hart- en vaatziekten in nederland 2017€¦ · hart- en vaatziekten in nederland 2017 cijfers over...

268
Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte

Upload: others

Post on 17-Aug-2020

7 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Hart- en vaatziekten in Nederland 2017

Cijfers overleefstijl, risicofactoren,ziekte en sterfte

4.61

712

RP9

0 D

it bo

ek is

ver

vaar

digd

uit

chlo

or- e

n zu

urvr

ij pa

pier

.

Hart- en vaatziekten in N

ederland 2017

Page 2: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

InhoudsopgaveVoorwoord 3

Samenstelling van de ‘Werkgroep Cijfers’ 5

1. Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten 7

2. Hartinfarct 45

3. Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen 61

4. Ziekte en sterfte aan beroerte 71

5. Boezemfibrilleren 101

6. Ingrepen bij hartritmestoornissen 121

7. Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten 131

8. Leefstijl en risicofactoren voor hart- en vaatziekten in bevolkingsgroepen met verschillende migratieachtergrond 153

9. Kenmerken van deelnemers aan hartrevalidatieprogramma’s 199

10. Europese vergelijking van impact van risicofactoren op het aantal verloren levensjaren in goede gezondheid in Nederland 235

11. Regionale verschillen in gezondheidsindicatoren in relatie tot hart- en vaatziekten 251

Bijlagen

A Beschrijving ICD-codes van de tien ziektecategorieën binnen de hart- en vaatziekten 259

Colofon

Zetwerk: G3M Grafisch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Druk: G3M Grafisch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Uitgave: 2017

ISBN: 978-90-75131-81-9

NUR 870

Page 3: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Hart- en vaatziekten in Nederland, 2017

Cijfers over leefstijl, risicofactoren, prevalentie, ziekte en sterfte

Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en Dutch Hospital Data

gepubliceerd onder redactie van de ‘Werkgroep Cijfers’ van de Hartstichting.

Samenstelling (in alfabetische volgorde):

Prof. dr. M.L. Bots, arts-epidemioloog1

Drs. J. Buddeke, gezondheidswetenschapper, epidemioloog1,2

Dr. I. van Dis, epidemioloog2

Dr. I. Vaartjes, epidemioloog1,2

Prof. dr. F.L.J. Visseren, internist-vasculair geneeskundige3

1 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht2 Hartstichting, Den Haag 3 Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht

Gegevens en figuren uit dit rapport mogen met bronvermelding worden

overgenomen. De juiste verwijzing luidt: Auteurs hoofdstuk, titel hoofd-

stuk. In: Buddeke J, Van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en

vaatziekten in Nederland 2017, cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en

sterfte. Den Haag: Hartstichting, 2017.

Den Haag, november 2017

Page 4: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

2

Page 5: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Voorwoord3

VoorwoordVoor de 23ste maal biedt de Hartstichting u een boek met cijfers over leefstijl,

risicofactoren, ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten.

Hoofdstuk 1 omvat de meest recente cijfers over ziekte en sterfte aan hart- en

vaatziekten (HVZ). Door de daling in sterfte aan HVZ is dit jaar voor het eerst

dat zowel bij mannen als bij vrouwen HVZ geen doodsoorzaak nummer 1 meer

is. Het aantal ziekenhuisopnamen voor HVZ stijgt weer in de laatste jaren.

In hoofdstuk 2 worden cijfers over het hartinfarct gepresenteerd. Ook de

sterfte aan het hartinfarct is sterk gedaald en vindt thans op hogere leeftijd

plaats. Het aantal ziekenhuisopnamen is in de afgelopen 10 jaar in alle

leeftijdsklassen toegenomen. Het aantal ligdagen in het ziekenhuis daalde

van gemiddeld 18 dagen in 1980 naar 4 dagen in 2016.

In 2016 zijn bijna 8.000 mensen overleden aan hartfalen en vonden er ruim

30.000 ziekenhuisopnamen plaats. Na een eerste ziekenhuisopname voor

hartfalen in 2010 waren na 1 maand, 1 resp. 5 jaar 14%, 33% en 65% van de pati-

enten overleden. Dit betreft een daling van 2-3% t.o.v. 2000 (hoofdstuk 3).

Binnen hart- en vaatziekten overlijdt 25% van de mensen aan een beroerte.

In 2016 overleden 337 mensen aan een subarachnoïdale bloeding, 1.645 aan

een intracerebrale bloeding en 5.650 aan een herseninfarct. De prognose na

een intracerebrale bloeding is het slechtst (hoofdstuk 4).

Het opsporen van mensen die nog onbekend zijn met boezemfibrilleren zal

in de komende jaren hoog op de agenda van de Hartstichting staan. Vandaar

dat de cijfers over dit ziektebeeld op een rij gezet zijn. Het aantal zieken-

huisopnamen voor boezemfibrilleren is in de afgelopen decennia sterk

gestegen naar zo’n 40.000, terwijl het aantal ligdagen in het ziekenhuis

gedaald is van 11-15 dagen in 1980 naar 1-2 dagen in 2016 (hoofdstuk 5).

Het aantal pacemakers en ICD’s dat jaarlijks geïmplanteerd wordt is geste-

gen naar 11.850 resp. 3.661 in 2016. 55-60% van de pacemakers en 70% van de

ICD’s wordt bij mannen geïmplanteerd (hoofdstuk 6). De meeste pacema-

kers worden bij 75-84 jarigen en ICD’s bij 65-74 jarigen geplaatst.

Jaarlijks kunnen in Nederland 1.500 sterfgevallen en 6.000 nieuwe gevallen

van hart- en vaatziekten voorkomen worden als dagelijks 3 gram zout min-

der gegeten wordt. Deze daling komt overeen met een daling van de hui-

Page 6: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Voorwoord4

dige inname van 8,5 gram per dag naar het advies van de Gezondheidsraad

om minder dan 6 gram zout per dag te eten (hoofdstuk 7). Het opsporen

van mensen met een verhoogde bloeddruk zal in de komende jaren extra

aandacht bij de Hartstichting krijgen.

Uit het HELIUS onderzoek blijkt dat mensen van Surinaamse,

Marokkaanse, Turkse en Ghanese afkomst over het algemeen een ongunsti-

ger risicoprofiel voor hart- en vaatziekten hebben ten opzichte van mensen

van Nederlandse afkomst. Uitzonderingen betreffen het voorkomen van

hypercholesterolemie en de consumptie van verzadigd vet (hoofdstuk 8).

Op basis van de CARDSS data blijkt dat rond de 90% van de hartpatiënten

een indicatie heeft voor de beweegmodule en voor de leefstijlmodule. Van

deze patiënten besluit 80% daadwerkelijk aan de beweegmodule deel te

nemen, terwijl slechts minder dan 25% besluit deel te nemen aan de leefstijl

module (hoofdstuk 9). Hier valt nog grote gezondheidswinst te behalen.

In hoofdstuk 10 wordt op basis van de Global Burden of Disease berekend

dat van alle levensjaren verloren in goede gezondheid (DALY’s). 30% op

conto van hart- en vaatziekten komt. De top 3 van factoren die hier aan

bijdragen zijn: hoge bloeddruk, minder goede voeding en een verhoogd

cholesterol. Nederland doet het relatief minder goed t.o.v. andere landen

voor wat betreft roken (vrouwen), een verhoogde bloeddruk en lichamelijke

activiteit (mannen), glucose intolerantie.

Ook binnen Nederland zijn er grote regionale verschillen in gezondheids-

indicatoren (hoofdstuk 11).

De Hartstichting publiceert in dit boek cijfers van verschillende databron-

nen. Hierbij willen wij onze dank betuigen aan het CBS, Dutch Hospital

Data, Nederlandse Hart Registratie, het Julius Centrum (UMCU), het RIVM,

WUR, CARDSS-registratie en de HELIUS-onderzoeksgroep in AMC. Tevens

danken wij de onderzoekers en gastauteurs voor hun grote inzet om deze

interessante data te ontsluiten.

Namens de Werkgroep Cijfers,

Prof.dr. F.L.J. Visseren, mw. dr. I. van Dis,

Internist-vasculair geneeskundige, epidemioloog,

UMC Utrecht Hartstichting

Voorzitter Secretaris

(i.van.disAhartstichting.nl)

Page 7: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

5 Werkgroep Cijfers

Samenstelling van de Werkgroep Cijfers van de Hartstichting

Prof.dr. F. L. J. Visseren, voorzitter (Afdeling Vasculaire Geneeskunde,

UMCU, Utrecht)

Mevr. dr.ir. I. van Dis, secretaris (Hartstichting, Den Haag)

Dr. J. D. Blankensteijn (Afdeling Heelkunde, VUmc, Amsterdam)

Prof.dr. M. L. Bots (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht)

Mevr. ir. A. de Bruin (Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag)

Prof.dr. J. Deckers (Thoraxcentrum, ErasmusMC, Rotterdam)

Dr. A. H. Liem (Afdeling Cardiologie, St Franciscus Gasthuis, Rotterdam)

Dr. J. B. Reitsma (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht)

Prof. dr. F.G. Schellevis (Nivel, Utrecht en Afdeling Huisartsgeneeskunde &

Ouderengeneeskunde, Amsterdam Public Health Research Institute, VUmc,

Amsterdam)

Prof.dr. Y. Smulders (Afdeling Interne Geneeskunde, VUmc, Amsterdam)

Mevr. prof.dr.ir. W.M.M. Verschuren (Rijksinstituut voor Volksgezondheid

en Milieu, Centrum voor Voeding, Preventie en Zorg, Bilthoven)

Mevr. dr. M.C. Visser (Afdeling Neurologie, VUmc, Amsterdam)

Dr. R. H. Wimmers (Team Kennis & Trends, Hartstichting)

Wetenschappelijke medewerkersMevr. drs. J. Buddeke (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht)

Mevr. dr. I. Vaartjes (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMCU, Utrecht)

Page 8: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

6

Page 9: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten7

1 Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten

J. Buddeke1,2, I. van Dis1, F.L.J. Visseren3, I. Vaartjes1,2, M.L. Bots2

1 Hartstichting, Den Haag 2 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht3

Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht

Samenvatting

SterfteIn 2016 zijn 18.130 mannen en 20.483 vrouwen overleden aan hart- en

vaatziekten.

— Mannen overlijden op lagere leeftijd aan hart- en vaatziekten dan vrouwen.

De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan hart- en vaatziekten was 78 jaar

bij mannen en 84 jaar bij vrouwen.

— Vrouwen overlijden vaker dan mannen aan een beroerte en hartfalen,

terwijl mannen vaker overlijden aan een hartinfarct.

— In totaal overleden er in 2016 2.858 mannen en 2.215 vrouwen aan een

hartinfarct. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een hartinfarct was 75

jaar voor mannen en 82 jaar voor vrouwen.

— In totaal overleden er in 2016 3.927 mannen en 5.570 vrouwen aan een

beroerte. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een beroerte was 79 jaar

voor mannen en 84 jaar voor vrouwen.

— In totaal overleden er in 2016 3.098 mannen en 4.527 mannen aan

hartfalen. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan hartfalen was 83 jaar

voor mannen en 88 jaar voor vrouwen.

— In totaal overleden er 27.443 mannen aan hart- en vaatziekten in 1980 en

18.130 in 2016.

— In totaal overleden 23.803 vrouwen aan hart- en vaatziekten in 1980 en

20.483 in 2016.

— Het voor leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde sterftecijfer voor

hart- en vaatziekten is bij mannen met 69% gedaald en bij vrouwen met 59%

in de periode 1980-2016.

Page 10: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten8

ZiekenhuisopnamenIn 2016 waren er in totaal 272.234 ziekenhuisopnamen voor hart- en vaat-

ziekten, waarbij er meer opnamen waren voor mannen dan voor vrouwen.

— Er waren 160.274 ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten voor

mannen en 111.960 voor vrouwen. Mannen waren gemiddeld 68 jaar oud bij

ziekenhuisopname voor hart- en vaatziekten en vrouwen 72 jaar oud.

— Er waren 23.123 ziekenhuisopnamen voor een hartinfarct voor mannen

en 11.307 voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij opname voor het

hartinfarct was 66 jaar voor mannen en 71 jaar voor vrouwen.

— Bij beroerte ging het om 21.832 ziekenhuisopnamen voor mannen en 19.215

ziekenhuisopnamen voor vrouwen, hier bedroeg de gemiddelde leeftijd bij

opname 70 jaar voor mannen en 73 jaar voor vrouwen.

— Er waren 15.701 ziekenhuisopnamen voor hartfalen voor mannen en 14.944

voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij opname voor hartfalen was 75

jaar voor mannen en 80 jaar voor vrouwen.

— Het voor leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde

ziekenhuisopnamecijfer voor hart- en vaatziekten is in de periode 1980 tot

2016 bij mannen met 8% gedaald en bij vrouwen met 3% gestegen.

— In dezelfde periode nam het voor leeftijdsopbouw van de bevolking

gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer voor hartinfarct af bij mannen

met 37% en bij vrouwen met 16%. Voor beroerte was er enkel een daling

voor mannen met 6% en steeg het opnamecijfer bij vrouwen met 3%. Bij

hartfalen was er een toename van 6% bij mannen en 19% bij vrouwen.

DagopnamenIn 2016 waren er in totaal 84.912 dagopnamen voor hart- en vaatziekten,

waarbij er meer opnamen voor mannen dan voor vrouwen waren. Vrouwen

waren bij opname gemiddeld 1 jaar ouder.

— Er waren 52.468 dagopnamen voor hart- en vaatziekten voor mannen en

32.444 voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij dagopname vanwege hart-

en vaatziekten was in 2016 65 jaar voor mannen en 66 jaar voor vrouwen.

— Er waren 21.302 dagopnamen voor ischemische hartziekten voor mannen

en 10.183 dagopnamen voor vrouwen.

— Er waren 19.076 dagopnamen voor overige hartziekten (zoals hartfalen en

boezemfibrilleren) voor mannen en 10.836 dagopnamen voor vrouwen.

ZiektelastIn 2015 gingen 863.100 gezonde levensjaren verloren als gevolg van hart- en

vaatziekten, waarvan 282.700 door ischemische hartziekten, 252.300 door

beroerte en 71.700 door hartfalen.

Page 11: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten9

1.1 Sterfte

Net als in voorgaande jaren overleden er in Nederland in 2016 meer

vrouwen dan mannen aan de gevolgen van een hart- of vaatziekte (tabel

1.1), namelijk 18.130 mannen tegenover 20.483 vrouwen. Dit komt neer op

gemiddeld 50 mannen en 56 vrouwen die per dag aan hart- en vaatziekten

overlijden. Het aandeel van de hart- en vaatziekten in de totale sterfte was

daarmee 25% voor mannen en 27% voor vrouwen. Naarmate de leeftijd

toeneemt, neemt ook het aantal personen dat aan hart- en vaatziekten sterft

toe (tabel 1.2). Aangezien vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen

is dit een belangrijke verklaring waarom er meer vrouwen dan mannen

overlijden aan de gevolgen van hart- en vaatziekten.

Kanker vormt de belangrijkste doodsoorzaak in Nederland in zowel man-

nen als vrouwen met een aandeel van respectievelijk 34% en 27% in de

totale sterfte. Naast hart- en vaatziekten en kanker vormen ziekten van de

ademhalingsorganen, psychische en gedragsstoornissen en ziekten van het

zenuwstelsel en zintuigen belangrijke oorzaken van overlijden. Binnen de

groep psychische en gedragsstoornissen valt overlijden aan de complicaties

van dementie (in 2016 4.804 mannen, gemiddelde leeftijd 84 jaar en 10.051

vrouwen, gemiddelde leeftijd 88 jaar). Onder de groep overige doodsoorza-

ken valt onder andere diabetes mellitus (1.380 mannen, gemiddelde leeftijd

76 jaar en 1.509 vrouwen, gemiddelde leeftijd 83 jaar) en Parkinson (1.038

mannen, gemiddelde leeftijd 81 jaar en 771 vrouwen, gemiddelde leeftijd

83 jaar).

Page 12: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten10

Registratie van doodsoorzakenDe cijfers over doodsoorzaken zijn berekend op basis van gegevens

aangeleverd door het in het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS).

Het CBS is in 2013 overgegaan van handmatig coderen van de doodsoor-

zakenformulieren naar automatisch coderen van doodsoorzaken. De

overeenstemming bleek bijna 90% op ICD-10 hoofdstukniveau. Samen

met het invoeren van een ICD-10 update, bracht dit echter wel eenmalige

verschuivingen in de statistiek met zich mee. Zo was er een significante

toename van de infectieziekten, dementie, de ziekte van Alzheimer en

het laat gevolg van een CVA als onderliggende doodsoorzaak, en een

significante afname van longontsteking, COPD, ziekten van het spijs-

verteringsstelsel, urineweginfectie en ouderdom. Dementie/Alzheimer

en het laat gevolg van een CVA namen toe ten koste van longontsteking

en urineweginfectie. Het is een aanpassing aan internationale opvat-

tingen over het selecteren van de onderliggende doodsoorzaak. Voor de

prevalentie van kanker en hart- en vaatziekten is het verschil tussen het

automatisch en handmatig coderen gering.1

Daarnaast dient de opmerking te worden geplaatst dat de gepresen-

teerde sterftecijfers voorlopige cijfers betreffen. Er kunnen nog kleine

veranderingen optreden.

Hartstichting is in 2015 overgestapt op nieuwe indeling voor hart- en vaatziekten Tot en met 2014 werd door de Hartstichting gebruik gemaakt van de

indeling voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO in 1984. Vanaf

2015 maakt de Hartstichting gebruik van een vergelijkbare indeling

voor hart- en vaatziekten als het CBS en het RIVM (ICD-9: 390 t/m 459

en ICD-10 I00 t/m I99) om cijfers gepresenteerd door verschillende

organisaties beter op elkaar aan te laten sluiten. Zowel de cijfers van

2016 als van de jaren ervoor in dit hoofdstuk zijn berekend aan de hand

van deze nieuwe indeling.

In de bijlage worden de cijfers conform de TNO-indeling

gepresenteerd.

Page 13: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten11

Tabel 1.1 Doodsoorzaken in Nederland in 2016, absolute aantallen, percentages en gemiddelde leeftijd

van overlijden

Bron CBS

Bij mannen en vrouwen jonger dan 85 jaar is kanker de meest voorkomende

oorzaak van overlijden. Vanaf 85 jaar vormen hart- en vaatziekten bij man-

nen en vrouwen de belangrijkste oorzaak van overlijden. Het aandeel van

hart- en vaatziekten in de totale sterfte neemt toe met de leeftijd: van 18%

tot 65 jaar, naar 25% van 65 tot 85 jaar, tot 31% bij 85 jaar en ouder bij man-

nen en van 11% tot 65 jaar, naar 23% van 65 tot 85 jaar, tot 35% bij 85 jaar en

ouder bij vrouwen.

Mannen Vrouwen Totaal

Doodsoorzaak Gem. Gem. Gem.

N %2 Lft. N %2 Lft. N %2 Lft.

Hart- en vaatziekten1 18.130 25 78 20.483 27 84 38.613 26 81

Kwaadaardige

nieuwvormingen 24.525 34 73 20.712 27 73 45.237 30 73

Ziekten van ademhalings-

organen 6.052 8 79 5.925 8 81 11.977 8 80

Psychische en

gedragsstoornissen 4.172 6 81 7.778 10 87 11.950 8 85

Ziekten van zenuwstelsel

en zintuigen 3.695 5 77 4.688 6 82 8.383 6 80

Uitwendige oorzaken van

letsel en vergiftiging 4.069 6 65 3.645 5 78 7.714 5 71

Overige doodsoorzaken 11.537 16 73 13.586 18 80 25.123 17 77

Alle doodsoorzaken 72.180 100 75 76.817 100 80 148.997 100 78

1 Op basis van ICD-10 codes I00 t/m I99. Voor de precieze omschrijving van deze codes wordt verwezen

naar bijlage A 2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet tot 100 op

Page 14: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten12

Tabel 1.2 Doodsoorzaken in Nederland in 2016, absolute aantallen naar geslacht en leeftijd

Bron CBS

Sterfte binnen de hart- en vaatziektenIn tabel 1.3 is de sterfte binnen de groep hart- en vaatziekten in 2016

uitgesplitst in tien ziektecategorieën. Voor zowel mannen als vrouwen

wordt het grootste deel van de sterfte binnen de groep hart- en vaatziekten

veroorzaakt door de ischemische hartziekten en beroertes. Samen zijn deze

twee ziektebeelden verantwoordelijk voor 49% van de sterfte binnen hart-

en vaatziekten bij mannen en voor 44% bij vrouwen. Naast de ischemische

hartziekten en beroertes levert de categorie overige hartziekten een belang-

rijke bijdrage aan de sterfte binnen hart- en vaatziekten. Hieronder vallen

Mannen

Doodsoorzaak 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal

Hart- en vaatziekten 205 608 1.505 3.564 6.026 5.663 559 18.130

Kwaadaardige nieuwvormingen 398 1.158 3.660 7.516 7.924 3.672 197 24.525

Ziekten van ademhalingsorganen 38 91 409 1.148 2.225 1.919 222 6.052

Psychische en gedragsstoornissen 65 111 190 407 1.399 1.814 186 4.172

Ziekten van zenuwstelsel

en zintuigen 125 105 239 650 1.401 1.092 83 3.695

Uitwendige oorzaken van

letsel en vergiftiging 810 480 493 480 820 882 104 4.069

Overige doodsoorzaken 656 568 1.333 2.316 3.208 3.026 430 11.537

Alle doodsoorzaken 2.297 3.121 7.829 16.081 23.003 18.068 1.781 72.180

Vrouwen

Doodsoorzaak 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85 -94 95+ Totaal

Hart- en vaatziekten 120 306 682 1.864 5.312 10.015 2.184 20.483

Kwaadaardige nieuwvormingen 488 1.447 3.365 5.610 5.735 3.694 373 20.712

Ziekten van ademhalingsorganen 40 111 425 968 1.721 2.137 523 5.925

Psychische en gedragsstoornissen 39 47 84 308 1.757 4.437 1.106 7.778

Ziekten van zenuwstelsel

en zintuigen 62 87 244 491 1.339 2.097 368 4.688

Uitwendige oorzaken van

letsel en vergiftiging 288 208 219 294 733 1.552 351 3.645

Overige doodsoorzaken 553 341 775 1.506 3.109 5.720 1.582 13.586

Alle doodsoorzaken 1.590 2.547 5.794 11.041 19.706 29.652 6.487 76.817

Page 15: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten13

onder andere sterfte aan hartfalen en boezemfibrilleren. Er overlijden meer

mannen dan vrouwen aan de gevolgen van ischemische hartziekten, waar-

onder het acute hartinfarct. Vrouwen overlijden vaker aan de gevolgen van

een beroerte en hartfalen (tabel 1.3 en figuur 1.1).

Tabel 1.3 Doodsoorzaken binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2016, absolute aantallen en

percentages per ziektecategorie naar geslacht

Bron CBS

Mannen Vrouwen Totaal

Doodsoorzaak1 N %2 N %2 N %2

Ischemische hartziekten 5.061 28 3.573 17 8.634 22

Waarvan acuut hartinfarct 2.858 2.215 5.073

Beroerte 3.927 21 5.570 27 9.497 25

Waarvan herseninfarct 2.162 3.488 5.650

Waarvan subarachnoïdale bloeding 106 231 337

Waarvan intracerebrale bloeding 767 878 1.645

Reumatische hartziekten en klepgebreken 667 4 997 5 1.664 4

Infectieuze hartziekten 279 2 430 2 709 2

Overige hartziekten 6.055 33 7.798 38 13.853 36

Waarvan hartfalen 3.098 4.527 7.625

Waarvan boezemfibrilleren 558 1.014 1.572

Waarvan cardiomyopathie 266 166 432

Arterieel vaatlijden 1.131 6 764 4 1.895 5

Waarvan AAA met ruptuur 126 86 212

Waarvan AAA zonder ruptuur 196 67 263

Waarvan claudicatio intermittens 130 159 289

Atherosclerose en/of Hypertensie 944 5 1.283 6 2.227 6

Veneus vaatlijden 44 <1 49 <1 93 <1

Overige ziekten van het vaatstelsel

en lymfewegen 22 <1 19 <1 41 <1

Alle doodsoorzaken binnen hart- en

vaatziekten 18.130 100 20.483 100 38.613 100

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A

AAA: aneurysma abdominale aorta2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet tot 100 op

Page 16: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten14

Figuur 1.1 Aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten naar ziektebeeld en geslacht in

Nederland in 2016

Bron CBS

In de leeftijdsklassen tot 85 jaar overlijden minder vrouwen dan mannen

aan hart- en vaatziekten, terwijl in de leeftijdsklassen boven 85 jaar in abso-

lute aantallen meer vrouwen overlijden (figuur 1.2). Van alle vrouwen die

overlijden aan hart- en vaatziekten sterft 95% boven de 65 jaar. Bij mannen

is dit 87%. De gemiddelde leeftijd van overlijden aan hart- en vaatziekten

is 78 jaar bij mannen en 84 jaar bij vrouwen. Bij ischemische hartziekten

bedroeg de gemiddelde leeftijd bij overlijden 76 voor mannen en 82 voor

vrouwen. Bij het hartinfarct is de gemiddelde leeftijd van overlijden vrijwel

gelijk, 75 jaar bij mannen en 82 jaar bij vrouwen. De gemiddelde leeftijd

van overlijden bij een beroerte is voor mannen en vrouwen respectievelijk

79 en 84 jaar. Mannen waren gemiddeld 83 jaar oud wanneer zij kwamen te

overlijden aan hartfalen in 2016, vrouwen waren gemiddeld 88 jaar oud. De

gemiddelde leeftijd bij overlijden aan boezemfibrilleren bedroeg 84 voor

mannen en 88 voor vrouwen.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

Hart- en vaatziekten totaal

Rest hart- en vaatziekten

HartfalenBeroerteAcuut hartinfarct

Mannen Vrouwen

2.85

8

2.21

5 3.92

7 5.57

0

3.09

8 4.52

7

8.24

7

8.17

1

18.1

30 20.4

83

Page 17: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten15

Figuur 1.2 Aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten naar leeftijd en geslacht in Nederland in

2016

Bron CBS

Een belangrijke verklaring voor het hogere absolute aantal sterfgevallen

aan hart- en vaatziekten bij vrouwen ten opzichte van mannen is het grotere

aantal vrouwen in de Nederlandse bevolking in de oudere leeftijdsgroepen.

Tabel 1.4 toont daarom voor ischemische hartziekten, acuut hartinfarct,

beroerte en het totaal van hart- en vaatziekten ook het aantal sterfgevallen

uitgedrukt per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen. In alle leeftijds-

klassen is het sterfterisico aan hart en vaatziekten per 100.000 inwoners in

2016 hoger bij mannen dan vrouwen, betreffende de doodsoorzaken acuut

hartinfarct, hartfalen en het totaal aan hart- en vaatziekten. Alleen op zeer

hoge leeftijd overlijden per 100.000 personen meer vrouwen dan mannen

aan een beroerte.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

205

120

1.50

5

682

3.56

4

1.86

4

6.02

6

5.31

2

608

306

5.66

3

10.0

15

559

2.18

4

Leeftijd (jaren)

Page 18: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten16

Tabel 1.4 Aantal sterfgevallen en sterfte per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen aan hart- en

vaatziekten, waaronder ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte en hartfalen in

Nederland in 2016 naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

Mannen Vrouwen

Doodsoorzaak1 Leeftijd Aantal Sterfte per Aantal Sterfte per

(in jaren) overledenen 100.000 overledenen 100.000

Totaal hart- en vaatziekten 0-44 205 4 120 3

45-54 608 47 306 24

55-64 1.505 134 682 61

65-74 3.564 403 1.864 204

75-84 6.026 1.414 5.312 987

85-94 5.663 5.129 10.015 4.463

95+ 559 12.016 2.184 11.772

Totaal 18.130 215 20.483 239

Ischemische hartziekten 0-44 56 1 16 <1

45-54 231 18 66 5

55-64 552 49 178 16

65-74 1.172 132 442 48

75-84 1.638 384 1.019 189

85-94 1.297 1.175 1.573 701

95+ 115 2.472 279 1.503

Totaal 5.061 60 3.573 42

Hartinfarct 0-44 49 1 13 <1

45-54 161 12 47 4

55-64 383 34 133 12

65-74 715 81 271 30

75-84 849 199 640 119

85-94 630 571 956 426

95+ 71 1.526 155 835

Totaal 2.858 34 2.215 26

Hartfalen 0-541 41 <1 14 <1

55-64 118 11 53 5

65-74 369 42 205 22

75-84 1.001 235 933 173

85-94 1.373 1.244 2.586 1.153

95+ 196 4.213 736 3.967

Totaal 3.098 37 4.527 53

Page 19: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten17

Beroerte 0-44 26 <1 29 <1

45-54 99 8 101 8

55-64 256 23 194 17

65-74 735 83 510 56

75-84 1.467 344 1.534 285

85-94 1.257 1.139 2.709 1.207

95+ 87 1.870 493 2.657

Totaal 3.927 46 5.570 65

1 Om privacy redenen zijn de leeftijdsgroepen 0-44 en 45-54 bij elkaar opgeteld.

1.2 Trends in sterfte

Sterfte aan hart- en vaatziekten nam in de periode 1980-2016 vrijwel continu

af, terwijl kanker in dezelfde periode continu steeg. Ziekten van het zenuw-

stelsel en psychische en gedragsstoornissen namen tussen in 1980-2016 in een

toenemende mate een belangrijker aandeel in de totale sterfte in.

Figuur 1.3 Trends in absolute sterfte aan hart- en vaatziekten, kwaadaardige nieuwvormingen

(kanker), ziekten van de ademhalingsorganen, uitwendige oorzaken van letsel en

vergiftiging en overige doodsoorzaken, naar geslacht. Periode 1980-2016

Bron CBS

Mannen

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Hart- en vaatziekten

Uitwendige oorzakenvan letsel en vergiftiging

Kwaadaardigenieuwvormingen

Overige doodsoorzaken

Ziekten van deademhalingsorganen

Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen

Psychische en gedragsstoornissen

Totaal

Page 20: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten18

Vrouwen

Tabel 1.5 geeft het absolute aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten,

waaronder ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte en hartfalen in de

periode 1980-2016. Bij mannen is het bruto sterftecijfer voor hart- en vaat-

ziekten met 45% gedaald (van 390 per 100.000 in 1980 naar 215 per 100.000

in 2016). Bij vrouwen daalde het bruto sterftecijfer met 28% (van 334 per

100.000 in 1980 naar 239 per 100.000 in 2016).

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Hart- en vaatziekten

Uitwendige oorzakenvan letsel en vergiftiging

Kwaadaardigenieuwvormingen

Overige doodsoorzaken

Ziekten van deademhalingsorganen

Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen

Psychische en gedragsstoornissen

Totaal

Page 21: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten19

Tabel 1.5 Absolute aantallen sterfgevallen (en per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen) aan hart-

en vaatziekten, waaronder ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte en hartfalen1 in de

periode 1980-2016

Bron CBS

Het verschil in daling tussen mannen en vrouwen neemt af als de sterfte-

cijfers gecorrigeerd worden voor veranderingen in de leeftijdsopbouw

van de bevolking (tabel 1.6): 69% daling bij mannen (van 685 per 100.000

in 1980 naar 215 per 100.000 in 2016) en 59% daling bij vrouwen (van 586

Hartfalen Beroerte

Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

1980 1.428 (20) 1.233 (17) 5.303 (76) 6.737 (95)

1985 2.691 (38) 3.245 (44) 4.893 (68) 6.866 (94)

1990 1.923 (26) 2.509 (33) 4.931 (67) 7.461 (99)

1995 2.835 (37) 4.067 (52) 4.781 (63) 7.628 (97)

2000 2.234 (28) 3.674 (46) 4.702 (60) 7.482 (93)

2005 2.311 (29) 3.423 (42) 4.032 (50) 6.294 (76)

2010 2.488 (30) 3.936 (47) 3.462 (42) 5.377 (64)

2015 3.112 (37) 4.555 (53) 3.968 (47) 5.641 (66)

2016 3.098 (37) 4.527 (53) 3.927 (46) 5.570 (65)

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A

Totaal Hart- Ischemische Hartinfarct

en vaatziekten hartziekten

Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

1980 27.443 (390) 23.803 (334) 13.593 (194) 8.472 (17) 12.634 (180) 7.718 (108)

1985 28.438 (397) 25.944 (354) 13.373 (187) 8.851 (121) 12.486 (174) 8.082 (110)

1990 25.887 (350) 25.733 (340) 10.736 (145) 7.963 (105) 10.002 (135) 7.300 (97)

1995 25.519 (334) 26.579 (339) 9.796 (128) 7.963 (105) 8.888 (116) 6.800 (87)

2000 23.638 (307) 25.553 (318) 9.921 (126) 7.522 (93) 7.291 (93) 5.668 (70)

2005 20.773 (257) 22.557 (274) 7.631 (95) 6.117 (74) 5.361 (66) 4.141 (50)

2010 18.275 (222) 20.734 (247) 6.004 (73) 4.378 (52) 3.840 (47) 2.983 (36)

2015 18.543 (221) 20.757 (243) 5.292 (63) 3.690 (43) 3.054 (36) 2.339 (27)

2016 18.130 (215) 20.483 (239) 5.061 (60) 3.573 (42) 2.858 (34) 2.215 (26)

Page 22: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten20

per 100.000 in 1980 naar 239 per 100.000 in 2016). De sterkste procentuele

daling in het gecorrigeerde sterftecijfer tussen 1980 en 2016 wordt gezien in

de leeftijdsgroep van 55-64 jaar bij mannen (80%) en de leeftijdsgroep van

65-74 jaar bij vrouwen (76%).

Tabel 1.6 Voor bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer (per 100.000 mannen, respectievelijk

vrouwen) aan hart- en vaatziekten1 in de periode 1980-2016 in Nederland, naar leeftijd en

geslacht. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron CBS

Mannen

Leeftijdsklassen

Jaartal 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal

1980 12 49 678 1.825 4.507 9.198 615 685

1985 1 42 638 1.754 4.503 9.370 647 669

1990 9 32 502 1.501 3.932 8.153 658 571

1995 9 27 417 1.340 3.706 7.931 690 525

2000 8 24 337 1.060 3.232 7.109 573 446

2005 7 19 242 752 2.533 6.438 568 352

2010 5 13 180 518 1.847 5.487 527 266

2015 4 11 140 435 1.535 4.981 541 227

2016 3 10 134 403 1.414 4.922 486 215

∆ 1980-2016 -75% -80% -80% -78% -69% -46% -21% -69%

Vrouwen

Leeftijdsklassen

Jaartal 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal

1980 5 14 208 836 3.239 7.761 1.175 586

1985 5 13 196 751 2.980 7.456 1.209 550

1990 4 10 162 622 2.531 6.834 1.132 481

1995 5 11 151 581 2.327 6.398 1.109 451

2000 5 10 122 508 2.034 5.836 991 401

2005 4 9 91 360 1.626 5.136 873 331

2010 3 7 74 262 1.249 4.505 849 274

2015 2 5 63 213 1.064 4.184 891 246

2016 2 5 61 204 987 4.123 899 239

∆ 1980-2016 -60% -64% -71% -76% -70% -47% -23% -59%

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A

Page 23: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten21

Tot en met 2015 kwamen meer vrouwen te overlijden aan hart- en vaatziek-

ten dan aan kanker. Vanaf 2016 is kanker de belangrijkste doodsoorzaak bij

vrouwen. In 2016 overleden er 20.712 vrouwen aan kanker en 20.483 aan

hart- en vaatziekten. Bij mannen overlijden sinds 2005 meer personen aan

kanker dan aan hart- en vaatziekten.

In figuur 1.4 worden de voor verandering in leeftijdsopbouw van de

bevolking gecorrigeerde sterftecijfers voor hart- en vaatziekten en kanker

weergegeven. Bij mannen is het gecorrigeerde sterftecijfer voor kanker met

34% gedaald (van 437 per 100.000 in 1980 naar 290 per 100.000 in 2016).

Bij vrouwen is het gecorrigeerde sterftecijfer voor kanker in mindere mate

afgenomen met een daling van 8% (van 262 per 100.000 in 1980 naar 241 per

100.000 in 2016).

Figuur 1.4 Trend in voor bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer (per 100.000 mannen,

respectievelijk vrouwen) voor hart- en vaatziekten (HVZ) en kanker in Nederland,

naar geslacht. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron CBS

De voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfers voor hartinfarct en

beroerte vertonen een sterke daling in de periode van 1980-2016 (figuur 1.5

a en b). De grootste afname in het voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde

sterftecijfer wordt waargenomen voor het hartinfarct. Hierin bedraagt de

daling bij mannen 89% (van 305 per 100.000 in 1980 naar 34 per 100.000 in

2016) en bij vrouwen 85% (van 173 per 100.000 in 1980 naar 26 per 100.000 in

2016). Bij beroerte is het voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfer

bij mannen gedaald met 66% (van 136 per 100.000 in 1980 naar 46 per

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

100

200

300

400

500

600

700

800

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man HVZ Man Kanker

Vrouw KankerVrouw HVZ

Page 24: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten22

100.000 in 2016) en bij vrouwen met 61% (van 165 per 100.000 in 1980 naar

65 per 100.000 in 2016). Het voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterfte-

cijfer voor hartfalen blijft gelijk bij mannen (37 per 100.000 zowel in 1980

als in 2016) en neemt bij vrouwen met 66% toe (32 per 100.000 in 1980 naar

53 per 100.000 in 2016).

Figuur 1.5 Trend in voor bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer (per 100.000 mannen,

respectievelijk vrouwen) voor hart- en vaatziekten (HVZ), waaronder hartinfarct en

hartfalen (a) evenals beroerte en ischemische hartziekten (b), in Nederland, naar

geslacht. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron CBS

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

100

200

300

400

500

600

700

800

Jaar20

16

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man Acuut Hartinfarct Man Hartfalen

Vrouw HartfalenVrouw Acuut Hartinfarct

Man Totaal HVZ

Vrouw Totaal HVZ

A

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

100

200

300

400

500

600

700

800

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

B

Man Ischemische hartziekten Man Beroerte

Vrouw BeroerteVrouw Ischemische hartziekten

Man Totaal HVZ

Vrouw Totaal HVZ

Page 25: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten23

1.3 Ziekenhuisopnamen (betreft klinische opnamen)

In paragrafen 1.3 en 1.4 worden de klinische ziekenhuisopnamecijfers voor

hart- en vaatziekten gepresenteerd, inclusief de één-daagse klinische obser-

vaties, een zorgtype dat in 2014 geïntroduceerd is (zie kader). In paragrafen

1.5 en 1.6 treft u cijfers over dagopnamen. In tegenstelling tot de doodsoor-

zaken, gaan de cijfers van ziekenhuis- en dagopnamen over cijfers per jaar

en betreffen dus geen unieke patiënten.

Belangrijke wijzigingen in registratie van ziekenhuisopnamen in laatste jaren De cijfers in dit hoofdstuk zijn berekend op basis van gegevens die zie-

kenhuizen leveren aan de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg

(LBZ). Deze gegevens worden door Dutch Hospital Data (DHD)

beheerd. Het is belangrijk op te merken dat in de afgelopen jaren deze

cijfers beïnvloed zijn door veranderingen in coderingen en definities

van de gegeven zorg en door onvolledig aanleveren van data door

ziekenhuizen. Meer informatie over deze deels tijdelijke veranderingen

kunt u vinden in het boek Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016.

In het kort traden de volgende veranderingen op:

1. Verandering in definitie van een klinische opname.

In 2012 is de definitie van een klinische ziekenhuisopname aange-

past en betekent een klinische ziekenhuisopname ten minste één

verpleegdag en één overnachting. Daarnaast is sinds 2014 het zorg-

type ‘observatie’ geïntroduceerd: een korte opname op een klinische

afdeling voor diagnostisch onderzoek/observatie waarbij de patiënt

niet overnacht. Ongeplande opnames die voorheen tot ééndaagse

klinische opnames werden gerekend, worden waarschijnlijk vanaf

2014 voornamelijk als observaties geregistreerd. Om deze reden

worden de observaties in dit hoofdstuk wederom tot de klinische

opnamen gerekend.

Voornamelijk in 2014 zijn de observaties onvolledig aangeleverd in

de LBZ. Geplande opnames die voorheen tot ééndaagse klinische

opnames werden gerekend, worden waarschijnlijk vanaf 2014 voor-

namelijk als dagopname geregistreerd.

2. Onvolledigheid LBZ

Missende opnamen in de LBZ zijn bijgeschat, waarbij de methodiek

in 2012 en 2013 afweek van voorgaande jaren. Vanaf 2014 worden de

klinische opnamen weer (vrijwel) volledig aangeleverd.

Page 26: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten24

In 2016 vonden er 272.234 ziekenhuisopnamen wegens hart- en vaatziekten

plaats, waarvan 160.274 (59%) opnamen voor mannen en 111.960 (41%) voor

vrouwen. In tabel 1.7 is het aantal ziekenhuisopnamen per ziektecategorie

binnen hart- en vaatziekten in 2016 weergegeven. Het grootste deel van

het totaal aantal ziekenhuisopnamen binnen hart- en vaatziekten wordt

bij zowel mannen als vrouwen veroorzaakt door overige hartziekten.

Belangrijke ziekten in deze categorie vormen opnamen voor hartfalen en

boezemfibrilleren. Bij mannen levert ook de categorie ischemische hart-

ziekten, waaronder het hartinfarct, een belangrijke bijdrage aan het totaal

aantal ziekenhuisopnamen binnen hart- en vaatziekten.

3. Omzetting van ICD-9 naar ICD-10.

Sinds 2013 worden de ziekenhuisopnamen in ICD-10 aangeleverd.

Dit betekent ook dat een aantal ziektebeelden nu buiten het ziekte-

beeld hart- en vaatziekten (I00 t/m I99) vallen zoals TIA’s, aangebo-

ren hartafwijkingen, pijn op de borst en syncope en collaps.

Page 27: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten25

Tabel 1.7 Aantal ziekenhuisopnamen (en %) per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in

Nederland in 2016

Bron DHD

Er vinden meer dan twee keer zoveel ziekenhuisopnamen plaats voor acuut

hartinfarct bij mannen ten opzichte van vrouwen (figuur 1.6). Voor beroerte

geldt ook dat er meer opnamen voor mannen plaatsvinden, terwijl het aan-

tal opnamen voor hartfalen niet sterk verschilt tussen mannen en vrouwen.

In 2016 bedroeg de gemiddelde leeftijd bij opname vanwege hart- en vaat-

ziekten 68 jaar voor mannen en 72 jaar voor vrouwen. Patiënten die worden

opgenomen vanwege hartfalen zijn ouder dan patiënten die worden

opgenomen voor acuut hartinfarct of beroerte met gemiddeld 75 jaar voor

mannen en 80 jaar voor vrouwen. Voor beroerte en acuut hartinfarct was dit

respectievelijk 70 jaar voor mannen, 73 jaar voor vrouwen en 66 jaar voor

mannen en 71 jaar voor vrouwen.

Mannen Vrouwen Totaal

Reden ziekenhuisopname1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 51.609 32% 24.507 22% 76.116 28%

Waarvan acuut hartinfarct 23.123 11.307 34.430

Beroerte 21.832 14% 19.215 17% 41.047 15%

Waarvan herseninfarct 14.828 13.540 28.368

Waarvan subarachnoïdale bloeding 575 1.024 1.599

Waarvan intracerebrale bloeding 3.668 2.775 6.443

Reumatische hartziekten en klepgebreken 5.754 4% 4.654 4% 10.408 4%

Infectieuze hartziekten 2.673 2% 1.267 1% 3.940 1%

Overige hartziekten 57.371 36% 47.944 43% 105.315 39%

Waarvan hartfalen 15.701 14.944 30.645

Waarvan boezemfibrilleren 21.191 17.426 38.617

Waarvan cardiomyopathie 1.177 976 2.153

Arterieel vaatlijden 11.590 7% 5.822 5% 17.412 6%

Waarvan AAA met ruptuur 626 154 780

Waarvan AAA zonder ruptuur 2.905 586 3.491

Waarvan claudicatio intermittens 2.281 1.437 3.718

Atherosclerose en/ of hypertensie 6.235 4% 5.549 5% 11.784 4%

Veneus vaatlijden 1.462 1% 1.468 1% 2.930 1%

Overige ziekten van het vaatstelsel en

de lymfewegen 1.748 1% 1.534 1% 3.282 1%

Totaal 160.274 100% 111.960 100% 272.234 100%

Page 28: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten26

Figuur 1.6 Aantal ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten naar ziektebeeld en geslacht in

Nederland in 2016

Bron DHD

In de leeftijdsklasse tot 85 jaar vinden er meer ziekenhuisopnamen voor

hart- en vaatziekten voor mannen plaats (figuur 1.7), terwijl vanaf 85 jaar

het aantal ziekenhuisopnamen voor vrouwen hoger is. Deze omslag volgt

uit het gegeven dat vrouwen ouder worden dan mannen.

Figuur 1.7 Aantal ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten naar leeftijd en geslacht in

Nederland in 2016

Bron DHD

Aan

tal z

iekt

esop

nam

en

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

140.000

160.000

180.000

200.000

Hart- en vaatziektenTotaal

Overigehart- en vaatziekten

HartfalenBeroertesAcuut hartinfarct

Mannen Vrouwen

23.1

23

11.3

07

21.8

32

19.2

15

15.7

01

14.9

44

99.6

18

66.4

94

160.

274

111.

960

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

7.74

6

5.69

1

17.3

45

8.98

4

34.2

18

15.7

46

49.2

96

29.0

73

39.1

55

33.1

52

12.0

93

18.2

22

421

1.09

2

Leeftijd (jaren)

Page 29: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten27

Tabel 1.8 toont voor de verschillende hart- en vaatziekten een duidelijke

stijging in het absolute aantal ziekenhuisopnamen met het toenemen van

de leeftijd. Bij mannen geldt dat het absolute aantal opnamen voor totaal

hart- en vaatziekten, acuut hartinfarct, beroerte en boezemfibrilleren

toeneemt tot en met de leeftijd van 74 jaar. Het absolute aantal opnamen

voor hartfalen neemt bij mannen toe tot en met de leeftijd van 84 jaar.

Voor vrouwen neemt het absolute aantal opnamen in alle weergegeven

ziektecategorieën toe tot en met de leeftijd van 84 jaar, enkel opnamen voor

boezemfibrilleren komen het vaakst voor in de leeftijdscategorie van 65 tot

en met 74. Tabel 1.8 toont ook het aantal ziekenhuisopnamen uitgedrukt

per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen. Zo is te zien dat in vrijwel

alle ziektecategorieën en leeftijdsklassen het aantal opnamen voor hart- en

vaatziekten uitgedrukt per 100.000 inwoners in 2016 hoger ligt bij mannen

dan bij vrouwen en bij zowel mannen als vrouwen oploopt tot en met de

leeftijd van 94 jaar.

Tabel 1.8 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen en per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen

vanwege hart- en vaatziekten uitgesplitst naar acuut hartinfarct, beroerte, hartfalen en boe-

zemfibrilleren in Nederland in 2016, naar leeftijd en geslacht

Bron DHD

Mannen Vrouwen

Leeftijd Aantal Opname per Aantal Opname per

(in jaren) opnamen 100.000 opnamen 100.000

Acuut hartinfarct 0-44 1.036 22 377 8

45-54 3.830 297 1237 97

55-64 5.902 527 1.891 168

65-74 6.467 731 2.898 317

75-84 4.471 1.049 3.186 592

85-94 1.359 1.231 1.614 719

95+ 58 1.247 104 561

Totaal 23.123 274 11.307 132

Page 30: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten28

Beroerte 0-44 760 16 803 18

45-54 1.962 152 1.521 119

55-64 3.928 351 2.393 213

65-74 6.439 728 4.187 458

75-84 6.298 1.477 6.009 1.116

85-94 2.378 2.154 4.030 1.796

95+ 67 1.440 272 1.466

Totaal 21.832 258 19.215 224

Hartfalen 0-44 240 5 185 4

45-54 608 47 365 29

55-64 1.732 155 888 79

65-74 4.230 478 2.629 287

75-84 5.743 1.347 5.256 976

85-94 3.013 2.729 5.202 2.318

95+ 135 2.902 419 2.258

Totaal 15.701 186 14.944 174

Boezemfibrilleren 0-44 1.087 24 343 8

45-54 2.524 196 951 74

55-64 5.622 502 2.661 237

65-74 6.949 785 5.894 644

75-84 3.961 929 5.316 987

85-94 1.019 923 2.173 968

95+ 29 623 88 474

Totaal 21.191 251 17.426 203

Totaal hart- en vaatziekten 0-44 7.746 168 5.691 127

45-54 17.345 1.354 8.984 704

55-64 34.218 3.055 15.746 1.403

65-74 49.296 5.572 29.073 3.176

75-84 39.155 9.185 33.152 6.158

85-94 12.093 10.954 18.222 8.121

95+ 421 9.050 1.092 5.886

Totaal 160.274 1.898 111.960 1.304

Page 31: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten29

1.4 Trends in ziekenhuisopnamen

Tabel 1.9 geeft de trend in absolute aantallen ziekenhuisopnamen vanwege

acuut hartinfarct, beroerte, hartfalen en totaal hart- en vaatziekten weer

en uitgedrukt per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen in de periode

1980-2016. Figuur 1.8 geeft het absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor

hart- en vaatziekten voor mannen en vrouwen weer. De daling rond 2013

wordt veroorzaakt door meerdere wijzigingen in de ziekenhuisopname

registratie. Meer informatie hierover kunt u vinden in kader op bladzijde

23 en het boek Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016. In de afgelopen

twee jaar lijkt er weer sprake van een stijging. Figuur 1.9 toont de voor leef-

tijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer voor

hart- en vaatziekten voor mannen en vrouwen. In de periode 1980 tot 2016 is

het gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer bij mannen met 7% gedaald ter-

wijl het gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer met 3% toenam bij vrouwen.

Tabel 1.9 Absolute aantallen ziekenhuisopnamen (en per 100.000 inwoners) vanwege acuut hart-

infarct, beroerte, hartfalen en totaal hart- en vaatziekten in de periode 1980-2016, naar

geslacht. Jaar van standaardisatie is 2016 Bron DHD

Acuut hartinfarct Beroerte

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

Aantal Aantal Aantal Aantal

(per 100.000) (per 100.000) (per 100.000) (per 100.000)

1980 19.597 (279) 7.880 (111) 11.895 (169) 10.822 (152)

1985 21.669 (302) 9.242 (126) 13.854 (193) 12.770 (174)

1990 20.038 (271) 9.288 (123) 13.180 (178) 13.030 (172)

1995 19.478 (255) 9.255 (118) 15.321 (200) 14.624 (187)

2000 17.525 (222) 8.339 (104) 15.009 (191) 14.422 (179)

2005 16.034 (199) 7.766 (94) 18.670 (231) 18.114 (220)

2010 18.683 (227) 8.771 (105) 21.831 (265) 20.797 (248)

2014 21.365 (256) 10.013 (118) 19.675 (236) 17.699 (208)

2015 22.628 (270) 10.849 (127) 21.206 (253) 18.493 (216)

2016 23.123 (274) 11.307 (132) 21.832 (258) 19.215 (224)

Page 32: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten30

Figuur 1.8 Trend in absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten (HVZ)1,

naar geslacht

Bron DHD

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed verge-

lijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor. Om deze reden worden de cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven.

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

140.000

160.000

180.000

200.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen

ICD-9 à ICD-10

Vrouwen

Hartfalen Totaal hart- en vaatziekten

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

Aantal Aantal Aantal Aantal

(per 100.000) (per 100.000) (per 100.000) (per 100.000)

1980 7.181 (120) 6.828 (96) 95.670 (1.363) 66.151 (928)

1985 9.830 (137) 9.396 (128) 116.946 (1.632) 79.102 (1.080)

1990 12.315 (167) 11.455 (151) 125.123 (1.693) 87.135 (1.552)

1995 12.667 (166) 12.322 (158) 143.351 (1.875) 102.225 (1.308)

2000 12.053 (153) 11.621 (144) 131.578 (1.670) 92.757 (1.153)

2005 12.581 (156) 12.844 (156) 149.198 (1.848) 105.957 (1.285)

2010 14.808 (180) 15.030 (179) 170.192 (2.070) 121.263 (1.445)

2014 14.633 (175) 13.670 (161) 151.003 (1.808) 105.114 (1.235)

2015 15.436 (183) 14.810 (173) 158.836 (1.892) 110.700 (1.296)

2016 15.701 (186) 14.944 (174) 160.274 (1.898) 111.960 (1.304)

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed vergelijkbaar met de

cijfers van de jaren ervoor (kader pagina 23).

Page 33: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten31

Figuur 1.9 Trend in voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer (per

100.000 mannen, respectievelijk vrouwen) voor hart- en vaatziekten (HVZ)1 in

Nederland, naar geslacht. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron DHD

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed verge-

lijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor. Om deze reden worden de cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven.

In de periode van 1980 tot 2016 nam het voor leeftijdsopbouw van de bevol-

king gecorrigeerde aantal ziekenhuisopnamen wegens een hartinfarct bij

mannen en vrouwen met respectievelijk 37% en 17% af (figuur 1.10). Echter,

sinds 2007 is te zien dat het aantal ziekenhuisopnamen voor het hartinfarct

stijgt. Bij hartfalen vertonen de voor leeftijdsopbouw van de bevolking

gecorrigeerde aantal ziekenhuisopnamen een minder grillig verloop dan bij

het hartinfarct. Verder is te zien dat vanaf midden jaren negentig de opna-

mecijfers voor hartfalen van mannen en vrouwen dichter bij elkaar komen

te liggen. In de periode van 1980 tot 2016 nam het voor leeftijdsopbouw van

de bevolking gecorrigeerde aantal ziekenhuisopnamen wegens een hartfa-

len bij mannen en vrouwen met respectievelijk 7% en 20% toe.

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 34: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten32

Figuur 1.10 Trend in voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer acuut

hartinfarct en hartfalen1 (per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen), in

Nederland. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron DHD

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed ver-

gelijkbaar met de cijfer van de jaren ervoor. Om deze reden worden de cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven.

In figuur 1.11 is te zien dat tot aan 1996 ziekenhuisopnamen voor ischemi-

sche hartziekten stegen, waarna er vervolgens een daling inzette. Het voor

de bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer daalde over

de periode 1980 tot 2016 bij mannen met 27% en bij vrouwen met 9%. In

dezelfde periode nam het voor leeftijdsopbouw van de bevolking gecorri-

geerde aantal ziekenhuisopnamen wegens een beroerte bij mannen met 7%

af en bleef het opnamecijfer nagenoeg gelijk bij vrouwen (+1%).

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man Hartinfarct Man Hartfalen

Vrouw HartfalenVrouw Hartinfarct

Page 35: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten33

Figuur 1.11 Trends in voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer voor

beroerte en ischemische hartziekten1 per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen,

in Nederland. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron DHD

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed verge-

lijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor. Om deze reden worden de cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven

1.5 Dagopnamen

In 2016 vonden er 84.912 dagopnamen plaats vanwege hart- en vaatziekten,

waarvan 52.468 (62%) voor mannen en 32.444 (38%) voor vrouwen. Ter

vergelijking, in 2016 vonden er 272.234 klinische ziekenhuisopnamen

plaats, zodat hedendaags ongeveer 1 op de 4 opnamen voor hart- en vaat-

ziekten een dagopname betreft. De gemiddelde leeftijd bij dagopname

vanwege hart- en vaatziekten was in 2016 65 jaar voor mannen en 66 jaar

voor vrouwen. In tabel 1.10 is het aantal dagopnamen per ziektecategorie in

2016 weergegeven. Bij zowel mannen als vrouwen vormen de ziektebeelden

ischemische hartziekten (38%) en overige hartziekten (36%, met name boe-

zemfibrilleren) het grootste aandeel in dagopnamen. Bij vrouwen vormen

dagopnamen vanwege veneus vaatlijden een groter aandeel in dagopnamen

dan bij mannen (10% bij vrouwen tegenover 4% voor mannen).

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man beroerteMan ischemische hartziekten

Vrouw ischemische hartziekten Vrouw beroerte

Page 36: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten34

Tabel 1.10 Aantal dagopnamen (en %) per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland in

2016

Bron DHD

1.6 Trends in dagopnamen

Figuur 1.12 toont de absolute aantallen dagopnamen wegens hart- en

vaatziekten van 1980 tot 2016 naar geslacht. Sinds 1992 is er een gestage toe-

name bij zowel mannen als vrouwen, van 6.437 en 7.340 dagopnamen voor

mannen respectievelijk vrouwen in 1992 naar 73.508 en 56.536 dagopnamen

in 2013. Mede door administratieve en financiële veranderingen daalde het

dagopnamecijfer na 2013 tot 52.468 dagopnamen voor mannen en 32.444

dagopnamen voor vrouwen in 2016. Deze daling is echter niet specifiek

voor hart- en vaatziekten en wordt ook waargenomen over het totaal aantal

dagopnamen in Nederland.

Mannen Vrouwen Totaal

Reden voor dagopname1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 21.796 42% 10.830 33% 32.626 38%

Waarvan acuut hartinfarct 1.058 452 1.510

Beroerte 709 1% 668 2% 1.377 2%

Reumatische hartziekten en klepgebreken 2.582 5% 2.188 7% 4.770 5%

Infectieuze hartziekten 311 1% 198 1% 509 1%

Overige hartziekten 19.443 37% 11.027 34% 30.470 36%

Waarvan hartfalen 1.213 723 1.936

Waarvan boezemfibrilleren 14.704 7.485 22.189

Waarvan cardiomyopathie 496 269 765

Arterieel vaatlijden 2.664 4% 1.583 3% 4.247 3%

Waarvan claudicatio intermittens 773 581 1.354

Atherosclerose en/ of hypertensie 1.885 4% 1.577 5% 3.462 4%

Veneus vaatlijden 2.350 4% 3.140 10% 5.490 6%

Overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen 728 3% 1.233 6% 1.961 4%

Totaal binnen hart- en vaatziekten 52.468 100% 32.444 100% 84.912 100%

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A; totaal

hart- en vaatziekten omvat ICD-10 I00 t/m I99

Page 37: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten35

Figuur 1.12 Trend in absoluut aantal dagopnamen voor hart- en vaatziekten (HVZ)1 naar geslacht

Bron DHD

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed

vergelijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor (kader pagina 23). Om deze reden

worden de cijfers tussen 2012 en 2014 gestippeld weergegeven. ICD-9: 390 t/m

459 en vanaf 2013 ICD-10 I00 t/m I99

Kanttekeningen cijfers dagopnamen De gegevens over dagopnamen zijn potentieel van groot belang om de

dynamiek van het diagnostische en therapeutische zorgproces te bestu-

deren. In tabel 1.10 zijn de ICD-codes gegroepeerd aan de hand van de

ziektecategorieën van ziekenhuisopnamen, die in sommige gevallen

niet goed overeenkomt met de werkelijke reden voor dagopnamen.

Zowel diagnostiek als therapeutische zaken kunnen reden zijn voor

een dagopname en er is daarin moeilijk onderscheid te maken. Tevens

leiden sommige ziekenhuizen de diagnose af uit de ICD-10 diagnose bij

DBC zoals door de arts vastgelegd. Ondanks het grote belang van cijfers

over dagopnamen, staat het onderzoek naar de validatie van deze cijfers

nog in de kinderschoenen. Validatie wil zeggen welke interventie ligt

er achter een bepaalde codering. Daarom menen wij dat deze cijfers

als illustratie gezien moeten worden en derhalve met voorzichtigheid

dienen te worden geïnterpreteerd.

Aan

tal d

agop

nam

en

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

2016

2015

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

2005

2004

2003

2002

2001

2000

1999

1998

1997

1996

1995

1994

1993

1992

JaarMan HVZ Vrouw HVZ

Vrouw boezemfibrillerenMan boezemfibrilleren

Vrouw ischemische hartziektenMan ischemische hartziektenVrouw beroerteMan beroerte

Page 38: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten36

Figuur 1.13 Trends in voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde dagopnamecijfer voor hart- en

vaatziekten per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen, in Nederland. Jaar van

standaardisatie is 2016

1.7 Ziektelast van hart- en vaatziekten

In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

ontwikkelt het RIVM elke vier jaar de Volksgezondheid Toekomst

Verkenning (VTV) waarin belangrijke informatie over de ontwikkeling van

de volksgezondheid in Nederland wordt beschreven. Eén van de producten

van de VTV is het Trendscenario, deze beschrijft toekomstige ontwikke-

lingen die relevant zijn voor volksgezondheid en zorg.3 Het in juli 2017

uitgebrachte Trendscenario beschrijft voor ziektegroepen en ook een aantal

losse ziekten de ziektelast. De ziektelast bestaat hier uit twee componenten,

de ziektejaren-equivalenten of Years Lost due to Disability (YLD) en de

verloren levensjaren als gevolg van vroegtijdig overlijden of Years of Life

Lost (YLL). Opgeteld vormen de ziektejaren en de verloren levensjaren door

vroegtijdige sterfte het aantal verloren levensjaren in goede gezondheid,

ook wel uitgedrukt in DALY (Disability-Adjusted-Life-Year). De YLL betreft

het totaal aantal levensjaren die verloren gaan als gevolg van vroegtijdige

sterfte aan een bepaalde ziekte of ziektegroep in Nederland. Voor het

berekenen van de YLD is de puntprevalentie of de incidentie gebruikt,

afhankelijk van de aandoening. Voor de meeste ziekten werden deze maten

bepaald aan de hand van NIVEL zorgregistratie. Door deze met de ernst van

de aandoening en de gemiddelde duur van de aandoening te wegen kan

vervolgens de YLD worden berekend.

Aan

tal d

agop

nam

en/1

00.0

00

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1.000

JaarMan Vrouw

2016

2015

2014

2013

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

2005

2004

2003

2002

2001

2000

1999

1998

1997

1996

1995

1994

1993

1992

Page 39: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten37

In tabel 1.11 is te zien dat in Nederland in 2015 opgeteld 517.000 jaren

werden doorgebracht in slechte gezondheid als gevolg van leven met

hart- en vaatziekten. Er gingen 346.100 levensjaren verloren als gevolg van

vroegtijdige sterfte aan hart- en vaatziekten. Samen genomen betekent

dit dat in 2015 863.100 gezonde levensjaren verloren gingen als gevolg van

hart- en vaatziekten. Daarvan gingen 282.700, 252.300 en 71.700 gezonde

levensjaren verloren ten gevolge van respectievelijk ischemische hartziek-

ten, beroerte en hartfalen. Bij ischemische hartziekten en beroerte vormden

de ziektejaren de grootste bijdrage aan de verloren gezonde levensjaren.

Bij hartfalen was dit andersom, hier vormden de verloren levensjaren de

grootste bijdrage aan de verloren gezonde levensjaren. Het aantal gezonde

levensjaren wat verloren ging ten gevolge van hart- en vaatziekten is

relatief hoog, enkel voor psychische en gedragsstoornissen lag het aantal

verloren gezonde levensjaren hoger (863.500). Andere ziektegroepen waar-

aan in 2015 veel gezonde levensjaren verloren zijn gegaan betreffen ziekten

botspierstelsel en bindweefsel (845.200), nieuwvormingen (817.900) en

ziekten van zenuwstelsel en zintuigen (583.700).

Tabel 1.11 Ziektejaren, verloren levensjaren en verloren gezonde levensjaren in Nederland in 2015

Ziektejaren (YLD) Verloren Verloren gezonde

levensjaren (YLL) levensjaren (DALY)

Ziekten van hart en vaatstelsel 517.000 346.100 863.100

Waarvan ischemisch hartziekten 190.900 91.700 282.700

Waarvan beroerte 170.700 81.500 252.300

Waarvan hartfalen 24.000 47.700 71.700

Nieuwvormingen (kanker) 168.400 649.500 817.900

Ziekten van de ademhalingsorganen 224.500 114.200 338.700

Psychische en gedragsstoornissen 786.700 76.800 863.500

Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen 507.600 76.100 583.700

Uitwendige doodsoorzaken 208.900 126.100 334.900

Ziekten botspierstelsel en bindweefsel 834.600 10.600 845.200

Meer cijfers kunt u vinden op de website van het RIVM3 en meer achtergrondinformatie over deze cijfers

in Methodologie Trendscenario VTV-2018, Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu

Page 40: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten38

Geraadpleegde literatuur

1. Bron: Dr. P.P.M. Harteloh. Van handmatig naar automatisch coderen van doodsoor-

zaken. Een bridge coding study. CBS, 2015

2. Dutch Hospital Data: Gebruikershandleiding Landelijke Basisregistratie

Ziekenhuiszorg (LBZ), 2014

3. www.vtv2018.nl/document/

sterfte-incidentie-prevalentie-ziektelast-resulaten-2015-2040-vtv-trendscenario

Page 41: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten39

Bijlage 1.1 Sterfte, ziekenhuis- en dagopnamen voor hart- en vaatziekten volgens TNO-indeling

Tot 2015 werd er door de Hartstichting gebruik gemaakt van de indeling

voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO in 1984. Vanaf het boek

Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016 maakt de Hartstichting gebruik

van een vergelijkbare indeling voor hart- en vaatziekten als het CBS en het

RIVM (ICD-9: 390 t/m 459 en ICD-10 I00 t/m I99) om cijfers gepresenteerd

door verschillende organisaties beter op elkaar aan te laten sluiten. Om cij-

fers in voorgaande versies van het boek Hart- en vaatziekten in Nederland

met elkaar te kunnen vergelijken worden in deze bijlage ook de cijfers

conform de TNO-indeling gepresenteerd. Zowel de cijfers van 2016 als van

de jaren ervoor in dit hoofdstuk zijn berekend aan de hand van de nieuwe

indeling.

Onderstaande ziektebeelden vallen in de TNO-indeling wel onder hart- en

vaatziekten, maar in de nieuwe indeling na 2013 niet.

— Transient ischaemic attack en verwante symptomen (G45) onder ‘beroerte’

— Polyarteritis nodosa en verwante aandoeningen (M30) en overige

necrotiserende vaataandoeningen (M31) onder ‘arterieel vaatlijden’

— Aangeboren hart- en vaatafwijkingen (P29.3 en Q20 t/m Q28)

— Enkele overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen, zoals

afwijkingen van de hartslag (R00)

— Syncope en collaps (R55)

Page 42: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten40

Tabel 1.12 Doodsoorzaken binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2016, absolute aantallen en

percentages per ziektecategorie naar geslacht volgens TNO-indeling

Bron CBS

Mannen Vrouwen Totaal

Doodsoorzaak1 N %2 N %2 N %2

Ischemische hartziekten 5.061 27 3.573 17 8.634 22

Waarvan acuut hartinfarct 2.858 2.215 5.073

Beroerte (inclusief G45) 3.935 21 5.585 27 9.520 24

Waarvan herseninfarct 2.162 3.488 5.650

Waarvan subarachnoïdale bloeding 106 231 337

Waarvan intracerebrale bloeding 767 878 1.645

Aangeboren hartafwijkingen 43 <1 33 <1 76 <1

Reumatische hartziekten en klepgebreken 667 4 997 5 1.664 4

Infectieuze hartziekten 279 2 430 2 709 2

Overige hartziekten (inclusief R94.3) 6.055 33 7.798 37 13.853 35

Waarvan hartfalen 3.098 4.527 7.625

Waarvan boezemfibrilleren 558 1.014 1.572

Waarvan cardiomyopathie 266 166 432

Arterieel vaatlijden (inclusief M30 en M31) 1.039 6 643 3 1.682 4

Waarvan AAA met ruptuur 126 86 212

Waarvan AAA zonder ruptuur 196 67 263

Atherosclerose en/ of hypertensie 944 5 1.283 6 2.227 6

Veneus vaatlijden 44 <1 49 <1 93 <1

Overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen

(inclusief: A18.2, D18, K55, R00-R02, R07.1-R07.4,

R09.8, R16.1, R23.0-R23.2, R55, R57.0, R58-R60) 381 2 465 2 846 2

Waarvan claudicatio intermittens 130 159 289

Totaal hart- en vaatziekten 18.448 100 20.856 100 39.304 100

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A

AAA: aneurysma abdominale aorta2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet tot 100 op.

Page 43: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten41

Ziekenhuisopnamen

Aantal ziekenhuisopnames voor hart- en vaatziekten buiten de nieuwe indelingOnderstaand overzicht toont een overzicht van enkele hart- en vaat-

ziekten, met bijbehorende ICD-10 code, die buiten de nieuwe indeling

vallen maar wel leiden tot een flink aantal ziekenhuisopnamen in 2016

ICD-10 Mannen Vrouwen

Transient ischaemic attack (TIA) G45 4.976 4.472

Pijn op de borst R07 26.507 28.573

Aangeboren hartafwijkingen P29.3, Q20-Q28 1.328 1.250

Syncope en collaps R55 8.705 7.011

Page 44: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten42

Tabel 1.13 Aantal ziekenhuisopnames (en %) per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in

Nederland in 2016 volgens TNO-indeling

Bron DHD

Mannen Vrouwen Totaal

Reden van ziekenhuisopname1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 51.609 25% 24.507 15% 76.116 21%

Waarvan acuut hartinfarct 23.123 11.307 34.430

Beroerte (inclusief G45) 26.808 13% 23.687 15% 50.495 14%

Waarvan herseninfarct 14.828 13.540 28.368

Waarvan subarachnoïdale bloeding 575 1.024 1.599

Waarvan intracerebrale bloeding 3.668 2.775 6.443

Waarvan TIA 4.976 4.472 9.448

Aangeboren hartafwijkingen 1.328 1% 1.250 1% 2.578 1%

Reumatische hartziekten en klepgebreken 5.754 3% 4.654 3% 10.408 3%

Infectieuze hartziekten 2.673 1% 1.267 1% 3.940 1%

Overige hartziekten (inclusief R94.3) 57.469 28% 48.025 30% 105.494 29%

Waarvan hartfalen 15.701 14.944 30.645

Waarvan boezemfibrilleren 21.191 17.426 38.617

Waarvan cardiomyopathie 1.177 976 2.153

Arterieel vaatlijden (inclusief M30 en M31) 9.847 5% 4.923 3% 14.770 4%

Waarvan AAA met ruptuur 626 154 780

Waarvan AAA zonder ruptuur 2.905 586 3.491

Atherosclerose en/ of hypertensie 6.235 3% 5.549 3% 11.784 3%

Veneus vaatlijden 1.462 1% 1.468 1% 2.930 1%

Overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen

(inclusief: A18.2, D18, K55, R00-R02, R07.1-R07.4,

R09.8, R16.1, R23.0-R23.2, R55, R57.0, R58-R60)

43.186 21% 43.250 27% 86.436 24%

Waarvan claudicatio 2.281 0% 1.437 0% 3.718 0%

Totaal 206.371 100% 158.580 100% 364.951 100%

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A

AAA: Abdominaal aorta aneurysma

TIA: Transient ischaemic attack

Page 45: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten43

Figuur 1.14 Trend in absolute aantal ziekenhuisopnamen voor hart- en vaatziekten volgens de

TNO- en de CBS-indeling, naar geslacht

Bron DHD

Door de overgang van ICD-9 naar ICD-10 en in de nieuwe indeling van hart-

en vaatziekten (kader 1) vallen de Transient ischaemic attacks (TIA) niet

meer onder hart- en vaatziekten (van ICD-9 code 435 naar ICD-10 code G45).

Dagopnamen

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man HVZ CBS Man HVZ TNO

Vrouw HVZ TNOVrouw HVZ CBS

Aantal dagopnamen voor hart- en vaatziekten buiten de nieuwe indelingOnderstaand overzicht toont een overzicht van enkele hart- en vaat-

ziekten, met bijbehorende ICD-10 code, die buiten de nieuwe indeling

vallen maar wel leiden tot een flink aantal dagopnamen in 2016

ICD-10 Mannen Vrouwen

Transient ischaemic attack (TIA) G45 1.749 1.844

Pijn op de borst R07 4.847 6.629

Aangeboren hartafwijkingen P29.3, Q20-Q28 368 373

Syncope en collaps R55 937 907

Page 46: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten44

Tabel 1.14 Aantal dagopnamen (en %) per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland in

2016 volgens TNO-indeling

Bron DHD

Mannen Vrouwen Totaal

Reden van dagopname1 N %2 N %2 N %2

Ischemische hartziekten 21.796 35% 10.830 24% 32.626 30%

Waarvan acuut hartinfarct 1.058 452 1.510

Beroerte (inclusief G45) 2.458 4% 2.512 6% 4.970 5%

Waarvan TIA 1.749 1.844 3.593

Aangeboren hartafwijkingen 368 1% 373 1% 741 1%

Reumatische hartziekten en klepgebreken 2.582 4% 2.188 5% 4.770 4%

Infectieuze hartziekten 311 <1% 198 <1% 509 <1%

Overige hartziekten (inclusief R94.3) 19.589 31% 11.111 25% 30.700 28%

Waarvan hartfalen 1.213 723 1.936

Waarvan boezemfibrilleren 14.704 7.485 22.189

Waarvan cardiomyopathie 496 269 765

Arterieel vaatlijden (inclusief M30 en M31) 2.320 4% 1.562 3% 3.882 4%

Atherosclerose en/ of hypertensie 1.885 3% 1.577 4% 3.462 3%

Veneus vaatlijden 2.350 4% 3.140 7% 5.490 5%

Overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen

(inclusief: A18.2, D18, K55, R00-R02, R07.1-R07.4, R09.8,

R16.1, R23.0-R23.2, R55, R57.0, R58-R60) 9.330 15% 11.418 25% 20.748 19%

Waarvan claudicatio intermittens 773 581 1.354

Totaal 62.989 100% 44.909 100% 107.898 100%

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A

TIA: Transient ischaemic attack

Page 47: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct45

2 Hartinfarct

J. Buddeke1,2, I. van Dis2, F.L.J. Visseren3, M.L. Bots1, I. Vaartjes1,2

1 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht. 2 Hartstichting, Den Haag.3 Afdeling Interne en Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht.

Korte samenvatting

In 2016 stierven 5.073 personen aan een hartinfarct, vonden er 34.430

ziekenhuis- en 1.510 dagopnamen voor een hartinfarct plaats en werden

70.400 nieuwe ziekte-episodes bij de huisarts geregistreerd. Mannen waren

gemiddeld 5-7 jaar jonger bij ziekte en sterfte dan vrouwen.

In 2016 overleden 2.858 mannen en 2.215 vrouwen aan een hartinfarct.

Mannen overleden op een leeftijd van gemiddeld 75 jaar en vrouwen op

82 jarige leeftijd. 54% van de mannen en 79% van de vrouwen was ouder dan

75 jaar bij overlijden aan een hartinfarct.

In 2016 vonden 23.123 ziekenhuisopnamen voor mannen en 11.307 opnamen

voor vrouwen plaats. Mannen waren gemiddeld 66 jaar en vrouwen 71 jaar

bij opname voor een hartinfarct.

25% van de mannen en 43% van de vrouwen was ouder dan 75 jaar bij een

ziekenhuisopname voor een hartinfarct.

Het gemiddeld aantal ligdagen in het ziekenhuis is van 18 dagen in 1980

naar 4 dagen in 2016 gedaald.

In 2016 waren er 1.058 dagopnamen voor mannen en 452 voor vrouwen voor

een acuut hartinfarct.

De sterfte aan een hartinfarct is in de periode 1980-2016 met meer dan

70% gedaald in de leeftijdsklassen tot 85 jaar.

Het aantal ziekenhuisopnamen voor een hartinfarct is gedaald van halver-

wege de jaren tachtig tot aan 2007. In de laatste jaren is het aantal zieken-

huisopnamen wegens een hartinfarct weer toegenomen.

Page 48: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct46

2.1 Sterfte

In 2016 overleden in totaal 38.613 personen aan hart- en vaatziekten,

waarvan 8.634 (22%) aan ischemische hartziekten. Binnen de ischemische

hartziekten vormt het acute hartinfarct een belangrijke doodsoorzaak met

5.073 sterfgevallen, waaronder 2.858 mannen en 2.215 vrouwen. Per dag

overlijden er gemiddeld 14 mensen aan de gevolgen van een hartinfarct

(8 mannen en 6 vrouwen).

De kans op sterfte aan een hartinfarct neemt toe met de leeftijd (figuur 2.1).

54% van de sterfgevallen aan een hartinfarct bij mannen treedt op bij ouder

dan 75 jaar. Bij vrouwen is dit percentage 79%. Het aantal sterfgevallen aan

een hartinfarct is het grootst in de leeftijdsklasse 75-84 jaar bij mannen en

85-94 jaar bij vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een hartin-

farct is 75 jaar bij mannen en 82 jaar bij vrouwen.

Indien het aantal sterfgevallen aan een acuut hartinfarct uitgedrukt wordt

per 100.000 mannen, resp. 100.000 vrouwen blijkt dat in alle leeftijdsklas-

sen de sterfte aan een acuut hartinfarct bij mannen hoger is dan vrouwen

(figuur 2.2).

Figuur 2.1 Absoluut aantal sterfgevallen aan een acuut hartinfarct in 2016, naar leeftijd en

geslacht

Bron CBS

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

200

400

600

800

1.000

1.200

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

49

13

383

133

715

271

849

640

161

47

630

956

71

155

Leeftijd (jaren)

Page 49: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct47

Figuur 2.2 Relatief aantal sterfgevallen per 100.000 mannen, resp. 100.000 vrouwen aan een

acuut hartinfarct in 2016, naar leeftijd

Bron CBS

Trends in sterfte Vanaf 1980 is de sterfte aan een hartinfarct gedaald met 77% bij de mannen,

van 12.634 in 1980 naar 2.858 in 2016 en met 71% bij de vrouwen, van 7.718

in 1980 naar 2.215 in 2016 (figuur 2.3). Sinds 1980 is de voor de veranderende

bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterfte aan een hartinfarct bij mannen

gedaald met 89% (van 305 per 100.000 in 1980 naar 34 per 100.000 mannen

in 2016) en bij vrouwen met 85% (van 173 per 100.000 in 1980 naar 26 per

100.000 vrouwen in 2016) (figuur 2.4).

Figuur 2.3 Trends in het absolute aantal sterfgevallen aan een hartinfarct in de periode

1980-2016

Bron CBS

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

1.600

1.800

95+85-9475-8465-7455-6445-54

Mannen Vrouwen

34 12

81

30

199

119

12 4

571

426

1.52

6

835

Leeftijd (jaren)

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

JaarMannen Vrouwen

Page 50: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct48

Figuur 2.4 Trends in voor veranderende bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfer aan het

hartinfarct per 100.000 mannen, resp. 100.000 vrouwen in de periode 1980-2016

Jaar van standaardisatie is 2016

Bron CBS

Figuur 2.5 Trends in het absolute aantal sterfgevallen aan een hartinfarct in de periode 1980-

2016 bij mannen en vrouwen, naar leeftijd

Bron CBS

Mannen

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

50

100

150

200

250

300

350

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

95+ 85-94 75-8455-64 45-54 0-44

65-74

Page 51: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct49

Vrouwen

De sterfte aan het hartinfarct is vooral afgenomen bij mannen en vrouwen

in de leeftijdsgroepen onder de 95 jaar (figuur 2.5). Procentuele dalingen

van 75-85% traden op in alle leeftijdsgroepen onder de 85 jaar, zowel bij

mannen als vrouwen (figuur 2.5). Bij mannen en vrouwen in de leeftijds-

klasse 85-95 jaar was de sterfte het minst gedaald (42% bij mannen en 30%

bij vrouwen) en boven de 95 jaar heel licht gestegen.

De afgelopen decennia is de gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een hart-

infarct gestegen. In 1980 was de gemiddelde leeftijd voor mannen 70 jaar, in

2016 was dit 74,5 jaar. In 1980 was 68% van de mannen ouder dan 65 jaar bij

overlijden, in 2016 bedroeg dit percentage 79%. Bij vrouwen was de gemid-

delde leeftijd bij overlijden in 1980 76 jaar en in 2016 81,8 jaar. In 1980 was

88% van de vrouwen ouder dan 65 jaar, in 2016 bedroeg dit percentage 91%.

Voor een deel is de hogere gemiddelde leeftijd te verklaren door de veran-

derde leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking (meer ouderen), een

ander deel is het gevolg van het later in het leven optreden van een (recidief)

hartinfarct en de langere overlevingsduur na een hartinfarct door verbe-

terde behandelingsmogelijkheden.1

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

95+ 85-94 75-8455-64 45-54 0-44

65-74

Page 52: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct50

2.2 Ziekenhuisopnamen (klinische opnamen)

In 2016 vonden er voor hart- en vaatziekten 272.234 ziekenhuisopnamen

plaats, waarvan 34.430 ziekenhuisopnamen wegens een acuut hartinfarct

(13%; ICD 10: I21). Er vonden ongeveer twee keer zoveel opnamen plaats voor

mannen dan voor vrouwen. Het aantal opnamen bedroeg 23.123 bij mannen

en 11.307 bij vrouwen (figuur 2.6). Dit betekent dat er gemiddeld 63 mannen

en 31 vrouwen (94 personen) per dag in het ziekenhuis opgenomen worden

wegens een hartinfarct. Mannen waren bij opname gemiddeld jonger dan

vrouwen, namelijk 66 jaar respectievelijk 71 jaar. Van alle mannen met een

ziekenhuisopnamen wegens een hartinfarct was 53% ouder dan 65 jaar, bij

vrouwen was dit 69% (figuur 2.6).

Tot 85 jaar werden er in iedere leeftijdsklasse meer mannen dan vrouwen in

het ziekenhuis voor een hartinfarct opgenomen. Boven de 85 jaar werden er

iets meer vrouwen dan mannen opgenomen, echter uitgedrukt per 100.000

mannen resp. 100.000 vrouwen, worden in alle leeftijdsklassen meer man-

nen dan vrouwen opgenomen (figuur 2.7). In totaal werden 274 mannen per

100.000 mannen en 132 vrouwen per 100.000 vrouwen opgenomen.

Figuur 2.6 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor een acuut hartinfarct in 2016, naar leeftijd

en geslacht

Bron Dutch Hospital Data

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

5.90

2

1.89

1

6.46

7

2.89

8

4.47

1

3.18

63.83

0

1.23

7

1.03

6

377

1.35

9

1.61

4

58 104

Leeftijd (jaren)

Page 53: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct51

Figuur 2.7 Relatief aantal ziekenhuisopnamen per 100.000 mannen, resp. 100.000 vrouwen

voor een acuut hartinfarct in 2016, naar leeftijd

Bron Dutch Hospital Data

Trends in ziekenhuisopnamen Na een aanvankelijke stijging begin jaren tachtig is het aantal ziekenhuis-

opnamen voor een hartinfarct sinds de tweede helft van de jaren tachtig tot

aan het jaar 2007 gedaald (figuur 2.8). In de afgelopen jaren is het aantal

ziekenhuisopnamen weer toegenomen, zowel bij mannen als vrouwen, en

in alle leeftijdsklassen ouder dan 45 jaar (fig 2.10).

Het voor de veranderende bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisop-

namecijfer daalde in de periode 1980-2016 bij mannen met 37% (van 438 per

100.000 in 1980 naar 274 per 100.000 in 2016) en bij vrouwen met 16% (van

157 per 100.000 in 1980 naar 132 per 100.000 in 2016) (figuur 2.9).

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

1.600

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

527

168

731

317

1.02

8

592

297

97

22 8

1.23

1

719

1.24

7

561

Leeftijd (jaren)

Page 54: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct52

Figuur 2.8 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor een acuut hartinfarct in de periode

1980-2016 naar geslacht

Bron Dutch Hospital Data

Code hartinfarct: tot 2013 ICD 9: 410, na 2013 ICD 10: I21

Figuur 2.9 Trends in voor veranderende bevolkingsopbouw gecorrigeerde aantal ziekenhuis-

opnamen voor een acuut hartinfarct per 100.000 mannen, resp. 100.000 vrouwen

in Nederland. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron Dutch Hospital Data

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 55: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct53

Figuur 2.10 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor een acuut hartinfarct in de periode

1980-2016 voor mannen en vrouwen naar leeftijd

Bron Dutch Hospital Data

Mannen

Vrouwen

De gemiddelde leeftijd bij opname wegens een acuut hartinfarct is licht

gestegen tussen 1980 en 2016: bij mannen van 70 jaar naar 71 jaar en bij

vrouwen van 63 jaar naar 66 jaar.

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

95+ 85-94 75-8455-64 45-54 0-44

65-74

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

95+ 85-94 75-8455-64 45-54 0-44

65-74

Page 56: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct54

De gemiddelde opnameduur in het ziekenhuis wegens een hartinfarct is

sinds de jaren zeventig gestaag gedaald (figuur 2.11), ondanks het feit dat

de gemiddelde leeftijd van patiënten opgenomen met een hartinfarct is

toegenomen. In 1980 lagen mannen gemiddeld 17 dagen in het ziekenhuis

en vrouwen gemiddeld 19 dagen. In 2016 bedroeg de opnameduur bij zowel

mannen als vrouwen gemiddeld 4 dagen.

Figuur 2.11 Gemiddeld aantal ligdagen in het ziekenhuis voor een acuut hartinfarct naar geslacht

in de periode 1980-2016

2.3 Dagopnamen

In 2016 waren er in totaal 84.912 dagopnamen voor hart- en vaatziekten,

waaronder 32.627 voor ischemische hartziekten. Binnen ischemische hart-

ziekten waren er 1.058 dagopnamen voor het acuut hartinfarct voor mannen

en 452 voor vrouwen. De meeste dagopnamen vonden in de leeftijdsklasse

65-74 jaar plaats (figuur 2.12). Zowel het absoluut als relatief aantal (per

100.000) dagopnamen is in alle leeftijdsklassen hoger bij mannen dan bij

vrouwen (figuur 2.13).

Opn

amed

uur (

dage

n)

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 57: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct55

Figuur 2.12 Absoluut aantal dagopnamen voor hartinfarct in 2016, naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

Figuur 2.13 Relatief aantal dagopnamen voor hartinfarct per 100.000 mannen, resp. 100.000

vrouwen in 2016, naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

Aan

tal d

agop

nam

en

0

50

100

150

200

250

300

350

85+75-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

44

11

47

32

153

64

282

72

312

141

220

132

Aan

tal d

agop

nam

en/1

00.0

00

0

10

20

30

40

50

60

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

12

5

25

6

35

15

52

25

42

14

21

5

1 0

Page 58: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct56

2.4 Sterfte in het ziekenhuis bij patiënten opgenomen voor een hartinfarct

Van alle patiënten opgenomen in 2011 met een primaire diagnose hartin-

farct overleed 5% in het ziekenhuis (mannen 5%, vrouwen 7%); dit komt

overeen met 1.495 patiënten (884 mannen en 611 vrouwen). Het grootste

deel van de opgenomen patiënten verliet levend het ziekenhuis (95%,

26.999 patiënten).

Tijdens alle ziekenhuisopnamen voor een hartinfarct in 2016 overleed

respectievelijk 2% van de mannen en 4% van de vrouwen.

2.5 Ziekte-episodes

Het absoluut aantal nieuwe door de huisarts geregistreerde ziekte-episodes

voor een acuut hartinfarct (ICPC K75) in Nederland bedroeg op basis van

NIVEL Zorgregistraties eerste lijn3 in 2016 70.400, 49.100 voor mannen en

21.300 voor vrouwen. Na 1 jaar zonder contact met de huisarts voor een hart-

infarct, wordt deze aandoening als genezen beschouwd en kan een nieuwe

ziekte-episode gestart worden. De NIVEL getallen verschillen (hoger) met

de aantallen ziekenhuisopnames vanwege het hartinfarct. Hier zijn meer-

dere mogelijke verklaringen voor:

a. De door de huisartsen geregistreerde cijfers reflecteren meer de zorgvraag,

dus niet iedere nieuwe episode hoeft een nieuw hartinfarct te zijn

b. Er kan sprake zijn van een milde klacht, waarbij besloten is voor geen

opname in het ziekenhuis

c. De huisarts heeft een hartinfarct geregistreerd als waarschijnlijkheids-

diagnose. Maar de diagnose bleek achteraf niet juist.

Een precieze kwantificering van de verschillende redenen en in welke mate

deze de gerapporteerde verschillen kunnen verklaren is op dit moment niet

voorhanden.

Het aantal ziekte-episodes in de leeftijdsklassen onder de 85 jaar is hoger

bij mannen dan bij vrouwen (figuur 2.14). Indien het aantal ziekte-episodes

uitgedrukt wordt per 1.000 mannen, resp. 1.000 vrouwen is deze in alle

leeftijdsklassen hoger bij mannen dan bij vrouwen (figuur 2.15). In totaal

bedraagt het aantal ziekte-episodes 6,1 per 1.000 mannen en 2,6 per 1.000

vrouwen.

Ter vergelijking, het absoluut aantal nieuwe door de huisarts geregis-

treerde ziekte-episode van angina pectoris (ICPC K74; als chronische ziekte

beschouwd) bedroeg in Nederland op basis van NIVEL Zorgregistraties

Page 59: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct57

eerste lijn in 2016 38.800, 20.000 voor mannen en 18.800 voor vrouwen.

Het aantal personen dat ooit de diagnose angina pectoris heeft gekregen,

bedroeg in 2016 418.900, waarvan 229.500 mannen en 189.400 vrouwen.

Figuur 2.14 Aantal nieuwe door huisarts geregistreerd ziekte-episodes vanwege een acuut

hartinfarct naar leeftijd en geslacht in 2016

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn

Figuur 2.15 Aantal nieuwe door huisarts geregistreerd ziekte-episodes vanwege een acuut

hartinfarct naar leeftijd en geslacht per 1.000 mannen, resp. 1.000 vrouwen in 2016

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn

Aan

tal z

iekt

e-ep

isod

es

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

16.000

18.000

85+75-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

1.60

0

500

3.30

0

3.70

0

6.10

0

2.10

0

11.7

00

3.60

0

15.4

00

5.40

0

11.1

00

6.10

0

Aan

tal z

iekt

e-ep

isod

es/1

.000

0

5

10

15

20

25

30

35

85+75-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

1,4

0,5

28,6

15,3

4,7

1,6

10,4

3,2

17,4

5,9

26,1

11,3

Page 60: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct58

Prognose na een eerste ziekenhuisopname wegens hartinfarct De prognose na een eerste hartinfarct is onderzocht in een cohort van 76.351

patiënten met een eerste hartinfarct in de periode 1998-2007, waarvan

60.498 patiënten werden opgenomen in het ziekenhuis.2 De gemiddelde

leeftijd bij opname was 66,6 jaar. De kans op overlijden nam toe met de

leeftijd (figuur 2.16). Binnen 28 dagen na de opnamedatum stierf 14,2% van

de mannen en 20,2% van de vrouwen.

Figuur 2.16 Percentage mannen en vrouwen overleden 28 dagen na een eerste ziekenhuisopname

wegens een hartinfarct Nederland. Jaar van ziekenhuisopname 1998-2007

2.6 Samenvatting

In 2016 stierven 5.073 personen aan een hartinfarct (2.858 mannen en 2.215

vrouwen), vonden er 34.430 ziekenhuisopnamen plaats (23.123 mannen

en 11.307 vrouwen) en 1.510 dagopnamen (1.058 mannen en 452 vrouwen)

voor een hartinfarct plaats en werden 70.400 nieuwe ziekte-episodes bij de

huisarts (49.100 mannen en 21.300 vrouwen) geregistreerd. Mannen waren

gemiddeld 7 jaar jonger bij sterfte en 5 jaar jonger bij een ziekenhuisopna-

men vergeleken met vrouwen.

De sterfte aan een hartinfarct is in de periode 1980-2016 gedaald, het aantal

ziekenhuisopnamen stijgt weer vanaf 2007.

% S

terf

geva

llen

0

10

20

30

40

50

60

≥8575-8465-7455-64<55

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

4,7 7 7,

9 10

16,4

16,4

29,4

28,3

29,4

28,3

Page 61: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan hartinfarct59

Gebruikte literatuur

1. Koopman C, Bots ML, van Dis I, Vaartjes I. Coronaire hartziekten, steeds later en

vaker chronisch. NTVG 2015;159: A8358.

2. Van Oeffelen AAM, Agyemang C, Bots ML, Stronks K, Koopman C, van Rossem L,

Vaartjes I. The relation between socioeconomic status and short-term mortality after

acute myocardial infarction persists in the elderly: results from a nationwide study.

Eur J Epidemiol 2012;27:605-613.

3. Nielen M, NIVEL, NIVEL Zorgregistraties, 2017, NZR-00317.037.

Page 62: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

60

Page 63: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen61

3 Prognose na ziekenhuis- opname voor hartfalen

J. Buddeke1,2, G.B. Valstar1,3, I. van Dis2, F.L.J. Visseren4, M.L. Bots1, H.M. den Ruijter3, I. Vaartjes1,2

1 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Universiteit Utrecht, Utrecht2

Hartstichting, Den Haag3 Afdeling Experimentele Cardiologie, Universitair Medisch Centrum Utrecht,

Universiteit Utrecht, Utrecht4 Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum, Universiteit

Utrecht, Utrecht

Contactpersoon dr. Ilonca Vaartjes ([email protected])

Samenvatting

— Na een eerste ziekenhuisopname voor hartfalen overleden in de periode

2008-2010 na 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar respectievelijk 13%, 32% en 64% van

de mannen, en 15%, 33% en 65% van de vrouwen.

— De kans op sterfte neemt sterk toe met de leeftijd. Bij 30-dagen sterfte is

dat 4% voor zowel mannen als vrouwen van 25-54 jaar tot respectievelijk

25% en 20% voor mannen en vrouwen van 85 jaar en ouder. Bij 1- jaar sterfte

betrof dit respectievelijk 10% en 53% van de mannen en 10% en 46% van

de vrouwen. 5 jaar na opname voor hartfalen was dit 22% en 20% voor

respectievelijk mannen en vrouwen van 25-54 jaar en 90% en 85% in de

leeftijdsgroep van 85 jaar en ouder.

— Tussen 2000 en 2010 zijn de kansen om te overlijden na een

ziekenhuisopname voor hartfalen in Nederland gedaald in alle

leeftijdsgroepen, gemiddeld met zo’n 2-3%.

— Waar mannen voorheen na een opname voor hartfalen een hogere kans op

overlijden hadden dan vrouwen, zijn thans de 30-dagen sterftekansen tot

85 jaar nagenoeg gelijk bij mannen en vrouwen.

— Van de patiënten in de ziekenhuisregistratie met de code voor hartfalen

(ICD 428) had 97% van de patiënten inderdaad hartfalen. Dit is een

belangrijk bevinding die de validiteit steunt van de registratie informatie.

Page 64: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen62

3.1 Inleiding

Een ziekenhuisopname voor hartfalen gaat gepaard met een hoge kans op

overlijden. Eerdere informatie over de prognose van hartfalen is gepresen-

teerd in het boek Hart- en vaatziekten in Nederland, 2008. Het betrof des-

tijds gegevens over een cohort met eerste ziekenhuisopname voor hartfalen

in 1997 of 2000. Toen bedroeg de gemiddelde één-maandsterfte 18% voor

zowel mannen als vrouwen, de één-jaarsterfte 38% voor mannen en 36%

voor vrouwen en de vijf-jaarsterfte 67% voor mannen en 66% voor vrouwen.

Er was een sterke toename van de kans op overlijden met de leeftijd. Ook

zagen we dat de overlijdenskans (binnen de eerste maand, binnen eerste

jaar en binnen 5 jaar na opname) voor mannen op vrijwel elke leeftijd iets

hoger was dan voor vrouwen. In dit hoofdstuk presenteren wij informatie

over recentere jaren, gegevens over de juistheid van de ziekenhuiscodering

voor hartfalen en de trends in verandering in sterfte na een ziekenhuis-

opname voor hartfalen.

3.2 Methodologie

Door middel van het koppelen van informatie van de gemeentelijke basis

administratie (GBA), de landelijke registratie van ziekenhuisopnamen

(LBZ, Dutch Hospital Data) en de landelijke doodsoorzakenstatistiek (CBS)

hebben wij een twee cohorten gevormd. Eén cohort bestaat uit patiënten

die een eerste ziekenhuisopname hadden in de periode 1 januari 2000 – 31

december 2002 en één cohort met patiënten die een eerste ziekenhuisop-

name hadden in de periode 1 januari 2008 – 31 december 2010. De cohorten

zijn 5 jaar gevolgd wat betreft overlijden en oorzaak van overlijden. De

‘eerste’ ziekenhuishuisopname voor hartfalen in beide periodes werd

bepaald door voor alle patiënten 5 jaar terug te kijken of er al sprake was

van een eerdere ziekenhuisopname voor hartfalen en indien het zo was hen

uit te sluiten van analyse. Opnamen voor hartfalen was gedefinieerd als een

ziekenhuisopname met een International Classification of Diseases (ICD) 9

revisie code: 402.01, 402.11, 402.91, 428.0, 428.1 of 428.9. Tenslotte hebben

wij van 152 patiënten die geregistreerd stonden met ICD code 428 (hart-

falen), de medische gegevens bekeken om te zien of er inderdaad sprake was

van hartfalen.

Page 65: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen63

3.3 Resultaten

OnderzoekspopulatieHet cohort 2000-2002 betrof 38.848 patiënten en het cohort 2008-2010

betrof 42.964 patiënten. Tabel 3.1 beschrijft de algemene karakteristieken

van de beide cohorten. Opvallend is dat mannen jonger zijn dan vrouwen

wanneer ze worden opgenomen (75 jaar versus 79 jaar) en meer comor-

biditeit hebben (Charlson comorbidity index 0,7 bij mannen en 0,5 bij

vrouwen).

Tabel 3.1 Algemene karakteristieken van twee cohorten van patiënten met een eerste ziekenhuis-

opname voor hartfalen in periode 2000-2002 en 2008-2010

2000-2002 2008-2010 2000-2002 2008-2010

Mannen Mannen Vrouwen Vrouwen

n % n % n % n %

Totaal aantal patiënten 19.309 20.921 19.539 22.043

Leeftijd bij opname

(gemiddelde, SD) 74 (11) 75 (11) 78 (11) 79 (11)

Charlson comorbidity

index score (gemiddelde) 0,7 0,7 0,5 0,5

Charlson comorbidity

index score ≥1 7.119 37% 7.711 37% 5.875 30% 6.497 30%

Waarvan hartinfarct 2.866 2.485 1.690 1.514

Waarvan beroerte 1.053 1.294 941 1.319

Waarvan perifeer arterieel

vaatlijden 1.122 1.085 541 496

Waarvan nierziekten 496 800 346 534

Waarvan kanker 1.219 1.839 996 1.400

Lengte opname in dagen

(gemiddelde) 8 6 9 7

Afkortingen: SD Standaard Deviatie

Page 66: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen64

Sterfte in periode 2008-2010 naar leeftijd en geslachtDe overlijdenskans binnen 30 dagen na opname voor hartfalen is 4% in de

groep met een leeftijd van 25-54 jaar in zowel mannen als vrouwen tot 25%

in mannen en 20% in vrouwen van de leeftijd 85 jaar en ouder (figuur 3.1).

Bij 1- jaar sterfte betrof dit respectievelijk 10% en 53% van de mannen en

10% en 46% van de vrouwen. 5 jaar na opname voor hartfalen was het 22% en

20% voor respectievelijk mannen en vrouwen van 25-54 jaar en 90% en 85%

in de leeftijdsgroep van 85 jaar en ouder.

Figuur 3.1 30-dagen, 1- en 5-jaar sterfte in het 2008-2010 cohort in percentages, naar leeftijd

en geslacht

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85+75-8465-7455-6425-54

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

4

10

22

5

14

35

8

23

53

13

32

64

14

36

73

25

53

90

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85+75-8465-7455-6425-54

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

4

10

22

6

16

35

8

21

46

13

30

65

20

46

85

15

33

66

Page 67: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen65

Sterfte in periode 2008-2010In tabel 3.2 worden gegevens gepresenteerd over de oorzaken waaraan

patiënten die voor het eerst opgenomen worden voor hartfalen in de

periode 2008-2010 zijn overleden. De sterftekans wordt apart weergegeven

voor mannen en vrouwen en voor 3 tijdsperioden na de opname.

De oorzaken waaraan patiënten binnen 30 dagen overlijden lijken weinig

te verschillen tussen mannen en vrouwen. Binnen hart- en vaatziekten

komen hartfalen en ischemische hartziekten waaronder het hartinfarct het

vaakst als doodsoorzaak naar voren, waarbij vrouwen vaker aan hartfalen

en mannen vaker aan ischemische hartziekten overlijden. De verdeling van

doodsoorzaken bij sterfte binnen 1 en 5 jaar verandert weinig ten opzichte

van de 30 dagen sterfte verdeling, behoudens dat er een verschuiving plaats-

vindt van sterfte aan hart- en vaatziekten naar sterfte aan kanker.

Tabel 3.2 Oorzaken van overlijden binnen 30-dagen, 1 en 5 jaar na een eerste ziekenhuisopname voor

hartfalen in de periode 2008-2010

30-dagen sterfte

Mannen Vrouwen

Totaal aantal overledenen 2.738 100% 3.056 100%

Leeftijd bij opname (gemiddeld, SD) 81 (9) 84 (9)

Survival time in dagen (gemiddeld) 8 7

Doodsoorzaken

Hart- en vaatziekten 1.748 64% 1.996 65%

Hartfalen 563 21% 725 24%

Ischemische hartziekten 628 23% 516 17%

Hartinfarct 298 11% 275 3%

Beroerte 52 2% 57 2%

Andere hart- en vaatziekten 505 18% 695 23%

Kanker 240 9% 170 6%

Long kanker 64 2% 30 1%

Ziekten van de ademhalingsorganen 382 14% 427 14%

COPD 158 6% 182 6%

Nierziekten 31 1% 35 1%

Anders 337 12% 428 14%

Page 68: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen66

1-jaar sterfte

Mannen Vrouwen

Totaal aantal overledenen 6.713 100% 7.265 100%

Leeftijd bij opname (gemiddeld, SD) 80 (9) 83 (9)

Survival time in dagen (gemiddeld) 52 49

Doodsoorzaken

Hart- en vaatziekten 3.845 57% 4.350 60%

Hartfalen 1.153 17% 1.499 21%

Ischemische hartziekten 1.302 19% 962 13%

Hartinfarct 553 8% 481 7%

Beroerte 144 2% 216 3%

Andere hart- en vaatziekten 1.246 19% 1.673 23%

Kanker 867 13% 653 9%

Long kanker 253 4% 116 2%

Ziekten van de ademhalingsorganen 910 14% 834 12%

COPD 437 7% 380 5%

Nierziekten 114 2% 141 2%

Anders 977 15% 1.287 18%

5-jaar sterfte

Mannen Vrouwen

Totaal aantal overledenen 13.351 100% 14.521 100%

Leeftijd bij opname (gemiddeld, SD) 78 (9) 82 (9)

Survival time in dagen (gemiddeld) 360 365

Doodsoorzaken

Hart- en vaatziekten 7.126 53% 8.021 55%

Hartfalen 2.151 16% 2.804 19%

Ischemische hartziekten 2.293 17% 1.659 11%

Hartinfarct 929 7% 811 6%

Beroerte 361 3% 525 4%

Andere hart- en vaatziekten 2.321 17% 3.033 21%

Kanker 1.878 14% 1.362 9%

Long kanker 538 4% 245 2%

Ziekten van de ademhalingsorganen 1.758 13% 1.669 12%

COPD 932 7% 799 6%

Nierziekten 259 2% 326 2%

Anders 2.330 18% 3.143 22%

Afkortingen: COPD Chronic Obstructive Pulmonary Disease

Page 69: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen67

Daling in sterfte naar leeftijd en geslacht van 2000-2002 naar 2008-2010In figuur 3.2 worden de leeftijd- en geslacht specifieke trends voor sterfte na

een eerste ziekenhuisopname voor hartfalen weergeven voor sterfte binnen

30 dagen en binnen 1 jaar na opname in twee perioden. Gemiddeld overleed

in de periode 2000-2002 en 2008-2010 na 30 dagen respectievelijk 16% en

13% van de mannen, en 16% en 15% van de vrouwen. Eén jaar na opname voor

hartfalen stierf 36% en 32% van de mannen, en 36 en 33% van de vrouwen in

respectievelijk 2000-2002 en 2008-2010.

Uit de figuur komt naar voren dat er voor mannen én vrouwen een daling in

sterftekansen heeft plaatsgevonden in de periode 2000 – 2010 in vrijwel alle

leeftijden. Hoewel de sterfte nog steeds hoog is na een ziekenhuisopname,

is de daling een belangrijke bevinding. Opvallend is dat de daling in sterfte

meer uitgesproken is bij mannen dan bij vrouwen in vrijwel alle leeftijds-

groepen. Waren voor alle leeftijdsgroepen in 2000-2002 de overlijdenskan-

sen binnen 30-dagen voor mannen nog hoger dan voor vrouwen, voor de

periode 2008-2010 waren deze kansen voor mannen en vrouwen tot 85 jaar

nagenoeg gelijk.

Page 70: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen68

Figuur 3.2 30-dagen en 1-jaar sterfte na opname voor hartfalen in 2000-2002 en

2008-2010, naar leeftijd en geslacht

30 dagen sterfte

1-jaar sterfte

%

0

10

20

30

40

50

60

2008-20102000-20022008-20102000-2002

Jaren

25-54 65-74

75-84

85+

Totaal55-64

VrouwenMannen

%

0

10

20

30

40

50

60

2008-20102000-20022008-20102000-2002

Jaren

25-54 65-74

75-84

85+

Totaal55-64

VrouwenMannen

Page 71: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen69

3.4 Validatie van de ICD code voor hartfalen

152 patiënten die geregistreerd stonden met een ICD-9 code 428.0 (con-

gestief hartfalen) als de oorzaak van de ziekenhuishuisopname zijn vergele-

ken met gegevens uit het medisch dossier. Hieruit bleek dat de code correct

was in 86% van de gevallen. Bij 12% betrof het hartfalen als een complicatie

tijdens een opname, en in 2% was er helemaal geen sprake van hartfalen.

Voor de codes 428.1 (links hartfalen) waren deze percentages 80%, 14% en 6%

en voor de code 428.9 (hartfalen ongespecificeerd) waren deze percentages

76%, 22% en 2 % respectievelijk (tabel 3.3). Wanneer we dan naar alle ICD

428 codes samen kijken, blijkt dat in 81% van de gevallen de geregistreerde

ICD-code helemaal correct was. Dit is in overeenstemming met een eerdere

studie waarbij een positieve voorspellende waarde van 80% werd gevonden.1

In 16% van de gevallen was er sprake van hartfalen als complicatie tijdens

de opname voor iets anders. Zogezegd heeft 97% van de patiënten met ICD

code 428 hartfalen en is in 3% van de patiënten er geen sprake van hartfalen.

Tabel 3.3 Validatie van ICD-codes 428.0, 428.1 en 428.9 en 428 (voor het ziektebeeld hartfalen)

ICD 428.0 ICD 428.1 ICD 428.9 Totaal

Congestief hartfalen Links hartfalen Hartfalen, ICD 428

ongespecificeerd

Correct, n (%) 45 (86) 40 (80) 38 (76) 123 (81)

Hartfalen als complicatie, n (%) 6 (12) 7 (14) 11 (22) 24 (16)

Niet correct, n (%) 1 (2) 3 (6) 1 (2) 5 (3)

Totaal, (n) 52 50 50 152

Page 72: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen70

Gebruikte literatuur

1. Merry AH, Boer JM, Schouten LJ, et al . Validity of coronary heart diseases and heart

failure based on hospital discharge and mortality data in the Netherlands using the

cardiovascular registry Maastricht cohort study. Eur J Epidemiol 2009;24:237–47.

DankbetuigingDeze analyse is mogelijk gemaakt door steun vanuit de Hartstichting vanuit

het cijferbrochure project (JB en IV), het Queen of Hearts CVON consortium

(HdR) en het RECONNECT CVON consortium (GV).

Page 73: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte71

4 Ziekte en sterfte aan beroerte

I. Vaartjes1,2, J. Buddeke1,2, A. Hwong1, M.C. Visser3, M.L. Bots1

1

Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Universiteit Utrecht, Utrecht2

Nederlandse Hartstichting, Den Haag 3 Afdeling Neurologie, VUmc, Amsterdam

Samenvatting

— Beroerte is verantwoordelijk voor 25% van de sterfte binnen hart- en

vaatziekten. In 2016 overleden er 3.927 mannen en 5.570 vrouwen aan een

beroerte. De gemiddelde leeftijd bij overlijden was bij mannen 79 jaar en

bij vrouwen 84 jaar.

— De voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde sterftecijfers voor beroerte zijn in

de periode 1980-2016 voor mannen gedaald met 66% (van 136 in 1980 naar

46 per 100.000 in 2016) en bij vrouwen met 61% (van 165 per 100.000 in 1980

naar 65 per 100.000 in 2016).

— Er vonden in 2016 21.832 ziekenhuisopnamen voor mannen (14% van

totaal) en 19.215 opnamen voor vrouwen (17% van totaal) plaats vanwege

een beroerte. De gemiddelde leeftijd bij opname was in 2016 70 jaar voor

mannen en 73 jaar voor vrouwen.

— Op basis van cijfers van NIVEL Zorgregistraties eerste lijn is berekend dat

in 2016 er 166.500 mannen en 156.700 vrouwen in Nederland leven die een

beroerte hebben doorgemaakt.

— Na een ziekenhuisopname voor een beroerte betrof de sterfte binnen 30

dagen, 1 jaar en 5 jaar bij mannen 11,7%, 22,5% en 45,4% en bij vrouwen

14,4%, 25,0% en 47,7% in 2010.

— In 2016 overleden 337 mensen (106 mannen, 231 vrouwen) aan een

subarachnoïdale bloeding. De gemiddelde leeftijd bij overlijden was 65 jaar

bij mannen en 67 jaar bij vrouwen.

— In 2016 overleden 1.645 mensen (767 mannen, 878 vrouwen) aan een

intracerebrale bloeding. Bij overlijden was de gemiddelde leeftijd 76 jaar

bij mannen en 80 jaar bij vrouwen.

— In 2016 overleden 5.650 mensen (2.162 mannen, 3.488 vrouwen) aan een

herseninfarct. De gemiddelde leeftijd bij overlijden was 80 jaar bij mannen

en 86 jaar bij vrouwen.

Page 74: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte72

— De sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een ziekenhuisopname is

het hoogste voor intracerebrale bloeding ten opzichte van subarachnoïdale

bloeding en herseninfarct.

De Hartstichting maakte tot en met 2014 gebruik van de indeling

voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO in 1984. Vanaf 2015

maakt de Hartstichting gebruik van een vergelijkbare indeling voor

hart- en vaatziekten als het CBS en het RIVM (ICD-9: 390 t/m 459 en

ICD-10 I00 t/m I99). Op deze manier sluiten cijfers gepresenteerd door

verschillende organisaties beter op elkaar aan. De cijfers over beroerte

in dit hoofdstuk zijn berekend aan de hand van deze nieuwe indeling.

Het belangrijkste verschil met beroertecijfers van voorgaande jaren is

dat bij de sterftecijfers de TIA’s niet meer worden meegenomen omdat

TIA’s in de ICD-10 classificatie niet onder hart- en vaatziekten vallen.

De ziekenhuisopnamen worden per 2013 niet langer als ICD-9 code

geclassificeerd maar als ICD-10 code. In de ziekenhuiscijfers van 2016

zijn de TIA’s dus ook niet langer meegenomen. In de trendcijfers is

door de overgang van ICD-9 en ICD-10 een trendbreuk waarneembaar.

In de bijlage 4.1 op www.hartstichting.nl/rapporten wordt een selectie

van de cijfers conform de TNO-indeling gepresenteerd.

Page 75: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte73

4.1 Beroerte

4.1.1 SterfteIn 2016 zijn er 148.997 mensen overleden, waarvan 38.613 aan hart- en

vaatziekten. Beroerte is verantwoordelijk voor 25% van de sterfte binnen

hart- en vaatziekten. Er overleden 3.927 mannen en 5.570 vrouwen aan een

beroerte. De gemiddelde leeftijd bij overlijden was bij mannen 79 jaar en bij

vrouwen 84 jaar.

Tabel 4.1 toont een duidelijke stijging van het aantal sterfgevallen met het

toenemen van de leeftijd bij zowel mannen tot de leeftijd van 84 jaar en

vrouwen tot de leeftijd van 94 jaar. De meeste sterfgevallen aan een beroerte

vinden bij mannen plaats in de leeftijdsklasse van 75 tot 84 jaar (37%), ter-

wijl bij vrouwen de meeste sterfgevallen plaatsvinden in de leeftijdsklasse

van 85 tot en met 94 jaar (49%). Meer dan de helft van de vrouwen die over-

lijden aan een beroerte zijn ouder dan 85 jaar.

Tabel 4.1 Absoluut aantal sterfgevallen en sterfte per 100.000 mannen resp. vrouwen aan beroerte in

Nederland in 2016, naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

Leeftijd in jaren Mannen Vrouwen

Absolute aantal Sterfte Absolute aantal Sterfte

sterfgevallen (%) per 100.000 sterfgevallen (%) per 100.000

0-44 26 (1) <1 29 (1) <1

45-54 99 (2) 8 101 (2) 8

55-64 256 (7) 23 194 (3) 17

65-74 735 (19) 83 510 (9) 56

75-84 1.467 (37) 344 1.534 (27) 285

85-94 1.257 (32) 1.139 2.709 (49) 1.207

95+ 87 (2) 1.870 493 (9) 2.657

Totaal 3.927 (100) 46 5.570 (100) 65

Page 76: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte74

Trends in sterfte Figuur 4.1 en tabel 4.2 geeft het absolute aantal sterfgevallen aan een

beroerte in de periode 1980-2016. Ondanks de vergrijzing en groei van de

Nederlandse bevolking zien we van 1980 tot 2012 een geleidelijke daling in

sterfte bij mannen. Bij vrouwen zien we tot 1992 een geleidelijke stijging

in het aantal sterfgevallen aan een beroerte welke gevolgd wordt door een

daling tot 2012. Het aantal sterfgevallen lag in de periode 2013-2016 iets

hoger ten opzichte van het jaar 2012.

Bij mannen is de bruto sterfte aan een beroerte gedaald met 40% (van 76 per

100.000 naar 46 per 100.000) en bij vrouwen is de bruto sterfte gedaald met

32% (van 95 per 100.000 naar 65 per 100.000).

De voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde sterftecijfers voor beroerte zijn in de

periode 1980-2016 voor mannen gedaald met 66% (van 136 in 1980 naar 46

per 100.000 in 2016). Bij vrouwen was dit 61% (van 165 per 100.000 in 1980

naar 65 per 100.000 in 2016) (figuur 4.2).

Figuur 4.1 Trends in het aantal sterfgevallen voor beroerte in Nederland, naar geslacht

Bron CBS

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

9.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 77: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte75

Tabel 4.2 Absoluut aantal sterfgevallen en sterfte per 100.000 mannen resp. vrouwen aan een beroerte

in de periode 1980-2016

Bron CBS

Figuur 4.2 Trends in voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde sterftecijfers voor beroerte (per

100.000 van de gemiddelde bevolking), in Nederland, naar geslacht. Jaar van stan-

daardisatie is 2016

Bron CBS

Mannen Vrouwen

Jaartal Absoluut Per 100.000 Absoluut Per 100.000

1980 5.303 76 6.737 95

1985 4.893 68 6.866 94

1990 4.931 67 7.461 99

1995 4.781 63 7.628 98

2000 4.730 60 7.545 94

2005 4.064 50 6.365 77

2010 3.448 42 5.425 65

2015 3.968 47 5.641 66

2016 3.927 46 5.570 65

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 78: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte76

Het absolute aantal sterfgevallen aan een beroerte in de periode 1980-2016

is bij mannen tot 84 jaar gedaald (figuur 4.3). De daling was bij mannen

tussen de 0-44 jaar met 77% (van 113 in 1980 naar 26 in 2016) het sterkst. Bij

mannen van 85-94 jaar en bij mannen ouder dan 95 jaar nam de sterfte toe

met 24%. Bij vrouwen zien we een vergelijkbaar patroon (figuur 4.3). Het

absolute aantal sterfgevallen aan een beroerte in de periode 1980-2016 is

bij vrouwen tot 84 jaar gedaald. De daling was ook bij vrouwen tussen de

0-44 jaar met 72% (van 104 in 1980 naar 29 in 2016) het sterkst. Bij oudere

vrouwen nam de sterfte wel sterker toe dan bij mannen. Bij vrouwen van

85-94 jaar was de toename 151 % (van 1800 in 1980 naar 2709 in 2016) en bij

vrouwen ouder dan 95 jaar nam de sterfte toe met 350% (van 140 in 1980

naar 491 in 2016).

Figuur 4.3 Trends in sterftecijfers voor beroerte in Nederland, naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

95+ 85-94 75-8455-64 45-54 0-44

65-74

Mannen

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

95+ 85-94 75-8455-64 45-54 0-44

65-74

Vrouwen

Page 79: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte77

4.1.2 ZiekenhuisopnamenIn 2016 vonden er 272.234 ziekenhuisopnamen plaats wegens hart- en vaat-

ziekten, waarvan 160.274 (59%) opnamen voor mannen en 111.960 (41%) voor

vrouwen. Belangrijk om op te merken is dat dagopnamen niet meegenomen

zijn in de tellingen en dat het hier dus klinische opnamen betreft.

In 2016 vonden voor mannen 21.832 en voor vrouwen 19.215 opnamen

vanwege een beroerte plaats. De bijdrage van het aantal opnamen vanwege

een beroerte aan het totaal aantal opnamen vanwege hart- en vaatziekten

is hoger voor vrouwen dan voor mannen (vrouwen 17%, mannen 14%). De

gemiddelde leeftijd bij opname vanwege een beroerte was in 2016 70 jaar

voor mannen en 73 jaar voor vrouwen. Bij mannen vinden de meeste opna-

men vanwege een beroerte plaats in de leeftijdscategorie van 65 tot 74 jaar,

terwijl bij vrouwen de meeste opnamen vanwege een beroerte plaatsvindt

in de leeftijdscategorie van 75 tot 84 jaar (figuur 4.4).

Figuur 4.4 Aantal ziekenhuisopnamen vanwege en beroerte naar leeftijd en geslacht in

Nederland in 2016

Bron Dutch Hospital Data

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

1.96

2

1.52

1

3.92

8

2.39

3

6.43

9

4.18

7

6.29

8

6.00

9

2.37

8

4.03

0

67

27276

0

803

Page 80: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte78

Trends in ziekenhuisopnamenTabel 4.3 geeft het absolute aantal ziekenhuisopnamen uitgesplitst naar

mannen en vrouwen vanwege een beroerte in de periode 1980-2016. Op

enkele uizonderingen na, zien we voor zowel mannen als vrouwen een

stijging in het aantal ziekenhuisopnamen voor beroerte. In de periode 1980-

2016 is bij mannen het absolute aantal ziekenhuisopnamen vanwege een

beroerte toegenomen met 53% (van 169 per 100.000 naar 258 per 100.000)

en bij vrouwen is het absolute aantal ziekenhuisopnamen vanwege een

beroerte toegenomen met 47% (van 152 per 100.000 naar 224 per 100.000).

Tabel 4.3 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen vanwege een beroerte in de periode 1980-2016, naar

geslacht

Bron Dutch Hospital Data

De voor verandering in leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde

opnamecijfers zijn meer toegenomen bij vrouwen dan bij mannen (figuur

4.5). Het aantal opnamen voor beroerte daalde voor mannen met 6% (van

275 per 100.000 in 1980 naar 258 per 100.000 in 2006) en steeg voor vrouwen

met 3% (van 206 per 100.000 naar 251 per 100.000).

Mannen Vrouwen

Jaartal Absoluut Per 100.000 Absoluut Per 100.000

1980 11.895 169 10.822 152

1985 13.854 193 12.770 174

1990 13.180 178 13.030 172

1995 15.321 200 14.624 187

2000 15.009 191 14.422 179

2005 18.670 231 18.114 220

2010 21.831 265 20.797 248

2015 21.206 253 18.493 216

2016 21.832 258 19.215 224

Page 81: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte79

Figuur 4.5 Trends in voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer voor beroerte

(per 100.000 van de gemiddelde bevolking) bij mannen en vrouwen in Nederland,

data volgens de nieuwe indeling NHS met de overgang van ICD-9 naar ICD-10 (TIA’s

tot 2013) en zonder overgang naar ICD-10 (TIA’s over de hele periode). Jaar van

standaardisatie is 20161

Bron Dutch Hospital Data

1 Omwille van verschillende veranderingen in de registratie zijn de cijfers na 2012

minder goed vergelijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor. Om deze reden worden

de cijfers tussen 2012 en 2014 gestippeld weergegeven

NB: Tot 2013 waren de codes voor beroerte in de TNO-indeling en de nieuwe

indeling hetzelfde. Na 2013 vallen deTIA’s (ICD-10 code G45) niet meer binnen de

codes voor beroerte in de nieuwe indeling.

TIA: transient ischaemic attack

Binnen de hart- en vaatziekten hebben patiënten die zijn opgenomen

vanwege een beroerte gemiddeld de langste opnameduur. Echter, een opval-

lende afname (met name na het jaar 2000) in ligduur vanwege een beroerte

is waarneembaar (figuur 4.6). De ligduur nam bij mannen af van 25 dagen

in 1980 naar 6 dagen in 2016 en bij vrouwen nam de ligduur af van 32 dagen

in 1980 naar 6 dagen in 2016. Mogelijke verklaringen voor de afname van

ligduur zijn een snellere diagnostiek, zorg en behandeling in het zieken-

huis in de acute fase van een beroerte en een sterk verbeterde doorstroming

naar verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de thuiszorg voor nazorg en

revalidatie.

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

50

100

150

200

250

300

350

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man, met TIA's tot 2013 Man, met TIA's over hele periode

Vrouw, met TIA's over hele periodeVrouw, met TIA's tot 2013

Page 82: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte80

Figuur 4.6 Gemiddeld aantal dagen opgenomen in het ziekenhuis vanwege beroerte in Nederland

in de periode 1980-2016, naar geslacht

Bron Dutch Hospital Data

4.1.3 DagopnamenIn 2016 vonden er 1.377 dagopnamen plaats vanwege een beroerte. In totaal

waren er 709 dagopnamen voor beroerte bij mannen en 668 dagopnamen

bij vrouwen. Figuur 4.7 toont het aantal dagopnamen voor beroerte naar

leeftijd en geslacht. Bij mannen vonden de meeste dagopnamen plaats in

de leeftijdsklasse van 65 tot en met 74 jaar (32% van de dagopnamen). Bij

vrouwen was dit in de leeftijdsklasse van 75 tot en met 84 jaar (27% van de

dagopnamen).

Figuur 4.7 Aantal dagopnamen voor beroerte in Nederland in 2016, naar leeftijd en geslacht

Bron Dutch Hospital Data

Aan

tal l

igda

gen

0

5

10

15

20

25

30

35

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Aan

tal d

agop

nam

en

0

50

100

150

200

250

85+75-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

58

80

122

122

230

145

85

60

169 17

8

45

83

Leeftijd (jaren)

Page 83: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte81

4.1.4 Trends in sterfte na ziekenhuisopnameDoor koppeling van ziekenhuisregistratie data en de doodsoorzakenstatis-

tiek is informatie verkregen over de prognose na een eerste beroerte. Sterfte

binnen 30 dagen, binnen 1 jaar en binnen 5 jaar na ziekenhuisopname in

2000 en 2010 werden berekend voor afzonderlijke leeftijds- en geslachtsspe-

cifieke groepen. Voor zowel mannen als vrouwen van alle leeftijden daalde

de sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na ziekenhuisopname tussen

2000 en 2010 (tabel 4.5). De daling in sterfte was het sterkst bij de mannen

en vrouwen van 0-44 jaar en nam af naarmate de leeftijd toe nam. In 2010

betrof de sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar bij mannen tot 44 jaar

5,4%, 9,0% en 12,4%, bij vrouwen was dit 4,2%, 5,3% en 7,0%. In de leeftijds-

groep van 85 tot 94 lag de sterfte hoger met respectievelijk 22,0%, 45,1% en

83,8%, bij vrouwen was dit 25,2%, 43,6% en 25,0%.

Page 84: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte82

Tabel 4.5 Sterfte 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een eerste ziekenhuisopname vanwege beroerte (geen

TIA’s) in 2000 en 2010 in Nederland

Bron CBS, Dutch Hospital Data

Relatieve verandering in sterfte: [-(a-b)/a]*100%

4.1.5 Aantal personen met een doorgemaakte CVA en aantal nieuwe gevallen van CVA Op basis van cijfers van NIVEL Zorgregistraties eerste lijn is berekend dat

in 2016 er 323.200 personen in Nederland leven die een beroerte (CVA,

ICPC K90) hebben doorgemaakt, waarvan 166.500 mannen en 156.700

vrouwen. Tabel 4.6 toont het absoluut aantal personen en aantal personen

per 1.000 met een doorgemaakte beroerte. Hierin is te zien dat het absoluut

Mannen Vrouwen

Leeftijd Sterfte 2000 2010 Relatieve 2000 2010 Relatieve

(jaren) verandering verandering

in sterfte in sterfte

(%) (%) (%) (%) (%) (%)

0-44 30 dagen 9,8 5,4 -44,8 12,2 4,2 -65,6

1 jaar 13,5 9 -33,4 13,9 5,3 -62

5 jaar 17,4 12,4 -28,7 16,8 7 -58,5

45-54 30 dagen 10,6 6,1 -42,9 10,7 5,4 -49,7

1 jaar 13,7 10,2 -25,1 15,1 8,2 -46,1

5 jaar 19,6 16 -18,3 20,2 12,7 -37

55-64 30 dagen 10,3 6,3 -38,8 13,7 8,4 -38,4

1 jaar 16,1 11,7 -27,5 18,8 12,9 -31,6

5 jaar 27,2 23,8 -12,3 28,7 22,2 -22,4

65-74 30 dagen 13,6 9,6 -29,3 13,8 9,4 -32

1 jaar 24,6 17,9 -27,3 22,8 17,1 -24,7

5 jaar 45,7 38 -16,8 42 34,8 -17,2

75-84 30 dagen 23,4 14,8 -36,8 21,5 14,8 -30,9

1 jaar 41,1 28,8 -29,9 37,9 27,1 -28,6

5 jaar 68,8 61 -11,4 64,1 55,6 -13,1

85-94 30 dagen 34,5 22 -36,3 31,8 25,2 -20,8

1 jaar 57 45,1 -20,9 57 43,6 -23,5

5 jaar 87,5 83,8 -4,3 84,2 80,1 -4,8

Totaal 30 dagen 17,3 11,7 -32,6 19,7 14,4 -26,9

1 jaar 29,3 22,5 -23,3 33,2 25 -24,7

5 jaar 49,3 45,4 -7,9 53,4 47,7 -10,7

Page 85: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte83

aantal beroertes het hoogst is in de 65-74 leeftijdsgroep bij mannen en in

de 75-84 leeftijdsgroep bij vrouwen. Het aantal personen met een door-

gemaakte beroerte ligt uitgedrukt per 1.000 personen bij mannen in elke

leeftijdsgroep hoger dan bij vrouwen. Tabel 4.7 toont het aantal nieuwe

beroertegevallen. Hier zien we dat er in totaal net iets meer vrouwen in 2016

een beroerte doormaakten. Bij 45 tot 85-jarigen komen er, uitgedrukt per

1.000 personen, meer nieuwe gevallen van beroerte bij mannen voor dan bij

vrouwen.

Tabel 4.6 Absoluut en per 1.000 aantal personen met een doorgemaakte beroerte in Nederland in 2016

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn

Tabel 4.7 Absoluut en per 1.000 personen aantal nieuwe gevallen van beroerte in 2016

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn

Mannen Vrouwen

Leeftijd

(jaren) Absoluut Per 1.000 Absoluut Per 1.000

0-34 3.000 0,8 2.700 0,8

35-44 3.200 3,0 4.100 3,9

45-54 13.200 10,2 14.200 11,1

55-64 30.500 27,3 24.100 21,5

65-74 52.600 59,4 36.300 39,7

75-84 45.300 106,3 41.600 77,3

85+ 18.700 162,9 33.600 138,3

Totaal 166.500 20,9 156.700 18,7

Mannen Vrouwen

Leeftijd

(jaren) Absoluut Per 1.000 Absoluut Per 1.000

0-34 300 0,1 400 0,1

35-44 500 0,5 700 0,6

45-54 2.000 1,6 2.100 1,6

55-64 4.300 3,8 2.600 2,3

65-74 6.200 7,0 4.500 4,9

75-84 5.200 12,3 6.000 11,1

85+ 2.500 21,7 5.400 22,2

Totaal 21.100 2,6 21.600 2,6

Page 86: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte84

Aantal ziekte-episodes voor TIATabel 4.8 toont het aantal nieuwe ziekte-episodes van TIA (Transient

Ischaemic Attack, ICPC K89). In 2016 kregen meer vrouwen dan mannen

een ziekte-episode TIA, met respectievelijk 29.500 nieuwe episodes ten

opzichte van 25.800 nieuwe episodes. Het absoluut aantal episodes voor TIA

is het hoogst in de 65-74 leeftijdsgroep bij mannen en in de 75-84 leeftijds-

groep bij vrouwen.

Tabel 4.8 Absoluut en per 1.000 personen aantal nieuwe ziekte episodes van TIA1

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn

1 TIA: Transient ischaemic attack

4.2 Subarachnoïdale bloeding, intracerebrale bloeding en herseninfarct

4.2.1 SterfteIn 2016 overleden 337 mensen (106 mannen, 231 vrouwen) aan een subarach-

noïdale bloeding, 1.645 mensen (767 mannen, 878 vrouwen) aan een intra-

cerebrale bloeding en 5.650 mensen (2.162 mannen, 3.488 vrouwen) aan een

herseninfarct (figuur 4.8). Binnen de verschillende ziektecategorieën van

een beroerte overlijden meer vrouwen dan mannen. De gemiddelde leeftijd

bij overlijden aan een subarachnoïdale bloeding was 65 jaar bij mannen

en 67 jaar bij vrouwen. Bij het overlijden aan een intracerebrale bloeding

was de gemiddelde leeftijd 76 jaar bij mannen en 80 jaar bij vrouwen en de

gemiddelde leeftijd bij het overlijden aan een herseninfarct was 80 jaar bij

mannen en 86 jaar bij vrouwen.

Mannen Vrouwen

Leeftijd

(jaren) Absoluut Per 1.000 Absoluut Per 1.000

0-34 200 0,1 300 0,1

35-44 500 0,5 600 0,6

45-54 2.100 1,6 2.300 1,8

55-64 5.000 4,4 4.400 4,0

65-74 7.700 8,7 7.200 7,8

75-84 7.500 17,5 7.900 14,6

85+ 2.900 24,8 6.800 28,0

Totaal 25.800 3,2 29.500 3,5

Page 87: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte85

In tabel 4.9 is het absolute aantal sterfgevallen aan een subarachnoïdale

bloeding, intracerebrale bloeding en herseninfarct weergegeven naar leef-

tijd en geslacht. De meeste sterfgevallen aan een subarachnoïdale bloeding

vinden bij mannen plaats in de leeftijdsklasse van 65 tot en met 84 jaar,

terwijl bij vrouwen de meeste sterfgevallen plaatsvinden in de leeftijds-

klasse van 55 tot en met 74 jaar. Er overlijden binnen deze groep relatief

veel mensen jonger dan 65 jaar (mannen 43%, vrouwen 44%). De meeste

sterfgevallen aan een intracerebrale bloeding vinden bij zowel mannen als

vrouwen plaats in de leeftijdsklasse van 75 tot en met 84 jaar (mannen 42%,

vrouwen 38%). De meeste sterfgevallen aan een herseninfarct vinden bij

mannen plaats in de leeftijdsklasse van 75 tot en met 84 jaar (30%), terwijl

bij vrouwen de meeste sterfgevallen plaatsvinden in de leeftijdsklasse van

85 jaar tot en met 94 jaar (53%).

Figuur 4.8 Verdeling van overlijden van subgroepen binnen beroerte in 2016

Mannen

Vrouwen

Herseninfarct

Subarachnoïdale bloeding

Intracerebrale bloeding

Overig beroerte

892

2.162

767

106

Herseninfarct

Subarachnoïdale bloeding

Intracerebrale bloeding

Overig beroerte

973

3.488

878

231

Page 88: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte86

Tabel 4.9 Sterfte (in absolute aantallen en % binnen de groep) aan een subarachnoïdale bloeding (SAB),

intracerebrale bloeding (ICB) en herseninfarct in 2016, naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

-Minder dan 10 sterfgevallen. Data worden niet gepresenteerd in verband met privacy redenen

Leeftijd SAB ICB HI

(jaren) N % N % N %

Mannen 0-44 10 9 - -

45-54 15 14 33 4 161 6

55-64 21 20 56 7 383 13

65-74 28 26 177 23 715 25

75-84 26 25 319 42 849 30

85-94 - 169 22 630 22

95+ - - 71 2

Totaal 106 100 767 100 2.162 100

Vrouwen 0-44 14 6 -

45-54 40 17 26 3 24 <1

55-64 48 21 34 4 76 2

65-74 47 20 128 15 244 7

75-84 52 23 338 38 912 26

85-94 - 322 37 1.848 53

95+ - - 379 11

Totaal 231 100 878 100 3.488 100

Page 89: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte87

Tabel 4.10 Absoluut aantal sterfgevallen (per 100.000) aan een subarachnoïdale bloeding (SAB),

intracerebrale bloeding (ICB) en herseninfarct (HI), naar geslacht en jaartal

Bron CBS

Trends in sterfteTabel 4.10 geeft het absolute aantal sterfgevallen aan een subarachnoïdale

bloeding, intracerebrale bloeding en herseninfarct in de periode 1980-2016.

Bij mannen is de bruto sterfte aan een subarachnoïdale bloeding gedaald

van 3 per 100.000 in 1980 naar 1 per 100.000 in 2016 en bij vrouwen van 4 per

100.000 in 1980 naar 3 per 100.000 in 2016. De voor leeftijdsopbouw gecorri-

geerde sterftecijfers voor subarachnoïdale bloeding tonen in dezelfde peri-

ode ook een daling van 5 naar 1 per 100.000 voor mannen en van 5 naar 3 per

100.000 bij vrouwen (figuur 4.9). Bij mannen en vrouwen is de bruto sterfte

aan een intracerebrale bloeding gelijk gebleven met 9 doden per 100.000

mannen en 10 per 100.000 vrouwen. De voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde

sterftecijfers voor intracerebrale bloeding tonen in de periode 1980-2016 een

daling van 15 naar 9 per 100.000 voor mannen en van 16 naar 10 per 100.000

bij vrouwen (figuur 4.8).

De bruto sterfte aan een herseninfarct is bij mannen gedaald van 47 naar

26 per 100.000 en bij vrouwen met van 62 naar 41 per 100.000. De voor

leeftijdsopbouw gecorrigeerde sterftecijfers voor herseninfarct tonen in de

periode 1980-2016 een sterkere daling van 87 naar 26 per 100.000 voor man-

nen en van 110 naar 41 per 100.000 bij vrouwen (figuur 4.9).

SAB ICB HI

Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

1980 239 (3) 263 (4) 631 (9) 714 (10) 3.326 (47) 4.417 (62)

1985 186 (3) 256 (3) 724 (10) 802 (11) 3.184 (44) 4.748 (65)

1990 169 (2) 255 (3) 763 (10) 768 (10) 3.050 (41) 4.983 (66)

1995 142 (2) 308 (4) 855 (11) 921 (12) 3.181 (42) 5.454 (70)

2000 165 (2) 311 (4) 832 (11) 859 (11) 3.294 (42) 5.823 (72)

2005 159 (2) 301 (4) 908 (11) 1.011 (12) 2.656 (33) 4.554 (55)

2010 140 (2) 266 (3) 901 (11) 968 (12) 2.130 (26) 3.810 (45)

2015 111 (1) 223 (3) 845 (10) 942 (11) 2.134 (25) 3.497 (41)

2016 106 (1) 231 (3) 767 (9) 878 (10) 2.162 (26) 3.488 (41)

Page 90: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte88

Figuur 4.9 Trend in voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde sterfte per 100.000 voor subarachno-

idale (SAB), intracerebrale (ICB) bloedingen en herseninfarcten (HI), in Nederland.

Jaar van standaardisatie 2016

Bron CBS

4.2.2 ZiekenhuisopnamenIn 2016 vonden 1.599 (mannen: 575, vrouwen: 1.024) opnamen plaats van-

wege een subarachnoïdale bloeding, 6.443 (mannen: 3.668, vrouwen: 2.775)

opnamen vanwege een intracerebrale bloeding en 28.368 (mannen: 14.828,

vrouwen 13.540) opnamen vanwege een herseninfarct. Binnen de ziektecate-

gorieën subarachnoïdale bloeding en intracerebrale bloeding vinden meer

opnamen voor vrouwen dan voor mannen plaats, het omgekeerde geldt

voor een herseninfarct (figuur 4.10).

De gemiddelde leeftijd bij opname vanwege een subarachnoïdale bloeding

was in 2016, 57 jaar voor mannen en 61 jaar voor vrouwen. De gemiddelde

leeftijd bij opname vanwege een herseninfarct was 70 jaar voor mannen en

73 jaar voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd was het hoogste onder patiën-

ten opgenomen vanwege een intracerebrale bloeding, namelijk 73 jaar voor

mannen en 75 jaar voor vrouwen.

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

20

40

60

80

100

120

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man Herseninfarct

Man Intracerebrale bloeding

Man Subarachnoïdale bloeding

Vrouw Herseninfarct

Vrouw Intracerebrale bloeding

Vrouw Subarachnoïdale bloeding

Page 91: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte89

Figuur 4.10 Verdeling van ziekenhuisopnamen van subgroepen binnen beroerte in 2016

Mannen

Vrouwen

In tabel 4.11 wordt het absolute aantal ziekenhuisopnamen vanwege een

subarachnoïdale bloeding, intracerebrale bloeding en herseninfarct weerge-

geven naar leeftijd en geslacht. De meeste opnamen vanwege een subarach-

noïdale bloeding vinden bij mannen en vrouwen plaats in de leeftijdsklasse

van 45 tot 64 jaar. De meeste opnamen vanwege een intracerebrale bloeding

vinden bij zowel mannen als vrouwen plaats in de leeftijdsklasse van 75 tot

84 jaar. De meeste opnamen vanwege een herseninfarct vinden bij mannen

en vrouwen plaats in de leeftijdsklasse van 65 tot 84 jaar.

Herseninfarct

Subarachnoïdale bloeding

Intracerebrale bloeding

Overig beroerte

3.668

575

14.828

2.761

Herseninfarct

Subarachnoïdale bloeding

Intracerebrale bloeding

Overig beroerte

2.7751.024

13.540

1.876

Page 92: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte90

Tabel 4.11 Ziekenhuisopnamen (in absolute aantallen en % binnen de groep) vanwege een subarachnoï-

dale bloeding (SAB), intracerebrale bloeding (ICB) en herseninfarct(HI) in 2016, naar leeftijd

en geslacht

Bron Dutch Hospital Data

-Minder dan 10 sterfgevallen. Data worden niet gepresenteerd in verband met privacy

Herseninfarct ICD-10: I63-I64; Intracerebrale bloeding ICD-10: I61-I62; Subarachnoïdale bloeding

ICD-10: I60

Trends in ziekenhuisopnamenIn tabel 4.12 wordt het absolute aantal (en per 100.000 inwoners) zieken-

huisopnamen vanwege een subarachnoïdale bloeding, intracerebrale bloe-

ding en herseninfarct voor de periode 1980-2016 weergegeven naar geslacht.

SAB ICB HI

Leeftijd N % N % N %

Mannen 0-44 99 17 152 4 408 3

45-54 132 23 251 7 1.360 9

55-64 160 28 507 14 2.726 18

65-74 107 19 1.019 28 4.280 30

75-84 61 3 1.246 34 4.207 28

85-94 - 477 13 1.698 11

95+ - 16 <1 48 <1

Totaal 575 100 3.668 100 14.828 100

Vrouwen 0-44 108 11 117 4 436 3

45-54 249 24 168 6 920 7

55-64 265 26 281 10 1.499 11

65-74 220 21 560 20 2.903 21

75-84 132 13 961 35 4.433 33

85-94 - 657 24 3119 23

95+ - 31 1 230 2

Totaal 1.024 100 2.775 100 13.540 100

Page 93: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte91

Tabel 4.12 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen (per 100.000) vanwege een subarachnoïdale bloeding

(SAB), intracerebrale bloeding (ICB) en herseninfarct(HI), naar geslacht en jaar

Bron Dutch Hospital Data

Herseninfarct ICD-9: 433-436, ICD-10: I63-I64; Intracerebrale bloeding ICD-9: 431-432, ICD-10:

I61-I62; Subarachnoïdale bloeding ICD-9: 430, ICD-10: I60

In figuur 4.11 wordt het voor bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuis-

opnamecijfer voor beroertes (per 100.000 van de gemiddelde bevolking)

weergegeven. Wanneer de ziekenhuisopnamecijfers voor 2016 vergeleken

worden met die van 1980 dan zien we voor opnamen vanwege subarach-

noïdale bloedingen dat het aantal opnamen bij mannen is afgenomen met

36 % (van 11 in 1980 naar 7 in 2016) en bij vrouwen gelijk gebleven met 12

per 100.000 personen in 1980 en 2016. Het aantal opnamen vanwege intra-

cerebrale bloedingen is bij mannen toegenomen met 58 % (van 25 in 1980

naar 43 in 2016) en bij vrouwen met 47% (van 15 in 1980 naar 32 in 2016) en

het aantal opnamen vanwege een herseninfarct is bij mannen afgenomen

met 12% (van 199 in 1980 naar 176 in 2016) en bleef bij vrouwen nagenoeg

gelijk (van 156 in 1980 naar 158 in 2016). Duidelijk is de daling zichtbaar in

het aantal ziekenhuisopnamen voor een herseninfarct bij zowel mannen

als vrouwen in 2013. Deze daling wordt veroorzaakt door de overgang van

ICD-9 naar ICD-10 waardoor ziekenhuisopnamen vanwege TIA’s vanaf

2013 niet meer worden meegenomen in de cijfers voor ziekenhuisopnamen

vanwege een herseninfarct. In de jaren daarna neemt het aantal ziekenhuis-

opnamen vanwege een herseninfarct weer toe.

SAB ICB HI

Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

1980 576 (8,2) 673 (9,4) 1.113 (15,8) 800 (11,2) 8.442 (120) 7.689 (108)

1985 532 (7,4) 649 (8,9) 1.400 (19,5) 1.149 (15,7) 10.716 (150) 9.800 (134)

1990 527 (7,1) 782 (10,3) 1.826 (24,7) 1.493 (19,7) 9.908 (134) 4.738 (129)

1995 477 (6,2) 860 (11,0) 2.445 (32,0) 2.044 (16,2) 11.515 (151) 10.751 (138)

2000 486 (6,2) 921 (11,4) 2.558 (32,5) 2.078 (25,8) 11.001 (140) 10.399 (129)

2005 530 (6,6) 1.058 (12,8) 3.074 (38,1) 2.534 (30,7) 14.000 (173) 13.332 (162)

2010 626 (7,6) 1.108 (13,2) 3.519 (42,8) 2.928 (34,9) 16.516 (201) 15.271 (182)

2015 670 (8) 988 (12) 3.777 (45) 2.840 (33) 13.755 (164) 12.511 (146)

2016 575 (7) 1.024 (12) 3.668 (43) 2.775 (32) 14.828 (176) 13.540 (158)

Page 94: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte92

Figuur 4.11 Trend in voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer per 100.000

voor subarachnoïdale, intracerebrale bloedingen en herseninfarcten, in Nederland.

Jaar van standaardisatie 2016

Bron Dutch Hospital Data

Herseninfarct ICD-9: 433-436, ICD-10: I63-I64; Intracerebrale bloeding ICD-9:

431-432, ICD-10: I61-I62; Subarachnoïdale bloeding ICD-9: 430, ICD-10: I60

N.B. de dip in 2014 is het gevolg van een andere manier van registreren. Zie de toe-

lichting in de eerste alinea van dit hoofdstuk

4.2.3 Trends in 30-dagensterfte en 1-jaarssterfte na een eerste sub-arachnoïdale bloeding, intracerebrale bloeding of herseninfarctDoor koppeling van data uit de Landelijke Medische Registratie (LMR)

en de doodsoorzakenstatistiek is informatie verkregen over de prognose

na een eerste subarachnoïdale bloeding, intracerebrale bloeding of her-

seninfarct. De sterfte binnen 30 dagen, binnen 1 jaar en binnen 5 jaar na

een ziekenhuisopname werden berekend voor afzonderlijke leeftijds- en

geslachtsspecifieke groepen.

De totale sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar is het hoogste voor intra-

cerebrale bloeding ten opzichte van subarachnoïdale bloeding en hersenin-

farct (tabel 4.13-4.15, figuur 4.12-4.14).

De sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een subarachnoïdale bloeding

is bij mannen en vrouwen afgenomen tussen 2000 en 2010, met uitzonde-

ring van vrouwen tussen 55-64 jaar. Bij deze groep nam de sterfte toe (30

dagen 18,1%, 1-jaar 19,5% en 5-jaar 31,2%).

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

50

100

150

200

250

300

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man Herseninfarct

Man Intracerebrale bloeding

Man Subarachnoïdale bloeding

Vrouw Herseninfarct

Vrouw Intracerebrale bloeding

Vrouw Subarachnoïdale bloeding

Page 95: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte93

Tabel 4.13 Sterfte 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een eerste ziekenhuisopname vanwege een subarachnoï-

dale bloeding in 2000 en 2010 in Nederland

Bron CBS, Dutch Hospital Data

Relatieve verandering in sterfte: [-(a-b)/a]*100%

-Minder dan 10 sterfgevallen. Data worden niet gepresenteerd in verband met privacy

Mannen Vrouwen

Leeftijd Sterfte 2000 2010 Relatieve 2000 2010 Relatieve

(jaren) verandering verandering

in sterfte in sterfte

(%) (%) (%) (%) (%) (%)

0-44 30 dagen - - - - - -

1 jaar - - - 24 18 -24,9

5 jaar - - - 26,4 19,7 -25,5

45-54 30 dagen - - - 24,3 13,1 -46

1 jaar - - - 29,3 15,2 -48,2

5 jaar 22,9 15,4 -32,8 29,3 17,9 -38,8

55-64 30 dagen 28,9 25,6 -11,4 19,6 23,2 18,1

1 jaar 32,9 26,9 -18,2 21,4 25,6 19,5

5 jaar 36,8 29,5 -20 25 32,8 31,2

65-74 30 dagen 30 25 -16,7 30,6 15,5 -49,4

1 jaar 40 32,9 -17,8 36,9 23,9 -35,2

5 jaar 45,7 46,1 0,7 44,1 35,2 -20,2

75-84 30 dagen 43,5 28,6 -34,3 42,7 43,8 2,7

1 jaar 52,2 42,9 -17,9 62,7 52,1 -16,9

5 jaar 65,2 57,1 -12,4 73,3 63 -14,1

85-94 30 dagen - - - 64,5 44,1 -31,6

1 jaar - - - 67,7 47,1 -30,5

5 jaar - - - 87,1 64,7 -25,7

Totaal 30 dagen 27,6 19,7 -28,8 29 22,5 -22,1

1 jaar 32,6 25,6 -21,6 34,3 26,9 -21,8

5 jaar 36,3 33,1 -8,9 39,2 33,9 -13,5

Page 96: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte94

Figuur 4.12 Sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een opname voor subarachnoïdale bloe-

ding in 2010, naar leeftijd en geslacht

Mannen

Vrouwen

De daling in sterfte na een intracerebrale bloeding bij mannen en vrouwen

tussen 0 en 64 jaar is veel sterker dan de daling in sterfte bij mannen en

vrouwen ouder dan 65 jaar. Over het algemeen is de daling in 30 daagse

sterfte het sterkst (van 21,6% in 2000 naar 12,5% in 2010 voor de leeftijds-

groep tot 64 jaar).

% S

terf

geva

llen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85-9475-8465-7455-6445-540-44

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

15,4

25,6

26,9 29

,5

19,7 25

,6

33,1

28,6

42,9

57,1

25,0

32,9

46,1

% S

terf

geva

llen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85-9475-8465-7455-6445-540-44

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

23,2 25

,6

32,8

44,1 47

,1

64,7

13,1 15

,2 17,9

18,0 19

,7 22,5 26

,9 33,9

43,8

52,1

63,0

15,5

23,9

35,2

Page 97: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte95

Tabel 4.14 Sterfte 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een eerste ziekenhuisopname vanwege een intracerebrale

bloeding in 2000 en 2010 in Nederland

Bron CBS, Dutch Hospital Data

Relatieve verandering in sterfte: [-(a-b)/a]*100%

Mannen Vrouwen

Leeftijd Sterfte 2000 2010 Relatieve 2000 2010 Relatieve

(jaren) verandering verandering

in sterfte in sterfte

(%) (%) (%) (%) (%) (%)

0-44 30 dagen 18,6 12,4 -33,5 20,2 13,1 -35,1

1 jaar 22,5 15,5 -31,2 25 16,7 -33,3

5 jaar 24,8 19,6 -21 27,9 20,2 -27,4

45-54 30 dagen 22 12,3 -44 21 14 -33,4

1 jaar 26,2 18,9 -28,1 27,7 21 -24,3

5 jaar 34,8 27,9 -19,8 32,8 28 -14,6

55-64 30 dagen 22,6 12,6 -44,2 34,5 19,4 -43,8

1 jaar 30,7 20,9 -31,9 36,3 27,7 -23,8

5 jaar 37,8 31,2 -17,5 42,3 32 -24,2

65-74 30 dagen 24,5 23,2 -5,2 26,4 25,1 -4,9

1 jaar 33,6 32,5 -3,3 34,3 32,6 -5

5 jaar 47,2 48,3 2,3 51 47,7 -6,5

75-84 30 dagen 35,8 29,5 -17,6 34,6 30,5 -11,9

1 jaar 48 40,4 -15,8 46,8 42,7 -8,8

5 jaar 67,6 63,9 -5,5 63,8 63,8 0

85-94 30 dagen 44,9 37,8 -15,8 45,7 42,3 -7,4

1 jaar 60,5 56 -7,5 63,4 52,4 -17,3

5 jaar 82,3 79,7 -3,1 84,9 78,7 -7,3

Totaal 30 dagen 28,9 24,6 -14,6 32,5 29,3 -9,9

1 jaar 38,6 35,2 -8,8 42,4 39 -8,2

5 jaar 52,7 53 0,7 57 56,2 -1,4

Page 98: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte96

Figuur 4.13 Sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een opname voor intracerebrale bloeding

in 2010, naar leeftijd en geslacht

Mannen

Vrouwen

De 1-jaar en 5 jaar sterfte na opname vanwege een herseninfarct nam toe bij

jonge mannen met 65,1% en 12,7%, respectievelijk. In alle andere leeftijds-

klassen nam de sterfte af. Bij jonge vrouwen was er juist een sterke daling

in 30 daagse, 1-jaar en 5-jaar sterfte (-78,6%, -81,8%, -70,2%, respectievelijk).

Ook in alle andere leeftijdsklassen nam de sterfte na een ziekenhuisopname

vanwege een herseninfarct sterk af.

% S

terf

geva

llen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85-9475-8465-7455-6445-540-44

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

12,6

20,9

31,2

44,9

60,5

82,3

12,3 18

,9

27,9

15,5

12,4

19,6

28,9

38,6

52,7

35,8

48,0

67,6

24,5

33,6

47,2

% S

terf

geva

llen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85-9475-8465-7455-6445-540-44

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

19,4

27,7 32

,0

42,3

52,4

78,7

14,0 21

,0

28,0

16,7

13,1 20

,2

29,3

39,0

56,2

30,5

42,7

63,8

25,1

32,6

47,7

Page 99: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte97

Tabel 4.15 Sterfte 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een eerste ziekenhuisopname vanwege een herseninfarct

(zonder TIA’s) in 2000 en 2010 in Nederland

Bron CBS, Dutch Hospital Data

Relatieve verandering in sterfte: [-(a-b)/a]*100%

-Minder dan 10 sterfgevallen. Data worden niet gepresenteerd in verband met privacy

Mannen Vrouwen

Leeftijd Sterfte 2000 2010 Relatieve 2000 2010 Relatieve

(jaren) verandering verandering

in sterfte in sterfte

(%) (%) (%) (%) (%) (%)

0-44 30 dagen - - - 8,3 1,8 -78,6

1 jaar 5,8 9,6 65,1 9,7 1,8 -81,8

5 jaar 10,8 12,1 12,7 11,9 3,5 -70,2

45-54 30 dagen 7,4 4,9 -34,3 7,1 3,6 -49,9

1 jaar 10,5 7,3 -30,4 11,3 5,7 -49,6

5 jaar 17,1 12,5 -27,1 15,7 9,8 -38

55-64 30 dagen 8,4 5,8 -30,7 12 5,9 -50,6

1 jaar 13,7 10,1 -26,7 17,2 9,3 -45,9

5 jaar 25,9 21,9 -15,4 29,4 17,8 -39,6

65-74 30 dagen 12,9 7,3 -43 12,2 8,4 -30,8

1 jaar 24,3 14,9 -38,7 21,2 15,2 -28,2

5 jaar 47,1 34,2 -27,4 41,4 30,7 -25,7

75-84 30 dagen 23,1 13,4 -42,1 20,6 13,6 -33,8

1 jaar 41,7 26,6 -36,2 37,2 26 -30,1

5 jaar 70,6 58,8 -16,6 64,1 54,3 -15,3

85-94 30 dagen 34,5 21,7 -36,9 31,5 23,9 -24,2

1 jaar 59,5 45,9 -22,8 58,3 43,2 -25,9

5 jaar 89,6 85 -5,2 84,6 81,4 -3,7

Totaal 30 dagen 16,6 10,3 -37,9 19,3 13,6 -29,5

1 jaar 29,5 20,4 -30,8 34,1 24,5 -28,1

5 jaar 51 42,7 -16,2 55,9 47,9 -14,2

Page 100: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte98

Figuur 4.14 Sterfte binnen 30 dagen, 1 jaar en 5 jaar na een opname voor een herseninfarct in

2010, naar leeftijd en geslacht

Mannen

Vrouwen

% S

terf

geva

llen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85-9475-8465-7455-6445-540-44

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

5,8 10

,1

21,9

21,7

45,9

85,0

4,9 7,

3 12,5

9,6 12

,1

10,3

20,4

42,7

13,4

26,6

58,8

7,3

14,9

34,2

% S

terf

geva

llen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Totaal85-9475-8465-7455-6445-540-44

30-dagen sterfte 1-jaar sterfte 5-jaar sterfte

Leeftijd (jaren)

5,9 9,

3

17,8 23

,943

,2

81,4

3,6 5,

7 9,8

1,8

1,8 3,

5

13,6

24,5

47,9

13,6

26,0

54,3

8,4

15,2

30,7

Page 101: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ziekte en sterfte aan beroerte99

Bijlage 4.1 Beroerte

Sterfte Figuur 4.1a en 4.1b tonen dat bij zowel mannen als vrouwen er weinig

verschil is in de sterftecijfers van een beroerte tussen de TNO klasse en de

nieuwe indeling van de Hartstichting (waarbij TIAs niet zijn meegenomen

in de definitie van een beroerte).

Figuur 4.1a. Trends in sterftecijfers voor beroerte bij mannen in Nederland, data volgens TNO

klasse (met TIA) en de nieuwe indeling NHS (geen TIA)

Figuur 4.1b. Trends in sterftecijfers voor beroerte bij vrouwen in Nederland, data volgens TNO

klasse (met TIA) en de nieuwe indeling NHS (geen TIA)

Ster

fte

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

9.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen geen TIA Mannen met TIA

Ster

fte

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

9.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Vrouwen geen TIA Vrouwen met TIA

Page 102: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

100

Page 103: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren101

5 Boezemfibrilleren

I. van Dis1, J. Buddeke1,2, F.L.J. Visseren3, I. Vaartjes1,2, J. Deckers4, M.L. Bots2, M.E.W. Hemels5

1

Hartstichting, Den Haag2 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht3 Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht4 Thoraxcentrum, ErasmusMC, Rotterdam5 Afdeling Cardiologie, Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem / Radboud UMC, Nijmegen

Samenvatting

Boezemfibrilleren treft vooral ouderen en vaker mannen dan vrouwen.

Mannen zijn over het algemeen jonger dan vrouwen bij opname of contact

met huisarts. Er zijn jaarlijks zo’n 110.000 nieuwe ziekte-episodes geregis-

treerd door de huisarts, 22.000 dagopnamen en 40.000 ziekenhuisopnamen

voor boezemfibrilleren.

Het aantal ziekenhuisopnamen is in de afgelopen decennia enorm gestegen,

terwijl het aantal ligdagen sterk is afgenomen tot gemiddeld 1 à 2 dagen

als gevolg van vooruitgang in medicamenteuze en niet-medicamenteuze

behandelmogelijkheden.

In 2016 werden er 107.600 nieuwe ziekte-episodes voor boezemfibrilleren

geregistreerd door de huisarts, 58.100 voor mannen en 49.400 voor vrouwen

(bron: NIVEL)

In 2016 waren er 22.189 dagopnamen voor boezemfibrilleren, 14.704 voor

mannen en 7.485 voor vrouwen (bron: DHD)

In 2016 waren er 38.617 ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren, 21.191

voor mannen en 17.426 voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij opname

was voor mannen 66 jaar en voor vrouwen 72 jaar (bron: DHD)

In de periode 1980-2016 is het absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor

boezemfibrilleren met een factor 7 toegenomen: van 2.903 in 1980 naar

21.191 opnamen voor mannen en van 2.412 in 1980 naar 17.426 bij vrouwen.

Deze toename vond in alle leeftijdsklassen plaats, maar was het sterkst

boven de 85 jaar. Het aantal ligdagen nam flink af.

Page 104: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren102

5.1 Inleiding

Oorzaken van boezemfibrillerenBoezemfibrilleren ontstaat onder invloed van structurele veranderingen

(remodellering) in de hartspier die kan optreden als gevolg van het ouder

worden (biologische veroudering) en treedt vaak op in combinatie met

onderliggende cardiovasculaire aandoeningen met als belangrijkste hyper-

tensie, hartkleplijden, hartfalen, coronairlijden, chronische longziekten

en diabetes mellitus. Deze gaan mede gepaard met verstoringen van het

renine-angiotensine-aldosteron-systeem (RAAS) en chronische ontste-

kingsreacties, waardoor vergroting van de hartboezems en fibrosevorming

in de hartspier optreden. Deze veranderingen vormen als het ware een

‘voedingsbodem’ voor het ontstaan en aanhouden (persisteren) van boe-

zemfibrilleren. Boezemfibrilleren treedt vaak op in aanvallen en frequent

optredende klachten zijn hartkloppingen, kortademigheid, verminderde

inspanningstolerantie en vermoeidheid. Het kan uitgelokt worden door

bijvoorbeeld koorts of een infectie, aanhoudend hoge bloeddruk of een

acute episode van hartfalen.

Bij een kleine minderheid van de patiënten met boezemfibrilleren wordt

geen duidelijke onderliggende aandoening gevonden en speelt vaak het

zenuwstelsel (parasympaticustonus versus sympaticustonus) een rol in de

pathofysiologie.

Op het moment dat boezemfibrilleren eenmaal is ontstaan, raakt de elektro-

fysiologie van de hartboezems verder verstoord, een proces dat elektrische

remodellering wordt genoemd. Dit maakt het zinvol om bij patiënten die

ondanks medicamenteuze behandeling veel klachten blijven houden van

boezemfibrilleren, reeds in een vroeg ziektestadium een katheterablatie uit

te voeren (waarbij de inmonding van de longaders in de linker hartboezem

elektrisch wordt geïsoleerd).1

BehandelingDe behandeling van boezemfibrilleren is gestoeld op een tweesporenbeleid:

— Prognose gedreven: het voorkómen van de aan boezemfibrilleren gerelateerde

cardiovasculaire gebeurtenissen. Dit gebeurt door de preventie van

trombo-embolieën, de controle van de hartkamerfrequentie (rate control) en

een adequate detectie en behandeling van onderliggende pathologie; en

— Klachten gedreven: het verminderen van de symptomen en daarmee

verbeteren van de kwaliteit van leven. Dit gebeurt primair door

behandeling met hartfrequentiecontrole en indien nodig aangevuld met

hartritmecontrole (rhythm control).

Page 105: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren103

Door het progressieve karakter van de hartritmestoornis, een grote

diversiteit aan bijkomstige ziekten en verschillen tussen patiënten in de

manier van presenteren, wordt de behandeling steeds meer toegespitst

op de individuele patiënt. Aangezien de prognose van patiënten met

boezemfibrilleren vaak niet verbetert door hartritmecontrole, maar wel een

verhoogd risico kan geven op (pro-aritmische of procedure gerelateerde)

complicaties, is een behandeling gericht op het herstellen van sinusritme

bij oudere patiënten over het algemeen niet geïndiceerd. Vaak kan volstaan

worden met hartfrequentiecontrole, antistolling en adequate behandeling

van onderliggende (cardiovasculaire) aandoeningen die aan boezemfibril-

leren ten grondslag liggen.

Onbehandeld kan boezemfibrilleren leiden tot ernstige complicaties zoals

trombo-embolieën gevolgd door een herseninfarct (circa 5% per jaar kans)2

en tot een tweevoudig verhoogd risico op overlijden3. Bovendien kan boe-

zemfibrilleren gepaard gaan met het optreden van hartfalen en een breed

scala aan klachten.

Verschil boezemfibrilleren en boezemflutter Boezemfibrilleren en boezemflutter vallen onder de geleidings- en ritme-

stoornissen van het hart. In nationale registraties wordt niet altijd goed

onderscheid gemaakt tussen beide vormen. Daarom kiezen we voor de term

boezemfibrilleren, hoewel dat ook boezemflutter kan omvatten.

Bij boezemfibrilleren is het hartritme onregelmatig als gevolg van een chaos

van elektrische stroompjes in de boezemwand. Boezemfibrilleren ontstaat

meestal daar waar de longaders uitmonden in de linkerboezem. De boezems

trekken niet echt meer samen en de hartkamers trekken onregelmatig

samen. Hierdoor worden de kamers minder goed gevuld met bloed.

Bij een boezemflutter –die vaak zijn oorsprong heeft in de rechter boezem– is

het hartritme vaak wel regelmatig, maar duidelijk verhoogd: de boezems

trekken maar liefst 250-300 keer per minuut samen en ook de hartkamers

trekken veel vaker samen dan normaal, typisch 150 of 100 keer per minuut

(2:1 of 3:1 geleiding van boezem naar kamer).

Over de cijfersAangezien boezemfibrilleren vooral leidt tot contacten met de huisarts

en tot dag- en ziekenhuisopnamen en géén directe oorzaak van sterfte is,

wordt in dit hoofdstuk het accent gelegd op deze aan ‘ziekte’ gerelateerde

parameters. Indien mogelijk worden de cijfers in het brede perspectief van

de geleidings- en hartritmestoornissen gepresenteerd, vervolgens wordt in

meer detail cijfers over de grootste, eenduidige ziektecategorie daarbinnen,

te weten boezemfibrilleren gepresenteerd.

Page 106: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren104

In dit hoofdstuk worden voor ziekenhuis- en dagopnamen en sterfte de

ICD-10 codes I44- I45 voor geleidingsstoornissen, I47-I49 voor hartritme-

stoornissen, waarbinnen I48 voor boezemfibrilleren genomen. ICD-9 code

427.3 wordt voor boezemfibrilleren gebruikt in de periode 1980-2012 voor

ziekenhuisopnamen en in periode 1980-1996 voor sterfte. Voor ziekte-

episodes geregistreerd door de huisarts wordt ICPC code K78 voor boezem-

fibrilleren /-fladderen gebruikt.4,5

Voor huisartsgegevens is gebruik gemaakt van de NIVEL Zorgregistraties

eerste lijn, voor ziekenhuis- en dagopnamen van de data van Dutch

Hospital Data (DHD), voor sterfte de doodsoorzakenstatistiek van het

CBS en voor catheterablaties cijfers van de Netherlands Heart Rhythm

Association(NHRA).6

5.2 Ziekte

AlgemeenAcuut optredende klachten bij een aanval van boezemfibrilleren vormen

vaak de reden dat een patiënt zich presenteert bij de huisarts of eerste

(hart)hulp van een ziekenhuis. Indien boezemfibrilleren korter dan 48

uur bestaat en duidelijke klachten geeft, is een snelle verwijzing naar de

tweede lijn wenselijk, om zodoende een ‘acute’ cardioversie (voor herstel

van sinusritme) te kunnen uitvoeren. Wel is het van belang zorgvuldig

te kijken naar behandelbare oorzaken die aan het boezemfibrilleren ten

grondslag liggen en deze eerst adequaat te behandelen. Over het algemeen

kan een patiënt na enkele uren tot 1-2 dagen weer met ontslag en zal, indien

nodig, poliklinisch aanvullende diagnostiek en behandeling plaatsvinden.

In het geval dat boezemfibrilleren langer bestaat, moet er eerst (3-4 weken)

adequate antistolling en hartfrequentiecontrole plaatsvinden om onder

andere het verhoogd risico op trombo-embolische complicaties rondom een

cardioversie tegen te gaan.

Boezemfibrilleren kan behandeld worden met antistollingsmiddelen (ter

voorkoming van herseninfarct) en medicijnen ter regulering van de hartka-

merfrequentie (rate control) en het hartritme (rhythm control). Een chemische

cardioversie (met medicatie) of elektrische cardioversie (elektrische schok)

kan toegepast worden om het normale hartritme te herstellen. Een kathe-

terablatie in de rechter boezem (bij een rechtszijdige boezemflutter) of in

de linker boezem (bij boezemfibrilleren) kan worden toegepast voor het

blokkeren van storende elektrische prikkels bij patiënten die veel klachten

blijven houden van (aanvalsgewijs) boezemfibrilleren.

Page 107: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren105

Ziekte-episodes in de huisartspraktijkNIVEL en RIVM beschouwen hartritmestoornissen niet als een chronische

ziekte en presenteren derhalve het aantal nieuwe ziekte-episodes. Na 1 jaar

zonder contact met de huisarts wordt door hen de aandoening als genezen

beschouwd en kan bij een persoon opnieuw een ziekte-episode voor hartrit-

mestoornissen gestart worden.

Binnen de groep hartritmestoornissen zoals geregistreerd in de NIVEL

Zorgregistraties eerste lijn worden de meeste nieuwe ziekte-episodes bij de

huisarts voor boezemfibrilleren/-fladderen geregisteerd (tabel 5.1).

In 2016 werden er 107.600 nieuwe ziekte-episodes voor boezemfibrilleren/-

fladderen (ICPC K78) geregistreerd: 58.100 voor mannen en 49.400 voor

vrouwen. 74% van mannen en 85% van de vrouwen is ouder dan 65 jaar

(figuur 5.1). Bij mannen werden de meeste nieuwe ziekte-episodes geregis-

treerd in de leeftijdsklasse 65-74 jaar en bij vrouwen was dat in de leeftijds-

klasse 75-84 jaar. Indien de cijfers uitgedrukt worden per 1.000 mannen

resp. 1.000 vrouwen dan worden in alle leeftijdsklassen relatief meer

ziekte-episodes voor boezemfibrilleren bij mannen geregistreerd (figuur

5.2). In totaal traden er 7,3 per 1.000 mannen en 5,9 per 1.000 vrouwen een

ziekte-episode voor boezemfibrilleren op in het jaar 2016.

Tabel 5.1 Absoluut aantal nieuwe door de huisarts geregistreerde ziekte-episodes van niet-chronische

hartritmestoornissen waaronder boezemfibrilleren in Nederland

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn in 2015/20163,4

Aantal nieuw geregistreerde ziekte-episodes*

Mannen Vrouwen Totaal

Boezemfibrilleren/-fladderen (ICPC K78), 20164 58.100 49.400 107.600

Paroxysmale tachycardie (ICPC K79), 20153 10.200 18.300 28.500

Ectopische slagen/extrasystolen (ICPC K80), 20153 7.500 9.700 17.200

Hartgeruis (ICPC K81), 20153 7.600 11.700 19.300

* Er wordt gerekend met het aantal nieuwe episodes. Eén persoon kan meerdere malen in een jaar meetel-

len. Na 1 jaar zonder contact met de huisarts wordt de aandoening als genezen beschouwd en kan een

persoon deze ziekte opnieuw krijgen

Page 108: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren106

Figuur 5.1 Absoluut aantal nieuwe door de huisarts geregistreerde ziekte-episodes voor boezem-

fibrilleren* naar leeftijd en geslacht in 2016

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn4

* Code voor boezemfibrilleren/-fladderen: ICPC K78. De figuur is gebaseerd op

afgeronde cijfers

Figuur 5.2 Relatief aantal nieuwe door de huisarts geregistreerde ziekte-episodes voor boezem-

fibrilleren* (per 1.000 mannen resp. 1.000 vrouwen) naar leeftijd en geslacht in 2016

Bron NIVEL Zorgregistraties eerste lijn4

* Code voor boezemfibrilleren/-fladderen: ICPC K78

Aan

tal z

iekt

e-ep

isod

es

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

85+75-8465-7455-6445-5435-440-34

Mannen Vrouwen

600

200

3.80

0

1.70

0

9.60

0

5.30

0

19.1

00

12.4

00

1.00

0

400

17.3

00

16.9

00

6.70

0

12.7

00

Leeftijd (jaren)

Aan

tal z

iekt

e-ep

isod

es/1

.000

0

10

20

30

40

50

60

70

85+75-8465-7455-6445-5435-440-34

Mannen Vrouwen

0,2

0,1 2,

9

1,3

8,6

4,7

21,6

13,5

0,9

0,4

40,6

31,4

58,5

52,2

Leeftijd (jaren)

Page 109: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren107

Bovenstaande cijfers betreffen het aantal nieuwe ziekte-episodes voor

boezemfibrilleren. Het NIVEL registreert tevens het aantal personen dat

gedurende het jaar een openstaande ziekte-episode voor boezemfibrilleren

heeft. Dit bleek bij 315.100 patiënten (169.500 mannen en 145.600 vrouwen)

het geval. Dit cijfer is de jaarprevalentie.

DagopnamenReden voor een dagopname voor boezemfibrilleren zijn de ‘acute’ en

geplande elektrische cardioversies en katheterablaties. Een patiënt kan

meerdere behandelingen per jaar ondergaan.

In 2016 waren er 22.189 dagopnamen voor boezemfibrilleren, 14.704 voor

mannen en 7.485 voor vrouwen. De meeste opnamen vonden in de leef-

tijdsklasse 65-74 jaar plaats (figuur 5.3). Van de mannen was 62% en van de

vrouwen 79% ouder dan 65 jaar. In alle leeftijdsklassen is het relatief aantal

dagopnamen hoger bij mannen dan bij vrouwen (figuur 5.4).

Figuur 5.3 Absoluut aantal dagopnamen voor boezemfibrilleren naar leeftijd en geslacht in 2016

Bron DHD

Aan

tal d

agop

nam

en

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

85+75-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

285

67

1.40

8

345

3.93

4

1.15

8

5.73

7

2.97

1

3.03

9

2.52

4

301

420

Leeftijd (jaren)

Page 110: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren108

Figuur 5.4 Relatief aantal dagopnamen voor boezemfibrilleren per 100.000 mannen, resp.

100.000 vrouwen naar leeftijd en geslacht in 2016

Bron DHD

ZiekenhuisopnamenBoezemfibrilleren alleen is zelden reden voor een ziekenhuisopname. Er

is vaak een andere reden waarom een patiënt wordt opgenomen zoals ver-

denking op hartfalen, een bijkomende ontsteking of infectie, begeleidende

ritmestoornissen of geleidingsstoornissen zoals sick sinus syndroom, of ter

uitsluiting van het acuut coronair syndroom bij pijn op de borst. Redenen

voor een (korte) ziekenhuisopname specifiek in verband met boezemfibril-

leren zijn moeilijk in te stellen hartfrequentiecontrole, klinische instelling

op anti-aritmische medicatie of een herhaalde cardioversie. Ook wordt

boezemfibrilleren in toenemende mate bij toeval ontdekt tijdens een

andere redenen van opname zoals een operatieve ingreep of infectie, of bij

(poli)klinische controle van patiënten met een device zoals een pacemaker

of Internal Cardioverter Defibrillator (ICD).

In 2016 waren er 52.587 klinische ziekenhuisopnamen (n.b. géén dagopna-

men) voor hartritmestoornissen, waaronder 38.617 opnamen voor boezem-

fibrilleren. Er vonden 21.191 ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren

plaats bij mannen en 17.426 bij vrouwen. In totaal en vooral onder de 75

jaar zijn er meer ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren bij mannen

dan bij vrouwen (figuur 5.5), ook indien de ziekenhuisopnamen berekend

worden per 100.000 mannen resp. vrouwen (figuur 5.6). In totaal vonden er

251 ziekenhuisopnamen per 100.000 mannen en 203 per 100.000 vrouwen

plaats. In de leeftijdsklasse 65-74 jaar vinden zowel bij mannen als vrouwen

Aan

tal d

agop

nam

en/1

00.0

00

0

100

200

300

400

500

600

700

800

95+85-9475-8465-7455-640-54

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

351

103

648

325

713

469

115

28

267

186

129

16

Page 111: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren109

de meeste opnamen plaats (figuur 5.5) Mannen waren gemiddeld 66 jaar bij

een opname voor boezemfibrilleren, vrouwen waren gemiddeld 72 jaar.

Figuur 5.5 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren naar leeftijd en geslacht

Bron DHD

Figuur 5.6 Relatief aantal ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren per 100.000 mannen,

resp. vrouwen naar leeftijd

Bron DHD

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

1.08

7

343

29 88

1.01

9

2.17

3

2.52

4

951

3.96

1

5.31

6

5.62

2

2.66

1

6.94

9

5.89

4

Leeftijd (jaren)

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

200

400

600

800

1.000

1.200

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

24 8

623

474

923 96

8

196

74

929 98

7

502

237

785

644

Leeftijd (jaren)

Page 112: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren110

Trend in ziekenhuisopnamenIn de periode 1980 - 2016 is het absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor

boezemfibrilleren met een factor 7 toegenomen. Bij mannen van 2.903

opnamen in 1980 naar 21.191 in 2016 en bij vrouwen van 2.412 opnamen in

1980 naar 17.426 in 2016 (figuur 5.7). Door wijzigingen in definitie van een

klinische opname, met name door de introductie van observaties is een dip

rond 2013 zichtbaar (zie cijferboek 2016; kader). Het absoluut aantal zieken-

huisopnamen voor boezemfibrilleren is in alle leeftijdsklassen toegenomen,

relatief het sterkste in de oudere leeftijdsklassen (figuur 5.8).

Indien gecorrigeerd wordt voor veranderingen in leeftijdsopbouw van de

Nederlandse bevolking neemt in de periode 1980 -2016 het aantal zieken-

huisopnamen voor boezemfibrilleren met een factor 4 toe (figuren 5.9 en

5.10). Een deel van de absolute toename in ziekenhuisopnamen voor boe-

zemfibrillatie is derhalve aan de ouder wordende bevolking toe te kennen.

Het gemiddeld aantal dagen in het ziekenhuis voor boezemfibrilleren is bij

mannen van 10,8 dagen in 1980 naar 1,4 in 2016, bij vrouwen van 15,0 naar

1,7 gedaald (figuur 5.11).

Figuur 5.7 Trend in absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren* in periode

1980-2016 naar geslacht

Bron DHD

* in periode 1980-2012 ICD-9 code 427.3 en vanaf 2013 ICD-10 code I48 voor

atriumfibrillatie en -flutter

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 113: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren111

Figuur 5.8 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren voor mannen en vrouwen

naar leeftijd

Bron DHD

Mannen

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

0-44 45-5475-84

65-7455-6485-94 95+

De toename in het aantal patiënten met boezemfibrilleren heeft

meerdere oorzaken. Enerzijds de veroudering (dubbele vergrijzing) van

de bevolking, anderzijds de verbeterde overleving van patiënten met

chronische cardiovasculaire aandoeningen, zoals hypertensie, coronair-

lijden, hartfalen of beroerte. Dit zijn belangrijke risicogroepen voor

het later ontwikkelen van boezemfibrilleren. Daarbij zijn het aantal

diagnostische middelen voor het opsporen van boezemfibrilleren de

laatste jaren verder toegenomen en verbeterd. Tevens wordt er, zoals

aanbevolen in de (inter)nationale richtlijnen, actiever gescreend op het

vóórkomen van asymptomatisch boezemfibrilleren.

De daling van het aantal ligdagen in het ziekenhuis heeft met name te

maken met de vooruitgang in medicamenteuze en niet-medicamenteu-

ze behandelmogelijkheden en beschikbaar hebben van diagnostische-

therapeutische combinaties.

Page 114: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren112

Vrouwen

Figuur 5.9 Trends in het voor de veranderende bevolkingsopbouw gecorrigeerd aantal

ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren (per 100.000 mannen, resp. vrouwen)

in Nederland. Jaar van standaardisatie is 2016

Bron DHD

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

0-44 45-5475-84

65-7455-6485-94 95+

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

50

100

150

200

250

300

350

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 115: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren113

Figuur 5.10 Trends in gestandaardiseerd aantal ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren (per

100.000 mannen resp. vrouwen) naar leeftijd in Nederland. Jaar van standaardisatie is

2016

Bron DHD

Mannen

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

200

400

600

800

1.000

1.200

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

0-44 45-5475-84

65-7455-6485-94 95+

Cijfers ziekenhuisopnamen voor boezemfibrilleren in de jaren 2013 en 2014 worden niet gepresenteerdDe cijfers over de ziekenhuisopnamen zijn berekend op basis van

gegevens die ziekenhuizen leveren aan de Landelijke Basisregistratie

Ziekenhuiszorg (LBZ) en die beheerd worden door Dutch Hospital Data

(DHD). In de jaren 2013 en 2014 traden de volgende veranderingen op:

— Verandering in definitie van een klinische opname.

Sinds 2014 is het zorgtype ‘observatie’ geïntroduceerd: een korte

opname op een klinische afdeling voor diagnostisch onderzoek/

observatie waarbij de patiënt niet overnacht. Voorheen werd dit

zorgtype onder de één-daagse klinische opnamen geschaard. Om

de cijfers met voorgaande jaren te kunnen vergelijken worden in

dit hoofdstuk deze opnamen wederom tot de klinische opnamen

gerekend. In met name het jaar 2014 is dit zorgtype onvolledig

aangeleverd.

— Onvolledigheid LBZ

Missende opnamen in de LBZ zijn bij geschat, waarbij de methodiek

in 2012 en 2013 afweek van voorgaande jaren. Vanaf 2014 worden de

klinische opnamen weer (vrijwel) volledig aangeleverd.

— Omzetting van ICD-9 naar ICD-10.

Sinds 2013 worden de ziekenhuisopnamen in ICD-10 aangeleverd. Voor

boezemfibrilleren betekent dit een omslag van code 427.3 naar I48.

Page 116: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren114

Vrouwen

Figuur 5.11 Gemiddeld aantal dagen in het ziekenhuis voor boezemfibrilleren in periode 1980-

2016 naar geslacht

Bron DHD

Samenvattende figuur indicatoren van ziekteHet aantal nieuwe ziekte-episodes geregistreerd door de huisarts stijgt flink

met de leeftijd en is op hogere leeftijd aanzienlijk hoger dan het aantal dag-

en ziekenhuisopnamen (figuur 5.12). Het aantal dag- en ziekenhuisopnamen

stijgt tot de leeftijdsklasse 65-74 jaar, en daalt daarna gestaag.

Op jongere leeftijd ervaren patiënten eerder (acute) symptomen (vaak hart-

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

200

400

600

800

1.000

1.200

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

0-44 45-5475-84

65-7455-6485-94 95+

Gem

idde

lde

ligdu

ur

0

2

4

6

8

10

12

14

16

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 117: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren115

kloppingen, gejaagd gevoel, kortademigheid) en melden zich derhalve op

de EHH/SEH. Tevens zullen er op jongere leeftijd meer (acute of geplande)

cardioversies en catheterablaties plaatsvinden. Op oudere leeftijd is boezem-

fibrilleren vaker minder symptomatisch tot asymptomatisch en wordt vaker

gekozen voor rate control en antistolling, dit kan in principe in de 1e lijn.

Figuur 5.12 Absoluut aantal ziekte-episodes bij de huisarts, ziekenhuisopnamen en dagopnamen

voor boezemfibrilleren bij mannen en vrouwen naar leeftijd in 2016

Mannen

Vrouwen

Aan

tal

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

16.000

18.000

20.000

85+75-8465-7455-6445-540-44

Ziekte-episodes Ziekenhuisopnamen Dagopnamen

Leeftijd (jaren)

Aan

tal

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

16.000

18.000

20.000

85+75-8465-7455-6445-540-44

Ziekte-episodes Ziekenhuisopnamen Dagopnamen

Leeftijd (jaren)

Page 118: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren116

Diagnose boezemfibrilleren per specialisme cardiologie De Nederlandse Zorgautoriteit biedt zorg- en behandeldata die door

Nederlandse ziekenhuizen zijn aangeleverd bij het DBC-informatiesysteem

DIS (www.opendisdata.nl). Op deze site is zichtbaar bij hoeveel patiënten

bepaalde diagnoses worden gesteld, alsmede de bijbehorende zorgproduc-

ten, waarvan het traject gesloten is en de declaratie is aangeleverd door de

zorgaanbieder. In het jaar 2014 is de volledigheid van de data voor zorg-

producten voor atrium fibrilleren/-flutter hoog, namelijk 90% en wordt

geschat dat er 133.814 patiënten (cardiologie) in dat jaar waren. Het betreft

hier zowel poliklinische bezoeken, dagbehandelingen en verpleegdagen

(tabel 5.2).

Tabel 5.2 Geregistreerde zorgproducten en aantal patiënten voor de diagnose atrium fibrilleren / flutter

door medisch specialisten, cardiologie in 2014

Bron www.opendisdata.nl

Zorgproduct Aantal patiënten

Poliklinische diagnostiek/ingreep en/of meer dan 2 polikliniek bezoeken bij

cardiologie bij een ritmestoornis van het hart 65.841

Polikliniek bezoeken (1 of 2) bij cardiologie 57.903

Dagbehandeling en/of verpleegdagen:

max. 5 dagen 32.541

6-28 dagen 2.243

Operatie tijdens ziekenhuisopname

Klasse 4 3.057

Klasse 2 703

Klasse 1 310

Operatief plaatsen van pacemaker (1 of 2 draads)

Tijdens ziekenhuisopname 693

Cardiologie 210

Cardiologie bij een ziekte van het hart 101

Electrocardiografie/hartritme monitor cardiologie 203

Operatie om hartritmestoornissen te verhelpen bij een hartaandoening/ longaandoening

Klasse 2 157

Diverse zorgproducten n < 100

Page 119: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren117

Ingrepen bij hartritmestoornissenEen chemische cardioversie (met medicatie) of elektrische cardioversie

(elektrische schok) kan toegepast worden om het normale hartritme te

herstellen. Een katheterablatie in de rechter boezem (bij een rechtszijdige

boezemflutter) of in de linker boezem (bij boezemfibrilleren) kan worden

toegepast voor het blokkeren van storende elektrische prikkels bij patiënten

die veel klachten blijven houden van (aanvalsgewijs) boezemfibrilleren.

In 2013 werden in 16 centra in totaal 7.193 catheterablaties uitgevoerd.

Uitgesplitst naar indicatie: atrioventriculaire re-entry tachycardia 1.036,

atrioventriculaire tachycardie 593, his bundel 342, ventriculaire tachycardie

721, atrium flutter 1.000, atriumfibrilleren 2.954, atrium tachycardie 296,

overig 252 (Bron: NHRA).5

Kortom, er werden ca. 3.000 catheterablaties uitgevoerd voor boezemfibril-

leren en 1.000 voor een boezemflutter.

5.3 Sterfte

Hoewel het in feite niet mogelijk is om aan boezemfibrilleren zelf te over-

lijden, wordt deze doodsoorzaak met name op hoge leeftijd toegekend. Wel

overlijden er bijvoorbeeld patiënten aan de gevolgen van boezemfibrilleren

zoals een CVA, hartfalen of complicatie van therapie. Helaas is geen infor-

matie over begeleidende diagnosen bekend. Juist omdat boezemfibrilleren

vaak voorkomt bij patiënten met multipele cardiovasculaire aandoeningen

zal minder vaak boezemfibrilleren als doodsoorzaak worden gerapporteerd.

In 2016 werd bij 134 personen als oorzaak van overlijden geleidingsstoornis-

sen genoemd en bij 2.273 personen hartritmestoornissen, waarvan 1.572

personen aan boezemfibrilleren (tabel 5.3). Er overleden in dat jaar twee

maal zo veel vrouwen als mannen aan boezemfibrilleren: 1.014 vrouwen

en 558 mannen. Onder de 65 jaar sterven er nauwelijks mensen aan boe-

zemfibrilleren. De sterfte is het hoogst in de leeftijdsklasse 85-94 jaar, met

623 vrouwen, resp. 254 mannen (figuur 5.13). Boven de 85 jaar sterven er

meer vrouwen dan mannen aan boezemfibrilleren. Mannen sterven op een

leeftijd van 84 en vrouwen 88 jaar aan boezemfibrilleren.

Vanaf 1980 is er een stijging in het aantal sterfgevallen aan boezemfibril-

leren waarneembaar, bij zowel mannen als vrouwen (figuur 5.14).

Page 120: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren118

Tabel 5.3 Sterfte aan geleidings- en hartritmestoornissen in 2016

Bron CBS

Figuur 5.13 Sterfte aan boezemfibrilleren naar leeftijd en geslacht in 2016

Bron CBS

Code mannen vrouwen totaal

Atrioventriculair block en linker-bundeltakblock I44 41 58 99

Overige geleidingsstoornissen I45 19 16 35

Paroxysmale tachycardie I47 16 13 29

Atriumfibrillatie en – flutter (boezemfibrilleren) I48 558 1.014 1.572

Overige hartritmestoornissen I49 367 305 672

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

100

200

300

400

500

600

700

95+85-9475-840-74

Mannen Vrouwen

78

36

186 20

7

254

623

40

148

Leeftijd (jaren)

Page 121: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Boezemfibrilleren119

Figuur 5.14 Absoluut aantal sterfgevallen aan boezemfibrilleren* in periode 1980 – 2016 naar

geslacht

Bron CBS

*In periode 1980-1995 ICD-9 427.3 en 1996-2016 ICD-9 I48

Gebruikte literatuur

1. Van Gelder IC, Hemels ME. The progressive nature of atrial fibrillation: a rationale for

early restoration and maintenance of sinus rhythm. Europace 2006;8:943-9.

2. Wolf PA, Abbott RD, Kannel WB. Atrial fibrillation as an independent risk factor for

stroke: the Framingham Study. Stroke 1991;22:983–8.

3. Kirchhof P et al. 2016 ESC Guidelines for the management of atrial fibrillation deve-

loped in collaboration with EACTS. EHJ 2016;37:2983-2962.

4. Nielen M, Poos R. Hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk: hoe vaak komt

het voor? In: Buddeke J, van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en

vaatziekten in Nederland 2016, cijfers over prevalentie, ziekte en sterfte. Den Haag:

Hartstichting, 2016.

5. Nielen M. NIVEL, NIVEL Zorgregistraties, 2017, NZR-00317.037.

6. Scheffer MG, Boersma LVA, Maas JC. Ingrepen bij hartritmestoornissen. In: Koopman

C, van Dis I, Vaartjes I, Visseren FLJ, Bots ML. Hart- en vaatziekten in Nederland

2014, cijfers over kwaliteit van leven, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting,

2014.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

200

400

600

800

1.000

1.200

Jaar

2016

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Mannen Vrouwen

Page 122: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

120

Page 123: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen121

6 Ingrepen bij hartritmestoornissen

Dr. J.C. Maas1, Dr. Ir. E.T. van der Velde2

1 Data-analist, Nederlandse Hart Registratie 2 Locatiemanager locatie Utrecht, Nederlandse Hart Registratie

Samenvatting

Anno 2017 beschikken 28 centra over een vergunning om cardioverters/

defibrillatoren (ICD’s) te implanteren en verrichten 84 centra pacemaker

implantaties. Zij leveren hun data aan aan de National Cardiovascular Data

Registry (NCDR), welke per 1 september 2017 is opgegaan in de Nederlandse

Hart Registratie (NHR):

— In 2016 werden 3.661 cardioverters/defibrillatoren (ICD), 2.173 biventricu-

laire ICD’s (CRT-D), 11.850 pacemakers en 943 biventriculaire pacemakers

(CRT-P) geïmplanteerd en geregistreerd.

— Meer dan 70% van de (biventriculaire) ICD’s wordt bij mannen geïmplan-

teerd, terwijl dit voor 55-60% van de (biventriculaire) pacemakers geldt.

— De meeste (biventriculaire) ICD’s worden in de leeftijdscategorie 65-74 jaar

geplaatst, de meeste (biventriculaire) pacemakers in de leeftijdscategorie

75-84 jaar.

Cijfers over catheterablaties worden verzameld door de Netherlands Heart

Rhythm Association (NHRA):

— Het aantal catheterablaties steeg van 1.641 in 2000 naar 7.193 in 2013.

— Boezemfibrilleren is de belangrijkste indicatie voor het uitvoeren van een

catheterablatie, gevolgd door atrioventriculaire re-entry tachycardia en

boezemflutter.

Page 124: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen122

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk treft u cijfers over ingrepen die verricht worden bij

patiënten met hartritmestoornissen aan. Hieronder vallen het inbrengen

van implanteerbare cardioverters/defibrillatoren (ICD’s) en pacemakers

(PM’s) en het verrichten van catheterablaties. Cijfers hierover worden door

de centra zelf bijgehouden en daarnaast verzameld door de Netherlands

Heart Rhythm Association (NHRA). Cijfers met betrekking tot PM’s en

ICD’s zijn vanaf 2010 verzameld door de National Cardiovascular Data

Registry (NCDR), welke per 1 september 2017 is opgegaan in de Nederlandse

Hart Registratie (NHR). Het betreft een update van hoofdstuk 1 in Hart- en

vaatziekten in Nederland, 2014 voor wat betreft ICD’s en pacemakers.1

6.2 Implanteerbare cardioverters/defibrillatoren en pacemakers

Over de jaren voor 2016 registreerden niet alle ziekenhuizen hun implanta-

ties bij NCDR/NHR. Vanaf het jaar 2016 is er nog maar 1 ziekenhuis dat geen

implantatieprocedures aanlevert ten tijde van de peildatum (12-10-2017). Op

dit moment zijn er bij de NHR 28 centra bekend die over een vergunning

beschikken om ICD’s te implanteren (bron: NVVC, tabel 6.1). Daarnaast

zijn er bij de NHR 84 centra bekend die PM implantaties verrichten. Het

aantal geregistreerde ICD, PM, biventriculaire ICD en biventriculaire PM

implantaties (zowel nieuwe implantaties als vervangingen) wordt getoond

in tabel 6.2. In de jaren 2014-2016 is het aantal implantaties toegenomen ten

opzichte van eerdere jaren (tabel 6.2). Dit wordt mede veroorzaakt door een

volledigere registratie. In tabel 6.3 en 6.4 is voor deze jaren ook een verde-

ling per geslacht en leeftijdscategorie weergegeven.

Sinds 2001 is het gebruik van ICD’s en PM’s met een mogelijkheid voor

biventriculaire hartstimulatie sterk toegenomen. Dit wordt toegepast bij

patiënten met ernstig hartfalen waar de hartspier niet voldoende synchroon

samentrekt, om de pompkracht te verbeteren. Hoewel deze toepassing niet

kan worden geclassificeerd onder hartritmestoornissen is deze echter toch

in dit hoofdstuk opgenomen vanwege de technische koppeling (respectie-

velijk CRT-D’s en CRT-P’s, tabel 6.2). Van een aantal geïmplanteerde devices

(5-20 per type device per jaar), is niet bekend of dit een biventriculaire ICD

of PM betrof. Deze devices zijn derhalve niet meegenomen in het overzicht.

Page 125: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen123

Tabel 6.1 Overzicht Nederlandse ICD-implanterende centra in 2017

Bron NVVC

Academisch Medisch Centrum, Amsterdam

Albert Schweitzer ziekenhuis, locatie Dordwijk, Dordrecht

Amphia Ziekenhuis, locatie Molengracht Breda

Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen

Catharina-ziekenhuis, Eindhoven

Erasmus MC, Rotterdam

ETZ TweeSteden, Tilburg

Flevoziekenhuis, Almere

Franciscus Gasthuis & Vlietland (locatie Schiedam)

HagaZiekenhuis, locatie Leyweg, Den Haag

HMC-Westeinde, Den Haag

Isala klinieken, Zwolle

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden

Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam

Maastricht UMC

Martini Ziekenhuis, Groningen

Medisch Centrum Leeuwarden

Medisch Spectrum Twente, Enschede

Noordwest Ziekenhuisgroep, Alkmaar

OLVG, locatie Oost, Amsterdam

Radboudumc, Nijmegen

Rijnstate Ziekenhuis Arnhem

Spaarne Gasthuis, locatie Haarlem-zuid

St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein

Treant Ziekenhuis-locatie Scheper, Emmen

UMC Groningen

UMC Utrecht

VU Medisch Centrum, Amsterdam

Page 126: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen124

Tabel 6.2 Aantal implanteerbare cardioverters/defibrillatoren (ICD’s), CRT-D, pacemakers en CRT-P

implantaties in periode 2000-2016

Bron NHRA, NCDR, NHR

Implanteerbare cardioverters/ Biventriculaire Pacemakers Biventriculaire

defibrillatoren (ICD’s) ICD’s (CRT-D) pacemakers (CRT-P)

2000 548 26 N/A 25

2001 707 15 N/A 126

2002 960 130 N/A 50

2003 1.110 180 N/A 75

2004 1.502 327 N/A 204

2005 2.178 738 N/A 122

2006 2.407 1.045 N/A 130

2007 2.990 1.149 N/A 129

2008 3.283 1.319 N/A 156

2009 3.675 1.592 N/A 185

2010* 2.889 1.767 10.297 444

2011* 3.042 1.996 10.727 548

2012* 2.987 1.868 10.265 551

2013* 2.769 1.767 10.411 528

2014** 3.160 1.989 11.562 719

2015** 3.484 2.146 11.800 818

2016** 3.661 2.173 11.850 943

N/A = niet beschikbaar* peildatum 18-11-2014, geregistreerd bij NCDR** peildatum 12-10-2017, geregistreerd bij NCDR/NHR

Page 127: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen125

Tabel 6.3 Aantal implanteerbare cardioverters/defibrillatoren (ICD’s), CRT-D, pacemakers en CRT-P

implantaties naar geslacht in 2014-2016

Bron NHR

Jaar Geslacht Implanteerbare Biventriculaire Pacemakers Biventriculaire

cardioverters/ ICD’s (CRT-D) pacemakers

defibrillatoren (CRT-P)

(ICD’s)

N % N % N % N %

2014 Vrouw 679 21,5 542 27,2 5.178 44,8 288 40,1

2014 Man 2.472 78,2 1.443 72,6 6.224 53,8 431 59,9

2014 Onbekend 9 0,3 4 0,2 160 1,4 0 0,0

2015 Vrouw 785 22,5 588 27,4 5.204 44,1 316 38,6

2015 Man 2.694 77,3 1.555 72,5 6.534 55,4 498 60,9

2015 Onbekend 5 0,2 3 0,1 62 0,5 4 0,5

2016 Vrouw 848 23,2 597 27,5 5.183 43,7 346 36,7

2016 Man 2.810 76,8 1.575 72,5 6.654 56,2 595 63,1

2016 Onbekend 3 0,0 1 0,0 13 0,1 2 0,2

Peildatum 12-10-2017, geregistreerd bij NCDR/NHR

Page 128: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen126

Tabel 6.4 Aantal implanteerbare cardioverters/defibrillatoren (ICD’s), CRT-D, pacemakers en CRT-P

implantaties per leeftijdscategorie in 2014-2016

Bron NHR

Jaar Leeftijd Implanteerbare Biventriculaire Pacemakers Biventriculaire

(jaar) cardioverters/ ICD’s (CRT-D) pacemakers

defibrillatoren (CRT-P)

(ICD’s)

N % N % N % N %

2014 <45 252 8,0 34 1,7 240 2,1 13 1,8

2014 45-54 466 14,7 135 6,8 368 3,2 27 3,8

2014 55-64 802 25,4 374 18,8 911 7,9 68 9,5

2014 65-74 1.128 35,7 855 43,0 2.812 24,3 192 26,7

2014 75-84 477 15,1 572 28,8 4.495 38,9 318 44,2

2014 85-94 32 1,0 19 0,9 2.557 22,1 100 13,9

2014 >94 0 0,0 0 0,0 153 1,3 1 0,1

2014 Onbekend 3 0,1 0 0,0 26 0,2 0 0,0

2015 <45 298 8,6 38 1,8 272 2,3 17 2,1

2015 45-54 453 13,0 153 7,1 358 3,0 28 3,4

2015 55-64 848 24,3 430 20,0 923 7,8 86 10,5

2015 65-74 1.247 35,8 860 40,1 2.829 24,0 201 24,6

2015 75-84 607 17,4 621 28,9 4.689 39,7 374 45,7

2015 85-94 27 0,8 39 1,8 2.543 21,6 110 13,5

2015 >94 0 0,0 1 0,1 162 1,4 1 0,1

2015 Onbekend 4 0,1 4 0,2 24 0,2 1 0,1

2016 <45 332 9,1 38 1,8 256 2,2 24 2,6

2016 45-54 522 14,2 139 6,4 348 2,9 31 3,3

2016 55-64 912 24,9 393 18,1 957 8,1 88 9,3

2016 65-74 1.215 33,2 896 41,2 2.985 25,2 243 25,8

2016 75-84 643 17,6 663 30,5 4.549 38,4 419 44,4

2016 85-94 36 1,0 44 2,0 2.614 22,1 132 14,0

2016 >94 1 0,0 0 0,0 138 1,2 6 0,6

2016 Onbekend 0 0,0 0 0,0 3 0,3 0 0,0

Peildatum 12-10-2017, geregistreerd bij NCDR/NHR

Page 129: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen127

In figuren 6.1 en 6.2 zijn voor het jaar 2016 de ICD’s en biventriculaire ICD’s

en in figuren 6.3 en 6.4 de PM’s en biventriculaire PM’s naar geslacht resp.

leeftijd weergegeven.

Meer dan 70% van de ICD’s en biventriculaire ICD’s wordt bij mannen

geïmplanteerd, terwijl dit voor 55-60% van de PM’s en biventriculaire PM’s

geldt. De meeste (biventriculaire) ICD’s worden in de leeftijdscategorie

65-74 jaar geplaatst, de meeste (biventriculaire) PM’s in de leeftijdscategorie

75-84 jaar.

Figuur 6.1 Aantal ICD’s en biventriculaire ICD’s (CRT-D) bij mannen en vrouwen in 2016

Bron NHR

Figuur 6.2 Aantal ICD’s en biventriculaire ICD’s (CRT-D) naar leeftijd in 2016

Bron NHR

Aan

tal

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

Biventriculaire ICDICD

Mannen Vrouwen

Aan

tal

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

>9485-94 75-8465-7455-6445-54 <45

ICD Biventriculaire ICD

Leeftijd (jaren)

Page 130: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen128

Figuur 6.3 Aantal PM’s en biventriculaire PM’s (CRT-P) naar geslacht in 2016

Bron NHR

Figuur 6.4 Aantal PM’s en biventriculaire PM’s (CRT-P) naar leeftijd in 2016

Bron NHR

Aan

tal

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

Biventriculaire PMPM

Mannen Vrouwen

Aan

tal

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

>9485-94 75-8465-7455-6445-54 <45

PM Biventriculaire PM

Leeftijd (jaren)

Page 131: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen129

6.3 Catheterablaties

Catheterablatie is een methode waarbij één of meerdere kleine littekens

in het hart worden gemaakt (door verhitting of bevriezing) op de plaats

waar een ritmestoornis vandaan komt. Met name bij de behandeling van

patiënten met boezemfibrilleren is er een sterke groei in de toepassing van

catheterablatie. In tabel 6.5 is het aantal catheterablaties vermeld, onderver-

deeld naar indicatie. Van 2000 tot 2013 nam het aantal catheterablaties toe

van 1.641 naar 7.193, hetgeen meer dan een verviervoudiging betreft.

Tabel 6.5 Catheterablaties naar indicatie in de periode 2000 – 2013

Bron NHRA1

AVNRT AVRT His VT A A A Tachy- Overige Totaal

Bundel Flutter FIB cardie

2000 386 407 206 181 54 407 1.641

2001 456 453 181 163 200 389 1.842

2002 337 328 116 126 309 196 65 191 1.668

2003 449 375 143 150 443 244 105 273 2.182

2004 619 386 173 253 532 421 130 96 2.560

2005 473 327 176 182 396 395 110 15 2.074

2006 541 450 150 235 438 538 94 60 2.986

2007 635 504 185 321 525 1.052 188 71 3.481

2008 814 512 206 404 623 1.536 184 98 4.368

2009 850 595 206 458 743 1.875 225 115 5.052

2010 729 566 216 426 753 2.047 226 246 5.209

2011 938 548 240 506 893 2.182 226 141 5.677

2012 904 494 273 564 907 2.496 178 229 6.045

2013 1.036 593 341 721 1.000 2.954 296 252 7.193

AVNRT = atrioventriculaire re-entry tachycardie, AVRT = atrioventriculaire tachycardie, VT = ventricu-

laire tachycardie, A flutter = atriumflutter, A FIB = atriumfibrilleren, A Tachycardie = atriumtachycardie

Page 132: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Ingrepen bij hartritmestoornissen130

Tabel 6.6 Overzicht Nederlandse centra waar catheterablaties zijn uitgevoerd in 2013

Bron NHRA1

Academisch Medisch Centrum, Amsterdam

Amphia Ziekenhuis, Breda

Catharina-ziekenhuis, Eindhoven

Erasmus MC, Rotterdam

HagaZiekenhuis, Den Haag

Isala klinieken, Zwolle

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden

Maastricht UMC

Medisch Centrum Leeuwarden

Medisch Spectrum Twente, Enschede

Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam

Radboudumc, Nijmegen

St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein

UMC Groningen

UMC Utrecht

VU Medisch Centrum, Amsterdam

Gebruikte literatuur

1. Scheffer MG, Boersma LVA, Maas JC. Ingrepen bij hartritmestoornissen. In: Koopman

C, van Dis I, Vaartjes I, Visseren FLJ, Bots ML. Hart- en vaatziekten in Nederland 2014,

cijfers over kwaliteit van leven, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting, 2014.

Page 133: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten131

7 Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten

I. van Dis1, J.M. Geleijnse2

1 Team Kennis & Trends, Hartstichting, Den Haag2 Afdeling Humane Voeding, Wageningen Universiteit

Dit hoofdstuk betreft een update van Geleijnse JM. Zout, bloeddruk en

hart- en vaatziekten. In: Vaartjes I, van Dis I, Visseren FLJ, Bots ML. Hart- en

vaatziekten in Nederland 2010, cijfers over leefstijl- en risicofactoren, ziekte

en sterfte. Den Haag: Hartstichting, 2010.

Samenvatting

Eén op de drie Nederlanders heeft een hoge bloeddruk; boven de 60 jaar is

dit twee op de drie.

Een te hoge bloeddruk vergroot het risico op het ontstaan van hart- en

vaatzieken en nierschade.

Een 5 gram/dag hogere zoutinname is geassocieerd met een 14% hoger risico

op hart- en vaatziekten en 23% hoger risico op beroerte.

Zoutreductie kan leiden tot een 20% lagere kans op ziekte en sterfte aan

hart- en vaatziekten.

Nederlanders eten ongeveer 8,5 gram zout per dag: mannen 9,7 gram en

vrouwen 7,4 gram per dag.

De Gezondheidsraad adviseert in de Richtlijnen goede voeding 2015 de

inname van keukenzout tot maximaal 6 gram zout per dag te beperken. De

WHO adviseert maximaal 5 gram per dag.

Bij een 3 gram lagere zoutinname per dag wordt een gemiddelde daling in

systolische bloeddruk verwacht van 2-3 mmHg bij mensen met een normale

bloeddruk en circa 5 mmHg bij mensen met een verhoogde bloeddruk.

Page 134: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten132

Jaarlijks kunnen in Nederland 1.500 sterfgevallen en 6.000 nieuwe gevallen

van hart- of vaatziekten (hartinfarct, hartfalen en beroerte) voorkomen

worden als dagelijks 3 gram zout minder gegeten wordt en de bloeddruk 2

mmHg daalt.

Zo’n 80% van de zoutinname is afkomstig van industrieel bewerkte levens-

middelen, zo’n 20% wordt bij de bereiding en aan tafel door de consument

toegevoegd.

Bij de huidige inname van 8,5 gram zout per dag kan de maximum richtlijn

van 6 gram zout per dag alleen bereikt worden als het zout in veelgebruikte

levensmiddelen met gemiddeld 30-40% wordt gereduceerd.

De inname van zout is de afgelopen decennia stabiel gebleven en er zijn nog

geen tekenen die wijzen op een dalende trend.

Belangrijke bronnen van zout zijn brood, vleesproducten, kaas, gevolgd

door hartige sauzen, soepen, koek en snacks.

In 2014 heeft VWS het Akkoord Product Herformulering met brancheorga-

nisaties van producenten, supermarkten, cateraars en horeca gesloten om

het zoutgehalte in levensmiddelen te verlagen. In 2020 moet het makkelijk

zijn om dagelijks maximaal 6 gram zout te consumeren voor personen die

zich houden aan de Richtlijnen goede voeding.

Uit monitors van het RIVM en de Nederlandse Voedselwaren Autoriteit

blijkt dat de zoutinname in de afgelopen decennia onverminderd hoog is

gebleven. In de productgroepen brood (wetgeving), groentenconserven,

chips & zoutjes, kaas en kant- en klaarmaaltijden is in de afgelopen jaar een

lichte daling in zoutgehalte opgetreden. De spreiding in zoutgehaltes van

producten binnen eenzelfde productgroep is groot.

Page 135: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten133

7.1 Inleiding

Hypertensie, gedefinieerd als een bloeddruk van 140/90 mmHg of hoger

is wereldwijd verantwoordelijk voor de helft van het aantal gevallen

van ischemische hartziekten, beroertes en hartfalen.1 In de Nederlandse

volwassen bevolking van 30-70 jaar heeft 37% van de mannen en 26% van

de vrouwen een verhoogde bloeddruk en/of gebruikt bloeddrukverlagende

medicatie (RIVM, NL de Maat studie). In de leeftijdsklasse boven de 60

jaar heeft 60-70% een verhoogde bloeddruk (LASA cohort) (figuur 7.1).2

De gemiddelde systolische bloeddruk van Nederlanders van 35-60 jaar en

ouder wordt geschat op 132 mmHg bij mannen en 121 mmHg bij vrouwen.2

Op 60-70 jarige leeftijd bedraagt de gemiddelde systolische bloeddruk 143

mmHg bij mannen en 137 mmHg bij vrouwen, waarbij dient te worden

aangetekend dat van de 30-39 jarigen 1-2% bloeddrukverlagende medicatie

gebruikt en van de 60-70 jarigen 28-29%.

Figuur 7.1 Prevalentie van verhoogde bloeddruk (≥ 140/90 mmHg en/of gebruik van bloed-

drukverlagende medicatie), naar leeftijd en geslacht

Bronnen RIVM, NL de Maat 2009-2010 (30-70 jaar) en VU Amsterdam, LASA

2008-2009 (≥ 60 jaar)

Op zowel middelbare als oudere leeftijd is er een sterk, direct verband aan-

getoond tussen de hoogte van de bloeddruk en sterfte aan cardiovasculaire

aandoeningen, al vanaf bloeddrukniveaus van 115/75 mmHg.3 Een meta-

analyse van 61 prospectieve cohort studies met in totaal ongeveer 1 miljoen

volwassenen zonder geschiedenis van een vaatziekte laat per 10-jaars

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

80+70-7960-6950-5940-4930-39

Mannen NLdeM Mannen LASA

Vrouwen LASAVrouwen NLdeM

Leeftijd (jaren)

Page 136: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten134

leeftijdsklasse de relatie tussen systolische bloeddruk (gecorrigeerd voor

regressie naar het gemiddelde) en de kans om te sterven aan coronaire hart-

ziekten zien (figuur 7.2).3 Voor iedere toename in systolische bloeddruk met

20 mmHg is de kans om te overlijden aan coronaire hartziekten en beroerte

ongeveer 2 maal groter. Dit relatieve verschil neemt iets af met de leeftijd.

Daarentegen is het absolute risico hoger op oudere leeftijd, en nemen de

absolute verschillen in sterfte dus toe met de leeftijd.

Figuur 7.2 Relatie tussen systolische bloeddruk en kans om te overlijden aan coronaire hartziek-

ten naar 10-jaars leeftijdsklasse in gepoolde data van meer dan 1 miljoen

volwassenen3

*’floating’ absoluut risico en 95% betrouwbaarheidsinterval**gecorrigeerd voor regressie naar het gemiddelde

Systolische bloeddruk** (mmHg)

120 140 160 180

1

2

4

8

16

32

64

128

256Leeftijd:

80–89 jaar

70–79 jaar

60–69 jaar

50–59 jaar

40–49 jaar

Ster

fte

aan

coro

nair

e ha

rtzi

ekte

n*

Page 137: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten135

Een groot deel van de gevallen van hart- en vaatziekten treedt op bij perso-

nen met een ‘normale bloeddruk’ en laag risico op hart- en vaatziekten.4 Dit

pleit voor maatregelen op het gebied van leefstijl en voeding om de bloed-

druk in de algehele bevolking gezond te houden. Niet-farmacologische

maatregelen met bewezen effectiviteit zijn het terugdringen van overge-

wicht, zoutreductie, verhogen van de lichamelijke activiteit, matigen van

het alcoholgebruik en het z.g. DASH-voedingspatroon dat veel groente en

fruit bevat.5-6

Dit hoofdstuk richt zich op het belang van zoutreductie in de Nederlandse

bevolking, waarbij achtereenvolgens het verband met bloeddruk en hart- en

vaatziekten, de dagelijkse zoutinname en bronnen van zout, de potentiële

gezondheidswinst door zoutreductie en lopende initiatieven op het gebied

van zoutreductie in de Nederlandse bevolking besproken worden.

7.2 Een epidemiologische onderbouwing voor het effect van zout op bloeddruk en hart- en vaatziekten

7.2.1 BloeddrukOm het effect van zout op de bloeddruk te kwantificeren hebben He &

MacGregor een meta-analyse uitgevoerd van 34 trials met 3.230 deelnemers

op het gebied van zoutbeperking met een minimale duur van 4 weken.7

Uit deze gecombineerde onderzoeksresultaten werd geconcludeerd dat bij

een gemiddelde zoutinname van 9,4 gram per dag een zoutreductie van 4,4

gram per dag resulteerde in een 4,2 mmHg lagere systolische bloeddruk en

een 2,1 mmHg lagere diastolische bloeddruk. Bij mensen met een normale

bloeddruk bedroeg de daling in systolische bloeddruk 2,4 mmHg en in

diastolische bloeddruk 1,0 mmHg. Bij mensen met een verhoogde bloed-

druk was het effect groter, namelijk 5,4 mmHg systolisch en 2,8 mmHg

diastolisch. Er was een significante dosis-responsrelatie tussen zoutinname

en bloeddruk in de trials.7

De Gezondheidsraad concludeert in het rapport Richtlijnen goede voeding

2015 en achtergronddocument ‘Natrium’ op basis van alle evidence, reke-

ning houdend met de kwaliteit van onderzoek dat het overtuigend is aange-

toond dat een vermindering van de natriuminname de bloeddruk verlaagt.

Bij mensen met een normale bloeddruk daalt de systolische bloeddruk met

2 mmHg en bij mensen met een hoge bloeddruk met 5 mmHg indien de

natriuminname 2 gram per dag (= 5 gram zout per dag) vermindert.9

Dat zout de bloeddruk kan beïnvloeden is recent ook aangetoond in een

omgekeerd experiment. Onderzocht werd het effect van inname van een

supplement met 7,6 gram zout bij 36 personen met een gemiddelde bloed-

Page 138: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten136

druk van 145/81 mm Hg in een 4 weken durende trial. In deze onbehandelde

groep met verhoogde bloeddruk (69% had een systolische bloeddruk van

140 mmHg of hoger) nam de systolische bloeddruk met 7,5 mmHg toe.10

7.2.2 Hart- en vaatziekten

Observationele cohort studiesEen meta-analyse van 13 observationele (cohort)onderzoeken met ruim

177.000 deelnemers die 3,5-19 jaar werden gevolgd liet zien dat een 5 gram/

dag hogere zoutinname geassocieerd was met een 23% hoger risico op

beroerte en een 14% hoger risico op totale hart- en vaatziekten.11

Echter, veel onderzoeken kennen methodologische problemen om de zout-

inname zorgvuldig vast te stellen. Om een individu te karakteriseren voor

de gebruikelijke zoutinname zijn herhaalde metingen van de natriumex-

cretie in 24-uurs urines nodig.12 De meta-analyse bevatte vier onderzoeken

waarin een enkele 24-uurs urine was verzameld; de overige onderzoeken

maakten gebruik van grovere meetmethoden, zoals een eendaagse

opschrijfmethode of voedingsvragenlijst waarbij toegevoegd zout niet was

meegenomen. Verder omvatte de meta-analyse vooral westerse populaties

met een hoge zoutinname en kon het verband met hart- en vaatziekten ten

opzichte van een (echt) lage zoutinname niet goed worden vastgesteld. Door

deze tekortkomingen is het verband tussen zout en hart- en vaatziekten in

de meta-analyse van observationele onderzoeken waarschijnlijk onderschat.

J-vormig verband in observationele studies en trialsRecent zijn enkele studies gepubliceerd, waarbij in de groep mensen met

lage zoutuitscheiding of lage zoutinname juist een iets hoger risico op hart-

en vaatziekten werd gevonden dan in de groep mensen met een gemiddelde

zoutinname.13-16 Het betreffen o.a. de EPIC-Norfolk prospectieve studie13, de

PURE-studie14-15, ONTARGET en TRANSCEND studies15-16. In deze studies is

slechts een beperkte hoeveelheid urine (één plas, portie of alleen nuchtere

ochtend urine) verzameld waarbij de natriumexcretie met een model omge-

rekend werd naar die in 24-uurs urine.

In sommige onderzoeken worden in de laag-zout groep ook mensen geïn-

cludeerd die om bijzondere redenen weinig zout eten.15-16 In de laag-zout

groep kunnen derhalve ook mensen geïncludeerd zijn met hoge bloeddruk

die op doktersadvies minder zout gebruiken en bloeddrukverlagende medi-

catie gebruiken13, kwetsbare ouderen die geen trek hebben in eten, of obese

mensen die hun voedsel- en daarmee zoutinname (bewust of onbewust)

hebben onder gerapporteerd. Zij hebben allen een hoger risico op hart- en

vaatziekten.

Page 139: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten137

TrialsTrials naar het effect van zout op hart- en vaatziekten zijn schaars. In

de Trials of Hypertension Prevention (TOHP I en II) werden ruim 3000

Amerikanen met een bloeddruk van gemiddeld 127/85 mmHg en een

gebruikelijke zoutinname van circa 10 gram per dag gerandomiseerd naar

zoutbeperking of een controlebehandeling.18 In het onderzoek werd een

zoutreductie van 25 – 30% (2 – 2,5 gram/dag) bereikt, hetgeen resulteerde in

bloeddrukdalingen (systolisch/diastolisch) van 1,7/0,9 mmHg na 18 maan-

den in TOHP I en 1,2/0,7 mmHg na 36 maanden in TOHP II. In de groep die

minder zout had geconsumeerd werd 10 – 15 jaar nadat de interventie was

gestopt een 25 – 30% lagere incidentie van hart- en vaatziekten gevonden,

rekening houdend met mogelijk verstorende variabelen zoals leeftijd,

geslacht, ras en lichaamsgewicht.18

Een andere trial is uitgevoerd bij circa 2000 Taiwanese veteranen die woon-

achtig waren in verzorgingstehuizen. In twee tehuizen werd gedurende

2,5 jaar gekookt met een zout waarin de helft van het natrium vervangen

was door kalium, terwijl in drie andere tehuizen werd gekookt met gewoon

keukenzout. De sterfte aan hart- en vaatziekten was met 41% afgenomen

en de levensduur met circa een half jaar verlengd bij de mannen die het

natrium-kaliumzout hadden binnengekregen.18 Het is mogelijk dat niet

alleen de lagere natriuminname, maar ook de hogere kaliuminname van

invloed is geweest op de uitkomsten van dit onderzoek omdat kalium een

gunstig effect kan hebben op de bloeddruk.19

He en MacGregor vinden een relatief risico op hart- en vaatziekten door

zoutreductie bij mensen met en zonder verhoogde bloeddruk van 0,80 (95%

betrouwbaarheidsinterval 0,64-0,99) (figuur 7.3).21-22 De duur van follow-up

in deze studies lag tussen de 7 maanden en 11,5 jaar.22 In deze meta-analyse

is een hartfalentrial geëxcludeerd omdat de deelnemers naast zoutbeper-

king tevens een hoge dosis bloeddrukverlagende medicijnen en een sterke

vochtbeperking kregen. Deze trial is wel onderdeel van de meta-analyse van

de Cochrane Collaboration.21

Page 140: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten138

Figuur 7.3 Relatief risico op optreden van hart- en vaatziekten door zoutreductie22

Op basis van de beperkte beschikbare cijfers uit trials kan gesteld worden

dat zoutreductie kan leiden tot een 20% lagere kans op ziekte en sterfte aan

hart- en vaatziekten.

7.2.3 Zijn de effecten van zout bewezen?Samenvattend kan gesteld worden dat prospectief cohortonderzoek en

trials een ongunstig effect van zout op de bloeddruk laten zien, maar dat

het bewijs voor een effect van zoutreductie op hart- en vaatziekten geringer

is omdat er weinig trials zijn met langdurige zoutreductie en voldoende

klinische eindpunten. Het is de vraag of die onderzoeksgegevens ooit

beschikbaar komen omdat het lastig is het zout in de voeding van grote

groepen mensen over een lange periode (minimaal 5 jaar) te verlagen. De

wetenschappelijke onderbouwing van maatregelen op het gebied van

zoutreductie is daarom vooral gebaseerd op modelleringsstudies waarbij

het effect van zout op de bloeddruk (zie bijvoorbeeld He & MacGregor7)

wordt vertaald naar de reeds bekende effecten van bloeddruk op ziekte

en sterfte aan hart- en vaatziekten (zie bijvoorbeeld Lewington et al3). Zie

onderstaand de paragraaf Te behalen gezondheidswinst door lagere zoutin-

name met cijfers van de Nederlandse bevolking.

ZoutbeperkingOnderzoek

Aantal CVD’s

Totaalaantal

TOHP I TOHP IIMorganTONETotaal

17716

36130

321938

34322

1.615

Controle groep Relatief risico(95% BI)

3280

546

163

311935

33331

1.610

0·51 (0·29–0·91)0·88 (0·65–1·20)1·16 (0·39–3·45)0·80 (0·53–1·21)0·80 (0·64–0·99)

Ten gunste vanzoutbeperking

Ten gunste vancontrole groep

10·1 10

Relatief risico op HVZ(95% BI)

Aantal CVD’s

Totaalaantal

Page 141: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten139

7.3 Zout in de voeding

De functie van zout in het lichaamNatriumchloride (NaCl), in de volksmond (keuken)zout, bestaat voor 40%

uit natrium en 60% uit chloor. Om een hoeveelheid natrium om te rekenen

naar zout moet vermenigvuldigd worden met een factor 2,5. Het natrium

dat van nature in voedingsmiddelen voorkomt levert een dagelijkse inname

van circa 250 – 500 mg. Dit is voldoende voor het goed functioneren van

het lichaam.22 Alleen in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij diarree, is een

hogere inname van zout nodig. Natrium speelt een belangrijke rol bij het

regelen van vochtbalans, de zuurgraad van het lichaam en de prikkelgelei-

ding in spiercellen. Stoornissen in de water- en zouthuishouding leiden tot

een hogere bloeddruk.23

Richtlijnen voor zoutinnameIn de Richtlijnen Goede Voeding 2015 wordt geadviseerd de keuken-

zoutinname tot maximaal 6 gram zout per dag te beperken.9 Daarbij

wordt opgemerkt dat een verdere verlaging van de zoutinname leidt

tot meer bloeddrukdaling en dus een grotere gezondheidswinst. De

Wereldgezondheidsorganisatie adviseert maximaal 5 gram/dag.24 Uit

modelleringsstudies is gebleken dat bij een verdere zoutreductie onder de 4

gram zout per dag de aanbeveling t.a.v. kalium niet gehaald kan worden en

de voeding niet volwaardig kan zijn.25

Uit de Voedsel Consumptie Peiling (VCP) 2007-2010 blijkt dat 85% van de

Nederlandse bevolking een totale zoutconsumptie heeft van boven de aan-

bevolen maximum van 6 gram zout.26

De zoutinname in NederlandOngeveer 90% van het natrium dat het lichaam binnenkomt via de voeding

wordt uitgescheiden in de urine.27 In 2015 heeft het RIVM bij 289 personen

van 19-70 jaar uit Doetinchem en omgeving een 24-uursurine monster ver-

zameld.28 Hieruit is een mediane zoutinname berekend, waarbij mannen en

hogere inname hadden dan vrouwen, namelijk 9,7 gram zout per dag voor

mannen en 7,4 gram zout voor vrouwen. Vergelijking met een zelfde onder-

zoek van het RIVM in 2006 laat zien dat de zoutinname nagenoeg gelijk

is gebleven. In het onderzoek in 2006 werd een gemiddelde zoutinname

berekend van 8,8 gram per dag, waarbij mannen 9,9 gram zout per dag aten

en vrouwen 8,1 gram zout.29

Page 142: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten140

Bij alle onderzoeken ging het om kleine steekproeven bij vrijwilligers,

waarbij zieke personen en personen met een lage sociaal-economische

status – die vaak een slechtere voeding hebben – ondervertegenwoordigd

waren. De gemiddelde inname van zout in Nederland zou in werkelijkheid

dus hoger kunnen liggen. Bovengenoemde studies laten geen duidelijke

veranderingen in zoutconsumptie over de afgelopen decennia zien, wat

bevestigd wordt in ander onderzoek waarin voedingen in de periode 1976-

2004 zijn geanalyseerd.

Bronnen van zoutIn 2007-2010 is door het RIVM een Voedselconsumptiepeiling (VCP) uitge-

voerd bij 3.819 kinderen en volwassenen in de leeftijd van 7-69 jaar waarbij

twee keer gegevens over een dagvoeding verzameld zijn met een 24-uurs-

voedingsnavraagmethode.26 Het gebruik van zout bij het koken en aan tafel

is niet nagevraagd. Zoals weergegeven in tabel 7.1 was meer dan de helft van

de dagelijkse zoutinname via voedingsmiddelen afkomstig uit brood (26%),

vleesproducten (15%) en kaas (10%). Andere grote bronnen waren hartige

sauzen, soepen, koek en snacks.

De warme maaltijd levert het meeste zout (36%), gevolgd door de lunch

(31%). De belangrijkste zoutbronnen bij de warme maaltijd zijn vleespro-

ducten en sauzen en bij het ontbijt en de lunch brood en kaas. Tussen de

maaltijden door zijn koekjes en gebak de belangrijkste bronnen van zout.

Het meeste zout wordt thuis gegeten (69%).

Ca. 80% van het zout is al aanwezig in gekochte voedingsmiddelen.9,26

20% van het zout toegevoegd tijdens het bereiden van maaltijden en aan

tafel. Individuen kunnen hun zoutinname alleen drastisch verlagen als ze

bewerkt voedsel en het eten buiten de deur vermijden.

In figuur 7.4 en in meer detail in bijlage 7.1 op www.hartstichting.nl/

rapporten is de bijdrage van voedingsmiddelengroepen aan de zoutcon-

sumptie weergegeven. De drie belangrijkste voedingsmiddelengroepen zijn

‘Granen en graanproducten’ (31%; 2,0 gram per dag) waaronder brood (26%),

‘Vlees en vleesproducten (18%; 1,3 gram per dag) waaronder vleesproducten

(15%) en ‘Zuivel’ (16%; 1,1 gram per dag) waarvan kaas (10%).

Page 143: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten141

Figuur 7.4 De procentuele bijdrage van voedingsmiddelengroepen* aan de zoutconsumptie van

Nederlanders van 7-69 jaar26

Bron VCP 2007-2010

*Zout toegevoegd bij de bereiding van gerechten is hierin niet meegenomen

Te behalen gezondheidswinst door milde zoutreductieZoals boven genoemd, berekenen de meeste modellen de te behalen

gezondheidswinst via twee stappen. Daarbij wordt eerst het effect van zout

op de bloeddruk geschat en vervolgens het effect van de bloeddrukverlaging

op coronaire hartziekten, beroerten en andere cardiovasculaire eindpunten.

Het RIVM heeft over een periode van 20 jaar berekend hoeveel nieuwe

gevallen van een hartinfarct, hartfalen en beroerte voorkomen kunnen

worden en in welke mate de sterfte zal dalen in de Nederlandse bevolking

als de zoutinname dagelijks met 2-3 gram zout verminderd wordt.30 Er wer-

den drie scenario’s voor zoutreductie opgesteld, te weten 50% minder zout

in industrieel geproduceerde voedingsmiddelen (2,3 gram zoutreductie),

vervanging van industrieel geproduceerde voedingsmiddelen door minst

zoute optie (3 gram zoutreductie) en iedereen op een maximum aanbevolen

zoutinname van 6 gram per dag (2,5 gram zoutreductie). De zoutreducties

in deze drie scenario’s leiden tot bloeddrukdalingen van 1,5 mmHg, 1,9

mmHg respectievelijk 1,6 mmHg. Het effect van deze bloeddrukdalingen

werd doorgerekend met het RIVM Chronische Ziekten Model waarbij uitge-

gaan werd van een gemiddelde zoutinname van 8,4 gram per dag en gemid-

delde systolische bloeddruk van 128,2 mmHg. Dit model houdt rekening

met concurrerende sterfte en samenhang tussen ziekte en sterfte. Uitgegaan

werd van een daling in incidentie van beroerte van 10,5% en coronaire hart-

ziekten van 7,9% indien 3 gram zout minder geconsumeerd zou worden.

Granen en graanproducten 31%

Vlees en vleesproducten 18%

Zuivel 16%

Sauzen 8%

Soepen 6%

Koek en gebak 5%

Groenten 3%

Snacks 2%

Overig 11%

Page 144: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten142

Bij een daling van 3 gram zout per dag en 2 mmHg lagere systolische

bloeddruk (tweede scenario) zullen naar verwachting in de komende 20

jaar 35.500 minder nieuwe hartinfarcten, 20.000 minder nieuwe gevallen

van hartfalen en 64.300 minder gevallen van beroerte voorkomen kunnen

worden en tot 30.400 minder sterfgevallen leiden (figuur 7.5 en bijlage 7.2).

Populair gezegd, jaarlijks krijgen 6.000 mensen geen hart- of vaatziekte en

sterven er 1.500 minder mensen indien de gehele Nederlandse bevolking

vanaf heden dagelijks 3 gram zout minder eet en de gemiddelde bloeddruk

2 mmHg lager zou zijn.

Figuur 7.5 Geschatte effect op het aantal nieuwe gevallen van hartinfarct, hartfalen en beroerte

en effect op het aantal sterfgevallen aan alle doodsoorzaken tezamen door verminde-

ring van zoutinname (3 scenario’s)* in een periode van 20 jaar bij Nederlandse

volwassenen30

*De 3 scenario’s:

50% minder zout in industrieel geproduceerde voedingsmiddelen

Vervanging van industrieel geproduceerde voedingsmiddelen door minst zoute optie

Iedereen op maximum aanbevolen zoutinname van 6 gram per dag

Al eerder zijn modelleringsstudies uitgevoerd waarbij buitenlandse model-

len geprojecteerd werden op de Nederlandse situatie.30

Aan

tal

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

sterfgevallenberoertenhartfalenhartinfarcten

50% minder zout minst zoute optie max 6 gram zout per dag

Page 145: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten143

7.4 Andere preventieve maatregelen

In de Amerikaanse JNC 7 richtlijn5 is het effect van leefstijlaanpassingen op

de systolische bloeddruk gekwantificeerd (tabel 7.1). Voor gewichtsreductie

en het DASH-voedingspatroon (voor omschrijving: zie tabel 7.1)6 werden

bloeddrukeffecten gevonden van respectievelijk 5 – 20 mmHg en 8 – 14

mmHg, vergelijkbaar met bloeddrukverlagende medicijnen. Voor een toe-

name in lichamelijke activiteit was de daling 4 – 9 mmHg en voor een lagere

alcoholinname 2 – 4 mmHg.

Het effect van preventieve maatregelen op populatieniveau hangt niet

alleen af van de grootte van het bloeddrukeffect, maar ook van de prevalen-

tie van de risicofactor in de populatie. Zo is de prevalentie van overmatig

alcoholgebruik beduidend lager dan de prevalentie van een te hoge zoutin-

name. Bij gelijke effecten op de bloeddruk zullen maatregelen op gebied

van alcoholreductie daarom minder gevallen van hart- en vaatziekten

voorkomen dan maatregelen op het gebied van zoutreductie. In een verge-

lijkend onderzoek van 5 westerse landen (waaronder Nederland) is naast het

effect op de bloeddruk ook de prevalentie van de risicofactor in de populatie

meegenomen. In dit onderzoek nam zout de tweede plaats in na overge-

wicht voor wat betreft de bijdrage aan hypertensie.32 Andere factoren die in

dit onderzoek waren meegenomen waren lichamelijke inactiviteit, alcohol-

gebruik, koffiegebruik en een inadequate inname van kalium (‹ 3,5 g/d) en

calcium (‹500 mg/d). De bijdrage van deze factoren aan de prevalentie van

hypertensie in Nederland was minder groot dan voor zout. In dit onderzoek

is enkel een rangschikking van risicofactoren gemaakt voor hypertensie en

niet voor de incidentie van hart- en vaatziekten.

Page 146: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten144

Tabel 7.1 Leefstijlmaatregelen voor de behandeling en preventie van hypertensie5

Effect van diverse voedingsstrategieën om zout inname te verlagenRecent is op basis van literatuuronderzoek beschreven wat het effect van

diverse maatregelen is op de zoutinname op bevolkingsniveau (tabel

7.2).34 Interventies die meerdere componenten omvatten zoals de

combinatie productherformulering, vermelding voedingswaarde-

informatie en een mediacampagne, doen naar verwachting de grootste

zoutreducties behalen.

Leefstijlverandering Aanbeveling Verwachte effect op

systolische bloeddruk

Gewichtsreductie Behoud van (of terugkeer naar) een normaal lichaams-

gewicht (body mass index van 18,5 – 24,9 kg/m2)

5 – 20 mmHga

Zoutreductie Inname van minder dan 6 gram per dag 2 – 8 mmHg

Lichamelijke activiteit Regelmatige aërobe activiteit, zoals stevig wandelen

(>30 minuten per dag op de meeste dagen van de week)

4 – 9 mmHg

Alcoholgebruik Mannen: maximaal 2 consumpties per dag

Vrouwen en personen met een laag gewicht:

maximaal 1 consumptie per dag

2 – 4 mmHg

DASH-voedingspatroon Voedingspatroon rijk aan groente, fruit en magere

zuivel, met een verlaagd gehalte aan verzadigd en

totaal vet

8 – 14 mmHg

a Uit een meta-analyse van 25 trials33 bleek een bloeddrukdaling van ongeveer 1 mmHg per kilogram

gewichtsverlies

Page 147: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten145

Tabel 7.2 Dagelijkse vermindering in zoutinname door diverse maatregelen op bevolkingsniveau34

7.5 Initiatieven ten aanzien van zoutreductie in Nederland

De inname van zout in Nederland is hoog in vergelijking met de aanbeve-

ling, zo’n 80% is afkomstig van industrieel bereide voedingsmiddelen.9,26

Om van een gemiddelde dagelijkse zoutinname van 9 gram naar 6 gram te

komen moet het zout in voedingsmiddelen met minstens 30-40% worden

gereduceerd. Verschillende partijen spelen hierbij een belangrijke rol, waar-

onder de overheid, het bedrijfsleven, Voedingscentrum, NGO’s waaronder

de Hartstichting en Nierstichting en consumentenorganisaties.

Rol van de overheidJanuari 2014 heeft het ministerie van VWS het Akkoord Product

Herformulering gesloten met de levensmiddelenindustrie (FNLI), het

Centraal Bureau Levensmiddelen Handel (CBL), Koninklijke Horeca

Nederland (KHN) en de Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties

(Veneca). De ambitie is dat het zoutgehalte in het productaanbod vermin-

derd wordt, zodat het voor de consument die eet volgens de richtlijnen

goede voeding makkelijker wordt om maximaal 6 gram zout per dag te

consumeren in 2020.35 De Wetenschappelijk Adviescommissie (WAC), die de

voorstellen van de voedingsmiddelenindustrie per productcategorie beoor-

deelt, heeft deze tot nu toe beoordeeld als weinig ambitieus.35

De voedingsmiddelenmarkt kent een internationaal karakter en buiten-

landse producenten zetten hun producten af op de Nederlandse markt en

vice versa. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft

van 2016 was het een speerpunt van de Minister van VWS om te komen tot

gelijke eisen aan de samenstelling van binnen- en buitenlandse voedings-

Maatregel Daling in zoutinname per dag

Verplichte herformulering van voedingsmiddelen -1,5 gram

Vrijwillige herformulering van voedingsmiddelen -0,8 gram

Interventies op scholen -0,7 gram

Kort voedingsadvies -0,6 gram

Langdurig voedingsadvies onder optimale omstandigheden -2,0 gram

Voedingswaarde aanduiding op verpakkingen van levensmiddelen -0,4 gram

Belasting op zoutrijke voedingsmiddelen (tax) -0,3 gram

Massamediale campagnes -0,1 gram

Page 148: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten146

middelen. Met de in juni 2016 aangenomen Raadsconclusies over verbe-

tering van de samenstelling van voedingsmiddelen, is de gezamenlijke

inzet van alle 28 EU-lidstaten om bewerkte voedingsmiddelen gezonder te

maken in gang gezet. Eind 2017 moet elke lidstaat een plan voor product-

verbetering hebben.36

Daarnaast betreffen de activiteiten van de Nederlandse overheid op het

gebied van zout de informatievoorziening via het Voedingscentrum, het

monitoren van de zoutinname en –excretie in de bevolking (projecten van

het RIVM38) en het monitoren van het zoutgehalte in levensmiddelen door

de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA)39-40.

De rol van het bedrijfslevenDe Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie(FNLI) heeft in 2007 de

Task Force Zout in levensmiddelen opgericht37 en in 2014 zich gecommitteerd

aan het Akkoord Product Herformulering.35 In opdracht van de overheid

heeft de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) vanaf 2009

jaarlijks het zoutgehalte van bijna 1000 levensmiddelen geanalyseerd bin-

nen 10 productgroepen, met laatste metingen medio 2016.38 Wanneer de

monitoringsgegevens van alle producten over de jaren worden vergeleken

is het mediane keukenzoutgehalte (n=960) gedaald van 1,20% in 2011 naar

1,08% in 2016 (n=875), een afname van 10%. Tussen 2012 en 2015 bleef de

reductie in zout ten opzichte van 2011 steken op 6-7%. Er is grote variatie in

zoutgehaltes van producten binnen dezelfde productgroep.

In de productgroepen brood (wetgeving), chips & zoutjes, groentencon-

serven, kaas en kant- en klaarmaaltijden is een daling van meer dan 10%

zoutreductie in 2016 ten opzichte van 2011 waarneembaar. De dalingen in

zoutgehaltes in producten van bedrijven die deelnemen aan het Akkoord

zijn het grootst.40

Enkele producten vormen een gunstige uitzondering, waaronder brood. Op

initiatief van de bakkerijsector is in 2009 het zoutgehalte in brood verlaagd

van maximaal 2,5% naar 2,1% op basis van droge stof (komt overeen met

1,8% op meelbasis). Een tweede stap is gezet in 2012 waarbij het zoutgehalte

verder is verlaagd naar 1,8% op droge stof (komt overeen met 1,5% op meel-

basis) in 2012, waarbij de uiteindelijke hoeveelheid zout in een boterham

zal uitkomen op ruim 0,3 gram. Dit is op voordracht van de Minister van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgelegd in het Warenwetbesluit Meel

en brood.

Page 149: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten147

ConsumentenvoorlichtingHet Voedingscentrum, de Hartstichting en Nierstichting informeren

consumenten via hun websites en brochures. Het Voedingscentrum biedt

met de Eetmeter (app of website) de mogelijkheid om het zoutgehalte in

een dagvoeding te berekenen en heeft een receptensite waarbij recepten

met weinig zout geselecteerd kunnen worden. De Nierstichting heeft een

Zoutboek voor diëtisten en andere zorgverleners, een online Zoutmeter

en Kruidenwijzer. De Hartstichting geeft de brochure Hoge bloeddruk

uit, alsmede de zoutwijzer met het gehalte aan zout van een groot aantal

producten. Ook de Consumentbond informeert de consument, in het bij-

zonder over metingen van zoutgehaltes in diverse voedingsmiddelen. Uit

deze metingen blijkt ook dat er een grote spreiding in zoutgehaltes tussen

producten binnen een productgroep bestaat.

Anno 2017 trekken de Consumentenbond, Hartstichting, Nierstichting en

Nederlandse Vereniging voor Hypertensie gezamenlijk op ter verlaging

van het zoutgehalte in levensmiddelen en naleven van het Akkoord

Productherformulering. Zij vinden dat zoutverlaging intensiever aan-

gepakt moet worden en in een groter tempo om de doelstelling van het

Akkoord Product Herformulering te kunnen bereiken.

Conclusie

De zoutconsumptie in Nederland blijft door de jaren heen onverminderd

hoog. Productherformulering is cruciaal om de huidige consumptie van

8,5 gram zout per dag te kunnen verlagen naar een inname onder de

6 gram zout per dag. Hoewel de levensmiddelenindustrie en retailers

diverse inspanningen verrichten om het zoutgehalte in voedingsmid-

delen te verlagen, is meer actie gewenst om de doelen van het Akkoord

Productherformulering in 2020 te kunnen behalen.

Page 150: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten148

Gebruikte literatuur

1. World Health Organization. A global brief on hypertension: silent killer, global public

health crisis. World Health Day 2013. Report, 1-39. 2013. Geneva, Switzerland,

World Health Organization.

2. Blokstra A, van Dis I, Verschuren WMM. Prevalentie en trends van cholesterol,

bloeddruk en gewicht in de Nederlandse bevolking. In: Koopman C, van Dis I,

Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en vaatziekten in Nederland 2012, cijfers

over risicofactoren, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting, 2012.

3. Lewington S, Clarke R, Qizilbash N, Peto R, Collins R. Prospective Studies

Collaboration. Age-specific relevance of usual blood pressure to vascular mortality:

a meta-analysis of individual data for one million adults in 61 prospective studies.

Lancet 2002;360:1903-1913.

4. van Dis I, Geleijnse JM, Boer JM, Kromhout D, Boshuizen H, Grobbee DE, van der

Schouw YT, Verschuren WM. Effect of including nonfatal events in cardiovascular

risk estimation, illustrated with data from The Netherlands. EJPC 2014;21:377-83.

5. Chobanian AV, Bakris GL, Black HR, Cushman WC, Green LA, Izzo JL Jr, et al;

National Heart, Lung, and Blood Institute Joint National Committee on Prevention,

Detection, Evaluation, and Treatment of High Blood Pressure; National High Blood

Pressure Education Program Coordinating Committee. The Seventh Report of the

Joint National Committee on Prevention, Detection, Evaluation, and Treatment of

High Blood Pressure: the JNC 7 report. JAMA 2003;289:2560-2572. (www.nhlbi.

nih.gov/guidelines/hypertension/index.htm).

6. Sacks FM, Svetkey LR, Vollmer WM, Appel LJ, Bray GA, Harsha D, et al. Effects on

blood pressure of reduced dietary sodium and the dietary approaches to stop hyper-

tension (DASH) diet. N Engl J Med 2001;344:3–10.

7. He FJ, MacGregor GA. Effect of longer term modest salt reduction on blood pressure:

Cochrane systematic review and meta-analysis of randomised trials. BMJ 2013;346:

1-15.

8. He FJ, Burnier M, MacGregor GA. Nutrition in cardiovascular disease: salt in hyper-

tension and heart failure. Eur H J 2011;32:3073-80.

9. Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2015. Nr. 2015/24. Den Haag 2015. /

Achtergronddocument Natrium.

10. Gijsbers L, Dower JL, Mensink M, Siebelink E, Bakker SJL, Geleijnse JM. Effects of

sodium and potassium supplementaton on blood pressure and arterial stiffness: a fully

controlled dietary intervention study. J Hum Hyp 2015, 29:592-8.

11. Strazzullo P, D'Elia L, Kandala NB, Cappuccio FP. Salt intake, stroke, and cardiovascu-

lar disease: meta-analysis of prospective studies. BMJ 2009;339:b4567.

12. Olde Engberink RHG, van den Hoek TC, van Noordenne ND, van den Born BJH,

Peters-Sengers H, Vogt L. Use of a single baseline versus multi-year 24-hour urine

collections for estimation of long-term sodium intake and associated cardiovascular

and renal risk. Circulation June 27 2017.

13. Pfister R, Michels G, Sharp SJ et al. Estimated urinary sodium excretion and risk of

heart failure in men and women in the EPIC-Norfolk study. Eur J Heart Fail 2014

16:394-402.

Page 151: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten149

14. Lamelas PM, Mente A, Diaz R, et al. Association of urinary sodium excretion with

blood pressure and cardiovascular events in 17,033 Latin Americans. Am J Hypertens

2016;29: 796-805.

15. Mente A, O’Donnell M, Rangarajan S, et al. Associations of urinary sodium excretion

with cardiovascular events in individuals with and without hypertension: a pooled

analysis of data from four studies. Lancet 2016;388:465-75.

16. O’Donnell MJ, Uusuf S, Mente A et al. Urinary sodium and potassium excretion and

risk of cardiovasculir events. JAMA 2011;306:2229-38.

17. Ekinci EI, Clarke S, Thomas MC, et al. Dietary salt intake and mortality in patients

with type 2 diabetes. Diabetes Care 2011;34:703-9.

18. Cook NR, Cutler JA, Obarzanek E, Buring JE, Rexrode KM, Kumanyika SK, et al.

Long term effects of dietary sodium reduction on cardiovascular disease outcomes:

observational follow-up of the trials of hypertension prevention (TOHP). BMJ 2007

28;334:885-888.

19. Chang HY, Hu YW, Yue CS, Wen YW, Yeh WT, Hsu LS, et al. Effect of potassium-

enriched salt on cardiovascular mortality and medical expenses of elderly men. Am J

Clin Nutr 2006;83:1289–1296.

20. Geleijnse JM, Kok FJ, Grobbee DE. Blood pressure response to changes in sodium and

potassium intake: a metaregression analysis of randomised trials. J Hum Hypertens

2003;17:471-480.

21. Taylor RS, Ashton KE, Moxham T, Hooper L, Ebrahim S. Reduced dietary salt for the

prevention of cardiovascular disease. Cochrane Database Syst Rev 2011:CD009217.

22. He F. MacGregor GA. Salt reduction lowers cardiovascular risk: meta-analysis of

outcome trials. Comment. Lancet 2011;378:380-2.

23. National Academy of Sciences. Institute of Medicine. Food and Nutrition Board.

Dietary Reference Intakes for water, potassium, sodium, chloride, and sulfate. The

National Academies Press, Washington, DC, 2004.

24. WHO. Guideline: Sodium intake for adults and children. Geneva, World Health

Organization (WHO), 2012. www.who.int/mediacentre/news/notes/2013/

salt_potassium_20130131/en/

25. Maillot M, Monsivais P, Drewnowski A. Food pattern modelling show that the 2010

Dietary Guidelines for sodium and potassium cannot be met simultaneously. Nutr Res

2013;33:188-194.

26. van Rossum CTM, Buurma-Rethans EJM, Fransen HP, Verkaik-Kloosterman J,

Hendriksen MAH. Zoutconsumptie van kinderen en volwassenen in Nederland.

Resultaten uit de Voedselconsumptiepeiling 2007-2010. RIVM rapport

350050007/2012.

27. Cogswell ME. Maalouf,J, Elliott P, Loria M, Patel S en Bowman BA. Use of Urine

Biomarkers to Assess Sodium Intake: Challenges and Opportunities. Ann Rev Nutr

2015:35:349-87.

28. Hendriksen M. et al. Zout-, jodium- en kaliuminname 2015.

Voedingsstatusonderzoek bij volwassenen uit Doetinchem. RIVM Briefrapport

2016-0081.

29. Van den Hooven C, Fransen H, Jansen E, Ocké M. 24-uurs urine-excretie van

natrium. Voedingsstatusonderzoek bij volwassen Nederlanders. RIVM briefrapport

350050004. Bilthoven, 2007.

Page 152: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten150

30. Hendriksen MAH, Hoogenveen RT, Hoekstra J, Geleijnse JM, Boshuizen HC, van

Raaij JMA. Potential impact of salt reduction in processed foods on health. Am J Clin

Nutr 2014;99;446-53.

31. Hendriksen MAH, Modelling approches. PlosOne.

32. Geleijnse JM, Kok FJ, Grobbee DE. Impact of dietary and lifestyle factors on

the prevalence of hypertension in Western populations. Eur J Public Health

2004;14:235-239.

33. Neter JE, Stam BE, Kok FJ, Grobbee DE, Geleijnse JM. Influence of weight reduction

on blood pressure: a meta-analysis of randomized controlled trials. Hypertension

2003;42:878-384.

34. Hyseni L, Elliot-Green A, Lloyd-Williams F, Kypridemos C, O'Flaherty M, McGill

R, Orton L, Bromley H, Cappuccio FP, Capewell S. Systematic review of dietary salt

reduction policies: Evidence for an effectiveness hierarchy? PlosOne 18 mei 2017

35. www.akkoordverbeteringproductsamenstelling.nl/.

36. www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2016/06/17-epsco-

conclusions-food-product-improvement/.

37. www.fnli.nl/taskforce-zout/actieplan.html.

38. Milder IEJ, Brants HAM, Toxopeus IB, Westenbrink S, Temme EHM. Vergelijking van

zout-, verzadigd vet- en suikergehalten in voedingsmiddelen tussen 2011 en 2016.

RIVM Herformuleringsmonitor 2016. RIVM Briefrapport 2017-0011.

39. NVWA. Monitoring van het gehalte aan keukenzout in diverse levensmiddelen 2016

Publicatiedatum 6 april 2017.

40. NVWA. Monitoring van het keukenzout- en verzadigd vetgehalte in levensmiddelen

waarvoor afspraken zijn gemaakt in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling

2016 Publicatiedatum 6 april 2017.

Page 153: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten151

Bijlage 7.1

De gemiddelde bijdrage van voedingsmiddelengroepen* (gemiddeld % en gram per dag) aan de zoutcon-

sumptie van Nederlanders van 7-69 jaar (VCP 2007-2010)26

*Zout toegevoegd bij de bereiding van gerechten is hierin niet meegenomen

Gemiddelde bijdrage aan Gemiddelde bijdrage aan

totale zoutconsumptie totale zoutconsumptie

(%) (gram per dag)

Granen en graanproducten 31 2

Waarvan brood 26 1,7

Waarvan zoutjes, toast 3 0,2

Vlees en vleesproducten 18 1,3

Waarvan vers vlees 3 0,2

Waarvan vleesproducten 15 1,1

Zuivel 16 1,1

Waarvan kaas 10 0,7

Sauzen 8 0,6

Waarvan hartige sauzen 7 0,4

Soepen 6 0,5

Koek, gebak, puddingen 5 0,2

Groenten 3 0,2

Snacks 2 0,2

Overig 11 0,7

Page 154: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten152

Bijlage 7.2

Effect op het aantal nieuwe gevallen van hartinfarct, hartfalen en beroerte en effect op het aantal sterfge-

vallen aan alle doodsoorzaken tezamen door vermindering van zoutinname (3 scenario’s) in een periode

van 20 jaar bij Nederlandse volwassenen30

Reductie in aantal nieuwe gevallen

van hart- en vaatziekten in 20 jaar

Reductie in

aantal sterfge-

vallen aan alle

doodsoorzaken

tezamen in

20 jaar

Scenario’s Minder

zout

gr/d

Bloeddruk

daling

mmHg

hartinfarct hartfalen beroerte uitgestelde

sterfte

Uitgangswaarden 8,4 128,2 667.600 902.900 896.500 3.423.000

50% minder zout

in industrieel

geproduceerde

voedingsmiddelen

-2,3 -1,5 29.200

(4.4%)

16.600

(1,8%)

53.400

(6%)

25.150

(0,7%)

Vervanging van indus-

trieel geproduceerde

voedingsmiddelen door

minst zoute optie

-3,0 -1,9 35.500

(5,3%)

20.000

(2,2%)

64.300

(7.2%)

30,400

(0,9%)

Iedereen op maximum

aanbevolen zoutinname

van 6 gram per dag

-2,5 -1,6 31.800

(4,8%)

15.300

(1,7%)

51.900

(5,8%)

25,300

(0,7%)

Page 155: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen153

8 Leefstijl en risicofactoren voor hart- en vaatziekten in bevol-kingsgroepen met verschil-lende migratieachtergrond

M.B. Snijder1, I. G.M. van Valkengoed1, M. Nicolaou1, A.E. Kunst1, R.J.H. Peters2, A. Loyen3, K. Stronks1

1

Afdeling Sociale Geneeskunde, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam2 Afdeling Cardiologie, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam3 Afdeling Epidemiologie en Biostatistiek, VU Medisch Centrum, Amsterdam

Email contactpersoon: [email protected]

Korte samenvatting

Mensen van Surinaamse, Marokkaanse, Turkse en Ghanese afkomst hebben

over het algemeen een ongunstiger risicoprofiel voor hart- en vaatziekten ten

opzichte van mensen van Nederlandse afkomst. Enkele duidelijke uitzonde-

ringen hierop zijn hypercholesterolemie, alcoholgebruik, en te veel verzadigd

vetinname. Dit zijn risicofactoren die in die groepen juist minder voorkomen.

Enkele opvallende verschillen: — De prevalentie van hypertensie varieert tussen bevolkingsgroepen van 25%

tot ruim 60%, waarbij de prevalentie in Nederlanders het laagst is en die

onder de bevolkingsgroepen van Afrikaanse afkomst (Creoolse Surinamers

en Ghanezen) het hoogst.

— De prevalentie van diabetes varieert tussen bevolkingsgroepen van 3% tot

ruim 20%, waarbij de prevalentie onder Nederlanders het laagst is en onder

Hindoestaanse Surinamers het hoogst.

— Hypercholesterolemie komt het meest voor in Hindoestaanse Surinamers

en Nederlanders (55-65%) en het minst in Marokkanen (35-40%).

— De prevalentie van overgewicht en obesitas samen is 34-45% in

Nederlanders, terwijl deze in de bevolkingsgroepen met een

migratieachtergrond hoger is en varieert van 55% in Hindoestaanse

mannen tot ruim 80% in Ghanese vrouwen.

Page 156: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen154

— Het voedingspatroon van 20% van de Nederlanders voldoet aan

de norm voor verzadigd vet inname, terwijl dit in de groepen met

een migratieachtergrond varieert van 25% in Turken tot 60% in de

Hindoestaanse Surinamers.

— Surinaamse en Turkse mannen roken vaker (40%) dan Nederlandse

mannen (25%) terwijl Ghanese mannen het minst roken (8%). Ghanese en

Marokkaanse vrouwen roken minder (<5%) dan Nederlandse en Surinaamse

vrouwen (rond 20%), terwijl Turkse vrouwen meer roken (30%).

— In de Nederlandse bevolking drinkt bijna iedereen (wel eens) alcohol, maar

onder de groepen met een migratieachtergrond is dit een minderheid

(maximaal 35%).

— De prevalentie van kort slapen is onder de bevolkingsgroepen met

een migratieachtergrond veel hoger (25% tot ruim 55%) dan onder

Nederlanders (15%).

Page 157: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen155

8.1 Inleiding

Hart- en vaatziekten leveren een belangrijke bijdrage aan de totale ziek-

telast in Nederland. De verwachting is dat deze ziektelast de komende 20

jaar explosief zal toenemen.1 Dit geldt in versterkte mate voor bevolkings-

groepen die oorspronkelijk uit andere landen, zoals Suriname of Turkije,

komen. Deze stijging wordt in de van oorsprong Nederlandse bevolking

vooral veroorzaakt door de vergrijzing van de populatie. In de bevolkings-

groepen met een migratieachtergrond vormt ook de hoge prevalentie van

cardiovasculaire risicofactoren een oorzaak van deze stijging. Zo hebben

eerdere Nederlandse studies laten zien dat hypertensie en diabetes vaker

voorkomen onder mensen met een Surinaamse achtergrond.2-4 Het CBS

voorspelt dat het aantal mensen met een migratieachtergrond in Nederland

enorm zal toenemen5, waardoor de impact van het ongunstig risicoprofiel

van deze bevolkingsgroepen op de totale ziektelast zal toenemen.

Het doel van dit hoofdstuk is om een overzicht te geven van de meest

recente kennis over het voorkomen van ongunstige leefstijl- en andere

cardiovasculaire risicofactoren in de verschillende migrantengroepen ten

opzichte van de Nederlanders van autochtone herkomst. Deze kennis is ver-

kregen uit de recent uitgevoerde HELIUS studie. Dit hoofdstuk is hiermee

een update van de in 2007 gepresenteerde gegevens over risicofactoren voor

hart- en vaatziekten onder verschillende migrantengroepen.4 Tegelijkertijd

is het een uitbreiding, omdat er inmiddels over meer etnische groepen

gegevens beschikbaar zijn, en de grotere aantallen een beter onderscheid

naar subgroepen, bijvoorbeeld leeftijd, mogelijk maken.

8.2 Het HELIUS onderzoek

De HELIUS (Healthy Life in an Urban Setting) studie is een grootschalig

gezondheidsonderzoek uitgevoerd in Amsterdam.6 In de periode 2011-

2015 zijn er bijna 25.000 deelnemers van 18-70 jaar met een Nederlandse,

Surinaamse, Marokkaanse, Turkse en Ghanese afkomst onderzocht (kader

8.2.1). Deelnemers hebben een vragenlijst ingevuld over onder andere leef-

stijl, ziektegeschiedenis, zorggebruik en migratiegeschiedenis. Daarnaast

hebben deelnemers een lichamelijk onderzoek ondergaan waarbij onder

andere lengte, gewicht, bloeddruk, en nuchter lipidenprofiel en glucose

zijn gemeten.6,7

Page 158: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen156

Deelnemers voor de HELIUS studie zijn geworven op basis van een steek-

proef uit het bevolkingsregister van Amsterdam, gestratificeerd voor land

van herkomst.8 Een persoon wordt in HELIUS (vergelijkbaar met definitie

CBS) beschouwd als iemand van bijvoorbeeld Turkse afkomst,

a. indien hij of zij is geboren in Turkije en minstens één van beide ouders ook

in Turkije is geboren (eerste generatie migrant), of

b. indien hij of zij geboren is in Nederlands maar beide ouders in Turkije zijn

geboren (tweede generatie migrant).

Een vergelijkbare definitie geldt voor de Marokkaanse, Surinaamse en

Ghanese afkomst. Een deelnemer van Nederlandse afkomst is iemand die

geboren is in Nederland en waarvan allebei de ouders ook in Nederland

zijn geboren. Binnen de Surinaamse populatie wordt onderscheid gemaakt

tussen subgroepen, onder andere de Creoolse en Hindoestaanse Surinamers

(zie ook kader 8.2.1). Binnen HELIUS is dit onderscheid vastgesteld op

basis van zelfidentificatie (vragenlijst). Als we in dit hoofdstuk refereren

aan ‘Nederlanders’, dat we dan bedoelen mensen met een Nederlandse

herkomst, en bij ‘Turken’ we verwijzen naar Nederlanders met een Turkse

herkomst.

In tabel 8.2.1 staat de HELIUS populatie beschreven. Zoals verwacht zien

we een grote variatie in leeftijd en opleidingsniveau tussen en binnen de

verschillende bevolkingsgroepen. We zien dat de gemiddelde leeftijd van de

Turken en Marokkanen zo’n 5 jaar jonger is dan de andere bevolkingsgroe-

pen, wat overeenkomt met de daadwerkelijke leeftijdsverdeling van deze

populaties in Amsterdam. Non-respons analyses lieten geen verschillen zien

in sociaaleconomische kenmerken tussen personen die mee hebben gedaan

met het onderzoek ten opzichte van mensen die niet mee deden.7

We beschrijven het voorkomen van verschillende leefstijl- en risicofactoren

onder de verschillende bevolkingsgroepen. We gebruiken hierbij steeds

dezelfde referentiewaarde voor de verschillende groepen. In sommige

gevallen zijn etniciteit-specifieke waarden mogelijk beter. De WHO geeft

bijvoorbeeld aan dat het lijkt alsof het BMI-afkappunt voor overgewicht

lager moet zijn in Aziatische bevolkingsgroepen. Echter, waar het afkap-

punt dan moet liggen is niet helder en varieert van 22 tot 25 kg/m2 tussen

verschillende Aziatische groepen.9 Meer longitudinaal onderzoek is nodig

om duidelijkheid te krijgen over etniciteit-specifieke referentiewaarden.

Omdat het doel is de HELIUS deelnemers te volgen over de tijd zal het

ontwikkelen van etniciteit-specifieke referentiewaarden mogelijk in de

toekomst één van de opbrengsten van HELIUS zijn.

Page 159: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen157

8.2.1. Informatie over de migratiegeschiedenis van de migrantengroepen die zijn onderzocht in HELIUS

Surinamers De Surinamers zijn naar Nederland gemigreerd vanuit Suriname, een

voormalige Nederlandse kolonie in Zuid-Amerika. Surinamers met

een Afrikaanse achtergrond (Creolen) zijn voornamelijk nakomelingen

van West-Afrikanen die als slaaf naar Suriname zijn getransporteerd.

Surinamers met een Zuid-Aziatische achtergrond (Hindoestanen) heb-

ben hun wortels in Noord-India liggen. Beide groepen migreerden naar

Suriname in de negentiende eeuw. Hun migratie van Suriname naar

Nederland was vooral te danken aan de onstabiele politieke situatie in

Suriname in 1975 en 1980. Etnische minderheidsgroepen met vergelijk-

bare Zuid-Aziatische en Afrikaanse achtergronden zijn ook te vinden in

andere Europese landen, zoals Engeland (UK).

Turken en MarokkanenTurken en Marokkanen vormen grote migrantengroepen, niet alleen

in Nederland, maar ook in andere West-Europese landen (België,

Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland). Migratie uit Turkije en Marokko

werd aangemoedigd in de jaren 60 en begin jaren 70 om ongeschoolde

beroepen te vervullen (gastarbeiders). De eerste periode van arbeidsmi-

gratie werd gevolgd door een tweede periode (1970-1980) waarin veel

gastarbeiders hun echtgenoten en kinderen naar Nederland brachten.

Sindsdien hebben veel jonge Turkse en Marokkaanse mensen gekozen

voor partners uit hun land van herkomst.

GhanezenDe migratie van Ghanezen naar Nederland vond plaats in twee fasen.

De eerste fase (tussen 1974 en 1983) was om economische redenen. De

tweede fase (vroeg in de jaren negentig) was gekoppeld aan droogte,

politieke instabiliteit en de uitzetting van de Ghanezen uit Nigeria.

Ghanezen zijn ook een belangrijke migrantengroep in Engeland (UK)

en Duitsland.

Page 160: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen158

Tabel 8.2.1 Kenmerken van de HELIUS populatie

Afkomst Nederlands Hindoestaans- Creools- Ghanees Turks Marokkaans

Surinaams Surinaams

N=4.671 N=3.369 N=4.458 N=2.735 N=4.200 N=4.502

Leeftijd (jaren) 46,1 ± 14,1 45,1 ± 13,5 47,6 ± 12,8 44,0 ± 11,7 39,9 ± 12,5 39,7 ± 13,1

Leeftijdsgroepen (%)

18-29 jaar 18,9 19,6 13,7 15,4 27,1 29,5

30-39 jaar 17,6 14,8 13,5 17,4 22 23,5

40-49 jaar 20,5 25,8 24,1 33,6 28,9 23,3

50-59 jaar 23,8 26,8 33,8 29,7 17,6 17,4

60-70 jaar 19,1 12,9 14,8 3,9 4,4 6,4

Geslacht (%)

vrouw 54,1 53,7 59,5 61,1 54,3 61,9

Migratie generatie (%)

1st generatie - 75,5 82,8 94,4 68,7 66,6

Opleidingsniveau# (%)

Laag 3,3 14,1 5,7 28 31,1 30,4

Middel-laag 14,3 33,4 36,2 40 25 18,2

Middel-hoog 22,1 29,9 35,8 25,8 29,1 34,2

Hoog 60,3 22,5 22,3 6,2 14,5 17,2

Gegevens worden weergegeven als gemiddelde ± standaard deviatie, of %

Deelnemers met een Javaans-Surinaamse (n=250), onbekend/anders-Surinaamse (n=553), of onbe-

kende/andere (n=51) afkomst zijn wegens kleine aantallen geëxcludeerd van deze tabel.# Laag=Geen onderwijs of alleen lager onderwijs; Middel-laag=lager voortgezet onderwijs of lager

beroepsonderwijs; Middel-hoog=middelbaar beroepsonderwijs of middelbaar/hoger voortgezet onder-

wijs; Hoog=Hoger beroepsonderwijs of universiteit

Page 161: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen159

8.3 Leefstijl en risicofactoren voor hart- en vaatziekten in verschillende bevolkingsgroepen

8.3.1 Hypertensie

Er zijn grote verschillen in de prevalentie van hypertensie tussen

bevolkingsgroepen; de totale prevalentie loopt uiteen van 25% tot ruim

60% (figuur 8.3.1). Deze verschillen in hypertensie reflecteren de grote

verschillen in incidentie van hypertensie, zoals de beschreven 2-3 keer

hogere incidentie van personen van Hindoestaans-Surinaamse of Creools-

Surinaamse achtergrond versus Nederlandse achtergrond.10 Als er rekening

wordt gehouden met verschillen in leeftijd tussen de groepen (Marokkanen

en Turken zijn wat jonger), dan hebben alle groepen met een migratieach-

tergrond een hogere prevalentie van hypertensie dan Nederlanders, behalve

Marokkaanse mannen (figuur 8.3.2). Deze verschillen in hypertensie tussen

de bevolkingsgroepen blijven ook bestaan na correctie voor opleiding (als

maat voor sociaaleconomische status), behalve onder Turkse mannen.

Bij een aanzienlijk deel van de mensen met hypertensie was de hypertensie

nog niet bekend (figuur 8.3.1). De absolute prevalentie van onbekende

hypertensie varieerde van 12 tot 22% bij de mannen; bij vrouwen was deze

iets lager (5 tot 16%). Relatief gezien waren de migrantengroepen vaker

bekend met hun hypertensie dan mensen met een Nederlandse herkomst.11

In alle groepen neemt het voorkomen van hypertensie sterk toe met de leef-

tijd (figuur 8.3.2). De hogere prevalentie van hypertensie onder de migran-

tengroepen ten opzichte van de Nederlanders is al op een jonge leeftijd

(31-40 jaar) zichtbaar. Bij de groepen van Afrikaanse achtergrond (Creoolse

Surinamers en Ghanezen) lijkt de prevalentie van hypertensie zelfs al bij de

18-30 jarigen verhoogd. In deze Afrikaanse groepen ligt de prevalentie op

een hogere leeftijd van 60-70 jaar boven de 80%.

Binnen de leeftijdsgroep van 31-40 jaar zijn er geen grote en geen consis-

tente verschillen in hypertensie te zien tussen 1e en 2e generatie migranten.

In de andere leeftijdsgroepen zijn de aantallen helaas te klein (weinig 1e

generatie onder de jongere leeftijdsgroepen en weinig 2e generatie onder de

oudere leeftijdsgroepen).

Hypertensie is gedefinieerd aan de hand van gemeten* systolische

bloeddruk groter of gelijk aan 140 mmHg en/of een diastolische

bloeddruk groter of gelijk aan 90 mmHg en/of gebruik van bloeddruk

verlagende medicatie.*het gemiddelde van twee metingen na minimaal 5 minuten rust

Page 162: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen160

Ongeveer de helft van de deelnemers met bekende hypertensie wordt

daarvoor medicamenteus behandeld; deze cijfers zijn het meest gunstig

in de migrantengroepen. 11 Het type medicatie verschilt echter tussen de

bevolkingsgroepen. Ghanezen en Creoolse Surinamers krijgen vaker

meerdere middelen voorgeschreven dan de andere bevolkingsgroepen.

Tevens gebruiken Ghanezen en Creoolse Surinamers vaker calciumanta-

gonisten en minder vaak bètablokkers dan Nederlanders. Hindoestaanse

Surinamers gebruiken vaker calciumantagonisten en RAS-remmers. Turkse

en Marokkaanse vrouwen gebruiken vaker RAS-remmers dan Nederlandse

vrouwen, terwijl dat bij mannen niet het geval was. 11

Ondanks de veelal hogere proportie personen die voor hypertensie werden

behandeld, was de controle van de bloeddruk niet beter in de migranten-

groepen dan in de Nederlanders. Bij mannen varieerde dat van 27-51% ten

opzichte van 53% in de Nederlanders. Bij vrouwen was dit ongeveer 42-57%

ten opzichte van 61% in de Nederlanders. 11

Figuur 8.3.1 Prevalentie (%) van hypertensie (bekend en onbekend), naar geslacht en etniciteit

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Bekende hypertensie Onbekende hypertensie

Mannen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Bekende hypertensie Onbekende hypertensie

Vrouwen

Page 163: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen161

Figuur 8.3.2 Prevalentie (%) van hypertensie naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 164: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen162

8.3.2 Diabetes

De totale prevalentie van diabetes is 2 tot 7 maal zo hoog onder de migran-

tengroepen vergeleken met de Nederlanders (figuur 3.3). Bij Nederlanders

is de prevalentie het laagst, namelijk ongeveer 5% bij mannen en 3% bij

vrouwen, terwijl de prevalentie onder de Hindoestaanse Surinamers het

hoogst is, rond de 20%. In de andere migrantengroepen varieert de preva-

lentie van 9% tot 15%. Na correctie voor leeftijd en geslacht is de prevalentie

onder alle onderzochte migrantengroepen 3 tot 5 maal zo hoog dan onder

de Nederlanders.12 Deze verschillen werden niet verklaard door verschillen

in opleidingsniveau tussen de verschillende bevolkingsgroepen.

Het grootste deel (ruim 80%) van de mensen met diabetes is hiermee

bekend, waarbij de migrantengroepen het beter doen dan de Nederlanders:

zij zijn net iets vaker bekend met diabetes.12 Dit was zowel bij mannen als

vrouwen het geval.

De prevalentie van diabetes neemt sterk toe met de leeftijd (figuur 8.3.4).

Niet alleen onder Hindoestaanse Surinamers, maar onder alle migranten-

groepen is de prevalentie van diabetes op de leeftijd van 31-40 jaar al een

stuk hoger dan onder de Nederlanders. In de leeftijdscategorie van 41-50

jaar ligt de diabetes prevalentie van alle migrantengroepen al op het niveau

van de prevalentie van Nederlanders die 20 jaar ouder zijn (61-70 jaar).

Binnen de leeftijdsgroepen konden de verschillen in diabetes prevalentie

tussen 1e en 2e generatie migranten niet worden berekend vanwege de

beperkte aantallen 2e generatie migranten in de oudere leeftijdsgroepen en

de relatief lage prevalentie van diabetes in de jongere leeftijdsgroepen.

Onder de Nederlanders die bekend zijn met diabetes wordt ongeveer twee-

derde medicamenteus behandeld. Dit geldt ook voor de andere bevolkings-

groepen, alleen de Hindoestaanse en Creoolse Surinamers lijken relatief

vaker te worden behandeld met glucose verlagende medicatie (rond 80%).

Desondanks hebben zij even vaak (vrouwen) of minder vaak (mannen) hun

glucosewaarden onder controle in vergelijking met Nederlanders. 12

Diabetes is gedefinieerd aan de hand van een nuchtere glucose waarde

groter of gelijk aan 7,0 mmol/l en/of een zelf-gerapporteerde diagnose

van diabetes en/of gebruik van glucose verlagende medicatie.

Page 165: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen163

Figuur 8.3.3 Prevalentie (%) van diabetes (bekend en onbekend), naar geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

5

10

15

20

25

30

MARTURGHACREOHINDNED

Bekende diabetes Onbekende diabetes

%

0

5

10

15

20

25

30

MARTURGHACREOHINDNED

Bekende diabetes Onbekende diabetes

Page 166: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen164

Figuur 8.3.4 Prevalentie (%) van diabetes naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 167: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen165

8.3.3 Hypercholesterolemie

Zowel bij mannen als vrouwen is de prevalentie van hypercholesterole-

mie is het hoogst onder de Hindoestaanse Surinamers en Nederlanders

(55-65%) en het laagst onder de Marokkanen (35-40%) (figuur 3.5). Onder

Hindoestaanse Surinamers is het gebruik van lipiden-medicatie hoger

dan in de andere groepen (24% onder mannen en 17% onder vrouwen).

De prevalentie van niet-behandelde hypercholesterolemie is daarmee het

hoogste onder Nederlanders (ongeveer 50%). Onder de Marokkanen is deze

het laagst (30-35%). De prevalentie van hypercholesterolemie neemt in alle

bevolkingsgroepen even snel toe met de leeftijd (meer dan een verdrievou-

diging van de prevalentie tussen de jongste en oudste leeftijdsgroep), en

varieert op hogere leeftijd van 62% tot 90% (figuur 8.3.6). Voor hoog LDL

vinden we een vergelijkbaar patroon (bijlage 8.6.1).

De gevonden verschillen in HDL en TG laten een ander beeld zien (bijlage

8.6.1). Laag HDL komt evenals hypercholesterolemie het meest voor onder

Hindoestanen. Turkse en Marokkaanse mannen en vrouwen hebben, in

contrast met de lage prevalentie van hypercholesterolemie, ook een hogere

prevalentie van laag HDL ten opzichte van de Nederlandse en Afrikaanse

groepen (Ghanezen en Creolen). Deze verschillen kunnen niet worden ver-

klaard door verschillen in leeftijd of opleidingsniveau tussen de groepen.13

Bij Turkse en Marokkaanse mannen en vrouwen was de prevalentie van

laag HDL bij personen die niet medicamenteus behandeld worden zelfs het

hoogst. Voor hoog TG zien we een vergelijkbaar patroon als voor laag HDL.

Voor zowel laag HDL als hoog TG geldt dat de prevalentie in alle groepen op

vergelijkbare wijze toeneemt met de leeftijd.

Hypercholesterolemie is vastgesteld als een totaal cholesterolgehalte

in het plasma van 5,0 mmol/l of hoger of als de deelnemer met lipiden

medicatie wordt behandeld. HDL is verlaagd indien de waarde onder

de 1,0 mmol/l (mannen) of 1,2 mmol/l (vrouwen) ligt of de deelnemer

wordt behandeld. Triglyceriden zijn verhoogd indien de waarde boven

de 1,7 mmol/l ligt of de deelnemer wordt behandeld. LDL is verhoogd

indien de waarde boven de 2,5 mmol/l ligt of de deelnemer wordt

behandeld.

Page 168: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen166

Figuur 8.3.5 Prevalentie (%) van hypercholesterolemie (behandeld en onbehandeld), naar geslacht

en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Lipiden medicatie Geen lipiden medicatie

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Lipiden medicatie Geen lipiden medicatie

Page 169: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen167

Figuur 8.3.6 Prevalentie (%) van hypercholesterolemie naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 170: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen168

8.3.4 Overgewicht en abdominaal overgewicht

Overgewicht

De prevalentie van overgewicht en obesitas is in alle migrantengroepen

hoger dan bij Nederlanders, bij zowel mannen als vrouwen (figuur 8.3.7).

Terwijl 53% van de Nederlandse mannen en 66% van de Nederlandse vrou-

wen een normaal gewicht heeft, geldt dit slechts voor 25% van de Turkse

mannen en 19% van de Ghanese vrouwen. De prevalentie van obesitas is

met name bijzonder hoog onder de niet-Nederlandse vrouwen (rond de

40%, met uitzondering van de Hindoestaans-Surinaamse vrouwen). Bij

niet-Nederlandse mannen ligt deze prevalentie rond de 20%. Deze grote

verschillen in overgewicht zijn niet te verklaren door verschillen in leeftijd

en opleidingsniveau tussen de groepen.

Figuur 8.3.7 Prevalentie (%) van overgewicht en obesitas naar geslacht en etniciteit

Mannen

Normaal gewicht is gedefinieerd als een body mass index (BMI,

berekend als het gewicht gedeeld door de lengte in het kwadraat) lager

dan 25 kg/m2. Overgewicht is gedefinieerd als een BMI groter of gelijk

aan 25 kg/m2 en lager dan 30 kg/m2. Obesitas (ernstig overgewicht) is

gedefinieerd als een BMI groter of gelijk aan 30 kg/m2.

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Overgewicht Obesitas

Page 171: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen169

Vrouwen

Terwijl de prevalentie van overgewicht (inclusief obesitas) in Nederlanders

consistent lijkt toe te nemen met de leeftijd, lijkt de prevalentie onder de

migrantengroepen op jonge leeftijd al 10 tot 30% hoger te liggen dan in

Nederlanders, en bereikt in sommige migrantengroepen op hogere leeftijd een

zeer hoog niveau (figuur 8.3.8). De prevalentie van overgewicht is in de hoogste

leeftijdscategorieën, met name bij vrouwen, in veel gevallen 95%.

Wanneer in de leeftijdsgroep 31-40 jaar de 1e en 2e generatie wordt vergeleken

(alleen mogelijk in Hindoestanen, Creolen, Turken, Marokkanen), dan lijkt het

alsof vrouwen van 2e generatie iets minder vaak overgewicht (inclusief obesitas)

hebben dan vrouwen uit de 1e generatie. Bij mannen is dit beeld niet consistent.

Abdominaal overgewicht

Naast overgewicht speelt de vetverdeling een belangrijke rol bij het cardio-

vasculaire risico. Onder mannen is er relatief weinig verschil in de prevalen-

tie van abdominaal overgewicht tussen bevolkingsgroepen (figuur 8.3.9).

Alleen onder Marokkaanse en Turkse mannen ligt de prevalentie hoger dan

onder de andere bevolkingsgroepen. Bij vrouwen is niet alleen de prevalen-

tie hoger, maar is er ook een veel grotere variatie in absolute zin: onder alle

migrantengroepen ligt de prevalentie boven de 50% terwijl de prevalentie

onder Nederlandse vrouwen 35% is. Gestratificeerd voor leeftijd zien we

dezelfde patronen, waarbij bij de Turken en Marokkanen de prevalenties

het hoogst lijken, voor zowel mannen als vrouwen (figuur 8.3.10).

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Overgewicht Obesitas

Abdominaal overgewicht is gedefinieerd als een middelomtrek › 88 cm

bij mannen en › 102 cm bij vrouwen.

Page 172: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen170

Figuur 8.3.8 Prevalentie van overgewicht (BMI ≥ 25 kg/m2, inclusief obesitas) naar geslacht,

leeftijd en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 173: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen171

Figuur 8.3.9 Prevalentie (%) van abdominaal overgewicht naar geslacht en etniciteit

Figuur 8.3.10 Prevalentie (%) van abdominaal overgewicht naar geslacht, leeftijd en etniciteit

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

MARTURGHACREOHINDNED

Mannen Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Vrouwen

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO

GHA

TUR

MARHIND

Mannen

Page 174: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen172

8.3.5 Lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag De gegevens over lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag zijn binnen

het HELIUS onderzoek verzameld in een subgroep van circa 450 deelne-

mers (ongeveer gelijke aantallen per bevolkingsgroep 14, met behulp van

beweegmeters (Actiheart) die deelnemers minstens 5 dagen achter elkaar

continu op hun lichaam droegen. Hierbij zijn geen Ghanezen onderzocht.

Over die groep kunnen we dus geen resultaten rapporteren. Een voordeel

van het gebruik van beweegmeters ten opzichte van een vragenlijst is dat

deze gegevens objectief zijn en niet afhankelijk van subjectieve antwoorden

van deelnemers (geen respons bias). Omdat het echter om een relatief kleine

groep onderzochte deelnemers gaat, zou het goed zijn als deze resultaten in

grotere studies kunnen worden bevestigd om een nog beter beeld te krijgen

van deze gedragingen in de verschillende bevolkingsgroepen.

Lichamelijke inactiviteit

De gemiddelde tijd per dag dat deelnemers lichamelijk actief zijn varieert

van 25 minuten per dag bij Hindoestaans-Surinaamse deelnemers tot 35

minuten per dag bij Nederlandse en Marokkaanse deelnemers (figuur

8.3.11). Alleen de Hindoestaanse Surinamers bewegen statistisch significant

minder dan de Nederlandse groep.

Wegens de beperkte aantallen was het helaas niet mogelijk om de leeftijd-

strend en geslachtsverschillen per bevolkingsgroep te bestuderen. In alle

bevolkingsgroepen samen zagen we dat de prevalentie van lichamelijke

inactiviteit niet verschillend was tussen mannen en vrouwen. We zagen ook

een toename in de prevalentie van lichamelijke inactiviteit met het toene-

men van de leeftijd. De prevalentie verdubbelde van 21% in de 18-30 jarigen

tot 41% in de deelnemers ouder dan 40 jaar (figuur 8.3.12).

Sedentair gedrag

Men is lichamelijk inactief (voldoet niet aan de norm voor lichamelijke

activiteit) als men minder dan 150 minuten per week matig tot inten-

sief actief is (minstens 3.0 Metabolische Equivalenten, METs)15

Sedentair gedrag is gedefinieerd als ≥ 10 uur sedentaire tijd per dag.

Sedentaire tijd is gedefinieerd als de tijd per dag die iemand besteedt

aan activiteiten van een lage intensiteit (minder dan 1.5 Metabolische

Equivalenten, METs).

Page 175: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen173

Het wordt steeds duidelijker dat sedentair gedrag ook een risicofactor is

voor hart- en vaatziekten, naast lichamelijk activiteit. 16 Als mensen per dag

tien uur of meer besteden aan sedentaire activiteiten (oftewel sedentair

gedrag vertonen) dan is er sprake van een verhoogd gezondheidsrisico.

De sedentaire tijd onder Creoolse Surinamers is met 10,4 uur per dag het

hoogst en met 9,5 uur per dag het laagst onder de Turkse en Marokkaanse

groepen, na correctie voor geslacht en leeftijd (figuur 8.3.13). Deze verschil-

len tussen bevolkingsgroepen zijn echter niet statistisch significant. Wat

betreft sedentaire tijd en sedentair gedrag zien we geen verschillen tussen

mannen en vrouwen. Sedentaire tijd en sedentair gedrag nemen toe met de

leeftijd. De prevalentie van sedentair gedrag neem toe van minder van 10%

onder 18-30 jarigen tot meer dan 50% onder 51-70 jarigen (figuur 8.3.14).

Het is belangrijk te realiseren dat er onderscheid wordt gemaakt tussen tijd

waarin iemand lichamelijk inactief is (oftewel niet voldoet aan de richtlijn

bewegen) en sedentaire tijd. De laatste is gebaseerd op een veel lager mate

van intensiteit. Het komt dus voor dat mensen zowel sedentair gedrag

vertonen als ook voldoen aan de norm voor lichamelijke activiteit, of geen

sedentair gedrag vertonen maar ook niet lichamelijk actief zijn (tabel 8.3.1).

Beide factoren kunnen bijdragen aan het cardiovasculair risico.

Figuur 8.3.11 Matig tot intensieve lichamelijk activiteit (min/dag) naar etniciteit, gecorrigeerd voor

geslacht en leeftijd (omdat stratificatie naar geslacht en leeftijd niet mogelijk was

wegens beperkte aantallen)

min

/dag

0

10

20

30

40

50

60

MARTURCREOHINDNED

Page 176: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen174

Figuur 8.3.12 Prevalentie (%) van lichamelijke inactiviteit (niet voldoen aan de richtlijn bewegen)

bij alle bevolkingsgroepen samen, naar leeftijd

Figuur 8.3.13 Sedentaire tijd (uur/dag) naar etniciteit, gecorrigeerd voor geslacht en leeftijd (omdat

stratificatie naar geslacht en leeftijd niet mogelijk was wegens beperkte aantallen)

Figuur 8.3.14 Prevalentie van sedentair gedrag (≥10 uur sedentaire tijd per dag) bij alle bevolkings-

groepen samen, naar leeftijd

%

0

10

20

30

40

50

60

51-7041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

uur/

dag

9,0

9,2

9,4

9,6

9,8

10,0

10,2

10,4

10,6

10,8

11,0

MARTURCREOHINDNED

%

0

10

20

30

40

50

60

51-7041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Page 177: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen175

Tabel 8.3.1 Het gezamenlijk voorkomen van sedentair gedrag en lichamelijke inactiviteit, bij alle bevol-

kingsgroepen samen

8.3.6 VoedingDe gegevens over voeding zijn binnen het HELIUS onderzoek verzameld in

een subgroep van circa 5000 deelnemers, met behulp van speciaal ontwik-

kelde, etniciteit-specifieke voedselfrequentie vragenlijsten. 17 Ook hier geldt

dat we geen resultaten voor Ghanezen kunnen rapporteren, omdat zij in dit

deelonderzoek niet zijn meegenomen.

Richtlijn goede voeding

Niet meer dan 20% van mannen en 30% van de vrouwen eet voldoende

groenten volgens de richtlijn. Er zijn verschillen tussen bevolkingsgroepen

in het voldoen aan de richtlijnen voor het eten van groenten, waarbij

Hindoestaanse Surinamers het minst en Turken het vaakst voldoen aan de

richtlijn (figuur 8.3.15). Er lijkt een trend te zijn dat oudere mensen vaker

aan de richtlijn voor het eten van groenten voldoen dan jongere mensen

(figuur 8.3.16). Met name Marokkaanse vrouwen voldoen consistent vaker

aan de richtlijn voor groenten.

Het percentage van mensen dat voldoet aan de richtlijn voor fruit inname

ligt iets hoger dan voor groenten, namelijk 30-50% (figuur 8.3.17). De

verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn relatief klein. Alleen Turkse en

Marokkaanse mannen lijken consistent vaker aan de fruit richtlijn te vol-

doen, maar dit geldt niet voor de Marokkaanse vrouwen (figuur 8.3.18). Ook

voor fruit inname zien we de trend dat oudere mensen vaker voldoen aan de

richtlijn dan jongere mensen, in alle bevolkingsgroepen.

Lichamelijk inactief

Ja Nee

Sedentair gedrag Nee 9% 47%

Ja 28% 16%

De richtlijnen voor de inname van fruit, groenten en verzadigd vet zijn

op basis van de Richtlijnen Goede Voeding van 2015: ≥ 250 gram groen-

ten per dag, ≥ 200 gram fruit per dag, ‹ 10% energie inname verzadigd

vetzuren.

Page 178: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen176

De inname van verzadigd vet is het meest ongunstig bij de Nederlandse

mannen en vrouwen: slechts 20% bereikt de norm, gevolgd door de Turkse

mannen en vrouwen (20-30%). Dit percentage ligt een stuk hoger bij de

Creoolse en Hindoestaanse Surinamers en de Marokkanen (ca 60%) (figuur

8.3.19). Deze verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn zichtbaar in alle

leeftijdsgroepen (figuur 8.3.20). Voor de drie bevolkingsgroepen die het

vaakst voldoen aan de richtlijn geldt dat oudere groepen vaker aan de richt-

lijn voldoen dan jongere groepen.

Page 179: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen177

Figuur 8.3.15 De prevalentie (%) van voldoen aan de richtlijn groenten inname naar geslacht en etniciteit

Figuur 8.3.16 De prevalentie (%) van voldoen aan de richtlijn groenten naar leeftijd, geslacht en etniciteit

%

0

5

10

15

20

25

30

35

40

MARTURCREOHINDNED

Mannen Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Vrouwen

NED CREO TUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Mannen

NED CREO TUR MARHIND

Page 180: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen178

Figuur 8.3.17 De prevalentie (%) van voldoen aan de richtlijn fruit inname naar geslacht en etniciteit

Figuur 8.3.18 De prevalentie van voldoen aan de richtlijn fruit inname naar leeftijd, geslacht en etniciteit

%

0

10

20

30

40

50

MARTURCREOHINDNED

Mannen Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Mannen

NED CREO TUR MARHIND%

0

10

20

30

40

50

60

70

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Vrouwen

NED CREO TUR MARHIND

Page 181: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen179

Figuur 8.3.19 De prevalentie van voldoen aan de richtlijn verzadigd vet inname naar geslacht en etniciteit

Figuur 8.3.20 De prevalentie van voldoen aan de richtlijn verzadigd vet inname naar leeftijd, geslacht

en etniciteit

%

0

10

20

30

40

50

60

70

MARTURCREOHINDNED

Mannen Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Mannen

NED CREO TUR MARHIND%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Vrouwen

NED CREO TUR MARHIND

Page 182: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen180

8.3.7 Roken

Ongeveer een kwart van de Nederlandse en Marokkaanse mannen rookt.

Dit percentage is hoger onder Turkse, Creoolse en Hindoestaanse man-

nen (rond 42%), en veel lager bij Ghanese mannen (8%) (figuur 8.3.21).

Hetzelfde patroon bestaat in het percentage zware rokers. Bij vrouwen

is het percentage rokers het hoogst bij Turken (29%), onder Creolen en

Hindoestanen ongeveer even hoog als bij Nederlanders (19-24%), en laag

bij zowel Marokkanen (5%) als Ghanezen (3%). Ongeveer dezelfde verschil-

len bestaan in alle leeftijdsgroepen, behalve dat roken bij oudere Turken

en Marokkanen veel minder frequent voorkomt dan bij jongeren (figuur

8.3.22).

Volgens de acculturatietheorie zou de prevalentie van een gedrag als roken

geleidelijk convergeren naar het niveau van de autochtone bevolking. Maar

deze verwachting vindt weinig steun in resultaten van eerdere Nederlandse

studies. Dit geldt ook voor de HELIUS studie. Het percentage rokers onder

Ghanezen en Marokkanen is niet alleen laag in de eerste generatie, maar

ook in de tweede generatie. 18 Binnen de eerste generatie is er geen aantoon-

baar verschil in de prevalentie van roken tussen mensen die langer dan 30

jaar in Nederland wonen, en degenen die korter in Nederland verblijven

(nog niet gepubliceerde data).

Een belangrijke vraag is of de verschillen in roken kunnen worden toege-

schreven aan verschillen in sociaaleconomische status. Voor mannen geldt

dit ten dele. Dat roken bij Turkse, Creoolse en Hindoestaanse mannen meer

voorkomt dan bij Nederlandse mannen, kan voor ongeveer de helft worden

toegeschreven aan hun lagere sociaaleconomische status. Bij vrouwen geldt

het omgekeerde: als we corrigeren voor verschillen in sociaaleconomische

status, dan worden de verschillen markanter. Bij Turkse vrouwen is het

roken dan weliswaar even frequent als bij Nederlandse vrouwen, maar bij

vrouwen uit andere minderheidsgroepen blijkt roken dan veel minder vaak

voor te komen.

Een roker is iemand die sigaretten, sigaren of pijptabak rookt. Een

roker is een zware roker indien deze 10 of meer sigaretten per dag

rookt. (Indien men sigaren of pijptabak rookt is de hoeveelheid tabak

omgerekend naar de hoeveelheid in sigaretten per dag. Het roken

van een sigaar telt als 3 sigaretten en een pakje pijptabak telt als 62,5

sigaretten)

Page 183: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen181

Figuur 8.3.21 Prevalentie (%) van roken en zwaar roken naar geslacht en etniciteit

Figuur 8.3.22 Prevalentie (%) van roken naar geslacht, leeftijd en etniciteit

%

0

10

20

30

40

50

60

MARTURGHACREOHINDNED

Rokers Zware rokers

Mannen

%

0

10

20

30

40

50

60

MARTURGHACREOHINDNED

Rokers Zware rokers

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Mannen

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 184: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen182

8.4 Leefstijl- en risicofactoren bij patiënten met hart- en vaatziekten

Onder de ruim 22 duizend deelnemers aan het HELIUS onderzoek waren

er ruim duizend personen (5%) die aangaven dat zij een voorgeschiedenis

hadden met hart- of vaatziekten (een hartinfarct, beroerte of een coronaire

en perifere dotterbehandeling of bypass chirurgie). Uitgaande van de

streefwaarden die in Europese richtlijnen werden gehanteerd ten tijde van

het onderzoek (European Society of Cardiology 2012), waren onder deze pati-

enten veel risicofactoren voor atherosclerose niet voldoende behandeld. Dit

gold voor alle bevolkingsgroepen.19 Zo was bij 31% van de patiënten de sys-

tolische bloeddruk boven 140 mmHg. Bij 58% van de patiënten was het LDL

boven 2,5 mmol/l. Bij 76% van de patiënten was de BMI was boven 25 kg/m2,

en 33% van hen rookte. Zelf gerapporteerde lichaamsbeweging was voldoende

bij 46% van de patiënten. Voor de meeste risicofactoren vonden we verschillen

tussen bevolkingsgroepen, waarbij de migrantengroepen soms vaker en soms

minder vaak voldoende behandeld waren. Gemiddeld waren 3 van de 6 risico-

factoren niet op streefwaarde. Ten aanzien van preventieve medicatie vonden

we dat 46% van de patiënten een antitrombotisch geneesmiddel gebruikte,

48% gebruikte lipidenmedicatie en 55% gebruikte bloeddrukmedicatie.

%

0

10

20

30

40

50

60

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

Vrouwen

NED CREO GHATUR MARHIND

Voor de resultaten met betrekking tot de prevalentie van alcoholge-

bruik en kort slapen in de verschillende bevolkingsgroepen verwijzen

wij naar bijlagen 8.6.2 en 8.6.3 op www.hartstichting.nl/rapporten.

Page 185: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen183

Deze bevindingen laten zien dat de kwaliteit van preventie onder patiënten

met een voorgeschiedenis van hart- en vaatziekten te wensen overlaat. Het

lijkt daarom zinvol eerst maatregelen te nemen die de zorg voor de hele

populatie verbeteren, ongeacht herkomst.

8.5 Samenvatting en conclusie

Voor alle onderzochte migrantengroepen in de HELIUS studie wordt er

over het algemeen een ongunstiger risicoprofiel voor hart- en vaatziekten

gevonden ten opzichte van de mensen van Nederlandse herkomst (tabel

8.5.1). Enkele duidelijke uitzonderingen hierop zijn hypercholesterolemie,

alcoholgebruik, en te veel verzadigd vetinname. Dit zijn risicofactoren die

juist meer voorkomen onder de mensen van Nederlandse herkomst.

Tabel 8.5.1 Samenvatting van de bevindingen: leefstijl- en risicofactoren ten opzichte van mensen met

een Nederlandse herkomst (man / vrouw)

0, geen verschil; ↑, hoger dan Nederlanders; ↓ , lager dan in Nederlanders; nb, niet beschikbaar

Hindoestaanse Creoolse Ghanezen Turken Marokkanen

Surinamers Surinamers

Hypertensie ↑ ↑ ↑ ↑ 0 /↑

Diabetes ↑ ↑ ↑ ↑ ↑

Hypercholesterolemie 0 / ↑ ↓ ↓ ↓ ↓

Verlaagd HDL ↑ 0 / ↑ 0 ↑ ↑

Verhoogd TG ↑ ↑ 0 ↑ ↑

Overgewicht ↑ ↑ ↑ ↑ ↑

Abdominaal overgewicht ↑/ 0 ↑/ 0 ↑/ 0 ↑ ↑

Lichamelijke inactiviteit ↑ 0 nb 0 0

Sedentair gedrag 0 ↑ nb 0 0

Voeding

-te weinig groente ↑ 0 nb ↓ 0

-te weinig fruit 0 0 nb ↓/↑ ↓/ 0

-te veel verzadigd vet ↓ ↓ nb 0 ↓

Roken ↑ / 0 ↑ / 0 ↓ ↑ 0 /↓

Gebruik van alcohol ↓ ↓ ↓ ↓ ↓

Kort slapen ↑ ↑ ↑ ↑ ↑

Page 186: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen184

Verontrustend is dat het ongunstige risicoprofiel in de migrantengroepen

ten opzichte van 10 jaar geleden niet beter lijkt te worden. Integendeel zelfs.

Terwijl hypertensie in Marokkanen en Turken 10 jaar geleden nog minder vaak

leek voor te komen dan bij Nederlanders, heeft er een ongunstige verschuiving

plaatsgevonden voor deze migrantengroepen. Als we (waar mogelijk) de 1e en 2e

generatie migranten met elkaar vergelijken dan zien we dat de risicoprofielen

van de 2e generatie migranten níet consistent meer op die van de Nederlanders

lijken. Deze bevindingen bieden daarmee geen steun voor de veel gehoorde

theorie dat migrantengroepen naar mate ze langer in Nederland verblijven een

risicoprofiel krijgen dat meer op die van de Nederlanders gaat lijken.

Hoewel er grote verschillen zijn in sociaaleconomische status tussen de

verschillende bevolkingsgroepen die hier zijn onderzocht, worden de ver-

schillen in leefstijl- en risicofactoren tussen de bevolkingsgroepen hierdoor

slechts gedeeltelijk verklaard (kader 8.5.1). Anders gezegd: een groot deel

van het ongunstige cardiovasculaire profiel van migrantengroepen kent

andere oorzaken dan hun lagere sociaaleconomische positie. Nader onder-

zoek moet uitwijzen wat die factoren zijn.

Opvallend is dat de verschillen tussen bevolkingsgroepen al op jonge leef-

tijd zichtbaar zijn. Dit kan wijzen op genetische oorzaken of processen die

al op jonge leeftijd van invloed zijn op de vorming van leefstijl en risicofac-

toren. Daarnaast wijst dit er ook op dat artsen bij migrantengroepen al op

jonge leeftijd van de patiënt alert moet zijn op de mogelijke aanwezigheid

van risicofactoren. De richtlijnen voor opsporing van de risicofactoren die-

nen hiervoor mogelijk aangepast te worden. Zo wordt in de huidige NHG

standaard voor opsporing van diabetes gesteld dat er bij klachten en een

Hindoestaanse achtergrond al op een jongere leeftijd bloedglucosebepaling

gedaan moet worden dan bij andere bevolkingsgroepen (›35 jaar in plaats

van ›45 jaar). Onze resultaten suggereren dat dit ook zou kunnen gelden

voor Turkse, Marokkaanse, Creools en Ghanese migrantengroepen.

Eerdere onderzoeken uit de Verenigde Staten laten zien dat verschillen in

risicofactoren mogelijk veroorzaakt zouden worden doordat migranten-

groepen minder toegang tot de zorg zouden hebben. Dit wordt niet onder-

steund door onze bevindingen in de Nederlandse context. Zo vinden wij

bijvoorbeeld dat diabetes en hypertensie zelfs vaker worden behandeld bij

mensen met een migrantenachtergrond dan mensen met een Nederlandse

achtergrond. Echter, er zijn aanwijzingen dat de behandeling minder

effectief is onder de migrantengroepen. Meer onderzoek is nodig om te

begrijpen waardoor dit komt.

Page 187: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen185

De gevonden verschillen tussen bevolkingsgroepen in het vóórkomen van

de leefstijl- en risicofactoren zullen in de toekomst leiden tot verschillen

in de incidentie van hart- en vaatziekten. De verschillen in de incidentie

zullen worden onderzocht in longitudinaal vervolg van HELIUS. Verder

onderzoek naar de oorzaken van de verschillen in leefstijl- en risicofactoren

in de verschillende bevolkingsgroepen is noodzakelijk om gezondheidsver-

schillen, en daarmee de enorme ziektelast in bevolkingsgroepen met een

migratieverleden, terug te kunnen dringen.

8.5.1 Is de slechtere gezondheid van migrantengroepen het gevolg van hun lagere sociaaleconomische status? Omdat migrantengroepen in het algemeen een lagere sociaalecono-

mische positie hebben, wordt in veel onderzoek naar gezondheidsver-

schillen tussen bevolkingsgroepen hiervoor gecorrigeerd. Wij doen dat

bewust niet in dit hoofdstuk. De reden is dat wij sociaaleconomische

status als een onderliggende oorzaak van de gezondheidsverschillen

beschouwen. Om een goed beeld te krijgen van de gezondheidsver-

schillen, wat het doel is van dit hoofdstuk, moet er niet gecorrigeerd

worden voor een onderliggende oorzaak. Op die manier zouden we de

gezondheidsverschillen onderschatten. Er kunnen naast sociaaleco-

nomische factoren nog vele andere oorzaken ten grondslag liggen aan

de gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen, zoals genetica,

cultuur, en discriminatie.6 Voor deze factoren corrigeren we ook niet bij

het presenteren van de cijfers.

Hoewel het niet het doel van dit hoofdstuk was om naar onderliggende

oorzaken van de gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen,

hebben we in aanvullende analyses wel de rol van sociaaleconomische

status in deze verschillen onderzocht. Hieruit blijkt dat een groot deel

van het ongunstige cardiovasculaire profiel van migrantengroepen

blijft als we met hun lagere sociaaleconomische status rekening

houden. We kunnen dit ook op een andere manier zichtbaar maken:

als we alleen mensen selecteren met eenzelfde, lagere sociaaleconomi-

sche status dan zien we nog steeds de verschillen in, bijvoorbeeld, de

prevalentie van diabetes tussen bevolkingsgroepen (figuur 8.5.1). De

slechtere cardiovasculaire gezondheidstoestand van etnische minder-

heidsgroepen is, met andere woorden, niet volledig te verklaren uit

hun lagere sociaaleconomische status.

Page 188: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen186

Figuur 8.5.1 Prevalentie (%) van diabetes naar geslacht en etniciteit, onder de laag opgeleiden

(geen onderwijs, alleen lager onderwijs, lager voortgezet onderwijs of lager

beroepsonderwijs)

Gebruikte literatuur

1. Ikram UZ, Kunst AE, Lamkaddem M, Stronks K. The disease burden across different

ethnic groups in Amsterdam, the Netherlands, 2011-2030. Eur J Public Health 2014,

24:600-605.

2. Agyemang C, Bindraban N, Mairuhu G, Montfrans G, Koopmans R, Stronks K,

Group SS. Prevalence, awareness, treatment, and control of hypertension among

Black Surinamese, South Asian Surinamese and White Dutch in Amsterdam, The

Netherlands. The SUNSET study. J Hypertens 2005;23:1971-1977.

3. Bindraban NR, van Valkengoed IG, Mairuhu G, Holleman F, Hoekstra JB, Michels BP,

Koopmans RP, Stronks K. Prevalence of diabetes mellitus and the performance of a

risk score among Hindustani Surinamese, African Surinamese and ethnic Dutch: a

cross-sectional population-based study. BMC Public Health 2008;8:271.

4. Valkengoed van, I, Stronks K. Hart- en vaatziekten bij niet- Westerse allochtonen

in Nederland. In: Vaartjes I, Peters RJG, van Dis SJ, Bots ML. Hart- en vaatziekten

in Nederland 2007. Cijfers over leefstijl- en risicofactoren, ziekte en sterfte.

Nederlandse Hartstichting. Den Haag, 2007.

5. Prognose allochtonen kerncijfers; herkomstgroepering, generatie, 2014-2060. CBS

website http://statline.cbs.nl/statweb/publication/?vw=t&dm=slnl&pa=82681ned

(bezocht 12 jun 2017).

6. Stronks K, Snijder MB, Peters RJ, Prins M, Schene AH, Zwinderman AH. Unravelling

the impact of ethnicity on health in Europe: the HELIUS study. BMC Public Health

2013, 13:402.

7. Snijder MB, Galenkamp H, Prins M, Derks EM, Peters RJ, Zwinderman AH, Stronks

K. Cohort Profile: the Healthy Life in an Urban Setting (HELIUS) study in Amsterdam,

the Netherlands. BMJ Open (in press).

%

0

5

10

15

20

25

30

35

MARTURGHACREOHINDNED

Mannen Vrouwen

Page 189: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen187

8. Stronks K, Kulu-Glasgow I, Agyemang C. The utility of ‘country of birth’ for the

classification of ethnic groups in health research: the Dutch experience. Ethn Health

2009;14:255-269.

9. World Health Organisation. Global Database on Body Mass Index. http://apps.who.

int/bmi/index.jsp?introPage=intro_3.html (bezocht 12 juni 2017).

10. Grootveld LR, Van Valkengoed IG, Peters RJ, Ujcic-Voortman JK, Brewster LM,

Stronks K, Snijder MB. The role of body weight, fat distribution and weight change

in ethnic differences in the 9-year incidence of hypertension. J Hypertens 2014,

32:990-996; discussion 996-997.

11. Agyemang C, Kieft S, Snijder MB, Beune EJ, van den Born BJ, Brewster LM, Ujcic-

Voortman JJ, Bindraban N, van Montfrans G, Peters RJ et al. Hypertension control in

a large multi-ethnic cohort in Amsterdam, The Netherlands: the HELIUS study. Int J

Cardiol 2015;183:180-189.

12. Snijder MB, Agyemang C, Peters RJ, Stronks K, Ujcic-Voortman JK, van Valkengoed

IGM. Case finding and medical treatment of type 2 diabetes among different ethnic

minority groups. The HELIUS study. J Diabetes Res 2017; 9896849.

13. Gazzola K, Snijder MB, Hovingh GK, Zuliani G, Stroes ES, Peters RJ, van den Born BJ.

Ethnic differences in plasma lipid levels in a large multi-ethnic cohort: the HELIUS

study. Submitted 2017.

14. Nicolaou M, Gademan MG, Snijder MB, Engelbert RH, Dijkshoorn H, Terwee CB,

Stronks K. Validation of the SQUASH Physical Activity Questionnaire in a Multi-

Ethnic Population: The HELIUS Study. PLoS One 2016;11:e0161066.

15. World Health Organization. Global Recommendations on Physical Activity for Health.

2010.

16. Chau JY, Grunseit AC, Chey T, Stamatakis E, Brown WJ, Matthews CE, Bauman AE,

van der Ploeg HP. Daily sitting time and all-cause mortality: a meta-analysis. PLoS

One 2013;8:e80000.

17. Beukers MH, Dekker LH, de Boer EJ, Perenboom CW, Meijboom S, Nicolaou M, de

Vries JH, Brants HA. Development of the HELIUS food frequency questionnaires:

ethnic-specific questionnaires to assess the diet of a multiethnic population in The

Netherlands. Eur J Clin Nutr 2015;69:579-584.

18. Ikram UZ, Snijder MB, Derks EM, Peters RJ, Kunst AE, Stronks K. Parental smoking

and adult offspring’s smoking behaviours in ethnic minority groups: an intergenerati-

onal analysis in the HELIUS study. Nicotine & Tobacco Research 2017 (in press).

19. Minneboo M, Lachman S, Snijder MB, Vehmeijer JT, Jorstad HT, Peters RJ. Risk factor

control in secondary prevention of cardiovascular disease: results from the multi-

ethnic HELIUS study. Neth Heart J 2017;25:250-257.

20. Visser MJ, Ikram UZ, Derks EM, Snijder MB, Kunst AE. Perceived ethnic discrimination

in relation to smoking and alcohol consumption in ethnic minority groups in The

Netherlands: the HELIUS study. Int J Public Health 2017, May 16 (Epub ahead of print).

21. Standard recommendations of the National Sleep Foundation (Sleep guidelines for

adults, 2012).

22. Knutson KL. Sleep duration and cardiometabolic risk: a review of the epidemiologic

evidence. Best Pract Res Clin Endocrinol Metab 2010;24:731-743.

23. Anujuo K, Stronks K, Snijder MB, Jean-Louis G, Ogedegbe G, Agyemang C. Ethnic

differences in self-reported sleep duration in The Netherlands-the HELIUS study.

Sleep Med 2014;15:1115-1121.

Page 190: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen188

Bijlagen 8.6

8.6.1 Bijlage Lipiden

Figuur 8.6.1 Prevalentie (%) van hoog LDL-cholesterol (behandeld en onbehandeld), naar geslacht

en etniciteit

Mannen

Vrouwen

LDL is verhoogd indien de waarde boven de 2,5 mmol/l ligt of de deel-

nemer wordt behandeld.

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Geen lipiden medicatie Lipiden medicatie

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Geen lipiden medicatie Lipiden medicatie

Page 191: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen189

Figuur 8.6.2 Prevalentie (%) van hoog LDL-cholesterol naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 192: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen190

Figuur 8.6.3 Prevalentie (%) van laag HDL-cholesterol (behandeld en onbehandeld), naar geslacht

en etniciteit

Mannen

Vrouwen

HDL is verlaagd indien de waarde onder de 1,0 mmol/l (mannen) of 1,2

mmol/l (vrouwen) ligt of de deelnemer wordt behandeld.

%

0

10

20

30

40

50

60

70

MARTURGHACREOHINDNED

Geen lipiden medicatie Lipiden medicatie

%

0

10

20

30

40

50

60

70

MARTURGHACREOHINDNED

Geen lipiden medicatie Lipiden medicatie

Page 193: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen191

Figuur 8.6.4 Prevalentie (%) van laag HDL-cholesterol naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 194: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen192

Figuur 8.6.5 Prevalentie (%) van hoog triglyceriden (behandeld en onbehandeld), naar geslacht en

etniciteit

Mannen

Vrouwen

Triglyceriden zijn verhoogd indien de waarde boven de 1,7 mmol/l ligt

of de deelnemer wordt behandeld.

%

0

10

20

30

40

50

60

70

MARTURGHACREOHINDNED

Geen lipiden medicatie Lipiden medicatie

%

0

10

20

30

40

50

60

70

MARTURGHACREOHINDNED

Geen lipiden medicatie Lipiden medicatie

Page 195: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen193

Figuur 8.6.6 Prevalentie (%) van hoog triglyceriden naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (leeftijd)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 196: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen194

8.6.2. Bijlage Alcoholgebruik

Vergeleken met de Nederlanders, is het percentage alcoholgebruik

onder mannen lager bij alle migrantengroepen, en vooral bij Turken en

Marokkanen (figuur 8.6.7) wat te maken zou kunnen hebben het geloof.

Dezelfde verschillen zijn zichtbaar bij vrouwen.

Verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn vooral markant in het per-

centage zwaar alcoholgebruik. Dezelfde patronen zijn zichtbaar op alle

leeftijden, zij het dat bij vrouwen de verschillen vooral groot zijn op oudere

leeftijd (figuur 8.6.8).

Van Nederlanders die alcohol drinken, heeft 28% tekenen van alcoholversla-

ving (gemeten middels de AUDIT vragenlijst). Dit percentage is ongeveer

even hoog bij Marokkanen (32%) maar lager onder de andere groepen (10 tot

18%). 20

We spreken van alcoholgebruik wanneer iemand alcoholhoudende

drank heeft gedronken in de afgelopen 12 maanden. We spreken van

zwaar alcoholgebruik indien iemand minstens 3 glazen alcoholhou-

dende drank drinkt op ten minste 4 dagen per week.

Page 197: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen195

Figuur 8.6.7 Prevalentie (%) van alcoholgebruik naar geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Zwaar alcoholgebruik Alcoholgebruik

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

MARTURGHACREOHINDNED

Zwaar alcoholgebruik Alcoholgebruik

Page 198: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen196

Figuur 8.6.8 Prevalentie (%) van alcoholgebruik naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 199: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen197

8.6.3 Bijlage Kort slapen

Uit eerder onderzoek is naar voren gekomen dat kort slapen, dat wil

zeggen minder dan 7 uur per nacht, gerelateerd is aan een hoger cardio-

vasculair risico. 22 Daarom hebben we ook onderzocht of deze risicofactor

verschilt tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Ongeveer 16% van de

Nederlandse mannen en vrouwen geeft aan minder dan 7 uur te slapen. We

zien, zowel onder mannen als vrouwen, dat andere bevolkingsgroepen 1,5

tot 3,3 keer zo vaak kort slapen. Dit varieert van 25% onder Marokkaanse

vrouwen tot 53% onder Ghanese mannen (figuur 8.6.9). Deze verschillen

werden niet verklaard door etnische verschillen in leeftijd of sociaalecono-

mische status. 23 De verschillen in kort slapen tussen de bevolkingsgroepen

lijken te bestaan op alle leeftijden (figuur 8.6.10). Binnen de leeftijds-

groepen zien we geen consistente verschillen tussen de 1e en 2e generatie

migranten.

Figuur 8.6.9 Prevalentie (%) van kort slapen (< 7 uur) naar geslacht en etniciteit

Kost slapen is gedefinieerd als minder dan 7 uur per nacht slapen. 21

%

0

10

20

30

40

50

60

MARTURGHACREOHINDNED

Mannen Vrouwen

Page 200: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Leefstijl en risicofactoren bij migrantengroepen198

Figuur 8.6.10 Prevalentie (%) van kort slapen (< 7 uur) naar leeftijd, geslacht en etniciteit

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

61-7051-6041-5031-4018-30

Leeftijd (jaren)

NED CREO GHATUR MARHIND

Page 201: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie199

9 Kenmerken van deelnemers aan hartrevalidatie- programma’s

H. de Vries1, I. van den Broek2, I. van Dis3, M.M. van Engen-Verheul, V.R. Janssen4, H.M.C. Kemps5, R.A. Kraaijenhagen6, N. Peek7

1 Research for Decisions, Utrecht2 De Hart&Vaatgroep, Den Haag3 Hartstichting, Den Haag4 Sectie Gezondheids-, Medische en Neuropsychologie, Universiteit Leiden5 Máxima Medisch Centrum, afdeling cardiologie, Veldhoven6 NIPED, Amsterdam; CardioVitaal hartrevalidatie, Amsterdam7 Health eResearch Centre, Division of Informatics, Imaging and Data Science, The

University of Manchester

Korte samenvatting

Van de deelnemers aan de hartrevalidatie is 71% man en 29% vrouw. Het

grootste deel van de mannelijke patiënten is in de leeftijd van 60-70 jaar

(24%). Deelname boven de 80 jaar is laag.

De meerderheid van de patiënten had voorafgaand aan deelname aan de

hartrevalidatie een cardiale diagnose in combinatie met een operatieve

ingreep of dotterbehandeling. Patiënten met een chronische aandoening en

patiënten met alleen medicatie zijn veruit in de minderheid.

— 46% had een hartinfarct, 30% (in)stabiele angina pectoris en 10%

klepaandoeningen

— 85% onderging een operatieve ingreep/interventie of dotterbehandeling,

waarvan 51% een Percutane Coronaire Interventie (PCI), 19% een Coronary

Artery Bypass Grafting (CABG) en 9% een klepoperatie

— 8% werd alleen medicamenteus behandeld

Page 202: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie200

Bij de start van de hartrevalidatie had meer dan 90% één of meer risicofac-

toren voor hart- en vaatziekten en zijn behandeldoelen geïndiceerd volgens

de Europese richtlijnen.

— 26% rookt, 70% heeft overgewicht, 80% heeft een LDL-cholesterol ≥ 1,8

mmol/l, 30% heeft een systolische bloeddrukwaarde ≥ 140 mmHg, 35-40%

heeft een matig tot ernstig risico op angststoornis en depressie

Deelnemers volgen een minder uitgebreid programma dan volgens de

richtlijn Hartrevalidatie geïndiceerd, met name is er een lage deelname aan

de leefstijlmodule.

— 87% van de patiënten had een indicatie voor de beweegmodule, terwijl 80%

van de patiënten besloot hieraan deel te nemen

— 90% van de patiënten had een indicatie voor de leefstijlmodule, terwijl

minder dan 25% van de patiënten besloot deze module te volgen

— individuele begeleiding door een psycholoog, maatschappelijk werker of

diëtist is ook aanzienlijk lager dan geïndiceerd

Page 203: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie201

9.1 Inleiding

Hartrevalidatie is een multidisciplinaire, poliklinische therapie die zich richt

op het bevorderen van fysiek, psychisch en sociaal herstel bij hartpatiënten

en op het verminderen van het toekomstige cardiovasculaire risico. In dit

hoofdstuk beschrijven we op basis van de CARDSS-data1 de groep deelnemers

aan hartrevalidatie aan de hand van een brede set kenmerken, waaronder

demografische kenmerken, kenmerken van cardiale interventie en diag-

nose, multimorbiditeit, het cardiovasculaire risico, kwaliteit van leven, en

psychosociale kenmerken. Deze kenmerken sluiten aan bij de verschillende

behandeldoelen die binnen hartrevalidatieprogramma’s worden gesteld

binnen de Richtlijn hartrevalidatie2, gericht op het optimaal fysiek, psychisch

en sociaal functioneren van de patiënt en reduceren van het cardiovasculaire

risico. Met deze informatie ontstaat een beeld van de gezondheidstoestand

van patiënten bij aanvang van de hartrevalidatie en daarmee van de relevantie

van deelname aan hartrevalidatie binnen deze groep.

Daarnaast beschrijven we kenmerken van de inhoud van de gevolgde hart-

revalidatieprogramma’s. Een multidisciplinair hartrevalidatieprogramma

kan bestaan uit een informatiemodule, een beweegprogramma, begeleiding

bij leefstijlveranderingen en stressmanagement (PEP module), ademha-

lings- en ontspanningsoefeningen en, op indicatie, aanvullende individuele

begeleiding (bijvoorbeeld door een psycholoog of diëtist).2 Bij aanvang van

het programma wordt bepaald welke modules en vormen van aanvullende

begeleiding zijn geïndiceerd, en besluiten patiënt en behandelaar welke

daarvan zullen worden gevolgd.

Dit hoofdstuk vormt een aanvulling op de beperkte hoeveelheid literatuur

waarin kenmerken van deelnemers aan hartrevalidatie in Nederland reeds

zijn gedocumenteerd. Over deze groep is weinig bekend, anders dan leef-

tijd, geslacht, en indicatie (de cardiale interventie en diagnose voorafgaand

aan de verwijzing naar hartrevalidatie).3, 4, 5 In studies waar additionele

kenmerken worden gerapporteerd betreft het relatief kleine populaties

binnen één behandelcentrum.6, 7, 8 De groep deelnemers valt niet te karak-

teriseren op basis van kenmerken van de totale populatie hartpatiënten,

omdat deelnemers aan hartrevalidatie gemiddeld jonger zijn, ingrijpender

cardiale interventies hebben ondergaan, ernstiger cardiovasculaire aandoe-

ningen hebben, en minder multimorbiditeit hebben, dan niet-deelnemende

hartpatiënten.9

Page 204: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie202

9.2 Data en methode

De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op secundaire analyse van de

CARDSS data. Deze data zijn verzameld binnen een multicenter cluster-

randomized trial uitgevoerd in 18 Nederlandse hartrevalidatiecentra in de

jaren 2012 en 2013. De data zijn door elk van de centra geregistreerd in het

elektronisch patiëntendossier. In dit systeem worden tijdens de intake van

het hartrevalidatieprogramma 80-130 patiëntkenmerken geregistreerd, op

basis waarvan een computergestuurd beslisondersteuningssysteem10 tot een

advies komt over de optimale inhoud van het hartrevalidatieprogramma,

volgens de richtlijn Hartrevalidatie.11,2 Ook data die na afloop van de

trialperiode zijn geregistreerd in de centra, zijn beschikbaar in de CARDSS

database en gebruikt voor dit hoofdstuk. De studiepopulatie omvat alle

patiënten van 18 jaar of ouder die deelnamen aan een hartrevalidatiepro-

gramma in 16 van de 18 hartrevalidatiecentra in de jaren 2012-2016.

Alle kenmerken zijn gemeten of vastgesteld tijdens de intake, dat wil

zeggen voorafgaand aan deelname aan het hartrevalidatieprogramma.

We hebben ontbrekende data geïmputeerdA met de methode van multiple

imputation by chained equations (MICE).12 Indien in een centrum gegevens

van een patiëntkenmerk bij meer dan 30 procent van de patiënten ontbra-

ken, is het betreffende centrum geëxcludeerd van de analyse van het betref-

fende patiëntkenmerk. Als gevolg daarvan is bij een aantal kenmerken het

aantal patiënten dat is opgenomen in de analyse kleiner dan de omvang van

de totale studiepopulatie. Alle analyses zijn uitgevoerd met R statistische

software, versie 3.3.3.13

9.3 Resultaten

Omvang studiepopulatieDe totale studiepopulatie omvat 16.437 patiënten binnen 16 centra. Voor de

kenmerken leeftijd, geslacht, body mass index (BMI), rook- en beweeggedrag

zijn alle patiënten geïncludeerd in de analyse. Bij deze kenmerken varieerde

het percentage patiënten waarvoor gegevens zijn geïmputeerd van nul

(leeftijd) tot 10,4 procent (BMI). Voor kenmerken gerelateerd aan kwaliteit

van leven zijn 15.584 patiënten (binnen 15 centra) geïncludeerd in de analyse,

waarbij circa 10 procent van de data zijn geïmputeerd. Bij de overige cardio-

vasculaire risicofactoren varieerde het aantal geïncludeerde patiënten van

10.886 (binnen 10 centra) voor LDL-cholesterol (LDL-C) en triglyceriden, tot

12.776 (14 centra) voor bloeddruk. Hier varieerde het percentage geïmputeer-

A Imputatie is een statistische techniek waarbij ontbrekende waarden in een dataset worden vervangen door geschatte waarden. In deze studie zijn deze schattingen gebaseerd op de data die niet ontbraken.

Page 205: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie203

de gegevens van 9,7 procent (diastolische bloeddruk) tot 20,1 procent (LDL-C).

Soortgelijke variaties bestonden voor psychosociale factoren en kenmerken

van de geïndiceerde en gevolgde modules. De laagste patiëntenaantallen

waren beschikbaar voor kenmerken van multimorbiditeit (4.770 patiënten

binnen 5 centra). Een volledig overzicht is beschikbaar in tabel 9.5 en 9.6 van

bijlage 9.1 op www.hartstichting.nl/rapporten.

Leeftijd en geslachtHet grootste deel van de patiënten is man (71,3 procent) in de leeftijd van

60-70 jaar (23,5 procent). De piek in de leeftijdsopbouw is vlakker bij

vrouwen dan bij mannen (figuur 9.1). In beide groepen is het percentage

patiënten van 80 jaar of ouder laag.

Figuur 9.1 Leeftijdsopbouw deelnemers hartrevalidatie voor mannen en vrouwen, bij aanvang

van het programma

Cardiale interventie en diagnoseCirca de helft van de patiënten (50,7 procent) kreeg een Percutane Coronaire

Interventie (PCI) behandeling voorafgaand aan de verwijzing naar hartre-

validatie. Een kleiner deel kreeg een omleidingsoperatie (Coronary Artery

Bypass Grafting (CABG)) (18,5 procent), klepoperatie (9 procent) of werd

medicamenteus (8,4 procent) behandeld. In totaal kreeg 34,7% van de pati-

enten een operatieve ingreep (CABG, klepoperatie, ICD, of pacemaker) voor

de verwijzing naar hartrevalidatie. Iets minder dan de helft (46 procent) van

de patiënten had een hartinfarct doorgemaakt voorafgaand aan de behande-

ling. Andere veel voorkomende diagnosen waren (in)stabiele angina pecto-

ris en klepaandoeningen (figuur 9.2). Meer dan een derde (34,6 procent) van

de patiënten had de combinatie van PCI-behandeling na een hartinfarct.

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

5

10

15

20

25

90+80-9070-8060-7050-6040-5018-40

Mannen Vrouwen

4.000

3.000

2.000

1.000

0

Leeftijd (jaren)

Page 206: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie204

Figuur 9.2 Cardiale interventie en diagnose voorafgaand aan deelname hartrevalidatie (N=15.012)

MultimorbiditeitBij circa 40 procent van de patiënten was geen sprake van multimorbiditeit

(figuur 9.3). Bij de overige patiënten waren relatief vaak voorkomende (niet

aan hart- en vaatziekten gerelateerde) multimorbiditeiten: aandoeningen

van het bewegingsapparaat (21,5 procent), diabetes (15,4 procent), long-

aandoeningen (8,7 procent), neurologische aandoeningen (6,6 procent), en

gastro-enterologische aandoeningen (5,2 procent).

Cardiale diagnose

Har

tinf

arct

Inst

abie

le a

ngin

a pe

ctor

ius

Stab

iele

ang

ina

pect

oriu

s

klep

aand

oeni

ng

Ove

rig

Har

tfal

en

Rit

mes

toor

nis

Con

geni

tale

ha

rtaf

ww

ijkin

g

Har

tneu

rose

Tota

al

Car

dial

e in

terv

enti

e

PCI 34,6 8,7 5,7 0 0,8 0,2 0,4 0 0,1 50,7

CABG 5,6 6,9 4,7 0,1 0,7 0,2 0,3 0 0,1 18,5

Klepoperatie 0,1 0,1 0,1 7,8 0,5 0,2 0,1 0,2 0 9

Medicatie 3,9 0,7 0,7 0,1 0,8 1,6 0,5 0 0,2 8,4

Overige 0,3 0,1 0,1 0,2 1,3 0,3 1,2 0,3 0 3,8

ICD 0,1 0 0 0 0,4 1,6 1,1 0 0 3,3

CABG-Klepoperatie 0,3 0,6 0,3 1,6 0,1 0,1 0,1 0 0 3,2

Geen 1,1 0,2 0,1 0 0,4 0,3 0,2 0 0,1 2,5

Pacemaker 0,1 0 0 0 0,1 0,1 0,3 0 0 0,7

Totaal 46 17,3 11,7 9,9 5,2 4,6 4,1 0,6 0,5

Percentage patiënten 0 10 20 30 40 50

Page 207: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie205

Figuur 9.3 Percentage patiënten met verschillende typen multimorbiditeit bij aanvang

hartrevalidatie

Cardiovasculair risicoHet uitgangspunt voor de beschrijving van kenmerken van het cardiovas-

culaire risico zijn de behandeldoelen vastgesteld in de Europese richtlijn

cardiovasculaire preventie: LDL-C ‹ 1,8 mmol/l, systolische bloeddruk ‹ 140

mmHg, diastolische bloeddruk ‹ 90 mmHg, BMI 20-25 kg/m2, niet roken

en 150 minuten gematigde (of 75 min krachtige) lichamelijke activiteit.14

Daarnaast beschouwen we ook risico’s zoals gedefinieerd in deze richtlijn:

HDL-C ‹ 1 mmol/l (mannen) en ‹ 1,2 mmol/l (vrouwen), en triglyceriden › 1,7

mmol/l.

Minder dan één-vijfde (19,6 procent) van de patiënten had een LDL-C

waarde binnen de behandeldoelstelling bij aanvang van de hartrevalidatie

(figuur 9.4). Minder dan één-derde (30,2 procent) had een BMI waarde

binnen de behandeldoelstelling (20-25 kg/m2). Iets meer dan de helft (52,5

procent) voldeed, volgens eigen opgave, aan de beweegnorm; en ruim twee-

derde (68,7 procent) had een systolische bloeddruk ‹ 140. Voor de overige

risicofactoren had een meerderheid van de patiënten de behandeldoelstel-

ling reeds bereikt bij intake. Dit varieerde van 59,4 procent (triglyceriden ‹

1,7) tot 88,8 procent (diastolische bloeddruk).

% p

atië

nten

0

10

20

30

40

Dia

lyse

Inco

ntin

entiePijn

Onb

eken

d

Kan

ker

Gas

tro-

ente

rolo

gisc

h

Neu

rolo

gisc

h

Long

aand

oeni

ng

Dia

bete

s

Bew

egin

gsap

para

at

Ove

rige

mul

timor

bidi

teit

Gee

n m

ultim

orbi

dite

it

Page 208: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie206

De overgrote meerderheid van de deelnemers (92,6 procent; 15.225

patiënten)B had tenminste één van de volgende condities: LDL cholesterol

≥ 1,8 mmol/L, systolische bloeddruk ≥ 140 mmHg, diastolische bloeddruk

≥ 90 mmHg, BMI ‹ 20, BMI › 25 kg/m2, roken, of onvoldoende beweging. In

tegenstelling tot de overige resultaten is dit percentage gebaseerd op de ruwe

(niet-geïmputeerde) data voor het volledige cohort.

Figuur 9.4 Cardiovasculaire risicofactoren, vastgesteld bij aanvang hartrevalidatieprogramma

LDL cholesterol (N=10.886)

Mannen HDL cholesterol Vrouwen HDL cholesterol

(N=8.340) (N=3.399)

B Niet weergegeven in figuur of tabel.

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

10

20

30

40

≥ 32,5 - 31,8 - 2,5< 1,8

4.000

3.000

2.000

1.000

0

mmol/l

4.000

2.000

00

10

20

30

40

50

60

70

≥ 1< 1

0

10

20

30

40

50

60

70

≥ 1,2< 1,2

Aantal patiënten

2.000

1.500

1.000

500

0

% p

atië

nten

mmol/l

Page 209: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie207

Triglyceriden (N=10.886)

Body Mass Index (N=16.437)

Systolische bloeddruk (N=12.776) Diastolische bloedruk (N=12.776)

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

10

20

30

40

50

60

≥ 1,7< 1,7

4.000

6.000

2.000

0

mmol/l

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

10

20

30

40

50

≥ 4035 - 4030 - 3525 - 3020 - 25< 20

4.000

6.000

2.000

0

kg/m2

0

10

20

30

40

50

60

70

≥ 140 (verhoogd)< 140 (normaal)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

≥ 90 (verhoogd)< 90 (normaal)

Aantal patiënten

% p

atië

nten

5.000

7.500

2.500

0

6.000

9.000

12.000

3.000

0

mmHg

Page 210: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie208

Roken (N=16.437)

Voldoet aan beweegnorm (N=16.437)

Kwaliteit van levenDe gemiddelde scores op de KVL-H vragenlijst varieerden, op een schaal van

1 tot 7, van 4,7 (dimensie “fysiek”) tot 5,2 (dimensie “sociaal”) (figuur 9.5).

Voor deze scores bestaat geen classificatie, en het is daarom niet mogelijk

deze in kwalitatieve zin te interpreteren. Wel kunnen zij dienen als referen-

tie bij het vergelijken van dit cohort patiënten met toekomstige cohorten,

of bij het vergelijken van deze scores op verschillende momenten in de tijd

binnen dit cohort.

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

20

40

60

80

NeeJa

5.000

7.500

10.000

12.500

2.500

0

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

10

20

30

40

50

60

NeeJa

5.000

7.500

2.500

0

Page 211: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie209

Figuur 9.5 Scores op drie dimensies van de Kwaliteit van Leven bij Hartpatiënten (KVL-H)

vragenlijst, gemeten bij aanvang hartrevalidatieprogramma

Psychische factorenBij aanvang van het hartrevalidatieprogramma had meer dan één-derde

(34,6 procent) van de patiënten een matig tot ernstig risico op een angst-

stoornisC; 39,2 procent had een matig tot ernstig risico op depressie. Meer

dan één-vijfde (20,9 procent) had recent een stressvolle gebeurtenis doorge-

maakt (figuur 9.6).

Figuur 9.6 Kenmerken van psychische problematiek bij aanvang hartrevalidatieprogramma

Angst risico (N=9.794)

C De risico-inschattingen worden vastgesteld bij aanvang van het hartrevalidatieprogramma, waarbij gekozen kan worden uit verschillende meetinstrumenten (vragenlijsten). Met behulp van de Beslisboom Poliklinische Indicatiestelling Hartrevalidatie (www.nvvc.nl/media/richtlijn/147/Beslisboom%20Hartrevalidatie%202012%20%28website%29.pdf) zijn de scores op deze vragen-lijst vertaald naar de risicocategorieën laag/matig/ernstig.

Gem

idde

lde

scor

e

0

2

4

6

SociaalEmotioneelFysiek

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

25

50

75

100

ErnstigMatigLaag

5.000

7.500

2.500

0

Page 212: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie210

Depressie risico (N=13.325)

Stressvolle gebeurtenis (N=10.504)

Sociale steun (mantelzorg)Bij meer dan driekwart van de deelnemers (78,2 procent) werd sociale steun

(mantelzorg) door de partner geleverd, gevolgd door kinderen (11,0 procent)

en anderen (4,4 procent). Bij hoge uitzondering (2,0 procent) was sociale

steun afwezig. Toch leek de mate van sociale steun niet altijd voldoende

te zijn, want meer dan een kwart (26,1 procent) van de deelnemers had een

matig of ernstig risico op gebrek aan sociale steun (figuur 9.7). Een ruime

meerderheid van de mantelzorgers is “soms” (49,2 procent), “vaak” (18,1

procent) of “altijd” (7,7 procent) bezorgd over de hartaandoening van de

patiënt. Meer dan de helft van de mantelzorgers is, volgens opgave van de

patiënt, “soms” (40,2 procent), “vaak” (11,7 procent) of “altijd” (5,8 procent)

angstig. Circa één-derde (33,9 procent) van de patiënten werktD.

D Niet weergegeven in figuur.

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

25

50

75

100

ErnstigMatigLaag

10.000

5.000

0

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

25

50

75

100

neeja

5.000

7.500

10.000

2.500

0

Page 213: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie211

Figuur 9.7 Kenmerken van sociale steun (mantelzorg) vanuit de omgeving van de patiënt, bij

aanvang van hartrevalidatie

Risico op gebrek aan sociale steun (N=7.039)

Mantelzorger (N=14.170)

Bezorgdheid bij mantelzorger (N=12.196)

Perc

enta

ge p

atië

nten

Aantal patiënten

0

25

50

75

100

ErnstigMatigLaag

4.000

6.000

2.000

0

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

25

50

75

100

Geen ondersteuning

AndersFamilielidBroer/zusKindPartner

5.000

10.000

0

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

25

50

75

100

AltijdVaakSomsNiet

7.500

10.000

5.000

2.500

0

Page 214: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie212

Angst bij mantelzorger (N=12.196)

Indicatie en besluitNadat we in de voorgaande paragrafen kenmerken van de deelnemers

hebben beschreven, beschouwen we nu kenmerken van de inhoud van de

hartrevalidatieprogramma’s. De inhoud van deze programma’ s blijkt vaak

anders te zijn, dan hetgeen is geïndiceerd op basis van de richtlijn. Dit is het

duidelijkst zichtbaar bij de leefstijlmodule (figuur 9.8). Terwijl meer dan 90

procent van de patiënten op grond van de richtlijn deze module zou moeten

volgen, besluit minder dan 25 procent deze module in het programma op te

nemen. Ook in het geval van individuele begeleiding door een psycholoog,

maatschappelijk werker, of diëtist ligt het aantal patiënten dat deze bege-

leiding krijgt (respectievelijk circa 11, 12 en 30 procent) aanzienlijk lager

dan het aantal dat hiervoor een indicatie heeft (respectievelijk 48, 32 en 84

procent). Bij de beweegmodule liggen besluit (80,1 procent) en indicatie (87

procent) het dichtst bij elkaar.

% p

atië

nten

Aantal patiënten

0

25

50

75

100

AltijdVaakSomsNiet

7.500

10.000

5.000

2.500

0

Page 215: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie213

Figuur 9.8 Geïndiceerde vs gekozen hartrevalidatiemodules bij aanvang hartrevalidatie

Combinaties van modulesWanneer we kijken naar combinaties van de beweeg, leefstijl, en ontspan-

ningsmodule, valt op dat circa één-derde (32,6 procent) van de deelnemers

kiest voor enkel de beweegmodule (figuur 9.9). Meer dan een kwart (27,9

procent) kiest deze module ook, samen met de ontspanningsmodule. Een

kleinere groep (18,3 procent) kiest alle drie modules en circa 10 procent volgt

geen enkele module.

Figuur 9.9 Combinaties van gekozen hartrevalidatiemodules bij aanvang

hartrevalidatieprogramma

Perc

enta

ge p

atië

nten

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

DiëtistMaatschap-pelijk werk

PsycholoogOntspannings-module

Leefstijl-module

Beweeg-module

Informatie-module

Indicatie Besluit

Perc

enta

ge p

atië

nten

Aantal patiënten

0

10

20

30

40

OverigBewegen+Leefstijl

GeenBewegen+Leefstijl+

Ontspanning

Bewegen+Ontspanning

Bewegen

3.000

2.000

1.000

4.000

0

Page 216: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie214

Verschillen in kenmerken tussen subgroepen op basis van gekozen hartrevalidatiemodulesWe beschouwen nu voor elk van de groepen verschillen in het cardiovas-

culaire risico (tabel 9.1) en psychosociale kenmerken (tabel 9.2). We laten

daarbij de groep “overig” achterwege, omdat kenmerken van patiënten in

deze groep vanwege de grote mate van heterogeniteit niet eenduidig zijn te

interpreteren.

Uit tabel 9.1 blijkt dat verschillen in cardiovasculaire risicofactoren tussen

deze groepen vrij gering zijn. Met uitzondering van het wel of niet voldoen

aan de beweegnorm, is het maximale verschil tussen de percentages in elke

rij minder dan 10 procentpunt. Beide groepen waarin de ontspanningsmo-

dule is geïncludeerd, kennen een hoger percentage patiënten met LDL-C ≥

1,8 mmol/Hg (87,3 en 85,2 procent) dan de overige groepen (78,6 – 81,0). In

deze groepen ligt ook het percentage rokers (29,6 en 31,9) hoger dan in de

overige groepen (14,4 – 26,7). Het percentage patiënten met overgewicht of

obesitas (BMI › 25 kg/m2) is hoger in beide groepen met de leefstijlmodule

(71,5 en 73,0 procent) dan in de groepen zonder deze module (64,5 – 67,2).

De verschillen tussen de groepen zijn groter wanneer we psychosociale

kenmerken beschouwen (tabel 9.2). Beide groepen met de leefstijlmodule

kennen aanmerkelijk hogere percentages patiënten met een verhoogd risico

op een angststoornis (46,5 en 50,4 procent) dan de overige drie groepen

(28,0 – 33,5 procent). Groepen met de leefstijl- en/of de ontspanningsmo-

dule kennen hogere percentage patiënten met een verhoogd risico op een

depressie (45,9 – 48,5 procent) dan de andere groepen (35,7 en 40,4 procent).

En in beide groepen met de ontspanningsmodule zijn patiënten met een

verhoogd risico op een gebrek aan sociale steun (52,1 – 57,0) oververtegen-

woordigd ten opzichte van de andere groepen (31,8 – 39,1 procent). In deze

groepen zien we ook hogere percentages patiënten waarbij de mantel-

zorgers bezorgd of angstig zijn. Het percentage werkenden varieert van

10,2 procent in de groep die geen van de modules volgt, tot 42,7 in de groep

met de beweeg- en leefstijlmodule.

Page 217: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie215

Tabel 9.1 Cardiovasculaire risicofactoren per patiëntengroep, op basis van gekozen combinaties van

modules, bij aanvang hartrevalidatieprogramma

Bewegen Bewegen+ Bewegen+ Bewegen + Geen

Leefstijl Leefstijl+ Ontspanning

Ontspanning

N % N % N % N % N %

LDL-C

< 1,8 mmol/l 380 20,3 122 19,0 99 12,7 169 14,8 148 21,5

≥ 1,8 mmol/l 1.496 79,7 521 81,0 681 87,3 971 85,2 541 78,5

N 1.876 100,0 643 100,0 780 100,0 1.140 100,0 689 100,0

BMI

≤ 25 kg/m2 1.260 35,5 268 27,0 565 28,5 996 32,8 372 34,5

> 25 kg/m2 2.285 64,5 723 73,0 1.421 71,5 2.038 67,2 710 65,5

N 3.545 100,0 991 100,0 1.986 100,0 3.034 100,0 1.082 100,0

Systolische bloeddruk

< 140 mmHg 991 62,5 414 62,5 1.186 68,5 1.815 66,6 291 71,8

≥ 140 mmHg 595 37,5 248 37,5 546 31,5 909 33,4 114 28,2

N 1.586 100,0 662 100,0 1.732 100,0 2.724 100,0 405 100,0

Diastolische bloeddruk

< 90 mmHg 1.379 86,9 566 85,5 1.489 86,0 2.342 86,0 373 92,1

≥ 90 mmHg 208 13,1 96 14,5 243 14,0 382 14,0 32 7,9

N 1.587 100,0 662 100,0 1.732 100,0 2.724 100,0 405 100,0

Roken

Ja 861 24,3 317 31,9 588 29,6 811 26,7 155 14,4

Nee 2.684 75,7 675 68,1 1.398 70,4 2.223 73,3 925 85,6

N 3.545 100,0 992 100,0 1.986 100,0 3.034 100,0 1.080 100,0

Voldoet aan beweegnorm

Ja 1.909 53,9 467 47,1 871 43,8 1.374 45,3 368 34,0

Nee 1.636 46,1 525 52,9 1.115 56,2 1.661 54,7 713 66,0

N 3.545 100,0 992 100,0 1.986 100,0 3.035 100,0 1.081 100,0

Page 218: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie216

Tabel 9.2 Psychosociale kenmerken per patiëntengroep, op basis van gekozen combinaties van modules,

bij aanvang hartrevalidatieprogramma

Bewegen Bewegen+ Bewegen+ Bewegen + Geen

Leefstijl Leefstijl+ Ontspanning

Ontspanning

N % N % N % N % N %

Risico op angststoornis

Laag 953 72 270 49,6 584 53,5 995 66,5 269 67

Matig/ernstig 370 28 274 50,4 507 46,5 502 33,5 132 33

N 1.323 100 544 100 1.091 100 1.497 100 401 100

Risico op depressie

Laag 1.709 64,3 441 51,5 698 54,1 958 53,5 563 59,6

Matig/ernstig 951 35,7 416 48,5 592 45,9 831 46,5 382 40,4

N 2.660 100 857 100 1.290 100 1.789 100 945 100

Risico op gebrek aan sociale steun

Laag 658 66,3 244 68,2 133 43 452 47,9 139 60,7

Matig/ernstig 335 33,7 114 31,8 176 57 491 52,1 90 39,3

N 993 100 358 100 309 100 943 100 229 100

Bezorgdheid bij mantelzorger

Niet 853 29,2 271 27,8 448 23,2 591 19,6 269 28,3

Soms/vaak/altijd 2.071 70,8 704 72,2 1.483 76,8 2.426 80,4 681 71,7

N 2.924 100 975 100 1.931 100 3.017 100 950 100

Angst bij mantelzorger

Niet 1.410 48,2 463 47,4 717 37,1 1.012 33,5 465 49

Soms/vaak/altijd 1.513 51,8 512 52,6 1.215 62,9 2.005 66,5 484 51

N 2.923 100 975 100 1.932 100 3.017 100 949 100

Recent stressvolle gebeurtenis

Ja 244 7,8 89 13,5 100 19,8 381 24,2 54 5,4

Nee 2.900 92,2 568 86,5 408 80,2 1.197 75,8 946 94,6

N 3.144 100 657 100 508 100 1.578 100 1.000 100

Werkt

Ja 949 28,9 373 42,7 560 41,6 608 33,6 110 10,2

Nee 2.332 71,1 501 57,3 785 58,4 1.200 66,4 966 89,8

N 3.281 100 874 100 1.345 100 1.808 100 1.076 100

Page 219: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie217

Verschillen in kenmerken tussen vrouwen en mannenTenslotte beschouwen we verschillen tussen vrouwen en mannen, voor wat

betreft cardiovasculaire risicofactoren (tabel 9.3) en psychosociale factoren

(tabel 9.4). Deze verschillen blijkt tamelijk gering te zijn. Het percentage

patiënten met BMI › 25 ligt iets hoger bij mannen (69,9 procent) dan bij

vrouwen (63,2 procent). Dit geldt ook voor het percentage patiënten met

systolische bloeddruk ≥ 140 (70,7 procent bij mannen vs 63,7 procent bij

vrouwen), en het percentage rokers (28,2 procent bij mannen vs 23,4 procent

bij vrouwen). Verder hebben relatief meer vrouwen dan mannen een matig

tot ernstig risico op een angststoornis (39,5 vs 32,6 procent) of depressie

(46,8 vs 36,1 procent). Tenslotte kenmerkt de groep mannelijke deelnemers

zich door een aanzienlijk hoger percentage werkenden (38,9 procent) verge-

leken met vrouwelijke deelnemers (21,7 procent).

Analyse van verschillen tussen mannen en vrouwen voor wat betreft de

geïndiceerde en gekozen hartrevalidatiemodules, liet slechts geringe

verschillen zien: voor de modules getoond in figuur 9.8, bedroeg het

gemiddelde (maximale) absolute verschil 2,5 (5,7) procentpunt. Grotere ver-

schillen waren zichtbaar bij de voorafgaande cardiale interventie: de groep

mannelijke deelnemers omvatte, vergeleken met vrouwelijke deelnemers,

relatief meer patiënten met CABG (21,5 vs 12,1 procent) en PCI (52,2 vs 47,3

procent); en relatief minder patiënten met een klepoperatie (7,2 vs 13,2) of

medicamenteuze behandeling (6,7 vs 11,0 procent)E.

E Resultaten beschreven in deze alinea worden niet weergegeven in figuren of tabellen.

Page 220: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie218

Tabel 9.3 Cardiovasculaire risicofactoren bij vrouwen en mannen, bij aanvang hartrevalidatieprogramma

Vrouwen Mannen

N % N %

LDL-C

< 1,8 mmol/l 540 17,2 1.598 20,6

≥ 1,8 mmol/l 2.599 82,8 6.149 79,4

N 3.139 100 7.747 100

BMI

≤ 25 kg/m2 1.738 36,8 3.532 30,1

> 25 kg/m2 2.978 63,2 8.188 69,9

N 4.716 100 11.720 100

Systolische bloeddruk

< 140 mmHg 1.334 36,3 2.668 29,3

≥ 140 mmHg 2.336 63,7 6.438 70,7

N 3.670 100 9.106 100

Diastolische bloeddruk

< 90 mmHg 391 10,6 1.042 11,4

≥ 90 mmHg 3.279 89,4 8.064 88,6

N 3.670 100 9.106 100

Roken

Ja 1.103 23,4 3.303 28,2

Nee 3.612 76,6 8.419 71,8

N 4.715 100 11.722 100

Voldoet aan beweegnorm

Ja 2.413 51,2 6.224 53,1

Nee 2.302 48,8 5.498 46,9

N 4.715 100 11.722 100

Page 221: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie219

Tabel 9.4 Psychosociale kenmerken voor vrouwen en mannen, bij aanvang hartrevalidatieprogramma

Vrouwen Mannen

N % N %

Risico op angststoornis

Laag 1.714 60,6 4.691 67,4

Matig/ernstig 1.115 39,4 2.273 32,6

N 2.829 100 6.964 100

Risico op depressie

Laag 2.033 53,2 6.072 63,9

Matig/ernstig 1.785 46,8 3.435 36,1

N 3.818 100 9.507 100

Risico op gebrek aan sociale steun

Laag 1.514 74,1 3.689 73,9

Matig/ernstig 531 25,9 1.304 26,1

N 2.045 100 4.993 100

Bezorgdheid bij mantelzorger

Niet 917 26,3 2.132 24,5

Soms/vaak/altijd 2.576 73,7 6.570 75,5

N 3.493 100 8.702 100

Angst bij mantelzorger

Niet 1.563 44,8 3.600 41,4

Soms/vaak/altijd 1.929 55,2 5.103 58,6

N 3.492 100 8.703 100

Recent stressvolle gebeurtenis

Ja 712 23,3 1.479 19,9

Nee 2.344 76,7 5.969 80,1

N 3.056 100 7.448 100

Werkt

Ja 822 21,7 3.640 38,9

Nee 2.967 78,3 5.727 61,1

N 3.789 100 9.367 100

Page 222: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie220

9.4 Discussie

Zoals gesteld in de inleiding, is weinig bekend over de kenmerken van

deelnemers aan hartrevalidatie in Nederland. Dit hoofdstuk verschaft een

gedetailleerd beeld van deze groep, waarbij een aantal zaken opvalt. Ten

eerste hebben vrijwel alle deelnemers een indicatie voor hartrevalidatie op

grond van de criteria van de richtlijn. De meerderheid hiervan (63 procent)

had een acuut coronair syndroom voorafgaand aan deelname. Ten tweede

zijn bij aanvang van de hartrevalidatie bij meer dan 90 procent van de

deelnemers de behandeldoelen voor cardiovasculaire risicofactoren, zoals

die zijn vastgesteld in de Europese richtlijn cardiovasculaire preventie14,

nog niet gehaald. Tenslotte blijkt dat de meeste deelnemers een minder

uitgebreid programma volgen dan geïndiceerd, met name door lage deel-

namepercentages voor de leefstijlmodule.

Dit laat een zelfde soort discrepantie zien die eerder is aangetoond voor

de uptake van hartrevalidatie.9 Dat wil zeggen, een minderheid van de

daarvoor in aanmerking komende patiënten op basis van de richtlijn, volgt

hartrevalidatie.5 En van deze minderheid volgt vervolgens opnieuw slechts

een minderheid het volledige programma dat op grond van de richtlijn is

geïndiceerd. F Dit impliceert dat voor het overgrote deel van Nederlandse

hartpatiënten de (na)zorg niet overeenkomstig de richtlijn wordt

uitgevoerd. Juist omdat het positieve effect van hartrevalidatie (ook in

Nederland)15 is aangetoond16, evenals specifiek dat van programma’s gericht

op verandering van leefstijl17, is dit zorgelijk te noemen.

Het is interessant de resultaten af te zetten tegen die van andere studies.

Dan blijkt dat het hoge percentage mannelijke deelnemers (71,3 procent)

zeer dicht bij het percentage mannelijke deelnemers (71,6 procent) ligt dat

kan worden berekend op basis van gerapporteerde aantallen deelnemers

aan hartrevalidatie binnen een omvangrijk en representatief cohort van

(206.228) hartpatiënten in Nederland (2007-2011)5. Dit geldt ook voor

leeftijdsopbouw en het percentage deelnemers met diabetes (15,2 vs 16,5

procent) en kanker (4,2 vs 5,5 procent). Iets grotere verschillen zien we

wanneer we deze vergelijking maken voor cardiale interventie en diagnose

voorafgaand aan deelname. Zo ligt het percentage deelnemers (30,7 pro-

cent) dat voorafgaand een CABG en/of klepoperatie heeft gehad (figuur 9.2)

iets boven het percentage (25,0 procent) in eerder genoemd cohort (PCI:

F Dit hoofdstuk geeft geen antwoord op de vraag waarom deze discrepantie zich voordoet.

Page 223: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie221

50,7 procent vs 47,0 procent; hartinfarct: 46 procent vs 42,7 procent). Deze

laatste verschillen laten zich verklaren door het feit dat de resultaten in dit

hoofdstuk betrekking hebben op een iets recentere periode (2012-2016) dan

het eerdere cohort (2007-2011), in combinatie met het feit dat in deze vroe-

gere periode de uptake van hartrevalidatie met name binnen de groepen

met een CABG/klepoperatie na een hartinfarct een sterke toename door de

tijd heeft laten zien.5

Het percentage deelnemers met LDL-C ≥ 1,8 mmol/l beschreven in dit

hoofdstuk (79,4 procent) ligt zeer dicht bij het overeenkomstige percentage

(79,2 procent) in een cohort van 498 Nederlandse opgenomen patiënten

met een coronaire hartziekte, onderzocht binnen de EUROASPIRE IV

studie (2012-2013).18 Het percentage patiënten met BMI › 25 ligt bij onze

groep deelnemers daarentegen iets lager (67,9 vs 76,9 procent). Deze

vergelijkingen zijn minder goed mogelijk voor de andere cardiovasculaire

risicofactoren, omdat de wijze van rapportage en het tijdstip van meting

verschilt: zo ligt het percentage deelnemers met systolische bloeddruk ≥

140 mmHg op 31,3 procent in dit hoofdstuk, terwijl in de EUROASPIRE IV

studie een (aanzienlijk hoger) gecombineerd percentage van 52,9 procent

wordt gerapporteerd met bloeddruk ›140/90 mmHg. Echter dit laatste

percentage is gebaseerd op een meting die gemiddeld 18 maanden na de

opname is verricht, hetgeen aanzienlijk later is dan het moment van intake

bij een hartrevalidatieprogramma.

De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op een omvangrijke en

representatieve groep deelnemers aan hartrevalidatie. De belangrijkste toe-

gevoegde waarde van dit hoofdstuk is dat deze groep is beschreven op basis

van gedetailleerde gegevens over demografische kenmerken, kenmerken

van cardiale interventie en diagnose, multimorbiditeit, het cardiovasculaire

risico, kwaliteit van leven, psychosociale kenmerken en de samenstelling

van het hartrevalidatieprogramma. Er zijn echter ook beperkingen. De

data voor dit hoofdstuk zijn verzameld als onderdeel van reguliere zorg

en geregistreerd in een EPD. Voor een aantal kenmerken was sprake van

aanzienlijke aantallen ontbrekende waarden, waarbij de volledigheid van

de registratie, per kenmerk, sterk verschilde tussen de deelnemende centra.

Omdat, per kenmerk, centra met hoge aantallen ontbrekende waarden zijn

geëxcludeerd, verschilt de omvang van de studiepopulatie per kenmerk, en

zijn ontbrekende waarden voor geïncludeerde centra geïmputeerd. Het feit

dat, voor de meeste kenmerken, bovenbeschreven verschillen met resulta-

ten van eerdere studies tamelijk gering zijn, suggereert dat eventuele bias

door ontbrekende waarden naar verwachting gering is. Daarnaast beperkt

Page 224: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie222

het hoofdstuk zich tot de beschreven kenmerken. Andere kenmerken, zoals

etniciteit, de ernst en complexiteit van de multimorbiditeit, en de motivatie

van patiënten tot deelname, waren niet beschikbaar in de data, maar zou-

den mogelijk een deel van de eerder genoemde discrepantie tussen de richt-

lijn en de praktijk kunnen verklaren. Ook informatie over de betrokkenheid

en deelname van de partners van patiënten was niet beschikbaar in de data.

9.5 Conclusie

Vrijwel alle deelnemers aan een hartrevalidatieprogramma hebben ook

een indicatie voor hartrevalidatie op grond van de criteria van de richtlijn2.

Bovendien zijn bij aanvang van de hartrevalidatie bij meer dan 90 procent

van de deelnemers de behandeldoelen voor cardiovasculaire risicofactoren,

zoals die zijn vastgesteld in de Europese richtlijn cardiovasculaire preven-

tie14, nog niet gehaald. Zorgelijk is dat de meeste deelnemers een minder

uitgebreid programma volgen dan op grond van de richtlijn is geïndiceerd,

met name door lage deelnamepercentages voor de leefstijlmodule.

De Hart&Vaatgroep heeft materiaal ontwikkeld om patiënten te attende-

ren op en motiveren voor hartrevalidatie. Hierin wordt expliciet gebruik

gemaakt van wat patiënten graag weer willen kunnen na hun hartinci-

dent en ontslag uit het ziekenhuis, alsook bekende barrières en beeld-

vorming van patiënten over hartrevalidatie. Tegelijk is het materiaal een

handvat voor met name verwijzers (in veel gevallen de cardioloog), maar

ook andere zorgverleners zoals cardiologieverpleegkundigen en hartre-

validatie coördinatoren. Zij kunnen hiermee het gesprek aangaan over

hartrevalidatie en aansluiten bij de motivatie van de betreffende patiënt.

Folder Hartrevalidatie helpt! weer vertrouwen in mijn lichaam, te bestel-

len via www.hartenvaatgroep.nl

Filmpjes van drie patiënten en een cardioloog over de meerwaarde van

hartrevalidatie, te bekijken via www.hartenvaatgroep.nl/hartrevalidatie

Beweegzoeker voor sport- en beweegactiviteiten onder deskundige bege-

leiding, na hartrevalidatie

Page 225: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie223

Gebruikte literatuur

1. van Engen-Verheul MM, de Keizer NF, van der Veer SN, Kemps HM, Scholte op

Reimer WJ, Jaspers MW, Peek N. Evaluating the Effect of a Web-Based Quality

Improvement System with Feedback and Outreach Visits on Guideline Concordance

in the Field of Cardiac Rehabilitation: Rationale and Study Protocol. Implement Sci.

2014;9:780.

2. Revalidatiecommissie van de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie en de

Hartstichting; projectgroep PAAHR, 2011. Multidisciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie

2011. Utrecht: Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie. Beschikbaar via:

www.nvvc.nl/hr (geconsulteerd op 31 juli 2017).

3. Goud R, de Keizer NF, ter Riet G, Wyatt JC, Hasman A, Hellemans IM, Peek N.

Effect of Guideline Based Computerised Decision Support on Decision Making of

Multidisciplinary Teams: Cluster Randomised Trial in Cardiac Rehabilitation. BMJ

2009;338:b1440.

4. Gude WT, van Engen-Verheul MM, van der Veer SN, Kemps HM, Jaspers MW, de

Keizer NF, Peek N. Effect of a Web-Based Audit and Feedback Intervention with

Outreach Visits on the Clinical Performance of Multidisciplinary Teams: A Cluster-

Randomized Trial in Cardiac Rehabilitation. Implement Sci.2016;11:160.

5. de Vries H, Kemps HMC, Kraaijenhagen RA, van Dis L, van den Broek I, Peek N.

Deelname Aan Hartrevalidatieprogramma’s in Nederland, 2007-2011. In: Koopman

C, van Dis I, Vaartjes I, Visseren FLJ, Bots ML. Hart- en vaatziekten in Nederland

2014, cijfers over kwaliteit van leven, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting,

2014.

6. Kraal JJ, Van den Akker-Van Marle ME, Abu-Hanna A, Stut W, Peek N, Kemps HM.

Clinical and Cost-Effectiveness of Home-Based Cardiac Rehabilitation Compared to

Conventional, Centre-Based Cardiac Rehabilitation: Results of the FIT@Home Study.

Eur J Prev Cardiol. 2017;24:1260-1273.

7. Pieters K, Utens EM, Ter Hoeve N, van Geffen M, Dulfer K, Sunamura M, van

Domburg RT. Age Does Matter: Younger PPCI Patients Profit More from Cardiac

Rehabilitation than Older Patients. Int J Cardiol. 2017;230:659-662.

8. Ter Hoeve N, Sunamura M, van Geffen ME, Fanchamps MH, Horemans HL, Bussmann

JB, Stam HJ, van Domburg RT, van den Berg-Emons RJ. Changes in Physical Activity

and Sedentary Behavior During Cardiac Rehabilitation. Arch Phys Med Rehabil. 2017

pii: S0003-9993(17)30384-2.

9. van Engen-Verheul M, de Vries H, Kemps H, Kraaijenhagen R, de Keizer N, Peek N.

Cardiac Rehabilitation Uptake and Its Determinants in the Netherlands. Eur J Prev

Cardiol. 2013;20:349-56.

10. van Engen-Verheul MM, Kemps HM, de Keizer NF, Hellemans IM, Goud R,

Kraaijenhagen RA, Peek N. Revision of the Dutch Clinical Algorithm for Assessing

Patient Needs in Cardiac Rehabilitation Based on Identified Implementation Problems.

Eur J Prev Cardiol. 2012;19:504-14.

Page 226: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie224

11. van Engen-Verheul MM, de Keizer NF, van der Veer SN, Kemps HM, Scholte op

Reimer WJ, Jaspers MW, Peek N. Evaluating the Effect of a Web-Based Quality

Improvement System with Feedback and Outreach Visits on Guideline Concordance

in the Field of Cardiac Rehabilitation: Rationale and Study Protocol. Implement Sci.

2014;31;9:780.

12. van Buuren S, Groothuis-Oudshoorn K. MICE: Multivariate Imputation by Chained

Equations in R. Journal of Statistical Software 45, no. 3 (2011): 1–67.

13. R Core Team, R: A Language and Environment for Statistical Computing, 2017,

www.r-project.org.

14. Piepoli MF, et al. 2016 European Guidelines on Cardiovascular Disease Prevention in

Clinical Practice. Eur Heart J. 2016;37:2315-81.

15. de Vries H, Kemps HM, van Engen-Verheul MM, Kraaijenhagen RA, Peek N. Cardiac

Rehabilitation and Survival in a Large Representative Community Cohort of Dutch

Patients. Eur Heart J. 2015;36:1519-28.

16. Anderson L, Oldridge N, Thompson DR, Zwisler AD, Rees K, Martin N, Taylor

RS. Exercise-Based Cardiac Rehabilitation for Coronary Heart Disease: Cochrane

Systematic Review and Meta-Analysis. J Am Coll Cardiol. 2016 ;67:1-12.

17. Janssen V, De Gucht V, Dusseldorp E, Maes S. Lifestyle Modification Programmes

for Patients with Coronary Heart Disease: A Systematic Review and Meta-Analysis of

Randomized Controlled Trials. Eur J Prev Cardiol. 2013;20:620-40.

18. Kotseva K et al. EUROASPIRE IV: A European Society of Cardiology Survey on the

Lifestyle, Risk Factor and Therapeutic Management of Coronary Patients from 24

European Countries. Eur J Prev Cardiol 2016;23:636-48.

Page 227: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie225

Bijlage 9.1 bij Kenmerken van deelnemers aan hartrevalidatieprogramma’s

Tabel 9.5 Aantal centra, aantal patiënten, en percentage geïmputeerde gegevens per kenmerk

Kenmerk Aantal centra Aantal patiënten % geïmputeerd

Geslacht 16 16.437 0

Leeftijd 16 16.437 0,1

Comorbiditeit

Diabetes 14 15.447 11,1

Kanker 5 4.770 15,8

Dialyse 5 4.770 15,8

Gastro-enterologisch 5 4.770 15,8

Incontinentie 5 4.770 15,8

Longaandoening 5 4.770 15,8

Beweging 5 4.770 15,8

Neurologisch 5 4.770 15,8

Geen 5 4.770 15,8

Overig 5 4.770 15,8

Pijn 5 4.770 15,8

Onbekend 5 4.770 15,8

Risicofactoren

LDL-cholesterol 10 10.886 20,1

HDL-cholesterol 11 11.739 18,2

Triglyceriden 10 10.886 17,2

Body Mass Index (BMI) 16 16.437 10,4

Systolische bloeddruk 14 12.776 9,7

Diastolische bloeddruk 14 12.776 9,8

Roken 16 16.437 4,6

Beweegnorm 16 16.437 5,6

Kwaliteit van leven

Score KVL-H Fysiek 15 15.584 10

Score KVL-H Emotioneel 15 15.584 9,6

Score KVL-H Sociaal 15 15.584 9,7

Page 228: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie226

Psycho-sociale factoren

Risico op angststoornis 12 9.794 15,7

Risico op depressie 14 13.325 16

Risico op gebrek aan sociale steun 8 7.039 18

Type sociale steun 13 14.170 14,7

Bezorgdheid bij mantelzorger 12 12.196 14,4

Angst bij mantelzorger 12 12.196 14,7

Stressvolle gebeurtenis 10 10.504 4,9

Werk 13 13.156 4,7

Indicatie

Cardiovasculair event 14 15.012 7,3

Cardiovasculaire interventie 16 16.437 10,2

Indicatie modules

Informatiemodule 15 15.703 7,7

Beweegmodule 15 15.703 6,3

Leefstijlmodule 15 15.703 6,9

Ontspanningsmodule 9 11.526 9,2

Psycholoog 10 10.860 6,3

Maatschappelijk werk 8 7.911 7,1

Diëtist 14 15.085 11,1

Besluit modules

Informatiemodule 15 15.703 6,8

Beweegmodule 15 15.703 6

Leefstijlmodule 15 15.703 7,2

Ontspanningsmodule 10 10.860 3,9

Psycholoog 9 10.170 4,9

Maatschappelijk werk 9 10.170 7,1

Diëtist 12 12.316 7,8

Hartrevalidatiecentrum 16 16.437 0

Page 229: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie227

Tabel 9.6 Kenmerken deelnemers hartrevalidatie, in ruwe aantallen en percentages (linker helft) en na

exclusie centra met >30% ontbrekende waarden en imputatie (rechter helft). Aantallen en

percentages in rechter helft corresponderen met die van getoonde figuren in het hoofdstuk

Voor imputatie Na imputatie

Kenmerken deelnemers Aantal % Aantal %

Leeftijd en Geslacht

Vrouw

18-40 jaar 124 0,8 125 0,8

40-50 jaar 415 2,5 416 2,5

50-60 jaar 866 5,3 867 5,3

60-70 jaar 1.406 8,6 1.408 8,6

70-80 jaar 1.449 8,8 1.450 8,8

80-90 jaar 443 2,7 443 2,7

90+ jaar 6 0 6 0

Man

18-40 jaar 246 1,5 246 1,5

40-50 jaar 1.224 7,4 1.225 7,5

50-60 jaar 2.908 17,7 2.910 17,7

60-70 jaar 3.869 23,5 3.870 23,5

70-80 jaar 2.778 16,9 2.778 16,9

80-90 jaar 685 4,2 685 4,2

90+ jaar 8 0 8 0

Ontbreekt 10 0,1 0 0

Multimorbiditeit

Diabetes 2.417 14,7 1.652 15,2

Geen diabetes 11.972 72,8 9.208 84,8

Ontbreekt 2.048 12,5 0 0

Kanker 316 1,9 202 4,2

Geen kanker 7.291 44,4 4.568 95,8

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Page 230: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie228

Dialyse 28 0,2 32 0,7

Geen dialyse 7.579 46,1 4.738 99,3

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Gastro-enterologisch 285 1,7 248 5,2

Niet gastro-enterologisch 7.322 44,5 4.522 94,8

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Incontinentie 114 0,7 95 2

Geen incontinentie 7.493 45,6 4.675 98

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Longaandoening 820 5 415 8,7

Geen longaandoening 6.787 41,3 4.355 91,3

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Beweging 1.587 9,7 1.024 21,5

Geen beweging 6.020 36,6 3.746 78,5

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Neurologisch 464 2,8 314 6,6

Niet neurologisch 7.143 43,5 4.456 93,4

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Geen multimorbiditeit 3.189 19,4 1.884 39,5

Wel multimorbiditeit 4.418 26,9 2.886 60,5

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Overige multimorbiditeit 1.841 11,2 1.425 29,9

Geen overige multimorbiditeit 5.766 35,1 3.345 70,1

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Pijn 173 1,1 133 2,8

Geen pijn 7.434 45,2 4.637 97,2

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Onbekend 205 1,2 187 3,9

Niet onbekend 7.402 45 4.583 96,1

Ontbreekt 8.830 53,7 0 0

Page 231: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie229

Cardiovasculair risico

LDL cholesterol

< 1,8 mmol/l 1.827 11,1 2.138 19,6

1,8 - 2,5 mmol/l 2.566 15,6 2.967 27,3

2,5 - 3 mmol/l 1.570 9,6 1.781 16,4

≥3 mmol/l 3.658 22,3 4.000 36,7

Ontbreekt 6.816 41,5 0 0

HDL cholesterol

< 1 (man) mmol/l 2.604 15,8 2.963 25,2

≥ 1 (man) mmol/l 4.721 28,7 5.377 45,8

< 1,2 (vrouw) mmol/l 1.034 6,3 1.193 10,2

≥1,2 (vrouw) mmol/l 1.882 11,4 2.206 18,8

Ontbreekt 6.196 37,7 0 0

Triglyceriden

< 1.7 mmol/l 5.789 35,2 6.465 59,4

≥ 1.7 mmol/l 4.083 24,8 4.421 40,6

Ontbreekt 6.565 39,9 0 0

Body Mass Index (BMI)

< 20 kg/m2 272 1,7 306 1,9

20 - 25 kg/m2 4.389 26,7 4.964 30,2

25 - 30 kg/m2 6.692 40,7 7.465 45,4

30 - 35 kg/m2 2.578 15,7 2.815 17,1

35 - 40 kg/m2 613 3,7 672 4,1

≥ 40 kg/m2 183 1,1 214 1,3

Ontbreekt 1.710 10,4 0 0

Systolische bloeddruk

< 140 (normaal) mmHg 9.601 58,4 8.774 68,7

≥140 (verhoogd) mmHg 4.313 26,2 4.002 31,3

Ontbreekt 2.523 15,3 0 0

Diastolische bloeddruk

< 90 (normaal) mmHg 12.372 75,3 11.343 88,8

≥90 (verhoogd) mmHg 1.534 9,3 1.433 11,2

Ontbreekt 2.531 15,4 0 0

Page 232: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie230

Roken

ja 4.212 25,6 4.406 26,8

nee 11.463 69,7 12.031 73,2

Ontbreekt 762 4,6 0 0

Voldoet aan beweegnorm

ja 8.190 49,8 8.637 52,5

nee 7.324 44,6 7.800 47,5

Ontbreekt 923 5,6 0 0

Kwaliteit van leven

Score KVL-H Fysiek gemiddelde (s.d.) 4,7 1,4 4,7

Score KVL-H Emotioneel gemiddelde (s.d.) 5 1,4 4,9

Score KVL-H Sociaal gemiddelde (s.d.) 5,2 1,4 5,2

Score KVL-H Totaal gemiddelde (s.d.) 4,9 1,4

Psychischo-sociale factoren

Risico op angststoornis

Laag 7.447 45,3 6.405 65,4

Matig 2.246 13,7 1.867 19,1

Ernstig 1.714 10,4 1.522 15,5

Ontbreekt 5.030 30,6 0 0

Risico op depressie

Laag 7.925 48,2 8.105 60,8

Matig 3.039 18,5 2.969 22,3

Ernstig 2.123 12,9 2.251 16,9

Ontbreekt 3.350 20,4 0 0

Recent stressvolle gebeurtenis doorgemaakt

Ja 2.319 14,1 2.192 20,9

Nee 8.521 51,8 8.312 79,1

Ontbreekt 5.597 34,1 0 0

Sociale steun (mantelzorg)

Risico op gebrek aan sociale steun

Laag 5.864 35,7 5.204 73,9

Matig 1.629 9,9 1.109 15,8

Ernstig 1.047 6,4 726 10,3

Ontbreekt 7.897 48 0 0

Page 233: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie231

Type sociale steun

Partner 10.057 61,2 11.087 78,2

Kind 1.335 8,1 1.566 11

Broer/zus 327 2 371 2,6

Familielid 214 1,3 243 1,7

Anders 523 3,2 617 4,4

Geen ondersteuning 323 2 286 2

Ontbreekt 3.658 22,3 0 0

Bezorgdheid bij mantelzorger

Niet 3.368 20,5 3.049 25

Soms 5.918 36 5.998 49,2

Vaak 2.024 12,3 2.210 18,1

Altijd 828 5 938 7,7

Ontbreekt 4.299 26,2 0 0

Angst bij mantelzorger

Niet 5.452 33,2 5.163 42,3

Soms 4.714 28,7 4.900 40,2

Vaak 1.317 8 1.430 11,7

Altijd 615 3,7 703 5,8

Ontbreekt 4.339 26,4 0 0

Werk

Ja 4.532 27,6 4.462 33,9

Nee 8.463 51,5 8.694 66,1

Ontbreekt 3.442 20,9 0 0

Indicatie

Informatiemodule 13.842 84,2 14.605 93

Geen informatiemodule 1.033 6,3 1.098 7

Ontbreekt 1.562 9,5 0 0

Beweegmodule 13.255 80,6 13.688 87,2

Geen beweegmodule 1.854 11,3 2.015 12,8

Ontbreekt 1.328 8,1 0 0

Leefstijlmodule 13.623 82,9 14.246 90,7

Geen leefstijlmodule 1.385 8,4 1.457 9,3

Ontbreekt 1.429 8,7 0 0

Page 234: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie232

Ontspanningsmodule 8.852 53,9 6.114 64

Geen ontspanningsmodule 3.704 22,5 3.438 36

Ontbreekt 3.881 23,6 0 0

Psycholoog 8.292 50,4 4.871 47,9

Geen psycholoog 5.304 32,3 5.299 52,1

Ontbreekt 2.841 17,3 0 0

Maatschappelijk werk 4.426 26,9 2.529 32

Geen maatschappelijk werk 5.341 32,5 5.382 68

Ontbreekt 6.670 40,6 0 0

Diëtist 12.494 76 9.858 84,3

Geen diëtist 1.702 10,4 1.840 15,7

Ontbreekt 2.241 13,6 0 0

Besluit

Informatiemodule 10.653 64,8 10.772 68,6

Geen informatiemodule 4.390 26,7 4.931 31,4

Ontbreekt 1.394 8,5 0 0

Beweegmodule 13.123 79,8 12.583 80,1

Geen beweegmodule 2.056 12,5 3.120 19,9

Ontbreekt 1.258 7,7 0 0

Leefstijlmodule 3.783 23 3.812 24,3

Geen leefstijlmodule 11.206 68,2 11.891 75,7

Ontbreekt 1.448 8,8 0 0

Ontspanningsmodule 6.771 41,2 3.812 39,9

Geen ontspanningsmodule 6.681 40,6 5.740 60,1

Ontbreekt 2.985 18,2 0 0

Psycholoog 1.679 10,2 1.113 10,9

Geen psycholoog 11.370 69,2 9.057 89,1

Ontbreekt 3.388 20,6 0 0

Maatschappelijk werk 2.554 15,5 913 11,5

Geen maatschappelijk werk 8.255 50,2 6.998 88,5

Ontbreekt 5.628 34,2 0 0

Page 235: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Kenmerken deelnemers hartrevalidatie233

Diëtist 3.802 23,1 3.466 29,6

Geen diëtist 9.872 60,1 8.232 70,4

Ontbreekt 2.763 16,8 0 0

Combinaties van gekozen modules

Bewegen 4.041 24,6 3.545 32,6

Bewegen+Ontspanning 4.271 26 3.035 27,9

Bewegen+Leefstijl+Ontspanning 2.296 14 1.986 18,3

Geen 1.218 7,4 1.081 10

Bewegen+Leefstijl 1.048 6,4 992 9,1

Overig (incl. ontbrekend) 3.563 21,6 221 2,1

Page 236: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

234

Page 237: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa235

10 Europese vergelijking van impact van risicofactoren op het aantal verloren levensjaren in goede gezondheid in Nederland

M.L. Bots, I. VaartjesJulius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde

Universitair Medisch Centrum Utrecht

Email: [email protected]

Korte samenvatting

Het Global Burden of Disease (GBD) consortium schatte dat in 2016 in

Nederland 1.625.954 levensjaren in goede gezondheid verloren (DALYs) zijn

gegaan als gevolg van blootstelling aan risicofactoren, optreden van ziekte

en (vroegtijdige) sterfte. Hiervan werd 485.628 verloren levensjaren (30%)

toegeschreven aan hart- en vaatziekten.

— de top 3 risicofactoren met de grootste impact op het aantal verloren jaren

in goede gezondheid als gevolg van hart- en vaatziekten in de Nederlandse

bevolking bestaat uit hoge bloeddruk, minder goede voeding en een

verhoogd cholesterol. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen.

— voor mannen werd 56% van het aantal verloren levensjaren als gevolg van

hart- en vaatziekten toegeschreven aan het bestaan van een verhoogde

bloeddruk in de bevolking. Voor vrouwen was dit 52%.

— voor mannen werd 46% van het aantal verloren levensjaren als gevolg van

hart- en vaatziekten toegeschreven aan gebruik van minder goede voeding

in de bevolking (onder andere lage consumptie van fruit, groenten, vis, hoge

consumptie van zout en verzadigde vetten). Voor vrouwen was dit 36%.

— voor mannen werd 26% van het aantal verloren levensjaren als gevolg van

hart- en vaatziekten toegeschreven aan het bestaan van een verhoogde

cholesterol gehalte in de bevolking. Voor vrouwen was dit 21%.

Page 238: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa236

— De impact van risicofactoren op het aantal verloren levensjaren in een land

varieert tussen Europese landen. Nederland doet het relatief goed voor

sommige risicofactoren. Dat wil zeggen geringere impact op het aantal

verloren levensjaren ten opzichte van andere landen. Dit geldt bijvoorbeeld

voor de impact van minder goede voeding, verhoogd cholesterol,

overgewicht, verminderde nierfunctie en beroepsblootstelling.

— Nederland doet het relatief slecht voor andere risicofactoren. Dat wil

zeggen grotere impact op het aantal verloren levensjaren ten opzichte

van andere landen. Dit geldt bijvoorbeeld voor roken bij vrouwen, en

verhoogde bloeddruk en lichamelijke inactiviteit bij mannen, glucose

intolerantie, en luchtverontreiniging.

Wanneer we de horizon verbreden en kijken naar totale ziektelast (naast

hart- en vaatziekten, veroorzaakt ook andere aandoeningen), dan zijn

de risicofactoren met de meeste impact in Nederland: roken, minder

goede voeding, verhoogde bloeddruk, overgewicht en gestoorde glucose

tolerantie.

Page 239: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa237

10.1 Inleiding

Jaarlijks rapporteert het Global Burden of Disease (GBD) consortium over

de impact van een groot aantal aandoeningen en risicofactoren. De impact

van de aandoeningen wordt beschreven in termen van sterfte, verlies van

levensjaren, jaren geleefd met een verminderde kwaliteit van leven, en een

geïntegreerde maat. De combinatie van verloren levensjaren als gevolg van

vroegtijdig overlijden gecombineerd met het aantal jaren dat geleefd wordt

met een mindere kwaliteit van leven als gevolg van een risicofactor, geeft

een geïntegreerde indruk van de impact van een risicofactor. Dit wordt

het aantal verloren jaren in goede gezondheid of wel disability adjusted

life year (DALY) genoemd.1,2 Eén DALY kan geïnterpreteerd worden als één

verloren jaar van leven in goede gezondheid in de bevolking. Gegevens

hierover worden voor Nederland onder andere gerapporteerd door het

RIVM.3 Het RIVM hanteert het begrip ziektelast (‘Burden of Disease’)

als de hoeveelheid gezondheidsverlies in een bevolking die veroorzaakt

wordt door ziekten uitgedrukt in DALYs. Bij de schatting van de bijdrage

van een risicofactor aan de ziektelast wordt uitgegaan van de prevalentie

(vóórkomen) van de risicofactor in de bevolking, de kans op het optreden

van ziekte gegeven de risicofactor, de ernst van de ziekte (wegingsfactor) en

de sterftekans.

Het Global Burden of Disease consortium heeft voor elk land voor 2016

het aantal verloren jaren in goede gezondheid geschat. Dit maakt het

vergelijken van de bevindingen tussen landen goed mogelijk, vanwege

uniforme benaderingen en standaardisatie naar een wereldbevolkingsop-

bouw. De door het GBD consortium gerapporteerde absolute aantallen voor

Nederland kunnen hierdoor afwijken van lokale Nederlands gegevens. De

GBD gegevens zijn voor iedereen beschikbaar op hun website

(http://vizhub.healthdata.org/gbd-compare/). Meestal vindt rapportage

over DALYs plaats voor een bepaald ziektebeeld, bijvoorbeeld beroerte en

wordt aangegeven hoe beroerte gepaard gaat met een bepaalde hoeveelheid

verloren levensjaren in goede gezondheid in een land. Hierover hebben

wij gerapporteerd in het boek Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016.

In dit hoofdstuk rapporteren wij over risicofactoren en hoeveel verloren

levensjaren in goede gezondheid kunnen worden toegeschreven aan die

risicofactoren (populatie attributieve risico). Hierbij is een onderscheid

gemaakt voor door hart en vaatziekten verloren gezonde levensjaren en

door alle aandoeningen verloren gezonde levensjaren.

Page 240: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa238

10.2 Landen en definities van risicofactoren

Wij hebben gebruik gemaakt van de bovengenoemde website en landen

geselecteerd uit West, Centraal en Oost Europa. De definities van de

verschillende risicofactoren, voor zover vermeld op de website, staan

vermeld in de bijlage van dit hoofdstuk in de oorspronkelijke Engelstalige

beschrijving.

10.3 Resultaten

10.3.1.1 DALYs als gevolg van hart- en vaatziekten Het Global Burden of Disease (GBD) consortium schatte dat in 2016 in

Nederland 285.437 levensjaren in goede gezondheid voor mannen en

200.191 levensjaren in goede gezondheid voor vrouwen verloren zijn gegaan

door hart- en vaatziekten. Voor de Nederlandse vrouwen bestaat de top

5 factoren die de grootste impact hebben op het aantal verloren jaren in

goede gezondheid door hart- en vaatziekten uit verhoogde bloeddruk,

minder goede voeding, verhoogd cholesterol, overgewicht en roken. Voor

mannen dezelfde top 5. Impact is hier beschreven als het percentage van het

aantal verloren levensjaren in goede gezondheid door hart- en vaatziekten

dat toegeschreven wordt aan de risicofactor (tabel 10.1).

Omdat in deze analyses gekeken wordt naar één risicofactor zonder

rekening te houden met andere risicofactoren kan de optelsom van alle

percentages boven de 100% uitkomen. Op zich begrijpelijk omdat bepaalde

risicofactoren vaak samen voorkomen (bijvoorbeeld overgewicht, hoog

cholesterol, hoge bloeddruk, of roken en alcohol gebruik) en dat bepaalde

factoren oorzakelijk het gevolg zijn van elkaar en dus eigenlijk hetzelfde

proces weerspiegelen. Bijvoorbeeld overgewicht leidt vaak tot vaak hoog

cholesterol en hoge bloeddruk. Hetzelfde geldt voor minder goede voeding

dat vaak leidt tot overgewicht, of bijvoorbeeld tot hoge bloeddruk.

Page 241: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa239

Tabel 10.1 Impact van risicofactoren op het aantal verloren jaren in goede gezondheid als gevolg van

hart- en vaatziekten in 2016 voor Nederland, naar geslacht

10.3.1.2 Vergelijking Nederland met 41 andere Europese landen: DALYs als gevolg van hart- en vaatziekten In figuur 10.1 tot en met 10.5 wordt respectievelijk voor de verhoogde bloed-

druk, minder goede voeding, verhoogd cholesterol, overgewicht en roken

de impact weergegeven voor 42 Europese landen op de verloren jaren in

goede gezondheid als gevolg van hart- en vaatziekten. Er is variatie tussen

de Europese landen in de mate van impact, de grootte in variatie wisselt

per risicofactor voor sommige risicofactoren rond de 15% en voor andere

risicofactoren grotere verschillen rond de 25%-30%. Daarnaast komt naar

voren dat factoren als verhoogde bloeddruk en minder goede voeding een

zeer grote impact hebben.

In tabel 10.2 is weergegeven hoe de ranking is van Nederland wat betreft de

impact van de risicofactoren ten opzichte van 41 Europese landen. Arbitrair

is gekozen voor een classificatie van ‘goed’, ‘gemiddeld’ en ‘kan beter’. Goed

wil zeggen dat het percentage van verloren levensjaren als gevolg van hart

en vaatziekten dat kan worden toegeschreven aan blootstelling aan een risi-

cofactor in Nederland laag is ten opzichte van de andere landen: Nederland

zit wat betreft percentage in het laagste kwart (op plek 1-10). Gemiddeld wil

zeggen dat het Nederlandse percentage in de ranking valt tussen plek 11 en

32. ‘Kan beter’ wil zeggen dat Nederland met haar percentage als gevolg

van hart- en vaatziekten dat kan worden toegeschreven aan een risico factor

hoog zit (in de ranking op plaats 33-42, het hoogte kwart).

De interpretatie is niet eenvoudig omdat de impact per land wordt bere-

Risicofactoren Impact voor mannen Impact voor vrouwen

Verhoogde bloeddruk 56,6% 52,0%

Minder goede voeding 46,1% 36,2%

Verhoogd cholesterol 26,5% 21,2%

Verhoogde Body Mass Index 18,4% 16,1%

Roken 15,4% 13,3%

Glucose intolerantie 14,6% 11,9%

Luchtverontreiniging 8,4% 6,4%

Lichamelijke inactiviteit 6,7% 6,1%

Alcohol gebruik 5,5% 2,1%

Verminderde nierfunctie 4,1% 4,5%

Beroepsblootstelling 2,2% 1,3%

Page 242: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa240

kend aan de hand van de prevalentie. Het aantal gevallen of personen met

een bepaalde ziekte op een bepaald moment (punt-prevalentie), ooit in

het leven (lifetime prevalentie) of in een bepaalde periode, bijvoorbeeld

per jaar (periode-prevalentie), absoluut of relatief. van de risicofactor in de

bevolking, de kans op het optreden van ziekte gegeven de risicofactor, de

ernst van de ziekte (wegingsfactor) en de sterftekans en dus verschillen tus-

sen landen het gevolg kunnen zijn van verschillen in elk van deze factoren.

Daarnaast kan het zijn dat Nederland voor een bepaalde risicofactor in de

ranking binnen Europa het label ‘goed’ heeft (bijvoorbeeld minder goede

voeding), terwijl in Nederland deze risicofactor een grote impact op het

aantal verloren levensjaren. Dus, er zijn in Europa veel landen waar de

impact van minder goede voeding op het aantal verloren levensjaren in

goede gezondheid groter is dan in Nederland, maar dat wil niet automa-

tisch zeggen dat voor Nederland deze risicofactor weinig impact heeft.

Andersom kan het ook. In vergelijking met andere Europese landen is bij-

voorbeeld de impact van luchtverontreiniging in Nederland groter, terwijl

in Nederland deze risicofactor niet in bij de top 5 hoort. De onderstaande

tabel vat de vergelijking en de ranking samen.

Tabel 10.2 Samenvatting van de ranking (tussen haakjes) van Nederland ten opzichte van 41 Europese

landen wat betreft percentage van verloren levensjaren als gevolg van hart- en vaatziekten dat

kan worden toegeschreven aan een risicofactor

Risicofactoren Ranking wat betreft Ranking wat betreft

impact voor mannen impact voor vrouwen

Verhoogde bloeddruk gemiddeld (19e) goed (10e)

Minder goede voeding goed (10e) goed (9e)

Verhoogd cholesterol goed(9e) goed (9e)

Verhoogde Body Mass Index goed (3e) goed (8e)

Roken goed (8e) kan beter (33e)

Glucose intolerantie kan beter (34e) gemiddeld (30e)

Luchtverontreiniging kan beter(34e) kan beter (34e)

Lichamelijke inactiviteit gemiddeld (11e) goed (4e)

Alcohol gebruik goed (9e) gemiddeld (15e)

Verminderde nierfunctie goed (7e) goed (4e)

Beroepsblootstelling goed( 2e) goed( 1e)

Page 243: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa241

Figuur 10.1 Impact (%) van verhoogde bloeddruk in de bevolking op het aantal aan hart- en

vaatziekten toegeschreven verloren jaren in goede gezondheid in 42 landen in Europa,

voor mannen en vrouwen

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Oek

raïn

eH

onga

rije

Estla

ndM

olda

vië

Lito

uwen

Bulg

arije

Roe

men

iëSl

ovak

ijeW

it-R

usla

ndM

alta

Pole

nK

roat

iëBo

snië

en

Her

zego

vina

Slov

enië

Luxe

mbu

rgT

jech

iëM

onte

negr

oFi

nlan

dLe

tland

Den

emar

ken

Alb

anië

Mac

edon

iëSe

rvië

Ned

erla

ndC

ypru

sR

usla

ndO

oste

nrijk

Ierl

and

Noo

rweg

enSp

anje

Italië

Zwed

enBe

lgië

Gri

eken

land

Fran

krijk

Dui

tsla

ndIs

raël

And

orra

Port

ugal

Ver

enig

d ko

nink

rijk

Zwits

erla

ndIJs

land

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Hon

gari

jeEs

tland

Mol

davi

ëO

ekra

ïne

Roe

men

iëM

alta

Bulg

arije

Lito

uwen

Bosn

ië e

n H

erze

govi

naSl

ovak

ijeW

it-R

usla

ndSe

rvië

Mon

tene

gro

Kro

atië

Finl

and

Pole

nA

lban

iëLe

tland

Rus

land

Mac

edon

iëT

jech

iëD

enem

arke

nSl

oven

iëIe

rlan

dBe

lgië

Oos

tenr

ijkIta

liëC

ypru

sD

uits

land

Luxe

mbu

rgZw

eden

Gri

eken

land

Ned

erla

ndN

oorw

egen

Isra

ëlV

eren

igd

koni

nkri

jkIJs

land

Span

jeFr

ankr

ijkA

ndor

raPo

rtug

alZw

itser

land

Page 244: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa242

Figuur 10.2 Impact (%) van minder goede voeding in de bevolking op het aantal aan hart- en

vaatziekten toegeschreven verloren jaren in goede gezondheid in 42 landen in Europa

voor mannen en vrouwen

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Wit-

Rus

land

Mol

davi

ëO

ekra

ïne

Slov

akije

Tje

chië

Lito

uwen

Hon

gari

jePo

len

Kro

atië

Letla

ndR

usla

ndBu

lgar

ijeIe

rlan

dEs

tland

Bosn

ië e

n H

erze

govi

naR

oem

enië

Mon

tene

gro

Cyp

rus

Finl

and

Alb

anië

Mal

taIJs

land

Slov

enië

Gri

eken

land

Serv

iëD

uits

land

Oos

tenr

ijkZw

itser

land

Zwed

enN

oorw

egen

Mac

edon

iëV

eren

igd

koni

nkri

jkN

eder

land

Italië

And

orra

Port

ugal

Belg

iëLu

xem

burg

Fran

krijk

Den

emar

ken

Span

jeIs

raël

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Mol

davi

ëO

ekra

ïne

Wit-

Rus

land

Slov

akije

Letla

ndLi

touw

enR

usla

ndT

jech

iëH

onga

rije

Kro

atië

Pole

nBu

lgar

ijeEs

tland

Bosn

ië e

n H

erze

govi

naR

oem

enië

Ierl

and

Alb

anië

Mon

tene

gro

Mal

taFi

nlan

dSe

rvië

Gri

eken

land

Oos

tenr

ijkZw

eden

Dui

tsla

ndC

ypru

sSl

oven

iëZw

itser

land

IJsla

ndN

oorw

egen

Mac

edon

iëIta

liëV

eren

igd

koni

nkri

jkN

eder

land

Port

ugal

Belg

iëFr

ankr

ijkD

enem

arke

nLu

xem

burg

And

orra

Isra

ëlSp

anje

Page 245: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa243

Figuur 10.3 Impact (%) van verhoogd cholesterolgehalte in de bevolking op het aantal aan hart- en

vaatziekten toegeschreven verloren jaren in goede gezondheid in 42 landen in Europa

voor mannen en vrouwen

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Wit-

Rus

land

Oek

raïn

eLi

touw

enIJs

land

Slov

akije

Hon

gari

jeR

usla

ndPo

len

Tje

chië

Mal

taLe

tland

Ierl

and

Cyp

rus

Mol

davi

ëG

riek

enla

ndZw

itser

land

Noo

rweg

enSe

rvië

Estla

ndBu

lgar

ijeV

eren

igd

koni

nkri

jkBo

snië

en

Her

zego

vina

Oos

tenr

ijkK

roat

iëD

uits

land

Finl

and

Roe

men

iëM

onte

negr

oBe

lgië

Zwed

enSl

oven

iëD

enem

arke

nA

lban

iëN

eder

land

Isra

ëlA

ndor

raFr

ankr

ijkSp

anje

Mac

edon

iëIta

liëLu

xem

burg

Port

ugal

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Oek

raïn

eW

it-R

usla

ndLi

touw

enSl

ovak

ijeR

usla

ndH

onga

rije

Letla

ndM

olda

vië

Tje

chië

Pole

nEs

tland

Mal

taBo

snië

en

Her

zego

vina

Bulg

arije

IJsla

ndK

roat

iëR

oem

enië

Finl

and

Zwits

erla

ndSe

rvië

Noo

rweg

enG

riek

enla

ndO

oste

nrijk

Zwed

enIe

rlan

dD

uits

land

Ver

enig

d ko

nink

rijk

Slov

enië

Den

emar

ken

Cyp

rus

Alb

anië

Belg

iëN

eder

land

Italië

Isra

ëlFr

ankr

ijkSp

anje

Mon

tene

gro

Port

ugal

Mac

edon

iëA

ndor

raLu

xem

burg

Page 246: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa244

Figuur 10.4 Impact (%) van verhoogde Body Mass Index in de bevolking op het aantal aan hart- en

vaatziekten toegeschreven verloren jaren in goede gezondheid in 42 landen in Europa

voor mannen en vrouwen

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Mol

davi

ëW

it-R

usla

ndR

usla

ndR

oem

enië

Hon

gari

jeM

alta

Estla

ndSl

ovak

ijePo

len

Mon

tene

gro

Serv

iëBu

lgar

ijeO

ekra

ïne

Lito

uwen

Mac

edon

iëG

riek

enla

ndK

roat

iëLe

tland

IJsla

ndV

eren

igd

koni

nkri

jkIe

rlan

dSl

oven

iëFi

nlan

dT

jech

iëC

ypru

sIs

raël

Luxe

mbu

rgD

uits

land

Span

jeBo

snië

en

Her

zego

vina

Port

ugal

Oos

tenr

ijkA

lban

iëZw

eden

Belg

iëA

ndor

raIta

liëD

enem

arke

nN

oorw

egen

Ned

erla

ndZw

itser

land

Fran

krijk

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Mol

davi

ëR

usla

ndW

it-R

usla

ndR

oem

enië

Oek

raïn

eEs

tland

Mac

edon

iëLe

tland

Slov

akije

Hon

gari

jeLi

touw

enBu

lgar

ijeM

onte

negr

oBo

snië

en

Her

zego

vina

Pole

nSe

rvië

Mal

taT

jech

iëK

roat

iëA

lban

iëV

eren

igd

koni

nkri

jkIs

raël

IJsla

ndSl

oven

iëG

riek

enla

ndFi

nlan

dD

uits

land

Ierl

and

Span

jePo

rtug

alO

oste

nrijk

Italië

Cyp

rus

Zwed

enN

eder

land

Belg

iëLu

xem

burg

Den

emar

ken

Zwits

erla

ndN

oorw

egen

Fran

krijk

And

orra

Page 247: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa245

Figuur 10.5 Impact (%) van roken in de bevolking op het aantal aan hart- en vaatziekten toege-

schreven verloren jaren in goede gezondheid in 42 landen in Europa voor mannen en

vrouwen

Mannen

Vrouwen

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Wit-

Rus

land

Oek

raïn

eR

usla

ndM

onte

negr

oBo

snië

en

Her

zego

vina

Mol

davi

ëLe

tland

Alb

anië

Bulg

arije

Mac

edon

iëC

ypru

sLi

touw

enPo

len

Gri

eken

land

Hon

gari

jeSe

rvië

Estla

ndSl

ovak

ijeK

roat

iëT

jech

iëR

oem

enië

Span

jeO

oste

nrijk

Den

emar

ken

And

orra

Luxe

mbu

rgIs

raël

Ierl

and

Belg

iëM

alta

Slov

enië

Dui

tsla

ndFr

ankr

ijkZw

itser

land

Ned

erla

ndPo

rtug

alIta

liëV

eren

igd

koni

nkri

jkFi

nlan

dN

oorw

egen

IJsla

ndZw

eden

%

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Mon

tene

gro

Bosn

ië e

n H

erze

govi

naD

enem

arke

nM

aced

onië

Ierl

and

Serv

iëH

onga

rije

Pole

nT

jech

iëN

eder

land

Kro

atië

Ver

enig

d ko

nink

rijk

Bulg

arije

IJsla

ndN

oorw

egen

Gri

eken

land

Zwits

erla

ndBe

lgië

Luxe

mbu

rgZw

eden

Roe

men

iëO

oste

nrijk

Dui

tsla

ndFr

ankr

ijkIs

raël

Slov

akije

Rus

land

Estla

ndA

ndor

raLe

tland

Italië

Slov

enië

Mal

taFi

nlan

dC

ypru

sSp

anje

Lito

uwen

Oek

raïn

eW

it-R

usla

ndA

lban

iëPo

rtug

alM

olda

vië

Page 248: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa246

10.3.2.1 DALYs als gevolg van alle ziekten Het Global Burden of Disease (GBD) consortium schatte dat in 2016 in

Nederland 930.328 levensjaren in goede gezondheid voor mannen en

695.626 levensjaren in goede gezondheid voor vrouwen verloren zijn

gegaan als gevolg van alle ziekten. Voor de Nederlandse mannen bestaat de

top 5 factoren die de grootste impact hebben op het aantal verloren jaren in

goede gezondheid als gevolg van alle ziekten uit roken, minder goede voe-

ding, verhoogde bloeddruk, overgewicht en gestoorde glucose tolerantie.

Voor vrouwen zijn dat roken, verhoogde bloeddruk, minder goede voeding,

overgewicht en gestoorde glucose tolerantie (zie tabel 10.3).

Tabel 10.3 Impact van risicofactoren op het aantal verloren jaren in goede gezondheid in 2016 als gevolg

van alle ziekten voor Nederland, naar geslacht

Risicofactoren Impact voor mannen Impact voor vrouwen

Roken 15,3% 10,2%

Minder goede voeding 10,3% 6,4%

Verhoogde bloeddruk 9,5% 6,9%

Verhoogde Body Mass Index 7,2% 6,3%

Glucose intolerantie 6,8% 5,4%

Beroepsblootstelling 6,3% 2,5%

Alcohol gebruik 6,0% 2,7%

Verhoogd cholesterol 4,1% 2,6%

Luchtverontreiniging 2,7% 1,9%

Verminderde nierfunctie 1,6% 1,5%

Lichamelijke inactiviteit 1,2% 0,9%

Resultaten weergeven als percentage van het totale aantal verloren levensjaren in goede gezondheid dat

toegeschreven wordt aan de risicofactor

Page 249: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa247

10.3.2.2 Vergelijking Nederland met 41 andere Europese landen: DALYs als gevolg van alle ziekten in 2016In de onderstaande tabel is weergegeven hoe de ranking is van Nederland

wat betreft de hoogte van het percentage ten opzichte van 41 Europese

landen. Tabel 10.4 vat deze gegevens samen.

Tabel 10.4 Samenvatting van de ranking van Nederland ten opzichte van 41 Europese landen wat betreft

percentage van het verloren gezonde levensjaren als gevolg van alle ziekten dat kan worden

toegeschreven aan een risicofactor in 2016

Risicofactoren Ranking wat betreft Ranking wat betreft

impact voor mannen impact voor vrouwen

Roken gemiddeld (21e) kan beter (39e)

Minder goede voeding goed (8e) goed (6e)

Verhoogde bloeddruk goed(6e) goed (7e)

Verhoogde Body Mass Index goed (5e) gemiddeld (16e)

Glucose intolerantie gemiddeld (26e) goed (9e)

Alcohol gebruik goed (9e) goed (10e)

Beroepsblootstelling kan beter (40e) kan beter (33e)

Verhoogd cholesterol goed (6e) goed (2e)

Luchtverontreiniging gemiddeld (18e) gemiddeld (19e)

Verminderde nierfunctie goed (8e) goed (5e)

Lichamelijke inactiviteit goed(2e) goed(1e)

Page 250: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa248

Gebruikte literatuur

1. GBD 2015 DALYs and HALE Collaborators. Global, regional, and national disability-

adjusted life-years (DALYs) for 315 diseases and injuries and healthy life expectancy

(HALE), 1990-2015: a systematic analysis for the Global Burden of Disease Study

2015. Lancet 2016;;388:1603-1658.

2. GBD 2016 Risk Factors Collaborators. Global, regional, and national comparative risk

assessment of 84 behavioural, environmental and occupational, and metabolic risks or

clusters of risks, 1990-2016: a systematic analysis for the Global Burden of Disease

Study 2016. Lancet 2017;390:1345-1422.

3. www.volksgezondheidenzorg.info/ranglijst/

ranglijst-ziekten-op-basis-van-ziektelast-dalys

Page 251: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa249

Bijlage 10.1

Beschrijving van de definities van de risicofactoren zoals weergegeven door

GBD consortium. Met opzet niet vertaald om verwarringen door vertaling

te voorkomen. (www.healthdata.org/terms-defined)

Luchtverontreiniging Ambient concentration of particles with an aerodynamic diameter

smaller than 2·5 μm at levels greater than 5.8-8.8 μg/m³

Alcohol gebruik Any alcohol use

Roken Any tobacco smoking

Verminderde nierfunctie Geen definitie gegeven

Glucose intolerantie Fasting plasma higher than 4.9-5.3 mmol/L

Verhoogd cholesterol gehalte Total cholesterol greater than 3.8-4.0 mmol/L

Verhoogde bloeddruk Blood pressure higher than 110-115 mm Hg

Verhoogde BMI Body mass index higher than 21.0-23·0 kg/m²

Lichamelijke inactiviteit Less than 8,000 metabolic equivalent (MET)-minutes per week, with

one MET being the energy spent while sitting quietly.

Minder goede voeding Combinatie van verschillende aspecten:

- Diet high in processed meat: Consumption of any processed meat

(includes meat preserved by smoking, curing, salting, or addition of

chemical preservatives, includes bacon, salami, sausages, or deli or

luncheon meats like ham, turkey, and pastrami).

- Diet high in red meat : Consumption of more than 1 serving (4 oun-

ces total) per week of red meat (includes beef, pork, lamb, and goat

but excludes poultry, fish, eggs, and all processed meats).

- Diet high in sodium : Consumption of more than 1,000 milligrams of

sodium per day.

- Diet high in sugar-sweetened beverages :Consumption of any bever-

age with ≥50 calories of sugar per one-cup serving, including car-

bonated beverages, sodas, energy drinks, fruit drinks but excluding

100% fruit and vegetable juices.

- Diet high in trans fatty acids: Consumption of more than 0.5% of

total calories from trans fatty acids (includes trans fat from all sour-

ces, mainly hydrogenated vegetable oils and animal products).

- Diet low in calcium :Intake of less than 1200 milligrams of calcium

per day from all sources, including milk, yogurt, and cheese.

- Diet low in fiber :Consumption of less than 30 grams of fiber per day

from all sources including fruits, vegetables, grains, legumes, and

pulses.

Page 252: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Impact van risicofactoren op DALYs in Europa250

- Diet low in fruits :Consumption of less than 3 servings (11 ounces

total) of fruits per day (includes fresh, frozen, cooked, canned, or

dried fruit but excludes fruit juices and salted or pickled fruits).

- Diet low in milk : Consumption of less than 2 cups per day of milk

including non-fat, low-fat, and full-fat milk but excluding soy milk

and other plant derivatives.

- Diet low in nuts and seeds :Consumption of less than 4 servings

(4 ounces total) of nuts and seeds per week, such as peanut butter.

- Diet low in polyunsaturated fatty acids : Less than 12% of total calo-

ries from polyunsaturated fatty acids (includes polyunsaturated fatty

acids from all sources, including liquid vegetable oils such as soybean

oil, corn oil, and safflower oil).

- Diet low in seafood omega-3 fatty acids : Less than 250 mg/ day

of seafood omega-3 fatty acids (eicosapentaenoic acid and docosa-

hexaenoic acid) in tablet or fish form.

- Diet low in vegetables : Consumption of less than 4 servings

(14 ounces total) of vegetables per day (includes fresh, frozen,

cooked, canned, or dried vegetables including legumes but excluding

salted or pickled, juices, nuts and seeds, and starchy vegetables such

as potatoes or corn).

- Diet low in whole grains: Consumption of less than 2.5 servings

(4 ounces total) per day of whole grains (bran, germ, and endosperm

in their natural proportions) from breakfast cereals, bread, rice,

pasta, biscuits, muffins, tortillas, pancakes, and others.

Page 253: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Regionale verschillen251

11 Regionale verschillen in gezondheidsindicatoren in relatie tot hart- en vaatziekten

H. Giesbers

Centrum Kennisintegratie Volksgezondheid en Zorg, RIVM, Bilthoven

11.1 Inleiding

Het RIVM heeft diverse gegevensbestanden gebruikt met relevante indica-

toren voor hart- en vaatziekten. Hierbij worden GGD-regio’s of gemeenten

vergeleken met het gemiddelde in Nederland.

In het vorige boek Hart- en vaatziekten in Nederland 2016 zijn reeds kaar-

ten naar GGD-regio met de sterfte aan ischemische hartziekten, beroerte,

hartfalen en totaal hart- en vaatziekten (hoofdstuk 1.3) gepubliceerd.

In dit boek worden de volgende indicatoren in kaart gebracht:

Algemeen — Goed ervaren gezondheid

— Beperkt in activiteit door gezondheidsproblemen

— Levensverwachting bij geboorte

— Zorgkosten

Leefstijl- en risicofactoren voor hart- en vaatziekten — Rokers

— Voldoen aan de beweegnorm

— Overgewicht

— Obesitas

Gebruik medicatie voor — Hart- en vaatziekten

— Hoog cholesterol en hoge bloeddruk

Page 254: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Regionale verschillen252

11.2 Regionale verschillen

11.2.1 Algemene indicatorenOp basis van de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 is de

‘Goed ervaren gezondheid’ en ‘Beperkt in activiteiten door gezondheids-

problemen’ in kaart gebracht. Op basis van CBS-Doodsoorzakenstatistiek is

de levensverwachting bij geboorte in kaart gebracht en op basis van Vektis

declaratiegegevens de gestandaardiseerde zorgkosten (figuur 11.1).

Goed ervaren gezondheidIn 2016 geeft gemiddeld 75,6% van de volwassenen van 19 jaar en ouder aan,

dat zij hun eigen gezondheid als (zeer) goed ervaren. In de GGD-regio’s

Fryslân, Hollands Midden, IJsselland en Kennemerland ervaart meer dan

78% van de bevolking zijn of haar gezondheid als (zeer) goed. Het minst

positief over hun gezondheid is de bevolking in Zuid-Limburg (69,5%).

Beperkt in activiteiten door gezondheidsproblemenGemiddeld geeft in 2016 32,9% van de volwassenen van 19 jaar en ouder aan

door gezondheidsproblemen beperkt te zijn in activiteiten die ze gewoon-

lijk doen. Het gaat om gezondheidsproblemen die al minstens zes maanden

bestaan. In de GGD-regio Zuid-Limburg is het percentage het hoogst

(38,3%). Zuid-Holland scoort het laagst (29,4%).

LevensverwachtingDe gemiddelde levensverwachting in Nederland voor de periode 2011-2014

is 81,3 jaar. In het noorden van Nederland en in de grotere steden is de

levensverwachting over het algemeen lager. Gemeenten met een hogere

levensverwachting liggen meer verspreid over het land.

ZorgkostenIn deze kaart zijn de zorgkosten die vergoed worden vanuit de basisverze-

kering per gemeente te zien. De gemiddelde zorgkosten vanuit de basisver-

zekering in Nederland zijn 2.204 euro per verzekerdenjaar.

In de grensgebieden liggen de kosten van verzekerde zorg (basisverzeke-

ring) bijna overal hoger dan het Nederlands gemiddelde. In Noordoost-

Nederland, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen zijn de zorgkosten per

verzekerdenjaar het hoogst. Gebieden waar de zorgkosten per verzekerden-

jaar een stuk lager zijn dan het Nederlands gemiddelde liggen voorname-

lijk in het noordwesten en midden van het land.

Page 255: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Regionale verschillen253

Figuur 11.1 Goed ervaren gezondheid per GGD-regio 2016 (1), Beperkt in activiteiten door

gezondheidsproblemen per GGD-regio 2016 (1), Levensverwachting bij geboorte

per gemeente 2011-2014 (2), Zorgkosten per gemeente gestandaardiseerd naar

leeftijd en geslacht 2014 (3)

Bronnen 1. Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 GGD’en, CBS en

RIVM, 2. Doodsoorzakenstatistiek CBS bewerkt door RIVM, 3. Vektis

Levensverwachting bij geboorte Zorgkosten

Percentage69,5 - 71,771,7 - 75,075,0 - 77,377,3 - 78,9

Jaren78,3 - 81,081,0 - 83,0

≥ 83,0

Kosten in euro's< 2.000

2.000 - 2.2002.200 - 2.400

≥ 2.400

Percentage29,4 - 30,730,7 - 33,133,1 - 35,835,8 - 38,3

Goed ervaren gezondheid Beperkt in activiteiten door gezondheidsproblemen

Page 256: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Regionale verschillen254

11.2.2 Leefstijl- en risicofactoren voor hart- en vaatziektenOp basis van de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 zijn de

onderwerpen roken, Norm gezond bewegen, Overgewicht en Obesitas per

GGD in kaart gebracht (figuur 11.2).

RokenIn 2016 rookt (exclusief e-sigaret) 20,5% van de Nederlandse bevolking

van 19 jaar en ouder. Het percentage rokers is niet gelijk verdeeld over

Nederland. In enkele verstedelijkte gebieden in de Randstad (regio

Rotterdam-Rijnmond en regio Amsterdam) en de landelijke GGD-regio’s in

het noorden (Groningen en Drenthe) van het land wordt het meest gerookt.

Het percentage rokers is het hoogst in de GGD-regio Amsterdam (25,4%). In

de regio Gooi- en Vechtstreek wordt het minst gerookt (17,3%).

Norm gezond bewegenGemiddeld gezien voldoet 63,0% van de bevolking van 19 jaar en ouder aan

de beweegnorm. De beweegnorm, of Nederlandse Norm Gezond Bewegen

(NNGB), houdt voor volwassenen in dat ten minste vijf dagen per week

minimaal 30 minuten per dag matig intensief wordt bewogen. In de GGD-

regio’s Hollands Noorden en Twente (beide 67%) is het percentage mensen

dat voldoet aan de beweegnorm het hoogst.

OvergewichtIn Nederland is gemiddeld 48,9% van de volwassenen van 19 jaar en ouder

te zwaar. Dat wil zeggen dat deze personen een BMI van 25 kg/m2 of hoger

hebben. Het percentage volwassenen met overgewicht is het laagst in de

GGD-regio Amsterdam (40,7%). Ook in de regio Gooi en Vechtstreek is het

aandeel volwassenen met overgewicht lager dan in de rest van Nederland

(42,9%). Het percentage volwassenen met overgewicht is het hoogst in de

GGD regio’s Drenthe, Flevoland, Zuid-Limburg en Twente. In deze regio’s

kampt ruim 52% met overgewicht.

ObesitasIn Nederland heeft gemiddeld 13,8% van de volwassenen van 19 jaar en

ouder ernstig overgewicht. Dat wil zeggen dat deze personen een BMI

van 30 kg/m2 of hoger hebben. In de GGD-regio’s Gooi en Vechtstreek en

Amsterdam is het percentage volwassenen van 19 jaar en ouder met obesitas

het laagst (respectievelijk 10,3 en 11,6%). Het hoogst scoort de GGD-regio

Zuid-Limburg (ruim 16%).

Page 257: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Regionale verschillen255

Figuur 11.2 Roken, Norm Gezond Bewegen, Overgewicht en Obesitas per GGD-regio 2016

Bron Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 GGD’en, CBS en RIVM

Overgewicht Obesitas

Percentage17,3 - 18,818,8 - 20,120,1 - 22,322,3 - 25,4

Percentage55 - 5858 - 6262 - 6464 - 67

Percentage Percentage40,7 - 44,044,0 - 48,648,6 - 51,151,1 - 52,9

10,3 - 11,711,7 - 13,413,4 - 15,015,0 - 16,4

Roken Norm gezond bewegen

Page 258: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Regionale verschillen256

11.2.3 Gebruik medicatie voor hart- en vaatziektenDe GIP-databank van het Zorginstituut Nederland gebruikt het ATC-

classificatiesysteem dat door de WHO is vastgesteld. Geneesmiddelen voor

hart- en vaatziekten vallen onder code C (Cardiaca), waaronder cholesterol-

verlagers C10, en bloeddrukverlagers zoals middelen renine-angiotensine

C9, beta-blokkers C7, diuretica C3 en Calcium-antagonisten C8. Deze zes

onderwerpen zijn voor de leeftijdsgroep 65 jaar en ouder per gemeente in

kaart gebracht. Het betreft voorlopige cijfers van 2015.

Gemiddeld gebruikt in Nederland 69% van alle personen van 65 jaar en

ouder geneesmiddelen voor hart- en vaatziekten. Voor geneesmiddelen

ter verlaging van het cholesterol gaat het om gemiddeld 40%. In Noord-

Brabant, kop van Noord-Limburg, Twente en hoge noorden van het land

worden gemiddeld meer geneesmiddelen gebruikt (figuur 11.3).

Van de bloeddrukverlagers worden de middelen renine-angiotensine

(40%) het meest frequent voorgeschreven onder 65-plussers, gevolgd

door bèta-blokkers (36%), diuretica (26%) en calcium-antagonisten (19%).

Bloeddrukverlagers worden het meest gebruikt in Overijssel (figuur 11.4).

Figuur 11.3 Medicatiegebruik door personen van 65 jaar en ouder per gemeente 2015 (voorlo-

pige cijfers): Hartvaatstelsel en Cholesterolverlagers

Bron GIP-databank/ Zorginstituut Nederland via CBS-Statline

Percentage52,1 - 63,163,2 - 66,866,9 - 69,869,9 - 72,872,9 - 78,6

Percentage23,7 - 33,133,1 - 37,437,4 - 41,041,0 - 44,944,9 - 57,4

Hartvaatstelsel Cholesterolverlagers

Page 259: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Regionale verschillen257

Figuur 11.4 Medicatiegebruik door personen van 65 jaar en ouder per gemeente 2015

(voorlopige cijfers): Middelen renine-angiotensine, Bèta-Blokkers, Diuretica en

Calcium-antagonisten

Bron GIP-databank/ Zorginstituut Nederland via CBS-Statline

Percentage27,3 - 35,035,0 - 38,838,8 - 41,341,3 - 44,444,4 - 52,5

Percentage17,6 - 22,122,1 - 25,125,1 - 27,927,9 - 31,331,3 - 37,5

Middelen renine-angiotensine Beta-Blokkers

Diuretica Calcium-antagonisten

Percentage11,8 - 16,016,0 - 17,717,7 - 19,119,1 - 21,221,2 - 25,5

Percentage20,3 - 27,227,2 - 31,331,3 - 34,234,2 - 37,737,7 - 44,1

Page 260: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

258

Page 261: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

ICD-codes259

Bijlage A Beschrijving ICD-codes

Beschrijving van tien ziektecategorieën binnen de hart- en vaatziekten

Conform voorgaande jaren zijn de hart- en vaatziekten in dit rapport in 10

groepen onderverdeeld. Tot op heden werd er door de Hartstichting gebruik

gemaakt van de indeling voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO.

Vanaf dit cijferboek maakt de Hartstichting gebruik van dezelfde indeling

voor hart- en vaatziekten als het CBS en het RIVM om zo tot vergelijkbare

cijfers te komen. Wat dat voor gevolgen heeft voor de 10 groepen kunt u in

onderstaand overzicht vinden. In cursief staan de aanvullende codes van ziek-

tebeelden die onder de TNO indeling ook bij de desbetreffende groep hoorde.

In bijlage 1 op 25 treft u de sterftecijfers conform de TNO indeling.

1. ISCHEMISCHE HARTZIEKTENICD-9

Acuut hartinfarct (410); Overige acute en subacute vormen van ischemische

hartziekten (411); Oud hartinfarct (412); Angina pectoris (413); Andere

vormen van chronische ischemische hartziekten (414)

ICD-10

Angina pectoris (I20); Acuut hartinfarct (I21); Recidief hartinfarct (I22);

Bepaalde actuele complicaties na acuut hartinfarct (I23); Overige acute

ischemische hartziekten (I24); Chronische ischemische hartziekte (I25)

2.CEREBROVASCULAIRE AANDOENINGENICD-9

Subarachnoïdale bloeding (430); Intracerebrale bloeding (431); Overige

en niet-gespecificeerde intracraniale bloedingen (432); Afsluiting en

stenose van precerebrale arteriën (433); Afsluiting van cerebrale arteriën

(434); Transiënte cerebrale ischaemie (435); Acute, niet scherp omschreven

cerebrovasculaire aandoeningen (436); Overige en niet scherp omschreven

cerebrovasculaire aandoeningen (437); Late gevolgen van cerebrovasculaire

aandoeningen (438)

ICD-10

Subarachnoïdale bloeding (I60); Intracerebrale bloeding (I61); Overige niet-

traumatische intracraniale bloeding (I62); Cerebraal infarct (I63); Beroerte,

niet gespecificeerd als bloeding of infarct (I64); Occlusie en stenose van

Page 262: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

ICD-codes260

precerebrale arteriën, niet resulterend in cerebraal infarct (I65); Occlusie

en stenose van cerebrale arteriën, niet resulterend in cerebraal infarct (I66);

Overige cerebrovasculaire ziekten (I67); Late gevolgen van cerebrovasculaire

ziekte (I69)

TNO indeling: + Transient ischaemic attack en verwante syndromen (G45)

3. ARTERIEEL VAATLIJDENICD-9

Arterioveneuze fistel en aneurysma van de longslagader (417.0 en 417.1);

Aneurysma van de aorta (441); Overige aneurysmata (442); Claudicatio inter-

mittens (443.9)*; Arteriële embolie en trombose (444); Polyarteritis nodosa

en verwante aandoeningen (446); Overige aandoeningen van arteriën en

arteriolen (447)

ICD-10

Arterioveneuze fistel van longvaten (I28.0); Aneurysma van longarterie

(I28.1); Aneurysma en dissectie van aorta (I71); Overige aneurysmata (I72);

Claudicatio intermittens (I73.9)*; Arteriële embolie en thrombose (I74);

Overige aandoeningen van arteriën en arteriolen (I77)

TNO indeling: + Polyarteritis nodosa en verwante aandoeningen (M30) & Overige

necrotiserende vaataandoeningen (M31)* In TNO indeling is Claudicatio Intermittens onder Overige ziekten van het vaatstelsel

en lymfewegen ingedeeld.

4. REUMATISCHE HARTZIEKTEN EN KLEPGEBREKEN ICD-9

Acuut gewrichtsreuma zonder vermelding van hartaandoening (390);

Acuut gewrichtsreuma met hartaandoening (391); Reumatische chorea

(392); Chronische reumatische pericarditis (393); Aandoeningen van de

mitralisklep (394); Aandoeningen van de aortaklep (395); Aandoeningen

van de mitralis -en aortakleppen (396); Aandoeningen van andere endo-

cardstructuren (397); Overige reumatische hartaandoeningen (398); Overige

aandoeningen van het endocard (424)

ICD-10

Acuut reuma zonder vermelding van hartaandoening (I00); Acuut reuma

met hartaandoening (I01); Reumatische chorea (I02); Reumatische aandoe-

ningen van mitralisklep (I05); Reumatische aandoeningen van aortaklep

(I06); Reumatische aandoeningen van tricuspidalisklep (I07); Multipele

klepaandoeningen (I08); Overige reumatische hartziekten (I09); Niet-

reumatische mitralisklepaandoeningen (I34); Niet-reumatische aortaklep-

Page 263: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

ICD-codes261

aandoeningen (I35); Niet-reumatische tricuspidalisklepaandoeningen (I36);

Pulmonalisklepaandoeningen (I37)

5. INFECTIEUZE HARTZIEKTENICD-9

Acute pericarditis (420); Acute en subacute endocarditis (421); Acute

myocarditis (422); Overige aandoeningen van het pericard (423)

TNO indeling: + Cardiovasculaire syfilis (093)

ICD-10

Endomyocardiale (eosinofiele) ziekte (I42.3); Acute pericarditis (I30);

Overige ziekten van pericard (I31); Acute and subacute endocarditis (I33);

Endocarditis, klep niet gespecificeerd (I38); Acute myocarditis (I40)

TNO indeling: + Cardiovasculaire syfilis (A52.0)

7. OVERIGE HARTZIEKTENICD-9

Acute pulmonale hartaandoening (415); Chronische pulmonale hartaandoe-

ning (416); Cardiomyopathie (425); Geleidingsstoornissen (426); Cardiale

dysritmieën (427); Hartfalen (428); Niet scherp omschreven ziektebeelden

en complicaties van hartziekten (429)

TNO indeling: + Afwijking bij cardiovasculair functie-onderzoek (794.3)

ICD-10

Longembolie (I26); Overige pulmonale hartziekten (I27); Cardiomyopathie

met hartdilatatie (I42.0); Obstructieve hypertrofische cardiomyopathie

(I42.1); Overige hypertrofische cardiomyopathie (I42.2); Endocardiale fibro-

elastosis (I42.4); Overige restrictieve cardiomyopathie (I42.5); Alcoholische

cardiomyopathie (I42.6); Cardiomyopathie door geneesmiddelen en

andere uitwendige agentia (I42.7); Overige cardiomyopathieën (I42.8);

Cardiomyopathie, niet gespecificeerd (I42.9); Atrioventriculair block en

linker-bundeltakblock (I44); Overige geleidingsstoornissen (I45);

Hartstilstand (I46); Paroxysmale tachycardie (I47); Atriumfibrillatie

en -flutter (I48); Overige hartritmestoornissen (I49); Hartfalen

(I50); Complicaties en slecht omschreven hartziekten (I51); Post-

cardiotomiesyndroom (I97.0); Overige functionele stoornissen na hart-

chirurgie (I97.1); Overige aandoeningen van hart en vaatstelsel na een

medische verrichting, niet elders geclassificeerd (I97.8); Aandoening van

hart en vaatstelsel na een medische verrichting, niet gespecificeerd (I97.9)

TNO indeling: + Afwijkende uitslagen van cardiovasculair functie-onderzoek (R94.3)

Page 264: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

ICD-codes262

8. ATHEROSCLEROSE EN /OF HYPERTENSIEICD-9

Essentiële hypertensie (401); Hartziekte ten gevolge van hypertensie (402);

Nierziekte ten gevolge van hypertensie (403); Hart -en nierziekten ten gevol-

ge van hypertensie (404); Secundaire hypertensie (405); Atherosclerose (440)

ICD-10

Essentiële (primaire) hypertensie (I10); Hypertensieve hartziekte (I11);

Hypertensieve nierziekte (I12); Hypertensieve hart -en nierziekte (I13);

Secundaire hypertensie (I15); Atherosclerose (I70)

9. VENEUS VAATLIJDENICD-9

Flebitis en tromboflebitis (451); Vena portae trombose (452); Overige

veneuze embolie en trombose (453); Varices van de onderste extremiteiten

(454); Hemorroïden (455); Varices op overige localisaties (456)

ICD-10

Flebitis en tromboflebitis (I80); Trombose van vena portae (I81); Overige

veneuze embolie en trombose (I82); Varices van de onderste extremiteiten

(I83); Hemorroïden (I84); Slokdarmvarices (I85); Varices op overige lokalisa-

ties (I86); Overige aandoeningen van venen (I87)

10. OVERIGE ZIEKTEN VAN HET VAATSTELSEL EN DE LYMFEWEGENICD-9

Overige aandoeningen van de longcirculatie (417.8 en 417.9); Syndroom van

Raynaud (443.0); Tromboangitis obliterans (443.1); Overige arteriele dissectie

(443.2); Overige gespecificeerde perifeer vasculaire ziekten (443.8); Ziekten

van capillairen (448); Niet-infectieuze aandoeningen van de lymfewegen

(457); Hypotensie (458); Overige ziekten van de tractus circulatorius (459)

TNO indeling: + Tuberculose van de perifere lymfeklieren (017.2); Hemangioom en

lymfangioom (228); Lymfadenitis (289.1, 289.2 en 289.3); Vasculaire insufficiëntie van

de darm (557); Syncope en collaps (780.2); Oedeem (782.3); Cyanose (782.5); Bleekheid

en opvliegingen (782.6); Symptomen van het hart en vaatstelsel (785); Pijn op de borst

(786.5); Splenomegalie (789.2)

ICD-10

Overige gespecificeerde ziekten van longvaten (I28.8); Ziekte van longvaten,

niet gespecificeerd (I28.9); Syndroom van Raynaud (I73.0); Tromboangitis

obliterans (I73.1); Overige gespecificeerde perifeer vasculaire ziekten

(I73.8); Ziekten van capillairen (I78); Niet-specifieke lymfadenitis (I88);

Page 265: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

ICD-codes263

Overige niet-infectieuze aandoeningen van lymfevaten en lymfeklieren

(I89); Hypotensie (I95); Lymfoedeem na mastectomie (I97.2); Overige en niet

gespecificeerde aandoeningen van hart en vaatstelsel (I99)

TNO indeling: + Tuberculeuze perifere lymfadenopathie (A18.2); Hemangioom en lym-

fangioom, elke lokalisatie (D18); Vaataandoeningen van de darm (K55); Afwijkingen

van de hartslag (R00); Hartgeruisen en overige geluiden van cardiale oorsprong (R01);

Gangreen (R02); Pijn op de borst bij ademhaling (R07.1); Precordiale pijn (R07.2);

Overige pijn op de borst (R07.3); Pijn op de borst, niet gespecificeerd (R07.4); Overige

gespecificeerde symptomen en tekenen betreffende hart en vaatstelsel en luchtwegen

(R09.8); Splenomegalie (R16.1); Cyanose (R23.0); Bleekheid (R23.1); Opvliegingen

(R23.2); Syncope en collapse (R55); Cardiogene shock (R57.0); Bloeding (R58); Vergrote

lymfeklieren (R59); Oedeem (R60)

TNO indeling: AANGEBOREN HARTAFWIJKINGEN EN VAATAFWIJKINGENICD-9

Congenitale afwijkingen van bulbus cordis en sluiting van het hartseptum (745);

Overige congenitale afwijkingen van het hart (746); Overige congenitale afwijkingen

van de tractus circulatorius (747)

ICD-10

Persisterende foetale circulatie (P29.3); Congenitale misvormingen van hartcompar-

timenten en verbindingen (Q20); Congenitale misvormingen van hartsepta (Q21);

Congenitale misvormingen van pulmonalis -en tricuspidaliskleppen (Q22); Congenitale

misvormingen van aorta -en mitraliskleppen (Q23); Overige congenitale misvormingen

van hart (Q24); Congenitale misvormingen van grote arteriën (Q25); Congenitale

misvormingen van grote venen (Q26); Overige congenitale misvormingen van perifeer

vaatstelsel (Q27); Overige congenitale misvormingen van hart en vaatstelsel (Q28)

Page 266: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

ICD-codes264

Overig: DEMENTIEICD-10

Dementie in Alzheimer (F00); Vasculaire dementie (F01); Dementie in ove-

rige ziekten (F02); Dementie zonder nadere specificatie (F03); de ziekte van

Alzheimer (G30); Seniele hersendegeneratie (G31.1); Overige degeneratieve

ziekten van het zenuwstelsel (G31.8)

CHRONISCHE NIERZIEKTENICD-10

Chronische nierziekte (N18); Niet gespecificeerde nierinsufficiëntie (N19)

DIABETESICD-10

Type I diabetes mellitus (E10); Type II diabetes mellitus (E11); Diabetes

mellitus verband houdend met ondervoeding (E12); Overige gespecifieerde

vormen van diabetes (E13); Niet-gespecificeerde diabetes mellitus (E14);

Neonatale diabetes mellitus (P70.2); Diabetes mellitus tijdens zwanger-

schap (O24)

Page 267: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

InhoudsopgaveVoorwoord 3

Samenstelling van de ‘Werkgroep Cijfers’ 5

1. Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten 7

2. Hartinfarct 45

3. Prognose na ziekenhuisopname voor hartfalen 61

4. Ziekte en sterfte aan beroerte 71

5. Boezemfibrilleren 101

6. Ingrepen bij hartritmestoornissen 121

7. Zout, bloeddruk en hart- en vaatziekten 131

8. Leefstijl en risicofactoren voor hart- en vaatziekten in bevolkingsgroepen met verschillende migratieachtergrond 153

9. Kenmerken van deelnemers aan hartrevalidatieprogramma’s 199

10. Europese vergelijking van impact van risicofactoren op het aantal verloren levensjaren in goede gezondheid in Nederland 235

11. Regionale verschillen in gezondheidsindicatoren in relatie tot hart- en vaatziekten 251

Bijlagen

A Beschrijving ICD-codes van de tien ziektecategorieën binnen de hart- en vaatziekten 259

Colofon

Zetwerk: G3M Grafisch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Druk: G3M Grafisch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Uitgave: 2017

ISBN: 978-90-75131-81-9

NUR 870

Page 268: Hart- en vaatziekten in Nederland 2017€¦ · Hart- en vaatziekten in Nederland 2017 Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte 4.61712 RP90 Dit boek is vervaardigd

Hart- en vaatziekten in Nederland 2017

Cijfers overleefstijl, risicofactoren,ziekte en sterfte

4.61

712

RP9

0 D

it bo

ek is

ver

vaar

digd

uit

chlo

or- e

n zu

urvr

ij pa

pier

.

Hart- en vaatziekten in N

ederland 2017