vlaanderen · 2014. 6. 27. · seveso-inrichtingen^ (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de...

60
College van Burgemeester en Schepenen Leuven afdeling bouwen Professor Van Overstraetenplein 1 3000 LEUVEN RUIMTE VLAANDEREN DEPARTEMENT VAN DE VLAAMSE OVERHEID uw kenmerk vragen naar/e-mall [email protected] ons kenmerk 2.14/24062/103.2 telefoonnummer 016 66 58 50 bijlagen datum O 3 DEC. 2013 Betreft: Gemeente LEUVEN, gemeentelijk RUP "Philipsterrein en omgeving - 1ste gedeeltelijke herziening": verzoek tot raadpleging in het kader van een onderzoek tot milieueffectrapportage Geacht college, Wij ontvingen uw aanvraag tot advies tijdens merscreening voor het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Door tijdsgebrek zullen wij hieromtrent geen advies uitbrengen. Hoogachtend, Roland Nackaerts gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar LBR00008050 Ruimte Vlaanderen Vlaams-Brabant, Dirk Boutsgebouw - Diestsepoort 6 bus 91, 3000 Leuven www.ruimtevlaanderen.be

Upload: others

Post on 30-Jan-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • College van Burgemeester en Schepenen Leuven afdeling bouwen

    Professor Van Overstraetenplein 1

    3000 LEUVEN

    RUIMTE VLAANDEREN

    DEPARTEMENT VAN DE VLAAMSE OVERHEID

    uw kenmerk

    vragen naar/e-mall [email protected]

    ons kenmerk 2.14/24062/103.2

    telefoonnummer 016 66 58 50

    bijlagen

    datum

    O 3 DEC. 2013

    Betreft: Gemeente LEUVEN, gemeentelijk RUP "Philipsterrein en omgeving - 1ste gedeeltelijke herziening": verzoek tot raadpleging in het kader van een onderzoek tot milieueffectrapportage

    Geacht college,

    Wij ontvingen uw aanvraag tot advies tijdens merscreening voor het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Door tijdsgebrek zullen wij hieromtrent geen advies uitbrengen.

    Hoogachtend,

    Roland Nackaerts gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar

    LBR00008050

    Ruimte Vlaanderen Vlaams-Brabant, Dirk Boutsgebouw - Diestsepoort 6 bus 91, 3000 Leuven www.ruimtevlaanderen.be

  • Vlaamse overheid

    (h.

    AANGETEKEND

    Stad Leuven Afdeling Ruimtelijk en Duurzaamheidsbeleid. Stadskantoor Professor Van Overstraetenplein 1 3000 LEUVEN

    Departement Leefmilieu, Natuur en Energie

    Afdeling Milieu-, Natüur- eh Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Koning Albert Il-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel 02 553 80 35 - Fax 02 553 21 25 [email protected]

    uw bericht van uw kenmerk

    vragen naar / e-mail telefoonnr. Karola Imbrechts 02 553 02 16 [email protected]

    ons kenmerk SCRPL13035

    datum 10/12/2013

    bijlagen /

    Betreft: Advies over het 'verzoek tot raadpleging' (screeningsnota) in het kader van het onderzoek tot milieueffectrapportagë van het RUP GGRH2-Philipsterrein & omgeving te Leuven - gedeeltelijke tierziening te Leuven (versie 04/04/2013)

    Geachte,

    Met betrekking tot het in rubriek vermelde onderwerp vindt u hierbij het advies van de dienst Veiligheidsrapportering (dienst VR) van mijn afdeling.

    De dienst VR werd in de bijlage bij het plan-m.e.r.-besluit van 12 oktober 2007 ingedeeld als te raadplegen instantie voor de categorie "mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten voor mens of milieu inzake de gezondheid en de veiligheid van de mens".

    Het advies van de dienst VR heeft specifiek betrekking op het aspect externe (mens)veiligheid als bedoeld in de Sevèso ll-richtlijn\ of, m.a.w. op de risico's waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen^ (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen.

    Om een inschatting te maken van het aspect externe mensveiligheid, dient het voorliggende RUP afgetoetst te worden aan de hand van criteria die werden opgenomen onder de vorm van een beslissingsdiagram in bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26/01/2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage.

    De dienst VR stelt vast dat het aspect 'externe veiligheid' beschouwd werd in de screeningsnota op pagina 14 onder punt 7.6:

    "(...) Het RUP omvat geen bestaande Seveso-bedrijvigheid.

    Er bevinden zich drie laagdrempelige Seveso-bedrijven binnen of net op de rand van een straal van 2 km rond het plangebied:

    JSR Micro, Technologielaan 8, 3001 Heverlee VWR International, Geldenaaksebaan 464, 3001 Heverlee /mee, Kapeldreef 75, 3001 Heverlee

    Het RUP laat geen toekomstige Seveso-bedrijvigheid toe. "

    ^ Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn 2

    Dit zijn inrichtingen met een zodanige hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op het terrein dat zij vallen onder het toepassingsgebied van de Sevesp II richtlijn.

    www.lne.be

  • Gelet op het feit dat: ~ ^

    • volgens de gegevens van de dienst VR^ in het plangebied geen Seveso-inrichtingen aanwezig zijn,

    • volgens de gegevens verstrekt in de screeningsnota in het plangebied geen bedrijvigheid (en dus ook geen Seveso-inrichtingen) mogelijk zijn,

    • volgens de gegevens van de dienst VR^ binnen een perimeter van 2 km rond het plangebied één lagedrempel Seveso-inrichting aanwezig is, m.n. JSR M/cro (Technologielaan 8, 3001 Heverlee) op circa 1.98 km, en twee Seveso-inrichtingen zich op de rand van de 2 km-perimeter bevinden:

    VWR International (Geldenaaksebaan 464, 3001 Heverlee) op circa 2.25 km Imec (Kapeldreef 75, 3001 Heverlee) op circa 2.06 km

    • er aandachtsgebieden gepland zijn in het plangebied, m.n. grootschalige studentenhuisvesting,

    • de dienst VR voldoende elementen in handen heeft om de risico's in te schatten waaraan mensen in de omgeving van deze inrichtingen blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen bij deze inrichtingen en te besluiten dat de ontwikkelingen beschreven in het RUP te verzoenen zijn met de aanwezigheid van deze Seveso-inrichtingen,

    stelt er zich op het vlak van de externe mensveiligheid geen probleem en meent de dienst VR dat er geen aanzienlijke effecten verwacht worden inzake externe veiligheid.

    De dienst VR wenst e.r de mitiatjefnemer op te wijzen dat het aspect "externe veiligheid" eveneens in het voorontwerp van het RUP voor de plenaire vergadering dient behandeld worden.

    Hoogachtend,

    Paul Van Spiek Algemeen directjeur Afdelingshoofd >f MNE

    - Bron: webstek http://www.lne.be/themas/veiliaheidsrapportaqe/inrichtinaen/liisten

    www.lne.be

  • Vlaamse overheid

    Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Milieu-, Natuur- en Energiebeleid

    Koning Albert Il-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL

    • ^ 010541288500452621 220 047 431 503

    • - RECO^,^W

  • directie ruimte dienst ruimtelijke ordening

    Vragen naar Tel/Fax E-mail Ondernemingsnr 0253.973.219 uw l

  • PROVINCE VLAAMS • BRABANT

    • RP

    010541288500452621 220 0 38 392 074

    • AB RECOMMANDÉ 1 AANGETEKENDE ZENDING 1 EINSCHREIBESENDUNG

  • stadsbestuur Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid T.a.v. mevrouw Sara Claeys Prof. Van Overstraetenplein 1 3000 LEUVEN

    departement

    Mobiliteit en Openbare Weri

  • bijlage bij brief ABA^P/U/2013/00597

    Betreft: Leuven - RUP GGRH2 Philipsterrein en omgeving - gecoördineerd advies

    Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken formuleert de volgende opmerkingen :

    Het vervangen van kantoorontwikkéling door studentenvoorzieningen is theoretisch positief voor de mobiliteit. Een duurzame studentenwoonzone aan de rand van de stad is zelfs uitstekend voorde mobiliteit, zoals beschreven op pagina 14, maar dan enkel onder voorwaarde dat ze uitgebouwd wordt op maat van voetganger, fiets en bus.

    Enkel onder deze voonA/aarde bevestigt het Departement MOW dat het plan geen aanzienlijke milieueffecten op het vlak van mobiliteit zal genereren.

    Het kan niet de bedoeling zijn om woonzones voor studenten te creëren met uitgebreide parkingvoorzieningen, al dan niet benut door studenten. In dat geval ontstaat een dubbel probleem:

    • Aantrek van voertuigen door niet-studentên , en dus ongewenste mobiliteit. • • Het risico dat studenten van de KU Leuven en Leuvense hogescholen zich

    toch met de auto zouden verplaatsen. De grens tussen studentenvoorzieningen en eenpersoonsflats is vaag. Inzake mobiliteit is er een groot verschil tussen woonfläts en studentenvoorzieningen.

    Aanvullend merken we op: \ • Pagina 15, 7.7. "Er kan immers gesteld worden dat het wagenbezit bij

    studenten lager ligt dan bij werknemers". Deze stelling is vaag en biedt geen garantie voor de toekomst.

    • Pagina 7, 2.1.4. "De bouw van een halte (spoonwegverbinding) wordt overwogen." Deze halte is heden in geen enkel plan op genomen.

    .• Pagina 7, 2.1.4. "De aanleg van een secundair busstation Parkpoort". Dit busstation is heden in geen enkel plan opgenomen.

  • erf-goe

    uw bericht van 02/12/2013

    uw kenmerk RUP/GGRH2a_HERZ

    3 Oj j^^A/vX-t iL i -^ G u c5ajLuA:zo>o^n^

    [: ••• ..-.OK j - /

    o( D. VAf̂ DtVOOHT

    M RIDO'JANI E VAN HOOF B VERLINDEN 5 VANDERHEIDEN

    1 L. PEETERS

    STADSBESTUUR LEUVEN Prof. R. Van Overstraetenpiein 1 3000 LEUVEN

    contactgegevens Els Patrouille [email protected] 016 66 59 25

    ons kenmerk bijlagen 4.002/24062/99.747

    datum 2 1 JAN. 20U

    Be t re f t : Voorontwerp gemeentelijk ruimteli jk uitvoeringsplan (plenaire vergadering dd. ) en verzoek tot raadpleging betreffende het 'onderzoek tot milieueffectenrapport'. Verzoek tot advies.

    Geachte heer. Geachte mevrouw,

    In toepassing van artikel 2.2.6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het Besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001 en het Besluit van de Vlaamse regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan van 18 april 2008, verzocht u het agentschap Onroerend Erfgoed om advies.

    Wij hebben geen opmerkingen wat betreft monumenten, landschap en archeologie.

    Conclusie Onroerend Erfgoed

    Gelet op de bovenstaande argumenten wordt over voorliggend GRUP een guns t i g advies uitgebracht. Het agentschap Onroerend Erfgoed is tevens van oordeel dat het voorliggende plan in zi jn huidige vorm geen aanzienlijke milieueffecten zal genereren m.b.t. onroerend erfgoed.

    Gelieve ons een digitale kopie te bezorgen van het definitief vastgesteld RUP.

    Hooga;2htend,

    Kristi Provinciaal Directeur

    LBR00011725

    Vlaamse Overheid - Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant - Dirk Boutsgebouw - Diestsepoort 6 bus 94 - 3000 Leuven Tel. 016 66 59 00 - Fax 015 56 59 05 - e-mail [email protected] - www.onroerenderfgoed.be

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 1

    1.1

    Onderzoek tot milieueffectrapportage

    Verzoek tot raadpleging

    Gemeentelijk Gebiedsgericht Ruimtelijk Uitvoeringsplan

    GGRH2 - Philipsterrein en omgeving – Gedeeltelijke

    herziening

    Stad Leuven

    22 mei 2014

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 2

    Initiatiefnemer: Stad Leuven Afdeling Ruimtelijk en Duurzaamheidsbeleid Prof. Van Overstraetenplein 1 3000 Leuven Contactpersoon: Sara Claeys 016 27 25 65 [email protected]

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 3

    Inhoudsopgave 1 Beschrijving plan / afbakening ......................................................................................................... 4

    1.1 Algemeen ................................................................................................................................. 4

    1.2 Situering ................................................................................................................................... 4

    1.3 Doelstelling .............................................................................................................................. 4

    1.4 Reikwijdte en detailleringsniveau van het voorgenomen RUP ................................................ 4

    2 Juridische en planologische context ................................................................................................ 5

    2.1 Het plangebied in de structuurplannen .................................................................................... 5

    2.1.1 Wonen ................................................................................................................................. 5

    2.1.2 Economische en centrumstructuur ...................................................................................... 6

    2.1.3 Groenstructuur ..................................................................................................................... 6

    2.1.4 Verkeersstructuur ................................................................................................................ 7

    2.1.5 Gebiedsgerichte bepalingen in het RSL over het gebied Philipsterrein en omgeving ........ 8

    2.2 Bijzondere plannen van aanleg ............................................................................................... 9

    2.3 Ruimtelijke uitvoeringsplannen ................................................................................................ 9

    2.4 Beschermde monumenten en stadsgezichten ........................................................................ 9

    2.5 Vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden ................................................................................ 9

    3 Referentiesituatie en nulalternatief ................................................................................................. 10

    4 Alternatieven voor het plan............................................................................................................. 10

    5 Motivatie screening ........................................................................................................................ 10

    6 Methodologie screening ................................................................................................................. 11

    7 Screening ....................................................................................................................................... 12

    7.1 Grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten ................................................................... 12

    7.2 Bodem ................................................................................................................................... 12

    7.3 Water ..................................................................................................................................... 12

    7.4 Fauna en flora ........................................................................................................................ 13

    7.5 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie .................................................................. 13

    7.6 Mens: sociaalorganisatorische en ruimtelijke aspecten en hinder ........................................ 14

    7.7 Mens: mobiliteit ...................................................................................................................... 15

    7.8 Geluid .................................................................................................................................... 15

    7.9 Lucht ...................................................................................................................................... 16

    8 Besluit ............................................................................................................................................. 17

    9 FIGUREN ....................................................................................................................................... 18

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 4

    2 Beschrijving plan / afbakening

    2.1 Algemeen

    Het verzoek tot raadpleging wordt opgesteld naar aanleiding van de gedeeltelijke herziening van het RUP

    Philipsterrein en omgeving, goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 16 februari 2006. Dit RUP werd

    opgemaakt om het bestaande BPA H15 Philipsterrein en omgeving (goedgekeurd bij MB van 10/03/1999 en

    gewijzigd bij MB van 20/08/2002) te vervangen. De visies, zoals omschreven in het ruimtelijk structuurplan

    Leuven, waren deels, maar niet volledig, realiseerbaar binnen het bestaande BPA.

    2.2 Situering

    figuur 1: Situering plangebied

    De afbakening van het RUP is identiek aan de afbakening van het oorspronkelijke RUP Philipsterrein en

    omgeving van 2002. (zie figuur)

    2.3 Doelstelling

    figuur 2: RUP Philipsterrein en omgeving, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 16 februari 2006

    figuur 3: Masterplan Philipsterrein en omgeving

    figuur 4: Aanduiding wijzigingen grafisch plan RUP

    De ontwikkeling van de Philipssite is reeds begin jaren 2000 van start gegaan volgens een goedgekeurd

    masterplan en is reeds voor een groot deel gerealiseerd. Hierdoor kreeg een oude industriële zone een nieuwe

    bestemming waarin een aantal stedelijke functies werden gecombineerd.

    Het laatste nog te realiseren gedeelte van de Philipssite (Ubicenter fase II) is door de stad, in het kader van het

    beleid rond studentenhuisvesting dat de stad samen met de KUL heeft uitgewerkt, uitgekozen als strategische

    locatie die mee ingezet kan worden om de bijkomende behoefte aan kwalitatieve studentenhuisvesting op te

    vangen. Via de herziening van het RUP zal ‘studentenhuisvesting’ worden toegevoegd aan de lijst van mogelijke

    bestemmingen in de zone voor Kantoren (K).

    De gedeeltelijke herziening van het RUP Philipsterrein en omgeving bestaat uit:

    - Aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften

    o De zone voor Kantoren (K) wordt gewijzigd naar zone met Gemengde Bestemming waarbij de

    hoofdbestemming zowel kantoren als studentenwonen is.

    2.4 Reikwijdte en detailleringsniveau van het voorgenomen RUP

    Het voorgenomen RUP vormt een kader voor het aftoetsen van toekomstige bouwaanvragen. De

    kwaliteitseisen worden in het RUP vastgelegd tot op perceelsniveau.

    De detailleringsgraad is gelijkaardig aan de detailleringsgraad van het bestaande RUP.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 5

    3 Juridische en planologische context

    3.1 Het plangebied in de structuurplannen

    3.1.1 Wonen

    RSV en RSVB

    Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) zet de lijnen uit van een beleid gericht op een bundeling van

    bijkomende woongelegenheid in de stedelijke gebieden en de kernen van het buitengebied. Delen van de

    gemeente Leuven zullen deel uitmaken van het nog af te bakenen regionaalstedelijk gebied Leuven. Het RSV

    formuleert als doelstelling voor deze stedelijke gebieden de creatie van een bijkomend en gedifferentieerd

    woningaanbod aan minimale dichtheden. Deze doelstelling wordt door het RSVB ondersteund. Hierbij zal in

    eerste instantie aandacht besteed worden aan het verhogen van de kwaliteit van de woonomgeving in de

    steden en de kernen van het buitengebied. Leefbaarheid en aantrekkelijkheid zijn echter prioritair ten opzichte

    van het louter kwantitatief invullen van de behoefte aan woningen en bedrijven. De relatie tussen de

    bebouwde ruimte en de open ruimte dient versterkt te worden. Daarnaast wenst de provincie het sociaal

    woonbeleid (sociale huur- en koopwoningen) prioritair onder de aandacht te brengen. De provincie pleit voor

    gemengde projecten waar sociale huur- en koopwoningen gezamenlijk met andere woningen worden

    ontwikkeld.

    RSL

    In het RSL werden inzake wonen volgende uitdagingen geformuleerd:

    - De compacte stedelijke structuur behouden als troef voor Leuven als leefomgeving, door

    ontwikkelingen voornamelijk via inbreiding te realiseren;

    - Het voorzien van voldoende publiek groen met hoge belevingswaar de in de woonkernen;

    - De prijstoename van het vastgoed onder druk van de bevolkingsaangroei en de druk van de

    kamermarkt aanpakken door het tegengaan van omvorming van gezinswoningen naar kamers en door

    voldoende aanbod aan verschillende types woningen die best ruimtelijk verweven worden voorzien,

    met name:

    o Grote gezinswoningen realiseren, tegen de markttendens in om steeds kleinere woningen

    aan te bieden;

    o Woningen voor kleine gezinnen realiseren, inspelend op de tendens van gezinsverdunning;

    o In het bijzonder: wonen voor ouderen en zorgbehoevenden realiseren;

    o Woningen voor passanten realiseren (die slechts enkele jaren in Leuven blijven “plakken”);

    o Woongelegenheid voor studenten, bij voorkeur in grotere kamercomplexen;

    o Woningen voor gezinnen met een laag of gemiddeld inkomen realiseren: daar waar de lokale

    overheid zelf de gronden ter beschikking kan stellen of er een akkoord wordt bereikt met de

    private grondeigenaar, kan bijkomende sociale huisvesting worden ontwikkeld. Bij andere

    grote private projecten ziet de stad erop toe dat verschillende types en grootten van

    woningen worden aangeboden.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 6

    3.1.2 Economische en centrumstructuur

    RSV en RSVB

    Binnen het RSV is Leuven geselecteerd als regionaal stedelijk gebied. Leuven maakt ook deel uit van het

    centraal stedelijk netwerk Antwerpen-Gent-Brussel-Leuven, ook wel de “Vlaamse Ruit” genoemd en komt

    prioritair in aanmerking om een deel van de toekomstige noden inzake economische ontwikkeling op te

    vangen.

    De ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden bevatten o.m. het versterken van de

    multifunctionaliteit (door verweving kan de sociale, economische en culturele slagkracht en dynamiek van het

    stedelijk gebied ten goede komen) en strategische stedelijke projecten als impuls voor stedelijke vernieuwing.

    RSL

    figuur 5: Selectie van economische en multifunctionele gebieden in Leuven (RSL fig 2.12)

    In functie van de economische en centrumstructuur van Leuven wordt de Philipssite geselecteerd als

    “multifunctionele ontwikkelingspool” (MO3).

    Een multifunctionele ontwikkelingspool wordt gedefinieerd als “een aaneengesloten gebied dat, door de

    beschikbare ruimte, de multimodale ontsluitingsmogelijkheden en de positie in de stedelijke structuur in

    aanmerking komt voor een grootschalige multifunctionele ontwikkeling.” (RSL, richt.ged.1, § 6.4.4.A, blz. 164)

    Als bijkomend perspectief voor de Philipssite wordt gesteld: “Op de Philipssite wordt momenteel een

    multifunctioneel project uitgebouwd met kantoren, openbare diensten, sportinfrastructuur,… De publieke

    ruimte krijgt een parkaanleg, die aansluit bij de groenstructuur van de vesten. Door de heraanleg van de

    Parkpoort kan de relatie met de binnenstad worden verbeterd. De F. Lintstraat wordt naar voor geschoven als

    as voor zacht verkeer tussen de Philipssite en het stadscentrum.” (RSL, richt.ged.1, § 6.4.4.C, blz. 165-166).

    “ De Philipssite wordt afgewerkt volgens het goedgekeurd masterplan: bouw van een sportcentrum, een

    kinderkribbe en de tweede fase van het Ubicenter. De buitenruimte wordt aangelegd als een publiek park dat

    doorloopt tot aan de Parkpoort.” (RSL, richt. ged. 1, § 7.6.6.D, blz. 208)

    3.1.3 Groenstructuur

    RSV en RSVB

    Het RSV pleit voor het behoud en de ontwikkeling van stedelijke natuurelementen omwille van hun belang

    voor de stedelijke leefbaarheid. De provincie wenst het openruimtenetwerk bestaande uit een

    aaneenschakeling van pleinen, groene lijnelementen en waterlopen doorheen de stedelijke gebieden ruimtelijk

    te ondersteunen en te versterken. Hiertoe wenst zij onder meer aandacht te hebben voor de open ruimtes

    binnen de stedelijke gebieden door middel van een versterking van de ecologische infrastructuur.

    RSL

    figuur 6: selectie van openruimtegebieden in Leuven (RSL fig. 2.05)

    Het Philipspark is in het structuurplan geselecteerd als een gebied met geïntegreerde bebouwing, waar de

    natuurwaarde nevengeschikt is aan de gebruikswaarde (I8 op de kaart).

    Als ontwikkelingsperspectief voor dit gebied wordt bijkomend gesteld: “De stad kan de open ruimte op de

    Philipssite als park met grote belevingswaarde uitbouwen. Daarbij moet aandacht besteed worden aan de

    relatie met achterliggende gebieden in de Abdij van Park en de Molenbeekvallei, in functie van de uitbouw tot

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 7

    “groene vinger” die natuur vanuit het oosten tot in de stad leidt. Het park dient ook aan te sluiten op de

    groenstructuur van de vesten.” (RSL, richt.ged.1, § 4.6.5.A, blz. 79)

    3.1.4 Verkeersstructuur

    RSV en RSVB

    Het gewest en de provincie pleiten voor het selectief autoarm maken van de stedelijke gebieden via een

    geschikt locatiebeleid, een gericht vergunningenbeleid in verband met parkeervoorzieningen, het stimuleren

    van zachte vervoersvormen,… Er wordt gestreefd naar een duurzame mobiliteit vanuit een duurzame

    ruimtelijke ontwikkeling waarbij de economische, sociale en ecologische componenten ten volle onderkend

    worden. Door het versterken van alternatieven voor het wegverkeer (multimodaliteit) en de verbeterde

    verbinding van de modi (intermodaliteit) blijft de mobiliteit beheersbaar. In het bijzonder wenst de provincie

    de intermodaliteit tussen fiets en openbaar vervoer te versterken.

    RSL

    figuur 7: gewenste spoorinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.14)

    figuur 8: selectie van businfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.15a)

    figuur 9: selectie van fietsinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.16)

    figuur 10: wegencategorisering in Leuven (RSL fig. 2.17)

    Bij de ontwikkeling van regionale spoorverbindingen binnen het GEN wordt aan de Philipssite de bouw van een

    halte overwogen. Deze zou kaderen binnen het GEN-project waarbij een verlenging in zuidwestelijke richting

    tot een nieuw aan te leggen station Arenberg op de spoorlijn naar Ottignies is opgenomen.

    Ter ontlasting van het busstation op het Martelarenplein, kan capaciteit worden vrijgemaakt door bussen die

    “bufferen” af te leiden naar een andere eindhalte in de omgeving. Concrete plannen zijn er voor een secundair

    busstation op de Parkpoort.

    Philipssite/Parkpoort wordt geselecteerd als halte voor een uit te bouwen stedelijke snelbuslijn of joblijn.

    Ze verbinden aan hoge commerciële snelheid de voornaamste herkomst- en bestemmingspunten die buiten de

    binnenstad gelegen zijn.

    De Geldenaaksebaan wordt als halte geselecteerd voor de ontwikkeling van een cirkelvormige stadslijn. Deze

    lijnen zijn ontsluitende lijnen die zich in het stedelijk gebied buiten de binnenstad ontwikkelen. Zij zorgen voor

    een rechtstreekse, onderlinge ontsluiting van de woonkernen ronde de binnenstad, maar ook voor een relatie

    met de nieuwe ontwikkelingen buiten het centrum.

    Voor de regionale snelbuslijn, in dit geval Hoegaarden-Bierbeek-Leuven, en de nieuwe joblijn naar Haasrode

    moet op de Geldenaaksebaan de doorstroming voor het busverkeer worden gegarandeerd. Dit is mogelijk door

    de invoering van toeritdosering voor het autoverkeer. Vanaf het busknooppunt Parkpoort leidt het traject over

    de vesten tot het station Leuven.

    Parkpoort is geselecteerd als knooppunt bus-trein waar een groot aantal lijnen verknopen. De grote toestroom

    van reizigers verantwoorden de noodzakelijke investeringen.

    Binnen de site ligt een provinciale fietsroute “waarop bovenlokaal fietsverkeer vanuit de regio naar

    bestemmingslocaties in Leuven gebundeld worden op een veilige en comfortabele infrastructuur” en verbindt

    de binnenstad met het Abdij van Park en verder door naar het industrieterrein van Haasrode. De Pleinstraat en

    Philipslaan zijn geselecteerd als stedelijke fietsroute “waarop het fietsverkeer binnen de agglomeratie

    gebundeld wordt op een veilige en comfortabele infrastructuur”.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 8

    De Vesten (R23B) worden in het structuurplan geselecteerd als verbindingswegen met de regio. De Vesten

    tussen Koning Boudewijnlaan en Artoisplein (bovengrondse secties) zijn daarenboven geselecteerd als

    doortocht (D2).

    De Geldenaaksebaan ten noorden van de Meerdaalboslaan (Z8) is geselecteerd als een verzamelweg.

    Verzamelwegen worden gedefinieerd als “wegen die op wijkniveau verzamelen om het naar het wegennet van

    een niveau hoger te voeren. Verzamelwegen moeten ingericht worden in functie van de lokale

    bedieningsfunctie en van de selectieve doorstroming van het wegverkeer. Doorgaand verkeer, dat geen relatie

    heeft met de wijk, moet in principe worden geweerd.” (RSL, richt.ged.1, § 8.7.5.A, blz. 262)

    De parking Philips is geselecteerd als randparking in combinatie met bestemmingsparking en bewonersparking.

    3.1.5 Gebiedsgerichte bepalingen in het RSL over het gebied Philipsterrein en omgeving

    figuur 11: ruimtelijke concepten en gewenste ruimtelijke structuur deelruimte Park-Militair domein (RSL fig.

    2.35)

    Voor de deelruimte Park-Militair domein wordt een eigen ruimtelijk wensbeeld uitgewerkt (RSL richt.ged. 2 §

    11.4, blz. 93 e.v.). Dit wensbeeld is gebaseerd op volgende visie:

    - Consolidatie van de landschappelijk waardevolle open ruimte

    - Beheersing van de verkeersdruk

    - Versterking van de belevingswaarde

    - Behoud van de grootschalige functies

    Volgende ruimtelijke concepten liggen aan de basis van de gewenste ruimtelijke structuur voor de deelruimte

    Park-Militair domein:

    - Schokdempers voor ruimtelijke uitdeining van de bestaande bebouwing

    - Groene stapstenen vormen een verbinding tussen Heverleebos en de Molenbeek-Bierbeekvallei

    - Eigen karakter van de openruimtegebieden behouden

    - Grootschalige functie als zwaartepunt van elke stapsteen

    - Opwaardering van de publieke ruimte

    Met betrekking tot het projectgebied werden volgende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd (RSL,

    richt.ged. 2, §12.4.2, blz 94 – 97):

    - De rol van de Geldenaaksebaan als feitelijke verbindingsweg tussen de E40/Meerdalboslaan en de

    vesten/binnenstad wordt afgebouwd, ten gunste van een verbeterde leefbaarheid en

    verkeersveiligheid. De Geldenaaksebaan moet worden ingericht als zone-30 tussen de Parkpoort en de

    Abdijstraat. Tegelijk moet door heel de Geldenaaksebaan de doorstroming van het busverkeer worden

    gegarandeerd (als route voor joblijnen en regionale snelbuslijnen). Dit is mogelijk door de invoering

    van toeritdosering in beide richtingen (minstens tijdens de spitsuren), gecombineerd met vrije

    busbanen. Bij de invoering van de toeritdosering moeten sluiproutes afgebouwd worden. De

    haalbaarheid van fietspaden over de hele lengte van de Geldenaaksebaan moet verder worden

    onderzocht, in combinatie met alternatieve oplossingen voor bewonersparkeren. Parallel aan de

    Geldenaaksebaan moet via Philips, Abdij van Park en Petrusberg een comfortabele fietsroute worden

    ontwikkeld voor doorgaand fietsverkeer.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 9

    - De verschillende groene stapstenen maken deel uit van de openruimtestructuur. Om de ecologische

    verbindingsfunctie tussen Heverleebos en de Molenbeek te bewaren en te versterken dienen

    overeenkomsten afgesloten te worden met de beheerders van de open ruimtegebieden.

    - Een nieuwe route voor zacht verkeer doorheen de opeenvolgende open ruimten moet de beleving van

    de opeenvolgende stapstenen mogelijk maken.

    - De ontwikkeling van de groene ruimte moet overeenkomen met de landschappelijke eigenheid van

    elke stapsteen zodat de verscheidenheid kan behouden blijven.

    - De open ruimte op de Philipssite moet als park worden aangelegd en publiek toegankelijk worden

    gemaakt. Er moet door het park een route aangelegd worden tussen de Parkpoort en de Tivolistraat.

    - De bebouwing op de Philipssite wordt gerealiseerd zoals ze in het masterplan bepaald is.

    De opmaak van een stedenbouwkundig plan voor de Philipssite, inclusief de aanleg van de publieke ruimte, kan

    bijdrage tot de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De parkeerinfrastructuur op de Philipssite mag geen

    regelmatige toegang krijgen via de Geldenaaksebaan.

    3.2 Bijzondere plannen van aanleg

    Binnen het plangebied is geen bijzonder plan van aanleg gelegen. Het gebied grenst aan het BPA H3 Park

    (goedgekeurd bij MB van 30/05/1994).

    3.3 Ruimtelijke uitvoeringsplannen

    figuur 2: RUP Philipsterrein en omgeving, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 16 februari 2006

    Het gewestplan is voor het plangebied vervangen door het RUP Philipsterrein en omgeving. Het gebied grenst

    aan het thematisch RUP ‘Gebieden voor open ruimte met geïntegreerde bebouwing – fase 1’ (goedgekeurd

    door de Deputatie op 06/01/2011).

    3.4 Beschermde monumenten en stadsgezichten

    figuur 13: Landschapsatlas (Bron: AGIV)

    Binnen of aangrenzend aan het plangebied zijn geen beschermde monumenten of beschermde stadsgezichten

    aanwezig. Het beschermd landschap gevormd door de Abdij van’t Park met omgeving en vijvers is wel in de

    directe omgeving gelegen.

    3.5 Vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden

    figuur 12: Vogelrichtlijnen habitatrichtlijngebieden. (Bron: AGIV)

    Het plangebied bevindt zich noch in een vogelrichtlijngebied, noch in een habitatrichtlijngebied. Het dichtst

    bijzijnde vogelrichtlijn- of habitatrichtlijngebied bevindt zich in vogelvlucht op ongeveer 1,6 km van het

    plangebied ter hoogte van Korbeek-Lo (Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen).

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 10

    4 Referentiesituatie en nulalternatief

    Zonder de herziening van het RUP ‘Philipsterrein en omgeving’ worden de ontwikkelingsperspectieven van het

    plangebied bepaald door het bestaande RUP. Het nulalternatief is hier eigenlijk de referentiesituatie.

    Het overgrote deel van de percelen gelegen aan een uitgeruste weg en binnen een bebouwbare RUP- zone is

    reeds bebouwd. De ontwikkeling in het zuidelijk deel – zone voor kantoren – is nog niet ingevuld.

    De gedeeltelijke herziening van het RUP zal leiden tot een flexibelere invulling van deze zone naar bestemming

    toe en kan op die manier sterker tegemoet komen aan het multifunctionele gebruik van de site.

    5 Alternatieven voor het plan

    De keuze om in de zone voor kantoren ook studentenhuisvesting mogelijk te maken, kadert binnen het beleid

    inzake studentenhuisvesting dat de stad recent samen met de KUL heeft uitgewerkt om de stijgende druk op

    de studentenhuisvestingmarkt op te vangen. Door een proactief beleid te voeren willen de stad en de KUL

    zorgen voor voldoende kwalitatieve studentenhuisvesting op de hiervoor geschikte locaties. De stad en de KUL

    hebben een lijst opgesteld van strategische sites – dichtbij campussen, het centrum of centra van

    deelgemeenten,….- om studentenhuisvesting te voorzien. Uit dit onderzoek kwam de Philipssite naar voor als

    een geschikte locatie.

    6 Motivatie screening

    Nieuwe ontwikkelingen die een project uit bijlage I (overeenkomstig artikel 4.3.2., § 1, MB 10/12/04) inhouden,

    worden in het RUP uitgesloten. Een toetsing aan de criteria van bijlage I is dan ook overbodig.

    De voorliggende plannen die als basis dienen voor de opmaak van het RUP vallen ook niet onder de criteria van

    bijlage II (overeenkomstig artikel 4.3.2., § 1, MB 10/12/04) en in het bijzonder ook niet onder de criteria voor

    stadsontwikkelingsprojecten van deze bijlage:

    1) De woonontwikkeling ligt ruimschoots onder de grens van 1.000 woongelegenheden

    2) De brutovloeroppervlakte van de handelsfunctie die wordt toegelaten ligt ruim onder de grens van 5.000m²

    3) De verkeersgenererende werking is lager dan 1.000 personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur.

    Het RUP vormt een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of

    bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, of voor een project opgesomd in de bijlagen bij

    Omzendbrief LNE 2011/1 – 22 juli 2011, namelijk voor de rubriek 10 (infrastructuurprojecten –

    stadsontwikkelingsprojecten) van bijlage bij omzendbrief 2011/1. Zoals reeds aangehaald bestendigt het RUP

    enerzijds de bestaande situatie. Het RUP bepaalt daarnaast echter het gebruik van een klein gebied op lokaal

    niveau of houdt een beperkte wijziging in ten opzichte van het huidige juridisch kader, en is dus

    screeningsgerechtigd.

    In de buurt van en binnen het plangebied bevindt zich geen habitat- of vogelrichtlijngebied, zodat er geen

    passende beoordeling vereist is.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 11

    Uit bovenstaande kan besloten worden dat het plan niet van rechtswege plan-MER-plichtig is, waardoor het

    plan in aanmerking komt voor een verzoek tot raadpleging.

    7 Methodologie screening

    In de screening worden enkel de mogelijke effecten van de herziening beschreven en beoordeeld (dus enkel die

    aspecten die via de herziening van het RUP mogelijk worden gemaakt). Voor het grootste deel van het

    plangebied wordt de bestaande situatie bestendigd.

    Per milieudiscipline wordt een kwalitatieve beschrijving en beoordeling gemaakt van de effecten, gebaseerd op

    gegevens van de stad Leuven en deze te vinden op de websites van de Vlaamse Overheid. Waar mogelijk

    worden milderende maatregelen vooropgesteld.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 12

    8 Screening

    8.1 Grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten

    Daar het voorliggend plan een wijziging betreft van een goedgekeurd gebiedsgericht ruimtelijk uitvoeringsplan

    afgestemd op het Philipsterrein, worden geen grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht ten

    gevolge van voorgenomen plan.

    8.2 Bodem

    figuur 19: Bodemkaart – grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Bron: AGIV)

    figuur 20: Bodemkaart (Bron: AGIV)

    figuur 21: Watertoets - erosiegevoelige gebieden (Bron: AGIV)

    Het volledige plangebied is weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3). De bodem kent een

    antropogene samenstelling.

    Het RUP liet reeds de realisatie van ondergrondse bouwlagen toe. Door de herziening van het RUP worden er

    geen extra zones voorzien waar bijkomende ondergrondse constructies mogelijk worden gemaakt. Aangezien

    dit deel ‘weinig gevoelig is voor grondwaterstroming’ zal de impact hiervan beperkt zijn. Indien er binnen de

    huidige onbebouwde zone een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 10m

    en een horizontale lengte van meer dan 100m dient bij de latere vergunningsaanvragen steeds advies

    aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstanties.

    Een gedeelte gelegen langsheen de Geldenaaksebaan en tussen het Philipsgebouw en het Ubicenter zijn

    aangeduid als erosiegevoelig. Deels is deze erosiegevoelige zone gelegen in parkgebied en deels in zone voor

    openbaar nut: dreven. Bij de herziening zullen geen bijkomende verharding voorzien worden in deze gevoelige

    gebieden en zal het effect dan ook beperkt zijn.

    Conclusie:

    Inzake de discipline bodem worden geen significante effecten verwacht.

    8.3 Water

    figuur 21: Watertoets - erosiegevoelige gebieden (Bron: AGIV)

    figuur 22: Infiltratiegevoeligheid (Bron: AGIV)

    figuur 23: Overstromingsgevoelige gebieden (2011) (Bron: AGIV)

    figuur 24: Van nature overstroombare gebieden (Bron: AGIV)

    figuur 25: Beschermingszone waterwingebieden (bron: dov.vlaanderen.be)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 13

    figuur 28: Zoneringsplan (VMM)

    Er stromen geen gecategoriseerde waterlopen doorheen of grenzend aan het plangebied.

    Het plangebied is niet gevoelig voor infiltratie. De herziening van het RUP voorziet enkel een verandering van

    bestemming, maar het maximaal bebouwbare oppervlak blijft gelijk. De provinciale en gewestelijke regelgeving

    wordt toegepast. Voor dit aspect worden geen aanzienlijke effecten verwacht.

    Het plangebied is weinig gevoelig voor grondwaterstroming. De herziening van het RUP laat geen extra

    ondergrondse constructie toe ten opzichte van het huidige RUP, waardoor de impact minimaal zal zijn.

    De watertoetskaart van het AGIV geeft aan dat het plangebied noch in effectief overstromingsgevoelig, noch in

    mogelijk overstromingsgevoelige zone ligt. Het plangebied is ook niet van nature overstroombaar. Voor dit

    aspect worden geen aanzienlijke effecten verwacht.

    Het plangebied is volgens het zoneringsplan van de VMM slechts voor een deel aangesloten (centraal gebied)

    op het rioleringsstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallatie. Uit de gegevens van de stad Leuven blijkt dat de hele

    Philipssite aangesloten is op het RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie) en behoort bijgevolg tot het centraal

    gebied.

    Conclusie: Inzake de discipline water worden geen significante effecten verwacht.

    8.4 Fauna en flora

    figuur 26: Biologische waarderingskaart (Bron: AGIV)

    figuur 27: Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten

    De talud gelegen in het zuidelijk deel van het plangebied wordt op de biologische waarderingskaart aangeduid

    als een biologisch waardevol gebied. Deze zone blijft bij de herziening aangeduid als bufferzone waarbij het

    behoudt van de groene ruimte voorop staat. Het Philipsplein staat samen met de site van het postgebouw op

    de biologische waarderingskaart aangeduid als een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle

    elementen (kunstmatig aandoend park of parkachtig kerkhof met weinig natuurlijke elementen, bomenrij). Bij

    de herziening wordt er aan deze zones niets gewijzigd. Voor dit aspect worden er dan ook geen aanzienlijke

    effecten verwacht.

    Conclusie: Inzake de discipline fauna en flora worden geen significante effecten verwacht.

    8.5 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

    figuur 13: Landschapsatlas (Bron: AGIV)

    Bij de herziening van het RUP wordt hoofdzakelijk de bestemming van de zone voor kantoren, ten zuiden van

    het gebied, gewijzigd. Extra bouwmogelijkheden werden niet opgenomen binnen de herziening van

    voorliggend RUP.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 14

    Het plangebied bevat geen relictzones, puntrelicten en ankerplaatsen opgenomen in de landschapsatlas. De

    ankerplaats ‘Abdij van ’t Park’ ligt in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied. In de voorschriften van het

    oorspronkelijke RUP werden daarom bepalingen meegegeven waarbij rekening moet gehouden worden met de

    vergezichten naar het nabijgelegen abdij van Park. Deze bepalingen1 blijven bij de herziening gelden.

    Binnen het plangebied (noch grenzend aan) zijn er geen elementen van het bouwkundig erfgoed opgenomen.

    Het voorliggend plan verwacht dan ook geen significant effect op de discipline bouwkundig erfgoed.

    Binnen het plangebied is de bodem antropogeen. De stad Leuven heeft geen informatie over de aanwezigheid

    van bijzonder archeologisch patrimonium in de ondergrond. Binnen het deel van de gebieden die tot op heden

    niet bebouwd zijn geweest, laat de herziening van het RUP slechts beperkt bouwmogelijkheden toe, namelijk

    enkel binnen de zone voor kantoren. Een significant effect op de discipline archeologie valt dan ook niet te

    verwachten. Uiteraard is eventueel archeologisch erfgoed steeds beschermd door het Decreet houdende de

    bescherming van het archeologisch patrimonium van 1993.

    Conclusie: Het voorgenomen RUP heeft geen significant effect op de milieudiscipline landschap. Er worden

    geen negatieve effecten verwacht voor wat betreft de aspecten bouwkundig erfgoed en archeologie.

    8.6 Mens: sociaalorganisatorische en ruimtelijke aspecten en hinder

    figuur 14: Overzicht SEVESO-bedrijven binnen perimeter van 2 km (bron: http://www.lne.be, 02/04/2013)

    Ten gevolge van een aantal evoluties binnen het onderwijslandschap en de studentenpopulatie, is er in Leuven

    nood aan 3500 extra studentenkamers tegen 2015. De stad heeft samen met de KU Leuven een beleid

    ontwikkeld om dit pakket aan studentenkamers op een verantwoorde en kwalitatieve wijze op eigen

    grondgebied te kunnen aanbieden. Uitgangspunt hierbij is dat het studentenwonen het wonen voor gezinnen

    niet mag verdringen. Studentencomplexen worden verspreid over de stad op locaties waar grondgebonden

    woningen geen evidentie zijn of worden geïntegreerd in grote stedenbouwkundige projecten.

    Nieuwe studentenhuisvestingsprojecten moeten ingepland worden op locaties die in de nabijheid van een

    campus of het centrum liggen. De site mag niet bestemd zijn voor grondgebonden woningen en moet goed

    ontsloten zijn met het openbaar vervoer alsook met de fiets als te voet. De stad en de KU Leuven streven naar

    grotere projecten (minimum 50 kamers) met kwalitatieve kamers waarbij een aantal extra voorzieningen

    kunnen opgenomen worden (ontmoetingsruimte, buitenruimte,…).

    De Philipssite is, als multifunctionele ontwikkelingspool, zo een groot stedenbouwkundig project dat geen

    locatie is voor grondgebonden gezinswoningen noch een A-locatie voor kantoren. Daarbij is het verantwoord

    gelegen ten opzichte van het omringend woonweefsel en is het nabij het centrum gelegen alsook in de

    nabijheid van campus Arenberg. Verder is de site, dankzij de aanwezigheid van infrastructuur (sportoase,

    park,…) geschikt als locatie voor studentenhuisvesting.

    Het RUP omvat geen bestaande Seveso-bedrijvigheid.

    Er bevinden zich drie laagdrempelige Seveso-bedrijven binnen of net op de rand van een straal van 2 km rond

    het plangebied:

    - JSR Micro, Technologielaan 8, 3001 Heverlee

    1 Bepaling zoals opgenomen in het oorspronkelijk RUP: Tevens dient in de zone voor kantoren rekening te worden gehouden met de aanpalende woonzones en de schoonheidswaarde van het aanpalende landschappelijk waardevol agrarisch gebied en/of parkgebied, meer bepaald voor wat betreft de vergezichten.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 15

    - VWR International, Geldenaaksebaan 464, 3001 Heverlee

    - Imec, Kapeldreef 75, 3001 Heverlee

    Het RUP laat geen toekomstige Seveso-bedrijvigheid toe.

    Er zijn geen uitgesproken negatieve effecten op de gezondheid of veiligheid van de mens (omwonenden en

    eventuele toekomstige bewoners) te verwachten.

    Het RUP laat verder geen activiteiten toe die ten opzichte van de referentietoestand bijkomende hinder

    zouden veroorzaken.

    Conclusie: het voorgenomen plan zorgt voor een positief effect inzake de discipline mens:

    sociaalorganisatorische en ruimtelijke aspecten. Inzake externe veiligheid en hinder worden ten gevolge van

    voorliggend plan geen significante effecten verwacht.

    8.7 Mens: mobiliteit

    De site is gelegen aan de Vesten, het oostelijk deel van de ring, die een belangrijke verbindingsweg vormt van

    en naar de regio. Deze vesten kampen momenteel met een capaciteitstekort.

    De herziening van het RUP Philipsterrein en omgeving voorziet hoofdzakelijk in de wijziging van zone voor

    kantoren naar zone met Gemengde bestemming waarbij de bestemming wordt uitgebreid met

    studentenwonen. Naar mobiliteit toe heeft de functie van studentenwonen een positief effect op de mobiliteit

    ten opzichte van kantoren. Er kan immers gesteld worden dat het wagenbezit bij studenten lager ligt dan bij

    werknemers. Vanuit gegevens van het wagengebruik in de residenties van de KU Leuven, weten we dat 1 op 8

    kamers de wagen gebruikt. Dit is een opmerkelijk lager cijfer dan bij de vervoerswijzekeuze voor kantoren. Uit

    het richtlijnenhandboek2 gaat men er immers vanuit dat 69% van de bedienden hoofdzakelijk met de wagen

    naar het werk komen.

    Verder stimuleert de ligging van de site, nabij het centrum / station / campus, het gebruik van duurzame modi

    zoals te voet, de fiets of de bus.

    Momenteel wordt de site reeds goed bediend met de haltes Parkpoort, Paul Van Ostaijenlaan en Philipslaan.

    Recent werd het aanbod aangevuld en verhoogd met een ringbus op de binnenring (lijn 601) zodat om de 10

    minuten een ringbus in beide richtingen passeert.

    Halte Parkpoort: lijnen 4, 5, 6, 597, 318, 337, 555, 558, 600, 601, 616 en 630;

    Halte P. Van Ostaijenlaan:lijnen 4, 5, 6, 597 en 630;

    Halte Philipslaan: lijnen 7, 8, 9 en 380.

    Conclusie: het voorgenomen plan zorgt voor een positief effect inzake mobiliteit.

    8.8 Geluid

    figuur 15: geluidskaart Lden wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

    figuur 16: geluidskaart Lnight wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

    2 Richtlijnenboek mobiliteitseffectenstudies, mobiliteitstoets en mober; opgemaakt door departement Mobiliteit en Openbare

    Werken, afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 16

    figuur 17: geluidskaart Lden spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

    figuur 18: geluidskaart Lnight spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

    Op de geluidsbelastingskaarten, goedgekeurd door de Vlaamse Regering, wordt aangegeven wat de

    geluidsbelasting is in de omgeving van de belangrijkste wegen en spoorwegen in Vlaanderen. De geluidskaart

    voor wegverkeer werd opgemaakt voor wegen met meer dan 6 miljoen voertuigpassages per jaar en de

    spoorwegen met meer dan 60 000 treinpassages per jaar. Het gebied wordt in de huidige situatie hoofdzakelijk

    belast door de aanwezigheid van gemotoriseerd verkeer op de vesten. In voorliggend plan heeft de wijziging

    echter enkel betrekking op een deel van het gebied dat geen significante hinder van het wegverkeer ondervind.

    Omdat de spoorweg opmerkelijk lager gelegen is dan het plangebied is de geluidsbelasting van het plangebied

    vanwege het spoorverkeer zowel voor Lden als voor Lnight zeer beperkt.

    Het ruimtelijk uitvoeringsplan laat geen lawaaiproducerende activiteiten toe. Ten opzichte van de huidige

    situatie worden er door voorliggend plan een eventuele lichte verhoging van het aantal verplaatsingen

    mogelijk. Een toename van het aantal verplaatsingen van gemotoriseerd verkeer gelinkt aan voorgenomen

    plan wordt niet verwacht indien de mogelijke bebouwing dienst zal doen voor een specifieke doelgroep,

    namelijk in dit geval studenten, waardoor de geluidshinder ten opzichte van de referentiesituatie eerder zal

    afnemen. Inzake geluid worden dan ook geen significante effecten verwacht.

    Conclusie: Inzake geluid worden geen negatieve effecten verwacht.

    8.9 Lucht

    In de huidige situatie kunnen we uit de gegevens van de Vlaamse Milieumaatschappij, die de luchtkwaliteit in

    Vlaanderen in beeld heeft gebracht, afleiden dat voor het plangebied het PM10 daggemiddelde per jaar 22,3

    maal overschreden wordt, wat onder de Europese norm3 ligt. Het jaargemiddelde voor NO2 bedraagt 29,5

    µg/m³ en dit voor PM10 24,9µg/m³. Ook deze blijken sterk onder de Europese norm4 te liggen. Er kan dan ook

    gesteld worden dat in de huidige situatie het plangebied gekenmerkt wordt van een goede luchtkwaliteit.

    Binnen het voorgenomen plan zijn, ten opzichte van de huidige situatie, slechts beperkt nieuwe

    verkeersgenererende ontwikkelingen mogelijk. Een toename van het aantal verplaatsingen van gemotoriseerd

    verkeer gelinkt aan voorgenomen plan wordt niet verwacht omwille van de specifieke doelgroep, namelijk

    studenten, waardoor de verkeersemissies ten opzichte van de referentiesituatie dan ook zullen afnemen.

    Wat betreft de impact van de emissies gebouwverwarming, zullen nieuw op te richten gebouwen moeten

    voldoen aan de recente EPB-regelgeving. Dit zou moeten leiden tot beter geïsoleerde gebouwen en dus een

    beperktere emissie.

    Conclusie: Voor de discipline lucht wordt een positief effect verwacht.

    3 Een normoverschrijding vindt plaats wanneer deze waarde op een jaar meer dan 35x wordt overschreden.

    4 Vanaf een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m³ is de norm overschreden.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 17

    9 Besluit

    Zoals vermeld onder ‘motivatie screening’ is het RUP screeningsgerechtigd.

    Het RUP is afgestemd op het bindend gedeelte van het RSL. De afwerking van de tweede fase van het

    Ubicenter volgens het goedgekeurd masterplan, zoals aangehaald in het richtinggevend gedeelte van het RSL,

    komt niet langer geheel overeen met de laatste beleidsopties die genomen zijn. Recent heeft de stad Leuven

    immers samen met KU Leuven een proactief beleid inzake studentenhuisvesting uitgewerkt. De

    bouwmogelijkheid zoals voorzien in het masterplan wordt echter door de herziening van het RUP niet

    gewijzigd. Het is immers enkel de bestemming als kantoorgebouw dat wordt uitgebreid met de bestemming

    studentenwonen. De herziening van het RUP komt met andere woorden ook in grote lijnen overeen met het

    richtinggevend gedeelte van het RSL.

    In dit screeningsdocument werden de milieudisciplines bodem, water, fauna en flora, landschap, bouwkundig

    erfgoed en archeologie, sociaalorganisatorische ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit, geluid en lucht

    bestudeerd. Uit de screening kan als globale conclusie gesteld worden dat het voorgenomen plan niet

    resulteert in aanzienlijke milieueffecten en bijgevolg volgens de inschatting van de stad niet plan-MER-plichtig

    is.

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 18

    10 FIGUREN

    figuur 1: Situering plangebied

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 19

    figuur 2: RUP Philipsterrein en omgeving, zoals goedgekeurd door de Bestendige Deputatie 16 februari 2006

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 20

    figuur 3: Masterplan Philipsterrein en omgeving

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 21

    figuur 4: Aanduiding wijzigingen grafisch plan RUP

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 22

    figuur 5: Selectie van economische en multifunctionele gebieden in Leuven (RSL fig 2.12)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 23

    figuur 6: selectie van openruimtegebieden in Leuven (RSL fig. 2.05)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 24

    figuur 7: gewenste spoorinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.14)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 25

    figuur 8: selectie van businfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.15a)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 26

    figuur 9: selectie van fietsinfrastructuur in Leuven (RSL fig. 2.16)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 27

    figuur 10: wegencategorisering in Leuven (RSL fig. 2.17)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 28

    figuur 11: ruimtelijke concepten en gewenste ruimtelijke structuur deelruimte Park-Militair domein (RSL fig.

    2.35)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 29

    figuur 12: Vogelrichtlijnen habitatrichtlijngebieden. (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 30

    figuur 13: Landschapsatlas (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 31

    figuur 14: Overzicht SEVESO-bedrijven binnen perimeter van 2 km (bron: http://www.lne.be, 02/04/2013)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 32

    figuur 15: geluidskaart Lden wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 33

    figuur 16: geluidskaart Lnight wegverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 34

    figuur 17: geluidskaart Lden spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 35

    figuur 18: geluidskaart Lnight spoorverkeer (bron: www.lne.be, 04/04/2013)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 36

    figuur 19: Bodemkaart – grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 37

    figuur 20: Bodemkaart (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 38

    figuur 21: Watertoets - erosiegevoelige gebieden (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 39

    figuur 22: Infiltratiegevoeligheid (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 40

    figuur 23: Overstromingsgevoelige gebieden (2011) (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 41

    figuur 24: Van nature overstroombare gebieden (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 42

    figuur 25: Beschermingszone waterwingebieden (bron: dov.vlaanderen.be)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 43

    figuur 26: Biologische waarderingskaart (Bron: AGIV)

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 44

    figuur 27: Ecosysteemkwetsbaarheidskaarten

    verzuring ecotoopverlies

    eutrofiering verdroging

  • Stad Leuven Afdeling ruimtelijk en duurzaamheidsbeleid

    Verzoek tot raadpleging: RUP Philipsterrein en omgeving (gedeeltelijke herziening) 45

    figuur 28: Zoneringsplan (VMM)