vlaanderen · 2014. 6. 27. · seveso-inrichtingen^ (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de...
TRANSCRIPT
-
College van Burgemeester en Schepenen Leuven afdeling bouwen
Professor Van Overstraetenplein 1
3000 LEUVEN
RUIMTE VLAANDEREN
DEPARTEMENT VAN DE VLAAMSE OVERHEID
uw kenmerk
vragen naar/e-mall [email protected]
ons kenmerk 2.14/24062/103.2
telefoonnummer 016 66 58 50
bijlagen
datum
O 3 DEC. 2013
Betreft: Gemeente LEUVEN, gemeentelijk RUP "Philipsterrein en omgeving - 1ste gedeeltelijke herziening": verzoek tot raadpleging in het kader van een onderzoek tot milieueffectrapportage
Geacht college,
Wij ontvingen uw aanvraag tot advies tijdens merscreening voor het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Door tijdsgebrek zullen wij hieromtrent geen advies uitbrengen.
Hoogachtend,
Roland Nackaerts gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar
LBR00008050
Ruimte Vlaanderen Vlaams-Brabant, Dirk Boutsgebouw - Diestsepoort 6 bus 91, 3000 Leuven www.ruimtevlaanderen.be
-
Vlaamse overheid
(h.
AANGETEKEND
Stad Leuven Afdeling Ruimtelijk en Duurzaamheidsbeleid. Stadskantoor Professor Van Overstraetenplein 1 3000 LEUVEN
Departement Leefmilieu, Natuur en Energie
Afdeling Milieu-, Natüur- eh Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Koning Albert Il-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel 02 553 80 35 - Fax 02 553 21 25 [email protected]
uw bericht van uw kenmerk
vragen naar / e-mail telefoonnr. Karola Imbrechts 02 553 02 16 [email protected]
ons kenmerk SCRPL13035
datum 10/12/2013
bijlagen /
Betreft: Advies over het 'verzoek tot raadpleging' (screeningsnota) in het kader van het onderzoek tot milieueffectrapportagë van het RUP GGRH2-Philipsterrein & omgeving te Leuven - gedeeltelijke tierziening te Leuven (versie 04/04/2013)
Geachte,
Met betrekking tot het in rubriek vermelde onderwerp vindt u hierbij het advies van de dienst Veiligheidsrapportering (dienst VR) van mijn afdeling.
De dienst VR werd in de bijlage bij het plan-m.e.r.-besluit van 12 oktober 2007 ingedeeld als te raadplegen instantie voor de categorie "mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten voor mens of milieu inzake de gezondheid en de veiligheid van de mens".
Het advies van de dienst VR heeft specifiek betrekking op het aspect externe (mens)veiligheid als bedoeld in de Sevèso ll-richtlijn\ of, m.a.w. op de risico's waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen^ (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen.
Om een inschatting te maken van het aspect externe mensveiligheid, dient het voorliggende RUP afgetoetst te worden aan de hand van criteria die werden opgenomen onder de vorm van een beslissingsdiagram in bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26/01/2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage.
De dienst VR stelt vast dat het aspect 'externe veiligheid' beschouwd werd in de screeningsnota op pagina 14 onder punt 7.6:
"(...) Het RUP omvat geen bestaande Seveso-bedrijvigheid.
Er bevinden zich drie laagdrempelige Seveso-bedrijven binnen of net op de rand van een straal van 2 km rond het plangebied:
JSR Micro, Technologielaan 8, 3001 Heverlee VWR International, Geldenaaksebaan 464, 3001 Heverlee /mee, Kapeldreef 75, 3001 Heverlee
Het RUP laat geen toekomstige Seveso-bedrijvigheid toe. "
^ Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn 2
Dit zijn inrichtingen met een zodanige hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op het terrein dat zij vallen onder het toepassingsgebied van de Sevesp II richtlijn.
www.lne.be
-
Gelet op het feit dat: ~ ^
• volgens de gegevens van de dienst VR^ in het plangebied geen Seveso-inrichtingen aanwezig zijn,
• volgens de gegevens verstrekt in de screeningsnota in het plangebied geen bedrijvigheid (en dus ook geen Seveso-inrichtingen) mogelijk zijn,
• volgens de gegevens van de dienst VR^ binnen een perimeter van 2 km rond het plangebied één lagedrempel Seveso-inrichting aanwezig is, m.n. JSR M/cro (Technologielaan 8, 3001 Heverlee) op circa 1.98 km, en twee Seveso-inrichtingen zich op de rand van de 2 km-perimeter bevinden:
VWR International (Geldenaaksebaan 464, 3001 Heverlee) op circa 2.25 km Imec (Kapeldreef 75, 3001 Heverlee) op circa 2.06 km
• er aandachtsgebieden gepland zijn in het plangebied, m.n. grootschalige studentenhuisvesting,
• de dienst VR voldoende elementen in handen heeft om de risico's in te schatten waaraan mensen in de omgeving van deze inrichtingen blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen bij deze inrichtingen en te besluiten dat de ontwikkelingen beschreven in het RUP te verzoenen zijn met de aanwezigheid van deze Seveso-inrichtingen,
stelt er zich op het vlak van de externe mensveiligheid geen probleem en meent de dienst VR dat er geen aanzienlijke effecten verwacht worden inzake externe veiligheid.
De dienst VR wenst e.r de mitiatjefnemer op te wijzen dat het aspect "externe veiligheid" eveneens in het voorontwerp van het RUP voor de plenaire vergadering dient behandeld worden.
Hoogachtend,
Paul Van Spiek Algemeen directjeur Afdelingshoofd >f MNE
- Bron: webstek http://www.lne.be/themas/veiliaheidsrapportaqe/inrichtinaen/liisten
www.lne.be
-
Vlaamse overheid
Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Milieu-, Natuur- en Energiebeleid
Koning Albert Il-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL
• ^ 010541288500452621 220 047 431 503
• - RECO^,^W
-
directie ruimte dienst ruimtelijke ordening
Vragen naar Tel/Fax E-mail Ondernemingsnr 0253.973.219 uw l
-
PROVINCE VLAAMS • BRABANT
• RP
010541288500452621 220 0 38 392 074
• AB RECOMMANDÉ 1 AANGETEKENDE ZENDING 1 EINSCHREIBESENDUNG
-
stadsbestuur Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid T.a.v. mevrouw Sara Claeys Prof. Van Overstraetenplein 1 3000 LEUVEN
departement
Mobiliteit en Openbare Weri
-
bijlage bij brief ABA^P/U/2013/00597
Betreft: Leuven - RUP GGRH2 Philipsterrein en omgeving - gecoördineerd advies
Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken formuleert de volgende opmerkingen :
Het vervangen van kantoorontwikkéling door studentenvoorzieningen is theoretisch positief voor de mobiliteit. Een duurzame studentenwoonzone aan de rand van de stad is zelfs uitstekend voorde mobiliteit, zoals beschreven op pagina 14, maar dan enkel onder voorwaarde dat ze uitgebouwd wordt op maat van voetganger, fiets en bus.
Enkel onder deze voonA/aarde bevestigt het Departement MOW dat het plan geen aanzienlijke milieueffecten op het vlak van mobiliteit zal genereren.
Het kan niet de bedoeling zijn om woonzones voor studenten te creëren met uitgebreide parkingvoorzieningen, al dan niet benut door studenten. In dat geval ontstaat een dubbel probleem:
• Aantrek van voertuigen door niet-studentên , en dus ongewenste mobiliteit. • • Het risico dat studenten van de KU Leuven en Leuvense hogescholen zich
toch met de auto zouden verplaatsen. De grens tussen studentenvoorzieningen en eenpersoonsflats is vaag. Inzake mobiliteit is er een groot verschil tussen woonfläts en studentenvoorzieningen.
Aanvullend merken we op: \ • Pagina 15, 7.7. "Er kan immers gesteld worden dat het wagenbezit bij
studenten lager ligt dan bij werknemers". Deze stelling is vaag en biedt geen garantie voor de toekomst.
• Pagina 7, 2.1.4. "De bouw van een halte (spoonwegverbinding) wordt overwogen." Deze halte is heden in geen enkel plan op genomen.
.• Pagina 7, 2.1.4. "De aanleg van een secundair busstation Parkpoort". Dit busstation is heden in geen enkel plan opgenomen.
-
erf-goe
uw bericht van 02/12/2013
uw kenmerk RUP/GGRH2a_HERZ
3 Oj j^^A/vX-t iL i -^ G u c5ajLuA:zo>o^n^
[: ••• ..-.OK j - /
o( D. VAf̂ DtVOOHT
M RIDO'JANI E VAN HOOF B VERLINDEN 5 VANDERHEIDEN
1 L. PEETERS
STADSBESTUUR LEUVEN Prof. R. Van Overstraetenpiein 1 3000 LEUVEN
contactgegevens Els Patrouille [email protected] 016 66 59 25
ons kenmerk bijlagen 4.002/24062/99.747
datum 2 1 JAN. 20U
Be t re f t : Voorontwerp gemeentelijk ruimteli jk uitvoeringsplan (plenaire vergadering dd. ) en verzoek tot raadpleging betreffende het 'onderzoek tot milieueffectenrapport'. Verzoek tot advies.
Geachte heer. Geachte mevrouw,
In toepassing van artikel 2.2.6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001 en het Besluit van de Vlaamse regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan van 18 april 2008, verzocht u het agentschap Onroerend Erfgoed om advies.
Wij hebben geen opmerkingen wat betreft monumenten, landschap en archeologie.
Conclusie Onroerend Erfgoed
Gelet op de bovenstaande argumenten wordt over voorliggend GRUP een guns t i g advies uitgebracht. Het agentschap Onroerend Erfgoed is tevens van oordeel dat het voorliggende plan in zi jn huidige vorm geen aanzienlijke milieueffecten zal genereren m.b.t. onroerend erfgoed.
Gelieve ons een digitale kopie te bezorgen van het definitief vastgesteld RUP.
Hooga;2htend,
Kristi Provinciaal Directeur
LBR00011725
Vlaamse Overheid - Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant - Dirk Boutsgebouw - Diestsepoort 6 bus 94 - 3000 Leuven Tel. 016 66 59 00 - Fax 015 56 59 05 - e-mail [email protected] - www.onroerenderfgoed.be
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 1
1.1
Onderzoek tot milieueffectrapportage
Verzoek tot raadpleging
Gemeentelijk Gebiedsgericht Ruimtelijk Uitvoeringsplan
GGRH2 - Philipsterrein en omgeving – Gedeeltelijke
herziening
Stad Leuven
22 mei 2014
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 2
Initiatiefnemer: Stad Leuven Afdeling Ruimtelijk en Duurzaamheidsbeleid Prof. Van Overstraetenplein 1 3000 Leuven Contactpersoon: Sara Claeys 016 27 25 65 [email protected]
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 3
Inhoudsopgave 1 Beschrijving plan / afbakening ......................................................................................................... 4
1.1 Algemeen ................................................................................................................................. 4
1.2 Situering ................................................................................................................................... 4
1.3 Doelstelling .............................................................................................................................. 4
1.4 Reikwijdte en detailleringsniveau van het voorgenomen RUP ................................................ 4
2 Juridische en planologische context ................................................................................................ 5
2.1 Het plangebied in de structuurplannen .................................................................................... 5
2.1.1 Wonen ................................................................................................................................. 5
2.1.2 Economische en centrumstructuur ...................................................................................... 6
2.1.3 Groenstructuur ..................................................................................................................... 6
2.1.4 Verkeersstructuur ................................................................................................................ 7
2.1.5 Gebiedsgerichte bepalingen in het RSL over het gebied Philipsterrein en omgeving ........ 8
2.2 Bijzondere plannen van aanleg ............................................................................................... 9
2.3 Ruimtelijke uitvoeringsplannen ................................................................................................ 9
2.4 Beschermde monumenten en stadsgezichten ........................................................................ 9
2.5 Vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden ................................................................................ 9
3 Referentiesituatie en nulalternatief ................................................................................................. 10
4 Alternatieven voor het plan............................................................................................................. 10
5 Motivatie screening ........................................................................................................................ 10
6 Methodologie screening ................................................................................................................. 11
7 Screening ....................................................................................................................................... 12
7.1 Grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten ................................................................... 12
7.2 Bodem ................................................................................................................................... 12
7.3 Water ..................................................................................................................................... 12
7.4 Fauna en flora ........................................................................................................................ 13
7.5 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie .................................................................. 13
7.6 Mens: sociaalorganisatorische en ruimtelijke aspecten en hinder ........................................ 14
7.7 Mens: mobiliteit ...................................................................................................................... 15
7.8 Geluid .................................................................................................................................... 15
7.9 Lucht ...................................................................................................................................... 16
8 Besluit ............................................................................................................................................. 17
9 FIGUREN ....................................................................................................................................... 18
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 4
2 Beschrijving plan / afbakening
2.1 Algemeen
Het verzoek tot raadpleging wordt opgesteld naar aanleiding van de gedeeltelijke herziening van het RUP
Philipsterrein en omgeving, goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 16 februari 2006. Dit RUP werd
opgemaakt om het bestaande BPA H15 Philipsterrein en omgeving (goedgekeurd bij MB van 10/03/1999 en
gewijzigd bij MB van 20/08/2002) te vervangen. De visies, zoals omschreven in het ruimtelijk structuurplan
Leuven, waren deels, maar niet volledig, realiseerbaar binnen het bestaande BPA.
2.2 Situering
figuur 1: Situering plangebied
De afbakening van het RUP is identiek aan de afbakening van het oorspronkelijke RUP Philipsterrein en
omgeving van 2002. (zie figuur)
2.3 Doelstelling
figuur 2: RUP Philipsterrein en omgeving, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 16 februari 2006
figuur 3: Masterplan Philipsterrein en omgeving
figuur 4: Aanduiding wijzigingen grafisch plan RUP
De ontwikkeling van de Philipssite is reeds begin jaren 2000 van start gegaan volgens een goedgekeurd
masterplan en is reeds voor een groot deel gerealiseerd. Hierdoor kreeg een oude industriële zone een nieuwe
bestemming waarin een aantal stedelijke functies werden gecombineerd.
Het laatste nog te realiseren gedeelte van de Philipssite (Ubicenter fase II) is door de stad, in het kader van het
beleid rond studentenhuisvesting dat de stad samen met de KUL heeft uitgewerkt, uitgekozen als strategische
locatie die mee ingezet kan worden om de bijkomende behoefte aan kwalitatieve studentenhuisvesting op te
vangen. Via de herziening van het RUP zal ‘studentenhuisvesting’ worden toegevoegd aan de lijst van mogelijke
bestemmingen in de zone voor Kantoren (K).
De gedeeltelijke herziening van het RUP Philipsterrein en omgeving bestaat uit:
- Aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften
o De zone voor Kantoren (K) wordt gewijzigd naar zone met Gemengde Bestemming waarbij de
hoofdbestemming zowel kantoren als studentenwonen is.
2.4 Reikwijdte en detailleringsniveau van het voorgenomen RUP
Het voorgenomen RUP vormt een kader voor het aftoetsen van toekomstige bouwaanvragen. De
kwaliteitseisen worden in het RUP vastgelegd tot op perceelsniveau.
De detailleringsgraad is gelijkaardig aan de detailleringsgraad van het bestaande RUP.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 5
3 Juridische en planologische context
3.1 Het plangebied in de structuurplannen
3.1.1 Wonen
RSV en RSVB
Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) zet de lijnen uit van een beleid gericht op een bundeling van
bijkomende woongelegenheid in de stedelijke gebieden en de kernen van het buitengebied. Delen van de
gemeente Leuven zullen deel uitmaken van het nog af te bakenen regionaalstedelijk gebied Leuven. Het RSV
formuleert als doelstelling voor deze stedelijke gebieden de creatie van een bijkomend en gedifferentieerd
woningaanbod aan minimale dichtheden. Deze doelstelling wordt door het RSVB ondersteund. Hierbij zal in
eerste instantie aandacht besteed worden aan het verhogen van de kwaliteit van de woonomgeving in de
steden en de kernen van het buitengebied. Leefbaarheid en aantrekkelijkheid zijn echter prioritair ten opzichte
van het louter kwantitatief invullen van de behoefte aan woningen en bedrijven. De relatie tussen de
bebouwde ruimte en de open ruimte dient versterkt te worden. Daarnaast wenst de provincie het sociaal
woonbeleid (sociale huur- en koopwoningen) prioritair onder de aandacht te brengen. De provincie pleit voor
gemengde projecten waar sociale huur- en koopwoningen gezamenlijk met andere woningen worden
ontwikkeld.
RSL
In het RSL werden inzake wonen volgende uitdagingen geformuleerd:
- De compacte stedelijke structuur behouden als troef voor Leuven als leefomgeving, door
ontwikkelingen voornamelijk via inbreiding te realiseren;
- Het voorzien van voldoende publiek groen met hoge belevingswaar de in de woonkernen;
- De prijstoename van het vastgoed onder druk van de bevolkingsaangroei en de druk van de
kamermarkt aanpakken door het tegengaan van omvorming van gezinswoningen naar kamers en door
voldoende aanbod aan verschillende types woningen die best ruimtelijk verweven worden voorzien,
met name:
o Grote gezinswoningen realiseren, tegen de markttendens in om steeds kleinere woningen
aan te bieden;
o Woningen voor kleine gezinnen realiseren, inspelend op de tendens van gezinsverdunning;
o In het bijzonder: wonen voor ouderen en zorgbehoevenden realiseren;
o Woningen voor passanten realiseren (die slechts enkele jaren in Leuven blijven “plakken”);
o Woongelegenheid voor studenten, bij voorkeur in grotere kamercomplexen;
o Woningen voor gezinnen met een laag of gemiddeld inkomen realiseren: daar waar de lokale
overheid zelf de gronden ter beschikking kan stellen of er een akkoord wordt bereikt met de
private grondeigenaar, kan bijkomende sociale huisvesting worden ontwikkeld. Bij andere
grote private projecten ziet de stad erop toe dat verschillende types en grootten van
woningen worden aangeboden.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 6
3.1.2 Economische en centrumstructuur
RSV en RSVB
Binnen het RSV is Leuven geselecteerd als regionaal stedelijk gebied. Leuven maakt ook deel uit van het
centraal stedelijk netwerk Antwerpen-Gent-Brussel-Leuven, ook wel de “Vlaamse Ruit” genoemd en komt
prioritair in aanmerking om een deel van de toekomstige noden inzake economische ontwikkeling op te
vangen.
De ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden bevatten o.m. het versterken van de
multifunctionaliteit (door verweving kan de sociale, economische en culturele slagkracht en dynamiek van het
stedelijk gebied ten goede komen) en strategische stedelijke projecten als impuls voor stedelijke vernieuwing.
RSL
figuur 5: Selectie van economische en multifunctionele gebieden in Leuven (RSL fig 2.12)
In functie van de economische en centrumstructuur van Leuven wordt de Philipssite geselecteerd als
“multifunctionele ontwikkelingspool” (MO3).
Een multifunctionele ontwikkelingspool wordt gedefinieerd als “een aaneengesloten gebied dat, door de
beschikbare ruimte, de multimodale ontsluitingsmogelijkheden en de positie in de stedelijke structuur in
aanmerking komt voor een grootschalige multifunctionele ontwikkeling.” (RSL, richt.ged.1, § 6.4.4.A, blz. 164)
Als bijkomend perspectief voor de Philipssite wordt gesteld: “Op de Philipssite wordt momenteel een
multifunctioneel project uitgebouwd met kantoren, openbare diensten, sportinfrastructuur,… De publieke
ruimte krijgt een parkaanleg, die aansluit bij de groenstructuur van de vesten. Door de heraanleg van de
Parkpoort kan de relatie met de binnenstad worden verbeterd. De F. Lintstraat wordt naar voor geschoven als
as voor zacht verkeer tussen de Philipssite en het stadscentrum.” (RSL, richt.ged.1, § 6.4.4.C, blz. 165-166).
“ De Philipssite wordt afgewerkt volgens het goedgekeurd masterplan: bouw van een sportcentrum, een
kinderkribbe en de tweede fase van het Ubicenter. De buitenruimte wordt aangelegd als een publiek park dat
doorloopt tot aan de Parkpoort.” (RSL, richt. ged. 1, § 7.6.6.D, blz. 208)
3.1.3 Groenstructuur
RSV en RSVB
Het RSV pleit voor het behoud en de ontwikkeling van stedelijke natuurelementen omwille van hun belang
voor de stedelijke leefbaarheid. De provincie wenst het openruimtenetwerk bestaande uit een
aaneenschakeling van pleinen, groene lijnelementen en waterlopen doorheen de stedelijke gebieden ruimtelijk
te ondersteunen en te versterken. Hiertoe wenst zij onder meer aandacht te hebben voor de open ruimtes
binnen de stedelijke gebieden door middel van een versterking van de ecologische infrastructuur.
RSL
figuur 6: selectie van openruimtegebieden in Leuven (RSL fig. 2.05)
Het Philipspark is in het structuurplan geselecteerd als een gebied met geïntegreerde bebouwing, waar de
natuurwaarde nevengeschikt is aan de gebruikswaarde (I8 op de kaart).
Als ontwikkelingsperspectief voor dit gebied wordt bijkomend gesteld: “De stad kan de open ruimte op de
Philipssite als park met grote belevingswaarde uitbouwen. Daarbij moet aandacht besteed worden aan de
relatie met achterliggende gebieden in de Abdij van Park en de Molenbeekvallei, in functie van de uitbouw tot
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 7
“groene vinger” die natuur vanuit het oosten tot in de stad leidt. Het park dient ook aan te sluiten op de
groenstructuur van de vesten.” (RSL, richt.ged.1, § 4.6.5.A, blz. 79)
3.1.4 Verkeersstructuur
RSV en RSVB
Het gewest en de provincie pleiten voor het selectief autoarm maken van de stedelijke gebieden via een
geschikt locatiebeleid, een gericht vergunningenbeleid in verband met parkeervoorzieningen, het stimuleren
van zachte vervoersvormen,… Er wordt gestreefd naar een duurzame mobiliteit vanuit een duurzame
ruimtelijke ontwikkeling waarbij de economische, sociale en ecologische componenten ten volle onderkend
worden. Door het versterken van alternatieven voor het wegverkeer (multimodaliteit) en de verbeterde
verbinding van de modi (intermodaliteit) blijft de mobiliteit beheersbaar. In het bijzonder wenst de provincie
de intermodaliteit tussen fiets en openbaar vervoer te versterken.
RSL
figuur 7: gewenste spoorinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.14)
figuur 8: selectie van businfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.15a)
figuur 9: selectie van fietsinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.16)
figuur 10: wegencategorisering in Leuven (RSL fig. 2.17)
Bij de ontwikkeling van regionale spoorverbindingen binnen het GEN wordt aan de Philipssite de bouw van een
halte overwogen. Deze zou kaderen binnen het GEN-project waarbij een verlenging in zuidwestelijke richting
tot een nieuw aan te leggen station Arenberg op de spoorlijn naar Ottignies is opgenomen.
Ter ontlasting van het busstation op het Martelarenplein, kan capaciteit worden vrijgemaakt door bussen die
“bufferen” af te leiden naar een andere eindhalte in de omgeving. Concrete plannen zijn er voor een secundair
busstation op de Parkpoort.
Philipssite/Parkpoort wordt geselecteerd als halte voor een uit te bouwen stedelijke snelbuslijn of joblijn.
Ze verbinden aan hoge commerciële snelheid de voornaamste herkomst- en bestemmingspunten die buiten de
binnenstad gelegen zijn.
De Geldenaaksebaan wordt als halte geselecteerd voor de ontwikkeling van een cirkelvormige stadslijn. Deze
lijnen zijn ontsluitende lijnen die zich in het stedelijk gebied buiten de binnenstad ontwikkelen. Zij zorgen voor
een rechtstreekse, onderlinge ontsluiting van de woonkernen ronde de binnenstad, maar ook voor een relatie
met de nieuwe ontwikkelingen buiten het centrum.
Voor de regionale snelbuslijn, in dit geval Hoegaarden-Bierbeek-Leuven, en de nieuwe joblijn naar Haasrode
moet op de Geldenaaksebaan de doorstroming voor het busverkeer worden gegarandeerd. Dit is mogelijk door
de invoering van toeritdosering voor het autoverkeer. Vanaf het busknooppunt Parkpoort leidt het traject over
de vesten tot het station Leuven.
Parkpoort is geselecteerd als knooppunt bus-trein waar een groot aantal lijnen verknopen. De grote toestroom
van reizigers verantwoorden de noodzakelijke investeringen.
Binnen de site ligt een provinciale fietsroute “waarop bovenlokaal fietsverkeer vanuit de regio naar
bestemmingslocaties in Leuven gebundeld worden op een veilige en comfortabele infrastructuur” en verbindt
de binnenstad met het Abdij van Park en verder door naar het industrieterrein van Haasrode. De Pleinstraat en
Philipslaan zijn geselecteerd als stedelijke fietsroute “waarop het fietsverkeer binnen de agglomeratie
gebundeld wordt op een veilige en comfortabele infrastructuur”.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 8
De Vesten (R23B) worden in het structuurplan geselecteerd als verbindingswegen met de regio. De Vesten
tussen Koning Boudewijnlaan en Artoisplein (bovengrondse secties) zijn daarenboven geselecteerd als
doortocht (D2).
De Geldenaaksebaan ten noorden van de Meerdaalboslaan (Z8) is geselecteerd als een verzamelweg.
Verzamelwegen worden gedefinieerd als “wegen die op wijkniveau verzamelen om het naar het wegennet van
een niveau hoger te voeren. Verzamelwegen moeten ingericht worden in functie van de lokale
bedieningsfunctie en van de selectieve doorstroming van het wegverkeer. Doorgaand verkeer, dat geen relatie
heeft met de wijk, moet in principe worden geweerd.” (RSL, richt.ged.1, § 8.7.5.A, blz. 262)
De parking Philips is geselecteerd als randparking in combinatie met bestemmingsparking en bewonersparking.
3.1.5 Gebiedsgerichte bepalingen in het RSL over het gebied Philipsterrein en omgeving
figuur 11: ruimtelijke concepten en gewenste ruimtelijke structuur deelruimte Park-Militair domein (RSL fig.
2.35)
Voor de deelruimte Park-Militair domein wordt een eigen ruimtelijk wensbeeld uitgewerkt (RSL richt.ged. 2 §
11.4, blz. 93 e.v.). Dit wensbeeld is gebaseerd op volgende visie:
- Consolidatie van de landschappelijk waardevolle open ruimte
- Beheersing van de verkeersdruk
- Versterking van de belevingswaarde
- Behoud van de grootschalige functies
Volgende ruimtelijke concepten liggen aan de basis van de gewenste ruimtelijke structuur voor de deelruimte
Park-Militair domein:
- Schokdempers voor ruimtelijke uitdeining van de bestaande bebouwing
- Groene stapstenen vormen een verbinding tussen Heverleebos en de Molenbeek-Bierbeekvallei
- Eigen karakter van de openruimtegebieden behouden
- Grootschalige functie als zwaartepunt van elke stapsteen
- Opwaardering van de publieke ruimte
Met betrekking tot het projectgebied werden volgende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd (RSL,
richt.ged. 2, §12.4.2, blz 94 – 97):
- De rol van de Geldenaaksebaan als feitelijke verbindingsweg tussen de E40/Meerdalboslaan en de
vesten/binnenstad wordt afgebouwd, ten gunste van een verbeterde leefbaarheid en
verkeersveiligheid. De Geldenaaksebaan moet worden ingericht als zone-30 tussen de Parkpoort en de
Abdijstraat. Tegelijk moet door heel de Geldenaaksebaan de doorstroming van het busverkeer worden
gegarandeerd (als route voor joblijnen en regionale snelbuslijnen). Dit is mogelijk door de invoering
van toeritdosering in beide richtingen (minstens tijdens de spitsuren), gecombineerd met vrije
busbanen. Bij de invoering van de toeritdosering moeten sluiproutes afgebouwd worden. De
haalbaarheid van fietspaden over de hele lengte van de Geldenaaksebaan moet verder worden
onderzocht, in combinatie met alternatieve oplossingen voor bewonersparkeren. Parallel aan de
Geldenaaksebaan moet via Philips, Abdij van Park en Petrusberg een comfortabele fietsroute worden
ontwikkeld voor doorgaand fietsverkeer.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 9
- De verschillende groene stapstenen maken deel uit van de openruimtestructuur. Om de ecologische
verbindingsfunctie tussen Heverleebos en de Molenbeek te bewaren en te versterken dienen
overeenkomsten afgesloten te worden met de beheerders van de open ruimtegebieden.
- Een nieuwe route voor zacht verkeer doorheen de opeenvolgende open ruimten moet de beleving van
de opeenvolgende stapstenen mogelijk maken.
- De ontwikkeling van de groene ruimte moet overeenkomen met de landschappelijke eigenheid van
elke stapsteen zodat de verscheidenheid kan behouden blijven.
- De open ruimte op de Philipssite moet als park worden aangelegd en publiek toegankelijk worden
gemaakt. Er moet door het park een route aangelegd worden tussen de Parkpoort en de Tivolistraat.
- De bebouwing op de Philipssite wordt gerealiseerd zoals ze in het masterplan bepaald is.
De opmaak van een stedenbouwkundig plan voor de Philipssite, inclusief de aanleg van de publieke ruimte, kan
bijdrage tot de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De parkeerinfrastructuur op de Philipssite mag geen
regelmatige toegang krijgen via de Geldenaaksebaan.
3.2 Bijzondere plannen van aanleg
Binnen het plangebied is geen bijzonder plan van aanleg gelegen. Het gebied grenst aan het BPA H3 Park
(goedgekeurd bij MB van 30/05/1994).
3.3 Ruimtelijke uitvoeringsplannen
figuur 2: RUP Philipsterrein en omgeving, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 16 februari 2006
Het gewestplan is voor het plangebied vervangen door het RUP Philipsterrein en omgeving. Het gebied grenst
aan het thematisch RUP ‘Gebieden voor open ruimte met geïntegreerde bebouwing – fase 1’ (goedgekeurd
door de Deputatie op 06/01/2011).
3.4 Beschermde monumenten en stadsgezichten
figuur 13: Landschapsatlas (Bron: AGIV)
Binnen of aangrenzend aan het plangebied zijn geen beschermde monumenten of beschermde stadsgezichten
aanwezig. Het beschermd landschap gevormd door de Abdij van’t Park met omgeving en vijvers is wel in de
directe omgeving gelegen.
3.5 Vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden
figuur 12: Vogelrichtlijnen habitatrichtlijngebieden. (Bron: AGIV)
Het plangebied bevindt zich noch in een vogelrichtlijngebied, noch in een habitatrichtlijngebied. Het dichtst
bijzijnde vogelrichtlijn- of habitatrichtlijngebied bevindt zich in vogelvlucht op ongeveer 1,6 km van het
plangebied ter hoogte van Korbeek-Lo (Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen).
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 10
4 Referentiesituatie en nulalternatief
Zonder de herziening van het RUP ‘Philipsterrein en omgeving’ worden de ontwikkelingsperspectieven van het
plangebied bepaald door het bestaande RUP. Het nulalternatief is hier eigenlijk de referentiesituatie.
Het overgrote deel van de percelen gelegen aan een uitgeruste weg en binnen een bebouwbare RUP- zone is
reeds bebouwd. De ontwikkeling in het zuidelijk deel – zone voor kantoren – is nog niet ingevuld.
De gedeeltelijke herziening van het RUP zal leiden tot een flexibelere invulling van deze zone naar bestemming
toe en kan op die manier sterker tegemoet komen aan het multifunctionele gebruik van de site.
5 Alternatieven voor het plan
De keuze om in de zone voor kantoren ook studentenhuisvesting mogelijk te maken, kadert binnen het beleid
inzake studentenhuisvesting dat de stad recent samen met de KUL heeft uitgewerkt om de stijgende druk op
de studentenhuisvestingmarkt op te vangen. Door een proactief beleid te voeren willen de stad en de KUL
zorgen voor voldoende kwalitatieve studentenhuisvesting op de hiervoor geschikte locaties. De stad en de KUL
hebben een lijst opgesteld van strategische sites – dichtbij campussen, het centrum of centra van
deelgemeenten,….- om studentenhuisvesting te voorzien. Uit dit onderzoek kwam de Philipssite naar voor als
een geschikte locatie.
6 Motivatie screening
Nieuwe ontwikkelingen die een project uit bijlage I (overeenkomstig artikel 4.3.2., § 1, MB 10/12/04) inhouden,
worden in het RUP uitgesloten. Een toetsing aan de criteria van bijlage I is dan ook overbodig.
De voorliggende plannen die als basis dienen voor de opmaak van het RUP vallen ook niet onder de criteria van
bijlage II (overeenkomstig artikel 4.3.2., § 1, MB 10/12/04) en in het bijzonder ook niet onder de criteria voor
stadsontwikkelingsprojecten van deze bijlage:
1) De woonontwikkeling ligt ruimschoots onder de grens van 1.000 woongelegenheden
2) De brutovloeroppervlakte van de handelsfunctie die wordt toegelaten ligt ruim onder de grens van 5.000m²
3) De verkeersgenererende werking is lager dan 1.000 personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur.
Het RUP vormt een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of
bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, of voor een project opgesomd in de bijlagen bij
Omzendbrief LNE 2011/1 – 22 juli 2011, namelijk voor de rubriek 10 (infrastructuurprojecten –
stadsontwikkelingsprojecten) van bijlage bij omzendbrief 2011/1. Zoals reeds aangehaald bestendigt het RUP
enerzijds de bestaande situatie. Het RUP bepaalt daarnaast echter het gebruik van een klein gebied op lokaal
niveau of houdt een beperkte wijziging in ten opzichte van het huidige juridisch kader, en is dus
screeningsgerechtigd.
In de buurt van en binnen het plangebied bevindt zich geen habitat- of vogelrichtlijngebied, zodat er geen
passende beoordeling vereist is.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 11
Uit bovenstaande kan besloten worden dat het plan niet van rechtswege plan-MER-plichtig is, waardoor het
plan in aanmerking komt voor een verzoek tot raadpleging.
7 Methodologie screening
In de screening worden enkel de mogelijke effecten van de herziening beschreven en beoordeeld (dus enkel die
aspecten die via de herziening van het RUP mogelijk worden gemaakt). Voor het grootste deel van het
plangebied wordt de bestaande situatie bestendigd.
Per milieudiscipline wordt een kwalitatieve beschrijving en beoordeling gemaakt van de effecten, gebaseerd op
gegevens van de stad Leuven en deze te vinden op de websites van de Vlaamse Overheid. Waar mogelijk
worden milderende maatregelen vooropgesteld.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 12
8 Screening
8.1 Grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten
Daar het voorliggend plan een wijziging betreft van een goedgekeurd gebiedsgericht ruimtelijk uitvoeringsplan
afgestemd op het Philipsterrein, worden geen grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht ten
gevolge van voorgenomen plan.
8.2 Bodem
figuur 19: Bodemkaart – grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Bron: AGIV)
figuur 20: Bodemkaart (Bron: AGIV)
figuur 21: Watertoets - erosiegevoelige gebieden (Bron: AGIV)
Het volledige plangebied is weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3). De bodem kent een
antropogene samenstelling.
Het RUP liet reeds de realisatie van ondergrondse bouwlagen toe. Door de herziening van het RUP worden er
geen extra zones voorzien waar bijkomende ondergrondse constructies mogelijk worden gemaakt. Aangezien
dit deel ‘weinig gevoelig is voor grondwaterstroming’ zal de impact hiervan beperkt zijn. Indien er binnen de
huidige onbebouwde zone een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 10m
en een horizontale lengte van meer dan 100m dient bij de latere vergunningsaanvragen steeds advies
aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstanties.
Een gedeelte gelegen langsheen de Geldenaaksebaan en tussen het Philipsgebouw en het Ubicenter zijn
aangeduid als erosiegevoelig. Deels is deze erosiegevoelige zone gelegen in parkgebied en deels in zone voor
openbaar nut: dreven. Bij de herziening zullen geen bijkomende verharding voorzien worden in deze gevoelige
gebieden en zal het effect dan ook beperkt zijn.
Conclusie:
Inzake de discipline bodem worden geen significante effecten verwacht.
8.3 Water
figuur 21: Watertoets - erosiegevoelige gebieden (Bron: AGIV)
figuur 22: Infiltratiegevoeligheid (Bron: AGIV)
figuur 23: Overstromingsgevoelige gebieden (2011) (Bron: AGIV)
figuur 24: Van nature overstroombare gebieden (Bron: AGIV)
figuur 25: Beschermingszone waterwingebieden (bron: dov.vlaanderen.be)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 13
figuur 28: Zoneringsplan (VMM)
Er stromen geen gecategoriseerde waterlopen doorheen of grenzend aan het plangebied.
Het plangebied is niet gevoelig voor infiltratie. De herziening van het RUP voorziet enkel een verandering van
bestemming, maar het maximaal bebouwbare oppervlak blijft gelijk. De provinciale en gewestelijke regelgeving
wordt toegepast. Voor dit aspect worden geen aanzienlijke effecten verwacht.
Het plangebied is weinig gevoelig voor grondwaterstroming. De herziening van het RUP laat geen extra
ondergrondse constructie toe ten opzichte van het huidige RUP, waardoor de impact minimaal zal zijn.
De watertoetskaart van het AGIV geeft aan dat het plangebied noch in effectief overstromingsgevoelig, noch in
mogelijk overstromingsgevoelige zone ligt. Het plangebied is ook niet van nature overstroombaar. Voor dit
aspect worden geen aanzienlijke effecten verwacht.
Het plangebied is volgens het zoneringsplan van de VMM slechts voor een deel aangesloten (centraal gebied)
op het rioleringsstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallatie. Uit de gegevens van de stad Leuven blijkt dat de hele
Philipssite aangesloten is op het RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie) en behoort bijgevolg tot het centraal
gebied.
Conclusie: Inzake de discipline water worden geen significante effecten verwacht.
8.4 Fauna en flora
figuur 26: Biologische waarderingskaart (Bron: AGIV)
figuur 27: Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten
De talud gelegen in het zuidelijk deel van het plangebied wordt op de biologische waarderingskaart aangeduid
als een biologisch waardevol gebied. Deze zone blijft bij de herziening aangeduid als bufferzone waarbij het
behoudt van de groene ruimte voorop staat. Het Philipsplein staat samen met de site van het postgebouw op
de biologische waarderingskaart aangeduid als een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle
elementen (kunstmatig aandoend park of parkachtig kerkhof met weinig natuurlijke elementen, bomenrij). Bij
de herziening wordt er aan deze zones niets gewijzigd. Voor dit aspect worden er dan ook geen aanzienlijke
effecten verwacht.
Conclusie: Inzake de discipline fauna en flora worden geen significante effecten verwacht.
8.5 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
figuur 13: Landschapsatlas (Bron: AGIV)
Bij de herziening van het RUP wordt hoofdzakelijk de bestemming van de zone voor kantoren, ten zuiden van
het gebied, gewijzigd. Extra bouwmogelijkheden werden niet opgenomen binnen de herziening van
voorliggend RUP.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 14
Het plangebied bevat geen relictzones, puntrelicten en ankerplaatsen opgenomen in de landschapsatlas. De
ankerplaats ‘Abdij van ’t Park’ ligt in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied. In de voorschriften van het
oorspronkelijke RUP werden daarom bepalingen meegegeven waarbij rekening moet gehouden worden met de
vergezichten naar het nabijgelegen abdij van Park. Deze bepalingen1 blijven bij de herziening gelden.
Binnen het plangebied (noch grenzend aan) zijn er geen elementen van het bouwkundig erfgoed opgenomen.
Het voorliggend plan verwacht dan ook geen significant effect op de discipline bouwkundig erfgoed.
Binnen het plangebied is de bodem antropogeen. De stad Leuven heeft geen informatie over de aanwezigheid
van bijzonder archeologisch patrimonium in de ondergrond. Binnen het deel van de gebieden die tot op heden
niet bebouwd zijn geweest, laat de herziening van het RUP slechts beperkt bouwmogelijkheden toe, namelijk
enkel binnen de zone voor kantoren. Een significant effect op de discipline archeologie valt dan ook niet te
verwachten. Uiteraard is eventueel archeologisch erfgoed steeds beschermd door het Decreet houdende de
bescherming van het archeologisch patrimonium van 1993.
Conclusie: Het voorgenomen RUP heeft geen significant effect op de milieudiscipline landschap. Er worden
geen negatieve effecten verwacht voor wat betreft de aspecten bouwkundig erfgoed en archeologie.
8.6 Mens: sociaalorganisatorische en ruimtelijke aspecten en hinder
figuur 14: Overzicht SEVESO-bedrijven binnen perimeter van 2 km (bron: http://www.lne.be, 02/04/2013)
Ten gevolge van een aantal evoluties binnen het onderwijslandschap en de studentenpopulatie, is er in Leuven
nood aan 3500 extra studentenkamers tegen 2015. De stad heeft samen met de KU Leuven een beleid
ontwikkeld om dit pakket aan studentenkamers op een verantwoorde en kwalitatieve wijze op eigen
grondgebied te kunnen aanbieden. Uitgangspunt hierbij is dat het studentenwonen het wonen voor gezinnen
niet mag verdringen. Studentencomplexen worden verspreid over de stad op locaties waar grondgebonden
woningen geen evidentie zijn of worden geïntegreerd in grote stedenbouwkundige projecten.
Nieuwe studentenhuisvestingsprojecten moeten ingepland worden op locaties die in de nabijheid van een
campus of het centrum liggen. De site mag niet bestemd zijn voor grondgebonden woningen en moet goed
ontsloten zijn met het openbaar vervoer alsook met de fiets als te voet. De stad en de KU Leuven streven naar
grotere projecten (minimum 50 kamers) met kwalitatieve kamers waarbij een aantal extra voorzieningen
kunnen opgenomen worden (ontmoetingsruimte, buitenruimte,…).
De Philipssite is, als multifunctionele ontwikkelingspool, zo een groot stedenbouwkundig project dat geen
locatie is voor grondgebonden gezinswoningen noch een A-locatie voor kantoren. Daarbij is het verantwoord
gelegen ten opzichte van het omringend woonweefsel en is het nabij het centrum gelegen alsook in de
nabijheid van campus Arenberg. Verder is de site, dankzij de aanwezigheid van infrastructuur (sportoase,
park,…) geschikt als locatie voor studentenhuisvesting.
Het RUP omvat geen bestaande Seveso-bedrijvigheid.
Er bevinden zich drie laagdrempelige Seveso-bedrijven binnen of net op de rand van een straal van 2 km rond
het plangebied:
- JSR Micro, Technologielaan 8, 3001 Heverlee
1 Bepaling zoals opgenomen in het oorspronkelijk RUP: Tevens dient in de zone voor kantoren rekening te worden gehouden met de aanpalende woonzones en de schoonheidswaarde van het aanpalende landschappelijk waardevol agrarisch gebied en/of parkgebied, meer bepaald voor wat betreft de vergezichten.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 15
- VWR International, Geldenaaksebaan 464, 3001 Heverlee
- Imec, Kapeldreef 75, 3001 Heverlee
Het RUP laat geen toekomstige Seveso-bedrijvigheid toe.
Er zijn geen uitgesproken negatieve effecten op de gezondheid of veiligheid van de mens (omwonenden en
eventuele toekomstige bewoners) te verwachten.
Het RUP laat verder geen activiteiten toe die ten opzichte van de referentietoestand bijkomende hinder
zouden veroorzaken.
Conclusie: het voorgenomen plan zorgt voor een positief effect inzake de discipline mens:
sociaalorganisatorische en ruimtelijke aspecten. Inzake externe veiligheid en hinder worden ten gevolge van
voorliggend plan geen significante effecten verwacht.
8.7 Mens: mobiliteit
De site is gelegen aan de Vesten, het oostelijk deel van de ring, die een belangrijke verbindingsweg vormt van
en naar de regio. Deze vesten kampen momenteel met een capaciteitstekort.
De herziening van het RUP Philipsterrein en omgeving voorziet hoofdzakelijk in de wijziging van zone voor
kantoren naar zone met Gemengde bestemming waarbij de bestemming wordt uitgebreid met
studentenwonen. Naar mobiliteit toe heeft de functie van studentenwonen een positief effect op de mobiliteit
ten opzichte van kantoren. Er kan immers gesteld worden dat het wagenbezit bij studenten lager ligt dan bij
werknemers. Vanuit gegevens van het wagengebruik in de residenties van de KU Leuven, weten we dat 1 op 8
kamers de wagen gebruikt. Dit is een opmerkelijk lager cijfer dan bij de vervoerswijzekeuze voor kantoren. Uit
het richtlijnenhandboek2 gaat men er immers vanuit dat 69% van de bedienden hoofdzakelijk met de wagen
naar het werk komen.
Verder stimuleert de ligging van de site, nabij het centrum / station / campus, het gebruik van duurzame modi
zoals te voet, de fiets of de bus.
Momenteel wordt de site reeds goed bediend met de haltes Parkpoort, Paul Van Ostaijenlaan en Philipslaan.
Recent werd het aanbod aangevuld en verhoogd met een ringbus op de binnenring (lijn 601) zodat om de 10
minuten een ringbus in beide richtingen passeert.
Halte Parkpoort: lijnen 4, 5, 6, 597, 318, 337, 555, 558, 600, 601, 616 en 630;
Halte P. Van Ostaijenlaan:lijnen 4, 5, 6, 597 en 630;
Halte Philipslaan: lijnen 7, 8, 9 en 380.
Conclusie: het voorgenomen plan zorgt voor een positief effect inzake mobiliteit.
8.8 Geluid
figuur 15: geluidskaart Lden wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
figuur 16: geluidskaart Lnight wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
2 Richtlijnenboek mobiliteitseffectenstudies, mobiliteitstoets en mober; opgemaakt door departement Mobiliteit en Openbare
Werken, afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 16
figuur 17: geluidskaart Lden spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
figuur 18: geluidskaart Lnight spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
Op de geluidsbelastingskaarten, goedgekeurd door de Vlaamse Regering, wordt aangegeven wat de
geluidsbelasting is in de omgeving van de belangrijkste wegen en spoorwegen in Vlaanderen. De geluidskaart
voor wegverkeer werd opgemaakt voor wegen met meer dan 6 miljoen voertuigpassages per jaar en de
spoorwegen met meer dan 60 000 treinpassages per jaar. Het gebied wordt in de huidige situatie hoofdzakelijk
belast door de aanwezigheid van gemotoriseerd verkeer op de vesten. In voorliggend plan heeft de wijziging
echter enkel betrekking op een deel van het gebied dat geen significante hinder van het wegverkeer ondervind.
Omdat de spoorweg opmerkelijk lager gelegen is dan het plangebied is de geluidsbelasting van het plangebied
vanwege het spoorverkeer zowel voor Lden als voor Lnight zeer beperkt.
Het ruimtelijk uitvoeringsplan laat geen lawaaiproducerende activiteiten toe. Ten opzichte van de huidige
situatie worden er door voorliggend plan een eventuele lichte verhoging van het aantal verplaatsingen
mogelijk. Een toename van het aantal verplaatsingen van gemotoriseerd verkeer gelinkt aan voorgenomen
plan wordt niet verwacht indien de mogelijke bebouwing dienst zal doen voor een specifieke doelgroep,
namelijk in dit geval studenten, waardoor de geluidshinder ten opzichte van de referentiesituatie eerder zal
afnemen. Inzake geluid worden dan ook geen significante effecten verwacht.
Conclusie: Inzake geluid worden geen negatieve effecten verwacht.
8.9 Lucht
In de huidige situatie kunnen we uit de gegevens van de Vlaamse Milieumaatschappij, die de luchtkwaliteit in
Vlaanderen in beeld heeft gebracht, afleiden dat voor het plangebied het PM10 daggemiddelde per jaar 22,3
maal overschreden wordt, wat onder de Europese norm3 ligt. Het jaargemiddelde voor NO2 bedraagt 29,5
µg/m³ en dit voor PM10 24,9µg/m³. Ook deze blijken sterk onder de Europese norm4 te liggen. Er kan dan ook
gesteld worden dat in de huidige situatie het plangebied gekenmerkt wordt van een goede luchtkwaliteit.
Binnen het voorgenomen plan zijn, ten opzichte van de huidige situatie, slechts beperkt nieuwe
verkeersgenererende ontwikkelingen mogelijk. Een toename van het aantal verplaatsingen van gemotoriseerd
verkeer gelinkt aan voorgenomen plan wordt niet verwacht omwille van de specifieke doelgroep, namelijk
studenten, waardoor de verkeersemissies ten opzichte van de referentiesituatie dan ook zullen afnemen.
Wat betreft de impact van de emissies gebouwverwarming, zullen nieuw op te richten gebouwen moeten
voldoen aan de recente EPB-regelgeving. Dit zou moeten leiden tot beter geïsoleerde gebouwen en dus een
beperktere emissie.
Conclusie: Voor de discipline lucht wordt een positief effect verwacht.
3 Een normoverschrijding vindt plaats wanneer deze waarde op een jaar meer dan 35x wordt overschreden.
4 Vanaf een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m³ is de norm overschreden.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 17
9 Besluit
Zoals vermeld onder ‘motivatie screening’ is het RUP screeningsgerechtigd.
Het RUP is afgestemd op het bindend gedeelte van het RSL. De afwerking van de tweede fase van het
Ubicenter volgens het goedgekeurd masterplan, zoals aangehaald in het richtinggevend gedeelte van het RSL,
komt niet langer geheel overeen met de laatste beleidsopties die genomen zijn. Recent heeft de stad Leuven
immers samen met KU Leuven een proactief beleid inzake studentenhuisvesting uitgewerkt. De
bouwmogelijkheid zoals voorzien in het masterplan wordt echter door de herziening van het RUP niet
gewijzigd. Het is immers enkel de bestemming als kantoorgebouw dat wordt uitgebreid met de bestemming
studentenwonen. De herziening van het RUP komt met andere woorden ook in grote lijnen overeen met het
richtinggevend gedeelte van het RSL.
In dit screeningsdocument werden de milieudisciplines bodem, water, fauna en flora, landschap, bouwkundig
erfgoed en archeologie, sociaalorganisatorische ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit, geluid en lucht
bestudeerd. Uit de screening kan als globale conclusie gesteld worden dat het voorgenomen plan niet
resulteert in aanzienlijke milieueffecten en bijgevolg volgens de inschatting van de stad niet plan-MER-plichtig
is.
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 18
10 FIGUREN
figuur 1: Situering plangebied
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 19
figuur 2: RUP Philipsterrein en omgeving, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 16 februari 2006
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 20
figuur 3: Masterplan Philipsterrein en omgeving
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 21
figuur 4: Aanduiding wijzigingen grafisch plan RUP
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 22
figuur 5: Selectie van economische en multifunctionele gebieden in Leuven (RSL fig 2.12)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 23
figuur 6: selectie van openruimtegebieden in Leuven (RSL fig. 2.05)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 24
figuur 7: gewenste spoorinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.14)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 25
figuur 8: selectie van businfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.15a)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 26
figuur 9: selectie van fietsinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.16)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 27
figuur 10: wegencategorisering in Leuven (RSL fig. 2.17)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 28
figuur 11: ruimtelijke concepten en gewenste ruimtelijke structuur deelruimte Park-Militair domein (RSL fig.
2.35)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 29
figuur 12: Vogelrichtlijnen habitatrichtlijngebieden. (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 30
figuur 13: Landschapsatlas (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 31
figuur 14: Overzicht SEVESO-bedrijven binnen perimeter van 2 km (bron: http://www.lne.be, 02/04/2013)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 32
figuur 15: geluidskaart Lden wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 33
figuur 16: geluidskaart Lnight wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 34
figuur 17: geluidskaart Lden spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 35
figuur 18: geluidskaart Lnight spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 36
figuur 19: Bodemkaart – grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 37
figuur 20: Bodemkaart (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 38
figuur 21: Watertoets - erosiegevoelige gebieden (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 39
figuur 22: Infiltratiegevoeligheid (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 40
figuur 23: Overstromingsgevoelige gebieden (2011) (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 41
figuur 24: Van nature overstroombare gebieden (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 42
figuur 25: Beschermingszone waterwingebieden (bron: dov.vlaanderen.be)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 43
figuur 26: Biologische waarderingskaart (Bron: AGIV)
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 44
figuur 27: Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten
verzuring ecotoopverlies
eutrofiering verdroging
-
Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid
Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 45
figuur 28: Zoneringsplan (VMM)