, 103 in de caseload
midwifery groep en 118 in het medisch zorgmodel. Er was geen significant verschil
tussen de MLC-groepen en de groep uit het medisch zorgmodel wat betreft het
percentage keizersneden. Ook tussen de drie verschillende groepen was er geen
significant verschil. Het onderzoek van Tracy et al (2013) bevestigt dit resultaat. Enkel
het percentage van de electieve keizersneden waren significant lager in de caseload
groep (8% versus 11% ; p=0,05; BI 0,52-0,99). In het onderzoek van Symon et al.
(2007) alsook in het onderzoek van Ryan en Roberts (2005) (8,7 % versus 3,3 %; RR
0,4; 95%BI 0,3-0,6) lag het percentage keizersneden significant hoger in het medisch
zorgmodel (15,9 % versus 0,7 %; p<0,01).
15
Direct postpartum
Uit de review van Sandall et al. (2013) blijkt er geen verschil tussen beide zorgmodellen
te zijn wat betreft het aantal postpartum hemorragieën (zie tabel 1). In het onderzoek
van Tracy et al. (2013) lag het percentage vrouwen met minder dan 500 ml bloedverlies
significant hoger in het medisch zorgmodel (77% versus 71%; p=0,0043; 95%BI 1,10-
1,70). Het percentage vrouwen met bloedverlies tussen 500-1000 ml of meer dan 1000
ml verschilde niet significant in beide zorgmodellen. Verder bleek de duur van de derde
fase, de uitdrijving van de placenta, significant langer te zijn in een MLC-setting met
een gemiddelde van 21 minuten versus 12 minuten (p <0,001) (Ryan & Roberts,2005).
Beide outcomes kunnen te wijten zijn aan het actief beleid dat toegepast wordt in het
medisch zorgmodel. Dit wordt bevestigd door het gebruik van weeën stimulerende
middelen dat significant hoger ligt binnen het standaard zorgmodel (32,8% versus
87,9%) (Ryan en Roberts, 2005). Ook de totale arbeidsduur blijkt significant korter te
zijn binnen het standaard zorgmodel met een gemiddeld verschil van een half uur
(95%BI 0,27-0,74) (Renfrew et al., 2014; Sandall et al., 2013). In het onderzoek van
Spurgeon et al. (2001) bleek er geen significant verschil te zijn tussen beide modellen
betreffende de duur van arbeid en bevalling.
Uit bovenstaande paragraaf kan er worden besloten dat er nog veel ambiguïteit heerst
over de fysische maternale outcome in het MLC-zorgmodel wanneer dit model wordt
vergeleken met een medisch zorgmodel. Dit kan deels te wijten zijn aan het feit dat in
verschillende onderzoeken de participanten niet werden gerandomiseerd. Hiernaast
kunnen de resultaten ook beïnvloed worden door de verschillen in subgroepen zoals
caseload midwifery en team midwifery of AMU’s en FMU’s. Ook kan de variatie in de
shared care binnen het medisch zorgmodel zorgen voor een verschil in de resultaten.
Desondanks kan er worden besloten dat het model een veilig alternatief is en dat
vrouwen in een MLC-model op een meer natuurlijke manier bevallen met minder
gebruik van anesthesie en interventies.
16
Tabel 1: Fysische maternale outcome (Sandall et al., 2013)
Fysische outcome RR 95% BI
Vrouwen binnen MLC model ervaren minder:
Regionale anesthesie
Kunstverlossingen
Preterme geboortes
Amniotomie
Episiotomie
0,81
0,86
0,77
0,80
0,82
0,73 – 0,91
0,78 – 0,96
0,62 – 0,94
0,66 – 0.98
0,77 – 0.88
Vrouwen binnen MLC model ervaren meer:
Spontane vaginale bevalling
Partus zonder gebruik van anesthesie
Partusbegeleiding door gekende zorgverlener
Borstvoedingsinitiatie
Hoog gevoel van controle tijdens arbeid
1,04
1,16
7,84
1,35
1,74
1,02 – 1,06
1,05 – 1,29
4,15 – 14,81
1,03 – 1,76
1,32 – 2,30
Geen significant verschil wat betreft:
Keizersnede
Algemene foetale en neonatale sterfte
Intact perineum
Antenatale hospitalisatie
Antepartum hemorragie
Inducties
Scheuren die hechting(en) vereisen
Postpartum hemorragie
0,93
0,84
1,03
0,93
0,89
0,95
1,02
0,97
0,84 – 1,02
0,71 – 1,00
0,94 – 1,13
0,83 – 1,05
0,57 – 1,40
0,86 – 1,03
0,95 – 1,10
0,84 – 1,11
2.3.2.2 Psychosociale aspecten
Een hogere continuïteit van de zorgverlener speelt een grote rol in het realiseren van een
positieve geboorte-ervaring (Brown & Dietsch, 2013; Green et al., 1999; Hicks,
Spurgeon & Barwell, 2001; Homer et al., 2001; Overgaard et al., 2012). Dit maakt het
namelijk mogelijk om een band met de zorgverlener op te bouwen en zorgt voor een
meer eenduidige advies-en informatieverlening (Spurgeon et al., 2001). De continuïteit
van de zorgverlener binnen het MLC-model ligt hoger in vergelijking met het standaard
17
zorgmodel. Zo kende 92% van de vrouwen de vroedvrouw die aanwezig was tijdens de
bevalling binnen de caseload midwifery groep. In de team midwifery groep was dit 94%
en binnen het standaard zorgmodel was dit percentage slechts 8% (Spurgeon et al.,
2001). In het onderzoek van Stacy et al. (2013) kende 87% van de vrouwen in de
caseload groep minstens een van de twee vroedvrouwen die aanwezig waren tijdens de
arbeid en partus. In het medisch zorgmodel kende slechts 14% van de vrouwen de
zorgverlener die aanwezig was bij de arbeid en bevalling. Volgens een ander onderzoek
bleek dan weer dat binnen het team midwifery model 70,9% van de vrouwen de
vroedvrouw kende. In de standaardzorg was dit slechts 14,1% (Hicks et al., 2001). De
kans dat de partus begeleid wordt door een gekende zorgverlener is 7,83 keer zo hoog
binnen het MLC-model (zie tabel 1) (Sandall et al., 2013) .
Vrouwen vinden continuïteit van de zorgverlener binnen het intrapartum een belangrijk
aspect. Of ze deze zorgverlener reeds op voorhand kenden bleek geen significante
invloed te hebben op hun tevredenheid. De continuïteit van de zorg bleek van groter
belang te zijn dan de continuïteit van de zorgverlener (Green et al., 1999; Hartz et al.,
2012; Hicks et al. 2001; Spurgeon et a., 2001). Wel gaven de vrouwen aan dat ze meer
als een individu behandeld werden tijdens de bevalling bij de zorgverlener die ze niet op
voorhand kenden (Green et al., 1999). Vrouwen die wel dezelfde zorgverlener tijdens de
bevalling kregen, bleken deze continuïteit van de zorgverlener doorheen zwangerschap
en partus drie keer zo belangrijk te vinden dan de vrouwen die geen continue opvolging
kregen (Green et al., 1999). Dit werd ook bevestigd door het onderzoek van Spurgeon et
al. (2001). De vrouwen in het MLC-model vonden de aanwezigheid van gekende
vroedvrouwen tijdens arbeid en partus significant belangrijker dan vrouwen uit het
medisch zorgmodel. Het principe “onbekend maakt onbemind” lijkt hier van toepassing
en vrouwen gaan ervan uit dat ze steeds de best mogelijke zorg krijgen (Christiaens et
al., 2013; Green et al., 1999; Williams et al., 2010; Hicks et al., 200; Van Kelst et al.,
2013).
Naast continuïteit van de zorgverlener zijn er nog andere karakteristieken die de
tevredenheid in hoge mate beïnvloeden en die kenmerkend zijn voor het MLC-model
(Brown & Dietsch, 2013; Green et al., 1999; Hicks et al., 2001 Homer et al., 2001;
Overgaard et al., 2012). Zo zal het centraal plaatsen van de vrouw de perceptie van de
18
steun tijdens het intrapartum, de betrokkenheid bij het maken van beslissingen en de
informatieverlening positief beïnvloeden (Overgaard et al., 2012). Vrouwen binnen het
midwifery led care model hadden het gevoel dat er meer naar hen geluisterd werd, dat
ze meer keuzevrijheid kregen, dat ze beter geïnformeerd werden en dat ze meer
betrokken werden bij het maken van beslissingen in vergelijking met het standaard
zorgmodel. De tevredenheid over de informatieverlening lag significant hoger met als
gevolg dat de vrouwen ook het gevoel hadden dat ze beter geïnformeerde keuzes
konden maken (Brown & Dietsch, 2013; Hicks et al., 2001; Homer et al., 2001;
Mohajer et al., 2009; Overgaard et al., 2012; Spurgeon et al., 2001; Williams et al.,
2010). De vrouwen voelden zich bijgevolg beter voorbereid op de arbeid, de bevalling
en het ouderschap en dat gaf de vrouwen een hoger gevoel van controle tijdens arbeid
en bevalling (Brown & Dietsch, 2013; Homer et al., 2001; Williams et al., 2010; Hicks
et al., 2001).
Verder zijn de rustige omgeving, de filosofie en de attitude van de zorgverlener, die
eigen zijn aan het MLC-model, belangrijke aspecten die de tevredenheid van de vrouw
beïnvloeden (Green et al., 1999; Williams et al., 2010). Zo bleken de vroedvrouwen
binnen het MLC-zorgmodel een grotere steun te zijn voor zowel de partner als de
vrouw. Het contact met de vroedvrouw was persoonlijker en er werd meer aandacht
besteed aan de psychologische noden en wensen van de vrouw (Hicks et al., 2001;
Overgaard et al., 2012; Spurgeon et al., 2001).
In verschillende onderzoeken bleken de resultaten betreffende de tevredenheid zeer
positief te zijn. In dat geval werd de extreme tevredenheid van beide groepen met elkaar
vergeleken. De tevredenheid bij zowel het standaardzorgmodel als bij het MLC-model
ligt hoog, maar uit onderzoek is er toch een significant verschil gevonden tussen de
extreme tevredenheid van beide groepen (Overgaard et al., 2012; Harvey et al., 2002).
Zo bleek dat 57% van de vrouwen in de MLC-setting extreem tevreden waren over het
geboorteproces in tegenstelling tot 35% bij het standaard zorgmodel. Ook de studie van
Hicks et al. (2001) meldt dat de tevredenheid binnen de standaardzorg hoog is, maar dat
het tevredenheidspercentage toch 25% hoger ligt binnen het MLC-model. Andere
studies bevestigen het feit dat de algemene tevredenheid significant hoger ligt binnen
het MLC-model (Brown & Dietsch, 2013; Green et al., 1999; Hartz et al., 2012; Hicks
19
et al., 2001; Homer et al., 2001; Ryan & Roberts, 2005; Sandall et al., 2013; Williams et
al., 2010).
2.3.3 Foetale en neonatale outcome
Vrouwen die bevallen in MLC-setting hebben een lager relatief risico voor foetale
sterfte voor 24 weken zwangerschap en preterme geboorte voor 37 weken
zwangerschap (zie tabel 2) (Sandall et al., 2013). In het onderzoek van Tracy et al.
(2013) is er geen significant verschil wat betreft het aantal preterme geboortes voor 37
weken tussen het MLC-model en medisch zorgmodel. Een Apgarscore na één minuut
lager dan zeven kwam significant minder voor in een MLC-setting (RR 0,5; 95% BI 0,4
– 0,6) (Ryan & Roberts, 2005). In andere studies werd er geen significant verschil
gevonden wat betreft de Apgarscore na één (Spurgeon et al.,2001; Janssen et al., 2007)
en na vijf minuten (Janssen et al., 2007; Ryan & Roberts, 2005; Sandall et al.,2013;
Spurgeon et al.,2001; Tracy et al.,2013).
Verschillende handelingen kwamen in het onderzoek van Ryan en Roberts (2005)
significant meer voor in het standaard zorgmodel, zoals: routine reanimatie (77% versus
36%), ballonbeademing en positieve druk respiratie (10,8% versus 6,0%), intensieve
reanimatie met intubatie (3,2% versus 1,4%) en een algemeen hogere opname op de
neonatale afdeling voor zowel primipara (7,7% versus 11,4%) als multipara (3,7%
versus 8,5%). Ook bleek uit studie van Janssen et al. (2007) dat er significant meer
medicamenteuze reanimatie werd toegepast binnen het standaard zorgmodel. In de
studie van Tracy et al. (2013) en Sandall et al. (2013) was er geen significant verschil
tussen beide modellen wat betreft opnames op neonatale intensive care afdeling.
Uit bovenstaande onderzoeksresultaten kan worden besloten dat MLC niet enkel veilig
is voor de vrouwen, maar ook voor de foetus, neonaat.
20
Tabel 2 Foetale en neonatale outcome (Sandall et al., 2013)
Fysische outcome RR 95% BI
Vrouwen binnen MLC model ervaren minder:
Preterme geboortes
Foetale sterfte < 24 weken
0,77
0,79
0,62 – 0,94
0,65 – 0,97
Geen significant verschil wat betreft:
Algemene foetale en neonatale sterfte
Laag geboortegewicht
Vijf min apgarscore ≤ 7
Opname baby op NIC
Foetale/neonatale sterfte > 24 weken
Algemene foetale/neonatale sterfte
0,84
0,98
0,99
0,90
1,00
0,84
0,71 – 1,00
0,83 – 1,16
0,70 – 1,41
0,76 – 1,06
0,67 – 1,51
0,71 – 1,00
2.3.4 Job tevredenheid
Vroedvrouwen die werkzaam zijn binnen MLC-model zijn meer tevreden over hun job
(Brown & Dietsch, 2013; Hicks et al., 2013; Overgaard et al., 2012; Renfrew et al.,
2014). De autonomie, de mogelijkheid om een relatie op te bouwen met de vrouw en de
waardering van hun job spelen hier een grote rol. Bij caseload midwifery werden er wel
meer burnouts en stressgevallen gerapporteerd in vergelijking met het standaard
zorgmodel. Dit zou vooral te wijten zijn aan het on call systeem en het moeilijk vinden
van een balans tussen werk en een privéleven (Collins, Fereday, Pincombe, Oster &
Turnbull, 2010; Spurgeon et al., 2001). Verder zouden de vroedvrouwen in het medisch
zorgmodel meer frustratie en stress ervaren volgens het onderzoek van Keating en
Fleming (2009) aangezien ze zich in de onmogelijkheid bevinden om hun capaciteiten
te benutten.
Uit een kwalitatief onderzoek van Kelst et al. (2013) blijkt dat het beeld van de Vlaamse
vroedvrouwen over ‘het ideale zorgmodel’ aansluit bij de karakteristieken van het
MLC-model. Volgens de bevraagde vroedvrouwen was het ideaal zorgmodel namelijk
een zorgmodel waar de vrouw centraal staat, waar het geboorteproces op een
fysiologische manier benaderd wordt en one-on-one care mogelijk is (Van Kelst et al.,
2013).
21
2.3.5 Kosteffectiviteit
Het medisch zorgmodel wordt geassocieerd met hogere interventieratio’s en een
stijgend aantal keizersneden. Beide elementen worden geassocieerd met hogere kosten
zowel voor de pas bevallen vrouw als de maatschappij. Verschillende onderzoeken
tonen aan dat het MLC een goedkoper alternatief is (Mohajer et al., 2009; Renfrew et
al., 2014; Ryan, Revill & Devane, 2013; Bernitz, Aas & Øian, 2012; Sandall et al.,
2013; Tracy et al., 2013). Dit is onder andere ook te wijten aan de kortere postnatale
ligduur. Zo bleek uit onderzoek van Tracy et al. (2013) dat de postnatale ligduur
significant korter is bij vrouwen in een MLC-model. In het medisch zorgmodel had
29% van de vrouwen een verblijfsduur van nul tot twee dagen en in het MLC-model
was dit 39% (p<0,001; 95%BI 1,24-1,88). Vrouwen die opgevolgd worden in ‘Le
Cocon’ hebben een gemiddelde verblijfsduur op de materniteit van 2,7 dagen. De
gemiddelde ligduur in België is 4,3 dagen wat boven het Europees gemiddelde ligt (3,1
dagen). Een simulatie van het KCE geeft aan dat een verkorting van de postnatale
ligduur naar twee dagen zou leiden tot een besparing van 37,4 miljoen euro. Per
ziekenhuisverblijf zou dit neerkomen op een besparingen 445 euro, inclusief de kosten
van kraamhulp meegerekend (KCE, 2014). De financiering van de gezondheidszorg in
België is zeer specifiek waardoor onderzoek in eigen land nodig is om na te gaan of de
resultaten in bovenstaande onderzoeken impliceerbaar zijn voor België.
22
3. Probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen
De allereerste MLC-afdeling in België die geïntegreerd was in een ziekenhuis opende
zijn deuren in maart 2014. Sindsdien werd er nog geen onderzoek gevoerd over dit
unieke zorgmodel. Het geboorteproces in België is gemedicaliseerd (KCE,2015). Uit
verschillende onderzoeken uit Australië, Canada en Verenigd Koninkrijk blijkt dat
MLC een gunstige impact heeft op de fysische outcome van de vrouw en het kind
alsook op de tevredenheid over de zorg(verleners) (Sandall et al., 2013). Door de
opening van ‘Le Cocon’ is het nu ook mogelijk om te bekijken of de tevredenheid in
MLC-zorgmodel ook in België hoog ligt. Er is namelijk interesse in een dergelijk
zorgmodel ook bij andere ziekenhuizen. ‘Le Cocon’ kan als voorbeeld fungeren voor
ziekenhuizen die een gelijkaardige initiatief willen nemen. Daarom werd er, naast de
tevredenheid, ook de positieve en negatieve punten van dit zorgmodel bevraagd. Zo kan
er op een exploratieve manier een evaluatie gemaakt worden van ‘Le Cocon’ volgens
het perspectief van de patiënten.
De algemene doelstellingen en specifieke vraagstellingen worden hieronder
weergegeven.
Doelstelling 1
In kaart brengen van het socio-economische en demografisch profiel van de vrouwen
die kiezen om zich te laten opvolgen in ‘Le Cocon’.
- Wat is de gemiddelde leeftijd van de vrouwen die kiezen voor ‘Le Cocon’?
- Zijn vrouwen die kiezen voor het MLC-model voornamelijk primi- of
multipara?
- Wat is de werkstatus van de vrouwen die kiezen voor ‘Le Cocon’?
- Wat is het behaalde diploma van de vrouwen die kiezen voor Le Cocon?
- Wat is de origine van vrouwen die kiezen voor ‘Le Cocon’?
- In welke regio zijn de vrouwen die kiezen voor ‘Le Cocon’ woonachtig?
Doelstelling 2
In kaart brengen van de algemene tevredenheid binnen het MLC-zorgmodel
- Wat is de tevredenheid over de zwangerschapsconsultaties en verschilt deze naar
pariteit, leeftijd, tewerkstelling en origine?
23
- Wat is de tevredenheid over de arbeid en partus en verschilt deze naar pariteit,
leeftijd, tewerkstelling en origine?
- Wat is de tevredenheid over de betrokkenheid van de partner en verschilt deze
naar pariteit, leeftijd, tewerkstelling en origine?
- Wat is de algemene tevredenheid over de zwangerschapsconsultaties en verschilt
deze naar pariteit, leeftijd, tewerkstelling en origine?
- Wat is de algemene tevredenheid over de arbeid en partus en verschilt deze naar
pariteit, leeftijd, tewerkstelling en origine?
- Zouden de vrouwen zich opnieuw laten opvolgen in ‘Le Cocon’ bij een
volgende zwangerschap?
- Zouden de vrouwen de ziekenhuisinstelling ‘Le Cocon’ aanbevelen aan een
vriendin?
- Wat zijn volgens de vrouwen de positieve punten en wat zijn de werkpunten?
Doelstelling 3
In kaart brengen van de redenen waarom de vrouwen ervoor kiezen zich te laten
opvolgen in ‘Le Cocon’.
- Waarom kiezen vrouwen voor ‘Le Cocon’?
Doelstelling 4
Een vergelijking maken tussen de ervaringen in het MLC-model en het standaard
zorgmodel
- Wat zijn volgens de multipara, die een eerdere zwangerschap lieten opvolgen in
het medisch zorgmodel, de verschilpunten tussen beide modellen?
- Wat zijn volgens de multipara, die een eerdere zwangerschap lieten opvolgen in
het medisch zorgmodel, de min- en pluspunten van beide modellen?
Doelstelling 5
In kaart brengen op welke manier de vrouwen op de hoogte werden gebracht van het
bestaan van ‘Le Cocon’.
- Hoe kwamen de vrouwen in contact met ‘Le Cocon’?
24
4. Onderzoeksmethode
4.1 Onderzoeksdesign en - procedure
Het onderzoek is een cross-sectioneel mixed method pilootonderzoek. De steekproef is
klein waardoor deze studie exploratief en beschrijvend van aard is. De studie omvat
twee verschillende luiken: een kwantitatief en een kwalitatief luik. Het onderzoek heeft
als doel de MLC-afdeling te evalueren volgens het perspectief van de patiënten.
Een vroedvrouw van ‘Le Cocon’, die zich opgegeven heeft als interne promotor van het
onderzoek, selecteerde op basis van inclusie- en exclusiecriteria (zie 4.2) de vrouwen
aan de hand van dossiergegevens. De enveloppen met de tevredenheidsenquêtes werden
voorbereid door de student waarbij deze vervolgens gebracht werden naar ‘Le Cocon’.
De vroedvrouw adresseerde en verstuurde de enveloppen per post. In de enveloppe
werd er een extra enveloppe toegevoegd, geadresseerd naar ‘Le Cocon’, zodat de vrouw
na het invullen van de enquête de vragenlijst in bijhorende enveloppe kon steken en
vervolgens kon versturen. De studente haalde de enquêtes achteraf persoonlijk op in ‘Le
Cocon’. Wegens gebrek aan e-mailadressen was het niet mogelijk om een
herinneringsmail te sturen naar de vrouwen. Om de responsratio toch zo hoog mogelijk
te houden werd de enquête na vijftien dagen opnieuw naar alle vrouwen verzonden.
Deze enquête werd voorzien van een aangepaste inleidende brief waarin vermeld werd
dat, indien de vrouw de enquête reeds ingevuld had, ze dit niet opnieuw moest doen.
Deze vrouwen werden bedankt en de overige vrouwen werden herinnerd aan de
mogelijkheid om alsnog deel te nemen. Er werd benadrukt dat deelname volledig
vrijblijvend was en er niet opnieuw contact zou opgenomen worden met de vrouw in
kwestie.
Om de tevredenheidsenquêtes te verrijken en een vergelijking te kunnen maken tussen
de ervaringen in een standaard zorgmodel en ‘Le Cocon’ werden er vijf face to face
diepte-interviews georganiseerd. Onderaan de enquête werd aan de vrouw gevraagd of
ze geïnteresseerd was om deel te nemen aan een verdiepend interview indien ze
multipara was en bovendien reeds bevallen was binnen standaard zorgmodel. Wanneer
de participant het vakje “ja” aankruiste kon ze haar telefoonnummer noteren zodat het
mogelijk was om de vrouwen te contacteren. De student selecteerde de vrouwen die
voldeden aan de in-en exclusiecriteria en wensten deel te nemen aan het interview. Deze
25
vrouwen werden genummerd en in een pot gestoken. Vervolgens werden er vijf
vrouwen ad random geselecteerd. Deze vrouwen werden telefonisch gecontacteerd. De
participanten mochten zelf kiezen waar en wanneer het interview plaatsvond.
4.2 Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie voor de tevredenheidsenquête werd strikt afgebakend. In deze
studie werd er geopteerd om enkel vrouwen te includeren die zowel tijdens hun
zwangerschap, arbeid en partus werden opgevolgd in ‘Le Cocon’. Vrouwen die bevielen
in ‘Le Cocon’, maar werden opgevolgd door een onafhankelijke zelfstandige
vroedvrouw werden niet geïncludeerd. Vrouwen die tijdens de zwangerschap of partus
werden doorverwezen naar een gynaecoloog behoorden ook tot de exclusiecriteria.
Verder werden er enkel meerderjarige vrouwen geïncludeerd in de studie. In ‘Le Cocon’
werden er sinds de opening in maart 2014 tot mei 2015, 115 vrouwen opgevolgd die
voldeden aan bovenstaande criteria.
Voor het interview werden enkel multipara geïncludeerd die volledig opgevolgd werden
in ‘Le Cocon’ en reeds ervaring hadden met het medisch zorgmodel. Vrouwen die
werden begeleid door zelfstandige vroedvrouwen of die doorverwezen werden naar
gynaecoloog werden niet geïncludeerd.
4. 3 Sample size
Gezien de kleine onderzoekspopulatie werd aan alle vrouwen gevraagd deel te nemen
aan het onderzoek. Als doel werd een minimumaantal van 50 vrouwen vooropgesteld.
Van de 115 vrouwen vulden 55 vrouwen de enquête in wat resulteert in een responsratio
van 47,83 %. In samenspraak met de promotoren en de verantwoordelijken van ‘Le
Cocon’ werd ervoor gekozen om vijf vrouwen te interviewen.
4.4 Meetinstrument
Het kwantitatieve luik van het onderzoek is volledig geïntegreerd in een vragenlijst. Het
meten van de maternale tevredenheid wordt gekenmerkt door methodologische
moeilijkheden en een gebrek aan valide meetinstrumenten (Shields et al., 1997;
Matejić, Milićević , Vasić, & Djikanović, 2014). De vragenlijst werd daarom
opgemaakt op basis van vier reeds gebruikte vragenlijsten en literatuur. Deze
vragenlijsten zijn afkomstig van onderzoeken die de tevredenheid maten in een MLC-
26
model, namelijk: Biró et al. (2003), Spurgeon et al. (2001), Waldenström et al. (2000)
en Williams et al. (2010) . De onderzoeken van Biró et al. (2003), Waldenström et al.
(2000) en Williams et al. (2010) vonden plaats in Australië en het onderzoek van
Spurgeon et al.(2001) in Engeland. Het onderzoek van Williams et al. (2010) mat de
tevredenheid in een MLC-model in relatie met de continuïteit van de zorg. De overige
drie onderzoeken vergeleken de tevredenheid tussen MLC-model en medisch
zorgmodel. Deze vragenlijsten werden verkregen door persoonlijk contact op te nemen
met de auteurs.
Uit de literatuur bleek dat de drie meest belangrijke determinanten voor de tevredenheid
over de zorg(verleners) de drie C’s zijn: continuity, choice en control (Christiaens et
al.,2013). Het onderzoek van Biro et al. (2003) bevestigt dat continuïteit een bepalende
factor is wat betreft de tevredenheid van de zorg. Het onderzoek van Goodman et al.
(2004) bevestigt het feit dat controle en de voorbereiding op de arbeid en bevalling de
tevredenheid beïnvloedt (Goodman, Mackey, & Tavakoli, 2004).
Volgens Matejić et al.(2014) zijn er drie andere aspecten die de tevredenheid
beïnvloeden: de omgeving, de communicatie, de interpersoonlijke aspecten én
bovendien de technische en professionele aspecten. De studie van Shields et al. (1997)
mat ook de tevredenheid tussen een MLC-model en medisch zorgmodel. Elementen
zoals de relatie met de zorgverlener, de informatieverlening, de keuzevrijheid en de
empathie werden in hun enquête bevraagd. Naast de vragenlijsten die ter beschikking
werden gesteld werden bovenstaande aspecten geïntegreerd in de vragenlijst. In bijlage
twee is de vragenlijst weergegeven met bronverwijzing per stelling naar deze vier
onderzoeken.
De vragenlijst is opgedeeld in vier onderdelen. Allereerst opent de vragenlijst met een
inleidende brief. Het tweede deel bevraagt de socio-economische en demografische
gegevens van de vrouw. Op die manier trachten we een beeld te krijgen van het profiel
van de vrouwen.
Het derde deel van de vragenlijst bestaat uit 25 stellingen waarbij de tevredenheid wordt
gemeten aan de hand van een vijfpunt likertschaal. De vrouwen moeten hierbij
aanduiden in welke mate ze akkoord gaan met de stellingen (1= helemaal niet akkoord,
27
5= helemaal akkoord). De 25 stellingen zijn opgedeeld in vier clusters: de
zwangerschapsopvolging, de arbeid en partus, de betrokkenheid van de partner en de
algemene tevredenheid. Binnen de clusters ‘zwangerschapsopvolging’ en ‘arbeid en
partus’ worden volgende aspecten bevraagd: de tevredenheid met betrekking tot de band
met de zorgverlener, de inspraak in het beslissingsproces en de informatieverlening. In
de cluster ‘betrokkenheid van de partner’ worden specifiekere vragen gesteld omtrent
dit topic. In de laatste cluster wordt er gevraagd of de vrouw nog zou kiezen voor ‘Le
Cocon’ mocht ze nog een kindje krijgen én of de vrouw ‘Le Cocon’ zou aanbevelen aan
een vriendin.
Om een beeld te krijgen van de algemene tevredenheid van de zorg werd er aan de
participanten gevraagd om de tevredenheid over de zorg(verleners) op tien punten aan te
duiden. Zowel de algemene tevredenheid van de zwangerschapsopvolging als de
algemene tevredenheid van de arbeid en partus werd gescoord (0 = helemaal niet
tevreden, 10 = heel tevreden). De tevredenheid over het postpartum werd niet gemeten
aangezien de vrouw na de partus getransfereerd wordt naar de materniteit en dus niet
meer valt binnen het MLC-zorgmodel.
Het vierde en laatste onderdeel van de enquête bestaat uit drie open vragen en behoort
tot het kwalitatieve onderdeel van de studie. Er werd gevraagd aan de vrouwen hoe ze
‘Le Cocon’ leerden kennen, waarom ze kozen voor ‘Le Cocon’ en wat volgens hen de
positieve aspecten en eveneens de werkpunten zijn van de afdeling. Nadien was er nog
een mogelijkheid om eventuele opmerkingen neer te schrijven.
De vragenlijst voor de tevredenheidsenquête werd opgesteld in het Nederlands en
vervolgens vertaald naar het Frans. De vragenlijst werd drie keer gepilottest. Bij de
pilottesten werd de relevantie van de vragen nagegaan en de verstaanbaarheid van de
vragen.
Voor het diepte-interview werd er een interviewguide opgemaakt (zie bijlage 4) om het
interview te leiden. Volgende onderwerpen werden behandeld: hoe de vrouw in contact
kwam met ‘Le Cocon’, waarom ze koos voor ‘Le Cocon’, wat de verschilpunten waren
met het standaardzorgmodel en wat ze positief of negatief vond aan beide
zorgmodellen. Tijdens het interview zelf werd er ruimte gelaten voor bijvragen.
28
4.5 Analyse
Voor het kwantitatieve onderdeel van de studie werd er gebruik gemaakt van het
programma SPSS22. Beschrijvende statistiek werd gebruikt voor de weergave van de
socio-economische en demografische kenmerken van de participanten. Enkele vragen
werden negatief opgesteld om de response bias in te perken (Williams et al., 2010).
Deze vragen werden voorafgaand aan de analyses gehercodeerd. Voor het kwantitatieve
onderdeel van de vragenlijst werden de tevredenheidsscores allereerst per stelling
weergegeven (zie bijlage 5). Vervolgens werden de socio-economische kenmerken
gelinkt aan de tevredenheidsscores.
Aangezien de afhankelijke variabele (de tevredenheidsscores) categorisch en ordinaal
van aard is, werd er geopteerd voor de non-parametrische Mann- Whitney U test
(MWU) (Symon et al.,2007). Voor het uitvoeren van de MWU werden de scores
gehercodeerd (helemaal niet akkoord= -2, niet akkoord= -1, neutraal=0, akkoord=1,
helemaal akkoord=2) (Shields et al., 1997).
Aangezien de resultaten een ‘scheef naar linkse verdeling’ kende, werden de
tevredenheidsscores ook gedichotomiseerd (Biro et al., 2003; Overgaard et al.,2012 ) De
antwoordopties ‘helemaal niet akkoord’, ‘niet akkoord’, ‘neutraal’ en ‘akkoord’ werden
vergeleken met de antwoordoptie ‘helemaal akkoord’ (Williams et al.,2010). Op die
manier werd de extreme tevredenheid vergeleken met de overige antwoordopties. Voor
deze analyse werd de chi2 test gebruikt en de p-waarde van de Fisher’s exact test
geïnterpreteerd aangezien het gaat om een 2x2 tabel (Shields et al., 1997). Deze
gedichotomiseerde variabelen werden ook gebruikt voor de logistische regressie
analyse. Met deze analyse trachten we na te gaan in welke mate er een verband is tussen
de socio-economische kenmerken en de extreme tevredenheid (Overgaard et al., 2012;
Symon et al., 2007). Wat betreft het kenmerk ‘werkstatus’ werden enkel de voltijds
werkenden vergeleken met de deeltijds werkenden. In deze steekproef waren er
namelijk slechts zes vrouwen werkloos, drie studenten en vijf vrouwen vinkten de optie
‘andere’ aan.
In de bovenstaande analyses werd er een significantielevel gehanteerd van vijf procent,
een resultaat is randsignificant indien de p-waarde ligt tussen 0,1 en 0,05 (Twisk, 2010).
Voor het kenmerk ‘leeftijd’ werd de grens gelegd op 30 jaar. Deze grens werd ook in
29
andere onderzoeken gehanteerd (Janssen et al., 2007; Ryan en Roberts, 2005; Symon et
al., 2007)
De open vragen die verwerkt zijn in de tevredenheidsenquête en de diepte-interviews
werden geanalyseerd met behulp van het programma nvivo 10. De open vragen in de
enquête werden gecodeerd en geanalyseerd aan de hand van nodeboom met behulp van
queries en treemaps. De interviewantwoorden die aansloten bij deze vragen werden
onder dezelfde node gecodeerd. De nodeboom werd uitgebreid om op die manier een
vergelijking te kunnen maken tussen het standaard zorgmodel en het MLC model.
4.6 Ethisch aspect
Om de privacy van de vrouwen in de studie te respecteren werd er gekozen voor een
volledig anonieme enquête. Bijgevolg werden er geen codes aan de enquêtes toegekend
die gelinkt zouden kunnen worden aan de dossiergegevens. Verder had de student geen
toegang tot de dossiergegevens waardoor een vroedvrouw die werkzaam is in ‘Le
Cocon’ de vrouwen selecteerde volgens de inclusie- en exclusiecriteria aan de hand van
de dossiergegevens. De inleidende brief werd ook door deze vroedvrouw opgesteld.
Deze brief heeft als doel de participanten informatie te geven over het onderzoek en hun
hiernaast op de hoogte te stellen van hun rechten als deelnemer.
Het protocol van de studie werd vertaald en de onderzoeksprocedure werd aangepast
naar de normen van het ethisch comité van het Erasmusziekenhuis. Er werd geen
informed consent aan de enquête toegevoegd aangezien het ethisch comité van het
Erasmusziekenhuis het invullen van de enquête aanziet als impliciete toestemming van
deelname aan het onderzoek. Ook de vragenlijst en de inleidende brief werd op vraag
van het ethisch comité aangepast. Het onderzoek ging van start na ethische goedkeuring
van het ethisch comité van Erasmusziekenhuis en het ethisch comité van Gent.
Voor het interview werd er op aanvraag van het ethisch comité van het
Erasmusziekenhuis wel een informed consent ingevuld. Dit formulier werd ingevuld
door de vrouw voordat het interview werd afgenomen. Op die manier werd de
participant op de hoogte gesteld van haar rechten en werd haar toestemming gevraagd
om het interview op te nemen. Deze informed consent formulieren werden op vraag van
30
het ethisch comité na het interview naar het ethisch comité van het Erasmusziekenhuis
toegestuurd.
31
5. Resultaten
Van de 115 verstuurde enquêtes bleken drie adressen ongeldig te zijn. De enquête werd
met de post verstuurd waarbij het nodig was om de vragenlijst recto verso te printen.
Drie vrouwen hebben de achterkant van de enquête niet ingevuld en konden vervolgens
niet geïncludeerd worden in de studie. De steekproef telt bijgevolg 55 vrouwen, met een
response rate van 48,83%. De resultaten worden opgedeeld in twee delen: het
kwantitatief en kwalitatief luik.
5.1 Kwantitatief luik
De Cronbach’s alpha voor de vragen met betrekking tot de tevredenheid van de
zwangerschapsopvolging was 0,579. Aangezien de waarde kleiner is dan 0,7 kan er
geen somscore gemaakt worden van deze cluster. De stellingen zullen vervolgens apart
geanalyseerd worden. De Cronbach’s alpha van de tevredenheid over de zorgverlening
tijdens de arbeid en partus (0,782) en de betrokkenheid van de partner (0,715) is wel
hoger dan 0,7. De schaal in beide onderdelen is dus betrouwbaar waardoor het mogelijk
is om somscore te maken van de verschillende stellingen. De tevredenheidsscores per
stelling zijn terug te vinden in bijlage 5.
5.1.1 Socio-economisch en demografisch profiel
Met behulp van het programma SPSS22 wordt het profiel van de vrouwen in kaart
gebracht. De resultaten van dit beschrijvend onderdeel zijn terug te vinden in tabel 3.
De gemiddelde leeftijd van de participanten is 31,89 jaar. De jongste vrouw is 20 jaar en
de oudste participant is 43 jaar.
De vrouwen van niet-Belgische origine zijn voornamelijk afkomstig uit Frankrijk
(9,1%; n=5) en Marokko (5,5%; n=3). De overige vrouwen waren afkomstig uit
Colombia (1,8%; n=1), Italië (1,8%; n=1) en Spanje (1,8%; n=1).
Er is geen opvallend verschil wat betreft de pariteit van de vrouwen. Het gemiddeld
aantal kinderen is 1,65 met een maximum aantal van vier kinderen.
De meerderheid van de vrouwen is woonachtig in Brussel, voornamelijk in Sint-Gillis
(12,7 %; n=7), Schaarbeek (9,1%; n=5) en Sint-Agatha Berchem (7,3%; n=4).
32
Tabel 3: Socio-economische en demografisch profiel
Onafhankelijk van de socio-economische en demografische gegevens werd ook de
voedingskeuze bevraagd bij het verlaten van de materniteit, 98,2% (n=54) van de
vrouwen koos voor borstvoeding en één vrouw koos voor flesvoeding.
5.1.2 Tevredenheid over de zorg(verleners) tijdens de zwangerschapsopvolging
Aan de hand van verschillende stellingen wordt de tevredenheid over aspecten zoals
informatieverlening, contact met de zorgverlener en de mate van inspraak in het
beslissingsproces bevraagd. Wanneer de stellingen apart geanalyseerd worden blijkt er
geen significant verschil te zijn tussen de multi- en primipara en tussen de vrouwen van
Kenmerk Aantal
Leeftijd (55/55)
≤ 30 jaar
> 30 jaar
38,2% (n=21)
61,8% (n=34)
Origine (48/55)
Belgische origine
Niet-Belgische origine
67, % (n=37)
20,0% (n=11)
Pariteit (55/55)
Primipara
Multipara
54,5% (n=30)
45,5% (n=25)
Woonplaats (55/55)
Brussel
Niet-Brussel
65,5% (n=36)
34,5% (n=19)
Hoogst behaalde diploma (53/55)
Secundair onderwijs
Hogeschool/universiteit
23,6% (n=13)
72,7% (n=40)
Burgerlijke staat (55/55)
Alleenstaand
Niet getrouwd noch samenwonend
Samenwonend
getrouwd
3,6% (n=2)
7,3% (n=4)
49,1% (n=27)
40,0% (n=22)
Professionele status (55/55)
Voltijds
Deeltijds
Werkloos
Student
Andere
49,1% (n=27)
25,5% (n=14)
10,9% (n=6)
5,5% (n=3)
9,1% (n=5)
33
Belgische en niet-Belgische afkomst wat betreft de tevredenheidsscores van de
zorg(verleners) tijdens de zwangerschapsopvolging.
Er is een randsignificant verschil tussen de vrouwen met een secundair en hoger
diploma én tussen de vrouwen jonger en ouder dan 30 jaar voor volgende stelling:
- Ma/mes sage-femme(s) me racontai(en)t tout ce que je voulais savoir
Vrouwen met een hoger diploma zijn in deze studie meer tevreden over de hoeveelheid
informatieverlening tijdens de zwangerschapsopvolging in vergelijking met de vrouwen
met een secundair diploma. Daarnaast toonden de vrouwen ouder dan 30 jaar zich ook
meer tevreden over de hoeveelheid informatieverlening tijdens de
zwangerschapsopvolging in vergelijking met de vrouwen tot en met 30 jaar.
Verder blijkt er een significant verschil te zijn wat betreft de tevredenheid tussen de
vrouwen met een secundair en hoger diploma en een randsignificant verschil tussen de
vrouwen die voltijds en deeltijds werken voor volgende stelling (zie tabel 4):
- J’ai eut le sentiment qu’il y avait de l’espace pour poser toutes les questions que
je souhaitais poser.
Vrouwen met secundair diploma in deze studie zijn minder tevreden over de
hoeveelheid van de informatieverlening en de mogelijkheid tot vraagstelling in
vergelijking met de vrouwen die een hogeschool of universitair diploma hebben. De
vrouwen die voltijds werken zijn minder tevreden over de mogelijkheid tot vraagstelling
in vergelijking met de vrouwen die deeltijds werken (zie tabel 4).
34
Als we de extreme tevredenheid gaan vergelijken met de overige tevredenheidsscores
merken we op dat er een randsignificant verschil is tussen de extreme tevredenheid bij
de vrouwen met een secundair diploma in vergelijking met de vrouwen met een hogere
opleiding. De vrouwen met een hogere opleiding zijn vaker extreem tevreden over de
mogelijkheid tot vraagstelling, tijdens de zwangerschapsopvolging, in vergelijking met
de vrouwen met secundair diploma (zie tabel 5). Uit de logistische regressie analyse
blijkt dat er een randsignificant verband is tussen het hoogst behaalde diploma en het
voorkomen van extreme tevredenheid met betrekking tot inspraak (zie tabel 6).
Vrouwen in deze studie met een hoger diploma hebben 5,159 keer meer kans om
extreem tevreden te zijn over de mate van inspraak ten opzichte van de vrouwen met
een secundair diploma.
Origine Pariteit Diploma Werkstatus Leeftijd
Missing variables (7/55) (0/55) (2/55) (0/55) (0/55)
Mean ranks (1;2) (1;2) (1;2) (1;2) (1;2)
Zwangerschapsopvolging
J’ai eut le sentiment d’avoir
trop peu de participation aux
décisions quand elles se
prenaient
(24,82 ;23,41)
p=0,630
(28,33 ;27,60)
p=0,800
(27,00;27,00)
P=1,000
(19,41 ;24,07)
P=0,100
(26,33;29,03)
P =0,360
Ma/mes sage-femme(s) me
racontai(en)t tout ce que je
voulais savoir
(23,96 ;26,32)
P=0,447
(27,92 ;28,10)
P=0,947
(22,85;28,35)
p=0,072**
(20,44 ;22,07)
p=0,550
(24,64;30,07)
p=0,057**
J’ai eut une bonne relation avec
ma/mes sage-femme(s)
(24,69 ;23,86)
p=0,682
(28,60 ;27,28)
p=0,439
(26,38 ;27,2)
P=0,680
(20,96 ;21,07)
P=0,951
(28,21 ;27,87)
p=0,840
J’ai eut le sentiment qu’il y
avait de l’espace pour poser
toutes les questions que je
souhaitais poser
(25,42 ;21,41)
p=0,174
(26,85 ;29,38)
p=0,313
(22,38 ;28,5)
p=0,035*
(19,44 ;24,00)
p=0,06**
(29,29 ;29,06)
P=0,281
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait.
(24,81 ;23,45)
p=0,745
(25,55 ;30,94)
p=0,167
(24,62 ;27,78)
p=0,475
(19,72 ;23,46)
p=0,298
(26,17 ;29,13)
p=0,458
Tabel 4: Bivariate vergelijking tussen de tevredenheidsscores over de zwangerschapsopvolging en de socio-
economische kenmerken
Origine: 1= Belgische origine, 2= Niet- Belgische origine; Pariteit: 1= primipara, 2= multipara; Diploma: 1= secundair, 2= hoger
onderwijs/universiteit; Werkstatus: 1= voltijds, 2= deeltijds; Leeftijd: 1=jonger dan 30 jaar, 2= ouder dan 30 jaar
* = significant resultaat (p < 0,05); ** = Randsignificant resultaat (p= 0,05-0,1)
35
Tabel 5: Verband tussen tevredenheidsscores over de zwangerschapsopvolging en socio-
economische kenmerken (Chi2 –test)
Stelling Socio-economisch
kenmerk
Chi2 df Fisher’s
exact test
J’ai eut le sentiment qu’il y avait de l’espace pour poser
toutes les questions que je souhaitais poser.
Dilpoma
Secundair (13) versus
hoger (40)
4,408
1
p = 0,058
71,4% 92,9%
Tabel 6: Verband tussen tevredenheidsscores over zwangerschapsopvolging en socio-economische
kenmerken (Log regressie)
Stelling Socio-economisch kenmerk Odds p-waarde 95%BI
J’ai eut le sentiment qu’il y avait de
l’espace pour poser toutes les
questions que je souhaitais poser.
Dilpoma
Secundair (14)
versus hoger (42)
5,159 0,057 0,953-27,925
5.1.3 Tevredenheid over de zorg(verleners) tijdens de arbeid en partus
Wanneer we de tevredenheid meten tijdens de arbeid en partus merken we op dat er
geen (rand)significante verschillen zijn tussen vrouwen van Belgische en niet-Belgische
afkomst én tussen vrouwen met een secundair diploma of hoger diploma.
Er is een randsignificant verschil tussen de vrouwen die 30 jaar of jonger zijn en
vrouwen die ouder zijn dan 30 jaar wat betreft de somscore van de tevredenheid over de
arbeid en partus. Vrouwen in deze studie die ouder zijn dan 30 jaar zijn meer tevreden
in vergelijking met vrouwen die 30 jaar zijn of jonger (zie tabel 7). Tevens is er een
randsignificant verschil tussen de vrouwen die voltijds en deeltijds werken wat betreft
de somscore van de tevredenheid over de zorg(verleners) tijdens de arbeid en partus. De
vrouwen die voltijds werken zijn minder tevreden dan de vrouwen die deeltijds
werkzaam zijn (zie tabel 7).
Wanneer we de stellingen onafhankelijk van elkaar analyseren merken we op dat er een
significant verschil is tussen de primi- en multipara en er een randsignificant verschil is
tussen de vrouwen die deeltijds en voltijds werken wat betreft de inspraak in het
beslissingsproces. Primipara zijn minder tevreden in vergelijking met multipara en de
36
vrouwen die voltijds werken zijn minder tevreden in vergelijking met de vrouwen die
deeltijds werken over de inspraak tijdens de arbeid en partus (zie tabel 7).
Hiernaast is er een randsignificant verschil tussen vrouwen die voltijds en deeltijds
werken over het gevoel van controle tijdens de arbeid en partus. Vrouwen die voltijds
werken zijn minder tevreden over het gevoel van controle in vergelijking met vrouwen
die deeltijds werken. Wat betreft volgende stelling zijn de vrouwen die voltijds werken
significant minder tevreden in vergelijking met vrouwen die deeltijds werken (zie tabel
7):
- Ma/mes sage-femme(s) tenai(en)t compte de mes besoins et souhaits
Tabel 7: Bivariate vergelijking tussen de tevredenheidsscores over de arbeid en partus en de socio-
economische kenmerken
Origine Pariteit Diploma Werkstatus Leeftijd
Missing variables (7/55) (0/55) (2/55) (0/55) (0/55)
Mean ranks (1;2) (1;2) (1;2) (1;2) (1;2)
Arbeid en Partus
Somscore arbeid en partus (24,09 ;25,86)
p=0,712
(27,42 ;28,70)
p=0,766
(22,85 ;28,35)
pp=0,262
(18,52 ;25,79)
p=0,064**
(23,29 ;30,91)
p=0,085**
Je connaissais la sage-femme
qui a fait le suivi de mon
travail.
(23,91 ;26,50)
p=0,427
(25,12 ;31,46)
p=0,023*
(25,46 ;27,50)
p=0,527
(21,46 ;20,11)
p=0,599
(27,14 ;28,53)
p=0,628
Je connaissais la deuxième
sage-femme qui était présente
lors de mon accouchement ( la
naissance même).
(23,45 ;28,05)
p=0,269
(31,12 ;24,26)
p=0,077**
(23,69 ;28,08)
P=0,312
(20,35 ;22,25)
p=0,588
(26,67 ;28,82)
p=0,587
J’avais le sentiment d’avoir eu
trop peu de participation aux
décisions quand elles se
faisaient.
(24,22 ;20,9)
p=0,400
(22,09 ;32,50)
p=0,003*
(22,00 ;27,23)
p=0,190
(18,46 ;24,29)
p=0,067**
(24,65 ;28,42)
p=0,291
Je me sentais bien préparée
pour le travail et
l’accouchement.
(22,79 ;27,95)
p=0,199
(27,98 ;26,90)
p=0,767
(23,15 ;27,62)
p=0,273
(19,46 ;22,43)
p=0,381
(26,24 ;28,30)
p=0,582
On m’a proposé plusieurs
positions pour accoucher.
(24,38 ;24,91)
p=0,898
(28,48 ;27,42)
p=0,770
(23,62 ;28,10)
p=0,276
(19,24 ;24,39)
p=0,129
(27,12 ;28,54)
p=0,702
Mon/mes sage-femme(s)me
racontai(en)t tout ce que je
voulais savoir
(25,38 ;21,55)
p=0,360
(27,05 ;29,14)
p=0,573
(25,46 ;27,50)
p=0,627
(18,59 ;25,64)
p=0,056
(26,86 ;28,71)
p=0,626
J’avais un sentiment de
contrôle
(23,76 ;27,00)
p=0,481
(27,05 ;29,14)
p=0,573
(27,46 ;26,85)
p=0,896
(18,59 ;25,64)
p=0,056**
(26,12 ;29,16)
p=0,472
37
Uit de analyses, waarbij de extreme tevredenheid wordt vergeleken met de overige
tevredenheidsscores, merken we op dat de kans op extreme tevredenheid over de
inspraak in het beslissingsproces randsignificant kleiner is wanneer de vrouw voltijds
werkt. Uit de logistische regressie analyse en de chi2
-test blijkt ook dat er een
significant verband is tussen pariteit en de tevredenheid over de inspraak tijdens de
arbeid en partus. Multipara hebben 4,235 keer meer kans op extreme tevredenheid over
de inspraak tijdens arbeid en partus in vergelijking met primipara (zie tabel 8).
Zowel uit de chi2
test als de logistische regressie analyse blijkt er een randsignificant
verband te zijn tussen werkstatus en de tevredenheid over het in acht nemen van de
noden en behoeftes. Vrouwen in deze studie die deeltijds werken hebben 7,647 keer
meer kans op extreme tevredenheid betreffende dit topic in vergelijking met de voltijds
werkende vrouwen.
Verder merken we op dat bij de logistische regressie analyse er een randsignificant
verband is tussen het hoogst behaalde diploma en de tevredenheid over de
informatieverlening tijdens de arbeid en partus. Vrouwen in deze studie met een hoger
Arbeid en partus Origine Pariteit Diploma Werkstatus Leeftijd
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait pendant le travail
(23,36 ;28,32)
p=0,262
(26,43 ;29,88)
p=0,384
(23,04 ;29,29)
p=0,239
(19,87 ;23,18)
p=0,356
(24,88 ;29,93)
p=0,213
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait pendant
l’accouchement
(22,36 ;29,36)
p=0,109
(27,36 ;27,66)
(0,940)
(22,92 ;27,58)
p=0,309
(19,43 ;24,04)
p=0,203
(25,78 ;28,51)
p=0,503
Pendant tout le travail, une
sage-femme était présente
(25,50 ;21,14)
p=0,318
(27,62 ;28,46)
p=0,827
(25,81 ;27,39)
p=0,718
(19,70 ;23,50)
p=0,270
(23,05 ;31,6)
p=0,043*
Ma/mes sage-femme(s)
tenai(en)t compte de mes
besoins et souhaits
(24,66 ;23,95)
p=0,844
(29,00 ;26,80)
p=0,491
(28,92 ;26,38)
p=0,476
(18,91 ;25,04)
P=0,043*
(27,95 ;28,03)
p=0,981
Ma/mes sage-femme(s)
compatisai(en)t avec moi
(23,36 ;28,32)
p=0,211
(27,98 ;28,02)
p=0,992
(27,15 ;26,95)
p=0 ,959
(19,80 ;23,32)
p=0,272
(26,86 ;28,71)
p=0,606
J’avais le sentiment qu’il y
avait de l’espace pour poser
toutes les questions que j’avais.
(24,51 ;24,45)
p=0,987
(26,75 ;29,50)
p=0,401
(23,31 ;28,20)
p=0,183
(20,69 ;21,61)
p=0,753
(27,14 ;28,53)
p=0,679
J’avais une bonne relation avec
ma/mes sage-femme(s)
(24,70 ;23,82)
p=0,661
(28,17 ;27,80)
p=0,851
(26,46 ;27,18)
p=0,718
(20,98 ;21,04)
p=0,976
(28,69 ;27,57)
p=0,577
Origine: 1= Belgische origine, 2= Niet- Belgische origine; Pariteit: 1= primipara, 2= multipara; Diploma: 1= secundair, 2= hoger
onderwijs/universiteit; Werkstatus: 1= voltijds, 2= deeltijds; Leeftijd: 1=jonger dan 30 jaar, 2= ouder dan 30 jaar
* = significant resultaat (p < 0,05); ** = Randsignificant resultaat (p= 0,05-0,1)
38
diploma hebben randsignificant 3,635 keer meer kans op extreme tevredenheid over de
informatieverlening ten opzichte van de vrouwen met een secundair diploma hebben.
Tabel 8: Verband tussen tevredenheidsscores over arbeid en partus en socio-economische
kenmerken (Chi2 –test)
Stellingen Socio-economisch
kenmerk
Chi-
kwadraat
df Fisher’s
exact test
J’avais le sentiment d’avoir eu trop peu de
participation aux décisions quand elles se
faisaient.
Pariteit
Primipara (30) versus
multipara (25)
10,747
1
p= 0,002
48,4% 88,9%
Werkstatus
Voltijds (27) versus deeltijds
werkenden (14)
3,156
1
p= 0,095
58,6% 85,7%
Ma/mes sage-femme(s) tenai(en)t compte de
mes besoins et souhaits
Werkstatus
Voltijds (27) versus deeltijds
werkenden (14)
4,197
1
p= 0,064
63,0% 92,9%
Tabel 9: Verband tussen tevredenheidsscores over arbeid en partus en socio-economische
kenmerken (Log regressie)
Stellingen Socio-economisch kenmerk Odds p-waarde 95%BI
J’avais le sentiment d’avoir eu trop
peu de participation aux décisions
quand elles se faisaient.
Pariteit
Primipara (31) versus multipara (27)
8,329 0,009 1,681-41,269
Werkstatus
Voltijds (29) versus deeltijds
werkenden (14)
4,235 0,09 0,798-22,485
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que l’on
posait pendant l’accouchement
Dilpoma
Secundair (14) versus hoger (42)
3,635 0,082 0,848-15,586
Ma/mes sage-femme(s) tenai(en)t
compte de mes besoins et souhaits
Werkstatus
Voltijds (29) versus deeltijds
werkenden (14)
7,647
0,067
0,865-67,566
Wat betreft de continuïteit van de zorgverlener(s) blijkt dat 93,9% van de vrouwen de
vroedvrouw kende die aanwezig was tijdens de arbeid. Verder bleek 74,62% ook de
tweede vroedvrouw te kennen die aanwezig was tijdens de partus. Wat betreft de
39
aanwezigheid van de vroedvrouw tijdens de arbeid gaf 78,2% van de vrouwen aan dat
de vroedvrouw gedurende de hele arbeid aanwezig was (zie bijlage 2) .
5.1.4 Tevredenheid over de betrokkenheid van de partner
Er is geen significant verschil tussen de verschillende karakteristieken wat betreft de
somscore over de tevredenheid van de betrokkenheid van de partner. Indien we de
stellingen onafhankelijk analyseren is er wel een significant verschil tussen de vrouwen
ouder dan 30 jaar en vrouwen tot en met 30 jaar wat betreft volgende stelling (zie tabel
10):
- Mon partenaire savait ce qu’il devrait faire, il ne se sentait pas perdu pendant
l’accouchement
De vrouwen van 30 jaar of jonger zijn significant minder tevreden in vergelijking met
de vrouwen ouder dan 30 jaar.
Tabel 10: Bivariate vergelijking tussen de tevredenheidsscores over betrokkenheid van de partner
en de socio-economische kenmerken
Origine Pariteit Diploma Werkstatus Leeftijd
Missing variables (7/55) (0/55) (2/55) (0/55) (0/55)
Mean ranks (1;2) (1;2) (1;2) (1;2) (1;2)
Betrokkenheid partner
Somscore betrokkenheid
partner
(23,00 ;29,55)
p=0,155
(29,18 ;26,58)
p=0,582
(22,00 ;28,63)
p=0,158
(19,83 ;23,25)
p=0,357
(25,60 ;29,49)
p=0,357
Mon partenaire jouait un rôle
active pendant le travail et
l’accouchement
(23,64 ;27,41)
p=0,324
(28,57 ;27,32)
p=0,712
(24,31 ;27,88)
p=0,358
(20,15 ;22,64)
p=0,379
(25,24 ;29,71)
p=0,196
Mon partenaire savait ce qu’il
devrait faire, il ne se sentait
pas perdu pendant
l’accouchement
(23,26 ;28,68)
p=0,187
(28,37 ;27,56)
p=0,842
(24,46 ;27,83)
p=0,419
(20,04 ;22,86)
p=0,380
(22,79 ;31,22)
p=0,023*
La sage-femme tenait compte
de mon partenaire pendant les
consultations prénatales
(23,25 ;26,45)
p=0,398
(28,70 ;26,00)
p=0 ;434
(25,54 ;26,79)
p=0,753
(19,89 ;21,77)
p=0,553
(28,50 ;26,86)
p=0,642
La sage-femme tenait compte
de mon partenaire pendant le
travail et l’accouchement
(24,26 ;25,32)
p=0,771
(26,45 ;29,86)
p=0,289
(25,46 ;27,50)
p=0,571
(20,20 ;22,54)
p=0,431
(25,43 ;29,59)
p=0,207
Origine: 1= Belgische origine, 2= Niet- Belgische origine; Pariteit: 1= primipara, 2= multipara; Diploma: 1= secundair, 2= hoger
onderwijs/universiteit; Werkstatus: 1= voltijds, 2= deeltijds; Leeftijd: 1=jonger dan 30 jaar, 2= ouder dan 30 jaar
* = significant resultaat (p < 0,05); ** = Randsignificant resultaat (p= 0,05-0,1)
40
Uit de logistische regressie analyse en de chi2
test blijkt dat er een significant verband is
tussen de tevredenheid over de betrokkenheid van de partner en leeftijd wat betreft
volgende stelling (zie tabel 11 en 12):
- Mon partenaire savait ce qu’il devrait faire, il ne se sentait pas perdu pendant
l’accouchement
Vrouwen in deze studie ouder dan 30 jaar hebben 7,918 keer meer kans op extreme
tevredenheid met betrekking tot bovenstaande stelling ten opzichte van de vrouwen die
jonger of even oud zijn als 30 jaar (zie tabel 12).
Tabel 11: Verband tussen tevredenheidsscores over betrokkenheid van partner en socio-
economische kenmerken (Chi2 –test)
Stellingen Socio-economisch kenmerk Chi-
kwadraat
df Fisher’s
exact test
Mon partenaire savait ce qu’il devrait faire, il
ne se sentait pas perdu pendant l’accouchement
Leeftijd
Jonger dan 30jaar (21) versus
ouder dan 30 jaar (34)
6,315
1
p= 0,022
45,5% 77,8%
Tabel 12: Verband tussen tevredenheidsscores over betrokkenheid van partner en socio-
economische kenmerken (Log regressie)
Stellingen Socio-economisch kenmerk Odds p-waarde 95%BI
Mon partenaire savait ce qu’il devrait
faire, il ne se sentait pas perdu
pendant l’accouchement
Leeftijd
Jonger dan 30jaar (21) versus ouder
dan 30 jaar (34)
7,918 0,015 1,493-42,002
5.1.5 De algemene tevredenheid over de zwangerschap, arbeid en partus
De algemene tevredenheid, zowel voor de zwangerschapsopvolging als voor de arbeid
en partus, is hoog (zie figuur 3). De gemiddelde tevredenheidsscore (op 10 punten) met
betrekking tot de zorg(verleners) tijdens de zwangerschapsopvolging bedraagt 9,36 en
9,62 tijdens de arbeid en partus.
41
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Tevredenheidzwangerschapsopvolging
Tevredenheid arbeid enpartus
6
7
8
9
10
Tussen vrouwen die voltijds werken en vrouwen die deeltijds werken was er een
significant verschil met betrekking tot de algemene tevredenheid tijdens de
zwangerschapsopvolging en de algemene tevredenheid tijdens de arbeid en partus.
Vrouwen die voltijds werken zijn significant minder tevreden over de
zwangerschapsopvolging en de zorg tijdens de arbeid en partus in vergelijking met
vrouwen die deeltijds werken. Verder waren er geen significante verschillen tussen
origine, pariteit, diploma, werkstatus en leeftijd betreffende de algemene tevredenheid
(zie tabel nummer 13).
Naast de algemene tevredenheid werd er ook gevraagd aan de vrouwen of ze opnieuw
zouden kiezen voor ‘Le Cocon’ indien ze nogmaals zouden bevallen. Van de
participanten zouden er 94,5 % van de vrouwen opnieuw bevallen in ‘Le Cocon’, 96,4%
van de vrouwen zou het zorgmodel aan een vriendin aanbevelen (zie bijlage 2 ).
Figuur 3: Algemene tevredenheid
42
Tabel 13: Bivariate vergelijking tussen de algemene tevredenheidsscores en de socio-economische
kenmerken
Origine Pariteit Diploma Werkstatus Leeftijd
Missing variables (7/55) (0/55) (2/55) (0/55) (0/55)
Mean ranks (1;2) (1;2) (1;2) (1;2) (1;2)
Algemeen
Si j’avais un autre enfant, je
souhaiterais être prise en
charge dans Le Cocon
(23,81 ;24,64)
p=0,761
(26,74 ;29,38)
p=0,536
(27,58 ;26,14)
p=0,594
(19,28 ;23,04)
p=0,171
(27,40 ;27,56)
p=0,954
Je recommanderais Le Cocon à
un(e) connaissance.
(24,58 ;24,23)
p=0,878
(26,80 ;29,44)
p=0,222
(29,00 ;26,35)
P=0,241
(21,15 ;20,71)
p=0,847
(27,74 ;28,16)
p=0,848
Algemene tevredenheid
zwangerschapsconsultaties
(score op 10)
(24,26;25,32)
p=0,803
(30,02;25,58)
p=0,244
(29,42;26,21)
p=0,451
(17,26;28,21)
P=0,002*
(29,90;26,82)
p=0,430
Algemene tevredenheidarbeid
en partus (score op 10)
(25,49;21,18)
P=0,250
(28,78;27,06)
p=0,610
(31,62;25,50)
p=0,099
(18,59;25,64)
p=0,025*
(29,43;27,12)
p=0,505
5.2 Kwalitatief luik
De eerste open vraag in de enquête (“hoe leerde u ‘Le Cocon’ kennen?”) kon met
behulp van SPSS22 omgezet worden naar een kwantitatieve variabele. Hieruit bleek dat
de vrouwen voornamelijk op de hoogte werden gesteld van het bestaan van ‘Le Cocon’
via een vroedvrouw, het internet of een vriendin. Niet onbelangrijk is het percentage
vrouwen die werden doorverwezen door een gynaecoloog.
Kanalen Percentage Aantal
Vroedvrouw 23,6% 13
Internet 18,2% 10
Vriendin 18,2% 10
Gynaecoloog 12,7% 7
Reportage 12,7% 7
Brochure 7,3% 4
Artikel 1,8% 1
Kinesist 1,8% 1
Tabel 14: Hoe leerde u ‘Le Cocon’ kennen?
Origine: 1= Belgische origine, 2= Niet- Belgische origine; Pariteit: 1= primipara, 2= multipara; Diploma: 1= secundair, 2= hoger
onderwijs/universiteit; Werkstatus: 1= voltijds, 2= deeltijds; Leeftijd: 1=jonger dan 30 jaar, 2= ouder dan 30 jaar
* = significant resultaat (p < 0,05); ** = Randsignificant resultaat (p= 0,05-0,1)
43
5.2.1 Drijfveren voor keuze ‘Le Cocon’
De tweede open vraag in de vragenlijst tracht de beweegredenen voor hun keuze voor
‘Le Cocon’ in kaart te brengen. Met behulp van word frequency en een treemap worden
de voornaamste redenen om te kiezen voor ‘Le Cocon’ weergegeven in tabel nummer 5.
Tabel 15: Waarom koos u voor ‘Le Cocon’?
Waarom koos u voor ‘Le Cocon’? Aantal
De huiselijke sfeer 14/47
Fysiologie 31/47
De integratie van in het ziekenhuis 31/47
Kenmerken MLC model 31/47
Van de 55 vrouwen die de enquête correct invulden waren er 47 vrouwen die deze open
vraag beantwoordden. De antwoorden werden opgedeeld in verschillende nodes. De
meeste vrouwen kozen voor dit zorgmodel vanwege de fysiologie, de integratie van het
geboortecentrum in het ziekenhuis en vanwege de karakteristieken van een MLC-
model. Verder bleek de huiselijke inrichting ook een reden te zijn om te kiezen voor ‘Le
Cocon’. Het comfort, de warme inrichting en de afwezigheid van medisch apparatuur
gaf hun het gevoel van ‘thuis’ te zijn.
Au cocon les chambres d’accouchement sont comme chez soi, ça me plaisait
énormément. Pour moi, la chambre d’accouchement « normale » habituelle de
l’hôpital est assez stressant par rapport à celle du cocon qui nous oppose
directement. (participant 54)
Onder de noemer ‘kenmerken van een MLC-model’ werden onder andere volgende
aspecten aangegeven: aandacht voor de partner, keuzevrijheid, betrokkenheid bij het
beslissingsproces, mogelijkheid om opgevolgd te worden door vroedvrouwen, de band
en het persoonlijk contact met de vroedvrouwen, de aangepastheid van de zorg aan
wensen en noden, de informatieverlening, continuïteit van de zorg(verleners) én de
groep sessies.
Nous aimions également le fait que nous connaissions les sages-femmes et
qu’une relation de confiance puisse en découler.(Participant 20)
44
Pour la présence lors du travail et de l’accouchement de sages-femmes connues
avec qui on a déjà eu l’occasion de créer un lien/une relation de confiance, qui
reste tout le temps a sa côté, qui sont disponibles pour nous. (participant 8)
Accompagnement personnalisé et ne pas être un numéro, avec le respect de
l’humain, avec des conseils pour mieux connaître son corps de maman.
(participant 49)
Onder de noemer fysiologie werd voornamelijk aangegeven dat vrouwen op een zo
natuurlijk mogelijke manier wilden bevallen, zonder epidurale verdoving en zonder
onnodige interventies.
Car je cherchais un milieu où pouvoir avoir un accouchement physiologique et
naturel, non médicalisé, un endroit ou vivre mon accouchement et le suivi de ma
grossesse pleinement. (participant 3)
Parce que j’avais envie de faire naître mon enfant dans la douceur et dans un
lieu qui s’engage au respect de la physiologie de l’accouchement. (participant
29)
Je voulais vivre et ressentir ce que des millions de femmes ont vécu avant moi et
auront encore à vivre. Je voulais avoir ce que ça fait de mettre en monde un
bébé et aussi m’en sentir capable. (participant 31)
Veel vrouwen vonden ook de integratie van het geboortecentrum in het ziekenhuis
belangrijk. Dit gaf ze een gevoel van veiligheid voor het geval er iets mis zou gaan. Ook
was ‘Le Cocon’ voor de participanten het ideale compromis tussen een thuisbevalling
en een ziekenhuisbevalling. Verder stelde de integratie in het ziekenhuis ook de partner
gerust.
J’ai choisi pour le cocon pour le fait qu’il permettait d’allier grossesse et
accouchement naturels et sécurité de l’hôpital en cas de souci. Ce deuxième
aspect était essentiel pour mon mari, le cocon nous a donné la solution ! Car il
aurait pas voulu d’un accouchement à la maison. (participant 44)
45
Je voulais accoucher de façon naturelle ou la plus naturelle possible. Mon mari
ne voulait pas que j’accouche à la maison donc c’était un bon compromis. Lors
de ma première visite au cocon, j’ai senti que c’était exactement ce que je
cherchais. (participant 8)
Tijdens de interviews werd er ook gevraagd aan de participanten waarom vrouwen,
volgens hen of hun omgeving, net niet voor ‘Le Cocon’ zouden kiezen. Het feit dat het
niet mogelijk was om te bevallen met epidurale verdoving bleek voor sommige
vrouwen doorslaggevend te zijn.
La première c’est l’épidurale, c’est là ce qui ressort à chaque fois. Mais ça fait
mal, c’est douloureux, moi je suis allée dans l’optique comme je dis, je sais que
je souffre sur le moment mais je sais pourquoi, donc dans un sens c’est
dommage parce que rater, ça juste pour l’épidurale et de rater cette prise en
charge qui est particulière avec ces quatre sages-femmes. (Interview 5)
Hiernaast speelden volgens de vrouwen ook de onwetendheid over de mogelijke
alternatieven en onwetendheid over de rol van de vroedvrouw een rol.
Ook onwetendheid zoals bij mij mijn eerste. Ik ben zwanger, ik bel naar de
gynaecoloog, ik neem een afspraak en ik kom binnen maand terug punt.
(Interview 4)
Twee van de vijf vrouwen die geïnterviewd werden waren werkzaam in de medische
wereld, beide vrouwen gaven aan dat hun collega’s, meer bepaald artsen, het niet de
taak vonden van een vroedvrouw om een bevalling uit te voeren.
Ce que j’ai entendu, des femmes non, mais par contre je suis infirmière et je
travaille avec des anesthésistes qui travaillent à la maternité et j’ai entendu des
homme anesthésistes me dire ‘un accouchement ici en Belgique c’est pas le rôle
d’une sage-femme d’accoucher, c’est le boulot d’un gynéco. (Interview 5)
Moi je suis médecin donc j’ai beaucoup d’amis dans le médical et pour eux ça
doit être le gynéco, le suivi et l’accouchement. (Interview3)
46
5.2.2 Positieve elementen ‘Le Cocon’
In totaal konden 43 vrouwen voor deze analyse geïncludeerd worden, tien vrouwen
vulden deze vraag niet in en twee vrouwen gaven als antwoord op de vraag ‘Wat zijn
volgens u de positieve elementen van Le Cocon’, “alles”. Door deze antwoordoptie kon
er niet verder gespecifieerd worden welke aspecten van de zorg ze goed vonden. Deze
vrouwen werden vervolgens geëxcludeerd.
De voornaamste positieve elementen van het zorgmodel hadden betrekking op aspecten
die eigen zijn aan de zorgverlening.
Het belangrijkste positief element was de band en het contact met de vroedvrouwen. Het
contact met de vroedvrouwen werd door de participanten omschreven als informeel,
warm, zacht, familiair, persoonlijk en humaan. De vroedvrouwen in ‘Le Cocon’ werden
omschreven als enthousiast, vriendelijk, empathisch, professioneel, sociaal intelligent
en respectvol. Ook het feit dat het team uit een gering aantal personen bestaat en dat de
vroedvrouwen allemaal specifieke capaciteiten hebben werd door de participanten
beschouwd als een pluspunt.
La philosophie du cocon et l’expertise et passion, engagement, motivation de
l’équipe de sages-femmes. (participant 21)
Chaque sage-femme a des connaissances différentes selon les besoins.
(participant 49)
Naast de band met de vroedvrouwen werd de beschikbaarheid en het luisterend oor van
de vroedvrouwen in hoge mate geapprecieerd. Zowel tijdens de consultaties,
telefonisch, als via e-mail waren de vroedvrouwen bereid om vragen van de vrouwen te
beantwoorden en informatie te verlenen, dit te allen tijde. De vrouwen voelden zich vrij
om al hun vragen te stellen en apprecieerden in hoge mate het luisterend oor van de
vroedvrouwen. De vrouwen hadden ook het gevoel dat er écht naar hen geluisterd werd.
Le temps que les sages-femmes dédient aux patients, le contact très humain et
chaleureux, la disponibilité et facilité à joindre le personnel en cas de besoin, le
cadre familial et non médicalisé. (participant 42)
47
De vrouwen waren ook zeer tevreden over de groepslessen die gegevens werden tijdens
en na de zwangerschap. Verschillende vrouwen gaven aan dat ze zich goed voorbereid
voelden op de arbeid en partus. Hiernaast bleek ook de continuïteit van de zorg een
belangrijk positief element te zijn. Ze vonden het aangenaam om tijdens de
zwangerschapsconsultaties de vroedvrouwen te leren kennen, wetende dat een van de
vier aanwezig zal zijn tijdens de arbeid en partus.
On rencontre toutes les sages-femmes avant. On n’est pas face à une inconnue le
jour de la naissance. (participant 19)
Les sages-femmes que l’on voit toutes avant les rendez-vous, cela nous déstresse
énormément. (participant 34)
De keuzevrijheid, de betrokkenheid in het beslissingsproces en de aangepastheid van de
zorg werden ook aangehaald als positieve aspecten van de zorg.
Verder gaven vrouwen aan dat ze de betrokkenheid van de partner, de fysiologie en de
informatieverlening zagen als positieve elementen van het zorgmodel.
Naast de elementen die betrekking hebben op het team, werd ook de huiselijke sfeer en
de integratie in het ziekenhuis aangehaald als een positief aspect van ‘Le Cocon’ (zie
foto’s bijlage 7).
Un espace qui ne ressemble pas à un hôpital et qui ne fait pas penser que pour
accoucher on a besoin d’être à l’hôpital ou avec des médecins.(participant 12)
L’environnement est relax, calme, les chambres et la salle de réception sont bien
décorés, très sympas.(participant 51)
Een specifiekere weergave van de kwalitatieve resultaten van dit onderdeel is terug te
vinden in tabel 16.
48
Tabel 16: Positieve elementen
Positieve elementen Aantal
De huiselijke sfeer en inrichting 30/43
De integratie in het ziekenhuis 12/43
Aspecten eigen aan zorgverlening
Aangepastheid 6/43
Beschikbaarheid van de vroedvrouwen 24/43
Betrokkenheid in beslissingsproces 4/43
Betrokkenheid van de partner 2/43
Continuïteit van de zorg 13/43
De band, contact met vroedvrouwen 35/43
De groepsessies 11/43
Fysiologie 3/43
Informatieverlening en adviezen 6/43
Keuzevrijheid 7/43
5.2.3 Werkpunten ‘Le Cocon’
Van de 55 vrouwen die de enquête ingevuld hebben, heeft 52,72% (n= 29) van de
participanten een of meerdere werkpunten neergeschreven zie tabel nummer 7.
De participanten bleken het jammer te vinden dat er geen materniteit aanwezig is binnen
de afdeling van ‘Le Cocon’. Ze vonden het onaangenaam om de overgang te moeten
maken naar het standaard zorgmodel in het postpartum.
J’aurais aimé rester au cocon après l’accouchement ou être suivi à la maternité
par l’équipe. (Participant 20)
Werkpunten Aantal
Punctualiteit 3/29
Afwezigheid van materniteit 8/29
Beperkte capaciteit 3/29
Kost 4/29
Slechts één dergelijk zorgmodel 3/29
Communicatie 5/29
Overige 13/29
Tabel 17: werkpunten
49
Dommage que le personnel de la maternité ne soit pas dans le même esprit.
(participant 22)
Le point négatif c’est le fait de devoir aller en maternité après, c’est une
expérience désagréable ou on est dérangé plusieurs fois par journée, conseils
contradictoires. J’ai fait en sorte de partir au plus vite. (participant 18)
Pendant toute la grossesse el l’accouchement on dispose d’un suivi on se sent
‘coconner’ et puis après l’accouchement ça s’arrête. (participant 32)
Een werkpunt binnen ‘Le Cocon’ was de punctualiteit van de consultaties, en de
communicatie tussen de vroedvrouwen onderling en tussen de verschillende afdelingen
van het Erasmusziekenhuis.
Ponctualité et écoute à 100% du patient sans interruptions intempestives par
téléphones, sonnet, … (participant 11)
Encore plus d’échange entre les sages-femmes pour connaitre le dossier du
patient. (participant 47)
Le fait qu’on ait à voir avec plusieurs sages-femmes donne parfait un peu une
communication chaotique. (participant 4)
Hiernaast vonden vrouwen het vervelend dat de keuze voor het zorgmodel ook hogere
kosten met zich meebracht. Er is nog geen terugbetaling van de mutualiteit en voor de
permanentie wordt er een forfaitaire vergoeding van 200 euro gevraagd.
Trouver une solution avec les mutuelles pourque le supplément de 200 euros soit
pris en charge par les mutuelles c’est parfois un frein pour le proposer à
certaines futures mamans. (participant 21)
Het feit dat dit zorgmodel uniek is in België maakt het voor Nederlandstalige vrouwen
of vrouwen die verderaf wonen minder toegankelijk. Verder gaven vrouwen ook aan dat
ze aanvoelden dat ‘Le Cocon’ het slachtoffer zal worden van haar succes. De capaciteit
is klein en twee vrouwen hadden ook het gevoel dat de vroedvrouwen overwerkt waren.
50
Si cocon est victime de son succès, les deux seuls chambres de naissance ne
suffisent plus. (participant14)
On ressent le fait que la demande de la patient pour accéder à un service est
important et l’effectif est insuffisant malgré la volonté du personnel, plus de
personnel, mais en prenant garde de conserver de cette proximité avec les
patientes. (participant 55)
Ook gaven enkele vrouwen aan dat een secretaresse eventueel een aanwinst zou kunnen
betekenen opdat de vroedvrouwen ongestoord hun consultaties konden verder zetten
zonder bijvoorbeeld de deur te hoeven open doen. Hiernaast maakte een participant de
opmerking dat een eigen website of Facebookpagina ook een pluspunt zou kunnen
inhouden.Overige opmerkingen die werden opgegeven waren het gebrek aan
cafeïnevrije koffie in de wachtzaal, het gebrek aan speelgoed voor oudere kinderen, het
toilet dat vrij hoog gepositioneerd stond.
5.2.4 Standaard zorgmodel versus MLC- zorgmodel
Aan de hand van de vijf interviews werd er een vergelijking gemaakt tussen de
ervaringen met het standaard zorgmodel en het MLC- zorgmodel.
Tijdens de interviews gaven verschillende vrouwen aan dat ze bij hun voorgaande
bevalling(en) de rol van de vroedvrouw leerden kennen en een zeer positieve ervaring
hadden met de vroedvrouw(en) op het verloskwartier. Daartegenover waren ze
teleurgesteld in de beperkte aanwezigheid van de gynaecoloog tijdens de arbeid. Die
ervaring heeft bij een aantal vrouwen ook een rol gespeeld om te kiezen voor ‘Le
Cocon’.
Voor mijn eerste zwangerschap werd ik opgevolgd door een gynaecoloog. Ik
zag een vroedvrouw voor de eerste keer bij de bevalling en dat was helemaal
anders en dan had ik zoiets van, eigenlijk wil ik ook een vroedvrouw tijdens
mijn zwangerschap. Ik wist totaal niet wat die deden, dat was iets dat ik echt niet
kende en ik had graag dat contact gehad zoals met een vroedvrouw voor de
bevalling. (Interview 1)
En fait si je peux comparer, par rapport des autres, le travail c’est les
accoucheuses qui sont avec nous et puis au moment de vraiment l’accouchement
51
c’est la gynéco qui dit pousser nanana et voilà, sinon c’est accoucheuses qui
nous suivant pendant le travail et au cocon c’est la même chose sauf qu’il n’y
pas le gynéco qui arrive le dernier moment sur son cheval blanc. (Interview 5)
Ja dat was de gynaecoloog van wacht, mijn gynaecoloog was toen op vakantie,
en jah die komt daar dan toe en vijf minuten persen en ze was er uit dan is die
weg. (Interview 1)
Wat betreft de zwangerschapsconsultaties hadden de vrouwen de indruk dat er minder
naar hen geluisterd werd en hun problemen gebagatelliseerd werden. Enkele vrouwen
hadden het gevoel dat de focus meer op de fysische aspecten lag en er weinig rekening
werd gehouden met de persoonlijke noden en behoeften. Het viel enkele vrouwen op dat
er ook meer aandacht was voor het psychosociale aspect.
Ik had de indruk dat er echt geluisterd werd en bij de gynaecoloog was het meer
van jah dat is niet zo erg dat gaat wel over he. Vooral die kleine dingen waar
gynaecoloog zich niet mee bezig houdt en die tijdens de zwangerschap eigenlijk
zelf belangrijker zijn soms. (Interview 1)
Het contact met de gynaecoloog verschilde volgens de vrouwen ook. Meer bepaald
vonden de vrouwen dat ze een betere en hechtere band hadden met de vroedvrouwen in
‘Le Cocon’, ze vonden de manier van omgang persoonlijker.
C’est une chose différente au Cocon c’est comme visiter une copine, on peut
poser toutes les questions qu’on veut, on peut envoyer les sms, les mails, elles
répondent toujours. C’est vraiment pas comparable. (Interview 4)
C’était vraiment très comme dans les livres comme il faut voilà, autant de
rendez-vous, autant de échographie, très impersonnel et très structuré et pas
d’empathie. (Interview 3)
Ook de soort en de hoeveelheid van de informatie verschilde volgens de vrouwen. Ze
hadden het gevoel dat ze meer informatie kregen van de vroedvrouwen in ‘Le Cocon’
en ze hiernaast ook meer keuzevrijheid hadden. Dit zowel voor de
zwangerschapsopvolging als de arbeid en partus. Tijdens de arbeid voelden de vrouwen
zich onwetend en meer aan hun lot overgelaten.
52
De eerste keer wel vond ik het wel stond ik er eigenlijk wel alleen voor, ik was
zeer onwetend ook. Zij beslisten dan van nu gaan we naar daar nu gaan we naar
daar nu gaan we persen zo niet maar zo zo gaan staan, heel directief.
(Interview1)
J’ai l’impression de ne pas avoir grand choix et qu’on était perdu et donc on fait
un truc et on fait pas autre chose, même si on a donné le conseil d’avant parce
que le sage-femme n’était pas toujours là. (Interview2)
La sage-femme en bas était moins présente elle venait toutes les heures donc
pendant l’heure c 'était mon mari que m’aidait mais elle me disait de faire
quelque chose et plus je bougeais plus pendant une heure ici je pense euh voilà
on m’a plus aider. (Interview 3)
Plus d’information oui bien sûr, le gynéco il a son protocole euh bien défini et
euh c’est bonjour ‘tactactac’ tout est rempli et au revoir, les accoucheuse c’est
euh ça n’a rien avoir elle. (Interview 5)
Twee vrouwen verwoordden hun ervaring met beide zorgmodellen als volgt:
Pour mes trois premiers enfants c’est mon gynécologue qui m’a accouché, pour
mon quatrième j’ai accouché moi-même. (Interview 5)
J’avais l’impression de pas savoir qu’ est-ce que c’est d’accoucher.
(Interview 4)
Uit het kwalitatief onderzoek bleek dat de vrouwen zeer tevreden waren met de zorg en
de zorgverleners in ‘Le Cocon’. Zo bleek ook 74,1% van de vrouwen meer dan vijf
positieve punten neerschreven en dat 47,2% geen enkel negatieve opmerking had. De
hoge tevredenheid weerspiegelt zich ook in de vele dankwoorden die gericht zijn naar
het team. Deze dankwoorden werden neergeschreven in het onderdeeltje ‘opmerkingen’
en worden weergegeven in bijlage 6.
53
6. Discussie
Door de opening van ‘Le Cocon’, een MLC-model in een ziekenhuis, is het voor het
eerst mogelijk om dit zorgmodel ook in België te onderzoeken. Deze masterproef meet
de tevredenheid over de zorg(verleners) in dit zorgmodel volgens het perspectief van de
vrouwen.
6.1 Socio-economische en demografische karakteristieken
Uit deze masterpref blijkt dat de meerderheid van de participanten hoogopgeleid is
(72,7%; n=40). Het percentage ligt in vergelijking met het aantal hoogopgeleide
moeders die in 2012 bevielen in Vlaanderen (45,3%) beduidend hoger (zie bijlage 1). In
het onderzoek van Ryan en Roberts (2005) waren er ook meer hoger opgeleide vrouwen
die bewust kozen voor het MLC zorgmodel, 67,8% van de vrouwen had namelijk een
hoger diploma (universiteit of hogeschool). Dit percentage komt overeen met het
percentage in deze studie. Waarom er meer hoogopgeleide vrouwen kiezen voor dit
zorgmodel zou kunnen liggen aan het feit dat hoger opgeleide vrouwen meer op de
hoogte zijn van de verschillende mogelijkheden om te bevallen en actiever op zoek gaan
naar informatie en naar alternatieven. Onafhankelijk van het zorgmodel zou het ook
kunnen dat hoger opgeleiden zich meer bewust zijn van het belang en noodzaak van
onderzoek waardoor het responsratio bij hoger opgeleiden hoger ligt. Door gebrek aan
informatie over de non-responders kan dit feit niet bevestigd worden.
Naast het opleidingsniveau zijn er ook opvallend meer oudere vrouwen die kiezen voor
dit zorgmodel. In deze studie is 61,8% van de vrouwen ouder dan 30 jaar. Wanneer we
de leeftijd van de pas bevallen vrouwen in Vlaanderen bekijken merken we op dat
51,7% van de vrouwen even oud of ouder is dan 30 jaar (SPE, 2014). In vergelijking
met dit percentage merken we op dat er toch meer oudere vrouwen kiezen voor dit
zorgmodel. Andere onderzoeken waar de vrouw bewust koos voor MLC zorgmodel
vertoonden gelijkaardige resultaten. In het onderzoek van Ryan en Roberts (2005) is
68,3% van de vrouwen in het MLC-model ouder dan 30 jaar. In het onderzoek van
Janssen et al. (2007) bedraagt dit percentage 60,1% en in het onderzoek van Symon et
al. (2007) is dit percentage 57,7%. Dit resultaat zou gelinkt kunnen worden aan het
opleidingsniveau van de vrouwen die kiezen voor dit zorgmodel: vrouwen die hoger
opgeleid zijn beginnen namelijk later aan kinderen.
54
Dit blijkt ook uit de kenmerken van de steekproef. Het aantal vrouwen boven de dertig
jaar is talrijker en toch zijn er meer primipara (54,5 %; n=30) dan multipara (45,5%;
n=25). Men zou namelijk kunnen stellen dat oudere vrouwen vaker multipara zijn, maar
dit fenomeen wordt dus niet bevestigd in deze masterproef. Toch gaven enkele vrouwen
in de diepte-interviews aan dat een positieve ervaring met een vroedvrouw bij hun
voorgaande partus(sen) een reden was om op zoek te gaan naar MLC alternatieven voor
hun volgend kindje. In andere zoeken zien we vergelijkbare percentages en merken we
op dat het verschil in pariteit klein is bij vrouwen die kiezen voor het MLC- model, net
zoals in deze steekproef (Ryan & Roberts, 2005; Janssen et al., 2007; Symon et al.,
2007). Wanneer we cijfers in Vlaanderen bekijken merken we op dat 55,8% van de
Vlaamse vrouwen multipara is en 44,2% primipara (SPE, 2014). In vergelijking met de
steekproef zijn er meer primipara’s die kiezen om te bevallen voor ‘Le Cocon’. Dit zou
eventueel te wijten kunnen zijn aan het feit dat primipara meer onwetend en onzeker
zijn en meer actief op zoek gaan naar informatie. Van de totale steekproef leerde 18,2%
(n=10) van de vrouwen ‘Le Cocon’ namelijk kennen door te surfen op internet.
Opvallend is de voedingskeuze van de vrouwen in het direct postpartum, 98,2 % van de
steekproef kiest voor borstvoeding. In het onderzoek van Ryan en Roberts (2005) was
het percentage vrouwen die, bij ontslag van de materniteit, koos voor borstvoeding
98,3% in het MLC-model. In Vlaanderen ligt het percentage exclusief borstvoedende
moeders een stuk lager, namelijk 63,9 % op dag zes in het direct postpartum (Kind en
Gezin, 2014). Dit zou te maken kunnen hebben met de fysiologische benadering van de
vroedvrouwen waarbij het promoten van borstvoeding een belangrijk onderdeel is van
de begeleiding. Ook bleek uit de enquêtes en de interviews dat een van de belangrijkste
reden voor de keuze voor dit MLC-model was dat vrouwen hun zwangerschap en partus
op een zo natuurlijk mogelijke manier willen beleven. Borstvoeding is de meest
natuurlijke voeding voor een baby, wat vervolgens in lijn ligt met de filosofie van de
vrouwen.
6.2 Socio-economische en demografische kenmerken en de tevredenheid
over de zorg
Wanneer we een vergelijking maken tussen de socio-economische kenmerken en de
tevredenheid over de zorg(verleners) zien we dat er in deze masterthesis over de hele
55
lijn geen enkel significant verschil is tussen vrouwen van Belgische en niet-Belgische
origine wat betreft de tevredenheid over de zorg(verleners).
In deze masterthesis is er enkel een significant verschil tussen multipara en primipara
wat betreft de inspraak in het beslissingsproces tijdens de arbeid en partus. Primipara
zijn significant minder tevreden over de mate van inspraak in vergelijking met
multipara. Uit het onderzoek van Williams et al. (2012) bleek ook dat primipara minder
tevreden waren over de mate van inspraak. Verder bleek zowel in het onderzoek van
Christiaens et al. (2013) als in het onderzoek van Williams et al.(2012) dat de algemene
tevredenheid over het geboorteproces significant hoger ligt bij multipara dan bij
primipara. In deze masterthesis is er geen significant verschil tussen primipara en
multipara wat betreft de algemene tevredenheid over de arbeid en partus of over de
zwangerschapsconsultaties. Multipariteit zou een gunstige invloed kunnen hebben op de
tevredenheid aangezien multipara al ervaring hebben waardoor ze realistischere
verwachtingen hebben. Ook hebben multipara in ‘Le Cocon’ ervaring met andere
zorgmodellen wat het mogelijk maakt om de zorg te kunnen vergelijken met een ander
zorgmodel. Wat betreft de tevredenheid over de betrokkenheid van de partner is er geen
significant verschil tussen primipara of multipara in deze masterpoef.
Uit deze masterproef blijkt ook dat vrouwen ouder dan 30 jaar meer tevreden zijn over
de informatieverlening tijdens de zwangerschapsopvolging in vergelijking met vrouwen
die jonger dan of even oud zijn als 30. De hogere tevredenheid bij oudere vrouwen kan
ook te wijten zijn aan het feit dat ze meer ervaring hebben en vervolgens realistischere
verwachtingen hebben.
Uit het onderzoek van Goodman et al. (2004) blijkt dat vrouwen met een hoger
opleidingsniveau een hogere globale tevredenheid hebben over de geboorte-ervaring.
Dit resultaat wordt ook in het onderzoek van Overgaard et al. (2012) gevonden. In deze
masterthesis is er geen significant verschil tussen beide opleidingsniveaus wat betreft de
algemene tevredenheid over de arbeid en partus. In het onderzoek van Overgaard et al.
(2012) waren vrouwen zonder hogere opleiding ook significant minder tevreden over de
steun van de vroedvrouwen, de informatieverlening, het gevoel dat er naar hen
geluisterd werd en het gevoel dat er rekening werd gehouden met hun wensen en noden.
In deze masterproef was er enkel een significant resultaat wat betreft de mogelijkheid
56
tot vraagstelling. De vrouwen met een hoger diploma zijn significant meer tevreden
over de mogelijkheid tot vraagstelling in vergelijking met de vrouwen met een
secundair diploma. Het verschil in de tevredenheidscore kan te maken hebben met de
mate waarin ze toegang hebben tot informatie en de begrijpbaarheid van de informatie.
Het hebben van bepaalde kennis kan vervolgens invloed hebben op de verwachtingen
van de vrouw wat op zijn beurt invloed zou kunnen hebben op de tevredenheid.
In deze masterthesis is er een significant verschil tussen vrouwen die voltijds werken en
vrouwen die deeltijds werken wat betreft de algemene tevredenheid over de
zorg(verleners) tijdens de arbeid en partus. Vrouwen die voltijds werken zijn minder
tevreden over de zorg in vergelijking met vrouwen die deeltijds werken. Dit geldt zowel
voor de somscore van de tevredenheid tijdens arbeid en partus als de algemene
tevredenheidscore van de zorg tijdens arbeid en partus op tien punten. Specifieker zijn
de vrouwen die voltijds werken significant minder tevreden over het feit dat de
vroedvrouwen rekening houden met hun wensen en behoeftes tijdens de arbeid en
partus. Ook wat betreft de algemene tevredenheid over de zwangerschapsopvolging,
zijn vrouwen die voltijds werken significant minder tevreden dan vrouwen die deeltijds
werken. Specifiek zijn vrouwen die voltijds werken minder tevreden over de
mogelijkheid tot vraagstelling. Waarom vrouwen die voltijds werken minder tevreden
zijn dan vrouwen die deeltijds werken blijft nog onduidelijk. Een mogelijke verklaring
zou kunnen zijn dat deeltijds werkenden een betere werk-privé balans hebben en minder
stress ervaren wat de tevredenheid zou kunnen beïnvloeden.
Uit de logistische regressie analyse en de chi2 -
test blijkt dat er een significant verband is
tussen pariteit en de tevredenheid over de inspraak in het beslissingsproces tijdens de
arbeid en partus. Multipara hebben 8,33 keer meer kans om extreem tevreden te zijn
over de inspraak tijdens de zorgverlening ten opzichte van de primipara. Tevens bleek
er ook een verband te zijn tussen leeftijd en de betrokkenheid van de partner meer
bepaald de perceptie van de vrouw of haar partner zich al dan niet verloren voelde
tijdens de arbeid en partus. Vrouwen ouder dan 30 jaar hadden 7,92 keer meer kans op
extreme tevredenheid betreffend dit topic. Beide aspecten zouden te maken kunnen
hebben met de ervaring die rijker is bij oudere vrouwen en multipara en het feit dat ze
57
hierdoor realistischere verwachtingen hebben of reeds kunnen vergelijken met andere
zorgmodellen.
6.3 De algemene tevredenheid
Zowel uit het kwalitatief als kwantitatief onderdeel in deze masterstudie blijkt de
algemene tevredenheid over de zorg(verleners) hoog te zijn. In het kwantitatief
onderdeel lieten de tevredenheidsscores, voor zowel de zwangerschapsconsultaties als
de zorg tijdens de arbeid en partus als de betrokkenheid van de partner zich kenmerken
door een scheef linkse verdeling. Deze verdeling geeft aan dat de tevredenheidsscores
hoog zijn. Dit zou te maken kunnen hebben met bepaalde karakteristieken die eigen zijn
aan dit MLC-zorgmodel, zoals continuïteit van de zorg(verleners), de voorbereiding op
de arbeid en partus, de inspraak in het beslissingsproces, de geïndividualiseerde zorg, de
beschikbaarheid van de vroedvrouwen, de integratie in het ziekenhuis, de huiselijke
inrichting en de fysiologische benadering.
In ‘Le Cocon’ is er sprake van continuïteit van de zorgverlener, 94,5% van de vrouwen
kende de vroedvrouw die aanwezig was tijdens de arbeid of partus. Daarbij gaf 78,2%
van de vrouwen aan dat er tijdens de arbeid voortdurend een vroedvrouw aanwezig was.
Continue steun tijdens de arbeid en continuïteit van de zorgverlener heeft een positieve
invloed op de tevredenheid over de zorg (Biro et al., 2003; Christiaens et al., 2013). Uit
de enquête en de interviews bleek dat continuïteit van de zorgverleners voor de vrouwen
in deze studie erg belangrijk was. Het feit dat de vrouwen de vroedvrouw(en) reeds op
voorhand kent en dat de vroedvrouw(en) continu aanwezig is tijdens de arbeid en partus
kan een geruststellend gevoel geven. Hiernaast kan de nabijheid van de zorgverlener(s)
ook een hoger gevoel van controle geven aan de vrouw. Het gevoel van controle was in
het onderzoek van Goodman et al. (2004) een significante voorspeller voor de
tevredenheid over de zorg. In deze masterproef ervoer 69,1% van de participanten een
gevoel van controle tijdens de arbeid en partus.
Naast de continue aanwezigheid van de vroedvrouw(en) tijdens de arbeid en partus kan
een goede voorbereiding ook de tevredenheid positief beïnvloeden. Dit kan te maken
hebben met verschillende aspecten. Ten eerste zou een goede voorbereiding meer
realistische verwachtingen kunnen scheppen bij zowel de vrouw als bij haar partner.
Ten tweede zou de vrouw dankzij de informatie een hoger gevoel van controle kunnen
58
ervaren tijdens de arbeid en ten derde zou de partner kunnen leren hoe hij zijn vrouw
kan steunen tijdens de arbeid en partus. In deze masterstudie voelde 89,1% van de
participanten zich goed voorbereid op de arbeid en de bevalling. Zich al dan niet goed
voorbereid voelen zou een indicator kunnen zijn voor de tevredenheid tijdens de arbeid
en partus.
In een MLC-model is er ook sprake van een hoge inspraak in het beslissingsproces en
meer geïndividualiseerde zorg. Beide aspecten werden door de participanten aangestipt
als een van de positieve aspecten van het zorgmodel en hebben een positieve invloed op
de tevredenheid (Biro et al., 2003). Een hoge inspraak in het beslissingsproces en
geïndividualiseerde zorg wordt in dit zorgmodel mogelijk gemaakt door de langere duur
van de consultaties. Hierdoor is het mogelijk om een vertrouwensband met de vrouw,
het koppel op te bouwen. Door de vertrouwensband zal de vrouw, het koppel zich vrij
voelen om vragen te stellen en aan te geven welke zorg en op welke manier ze de
zorgverlening wens(en). De vroedvrouw heeft ook meer ruimte om de vrouw, het
koppel te leren kennen en de zorg af te stemmen op hun noden en behoeftes. Ook is een
open houding van de vroedvrouw naar het koppel toe belangrijk. De participanten gaven
namelijk aan dat ze het gevoel hadden dat er écht naar hun geluisterd werd en er veel
aandacht was voor het psychosociale aspect van de zorg. De band met de zorgverlener
werd ook bestempeld als persoonlijk, familiair en respectvol. De band met de
zorgverlener werd door de vrouwen het vaakst vernoemd als positief element van het
MLC-zorgmodel. Het onderzoek van Goberna-Tricas et al. (2011) bevestigtdat de band
met de zorgverlener een belangrijk aspect is bij het beoordelen van de kwaliteit van de
zorgverlening (Goberna-Tricas, Banús-Giménez, Palacio-Tauste & Linares-Sancho,
2011).
Ook de beschikbaarheid van de vroedvrouwen werd aanzien als een positief aspect van
de zorg. De vrouwen konden op elk moment via verschillende kanalen de
vroedvrouwen contacteren. Dit kan ook invloed hebben op de tevredenheid aangezien
ze niet meer onzeker of angstig moeten zijn en meteen met hun vragen of problemen
terecht kunnen bij hun zorgverlener(s).
Naast de kenmerken van een MLC-model werd ook de integratie in het ziekenhuis
beschouwd als een belangrijk positief aspect. De nabijheid van specialistische zorg gaf
59
de vrouwen een gevoel van veiligheid. Veiligheid kan de vrouwen een geruststellend
gevoel geven waardoor ze vervolgens minder stress ervaren en meer een gevoel van
controle wat de tevredenheid positief kan beïnvloeden.
Verder bleek ook de huiselijke sfeer een belangrijk element te zijn voor hun keuze voor
het MLC-model en werd vervolgens ook door een grote meerderheid van de vrouwen
aangestipt als een positief element van het MLC-model. Huiselijke inrichting zou
volgens Christiaens et al.(2013) een positieve invloed hebben op tevredenheid. Dit blijkt
ook uit onderzoek van Goberna-Tricas et al. (2011).
Eveneens bleek de fysiologische benadering een belangrijke reden te zijn voor hun
keuze voor dit MLC-model. Aangezien de fysiologische benadering in ‘Le Cocon’
aansluit op de nood van de vrouwen om hun arbeid en partus op een zo natuurlijk
mogelijk manier te beleven, kan dit een positieve invloed hebben op de tevredenheid.
De voornaamste werkpunten van ‘Le Cocon’ bleken de afwezigheid van een materniteit
in het MLC-model, de punctualiteit en het extra forfaitair bedrag dat de vrouwen
moeten betalen. Tevens bleek de communicatie tussen de vroedvrouwen onderling en de
communicatie met de andere afdelingen van het ziekenhuis soms chaotisch te verlopen.
Zo blijkt dat de integratie in een ziekenhuis zijn voordelen kent, maar ook enkele
nadelen, beperking met zich meebrengt zowel organisatorisch als structureel.
6.4 Het MLC-zorgmodel versus standaard zorgmodel
Uit de interviews bleek dat de participanten tijdens hun vorige ervaringen in het
standaard zorgmodel zeer tevreden waren over de vroedvrouwen op het verloskwartier.
Daarentegen waren ze teleurgesteld door de geringe aanwezigheid van de gynaecoloog
tijdens de arbeid en partus. Dit werd ook bevestigd door het onderzoek van Christians et
al. (2013). Vrouwen in België zijn over het algemeen meer tevreden over de steun
verleend door vroedvrouwen in vergelijking met de steun die ze krijgen door de
gynaecologen, tijdens de arbeid en partus. Dit is een opvallend resultaat aangezien in
het medisch model de vrouwen pas kennis maken met de vroedvrouwen op de dag van
de bevalling terwijl de vrouwen de gynaecoloog reeds op voorhand kennen en de
mogelijkheid hebben om een band op te bouwen. Verder werden volgende aspecten
opgegeven als grootste verschilpunten tussen beide zorgmodellen: het contact met de
60
zorgverlener, de hoeveelheid en soort informatieverlening én de aangepastheid van de
zorg. Deze bovenstaande verschillen kunnen zowel te wijten zijn aan de houding van de
zorgverlener(s) als het verschil in filosofie als de duur van de consultatie.
61
7. Beperkingen en aanbevelingen voor verder onderzoek
Het pilootonderzoek laat zich kenmerken door verschillende beperkingen. Allereerst
moet erkend worden dat de steekproef van deze masterproef klein is. Verder onderzoek
met een grotere sample size is nodig om de resultaten te bevestigen.
In deze masterproef werd er geen gebruik gemaakt van een reeds bestaande vragenlijst,
maar werd er zelf een vragenlijst opgesteld. Dit maakt het moeilijk om de resultaten met
andere onderzoeken te vergelijken. Tevens werd de vragenlijst niet gevalideerd en
hadden enkel de stellingen met betrekking tot de arbeid en partus en de betrokkenheid
van de partner een Cronbach’s alpha hoger dan 0,7.
Het gebrek aan informatie over de non-responders kan leiden tot een selection bias. Ook
kan het zijn dat de vrouwen die de enquête niet invulden minder tevreden waren over de
zorg wat bijgevolg een vertekend beeld kan geven van de resultaten. Tevens kan er
sprake zijn van een response bias aangezien de interviews face to face werden
uitgevoerd en de enquêtes opnieuw teruggestuurd werden naar ‘Le Cocon’.
Het inclusiecriterium van deze masterproef om enkel vrouwen te includeren met een
normale zwangerschap en partus, kunnen de resultaten met betrekking tot de
tevredenheid beïnvloeden. Bij een normale vaginale geboorte ervaart de vrouw namelijk
meer controle wat vervolgens wordt geassocieerd met een verhoogde tevredenheid. Ook
kunnen de resultaten worden beïnvloed door de vreugde die de moeder ervaart kort na
de goede afloop van de partus en het gevoel van geluk bij het krijgen van een kindje
(halo-effect). De negatieve aspecten kunnen hierdoor geminimaliseerd worden. Moeders
ervaren namelijk eerder in de 7de
tot 12de
maand negatieve gevoelens over de
zorg(verleners) (Van Teijlingen, Hundley & Rennie.,2003).In dit onderzoek werd de
geboortedatum van het kindje niet bevraagd waardoor er geen vergelijking kon worden
gemaakt tussen moeders die nog maar net zijn bevallen en vrouwen die al een tijd
geleden zijn bevallen. Hierdoor is het onmogelijk om na te gaan of er een verschil is in
de tevredenheidsscores tussen vrouwen die nog maar net zijn bevallen en vrouwen die
al langer geleden zijn bevallen.
Ook de vragenlijst kent enkele beperkingen. De vragenlijst zou aangevuld kunnen
worden met de fysische outcome van zowel de moeder als het kind. Op die manier kan
62
men de fysische outcome in een MLC-model in kaart brengen en de
tevredenheidsscores hieraan linken. Tevens zou men in de vragenlijst de tevredenheid
van de partner kunnen bevragen aangezien de betrokkenheid van de partner een
belangrijk aspect is in MLC. Hierdoor zou het mogelijk zijn om de tevredenheid van de
partner te vergelijken met de tevredenheid van de vrouw.
Verder zou de tevredenheid over de omgeving (zoals de hygiëne, het comfort en de
inrichting) ook bevraagd kunnen worden aangezien dit toch een belangrijk aspect blijkt
te zijn volgens de participanten. Hiernaast werd ook de tevredenheid over de verzorging
van de baby en de begeleiding van de borstvoeding in het direct postpartum niet
bevraagd. Verder zou deze vragenlijst ook de duur van het postnatale verblijf in kaart
kunnen brengen. Dit maakt het mogelijk om een vergelijking te maken tussen de
postnatale ligduur tussen twee modellen wanneer deze vragenlijst ook voor andere
zorgmodellen gebruikt zou worden. Ook kan de vragenlijst nagaan of de vrouw al dan
niet deelnam aan de prenatale lessen. De prenatale lessen hebben betrekking op de
voorbereiding van de arbeid en partus en kunnen invloed hebben op de tevredenheid
van de zorg(verlening). Door dit aspect te bevragen zou het mogelijk zijn om te
achterhalen of het hebben van een goede voorbereiding al dan niet verschilt tussen twee
modellen of al dan niet een indicator is voor een hoge tevredenheid.
Verder zijn er bepaalde karakteristieken van de onderzoekster zelf die een rol kunnen
spelen, meer bepaald het feit dat de onderzoeker een Nederlandstalige vroedvrouw is.
Het feit dat de onderzoeker een vroedvrouw is zou de objectiviteit van het onderzoek
kunnen beïnvloeden.
Naar de toekomst toe zou deze vragenlijst, mits aanpassingen, gebruikt kunnen worden
om de tevredenheid te meten bij de vrouwen die bevallen in ‘Le Cocon’, maar
opgevolgd worden door een zelfstandige vroedvrouw. Op die manier kan er een
vergelijking worden gemaakt tussen team midwifery en caseload midwifery. Ook zou
deze vragenlijst gebruikt kunnen worden om de tevredenheid in ‘Le Cocon’ te
vergelijken met de tevredenheid in het standaard zorgmodel in het Erasmusziekenhuis.
Verder zou het interessant zijn om de tevredenheid ook te linken aan de fysische
outcome. In deze masterproef werden er geen vrouwen geïncludeerd die getransfereerd
werden naar de verloskamer. Verder onderzoek zou de tevredenheid tussen vrouwen die
63
wel en niet getransfereerd werden kunnen vergelijken met elkaar. Ook zou het
interessant zijn om na te gaan hoe artsen staan tegenover dergelijk zorgmodel en wat de
tevredenheid is van de vroedvrouwen die werkzaam zijn in dit zorgmodel. Tevens zou
het interessant zijn om een kostenberekening te maken voor een laagrisico
zwangerschapsopvolging, partus en postpartumopvolging en dit vervolgens te
vergelijken voor een standaard zorgmodel en ‘Le Cocon’. Op die manier zou berekend
kunnen worden of het integreren van een MLC-afdeling in een ziekenhuis een
kostenbesparend effect heeft voor de vrouw, het ziekenhuis en/of de maatschappij.
Eveneens zou er nagegaan kunnen worden waarom de vrouwen in Vlaanderen kiezen
voor standaard zorgmodel en welke barrières ze ervaren om te kiezen voor een MLC-
zorgmodel.
64
8. Implicaties voor de praktijk
De hoge tevredenheid in ‘Le Cocon’ en de vele voordelen van een MLC-model die
beschreven staan in de literatuur tonen aan dat MLC een evenwaardig alternatief is voor
vrouwen met een laagrisico zwangerschap. Deze resultaten bevestigen dat ‘Le Cocon’
een goed initiatief is en als voorbeeld kan fungeren voor andere ziekenhuizen.
Een dergelijk zorgmodel in elk ziekenhuis zou de Belgische vrouwen de mogelijkheid
en keuzevrijheid geven om te kiezen voor MLC zonder de veilige muren van een
ziekenhuis te moeten verlaten. Het zou de deuren kunnen openen voor meer
gepersonaliseerde zorg, aangepast aan de noden en wensen voor de vrouw. Voor
vroedvrouwen is dit een mogelijkheid om zelfstandig te werken en toch snel beroep te
kunnen doen op gespecialiseerde zorgverlening wanneer dit nodig blijkt te zijn. Het zo
leiden tot een herwaardering van het beroep ‘vroedvrouw’. Dit initiatief moedigt ook de
fysiologische benadering van het geboorteproces aan en kan de overmedicalisering van
het geboorteproces inperken. Vrouwen dienen meer op de hoogte te worden gesteld
over de alternatieve zorgmodellen. De huisarts zou eventueel een rol kunnen spelen in
het informeren en doorverwijzen van de vrouwen naar de geschikte zorgverlener. De
huisarts is namelijk de vertrouwenspersoon van de vrouw en kan dé persoon bij uitstek
zijn om de vrouw te ondersteunen bij het maken van een geïnformeerde keuze.
De integratie van dergelijk zorgmodel kent wel zijn uitdagingen. Allereerst dienen de
gynaecologen, pediaters en vroedvrouwen die werkzaam zijn in het ziekenhuis open te
staan voor dergelijk initiatief, een vloeiende samenwerking tussen de verschillende
diensten (materniteit, verloskwartier en neonatale afdeling) is namelijk een vereiste. Om
de integratie van dergelijk zorgmodel mogelijk te maken dient, naast de zorgverleners
ook het management van de ziekenhuizen op de hoogte te zijn van het belang en de
voordelen van dit initiatief. Verder dient het project gesteund te worden door de
mutualiteiten. Het kleine teamverband waarin de vroedvrouwen werkzaam zijn in het
MLC- zorgmodel vraagt om veel wachtdiensten. Hiervoor wordt er een supplement van
200 euro gevraagd. Deze extra kost voor de vrouw is een terechte vergoeding voor de
extra inspanningen die de vroedvrouwen moeten leveren in dit zorgmodel. Toch is dit
voor vele vrouwen een financiële last en maakt dit zorgmodel minder toegankelijk.
Veder kan de betaling per prestatie bij de gynaecologen een barrière betekenen voor de
65
integratie van MLC-afdeling in een ziekenhuis. Dit zou namelijk een van de reden
kunnen zijn waarom de gynaecologen weigerachtig staan ten opzichte van dit initiatief.
Tot slot mag de verhoogde werkdruk van de vroedvrouwen die werkzaam zijn in het
model niet leiden tot verstoring werk-privé balans en stijging van het aantal burn-out.
66
9. Conclusie
Het exploratief pilootonderzoek brengt de tevredenheid van een MLC-model (‘Le
Cocon’) volgens het perspectief van de vrouwen in kaart. Uit dit onderzoek blijkt dat
vooral vrouwen ouder dan 30 jaar en hoogopgeleide vrouwen kiezen voor dit
zorgmodel. De tevredenheid in dit zorgmodel ligt hoog. Er bleek voornamelijk een
verschil te zijn tussen vrouwen die voltijds en deeltijds werken voor bepaalde aspecten
van de zorgverlening. Volgens het perspectief van de participanten is het MLC-model
een zeer goed alternatief zorgmodel voor vrouwen met een laagrisico zwangerschap.
Dit pilootonderzoek kan een aanzet zijn voor meer wetenschappelijk onderzoek over
MLC in België. Op die manier kan er nagegaan worden of dergelijk zorgmodel ook
voor de maatschappij, de gynaecologen en de vroedvrouwen in België een goed
alternatief zorgmodel is voor vrouwen met een laagrisico zwangerschap. Onderzoeken
uit Verenigd Koninkrijk, Canada en Australië tonen alleszins veelbelovende resultaten.
67
Literatuurlijst
Online artikels
Bernitz, S., Aas, E., Øian, P.(2012). Economic evaluation of birth care in low-risk
women. A comparison between a midwife-led birth unit and a standard obstetric unit
withint he same hospital in Norway. A randomised controlled trial. Midwifery, 28, 591-
599.
Biró, M.A., Waldenström, U., Brown, S., Pannifex, J.H. (2003). Satisfaction with Team
Midwifery Care for Low- and High-Risk Women: A Randomized Controlled Trial,
Birth, 30, 1-10.
Brown, M., Dietsch, E. (2013). The feasibility of caseload midwifery in rural Australia:
A literature review. Woman and birth, 26, 1-4.
Campbell, R., Macfarlane, A., Hempsall, V., Hatcharcl, K. (1999). Evaluation of
midwife-led care provided at the Royal Bournemouth Hospital. Midwifery, 15, 183-193.
Christiaens, W., Nieuwenhuijze, M.J., Vries, R. (2013). Trends in the medicalisation of
childbirth in Flanders and the Netherlands. Midwifery, 29, 1-8.
Collins, C.T., Fereday, J., Pincombe, J., Oster, C., Turnbull, D. (2010). An evaluation of
the satisfaction of midwives’ working in midwifery group practice. Midwifery, 26, 435-
441.
Goberna-Tricas, J., Banús-Giménez, M.R., Palacio-Tauste, A., Linares-Sancho,
S.(2011).Satisfaction with pregnancy and birth services:The quality of maternity care
services as experienced by women. Midwifery, 27, 231-237.
Goodman, P., Mackey, M.C., Tavakoli, A.S.(2004) Factors related to childbirth
satisfaction. Journal of advanced nursing, 46, 212-219.
Green, J.M., Renfrew, M.J., Curtis, P.A. (1999). Continuity of carer: what matters to
women? A review of the evidence. Midwifery,16, 186-196.
Hartz, D.L., Maralyn Foureur, M.,Tracy, S.K. (2012). Australian caseload midwifery:
the exception or the rule. Woman and birth, 25, 39-46.
68
Harvey, S., Rach, D., Stainton, M.C., Jarrell, J., Brant, R. (2002). Evaluation of
satisfaction with midwifery care. Midwifery, 18, 260 -267.
Hicks, C., Spurgeon, P., Barwell, F. (2003). Changing Childbirth: a pilot project.
Journal of Advanced Nursing, 42, 617–628.
Homer, C.S.E., Davis, G.K., Cooke, M., Barclay, L.M.(2001). Women’s experiences of
continuity of midwifery care in a randomised controlled trial in Australia. Midiwifery,
18, 102-112.
Janssen, P.A., Ryan, E.M., Etches, D.J., Klein, M.C., Reime, B. (2007). Outcomes of
planned hospital birth attended by midwives compared with physicians in British
Columbia. Birth, 34, 140-147.
Keating, A., Fleming, V.E.M. (2009). Midwives’ experiences of facilitating normal
birth in an obstetric-led unit: a feminist perspective. Midwifery, 25, 518-527.
Matejić, B., Milićević , M.S., Vasić, V., Djikanović, B. (2014). Maternal satisfaction
with organized perinatal care in Serbian public hospitals. Childbirth, 14,1-9.
Mohajer, M., Hughes, A., Ghosh, S. (2009). Midwifery-led birthing units. Obstetrics,
gynaecology and reproductive medicine, 19, 169-171.
Overgaard, C., Fenger-Grøn, M., Sandall, J. (2012). The impact of birthplace on
women’s birth experiences and perceptions of care. Social Science and Medicine, 74,
973-981.
Renfrew, M.J., McFadden, A., Bastos, M.H., Campbell, J., Channon, A.A., Cheung,
N.F. (2014). Midwifery and quality care: findings from a new evidence informed
framework for maternal and newborn care. Lancet, 384, 1129-1145.
Ryan, M., Roberts, C. (2005). A retrospective cohort study comparing the clinical
outcomes of a birth centre and labour ward in the same hospital. Australian Midwifery
Journal, 18, 17-21.
Ryan, P., Revill, P., Devane, D. (2013) An assessment of the cost-effectiveness of
midwife-led care in the United Kingdom. Midwifery, 29, 368-376.
69
Sandall, J., Soltani, H., Gates, S., Shennan, A., Devane, D. (2013). Midwife-led
continuity models versus other models of care for childbearing women. The Cochrane
Collaboration, 8, 1-107. 5
Shields, N., Turnbull, D., Reid, M., Holmes, A., McGinley, M., Smith, L.N.(1997).
Satisfaction with midwife managed care in different time periods: a randomized
controlled trial of 1299 women. Midwifery, 14, 85-93.
Spurgeon P., Hicks, C., Barwell, F.(2001). Antenatal, delivery and postnatal
comparisons of maternal satisfaction with two pilot Changing Childbirth schemes
compared with a traditional model of care. Miwifery, 17, 123-132.
Symon, A.G., Paul, J., Butchart, M., Carr, V., Dugard, P. (2007). Self-rated ‘‘No-’’ and
‘‘Low-’’ risk pregnancy: a comparison of outcomes for women in obstetric-led and
midwife-led units in England. Birth, 34, 323-330.
Tracy, S.K., Hartz, D.L., Tracy, M.B., Allen, J., Forti, A., Hall,B., White,J.,
Lainchbury, A., Stapleton, H., Beckmann, M. , Bisits, A., Homer,C., Foureur,M.,
Welsh, A., Kildea, S.(2013). Caseload midwifery care versus standard maternity care
forwomen of any risk: M@NGO, a randomised controlled trial. Lancet 382, 1723-1732.
Van Kelst, L., Spitz, B., Sermeus, W., Thomson, A.M. (2013). A hermeneutic
phenomenological study of Belgian midwives’views on ideal and actual maternity care.
Midwifery, 29, 9-17.
Van Teijlingen, E., Hundley,V., Rennie, A.M. (2003) Maternity satisfaction studies and
their limitations :‘what is, must still be best’. Birth, 30,75–82.
Waldenström, U., Brown S., McLachlan, H., Forster, D., Brennecke, S. (2000). Does
team midwife care increase satisfaction with antenatal,intrapartum and postpartum care?
A randomised controlled trial. Birth, 27, 156-167.
Williams, K., Lago, L., Lainchbury, A., Eagar, K. (2010). Mothers’ views of caseload
midwifery and the value of continuity of care at an Australian regional hospital.
Midwifery, 26, 615-621.
70
Rapporten
European perinatal health report. (2010). Health and care of pregnant women and babies
in Europe in 2010.
Gibbons, L., Belizán, J.M., Lauer, J.A., Betrán, A.P., Merialdi, M., Althabe, F. (2010).
The Global Numbers and Costs of Additionally Neede and Unnecessary Caesarean
Sections Performed per Year: Overuse as a Barrier to Universal Coverage. World
Health Report.
KCE 232A. (2014). Caring for mothers and newborns after uncomplicated delivery:
towards integrated postnatal care. België: Federaal kenniscentrum voor de
gezondheidszorg.
KCE 248 AS. (2015). What are the recommended clinical assessment and screening
tests during pregnancy? België: Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg.
Kind en Gezin. (2014) Jaarverslag 2014.
Neirynck, C. (2012). De ziekenhuiskostprijs van een bevalling in België. Studie van de
onafhankelijke ziekenfondsen.
SPE. (2014). Perinatale activiteiten in Vlaanderen. België: Studiecentrum voor
Perinatale Epidemiologie
Zorgnet Vlaanderen. (2011). Het tekort aan (sommige) ziekenhuisspecialisten. Een
analyse en denkpistes voor oplossingen
Sites
European midwives Association. (2015, Maart a). Retrieved from
http://www.europeanmidwives.com
Hôpital erasme, Clinique obstétrique. (2014, November 19). Retrieved from
http://www.erasme.ulb.ac.be/page.asp?id=18028&langue=FR
71
ICM International Definition of the Midwife. (2014, November 18). Retrieved from
http://www.internationalmidwives.org/who-we-are/policy-and-practice/icm-
international-definition-of-the-midwife/
UNFPA Midwives. (2014, November 18). Retrieved from
http://www.unfpa.org/public/mothers/pid/4384#what_midwives_do
Vlaamse organisatie van vroedvrouwen. (2015, Maart 3). Retrieved from
http://www.vlov.be/nl/vroedvrouwen/faq/wetgeving1
WHO Midwifery. (2014, November 18). Retrieved from
http://www.who.int/topics/midwifery/en/
Boek
Twisk, J.W.R.(2010). Inleiding in de toegepaste biostatistiek. Amsterdam: Reed
Business.
Masterproeven
De Brouwer, J. (2013) De visie van de Vlaamse vroedvrouw op de actuele invulling van
haar beroep. Hoe staat men tegenover een mogelijke evolutie naar midwifery led
care?(ongepubliceerde masterproef). Universiteit Gent, België.
Van Damme, A. (2014). Kennis bij Vlaamse nullipara over de rol van de vroedvrouw:
ontwikkelen en valideren van een kennistest (Ongepubliceerde masterproef).
Universiteit Gent, België.
72
Bijlagen
Bijlage 1: Cijfermateriaal Agentschap zorg en gezondheid
MZG-registratie 2011
Woonplaats moeder daghospitalisatie
klassieke (en
langdurige)
hospitalisatie
Alle
ziekenhuis-
bevallingen
Antwerpen 218 20545 20763
Limburg 49 8607 8656
Oost-Vlaanderen 99 15848 15947
Vlaams-Brabant 67 11136 11203
West-Vlaanderen 96 11431 11527
Totaal Vlaams Gewest 529 67567 68096
% in totaal 0,8% 99,2% 100,0%
geboorte-registratie 2011
Woonplaats moeder ziekenhuis andere thuis
alle
bevallingen
Antwerpen 20980 2 175 21157
Limburg 8618 0 116 8734
Oost-Vlaanderen 15920 3 133 16056
Vlaams-Brabant 10857 6 137 11000
West-Vlaanderen 11439 4 59 11502
Totaal Vlaams Gewest 67814 15 620 68449
% in totaal 99,1% 0,0% 0,9% 100,0%
73
Woonplaats moeder
bevalling met
maximaal verblijf van
maximum 71 uur 59
min
bevalling met
hospitalisatie van
minstens 72 uur
Alle
ziekenhuis-
bevallingen
Antwerpen 2309 18454 20763
Limburg 809 7847 8656
Oost-Vlaanderen 1850 14097 15947
Vlaams-Brabant 813 10390 11203
West-Vlaanderen 872 10655 11527
Totaal Vlaams Gewest 6653 61443 68096
% in totaal 9,8% 90,2% 100,0%
74
Bijlage 2: De tevredenheidsenquête met bronvermelding
Bonjour à vous,
Voici la raison de ce courrier, nous voudrions Vous inviter à participer à un projet de recherche
dans le cadre d’un travail de Kim Decabooter sous ma supervision. Ce projet de recherche est
destiné aux mamans qui ont donné naissance à leur enfant dans le cadre du « Cocon » à
l’hôpital Erasme. Nous voudrions pouvoir réaliser une enquête de satisfaction chez les dames
qui ont choisi d’y accoucher .Il s’agit de mesurer votre évaluation de la qualité des soins dans
cette structure avant et pendant l’accouchement.
Si vous acceptez de participer à cette recherche, vous devez savoir que :
Cette recherche est mise en œuvre après évaluation par le comité d’éthique Erasme-ULB.
Votre participation est volontaire. Vous pouvez donc manifester d’emblée votre refus de
participer en contactant Mme Decabooter par email ([email protected]) ou par
téléphone (0477/707 645) ou encore par retour de courrier.
Les données recueillies seront confidentielles et votre anonymat sera garanti lors de la
publication des résultats. L’investigateur a un devoir de confidentialité vis à vis des
données collectées.
Vous pouvez toujours contacter Mme Decabooter (0477/ 707 645) si vous avez besoin
d’informations complémentaires.
Répondre à notre questionnaire devrait vous prendre plus ou moins un quart d’heure de votre
temps. Une fois le questionnaire rempli, merci de nous le retourner via l’enveloppe timbrée
fournie.
Vous pouvez toujours refuser de répondre à notre questionnaire. Votre éventuel refus de
participer n’aura aucune conséquence négative dans vos relations futures avec le service du
Cocon de l’Hôpital Erasme.
Je vous remercie d’avance pour votre participation et voulais, à cette occasion, vous remercier
pour votre confiance et le bonheur que nous avons partagé avec vous dans l’accompagnement
de cette merveilleuse aventure.
Michèle Warnimont Mlle Kim Decabooter
Promoteur interne de l’étude Etudiante en master en
Gestion de la Santé Publique
75
Veuillez donner votre réponse dans l’espace prévu ou cochez une case en cas de plusieurs
options.
1. Quelle est votre année de naissance?
………………………….
2. Quel est votre code postale ?
………………………….
3. Quelle est votre origine ?
………………………….
4. Quel est votre statut matrimonial légal:
En cohabitation
Mariée
Dans une relation, mais pas mariée, ni en cohabitation
Célibataire
5. Vous avez accouché chez Le Cocon de votre :
1e enfant 2ème enfant 3ème enfant > 3ème enfant
6. Quel est le plus haut diplôme que vous ayez obtenu?
Aucun
École primaire
École secondaire
Haute-école/université
Autre(s):
76
7. Quel est le plus haut diplôme de votre époux?
Aucun
École primaire
École secondaire
Haute-école/université
Autre(s):
8. Quel est votre statut professionnel?
Emploi à temps plein
Emploi à temps partiel
Femme au foyer
Sans emploi
Étudiante
Invalide
Autre:
9. Quel est le statut professionnel de votre époux?
Emploi à temps plein
Emploi à temps partiel
Homme au foyer
Sans emploi
Étudiante
Invalide
Autre :
10. Quel est ou a été votre choix d’allaitement lors de votre départ du Cocon.
Lait infantile (biberon)
Lait maternel
Lait infantile (biberon) et lait maternel
77
Les affirmations ci-dessous traitent du soin ou du prestataire de soins qui a fait le suivi de
votre grossesse, accouchement et travail. Dans quelle mesure êtes-vous d’accord avec ces
affirmations ?
1= pas du tout d’accord; 2= pas d’accord; 3= neutre 4= d’accord; 5= tout à fait d’accord
Rappelez- vous votre grossesse et les soins que vous avez reçus pendant cette période.
Veuillez indiquer si vous êtes pas du tout d’accord, pas d’accord, ni d’accord ni en désaccord,
d’accord ou tout à fait d’accord avec les affirmations.
Grossesse
1
Pas du
tout
d’accord
2
Pas
d’accord
3
Neutre
4
D’accord
5
Tout à fait
d’accord
J’ai eut le sentiment d’avoir trop
peu de participation aux
décisions quand elles se
prenaient
(Biró et al., 2003; Waldenström et al., 2000;Williams et al., 2010)
Ma/mes sage-femme(s) me
racontai(en)t tout ce que je
voulais savoir
(Biró et al., 2003; Spurgeon et al., 2001; Waldenström et al., 2000; Williams et al., 2010)
J’ai eut une bonne relation avec
ma/mes sage-femme(s)
(Spurgeon et al., 2001 ;Williams et al., 2010)
J’ai eut le sentiment qu’il y avait
de l’espace pour poser toutes les
questions que je souhaitais
poser
(Biró et al., 2003; Waldenström et al., 2000;Williams et al., 2010)
78
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait
(Biró et al., 2003; Spurgeon et al., 2001; Waldenström et al., 2000; Williams et al., 2010)
Rappelez-vous votre travail et votre accouchement. Pourriez-vous indiquer, pour cette
période (depuis l’hospitalisation jusqu’à la naissance de votre enfant), si vous êtes pas du
tout d’accord, pas d’accord, ni d’accord ni en désaccord, d’accord ou tout à fait d’accord avec
les affirmations.
Travail et accouchement
1
Pas du
tout
d’accord
2
Pas
d’accord
3
Neutre
4
D’accord
5
Tout à fait
d’accord
Je connaissais la sage-femme qui
a fait le suivi de mon travail.
(Biró et al., 2003; Spurgeon et al., 2001; Waldenström et al., 2000; Williams et al., 2010)
Je connaissais la deuxième sage-
femme qui était présente lors de
mon accouchement ( la
naissance même).
(Biró et al., 2003; Spurgeon et al., 2001; Waldenström et al., 2000; Williams et al., 2010)
J’avais le sentiment d’avoir eu
trop peu de participation aux
décisions quand elles se
faisaient.
(Biró et al., 2003; Waldenström et al., 2000;Williams et al., 2010)
Je me sentais bien préparée
pour le travail et
l’accouchement.
(Spurgeon et al., 2001)
79
Travail et accouchement
1
Pas du
tout
d’accord
2
Pas
d’accord
3
Neutre
4
D’accord
5
Tout à fait
d’accord
On m’a proposé plusieurs
positions pour accoucher.
(Biró et al., 2003; Waldenström et al., 2000)
Mon/mes sage-femme(s)me
racontai(en)t tout ce que je
voulais savoir
(Biró et al., 2003; Waldenström et al., 2000;Williams et al., 2010)
J’avais un sentiment de contrôle
(Biró et al., 2003; Waldenström et al., 2000;Williams et al., 2010)
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait pendant le travail
(Biró et al., 2003; Spurgeon et al., 2001; Waldenström et al., 2000; Williams et al., 2010)
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait pendant
l’accouchement
(Spurgeon et al., 2001; Waldenström et al., 2000; Williams et al., 2010)
Pendant tout le travail, une
sage-femme était présente
(Spurgeon et al., 2001)
Ma/mes sage-femme(s)
tenai(en)t compte de mes
besoins et souhaits
80
(Spurgeon et al., 2001)
Ma/mes sage-femme(s)
compatisai(en)t avec moi
(Biró et al., 2003; Spurgeon et al., 2001; Waldenström et al., 2000)
J’avais le sentiment qu’il y avait
de l’espace pour poser toutes
les questions que j’avais.
(Biró et al., 2003; Williams et al., 2010)
J’avais une bonne relation avec
ma/mes sage-femme(s)
(Spurgeon et al., 2001;Williams et al., 2010)
Satisfaction générale
1
Pas du
tout
d’accord
2
Pas
d’accord
3
Neutre
4
D’accord
5
Tout à fait
d’accord
Si j’avais un autre enfant, je
souhaiterais être prise en charge
dans Le Cocon
(Williams et al., 2010)
Je recommanderais Le Cocon à
un(e) connaissance.
(Williams et al., 2010)
81
Participation du partenaire
1
Pas du
tout
d’accord
2
Pas
d’accord
3
Neutre
4
D’accord
5
Tout à
fait
d’accord
Mon partenaire jouait un rôle active
pendant le travail et l’accouchement
(Spurgeon et al., 2001)
Mon partenaire savait ce qu’il devrait
faire, il ne se sentait pas perdu pendant
l’accouchement
La sage-femme tenait compte de mon
partenaire pendant les consultations
prénatales
La sage-femme tenait compte de mon
partenaire pendant le travail et
l’accouchement
(Spurgeon et al., 2001)
Dans quelle mesure êtes-vous, en général, satisfaite des soins ? Veuillez entourer d’un cercle
un seul chiffre. 1 = pas du tout satisfaite ; 10 = très satisfaite.
Êtes-vous satisfaite des soins reçus pendant votre grossesse ? (Biró et al., 2003; Spurgeon et
al., 2001; Waldenström et al., 2000)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Êtes-vous satisfaite des soins reçus pendant votre travail et accouchement ? (Spurgeon et al.,
2001)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
82
Comment avez-vous appris à connaître Le Cocon ?
Pourquoi avez-vous choisi pour Le Cocon ?
Quels sont, selon vous, les éléments positifs chez Le Cocon, et quels sont les points à
améliorer encore ?
Les éléments positifs Points à améliorer
83
Avez-vous encore des remarques ou des observations ?
Avez-vous des expériences avec le modèle de soins standard, où le suivi de votre grossesse a
été fait par un(e) gynécologue et où vous avez accouché dans un hôpital, sous surveillance
d’un(e) gynécologue ?
Si oui, êtes-vous disposée à parler de ces expériences et vos expériences chez Le Cocon lors
d’une interview ?
Oui
Non
En cas de réponse positive, veuillez noter votre numéro de téléphone ci-dessous, pour que je
vous puisse contacter. Je vous remercie d’avance.
Merci beaucoup pour votre temps et votre collaboration,
Kim Decabooter
84
Bijlage 3: Aangepaste inleidende brief
Rebonjour à vous,
J’espère que vous allez toujours bien !
Il y a quelques semaines, nous vous avons contactée pour une enquête de satisfaction dans le
cadre d’un TFE intitulé « Le suivi de la grossesse et l’accouchement dans une unité
physiologique au sein de l’hôpital. Étude de satisfaction des soins. » Cette étude a pour
objectif de mesurer la satisfaction, et en ce faisant, améliorer les soins.
N’ayant pas reçu votre questionnaire en retour, nous souhaitions vous informer qu’il vous est
encore possible d’y participer
Pour rappel, ce projet de recherche dans le cadre du travail de Kim Decabooter sous ma
supervision est destiné aux mamans qui ont donné naissance à leur enfant dans le cadre du
« Cocon » à l’hôpital Erasme.Il s’agit de mesurer votre évaluation de la qualité des soins dans
cette structure avant et pendant l’accouchement.
Si vous acceptez de participer à cette recherche, vous devez savoir que :
Cette recherche est mise en œuvre après évaluation par le comité d’éthique Erasme-ULB.
Votre participation est volontaire. Vous pouvez donc manifester d’emblée votre refus de
participer en contactant Mme Decabooter par email ([email protected]) ou par
téléphone (0477/707 645) ou encore par retour de courrier.
Les données recueillies seront confidentielles et votre anonymat sera garanti lors de la
publication des résultats. L’investigateur a un devoir de confidentialité vis à vis des
données collectées.
Vous pouvez toujours contacter Mme Decabooter (0477/ 707 645) si vous avez besoin
d’informations complémentaires.
Répondre à notre questionnaire devrait vous prendre plus ou moins un quart d’heure de votre
temps. Une fois le questionnaire rempli, merci de nous le retourner via l’enveloppe timbrée
fournie.
85
Vous pouvez toujours refuser de répondre à notre questionnaire. Votre éventuel refus de
participer n’aura aucune conséquence négative dans vos relations futures avec le service du
Cocon de l’Hôpital Erasme.
Je vous remercie d’avance pour votre participation et voulais, à cette occasion, vous remercier
à nouveau pour votre confiance et le bonheur que nous avons partagé avec vous dans
l’accompagnement de cette merveilleuse aventure.
Michèle Warnimont Mlle Kim Decabooter
Promoteur interne de l’étude Etudiante en master en
Gestion de la Santé Publique
86
Bijlage 4: Interviewguide
1. Hoe kwam u in contact met Le Cocon/hoe leerde u Le Cocon kennen ?
2. Om welke reden(en) koos u voor Le Cocon?
3. We gaan nu een kleine vergelijking maken tussen de zorg in Le Cocon en in het
ziekenhuis. Om het wat overzichtelijk te houden gaan we de periodes opdelen in
zwangerschap- arbeid en bevalling. Het is de bedoeling dat u de opvallende
verschillen tussen beide zorgmodellen beschrijft en hierbij aangeeft wat de
negatieve/positieve elementen van de zorg waren.
ZWANGERSCHAP
a) Hoe verliep de zwangerschapsopvolging van Le Cocon in vergelijking met
het ziekenhuis? Wat waren de opvallende verschillen in de zorg?
Contact met de zorgverlener
Informatieverlening
Betrokkenheid van de partner
Beslissingsbevoegdheid/ inspraak
Aangepastheid van de zorg: rekening gehouden met eigen noden en wensen
b) Welke elementen vond u positief en negatief in het zorgmodel van Le
Cocon?
c) Welke elementen vond u positief en negatief in het zorgmodel van het
ziekenhuis?
ARBEID
a) Hoe verliep de opvolging van Le Cocon in vergelijking met het ziekenhuis?
Wat waren de opvallende verschillen in de zorg?
Contact met de zorgverlener
Informatieverlening
Betrokkenheid van de partner
Beslissingsbevoegdheid/ inspraak
Aangepastheid van de zorg: rekening gehouden met eigen noden en wensen
87
b) Welke elementen vond u positief en negatief in het zorgmodel van Le
Cocon?
c) Welke elementen vond u positief en negatief in het zorgmodel van het
ziekenhuis?
PARTUS
a) Hoe verliep de opvolging van Le Cocon in vergelijking met het ziekenhuis?
Wat waren de opvallende verschillen in de zorg?
Contact met de zorgverlener
Informatieverlening
Betrokkenheid van de partner
Beslissingsbevoegdheid/ inspraak
Aangepastheid van de zorg: rekening gehouden met eigen noden en wensen
b) Welke elementen vond u positief en negatief in het zorgmodel van Le
Cocon?
c) Welke elementen vond u positief en negatief in het zorgmodel van het
ziekenhuis?
4. Waarom denkt u dat vrouwen niet zouden kiezen om zich te laten opvolgen bij Le
Cocon ?
88
Bijlage 5: Distributie van de tevredenheidsscores
STELLINGEN TEVREDENHEIDSCORES
Zwangerschap
1
Helemaal
niet
akkoord
2
Niet
akkoord
3
Neutraal
4
Akkoord
5
Helemaal
akkoord
Gem.
J’ai eut le sentiment d’avoir trop
peu de participation aux décisions
quand elles se prenaient.
81,8%(45) 16,4%(9) 1,8%(1) 0 0 1,80
Ma/mes sage-femme(s) me
racontai(en)t tout ce que je voulais
savoir
0 0 0 16,4%(9) 83,6%(46) 1,83
J’ai eut une bonne relation avec
ma/mes sage-femme(s)
0
0 1,8%(1) 3,6%(2) 94,5%(52) 1,92
J’ai eut le sentiment qu’il y avait
de l’espace pour poser toutes les
questions que je souhaitais poser.
3,6%(2) 0 0 9,1%(5) 87,3%(48) 1,76
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait.
56,4%(31) 21,8%(12) 12,7%(7) 3,6%(2) 5,5%(3) 1,20
Arbeid en Partus
Je connaissais la sage-femme qui a
fait le suivi de mon travail.
3 ,6%(2) 0 1,8%(1) 10,9%(6) 83,6%(46) 1,71
Je connaissais la deuxième sage-
femme qui était présente lors de
mon accouchement ( la naissance
même).
12,7%(7) 5,5%(3) 7,3%(4) 16,4%(9) 58,22%(2) 1,01
J’avais le sentiment d’avoir eu
trop peu de participation aux
décisions quand elles se faisaient.
65,5(36) 25,5%(14) 0 5,5%(3) 0 1,56
Je me sentais bien préparée pour le
travail et l’accouchement.
0 1,8%(1) 7,3%(4) 27,3%(15) 61,8%(34) 1,52
On m’a proposé plusieurs
positions pour accoucher.
0 1,8%(1) 7,3%(4) 25,5%(4) 65,5%(36) 1,54
Mon/mes sage-femme(s)me
racontai(en)t tout ce que je voulais
savoir
0 0 5,5%(3) 32,7%(18) 61,8%(34) 1,56
J’avais un sentiment de contrôle 5,5%(3) 7,3%(4) 18,2%(10) 29,1%(16) 40,0%(22) 0,91
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait pendant le travail
50,9%(28) 32,7%(18) 0 12,7%(7) 3,6%(2) 1,14
J’aurais aimé recevoir plus
d’informations sur les actes que
l’on posait pendant
l’accouchement
43,6%(24) 38,2%(21) 0 12,7%(7) 3,6%(2) 1,07
Pendant tout le travail, une sage-
femme était présente
3,6%(2) 7,3%(4) 10,9%(6) 20%(11) 58,2%(32) 1,21
Ma/mes sage-femme(s) tenai(en)t
compte de mes besoins et souhaits
0 0 0 23,6%(13) 76,4%(42) 1,76
89
Ma/mes sage-femme(s)
compatisai(en)t avec moi
0 1,8%(1) 1,8%(1) 27 ,3%(15) 69,1%(38) 1,63
J’avais le sentiment qu’il y avait
de l’espace pour poser toutes les
questions que j’avais.
0 0 0 25,5%(14) 74,5%(41) 1,74
J’avais une bonne relation avec
ma/mes sage-femme(s)
0 0 0 7,3%(4) 92,7%(51) 1,92
Algemeen
Si j’avais un autre enfant, je
souhaiterais être prise en charge
dans Le Cocon
0 1,8%(1) 1,8%(1) 10,9%(6) 83,6%(46) 1,79
Je recommanderais Le Cocon à
un(e) connaissance.
0
0 3,6%(2) 5,5%(3) 90,9%(50) 1,87
Betrokkenheid partner
Mon partenaire jouait un rôle
active pendant le travail et
l’accouchement
0 0 5,5%(3) 21,8%(5) 72,7%(40) 1,67
Mon partenaire savait ce qu’il
devrait faire, il ne se sentait pas
perdu pendant l’accouchement
0 0 7,3%(4) 27,3%(15) 65,5%(36) 1,58
La sage-femme tenait compte de
mon partenaire pendant les
consultations prénatales
0 0 9,1%(5) 20,0%(11) 69,1%(38) 1,61
La sage-femme tenait compte de
mon partenaire pendant le travail
et l’accouchement
0 1,8%(1) 5,5%(3) 16,4%(9) 76,4%(42) 1,67
90
Bijlage 6 : Opmerkingen enquête
Nous sommes enchantés d’avoir pu accoucher au cocon ! C’était une expérience
formidable et remplie de beaux et bons moments. Merci à toute l’équipe des sages-
femmes! (participant 3)
Je recommande le cocon pour toutes les femmes qui souhaitent être suivies de manière
plus naturellement possible. (participant 10)
Chapeau à l’équipe du cocon c’est merveilleux qu’un tel endroit existe. (participant 11)
Nous avons vécu la naissance de Romane comme un moment extraordinaire, serein,
chaleureux et sécurisé. Merci au cocon! (participant 23)
Nous avons vécu la naissance de notre fille comme un véritable moment d'amour et de
tendresse et grâce au sages-femmes présentes la douleur était plus contrôlables, merci
à elles. (participant 26)
Magnifique expérience et de très belle rencontres je le conseille à toute les femmes
enceintes que je croise. (participant 30)
Je ne pourrais ni ne voudrais plus jamais accoucher ailleurs qu’au cocon. (participant
33)
Le Cocon est une très belle équipe quand tout se passe bien, c’est l’endroit idéal pour
accoucher. (participant 42)
Ce projet est tout simplement merveilleux et nous a permis d’avoir une grossesse et un
accouchement parfait. Nous sommes convaincus que le suivi au moment de la naissance
est très important. Merci à ce projet d’exister!(participant 48)
Le cocon est une structure exceptionnelle il faut le faire savoir et reproduire cette
solution. (participant 53)
J’appréhendais l’accouchement et grâce à l’équipe du cocon cela a été un moment
merveilleux. (participant 54)
Rien d’autre de vous redire merci <3 (participant 55)
91
Bijlage 7: Foto’s ‘Le Cocon’
De wachtkamer
De consultatieruimte
92
De bevallingskamers
93
Lijst van tabellen
Tabel 1: Fysische maternale outcome
Tabel 2: Foetale en neonatale outcome
Tabel 3: Socio-economische en demografisch profiel
Tabel 4: Bivariate vergelijking tussen de tevredenheidsscores over de
zwangerschapsopvolging en de socio-economische kenmerken
Tabel 5: Verband tussen tevredenheidsscores over de zwangerschapsopvolging en
socio-economische kenmerken (Chi2
–test)
Tabel 6:Verband tussen tevredenheidsscores over zwangerschapsopvolging en socio-
economische kenmerken (Log regressie)
Tabel 7: Bivariate vergelijking tussen de tevredenheidsscores over de arbeid en partus
en de socio-economische kenmerken
Tabel 8: Verband tussen tevredenheidsscores over arbeid en partus en socio-
economische kenmerken (Chi2
–test)
Tabel 9: Verband tussen tevredenheidsscores over arbeid en partus en socio-
economische kenmerken (Log regressie)
Tabel 10: Bivariate vergelijking tussen de tevredenheidsscores over betrokkenheid van
de partner en de socio-economische kenmerken
Tabel 11: Verband tussen tevredenheidsscores over betrokkenheid van partner en socio-
economische kenmerken (Chi2
–test)
Tabel 12: Verband tussen tevredenheidsscores over betrokkenheid van partner en socio-
economische kenmerken (Log regressie)
Tabel 13: Bivariate vergelijking tussen de algemene tevredenheidsscores en de socio-
economische kenmerken
Tabel 14: Hoe leerde u ‘Le Cocon’ kennen?
Tabel 15: Waarom koos u voor ‘Le Cocon’?
Tabel 16: Positieve elementen
Tabel 17: Werkpunten