werkstuk -...

4
Werkstuk Een goed werkstuk maken is een hele kunst. Op deze bladen staat stap voor stap wat je moet doen. Bewaar ze dus goed en kijk er zo vaak in als je wilt. 1. Onderwerp kiezen Kies een onderwerp waarover je iets wil weten. Of misschien weet je al het een en ander over een onderwerp en wil je dat eens op papier zetten. Heb je nog geen idee? Kijk dan eens in het documentatiecentrum op school of ga eens naar de bibliotheek. 2. Boeken halen Informatieboeken vind je in het documentatiecentrum op school en in de bibliotheek. Misschien heb je thuis wel een boek over je onderwerp. In groep 6 gebruik je 1 of 2 boeken. In groep 7 en 8 mag je meer boeken gebruiken, maar niet meer dan 4. Schrijf van elk boek de titel, de schrijver, de serie, de uitgever en het ISBN-nummer op. Deze gegevens heb je later nog nodig. Misschien vind je wel goede informatie via de computer: op internet of in de encyclopedie. Schrijf goed op waar je de informatie gevonden hebt. Noteer de site; deze gegevens moet je later in je werkstuk zetten. 3. Woordveld maken Heb je een onderwerp, pak dan een pen en een leeg blaadje. Schrijf in één woord het onderwerp waarover je een werkstuk wilt maken in het midden van je blad en zet er een cirkel omheen. Nu ga je alle dingen die iets met het onderwerp te maken hebben eromheen schrijven. Schrijf alles op wat je te binnen schiet. Het woordveld is heel belangrijk voor je werkstuk, je mag er dus best een tijd mee bezig zijn. Hier zie je een voorbeeld van een woordveld.

Upload: others

Post on 16-Jul-2020

7 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: werkstuk - mobilecms.blob.core.windows.netmobilecms.blob.core.windows.net/appfiles/app_1324/File/…  · Web viewHierin vertel je over je ervaringen bij het maken van het werkstuk

Werkstuk

Een goed werkstuk maken is een hele kunst. Op deze bladen staat stap voor stap wat je moet doen. Bewaar ze dus goed en kijk er zo vaak in als je wilt.

1. Onderwerp kiezenKies een onderwerp waarover je iets wil weten. Of misschien weet je al het een en ander over een onderwerp en wil je dat eens op papier zetten.Heb je nog geen idee? Kijk dan eens in het documentatiecentrum op school of ga eens naar de bibliotheek.

2. Boeken halenInformatieboeken vind je in het documentatiecentrum op school en in de bibliotheek. Misschien heb je thuis wel een boek over je onderwerp.In groep 6 gebruik je 1 of 2 boeken. In groep 7 en 8 mag je meer boeken gebruiken, maar niet meer dan 4. Schrijf van elk boek de titel, de schrijver, de serie, de uitgever en het ISBN-nummer op. Deze gegevens heb je later nog nodig.Misschien vind je wel goede informatie via de computer: op internet of in de encyclopedie. Schrijf goed op waar je de informatie gevonden hebt. Noteer de site; deze gegevens moet je later in je werkstuk zetten.

3. Woordveld makenHeb je een onderwerp, pak dan een pen en een leeg blaadje. Schrijf in één woord het onderwerp waarover je een werkstuk wilt maken in het midden van je blad en zet er een cirkel omheen. Nu ga je alle dingen die iets met het onderwerp te maken hebben eromheen schrijven. Schrijf alles op wat je te binnen schiet. Het woordveld is heel belangrijk voor je werkstuk, je mag er dus best een tijd mee bezig zijn. Hier zie je een voorbeeld van een woordveld.

4. Woordveld aanvullen Als je boek(en) over je onderwerp hebt gevonden, begin je met globaal lezen. Dat betekent dat je gaat kijken waar het ongeveer over gaat. Je hoeft dus nog niet heel nauwkeurig te lezen wat er staat. Misschien vind je zo nog iets wat niet op je woordveld staat en wat wel belangrijk is. Je kunt ook informatie opzoeken in de encyclopedie of op internet. Schrijf wat je vindt erbij op het woordveld.Laat het woordveld nakijken door je juf of meester. Je weet dan of het woordveld in orde is en of je verder kunt werken.

Page 2: werkstuk - mobilecms.blob.core.windows.netmobilecms.blob.core.windows.net/appfiles/app_1324/File/…  · Web viewHierin vertel je over je ervaringen bij het maken van het werkstuk

5. Indelen van hoofdstukkenNu ga je met de woorden van je woordveld hoofdstukken maken. Sommige woorden zullen bij elkaar komen in één hoofdstuk omdat ze bij elkaar horen. Bijvoorbeeld: bij het ‘katten’-woordveld hierboven zullen melk en vlees bij elkaar komen in een hoofdstuk over eten.Schrijf nu de hoofdstukken op in de volgorde die jou het beste lijkt. Geef ook ieder hoofdstuk een naam (titel). Je kunt bij ieder hoofdstuk de woorden uit je woordveld schrijven zodat je later niets vergeet. Schrijf er meteen bij waar je de informatie gevonden hebt.Bijvoorbeeld: Hoofdstuk 1: Eten

- melk (Junior Informatie ‘Katten’, bladzijde 4)- vlees

Alleen het nummer en de naam van ieder hoofdstuk komen onder elkaar in de inhoudsopgave. In de inhoudsopgave komen ook het voorwoord, nawoord en de bronvermelding te staan.

6. Werkstuk schrijvenJe kunt nu gaan beginnen met het schrijven van de tekst van je werkstuk.Je begint met het voorwoord, waarin je bijvoorbeeld vertelt waarom je het onderwerp van je werkstuk gekozen hebt.Dan ga je de boeken en/of de internet-informatie nauwkeuriger lezen. Het is het beste om hoofdstuk voor hoofdstuk af te werken. Lees de stukjes die bij één hoofdstuk horen. Schrijf daarvan in je eigen woorden het belangrijkste op. Al die kleine stukjes worden samen één hoofdstuk. Heb je een hoofdstuk klaar, dan lees je het nog eens na of het allemaal goed bij elkaar hoort. Let erop dat het één verhaal moet zijn.Gebruik in je werkstuk gewone woorden die je gewend bent te gebruiken en die iedereen begrijpt.Je werkstuk sluit je af met een nawoord. Hierin vertel je over je ervaringen bij het maken van het werkstuk. Dus hoe je het gevonden hebt, of je makkelijk informatie kon vinden enzovoort.Laat iedere week nakijken wat je hebt geschreven. Je weet dan of je verder kunt gaan of nog iets moet veranderen of aanvullen.Je ‘kladwerkstuk’ en de manier waarop je er aan gewerkt hebt, worden beoordeeld.

7. IllustratiesAls je je onderwerp weet, kun je meteen al plaatjes, foto’s, kaarten, tekeningen enzovoort gaan zoeken en verzamelen. Zorg ervoor dat de illustraties die je gaat gebruiken goed passen bij de hoofdstukken en de tekst.Je moet er netjes bijschrijven wat de illustratie voorstelt. Dit noemen we een bijschrift.

8. VerzorgingIs je ‘kladwerkstuk’ helemaal klaar en door je juf of meester goedgekeurd dan mag je je ‘netwerkstuk’ gaan maken. Je mag het werkstuk netjes schrijven of typen op de computer. Plak er nu ook je illustraties bij. Doe dit netjes (netjes uitknippen en opplakken). De illustraties die bij de tekst passen, plak je op de rechterbladzijde (de linkerbladzijde blijft dus leeg). Vergeet het bijschrift niet.Maak een leuk, mooi titelblad. Dit is de voorkant van een werkstuk waar in grote letters op staat waar het over gaat. Verder staat er een passende illustratie op, je voor- en achternaam en je groep. Ook de datum moet erbij, bijvoorbeeld: december 2002.Nummer de bladzijden vanaf het ‘Voorwoord’. Het titelblad en de inhoudsopgave worden dus niet genummerd.Vergeet de ‘Inhoudsopgave’ niet. Hierin kun je makkelijk opzoeken op welke bladzijde iets staat.Als laatste maak je de ‘Bronvermelding’. Hierin zet je de boeken en de andere informatie die je gebruikt hebt netjes op een rijtje.

9 Alles op een rij:1. Titelblad : een voorkant met titel, illustratie, voor- en achternaam, je groep en de datum2. Inhoudsopgave : voorwoord, hoofdstukken, nawoord, bronvermelding met bladzijdennummers3. Voorwoord : hierin vertel je bijvoorbeeld waarom je het onderwerp gekozen hebt4. Hoofdstukken : hierin vertel je alles over jouw onderwerp5. Nawoord : hierin vertel je iets over jouw ervaringen met het maken van het werkstuk6. Bronvermelding : hier geef je een overzicht van materiaal (boeken, internetsites) dat je

gebruikt hebt om je werkstuk te maken.

Page 3: werkstuk - mobilecms.blob.core.windows.netmobilecms.blob.core.windows.net/appfiles/app_1324/File/…  · Web viewHierin vertel je over je ervaringen bij het maken van het werkstuk