zelfevaluatierapport psychologiewerkveldoriëntatie in de bachelor. • start van het engelstalig...
TRANSCRIPT
faculteit der sociale wetenschappen
Zelfevaluatierapport Psychologie2012-2018
Psychologie
Onderwijsinstituut Psychologie en Kunstmatige Intelligentie
Radboud Universiteit
Periode 2012-2018Zelfevaluatierapport
faculteit der sociale wetenschappen
Inhoudsopgave
Administratieve gegevens 4
Voorwoord 5
Inleiding 6
1 Eindkwalificaties 81.1 Eindkwalificaties bachelor 8
1.2 Eindkwalificaties master 9
1.3 Niveau per opleidingsjaar 10
1.4 Verbeteracties 10
2 Onderwijs leer omgeving 112.1 Didactische uitgangspunten 11
2.2 Programma bachelor 13
2.3 Programma masterspecialisaties 15
2.4 Instroom, doorstroom en rendementen 16
2.5 Docenten 18
2.6 Voorzieningen, studiebegeleiding en kwaliteitszorg 19
2.7 Verbeteracties 20
3.1 Systeem van borging toetskwaliteit 22
3.2 Kwaliteit van toetsing en beoordeling 24
3.3 Verbeteracties 25
4 Leerresultaten 274.1 Toetsen 27
4.2 Eindwerken 27
4.4 Verbeteracties 29
Bijlagen 32Bijlage 1: Reflectie door studentleden opleidingscommissie 32
Bijlage 2: Eindkwalificaties bachelor en master Psychologie Radboud Universiteit 35
Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader psychologie in Nederland 40
Bijlage 4: Kwantitatieve gegevens 43
Bijlage 5: Programmatoetsmatrix 55
Bijlage 6: Docenten bachelor en master Psychologie 55
Bijlage 7: Bachelor- en mastertheses 2015-2017 55
3
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Administratieve gegevens
Bacheloropleiding PsychologieNaam van het programma: Psychologie
CROHO-nummer: 56604
Oriëntatie van de opleiding: Wetenschappelijk (wo)
Aantal studiepunten: 180 EC
Afstudeerrichtingen: -
Locatie(s): Nijmegen
Variant(en): Voltijd
Vervaldatum accreditatie: 31 december 2019
Masteropleiding PsychologieNaam van het programma: Psychologie
CROHO-nummer: 60260
Oriëntatie van de opleiding: Wetenschappelijk (wo)
Aantal studiepunten: 60 EC
Afstudeerrichtingen: Arbeid, Organisatie en Gezondheid
Gedragsverandering
Gezondheidszorgpsychologie
Locatie(s): Nijmegen
Variant(en): Voltijd
Vervaldatum accreditatie: 31 december 2019
Administratieve gegevens van de instellingNaam van de instelling: Radboud Universiteit
Status van de instelling: bekostigde instelling
Resultaat instellingstoets: positief
4
VoorwoordVoor u ligt het Zelfevaluatierapport van de bachelor- en masteropleidingen Psychologie aan de Radboud Universiteit.
Dit rapport is opgesteld door de onderwijsdirecteur en de onderwijscoördinator, in samenspraak met het
Bacheloroverleg, het Masteroverleg, de Opleidingscommissie, de Examencommissie en de Adviesraad Psychologie.
Studentleden van de Opleidingscommissie geven in de Reflectie (bijlage 1) ook separaat hun reacties op dit rapport.
Wij danken alle collega’s en studenten voor hun actieve bijdrage aan deze evaluatie en aan de strategiebepaling voor
de komende visitatieperiode. We zien uit naar de verdere samenwerking met jullie om onze gezamenlijke ambities
voor 2024 te realiseren.
De visitatiecommissie en andere geïnteresseerden bieden we aan de hand van dit rapport een inkijk in de kwaliteit
van onze beide opleidingen en in onze toekomstplannen. Ook stellen we uw meedenken op prijs over enkele actuele
discussies tussen studenten, docenten en opleidingsmanagement. We zien uw feedback en adviezen graag tegemoet.
Nijmegen, 11 oktober 2017
Prof.dr. Ruud Meulenbroek, directeur onderwijsinstituut Psychologie en Kunstmatige Intelligentie
Drs. José van Alst, onderwijscoördinator Psychologie
Leeswijzer
De hoofdstukindeling van deze Zelfevaluatie volgt de vier standaarden van het Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs Nederland (NVAO, september 2016). Elk hoofdstuk beschrijft de actuele
stand van zaken: eerst in de bachelor en vervolgens in de master. Een afsluitende paragraaf Verbeteracties vat
steeds de gerealiseerde verbeteracties in de periode 2012-2018 samen en beschrijft de geplande verbeter-
acties voor 2018-2024.
Bij dit rapport horen zeven bijlagen. In de papieren versie van het rapport zijn alleen de bijlagen 1 tot en met
4 daadwerkelijk bijgevoegd. De bijlagen 5, 6 en 7 zijn vanwege het bestandsformat en de grote omvang enkel
digitaal beschikbaar gesteld aan de visitatiecommissie.
In de pdf-versie van dit rapport zijn voor het gemak voor de lezer hyperlinks opgenomen naar bijvoorbeeld de
studiegidsen en het Onderwijs- en Examen Reglement (OER).
5
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
InleidingDe bachelor- en de masteropleidingen Psychologie
maken deel uit van de Faculteit Sociale Wetenschappen
(FSW) en daarbinnen van het Onderwijsinstituut
Psychologie en Kunstmatige Intelligentie. De faculteit
omvat verder de onderwijsinstituten Pedagogische
Weten schappen en Maatschappijwetenschappen en de
onderzoeksinstituten Donders Institute for Brain,
Cognition and Behaviour (DCC) en het Behavioural
Science Institute (BSI). Het Radboud Centrum voor
Sociale Wetenschappen (RCSW) biedt plaats aan de
postacademische opleidingen voor Gezondheidszorg-
psycholoog, Klinische Psycholoog, Psychotherapeut,
Schoolpsycholoog en Gedragsveranderaar.
ProfielBij de bachelor- en de masteropleiding Psychologie aan de
Radboud Universiteit werken ruim 125 docenten aan het
opleiden van 1850 studenten tot scientist practitioners:
theoretisch goed toegeruste, kritisch denkende en
zorgvuldig onderzoekende psychologen. Het profiel van de
opleidingen luidt: “Als afgestudeerd bachelor psycho loog
analyseer je het denken, de gevoelens en het gedrag van
mensen vanuit een biopsychosociaal perspectief. Je
ontwikkelt een academische houding en je ver werft
kennis en inzicht in de domeinen Brein & Cognitie,
Ontwikkeling & Psychische Gezondheid en Gedrag &
Omgeving. In het kader van je bachelortheses doe je
binnen één domein zelfstandig een onderzoek. Je kunt
binnen het domein beargumenteerd interventies ontwik-
kelen gericht op het bevorderen van gezond of gewenst
gedrag, of bestaande interventies kritisch evalueren. Als
afgestudeerd master psycholoog voer je op professionele
wijze wetenschappelijk onderbouwde inter venties uit in
het werkveld van jouw specialisatie en je evalueert deze
kritisch met behulp van theoretische modellen.”
Programma’s op hoofdlijnenDe bacheloropleiding vormt een breed programma met
diepgang in drie theoretische leerlijnen: Brein & Cognitie;
Ontwikkeling & Psychische Gezondheid en Gedrag &
Omgeving. Daarnaast oefenen studenten zich
systematisch in drie vaardigheidsleerlijnen: onderzoek-
vaardigheden, academische vaardigheden en
professionele vaardigheden.
De masteropleiding bestaat uit cursorisch onderwijs,
vaardigheidstraining en stage en thesis in drie
specialisaties gericht op de werkvelden:
• Gezondheidszorgpsychologie (GZP)
• Arbeid, Organisatie en Gezondheid (AOG)
• Gedragsverandering (GV).
Organisatie De onderwijsdirecteur en het Bachelor- en Masteroverleg
overleggen zes keer per jaar over beide curricula. Het
Bacheloroverleg bestaat uit de coördinatoren van de zes
leerlijnen en het Masteroverleg bestaat uit de voorzitters
en coördinatoren van de drie masterspecialisaties. De
onderwijscoördinator en een studieadviseur adviseren
beide overleggen.
De Opleidingscommissies bachelor en master vergaderen
gezamenlijk en adviseren de onderwijsdirecteur gevraagd
en ongevraagd over de kwaliteit van de opleidingen. De
Examencommissie bewaakt het eindniveau en de kwaliteit
van toetsing en beoordeling, o.a. door screening van
toetsen en theses. De Adviesraad van hoogleraren
Psychologie adviseert de directeur over de langetermijn-
strategie en over personele aanstellingen.
De masterspecialisaties hebben jaarlijks overleg met hun
werkveldcommissies, veelal een netwerk van bij de
opleiding betrokken alumni, praktijkdocenten en/ of
stagebegeleiders.
De onderwijscoördinator geeft leiding aan de onder-
steunende teams, die zich bezighouden met werving en
toelating, studieadvisering, roostering en kwaliteitszorg.
Deze teams werken nauw samen met het Onderwijs-
ServicePunt (OSP), dat verantwoordelijk is voor het
functioneel beheer van Osiris en Blackboard en voor de
tentamenorganisatie.
Gerealiseerde verbeteringen 2012-2018Mede op basis van de aanbevelingen van de visitatie in
2012, zijn in 2012-2018 de volgende veranderingen
gerealiseerd:
• Vernieuwing van de bacheloreindkwalificaties en
van de bachelorleerlijnen.
• Betere borging van toetsing en beoordeling aan de
hand van het toetsbeleid en door screening van
toetsprogramma’s.
• Uitbreiding van contacturen in de bachelor tot
15 uur per onderwijsweek.
• Versterking van professionele vaardigheden en
werkveldoriëntatie in de bachelor.
• Start van het Engelstalig bachelorprogramma
in 2016-2017.
• Selectief maken van de masterspecialisatie GZP
en het realiseren van betere aansluiting met de
GZ-opleiding.
6
inleiding
Ambities 2018-2024Voortbouwend op deze veranderingen zijn de ambities
voor de periode 2018-2024 om de bacheloropleiding tot
een internationaal vooraanstaand onderwijsprogramma
door te ontwikkelen, waarin de diversiteit in achter-
gronden van de studenten het academisch debat intensi-
veert. De leerlijn professionele vaardigheden is hierin
een volwaardige leerlijn geworden, die de vorming van
studenten tot scientist practitioners op een hoger plan
brengt. Daarnaast daagt ook de toetsing uit tot leren
voor een academische professie in plaats van ‘leren voor
het tentamen’.
De ambities voor de master zijn om, naast een unieke
GZP-opleiding gericht op het Nederlandse werkveld en
met uitstekende aansluiting op de GZ-opleiding, een
evenwichtig en aantrekkelijk portfolio van internatio-
nale masterspecialisaties te ontwikkelen. Het DCC en
het BSI bieden daarin toegepaste kennis voor drie
werk velden: gezondheid, arbeid en onderwijs. De master-
specialisaties spelen hiermee kritisch in op ontwikke-
lingen in de werkvelden en breder in de samenleving,
zoals de aandacht voor het brein, diversiteit, zelfregie,
participatie en digitalisering.
De veranderingen in deze werkvelden gaan snel, terwijl
de initiële opleiding van studenten de laatste decennia
korter is geworden. Hierdoor is er behoefte aan ‘een
leven lang leren’. De postacademische psychologie-
opleidingen van RCSW zijn stevig ingebed in de
academie, hetgeen uniek is in Nederland. In 2024 leidt
de Radboud Universiteit voor de drie genoemde
werk velden scientist practitioners op, zowel op bachelor- en
masterniveau als op postmasterniveau. Onze studenten
profiteren in alle fasen van hun professionele ontwik-
keling van optimale aansluiting tussen deze opleidingen.
Eenmaal werkzaam in de beroepspraktijk blijven zij gericht
op de interactie tussen wetenschap en praktijk. Hiermee
dragen zij zichtbaar bij aan de voortgaande profes-
sionalisering en innovatie in hun werkveld.
Voornaamste verbeteracties 2018-2024Om deze ambities te realiseren zijn een aantal verbete-
ringen gepland. De voornaamste daarvan zijn:
Standaard 1: Eindkwalificaties
Master:
• Mastereindkwalificaties: De mastereindkwalificaties
herzien, in nauwe samenwerking met de
werkveldcommissies en groepen alumni. Met het oog
op doorlopende leerlijnen zullen hierbij ook de
post academische opleidingen betrokken zijn.
Standaard 2: Onderwijsleeromgeving
Bachelor:
• Didactiek: Op basis van een herbezinning op de
didactische aanpak enkele pilots starten om de
zelfstudie van studenten te intensiveren en om de
effectiviteit van werkvormen te vergroten, gebruik
makend van de vernieuwde ICT-faciliteiten van de
Radboud Universiteit.
• Nederlandstalig bachelor 1 jaar: Om een soepele
overgang van middelbare school naar wo te blijven
garanderen, wordt het eerste bachelorjaar zowel
Engelstalig als Nederlandstalig aangeboden.
• Leerlijn Professionele vaardigheden: In 2017-2019 de
leerlijn Professionele vaardigheden verder uitbreiden
naar de domeinspecifieke, professionele vaardigheden
in bachelorjaar 3.
• Studiebegeleiding: De studiebegeleiding voor de nieuwe
groep internationale studenten evalueren en samen
met hen op hun behoeften en wensen toesnijden.
Master:
• Engelstalige masterspecialisaties: Per 2019-2020 zullen
AOG en GV Engelstalige programma’s starten.
De masterspecialisatie GZP blijft uitsluitend gericht
op het Nederlandse werkveld en wordt daarom
enkel Nederlandstalig aangeboden. Internationale
studenten kunnen instromen indien zij het
Nederlands goed beheersen.
Standaard 3: Toetsing
Bachelor en master:
• Nieuwe speerpunten in het toetsbeleid: Het toetsbeleid
2018-2024 heeft vier nieuwe speerpunten: op
semesterniveau 20 procent van de middelen die nu
uitgaan naar summatief toetsen verschuiven naar
formatief toetsen en ontwikkelingsgerichte feedback;
daarbij gericht gebruik maken van digitaal toetsen en
digitaal portfolio; de beoordeling van professionele
vaardig heden verder verbeteren; en de docenttijd en
kosten verminderen door de toetsing meer robuust te
maken.
Standaard 4: Leerresultaten
• Alumnibeleid, werkveldcommissies en post-initieel
onderwijs: De bachelor en master en de postmaster-
opleidingen zijn goed op elkaar afgestemd, waardoor
voor studenten doorlopende leerwegen beschikbaar
zijn die ‘blijven leren’ aantrekkelijk maken.
7
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
1 EindkwalificatiesStandaard 1: De beoogde leerresultaten passen bij het niveau en de oriëntatie van de opleiding en zijn afgestemd op de verwachtingen van het beroepenveld en het vak gebied en op internationale eisen.
1.1 Eindkwalificaties bachelor
Mede op basis van de feedback van het visitatiepanel in
2012, zijn de afgelopen periode de bacheloreindkwalifi-
caties geheel herzien. De huidige zes bacheloreindkwali-
ficaties definiëren de drie domeinspecifieke kennis-
gebieden en concretiseren de beoogde leerresultaten
binnen de onderzoeks-, academische en professionele
vaardigheden. De bacheloreindkwalificaties luiden:
Kennis en inzicht Domein Brein en Cognitie
1. Je hebt inzicht in de relaties tussen hersenen, cognitie,
emoties en gedrag (Biologische psychologie, Cognitieve
psychologie en Neuropsychologie), en je kunt dit
toepassen op theoretische en praktische vraag-
stukken, op basis van actuele kennis.
Kennis en inzicht Domein Gedrag en Omgeving
2. Je hebt inzicht in de relaties tussen sociale context en
gedrag (Sociale en Cultuurpsychologie en Arbeid- en
Organisatiepsychologie), en je kunt dit toepassen op
theoretische en praktische vraagstukken, op basis van
actuele kennis.
Kennis en inzicht Domein Ontwikkeling en Psychische
Gezondheid
3. Je hebt inzicht in de relaties tussen gezond functio-
neren, pathologisch functioneren en levensloop
(Ontwikkelingspsychologie en Klinische psycho-
logie), en je kunt dit toepassen op theoretische en
praktische vraagstukken, op basis van actuele kennis.
Onderzoekvaardigheden
4. Je beschikt over kennis van gangbare statistische en
methodologische onderzoekstechnieken in de
psychologie en je kunt deze kennis grotendeels
zelfstandig toepassen.
8
Academische vaardigheden
5. Je beschikt over academische vaardigheden
(analytische vaardigheden, reflectieve vaardigheden,
communicatieve vaardigheden en leervaardigheden)
en je kunt deze grotendeels zelfstandig toepassen op
theoretische en praktische vraagstukken.
Professionele vaardigheden
6. Je beschikt op basaal niveau over professionele
vaar digheden (gespreksvaardigheden,
testvaardigheden, interventievaardigheden en
rapportagevaardigheden) in het domein van jouw
keuze en je kunt deze in oefensituaties toepassen,
rekening houdend met de spanningsvolle relatie tussen
wetenschap en praktijk.
Elke eindkwalificatie is nader uitgewerkt in
deelkwalificaties (bijlage 2). Tabel 1 geeft de samenhang
tussen de eindkwalificaties en de Dublin-descriptoren
samengevat weer.
De bacheloreindkwalificaties voldoen daarmee aan het
niveau en de oriëntatie van een wo-bachelor. Daarnaast
zijn ze afgestemd op de professionele vereisten van de
beroepenvelden en het vakgebied (bijlage 3). De
aan sluiting op internationale eisen (EFPA, 2015) is
verder verbeterd, onder meer door de uitwerking van de
eindkwalificatie Professionele vaardigheden.
1.2 Eindkwalificaties master
De master Psychologie kent drie masterspecialisaties:
• Gezondheidszorgpsychologie (GZP)
• Arbeid, Organisatie en Gezondheid (AOG)
• Gedragsverandering (GV).
De vijf gezamenlijke eindkwalificaties van de
masteropleiding staan hieronder verkort weergegeven;
daarnaast kent elke specialisatie werkveldspecifieke
operationalisaties (bijlage 2).
Verwerven van kennis en inzicht
1. Je beschikt over zowel essentiële en actuele kennis als
gevorderd inzicht op het gebied van de psychologie
van de gekozen masterspecialisatie en je bent in staat
zelfstandig en met anderen op dit gebied
wetenschappelijk onderzoek te verrichten.
Toepassen van kennis en inzicht
2. Je bent in staat zowel zelfstandig als samen met
anderen wetenschappelijk onderzoek te verrichten op
het gebied van de gekozen masterspecialisatie en om
kennis te integreren en toe te passen in nieuwe
situaties. Kennis en inzicht en toepassing daarvan zijn
verbonden via het scientist-practitioner model.
Oordeelsvorming
3. Je bent in staat op grond van vakinhoudelijke en
wetenschappelijke kennis afgewogen oordelen te
vormen en daarbij rekening te houden met sociaal-
maatschappelijke en ethische verantwoordelijk heden,
die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen
kennis en oordelen.
Communicatie
4. Je beschikt over goede communicatieve vaardigheden.
Leervaardigheden
5. Je bent bereid en in staat je steeds nieuwe vak in-
houdelijke kennis en vaardigheden eigen te maken.
De mastereindkwalificaties corresponderen met de
Dublin-descriptoren en met de verwachtingen vanuit
het internationale vakgebied, zoals geformuleerd in het
Domeinspecifiek kader Psychologie (bijlage 3).
De opleiding biedt een goede aansluiting met post -
academisch onderwijs en met de bekwaamheids eisen in
de respectievelijke werkvelden. Zo voldoen de eind-
kwalificaties van GZP aan de ingangseisen van de
postacademische BIG-opleidingen tot GZ-psycholoog of
Psychotherapeut. In het bijzonder gaat het om de eisen
van de Vereniging Landelijk Overleg Geestelijke
Gezondheidszorg Opleidingsinstellingen (VLOGO) en
om de registratie voor de Basisaantekening Psycho-
diagnostiek (BAPD). De eindkwalificaties van AOG
bereiden voor op de vereisten voor de Arbeid en
Organisatie Psycholoog NIP en de Arbeid en Gezondheid
Psycholoog NIP en op de Basisaantekening Sport psycho-
logie van de Vereniging Sportpsychologie Nederland. De
eindkwalificaties van GV sluiten aan bij de post-initiële
opleiding Gedragsverandering van het RCSW, die in
maart 2018 van start gaat.
Tabel 1. WO-niveau: overeenstemming tussen bachelor eindkwalificaties en Dublin-descriptoren.
Dublin-descriptoren Eindkwalificaties
Kennis en inzicht 1, 2 en 3
Toepassen kennis en inzicht 1, 2, 3 en 4
Oordeelsvorming 4, 5
Communicatie & Ethische reflectie 4, 5 en 6
Leervaardigheden 5 en 6
9
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
1.3 Niveau per opleidingsjaar
Om de eindkwalificaties adequaat te vertalen naar leer-
doelen op cursusniveau, is per opleidingsjaar het beoogde
niveau gedefinieerd met behulp van de Bloom-
taxo no mie (Anderson & Krathwohl, 2001). Tabel 2 geeft
weer aan welke niveaus en bijbehorende meta-cognities
de leerdoelen dienen te voldoen.
Op basis van de eindkwalificaties en het jaarniveau stelt
de eindverantwoordelijke docent de leerdoelen van een
cursus vast. Bij nieuwe cursussen of grote wijziging van
leerdoelen gebeurt dit in samenspraak met de leerlijn-
coördinator respectievelijk de masterspecialisatievoor-
zitter. De leerdoelen worden aan de studenten gecom-
municeerd in de studiegids en de cursushand leiding en
tijdens onderwijsactiviteiten.
De samenhang binnen het studiejaar en binnen de
leerlijn wordt bewaakt door de onderwijsdirecteur samen
met het Bacheloroverleg en het Masteroverleg. Dit
gebeurt aan de hand van de Programmatoetsmatrix
(bijlage 5) en op basis van online cursusevaluaties (ter
inzage), studentpanelgesprekken en jaarlijkse
programma-evaluaties.
1.4 Verbeteracties
Mede naar aanleiding van aanbevelingen uit de vorige
visitatie zijn in 2012-2018 de volgende verbeteringen
gerealiseerd (zie ook de Opleidingsjaarverslagen):
• De herziene bacheloreindkwalificaties zijn concreter
en de relatie met de programmastructuur en met de
leerdoelen van programma-onderdelen is inzichtelijk.
• De kennisgebieden zijn in de
bacheloreindkwalificaties nu beter gedefinieerd en
sluiten een-op-een aan bij de dimensies van het
biopsychosociaal model van het Domeinspecifiek
kader Psychologie.
• Met de versterkte aandacht voor de eindkwalificatie
Professionele vaardigheden is in de bachelor de balans
verder verbeterd tussen enerzijds kennis en inzicht en
anderzijds toepassing, beoordelings- en leervermogen.
Geplande verbeteracties 2018-2024Voor de komende periode agenderen de bachelor- en de
masteropleiding de volgende speerpunten:
• De bacheloreindkwalificaties zullen verder
gecommuniceerd worden naar docenten en naar
studenten, door deze regulier te gebruiken in
cursushandleidingen, werkoverleg en evaluaties. In de
studiegids 2017-2018 is hiermee een begin gemaakt.
• Als gevolg van de herziening van de bacheloreind-
kwalificaties en van het starten van Engelstalige
masterspecialisaties zullen de mastereindkwalificaties
in 2018 herzien worden, in nauwe samenwerking met
de werkveldcommissies en met groepen alumni. Met
het oog op doorlopende leerlijnen zullen hierbij ook
de postacademische opleidingen betrokken worden.
GZP en GV hebben hiermee al een begin gemaakt.
Tabel 2. Beoogd niveau en vereiste meta-cognities, per opleidingsjaar.
Opleidingsjaren Niveaus Vereiste (meta)cognities
Bachelor 1 Inleidend Onthouden, benoemen, parafraseren.
Bachelor 2 Toepassend, profilerend In basale oefensituaties: analyseren vanuit minimaal twee
perspectieven, toepassen.
Bachelor 3 Specialiserend, domeingericht In oefensituaties: analyseren vanuit minimaal twee perspectieven, evalueren
of creëren.
Master Specialiserend,
werkveldgericht
In (semi-)authentieke situaties: analyseren vanuit minimaal twee
perspectieven, toepassen, creëren en evalueren.
10
eindkwalificaties
2 Onderwijs leer omgevingStandaard 2: Het programma, de onderwijsleeromgeving en de kwaliteit van het docententeam maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde leerresultaten te realiseren.
2.1 Didactische uitgangspunten
Volgens de onderwijsvisie van de Radboud Universiteit
mag de student van zijn/ haar opleiding kwaliteit,
binding en duidelijkheid verwachten; de opleiding
verwacht van de student dat hij/zij het beste uit zichzelf
en uit de leeromgeving haalt.
KwaliteitDe kwaliteitsopvatting van Psychologie in Nijmegen
stoelt op:
• Multidisciplinariteit: Wetenschappelijke en
praktijkvraagstukken houden zich niet aan
disciplinaire grenzen. Daarom is veelal een
1 Brein & Cognitie integreert Biologische Psychologie, Cognitieve Neuropsychologie en Klinische Neuropsychologie; Ontwikkeling & Psychische Gezondheid is een integratie van Klinische Psychologie en Ontwikkelingspsychologie; en Gedrag & Omgeving verbindt Sociale en Cultuurpsychologie en Arbeid- en Organisatiepsychologie.
2 GZP is een samenspel tussen Klinische Psychologie, Ontwikkelingspsychologie en Neuropsychologie. AOG is gebaseerd op Arbeid- en Organisatiepsychologie, Sociale Psychologie en Cognitieve Neuropsychologie. GV combineert Sociale en Cultuurpsychologie en Cognitieve Neuropsychologie.
multidisciplinaire benadering vereist, in de probleem-
analyse en de interventie. Bachelor studenten leren
vraagstukken te analyseren vanuit minimaal twee
perspectieven uit het biopsychosociaal model.
Multidisciplinaire analyse vindt plaats bínnen elke
theoretische leerlijn/ domein1, tussen leerlijnen en in
de drie masterspecialisaties2.
• Onderzoekende houding centraal: de doelstelling om
scientist practitioners op te leiden resulteert in een
sterke nadruk op een onderzoekende houding. In de
bachelor kiezen studenten in drie Onderzoekspractica
een eigen vraagstelling en elk jaar doorlopen zij de
gehele onderzoekscyclus. Studenten herkennen dit als
een kwaliteitskenmerk van de leeromgeving (NSE
11
20173: Wetenschappelijke vaardigheden: 4,06;
Aanleren kritische houding: 4,14). In de masterstage
en –these wordt de gehele onderzoekscyclus door -
lopen in het kader van een werkveld-relevante
vraagstelling.
• Brede bachelor met autonomie voor studenten om hun
voorkeuren te vormen en te volgen: Studenten die de
breedte van de psychologie willen verkennen, hoeven
pas laat hun specialisatie te kiezen; terwijl studenten
die zich al vroeg willen profileren, dat vanaf bachelor-
jaar 2 kunnen doen. Kortom: de bachelor is breed
voor wie breedte zoekt en gefocust voor wie zich al
eerder specialiseren wil.
• Academische én werkveldgerichte masterspecialisaties:
Aan de Radboud word je gedegen opgeleid tot scientist
practitioner en dat binnen een concreet werkveld. In
een relatief groot cursorisch deel wordt deze rol stevig
ingeoefend. De stage en de masterthese vormen
daarvan het sluitstuk.
BindingDe binding tussen student, mede-studenten, docenten,
opleiding en werkveld is essentieel. Ondanks de grote
studentaantallen, concretiseren we deze binding in:
• Ruime studiebegeleiding (zie paragraaf 2.6).
• Vijftien contacturen per onderwijsweek gedurende de
hele bachelor (bijlage 4).
• Studentactiverend onderwijs: hoorcolleges,
werkgroepen/practica en responsiecolleges.
• Inzet van praktijkdocenten en alumni, opdrachten
en casuïstiek ontleend aan de praktijk, werkveld-
oriëntatie, profileringsroutes.
• Samenwerking met de studieverenigingen SPiN en
SPS-NIP (bachelor), HALO (GZP), B-Change (GV)
en ARGON (AOG), die een belangrijke rol vervullen
in het creëren van een uitdagend en sociaal
studieklimaat.
3 Alle NSE-scores zijn op een vijfpuntschaal. De volledige NSE 2017 is in te zien op: http://www.ru.nl/over-ons/overradboud/prestaties/vm/studenttevredenheid/
In het studentactiverend onderwijs bestaat een prototy-
pische bachelorcursus van 4 EC uit 4 contacturen per
week, verdeeld over hoorcolleges, kleinschalige
werk groepen of practica en een responsiecollege. In het
hoorcollege introduceert de docent de studenten in de
lesstof en in de leerdoelen; als rolmodel enthousiasmeert
hij/zij studenten tot zelfstudie. In de werkgroepen maken
studenten zich theorieën en concepten eigen door samen
aan opdrachten te werken of op basis van zelfstudie-
opdrachten te discussiëren. De werkgroepbegeleider
faciliteert dit leerproces. In de practica oefenen
studenten academische, professionele en onderzoekvaar-
digheden. In het responsiecollege kunnen studenten
vragen stellen over de colleges, literatuur en opdrachten
van die week. Zo krijgen zij feedback op hun leerproces.
DuidelijkheidWe bieden studenten duidelijkheid en structuur binnen
de opleiding door:
• Cursushandleidingen met geëxpliciteerde leerdoelen
en beoordelingscriteria (zie 1.3 en 3.2).
• Tussentijdse feedback in werkgroepen en
responsiecolleges en door zelftoetsen en
voorbeeldtoetsen (zie 3.2).
• Frequente voorlichting over te maken studiekeuzes
(zie 2.6).
• Strikte maar rechtvaardige regelingen, bijvoorbeeld
doorstroom-regels, vrijstellingen, herkansingen en
extra kansen. Deze regelingen zijn te vinden in de
studentportal.
12
onderwijs leer omgeving
2.2 Programma bachelor
De zes bacheloreindkwalificaties (zie 1.1 en bijlage 2)
resulteren in zes leerlijnen (zie tabel 3):
• Brein & Cognitie
• Gedrag & Omgeving
• Ontwikkeling & Psychische gezondheid
• Onderzoekvaardigheden
• Academische vaardigheden
• Professionele vaardigheden.
Tabel 4 biedt een overzicht van de leerlijnen in het
bachelorprogramma, met alle programmaonderdelen en
EC’s, verdeeld naar opleidingsjaar. De studiegids biedt
overzicht van het rooster per onderwijsperiode.
Jaar 1 biedt een algemene inleiding in de psychologie en
inleidingen op de drie domeinen. Daarnaast oefenen
studenten zich in kleine groepen en op basaal niveau in
academische vaardigheden, professionele vaardigheden
en onderzoekvaardigheden. Talentvolle studenten
kunnen in de propedeuse deelnemen aan een inter-
disciplinair honoursprogramma.
Jaar 2 staat in het teken van analyse, toepassing en profi-
lering. In de theoretische domeincursussen passen
studenten wetenschappelijke kennis en theorieën toe op
praktische vraagstukken. In de Practica Professionele
vaardigheden oefenen studenten verder met het
toepassen van interview-, test- en rapportagevaardig-
heden en in Psychometrie en Besliskunde in het
interpreteren van testgegevens. Studenten kiezen twee
Kernthema’s waarin zij leren om praktijksituaties te
analyseren vanuit minimaal twee perspectieven en om
op basaal niveau interventies te ontwikkelen. Eén
Kernthema vormt tevens het onderwerp van het eigen
onderzoek in Onderzoekspracticum 2.
Onderzoekvaardigheden worden verdiept in Statistiek 2
en Data-analyse. Talentvolle studenten kunnen nu
kiezen uit vier disciplinaire en interdisciplinaire
honoursprogramma’s.
In Jaar 3 draait het om specialisatie, interventie en evalu-
atie. Studenten kiezen één specialisatie-domein,
waarbinnen zij vier zogeheten domeinkeuzevakken
kiezen (16 EC uit 8 tot 10 keuzevakken per domein).
In deze programmaonderdelen leren zij vraagstukken
kritisch te analyseren en interventies te ontwikkelen en/
of te evalueren. Indien gewenst, doen studenten dit deels
bij een van onze 130 buitenlandse partner-universiteiten.
De cursus Toegepaste onderzoeksmethoden biedt een
breed palet aan veelgebruikte onderzoekbenaderingen in
het gekozen domein. Het sluitstuk van de bachelor is het
Onderzoekspracticum 3 en de Bachelor thesis (samen 12
EC), waarin studenten laten zien dat zij onder begeleiding
een onderzoek kunnen opzetten en uitvoeren naar een
domeinspecifiek onderwerp van eigen keuze en dat zij
hierover op wetenschappelijke wijze kunnen
rapporteren.
Studenten hebben de mogelijkheid om in bachelorjaar
2 en 3 de Kernthema’s (16 EC), de domeinkeuzevakken
(16 EC) en de vrije keuze-ruimte (16 EC) te combineren
tot een profileringsroute (44 EC). Voorbeelden hiervan
zijn: Arbeid en organisatie, Neuroscience, Sport &
beweging, Ontwikkeling & leren en Gender & diversiteit.
Tabel 3. Structuur van het Bachelorprogramma: relatie tussen eindkwalificaties, leerlijnen en aantal EC’s.
Eindkwalificaties Leerlijnen Omvang in EC
1 Brein & Cognitie Theoretisch cluster: 83 EC
(exclusief Vrije ruimte van 16 EC)2 Gedrag & Omgeving
3 Ontwikkeling & Psychische Gezondheid
4 Onderzoekvaardigheden Cluster Attitude & vaardigheden: 81 EC
5 Academische vaardigheden
6 Professionele vaardigheden
13
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Tabel 4. Leerlijnen van het bachelorprogram
ma: cursussen per leerjaar, 2016-2017 (keuzevakken zijn gecursiveerd).
Theoretisch cluster (83 EC)
Cluster A
ttitude & V
aardigheden (81 EC)
Brein &
Cognitie
ECO
ntwikkeling &
Psychische G
ezondheidEC
Gedrag &
Om
gevingEC
Onderzoeks-vaardigheden
ECA
cademische vaardigheden
ECProfessionele vaardigheden
EC
Jaar 1:Inleiding
Algem
ene Inleiding Psychologie Psychologie in A
ctie10 3
Methoden van O
nderzoek
Statistiek 1
Onderzoekspracticum
1
Proefpersoonuren
4661
Academ
ische vaardigheden6
Professionele vaardigheden6
Brein &
Cognitie 1
6O
ntwikkeling &
Psychische G
ezondheid 16
Gedrag &
Om
geving 16
Jaar 2:A
nalyseToepassingProfilering
Dom
ein-toepassing:
B&
C 2: K
linische N
europsychologie 4
Dom
ein-toepassing:
O&
G 2: Psychopathologie
en Levensloop 4
Dom
ein-toepassing:
G&
O 2: G
edrag in A
rbeidsorganisaties 4
Statistiek 2
Data-analyse
Onderzoekspracticum
2
645
Theoretische Psychologie
Filosofie & psychologie
34
Practica Professionele vaardigheden 2 (onderge-bracht in D
omein-toepassing)
Psychometrie en
besliskunde
Me &
My C
areer (ondergebracht in O
nder-zoekspracticum
2)
361
Kernthem
a I:M
entale belasting en stress; Bew
uste en onbewuste processen; Taal en C
omm
unicatie; Perceptie, A
ctie & O
ntwikkeling; Em
otie; Ontw
ikkeling van primaire relaties.
Kernthem
a II:M
otivatie en Prestatie; Leren en Gedrag; Pijn: Perceptie en B
ehandeling; Religie en Spiritualiteit; O
ntwikkeling v an pro- en antisociaal gedrag; Eetgedrag; C
ultuur & G
edrag.
66
Jaar 3:SpecialisatieEvaluatie Interventie
Verdieping (2 uit 3):10
Toegepaste onderzoeksm
ethoden
Onderzoekspracticum
3
Bachelorthesis
466
Beroepsethiek voor
psychologen4
Professionele vaardig-heden van het dom
ein (ondergebracht in D
omein-verdieping en
Dom
ein keuzes.)
2
B&C
3: Cognitieve N
europsychologieO
&G
3: Psychologie en gezondheid
G&
O 3: Cognitie, A
ttitude en M
otivatie
Specialisatie in één domein:
Dom
einkeuzes B&
C (4
/9):
– N
europhysiology of Cognition and Behaviour
– Taal in uitvoering
– Psychopharm
acology and Psychopathology
– H
uman M
otor Control &
Sport –
Signal Analysis and
MATLA
B–
Learning, Remem
bering, and Forgetting
– Consciousness and Perception
– A
ffective Science and Psychopathology
– G
espreksvaardigheden.
16D
omeinkeuzes O
&G
(4/10):
– Fear, A
nxiety, related D
isorders–
Preventie –
Affective Science and
Psychopathology–
Gendered
Psychopathologies –
Early Developm
ent: C
hances and Risks –
Adolescence: C
hances and Risks
– A
dulthood and Ageing:
Chances and Risks
– Psychotherapie
– Psychodiagnostiek in de gezondheidszorg
– G
espreksvaardigheden.
16D
omeinkeuzes G
&O
(4/8):
– Interpersonal Relationships
– Evolutionary Foundations of hum
an Behaviour
– Sport Psychology
– O
rganisatiepsychologie –
Social Influence –
Arbeidspsychologie
– Intergroepsrelaties vanuit m
ulticultureel perspectief
– G
espreksvaardigheden.
16
Vrije keuzeruim
te (16 EC)
14
onderwijs leer omgeving
Twee parallelle programma’sIn 2016-2017 is een geheel Engelstalig bachelor-
program ma van start gegaan, naast het reguliere
(‘Nederlandstalige’) programma. Docenten, leerdoelen
en toetsvormen zijn in beide programma’s identiek.
Als gevolg van de introductie van het Engelstalige
programma, kent het reguliere programma met ingang
van 2016-2017 een versnelde opbouw in Engelstalig
onderwijs:
• Jaar 1: de hoorcolleges/ responsiecolleges en de
werkgroepen/ practica zijn Nederlandstalig.
• Jaar 2: de hoorcolleges zijn merendeels Engelstalig en
voor beide programmagroepen gezamenlijk; de
werkgroepen en responsiecolleges zijn
Nederlandstalig.
• Jaar 3: studenten uit beide programma’s nemen
gezamenlijk deel aan Engelstalige hoorcolleges,
werkgroepen en responsiecolleges.
Vaardigheidscursussen specifiek gericht op het
Nederlandse GZ-werkveld (o.a. Psychodiagnostiek,
Gespreksvaardigheden) blijven Nederlandstalig.
• Studenten in het reguliere programma behouden
gedurende het hele bachelorprogramma het recht om
bij toetsing Nederlands te schrijven of te spreken.
StudentenoordelenIn de Nationale Studenten Enquête 2017 (NSE) scoort
de bachelor op zeven van de 18 onderwerpen hoger dan
de zusteropleidingen, te weten Wetenschappelijke
vaardigheden, Voorbereiding op de beroepsloopbaan,
Studiebegeleiding, Docenten, Studiefaciliteiten,
Kwaliteitszorg en Internationalisering. Dit weerspiegelt
de ambities van de opleidingen (zie Inleiding).
Studenten beoordelen in de cursusevaluaties, de jaareva-
luaties en de NSE de organisatie van de opleiding als
ruim voldoende. Relatief sterke aspecten zijn: studie-
rooster, groepsgrootte en studiefaciliteiten. De score op
het onderdeel studielast is lager dan bij zusteroplei-
dingen. Studenten in het eerste bachelorjaar zijn met
name kritisch over de te hoge studielast in het tweede
semester. In de bachelorjaren 2 en 3 vinden studenten de
studielast niet goed verdeeld omdat zij deze in Brein &
Cognitie, Onderzoeksvaardigheden en Professionele
vaardigheden zwaarder vinden dan in Ontwikkeling &
Psychische gezondheid en Gedrag & Omgeving.
De invoering van het Engelstalige bachelorprogramma is
in het eerste bachelorjaar redelijk voorspoedig verlopen.
Internationale studenten waarderen de breedte en
diep gang van het programma en de informele omgang
met- en duidelijke uitleg door docenten. Kritische
geluiden zijn er over de te hoge studielast in het tweede
semester. In bachelorjaar 2 is er bij studenten in het
reguliere programma onvrede over de overgang naar
meer Engelstalige hoorcolleges, over de taalvaardigheden
van enkele docenten en over te volle collegezalen en
werkgroepen. Studenten in het Engelstalige programma
maken zich zorgen over het aanbod van klinische
bachelorvakken en over de Engelstalige
master specialisaties.
2.3 Programma masterspecialisaties
Het eenjarige masterprogramma bestaat uit drie
specialisaties (zie tabel 5), elk gericht op het opleiden
van scientist practicioners voor een specifiek werkveld:
• Gezondheidszorgpsychologie (GZP), met differenti-
atie naar kinderen, jongeren, jongvolwassenen en
ouderen. Voor toelating tot deze specialisatie vindt
selectie plaats (zie 2.4). Deze specialisatie kent twee
instroommomenten: september en februari.
• Arbeid, Organisatie en Gezondheid (AOG), met drie
tracks: arbeid- & gezondheidspsychologie, personeels-
psychologie en organisatiepsychologie.
• Gedragsverandering (GV).
Afgestudeerde bachelors kunnen ongeacht hun speciali-
satie in elk van de drie masterspecialisaties instromen;
alleen voor GZP zijn bepaalde, VLOGO-gerelateerde
cursussen vereist (Gespreksvaardigheden, Psycho-
diagnostiek, Psychotherapie). In de praktijk stromen
studenten van Brein & Cognitie veelal door naar GZP of
naar de research master Cognitive Neuroscience;
studenten met Gedrag & Omgeving veelal naar GV, AOG
of de research master Behavioural Science; en studenten
van Ontwikkeling & Psychische Gezondheid naar GZP,
AOG of Behavioural Science.
De drie masterspecialisaties kennen 30-36 EC cursorisch
onderwijs. Binnen GZP en AOG kunnen studenten diffe-
rentiaties kiezen die overeenkomen met specialisaties in
de werkvelden. Omdat het werkveld Gedrags verandering
relatief nieuw is, zijn nadere differentiaties nog niet
programmatisch vastgelegd. Studenten kunnen in de
cursus Traject en in de onderdelen Stage/ Thesis wel
differentiëren naar bijvoorbeeld non-profit of commer-
ciële werkvelden.
GZP heeft vanwege de VLOGO-eisen een klinische stage
van 20 EC en mastertheses van 10 EC; bij AOG en GV
zijn stage en thesis geïntegreerd (respectievelijk 30 en 24
EC). In elke masterspecialisatie kunnen studenten hun
stage en thesis richten op een sportpsychologische
inhoud, en daarmee de Basisaantekening Sport-
psychologie behalen.
15
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
StudentenoordelenIn de NSE 2017 scoort de master op vier van de 18 onder-
werpen hoger dan de zusteropleidingen: Wetenschap-
pelijke vaardigheden, Voorbereiding op beroepsloopbaan,
Studiebegeleiding, en Stage en opleiding. In de exit-
enquêtes worden zowel het cursorisch onderwijs, de
vaardigheidstrainingen als de stage- en thesebegeleiding
positief beoordeeld. Dit weerspiegelt de ambities van de
opleiding (zie Inleiding): de drie masterspecialisaties
vormen elk een sterke combinatie van academisch niveau
én werkveldgerichtheid.
2.4 Instroom, doorstroom en rendementen
In deze paragraaf worden de voornaamste trends in
instroom, doorstroom en rendementen beschreven.
Bijlage 4 bevat meer gedetailleerde informatie.
Toelating en selectie Het Nederlandstalige bachelorprogramma staat open
voor vwo-ers (alle profielen) en voor hbo-bachelors.
Hbo-propedeuse studenten worden toegelaten, mits zij
beschikken over certificaten van Wiskunde en Engels op
vwo-niveau. Duitse studenten met Abitur-vooropleiding
zijn toelaatbaar, mits zij aanvullend beschikken over
Nederlands als tweede taal en over voldoendes voor
Wiskunde en Engels.
De bovengenoemde groepen zijn ook toelaatbaar tot het
Engelstalige programma. Dit programma staat verder
open voor studenten die beschikken over een diploma
dat volgens NUFFIC-standaarden gelijkwaardig is aan
het vwo-niveau, en die Engels en Wiskunde als eind -
examen vak hebben.
Voor het Nederlandstalige en het Engelstalige programma
vindt selectie plaats op basis van: gemiddeld cijfer in het
voorlaatste jaar van de vooropleiding; mate van oriëntatie
op de opleiding en reflectie op eigen studiegedrag; score op
de meerkeuzetoets en score op de motivatie-opdracht.
Bachelors Psychologie van Nederlandse en Vlaamse
universiteiten zijn direct toelaatbaar tot de master-
opleiding. Bachelors Geestelijke Gezondheidzorg van
de Universiteit Maastricht zijn toelaatbaar tot de master-
specialisatie GZP. Bachelorstudenten van university
colleges die beschikken over voldoende psychologie-
kennis en onderzoek-vaardigheden worden eveneens
toegelaten. De opleiding kent geen pre-master of
schakelprogramma.
Omdat de wachttijden voor de GZ-opleiding momenteel
onverantwoord lang zijn, heeft de Radboud Universiteit
de masterspecialisatie GZP met ingang van 2015-2016
selectief gemaakt. De selectie gebeurt op basis van:
motivatie, gemiddeld bachelorcijfer en gespreks- en
reflectievaardigheden blijkend uit het selectiegesprek.
Professionals uit de GZ-instellingen in de regio zijn bij de
selectieprocedure betrokken. Afhankelijk van de kwaliteit
van de kandidaten worden in september en in februari
elk rond de 75 studenten toegelaten (totaal 150 per
jaar). Tegelijkertijd spant de opleiding zich in om voor de
afgestudeerden de doorstroom van GZP naar de
post-initiële GZ-opleiding te verbeteren (zie 4.4).
Tabel 5. Structuur van het masterprogramma, uitgesplitst naar drie specialisaties, onderdelen en EC’s
(keuzevakken zijn gecursiveerd)
Gezondheidszorgpsychologie EC Arbeid, Organisatie en Gezondheid EC Gedragsverandering EC
Psychodiagnostiek 8 Inleiding Arbeid, Organisatie en
Gezondheid
6 Psychologie van
Gedragsverandering
9
Psychopathologie 8 Verdieping AOG (2 uit 3):
– Personeelspsychologie
– Arbeid, Gezondheid en Prestatie
– Organisatie-ontwikkeling en
Gedragsverandering
12 SWITCH:
Toegepaste, projectmatige onder-
zoeksmethode en rapportage
12
Psychologische Interventies 8
Vaardigheidstraining (2 uit 5):
– Interpersoonlijke interventies
– Interventies bij kinderen
– Klachtgerichte interventies
– Neuropsychologische revalidatie
– Interventies bij oudere
volwassenen
6 Toepassing AOG (2 uit 3):
– Human Resource Management
– Sport en Gezondheid
– Organisatieverandering en -advies
12 TRAJECT:
Groepsgewijs onderzoeksproject in
de praktijk
12
Persoonlijke Effectiviteit in een
Professionele Setting
3
Klinische Stage 20 Geïntegreerde Stage en
Masterthesis
30 Geïntegreerde Stage en
Masterthesis
24
Master Thesis 10
16
onderwijs leer omgeving
InstroomDe bachelor-instroom liep in de afgelopen periode gelei-
delijk terug, zoals ook landelijk het geval was. Deze
daling is opgevangen door de start van een Engelstalig
programma per 2016-2017. Naast Nederlandse en Duitse
studenten trekt de opleiding daarmee een bredere groep
studenten aan vanuit andere EU-landen en van buiten
de EU. In 2017-2018 was 11 procent van de eerstejaars
noch Nederlands, noch Duits. De ambitie (zie Inleiding)
is om door te groeien naar een international classroom,
met een derde Nederlandse-, een derde Duitse- en een
derde overig internationale studenten.
De master-instroom nam tijdens de afgelopen jaren met
100 studenten toe (van 320 naar 420). Alle drie de
masterspecialisaties kennen inmiddels een substantieel
aandeel Duitse studenten: gemiddeld 36 procent in de
GZP, 9 procent in GV en 26 procent in AOG.
Ook is in de afgelopen periode het aandeel externe
bachelors dat van andere universiteiten instroomt in de
master gegroeid van 7 naar 22 procent. Externe instro-
mers nemen na een korte introductie deel aan het
reguliere programma. Alle masterspecialisaties kennen
een inleidende mastercursus om de gehele studenten-
groep op vergelijkbaar beginniveau te brengen.
Bachelorrendementen De afgelopen visitatieperiode varieerde het aantal
studenten dat een positief bindend studieadvies kreeg
tussen 70-80 procent. Zoals te verwachten viel op basis
van ervaringen van zusteropleidingen, zijn deze
percentages voor het eerste cohort in het Engelstalige
pro gram ma iets lager: 13 procent staakte de studie
(7 tot 10 procent in voorgaande jaren) en 67 procent
ontving een positief BSA. Hun propedeuserendement is
echter alleszins vergelijkbaar (40%) met eerdere cijfers in
het reguliere programma.
Het bachelor-in-drie-jaar rendement voor vwo-ers
schommelde de afgelopen periode tussen 35 en 50
procent; het bachelor-in-vier-jaar rendement varieerde
van 75 tot 85 procent. Daarmee voldoet de opleiding aan
de prestatie-afspraken en aan binnen de Radboud gehan-
teerde normen. Het bachelor-in-drie-jaar rendement van
Duitse studenten varieert tussen 39 en 66 procent, en is
na vier jaar vergelijkbaar met vwo-ers (70 tot 85 procent).
De studie-uitval tijdens de bachelor fase is laag, minder
dan 5 procent.
De rendementsschommelingen in de afgelopen visitatie-
periode zijn veroorzaakt door veranderingen in de studie-
financiering, in combinatie met twee interne factoren:
een relatieve verzwaring van het niveau door meer
gevarieerde toetsing (zie hoofdstuk 3) en studievertra-
ging bij studenten die een deel van de studie in het
buitenland doorbrengen (uitgaande mobiliteit groeide
van 12 naar 27 procent).
Nederlandse vwo-ers en Duitse Abitur-studenten nemen
in gelijke getale (ongeveer 10 procent) deel aan de
honoursprogramma’s en ontvangen in de bachelor ook
in gelijke getale een cum laude. Ook de doorstroom naar
de masters en research masters is vergelijkbaar.
Conclusie mag zijn dat, na de selectieve propedeuse, de
academische integratie van de twee grootste student-
groepen in hoge mate gelijkwaardig verloopt.
DoorstroomIn de afgelopen visitatieperiode stroomde ongeveer 70
procent van de bachelors door naar de master
Psychologie. Met het selectief worden van de GZP liep dit
aantal terug tot 57 procent. Jaarlijks kiest ongeveer 7
procent van de bachelor-afgestudeerden voor een
research master Cognitive Neurosciences of Behavioural
Sciences en nog eens 5 procent voor een andere
Radboud-master (o.a. Bedrijfskunde).
Het percentage bachelorstudenten dat besluit elders een
master te gaan doen, is in de afgelopen visitatieperiode
toegenomen van 10 naar 30 procent. Hoewel de externe
instroom ook toenam, is de balans momenteel nog
scheef. Uit de bachelor-exitenquête blijkt dat studenten
die een master aan een andere universiteit gaan volgen,
merendeels kiezen voor de Universiteit van Tilburg, de
Universiteit Utrecht of voor een Duitse universiteit. De
meest genoemde redenen zijn: dat Medische Psychologie
en Forensische Psychologie niet aan de Radboud
Universiteit worden aangeboden, dat een masteroplei-
ding in Duitsland meer baankansen in Duitsland biedt
of dat de afgestudeerde “toe is aan iets nieuws”.
Masterrendementen Het master-in-twee-jaar rendement varieert voor AOG
grofweg tussen 70 en 90 procent, voor GV tussen 80 en
90 procent en ligt voor GZP rond 85 procent. Deze cijfers
zijn enigszins vertekend doordat een groeiend aantal
studenten een tweede master volgt (2 procent in
2011-2012; 5 procent in 2015-2016) en daardoor het
masterdiploma pas later aanvraagt terwijl zij het hele
masterprogramma hebben afgerond.
Studenten die elders hun bacheloropleiding hebben
gevolgd, doen langer over de master dan de eigen
bachelors: respectievelijk 77 en 60 procent behalen de
master-in-twee-jaar. De reden hiervan is dat externe
instromers soms enige achterstand hebben in psychodi-
agnostiek (GZP) en in onderzoeksmethoden.
17
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
2.5 Docenten
Beide opleidingen worden verzorgd door ongeveer
125 docenten (bijlage 6; exclusief promovendi). De
totale onderwijsinzet bedraagt 61,5 fte. De staf-student
ratio is 1 : 30. Inclusief promovendi is deze ratio 1 : 28
(bijlage 4).
Inhoudelijk deskundigIn de theoretische leerlijnen zijn hoofddocenten altijd
gepromoveerd in de sociale wetenschappen en inhoude-
lijk deskundig in de cursus(sen) die zij verzorgen. De
docenten die de theoretische onderbouwing van acade-
mische en onderzoekvaardigheden doceren zijn eveneens
gepromoveerd. De verantwoordelijk docenten voor
professionele vaardigheden zijn GZ-psycholoog of in de
praktijk werkzaam als trainer of adviseur. Docenten
beschikken dus altijd over minimaal twee van de drie
competenties: onderwijs, onderzoek en praktijk- of
klinische ervaring.
De inhoudelijke deskundigheid van de staf blijkt bijvoor-
beeld ook uit het aantal hoogleraren (in 2016: 32),
Veni-Vidi-Vici laureaten (in 2012-2016: 10) en ERC
laureaten (in 2012-2016: 2) dat in de bachelor en master
psychologie onderwijs verzorgt (bijlage 6).
Didactisch deskundigBinnen het onderwijsinstituut Psychologie en Kunst-
matige Intelligentie beschikt 90 procent van de docenten
over de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO), een vereiste
voor een vaste aanstelling; daarnaast beschikt 46 procent
over de Uitgebreide Kwalificatie Onderwijs (UKO).
In de periode 2012-2018 hebben twee docenten
Psychologie de jaarlijkse facultaire Onderwijsprijs toege-
kend gekregen, vanwege hun onderwijsvernieuwingen.
Dr. Eric Maris ontving de prijs vanwege zijn ICT-onder-
steunde practica en wekelijkse toetsen bij Brein &
Cognitie 1 en drs. Titia Meijer werd beloond voor haar
ontwerp van een online werkomgeving, waarin docenten
gemakkelijk peer-feedback kunnen inzetten.
Deskundig in begeleiding Docenten hebben als belangrijke taak om studenten te
begeleiden in hun leerproces (zie bijlage 4) Daartoe wordt
in de BKO-toetsing kritisch geverifieerd of docenten in
staat zijn om studenten te begeleiden, passend bij het
beoogde jaar niveau (zie 1.3). Docenten dienen daartoe
een eigen ‘praktijkcasus’ en hun onderliggende didacti-
sche beslissingen kritisch tegen het licht te houden.
ProfessionaliseringOngeveer zes keer per jaar zijn er lunchbijeenkomsten
waarin docenten voorbeelden van ICT-ondersteunde
didactiek demonstreren en bespreken. Bijscholing in
didactische vaardigheden gebeurt in BKO/
UKO-trainingen of –coaching, tijdens lunchbijeen-
komsten verzorgd door het Kwaliteitszorgteam en tijdens
de jaarlijkse Onderwijsmiddag. Alle docenten krijgen
jaarlijks 5 uur per 0,1 fte onderwijsaanstelling om aan
didactische of inhoudelijke professionaliserings-
activiteiten deel te nemen.
De secties Klinische Psychologie en Ontwikkelings-
psychologie kunnen beide jaarlijks 0,1 fte inzetten, zodat
docenten hun ervaring in het werken met cliënten op
peil kunnen houden, relevant voor het behalen of
behouden van hun klinische registraties. Deze profes-
sionalisering vindt plaats op het Ambulatorium waar
klinische zorg wordt geboden met spin-off voor zowel
onderwijs als onderzoek.
Daarnaast financiert het onderwijsinstituut incidenteel
een bescheiden onderzoekaanstelling voor docenten die
anders niet of nauwelijks voor onderzoektijd in aan-
merking komen. Dergelijk onderzoek draagt zowel bij
aan hun docentprofessionalisering als aan de verweven-
heid van onderwijs en onderzoek.
Taaklast en werkdrukOndanks de goede student-staf ratio van 1:30 voor
bachelor en master gezamenlijk, zijn de docenten
kritisch over de werkdruk. De tijdsbesteding per student
is immers de laatste jaren toegenomen door meer
contacturen, grotere variatie in toetsvormen, inten-
sivering van het vaardigheidsonderwijs en door de
start van het Engelstalige bachelorprogramma. Ook
de discon tinuïteit vanwege tijdelijke aanstellingen in
combinatie met de fluctuaties in de instroom, zijn
docenten een doorn in het oog. Om de werkdruk te
verlichten is de komende periode extensivering van het
onderwijs en van de toetsing nodig.
Studenten waarderen de toegankelijkheid van docenten
desondanks nog steeds als ruim voldoende (zie NSE
2017).
StudentoordelenStudenten beoordelen in de NSE 2017 de inhoudelijke
deskundigheid van hun docenten als zeer goed (4,23 in
de bachelor; 4,26 in de master) en hun kennis van de
beroepspraktijk als ruim voldoende (3,98 in de bachelor
en 4,23 in de master). Ook de didactische deskundigheid
van de docenten achten zij ruim voldoende (3,74 respec-
tievelijk 3,81).
18
onderwijs leer omgeving
2.6 Voorzieningen, studiebegeleiding en kwaliteitszorg
VoorzieningenStudenten hebben de beschikking over computerruimtes,
de bibliotheek, de testotheek, de scriptiewerkplaats en de
faciliteiten van het BSI- en DCC-lab voor stage en scriptie.
Daarnaast wordt voor stage en theses gebruik gemaakt
van het Ambulatorium dat deel uitmaakt van het RCSW.
Het international office social sciences helpt studenten bij
de organisatie van een studieverblijf in het buitenland.
Via de studentenportal en de Radboud student app
hebben studenten toegang tot hun persoonlijk rooster,
de digitale leeromgeving Blackboard en tot informatie
over inschrijving, cijfers en studievoortgang in Osiris.
Via de agenda en mededelingen blijven zij geïnformeerd
over voor hen relevante studiebegeleidingsbijeen-
komsten. Verder is de balie van het Onderwijs-
ServicePunt voor studenten de eerste vraagbaak.
SPiN en de drie studieverenigingen van de masterspecia-
lisaties zijn voor studenten en opleidingen belangrijke
voorzieningen, vanwege hun rol in boekenverkoop,
introductie, internationalisering en werkveldoriënatie.
StudiebegeleidingMet studiebegeleiding bevorderen de opleidingen een
succes vol verloop van de studie en optimale academische
en professionele ontwikkeling van studenten, rekening
houdend met hun diversiteit in vooropleiding en
toe komst beeld. De studiebegeleiding wordt verzorgd door
mentoren, werkgroepdocenten, studieadviseurs en stage-
en scriptiebegeleiders. Ook professionals binnen marke-
ting en voorlichting, student affairs, Academisch
Schrijf centrum en Radboud In’to Languages leveren
hun bijdrage.
Binnen Psychologie is de studiebegeleiding voor alle
studentgroepen opgebouwd in vier fasen:
• Oriëntatie op de studiekeuze en sociale en
academische integratie (zie 2.4)
• Sturing van de eigen academische en professionele
ontwikkeling, domein- en werkveldoriëntatie (zie 2.6)
• Specialisatie in een werkveld, stage/these (zie 4.2)
• Career services en alumni-relaties (zie 4.3).
Bijlage 4 geeft een overzicht van de activiteiten per fase
en toont de geboden differentiatie, bijvoorbeeld aan
studenten met deficiënties in studie-, taal- of wiskunde-
vaardigheden of aan excellente studenten. De studie-
adviseurs begeleiden in alle opleidingsfasen studenten
met bijzondere persoonlijke omstandigheden of met
func tionele beperkingen.
KwaliteitszorgDe kwaliteit van de bachelor- en masteropleiding wordt
op meerdere manieren bewaakt en verbeterd. Hierin
spelen studenten, docenten, Bachelor- en Masteroverleg
en de Opleidingscommissie een belangrijke rol. Zij
worden daarbij ondersteund door het Kwaliteitszorg team.
Vier belangrijke instrumenten in de kwaliteitszorg zijn:
• Kwaliteitszorgprojecten: Jaarlijks worden enkele
kwaliteitsprojecten geprioriteerd, die focus geven aan
het Bachelor- en Masteroverleg. In de afgelopen
periode waren dat: professionele vaardigheden, meer
uitdaging in bachelorjaar 2, en de opbouw in
Ontwikkeling & Psychische gezondheid.
• Teacher reports (ter inzage): Elke cursuscoördinator
stelt na afloop van een cursus (bachelor: eens per drie
jaar; master: jaarlijks) een zogeheten teacher report op,
waarin de cursus aan de hand van een vast format
geëvalueerd wordt. Deze rapporten worden besproken
in de Opleidingscommissie en in de docententeams.
• Studentenpanels per opleidingsjaar: In de bachelor
bespreekt het Kwaliteitszorgteam drie keer per jaar met
een vast studentenpanel per opleidingsjaar de
cursus sen van die voorbije onderwijsperiode. Deze
panels fungeren als de ‘ogen en oren’ van de opleiding.
• Terugkoppeling: Evaluatie-uitkomsten en verbeter-
acties worden teruggekoppeld aan studenten: door de
docent in de betreffende Blackboard course en door
de onderwijsdirecteur in jaarlijkse ‘college-praatjes’.
Voor de inhoudelijke uitkomsten van evaluaties en
bijbehorende vervolgacties verwijzen we graag naar de
paragrafen ‘Verbeteracties’ aan het einde van ieder
hoofdstuk.
StudentoordelenVolgens de NSE 2017 zijn de bachelorstudenten zeer
tevreden over de studiefaciliteiten (3,99) en zijn de
masterstudenten tevreden (3,66). De studiebegeleiding
wordt in de NSE in beide opleidingen hoger gewaardeerd
dan bij zusteropleidingen, respectievelijk met 3,83 in de
bachelor en 3,66 in de master. Dit is in lijn met de
ambities van de opleiding (zie Inleiding). Een uitdaging
voor de komende periode is om de studiebegeleiding goed
toe te snijden op de nieuwe groepen internationale
studenten.
In de NSE 2017 scoort de bacheloropleiding 3,55 voor
Kwaliteitszorg, een aanzienlijke verbetering ten opzichte
van eerdere jaren. Ook de respons op cursusevaluaties is
verbeterd. Waardering is er vooral voor het publiceren
van de uitkomsten van cursusevaluaties en voor de
gesprekken met vaste studentenpanels. De resultaten in
de master blijven hierbij wat achter. Vooral het terug-
koppelen van uitkomsten van evaluaties kan beter.
19
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
2.7 Verbeteracties
In lijn met aanbevelingen vanuit de visitatie in 2012 en
naar aanleiding van latere ontwikkelingen en evaluaties,
zijn in 2012-2018 de volgende verbeteringen gerealiseerd
(zie ook Opleidingsjaarverslagen):
Doorontwikkeling programma Bachelor• Herbezinning op didactische aanpak: Medio 2016 is de
bacheloropleiding met de Opleidingscommissie een
bezinning gestart op de effectiviteit van hoorcolleges,
werkgroepen, practica en responsiecolleges. De
aanleiding hiervoor is drieledig. Ten eerste, loopt bij
de verplichte bachelorvakken de werkgroepdeelname
gaandeweg een cursus terug tot gemiddeld 50 procent
en bij de responsiecolleges tot 20 à 30 procent. Ten
tweede lijkt door de web lectures de deelname aan
hoorcolleges af te nemen. Ten derde leidt de onder-
wijs- en toetsintensivering tot te hoge kosten. De
bezinning zal vanaf 2018-2019 leiden tot een ver-
nieuwing van de didactische vormgeving, in aan-
sluiting bij evidence based onderwijskundige inzichten
en bij de ICT-tools die de Radboud momenteel intro-
duceert. Doel van de vernieuwde didactiek is de
actieve zelfstudie en zelfsturing door studenten te
vergroten en om de efficiëntie van de onderwijs-
activiteiten te verbeteren. In 2016-2017 zijn meerdere
pilots gestart met kennisclips, Train Tool en de zelf
ontwikkelde Peer-app, waarmee studenten elkaar
gemakkelijk feedback kunnen geven op hun profes-
sionele houding. Evaluatie van deze pilots dient als
input voor de herbezinning.
• Contacturen: Sinds 2012-2013 is in de bachelor het
aantal contacturen verhoogd van 12 naar 15 uur per
onderwijsweek. Hiertoe zijn onder meer praktijk-
colleges toegevoegd en is een verschuiving gerealiseerd
van de zelfstudie naar de werkgroepen en de practica.
Na een Radboud-brede discussie is online begeleiding
toegevoegd aan de definitie van contactuur.
• Web lectures: In lijn met aanbevelingen van de vorige
visitatiecommissie, is sinds 2013-2014 het beschik-
baar stellen van video-opnames van hoorcolleges
gestimuleerd. Inmiddels gebeurt dit bij 75 procent van
de cursussen.
• Leerlijn Professionele Vaardigheden: In 2015-2016 is de
leerlijn Professionele Vaardigheden beter geprofileerd
en uitgebreid. In jaar 1 is een nieuwe cursus Profes-
sionele vaardigheden (totaal 6 EC) toegevoegd en in
jaar 2 zijn practica opgenomen in de drie domein-
cursussen (totaal 3 EC). In 2016-2017 is Me & My
Career gestart waarin studenten reflecteren op hun
kwaliteiten en ambities en zich oriënteren op twee
werkvelden. Zoals aanbevolen door de vorige visitatie-
commissie, is hiermee de loopbaanoriëntatie van
bachelorstudenten versterkt en ingebed in de bredere
context van professionele vaardigheden.
• Wetenschappelijke integriteit: Per 2017-2018 wordt
wetenschappelijke integriteit nadrukkelijker geëxpli-
citeerd in leerdoelen, opdrachten en toetsen in de drie
vaardigheidsleerlijnen en bij schrijfopdrachten in
andere leerlijnen. Het betreft: omgang met data,
rapportage, omgang met externe partijen en persoon-
lijke instelling. Een voorbeeld hiervan is dat de eerste-
jaars met ingang van 2016-2017 de Indiana University
Plagiarism Test dienen te behalen.
• Studielast: Naar aanleiding van lagere NSE-scores op
studielast heeft het Bacheloroverleg samen met de
Opleidingscommissie en de studievereniging enkele
potentieel ‘te lichte’ en potentieel ‘te zware’ bachelor-
cursussen kritisch tegen het licht gehouden. Resul-
taten en verbeteracties zijn ter inzage beschikbaar.
Instroom, doorstroom en rendementen• Studiekeuze en selectie: De afgelopen visitatieperiode
heeft de bacheloropleiding veel geïnvesteerd om het
studiekeuzeproces van aankomende eerstejaars te
intensiveren en om de schommelende eerstejaars-
instroom te beheersen.
• Selectie GZP: Per 2015-2016 is bij GZP selectief
geworden. Inmiddels zijn drie selectierondes soepel
verlopen. Tegelijkertijd spant de opleiding zich in om
voor de afgestudeerden de doorstroom van GZP naar
de post-initiële GZ-opleiding te verbeteren (zie 4.4).
• Bachelorrendement Abitur-studenten: Duitse studenten
hadden voor 2011-2012 betere rendementen dan
Nederlandse vwo-ers. De laatste jaren loopt hun
propedeuserendement echter terug (cohort
2015-2016: 27 procent). Om de selectie van Duitse
studenten te verbeteren, zijn in 2014-2015 de
NT2-eisen aangescherpt en gelden met ingang van
2017-2018 aanvullende eisen voor Engels en
Wiskunde. De verwachting is dat hierdoor het
studiesucces van toegelaten Duitse studenten
tenminste weer vergelijkbaar zal worden met dat van
Nederlandse vwo-ers.
Docenten• Didactische scholing: PhD-studenten die werkgroepon-
derwijs verzorgen, krijgen met ingang van 2016-2017
eerst een training Werkgroepbegeleiding. Zij worden
eveneens in de gelegenheid gesteld de BKO te behalen.
• Engelse taalvaardigheid: Met de start van de Engels-
talige bachelor Psychologie is scholing van de Engelse
taalvaardigheid van de docenten hoog op de agenda
komen te staan. Voor docenten die hoorcolleges
verzorgen wordt C2 als taalvaardigheidsniveau vereist,
20
onderwijs leer omgeving
voor werkgroep- en practicabegeleiders is dat minimaal
C1. Alle docenten, inclusief werkgroep- en practica-
begeleiders, nemen deel aan de Online Oxford
Placement Test voordat zij in het Engelse programma
gaan doceren. Bij docenten die voor het eerst hoor-
colleges in het Engels verzorgen, wordt een quick scan
uitgevoerd door een expert van Radboud in’to
Languages die Engelse taal- en spreekvaardigheden in
de onderwijssituatie toetst. Indien nodig krijgen
docenten individuele coaching en bijscholing in hun
Engelse taalvaardigheid. Verder zijn trainingen
Lecturing in English beschikbaar.
• Werkdruk en ondersteuning: Om de werkdruk van
docenten te verlichten is de komende periode enige
extensivering van het onderwijs en van de toetsing
nodig. Ook de ondersteuning van docenten door
secretariaten, OnderwijsServicePunt en Onderwijs-
Ondersteuning behoeft aandacht. Verder zal voor
docenten een online handleiding met veelgestelde
vragen beschikbaar komen.
Voorzieningen, studiebegeleiding en kwaliteitszorg• Informatievoorziening: De informatievoorziening aan
studenten is verbeterd door de introductie van de
Radboud Student app en door een nieuwe opzet van
de studentportal en studiegids. De verwachting is dat
informatie nu beter vindbaar is en beter aansluit op
behoeften van studenten. De hogere score in de NSE
2017 (bijlage 4) lijkt dit te bevestigen.
• Studieloopbaanoriëntatie: Mede naar aanleiding van
adviezen van de vorige visitatiecommissie is de
werk veldoriëntatie opgenomen in het bachelor-
programma. Studenten geven aan Me & My Career als
een behulpzame aanvulling op het programma te
ervaren.
Geplande verbeteracties 2018-2024 Om de ambities van de bachelor- en de masteropleiding
te realiseren en om geconstateerde knelpunten aan te
pakken, zullen de komende periode de volgende speer-
punten centraal staan.
Bachelor:• Studiekeuze en selectie: De Radboud Universiteit zal
met ingang van 2019-2020 mogelijkheden bieden
voor een bindende studiekeuze- en matchings-
procedure met 1 mei als aanmeldingsdeadline.
Op basis van de dan opgedane ervaringen zal
Psychologie afwegen welke aanpak tot het meeste
studiesucces en tot de minste schommelingen in
eerstejaars instroom leidt: deze matchingsprocedure
of de nu geldende fixus met selectie en plaatsing.
• Studiebegeleiding: Evalueren in hoeverre de toelatings-
eisen voor EU- en non-EU studenten passend zijn en
in hoeverre de studiebegeleiding op deze nieuwe
doelgroepen aangepast moet worden. Me & My
Career verbinden met de facultaire career services en
met de alumni-activiteiten.
• Didactiek: Op basis van de herbezinning een
vernieuwde didactische aanpak vaststellen die de
actieve zelfstudie en zelfsturing door studenten
vergroot. Uitgangspunt hierbij is dat verschillende
leerlijnen uiteenlopende didactische aanpakken
vragen. Gebruik maken van de nieuwe ICT-faciliteiten
van de Radboud Universiteit (digitaal portfolio,
digitaal toetsen) is hierbij een must. Voorwaarde is
dat de werkdruk van docenten vermindert. De
vernieuwing van de didactiek gaat hand in hand met
vernieuwing van het toetsbeleid (zie 3.2 en 3.3).
• Studielast: Met ingang van 2018-2019 wordt de
indeling van het eerste bachelorjaar verbeterd,
gebaseerd op de RU-breed geldende periode-indeling
van vier perioden van acht onderwijsweken plus twee
tentamen weken. In 2017-2018 wordt deze herin-
richting voorbereid en worden tevens de verbeter-
acties uit het onderzoek naar studielast in het
bachelorjaar 2 en 3 uitgevoerd.
• Leerlijn Professionele vaardigheden: In 2017-2019 de
leerlijn Professionele vaardigheden verder uitbreiden
naar de domeinspecifieke, professionele vaardigheden
in bachelorjaar 3.
Master: • Engelstalige masterspecialisaties: Per 2019-2020 zullen
AOG en GV Engelstalige programma’s starten. Medio
2018 zullen de contouren hiervan bekend zijn.
• GZP: De masterspecialisatie GZP blijft uitsluitend
gericht op het Nederlandse werkveld en wordt daarom
enkel Nederlandstalig aangeboden. Inter nationale
studenten kunnen instromen indien zij het
Nederlands goed beheersen.
• Kwaliteitszorg: De kwaliteitszorgsystematiek zal door
de masterspecialisaties weer beter ter hand worden
genomen, o.a. door evaluatie-uitkomsten
systematisch terug te koppelen aan studenten.
21
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
3.1 Systeem van borging toetskwaliteit
Toetsbeleid en toetsprogramma’sIn de periode 2012-2014 is in het onderwijsinstituut een
toetsbeleid vastgesteld, dat docenten concrete richtlijnen
biedt voor het ontwerpen en evalueren van toetsen. Voor
het Bachelor- en het Masteroverleg en voor de opleidings-
coördinatoren en Examencommissie geldt het toetsbeleid
als kader voor kwaliteitscontrole van de toetsing. De
studenten evalueren in cursusevaluaties en studenten-
jaarpanels de kwaliteit van toetsing en beoordeling en
zijn zo actief betrokken bij de kwaliteitsborging.
In 2014 zijn de toetsprogramma’s van de bachelor en de
drie masterspecialisaties beoordeeld aan de hand van het
toetsbeleid. Per programma zijn verbeteracties
afge sproken. In de opleidingsjaarverslagen wordt jaarlijks
gerapporteerd welke voortgang hiermee is geboekt.
Het OER van de bachelor en de master bevat de regels
over vrijstellingen, bekendmaking tentamenstof, weging,
voorbeeldvragen, beoordelingscriteria, nakijktermijnen,
herkansingen, inzage, geldigheidsduur tentamens e.d.
Toetsvormen en wegingDe programmaonderdelen in de bachelor en master
kennen de volgende (combinaties van) toetsvormen:
werkstuk, onderzoeksverslag, essay, meerkeuzetentamen
(o.a. waar/ onwaar vragen, drie- en vier antwoord-
alternatieven), open vragen tentamen, presentaties en
overige opdrachten (bijvoorbeeld een interview, test-
afname, reflectieverslag, video-opname van een gesprek).
De relatieve weging van de toetsresultaten voor de
berekening van het eindcijfer is te vinden in de studiegids
en in de cursushandleiding. De cursushandleiding
vermeldt ook of verdere toetsregels van toepassing zijn,
bijvoorbeeld het al dan niet compenseren van
toetsvormen, herkansing bij onvoldoendes op
deeltoetsen, en maximum-cijfers na herkansing.
3 ToetsingStandaard 3: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing.
22
Proactieve en onafhankelijke examencommissieDe Examencommissie controleert de toetsing op
program maniveau en cursusniveau. De leerlijnen,
bachelorjaren en masterspecialisaties komen steek-
proefsgewijs eens per visitatieperiode aan de beurt. De
Examencommissie vormt haar oordeel op basis van
materiaalstudie en gesprekken met examinatoren en legt
haar conclusies en adviezen vast in zogeheten screenings-
rapporten (zie 3.2). De commissie opereert hierin
onafhankelijk, met veel gezag en op basis van inter-
collegiaal vertrouwen. De screeningsrapporten leiden
binnen een half jaar tot verbeterplannen (zie 3.3 en 4.4).
Sinds 2015 heeft de Examencommissie ook een extern
commissielid, ter verdere versterking van de
onaf hankelijkheid.
De Examencommissie heeft haar taken, werkwijze en
aanwijzingen aan examinatoren vastgelegd in de Regels
en Richtlijnen Examencommissie Psychologie. Zij legt
jaarlijks verantwoording af over haar werkzaamheden in
een jaarverslag. De onderwijsdirecteur en de voorzitters
van de andere Examencommissies binnen het onderwijs-
instituut bespreken eens per jaar gezamenlijk hun good
practices en de opleidingoverstijgende kwesties. De
voorzitter en secretaris van de Examencommissie
participeren verder in een universiteitsbreed overleg van
Examencommissie.
Om de werkdruk van examinatoren en van de Examen-
commissie te verminderen, zal vanaf 2018 de meer jaren-
planning van de screening van toetsen geïntegreerd
worden met die van cursusevaluaties en teacher reports.
Aanwijzing van examinatorenVanaf 2017-2018 wijst de Examencommissie jaarlijks
examinatoren aan. In de studiegids wordt voor ieder
programma-onderdeel aangegeven wie de examinator is.
Criteria voor de aanwijzing zijn: inhoudelijke expertise,
blijkend uit promotie in het vakgebied; ruime ervaring
met toetsconstructie, mede blijkend uit BKO; en bekend-
heid met het toetsbeleid en het OER, blijkend uit een
aanwijzingsgesprek met de voorzitter van de Examen-
commissie. Tot op heden heeft de Examencommissie
nog geen enkele examinator de bevoegdheden hoeven
ontzeg gen. Wel komt het incidenteel voor dat een
student een klacht indient of bezwaar maakt bij het
College voor Beroep Examens. In haar jaarverslag geeft
de Examencommissie inzicht in aard en aantal van de
klachten.
Toetsdeskundigheid examinatorenDe benodigde toerusting van examinatoren gebeurt op
diverse manieren:
• In collegiale gesprekken met directe collega’s binnen
de sectie en met mede-beoordelaars
• In de BKO-kwalificering en –toetsing (zie 2.5)
• In ondersteuning door het Kwaliteitszorgteam
• Door gesprekken met de Examencommissies tijdens
screenings
• Tijdens het inwerken van nieuwe docenten/
examinatoren.
Docenten bespreken hun toetsen en beoordelingen met
een inhoudelijk deskundig collega, veelal de examinator.
Daarnaast kunnen docenten hun toetsen voor een second
opinion voorleggen aan het Kwaliteitszorgteam. Dit
gebeurt momenteel in 20 procent van de bachelor- en
mastercursussen.
Het Kwaliteitszorgteam en externe deskundigen
organiseren ook lunchbijeenkomsten, workshops en een
jaarlijkse Onderwijsmiddag. Zo vonden de afgelopen
periode workshops plaats over: toetsmatrices als hulp-
middel, meer variatie in meerkeuzevragen, meer halen
uit psychometrische toetsgegevens en over toetsing van
vaardigheden.
Studentbetrokkenheid en -waarderingDe studenten zijn belangrijke participanten in de
systematiek van kwaliteitsborging: in cursusevaluaties en
studentenpanels is de kwaliteit van toetsing en
beoordeling een standaardonderwerp. De Opleidings-
commissie bespreekt bij ieder teacher report de toetsing
en beoordeling.
Volgens de NSE scoort Psychologie Radboud op toetsing
en beoordeling iets lager dan de zusteropleidingen: 3,51
zowel voor de bachelor als voor de master. Verbetering is
bij beide opleidingen met name mogelijk op de duidelijk-
heid van beoordelingscriteria en op de aansluiting tussen
de toetsing en de inhoud van de opleiding.
23
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
3.2 Kwaliteit van toetsing en beoordeling
Valide toetsingIn de Toetsprogramma’s bachelor en master Psychologie is
het geheel van toetsen kritisch tegen het licht gehouden
aan de hand van het toetsbeleid. Daarnaast biedt de
programmatoetsmatrix 2017-2018 (bijlage 5) op
curriculumniveau een actueel overzicht van de relatie
tussen eindkwalificaties, leerdoelen en toetsvormen.
Op cursusniveau borgen de cursustoetsmatrices de
consistentie van leerdoelen, toetsvormen en beoor-
delings criteria (ter inzage).
Uit de toetsprogramma’s, de programmatoetsmatrix en
uit onderzoek door de Examencommissie blijkt dat de
validiteit van de toetsing over het algemeen goed is. Alle
eindkwalificaties worden meermaals getoetst.
Integratieve toetsing, waarbij meerdere eindkwalificaties
in samenhang worden beoordeeld, vindt in de bachelor
op adequate wijze plaats in de Onderzoekspractica en in
de Bachelorthesis; en in de master in de Stage en in de
Masterthesis.
Verdere aandachtspunten inzake validiteit zijn:
• De kwaliteit van de cursustoetsmatrices varieert nog.
Daar waar verbetering nodig is, geeft de Examen-
commissie examinatoren de opdracht binnen een
half jaar over een adequate cursustoetsmatrix te
beschikken. Waar nodig kunnen examinatoren
voorbeeld-matrixen in het toetsbeleid raadplegen en
advies vragen aan het Kwaliteitszorgteam of aan de
afdeling OnderwijsOndersteuning.
• Verbetering van de toetsing van vaardigheden: hiertoe
zijn in 2017 binnen Professionele Vaardig heden 1,
Ontwikkeling & Psychische Gezondheid 2, Gespreks-
vaardigheden en binnen de master specialisatie AOG
pilots gestart.
• Vanuit het oogpunt van kosten- en werkdrukbeheer-
sing is naast verdere verbetering ook enige extensive-
ring van toetsing nodig. Het Bachelor- en
Master overleg zullen hiertoe op curriculumniveau
nadere efficiency afwegingen maken, passend bij de
vernieuwing van de didactische aanpak.
Betrouwbare toetsing In 2012 constateerde de visitatiecommissie dat de
toetsing relatief veel op meerkeuzetentamens berustte.
Mede naar aanleiding daarvan is in het toetsbeleid
ingezet op meer variatie in toetsvormen (toetsbeleid,
vuistregel 8: Meerdere toetsmomenten en -vormen per
cursus). Als norm geldt dat in geval van een meerkeuze-
tentamen een tweede toetsmoment of toetsvorm wordt
gehanteerd. Dit biedt studenten de kans om hun
bekwaamheid in gevarieerde metingen aan te tonen en
komt de betrouwbaarheid van de beoordeling ten goede.
Inmiddels voldoet ruim 90 procent van de bachelor-
cursussen en 100 procent van de mastercursussen aan
dit criterium.
Verder wordt de interbeoordelaar betrouwbaarheid
geborgd door vuistregel 12 (Beoordelaars hanteren bij
open vragen en werkstukken een transparant beoorde-
lingsmodel). De Examencommissie constateert dat de
inzichtelijkheid van beoordelingsmodellen in een aantal
gevallen nog te wensen overlaat. Die examinatoren zijn
gevraagd de beoordelingsmodellen te verbeteren of om
de interbeoordelaar betrouwbaarheid anderszins aan te
tonen en te borgen. Ook constateert de Examen-
commissie dat beoordelingsmodellen soms wel en soms
niet gedeeld worden met studenten (zie Inzichtelijke
toetsing).
Onafhankelijke toetsingIn ‘toetskritische’ situaties wordt meestal een second
opinion van een tweede examinator of van de Examen-
commissie gevraagd. Bij een meerkeuzetentamen gebeurt
dat bijvoorbeeld wanneer de examinator op grond van
psychometrische evaluatie overweegt vragen te laten
vervallen of meerdere alternatieven goed te rekenen of
als er redenen zijn om af te zien van absolute beoordeling
(toetsbeleid, vuistregel 13: Beoordelaars hanteren de
methode van ‘absolute beoordeling’ of van ‘absolute
beoordeling met een relatieve referentie’). Bij de beoor-
deling van werkstukken zal een beoordelaar een mede-
beoordelaar consulteren, wanneer hij/ zij twijfelt tussen
een voldoende of onvoldoende beoordeling.
Bij vaardigheidstoetsen liggen, waar mogelijk, de rollen
van de begeleider en de beoordelaar bij onderscheiden
personen. Dit is bijvoorbeeld aan de orde in Gespreks-
vaardigheden en in de vaardigheidstrainingen in de
master. Bij de beoordeling van bachelor- en mastertheses
zijn standaard twee beoordelaars betrokken, die
onaf hankelijk van elkaar tot hun beoordeling komen (zie
4.2 en 4.4).
Inzichtelijke toetsingInzichtelijkheid betekent dat studenten zich al tijdens de
leeractiviteiten kunnen richten op de leerdoelen en
toetscriteria en dat zij bij de eindtoetsing niet voor
verras singen komen te staan. De beoordelingscriteria
voor werkstukken, presentaties, vaardigheden, stage en
scripties dienen voor aanvang van het programma-
onderdeel bekend te zijn, via de cursushandleiding. De
Examencommissie constateert in haar screenings dat op
dit punt nog winst te behalen valt: beoordelingscriteria
en –modellen zijn soms te summier en worden in een
24
toetsing
aantal andere gevallen alleen tussen beoordelaars onder-
ling gebruikt en niet aan studenten bekend gemaakt. Om
dit te verbeteren zorgt de Examencommissie ervoor dat
good practices onder examinatoren worden verspreid,
zoals rubrics of het werken met voorbeeld-papers.
Ook zelftoetsen en voorbeeldtentamens vergroten de
inzichtelijkheid. Momenteel worden deze in bachelorjaar
1 en 2 beschikbaar gesteld. Nieuwe in het OER
2016-2017 is dat in alle opleidingsjaren minimaal een
week voor het tentamen representatieve voorbeeldvragen
beschikbaar dienen te zijn.
Uiteraard wordt bij alle toetsvormen inzage geboden in
de beoordeling van de resultaten. De Opleidings-
commissie en de Examencommissie constateren dat over
de functies van de inzage onduidelijkheid bestaat.
Studenten willen tijdens de inzage graag ook aanvullende
uitleg krijgen. Docenten hebben daarvoor ter plekke vaak
te weinig tijd, omdat zij meerdere studenten te woord
willen staan. Docenten zijn ook bevreesd dat uitleg
overgaat in ‘onderhandelen’ over de beoordeling. Er is
een nieuwe richtlijn in de maak om de functies van de
inzage te verhelderen.
Toetsing ondersteunt student Naast summatieve toetsing wordt in vrijwel alle
bachelor- en mastercursussen gebruik gemaakt van
tussentijdse, formatieve toetsing (toetsbeleid, vuistregel
6: Voldoende spreiding en opbouw in formatieve
toetsing). In de theoretische leerlijnen gebeurt forma-
tieve toetsing vooral in zelftoetsen, responsiecolleges,
voorbeeldtentamens en zelfstudieopdrachten. Bij
werkstukken, presentaties of vaardigheidspractica krijgen
studenten formatieve feedback van mede-studenten en
docenten op concepten of oefensituaties.
De ervaring is dat studenten relatief weinig gebruik
maken van de mogelijkheden tot zelftoetsing of dat zij
dat pas doen vlak voor de summatieve toets. Tegelijkertijd
geven studenten aan dat de zelftoetsen niet altijd repre-
sentatief zijn voor de summatieve toetsing en dat zij
persoonlijke feedback missen. Docenten geven aan dat
zij in de regel voldoende feedback kunnen geven in het
vaardigheidsonderwijs, maar dat efficiënte feed back-
vormen in grootschalige, verplichte cursussen lastig te
vinden zijn. Onderlinge peer feedback wordt door
studenten helaas niet altijd serieus genomen.
Ondanks alle inspanningen gericht op kwaliteitsborging
en meer uitdagende toetsvormen, is het de vraag of de
uitdijende en kostbare toetsing studenten nu daadwerke-
lijk beter ondersteunt bij hun leren of hen juist afhoudt
van intrinsiek gemotiveerd, deep learning. In het verlengde
van de bezinning op de didactische aanpak (zie 2.1 en 2.7)
streven de bachelor- en masteropleiding ernaar een
substantieel deel van de tijd en middelen te verschuiven
van summatief toetsen naar formatief toetsen met
ontwik kelingsgerichte feedback, en van cursusgebaseerde
toetsing naar geïntegreerde toetsing (zie 3.3).
3.3 Verbeteracties
In lijn met aanbevelingen vanuit de visitatie 2012 en
mede naar aanleiding van screenings door de Examen-
commissie, zijn in 2012-2018 de volgende verbeteringen
gerealiseerd (zie ook: Jaarverslagen Examencommissie):
• Toetsbeleid en toetsprogramma’s: In vergelijking met
2012 hebben de bachelor- en de masteropleiding een
flinke stap vooruit gezet naar een gedegen
toetssystematiek, gestoeld op de vaststelling van
toetsbeleid; het inzichtelijk maken en regulier
evalueren van toetsprogramma’s en op de actieve
kwaliteitsborging door de Examencommissie, in de
vorm van screening van toetsen en theses en
aanwijzing van examinatoren.
• Variatie in toetsvormen: De afgelopen visitatieperiode
is bijzonder veel geïnvesteerd in meerdere en
uit dagende toetsvormen (toetsbeleid, vuistregel 8).
Door multimethod beoordeling is zowel de betrouw-
baarheid als de validiteit van beoordeling verbeterd.
Hiermee is het programma uitdagender geworden en
is ook het vereiste niveau ten opzichte van eerdere
jaren verzwaard (zie paragraaf 2.4).
• Bestrijding fraude: Naar aanleiding van enkele
meldingen, heeft de Examencommissie in 2015-2016
geconstateerd dat studenten tentamens hadden
gefotografeerd of gereconstrueerd. Deze zijn
vervolgens verspreid via sociale media of commerciële
‘studeer snel’ websites. Voor deze fraude kregen zes
studenten door de decaan een disciplinaire maatregel
opgelegd. Naar aanleiding hiervan is in de opleiding
als norm vastgelegd dat minimaal 30 procent van een
tentamen jaarlijks ‘ververst’ moet worden.
• Toetsing vaardigheden, AOG: In haar screening heeft de
Examencommissie geconstateerd dat in de training
Toepassing Organisatieverandering en –advies de
beoordeling van vaardigheden te zeer leunt op
reflectieverslagen. Daarop heeft AOG de formatieve
en summatieve beoordeling van leervaardigheden
geconcretiseerd aan de hand van vijf observeerbare
gedragscriteria. Ook is een pilot gestart om het
softwareprogramma Traintool in te zetten bij het
beoordelen van adviesvaardigheden.
25
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
• Toetskwaliteit, GZP: Mede op advies van de Examen-
commissie hebben de examinatoren van de drie
cursussen Psychopathologie, Psychodiagnostiek en
Psychologische Interventies de toetsing verbeterd,
onder meer door open vragen toe te voegen en door
een toetsinstructie voor (praktijk)docenten op te
stellen. Tevens zijn de leerdoelen, toetsen en
toetscriteria van de vijf trainingen geharmoniseerd.
• Toetskwaliteit GV: Naar aanleiding van adviezen van
de Examencommissie zijn bij Psychologie van
Gedrags verandering de leerdoelen beter gespecificeerd
en is voor de schrijfopdrachten een uitgebreider
beoordelingsmodel beschikbaar.
Geplande verbeteracties 2018-2024
Generiek:• Toetsbeleid: Het toetsbeleid actualiseren voor de
periode 2018-2024. Vier nieuwe speerpunten zijn: op
semesterniveau 20 procent van de middelen die nu
uitgaan naar summatief toetsen verschuiven naar
formatief toetsen met ontwikkelingsgerichte feedback;
daarbij gericht gebruik maken van digitaal toetsen en
digitaal portfolio; de beoordeling van professionele
vaardigheden verder verbeteren, o.a. door semi-
authentieke toetsen; en de docenttijd en kosten van
toetsing verminderen door de toetsing meer robuust
te maken.
• Inzichtelijkheid: De inzichtelijkheid van toetsing en
beoordeling wordt verder bevorderd door beoor-
delings criteria vooraf beschikbaar te stellen aan
studenten. De jaarniveaus (zie 1.3) bieden daarvoor
concrete handvatten. De afdeling Onderwijs Onder-
steuning gaat docenten hierbij verder adviseren.
• Toetsbanken opbouwen: Examinatoren krijgen meer
faciliteiten voor het opbouwen van toetsbanken, mede
in het kader van digitaal toetsen en de dienstverlening
door Radboud Evaluatieservices. In de landelijke Kamer
Psychologie zal hernieuwd de samen werking met
zusteropleidingen worden gezocht om tot mogelijk-
heden voor gedeelde toetsbanken te komen.
• Toetsdeskundigheid: De toets-expertise van docenten
wordt verder vergroot door workshops en uitwisseling
van good practices, vooral rondom het toetsen van
vaardigheden; de consistentie van leerdoelen,
opdrachten en toetscriteria; het belang van formatieve
toetsing en de inzet van digitale toetsing.
Bachelor:• Toetsprogramma: De beoordelingscriteria voor essays,
presentaties en professionele vaardigheden van
bachelorjaar 1 tot en met 3 worden verder op elkaar
afgestemd, zodat de opbouw in complexiteit en
zelfstandigheid voor studenten beter inzichtelijk is.
Master:• Geïntegreerde toetsing en beoordeling, AOG: De cursus-
gebaseerde kennis- en vaardigheidstoetsing staps-
gewijs vervangen door geïntegreerde toetsen. Doel
hiervan is studenten te stimuleren om van ‘leren voor
de toets’ te komen tot ‘toetsen om te leren en te
professionaliseren’. Hiertoe heeft de master-
specialisatie een Comenius-project ingediend.
• Toetsing vaardigheden, GZP: In 2018-2019 in een pilot
testen of het mogelijk is klinische gespreksvaardig-
heden te toetsen aan de hand van video-opnames van
semi-authentieke therapeutische gesprekken.
• Toetsing vaardigheden, GV: In 2018-2019 op basis van
ervaringen elders bekijken hoe de beoordeling van
Persoonlijke effectiviteit in een professionele setting
beter geobjectiveerd kan worden. Verder zullen
docenten in de teacher reports expliciet de consistentie
van leerdoelen en toetsing evalueren.
26
toetsing
4.1 Toetsen
De evaluatie van de toetsprogramma’s van de opleidingen
(zie 3.2) laat zien dat de beoogde eind kwalificaties
middels het geheel van tussentijdse en afsluitende
toetsen worden behaald. Uit de screening door de
Examencommissie blijkt dat het behalen van de beoogde
leerresultaten daarmee voldoende is geborgd.
4.2 Eindwerken
Aan de hand van het toetsbeleid bewaakt de Examen-
commissie het eindniveau van de theses. Per visitatie-
periode her-beoordeelt de commissie een geanonimiseerde
steekproef van theses, verdeeld naar eindcijfers tussen net
voldoende (6) en goed (8 of hoger).
Bijlage 7 bevat de lijst met bachelor- en mastertheses die
zijn afgerond tussen 1 september 2015 en 1 september
2017. De stageverslagen / thesen en de beoordelings-
formulieren zijn beschikbaar voor de visitatiecommissie.
BachelorthesesIn haar steekproefsgewijze onderzoek van de bachelor-
theses 2012-2016 concludeert de Examencommissie dat
de toetsing en beoordeling van het academisch niveau
van de bachelortheses afdoende geborgd is: de vastge-
stelde beoordelingsprocedures zijn adequaat en deze
worden blijkens de steekproef juist gehanteerd. De
overeenstemming tussen de thesiscijfers van de beoorde-
laars is goed. Discrepanties tussen eerste en tweede
beoordelaar worden uitgebreid geanalyseerd ter borging
en eventuele verbetering van het beoordelingsproces. De
Examencommissie heeft onder de gescreende theses geen
onterechte voldoendes noch onterechte onvoldoendes
vastgesteld.
4 LeerresultatenStandaard 4. De opleiding toont aan dat de beoogde leerresultaten zijn gerealiseerd.
27
Masterstages en -thesesDe Examencommissie heeft ook steekproefsgewijs de
mastertheses 2012–2016 van de drie specialisaties
beoordeeld en vastgesteld dat de masterstages en -theses
van het beoogde academisch niveau zijn en dat als
voldoende beoordeelde theses daadwerkelijk aan de
beoordelingscriteria voldoen. De beoordelingsprocedures
voldoen volgens de commissie aan het toetsbeleid en
worden in de praktijk adequaat gevolgd.
4.3 Functioneren van afgestudeerden in de vervolgopleiding en in de praktijk
Alumni-activiteitenOm alumni verder te faciliteren in hun loopbaan en
voortgaande professionele ontwikkeling biedt Radboud
Alumni afgestudeerden vouchers voor cursusdeelname
en gratis toegang tot de universiteitsbibliotheek en tot
publiekslezingen.
Daarnaast organiseren alumni Psychologie, verenigd in
De Kring Psychologie, jaarlijks een alumni-dag, waaraan
gemiddeld 100 afgestudeerden deelnemen.
De masterspecialisaties onderhouden frequent contact
met alumni via hun LinkedIn groepen (respectievelijk
300 volgers voor GV en 800 voor AOG) en via
activiteiten van de studieverenigingen.
Doelstellingen van deze alumni-activiteiten zijn:
• Netwerken met oud-studiegenoten en met andere
generaties afgestudeerden
• Attenderen op vacatures, publicaties en subsidies
• Debatteren over actuele psychologische thema’s
• Opfrissen van kennis
• Onderhouden van relaties met de opleiding en de
Radboud Universiteit.
WerkveldcommissiesDe drie masterspecialisaties hebben elk een eigen
werkveldcommissie, merendeels bestaande uit vertegen-
woordigers uit de stage-instellingen. In dit netwerk vindt
1 à 2 keer per jaar overleg plaats over: de kwaliteit van
stages, het eindniveau en de competenties van stagiaires
en afgestudeerden, het creëren van win-win-situaties in
de samenwerking tussen opleiding en de instellingen en
over ontwikkelingen in het werkveld en in de opleiding.
LoopbanenHet meest recente Loopbaanonderzoek FSW (2016)
bestrijkt de periode van 2000-2014. Aangezien de
huidige masterspecialisaties in 2010 van start zijn
gegaan, richten we ons hieronder met name op de
loopbaangegevens van de alumni 2011-2014 (n=315).
Binnen de cohorten 2011-2014 vond 43 procent van de
responderende Psychologie-alumni meteen in aan-
sluiting op de opleiding een betaalde baan en nog eens
27 procent binnen drie maanden. Eigen alumni-onder-
zoek van AOG (n=24; respons 56%) laat zien dat een
half jaar na afstuderen 63 procent van de AOG-afge-
studeerden betaald, passend werk heeft; 21 procent
betaald, niet passend werk heeft; 4 procent geen werk
heeft; 4 procent een werkervaringsplaats heeft; 4 procent
een vervolg opleiding volgt en dat 4 procent op reis is.
Verder laat het Loopbaanonderzoek zien dat 51 procent
van de respondenten werkzaam is in de gezondheidszorg/
welzijn; 17 procent in onderzoek/ onderwijs; 13 procent
in het bedrijfsleven; 7 procent in commerciële dienst-
verlening en 5 procent bij de overheid. Een vergelijking
van de cohorten voor en na 2010 laat een kleine ver-
schuiving zien van gezondheidszorg en onderzoek/ onder-
wijs naar bedrijfsleven en naar industrie/ landbouw.
De ruime meerderheid van de respondenten (83
procent) werkt in loondienst; 4 procent is zelfstandig
ondernemer en 3 procent ZZP-er. Met name GV-afgestu-
deerden hebben de afgelopen jaren succesvol bedrijven
opgericht, die onder meer instanties als Veilig Verkeer
Nederland en de Belastingdienst adviseren.
28
leerresultaten
4.4 Verbeteracties
Hieronder worden de oordelen en eventuele adviezen van
de Examencommissie en de door de examinatoren in
2012-2018 gerealiseerde verbeteracties samengevat.
Daarna worden de voornaamste verbeteracties samen-
gevat die in de periode 2018-2024 de agenda van de
bachelor- en masteropleiding zullen bepalen.
Bachelortheses• Twee beoordelaars en onafhankelijke beoordeling: Sinds
2011-2012 zijn de bachelortheses door twee beoorde-
laars beoordeeld. Vanaf 2012-2013 vormt de tweede
beoordelaar zijn of haar oordeel zonder kennis te
hebben genomen van het oordeel van de eerste
beoordelaar.
• Heldere criteria en beoordelingsschaal: Mede op aanbe-
veling van de vorige visitatiecommissie zijn de beoor-
delingscriteria beter geëxpliciteerd, in vijf onderdelen:
Inleiding, Methode, Resultaten, Discussie en
Vormgeving. Per onderdeel zijn drie tot negen beoor-
delingscriteria geformuleerd; in totaal gaat het om 25
criteria. Verder is de berekening van het thesiscijfer
verbeterd: voor elk van de vijf onderdelen wordt een
cijfer gegeven op een schaal 1 – 10.
Masterstages en -theses AOG• Weging stage/these beoordeling: Sinds 2015-2016 wordt
het eindcijfer voor het masterproject AOG gevormd
door het cijfer voor de thesis (85%, onafhankelijke
beoordelingen door de eerste begeleider en de tweede
beoordelaar) aangevuld met een separate beoordeling
van de academische en professionele vaardigheden
(15%, waarvan 10% beoordeling door eerste
begeleider en 5% beoordeling van de eindpresentatie
door twee beoordelaars).
• Toewijzing en begeleiding van masterprojecten: Naar
aanleiding van de screening van enkele mastertheses
adviseerde de Examencommissie om met name bij
afstudeerprojecten met een zware maatschappelijke/
toegepaste component of in nieuwe trajecten (bijv.
binnen de sportpsychologie) studenten meer onder-
steuning te bieden om de basiseisen voor wetenschap-
pelijk onderzoek te borgen. AOG heeft daarop de
procedure voor toewijzing en begeleiding van master-
projecten aangescherpt, met gefaseerde goedkeuring
van het projectvoorstel en het onderzoeksvoorstel en
met een formele tussentijdse voortgangsevaluatie.
• Intercollegiale supervisie: Om de beoordeling van
mastertheses te borgen, houden alle thesebeoorde-
laars van AOG twee keer per jaar zogeheten kalibreer-
sessies. Deze hebben tot doel interpretatieverschillen
en individuele biases over de beoordelingscriteria
bespreekbaar te maken en te voorkomen.
Masterstages en -theses GZP• Beoordeling stage: Om de stagebeoordeling beter te
laten aansluiten op de competentiegebieden die in de
postacademische GZ-opleiding worden getoetst, heeft
GZP in het studiejaar 2016-2017 in een pilot samen
met enkele stage-instellingen een verbetering in de
stagebeoordeling doorgevoerd. Dit heeft met ingang
van 2017-2018 geleid tot een aanscherping van de
criteria voor de beoordeling door de externe stagebe-
geleider (60% van stagecijfer) en door de interne
stagebegeleider (op basis van stagereflectieverslag;
40% van stagecijfer).
• Beoordeling these: Mede naar aanleiding van de
oordelen en adviezen van de Examencommissie, heeft
GZP het these-beoordelingsformulier verhelderd. Ook
de beoordelingsprocedure is aangescherpt: beide
beoordelaars lezen en beoordelen de these afzonder-
lijk; daarna wordt een gewogen gemiddelde bepaald.
Het cijfer van de eerste beoordelaar telt voor twee
derde mee en het cijfer van de tweede beoordelaar
voor een derde. Bij discrepanties groter dan 1,5 punt
en bij een verschil voldoende/onvoldoende beslist de
examinator.
• Plan GZ Connectie: Landelijk wachten 6.000 master-
psychologen die voldoen aan de VLOGO-eisen
(peiling medio 2016) op een GZ-opleidingsplaats.
Dergelijke wachttijden zijn onacceptabel. Daarom is
GZP selectief gemaakt (zie 2.4) en zijn RCSW en de
grote GZ-instellingen in Oost-Nederland eind 2016
in het convenant GZ Connectie overeengekomen dat
zij ieder half jaar een derde van de GZP-afgestu-
deerden direct na afstuderen voordragen voor een
GZ-opleidingsplaats. Het eerste ‘aansluitende cohort’
is in oktober 2017 met de GZ-opleiding begonnen.
Dit initiatief wordt in de Kamer Psychologie nauwlet-
tend gevolgd als interessante pilot met een potentieel
belangrijke voorbeeldfunctie voor zusteropleidingen.
29
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Masterstages en -theses GV• Beoordeling stage en these: Het eindcijfer voor het
masterproject GV is opgebouwd uit het cijfer voor de
thesis (70%, onafhankelijke beoordelingen door
eerste en tweede beoordelaar) aangevuld met een
separate beoordeling van de academische en professi-
onele vaardigheden (30%, door eerste begeleider na
overleg met de stagebegeleider in de stage-instelling).
Op advies van de Examencommissie zijn de beoorde-
lingscriteria voor de masterstage en -thesis in
2017-2018 verder verfijnd.
• Herkansing: Met ingang van 2017-2018 worden als
onvoldoende beoordeelde theses in het thesisarchief
opgeslagen, inclusief de drie vereiste beoordelingsfor-
mulieren. Ook de regels bij herkansing van theses zijn
aangescherpt.
Master algemeen• Samenwerking tussen bachelor-, master- en post-initieel
onderwijs: Naast zijn succesvolle klinische postmas-
terprogramma’s (GZ, Klinisch Psycholoog, School-
psycholoog), heeft RCSW het aanbod uitgebreid naar
de volle breedte van de sociale wetenschappen, o.a.
met nascholing op het terrein van brein, leren en
onderwijs (Donders ontmoet Onderwijs) en van
gedragsbeïnvloeding (nieuwe post-initiële opleiding
tot Gedragsveranderaar per maart 2018). RCSW
streeft ernaar om ook voor de werkvelden AOG
postacademische scholing te ontwikkelen. Docenten
uit de bachelor- en masteropleiding zijn bij deze
ontwikkelingen actief betrokken.
• Aansluiting op de werkvelden: Het Loopbaanonderzoek
laat zien dat de master Psychologie vanaf 2010 signifi-
cant verbeterd is voor wat betreft het verwerven van
vaardigheden in reflecteren, adviseren en presenteren.
De competenties waarop alumni 2011-2014 zich nog
onvoldoende voorbereid voelen, zijn: stress en
time-management, therapeutische vaardigheden en
multidisciplinair werken.
Geplande verbeteracties 2018-2024• Borging van het niveau van de eindwerken: In samen-
werking met (enkele) zusteropleidingen in een pilot
nagaan in hoeverre het over en weer inzetten van
externe examinatoren bij de beoordeling van master-
theses van meerwaarde is voor de borging van het
eindniveau.
• Motiveren beoordeling bachelortheses: Op advies van de
Examencommissie zullen beoordelaars de deelcijfers
op meer eenvormige wijze gaan motiveren. Good
practices in de docentenhandleiding of kalibreerses-
sies tussen beoordelaars zullen hieraan bijdragen.
• Functioneren in de werkvelden en in vervolgopleidingen:
In samenwerking met (enkele) zusteropleidingen,
NIP, RCSW en RINO’s nagaan in hoeverre onderzoek
naar functioneren in de werkvelden en in vervolgop-
leidingen wenselijk en mogelijk is. Aan de hand van
de resultaten van het Loopbaanonderzoek bespreken
welke competenties het beste in de master, welk het
beste op de werkvloer en welke het beste in bijvoor-
beeld post-initieel onderwijs geleerd kunnen worden.
• Alumnibeleid, werkveldcommissies en post-initieel onder-
wijs: De bachelor- en masteropleidingen streven
ernaar meer synergie te realiseren tussen werkveld-
oriëntatie voor bachelorstudenten, het netwerk van
stage-instellingen, de vele alumni-activiteiten en het
aanbod van RCSW. De bachelor- en master-
opleidingen zijn goed op elkaar afgestemd, waardoor
voor studenten doorlopende leerwegen beschikbaar
zijn die ‘blijven leren’ aantrekkelijk maken. De nieuw
aan te stellen facultaire Career Services officer zal dit
samen met de overleggroep Alumnibeleid Psychologie
faciliteren.
30
leerresultaten
31
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Bijlage 1: Reflectie door studentleden opleidingscommissie
In juni 2017 is het toen beschikbare concept Zelfevaluatie -
rapport besproken met vijf studenten van de bachelor en
master Psychologie. Het gesprek werd geleid door Maarten de
Boer MSc (OnderwijsOndersteuning). Hij stelde ook dit verslag
op. De studenten hebben vooral inhoudelijke input gegeven bij
de thema’s en gereageerd op de concepttekst.
Algemene indruk De studenten zijn van mening dat er over het algemeen
goed nagedacht is over de opleiding. Het document is goed
uitgewerkt en is duidelijk beargumenteerd. Met name
vinden ze dat er goed nagedacht is over verbeterpunten.
De studenten vinden het positief dat er vaak terug-
gekoppeld wordt naar ‘ studenten geven aan dat…’ en
‘de Opleidingscommissie vindt dit…’
Eindkwalificaties Voordat de studenten het Zelfevaluatierapport lazen,
hadden zij geen weet van eindtermen. Ze hadden hier nog
niet eerder over nagedacht. De cursusdoelen kennen de
studenten daarentegen. Die zijn volgens hen concreter en
gemakkelijker na te streven op korte termijn.
De communicatie over eindtermen kan verbeterd worden
door de eindtermen als geheel op te nemen in de studiegids.
De studenten raden aan aandacht te besteden aan de
eindtermen door deze aan het begin van het eerste jaar te
presenteren en hen te laten zien hoe de cursussen passen in
het grotere kader. Daarnaast adviseren de studenten om per
cursus de relevante eindtermen te koppelen aan de
leerdoelen en deze in de cursushandleiding te plaatsen.
De studenten herkennen de inhoud van de programma’s van
de bachelor en de master psychologie aan de hand van de
eindtermen.
Naar aanleiding van de concepttekst:In de laatste alinea van paragraaf 1.2 staat de zwakke
aansluiting op arbeidsmarkt genoemd, maar pas in hoofd-
stuk 4 wordt hier verder op ingegaan. Studenten zien dit
graag terug in paragraaf 1.3. onder ‘Sterkte-zwakte analyse’.
OnderwijsleeromgevingDe studenten zijn wisselend tevreden over het onderwijs. Ze
ervaren de onderzoeksvaardigheden en academische
vaardigheden als sterk. Daarnaast vinden ze het jammer dat
ze bepaalde vaardigheden pas in het derde studiejaar in de
praktijk konden brengen. Gelukkig is dit volgens hen veran-
derd, want er zijn nieuwe cursussen ontwikkeld zoals de
cursus ‘professionele vaardigheden’ in het eerste jaar in het
kader van ‘Me & My Career’. Studenten zien hier vooruit-
gang in. De studenten vinden het gebrek aan kleinschalige
onderwijs een zwak punt van de opleidingen. Met name het
eerste studiejaar van de bachelor bevat colleges met meer
dan 100 studenten.
Aansluiting cursussenDe methodologische vakken in de bachelor sluiten goed op
elkaar aan. De aansluiting tussen de inhoudelijke vakken
verschilt per domein. In het domein ‘Brein & cognitie’
ervaren de studenten een duidelijke leerlijn met een toene-
mend niveau. Ook sluiten de onderzoeksvakken goed aan op
deze inhoudelijke vakken. In Gedrag & Omgeving ervaren de
studenten de methodevakken als wel erg specifiek. Voor
sommige studenten gaat het te snel: een onderwerp wordt
aangestipt, maar de studenten weten er dan nog niks van af
en moeten er wel een these over schrijven. Dit zou verbeterd
kunnen worden door docenten die onderzoekspractica
begeleiden zich te laten informeren over wat er eerder
behandeld is in de opleiding.
Binnen de domeinen ‘Gedrag en Omgeving’ en Ontwikkeling
& Psychische Gezondheid’ bemerken de studenten veel
herhaling in verschillende cursussen. Dit ervaren zij als
demotiverend.
Bijlagen
32
Opbouw opleidingenDe studenten geven aan dat ze het eerste en het tweede jaar
van de bachelor vrij gemakkelijk vinden. Dit komt volgens
hen met name door multiple choice tentamens met vooral
kennisvragen waarbij men weinig de diepte ingaat. In jaar 1
wordt de basis gelegd van de psychologie, maar hier wordt
geen moeilijke studiestof aangeboden. Studiejaar 2 bevat
pittige vakken, maar is inhoudelijk niet moeilijk, al is het
moeilijker dan studiejaar 1. Het laatste bachelorjaar is voor
sommige studenten pas uitdagend en tentamens bevatten
dan pas inzichtvragen.
Benadrukt wordt dat deze situatie veranderd is. Zo hebben
de huidige eerstejaars meerdere toetsvormen.
Een student die de specialisatie Gezondheidspsychologie
(GZP) in de master doet, is tevreden over de opbouw waarin
het eerste half jaar bestaat uit vakken waarna trainingen
aangeboden wordt uitlopend op een stage. Deze master is
niet zozeer moeilijk, maar het is wel veel.
Een pijnpunt in zowel de bachelor als master is een groot
verschil in zwaarte en moeilijkheid tussen vakken met
hetzelfde aantal ec. Dit komt mede door de aard van de stof
(brein & cognitie vs. sociale psychologie). De studenten
geven aan niet alle studiestof te bestuderen voor een
tentamen, omdat literatuur bestuderen vaak niet nodig is.
Tentamenvragen gaan namelijk veelal over de inhoud van de
colleges in de bachelor. In de masterspecialisatie GZP gaan
tentamens wel over de literatuur.
StudiebegeleidingDe studenten vinden het prettig dat ze in het eerste
studiejaar van de bachelor een mentor hebben. Na de
middelbare school is het voor veel studenten wennen op de
universiteit en zo’n persoonlijke begeleiding is dan heel fijn.
In studiejaar 2 en 3 wordt er geen studiebegeleiding meer
aangeboden en dienen de studenten afspraken te maken
met een studieadviseur voor praktische /persoonlijke
vragen. Studenten hebben dan ook geen behoefte meer
aan persoonlijke begeleiding en het contact met de studie-
adviseur is goed. Studenten zijn op de hoogte waar ze
terecht kunnen. Dit geldt tevens voor de master. Voor
studenten die extra begeleiding willen is er bijvoorbeeld
het maatjes project. De studenten vinden dit sterk.
Studenten die in buitenland willen studeren hebben ook
goede ervaring met begeleiding.
DidactiekDe studenten geven aan dat het in het kleinschalig onder-
wijs soms gaat over groepen groter dan 20 studenten.
Daardoor is de binding tussen student en docent wel eens
lastig. Er is wel sprake van openheid onder de docenten, zij
zijn goed toegankelijk en benaderbaar voor studenten.
StudielastDe opleidingen zijn goed te doen. Zie ‘opbouw opleidingen’.
De studenten vinden het soms wel lastig dat cursussen met
een verglijkbaar ec van elkaar verschillen in studielast. Hier
wordt overigens momenteel wel aan gewerkt.
Deskundigheid docentDe docenten zijn zeer inhoudsdeskundig, ze hebben bijna
allemaal een onderzoeksaanstelling. De meerderheid onder
de docenten zijn didactisch sterk. Sommige docenten
kunnen nog beter worden als ze een training zouden volgen,
bijvoorbeeld over het verzorgen van werkgroepen. Studenten
vinden dat er een mogelijkheid moet zijn voor docenten
voor trainingen op maat.
De studenten hebben wel zorgen over de kwaliteit van het
Engels van sommige docenten, omdat de switch heel snel is
gegaan. Daarnaast hebben studenten het idee dat docenten
niet goed weten waar ze terecht kunnen bij problemen met
de kwaliteit van hun onderwijs.
Naar aanleiding van de concepttekst:– ‘Invoering ENG BA programma voorspoedig verlopen’:
studenten vinden dit een beetje kort door de bocht.
– Opnieuw 20 personen per werkgroep klopt niet helemaal.
– Positief: kwaliteitszorg heel goed! Maar studenten zijn niet
allemaal op de hoogte. Dit jaar is dit al beetje verbeterd
door presentatie te geven aan eerstejaars over wat er met
cursusevaluaties wordt gedaan. Evaluatiecommissie is
heel positief: er wordt echt geluisterd en er wordt wat
gedaan. Commissie wordt heel serieus genomen.
Com mun icatie kan hierin beter, dat er echt wat mee
gedaan wordt. Terugkoppelingen van enquete wordt al
gedaan, maar kan ook beter gecommuniceerd worden.
Gaat goede kant op vinden studenten.
- Pc practicum ruimtes te kort: student vraagt zich af of
dat echt een zwakte is? Studenten hebben allemaal
laptop, een laptop practicum maken zou een oplossing
zijn (spss wel voorwaarde).
- Student maakt zich zorgen om werkplekken zelf: werk-
plekken in de Universiteitsbibliotheek zijn vol. Lege
lokalen of bijvoorbeeld Het Gerecht openstellen voor
studenten.
Bijlage 1
33
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
De studenten zijn in grote lijnen positief over de inhoud van
hoofdstuk 2, maar vragen zich af of een aantal zaken wel
kloppen zoals:
– ‘De prestaties van Duitse studenten zijn vergelijkbaar
met die van Nederlandse studenten’. De studenten
missen het bewijs hiervoor met behulp van cijfers.
– ‘Gezondheidszorgpsychologie, met differentiatie naar
kinderen, volwassenen en ouderen’. Volgens één van de
studenten is er in deze masterspecialisatie niet echt
sprake van zo’n differentiatie.
– De fasen van de studiebegeleiding herkennen de
studenten niet echt. Juist de eigen ontwikkeling van de
studenten krijgt niet veel aandacht. Er vindt hier niet
echt sturing plaats. Studenten vinden deze punten een
beetje vaag. Is nu in huidig cohort wel veranderd.
ToetsingDe studenten zijn minder tevreden over de algemene kwaliteit
van de toetsing. Er wordt volgens hen teveel getoetst over de
inhoud van de slides van de colleges en minder over de inhoud
van de literatuur. De toetsing bestaat volgens hen veelal uit
meerkeuzevragen, en af en toe een open vraag.
Daar staat tegenover dat studenten het positief vinden dat er
momenteel al meer getoetst wordt door middel van papers en
presentaties. Zo kunnen ze ook meer oefenen met schrijven
en presenteren. Ze zijn zeer te spreken over de kwaliteit van
beoordeling van de toetsvormen opdrachten en presentatie
door middel van rubrics. Dit geeft veel handvatten.
De studenten zijn tevreden over het gebruik van
voorbeeldtoetsen. Dit staat overigens in de OER, maar niet
alle docenten zijn hiervan altijd op de hoogte. Ze geven als
tip om wijzigingen van de OER onder de aandacht van de
docenten te brengen.
Daarnaast ervaren de studenten dat ze vooraf voldoende
inzicht hebben waar ze op beoordeeld en sluiten de leer-
doelen, toetsing en inhoud van colleges goed op elkaar aan.
De studenten vinden, ondanks de vele meerkeuzevragen,
dat het de goede kant op gaat met meerdere toetsvormen.
Er zijn weinig klachten over nakijktermijnen. Over het
algemeen wordt op het tentamen zelf al aangegeven
wanneer deze nagekeken is. Als de termijn langer duurt, zou
er beter over gecommuniceerd kunnen worden.
De studenten onderschrijven dat tussentijdse feedback
versterkt moet worden bij vaardighedenonderwijs. Tevens
dient er tussen begeleider van de bachelor thesis soms meer
een lijn getrokken te worden in begeleiding en het geven
van feedback. Docenten lijken weinig tijd te hebben voor de
begeleiding.
Een laatste aandachtspunt is de spelfouten die soms staan in
tentamens en antwoorden op tentamens. Dit zou verholpen
moeten worden door het kwaliteitszorgteam en de ‘second
opinion’ (4-ogenprincipe).
LeerresultatenDe bachelorstudenten voelen zich goed voorbereid op het
schrijven van de bachelor thesis in het derde studiejaar. Er is
een goede opbouw vanuit de cursus Onderzoekspracticum-1
in het eerste studiejaar naar Onderzoekspracticum-2 in het
tweede studiejaar naar de bachelor thesis in studiejaar 3. De
opzet is steeds hetzelfde, alleen het niveau neemt toe. De
cursus Onderzoekspracticum en Statistiek worden als goed
ervaren, zelf de ‘beste van de opleiding’.
Studenten worden goed opgeleid om eigen onderzoek te
doen. Onderzoekspracticum en Statistiek lopen mooi
parallel naast elkaar.
De masterspecialisatie Gezondheidszorgpsychologie sluit
goed aan bij de bachelor psychologie. Ook de master-
specialisatie Gedragsverandering sluit goed aan, heeft men
van horen zeggen. Studenten horen eigenlijk alleen positieve
dingen over de overgang van de bachelor- naar de
master opleiding.
Naar aanleiding van de concepttekst:Bij de master staat niet duidelijk beschreven dat deze een
selectie kent. De selectie vinden de studenten een sterk
punt. Wat hen betreft mag Psychologie zich ook nog beter
profileren met Engelstalige masters. De concepttekst is
voorbarig over de start van drie nieuwe Engelstalige
masterspecialisaties. Deze discussie loopt nog.
Bijlage 1
34
bijlagen
Bijlage 2: Eindkwalificaties bachelor en master Psychologie Radboud Universiteit
Profiel Psychologie Radboud UniversiteitBij de bachelor- en masteropleiding Psychologie aan de
Radboud Universiteit werken circa 125 docenten aan het
opleiden van 1850 studenten tot scientist practitioners: dat wil
zeggen tot theoretisch goed toegeruste, kritisch denkende en
zorgvuldig onderzoekende praktijkpsychologen.
In aansluiting bij het Domeinspecifieke kader, luidt het
profiel van de opleiding aan de Radboud Universiteit: Als
afgestudeerd bachelor psycholoog analyseer je het denken,
het voelen en beleven, en het gedrag van mensen vanuit een
biopsychosociaal perspectief. Je ontwikkelt een academische
houding en je verwerft kennis en inzicht in de domeinen
Brein & Cognitie, Ontwikkeling & Psychische Gezondheid en
Gedrag & Omgeving. Binnen één domein doe je grotendeels
zelfstandig onderzoek. Je kunt binnen het domein beargu-
menteerd interventies ontwikkelen gericht op het bevor-
deren van gezond of gewenst gedrag of bestaande
interventies kritisch evalueren.
Als afgestudeerd master psycholoog voer je op profes-
sionele wijze wetenschappelijk onderbouwde interventies
uit in het werkveld van jouw specialisatie en je evalueert
deze kritisch, aan de hand van theoretische modellen.
Eindtermen Bachelor PsychologieKennis en inzicht Domein Brein en Cognitie
1. Je hebt inzicht in de relaties tussen hersenen, cognitie,
emoties en gedrag (Biologische psychologie, Cognitieve
psychologie en Neuropsychologie), en je kunt dit
toe passen op theoretische en praktische vraagstukken,
op basis van actuele kennis over:
1.1 humane neuroanatomie en neurofysiologie;
1.2 cognitieve functies, zoals taal, leren, geheugen,
cognitieve controle, perceptie, aandacht, emotie en
sociaal bewustzijn, en de onderliggende neuroanato-
mische basis en neurocognitieve processen;
1.3 neuropsychologische stoornissen als gevolg van
herseninfarct, traumatisch hersenletsel,
epilepsie, dementie;
1.4 methoden van neurocognitief onderzoek
en diagnostiek;
1.5 principes van somatische en neurocognitieve
interventie en preventie.
Kennis en inzicht Domein Gedrag en Omgeving
2. Je hebt inzicht in de relaties tussen sociale context en
gedrag (Sociale en Cultuurpsychologie en Arbeid- en
Organisatiepsychologie), en je kunt dit toepassen op
theoretische en praktische vraagstukken, op basis van
actuele kennis over:
2.1 gedrag als resultante van de wisselwerking tussen
het individu en de sociale omgeving en de fysieke
omgeving;
2.2 gedrag in arbeidsorganisaties, op individueel, groeps-
en organisatieniveau;
2.3 evolutionaire, culturele, cognitieve, affectieve en
motivationele processen die ten grondslag liggen aan
sociaal gedrag;
2.4 beïnvloeding van en door anderen, zoals in inter-
persoonlijke relaties en intergroepsrelaties en zoals
in reclame en voorlichtingscampagnes;
2.5 methoden van sociaalpsychologisch en arbeid- en
organisatiepsychologisch onderzoek en diagnostiek;
2.6 principes van sociaalpsychologische en arbeid- en
organisatiepsychologische interventies en
gedragsverandering.
Kennis en inzicht Domein Ontwikkeling en Psychische
Gezondheid
3. Je hebt inzicht in de relaties tussen gezond functioneren,
pathologisch functioneren en levensloop (Ontwik kelings-
psychologie en Klinische psychologie), en je kunt dit
toepassen op theoretische en praktische vraagstukken,
op basis van actuele kennis over:
3.1 fasen van de levensloop (zoals vroege kindertijd,
adolescentie, tweede levenshelft), de individuele
verschillen daarin en de psychopathologie ervan;
3.2 ontwikkelingsprocessen die levensfasen onder-
scheiden of verbinden (zoals leren, veroudering), en
hun mogelijke invloed op psychopathologie;
3.3 invloed van sociale context (zoals gezin, school, werk,
cultuur) op levensloop en psychopathologie;
3.4 ontstaan, instandhouding en verschijningsvormen
van psychische afwijkingen en stoornissen (zoals
depressie, eet- en angststoornissen);
3.5 lichamelijke en neurologische processen, voor zover
deze samenhangen met psychische afwijkingen en
stoornissen;
3.6 methoden van ontwikkelingspsychologisch en
klinisch psychologisch onderzoek en diagnostiek;
3.7 principes van ontwikkelingspsychologische en klini-
sche interventie en preventie.
Bijlage 2
35
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Onderzoeksvaardigheden
4. Je beschikt over kennis van gangbare statistische en
methodologische onderzoekstechnieken in de psycho-
logie en je kunt deze kennis grotendeels zelfstandig
toepassen. Je kunt met betrekking tot alle gangbare
vormen van empirisch psychologisch onderzoek:
4.1 een onderzoek ontwerpen waarbij je rekening houdt
met de geldende theorieën en methoden van het
relevante domein;
4.2 een onderzoek uitvoeren;
4.3 onderzoeksdata analyseren en interpreteren door
gebruik te maken van gangbare technieken (zoals
GLM, nonparametrische toetsen, factoranalyse);
4.4 een onderzoek rapporteren volgens APA normen
voor onderzoeksartikelen.
Academische vaardigheden
5. Je beschikt over academische vaardigheden (analytische
vaardigheden, reflectieve vaardigheden, communicatieve
vaardigheden en leervaardigheden) en je kunt deze
grotendeels zelfstandig toepassen op theoretische en
praktische vraagstukken. Je kunt:
5.1 een psychologische vraagstelling of probleem
systematisch ontleden in zijn elementen, aspecten
en deelproblemen; hoofd- en bijzaken, oorzaken en
gevolgen, feiten en meningen onderscheiden;
verbanden leggen, patronen herkennen en oplos-
singen bedenken;
5.2 psychologische kennisaanspraken in historisch
perspectief plaatsen en kritisch evalueren op basis
van inhoudelijke, methodologische en wetenschaps-
filosofische criteria;
5.3 ethische en integriteitsdilemma’s in psychologisch
onderzoek, diagnostiek en interventies en in de
professionele omgang met cliënten, opdrachtgevers,
deelnemers en organisaties herkennen;
5.4 mondeling en schriftelijk communiceren over
psychologische vraagstukken volgens APA normen,
zoals in onderzoeksverslagen, essays, adviesnotities,
(poster)presentaties en debatten;
5.5 leemtes herkennen in de eigen kennis en vaardig-
heden, omgaan met (peer) feedback en aldus sturing
geven aan de eigen academische ontwikkeling.
Professionele vaardigheden
6. Je beschikt op basaal niveau over professionele vaardig-
heden in het domein van jouw keuze (gespreks vaar-
digheden, testvaardigheden, interventievaardigheden en
rapportagevaardigheden) en je kunt deze in oefen-
situaties ontleend aan de werkvelden van psychologen
toepassen, rekening houdend met de spanningsvolle
relatie tussen wetenschap en praktijk. Afhankelijk van
jouw specialisatie, kun je:
6.1 behoeften en problemen van individuen, groepen of
organisaties analyseren met behulp van (psycho)
diagnostisch onderzoek;
6.2 een interview afnemen; een vragenlijst afnemen en
scoren; een test afnemen, scoren en psychometrisch
evalueren; bevindingen professioneel rapporteren;
6.3 beargumenteerd een psychologische interventie
ontwerpen en/ of een bestaande interventie kritisch
evalueren;
6.4 een globaal persoonlijk loopbaanperspectief met
bijbehorende leerdoelen beschrijven, mede in relatie
tot de in het werkveld van jouw specialisatie vereiste
professionele competenties.
Eindkwalificaties Master
Masterspecialisatie GezondheidszorgpsychologieDoel van de masterspecialisatie is het opleiden van een
psycholoog die breed inzetbaar is in de geestelijke en
somatische gezondheidszorg en die kennis heeft van de
fenomenologie van stoornissen in gedrag en beleving, en
inzicht heeft in de gedragswetenschappelijke en cognitief-
neurowetenschappelijke achtergrond van deze stoornissen
bij kinderen, jeugdigen en (oudere) volwassenen. Hieronder
volgen de eindtermen:
1. Verwerven van Kennis en inzicht
De afgestudeerde master beschikt over essentiële kennis
en inzicht in het beroepsveld van de psycholoog
werk zaam in de gezondheidszorg. Daartoe beschikt de
afgestudeerde master over:
1.1 goede kennis van de fenomenologie van stoornissen
in gedrag en beleving, en van cognitieve neuro-
wetenschap en gedragswetenschap met betrekking
tot het ontstaan, aanhouden en beïnvloeden van
deze stoornissen;
1.2 goed inzicht in het levensloopperspectief: kennis en
inzicht in de ontwikkeling en veroudering van het
individu en van het individu in sociale contexten;
kennis en inzicht in de ontwikkeling en veroudering
van het brein;
Bijlage 2
36
bijlagen
1.3 goed inzicht in de principes die ten grondslag liggen
aan verandering ten gevolge van interventie-
methoden. Begrip van: sociale (gezin, sociale klasse,
etnische groep) en psychologische instandhoudende
factoren; beïnvloeding van pathologisch gedrag en
de bijdragen daaraan van training, inzicht en
therapeutisch contact;
1.4 goed inzicht in interventie-effectonderzoek, over-
zicht van onderzoeksresultaten en overzicht van
evidence-based psychologische behandelingen;
1.5 goede kennis van diagnostische instrumenten voor
cognitieve diagnostiek, persoonlijkheidsdiagnostiek
en diagnostiek van psychische symptomen en
syndromen; deze kunnen selecteren, kunnen
afnemen en kunnen interpreteren. Kennis van de
gebruikscondities van deze typen diagnostiek bij de
verschillende cliëntgroepen;
1.6 goede kennis van de organisatie van de (geestelijke)
gezondheidszorg en kennis van veel voorkomende
juridische en ethische vragen die zich in de gezond-
heidszorg voordoen;
1.7 gedegen kennis van onderzoeksmethoden specifiek
voor cliëntgebonden onderzoek.
2. Toepassen van kennis en inzicht
De afgestudeerde master kan de verschillende onder-
delen van de kennis integreren en toepassen in nieuwe
situaties. De afgestudeerde master beschikt daartoe over
de volgende vaardigheden:
2.1 de vaardigheid zich op de hoogte te houden van
actuele onderzoeksontwikkelingen op het terrein van
gezondheidszorgpsychologie, en de vaardigheid zelf
onderzoek op dit terrein uit te verrichten en daarover
te rapporteren;
2.2 de vaardigheid om op professionele wijze een
anamnestisch gesprek met een cliënt/patiënt te
voeren, de juiste diagnostische instrumenten te
kiezen en te gebruiken en gegevens uit anamnese en
diagnostische instrumenten te interpreteren en te
rapporteren;
2.3 elementaire vaardigheid in het uitvoeren van de
veelgebruikte ‘evidence-based’ psychologische
interventies bij stoornissen in beleving en gedrag.
3. Communicatie
De afgestudeerde master beschikt over goede sociaal-
communicatieve vaardigheden, namelijk:
3.1 vaardigheid in therapeutische gespreksvoering,
adviesgesprek, professioneel overleg met
betrokkenen van de cliënt en met collega’s en andere
hulpverleners;
3.2 vaardigheid in zorgvuldige schriftelijke rapportage;
3.3 vermogen zich over het eigen klinisch handelen te
verantwoorden en met diverse personen, groepen en
media professioneel te communiceren.
4. Oordeelsvorming
De afgestudeerde master is in staat zich met betrekking
tot diagnostiek, advies en behandeling afgewogen
oordelen te vormen over de problematiek van cliënten
die in overeenstemming zijn met vakinhoudelijke en
wetenschappelijke kennis, en met sociaal-maatschap-
pelijke en ethische waarden. Dit houdt in dat de
afgestudeerde master:
4.1 beschikt over het vermogen de consequenties van
het eigen klinisch handelen te overzien en deze
consequenties tegen elkaar af te wegen in overeen-
stemming met de normen en waarden in de
Nederlandse samenleving;
4.2 in staat is verantwoordelijkheid voor eigen klinisch
handelen op zich te nemen en zich tegelijkertijd
bewust te zijn van de grenzen van diagnostiek en
behandelmogelijkheden;
4.3 inzicht heeft in, en openheid voor tekortkomingen in
het eigen handelen, openheid voor feedback tijdens
inter- en supervisie;
4.4 inzicht heeft in de waarde en betrekkelijkheid van de
resultaten van wetenschappelijk onderzoek
5. Leervaardigheid
De afgestudeerde master is in staat en bereid zich steeds
nieuwe vakinhoudelijke kennis en vaardigheden eigen te
maken en is bereid tot scholing, bijscholing en zelfstudie.
De afgestudeerde master is doordrongen van het belang
van wetenschappelijk gefundeerde kennis en ‘evidence-
based’ werken.
Masterspecialisatie Arbeid, Organisatie en GezondheidDoel van de masterspecialisatie is het opleiden van een
psycholoog die beschikt over academische kennis en inzicht
op het terrein van arbeid- & gezondheidspsychologie,
personeelspsychologie en organisatiepsychologie en die
over op deze kennis en inzicht gebaseerde onderzoeks- en
beroepsvaardigheden beschikt die nodig zijn voor de
(onderzoeks)praktijk van Arbeid, Organisatie en Gezondheid
(AOG). Hieronder volgen de eindtermen.
Bijlage 2
37
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
1. Verwerven van Kennis en inzicht
De afgestudeerde master AOG beschikt over essentiële
en actuele kennis van en gevorderd inzicht in de
psychologie van arbeid, organisatie en gezondheid. Dit
betekent dat de afgestudeerde master goede kennis van
en inzicht heeft in:
1.1 de drie deelgebieden arbeid- &
gezondheidspsychologie, personeelspsychologie en
organisatiepsychologie en de relaties tussen deze
deelgebieden;
1.2 maatschappelijke en actuele ontwikkelingen en
(inter)nationele wetgeving op het terrein van AOG;
1.3 de relaties tussen arbeid, arbeidsgedrag, gezondheid
en prestaties en in cognitief-energetische en
psychosociale processen die hierbij een rol spelen;
1.4 de personeelspsychologie, in het bijzonder in
thema’s als selectie, beloning, loopbaanontwikkeling,
beoordeling en individuele verschillen binnen Human
Resource Management;
1.5 organisatieontwikkeling en gedragsverandering en in
inhoudelijke en procesmatige processen die hierbij
een rol spelen;
1.6 de determinanten van sport en bewegen en in de
effecten van sport op gezondheid, prestaties en
arbeidsreïntegratie;
1.7 algemene en specialistische methoden die relevant
zijn voor onderzoek op het terrein van AOG;
1.8 bestaande ‘evidence-based’ toepassingen van
AOG-kennis in het praktijkveld van AOG.
2. Toepassen van kennis en inzicht
De afgestudeerde master AOG is in staat om verschil-
lende kennisonderdelen, zoals vermeld onder 1, te
integreren en toe te passen in nieuwe en vaak complexe
praktijksituaties. Kennis en inzicht en de toepassing
daarvan zijn verbonden via het scientist-practitioner
model. De afgestudeerde master is in staat om:
2.1 AOG-kennis op een wetenschappelijk verantwoorde
en effectieve wijze toe te passen op vraagstukken/
problematiek uit het praktijkveld van AOG;
2.2 wetenschappelijk verantwoord onderzoek op het
gebied van AOG op te zetten en uit te voeren;
2.3 het eigen professionele handelen te baseren op
actuele wetenschappelijke kennis.
3. Oordeelsvorming
De afgestudeerde master AOG is in staat om, op grond
van vakinhoudelijke en wetenschappelijke kennis,
afgewogen oordelen te vormen over AOG-vraagstukken,
waarbij rekening wordt gehouden met sociaal-
maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden. De
afgestudeerde master is in staat:
3.1 de consequenties van het eigen beroepsmatig
handelen te overzien en deze consequenties tegen
elkaar af te wegen in het licht van normen en
waarden in de Nederlandse samenleving;
3.2 de balans tussen wetenschappelijke kwaliteit en
belangen en randvoorwaarden in de praktijk te
wegen en te beoordelen;
3.3 kritisch te reflecteren op de kwaliteit van
wetenschappelijk onderzoek en de waarde en
betrekkelijkheid van onderzoeksresultaten en
interventies te zien.
4. Communicatie
De afgestudeerde master AOG beschikt over goede
sociaal-communicatieve vaardigheden, namelijk:
4.1 de sociale en communicatieve vaardigheden die
nodig zijn om professioneel en effectief te handelen
in relatie tot opdrachtgevers, cliënten en collega’s;
4.2 de vaardigheid in zorgvuldige schriftelijke en
mondelinge rapportage;
4.3 de vaardigheid om over het eigen beroepsmatig
handelen verantwoording af te leggen en hierover
professioneel te communiceren.
5. Leervaardigheden
De afgestudeerde master AOG is bereid en in staat om
zich steeds nieuwe vakinhoudelijke kennis en vaardig-
heden eigen te maken. De master beschikt over:
5.1 de vaardigheid om kennis op het gebied van AOG
up-to-date te houden en zelfstandig nieuwe kennis
op dit terrein te verwerven;
5.2 het vermogen om kritisch te reflecteren op het eigen
beroepsmatig handelen en op de consequenties
hiervan teneinde onderbouwde keuzes te maken
voor de eigen ontwikkeling als professional;
5.3 inzicht in de noodzakelijkheid van het zich op de
hoogte houden van actuele onderzoeksontwik-
kelingen op het terrein van AOG.
Bijlage 2
38
bijlagen
Masterspecialisatie GedragsveranderingDe masterspecialisatie Gedragsverandering stelt zich ten
doel studenten de kennis, vaardigheden en attitudes eigen
te laten maken die nodig zijn om als startende professional
in de praktijk optimaal onderzoek te doen en/of interventies
te implementeren op het gebied van gedragsverandering.
Deze kennis en vaardigheden worden verworven in directe
interactie met het werkveld waarbij een academische
attitude centraal staat. Hieronder volgen de eindtermen van
deze masterspecialisatie.
1. Verwerven van Kennis en inzicht
De afgestudeerde master Gedragsverandering beschikt
over essentiële, actuele en gevorderde kennis en inzicht
in de psychologie van gedragsverandering. Daartoe
beschikt de afgestudeerde over:
1.1 fundamentele wetenschappelijke kennis op het gebied
van gedragsregulatie en gedragsbeïnvloeding en
inzicht in welke processen daarbinnen wel en niet
beïnvloed kunnen worden;
1.2 inzicht in de mogelijke vertaling en beperkingen van
wetenschappelijk onderzoek voor de interventies in
de praktijk;
1.3 overzicht van bestaande en veelgebruikte inter-
venties op het gebied van gedragsverandering;
1.4 gedegen kennis over onderzoeksmethoden die in
de praktijk toepasbaar zijn voor psychologisch
effectonderzoek.
2. Toepassen van kennis en inzicht
De afgestudeerde master kan zijn kennis toepassen in
nieuwe situaties of casussen. Kennis en inzicht en de
toepassing daarvan zijn verbonden via het scientist-
practitioner model. De afgestudeerde master is in
staat om:
2.1 wetenschappelijke kennis en bevindingen te vertalen
naar praktijksituaties en specifieke nieuwe casussen
of thema’s;
2.2 volgens het SWITCH model zelfstandig vraagstukken
rondom gedrag aan te pakken. Dat wil zeggen
situeren, wetenschappelijke context beschrijven,
interventies ontwikkelen en testen en relevante
conclusies en hoofdzaken helder rapporteren;
2.3 op projectmatige wijze een SWITCH cyclus met
betrekking tot een concrete casus te plannen en in
de praktijk effectief en efficiënt te leiden.
3. Oordeelsvorming
De afgestudeerde master is in staat om op grond van
vakinhoudelijke en wetenschappelijke kennis afgewogen
oordelen te vormen over vraagstukken omtrent gedrag
en de beïnvloeding daarvan. Dit houdt in dat de master:
3.1 de balans tussen wetenschappelijke kwaliteit én de
belangen en randvoorwaarden die in de praktijk
spelen kan afwegen en beoordelen;
3.2 de consequenties van het eigen beroepsmatig
handelen kan overzien en deze kan beoordelen in het
licht van zijn maatschappelijke en ethische
verantwoordelijkheden;
3.3 inzicht heeft in de waarde en betrekkelijkheid van de
resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
4. Communicatie
De afgestudeerde master Gedragsverandering beschikt
over goed sociaal-communicatieve vaardigheden,
namelijk:
4.1 de vaardigheid om professioneel te communiceren
met zowel vakgenoten als opdrachtgevers;
4.2 de vaardigheid om schriftelijk en mondeling
rapportages uit te voeren;
4.3 het vermogen om het eigen beroepsmatig handelen
te verantwoorden.
5. Leervaardigheden
De afgestudeerde master is in staat om zich steeds
nieuwe vakinhoudelijke kennis en vaardigheden eigen te
maken. De afgestudeerde master:
5.1 begrijpt het belang van wetenschappelijke kennis en
‘evidence-based’ werken in de beroepspraktijk;
5.2 heeft het vermogen kritisch te reflecteren op het
eigen handelen en kan daardoor onderbouwde
keuzes maken voor de eigen ontwikkeling als
professional.
Bijlage 2
39
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader psychologie in Nederland
1 InleidingVoorafgaand aan de visitatie van de psychologieopleidingen
in Nederland heeft de Kamer Psychologie, het discipline-
overlegorgaan van de VSNU, de criteria vastgelegd waaraan
naar haar oordeel de academische bachelor- en master-
opleiding moeten voldoen. Zij heeft daarbij aansluiting
gezocht bij de uitgangspunten van de eerdere visitatie-
commissies, die respectievelijk in 1988, 1994, 2000, 2006 en
2012 de opleidingen hebben beoordeeld. De criteria sluiten
tevens aan op het NIP-rapport ‘De kwaliteit van de
psychologie beoefening’ (NIP, 1995). Daarnaast hebben we
ons bij het opstellen van de criteria rekenschap gegeven van
de EuroPsy criteria (EFPA, 2015). Hierbij dient aangetekend
te worden dat deze laatste uitgaan van een driejarige
bachelor- en een tweejarige masteropleiding. In Nederland
is gepoogd in navolging van andere Europese landen ook
accreditatie te verkrijgen voor het verzorgen van een
tweejarige masteropleiding voor (deelgebieden van de)
psychologie. Diverse aanvragen werden weliswaar goed
beoordeeld door de NVAO maar niet doelmatig bevonden
door het ministerie van Onderwijs. Het ministerie beriep
zich o.a. op het argument dat de vierjarige opleidingen als
van voldoende niveau zijn beoordeeld en meent daarnaast
dat er geen bezwaar is tegen het opnemen van
specialistische studieonderdelen in de bachelorfase.
Bij de bacheloropleiding psychologie gaat het om een
disciplinegeoriënteerde bachelor waarbij in de meeste
gevallen sprake zal zijn van doorstroom naar een master-
opleiding in een subdiscipline van de psychologie (zie de
nota ‘Naar een open hoger onderwijs’ van het ministerie van
Onderwijs, november 2000). Voor de zelfstandige beroeps-
uitoefening als psycholoog zal de driejarige bachelor-
opleiding in de psychologie geen civiel effect hebben, omdat
het competentieniveau na drie jaar hiervoor te beperkt is.
De nadruk in de bacheloropleiding psychologie ligt op
disciplinaire academische vorming en globale kennisver-
werving. De bacheloropleiding psychologie biedt daarmee
een uitstekende basis om door te kunnen stromen naar een
masteropleiding psychologie of naar een andere (aanpalende)
masteropleiding. In nauwe aansluiting op de bachelorop-
leiding psychologie is de 1-jarige masteropleiding psycho-
logie een noodzakelijke voorwaarde voor de zelfstandige
beroepsuitoefening als psycholoog. Daaren tegen zijn de
tweejarige researchmasteropleidingen psychologie of
multidisciplinaire researchmaster opleidingen, b.v. in
cognitieve neurowetenschap, een nood zakelijke voorwaarde
tot een verdere loopbaan in wetenschappelijk onderzoek.
In de bachelor-masterstructuur gaat het om twee
afzonderlijke, eigenstandige opleidingen met ieder een
eigen set doelstellingen en eindtermen. Daarbij wordt
enerzijds verwacht dat de bachelor een behoorlijke
keuzevrijheid kent (bijvoorbeeld in de vorm van een minor)
en dat na afronding van de bachelor opnieuw kan worden
nagedacht over de keuze van een master, eventueel in een
andere richting of aan een andere universiteit. Anderzijds
blijkt uit de argumentatie van het ministerie ten aanzien van
de (on)doelmatigheid van een tweejarige masteropleiding
psychologie, dat de bachelor- en masteropleiding juist in
hun samenhang moeten worden gezien. De gewenste
specialisatie en de voorbereiding op postacademisch
onderwijs vindt immers plaats in bachelor- én masterop-
leiding tezamen. Daarmee verschafte het ministerie de
psychologie opleidingen een paradoxale opdracht, die heeft
geresulteerd in een behoorlijke diversiteit tussen de
Nederlandse psychologieopleidingen, waarbij vooral de
omvang van de specialisatiefase en de omvang van de vrije
keuzeruimte tussen opleidingen in de bachelorfase
verschilt. Dit zal er toe leiden dat wanneer bachelor-
programma’s met andere bachelorprogramma’s worden
vergeleken er aanzienlijke inhoudelijke verschillen worden
gevonden. Dit geldt ook bij een onderlinge vergelijking van
masterprogramma’s. Wanneer echter de bachelor- en
masteropleiding als één geheel worden bekeken, zijn de
Nederlandse opleidingen onderling goed vergelijkbaar. Ook
is duidelijk dat er inhoudelijk weliswaar verschillen bestaan,
maar dat over het te bereiken eindniveau grote eensgezind-
heid heerst. Verschillen in profilering zullen zowel tussen
opleidingen als binnen opleidingen (bijvoorbeeld tussen
verschillende masterspecialisaties ) altijd aanwezig zijn.
Van belang is daarom vooral ook het academisch niveau
van de eindtermen van de verschillende bachelor- en
masteropleidingen.
In verband hiermee heeft de Kamer Psychologie zich op het
standpunt gesteld dat bij het formuleren van de criteria de
bachelor- en masteropleiding een organisch op elkaar
aansluitend geheel vormen. Daarbij respecteert en accep-
teert zij verschillen die er in de afgelopen periode tussen de
verschillende opleidingen psychologie zijn ontstaan ten
aanzien van de omvang van de specialisatiefase en de
omvang van de vrije keuzeruimte in de bachelorfase. Wel is de
Kamer Psychologie van mening dat de bacheloropleiding
psychologie - mede gezien de internationale eisen - over-
wegend uit psychologievakken en steunvakken moet bestaan.
Bijlage 3
40
bijlagen
2 Doelstelling en aard van de academische psychologieopleiding
Het uitgangspunt bij het opstellen van de criteria is dat de
psychologie een zelfstandige opleiding is met eigen doel -
stellingen. Die doelstellingen zijn enerzijds ontleend aan het
specifiek eigen disciplinaire karakter van de psychologie als
wetenschap en anderzijds aan het veld van toepassingen
waarop de opleiding studenten voorbereidt. Mede bepalend
voor de identiteit van de psychologieopleiding is de
internationale herkenbaarheid en erkenning ervan. In
Europees kader is de studentmobiliteit in de periode
2010-2016 aanzienlijk toegenomen en diverse psychologie-
opleidingen bieden tevens bachelorprogramma’s in het
Engels aan.
In algemene zin richt de psychologie zich op de weten-
schappelijke bestudering van gedrag en beleving van
mensen (of dieren) in hun verhouding tot zichzelf en tot hun
fysieke en sociale omgeving in een complexe, multiculturele
samenleving. De psychologie is een biopsychosociale
wetenschap. Observatie en analyse van intrapersoonlijke
en interpersoonlijke processen dienen in samenhang te
geschieden met enerzijds kennis over de biologische
fundering van het gedrag en anderzijds over de fysieke en
maatschappelijke context waarbinnen deze plaatsvinden.
Dit geldt voor alle subdisciplines van de psychologie.
De aard van de psychologie brengt mee dat in deze discipline
uiteenlopende analysemodellen worden gehanteerd voor de
beschrijving en verklaring van bijvoorbeeld processen van
neurofysiologische, intrapsychische, interindividuele,
institutionele, technologische of culturele aard. Een belang-
rijke taak van de psychologie is dan ook verbanden te leggen
tussen de verschillende verklaringsmodellen.
Er worden diverse methoden toegepast in de verschillende
gebieden van de psychologie zoals de experimentele en de
quasi-experimentele methode alsmede klinische observatie,
neuro-imaging, fysiologische metingen en surveys en
combinaties hiervan. Kennis van verschillende veelgebruikte
methoden wordt van groot belang geacht voor de
academisch geschoolde psycholoog.
De psychologieopleiding bereidt de studenten voor op
de psychologische onderzoeks- en beroepspraktijk. Een
specifiek kenmerk hiervan is dat psychologen, net zoals
medici, beslissingen nemen die het (geestelijk) welzijn en
functioneren van individuele personen in belangrijke mate
kunnen bepalen. Kennis over de ethiek van onderzoek en
professioneel handelen is daarom onontbeerlijk. Kennis en
ervaring met ICT-middelen zoals ingezet bij zorg via internet
(e-Health) is ook van groot belang.
3 Gevolgen voor de inhoud van de opleidingVoorgaande uitgangspunten leiden ertoe dat de psychologie-
opleiding, naar het oordeel van de Kamer Psychologie,
inhoudelijk tenminste de volgende componenten dient te
omvatten. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de
genoemde componenten niet per se als afzonderlijke cursus
in het curriculum moeten zijn terug te vinden. De compo-
nenten kunnen ook als onderdeel van (meerdere) andere
studieonderdelen in het curriculum worden aangeboden.
In de Bachelorfase:
a) inleidingen in de belangrijkste deelgebieden van de
psychologie, met name de biologische psychologie, de
cognitieve psychologie, de ontwikkelingspsychologie,
de sociale psychologie, psychodiagnostiek en
psychopathologie.
b) de steungebieden: geschiedenis van de psychologie,
wetenschapsfilosofie, ethiek, methodenleer en data-
analyse en statistiek;
c) onderwijs en oefening in de methoden van de psycho-
logische wetenschap en het psychologische onderzoek
(doorlopen van de empirische cyclus) en van de beroeps-
praktijk; de mogelijkheid om (indien relevant en gewenst)
een stevige basis te leggen om in de masterfase te
kunnen voldoen aan de eisen voor de Basisaantekening
Psychodiagnostiek van het NIP en de toegangskwalifi catie
tot de postacademische opleiding tot gezondheids-
zorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch neuro-
psycholoog of schoolpsycholoog;
d) naast globale kennis van de belangrijkste fundamentele
deelgebieden ook globale kennis van de belangrijkste
toepassingsgebieden die in de betreffende opleiding
worden aangeboden;
e) een bachelorthese, hetzij een verslag van een literatuur-
onderzoek, hetzij een verslag van een (klein) empirisch
onderzoek.
Bijlage 3
41
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
In de Masterfase:
a) inhoudelijke, specialistische kennis, afhankelijk van
de masterspecialisatie;
b) gesuperviseerde praktijk- en/of onderzoeksstage;
c) (indien relevant en gewenst, mede afhankelijk van de
masterspecialisatie) verdere oefening in vaardigheden
voor de beroepspraktijk, zodanig dat daarmee voldaan
wordt aan de eisen voor de Basisaantekening
Psychodiagnostiek van het NIP en de toegangs-
kwalificatie tot de postacademische opleiding tot
gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch
neuropsycholoog of schoolpsycholoog;
d) een masterthese: opzet, uitvoering en rapportage van
een empirisch en/of analytisch onderzoek waarbij sprake
is van een mate van zelfstandigheid.
4 Bestuurlijke en organisatorische randvoorwaarden
De Kamer Psychologie neemt als uitgangspunt dat het eigen
karakter van de psychologieopleiding een zodanige bestuur-
lijke en organisatorische inbedding vereist dat de beslis-
singsbevoegdheid over het programma bij psychologen
berust, met inbegrip van de examen commissie. Ten slotte
acht de Kamer geregeld landelijk overleg over kwalificaties
voor beroepsuitoefening en beroepsethiek tussen de
psychologieopleidingen en met de beroepsvereniging van
groot belang.
(d.d. 14-11-2016)
Bijlage 3
42
bijlagen
Bijlage 4: Kwantitatieve gegevens
Instroom 44
Tabel 1A: Instroom bachelor eerstejaars instelling en eerstejaars opleiding, cohorten 2012-2017, naar vooropleiding 44
Tabel 1B: Instroom per masterspecialisatie, jaren 2011-2017, naar bachelor-instelling en nationaliteit 45
Studie-uitval 46
Tabel 2A: Studie-uitval (in %) in propedeuse, uitgesplitst naar vooropleiding, cohorten 2012-2016 46
Tabel 2B: Studie-uitval in bachelor per cohort, uitgesplitst naar vooropleiding 47
Studieprestaties 48
Tabel 3A: Studieprestaties in de Bachelor, naar vooropleiding, jaren 2011-2015 48
Tabel 3B: Studieprestaties in de masterspecialisaties, uitgesplitst vooropleiding, 2013-2015 49
Bachelorrendementen 50
Tabel 4A: Bindend studieadvies en Propedeuse-in-1-jaar, cohorten 2011-2016 50
Tabel 4B: Bachelorrendement herinschrijvers met een vwo-vooropleiding, cohorten 2008-2015 50
Tabel 4C: Bachelorrendement herinschrijvers Duitse studenten, cohorten 2008-2015 50
Doorstroom van bachelor naar master 51
Tabel 5: Doorstoom bachelor naar master, cohorten 2010-2016 51
Masterrendementen 51
Tabel 6: Masterrendementen per specialisatie, jaren 2011-2015 51
Staf-/ student ratio 52
Tabel 7A: Staf-/studentratio bachelor en master (peildatum 1 december, exclusief inzet promovendi) 52
Tabel 7B: Staf-/studentratio bachelor en master (peildatum 1 december, inclusief inzet promovendi) 52
Studiebegeleiding 53
Tabel 8. Bachelor en Master: studiebegeleiding, uitgesplitst naar leerjaren, activiteiten en doelen 53
Contacturen 54
Tabel 9: Gemiddeld aantal contacturen per onderwijsweek, 2017-2018 54
Bijlage 4
43
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Instroom
Tabel 1A: Instroom bachelor eerstejaars instelling en eerstejaars opleiding, cohorten 2012-2017, naar vooropleiding
(peildatum: 1 oktober 2017)
2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017
Bach 1 oktober 423 427 337 311 234
Totaal 429 429 334 309 227
– VWO 48% 52% 61% 58% 69%
– HBO 1% 0% 1% 1% 2%
– Duits/ Abitur 43% 37% 36% 35% 22%
– Overig 8% 10% 2% 6% 7%
Bach ENG 1 okt – – 418
Bach ENG totaal – – 407
– VWO – – 8%
– HBO – – 0%
– Buitenland – – 91%
– Overig – – 1%
Bachelor eerstejaars opl. 445 448 364 337 677
• Bachelor 1 oktober: de eerstejaars instelling naar hoofdstudie zoals die in de 1 oktobertelling zijn meegenomen. Studenten
die zich eerder aan een andere opleiding van de RU inschreven tellen hierin niet mee. Datzelfde geldt voor studenten die
de opleiding als tweede studie doen.
• Bachelor totaal: inclusief de studenten die zich na 1 december van het voorgaande collegejaar voor het eerst hebben
ingeschreven. Van de groep ‘bachelor totaal’ is tevens de vooropleiding weergegeven.
• Bachelor eerstejaars opleiding: ook de studenten die eerder aan een RU-opleiding ingeschreven stonden zijn meege-
nomen. Ook hier betreft het alleen hoofdstudie-studenten.
Bijlage 4
44
bijlagen
Tabel 1B: Instroom per masterspecialisatie, jaren 2011-2017, naar bachelor-instelling en nationaliteit
Masterspecialisatie Aantal studenten BA RU NL BA RU DU BA elders NL
AOG 53 64% 26% 9%
54 52% 31% 17%
63 52% 17% 30%
76 59% 21% 18%
60 38% 37% 25%
GV 44 86% 11% 2%
39 69% 18% 13%
43 79% 9% 12%
55 58% 7% 35%
29 69% 0% 31%
GZP 222 56% 36% 7%
228 58% 31% 11%
206 58% 33% 9%
287 53% 35% 13%
192 36% 44% 19%
Totaal 319 62% 31% 7%
321 59% 30% 12%
312 60% 27% 13%
418 55% 29% 17%
281 40% 38% 22%
Definities:
• Aantal studenten: studenten die voor het eerste jaar voor de masteropleiding Psychologie zijn ingeschreven en wier
hoofdstudie de master Psychologie is, en die in OSIRIS ingeschreven staan voor de inleidende cursus van de
masterspecialisatie.
• BA RU NL: percentage masterstudenten dat instroomt op basis van bachelor Psychologie aan de Radboud en dat een
Nederlandse vooropleiding heeft.
• BA RU DU: percentage masterstudenten dat instroomt op basis van bachelor Psychologie aan de Radboud en dat een
Abitur als vooropleiding heeft.
• BA elders NL: percentage masterstudenten dat instroomt op basis van een bachelor Psychologie aan een andere
universiteit dan de Radboud en dat een Nederlandse vooropleiding heeft.
• Percentages berekend op basis van toelatinggevende vooropleiding.
Bijlage 4
45
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Studie-uitval
Tabel 2A: Studie-uitval (in %) in propedeuse, uitgesplitst naar vooropleiding, cohorten 2012-2016 (peildatum: 1 oktober 2016)
Cohort Vooropleiding Aantal studenten
Uitval binnen
eerste jaar
Uitval na
eerste jaar Uitval totaal
2012-2013 VWO 225 5% 2% 7%
HBO-P 24 8% 4% 13%
HBO 5 20% 0% 20%
Buitenlands 192 20% 4% 23%
Overig 11 0% 0% 0%
Totaal 457 11% 3% 14%
2013-2014 VWO 241 10% 3% 13%
HBO-P 39 28% 15% 44%
HBO 1 0% 0% 0%
Buitenlands 164 25% 4% 29%
Overig 6 0% 0% 0%
Totaal 451 17% 4% 21%
2014-2015 VWO 228 11% 2% 13%
HBO-P 4 0% 0% 0%
HBO 2 0% 0% 0%
Buitenlands 122 29% 5% 34%
Overig 7 14% 0% 14%
Totaal 363 17% 3% 20%
2015-2016 VWO 200 11% 2% 13%
HBO-P 13 23% 8% 31%
HBO 4 0% 0% 0%
Buitenlands 115 23% 0% 23%
Overig 6 33% 0% 33%
Totaal 338 16% 1% 17%
Bijlage 4
46
bijlagen
Definities:
• Vooropleiding: de toelatinggevende vooropleiding van de student
• Aantal studenten: voor deze studenten geldt dat zij voor het eerste jaar voor de opleiding Psychologie zijn ingeschreven in
het jaar onder ‘Cohort’ en dat de opleiding Psychologie hun hoofdstudie is
• Uitval: het staken van een student van de studie zonder het behalen van enig diploma en zonder herinschrijving voor een
andere opleiding aan de Radboud Universiteit; ofwel het staken van de studie na het behalen van het propedeusediploma
zonder het behalen van een bachelordiploma en zonder herinschrijving voor een andere studie aan de Radboud
Universiteit.
Tabel 2B: Studie-uitval in bachelor per cohort, uitgesplitst naar vooropleiding (peildatum: 1 oktober 2016)
Cohort Vooropleiding Aantal studenten Uitval totaal
2012-2013 VWO 225 3%
HBO-P 24 21%
HBO 5 20%
Buitenlands 192 4%
Overig 11 9%
Totaal 457 4%
2013-2014 VWO 241 5%
HBO-P 39 0%
HBO 1 0%
Buitenlands 164 2%
Overig 6 0%
Totaal 451 3%
2014-2015 VWO 228 1%
HBO-P 4 50%
HBO 2 50%
Buitenlands 122 1%
Overig 7 0%
Totaal 363 2%
2015-2016 VWO 200 2%
HBO-P 13 0%
HBO 4 0%
Buitenlands 115 0%
Overig 6 0%
Totaal 338 1%
Bijlage 4
47
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Studieprestaties
Tabel 3A: Studieprestaties in de Bachelor, naar vooropleiding, jaren 2011-2015 (peildatum: 1 oktober 2016)
Cohort
Voor -
opleiding
Aantal
studenten
Gemiddeld
cijfer
Gemiddeld
aantal EC honours cum laude
2012-2013 VWO 169 7,05 116 11% 4%
HBO-P 25 7,01 113,36 4% 0%
HBO 3 7,17 129,83 0% 0%
Buitenlands 140 7,03 107,96 9% 3%
Overig 13 7,11 122 0% 0%
Totaal 350 7,04 112,97 9% 3%
2013-2014 VWO 180 6,85 113,08 11% 2%
HBO-P 18 5,63 85,17 11% 6%
HBO 3 6,1 93,33 33% 0%
Buitenlands 132 7,15 116,83 8% 2%
Overig 5 7,14 114,18 0% 20%
Totaal 338 6,9 112,9 9% 2%
2014-2015 VWO 192 6,97 107,9 8% 4%
HBO-P 26 5,52 74,58 4% 0%
HBO 0 - - - -
Buitenlands 105 7,15 108,93 10% 7%
Overig 6 6,03 66,33 0% 0%
Totaal 329 6,9 104,84 8% 4%
2015-2016 VWO 178 6,83 76,04 10%
HBO-P 2 6,3 68 100%
HBO 2 7,4 96 50%
Buitenlands 74 7,03 79,89 8%
Overig 3 6,3 49,67 0%
Totaal 259 6,88 76,93 10%
Bijlage 4
48
bijlagen
Definities:
• Vooropleiding: de toelatinggevende vooropleiding van de student
• Aantal studenten: studenten die voor het eerste jaar voor de masteropleiding Psychologie zijn ingeschreven en wier
hoofdstudie de master Psychologie is, en die in OSIRIS ingeschreven staan voor de inleidende cursus van de
masterspecialisatie.
• Gemiddelden: op basis van groslijsten, gegenereerd in OSIRIS.
Tabel 3B: Studieprestaties in de masterspecialisaties, uitgesplitst vooropleiding, 2013-2015 (peildatum: 1 oktober 2016)
Cohort
Voor -
opleiding
Aantal
studenten
Gemiddeld
cijfer
cursussen
Gemiddeld
cijfer stage/
thesis
Gemiddeld
aantal EC cum laude
AOG
2013-2014 BA RU NL 33 7,11 7,24 58,86 18%
BA RU DU 11 7,28 7,3 60,6 9%
BA elders 19 7,07 7,09 57,89 0%
Totaal 63 7,13 7,2 58,84 11%
GV
2013-2014 BA RU NL 34 7,31 7,4 60,34 9%
BA RU DU 4 6,98 7 66 0%
BA elders 5 7,13 7,38 48 0%
Totaal 43 7,27 7,37 59,45 7%
GZP
2013-2014 BA RU NL 120 7,29 7,63 58,36 13%
BA RU DU 68 7,53 7,98 60,23 13%
BA elders 18 7,45 7,8 58,89 0%
Totaal 206 7,39 7,77 58,94 12%
AOG
2014-2015 BA RU NL 45 7,11 7,06 57,13 4%
BA RU DU 16 7,2 7,3 58,88 13%
BA elders 14 6,77 7,14 47,33 7%
Totaal 75 7,06 7,11 55,43 7%
GV
2014-2015 BA RU NL 32 7,41 7,59 56,43 16%
BA RU DU 4 7,4 7,3 60 0%
BA elders 19 7,19 7,26 54,17 0%
Totaal 55 7,33 7,46 55,91 9%
GZP
2014-2015 BA RU NL 151 7,43 7,74 57,41 21%
BA RU DU 100 7,65 8,14 61,5 20%
BA elders 36 7,18 7,53 55,7 8%
Totaal 287 7,48 7,87 58,6 19%
Bijlage 4
49
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Bachelorrendementen
Tabel 4A: Bindend studieadvies en Propedeuse-in-1-jaar, cohorten 2011-2016
Totaal aantal
adviezen Positief BSA
Negatief
BSA
Stakers vóór 1
maart
BSA
aangehouden
Propedeuse
behaald in 1 jaar
2011-2012 460 74% 10% 13% 3% 52%
2012-2013 445 82% 8% 7% 4% 56%
2013-2014 479 72% 13% 11% 5% 42%
2014-2015 398 69% 15% 11% 5% 43%
2015-2016 378 71% 12% 10% 7% 38%
2016-2017
– Psychologie
– Psychology
277
428
75%
67%
11%
13%
9%
13%
6%
6%
43%
40%
Tabel 4B: Bachelorrendement herinschrijvers met een vwo-vooropleiding, cohorten 2008-2015
Aantal 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar totaal incl. elders*
2008-2009 155 43% 79% 84% 88% 88% 91%
2009-2010 182 38% 85% 91% 92% 93% 94%
2010-2011 195 40% 79% 88% 92% 92% 92%
2011-2012 152 41% 76% 86% 90%
2012-2013 185 50% 84% 89%
2013-2014 187 36% 82%
2014-2015 167 34%
Tabel 4C: Bachelorrendement herinschrijvers Duitse studenten, cohorten 2008-2015
Aantal 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar totaal incl. elders
2008-2009 137 47% 77% 82% 82% 83% 84%
2009-2010 87 51% 77% 83% 83% 83% 83%
2010-2011 96 47% 70% 75% 77% 77% 77%
2011-2012 143 66% 82% 86% 87%
2012-2013 141 60% 85% 89%
2013-2014 114 52% 81%
2014-2015 84 39%
Definities:
Incl. elders: inclusief de studenten die gestart zijn bij Psychologie maar daarna de propedeuse aan een andere RU-opleiding
hebben behaald.
Bijlage 4
50
bijlagen
Doorstroom van bachelor naar master
Tabel 5: Doorstoom bachelor naar master, cohorten 2010-2016
Aantal bachelor* MA PSY RM CNS, BS of SCS Overig RU
Elders of geen
vervolg
N % N % N % N %
2010-2011 351 269 77% 25 7% 19 5% 38 11%
2011-2012 366 298 81% 18 5% 6 16% 44 12%
2012-2013 342 245 71% 25 7% 18 5% 54 16%
2013-2014 361 266 73% 25 7% 20 5% 50 14%
2014-2015 339 252 74% 26 8% 17 5% 44 14%
2015-2016 279 160 57% 18 6% 13 5% 88 31%
2016-2017 236 127 54% 8 3% 9 4% 92* 39%
Tabel 6: Masterrendementen per specialisatie, jaren 2011-2015
Masterspecialisatie Cohort Aantal studenten geslaagd na 1 jaar geslaagd na 2 jaar geslaagd na >2 jaar
AOG 2011-2012 53 62% 89% 96%
2012-2013 54 80% 93% 98%
2013-2014 63 51% 87% 90%
2014-2015 75 33% 71% 78%
2015-2016 60 37% 62% -
GV 2011-2012 44 84% 89% 98%
2012-2013 39 87% 92% 95%
2013-2014 43 72% 84% 93%
2014-2015 55 53% 80% 80%
2015-2016 29 72% 76% -
GZP 2011-2012 222 44% 88% 97%
2012-2013 228 45% 85% 94%
2013-2014 206 32% 84% 92%
2014-2015 287 28% 85% 90%
2015-2016 192 26% 64% -
Totaal 2011-2012 319 52% 88% 97%
2012-2013 321 56% 87% 95%
2013-2014 312 41% 85% 92%
2014-2015 418 32% 82% 86%
2015-2016 281 33% 64% -
* Een deel van deze studenten zal in februari nog instromen bij GZP.
Weergegeven is welk aantal en percentage van de studenten die in een bepaald collegejaar het bachelordiploma Psychologie
behaalden, doorgestroomd zijn naar de master Psychologie, naar een research master of naar een andere master aan de RU. In
de laatste kolom staat het aantal en percentage studenten dat na het behalen van het bachelordiploma gestopt is aan de RU.
Masterrendementen
In deze tabel is het aantal studenten per masterspecialisatie bepaald aan de hand van hun Osiris-inschrijving voor de inlei-
dende cursus van de betreffende masterspecialisatie. De masterrendementen zijn bepaald aan de hand van het behalen van
de in het examenprogramma vastgelegde 60 ec mastervakken plus stage en these.
Bijlage 4
51
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Staf-/ student ratio
Tabel 7A: Staf-/studentratio bachelor en master (peildatum 1 december, exclusief inzet promovendi)
Aantal studenten
hoofdstudie PSY Onderwijsfte’s Ratio
1-12-2011 1881 47,0 1:40
1-12-2012 1866 53,8 1:35
1-12-2013 1835 56,7 1:32
1-12-2014 1773 55,5 1:32
1-12-2015 1679 54,6 1:31
1-12-2016 1848 61,4 1:30
Tabel 7B: Staf-/studentratio bachelor en master (peildatum 1 december, inclusief inzet promovendi)
Aantal studenten
hoofdstudie PSY Onderwijsfte’s Ratio
1-12-2012 1866 56,6 1:33
1-12-2013 1835 60,8 1:30
1-12-2014 1773 60,8 1:29
1-12-2015 1679 58,6 1:29
1-12-2016 1848 65,6 1:28
Bijlage 4
52
bijlagen
Tabel 8. Bachelor en Master: studiebegeleiding, uitgesplitst naar leerjaren, activiteiten en doelen
Activiteit Doel Toelichting
Voo
rafg
aand
d aa
n st
udie
en
in B
1 Jaa
r
Ori
ënta
tie
op -e
n he
rbev
esti
ging
van
stu
diek
euze
Open Dag Proefstuderen, Tweedaagse
Oriëntatie studiekeuze Eenmalig
Studiekeuzecheck en/ ofSelectie en Plaatsing
Oriëntatie studiekeuze Selectie
Eenmalig Selectiecriteria: Studieprestaties, StudiehoudingMeerkeuze toets, Motivatie
Mentoraat Monitoren sociale integratie en studievoortgang. Signaleren van deficiënties in studievaardigheden en van high potentials.
Wekelijks, in groep van max. 20;Drie individuele studievoortgangsgesprekken.
Studievereniging SPiN, SPS-NIP
Extracurriculaire sociale en academische activiteiten
Lezingen, excursies, studiereizen, congressen, feesten
Social Dutch Basale taalvaardigheden; sociale integratie Taalcursus op twee niveaus (2x per jaar; via Radboud In’to Languages).
Werkgroepbegeleiding Oefenen van academische vaardigheden, actief verwerken van literatuur en colleges
Bij elke B1-cursus, gemiddeld 2 uur per week in groep van max. 20 studenten
Responsiecolleges Vragen stellen; zelfcontrole op begrip en inzicht Bij elke B1-cursus, gemiddeld 2 uur per week
Additionele ondersteuning studievaardigheden
Ondersteuning bij studieplanning, actief en effectief studeren, academisch schrijven en bijv stress, faalangst
Optionele workshops Studieplanning en Actief studeren (twee keer per jaar) en Academisch Schrijven (doorlopend)
Bindend studieadvies Positief, negatief, aanhouden Tussentijds advies: 1 maartDefinitief advies: 1 juli
Honoursprogramma voor propedeusestudenten
RU-breed interdisciplinair programma Tweede semester, 8 uur per week
Studiekeuze-bijeenkomsten
Informeren over- en activeren voor bewuste studiekeuze en -planning
Vijf keer per jaar, o.a. Na-introductie, Voorlichting semester 1, Voorlichting semester 2, Studeren in het buitenland, Vooruitblik op Jaar 2, Career Week
Bac
helo
r 2 e
n 3
Jaar
• So
cial
e en
aca
dem
isch
e in
tegr
atie
• Ze
lfstu
ring
van
aca
dem
isch
e en
pro
fess
ione
le o
ntw
ikke
ling
Me & My Career Reflectie op persoonlijke interesses en kwaliteiten Oriëntatie op twee werkvelden
Optionele ondersteuning door MMC-coach en middels MMC-workshops, o.a. Mijn interesses & kwaliteiten, Werkveldoriëntatie en Zelfbeeld & Beroepsbeeld
Studievereniging SPIN, SPS-NIP
Extracurriculaire sociale en academische activiteiten
Lezingen, excursies, studiereizen, congressen, feesten
Werkgroep- en practicabegeleiding
Oefenen van academische en professionele vaardigheden, actief verwerken van literatuur en colleges
Bij elke B2- en B3-cursus, gemiddeld 2 uur per week in groep van max. 20 studenten
Responsiecolleges Vragen stellen; zelfcontrole op begrip en inzicht Bij elke B2- en B3-cursus, gemiddeld 2 uur per week
Diverse workshops Ondersteuning bij gevorderde studievaardigheden Doorlopend RU-breed aanbod: Academisch schrijven, Persoonlijk effectiviteit, Time management, English proficiency, Faalangst, Stress management, Scriptie boost
Honoursprogramma voor bachelorstudenten
Keuze uit: RU-breed interdisciplinair programma of Psychologie programma of GZ programma
30 EC extracurriculair tijdens B2 en B3: honourscursus, honoursstage, honoursonderzoek, review artikel en honours these.
Studiekeuze-bijeenkomsten
B2: Studeren in het buitenland, Honours program ma, Vooruitblik op Jaar 3 en op master, Career Week B3: Kies jouw domein, Get packing, Career Week; Mastervoorlichtingen
Vijf keer per jaar.
Studie voort gangs-gesprekken
Studievoortgangsbewaking Tweedejaars met minder 30 ec en derdejaars met minder dan 80 ec krijgen oproep van de studieadviseur voor studievoortgangsgesprek
Mas
ters
peci
alis
atie
Introductie
Vaardigheden
Stage/ ThesisAlumni-relaties
Postmaster opleidingen
Bespreken eventuele deficiënties
Eigen maken van academische en professionele vaardigheden in semi-authentieke situaties tijdens mastertrainingen en in authentieke situaties (stage).
Individuele stage- en these-begeleiding Onderhouden van netwerk van afgestudeerden; wisselwerking tussen opleiding en werkveld.
Blijven leren.
Bijv AOG: teambuildingsdagGZP: klinische trainingenAOG: ToepassingsvakkenGV: Traject en Persoonlijke Effectiviteit
Projectmarkt; Speed dating met stage-instellingenJaarlijkse Alumni-dag De Kring PsychologieRadboud Recharge: voordelen voor RU-alumniMaster studieverenigingen: Halo, B-change en Argon
Radboud Centrum Sociale Wetenschappen
Studiebegeleiding Bijlage 4
53
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit
Tabel 9: Gemiddeld aantal contacturen per onderwijsweek, 2017-2018
Gemiddeld aantal contacturen
per onderwijsweek
Hoorcollege
Responsie
Werkgroep, Practica,
Online Begeleiding Totaal
B1
Semester 1 15 128 112 240
Semester 2 14,9 94 96 238
B2
Semester 1 14,6 148 86 234
Semester 2 15 84 157 241
B3
Semester 1 13,9 222
Semester 2* 10,2 164
Bron: Syllabus, bachelor Psychologie
In het tweede en derde studiejaar kan het aantal contacturen licht afwijken van de hierboven weergegeven gemiddelden,
afhankelijk van de domeinkeuzes en de invulling van de vrije ruimte.
* Exclusief de individuele thesebegeleiding.
Bijlage 4 Contacturen
54
bijlagen
Bijlage 5: Programmatoetsmatrix
Bijlage 6: Docenten bachelor en master Psychologie
Bijlage 7: Bachelor- en mastertheses 2015-2017
Deze bijlagen zijn vanwege het bestandsformat en de grote omvang enkel digitaal beschikbaar gesteld aan de
visitatiecommissie.
55
zelfevaluatierapport psychologie – radboud universiteit